Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1701

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 14 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Econdmisch-Stâtist.ische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCTN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 14 ‘DECEMBER 1949

No. 1701

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W.Lambers; J. Tinbergen;

F.de Vries.

Redacteur-Secretaris: C. 9an den Berg.

Pl. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

F. Versichelen.
Gegevens over adrssen, abonne,zenten enz. op de laatste

bladzijde’oan dit nummer.

JKHOUD:
Blz.

De artikelen van deze week

………………..
987

Sommaire,

summries

……………………..
987

De Nederlandse dollarbonus
door A. W. Bastiaanse
988

Een der wegen tot de economische eenheid van
Europa door Dr H.

D.

Salinger

…………..
991

Beleggingen der Nederlandse levensverzekeringmaat-
schappijen in 1948
door L. oan Zwol …………
993

Recente ontwikkeling van de handelspolitiek der

Verenigde Staten (II)
door DrJ. Kau/mann ……
995

Aantekening:
Japan’s

economisch

horto1

……………………..
998

Internationale

notities:
Italiaanse

landbouwpiannen
……………………….
999

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………………….
999

De Belgische geld- en kapitaalmarkt in November
1949 door

V.

Van Roinpuy ………………….
1000

G r a f i e k e n :
Do Ontwikkeling van do buitenlandse handel van Nodorland
1001
Do ontwikkeling van dc buitenlandse handel van flolgië
. .
1001

Statistieken:

.
Bankstatoii

………………………………….
1002

DEZER DAGEN

aanvaardde de Tweede Kamer van de Nederlandse Staten-
Generaal inet 71 tegen 29 stemmen debij de Ronde Tafel
Conferentie aangaande Indonesië verkregen afspraken. De
overdracht van de souvereiniteit is daarmee zeer dichtbij
gekomen, althans wat de Nederlandse stappen. beti’èft.

Zijn we ‘met deze stappen de hoek omgeslagen, waardoor
we uit de kille wind van het misverstand zijn? Of in Sta-

ring’s termen: ,,Het stormen is over, de buien zijn heen,
wat ritselt in .’t lover, is Zephyr alleen”. Dichterlijke blij-
heid of dichterlijke vrijheid?

Enige luwte bleek althans bij de beraadslagingen ‘van
de Verenigde Naties over het Indonesisch probleem. Men ‘zal niet, als een Aeolus, uit alle hoeken blazen om de par-

tijen, die trachten op het reisdoel af te stevenen, opnieuw

te verstrooien. Al blijft er gestage tegenwind uit één rich-
ting: maar dat betreft niet alleen de Indonesische quaestie.
De twee bekende groeperingen hebben zich bij de meeste
debatten van de juist gesloten algemene vergadering weer

met een nauwkeurigheid tegenover elkaar opgesteld, die
aan de prenten der zeventiende eeuwse zeeslagen herinnert.
Elke vice-admiraal tegenover zijn ,,opposite-number” van
de tegenpartij en volle laag voor volle laag.

Eén volle laag heeft men gezamenlijk gericht, maar die
is, op het oog, nog ongelukkiger terechtgekomen. Tot inter-
nationalisatie van Jeruzalem is door de Assemblée besloten.

De beide daarbij ten nauwste betrokken partijen, Israëlers
en Arabieren, achten elk voor zich het besluit onaanvaard-

baar. Vooral de President van Israël heeft tegenover dit
besluit voornemens geuit, verkillend als de Boreas, de door de Grieken gevreesde Noordenwind.

Een frisse wind, die nieuw leven inbiaast; zijn de eerste
zuchten hiervan. te bespeuren bij de pogingen om een

nauwer economisch verband te leggen tussen de Benelux,
Frankrijk en Italië? Of zijn het zuchten van andere aard?
Zonder West-Duitsland zien de Nederlanders de Fibenel
nog als Vrij nevelig. ,,Doch de nevels dezer nacht, zullen
breken”, zong Bilderdijk, ,,bij het ontsteken van de dag,

waarop gij wacht”. Jammer, dat men op een verschillende
dag schijnt te wachten.

Sommigen echter, in Nederland, zijn elcer van dq dag,
waarop zij wachten. Zij wensen het land te verlaten voor
andere luchten. De Regering heeft thans heslotefi een aan-
tal van hen wind in de zeilen te blazen door overtocht te
bekostigen.

Tegelijk viel ons van andere zijde wind in het zeil. Door
de E.C.A.-autoriteiten is een cred jet van f89 millioen toe-
gestaan, waardoor de vaart van de zware industrie in ons
land kan worden bespoedigd. Mogelijk kan dit bijdragen

om de industrialisatie in Nederland, waarvan sommigen menen, dat zij op drift is, wat op dreef te helpen. Iletge-
vaar, dat we in een hoos van industrialisatie-activiteit
raken, is niet groot.

Als een cycloon ontwikkelt zich de gang van zaken in
China; steeds sneller worden de laatste kernpunten, die
men voor de nationalistische Regering vermoedde, uiteen-

geblaen. Zij heeft zich ingescheept voor Formosa.
Zwaar weer wees de politieke barometer ook voor de
regeringen van Nieuw-Zeeland en Australië, zij beiden
ijn bij de verkiezingen gekapseisd. En in Frankrijk kreeg
het regeringsarkje, als gewoonlijk, veel water over; maar
het drijft nog.

DOCUMENTAIRE

ACCREDITIE VEN

INCASSEERINGEN

OP BINNEN. EN

BUITENLAND
250 VÈSTIGINGEN

IN NEDERLAND

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZO UTI N D U STR IE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van

zoutzuur (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

ISSOCIATIE

KASSIERSINSTELLING

OPGERICHT IN 1806

HEERENGRACHT .179 S AMSTERDAM-C

JOCOMOTIEF

,SP

GENEVER
1
-771
1

ROTTERDAMSCHE

BANK

voor personeel

4
.

MtJI1Î

-geeft U alle gewenste adviez’

MAAKT GEBRUIK
van de rûbriek,.Vacatures” voor het

oproepen van sollicitanten
voor
leidende functies.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT OP 30 NOVEMBER 1949

Kas, Kassiers en Daggeldieningen ———-
– –
t

16.444.980,57
Nederlands Scbatkistpapier

………………
,,

572.315.277,16
Ander

Overheidspapier

…………………..
..

10.145.669,52
Wissels

………………………………
..

1.340.586,38
Bankiers in Binnen- en Buitenland

………..
..

23.278.029,70
Effecten en Syndicaten

……………….
.
1.472.179,99
Prolongati8n en Voorschotten tegen Effecten ..
10.290.453,44
Debiteuren

…………………………..
..

120.281.356,85
Deelnemingen (mci. Voorschotten) …………
..10.271.363,33
Gebouwen

…………………………….
3.500.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

..
,,

834.893,75

770.174.790,69

Kapitaal

………………. . ……………
t

44.800.000,-
Reserve

………………………………

15.000.000,—
Bouwreserve

…………………………..
3.000.000,-
Deposito’s op

Termijn

………………….
..84.842.625,82
Crediteuren

…………………………..
..

606.561.941,03
Door derden Geaccepteerd

………………
..58.081,76
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

….
..

15.077.248,33
Reserve voor Verleende Pensioenen

……..
..834.893,75

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

987

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.,

A. IV. Bastiaanso,
De iVederandse dollaibonus.

Zolang bepaalde valuta’s t.o.v. de gulden overgewaar-
.deerd zijn en de dollar t.o.v. de gulden ondergewaardeerd
is, zal de uitvoer moeilijk in de richting van de ,,harde

valutalanden” te stuw’en zijn. Daarom dient de bonus
op de
bestaande
export, ondanks de devaluatie, niet ver
hoogd te worden. Bovendien begint het belang van het

bestedingstoezicht zwaarder te wegen naamate het

bonuspercentage groter is. Derhalve is het juist, dat de
Regering de dollarexporc ook op tal van andere wijzen
tracht te bevorderen. Aan de modaliteiten van de dollar-

bonus dient de gedachte ten grondslag te liggen, dat

additionele export extra dient te worden beloqnd- (pro-
gressie in verband met hoge verkoopkosten). De krachts-
inspanningen van de dollararme landen tot bevordering

van de uitvoer naar de Verenigde Staten dreigen het sys-
teem der vaste wisselkoersen van hei Internationale

Monetaire Fohds te ondermijnen.

Dr H. D.
Salinger,
Een der wegen tot de economische eenheid
van Europa.

De meest doe1treffenden practische weg om tot een
Europese economische unie te komen, löopt via de markt-
en productieregelende organisaties der industrie. In de

afzonderlijke Europse landen bestaan bij een groot

aantal bedrijfstakken meer of minder formele afspraken
over de binnenlandse markt. Zulke conventies zijn als
het ware geroepen om door contact met hun zuster-
organisaties in andere Europese landen een inter-Europese

marktregeling zodanig voor te bereiden, datdeze slechts
van departemenale zijde behoeft te worden gelegaliseerd.
De aanbeveling der Europese Assemblee, Europese indus-
triële conferenties voor

te bereiden, verdient daarom
bijzondere aandacht. Met het oog op de grote betekenis,
die juist aan de onderste trap van de industriële Organisatie

bij de coördinatie der Europese productie en markten
moet worden toegekend, moet worden getracht aan de

gedachte, van de Europese Assernblee, om een Europese
conventie ter contrôle van lartels te scheppen een posi-
tieve inhoud te geven.

L. van Z
wol,
BeIegingen der Nederlandse leoensoerzckering-•
maatschappijen in 1948.

FIaewel in absolute cijfrs de beleggingen in de overheids-
sfeer nagenoeg onveranderd bleven, verminderde de rela-

tieve betekenis van het overheidscredïet voor het levens-

verzekeringsbediijf van 71 pCt van de totale beleggingen-
in 1947 tot 66 PCI in 1948. In 1938 w’as dit percentage
ruim 30. Bijna het
gehele
bedrag, waarvoor in 1948 een
belegging moest worden gezocht, blijkt dus
buiten
de
overheidssfeer een bestefrming te hebben gevonden, een verheugend verschijnsel i.vm. de nijpende problemen der
woningbouw en industriefinanciering. Naar schatting is
f 75 mln ten goede gekomen aan de financiering van de
w’oningvoorrâad en f.90 mln aan het becjrijfsleven.

Dr J.
Kaufinann, Recente ontwikkeling oan de handelspoli-
tiek der Verenigde Staten (II).

De toekomst van de Amerikaaiise handelspolitiek kan,
bezien vaiï een Europees standpunt, met optilnisme
(misschien gematigd) worden tegemoet gezien. In Amerika
zijn d Administratie en in toenemende mate het bedrijfs-
– leven de mening toegedaan, dat verhoging van de invoer

in de Verenigde Staten een beter middel tot overbrugging
van het dollartekort is dan verlaging van de uitvoer uit
de Verenigde Staten. Wat betreft de verlaging van invoer-
rechten moet liet weinig waarschijnIijk worden geacht,
dat binnen het kader van de huidige Reciprocal Trade Agreements Act een voor Europa bevredigend niveau
kan worden bereikt. Zelfs bij het huidige niveau van de
Amerikaanse invoerrechten echter moet een grote uit-
breiding van de Eurqpese export naar de Verenigde Staten
mogelijk wordeu geacht.

SOMMAIRE.

A. W.
Bastiaanse,
Le boni néerlandais en dollars.

r1ant que certaines devises sont surévaluées vis l vis

dii florin et le dollar sous-évalué envers le florin,-l’expor-

tation vers des pays â devises fortes s’effectuera difficile-
ment. C’est pourquoi le boni de l’exportation actuelle

ne doit pas être augmenté, malgré la dévaluation. Le

Gouvernement essaie aussi, A juste titre, de favoriser, par
différentes manières, l’exportation payée en dollar.

L’exportation accrue mériterait ue rédompense supplô-
mentaire.

Dr H. D.
Salinger,
Une des votes qui conduit â l’union
écononiique de l’Europe.

La voie la plus efficace ei la plus pratique qui conduit
â l’union 6conomi4ue de l’Europe passe par les organismes
de l’iridustrie qui ont comme mission de coordonner la

production et le marché. Ces organismes sont d méme de

préparer la coordination de mai’ché inter-européen d’une
telle manière, qu’il ne lui faut plus qu’une sanction légale.
L recomniandation de l’Assembléê Européenne concert
nant la préparation de cdnférences industrielles européen-
nos, mérite toute attention.

L. van
Zwol,
Les tnQestisseF;lents des compagnies d’assuran-
ces oie néerlandaises en 1948. –

On examine dans cet arlicle l’influence que le coürant
considérable des économies, affluant vers les compagnies
d’assurances vie, a eu sur la balance et les investissements
des compagnies néerlandaises.

IDr J Kaufinann;
Le développement récent de In politique
commerciale des Etats-Unis (II).

La future politiqije commerciale des Etats-Unis, peut
être escomptée avec optimisme (peut-être modéré), du
point de vue de l’Europe. En ce qui concerne la diminu-
tion des droits d’entrée, il est peu probable qu’un niveau
donnant pleine satisfaction f l’Europe peut être atteint,

dans le cadre de l’actuel Reciprocal Trade Agreenients
Act.

SUMMARIES.

A. W.
Bastiaanse,
The Netherlands dollar-bonus.

As long as certain

currencies are over-valued in respect
of the guilder and the dollar is under-valued in relation
to the guilder, exports to hard-currency countries will
be difficult. Despite the devaluation the bonus on
existing
exports should not, therefore, be increased. The Govern-
ment rightly tries to stirnulate in many other ways ship-

ments to the dollar-areas. Additional exports should he
specially rewarded.

Dr II: D.
Salinger,
One of the ways to the economic unily
of Europe.

The most effective and praclical wayto achieve a Euro-
pean econor?ïic union is via the industrial organizations
controlling markets and production. The latter are in a

position to huild up an intra-European market-control.
The recommendation of the European Assembly to organize
European industrial conferences deserves attention.

L. van ZwoI, Inestments df Netherlands life-insurance
coinpanies in 1948.

rrhe influence of the great flow of savings accruing to
the life-insurance business on the balance-sheets and
investrnents of the Netherlands companies.

Dr
J.
Kaufmann,
Recent deeelopment, of t/je United States
trade policy (II).

From a European poïnt of view the future of the Amen-
can trade policy may be regarded with a certain degree

of optimism. As regards lower import-duties, it is not very
probable that within the scope of the present Reciprocal
Trade Agreements Act a level satisfactory to European
exporters will be reached.

– T

988

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 December 1949

DE NEDERLANDSE DOLLARBONUS.

rl
Oefl
Minister van den Rrink op
6
September jI. te
Utrecht, hij de opening van de herfstjaarbeurs, voor cle

elite van het Nederlandse bedrijfsleven zijn plan de

campagne tot bevordering van de dollai’expoi’t ontvouwde,

werd dit al dadelijk in brede kringen met instemming
begrôet. liet was duidelijk,ât
dhier weloverwog
e
n tappen

werden gedaan op een terrein, aar falen gemakkelijk,
maar slagen moeilijk is.

lIet krijgsplan van Minister van den Brink is bekend.
De hoofdtrekken ervan zijn:

het verlenen van financiële steun aan exportcorn-
binaties;

versterking van de officiële Nederlandse handels-

vertegenwoordiging in de Verenigde Staten met vier
zgn ,,trade commissioners”, het uitvoeren van explo-

ratiereizen enz.;

het verstrekken van een bonus van 10 pCt aan

exporteurs naar de Verenigde Staten en ‘Canada. hier-

onder zal nagenoeg uitsluitend aandacht worden e-
schonken aah de dollarbonus.

Deze komt op het volgende neer: ‘de Nederlandse ex-
porteurs, die hun p’roducten naar de Verenigde Staten of

Canada uitvoeren, zal 10 pCt van hun netto-dollarprovenu

tot hun vrije beschikkingworden gesteld. Zij worden voor de-

ze 10 pCt gecred iteerd op een speciale te hunnen name gestel-

de U.S. dollar-, c.q. Can. dollar-rekening hij een deviezen-
bank. De betrokkenen mogen over dit tegoed beschikken
voor de betaling van goederen of diensten in de Verenigde
Staten of Canada of voor de verkrijging (bij oen deviezen-

bank) van andere buitenlandse valuta (de uitzondering
voor Zwitserse francs is half September vervallen,) even-

eens voor de betaling van goederen of• diensten. De vrije”
dollars zijn niet overdraagbaar.

