4UTEURSREcHT VOORBEHOUDEN
Economisch-Statistische
Berichte* n
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
34E
JAARGANG
WOENSDAG 13 APRIL 1949
No. 1666
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de T’Vit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miiy; J. tan Tichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van’ dit nummer.
INHOUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
………
287
Sommaire,
summaries
………………
287
Transfer van winsten en afschrijvingen uit Indonesië
door
E.
P.
M.
Tervooren
………………..
288
De afwikkeling der geblokkeerde tegoeden
door H. W. J.
Bosman
…………………………..
291
Iietstreven naar een doelmatig grondgebruik in de
landbouw door C.
F.
Hanegraaff
…………..
–
293
Ingefonden
stuk:
Nogmaals: Behandeling van Duitse merken hij het toekom-
stige vredesverdrag
do”r Mr Al. Oppcnheiner,
met na-
schrift
van
de
redactie
……………………..
296
B
OC
k b es p r e k ing:
Mr 11. E. Scheffer, 1)e internationale organisatie van de
scheepvaart,
bespr.
door
C.
Vermey
……………..
296
Internationale
notities:
1)0
Fraus-Itaiiaanso
douane-unie
………………….
297
1)alende
conjunctuur
in
Zweden
………………….
207
De oanenstelling van het Ingcise nationaal inkomen
. . .
298
Zuid-Afrika’s
moeilijkheden
……………………..
298
Ontvangen
boeken
en
brochures
…………….
298
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
299
De Belgische geld- en kapitaalmarkt in Maart 1949
door
V.
Van
Rompuy
……………………
299
Statistieken:
Bankstaten
………………………………….
300
1)0
kolenpositie
van
België
……………………..
801
Stand
Vail
‘S
Rijks
Kas
…………………………
302
Maandcijfers van de grote banken in Nederland
……….
302
In-
en
uitvoer
van Nederland
……………………
302
In-
en
uitvoer
van
België
……………………..
302
l’roductle
en
export
van
natuurrubber
…………….
803
Weikloosheid
In
België
…………………………
303
Voudproductio
………………………………..
303
DEZER LAGEN
licht men elkaar voor. Staten gaan daarin vooraan. Acht
van de verdragsiartners in het Noord-Atlantisch Pact
hebben de Verenigde Staten. inge1icht over hun behoefté
aan bewapening. ,,Les nations doivent se servir de guide
les unes les autres; et toutes auraiént tort d se priver des
lumières, qu’elles peuvel:lt actuellement se prêt&r”, schreef
Madamede Staël reeds.
Zo hebben ook de ministers van Buitenlandse Zaken
van de Westelijken der Grote Vier er kennelijk over ge-
dacht. Nu de internationale politieke lijnen steeds klâarder
worden, werd de aandacht 8teeds meer getrokken naar
de witte vlek op de kaart van Europa, waarvan de situatie
uiterst duister was: Duitsland. –
Met voorlichting onder hoge druk zijn zij er in geslaagd
een bezettingsstatuut voor West-Duitsland aaneen te las-
sen; de Duitsers mogen daaroverthans op hun beurt en-
tisch van voorlichting di
enen
. Ziet men de eonstructie
dan lijkt de neiging groot de Duitsers gids van zichzelve
te dôen zijn.
Tegelijk blijkt een tendens om hun daarbij’de weg te
verlichten. Over de herzienfng van de ontmantelingen en
de industriële politiek in West-Duitsland werd overeen-
stemming bekend gemaakt. Een Duitse koopvaardijvloot
behoort opnieuw tot de mogelijkheden.
Hebben informaties ovr herzeningen in de Oosdelijke
flank van Duitsland hierop invloed gehad? Volgens be-
richten is daar de beweging van industriële installaties in
Oostelijke richting gestaakt, in enkele gevallen ook reeds
in het tegendeel verkeerd; tzelfdertijd is een belasting-
verlichting in dii gebied aangekondigd.
Hoezeer de toestand voor de Duitsers derhalve begint
op te klaren – werd niet de ,,Aufklhrung” gedefinieerd als
,,der Ausgang des Menschen aus seiner selbstverschuldigten
Unmündigkeit” – over het Westelijk werkstuk loopt een
dikkenaad, die het compromis toont. Behalve beperkte directe bevoegdheden, behouden de bezetters hei recht
,,to request and verify information and statistics”. De
behoefte aan opheldering, die de in te stellen ,,High Corn-
missioners” vertonen, kan zo mede bepalend worden voor
de lichtsterkte der Duitse zelfstandigheid.
Hoeveel Sir Stafford Cripps heeft verklaard, opgeklaarde
gezichten heeft hij na de indiening van zijn begroting niet
chtergelaten. De reactie van een grote groep zijner partij-
genoten wad, zoals Charles Morgan zijn hoofdpersoon in
,,The Fountain” laat toevoegen: ,,You’d burn them up
with your austerity”. Nadere voorlichting blijkt verkoelend
op de brandwonden te hebben gewerkt.
Een verkoeling, maar dan in ongunstige zin, is er weer
tussen de oorlogvoerende partijen in China, althans voor
zover men de berichten kan begrijpen. ,,Although there
have been many wars in China, the natural outlook of the
Chinese is very pacifistic”, schrijft Bertrand Russell. Is
hij geen goede voorlichter?
Behandeling van alJe
bankzaken
Bezôrging van alle
assurantiën.
R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS
AMSTERDAM
–
ROTTERDAM
.
8.ORAVENHÂGI
DELFT
. SCHIEDAM
VLAARDINOEN
•,
det,,RE1OCE ceide
/ftaa
ghj ue/
—
WERK ER MEE EN MAAK ER DE NODIGE AANTEKENINGEN
/
OP. – WU HEBBEN DEZE ZELF VERVAARDIGD MET
ONZE ,.RtlOCÈ PRINTER TYPE K 3. – WE ItUNNEN
DIT APPARAAT NIET MEER MISSEN, EVENMIN
ALS ONZE SCHRIJFMACHINE – ,,RÈTOCÈ
COPIEIN VERGEN MINIMUM TIJD EN
– – MINIMUM KOSTEN. – –
CHEMISCHE FABRIEK
L. VAN DER GRINTEN
.,RÉT0C6-,,0CÉ”-.,EMT0CÉ’
Venlo
-Nederland
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s-Ornvenhago
AUMIUISTRATIEKANTOOR DORDRECHT
–
BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Pers one eis-Pen sioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – atschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
PE
()
• Belastingconsultatie- en
Accountantskantoor
A. L. F. Leverington
Behandeling van alle
BelastingzaIen
Medewerkers: E. J. de Boer,
Oud-Insp. d. Bel.; D. Sweepe,
Oud-Ontv. der Bel.; N. A.
Schol, Cand. Not.; A. W. V. d.
Burgt, Bel. Adviseur.
Adviseurvoor Acrountancy:
W. A. Brenning, Lid Nederl.
Broederschap v. .Account.
le 1{elmersstraat 96,
A’dain. Telefoon 85508.
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
MAAN DSTAAT OP 31 MAART 1949
Kas, Kassiers en Daggeldleningen
…………
f
16.079.456,47
Nederlands Schatkistpapier
………………
,,
548.887.553,01
Ander
Overheidspapier
…………………..
296.583.89
Wissels
……………..
……………….
..
1.153.283,22
Bankiers In Binnen- en Buitenland
……….
..
13.813.109,45
Effecten
en
Syndicaten
…………………..
1.954.517,69
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten
..,,
11.374.292,47
Debiteuren
…………………………..
..
1.11.617.577,43
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten) …………
…
9.713.528,08
Gebouwen
…………………………….
3.500.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
..,,
889.972,31
719.278.874,02
Kapitaal
…………………………….
t
44.800.000,-
Reserve
………………………………
..
15.000.000,-
Ilouwreserve
……… … …… …………
..
3.000.000,—
Deposito’s
op
Termijn
……….. . ……..
..
80.554.383,13
Crediteuren
…………………………..
..
565.197.238,38
Geaccepteerde
Wissels
……………………
63.756,24
Geaccepteerd
door
Derden
………………..
168.836,64
Kassiers en genomen Daggeldlcningcn
……….
.
960.363,05
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen
8.644.324,27
Reserve voor Verieende Pensioenen
………
..
889,972,31
1
I1J.1O.OI4,U
1
T’
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
287
DE ARTIKELEN VAN DÉZE ‘WEEK.
E. P. M.
Tervooren,
Trans/er t’an winsten en afsclzrijQingen
uit Indonesië.
l-It Deviezeninstituut voor Indonesië heeft een regeling
bekend gemaakt voor de transfer van winsten en afschrij-
vingen van ondernemingen, welke werken met buiten-
lands kapitaal. Voor Indonesië betekent deae transfer-
regeling het criterium, waaraan de buitenlandse onder-
nemer cle wenselijkheid toe,tst van uitbreiding, instand-houding of liquidatie van zijn investatie in dat land. FIet
bijzondere belang voor Nederland is duidelijk, wanneer
men bedenkt, dat Van het in 1938 in Indonesië geïnves-
teerd buitenlands kapitaal van, naar ruwe schatting,
f 5 mld ongeveer f 3,8 mld door Nederland was geïnves-
teerd, en wel f 1 mld door de Overheid en ca f 2,8 mld door
particulieren.
Ter inleiding op een volgend artikel, waarin de nieuwe
regeling zelf aan een nadere beschouwing zal worden
onderworpen, schetst de schrijver het verloop van de
deviezenreglementering in Indonesië. Deze begon betrek-
kelijk laat (Mei 1940), moest in Maat 1942 worden ver-
scherpt, en werd na de bevrijding speciaal met het oog
op het betalingsverkeer t.o.v. Nederland verder uitgebouwd.
H.
W.
J. Bosman,
De afnikkeling der geblokkeerde tegoeden.
Saiiienvatting van het onderzoek, dat schr. naar de
afwikkeling der geblokkeerde tegoeden heeft ingesteld,
levert de volgende resultaten (in rnillioeneh guldens):
Vermindering geblokkeerde rekeningen
1.157
Factoren, die çurmindering ceroorzaken:
Betaling heffingen ……….ca 365
Betaling zekerheidstellingen . . ,, 50
Inschrijving op Investeringscer-
tificaten ………………,, 424
Inschrijving op Eeleggingscer-
tificaten ………………,,
14
Vrijgave van een deel der beleg
–
gingsrekeningen en restanten
van optierekeningen . . . . 150 & 200 1.000 âl.050
Verschil 100 a , 150
Factoren, die Qermindering peroorzaken:
Betaling ,,oude” belastingen.
Verzekeringsoptie.
Deblokkering.
Factor, die c’ermeerdering c’eroorzaakt:
Betaling op geblokkeerde rekening.
Totaal B en C
100 â .150
C.
F.
llanegraaff,
Het streoen naar een doelmatig grondge-
bruik in de landbouw.
Versnipperd grondgebruik in. de landbouw heeft een zeer ongunstige invloed op de productiekosten. Een ecEnomisch
gezonde gebruikstoestand van de grond moet als funda-
menteel voor de toepassing van rationele bedrijfsmethoden
in de landbouw wörden gezien. In haar strijd tegen het
versnipperde grondgebruik heeft de
ruilQerkaQeling
onge-
twijfeld reeds belangrijke resultaten geboekt. Zij kost
echter veel geld en tijd, en voert bovendien niet altijd tot
een optimale gebruikstoestand, aangezien het vestigen van
pachtverhoudingen tegen de wil van de eigenaar niet moge-
lijk is en het verplaatsen van boerderijen achterwege moet worden gelaten. Er is dus aanleiding om naast de methode van eigendomsverkaveling een ëndere methode te volgen,
rechtstreeks op de gebruikstoestand gebaseerd, en waarbij
slechts tot eigendomsruil wordt overgegaan voor zover
deze onvermijdelijk is om de gebruikstoestand in een be-
paalde streek te verbeteren. Deze aiidere methode is de
grondgebruiksruil,
welke een wettelijke basis verdient.
SOMMAIRE.
E. P. M.
Tervooren,
Transf erts de béné/ices et d’amortisse-
ments ef fectués en Indonésie.
L’Jnstitut du Change pour l’Indonésie a publié un
règlement pour le transfert de bénéfices et d’amortisse-
ments réalisés par des sociétés- qui travaillent avec dès
capitaux étrangers. Ce règlement constitun un critère, â
la lumière duquel l’entrepreneur étranger peut juger de
l’opportunité de développer, de consolider ou de liquider
ses investissements dans ce pays. L’auteur donne un aperçu
historique de la réglementation monétaire en Indonésie
depuis 1940.
H.
W.
J. Bosman,
Laliquidation des aQoirs bloqués.
La liquidation des comptes bloqués constitue une partie
importante des opérations d’assainissement monétaire du
Ministre Lieftinck. L’auteur se livre
ft
une enquête d’ordrc
statistique au sujet des opérations d’assainissement moné-
taire en 1948 et donne, en outre,, une analyse détaillée
des facteurs qui ont contribué
a
réduire le nomhre des
comptes bloqués.