Was de opinie over het exportplan zelf gunstig te noemen,
over het moment, waarop het is doorgevoerd, varen velen

minder goed te spreken. Men wees er op, dat, hoewel de Nederlandse Kamer van Koophandel
voor
de Verenigde
Staten reeds meer dan twee jaar geleden een idee van
deze strekking (dollarbonus) heeft gelanceerd en onder
de aandacht van de autoriteiten heeft gebracht, de Neder-
landse Regering eerst thans een krachtige actie tot be-

vordering van de dollarexport heeft’ ingezet. Uiteraard
zal niemand willen ontkennen, dat een spoediger invoei’ing

van de dollarbonus de export naar Noord-Amerika ten
goede zou zijn gekomen. De andere zijde van het aan de

exporteurs ter beschikking stellen van dooi’ hen verdiende

dollars, is echter het opofferen ‘ van toezicht
01)
de be-
steding hiervan door de Nederlandse Regering. In ‘wezen
dezelfde factoren als die, welke een vrije dollar in’de af

gelopen jaren tot een krachtige exportstimulans zouden
hebben gemaakt – wo. de goederenhonger in Nederland –
waren er de oorzaak van, dat de Nederlandse Regering
slechts zeer ongaarne dollars wilde vrijgeven. 1-let belang
van Nederlands

economisch herstel, zozeer afhankelijk
van een ruime invoer van dollargoederen, woog des-‘
tijds zoals, ‘inzelf spreekt ze’er.
‘zwaar. Wanneer 10 pCt

van liet netto-exportprovenu ter vrije beschikking van de
exporteurs wordt’ gelaten, betekent dit, dat de totale
uitvoer kwantitatief met 11,1 pCt zal noeten toenemen

(bij een 20 pCt bonus 25 pCt en een 23 pCt bonus
30 pCt) om de Reger-ing liet hestedingstoezicht over liet-
zelfde dollarhedrag te geven als v66r het invoeren van de
bonus, althans bij gelijkblijvende dollarprijzen van de
exportgoederen. Dit laatste moet bovendien in het al-
gemeen als eed onwaarschijnlijkheid worden aangemerkt,
daar de exporLeur zal trachten door prijsverlaging zijn
totale dollarproveni.i té ‘ vergroten.
‘Met betrekking tot de toestand in de afgelopen jaren
waren de volgende factoren in dit verband relevant te
noemen:

het nut van de alternative aanwending van de

bonus,’ t.w. afdracht aan De Nederlandsche Bank tegen
2,65, was relatief gering;

het verwerven van vrije dollars was zeer aan-
trekkel ij k.

J)e Regering schijnt lange tijd de wens te ‘hebben ge-

koesterd de vrije dollars
erij verhandelbaar
te stellen;
men mag geredelijk aannemen, dat het Internationale

Monetaire Fonds het invoeren van een dergelijke, zij het

ook zeer kleine, vi’ije dollarmarkt ongewenst heeft geacht.

Niettemin bestaat zij. De zgn. exportdollars ,,noteren”

thans f 7,50 – 1 9,—; zij worden blijkens een mededeling
van de Regering
1)
in hoofdzaak productief aangewend.
Gegeven zijnde, dat de Regering inderdaad gedurende
lange
tijd besprekingen heeft moeten voeren met buiten-

landse autoriteiten om het dollarbonusplan in zo volledig

mogelijke vorm te kunnen doorvoeren, moet worden be-
treurd, dat zij in afwachting van het resultaat dezer be-
sprekingen, geen
n’oorlop ige
dollarbonusregeling heeft af-
gekondigd.

Bij de beoordeling van cle dollarbonus moeten twee
periôden worden onderscheiden, nl. de weken tussen 6

September en de dag van de devaluatie van de gulden
(21 September) enerzijds en de periode daar’na anderzijds.
-lIet bijzondere van de korte,eerstgenoemnde periode was,
dat de dollarbonus toen werd
ingeeoerd,
daarna, dat zij
werd (en wordt)
gehandhaafd.

Wat de eerstgenoemde, periode betreft, kan worden
volstaan met er op te w’ijzen, dat de honus hier, enigszins,

in een dringende behoefte voorzag, omdat export naar
andere landen dan de Verenigde Staten en Canada, ,,privat-
wirtschaftlich” gezien, meer voordeel opleverde. Floewel

men voor deze ongunstige verhouding vrschillende rede-
nen’ kan noemen, zoals grote verkoopmoeilijkheden, soms
hoge invoerrechten en een omslachtige (en vaak na-

delige) invoerprocedure, moet de onderwaardering van de

dollar op de eerste plaats worden gesteld. Zolang voldoende
afzet is te vinden in landen, welker valuta niet is onder-

gewaardeerd ‘of zelfs overgewaardeerd (t.o.v. de gulden),

zoals bij’. Indonesië, stagneren de exporten naar de ge-
bieden met ondergewaardeerde vhluta’s. Wat dit punt
aangaat, heeft de recente verhoging vn de U.S. en Can.
– dollarkoersen dus verbetering gebracht.

**
*

Thans overgaande tot de periode
na de pariteitswijziging
van de gulden
01)
21 September jI., moet allereerst de
—vraag worden gesteld, waaraan de bonus in wezen zijn
attractieve kracht ontleent. Dit is uiteraard eenvoudig

te beantwoorden: de vraag naar en het aanbod van dollars
zijn hij de koers van f 3,80 niet in evenwicht. Of het hier
gaat om dollars met het daaraaii verbonden recht te
importeren wat men verlangt ôf om veelgevraagde
goederen uit het dollargebied, doet weinig ter zake. De
bereidheid van de vragers naar dollars om meer te betalen
dan f 3,80 vindt haar oorzaak in het verschil tussen de gefixeerde en de evenwichtskoers van de gulden t.o.v.
de dollar. Flieruit volgt, dat de bonus bij een eventueel
toenemen van de Nederlandse dollarschaarste pari passu
aan stimulerende kracht zou winnen. Maar het offer van

het wegvallen van 10 pCt van het hestedingstoezicht zou
dan ook groter worden . ,,Nutzen” en ,,entgangenr
Nutzen” zouden dus beide toenemen.
In dit verband is van belang, dat Paul I-Ioffman op
31 October jl,,in zijn bekende rede voor de O.E.E.C., het
weinig opwekkende vermoeden heeft geuit van een in’der-
daad groeiend dollai’tekort in de eerstkomende jaren..
Naar zijn ver

wachting zal de gehoopte aanwas van de
dollarontvangsten der O.E.E.C.-landen de vermindering van
de Marshall-hulp niet compenseren. Het gaat t.a.v. de
– bonus dus allerminst om een ééndagsvlieg, te meer niet, waar

‘) Meniorie van Antwoord
op
Hoofdstuk
S
van de Rijksbegro-
ting
1950.

.,

•«

– !

‘. – ‘

“5P

S”
‘4

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

989

men de dollargoederen, gekocht met de vrije dollars,
ook naar het buitenland kan verkopen.

De recente verhoging, van de dollarkoers heeft het

écart tussen officiële en evenwichtskoers verkleind en
daardoor ook de winst
0
1
)
de clollarbonus, maar heeft de

beloning van de oveige 90 pCt aanmerkelijk aantrekkelijker
gemaakt ,).

Dat de Regering de bonus ondanks de devaluatie heeft
gehandhaafd, is nochtans volkomen begrij pelijk, want

naast de hogere dollarkoers voor de 90 pCt blijft een
extra

stimulans voor de export naar Noord-Amerika noodzake-
lijk.

Zolang echter de wise1koersen van alle voor de wereld-

handel enigermate van belang zijnde valuta’s niet met hun

evenwichtskoersen overeenstemmen, zal het wereld handels-

verkeer blijven• lahoreren aan vijdvespreide chronische
tekorten aan bepaalde ‘aluta’s. Men hoede zich voor de

illusie, dat de recente golf.van devaluaties bovengenoemde

gew’enste toestand aanzienlijk naderbij zou hebben ge-
bracht. De percentages van de devaluaties, c.q. de beslis-

singen om niet te devaitieren, werden inhoofdzaakhepaald
door de pariteitswijziging, die men
toe. de dllar
noodzake-
lijk achtte. Waren deze, percentages eenmaal bepaald,
dan stonden alle andere w’isselkoersen tegelijkertijd
vast
3
). Aan de andere kant iser de onderwaardering van cle
dollar- t.o.v. vele valuta’s.

1-let vergoten.van de afzet van een reeds min of meer

geïntroduceerd eigen product en het ontginnen van de
markt t.b.v. een nieuw product op deAmerikaanse markt
zijn beide voorbeelden van wat in de algemene leer der
economie wordt behandeld onder het hoofdstuk leer der monopolistische mededinging. Zoals bekend, komen de daar, onder vele voorbehouden, gegeven conclusies o.a.
hierop neer, dat, waar de vei’kopers
1
op een dergelijke
markt hij de kopei’s een zekere voorkeur voor hun speciale
(merk) product hebben weten te vestigen, het uitbreiden
of veroveren van een afzet met zeer hoge verkoopkosien
gepaard gaat. De situatie is daarbij van die aai’d, dat de
kopers van (merk) product A er slecht door middel van

relatief g o .e pi’ijsverlagingen van andere ver-kopers toe
te brengen zijn van leveranciei’ te veranderen. Dit is
tevens een van de redenen, waarom de prijselasliciteit van
de Amerikaanse invoer w’aarschijnlijk over het algemeen
minder dan 1 bedraagt. Wil men dus de Nederlândse uit-

voer naar de Verenigde Staten dermate vergroten, dat deze
vermeerdering wezenlijk gaat bijdragen tot de oplossing
van het Nederlandse dollarprobleem, dan zal de daarbij

passende dollarkoers, welke deze uitvoer lonend moet
maken en dus ifi staat moet stellen grote verkoopsstimu-

leringskosten te maken
aannze,’kelijk Meer dan / 3
1
80
moeten bedragen. De bedoelde (beperkte) evenvicht-
koers ligt mede hierom hoog, omdat de Nederlandse pro-
ductie niet is ingesteld op rechtsti’eekse levei’anties aan de
Verenigde Staten. Verder spelen de Amerikaanse invoer-

rechten een rol. Hiermede ‘s dan tevens geraakt aan een
van de kernproblemen v’an het tot’stand brengen van een
bilatei’aal evenwicht met de Verenigde Staten; daar dit
buiten het bestek van dit betoog zou voeren, moge dit
aspect hier verder blijven rusten. Er volgt’echter w’el uit,
dat hij het streven naar evenwicht in de Nederlandse
dollarbalans het accent zal moeten vallen op een ver-
mindering van de invoer uit de Verenigde Staten dooi- het
opzetten of uitbreidèn van vervangende productie hier te
lande of elders:

**
*

De opmerking is wel gemaalt, dat de 10 .pCt bon
t
us al
het ware met de gulden
,
is mee gedevalueerd, omdat de

Althans wat de bestaande export betreft. ) In de Memorie van Antwoord op hoofdstuk T van dc Rijks-
begroting 1950 deelt de Regering mede, dat dooi’ de Directie van
De Nederiandsche Bank, mede gezien de verhouding pond gulden,
een devaluatiepercentage van 24,2 werd voorgestaan. In dat geval
zou de dollar t 3,50 (thans f3,80) en het pond t 9,80 (thans t 10,64)
hebben genoteerd.

devaluatie in vele gevallen tot het note’en van lagere

dollarpi’ijzen zal leiden, zodat’de 10 pCI dus
01)
een lager
dollar-bedrag betrekking zal hebben dan vôbr de devaluatie.

Inderdaad kon men ‘bij een veronderstelde -daling der
dollarprijzen met 20 pCI en eèn gelijkblijvende afzet

(naar hoeveelheid) de dollai-bonus als met 20 pCt gede-
valueerd beschouwen. Men heeft in de pers in deze ,,deva-

luatie” van de 10 pCt bonus wel aanleiding gezien een

verhoging van de bonus ‘te bepleiten, teneinde de aan-
trekkingskracht ei’ van te handhaven. 1-let komt echter
wenselijk voor weliswaar een verhoging van de bonus te
bepleiten, maar
01)
andere gronden en met andere moda-
liteiten. Immer’s, de devaluatie heeft niet alleen in staat

gesteld tot een verlaging van de dollarprijzen, maal’ heeft de beloning van de niet vrije 90 pCt van liet netto-dollar-

provenu aanmerkelijk lonender gemaakt. liet is een mis-

vatting te menen, dat de aantrekkelijkheid van de 10
‘pct bonus dezelfde zou moeten blijven, ongeacht welke
veranderingen zich voordoen in de afrekening van de

resterende 90 pCt. Men dient de
totale
winst op een be-
paalde export als maatstaf voor de beloning van die
export te nemen.
**

*

Theoretisch zou er veel voor te zeggen zijn de huidige
regeling van een honus van 10 pCI van
elke
(netto) ont-
vangen dollar te vervangen door een stelsel, waarin
alleen
het additionele c.i’portproeenu
(hijv. t.o.’. van een nader
te kiezen basisperiode) met een bonus zou worden gehono-

i’eerd. Deze zou dan echter- niet 10 pCt dienen te bedragen,
maai’ bijv. 3.5 pCI. Er zijn drie belangi’ijkè overwegingen,
welke vôbi’ deze modaliteit zouden pleiten:
de Nederlandse Regering zou alleen een deel van
haai” bestedingstoezicht verliezen, indien en voor zover

verschillende exporteurs hun ,,hasisexport” zouden weten
‘te overschrijden;
de
bestaande
export naar de Vei’enigde Staten, waar-
van over hel algemeen mag worden aangenomen, dat zij

min of meer vaste voet op de Amerikaanse markt heeft
weten te krijgen, behoeft na de verhoging van de dollar-
koers tot f 3,80, geen bijzondere stimulans;


8. hierboven werd rceds in het licht gesteld, dat het
introduceren van een nieuv ai’tikel op de Amerikaanse
markt of het vergroten van de afzet van een bestaand

product, gi’ote moeite, verkoopkosten en i’isico’s vergt.
Hier zou een krachtige stimulans zeer zeker op zijn plaats
zijn.

-De nadelen van het eerst na zeker tijdsverloop ter
beschikking komen van de honus
4)
en het bezwaar van
de onoverzichtelijkheid en de administratieve moeilijk-
heden, die een dergelijk systeem met zich zou brengen,
zijn echter eveneens groot. Zij zouden zich evenwel in iets
geringere mate voordoen, w’anneer vrij grote progressie in
het
huidige
bonusstelsel werd opgenomen. De exporteur’s
zouden dan, evenals thans,
hun 10 pCt direct
ter beschik-
king gesteld krijgen; nadat vergelijking met de ,,basis-
export” mogelijk zou zijn, zouden zij clan eventueel’ nog
een extra bonus ontvangen. Grondgedachte van deze
progressie is, dat uitbreiding van de export
onde,’ toe-
neinende kosten
geschiedt.

Dit zou tevens, naar het wezen, aansluiten bij de denk-
beelden van Paul Floffman, ontvouwd in zijn eerder genoemde vriendelijk-maar-dringende r’ede voor de

O.E.E.C. Hij zag daarin de Marshall-landen voor twee
hoofdtaken gesteld,. t.w. het in evenwicht brengen van de
dollarhalansen en de bespoediging van de inter-Europese economische integi’atie. Voor het bereiken van het eerste doel dacht hij met name aan maatregelen op m’onet’air en
budgetaii’ gebied (sluitende begrotingen) en aan ,,the
provision of di,’ect incentiees
to private exportei’s. Practi-
cally all Europe’s exports are furnished by private exporters.
Governments may set targets; they may exhort; but unless

) Na vergelijking met de ,,basisexport”.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 December 1949

-•
,nv
1

7t5′

sales in dollar markets bring adequate rewards to sellers,

the great effort
required to enter and tohold these markets

will never be made”. –

Vaak is er op aangedrongen de Nederlandse
driehoeks-

handelaren
zoniet voor de gehele bonus dan toch voor

een deel daar’an in aanmerkiiig te doen komen. Men ziet

hierbij over het hoofd, dat het hier gaat om opbrengsten

in dollars van door andere landen geproduceerde goederen

Deze transacties zijn juist doornen in liet oog van’ de

betrokken regeringen.
**
*

Er is echter wel reden aan te dringen op het toekennen

van een bepaalde bonus voor de, exporten naar
alle
landen,

welke in dollars hétalen. De reden voor de bestaande

beperking tot de Verenigde Staten en Canada is wellicht
de vrees geweest, dat momenteel in dollars betalende

landen in Zuid- en Midden-Amerik. (Bolivia, Venezuela,
Cuba e.a.) of elders (Philippijnen) vroeg of laat tot ver-

rekening in eën andere valuta zullen overgaan (Peru en

Chili zijn hiervan voorbeelden), zodat de desbetreffende
Nederlandse exporteurs, na moeizame verovering of uit-
breiding van hun markt aldaar, inede calculei’ende op basis
van de winst op de bonus, deze winst plotseling zoudën

zien wegvallen.
Ei’ is echter niet alleen het feit, dat de dollarpositi6 van
verschillende van deze landen solide is (bijv. van Cuba),

maar ook is er dë dringende noodzaak om kansen
01)
deze

markten niet voorbij te laten gaan; deconcurrentie om
de doll.armarkten laat dit stellig niet toe. l-Ioeveel deze

bonus zou moeten bedragen, is een kwestie van departe-

mentale studie en van overleg met belanghebbenden en
adviesinstanties van de Regering. Zij zal vooral niet te

klein mgen zijn, want het Amerikaanse product neemt
in deze landen een machtige positie in. Verder is 90k hier

progressie gewenst.
Bovendien zal het exporteurs naar deze landen thans
soms gemakkelijk vallen hun goederen eerst aan een eigen

kantoor of agent in de Verenigde Staten te verkopen,
waarna deze voor de verkoop aan de uiteindelijke impor-teur zorg draagt. Dan ontvangt de Nederlandse exporteur
dus toch de gewenste 10 pCt. Discriminatie, in dit geval
tussen dollarexporteurs, brengt altijd ontduikingen met
zich, welke meestal even zo vele nadelen voor de gemeen-

schap betekenen.

/
.* *

1-let gehele plan van Minister van den Brink is door

verschillende autoriteiten van de E.C.A. met instemming
ontvangen. Foster,. waarnemend-hoofâ van de E.C.A.,

heeft zelfs als zijn mening te kennen gegeven, dat Neder-
land met de 10 pCt dollarexportbonus een navolgens-
waardig voorbeeld van stimulering van de uitvoer naar

het dollargebied heeft gegeven. In zekere zin mag dus
van Nederlandse voortvarendheid worden gesproken.
Blijkens een mededeling in het weekblad Groothandel
5)

heeft het Nederlandse voorbeeld in Noorwegen navolging
gevonden. De modaliteiten zijn daar echter iets anders,

nl. enerzijds ruimer, anderzijds enger. Aan fabrikanten,
die voor hun uitgevoerde goederen U.S. dollars ontvangen,

wordt toegestaan 10 pCt van hun dollarontvangsten te

behouden tenëinde
fabrieksinstallaties
met dollars te

kopen. Exporteurs, die Canadese dollars ,of Zwitserse

francs ontvangen, genieten hetzelfde voorrecht.
In Oostenrijkse ogen moet de Nederlandse dollarbonus
wel zeer klein schijnen: sinds 22 Növember jl. mogen de
expoteuss niet mihder dan 60 pCt van al hun deviezen-

revenuen voor eigen gebruik behouden. Tegelijkertijd

is de schilling met ruim 30 pCt t.o.v. de dollar gedevalueerd
en tenslotte is een multipel koersstelsel ingevoerd. De
,,vrije” 60 pCt kunnen de exporteurs desgevènst ook

‘)
Van 15 October, blz. 92$.

aan de Nationale Bank afdragen tegen een premiekoers,
welke voor de dollar 71 pCten voor bijv. de gulden 40 pCt

boven de basiskoers ligt. De overige 40 pCt moet tegen

de basiskoers worden afgerekend.

De Engelse Regering schijnt momenteel een studie te

maken van de keuze tussen het toekennen van een dollar-

bonus en het verlenen van recht op belastingermindering

aan dollarexporteurs.
6
) Dit laatste heeft het voordeel, dat

de Regering geen’bestedingstoezicht verliest en de traditio-

nele dollarimporteurs daardoor geen (import)vergunningen.

**
*

– – Wanneer men de dollar-arena oveiet en rekening houdt
met de krijgsplannen tot bevordering van de.export naar

het dollargebied, die verschillende regeringen ongetwijfeld

nog in studie hebben – van Engeland is dit in ieder geval

bekend – en in de toekomst nog zullen maken, dan kan

het niet anders, of men wordt nog eens herinnerd aan het

repeterende karakter van de geschiedenis. Een vergelijking

met de intensieve handels- en valuta-oorlogen van de
dertiger jaren is gelukkig- nog niet op zijn plaats. Men

moet overigens geen congruente herhaling verwachten;

de omstandigheden zijn belangrijk veranderd. Destijds

ging het, gegeven de convertibiliteit der mèeste valuta’s,
veeleer om het verwerven van afzetgebieden in het al-

gemeen; thans zijn de ogen speciaal op het dollargebied
gericht, ofschoon ook het vroegere aspect hier en daar

(België) reeds belangrijk is en de desbetreffende trend

in opwaartse richting wijst.

Het is o.a. de onderlinge handelsnaijver geweest, die
een uiteraard geheime conferentie van de O.E.E.C.-ianden
over de heriening van de muitpariteiten, t.o.v. elkaar

en t.o.v. de dollar, eenvoudig niet in de gedachten van
bepaalde regeringen heeft doen opkomen. De geschiedenis

is bekend en behoeft hier niet te worden herhaald.

Het invoeren van een 10 pCt dollarbonus in Nederland
betekent het introduceren van een verkapte zwarte dollar-
koers, zowel voor de export als voor de import. Men kan

hier van valuta-dumping spreken. Het verlenen van

belastingfacilititen aan dollarexporteurs komt in wezen
op hetzelfde neer. Ook dit stelt de exporteurs in staat
hun dollarprijzen te verlagen tot een niveau, dët niet in
overeenstemming is met de officiële wisselkoers. Wat de
camouflage aagaat, is dit systeem aanmerkelijk ver-fijnder dan het Nederlandse: a. hetberekenen van de
premie is ingewikkelder; b. de importeurs blijven de
officiële wisselkoers betalen. De zwarte koers is hier dus
zeer moeilijk aanwijsbaar. Verder valt te wijzen op de
vrije valutamarkten in Frankrijk en Italië, die een taai
leven hebben. –

Men vraagt zich onder deze-omstandigheden met zorg
af, welke de betekenis in de toekomst, zal zijn van het

stelsel van gefixeerde wisselkoersen op basis van de
Bretton Woods Agreements.

Tot eeh résumé komend, kan het volgend e worden
gesteld: .

het tot stand brengen -van een bilateraal betalings-
evenwicht met de Verenigde Staten is een opgave, die
niet alleen in de sfeer van de uitvoer kan worden vol-
bracht. Integendeel, de ierspectieven zijn hier niet moed-
gevend;

Zolang de koersen van. de valuta’s van alle eniger-
mate belangrijke landen niet met elkaar in evenwicht
zijn, meer speciaal: zolang b’epaalde valuta’s t.o.v. de
gulden overgewaardeerd zijn en de dollar t.o.v. de gulden
ondergewaardeerd is, zal de uitvoer moeilijk in de richting

van de ,,harde valutalanden” te stuwen zijn. Daarom
dient de bonus op de
bestaande
export, ondanks de devalu-
atié, niet verhoogd te worden. Bovendien begint het
belang van het bestedingstoezicht zwaarder te wegen
naarmate het bonuspercentage groter is. Derhalve is het

•)
Volgens de laatste berichten is Sir Statîord (‘ripps voor geen
i enkele ,,incentive” voor dollarexporteurs geporteerd.

14 December 149

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

991

juist, dat de Regering de dollarexport ook op tal van
andere wijzen tracht te bevorderen;

aan de modaliteiten van de dollarbonus dient de

gedachte ten grondslag te liggen, dat additionele export

extra dient te worden beloond
1
,progressie in verband met
hoge verkoopkosten);

de krachtsinspanningen van de ,dollarar’me landen
tot bevorderingvan de uitvoer naar de Verenigde Staten

dreigen het systeem der vaste wisselkoersen va’n het Inter-

nationale Monetaire Fonds te ondermijnen.

Voorhurg.

A. W. BASTIAANSE.

EEN DER WEGEN TOT DE ECONOMISCHE

EENHEID VAN EUROPA.

Marktregolende
organisaties der industrie

in een sleutelpositie.

Met recht legde de Europese Assemblee in Straatsburg
er de nadruk op, dat ermaar één middel is om uit de
verarming te komen, nl. .het scheppen van een groot

inter-Europees afzetgebied. Dat dit wordt bereikt, is
inderdaad belangrijker dan alle nog zo fijn uitgestippelde

exportprogramma’s van de afzonderlijke Europese landen.
Immers, een groot binnenlands afzetgebied vormt de
eerste voorwaarde, dat de Europese industrie haar kost-
prijzen kan verlagen en op de wereldnirkten kan con-
curreren, nog afgezien van het feit, dat een economische
federatie van de Europese landen een handelspolitieke
eenheid doet ontstaan, met vie het voeren van onder-
handelingen de moeite zou lonen. Devaluaties op grote
schaal blijken in de regel achteraf een lapmiddel te zijn
geweest.
Eigenlijk herhaalde de Europese Assemblee slechts
hetgeen de Verenigde Staten van Amerika als conditio
sine qua non eisten, toen zij de Marshall-hulp -op gang
brachten. Maar het was een geluk, dat Straatsburg zijr
stem liet horen op hetzelfde moment, dat de heer Hoffman
met grote ernst en bijna met verbittering constateerde,
dat de O.E.E.S. tot nog toe niet in staat was haar eigen-
lijke doel, nI. de coördinatie van de economie der afzon-
derlijke Europese landen, te bereiken.
Er mogen vele redenen zijn, waarom het doel nog niet kon worden bereikt. Interessanter dan elk dezer redenen
afzonderlijk is misschien. het feit, d’at zij gezamenlijk een
vicieuse cirkel vormen. Het is nog geen negen jaar geleden,
dat het vasteland van Europa van de ene dag op de andere tot één economisch gebied samensmôlt. Weliswaar moest
dit een slechte zaak dienen, doch desalniettemin bestond
het toch met onuitputtelijke mogelijkheden. Essentiële
wrijvingen op economisch gebied waren hierbij slechts
om politieke en niet om economische redenen waar te
nemén. Dit alles was zeker niet alleen het gevolg van de
dictatoriale planeconomie, die Europa toen in de greep
had, doch geschiedde tot op zekere hoogte ondanks alle
centrale reglementering.
Wie deze ontwikkeling van nabij heeft gadegeslagen,
weet, dat hçt feit, dat het Europese vasteland toen zijn
economische structuur met zo weinig wrijving kon ver-
anderen, er niet in de laatste plaats aan .te danken was,
‘dat iedere bedrijfstak was gedwongen zijn marktver-
houdingen als het ware zelf te regelen. 1-lierbij moest
zelfs nog de moeilijkheid worden overwonnen de productie
van vredesbehoeften op oorlogsbehoeften om te schakelen.
Aan de andere kant staat, dat men de wind in de zeilen
had doordat de ,,buyers”-markt in een .,sellers”-markt

veranderde.
Deze reminiscenties dringen zich onwillekeurig op,
wanneer het oog op de berg paperassen valt, die 16 landen

en de O.E.E.S. voor en men na Parijs hebben opgesta-

peld. De discussies van de economische commissie der

Europese Assemblee in Straatsburg werden met bijzon-
dere aandacht, ja bijna met spanning, gevolgd. Deze

discussies leidden tot een resolutie, welker preambule

op de bijzondere ernst der situatie in West-Europa wijst

en waarin de Europese Raad van Ministers wordt ver-zocht een Europese economische conferentie bijeen te

roepen. Deze conferentie zou zich o.a. met de volgende
vraagstukken moeten bezighouden:

met het vraagstuk der Europese douanetarieven,
die tussen de Europese landen zouden moeten gelden;

met een vergelijkende studie van de Europese pro-

ductie, teneinde tevens haar import- en exportbehoeften
te coördineren;

met de voorbereiding van Europese industriële con-
ferenties, waaraan ‘zowel fabrikanten, werknemers als
consumenten zouden moeten deelnemen;

met hèt ontwerp ener Europese conventie ter con-trôle van internationale kartels.

De Europese Assemblee heeft niet al deze resoluties in de voorgestelde vorm aanvaard. Men kan ook in het
midden laten, hoe de Europese Raad van Ministers op
een en ahder zal reageren. Eén ding staat in ieder geval
vast: aan deze resoluties kan niet meer voorbij worden

gegaan. 1-let is van vitaal belang voor de Europese econo-
mie en speciaal voor de Europese industrie, zo Aug mo-
gelijk zelf het initiatief ter oplossing van de gestelde
vraagstukken te nemen.
– 1-let is wel typerend, dat juist de behandeling van het
vraagstuk van het oude symbool der verdeeldheid der
Europese volkshuishoudingen, nl. het invoerrecht, onder
de tafel der Straatsburger Assemblee terecht kwam,
ofschoon op dat ogenblik het invoerrecht zijn eigenlijke
betekenis nog niet had herkregen. Het invoercontingent had
immers zijn functie overgenomen. Gestadig zal het invoer-recht echter zijn oude betekenis herkrijgen. Dat is nu reeds

het geval bij alle artikelen, die tussen de Marshall-landen
contingentvrij zullen kunnen worden geruild en welker
lijst als feestouverture der liberalisering van de West-
europese handel wordt gecomponeerd. Tussen haakjes:
het pianissimo schijnt in deze ouverture de neest beminde
toonsterkte te zijn. Het royaalst worden die goederen
op de lijst geplaatst, die men niet zelf vervaardigt of welker
concurrentie men niet vreest.
Soms vraagt men zich af, of de grote bezwaren tegen
een min of meer radicale wijziging der inter-Europese
invoerrechten niet het doel voorbijstreven. Tolmuren
plegen dikwijls meer de bescherming van het verworvene dan hetgeen men wil verwerven, te dienen. Eenafgesloten
rijkdom kan’ tot een schijnrijkdom worden. De telling,
dat men aan de differer!tiatie van de welstand der afzon-
derlijke landen zijn. tol moet. betalen, is op dit ogenblik
in menig opzicht verouderd. In elk geval is het thans

actueler van een verschil tussen de armoede der Euro-
pese landendan van een verschil tussen de welstand der
Europese landen te spreken.
Veranderingen in het douanetarief waren vroeger het
eigenlijke onderwerp van iedere handelspolitieke onder-
handeling. Steeds weer moest het evenwicht van de bin-
nenlandse markt opnieuw met ex- en importbelangen
in overeenstemming worden gebracht. Het bedrijfsleven
van de beide bij het handelsverdrag betrokken lahden
diende bij de bevoegde autoriteiten de nauwgezet opge-
maakte verlanglijsten in. Deze lijsten kwamen dan tij-
dens de onderhandelingen op. de pijnbank en de haring
moest voor •de stofzuiger, de sigaar voor de lippenstift
wijken. Soms – vooral voor onderhandelingen tussen
grote industrielanden – kwamen de wederzijdse gedele-
geerclen van één en dezelfde bedrijfstak tot een bespre-
king bijeen om het over de invoerrechten van hun arti-
kelen eens te wordeb of zelfs prijs- en gebiedsafspraken

”T

t

992

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

– 14 December 1949

te maken, waardoor het vraagstuk van, het invoerrecht

bijna irrelevant werd. Wat de betrokken partijen had-
den afgesproken behoefcl en de han delsd elegaties slechts

te legaliseren. Een anders misschien ingewikkeld pro-

bleem w’as daarmede tot zijn werkelijke en tevens’ een-
voudige proporties teruggebracht.

Zou het niet voor cle hand liggen een soortgelijke me-

thode te volgen om binnen afzienbare tijd en zonder al
te veel wrijvingen het doel, de Europese economische unie,

te bereiken? In de afzonderlijke Europese landen bestaan

bij een’ groot aantal bedrijfstakken meer of minder for-

mele afspraken over de binnenlaudse markt.. Zulke con-
venties zouden als liet w’are geroepen zijn om’ door con-

tact met hun zusterorganisaties in andere Europese landen

een inter-Europese marktregeling zodanig voor te berei-

den, dat er in de departementale sfeer nauwelijks iets

anders zou overblijven, dan aan het ,,ja” het ,,amen”
toe te voegen. Overigens ware dit ook de meest doel-

treffende en practische weg. Want slechts op de ondérste

trap der bedrijfsorganisatie zijn de eigenlijke marktpro-

blemen zichtbaar en alledaags. Ook daar slechts worden

de kernvragen van de markt gesteld, die nimmer kunnen

worden geabstraheerd en die daarom ook nimmer van
de top uit, d.w.z. door toporganisaties, departementen
of kamerleden, afdoende kunnen worden beantwoord.

Degene, die de vraag der eenheid van de Europese markt

stelt,’ abstraheert slechts de eigenlijke vraag, nl. die der
eenheid van elk der honderden of duizenden Europese

markten, die iedere bedrijfstak, als het ware dwars door
Europa, slechts individueel en steeds verschillend kan
en zal beantwoorden. In veel mindere mate rijzen deze

vragen als deel van het volkshuishoudelijke vraagstuk

verticaal in ieder land. Beelden uit weldra vervlogcn tijden,
waarin men in Europa slechts nationaal-economis,ph kon
denken, dwingen ons helaas al te vaak tot een denk-
noodzaak, die ons onvruchtbaar -om onszelf doet draaien

en in de cirkel bant, die wij willen doorbreken.
Vergelijkende studies van de Europese productie en

van haar ex- en importbehoeften zou men eveneens met

succes slechts dan kunnen doorvoeren als het materiaal
op de onderste trap der bedrijfsorganisatie wordt ver-
zameld en voorbereid.
Niet alleen,,dat de fabrikant over de verhoudingen van

productie en markt in zijn bedrijfstak het beste op de
hoogte is en dat bestaande conventies uit dagelijkse erva’

ring de zakelijke en de personele kant van hun bedrijven
het best kunnen beoordelen, zij zullen ook het meest ob-
jectieve materiaal weten te verkrijgen. Men weet: wie büi-
ten een bedrijfstak staat en haar van boven moet beoor-
delen, wordt dikwijls misleid. De industi-ic produceert
niet alleen varen, maar ook cijfers en berichten, die tot
verkeerde conclusies aanleiding kunnen geven, lIet zou

daarom goed zijn en niet eer!s veel organisatorische
moeite kosten om de markt-
e
en productieregelende orga-
nisaties van één en. dezelfde bedrijfstak van de verschil-
lende Europese
1
landen te stimuleren om het initiatief te
nemen teneinde zichzelve als het ware intérEuropees te

fotokraferen. Men zou elkander daarbij niet veel wijs
kunnen maken en men zou daarbij met elkander tot ver-
rassend’eenvoudige resultaten komen. Men zou spoedig
ontdekken, dat men ook inter-Europees in één en dezelfde
bedrijfstak nog meer gemeenschappelijke dan tegenover-gestelde belangen heeft. Op inter-Europees plan zou ‘zich
slechts herhalen, wat de bedrijfstak
01)
nationaal plan al
lang heeft beleefd.
De aanbeveling der Europese Assemblee, Europese
industriële conferenties voor, te bereiden, verdient daarom

bijzondere aandacht. Men zou er echter op moeten aan-
dringen, dat deze aanbeveling niet te algemeen wordt
geïnterpreteerd. 1-let is nI. de vraag, of een groot indu-
strieel congres, waarheen vertegenwoordigers der cen-
trale organisaties- der industrie, der top-vakverbonden,
der centrale organisaties van de handel en der verbrui-

kers-coöperaties uit de verschillende Europese landen,

worden afgevaardigd, het gewenste doel zou bereiken.
Op dit ogenblik zou waarschijnlijk zelfs een Europese
conferentie van de centrale verbonden der industrie

nauwelijks boven gemeenplaatsen uitkomen. Want de

centrale organisaties der industrie hebben nog geen ho-
mogene structuur. Zij zijn niet alle van beneden naar boven

organisch gegroeid en vermogen daarom ook nog niet

de belange’n der aangesloten bedrijfstakken naar hun

juiste proporties te bundelen. Weliswaar was tijdens de
oorlog in de meeste Europese landen de industriële be-
drijfsorganisatie op eenzelfde leest geschoeid, maar het

uniforme organisatieschema zelf, dat hieraan ten grond-

slag lag, was soms meer de caricatuur dan het voorbeeld

van een goede organisatie. De reactie hierdp was in de
verschillende Europese landen zeer verschillend. Vele

der nieuw-ontstane centrale verbonden der industrie

moeten hun eigenlijke onderbouw nog vinden.