C.
F.
Ilanegraalf,
Les efforts pour utiliser efficacement les
terres agrico les.
L’éparpillement des terres agricoles est défavorable
quant au coût de la production. L’utilisation économique
et saine des terres doit être, considérée comme éiant la
base pour l’application rationnelle des méthodes d’exploi-
tation agricole. L’auteur élabore, en marge du système
de lotissements et d’échanges, un nouveau systèrne de
partage des terres, appelé promouvoir la produclion
agricole.
S1JMMARIES.
E. P. M.
Tervooren,
The trans/er of profits and depreciation
allowances from Indonesia.
The Indonesian foreign exchange authorities have an.
nounced a new arrangement for transferring profits and
depreciation al]owances. For Indonesia this arrangement
is the criterion from which foreign investors derive the
desirability of expanding,maintaining or liquidating their
investments. The writer prepares his survey of the new
arrangement by giving a short history of Indonesian foreign
exchange regulations since May, 1940.
H.
W.
J. Bosman,
Settling the blocked accounts.
The settling of blocked accounts forms an important
-part of Minister Lieftinck’s currency purge. The writer
gives a statistical analysis of currency purge operations
during 1948. Special mention is made of those factors which
have been responsible for the overall decrease of blocked
balances.
C.
F. Hanegraaff,
The desirability of an efficient diaision
of agricultural soil.
An inexpedient division of agricultural soil means high
costs of production. 1f the available territories would be
divided efficiently, a consicterable degree of rationalisation
in agriculture would become possible. The writer develops
some desiderata which are meant to favour a maximum
of soil efficiency. –
288
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 April 1949
TRANSFER VAN WINSTEN
EN AFSCHRIJVINGEN
UIT INDONESIË.
Ht Deviezeninstituut vbor Indonesië heeft thans een
regeling bekend gemaakt voor de transfer van winstén en
afschrijvingen van ondernemingen, welke werken met
buitenlands kapitaal. Voor een land, waar behalve de één-
mansbedrij ven het gehele ond ernemingswezen nagenoeg
met buitenlands kapitaal is opgebouwd, betekent deze
transferregeling het criterium, waaraan de buitenlandse
ondernemer de wensejijkheid toetst van uitbriding, in-,
standhouding of liquidatie van-zijn investatie in dat land.
Het belang van een dergelijke transferregeling behoeft dan
ook niet nader te worden verklaard. 1-let bijzondere belang
hiervan voor Neder1andis voorts duidelijk, wanneer men
bedenkt, dat van het in 1938 in Indonesië geïnvesteerd
buitenlands kapitaâl van, naar ruwe schatting, f 5 mrd
ongeveer f 3,8 mrd door Nederland was geïnvesteerd en
wel f 1 rnrd door de Overheid en ca f 2,8 mrd door parti-
culieren. Een, aan de vooravond van nieuwe staatkundige
verhoudingen met Nederland, in Indonesië geïnaugureerde
transferregeling voor ivinsten en afschrijvingen verdient dan
ook, bijzondere aandacht.
De instèlling ian een deciezenregime in Indonesië
De geschiedenis van de deviezenreglementering in Indone
sië begint betrekkelijk laat. Toen in Mei1940 de verbindingen
met Nederland waren verbroken, zag Indonesië zich plot-
seling geplaatst voor de noodzakelijkheid een geheel zelf-
standige politiek te voeren met betrekking tot het interna-
tionaal betalingsverkeer. Tevoren was het Nederland –
aan weiks valuta de Indische gulden ten nauwste verbon-
den was – ,
–
dat in feite de wisselkoerspolitiek voerde. De
bescherming van de Nederlandse gulden middels het
Egalisatiefonds werkte voldoende om de marktkoers van
de gulden in Nederland en in het buitenland op peil te
houden. De koers voor contante levering bleef vast; die
voor termijncontracten gaf enige schommelingen, te zien.
Eén dag na de Duitse inval in Nederland echtèr werd,in
Indonesië een begin van d&viezenrêglementering ingevoerd,
dat in de hierop volgendé periode tot aan de Japanse be-
zetting geleidelijk werd uitgebouwd; vraag en aanbod op
de valutamarkt werden rechtstreeks ‘door de Overheid
geleid en de prijzen van de gereglementeerde valutamarkt
werden gefixeerd, waartoe allereerst de koers van de In-
dische gulden ten aanzien van het pond sterling werd vast-gesteld en wel op f 7,60.
Aan het gestelde doel,
t.w.
het voorkomen van kapitaal-
vlucht en liet vormen van een deviezenbuffer teneinde op
eventualiteiten, voortvloeiende uit dè oorlog, te zijn voor-
bereid, beantwoordde de instelling van het deviezenregime
volkomen. In de periode tot aan de Japanse bezetting kon
een aanzienlijk deviezenvermogen worden opgebouwd,
enerzijds dank zij het meer dan normale exportexcedent
dat, ondanks de aanzienlijke defensie-uitgai’en, kon worden gekweekt met de tegen hoge prijzen geëxporteerde Indische
producten (rubber en tin vooral) en anderzijds dank zij de
omstandigheid dat de deviezenopbrengsten van dit export-
excedent niet op de normale wijze aan de rechthebbende
Nederlandse ingezetenen ter beschikking konden worden
gesteld, maar in liet Indische Deviezenfonds vloeiden en
zich daar accumuleerden. Een deel van de deviezenvoor-raad verkocht de Overheid aan De Javasche Bank, welke
dezè deviezen omzette in goud. Hiermede verkreeg deze
instelling weder aanvullende metaaldekking tegenover het
gestegen oblio, dat mede was ontstaan als gevolg van de
financiering van de deviezenaankopen door de Overheid.
FIet, na bedoelde deviezenverkoop aan De Javasche Bank,
overblijvende inkomstenoverschot op de deviezenbala ns
van de Overheid beliep begin 1942 nog het aanzienlijke
bedrag van ca f 0,6 mrd. Dit, evenals het goud, in het
buitenland en dus buiten het bereik van de Japanse be-
zetter aanwezige deviezenvermogen werd, nadat Indonesië
door dejapanners was bezet, aangevuld doordat goederen
en goederencontracteii, waarvoor Indonesib reeds deviezen
had uitgelegd, weder werden,verkocht resp. geannuleerd,
hetgeen resulteerde in een aanmerkelijke vergroting van de
kasmiddelen met een bedrag van f250 mln. Medio.1942
kon- derhalve het goud- èn deviezerivermogen van de
Indische volksgemeenschap worden gesteld op ca f1,2 mrd,
verdeeld over het Deviezenfonds,De Javasche Bank,
particuliere banken en bepaalde maatschappijen, welke
saldi in vreemde valutd als werkkapitaal mochten aan-
houden. Tijdens de bêzettingsjaren werden op beperkte
schaal nog enige uitgaven gedaan ten behoeve van de
algemene oorlogvoering en de toekomstige rehabilitatie
van Indonesië, zodat het deviezenvermogen, waarmede
dit land in September 1945 de rehabilitatie en de recon-
structie moest aanvangen, op ca f 1 mrd (berekend tegen
de oude koers) kon worden gesteld.
-De transfer can winsten en a/schrijQingen cdd,
,
Maart 1942.
Véér dit tijdstip kon liet deviezenregime met betrekking
tot de transfer van winsten een soepel standpunt innemen,
in de eerste plaats omdat de trarisferbehoefte slechts kon
uitgaan van het naar verhouding kleine niet-Nederlandse
deel van de in Indonesië gevestigde buitenlandse belangen
– van transfer naar Nederland en
van
‘een positie van
het Deviezenfonds in Nederlandse guldens was, gezien de
verbroken verbindingen met Nederland, geen sprake – en
in de tweede plaats omdat de ‘deviezenpositie zich gunstig
ontwikkelde, hetgeen op zijn beurt de Indische gulden een sterke valuta deed zijn en de drang tot overmatige transfer
voor een groot deel wegnam. In het algemeen werd dan
ook aan buitenlandse in Indonesië werkende ondernemin-
gen toegestaan al haar fiscale winsten, na aftrek van de
daarover verschuldigdë belsting, naar het buitenland over te maken. In vergelijking met de toestand vôér 1’Iei 1940
betekende deze regeling voor winsttransfer, hoe royaal
deze ook mocht zijn uit een oogpunt van deviezenreglemen-
tering, niettemin een sterk
1
en aanvankelijk op weerstand –
stuitend ingrijpen in de financiële praktijk der buiten-
landse maatschappijen, welke voorheen, evenals de Neder-
landse maatschappij, de financiering vanhaar in Indonesië
werkende bedrijven leidden via de geld- en kapitaalmarkt
van het moederland. Aan haar dochtermaatschappijen in Indonesië remitteerden zij voorheen – en wel uit de pro-
venuen van de Indische export, welke, in de regel recht-
streeks aan de moederlandse ondernemingen toevloéiden-
slechts zoveel als nodig was voor de noodzakelijk in Indo-
nesië te verrichten betalingen. Een eigenlijke geld- en
kapitaalmarkt heeft zich mede daardoor in Indonesië nog
niet ontwikkeld; er was slechts sprake van een, wat men
zou kunnen noemen, kahuishouding.
Ofschoon voorts met betrekking tot vrijgekomen af-
schrijvingbedragen een transfer niet in overeenstemming
werd geacht met de principiële doelstelling van het devie-
zenregime, t.w. de instardhouding van de kapitaalvoorraad,
werd toch aan Engelse maatschappijen toegestaan
I
van
de fiscale afschrijvinged, minus de gedurende het afgelopen
jaar verrichte kapitaalsuitgaven, aan het einde van het
boekjaar te transfereren, mits de getransfereerde bedragen
werden belegd in Britse ‘War -Bonds”, welke onder de
macht van de Indische deviezencontrôle zouden blijven.
Omtrent de motieven, welke indertijd hebben geleid tot
een dergelijke, voor Engelse maatschappijen op het gebied
van afschrijvingstransfer. gunstige regeling, dient nog een
enkel w’oord te worden gezegd. In de eerste plaats dient
te worden gewezen op het verzoek van de Engelse maat-
schappijen om de overtollige middelen, welke zij hier, te lande hadden, te mogen aanwenden voor de belegging in
Britse oorlogsfondsen, teneinde aldus een bijdrage te kun-nen leveren tot de geallieerde oorlogvoering. In de-tweede
plaats liet de deviezenpositie een ruime £-verkoop uit liet
Deviezenfonds toe. De handelsbalans met het Verenigd
Koninkrijk was sterk actief, ondanks de vaststelling bij
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
289
monetair accoord vai
–
i de koers van het Engelse £ op f 7,60,
waardoor het pond sterling, gezien de notering op de
tevoren bestaande vrije markt te Batavia van f 8, feitelijk
werd geapprecieerd. Het aldus ontstane creditsaldo van
De Javasche Bank, beheerster va’n het Deviezenfonds, bij
de Bank of England, kon volgens de bepalingen van be-
doeld monetair accoord niet in goud of andere acceptabele
valuta worden afgedekt. De beperkte leveringscapaciteiten
van het sterlinggehied leidde dan ook tot een voortdurende
stijging van een niet direct aanwendbaar £-saldo, ten dele
aangehouden in Britsschatkistpapier. De £-positie maakte
het derhalve mogelijk om aan hetverzoek van de Engelse
maatschappijen tot transfer van afschrijvingen tegemoet te
komen. Tenslotte was er nog een derde omstandigheid,
welke tot een dergelijke tegemoetkomende houding aan-
leiding gaf. 1-let £-saldo nl. moest door het Deviezenfonds
worden gefinancierd, hetgeen geschiedde door de uitgifte
van schatkistbiljetten. Met de stijging van het £-saldo
steeg dan ook de omvang van de circulatie van deze bil-
jetten. Een_oplossing, waarbij een deel van dit saldo kon
worden besteed zonder dat de feitelijke zeggenschap van
Indonesië daarover verloren ging, kon in dit verband
slechts w’elkoiii zijn. Met het oog hierop werd door het
•
Deviezeninstituut. toestemming verleend tot een beperkte
afschrijvingstransfer, echter nadat het Deviezeninstituut
een garantie had ontvangen, dat de fondsen, waarin de
afschrijvingsbedragen moesten worden belegd, zouden
worden ondergebracht bij een nader aan te wijzen bank-
instelling en niet zoudèn worden vervreemd of bezwaard
zonder bijzondere vergunning. De feitelijke zeggenschap
van Indonesië over deze fondsen bleef zodoende bewaard.
Onder deze omstandigheid en onder deze voorwaarden kon
de discriminatiè tegenover andere buitenlandse maat-
schappijen worden verdedigd. In het kader der voortgezette
oorlogvoering werden in de loop der volgende jaren be-
doelde fondsen,in totaal ongeveer £0,5 mln bedragend,
vrijgegeven.