Waarschijnlijk zullen voorlopig die hedrijfsorganisaties,

die de voormalige hedrijfsgroepen hebben afgelost of

zullen aflossen, nog. de mest geschikte lichamen zijn,
die men inter-Europees zou kunnen coördineren om via

deze de onder hen ressorterende marktregelende orga-

nisaties aan te sporen, de beôogde w’erkzaamheden op

zich te nemen en de hiertoe nodige contacten te zoeken.
Met zulk een aansporing zou men de industrie niet

eens uitnodigen onbekend gebied te betreden. Door vele
ervaringen, opgedaan met de vorming
,
van Europese
en internationale kartels, is het terrein reeds lang ver-

kend. Daarbij is liet niet oninteressant, dat tussen de sfeer
van internationale onderhandelingen der industrie en die

van andere internationale cönferenties dikwijls een mar-
kant verschil bestaat. De fabrikanten verschijnen slechts
in naam als gedelegeerden van hun nationalegroep. Inwer-

kelijkheid echter speelt hun natio’naliteit hij materiële
onderhandelingen geen rol. De concurrenten uit verschil-

lende landen coördineren hun belangen in dezelfde stijl

als concurrenten uit één en hetzelfde land. Men gaat uit
van de naakte belangen, van het bedrijf. Men denkt er

nauwelijks aan, dat dit bedrijf ook deel uitmaakt van een
nationale volkshuishouding.

Na de oorlog kwamen dei’gelijke internationale onder-
handelingen weliswaar slechts aarzelend op gang. Met de

toenemende invloed der Amerikanen in, West-Europa

werd het een soort mode om de anti-trust- en kartelwetten der Verenigde Staten als economisch evangelie te verkon-
digen of ten minste als navolgenswaardig voorbeeld aan te halen.

Liberale en socialistische politici spraken uit tegen-
overgestelde motieven vaak een soort banvloek over kar-
tels uit.

Men realiseerde zich daarbij niet, dat het kartel in
Europa een andere betekenis er ook een andere geschie-

denis heeft dan de trust en da ,,conspiracv” .in de Ver-
enigde Staten. Marktregcling was in Europa even onmis-

baar als verkeersregeIing Nen zag over het hoofd, dat,
met het toenemende evenwicht van het Amerikaanse
bedrijfsleven, de Sherman-doctrine in Amerika zelf steeds
minder populair werd en dat steeds meer bekende Ameri-
kaanse economen véér de afschaffing van de anti-trust-
wetgeving of althans haar radicale hervorming pleiten. In de naar Europa overgewaaide anti-trustsfeer werd
ook dikw’ijls het I.T.O.-haridvest onjuist geïnterpreteerd.
De hoofdstukken V en VI van het Handvest, .die zich
met trust- en kartelvraagstukken bezighouden, schenen’

meer tot enthousiasme op te wekken dan tot een grdndig
lezen. Zelfs de departementen van bepaalde Westeuro-
pese landen zijn onder de invloed van deze sfeer geraakt

en peinzen er over hoe zij de eigen karteh’etgeving sterker
aan het Amerikaanse voorbeeld kunnen aanpassen. In
West-Duitsland zijn tot op heden marktregelende afspra-
ken van welke aard dan ook zelfs nog de jure verboden.

Desalniettemin heeft de kartelvijandige sfeer niet

TABEL
‘1.
Balansactiaa.

uit.

1945
‘1946

1947


948
(in mln guldens)
Obligo

0!)

aande-
len
10,4
10,5 10,5

10,8
Vaste eigendom-
men
Hypotheken
143,2
249,3
145,1
255,3
150,4
170,3

Effecten
743,0
1.164,0 263,3
1.180,7
304,6
699,1
Leningen op
sch
ulci
he ken
te-
nis

……….
513,4 467,4
543,9
659,7
Polisheleningen
.
30,6
29,3
34,5
44,5
Andere

beleggin-
gen

………..
578,4
376,6
489,2
967,5
Andere activa

.
2
1
0,7
220,7
‘198,4

.
201,2
2.508,9
2.668,9
2.769
34057,7

TABEL
2.
13l

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

993

kunnen beletten, dat het aantal nationale en internatio-

nale kartelafspraken in feite toch steeds groeide. De mo-

derne industrie kan gezonde iegelingen van markt en

productie nu eenmaal niet missen. De Europese industrie

kan dit het’ allerminst. Haar kapitaalarmoede noodzaakt

er toe foutieve investéringen te vermijden, oneerlijke
concurrentie en prijsknoeierij te voorkomen en
1
de be-
drijfsresultaten door rationalisatie en normalisatie te

verbeteren.

De industrie wist, dat deze werkzaamheden niet slechts
haar eigen belangen dienden, maar dat daarbij juist ook
de volkshuishouding was gebaat. Marktregeling en’ pro-

ductieregeling behoeven ook de liberalisering van de han-

del niet in dè weg tç staan.
r[egen
misbruik der econo-

mische macht waakt het karteltoezicht en dit misbruik
is veel zeldzamer dan men over het algemeen denkt.
De typische nionopolist is de uitzondering. Een kartel,
dat monopolie-aspiraties heeft, zou ook zonder kartel-

toezicht spoedig ten dode zijn opgeschreven.
De kartelvijandige sfeer heeft echter teweeg gebracht

dat liet de gewoonte werd markt- en productieregelende
onderhandelingen zowel op nationaal als op internatio-

naal plan meer en meer fluisterend te
,
voereh. Iedere
publiciteit werd angstig vermeden. Vele industriëlen had-

den schijnbaar het gevoel iets te doen, wat het daglicht
niet mocht zien. Zij lieten zich door de kartelvijandige
sfeer als het ware biologeren en deden tot op heden maar
weinig om deze anti-karteldemagogie tegen te gaan. Hier-door maakten zij het kwaad nog erger. Men weet: wat aan
de ene kant met luider stem wordt verkondigd en aan de
andere kant stilzwijgend wordt geslikt, wordt .opinio
communis, ook al is het je reinste onzin.
Zodoende heeft het voorstel der Europese Assemble’e,
een Europese conventie ter contrôle van internationale

kartels te scheppen, twee aspecten. Op zichzelf is de idee,
de in de meeste Europese landen sinds lange tijd bestaande
kartelwetteri inter-Europees te coördineren, gezond. In
de kartelvijandige sfeer van thans zou uit deze gedachte
echter ook een club van Europese Shermans te voor-
schijn kunnen komen.
Met het oog op de grote betekenis, die juist aan ‘de
onderste trap van de industriële organisatie bij de coör-
dinatie der Europese productie en markten moet worden
toegekend, zou het nuttig zijn alles in het werk •te stellen
om te voorkomen, dat de gedachte van de Europese As-
.semblee om een Europese conventie ter contrôle van

kartels te scheppen, slechts met een negatief doel wordt
geïnterpreteerd. Veeleer moet men pogen aan deze gedachte
een positieve zin te geven. Een wijs beleid op het gebied der kartelwetgeving zou het vormen van gezonde markt-
en productieregelende ‘organiisati&s kunnen stimuleren
door deze organisaties tot vèrgaande publiciteit le nood-
zaken en de uitwisseling van waardevolle ervaringen

mogelijk te maken.
Bij dit alles moge men nog één ding niet vergeten:
-irk Oost-Europa zijn gigantische trusts gevormd, welke –
met één pennestreek op de binnenlandse markt kunnen
verhalen, hetgeen op de buitenlandse markten wordt
verloren. Deze trusts vormen een duinpinggevaar, dat
niet ernstig genoeg kan vordert, opgevat. D’e ondervinding
heeft geleerd, dat het mogelijk is, met deze trusts tot
prijsafspraken op de wereldmrkten te komen. Daar,
waar dit geschiedde, is het dûmpinggevaar bezvoren. Daar, waar dit geschiedt, lopen ook de laatste draden
van een goede verstandhouding tussen West- en Oost-
Europa. De knooppunten van zulke draden in West-
Europa zijn wederom marktregelende organisaties. Zij
vormen in deze gespleten wereld bijna de laatste getuige-
nis, dat Europa één werelddeel is.

‘s-Cravenhage.

H. 1). SAL1NGEIt

BELEGGINGEN DER NEDERLANDSE

LEVENSVERZEKERINGMAATSCHAPPIJEN

‘IN 1948.

In het volgende
1
)
zal Nvordlin onderzocht, welke invloed

de zeer grote stroom van besparingen, die het levens-
verzekeringsbedrijf toevloeit, heeft gehad op het balans-

h’eeld en de beleggingen van d6 Nederlandse maatschap-
pijen

De tabellen 1 en 2 geven daartoe allereerst een overzicht
van de actief- en de passiefzijde van de gecombineerde
‘halansen van 61 maatechappi,en,’ terwijl in tabel 3 de

mutaties in de belangrijkste debetposten zijn aangegèven:

uit.
‘1945

1946

1947

1948
(in min guldens)
Geplaatst kapi-

taal e.d…….
31,6

31,9

32,9

33,7
Extra reserve
. .

73,5

72,3

79,0

88,9
iremiereserve
dr

2.236,3

2.379,9

2.584,6

2.779,9
Andere passiva . . /


167,5

_184,8

180,/,

1_55,2

2.508,9

‘2.668,9

2.876,9

3.057,7

TABEL
3.
Mutatiestaat balansaciiaa.

1946

1947

1948
(in min guldens)
Vaste eigendommen

+

1,9

+ 11,3 4- 13,9
Hypotheken …………..±

6,0 . ±

8,0

±

41,3
Effecten

…………….
+ 421,0

-f-

16,7

– 181,6

Leningen
01)
schuld bekentenis
– 46,0 +
76,5

+ 115,8
Polisbelenjngen …………

1,3

+

5
1
2

+

‘10,0
Anclere beleggingen

– 201,8

+
112,6

+ 478,3
Andere activa …………



19,9

22,3

+3,1

+
159,9

+
2080
+ 180,8

Pre,niereseroe, extra resere’es, geplaatst kapitaal ed.

De toevoeging van de spaarquote in de ontvangen
premies en de benodigde rente aan de premierecerve
deed de laatste in 1948 niet ruim f 195 min toenemen.
1-let feit, dat, een aanzienlijk deel van de ontvangen
premies (ruim
I
deel) in de vorm var( koopsommen werd
voldaan, heeft hiertoe in belangrijke mate bijgedragen,
omdat clan cle maatschappij nl. reeds hij het sluiten der
verzekering het gehele spaarbestanddeel ontvangt en
onmiddellijk i-eserveert.
FIeL ontvângen van tei’mijnpremi’es doel. de pm’emie-
reserve slechts zeer geleidelijk toenemen, aangezien dan
het spaarhestanddeel eerst in de 1oop der jaren wordt
opgebouwd.
Wat de extra reserves betref t, hieraan ,werd weliswaar
uit de winst van 1948 bijna f 13 mln gedoleerd, maar de

talrijke afbo3kingen (bijv. overboeking naar de premie
reserve, afboekiilg koersvenlies op effecten, afschrijving

op vaste eigendommen ed.), maakten dat de toeneming
per saldo ni3t groter dan f11 mln was.
Tenslotte nam het geplaatste en , gestom’te kapitaal in 1948 nog met f 0,5 mln toe.

) Zie ook: .,FIet bedrijf dci’ Nederlandse levensverzekering-
maatschappijen in
1948″
in ,,E.-S.B.” van
7
December
1949.
‘) In Statistische en Econometrische Onderzoekingen” van Sep-
tember
1948
(blz.
91-93)
werd berekend, dat per ultirno
1947
de
levensverzekeringmnaatsehappijen ca
21
pCt van de beleggingen der
institutionele beleggers in Nederland admuinistreerden,

994

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 December 1919
Tezamen voor een zeer aanzienlijk bedrag dus moest in

1948 een passende belegging worden gezocht, en wel,
nadat met de mutaties in de minder relevante activa en

passiva is rekening gehouden, voor ca f180 mln. Tabel 3
geeft aan, welke veranderingen deze belegging in het
balansbeeld heeft gebracht.

Alvorens over te gaan tot een bespreking van de af-
zonderlijke groepen beleggingen, volgt hier nog een tabel,

waarin opbrengst en rendement van de beleggingen zijn
vermeld.

TABEL 4.
Opbrengst.
Rendement,. (in mlii
guldens)
(in pOt)
1945

1946
1947
1948
1945

1946

1947 1948
Vaste
eigendommen
8,0

6,9
7,5
8,0
5,64

4,83

4,97
4,92
Hypotheken
10;3

10,1
10,2
10,7
3,98

3,94

3,92
3,88
Effecten


.25,4

35,4
37,0 28,0
3,43

3,43

3,22
3,31
Leningen op
schuld beken-
tenis
17,1

17,3
16,5
20,5
3,51

3,47

3,44
3,33
Polisbelening
1,7

1,4
1,5
1,9 5,13

5,06

5,19
5,01
Andere beleggin-
gen

(mcl.

saldi
bij

bankiers)
13,1

12,0
15,9
27,1
2,17 .2,46

2,77
3,05
Totaal
75,6

83,1
88,6
96,3
3,34

3,40

3,36
3,40

Vaste eigendommen.

De balanswaarde nam in 1948 toe door aankoop, nieuw-

bouw en bijboeking, tezamen vooi’ een bedrag van f 17,7
mln. De afschrijvingen bedroegen f 3,2 mln, terwijl voor

f1,3 mln aan vaste eigendommen werd verkocht.

Het rendement op het bezit aan onroerende goederen lijkt met een percentage van 4,92 zeer gunstig. Prof. Dr
C. Campagne heeft echter in een artikel in het gedenkboek

der Verzekeringskamer
3)
duidelijk gemaakt, dat dit

percentage slechts zeer betrekkelijke waarde hèef t. Flet
is ni, berekend over de gemiddelde boekwaarde, w’elke is

ontstaan door de indertijd »estede aankoopsom te ver-
minderen met over het algemeen zeer ruime afschrijvingen.
Bovendien wordt het nog beïnvloed door de aangenomen

huren voor percelen in eigen gebruik. Om eenS netto
rendementspercentage te verkrijgen moet derhalve boven-

‘genoemd bruto percéntage met een zeker bedrag worden

verminderd.
De ontwikkeling der huren was als volgt: –

1945
1946 1947
1948
(in mln
guldens)
Bruto huren
11,9
11,5
12,1
13,5
Exploitatiekosten
4,0
5,0
5,1
5,6
Ncttolsuren
7,9 6,5
7,1
8,0
Exploitatiekosten
in pCt van de
bruto huren
34 44
42
41

De exploitatiekosten eisen na de oorlog een belangrijk deel van de bruto huuropbren
g
st op, wat niet te verwon-

deren valt, omdat de onderhoudskosten sterk zijn gestegen,

terwijl de huren
01)
het peil van Mei 1940 werden gehand-
haafd. Verder wordt de laatste jaren nog veel uitgesteld

onderhoud ,,ingehaald”. /

Hypotheken.

Het bedrag aan hypothelcen is in de oorlog tengevolge
van de grote liquiditeit der credietnemers en een verbod

voor het levensverzekeringsbedrijf om nieuwe hypotheken.
af
te sluiten sterk aifgenomen. In 1948 is eigenlijk voor
het eerst na vele jaren weer een belangrijk bedrag aan de belegging in hypothecaire leningen toegbvoegd, nl. ruim f 40 mln. Als oorzaak kan vooral worden gewezen op de

in 1948 sterk toegenomen omvang van de nieuwbouw door
particulieren. Bovendien hebben velen zich de voor het
,

betalen van de vermogensheffingen benodigde gelden

verschaft door hun eigendommen met hypotheken te
bezwaren.

3)
Prof.
Dr C. Campagne: ,,Het rendement van beleggingen van
het levensverzekeringbedrijf” in het Gedenkboek Verzekerings-
kamer 1923-1948, blz. 241-290.

Toch moeten de hypotheken, die -véôr de oorlog 30 ii

40 pCt van dc totale beleggingen uitmaakten, thans nog
met een veel bescheidener plaats genoegen nemen, nl.
slechts 10 pCt van liet totaal.

Inmiddels blijven de levensverzekeringmaattchappijen
belangrijke geldverschaffers op de markt voor hypothe:

cair crediet, hetgeen uit tabel 5 moge blijken. Daarin

zijn vermeld de uitstaande hypothecaire leningen van het

levensverzekeringsbedrijf en ter vergelijking de overeen-

komstie cijfers van de 33 lipotheekbanken, werkzaam
in Nederland.

TABEL 5.
1945

1946

1947

1948

Levensverzekering-
(in mln guldens)

maatschappijen

249

255

263

305

Hypotheekbanken

515

526

532

554

De. levensverzekeringmaatschappijen weten zich dus

een steeds grotere plaats op de hypothekenmarkt te ver-
schaffen, en wel in vele gevallen ten koste van het hypo-

theekbankbedrijf. Bovendien moet er nog rekening mee

worden gehouden, dat twee hypotheekbanken sinds een
tiental jaren als dochtermaatschappijen van levens-
verzekeringsondernemingen kunnen worden beschouwd.