Behalve deze afschrijvingsbedragen werden in de periode
van 1940—Maart 1942 door de Engelse en Amerikaanse
maatschappijen in ruime mate winstbedragen getransfe-
reerd, hetgeen o.a. tot gevolg had, dat deze maatschappijen
na de oorlog niet – althans slechts in zeer geringe mate –
geconfronteerd werden met het probleem van niet te effec-
tueren achterstallige remises en niet-transferahele, met
het oog op deze remises geaccumuleerde banksaldi.
De eerste jaren na de beQrijding.
De algehele ontreddering van het economisch leven na
de bevrijding in Indonesië maakte het noodzakelijk zich
in te stellen op een aanzienlijk drastischer deviezenregle-
mentering dan die waarmede vôôr de Japanse bezetting
kon worden volstaan. Gedurende de eerste jaren zou
rekening moeten worden gehouden met een aanzienlijk
tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans, ja zelfs met een tekort op de handelsbalans. Hierbij kwam,
dat rekening moest w’orden gëhouden met het niet te ver-
mijden verschijnsel, dat de tengevolge der deficitfinancie-
ring in feite gedeprecieerde Indische gulden een lucratieve
smokkel met het buitenland en een lcapitaalvlucht daar-
heen stimuleerde. Vervolgens moest het deviezenregime
zich thans ook gaan instellen op het betalingsverkeer
met Nederland, dat – door tijdelijk verblijf in Nederland
of repatriëring naar Nederland van in Indonesië werkende
personen van Nederlandse. nationaliteit, alsmede door de
behoefte aan allerlei bedrijfsremises naar Nederland – een zware druk op het deviezenvermogen zou uitoefenen. Met
het oog hierop werd door Nederland een aanzienlijk ,,trans-
fercrediet” verleend voor de betaling van zgn. ,,invisibles”,
gedeeltelijk door middel van een crediet hij de Nederlandse
Schatkist (voor uitgaven door de Regering van Indonesië
te verrichten in Nederland), gedeeltelijk door een crediet,
geadministreerd in de boeken van De Nederlandsche Bank
(voor remises ten behoeve van naar Nederland gerepatrieer-
den en van de Nederlandse kantoren der in Indonesië
werkende bedrijven, voorts delegaties, verzekeringspre-
mies, winsten, enz.). Van deze ciedietmogelijkheden heeft
Indonesië in de periode September 1945—ultimo 1948
gebruik gemaakt tot een bedrag van f 850 mln. Ofschoon
voorts het goederenverkeer met en via Nederland in prin-
cipe contant werd verrekend en Indonesië, voor wat de
import betreft, zorg droeg voor betaling middels reële
transfer, dwz. middels export, heeft Nederland bovendieh
crediet verleend voor met name aangewezen zgn. kapitaal-
goederen tot een maximum van fl00 mln. Eind 1948 had
Indonesië hierop voor ongeveer de helft getrokken.
Ondanks deze credietmogelijkheden kon aan den bepaal-
de groep van transferhehoeften van het bedrijfsleven in
Indonesië niet vorden voldaan. 1-let betreft hier de achter-
stallige rerniseverplichtingen, ontstaan in de periode Mei 1940—Augustus 1946 (het einde van deze periode werd
gemarkeerd door een overeenkomst, volgens welke het sinds
September 1945 provisorisch geleide betalingsverkeer mt
Nederland werd geregeld- op grond van techische voor-
zieningen voor: het betalingsverkeer en
–
bepaalde crediet-
afspraken, welke geacht werden in te gaan per 1 Augustus
1946). Deze achterstallige remiseverplichtingen waren,
vôôr het bedrijfsleven in Indonesië w’eer op gang was ge-
komen, grotendeels geconcretiseerd in liquide banksaldi.
Die van Nederlandse ondernemingen bedroegen eind 1946
ca f 500 mln. Een bedrag van ongeveer f 220 mlii hiervan
betrôf creditsaldi waartegenover eigenlijke schuldverplich-
tingen aan Nederlandse ingezetenen (natuurlijke personen
en ondernemingen) stonden. Deze groep schuldverplich-
tingen zijn later aangeduid met de naam van — vooralsnog
niet transferable – arriérés. De overige banksaldi waren
grotendeels ontstaan door in de jaren 1940-1942 gekweek-
te niet-uitkeerbare winsten, afschrijvingsbedragen, enz.
alsmede door, zgn. vluchtkapitalen, vôÔr 10 Mei 1940 uit
Nederland naar Indonesië geremitteerd. Het betreft hier
achterstallige remiseverplichtingen in oneigenlijke zin;
voor een groot deel zijn de hierbij betrokken gelden inmid-
dels opnieuw in het bedrijf in Indonesië gestoken. –
De deviezenpositie kon vooralsnog de transfer van bo-
veribedoelde achterstallige remiseverplichtingen, zowel
die welke eigenlijke, als die welke oneigenlijke verplichtin-
gen betrolfen, niet dragen. De totale transfer uit dezen
hoofde werd dan ook opgeschort, behoudens enkele uitzon,
deringsgevallen. Voor nieuwe remisebehoeften werd begin 1946 een urgentieschema opgesteld, dat sindsdien herhaal-delijk werd aangevuld en gewijzigd, mede op grond vanhet
voortdurend overleg met de Nederlandse Regering, welké,
gelijk hierboven reeds weid aangegeven, een groot gedeelte
van de transfer – voor zover deze althans remises naar
Nederland betroffen – mogelijk maakte door het verlenen
van transfercredieten. In het algemeen voorzag dit urgentie-
schema, voor zover dit beliekking had op remises van het
bedrijfsleven, in de voorziening van de volgende vier
groepen van transferbehoefteii: – –
remises uit hoofde van goederenzenidingen naar In-
donesië;
remises uit hoofde van de import van diensten (zoals
gebruikmaking van ,,kantoorservice” in Nederland,
de zgn. kantoorkosten, en verzekeringen in Neder-
lands courant); remises van kapitaalrevenuen; remises van lossingen en van afschrijvingsbedragen
tot een bepaald maximum per jaar.
Bij dit alles dient men te bedénken, dat een dergelijk
urgentieschema niet betekent, dat de hierin niet voor-
komende transfers als abnormale transfers zouden moeten
worden beschouwd. Het urgentieschema heeft ten doel
een beperkte deviezenvoorraad op rechtvaardige wijze tê verdelen over de meest urgente behoeften en het zal zaak
zijn dit schema soepeler te maken al naar mate de transfer-
capaciteit van Indonesië groter wordt, totdat over enkele
jaren hopelijk geen deviezencontrôle meer nodig zal ziJn.
290
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 April 1949
De laatste (hierboven onder c. en d.)genoemde transfers
werdentotdusverre slechts ten principale inhet urgentie-
schema opgenomen. In feite moest hiervoor nog een rege-
,ling worden uitgewerkt en voor de enkele gevallen, waarin
reeds sprake kon zijn van transferbehoefte uit hoofde van
gemaakte winsten, werd tot dusverre een voorlopige voor-
ziening getroffen, waarbij transfer werd verleend volgens
enige nog vage, verdere uitwerkifig behoevende richtlijnen.
Thans zal nader worden ingegaan op bedoelde voorlopige
voorzieningen.
Voorkpige Qoorzieningen.
–
Reeds in het begin van 1946, toen men nog verkeerde
in de allereerste phase van een economische reconstructie van Indonesië, werd getracht een oplossing te vinden voor
de vele.nieuwe problemen, waarvoor Indonesië zich zag
gesteld met betrekking tot het regelen van het buitenlandse
betalingsverkeer. In het bij zonder gold dit het betalingsver-
keer met Nederland, daar hiervoor in de eerste phase van het
deviezenregime van Indonesië – de periode Mei 1940 tot
Maart 1942 – uiteraard geen regelinge,kondenvorden
getroffen. Voorbereidend werk hiervoor werd verriclt dpor
een door de
Minister
van Financiën in Nederlandingestelde
Commissie Valutaverhouding Nederland—Overzeesche Ge-
biedsdeelen. .De adyiezen van deze Commissie vormden de
grondslag voor een uit ,Nederlandse en Indische ”ertegen-
woordig’ers bestaandé ,,Commissie Trip”, welke’in April
1946 haar werkzaamheden aanving en aan de. Minister van
Overzeese Gebiedsdelen •en de Minister van Financiën
enkele adviezen heeft uitgébracht nopens een i’eeks van
hangende vraagstukken op het gebied van het betalings-
verkeer tussen beide gebiedsdelen: Dit overleg werd voort-
gezet in een organisatorisch meer uitgebouwde vorm, het
Coördinatie-College Nederland-Indonesië, dat op geregelde
tijden bijeenkomt, afwisselend in een der beide gebieds-
delen. Het College vergaderde in Augustus 1946in Batavia,
in Januari-Februari 1947 te ‘s
7
Gavenhage, in October-
November 1947 (om bepaalde practische redenen) wederom
te ‘s-Gravenhage en in September-October 1948 te Batavia.
De voornaamste resultaten van de besprekingen van dit
College vormen, enerzijds het systeem van rekeningen voor
het betalingsverkeer. tussen Nederland en Indonesië met
de daaraan verbonden credietafspraken
1)
en anderzijds
de regelingen voor.de wederzijdse samenwerking op ban-
.delspolitiek gebied.
Een der onderwerpen, welke in het overleg met Neder-
land steeds een punt van bespreking uitmaakte, was de
transfer van winst- en afschrijvingsbedragen, daar een
regeling hiervoor, gezien de omvang der Nederlandse in-
vesteringen in Indonesië, voor Nederland van uitermate
groot belang is. In Augustus 1946 werd bij de Batavia-be-
spreking hieromtrent geconcludeerd, dat transfer zou moe-
ten worden verleend voor winstbedragen, dat echter
transfer voor afschrijvingsbedragen in beginsel nog niet zou
kunnen worden toegestaaii, maar dat met betrekking tot nieuwe investeringen op dit punt wel concessies zouden
moeten worden gedaan. Hierbij werd gestipuleerd, dat op
het stuk van transfer van winsten en afschrijvingen tegen-
over Nederland de meestbegunstigingsclausule in acht zou
worden genomen, behoudens bepaalde gevallen, waarin Indonesië in een dwangpositie zou verkeren. Zo dit zich
echter mocht voordoen, dan zou met Nederland in overleg
worden getreden.
Het vraagstuk had echter, gezien het feit dat vele onder-
nemingen haar bedrijvigheid nog niet of eerst onlangs
hadden hervat, voorlopig nog geen actuele betekenis. In
de zitting, welke het Coördinatie-College hield in het najaar
van 1947, werd het vraagstuk-opnieuw aan deorde gesteld. Thans was het zaak te geraken tot een meer concrete rege-
ling en een afspraak omtrent een ten behoeve van winst-
en .afschrijvingstransfer naar.Nederland te .verlenen trans-
‘) Zie:
A.
Oudt, ,,Het betalingsverkeer tussen Nederland en
Indonesie”, in
,,E.-S.B.”
van 30 Maart
jI.,
blz.
248.
Îercrediet. It College achtte het ,ind erdaad noodzakelijk,
dat deze .transfer voorlopig middels crediet zou worden
bewerkstelligd. Op grond van de Conclusies van het College
stond de NederlancLs’Regering een eerste jaarlijks crediet
toe van f 50 mln voor de,transfer van winsten en van af
–
schrijvingen pp nieuwe investeringen. Conform de conclusie
van het Coördinatie-College, zouden
:
slechts fiscale afschrij-
vingen en fiscale winsten mogen worden getransfereerd na
aftrek van de hierover verschuldigde belasting. Ook dit-
maal had het College gestipuleerd, dat in beginsel, voor
.wat betreft detransfer van winsten en afschrijvingen, niet
ten nadele van Nederlandse ondernemingen zou worden
gediscrimineerd. De tranfer, zou voorts uitsluitend worden
toegestaan aan ondernemingen, die ook vôÔr 1
.
Januari
1940 winsten en afschrijvingen naar het buitenland placli-
ten over te maken, en tevens, voor wat betreft andere
ondernemingen, voor zover deze nâ die datum nieuw kapi-
taal uit het buitenland hadden aangetrokken. Voorts werd
besloten geen winsttransfer toe te staan, indien de winsten
tengevolge van bijzondere omstandigheden als abnormaal
zbuden kunnen worden beschouwd. 1-let Deviezeninstitusit
voor Indonesië zou voor de winst- en afschrijvingstransfer,
in overleg met Nederland, een nadere regéling uitwerken.
In het College was voorts gepleit voor de overmaking
van afschrijvingsbedragen zowel voor wat betreft oude als
nieuwe investeringen. liet onderscheid tussen bedoelde
twee vormen van afschrijvingen werd voor de praktijk
nioilijk hnteerbaar geacht. Met het oog hierop heeft de
Nederlandse Regering in overweging genomen om ook
voor afschrijvingen op oud, weder in productie gesteld
kapitaal een tranfercrediet te verlenen. Het voornemen
bestond, in dat geval waarborgen te scheppen, dat de ge-
transfereerde afschrijvingsbedragen’ t.z.t. in het Konink-
rijk weder zouden worden herinvesteerd. Hiertoe zouden
deze bedragen ..onder een trustee worden gesteld. Men
schatte, dat uit dezen hoofde een suppletoire transferbe-
hoefte zou ontstaan van f 30 mln.