Deze twee banken administreerden op ultimo 1947 en
ultiino 1948 resp. f48 en f55 mln aan hypotheken.

Effecten.

Om een globaal inzicht te geven in de samenstelling der
effectenportefeuille zijn in de volgende tabel enige gegevens
hieromtrent verzameld.

TABEL 6.
Ef/ecten.

1945
1946 1947 1948
(in mln
guldens)
Aandelen Ncd’rland


Bank- en credietmnslellingen
20,2
29,0 35,0
37,-?
Industriële ondernemingen
8,9
10,1
32,1
42,3
Handels-

en

cultuuronclerne-
mingen

………………
6,9
5,4
6,7 7,5
Scheepvaart

…………….
2,!
2,0 2,8 3,0
Diversen

………………
9,0
9,1
10,5 10,4
Aandelen buitenland
Industiële ondernemingen

….
6,2
7,5
5,7
4,9
Spoor- en tramwegen
………
2,1
2,5
2,3
2,1
Diversen

……………….
3,1
4,6 4,0 3,7
Obligaties Nederland
Staatsleningcn

…………..
504,2 926,3 911,7 407,0
Provinciën en Gemeenten
……
.60,7
57,4
37,3
27,7
Bank- en credielmnstellingen

.
2,7 2,6
2,4
3,3
Hypotheekhanken

. . . …….
16,1
9,5 9,8
10,6
Industriële ondernemingen
3,9 3,7 13,8 35,6
Handels- en cultuuronderne-
mingen

…………
2
5,1
.

4,0
11,4
9,1
.

Diversen

………………4,3
3,5 10,4 11,3
Obligaties buitenland
Staaisleningen

…………..
56,3
52,7 53,3
46,4
Provinciën en Gemeenten

….
9,7
10,7
10,7
11,9
Bank- en credie.tinstellingen
3,1
3,0 2,9 2,7
Hypotheekbanken

……….
6,3
7,1
7,5 7,3
Industriële ondernemingen
….
5,8


8,0
9,0 8,7
Spoor- en tramwegen
9,0 7,8
6,2 4,3
Diversen

………………
1,3
1,3
2,1

Zeer opvallend zijn wel de mutaties in Nederlandse
staatsleningen in 1946 en 1948.
Moet de toeneming in 1946 vnl. w’orden toegeschrevn
aan inschrijvingen in het Groothoek 1946, de grote af-
neming in 1948 is een gevolg van de formele overbrenging
van bepaalde categorieën staatsschuld naar de rubriek
andere beleggingen, op aanwijzing van de Verzekerings-
kamer. Verder valt een aanzienlijke vermindering in. het
bezit aan obligaties van Nederlandse provincies, gemeenten
ed. te constateren. Waarschijnlijk is dit een weerspiege-
ling van de geringe geneigdheid van het levensverzekerings-
bedrijf om aan conversies mee te werken, omdat de vrij-
komende gelden op meer aantrekkelijke w’ijze konden

worden belegd.
Tenslotte is er een belangrijke toeneming te consta-
teren in het beëit aan aandelen en aan obligaties van het
Nederlandse bedrijfsleven. Zo nam bijv. het bezit aan
aandelen van de Nederlandse industrie de laatste twee

14 December 1949 .

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

995

jaren met ruim 1 30 mln’ toe, terwijl de toeneming bij de

industriële + diverse obligaties (in de groep diversen
klasseren sommige maatschappijen effecten van de petro-
leu.mindustrie) bijna f 40′ mln bedroeg. Het levensver-

zekeringsbedrijf blijkt voor grote hédragen ,op enkele

belangrijke emissies van grote industriële concerns te

hebben ingeschreven. Het rendement, dat in 1948 met de effectenbelegging werd behaald, is door bovengenoemde

overboeking niet vergelijkbaar met dat van 1947. Wel kan

worden geconstateerd, dat het rendement in de groep
effecten (tenslotte toch nog voor bijna 60 pCt uit staats-
leningen bestaande) enigszins is verbeterd.
Overigens zijn ook deze rendementscijfers weer bruto
en er zou om netto-rendementscijfers te verkrijgen weer

een correctie moeten worden aangebracht. Het zijn de

winsten en verliezen op de porteeuil1e, die in dit verband
van betekenis zijn. In ondertaand’e tabel zijn hierover
gegevens verzameld.

TABEL
7.

J’Vinst en oerlies op de effectenportefeuille

1945
‘1945

1967
1948
(In mln guldens)
Koersverschil


± 0,4

1,6

+ 12
—12,7
Vinstbij uitloting
en verkoop

+

1,1
. +
2,8

±

1,3

+
0,3
±

1,5
.+

1,2

+
2,5
—12,4

Er blijkt dus in 1948 een zeer aanzienlijk koersverlies
te zijn geleden. Voor bijna f 11 mln is dit echter een kevoig
‘Van het verlies

op Franse effecten bij één maatschap’pij, welk verlies werd veroorzaakt door de devaluatie van de
Franse franc in 1948. Door een zorgvuldig handhaven
van het ,,valuta-evenwicht” leed dee ,maatschappij

hierdoor echter geen direct nadeel, daar de premiereserve
nu met een overeenkomstig bedrag daalde.

Leningen op schuidbehentenis.

Deze beleggingsvorm was vroeger bijna geheel op de
lagere publiekrechtelijke lichamen gericht. Ook voor
1948 kan nog een deel van de toeneming worden verklaard
uit geldleningen aan provincies, gemeenten, waterschappen
ed. De levensverzekeringmaatschappijen prefereren blijk-
baar deze credietvorm boven de gemeente-obligatie e.d.
Na de oorlog is echter ook de lening op schuidbekentenis
aan het bedrijfsleven geïntroduceerd. Hierover kunnen de
volgende gegevens worden verschaft.

TABEL
8.

1947

1948
Verstrekt aan:

(in mln g’uldens)
Bank- en credietinstellingen (o.a. Hyp.b.)

32,4

47,4
Industrie, handel en mijnbouw
……..
15,2

‘ 60,6
Openbare nutsbedrijven ————–
4,7

7,3
Woningbouw ————————
4,5

9,0
Diversen

……………………..
2,5

3,1

59,3

. 127,4

Vrij omvangrijke bedragen zijn dus in de richting van
de industrie gevloeid. Dit kan mede in verband worden

gebracht, enerzijds met de moeilijkheid voor het levens-
verzekeringsbedrijf om behoorlijke belegging van aan
haar toevertrouwde gelden in de sfeer van het leenkapitaal
te vinden, anderzijds met de moeilijkheid voor het bedrijfs-
leven om met een emissie ter kapitaalmarkt te komen.

Folisbeleriin gen.

De post polisbelening vormt voor de maatschappij
een aantrekkelijke belegging, daar ze een hoog rendement

geeft, en in het geheel geen risico’s meebrengt. Zij heeft
echter ook een nadelige kant, omdat in zeer veel gevallen
polisbelening uiteindelijk tot afkoop leidt.

Andere beleggingen.

Deze post bestaat vnl. uit diverse soorten staatsschûld,
nI. voor de jaren 1945, 1946, 1947 en1948, voor resp.94,94,
93 en 95 pCt. Voorts uit diverse bedragen, welke soms ‘om

tëchnisch-formele redenen niet in één der vorige catego-
rieën,waar ze naar hun aard thuisbehoorden, waren onder
te brengen.

Conclusies.


Wanneer wij het geheel der béleggingen nog eens over-

zien, en tevens een indruk willen verkrijgen, welk deel

ervan nu tot de sfeer van het Nederlandse overheids-
crediet’ moet worden gerekend, dan kunnen wij de volgende
globale opstelling maken.

TABEL 9.
1947

1948

Niet

Overheid

O.
t
eid
Overheid Ove1eid

Vaste eigendom-
(in mln guldens)
‘men

.

156

170
Hypotheken
. . . .

263

305
Effecten

945

235

435

264
Leningen op schuldbekentenis

484

59

533

127
Polishelening
– . . .

35

45
Andere beleggin-
gen ———–
455

34

920

47

1.884

783

1.888

958

Hieruit blijkt dus, dat, hoewel in absolute cijfers de
beleggingen in de overheidssfeer nagenoeg onveranderd
bleven, de relatieve betekenis van het overheidscrediet
voor het levensverzekeringsbedi’ijf verminderde van 71

pCt van de totale beleggingen in 1947 tot 66 pCt in 1948.
Ter vergelijking
,
vermelden wij nog het percentage van
1938, dat ruim 30 bedroeg.
Bijna het
gehele
bedrag, waarvoor in 1948 een belegging
moest worden gezocht, blijkt dus
biriten
de overheids-
sfeer een besterhming te hebben gevonden, hetgeen een
verheugend vei’schijnsel is in verband met de nijpende –

problemen der woningbouw- en industriefinanciering.
Naar schatting is f 75 mlh ten goede gekomen aan de
financiering van de woningvoorraad (o.a. door uitbrei-

ding bezit aan vaste eigendommen en toeneming hypothe-
caire leningen) en f 90 mln aan het bedrijfsleven, o.a. in de

‘vorm van aandelen, obligaties en onderhandse leningen.

Rotterdam.

L.
VAN
ZWOL.

RECENTE ONTWIKKELING

– VAN DE HANDELSPOLITIEK DER

VERENIGDE STATEN.

II
1)

De 000ruitzichten der handelspolitiek.

Tarieven zijn in de Amerikaanse geschiedenis steeds
een politieke kwestie van de eerste orde geweest. Men kan
cle Amerikaanse geschiedenis in zekere zin lezen als een
tarievengeschiedenis. De houding met betrekking tot de

mate van bescherming van industrie en later landbouw
bekleedde steeds een vooi’aanstaandeplaats in de (in de
Verenigde Staten elk jaar opnieuw vastgestelde) program-
ma’s van de Republikeinse en Democratische partij. Zoals
in vele opkomende landen, hadden de eerste tariefwetten
van de Vereijgde
Staten een sterk fiscaal karakter, ook al
constateert een autoriteit als Taussig, dat de tariefwet
van 1789 (de eerste) ,,protective in intensions and spirit”
was. Bij die wet begon reeds de bescherming van de
Amerikaanse scheepvaart: goederen vervoerd met Ameri-
kaanse schepen genoten een korting van 10 pCt op het
invoerrecht. In 1815, na de vrede met Engeland, stelde President Madison het eerste bewust protectionistische
tarief voor, hetwelk door het Congres werd aangenomen.
Tot de eerste wereldoorlog brachten de verschillende
tariefwetten algemene verhogingen’ of algemene verlagin-

‘) Het eerste gedeelte van dit artikel is gepubliceerd in ,,E.-S.B.”
van
30
November
1949.

4

996

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 December 1949

gen, naar gelang de partij, welke aan het bewind was, en

soms als-reactie op de toestand van de Schatkist. Na de

eerste wereldoorlog luidde de wet varf 1922, aan het begin
van een Republikeins régime, dat dertien jaar zou duren,

een periode van scherp piotectionisme in. In 1928 zeide

de Republikeinse partij in haar programma: ,,We reaffirm

our belief in the protective tariff as a fundamental aid

essential .principle of ,the economie’ life of this nation”.

Het merkwaardige is echter, dat de algemene tariefver-
hoging, welke plaatsvond bij de I-Iawley-Smoot wet van

1930, niet het gevolg was van een grote druk in die richting

uit kringen van het bedrijfsleven. President 1-loover had

dan ook in 1928, dus véér de aanvang van de depressie,

het Congres slechts om een ,,limited revision” van de

tariefwet vafi 1922 gvraagd. Het feit, dat overeenkomstig

de algemene Amerikaanse wetgevende procedure de be-

handeling van de wat grotendeels in verschillende commis-

sies van het Congres plaatsvond, gekoppeld aan het systeem

van ,,log-rolling”, leidde tot de aanzienlijke verhogingen,

welke de Hawley-Smoot Act haar scherp protectionistisch

karakter gaven. , ,Log-rolling” is de benaming voor de

procedure, waarbij het ene Parlementslid het andere be-

looft een voorstel van de laatste te steunen in ruil voor

steun op een ander punt van de laatste aan de eer3t.

Flet is duidelijk, dat bij een onderwerp als invoerrechten

dit stelsel gemakkelijk tot funeste resultaten voor het

buitenland kan leiden: ied’er CQngreslid wil gaarne iets

don voor industrie of landbouw in zijn district (deVer

enigde Staten hebben immers een districtenstelsel voor
de verkiezing van Congresleden). Het is de verdienste van President Roosevelten Minister
Cordeli IlulI geweest cle noodzaak van overdracht van een

deel der bevoegdheden op invoerrechtengebipd aan de

uitvoerende macht te hebben ingezien. De Reciprocal
Trade Agreemen’s Act van 1934 was overigens niet de

eerste wet, die de Administratie enige vrijheid tot het

veranderen van invoerrechten buiten het Congres om liet.

De tariefwet van 1890 gaf cle President de bevoegdheid
bepaalde producten van de vrije lijst” met een invoer-

recht te belasten, tenzij via onderhandelingen andere
landen tegenconcessies zouden doen. De wet van 1897
bevatte voor het eerst de bevoegdheid om niet alleen
rechten
01)
vrije” artikelen in te stellen, doch ook, de

rechten op bepaalde prbdiicten in ruil voor concessies van
andere landen te verlagen. Het is o.a. met Nederland,
dat op basis van deze wet in 1907 eeb beperkte handels-
overeenkomst tot stand kwam.
Vraagt men,.of er iets veranderd isin de houding van
de Administratie, publieke opinie en Congres, welke des-tijds culmineerde in de Hawley-Smoot Act van 1930, dan
is het antwoord een stellig ja. Dat de huidige Democratische Administratie de Reci-
procal ‘frade Agreements Act als een der steunpilaren
van de buitenlandse politiek beschouwt, is overbekend.
Dat zij bovendien gelooft in de verplichting van de Ver-
enigde Staten als cred i teu rnatie geen hoog invoerrechten-
tarief te hebben, is duidelijk vastgelegd in •het Protocol,
gepubliceerd na de Brits-Amerikaans-Canadese bespre-
kingen van September ji.:

As to
tariff rates, it was noteci that high tariffs were clearly
inconsistcflt rittt the pOSitiOfl of creciftor countries. There had
already been significant and subslantial reductions in
U.S.
tariffs ciuring the last fifteen years. The policy of the United
States Government was to seek further negotiation of trade
agreemeil
ts
through which acid
1
tional red uClionS
1)1
gist he
made, within the frainework of the Reciprocal Tracle Agree-
nients Act”.

Ook in het bedrijfsleven (voor dit onderwerp het belang-
rijkste segment van de publieke opinie) heeft sinds 1980
een duidelijke kentei’ing plaatsgevonden. 1-loewel de Na-
tional Association of Manufacturers, de voornaamste en
zeer iivloedrijke fabrikantenvereniging, zich dit jaar

evenals bij vorige verlengingen ervan heeft onthouden
haar standpunt met betrekking tot de Reciprocal Trade

Agreements Act kenbaar’tc
,
maken, -heeft zij in Juli ji.

onder de veelzeggende titel: The Foreign Ti’ade Gap”

een rapport gepubliceerd, waarin een hoog niveau van
invoeren als enige permanente oplossing van het overschot

op de handelsbalns wordt ingesteld. Aan de andere kant

kan men hij individuele fabrikanten vaak de mning

aanti’effen: ,,Toeneming van invoeren? Best, doch niet

in producten van mijn branche”. Men kan moeilijk verwij-

ten maken over een dusdanig standpunt van de individu,

die voor zijn bestaan vecht, een standpunt, dat men in

andere landen in soortgelijke situaties evenzeer azntreft.

Overigens is de prèssie van exporthedrijven, welke voor-
standei’ zijn van het handelsovereenkomstenprogramma

als middel tot verlaging van invoerrecht&n.in andere landen,

betrekkelijk gering, of althans in het niet vallend verge-
leken met die van de om protectie van’ de Amerikaanse
markt roepende tegenstandrs. Dit wordt verklaard dooi’

de afnemende omvang van en slechtere vooi’uïtzichten

voor de uitvoer van vele Amerikaanse producten als gevolg

van deviezen- en andere restricties, welke niet voor onder-
handeling via de Trade Agreëments Act in aanmerking

komen. Toch is het tekenend, dat een der felste tegen-

standers van de Recirocal Trade Agreements Act, ni.

de National Association of Wool Manufacturers, in haar

verklaring tijdens de laatste hearings moest toegeven

,,there should….. be machinery foj’ adjusting our tariff

rates, and a full Congressional debate such as occurred

in 1929 and 1980 does not appear a very satisfactory
me th od”.

Dit brengt ons tot de situatie in het Congres. Ook daar

bleek tijdens het jongste debat duidelijk, dt zelfs de
meeste tegenstanders geen terugkeer wensen , tot het

systeem van ,,log-rolling”. De Republikeinse partij heeft

evenals met betrekking tot anderë onderwerpen van
buitenlandse politiek ook inzake het handelsovereenkom-

stenprogramma een opvallende verandering vergeleken
niet twintig jaar geleden ondergaan. Men stelle tegenover –
elkaar de phrase uit het Republikeinse partijprogramma

van 1928, hierboven aangehaald, die uit het Rpuhlikeinse
programma van 1936:
,,We
will repeal the present reci-

procal trade agreement law. It is futile and dangerous.
Its effects on agriculture and industry have heen destruc-
tive”, en de volgende uit dat van 1948: ‘,,At all times

safeguarding our own industry and agriculture, and under
efficient administrative procedures for the legitimate consideation of domestic needs, we shall support the

system of reciprocal trade and encourage international
commerce”. De reserve met betrekking tot ,,safeguarding
our own industry” is vooi’ een partij, die zoveel indus-
triëlen onder haai’ leden en steunpilaren telt verklaarhaar
en onontkomelijk.