Op grond van het aldus door Nederland toegestane cre-
diet werd door het Deviezeninstituut voor Indonesië op
10 Maart 1948 een regeling voor winsttransfer bekend ge-
maakt. Al spoedig echter bleek, dat ,,fiscale winst” en ,,ab-
normale winst” te vage begrippen waren en dat hierom-
trent nadere richtlijnen zouden dienen te worden vastge-
steld. Van ondernemerszijde werd reeds direct stelling ge-
nomen tegen een ,interpretatië van het begrip ,,fiscale
winst” als ;,belastbare winst”. De Indische On’dernemers-
bond werd uitgenodigd in een memorandum zijn inzichten
met betrekking tot een regeling voor transfer van winsten en afschrijvingen kenbaar te maken. Mede op grond hier-
• van werd door het Deviezeninstituut voor Indonesië een
meer uitgewerkte ‘regeling voorbereid, welke echter nog’
met Nederland zou moeten worden besproken alvorens zij
in werking zou kunnen treden Om verschillende redenen
achtte men het aan Nedei’landse ambtelijke zijde gewenst
om bedoelde bèspreking te doen, plaats vinden ter gelegen-
heid van de komende zitting van het Coördinatie-College.
Tijdens deze zitting, welke in September/October 1948
plaats vond, werd in principe ingestemd met de van Indi-
sche zijde voorgestelde regeling en werden tevens nieuwe credietbedragen vastgesteld. Intussen waren verschillende
aanvragen voor winsttransfer door het Deviezeninstituut
voor Indonesië behandeld conform de regeling van 10
Maart 1948.
Na de jongste zitting van het Coörinatie-College werd
echter zowel aan Indische als aan Nederlandse zijde be-
hoef te gevoeld, omtrent de consequenties van de door het
Deviezeninstituut voor Indonesië ontworpen, meer uit-
gewei’kte, regeling, onderling nader overleg te plegen en hierbij tevens vertegenwoordigers van het. Indische be-
drijfsleven, zowel in Nederland als in Indonesië, gelegen-
heid te geven van hun inzichten blijk te geven. Dit overleg
heeft tenslotte geleid tot de regeling voor winst- en afschrij-
vingstransfer, welke onlangs door het Deviezeninstituut
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
291
voor Indonesië bekend werd gemaakt. Ineën valgend
artikel zal deze regeling zelf aan een andere beschouwing
worden onderworpen.
Batavia.
E.
P.
M. TERVOOREN.
DE AFWIKKELING
DER GEBLOKKEERDE TEGOEDEN.
Na het uitvoeren van de geldzuiveringsoperatie van
1945 en na het tot stand komen van de Vermogensaanwas-
belasting en de Vermogensheffing ineens, kon in 1947
een aanvang worden gemaakt met het opleggen van aan-
slagen in de beide bijzondere heffingen, terwijl tegelijker-
tijd de regeling voor de afwikkeling der geidzuivering
werd gepubliceerd.. Deze regeling kwam op het volgende
neer.
Nadat de aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon
opgelegde heffingen en’ ,,oude” belastingen (d.v.z. be-
lastingen in het algemeen verschuldigd over 1945 en
voorgaahde jaren) ware. voldaan, zou de fiscus de ge-
blokkeerde tegoeden (en inschrijvingen in het Grootboek
1946) van deze personen voor afwikkeling vrijgeven.
Via het omzetten van een geblokkeerde rekening in een
optierekening (een soort tussenrekening), kon de houder
dan een van cle opties kiezen, die
s
in de Beschikking
Afwikkeling Geidzuivering 1947 waren geprojecteerd.
Evenzo kon de houder van een vrijgegeven inschrijving
Grootboek 1946 deze inschrijving tegen een •koers Yan
niet lager dan 98 en tot een maximum van f10.000
verkopen aan iemand, die nog heffingen moest betalen.
Een uitvoerige uiteenzetting van de afwikkelingsrege-
ling kan hier achterwege blijven, daar deze reeds eerder
in dit weekblad werd gegeven
1).
Mijn doel is eerder een overzicht te geven, hoe de
inning der heffingen en de afwikkeling van de geblokkeerde
tegoeden in 1948 zijn verlopen. De beschikbare statistische
gegevens stellen ons hiertoe wel enigszins in staat.
Dat zowel de afwikkeling der geidzuivering als de
inning der heffingen inderdaad behoorlijke voortgang
hebben gemaakt, blijkt allereerst uit tabel T, die de ,,Stand
der geblokkeerde tegoeden” op verschillendetijdstippen
weergeeft. De cijfers, die ten dele op ramingen berusten,
zijn ontleend aan liet ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”,
doch op enigszins afwijkende wijze gegroepeerd.
TABEL
1
Stand geblokkeerde tegoeden.
(in millioenen guldens)
31
Dec.
30
Juni 31
Dec.
1947
1948 1948
Saldi van anderen liii De Ne-
derlandsche Bank
41
3
19
1-landelsbanken
………….
1.286
1.092
872
Posicheque- en Girodienst
.
57 33 18
Girokantoor
der
Gemeente
11
.
9
8
Locale boerenleenbanken:
Spaarrekeningen
535 397 304
Lopende rekeningen
79 57
32
Amsterdam
………….
.
Rijkspostspaarbank
269
208
173
Bijzondere spaarbanken
239
185.
154
Geblokkeerd
schatkistpapicr
niet
in
handen van banken
220
60
–
1
Geblokkeerde rekeningen
1
2.737
2.064
1.580
II
Inschrijvingen Grotboek
1.741
1.559
1.332
1946
………………
III
Zekerheidstellingen
. . .
1.340
714
362
Totaal geblokkeerde middelen
5.818
1
4.337
.
3.274
Bron:
,,Statistisch Bulletin C.B.S.”, Jaarang
1949,
no.
21.
1)
Zie-, ,,Enkeleoiim
‘
r]dngen betreffende de Beschikking Af-
wikkeling Geldzuivering
19417″,
door Mr A.
W.
Ribbeln in ,,E.-S.B.”
van
17
Maart
1948.
De wijzigingen, die onlangs in de afwikkelings-
regeling zijn ebracht doorliettot stabd komen van de Wet Af
–
wikkeling Geldzuivering zijnbesproken in, een artikel van schrijver
dezes in het ,,Weekblacl der Bela.stingen” van
12
en
19
Februari
1949
De .in dezetabel opgenomen geblokkeerde rekeningen
omvatten ook de optie- en beleggingsrekeningen; die bij
de afwikkeling der geldzuivering zijn
r
ontstaan. Enkele
posten van deze staat vereisen wellicht enige toelichting;
zo biji. het ,,Geblokkee,’d schatkistpapîer niet in handen
oan banken”.
Dit . betreft schatkistpapièr, “dat’. voor de
geldsanering werd gekocht of, dat na- de ‘geldsanering
ten laste van geblokkeerd tegoed werd verworveh. De
tegenwaarde van dit schatkistpapier werd bij Verval
wederom op geblokkeerde rekening gecrediteerd, tenzij
men verlenging
wehste.
.’
Teneinde nu van het geblokkeerde schatkistpapier af
te komen, werd in November 1947 bepaald, dat verlenging
niet langer was toegestaan, zodat de opbrengst bij veval
of overdracht op geblokkeerde rekening moest worden
tegoedgeschreven, waarna d op deze wijze gevormde
geblokkeerde tegoeden evenalsde andere in de aïwikke-
ling zouden kunnen komen: –
Neemt men de post ,,Geb.lokkeerd schatkistpapier”
dus op alle data op, dan wordt een vergelijking tussen
deze data niet beïnvloed. Daar het hier in het algemeen
promessen betrof, w’as deze post aan het einde van 1948
geliquid eerd.
Dat de inschrjingen in het Grootboek 1946 in tabel T
zijn opgenomen, ligt voor de hand. Deze inschrijvingen
zijn immers in 1946 voldaan door storting ten laste van
geblokkeerd tegoed en zijn pas op 1 Itlaart 1949 vôlledig
vrij verhandelbaar geworden.
De in tabel 1 opgenomen
zekerheidstellinen
zijn de wel
geïnde, doch nog niet verrekende zekerheidstéllingen.
Deze zijn uiteraard geen geblokkeerd tegoed dat echter
ook deze post is opgenomen, houdt verband met hetfeit,
dat heffingen en oude belastingen ook kunnen worden
voldaan door afboeking op zekerheidstellingen.
Zoals men ziet, zijn de geblokkeerde rekeningen en het
geblokkeerde schatkistpapier samengeteld onder 1; Groot-
boek 1946 en zekerheidstellingen vormen dan samen met
1 het totaal aan geblokkeerde middelen.
Evenmin als men de saldi van banken bij De Neder-
landsche Bank of bij andere banken tot de hoeveelheid vrij geld mag rekenen, mag men de geblokkeerde saldi
van banken tot de geblokkeerde tegoeden rekenen, daar
dit een dubbeltelling zou betekenen.
Bovendien zijn de rekeningen van leden der Bedrijfs-
groepen Handelsbanken, Effectenhandel, Landbouw-
credietbanken en Spaarbanken bij De Nederlandsche Bank of bij een andere bank weliswaar’ geblokkeerd,
doch de gewone geldzuiveringsbepalingen zijn hierop
niet van toepassing. –
Uit tabel T blijkt, dat de geblokkeerde rekèningen
(post 1) in 1948 zijn gedaald van f2.737 millioen tot
f 1.580 millicen, d.w.z. met f 1.157 millioen. Ons doel is
thans deze afneming te verklaren, waarbij eerst de be-taling van belastingen e. d. aan de Overheid en daarna
het gebruikmaken der opties zal worden besproken.
A. De factor, die het eerst in ‘gedachten komt, is na-
ti.Iurlijk de voldoening van aanslagen in de buitengewone
heffingen.
Uit de maandelijkse perscommuniqués van het Ministe
rie van Financiën omtrent de stand van ‘s Rijksmiddelen
zijn de cijfers van Tabel II berëkend.
TABEL
II.
Onteangsten op de beide heffingen.
(in millioenen guldens)
1947
1948
1
Totaal
Betaling uit geblokkeerde re-
keningen en met Grootboek
1946
………..
…….
Afboeking
op
zekerheidstel-
54,5
726,8
781,3
lingen
…………….
16,8
513,1
529,9
Betaling met staatsobligaties
.1,6
..
–
344,3
345,9
Betaling met vrij geld
. . .
26,1
..
464,8 490,9
Totale ontvangsten
99,0
2.049,0
2,148,0
292
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 April 1949
In dit artikel interesseert ons vooral de eerste post. Floe
gedetailleerd bovenstaande cijfers ook zijn, het valt te
betreuren,, dat er geen splitsing is gemaakt tussen de
betalingen uit geblokkeerd tegoed en die met Giootboek
1946. Thans is een raming nodig èn daarvoor wordt uit-
gegaan van een opmerking van de Minister van Financiën
2)
dat naar schatting de betalingen op de heffingén met
geblokkeerd geld en met Grootboek 1946 ongeveer even
groot zullen zijngeweest. Wij kunnen dan aannemen, dat
f365
inillioen
(di. ongeveer de helft van f 726,8 millioen) in’
1948 op de heffingen is betaald met geblokkeerd geld,
waa.rmede de eerste oorzaak van de vermindering van het
geblokkeerde tegoed is bepaald.
• Iiteraard zijn un dit bedrag van f 365 millioen ook
begrepen de betalingen met tegoed op optierekening,
dat door middel van het zgn vermogenshangement
van dërden werd verkregen. Deze dérden verwierven
dan onroerende goederen van of hypothecaire vorderingen
op de belastingschuldigen. Minister Lieftinck heeft in de Eerste Kamer geraamd, dat ongeveer t 25 millioen
op deze wijze is betaald
3).
Behalve heffingen kan men ook opgelegde
zekerhèid-
stellingen
uit geblokkeerd tegoed betalen.
– Uit de bovengenoemde overzichten van het Ministerie
van Financiëninzake de Rijksmiddlen blijkt, dat er in
1948 nogf 98,5 millioen aan zekerheidstellingen is betaald.
Dit bedrag geeft de netto-ontvangsten aan, dus het over-
schot.van ontvangsten boven terughetalingen. Zekerheid
kan worden gesteld zowel uit geblôkkeerd tegoed en met
Grootboek 1946 als met vrij geld.
Op grond van het feit, dat men een zekerheidstelling
in de eerste plaats met geblokkeerd geld of Grootboek
zal voldoen en gelet op de verhouding, waarin beide in
tabel T voorkomen, is het aannemelijk, dat van de f 98,5
millioen ontvangen zekei’heidstellingen ongeveer /
50
inillioen
met geblokkeerd geld zal zijn voldaan.
Logischerwijze volgt thans, de
betaling can oude
belastingen,
d.w.z. belastingen, verschuldigd (globaal
gesproken) over 1945 en voorgaande jaren. Over deze
post is echter geen enkel zelfstandig cijfer beschikbaar,
zodat we deze later in de sluitpost zullen moeten vinden.
– Indien wij thans overgaan tot de *ijze, warop het
gebruik maken der verschillende
opties
heeft bijgedragen
tot de vermindering der geblokkeerde tegoeden, dan ‘is
voor het bedrijfsleven ongetwijfeld de belangrijkste optie:
het inschrijoen op 3 pCt Inoestei’ingscertificaten en op
3
pct Beleggingscerti/icaten.
Oerde stand van deze inschrijvingen worden maande-
lijks ‘ddor het Ministerie van Financiën mededelingen
gedaan.
Op 31 December 1948 was deze stand als volgt
1. Investeringsôertificaten f 424 mln.
– 2. •Beleggingscertificaten
f 14 mln.
Deze hdrage.n werden overgeboekt naar ‘s Rijks Schat-
kist ten laste van de optierekeningen. Daar deze ook
begrepen zijn in de geblokkeerde rekeningen van tabel 1,
is hiermede weer een belangrijk deel van de vermindering
van die geblokkeerde rekeningen vii’klaard.
• E. Voiir particuliereri, verenigingen, stichtingen e.d.
is cle optie der
beleggingsrekening
ingevoerd, d.w.z. dat
‘deze personen en instellingen maximaal f 3.500 ten laste
•
v4ri hun tegoed op optierekening naar een beleggings-
rekening mogen overboeken.
Elk jaar wordt dan een vijfde van dit bedrag vrije-
geven, echtei’ met een minimuin•vah f300.
01)
1 Juni
‘) In de Memoiie van Antwoord aan de Eerste Kamer hetreffende
liet wetsontwerp tot afwikkeling der geidzuivering, zitting
1
948-1949,
Stuk .8.37, n. ,38a, blz.
5. –
Eerste Kamer 1948-1949, blz. 119.
1948 kwam van de toen bestaande bleggingsrekeningen
het bovengenoemde deel, vrij, terwijl hij het openen
Van’ een dergelijke rekening na 1 Juni 1948 onmiddellijk
het bedrag, waarop men recht had, naar vrije rekening
werd overgeboekt. Over de omvang van de tegoeden op
beleggingsrekening bestaan enkele gegevens, die
,
wij
hier zullen vermelden.
In de eerste 1aats publiceert het C.B.S. regelmatig
een overzicht van de ,,Geblokkeerde en vrije rekeningen
bij 42 Handelsbanken”, welk overzicht wordt verstrekt
door De Nederlandsche- Bank. ‘De desbetreffende cijfers
zijn vermeld in tabel III.
De splitsing van deze tabel gaat vçrder dan de verde-
ling van tabel 1. Naast de geblokkeerde rekeningen (in
enge zin) worden optie- en beleggingsrekeningen apart
genoemd; terwijl tabel 1 slechts het totaal van deze 3
soorten vermeld als , geblokkeerd e .rekeningen” (in ruime
•,zin).
TABEL
III.
Geblokkee,’de en ore rekeningen bij 42 Handelsbanken.
(in rnillioenen guldens).
&eblok-
Opi ie-j
Be]eg-
Vrije
Totaal
keerde
1
reke- t gings-
reke-
der spilIs-
–
reke- 1
nin-
1
reke-
nin-
bare
nin-
1
gen
1
nin-
,
gen
gen
te-
gen
j
goeden
34
December
1947
. . . .
1.151
–
–
2.992
4.143
31
.lanuari
1948
. . .
1.120
16
14
3.008
4.159
29
Februari.
1948
.. . .
1.099′
25
24′
3,082
4:230
31
Maart
1948
. .
.
1.078
113
30
3.175
4.325
30 April
1948
. . . .
1.005
86
36
3.157 4.285
31
Mei
1948
. . . .
955
69
48
3.248
4.319
30
Juni
1948
. . . .
850
89
34
3.342 4.315
31
Juli
119118
. . . .
751
106
46
3.250
4.153
31 Augustus
1948
. . . .
684
118
56
3.199
4.057
.30 September
1948
657
124
65
3.239
4.086
31
October
1948
. . . .
634
129
71
3.165 3.998
30 November
1948
. . . .
592
129
76
3.183
3.979
31 December
1948
. . . .
555 132
81
3.212.
3.981
‘Bron:
Statistische Bulletins van het CBS
‘
De cijfers van tabel III hebben betrekking op ongeveer
90 pCt van het Nederlandse handelsbankwezen. We
maken daarom vermoedelijk slechts een kleine fout,
als we de daarin vervatte gegevens met 10 pCt ‘verhogen
en de dan gevonden cijfers betreken op alle handels-
banken. Zo zou dan het tegoed op beleggingsrekening bij
de handelsbanken per 31 December 1948 bij benadering
t 90 millioen hebben bedragen en op 30 Juni 1948 on-
geveer f 37 millioen. .
Inzake het tegoed op beleggingsrekening bij de ge-
zamenlijke boerenleenbanken is slechts bekend, dat
dit per 30 Juni 1948 f59 millioen bedroeg
4).
Verder is
noch van de Rijkspostspaarbank, noch van de bij cle
Nederlandsche Spaarbankbond aangesloten spaarbanken
bekend, welke bedragen zij op beleggingsrekening hadden
uitstaan, zodat een berekening wel zeer moeilijk wordt.
Indien men echter de f 59 millioen aan beleggings-
rekeningen bij de boerenleenbanken per 30 Juni 1948
vergelijkt met de t 37 millioen aan diezelfde rekeningen
op dezelfde datum bij de handelsbanken dan ou uit de reeds berekende t 90 millioen van alle handelsbanken
een half jaar later t 150 millioen voor de boerenleenbanken
aan het einde van 1948 kunnen volgen. –
Daar het gemiddelde tegoed bij spaarbanken steeds
lag’er is dan bij boerenleenbanken, kan men aannemen,
dat hij de eerstgenoemde banken een gi’oter deel van de
geblokkeerde tegoeden, reeds aanstonds naar heleggings-
rekening is overgeboekt dan bij de laatstgenoemde.
Men had nl. voor gehlokkeerde rekeningen van f 500 en
minder geen machtiging van de, Belastingdienst nodig.
om
ze naai’ optierekeningen te kunnen overbrengen,
4)
Ontleend aan dc ?claandelijkse .Medeiielingen van cle Coöpera-
tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, juli-Augustus 1948,
blz. 7175.
•
t
1
”
– .
–
ç .
‘
r
-v–
7′
13 April 1949
EÇONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
293
en al deze kleine bedragen zijn natuurlijk direct op he-
leggingsrekening geboekt
Voor de gezamenlijke spaarbanken kan dan, mede -op
grond van de cijfers in tabel 1, eveneens f 150 millioen aan
heleggingsrekeningen op het einde van het jaar worden
geraamd
5
). –
De
1
gehiokkeerde tegoeden bij De Nederlandsche Bank
en de girodiensten leggen niet veel gewicht in de schaal,
doch hier kunnen wij toch wel minstens f10 millioen
aan beleggingsrekeningen ramen.
Vetten wij de schattingen nog eens samen, dan krijgen
we (in millioenen guldens)
lianclelsbanken
…………………………………
9
0
Boerenleen ban ken
………………………………
1
50
Spaarbanken (R.P.S. en SpaarhankbOnd)
…………..
150
Ned. Bank en girodiensten ……………………….10
liet bedrag van f 400 millioen geeft uiteraard alleen
de nog bestaande beleggingsrekeningen weer, dus na af-
trek van het vrijgekomen deel, en is, het behoeft geen
betoog, slechts een zeer globale raming.
Eerst thans kunnen wij komen tot de berekening van
de afneming der gehiokkeerde tegoeden, voor zover deze
veroorzaakt is door het vrijgeven van een deel der
beleggingsrekeningen.
Deze berekening is nog veel lastiger dan de schatting
van het bedrag aan tegoeden op helegginsrekening.
Weliswaar is sinds 1 Juni 1948 20 pCt vrijgekomen van
elke heleggingsrekening, die op die le Juni bestond ,of
later geopend werd, doch de minimum-vrijgave bedroeg f 300, zodat men béneden t 1.500 in feite een hoger per-
centage tot zelfs 100 pCt van zijn geblokkeerde-tegoed
vrij kreeg.
FIet hangt van het aantal beleggingsrekeningen van elke
omvang af, welk deel nu werkelijk is vrijgekomen. Bij de
spaarbanken zal dit bijv. hoger zijn dan bij de boeren-
ieenbanken, omdat het gemiddelde tegoed hier kleiner is
en er dus een relatief groter percentage is vrijgegeven.
Indien in werkelijkheid 20 pCt was. vrijgekomen, dan
zou dit een bedrag van f100 millioen hebben betekend;
immers, het resterende deel ad f 400 millioen zou dan
80 pCt zijn.
Zoals gezegd, is dit bedrag te laag, want door het
minimum van t 300 is in feite een.groter deel naar vrije
rekening geboekt. Indien men i.p.v.
1/5
hijv.
1/
zou aan-
nemen, dan’was het vrijgekomen bedrag te berekenen
op t 200 millioen. Elk percentage is uiteraard arbitrair;
slechts is zeker, dat het wel wat hoger is dan 20 pCt.
Resumerend zouden wij daarom willen aannemen, dat
van de beleggingsrekeningen t 150 â 200 millioen is vrij-
gekomen, met welk cijfer wederom ecn aanmerkelijk deel
van de vermindering, die tabel 1 te zien geeft, is verklaard.
Onder het zojuist geschatte bedrag zullen we ook begrijpen
de bedragen op optierekening beneden f100, die eveneens
zijn vrijgokomen.
F. Een factor van quantitatief geringe betekenis is
waarschijnlijk het sluiten van
eerzekeringen
met Optie-
geld geweest. Het gebri’.iik maken van deze optie leidt er
toe, dat een tegoed op optierekening van de verzekerde
vrij wordt bij de verzekeringmaatschappij, zodat het
totale geblokkeerde tegoed rechtstreeks – vermindert.
Gegevens over het gebruik, dat van deze optie is gemaakt,
zijn echter niet voorhanden. –
Tot slot zijn er nog enkeW factoren, waarover geen
cijfers bekend zijn, doch die veimoedelijk slechts kleine
bedragen betreffen. Deze zijnde volgende:
‘) Uit, hei ‘zoëyen verschenen jaarverslag 1048 van De Neder-
landsche Spaarbankbond blijkt, dat het tegoed op beleggingS-
rekening bij dc bijzondere spaarbanken per alt imo 1949 op t 76
111111
wordt aangenomen.
1-let geblokkeerde tegoed ‘is vermeerderd door
betalingen vanwege het Rijk op geblokkecrde rekening.
Sa-
larissen van tijdens de bezetting, vergoedingen voor
diensten, die v56r de geldsanering zijn gepresteerd, kortom
alle betalingen, die verband houden met een feit, dat
zich voor de geldsanering heeft voorgedaan, werden in
1948 in het algemeen geblokkeerd afgerekend, met uit-
zondering van een bedrag van f1.000, dat bij elke dus-
danige betaling-vrij werd uitgekeerd.
‘Natuurlijk kan het in 1948 door het Rijk betaalde
geblokkeerde bedrag niet meer zo groot zijn, daar de
afrekeningen met betrekking tot de oorlogsperïode lang-
zamerhand teneinde lopen en bovendien de zojuist ge
noemde vrije f 1.000 het te blokkeren bedrag verminderde.
De gewone
deblokkering
door De Nederlandsche
Bank vond dit jaar nog voortgang, zij het ook, dat het
aantal verleeiide bijzondere vergunningen zeer sterk
werd beperkt, narmate de afwikkeling der geidzuivering
op gang kwam en aanvragers naar de opties der Investe-
ringscertificaten en der beleggingsrekening kond en worden
verwezen.
In 1947 werd voor f188 millioen deblokkering verleend
6);
in 1948 zal het hierop betrekking hebbende cijfer echter
slechts enkele tientallen millioenen guldens hebben be-
dragen.
De enige. algemene vergunning, op grond waarvan
deblokkering nog tot stand kwam, was die, waarbij stor-
tingen, van onderlinge molestverzekeringmaatschappijen
uit hun geblokkeerde
.
tegoeden ten gunste van een zgn.
herstelrekening van de verzekerde bij de Herstelbank
werden mogelijk gemaakt.
Sanzenatting.