Voor zover in ki’ingen van de Administratie iets van een
pi’otectionistische tendentie te bespeuren valt, is het op landbouwgehied Voor enkele iandhouwproducten (o.a.
ktoen, sommige soorten tabak, hotei’) bestaan nog steeds

invoerquota. Overigens kan’ men constaterefi, dat ook in
land bouwkringen het handelsovereenkômstenprogramma
overwegend bijval vindlt, gezien de afhankelijkheid van de
Amei’ikaanse landbouw van export. – –
Verder nog het volgende: een der fundamentele princi-
pes, dat ook aan de Amerikaanse tariefw’etgeving ten grond-
slag ligt, is dat van de overbrugging der productiekosten-
verschillen (in het bijzonder de loondifferentie) met het
buitenland. Zo machtigt sectie 386 van de tariefwet, de
zgn. ,,flexihle tariff provision”, de President op advies
van de Tariff Commission tarieven met hoogstens 50 pCt
te verhogen (of te verlagen) ,,if….duties…. do not
equalize the differences in the costs of production of the
domestic article and the like .or similar foreign article
when produced in the principal competing country”. De
preambul’ van de tariefwet luidt: ,,an act to provide
revenue, to regulate cornmerce with foreign countries, to

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

997

encourage the industries of the United States, to protect
American labor, and for other purposes”.

Hei merkwaardige is nu, dat cle statistieken uitwijzen, dat de meest beschermde industrieën niet die zijn, w’elke

de hoogste lonen betalen. hieronder worden vergeleken

de lonen van ,,beschermdc” industrieën met die vab

typisch binnenlandse” (niet aan concurrentie van het
buitenland onderworpen) bedrijfstakken en met indus-

trieën, waarvoor export een zeker belang vormt.

-.

Gemiddeld weekloon
(in dollars)

1939

Oct.
1943
,,Jle.SelIerm(Ic industrieën”

kleden en tapijten …………..
23,25

60,08
aardewerk

………………
22,74

. 51,33
zijden en kunstzijden goederen
.

15,78

49,13
katoenproducten

…………..
14,26

41,60
,,llinnenlandse” bedrijfstakkeii
drukkerijen, uitgeverijen, pers

37,58

75,47

bussen en trams …………….
33,13

63,40
bouwnijverheid

…………….
30,34

71,79
verf- en schoonniaakbedrijven
. . .

19,96

39,/it
,,Export.iI1dustriditIl
rubber binnen- en buitenbanden

33,36

64,82
automobielen

……………….
32,90

64,87

gereedschapswerktuigen ………..
32,25

63,31

landbouwwerktuigen ………….
26,46

61,45
Bron:
Senate Finance Committ;ce hearings
Gil
extension Reci-
procal Trade Agreenients Act. Public Affairs Painphlet no.
99.
Stat,istical Abstracr of the United States.

Dit soort cijfers doet velen langzamerhand. de primilivi-
teit inzien van de argumenten van hen, die beweren, dat

zonder beschermende tarieven de •huidige Amerikaanse
levensstandaard niet zou kunnen worden gehandhaafd.

Overigens heeft de Administratie steeds het standpunt
ingenomen, dat het niet de bedoeling is binnenlandse be-
drijven op te offeren. 1-let historische briefje van Pi-esident
Roosevelt dd. 15 Juni 1934 aan cle Californische Afgevaar-

digde Buck zij hier aangehaald:

,,I
am sornewhat surprised and a linIe ainuscd al the fears
you say have been aroused in California because of the enact-
menu and possible aciministration of the Reciprocal Trade
Agreements Act. Certainly it is not the purpose of the admi-
nistratlon to sacrifice the farniers and fruit growers of Cali-
fornia in the pmirsuit
of
time will-o’-the-wisp of foreign mnarkets,
as published repOrtS would make believe.
T
trust that no Cali-
fornian will have any concern or fear that anything damaging
to the fruit growers of that State er of any other State will
result from this legislation”.

Toen bij de verlenging van de Reciprocal Trade Agree-

ments Act in 1945 de bevoegdheid om tarieven te verlagen
werd uitgebreid doordat het maximum van 50 pCt mocht

betrekking hebben op rechten per 1 Januari 1945 (zodat
op per die datum met 50 pCt verminderde rechten een
totale verlaging van
t
75 pCt kon plaktsvinden) heeft Pre-

sident Truman verklaard:

,,T
have had clrawn to my attention statemeni s to the effect
that this increased authority mnight be used in such a way
as to encta.iiger Om’ trade out segments of the
A
nierican md nstry,
A merican agricuiture. or
A
merican labor.
No stick
aclion was
taken under President Roosevelt and CorcIeli 1Juli,
and no
sucli action
will
take place under my Presidency”.

Inzake het ITO-Handvest is de situatie als volgt. Het
ontwerp van 1-havana werd met een Presidentiële boodschap
in Mei jl. aan het Congres voorgelegd. Sindsdien heeft het
zonder behandeld te worden bij het Senate Foreign Re-

lations Comrnittee gelegen,
o.a.
als gevolg van de overvloed

van agendapunten
(mcl.
Atlantirch Pact en militaire hulp
voor WestEuropa). Men verwacht echter, dat vrij spoedig
na de herhijeenkomst van het Congres in Januari 1950
hearings over het ITO-Charter zullen aanvangen. Een
aantal nationale organisaties heeft commentaar op het
ITO-Charter uitgebracht. Sommige, zoals het Committee

for Economie. Developmertt, accepteren het ITO-Charter
met nochtans een aantal belangrijke kwalificaties en
reserves, voornamelijk gericht tegen de verregaande ge-
compliceerdheid van het 1-landvest, de talrijke ,,escape”

clausules en de gebrekkige bepalingen met betrekking tot
internationale investeringen. Andere, zoals de Chamber
of Commerce of the United States, meenden, dat liet

Handvest in. de huidige vorm niet acceptabel is: Toch is
de verwachting, dat het Congres – wellicht na een lang

durigdebat – het Handvest van havana zal goedkeuren.

Met betrekking tot tariefpreferenties is het bekend, dat

de Verenigde Stâten ernaar streven de imperiale prefe-

renties van het Ilritse Gemenebest geleidelijk via onder-
handelingen te elimineren. Er zijn gelukkig thans ook

tekenen, dat het de Administratie ernst is’, de weinige, doch
belangrijke, tariefprefereities der Verenigde Staten weg

te werken. T-het zijn Cuha en de Philippijnen, die voor een
aantal producten voorkeur genieten. Met de Phihippijnen
béslaat een wet, die er in voorziet, dat geleidelijk, te weten

tot 1974, de tariefpreferentie der Philippijnen verdwijnt.

Wat betreft Cuba zijn tijdens de recente onderhandelingen
in Annecy enkele preferenties sterk verminderd of geheel
opgeheven (bijv. ten aanzien van jam), nadat in 1947

tijdéns de onderhandelingen te Genève reeds enkele Cu-
baanse preferenties waren verminderd.

De resultaten van de onderhandelingen in Annecy
hebben betrekkelijk weinig commentaar uitgelokt. Ener-
zijds ziet men daarin een bijdrage tot opheffing van de
dollar gap”, anderzijds wordt gewezen op de door devie-
zenrestriclies vooralsnog beperkte voordelen van de door
de Verenigde Staten verkregen concessies.
De’Administratie is de laatste jaren doorgegaan met liet
streven om niet zoveel mogelijk landen nieu’e verdragen
,,of friendship, commerce and navigation” te sluiten, liet

is de bedoeling tot in liet algemeen uniforme teksten te
komen, welke ten dele
01)
het Handvest van 1-havana zijn
gebaseerd. Wel wil men in deze verdragen enigszins uit
;

voerige bepalingen met betrekking tot de bescherming van investeringen opnemen. Italië is een der landen, waarmede
in het recente vem’leden (Februari 1948) een verdrag tot
stand kwam.

Aangaande de vele moeilijkheden, welke de importeur
van buitenlandse goederen opdotsanegehied (anders dan
als gevolg van de invoerrechten) in de weg staan, wordt
verwacht, dat na en als gevolg van de aanneming van het
Havana Charter de tariefwet en’de douaneregelingen zullen
worden geamendeem’d, waarbij in sommige opzichten wel-
licht.verder zal worden gegaan dan strikt door het ilavana-
1

landvest wordt vereist
2)

Tenslotte kan men zeggen, dat de toekomst van de
Amerikaanse handelspolitiek, bezien van een Europees
standpunt, met optimisme (misschien gematigd) kan
worden tegemoet gezien. De Adninistratie en in toenemen-
de mate liet bedrijfsleven zijn de mening toegedaan, dat
verhoging van de invoer in de Verenigde Staten een beter
middel tot overbrugging van het dollartekort is dan ver-
laging van cle uitvoer uit de Verenigde Statdn. liet is niet
in de laatst plaats de E.C.A., die heeft bijgedragen tot
de vorming van dit standpunt. liet volgende citaat uit
eén m’ecenle rede van de heer Paul G. lioffman spreekt
boekdelen:

Speaking quite hlmmntly, the mnultibiltion dollar invest.-
macnt of our taxpayers in European recovery
will
mlot pay off
unless the European miatiomis can
1w
induced to put forth a
suprenie effort to eam’n dollars in the United States market
andt umiless we let them do so ….Tourisni alomie
will
not give
Europe enoutgh dollars. TIme fact is …. that Europe bas got
to prodmmce and seli competitively enough of time etmings we
want so stie can pay for the things she mmlust have from Imere.
By 1952, t
have estimated that Eum’ope
will
neeci to sell us
fm’om
$ 2,5
to
S 3 billions in goos and services. At the present
rate, that would be equal to omily one per cent, of our nat ional
inconie. St caminot burt os, all screanis notwithstanding”.

Wat. betreft de verlaging van invoerrechten moet het helaas weinig waarschijnlijk worden geacht, dat binnen
het kader van de huidige Reciprocal Trade Agreements
Act een voor Europa bevredigend niveau kan wom’den be-
reikt. Immers, van de theoretisch in totaal friogelijke verla-
ging van 75 pCt vdn de in Juni 1984 geldende tarieven.
w’as per 1 Januari 1949 (dus vôôr de onderhandelingen
van Annecy) 47 pCt bewem-kstelligd. Zelfs een volledige

‘) Zie over cle moeilijkheden in de Verenigde Staten op douamie-
gebted:
,,E.-S.B.”
van
4
Mei
1949,
no.
1669,
blz.
348.

998

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 December 1949

gebruikmaking van de mogelijkheden tot verlaging zal

vele Amerikaanse invoerrechten nog op een te hoog niveau
laten. Dit betekent, dat daarna zodanige rechten nog

slechts door wetswijziging (hetzij door verruiming van de

bevoegdheden onder de Trade Agreements Act, hetgeen

de meest waarschijnbjke en voor de hand liggende oplos-

sing is, hetzij door bij de wet rechtstreeks bepaalde invoer-

rechten te verlagen) verder kunnen worden verlaagd.
Aan de andere kant is de laatste tijd hoe langer hoe meer

gebleken, dat in het algemeen de invoerrechten slechts

één der vele factoren zijn, die tot dusverre een laag niveau

van de export van Europa naar de Verenigde Staten hebbèn

veroorzaakt. Waar aan die andere factoren (zoals bijv.

aanpassing van de Europese producten aan de vereisten

van de Amerikaanse markt, goede verkooporganisatie,

levering uit voorraad) de laatste tijd meer aandacht dan

ooit wordt besteed, is’waarschijnlijk de conclusie gerecht-

vaardigd, dat zelfs hij het huidige niveau van de Ameri-

kaanse invoerrechten een grote uitbreiding van de Europese

export naar de Verenigde Staten mogelijk is.

Washington, D. C., October 1949.

Dr J. KAUFMANN.

AANTEKENING.

JAPANS ECON01I1SCH HERSTEL.

Er zijn, volgens ,,The Investors’ Chronicle” van 26

November jl., verschillende aanwijzingen, dat iii 1950
het vredesverdrag tussen de Westelijke mogendheden en
Japan zal worden gas1otn. Het is ij dit verband interes-

sant om na te gaan, hoever het economisch herstel van

Japan thans, sinds het beëindigen van de vijandelijkheden,
is gevorderd. Beziet men de cijfers, waarmee o.a. het

,,Monthly Bulletin of Statist,ics” (van de U.N.O.) of

.,Records and Statistics” (van ,,The Economist”) regel-
matig het economisch gebeuren trachten veer te geven,

dan blijkt spoedig, dat van een noemenswaard herstel

eerst in het jaar 1948 kan worden gesproken en dat de

opgaande lijn zich, afgaande op deze cijfers, in 1949 heeft
voortgezet. Dit is eveneens het punt, dat ,,The Investors’
Chronicle” naar voren brengt. Het blad voegt hier echter
aan, toe, dat, ondanks de verbetering, Japans economie

nog steeds ,,abnormaal” en ,,ongezond” is.
Als sprekende symptomen van verbetering worden dan

genoemd de toeneming van de industriële bedrijvigheid,
de uitbreiding van het buitenlandse handelsverkeer

(voornamelijk de export) en de naar kwaliteit en.kwanti-
teit betere voedselvoorziening.
Onderstaande tabel, samengesteld uit ggevens van
het ,,Monthly Bulletin” van November 1949
1),
geeft de

indices van Japans
industriële productie –
waarbij 1937

als basisjaar is gekozen – weer.

TABEL 1.

Industriële productte.

(1937
=

100).
– Jaar
Algemeen Mijnbouw
Fabrieken

1937

…………
100
(100)
100
(100)
100
(100)
1938

…………
107
(107)
107
(106)
105
(108)
1939

…………
.

113
(117)
113
(113)
110
(117) 1940

…………
114
(119)
124
(122)
111
(118)
1941

…………
117
(123)
123
(121)
114
(123)
1942

…………
113
(117)
126
(123)
110
(116) 1943

…………
132
(110)
133
(131)
130
(107)
1944

…………
144
(94) 130
(117)
144
(91)
1945

…………
57
(37)
51
(51)
56
(36)
1946

…………
20
(20)
45
(46)
19
(16)
1947

.
…………
27
(25)
59
(60)

23
(20)
1948

…………
45
(33) 72 (71)
34
(28)
1949
e

…………
53′)
(43)
2
)
81
1
)
(83′) 49′) (37)’)
‘) Augustus
‘)

Juni.

‘) In het Novembernummer van het ,,Monthly Bulletin” is een
geheel nieuwe en verbeterde serie procluctic-indextijfers opgenomen.
Teneinde aan te tonen in hoeverre deze cijfers afwijken van de in
het October- en in vorige nummers geplaatste cijfers, zijn laatst-
genoemde tussen haakjes achter de November-cijfers vermeld.
Voor beide series geldt: 1937 = 100;

,,The Investors’ Chronicle” gaat bij zijn beschouwingen

over het industriële herstel uit van de basisperiode 1932

—’36en komt zodoende op een indexcijfer voor Juni 1949

van 77,8 (algemeen). Met de openbare nutsbedrijven
erbij – die iii Japan thans tweemaal zoveel activiteit

ontplooien als v65r de oorlog – bereikt dit cijfer zelfs eén

hoogte van 94,2. Zo kan genoemd blad concluderen, dat

de industriële activiteit bijna weer op het vooroorlogse

peil is gekomen. Het ,,Monthly Bulletin”, dat zich op het

jaar 1937 baseert in plaats van
op
de depressieperiode

1932—’36, geeft met een algemeen indexcijfer van 52

(exclusief de openbare nutsbedrijven) voor Juni 1949 wel

een heel wat minder geflatteerd beeld van de situatie.

Niettemin blijft het herstel van de mijnbouwopvallend;

deze tak van industrie neemt echter relatief een niet zeer

belangrijke plaats in. Minder bevredigend is het resultaat
van de textielindustrie. Op basis 1932—’36 = 100 bereikte

het laatstbekende indexcijfer (dat van Mei 1949) slechts

een hoogte van 23 (;,The Investors’ Chronicle”). Men

moet hierbij bedenken, dat Japan het voor de betaling

van zijn importen voor een belangrijk deel moet hebben

van de opbrengst van zijn textielexport.

De ontmanteling van de Japanse industrie, als herstel-
betaling, is practisch stopgezet. Slechts installatieS, die

Japan voor de voorziening in zijn ,,vredesbehoeften”

niet strikt nodig heeft, konden tot voor kort nog worden

gevorderd en weggevoerd, doch ook met betrekking tot

deze categorie is onlangs de regeling herzien ten voordele

van de economische behoeften van het land.
Tegenover deze tegemoetkoming staat echter het acute
probleem van de grondsvoffen. Vdôr de oorlog waren

China en vooral Mandsjoerije belangrijke leveranciers.
Nu deze lGnden voorlopig als zodanig niet meer in aan-

merking komen, zal Japan naar andere grondstofgebieden

moeten uitzien. –
Bij de hier gel’eleveerde feiten over de industriële be-
drijvigheid mag niet over het hoofd worden gezien, dat
Japans bevolking sinds de jaren dertig van 66 mln tot

bijna 81 mln is toegenomen.

Als tweede symptoom van verbetering noemden we
de uitbreiding van het
buitenlandse handls9erkeer.
Tabel II

geeft hieromtrent enige cijfers (ontleend aan het Novem-
bernummer van het,,Monthly Bulletin” van de U.N.O.).

TABEL II.