Indien de thans gevonden resultaten nog eens worden
samengevat, dan verkrijgt men de volgende opstelling,
waarbij alle bedragen in millioenen guldens zijn uitgedrukt
Vermindering cjeblo/e/eeerde rekeningen
1.157
(post 1 van tabel 1)
Factoren die vermindering ver ooi-za ken:
A.
Betaling heffingen
…………..ca
365
B. Betaling zekcrheidstellingeti
……
ca
50
Inschrijving op
In vesteringscerti ficaten
424
Inschrijving op
Beleggingscertificaten
14
E. Vrijgave van een deel (Ier beleggings-
rekeningen en restanten van Optie-
rekeningen
…………………
150 3 200
1.000 ie 1.050
Verschil
……………………….
00 ie
150
Factoren, die vermindering veroorzaken:
C. Betaling oude” belastingen.
I.P.
VerzekeringsopLie.
1-1. Deblokkering.
Factor, de vermeerdering veroorzaakt:
G.
Betaling op gehlokkeerde rekening.
Totaal 6, F, 1-1 en & ………………….11)0 3
150
Een verassende conclusie is, dat volgens de hierboven
berekende, ten dele geschatte, cijfers van de heleggings-
rekening als optie meer gebruik zou zijn gemaakt dan van
de inschrijving op 1 nvesteringscertificaten.
Rotterdam.
‘ Drs II. W. J. BOS.31AN.
Ontleend aan het 3aarverslag van De Nederlanclsnhe Bank
over 1047, blz. 44.
HET STREVEN NAAR EEN DOELMATIG
GRONDGEBRUIK IN DE LANDBOUW.
,,Zo valt er veelal nog verhazend veel te verrigten; want
welk een groot tijdverlies eene verkeerde akkerverdeeling
te veeg brengt, hoeveel grond daardoor geheel onvoort-brengend blijft, of slechts halve oogsten geeft, weet een
– ieder die het bebouwen onzer, gewoonlijk aan dit euvel
294
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 April 1949
lijdende, enken en esschen kent. Vrij wat meer trekvee
dan noodig is; mager vee dat, op grooten afstand, in slecht
behandelde weiden zijn voedsel zoeken moet, en een ge-
deelte van de mest op den weg doet verloren gaan; halve
oogsten, door verdroogen of verdrinken, zijn de onmid-
dellijke nadeelen eener slechte akkerverdeeling”, aldus Dr
W. C. H. Staring in zijn Huisboek voor de Landman in
Nederland.
Deze verkeerde akkerverdéling – in hedendaagse ter-
minologie het vèrsnipperde grondgebruik – wordt reeds
door Dr Staring als een kanker in onze landbouw gehekeld.
En terecht, immers de plattegrond van een landbouwbe-
drijf oefent grote invloed uit op de economische voorwaar-
den, waaronder aan het productieproces kan worden deel-
genomen.
Men denke in dit verband niet alleen aan de arbeids-
verspilling welke plaats grijpt door het heen en weer lopen
naar en van de gebruikspercelen doch ook aan de belemmerin-
gen die een ondoelmatige ligging veroorzaakt om tot toe-
passing van rationele bedrijfsmethoden over te gaan.
Vooal op een verhoging van de arbeidsproductiviteit in
de landbouw moeten alle krachten worden gericht en het
lijdt geen twijfel, dat het economisch grondgebruik hierbij
een zeer belangrijke rol vervult.
Wil men de interne economische Organisatie verbeteren
– rationaliseren – teneinde de kostprijs te kunnen ver-
lagen om zodoende de rentabiliteit in deze sector te ver-
hogen, dan blijkt de bedrijfsplattegrond veelal zelfs van
primordiaal belang te zijn. Immers, de versnippering van de gebruikspercelen, die van een hoeve uit worden geëx-
ploiteerd kan dermate ernstige vormen hebben aaiigeno-
men, dat het bedrijfseconomisch gezien onverantwoord
zou zijn aan het gebruik van machineg en werktuigen
verdere uitbreiding te geven, omdat een rationele aanwen-
ding hier,an eenvoudig practisch -onmogelijk is.
Enkele cijfers.
Dat het versniperde grondgebruik een zeer ongunslige
invloed op de productiekosten uitoefent, is in landbouw-
kringen reeds lang een communis opinio. 1-loe verder van
je land hoe dichter hij je scha, zegt de practische boer,
waarmede het hier aan de orde zijnde vraagstuk aardig
wordt geïllustreerd.
In het Friese Landbouwblad van 11 Juli 1948, waarin
is opgenomen een résumé-rapport naar aanleiding van een
door de Friese Maatschappij van Landbouw uitgeschreven
vraagpunt, welk rapport door Ir J. II. Tonkes is sainenge-
steld, vindt men omtrent het versnipperd grondgebruik
belangwekkende schattingen. De meeste afdelingen schat-
ten de extra kosten als gevolg van de bestaande onecono-mische gebruikstoestand op f 100 per ha. Sommige afde-
lingen -komen zelfs tot hogere bedragen, andere daaren-
tegen tot lagere. –
Wij hebben getracht na te gaan, in hoeverre een dergelijke
schatting als juist kan worden aanvaard. De desbetreffende
berekening – een schets ervan moet wegens plaatsruimte-
gèbrek achternege blijven – leidde tot de conclusie, dat
men de genoemde extra kosten van ca f 100 per ha dient
te beschouwen als de extra kosten per ha voor gebieden
met een zeer ongunstige gebruiksverkaveling. Een gemid-
delde kostenbesparing bij . een doelmatiger gebruiksver-kaveling van f 50 per ha, zoals door Ir Tonkes wordt ge-
schat, lijkt ons stellig niet overdreven. Neemt men voorts
met hem aan, dat 40 pCt van de Nederlandse cultuurgrond
slecht is verkaveld, dat is dus ca 1 millioen ha, dan komt men
op een jaarlijkse besparing van 50 milioen gulden. –
1-Jet ligt voor-de hand, dat de steeds toenemende agrari-
sche bevolkingsdruk op het toch al zo zeer versnipperde
grondgebruik een ongunstige invloed moest uitoefenen.
Dikwijls zijn als gevolg van de landhonger goed verkavelde
bedrijven uit elkaar gerukt, al zijn er natuurlijk streken
aan te wijzen, waar dit niet, of althans in betrekkelijk ge-
ringe mate, is geschied.
Het Groninger beklemrecht, dat ondeelbaar is, en de
Twentse ,,blijverszede” bijv. hebben in dit opzicht heilzaam
gewerkt. Maar in het algemeen is het grondgebruik door
de talrijke rechtshandelingen als pacht, koop en verkoop
en vooral boedelscheiding steeds verder versnipperd en
hebben zich in de landbouw geleidelijk gebruikstoestanden
ontwikkeld, die een economische verhefîing van ons platte-
land thans zeer in de weg staan. De slechté bedrijfsverkave-
ling is onlangs door het Centraal Bureau voor de Statistiek
onderzocht en geregistreerd.
Gebleken is bïjv. dat de zgn. één-kaelbedrijven in
Nederland slechts een kwart van de oppervlakte cultuur-
grond beslaan. Zoals te verwachten was, bleek deze groep
het sterkst vertegenwoordigd te zijn in Groningen en het slechtst in Limburg.
Een zeer vérgaande
–
versnippering van het grondgebruik
kon behalve in Limburg worden geconstateerd in de pro-
vincies Drente, Noord-Brabant en ook Zeeland, waar
zeer veel bedrijven voorkomen, welke in 15 tot 24 kavels
uiteenvallen. In de overige provincie is dit in veel mindere
mate het geval, terwijl in Utrecht.deze vorm van versnip-
pering niet blijkt voor te komen.
Waar het doorvoeren van rationele -bedrijfsmethoden,
in de landbouw veelal op de ongunstige verkavelingstoe-
standen afstuit, behoeft het geen verwondering te wekken,
dat in landbouwkringen het vraagstuk van het versnipper-
de grondgebruik opnieuw aan de orde is gesteld. Door de
onder de Afdeling Grond- en Pachtzaken van het Ministerie
van Landbouw ressorterende consulenten voor Grond- en
Pachtzaken zijn reeds verschillende originele pogingen ge-
daan om tot ruiling van het grondgebruik te komen, doch
de resultaten zijn zeer beperkt gebleven, daar de vrijwillige
medewerking van alle daarbij betrokkenen is vereist.
Niettemin zijn door deze pogingen belangrijke ervaringen
opgedaan t.a.v. de mogelijkheden, welke op dit vrijwel
maagdelijke terrein van de grondgebruiksruil sluimeren.
Het streven naar een oplossing, welke op korte termijn
een verbetering van de ruimtelijke structuur van het
landbouwbedrijf belooft, schijnt dan ook zonder hulp van
de wetgever niet goed uitvoerbaar.
Ruilerkareling en pachwerhouding.
Reeds- enige decenniën – de eerste vrijwillige ruilver-
kaveling kwam in 1916 op Ameland totstand – ke!rnen
we het systeem van verkaveling naar de eigendom met een
,’,regeling” van de pachtverhouding.
r’ Deverspreid liggende eigendomskavels worden derhalve
hij
4
en ruilverkaveling opnieuw ingedeeld, d.w.z. zoveel niogelijk bij elkaar gevoegd en dit brengt met zich, dat,
voor zover de eigendom is verpacht, de pachtverhoucling
opnieuw moet worden geregeld, daar tevens het pacht-
object een wijziging heeft ondeigaan.
Wat de wetgever met ,,regelen” (art. 19 Ruilverkave-
lingswet) heeft bedoeld, is bij gebreke van een toelichting
op de wetstekst niet bekend, terwijl zich evenmin juris-prudentie omtrent dit artikel heeft gevormd. In de prac-tijk wordt aangenomen, dat ,,regelen” niet meer inhoudt
dan het koppelen van dezelfde pachter aan dezelfde ver-
pachter op zijn toebedeelde èigendoiiiskavels in het nieuwe
object.
De vraag dient echter te worden gesteld, of een eigenaar
kan worden gedwongen met zijn (oude) pachter een (nieu-
we) pachtverbintenis aan te gaan, want in het begrip
,,regelen” ligt dit niet besloten.
Kan een eigenaar naar onze opvatting wettelijk niet
worden verplicht met zijn oude pachter-te contracteren,
hetzelfde geldt â fortiori voor een nieuwe pachter. En hierin ligt een Vrij ernstige tekortkoming welke de ruilverkaveling
aankleeft, want een verkaveling naar de eigendom brengt
niet altijd een sanering van de gebruikstoestand met zich
en vooral om het laatste gaat het in de landbouw! Het kan,
landbouw-economisch gesproken, ongewenst -zijn, dat een
eigenaar aan dezelfde pachter-blijft gekoppeld, omdat dit
voor een pachter niet zelden betekent, dat hij na de
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
295
ruilverkaveling verder van zijn bedrijf moet pachten,
hoewel de eigenaar zijn verspreide (verpachte) percelen
netjes in één blok ziet verkaveld. Hetzelfde doet zich voor
wanneer een pachter in de directe omgeving van zijn be-
drijf los land bijpacht van verschillende eigenaren.
Ter bevordering van een economisch en dus rationeel
grondgebruik moet het daarom noodzakelijk worden ge-acht, dat de wet aan de ruilverkavelingsinstanties de be-
voegdheid geeft een zodanig ,,koppelsysteem” toe te pas-
sen, waardoor ook bij de pachtverhouding een economisch
grondgebruik meer dan tot dusverre is gewaarborgd.
De ordening van het grondgebruik bij een ruilverkave-
ling moet volledig zijn, waaruit voortvloeit, dat krachtens
de wet niet, alleen pachtovereenkomsten moeten kunnen
worden opgeheven, doch zonodig nieuwe moeten kunnen
worden gevestigd, indien een eigenaar hiertoe niet Vrij-
willig wenst over te gaan, doch zulks in het belang ener
rationele gebruiksverkaveling nodig is.
1-let dwingend vestigen van een pachtverbintenis zal
uiteraard alleen voor verpachtende eigenaren (niet boeren)
kunnen gelden, derhalve niet voor hen, die de grond zelf
exploiteren of hiertoe als gevolg van een ruilverkaveling
willen overgaan, bijv. eigen boeren, die een perceel los land
hebben verpacht wegens ongunstige ligging t.o.v. hun
bedrijf.
Tekortkomingen der raileerhat’eling.
Zoals uit het vodrgaande reeds kon worden afgeleid,
moet een economisch gezonde gebruikstoestand als funda-menteel voor de toepassing van rationele bedrijfsmethoden
in de landbouw worden gezien. De ruilverkaveling, welke
in haar strijd tegen het versnipperde grondgebruik onge-
twijfeld reeds belangrijke resultaten heeft geboekt, kost
echter niet alleen veel geld, doch ook veel tijd. Houden
wij ons bijv. aan een mededeling van de Directeur van de
Cultuurtechnisc.he Dient, dat tenminste nog 250.000 ha cultuurgrond moet worden verkaveld en dat zal worden
gestreefd de capaciteit tot ca 10.000 ha per jaar op te
voeren, dan zal het nog 25 jaren duren, véôrdat de Neder-
landse cultuurgrond is verkaveld. Mogelijk blijft het in-tussen, dat deze schatting niet kan worden gerealiseerd,
daar het tempo der ruilverkaveling in hoge mate van de be-
schikbare deskundige krachten afhankelijk is en er een
tekort aan landmeters en arbeiders bestaat.