Maandgemiddelden yan de buitenlandse handel.
(in mln dollars)

Jaar
Importen
Exporten
1937

……………………..
113,6
100,1
1938

……………………..
89,2
92,4
1939

……………………..
89,4.
109,8

1946

………………
. …….

19,1
6,5
1947

……………………..
43,8
.

.

14,5
1948

……………………..

56,9
21,6
1949

(Mei)

.

………………..
91,8
57,1
1949

(Juni)

………………
95,6
42,3

De uitbreiding van het handelsverkeer in het eerste
halfjaar van 1949 illustreert ,,The Investors’ Chronicle”

aan de Eand van enkele sprekende cijfers. Zo bedroeg de
export in de genoemde periode in totaal S 262 mln; over
het gehele jaar 1948 was de exportwaarde $ 258,6 mln.
Hiertegenover staat, dat de importen, die irl 1948 een

waarde vertegenwoordigden van $ 682,6 mln, in het
eerste”halfjar van 1949 reeds S 488,2 mln bedroegen.
1-let probleem van de ongunstige handelsbalans is dan ook

nog niet opgelost, ondanks de gestegen exporten. De
eerste zes maanden van dit jaar hebben het deficit weer

met $ 226 mln vergroot, zodat dit, samen met dat van de
drie jaren 1946-1948, thans $ 1.205 mln bedraagt. Vdér
de oorlog was Japan’s handelsbalans eveneens ongunstig,
maar het nadelig saldo kon toen in hoofdzaak worden
betaald met ,,onzichtbare” inkomsten uit scheepvaart-
diensten, buitenlandse investeringen, tberismee.d. Na

.:

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

‘999

de oorlog wordt het nadelig saldo op de handelsbalans

grotendeels gefinancierd door de Regering der Verenigde
Staten. De omvang van de Amerikaanse hulp in de vorm

van leningen, credieten en giften bedroeg van 1946 tot
1949 in totaal meer dan $ 1.694,4 mln (waarvan $ 1.343,3

mln giften van de Amerikaanse Regering).

Of en in hoeverre de stijgende trend van de Japanse

exporten zich zal doorzetten, hangt van velerlei factoren

af. Opgemerkt zij in dit verband, dat China, dat in 1939

ca 130 pCI van de gehele Japanse uitvoer opnam, het

onmogelijk zonder de goedkope Japanse massagoederen
zal kunnen stellen. Vooral niet, zolang dit land met de
eigen industrialisatie geen voortgang maakt. Voor Japan,
dat’ het zonder een dergelijke uitgestrekte markt moeilijk

zal kunnen bolwerken, is dit een gunstige omstandigheid.

Eveneens gunstig voor Japan zijn de afschaffing van de
minimumprijzen voor de exportartikelen (behalve zijde)

en de teruggave van de exportzaken aan de particuliere

ondernemers. Beide maatregelen, bedoeld als stimuli
voor de Japanse uitvoer, zouden, aldus ,,The Investors’

Chronicle”, deze maand nog ten uitvoer worden gelegd.

Tenslotte kan nog gewag worden gemaakt van het kort
geleden te Tokio gesloten handeisverdrag tussen Japari en
het Verenigd Koninkrijk, waardoor een aanzienlijke
toeneming wordt verwacht van de handel tussen Japan en

de sterlinggebieden. Bovendien krijgt Japan hierdoor de gelegenheid om met een deel van de te ontvangen ponden een begin te maken met de aflbssing van zijn
chulden aan Groot-Brittannië. –

Als nauw verwant met de handelsactiviteit is het feit
van belang, dat Generaal MacArthur in het kader van
zijn plan: ,,Japan must be self-supporting by 1952″, de
uitbreiding van de handelsvloot heeft angemoedigd.
,,The Financial Times” van 3 December ji. deelt mede,

dat men in het volgend jaar 68 schepenaan de vloot hoopt
toe te voegen, waarvan 39 nieuwe; de overige 29 zijn in
de oorlog gebouwd en kunnen na gerepareerd of her-
bouwd te zijn, weer in de vaart worden gebracht. Voor de
financiering van dit programma rekenen de Japânse
scheepsbouwers, volgens genoemd blad, op de hulp
van de Verenigde Staten ten bedrage van $ 26 mln.

Tegen 1952 hoopt Japan dan zijn totale tonnage op
800.000 ton te hebben gebracht. De tonnage, die het
land nodig heeft, wil het zijn te verhandelen goederen
met eigen schepen vervoeren, wordt echter op ca 2
mln ton geschat.

De
kosten can letensonderhoud
in Japan ontwikkelden
zich als volgt:

TABEL III.
Kosten oan leoensonderhoud.

(Augustus 1946—Maart 1947
= 100).
Jaar

1946

1947

1948

1949 (Juli)
Algemeen

88

191

.369

517
Voedsel

89

182

323

442
Bron:
,,Monthly Bulletin’ van de IJ.N.O., November 1949.

Nog sterker is de stijging van de groothandelsprijzen. Tabel IV toont de indexcijfers van 1937 af.

TABEL IV.
Groothandeisprijzen.

(1937 = 100).
1937

1938
.
1939

1940

1941

I942,

1943

1944
100

100

120

120

140

150

150

180

1945

1946

1947

1948

1849 (Augustus)
270

1.250

3.720

9.850

15.960
Bron:
,,Monthly Bulletin” van de IJ.N.O., November 1949.

Tenslotte nog enkele opmerkingen met betrekking tot
de situatie op
financieel
en
monetair
gebied. ,,The In-vestors’ Chronicle” verwacht, dat Japan, na het sluiten
van het vredesverdrag, op bevredigende wijze aan de
aflossing van de buitenlandse schuld zal gaan werken.

Verwacht mag worden, aldus het blad, dat de i’eeds ge-

memoreerde maatregelen tel’ vergemakkelijking van de
export en het gesloten hande1sverdrag met Engeland,

hieraan in belangrijke mate kunnen medewerken.

Overigens is van het moment af, dat Joseph Dodge,
een bankier- uit Detroit, als economisch adviseur aan
de staf van Generaal MacArthur werd toegeyoegd, de

financiële toestand reeds ‘ belangrijk verbeterd. Door

middel van hogere belastingen, beknotting van de rege-

ningsuitgaven, contrôle op de credietverlening en het vast-

stellen van een met de werkelijke toestand overeenstem-
mende wisselkoers (1 dollar = 360 yen), gaat Japan

voort op de weg naar een evenwichtige begroting en een

gezondere betalingsbalans, een weg, die tevens moet leiden

naar een terugkeer van Japan als mededinger op de
wereldmarkt.
INTERNATIONALE NOTITIES.

ITALIAANSE LAND BOUW’I’LANNEN.

Naar de ,,International Financial News Survey” van
het International Monetary Fund, van’ 18 November

1949, mededeelt, heeft de Italiaanse Regering een groot-
scheeps plan ontworpen voor de ontwikkeling van de land-
bouw.

In het kader van dit plan hoopt men de opbrengst

zodanig te verhogen, dat tegen 1952-’53 iedere Italiaan
gemiddeld 2.600 calorieën per dag aan voedingsmiddelen
kan consumeren, d.i. bijna de vooroorlogse hoeveelheid.
De samenstelling
van
het .voedselpakket. zal, naar men
verwacht, enigszins van de vooroorlogse afwijken: minder maïs en olijfolie, meer tarwe, iuivelproducten, groenten en
fruit.

Men streeft iiaai’ een jaarlijkse opbrengst van 7,5 mln
ton tarwe en een productie van 7,7 mln ton groenten en

fruit (tegen 6,2 mln ton voor de oorlog). De olijfolie-
productie wil men handhaven op ongeveer 0,3 mln ton.
De veestapel wordt tegen 1952-’53 geschat op 8,4

mln stuks rundvee (7,4 mln voor de oorlog), 4 mln varkens
(3,7 mln voor de oorlog) en 1,5 inln paarden (2,1 mln voor
de oorlog).

De waarde van de Italiaanse agrai’ische pi’oductie dient
in 1952-’53 8 pCt hoger te zijn dan de gemiddelde
waarde in de jaren 1934-’38 en 20 pCt hoger dan in 1947.
Om de plannen te verwezenlijken zal de productiviteit

moeten worden verhoogd en dienen de agrarische investe-
ringen te worden bevorderd. De Regering heeft een

programma opgesteld, dat de wenselijkheid onderstreept
van verbetering van het productiesysteem. Zo wil men
gi’atis technische voorlichting geven, het gebruik van

kunstmest aanmoedigen en fiscale voorrechten geven,
die het toepassen van mechanische hulpmiddelen moeten
stimuleren. Tenslotte wil de Regering steun verlenen bij
het investeren op lange termijn en is zij van plan een
doel treffende oogst-financieringspolitiek te voeren.
Men verwacht, dat in totaal 555 mrd lire zal moeten
worden geïnvesteerd. Ondanks dit groots opgezette plan zullen importen van agrarische producten nodig blijven;
de nog steeds groeiende Italiaanse bevolking (sedert
1938 is zij met 9 pCt toegenomen) noodzaakt hiertoé.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Pas gedurende de afgelopen week werd het goed merk-
baar, dat er een einde was gekomen aan de krapte, welke
wekenlang op de geldmarkt heeft geheerst. De eerste weekstaat van De Nederlandsche Bank na de ultirno,
die van 5 December, weerspiegelde deze verruiming duide-
lijk; de voorschotten en beloningen daalden met f 8 mln,

1000

,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 December 1949

Indexcijjers.

Industi’ie

………………….
226,4

.
228,4

Banken

…………………….
132.4


132,4

Indonesische aandelen

…….
58,3
59,7

Algemeen

……. ………
…..
158,1
159,8

Aandelen.

A. K. U.

………………….
183
184.

Amsterdam

Rubber

…………
130k
133

I-I.A.L.

……………………
160 159

H.V.A.

……………………
144
148k

Kon.

Petroleum

……………
301k
304

Unilever

………………….
247 246

Philips

……………………
236.
239

terwijl hét tegoed van Nedrlandse banken bij de circulatie-

bank met f 6 mln steeg.
01)
Vrijdag kwam de verruiming
tot uiting in een verlaging van de cailgeidrente van 1 pCt

tot j pCt, het ,,normale” percentage voor perioden .van

geidruimte.
Op de discontomarkt naderde de structuur van de ver-

schillende marktdisconto’s gedurende de afgelopen week
weder meer tot heV min of ‘meer gebruikelijke gamma.

Dc voorkeur voor het zeer kortiopend-papier, begrijpelijk

in verband met het strevenvan banken om op de jaar-

ultimo een zo groot mogelijke liquiditeit te bezitten en

dus momenteel beschikbare middelen nog enige weken

rentegevend te maken, leidde ertoe, dat Decemberpapier

tegen
15
/
16
pCt werd gezocht. Voor de overige kortlopende
termijnen bestond ook nogal enige vraag, al was de handel

hierin na de tijdelijke opleving van de vorige week weer

tot het oude lage niveau ineengeschröinpeld.

Bij de langer lopende termijnen overwoog het aanbod.

Voor Mei/Junipapier was de laatkoers

/16
pCI, voor

Augustuspromessen eveneens

pCI en voor september-,

October- en Novemberpapier 1 pCt.
Wat de kapitaalmarkt betreft, het aanvaarden door.d.e
Tweede Kamer van het Wetsontwerp-SOuVerelntteltS

overdracht aan Indonesië had geen al te grote invloed op
de markt voor Indonesische aandelen. Dit wekt overigens
weinig verwondering. Niet allereerst het formele gedeelte
van de verhouding Nederland_Indonesië is van belang

voor,hetgeen er van Qnze beleggingen in Indonesië terecht

zal komen, doch veeleet’ de feitelijke ontwikkeling dci
economische betrekkingen tussen heide landen en daarover
werd de afgelopen week geen gunstig nieuws gepubliceerd.

De Koninklijke Nederlandsche FloogovenS maakten

dezer dagen hun uitbreidingsplannen voor de komende jaren bekend. Deze expansie van de zware industrie

tevens op haar beurt onderbouw voor vele andere bedrijven

is, naar zich laat aanzien. van groter beteleniS voor de
kapitaalmarkt dan voor de werkgelegenheid in ons land.

De totale kapitaalbelioefte voor deze uitbreidingen word t
geraamd op ca f 180 mln, de vergroting van liet aantal

benodigde arbeidskrachten op ca 2.000 man. Debijzondere

verhouding tussen I-Ioogovens en Staat brengt echter mede,
dat het beroep op de aandelenmarkt niet van overeen-
komstige omvang behoeft te worden; staatseredieten,

gegarandeerde obligtielenirfgen . en andere financierings-
vormen behoren hier alleszins tot liet rijk der mogelijk-
heden.
Op de obligatiemarkt is sinds 1 December weer een

verder gedeelte van de 3 pCt Investeringscertificaten
verhandelbaar geworden. Deze stukken, ontstaan uit
geblokkeerde tegoeden, worden o.a. aangeboden door hen,.
die voor hedrijfsdoeleinden behoefte hebben aan vrij geld.
Dat de koers zich zo goed kan handhaven, moet worden
toegeschreven aan de betrekkelijk korte looptijd, ivelke
deze obligaties aantrekkelijk maakt voor hen, die menen,

dat de rentestand hier te lande op de duur zal stijgen.
Indirect worden op deze wijze niet-risicodragende bespa-
ringen . via institutionele beleggers naar ondernemingen
getransporteerd, waar zij op risicodragende wijze worden
geïnvesteerd.

TABEL 1.

Tenslotte volgt hiei’ het gebruikelijkekoerslijstje.

2 Dec.

9 Dec.

1949

1949

Obligaties.

3 pCt
mv.
Cert .

…………..

98198

2pCt N.W.S.

…..

…………

797/s

80

3 – 3j pCt 1947

…. ………….

98’/
8

98/
4

3 pCt Dollarlening 1947

/16

96/
16

DE BELGISCHE GELD- EN

KAPITAALMARKT IN NOVEMBER 1949,

Geldnarkt.

/

Na-de verruiming van-de daggeldmarkt iii de zomer-
maanden, trad in October en November een aanzienlijke
verenging in. De rentevoet, die sinds een paal’ maanden

binnen de grenzen 1 en If pCt vrij mag fluctueren volgens
vraag en aanbod, stond voortdurend tegen 1+ pCt aan of
zelfs op het maximum. Die verkrapping dient in hoofd-

zaak in verband te worden gebracht met een moeilijkere

thesaurie-toestand hij de banken ingevolge de overdracht
naar de Schatkist van de inschrijvingen op de nieuwe
staatslening en de daling van de totale bankdeposito’s.
FIel herdisconto van iiandelspapiei bij de.Nationale Bank
is overigens toegenomen van 1.817 mln fi’s per 29 Septem-
ber tot 3.476 mln frs per 1 December. Niettemin heeft de
geldomloop bij de Nationale Bank (evenals overigens de
geldomloop in het algemeen) onbetwistbaar een neiging
tot dalen. Aan de basis van die evolutie ligt een ommekeer
in de betalingsverhoudibgen met het buitenland. Dit

wordt duidelijk geïllustreerd door onderstaande tabel.

Internationale betaalmiddelen oan de Nationale Bank r’an België.

(in mln frs)

– –

Vreemde deviezen

Volgens week-

Goudvoorraad

Vorderingen op het

internat. betaal-
j Schulden tegen- Netto-bezit aan

staat afgesloten

Binnen kader van 1 Buiten kader van buiteni. in B.frs over buitenland
middelen
per

het. acc.

1

het. acc.
t

2

1

3

4.

5

1+2-l-‘3±4-5

29
Dec.

1948 . .

27.334

11.100

1.841

1.359

2.214

39.420

15
Sept.

1949 – .

31.325

11.657

1.042

2.186

1.717

44.493

22
Sept.

1949 . .

31.345

9.326

1.077

2.210

2.431

41.527
1
)

1
Dec.

1949

.

31.078

6.325

1.263

2.740

1.314

39.692
1
)

‘) De rekening ,,Aiccoord voor multilaterale compensatie” bedroeg op
22
September en
1
Deceniber
1949
resp.
3.486
en
2.673
mln B. frs..

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1001

Hieruit blijkt, dat sinds dé devaluatie van de Belgische

franc (21 September) de ondertussen nog niet herschatte
goudvoorraad van de Nationale Bank met nagenoeg

250 mln frs is teruggelopen en dat hét bezit aan buiten-

landse valuta van ‘landen, waarmee een bet’alingsaccoord
‘werd afgesloten, daalde met 5.332 mln frs. Als oorzaken

kunnen worden aangegeven: 1. de afbetaling van de

handelsscltuld aan Zwitserland, groot nagenoeg 350 mln,

ingevolge het vervallen van het betalingsaccoord
01)
12
November ji.; 2. het beschikbaar stellen door België âan de dehiteurlanden van trekr&chten in Belgische

francs ter vereffening van hun handelsschulden. Dienten-
gevolge daalden de vorderingen in vreemde valuta
01)
die
debiteuren om plaats te maken op’ het actief van de

balans van de Nationale Bank voor een post Accoord

voor multilaterale compensatie”, waarop zijn ,samen-

gebracht het totaal van de uitgeoefende trekrechten op
België, waarvoor nog geen terugbetaling in dollars van de

E.C.A. werd verkregen; 3. sinds de maand Augustus i
de handelsbalans terug deficitair geworden met het gevolg,

dat de dehetstand van verschillende’ landen verminderde
(o.a. van Frankrijk).

Op de goud- en dev’iezenmarkt mag na de Zwitserse
franc nu ook de Amerikaanse dollar vrij worden ver-
handeld. T-let lichte agio, dat beide deviezen reeds voor de

vrijlating van de markt hadden op de Belgische franc

bleef nagenoeg bewaard. Op de niet-officiële markt noteer-
den alle. devieen nog met een ruim disagio. Vooral de

sterke daling van het pond sterling in de loop van de

jongste weken vait

aan te stippen. In tabel II hieronder
wordt dö koersevolutie aangegeven ‘van het goud en de
voordaamste deviezen op cle deels officiële (Amei’ikaanse

dollar en Zw.fr.), deels niet-officiële markt te Brussel.

TABEL 11.

Goud: en deaiezen,nar/ct te Brussel.

(noteringen in B.frs)

OfficiCle

Koers op
pan tei t

22-9-49

31-10-49

30-11-49
Gouden pond ……411,98

662,-

685.-

653,-
Pap. dollar ……..
50,-

50,-

499

50,15
‘)
Fr. franc
(100) . . .

14,29

12,85

13,40

’13
Zw.
franc

11,43

11,80

11,50

11,65
Pap. pond ……..
140,-

‘132,-

130,-

‘114,-
Gulden

……….
1 3,16

11,75

.

11,95

12,1
D.M.

…………

‘11,90

7.60

7,65

7.65

) Officiële noteringen (middenkoers).

Kapitaalmarkt.

Op de , emissiemarlct voor obligaties viel geen, enkele
belangrijke uitgifte te noteren. De markt voor uitstaande
leningen w’as iets zwakker dan naar gewoonte. Verschil-
lende series schaticistpapier en Icasbons van steden zagen

hun koersen licht teruglopen. De 4 pCt Schatkistcertifi-
caten 1949 noteerden per einde maand zelfs 30Ct. lager
dan hun el’nissieprijs van October jI. Alleen het lang-
lopend papier steeg nog enkele fracties. De netto-rende-

rnentstabel zag per einde November er als volgt uit.

GRAFIEKEN.

De ontwikkeling aan de buitenlandse handel aan Nede,’land:

De ont(vikkeling aan de buitenlandse handel aan België.

naar gewicht

naar gewicht

,
OOO O”

,

x
, 000 ,Ofl
2.00

.5 00

as 00

0
00

20

00

00

‘0 00

1945

1946

197

iO,A

qQ

5 00

,9
,
-5

‘9.5

i0’7

1918

1949

naar Waarde

400

200

P/
loo’

0

t-

t
,
——t——
1—-

1
,._,

,-‘–.-.–,- …………………………

945

1946

1947

104A

Iqla

totale invoer van Nederland

) – Idem. genuddelil in 936)38)
totale uitvoer van Nederland

)



Idem. geniiddeld in 1936)38)
invoer van Nederland uit België

( _.-._ Idem, gemiddeld in .1936) 381
u
itvoe
r
van Nederland naar 8elgië

( ……..Idem, gemiddeld in 1936138)

Bron:
C.B.S.

naar waarde

8.000

/

IV

6,000

f’/A!

all

IY

i
i

I
d

4.000

t’

i,

,

1 t”.:

4,
,
_____
f
,Jq________

2.000

-__

vI’
.
/ VY

0
i.
905

1946

1947

1908

1909

— totale invoei var, België

1 – Idem, gemiddeld in 1936)38)
totale uitvoe, van België

1

–‘Idem, gemiddeld in 1936)38)
invoe, van België uit Nederland

1
-‘
-.

Idem, gemiddeld in 1936)38)
uitvoe, van België naar )derland

) ……..Idem, gemiddeld in 1936)38).

Bron:
Nationaal Instituut voor de Statistiek.

v mln
S
In

10.000

1

1002

ECONOMISCH-STATISI

TABEL III.
.[Vetto-renderne,üen ogn de voornaamste ob1igatet’pcs
1).

(pCt op koersen per einde maand)
Aug.

Oct.

Nov.
Obligatietype

Looptijd

1948

1949

1949
(min
iffi.)
Schatkist-
certificatel1 …….

2 10 j.

4,83

4,63

4,65
Kashons steden . . .

5 2. 10 j.

5,07

4,87

4,85
Staatsrenten ……bov. 10
j.

4,73

4,53

4,53
IndustriOle
obligaties

……10 2. 20
j.

6,06

5,42

5,31
1)
Er werd rekening gehouden ‘met eventuele terugbetalings-
premidn op de vervalciag.

Op de aandelenmarkt was de bedrijvigheid terug iets

hoger. Gemiddeld werden nagenoeg 49.000 stuks per dag

verhandeld tegenover 44.000 verleden maand en 25
t

35.000 in de periode Mei-Juli van dit jaar. De koersen

hielden goed stand, vooral van de aândelen uit de sector

steenkolenmijnen (nieuwe politiek) en de nijverheden,
waarvan de winstperspectieven verbeteren ingevolge de

openbare werkenpolitiek van de O’erheid. Aldus stegen

de waarden uit de troepen bouwnijverheid en glasnijver-

heid met resp. 8,3 en 13,8 pCt op één maand tijds. De

daling van de staalpi’odnctie en van de staalprijzen be-

invloedde in ongunstige zin de aandelen van de groep metaalnijverheid (- 3,1 pCt). Op de emissiemarkt van

aandelen werdèn tegen het einde van de maand twee

belangrijke uitgiften •begonnen. Het is echter. nog

vroeg om zich reeds een gedacht te kunnen vormen over het verloop ervan. Brussel.
,

V. VAN ROMPIJY.

STATISTIEKEN.

DE NCIM.1{L,ANDSCHE BANK.
(oornaarnstf’ oosten In duizenden
guuld•,uts).

_
5,

_:

Id
!.

30 Dpc.

’46
700.875
4.434.790
100.816
153.109
2.764.151
31

Oct.

’49
622.225
338.943
372.485
103.312
3.006.500
7 Nov. ’49
622.363 331.033 404.259 141.416
2.967.889
44 Nov. ’49
622:450 317.687
505.033
145.919
2.941.639
21

Nov. ’49
750.685
294.907
410.741
143.008
2.933.907
28 Nov. ’49
750.813
265.122
419.495 152.617
2.281.122
5 Dec.

’49
750.946
953.312
473.827 144.709
2.996.393
12 Dec. ’49
751.086
228.305
507.351
141.466
2.952.700

Saldi in rekening courant

.,i
to
,
.Ev

2′
Y
,
°:’.’
m
ce,’-

30 Dec. ’46
31

0ct.

’49
547.866
539.471
2.184
33.807
411.303 433.797
7 Nov. ’49
608.253
539.471
2.142
1
50.773
414.425 440.545
14 Nov. ’49
660.704
642.742
2.149
39.226
476.281
338.181
21 Nov. ’49
681.532
642.742
2.145
37.399
458.457 366.128
28 Nov. ’49
664 230 642.710
2.144
33.150
446.872
373.565
5 Dec. ’49
652.080
642.710
2.140
39.319
441.450
391.830
12 Dec. ’49
632.152
656.704 2.122
58.814
445.498
361.261

FEDEItAL RESERVE BAKS uVoornaamste nnsten in miflioenen dollars).

Metaalvoorraad

Data
Other
U.S. Govt,
1
Totaal
Goudcer-
1
eash
securities
tificaten

31

Dec.

19461
18.381
17.587
268
17 Nov.

1949
23.269 22.714
253
7.789
25 Nov.

1949
1

23.272
22.724
239

123.350

.669
1 Dec.
23.232
22.677
237
.682

F

posito’s
FR-bil-
1
Member-
Data
jetten

1fl

1
circulatie
Totaal
Govt
banks

31

6ec.

1946
24.945 17.353
393
46.139
47 Nov.

1949 23.241
18.063
i

408
1

46.432
25 Nov.

1949
23.327 47.703
1

410
1

15.987
1 Dec.

1949
23.374 17.193
517
46.038

ISCHE BERICHTEN

14 December 1949

BANK VAN ENGELAND.

(Voornaamte posten in mitlioenen pondcu).

c’
o
•:
.
.


.
.-.

zn

25 Dec”46
0,2
1.449.1 1.450
1.426.2
22.1
1,3
23 Nov.’49
0.4
1.299.3
1.300
4 260,2 40,2
5,5
30 Nov. ’49
0,4
1 299,3
1.30
0

1.265,8
34,5
5,4
7 Dec. ’49
0,4
.1.299.4
‘4300
1.283,7
16,7

5,2

Other scuri ties

l)rposi ts


,;
.
..’3
.-«

25 Ilec.

’46
311.9
3.6 15.8
3/6,5
10.3

278.9
23 Nov. ’49
415,6
15,6
23,4
482,3
10,9
58,6
300,0
30 Nov. “u9
403,8
‘15,3
34,0 475,0
8,9 58,6
295,9
k7 Dec. ’49
467,1
15,2
23,9
510,0
9,1
.

81,0
308,9

ZWEEDSE 1tIJKSBANX.

(Voornaamste posten In unillio(men kronen).


Metaal
Staatsfondsen

._,

1-
Data
.

0
‘1k’
Cb
OC

oc5

31

flee.

191,6
839532
.544
504 994
94′
192
23 Nov.

1949
155
208
2.907
645
293

120
30 Nov.

1949
155
208
2.934
642
309

120
6 Dec.

1949
454 208
2.920
655

.
315

120

Deposito’s

Direct opvraagbaar
,
Data
..

.

.

,.j
-0E

31

Dec.

1946
2.877
875
705
84
230
174
7
23 Nov. 1949
2.906
99.
591
304
281
180.
135
30 Nov. 1949
3.109
84

.
577
178
281
179 136
7 Dec.

1949
3.045
920
558
250
282.
173 436

NATiONALE BANK VAN. BELGIË.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

c

,

.

0c
d

‘2

12


8


1)

16

Sept.

1948
8 Nov.

1949
28.136
31.551
.11.042
8858
427
1.638
9.986
9.623
32.3
349 414

738
17 Nov.

1949
31.123 9.226 1.495 8.596 606
754
24 Nov.

1949
31.063
9.064
1.410 8.678
300
758
1

1)ec.

4949
31.078 8.665 4.263 10.163
332
693
8 Dec.

1949
31.103
8.825
1.213
9.793
347 773

Rekniuig
eouraiitsaldi

cj.
E
.s

‘8
0)

,5.

.8


11

16 Sept.

1948
657
91.729
81.568
22
2,425

6.251
8
Nov.

4949
915
96.821
87.002

630
4.480

5.415
17 Nov.

1949
915

95.604
86.03
0

603
1.463

5.319
24 Nov.

1949
915
95.161
85.500
545
1.526

5.442
1

Dec.

1949
9

15
95.946
86.821
527
1.314

5.040
3 Dec.

1949
915
95.838 86.838
688 1.344

4.979

‘-II

14 December 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1003

DE JAVASOJIE BANK.

(Voornaamste posten in duizenden guldens).

‘5
a
vv’
-”5,,,f
‘•’c-
0
v-

ce
Data
bo
v’-o
5)0.
o”
CE
‘0Q)
10
N
00′
5
v
00SSC
o

v’
-4

31 Maart 1947
477.080 35.363
33.256
85.402
255.201
16 Nov.

1949
470.985
78.110
14.817 59.554
1.051.425
23 Nov.

1949
470.985
72.025
14.764
58.397
1.084.393
30 Nov.

1949
470.985
73.949
14.718
63.826 1.105.082

C
Rekening courant
saldi

‘e.E
I
U

ei
Data

o
c
lio
‘ee
1

15

1

31 Maart 1947
81,527 453.816

503.718
101.304
16,Nov.

1949
30.088
920.088

774.159 33.066
23 Nov.

1949
26.551
914.485

771.556
33.376
30 Nov.

1949
26.683
911.650

798.851 35.059

Muntblljettencirculatie per 31 Maart 1947 t 646.830.979.
Muntbiljettencirculatie per 16 Nov. 1949 f939.450.097,25.
Muntbiljettencirculatie per 23 Nov. 1949 1951.224.776.
Muntbiljettencirculatie per 30 Nov. 1949 f956.219.040,50.

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

,’C

1
e

Data
1
._,O
1
o’l
5
,e
D”
.i8
0IN
0
10

31

Dec. 1946
4.949,9
t

158,0
238,7
52.,7
4.090,7
1.163,7
23 Nov. 1949
.6.203,8
1

249,5
1

109,9 39,7
4:220,7
12.008,4
30 Nov. 1949
6.201,5
1

251,2
109,8
I39,7′
4.344.8
1.889.2
7 Dec. 1949
6.201,6
254,7
114,6 39,7
4,303,6
1,935,9

BANK
VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste posten In millioenen francs).

c
Voorschotten
aan
de Staat

.

0
,c
60
Data
‘e
Oec)

5)0
5)


Cd

0
,-

o
o
5)0..

FA

26 Dec. 1946
1

94.817
113.302
59.449 67.900 426.000
17 Nov. 1949
1

52.981
433.684
125.042
153.200
426.000
24 Nov. 1949
1

52.981
456.053
125.042
152.500 426.000
1
Dec. 1949
52.981
429.492
120.003
169.700
426.000

Bankbil-
F

Deposito’s
Data
jetten in
Totaal

Staat
Diversen
circulatle

26 Dec. 1946
721.865
1

63.458
1
765

1
62.693
17Nov. 1949
1.204.108
1

166.804
i
408
165.232
24 Nov. 1949
1.203.768
1

173.549
1
153

1
172.169
1
Dec. 1949
1.240.379
143.774
221
141.987

UtIcut of
1.4″S

+

GEMEENTE ROTTERDAM

Bij de Afdeling Openbare Werken der Secretarie
vaceert de betrekking van

commies c.q. hoofdcommies

Vreisten: Academische opleiding, ruime ervaring
op administratief en redactioneel gebied.

Salarisgrenzen commies:
f
3500-f 4600.
Salarisgrenzen hoofdcommies:
f
4400-f 6000.
Aanstelling boven het minimum is niet uitge-
• sloten.

Soil. op zegel te richten tot B. en W. en in te
zenden aan het Bur. Personeelvocrz., kamer 331,
Raadhuis, binnen 14 dagen na deze oproep, onder
No. 487.

G RAFOLOOG Iic’

.

ii

H. LANOOY – ROTFERDAM

AMSTERDAMSCHE BANK N.V. – INCASSO-BANK N.V.

PSYCHOL. ADVIEZEN

J. Luykenstr. 6, Tel. 501

MAANDSTAAT PER 30 NOVEMBER 1949′

El

Fu. A. 0. Beuth van

Wickevoort Crommelin

Amsterdam-Z. Tel. 25410

Coma v. d.
Lindenstraat 22

Verzekeringadviseurs.

LOD. S. BEUTH

specialist Gezins- en Oude-
dagsverzorging.

Adviezen inzake:

Pensioen-voorzieningen voor
Staf en Personeel.

Organisatie Bedrijfs- en Onder- nemingspensioenfondsen.

Aanvulling en normalisatle van
bestaande regelingen.

ACTIEF

Kas.

Kassiers
en Daggeldle-
ningen


1
f

23.560.437,92

Nederlands

schaticistpapier

,,
816.118.400,00

Ander over-
heidspapier

,,
30.948.269,60

Wissels

•,
5.542.271,97

Bankiers in bin- nen

en

buiten-
land

,.
55.582.710,72

Effecten en syn.
dicaten

,.
4.753.168.05

Prolongatiën
en voorschotten
tegen Effecten •,
21.545.914, –

Debiteuren

•,
239.496.009.98

Deelnemingen
‘ 15.578.067,64

Gebouwen

,,
6.000.000,00

fl.21 9.1 25.249,88

PASSIEF

Kapitaal

f
70.010.000,00

Reserve
33.500.000,00

•Bouwreserve
6.000.000,00

Deposito’s op
termijn
89.339.242,05

Crediteuren

.,
967.719.233.10

Geaccepteerde
wissels

•,
109.233,62

Door derden geaccepteerd

,
4.134,73

Diverse
rekeningen

,,
52.443.406,38

f1.219.125.249,88

IN DIT BLAD

ADVERTEERT

u

MET SUCCES!!

TE KOOP

HET GOOI

zeer fraaie buitenplaats

of alleen groot, mooi huis.

Zeer ruime hypotheek

beschikbaar. Br. ESB no

1585, bur. v. d. blad.

De grote

internationale
markt voor

consumptiegoederen

en product iemiddelen

/

Alle inlichtingen bij de

Nederlandse Kamer van Koophandel voor Duitsland

van de Spieqelstraat 18 – Den Hsaq

,,HOLLAN DI,1′

H9LLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

DEZE WEEK:

REG ISTRATIE RECHT

*
Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes

en aanbiedingen van binnen- en buitenland.

Plaats voor export een aanbieding in de rubriek

TRADE OPENINGS.

Abannementsprijs f 15.— per Jaar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAF-1

Economisch – Statistische
Berichten

Adres
voor
Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Adnlinistratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eho-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hooch8traat
5,
Rotterdam (W.). Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f
26,—
per jaar;
voor België/Luxemburg f
28…
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische jrancs bij de Ban que de Comrnerce te Brussel
of op
haar
Belgische postgirgrekening no
260.34.
Overzeese gebiedsdeten (per zeepost) f
26,—,
overige landen f
28,–
per jaar.
Abonnementen hunneri ingaan met elk nummer en slechte worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Langè Haven
141,
Schiedarn (Telefoon
69300,
toestel 6). Advertentie-tarief f
0,40
per mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures ‘ en ,,Beschikbare krachten”
f
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

TvOtiftfist

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

*

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financialstatist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to include all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

.4 Special Supple,neni on Econornic Con-
dition.s in The. Netherla,ids was pubii8hd
on
January 31 1948. .4 limitest number
• of
this Supplement remain for sale.

LOH»ON: 51 CANNON STRF.ET, E.C. 4

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.

Auteur