1-let .verkavelen naar de eigendom maakt voorts het
treffen van cultuurtechnische voorzieningen, zoals aanleg
van ontsluitingswegen, ontwateringswerken en veelal ook
ontginningen noodzakelijk. En naarmate meer van derge-
lijke werken moeten worden uitgevoerd, wordt de’ ruil-
verkaveling uiteraard nog duurder. Voor nieuwe gronden
worden zodoende wel bedragen genoemd van f3.000 â. f5.000
per ha, bedragen, welke vooral op kleinere werken des te
zwaarder drukken.
De aan de ruilverkaveling verbonden kosten zouden
natuurlijk nog belangrijk stijgen, indien daarmede het
stichten van nieuwe bedrijven gepaard zou gaan. De
ruilverkaveling beperkt zich echter tot samenvoeging
van de percelen van één eigenaar in één blok zonder
daarop nieuwe gebouwen te stichten. In verband met de
enorm gestegen bouwkosten zal hieraan voorlopig ook
wel niet kunnen worden gedacht en zal men zich gaarne
tevreden stellen met de toch reeds grote voordelen, welke
een ruilverkaveling zonder verplaatsing van boerderijen
biedt. Men aanvaardt het feit, dat van een ruilverkaveling
geen maximum profijt kan worden getrokken, hetgeen
vooral spreekt in streken waar van oudsher de boerderijen
in de dorpskom zijn gelegen en het land in verspreid lig-
gende percelen rond deze dorpskern wordt geëxploiteerd.
Het resultaat van een ruilverkaveling kan dus mede
daardoor niet altijd volledig zijn. Weliswaar wordt
het aantal te bewerken percelen verminderd en hieraan
een betere vorm gegeven, doch de gemiddelde afstand
van de boerderij tot de te bewerken percelen kan niet
ingrijpend worden,gewijzigd, met als gevolg, dat nog een
aanzienlijk tijdverlies bij de exploitatie blijft bestaan
1).
Zonder iets te kort te doen aan de resultaten, welke
door middel van ruilverkavelingen zijn en kunnen worden
verkregen kan o.i. op grond van het vorenstaande wel
worden gesteld, enerzijds, dat een ruilverkaveling een
kostbaar en tijdrovend middel is om het grondgebruik
te ordenen, anderzijds, dat ze niet altijd tot een optimale
gebruikstoestand voert dewijl het vestigen van pachtver-
houdingen tegen de wil van de eigenaar niet mogelijk is
en het verplaatsen van boerderijen achterwege moet
worden gelaten.
-De vraag ligt dan ook voor de hand, of bij het streven
naar een ordening van_het grondgebruik met een verkave-
ling naar de eigendomstoestand, aangevuld met een rege-
ling, welke ook het gebruik van de gronden zo doelmatig
mogelijk doet zijn (zie hierboven), kan worden volstaan. Concreter gezegd: er is aanleiding naast de methode van
eigendomsverkaveling een andere methode te volgen,
die rechtstreeks op de gebruikstoestand is gebaseerd en
waarbij slechts tot eigendomsruil wordt overgegaan voor
zover deze een onvermijdelijke voorwaarde is om de
gebruikstoestand in een bepaalde streek te verbeteren,
al naar het doel, dat men zich als bereikbaar heeft voor-
gesteld.
Grondgebruiksruil.
Vooro’p gesteld zij, dat deze verkavelingsmethode slechts
wordt verdedigd naast de bestaande ruilverkaveling en
niet ter vervanging daarran. Immers dient wel te worden
beseft, dat een ruilverkaveling verschillende voordelen
meer biedt doordat zij met de eigendomsruil een doelmatig
wegennet, een juiste vorm van de kavels en een goede
afwatering gepaard doet gaan. De versnipperde gebruikstoestand in de landbouw kan
echter behalve door ruilverkaveling ook worden bestreden
door samenvoeging en ruil van gebruikskavels en hier-
voor komen vooral in aanmerking streken, waar het
pachtstelsel overheerst. Ter onderscheiding van een ruil-
verkaveling wordt dit systeem van verkavelen als grond-
gebruiksruil aangeduid, omdat van de gebruikstoestan’d
wordt uitgegaan, teneinde tot een meer rationeel grond-
gebruik te komen.
Er is dus een verschil in uitgangspunt. De practische
betekenis van deze onderscheiding komt nu hierop neer,
dat bij grondgebruiksruil slechts complementair tot
eigendomsruil wordt overgegaan, want binnen het kader
van een gebruiksruil kan een eigendomsruil tussen eigena-
ren-gebruikers onvermijdelijk blijken, wil men de gebruiks-
toestand in een bepaalde streek verbeteren. En tenslotte
blijft de uitvoering van cultuurtechnische werken zoveel
mogelijk achterwege.
Dit laatste heeft uiteraard een nadeel. Want doordat
de ruiling van het grondgebruik zich beperkt tot uitvoering
van die werken, welke de samenvoeging en ruil van ge-
bruikspercelen verge m akkelij ken, zal het voordeel ver-geleken bij een ruilverkaveling in dit opzicht ook minder
groot zijn. Cultuurtechnisch werk ware derhalve slechts
uit te voeren om eventuele verschillen in ligging tussen de
te ruilen gebruikspercelen te nivelleren en daardoor de
gebruiksruil aantrekkelijk te maken, bijv. het aanleggen
van een uitpad of verbindingsweg. Deze methode van ver-
kaveling is zodoende minder kostbaar en neemt weinig
tijd in beslag. Ze betekent tevens een besparing op het
overheidsbudget, terwijl de kosten practisch nihil zijn als
met een eenvoudige administratieve gebruiksruil kan
worden volstaan. Er zullen dan slechts nieuwe pacht-
overeenkomsten moeten worden gesloten, die de Grond-
kamer als instelling die goede pacht.- (lees gebruik-)
‘) Op het feit, dat uit een ruilverkaveling niet altijd de meest
gewenste gebruikstoestand resultêert, wordt ook gewezen in ‘het
reeds genoemde résumt-rapport
•
van de Friesche Maatschappij
van Landbouw.
1
296
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICIITEN
13 April 1949
11
toestanden bevordert, gratis zou kunnen toetsen. Er
resteren dan cle zegelkosten. Wanneer in een plan van
gebruiksruil een complementaire eigendomsruil voorkomt,
zijn er natuurlijk ook overclrachtskosten.
Grondgebuiksruil, we villen dit’ niet verhelen, is geen
panacée voor’alle kwalen, doch is ruilverkaveling dit wel?
Elk streven naar een doelmatiger verkaveling zal er mede
op gericht moetei zijn het gebruik van de landerijen
zoveel mogeliilc in de directe omgeving vaii de hedrijfs
gebouwen te brengen. En nu schijnt het ons toe, dat vooral
in strelcen, waar veel zgn. losse landerijen worden ,,hij”-
gepacht, door de directe methode van verkaveling naar
het gebruik in de verspreide gebruikstoestaind reeds een
belangrijke verbetering kan worden gebracht. Wij geloven
zelfs, dat deze methode de voorkeur verdient boven een
eigen,domsverkaveling, omdat bij de laatste de losse per-
celen van één eigenaar bij elkaar worden gevoegd. 1-let
gevolg hiervan is niet zelden, dat de gebruikstoestançl
voor degene, die van zijn hoeve uit zo’n los perceel exploi-
teert, ongunstiger wordt, daar het een zuiver toeval
betekent, wanneer dit perceel na de ruilverkaveling dichter
hij de hoeve komt te liggen. 1-letzeifde verschijnsel doet
zich voor in het geval dat van diverse eigenaren los land
wordt bijgepacht, hetgeen -in de practijk veelvuldig voor-
komt.
Zou men echter van een bepaalde hoeve uit diverse
verspreid liggende percelen van één eigenaar exploiteren,
dan heeft de eigendornsverkaveling wel dit voordeel,
dat het heen en weer lopen tenminste wordt beperkt tot
één perceel.
We wezen,er reeds op, dat binnen het kader van een
gehruiksruil een eigendomsruil soms noodzakelijk is
teneinde de gebruikstoestand in een bepaald gebied –
binnen de grenzen van het mogélijke – te ordenen. Stel
bijv. het geval, dat een pachter-gebruiker enige km van
het bedrijf verwijderd een perceel in eigendom ,,erbij”
exploiteert en dit perceel niet kan worden gemist om de
gebruikstoestand in deze streek te saneren. 1-let moet dan
mogelijk zijn een eigendomsi’uil tot stand te brengen, zo
nodig tussen verschillende eigenaren.
Denkbaar is voorts een complementaire eigendomsruil
tussen verpachtende eigenaren met het doel dezelfde
vei-pachters aan dezelfde pachters ,,gekoppeld” te laten,
wanneer partijen daaraan zelf de voorkeur geven en de
eigenaren hiertoe de eigendom zouden willen ruilen.
Maai zeker zal o.i. hij een ruiling van het grondgebruik
een aanpassing van de. eigendom aan het gebruik kunnen worden aanvaard, indien dit geschiedt op zuiver landhuis-
houdkundige overwegingen.
Met het oog op bepaalde streken van ons land, waar het
versnippercle grondgebruik hoofdzakelijk zijn oorzaak
vindt in een historisch gegroeide ondoelmatige verpachting,
lijkt het dan ook verantwoord de ruiling van het grond-
gebruik naastde ruilverkaveling een wettelijke basis te
geven,
‘s-Gravcnhage.
C. P. HANJGRAA [’13’.
INGEZONDEN STUK.
NOOMAALS: BEl IANI)ELINO VAN I)UI’I’SE F4 EFUdEN
BIJ lIET
‘I’OEI(OMS’J’JOE
VIIE I)ES VELI I)BAO.
Mr M. Oppenheimer te ‘s-Gravenhae schrijft ons:
1-let naschrift van Ir Hijmans onder mijn ingezonden
stukje in het nummer van 23 Februari jl. doet er mij prijs
op stellen, te doen uitkomen, dat aan de deskundigheid
op hun gebied van degenen, die aan de bijeenkomsten
der Internationale Kamer van Koophandel deelnemen,
ook door mij niet wordt getwijfeld. Ik heb slechts opgemerkt, dat de w’ensen, die in der-
gelijke bijeenkomsten worden geformuleerd,
door hun
algemeenheid
plegen blijk te geven van zekere ondes-
kundigheid. Dit gebrek ligt dus niet hij de personen,
maar hij de wijze, waarop hun gedachten in dergelijke
bijeenkomsten tot uiting komen. Ir Ilijmans wil hier
niet van ,,moties”, maar bepaaldelijk van ,:besluiten”
gesproken zien. Besluiten pleegt men te nemen over
,datgene, waarover men beschikt. De Kamer van Koop-
handel beschikt echter ten deze over niets en matigt zich
zulk een beschikkingsrecht ook niet aan, immers richt
zich volgens haar eigen woorden op dit gebied tot de Re-
geringen met aanbevelingen (,,recommandations”), dus
met wensen, of, anders gezegd, een ,,motie”.
Blijkt nu hij rhadpieging van de tekst der aanbevelin-
gen, dat het verwijt van gemis van differentiatie ongegrond
was? Punt 1 van de aanbevelingen schijnt veeleer de
gegrondheid te bevestigen: ,,un traitement
uniforme
(cursivering van mij) des marqiies appartenant – â des
allemands et déposées hors d’Allemagne paraît souhai-
table”. Dit duidt niet al te zeer op differentiatie. In het
verdere ver]oop der aanbevelingen (nos. 4 en 5) worden nu
wel op de uniforme regel van teruggeving der merken aan
de vroegere Duitse gerechtigden uitzonderingen gewenst,
doch deze hebben betrekking op hetzij van vroeger be-
staande, hetzij iiimidctels verkregen rechten van derden.
Meer hoop zou men voor cle gewenst6 differentiatie kun-
nen putten uit punt 6, dat de mogelijkheid opent ,,d’accor-
der éventuellement des dérogations aux principes ci-
dessus”. Die hoop wordt echter vrijwel tot wanhoop,
als men de Kamer in ditzelfde Punt hoort aanbevelen
dat het toestaan van afwijkingen zal zijn opgedragen aan
een , ,Commission internationale”, die daarvoor moet
worden ingesteld. Een commissie bij’. te Bern of te take-
Success – het zeer gewilde internationale centrum van
het ogenblik – zal dus moeten beslissen, welke merken
in het belang der Nederlandse volkshuishouding bij uit-
zondering niet aan de vroegere gerechtigden zullen worden
teruggegeven
liet slot van het naschrift geeft mij inmiddels reden
tot dankbaarheid: Ir hijmans noemt zelf op dit gebied
differentiatie ,,zeker nodig”. Indien dit gemeenschappelijk
inzicht van bern en mij mocht doordringen tot hen, die
ons land zullen vertegenwoordigen bij een eventuele
conferentie van Regeringsafgevaardigden op dit gebied,
zal onze gedachtenwisseling wellicht vruchtdragend blij-
ken te zijn geweet.
Naschrift aan de redactie:.
IV
Ir E. hijmans heeft ons na kennisneming van bo
7
en-
staande opmerkingen medegedeeld, Nerdere
11
aschriften
onnodig te achten. De discussie kan hiermede als afge-
sloten worden beschouwd.
BOEKBESPREKING.
DE iNTERNATIONALE 013GANISATIE VAN DE SCHIIEL’VAAB’L’.
Van de hand v.n
Mr H. E. Scheffer
is in de brochure-
reeks, uitgegeven door het Nederlandsch Genootschap voor Internationale Zalcen, een overzicht van de inter-
nationale orgânisatie van de scheepvaart verschenen.
Allereerst bespreekt schrijver het internationaal ka-
rakter van de zeescheepvaart, waarbij haar betekènis
voor de ontginning der bodemschatten, voor de landbouw en voor de welvaartsspreiding in de loop der tijden, uiter-
aard in vogelvlucht, wordt belicht.
Vervolgens staat de schrijver stil hij het nationaal ka-
rakter van cle zeescheepvaart – een tabel toont de groei
der koopvaardijvloot gedurende de jaren 1890-1913 –
en de neiging de scheepvaart meer en meer te maken tot
instrument ten dienste van de nationale politiek, neiging,
die zich vooral tussen de heide wereldoorlogen manifesteer
–
de. Hij wijst op cle aanvankelijk dominerende positie
der Britse vlag en
01)
het verhoudingsgew’ijze dalend aan-
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
297
deel van Engeland iji’ ht wereldtotaal gedurende de
pèriode 1920-1940. Een tweede tabel geeft bijzohderheden
van de omvang der koopvaardijvloot in de jaren 1920/’39,
waaruit de kroeiende betekenis van Duitsland, Japan,
Noorwegen, Nederland, Griekenland e.a. •in deze periode
blijkt.
1-Jet derde hoofdstuk is gew’ijd aan de internationale
samenwerking in de scheepvaart. 1-let vierde aan de inter-
geallieerde samenwerking op het gebied van de zeescheep-vaart tijdens de oorlog, waarbij eveneens wordt stilgestaan
hij de ontwikkeling na de oorlog, terwijl tenslotte wordt
belicht wat sedert ’45 is gedaan om aan het denkbeeld
ener internationale organisatie op scheepvaartgebied vorm
en inhoud te ge’en.
De heei’ Scheffer is er uitnemend in geslaagd, in bekoopte
v’brrn een waardevol overzicht te geven, niet slechts van de
geleidelijk groeiende betekenis der zeescheepvaart voor
de ontwikkeling van het internationaal ruilverkeer –
trade foliows the flag – maar ook van hetgeen met name
gedurende de weinige jaren, die ons van de tweede wereld-
oorlog scheiden, op het stuk van intendtionale organisatie
der scheepvaart is bereikt. Reeds eerder bo’od, zoals de
schrijver opmerkt, de oprichting van de Volkenbond de
mogelijkheid om tot een meer duurzame en systematische
behandeling der internationale scheepvaartproblemen te
komen. Zowel de Verkeersorganisatie als de Internationale
Arbeidsorganisatie hebben héide ‘onder auspiciën van de
Volkenhond belangrijk werk verricht en als het ware de
bodem voor nauwere samenwerking in de toekomst voor
–
bereid.
Wil de zeescheepvaart blijvend in staat zijn haar functie
als instrument ten dienste van het internationale ruil-
verkeer te vervullen, dan zal inderdaad het gemeenschap-
pelijk belang, evenals de gemeenschappelijke taak, t9t
vruchtbare samedwerking tussen de zeevarende landen
moeten leiden. Voorwaar geen eenvoudige opdracht, voor
welker vervulling trouwens het saamhorigheid.sbegrip in
het verleden, met name in de heterogene kring der alge-
mene vrachtvaart met haar onderlinge •belangentegen-
stellingen, te kort schoot.
Indien ik al een enkele opmerking zou willen
S
maken,
dan zou ik erop willen wijzen, dat schrijver’s stelling:
,,De scheepvaart is steeds dienstbaar geweest aan de l?e
–
langen van hen die van haar diensten gebruik maakten,
enz.”, in haar algemeenheid niet onaanvechtbaaris. Primair
is dit ongetwijfeld haar functie, maar ik zou niet durven
beweren, dat’ dit, wil men ideële, doel te allen tijde is ver-
w’ezenlijkt. Voorts moet de opmerking, dat het nationale
element bijna nergens sterker dan op het gebied van de
scheepvaart op de voorgrond treedt”, wel cum grano salis
worden eomen, terwijl het tenslotte juister lijkt de ver-
vanging der voor oorlogsdoeleinden gebouwde schepen als
een noodzakelijkheid voor een min of meer nabije toekomst
vëeleer dan als verleden tijd.te zien. Dit naar aanleiding
van het door schrijver gestelde: ,,De voor oorlogsdoel-
einden gebouvde schepen konden in vredestijd slechts
matig voldoen en dus moest op ,de duur op andere wijze
in de vervanging worden voorzien”. De gedurende de
oorlogsjaren, met name in Amerika, gebouwde schepen,
zijn veliswaar in vredestijd slechts bruikbaar als ,,stop-
gap”, maar hun algehele vervanging zal nog wel jaren
dui’en.
Deze enkele opmerkingen van ondergeschikt belang
doen niet af aan de waardring, die men moet hebben
voor de onclerhavigestudie, welke een nuttige aanwinst
voor de literatuur op dit gebied betekent.
Rotterdam.
C. VERMEY.
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE FRANS-ITALIAANSE flOUATE-UNIE.
O’p 26 Maart ji. werd te Parijs een verdrag inzake het
•tot stand brengen “an een douane-unie tussen Frankrijk
en Italië getekend. Naar aanleiding yan dit gebeuren
tekent ,,The Economist” in haar nummer van 9 dezer
aan, dat oorspronkelijk de Fransen niet zo enthousiast
voor een douane-unie met Italië waren als laatstgenoemd
land. Nadat echter gedurende het afgelopen jaar gezamen-
lijk veel voorbereidend werk is verricht, heeft ook Frank-
rijk veel meer belangstelling voor de komende douane-
unie gekregen. Van Franse zijde realiseert men zich echter
nog terdege, dat de twee economieën eer concurrerend dan
complementair zijn,hetgeen de kracht der door individuele
Franse ondernemers naar voren gebrachte argumenten
tegen ‘een douane-unie’ versterkt. Zo protesteren bijv.
Franse fabrikanten van zijde en auto’s, dat het bij ver:
mindering der douane-barrières Italiaanse firma’s mcelijk
zal zijn her op de binnenlande Franse markt ‘ernstig
tè heconcuireren. –
1-let thans.ondertekende.verdrag houdt in, dat binnen
één jaar na ratificatie een gemeenschappelijk tarief voor
de heide landen zal worden opgesteld. Alle beperkingen,
zowel w’at betreft de beweging van goederen als van
personen, tussen Italië en Frankrijk zullen dan geleide-
lijk aan worden afgeschaft. Na zes jaar hoopt men ver-
volgens een volledige economische unie te hebben bereikt.
Een lichaam, genaamd de Raad van de Frans- I taliaanse
douane-unie, zal inmiddels worden opgericht om’ de beide
regeringen periodiek van advies te dienen inzake de in de
toekomst te ne’men stappehter uitvoering van het verdrag.
1-let tot stand komen van deze douane-unie zal, naar
men aanneemt, in het algemeen betekenen, dat meer
mensen naar Frankrijk gaan en meer kapitaalgoederen
naar Italië. Eén van de moeilijkste problemeh van
•
de
Raad zal bestaan in ‘het stabiliseren van de toekomstige
wisselkoers tussen de franc en de lire. T
–
let is nl. duidelijk,
dat zonder een stabiele wisselkoers velé andere maat-
regelen inzake de unie geheel geen waarde hebben. Beide
landen zullen dus hun uiterste best moeten doen om hun financiën in orde te brengen door de prijzen te drukken,
een stabiel loonpeil na te streven en een bruikbaar be-
lastingstelsel te ontwerpen.
Het is nu maar de vraag, of Frankrijk en Italië in staat
zullen blijken genoemde fundamentele’ problemen op •te
lossen. ,,The Economist” is, wat dit betreft, tamelijk
sceptisch gestemd. . .
DALENDE CONJUNCTUUR IN ZWEI)EN.
De economische ontwikkeling in Zweden wordt door
,,Svei’,ska Flandelsbanken” volgens haar jongste bulletin
voor de naaste toekomst pessimistisch beoordeeld. In
de eerste plaats wordt de uitvoer van papier en papier-
waren naar de Verenigde Staten door prijsdaling getroffen.
Een vermindering van de doliarontvangsten betekent
een gedwongen beperking van de invoer uit de dollar-
landen. De prijsdaling begint zich echter ook op andere markten voor dit belangrijke Zweedse exportproduct te
voltrekken. (In 1948 exporteerde Zweden aan papier,
papierwaren e.d. voor 1.573 mln kronen bi,j een totale
export van 3.965 mln kronen). –
De deviezenontvangsten der scheepvadrt vertonen even-
eens een dalende tendentie. Een verdergaande beperking
van de import is daardoor onvermijdelijk, en het zal
noodzakelijk zijn de ramingen in het Zweedse vierjaren-
plan voor de import te herzien. T-let gevolg zal zijn toe-
nemende moeilijkheden wat betreft het aanschaffen van
grondstoffen en machines voor cle industrie.
In andere takken vad bedrijvigheid heeft de gang van
zaken zich nog enigszins kunnen handhaven, maar volgens
het genoemde bulletin is een compensatie voor de o’n-
bevredigende toestand in de hout- en houtbew’erkings-
298
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 April 1949
‘
udustrie niet te verwachten. De internationale concurren-
tie op de markt voor ijzer- en staalproducten wordt
zienderogen groter, hetgeen de Zweedse exportindustrie
ook op dit gebied nadelig beïnvloedt.
Volgens de mededelingen van ,,Svenska Handelsbanken”
zijn tevens op de binnenlandse markt duidelijk tekenen
van een dalende conjunctuur aan te wijzen. De prijzen
vertoonden de eerste maanden van dit jaar een dalende
tendentie. In de detailhandel is, in elk geval in bepaalde
branches, een daling vin de omzet te constateren. De
industriële productie ligt inmiddels nog altijd zeer hoog;
in December 1947 lag zij op 189 (1987 = 100), in Decem-
ber 1948 op. 147.
DE SA3IENSTELLING VAN HET ENGELSE
NATIONAAL INKOMEN.
Blijkens ,,The White Paper on National Income and
Expenditure for 1948″ bedroeg het Engelse nationaal
inkomen in. 1948 £ 9.675 mln; voor het eerst bevat dit
witboek een specificatie van de samenstelling, welke veel
verder gaat dan die voor voorgaande jaren.
Samenstelling oan’ het Engelse nationaal inkomen.
(in millioenen ponden)
Toeneming in
1948
1938 1946
1947
1948
inpCtinpCt
van van
1938 19.47
Lonen
………………
1.735 3.095 3,530 3.975
129
121
Salarissen
…………
1.110 1.630 1.750 1.850
66k
5*
Gewapende macht
78 524 346 246 216 – 29
Vrije beroepen
84
134
147
161
91*
9+
Inkomen agrarische sector
60
190
203
248
313
221
Inkomen andere zeifstand
440
815
880
970
120
10+
Bedrijfswinsten v. ondern
543 1.219 1.393 1.639
202
171
Winsten v. overheidsbedr.
27
26
18
116
329, 545
Pacht
…………….
395
622
425
430
9
1
Inkomen in Gr.-Britanni6
4.472 8.055 8.692 9.635
115
10*
Netto-ink.
uit
het buiteni.
168
56
33
40 – 76
21*
Nationaal inkomen
. . . . 4.640 8.111 8.725 9.675
109
II
Uit bovenstaand staatje blijkt o.a., dat de ‘grondeige-
naars slechts een geringe inkomensvermeerdering t.o.v.
1947 boekten, terwijl de boeren daaèentegen hun inkomen
met bijna 23 pCt t.o.v. 1947 zagen vermeerderd. De lonen
stegen in het afgelopen jaar met 121 pCt (129 pCt t.o.v.
1938), terwijl dé salarissen met bijna 6 pCt toenamen
(66k pCt, vergeleken met 1938).
ZUID.AFEIKA
‘S
MOEILIJKHEDEN.
De economische problemen, waarvoor Zuid-Afrika zich
gesteld ziet en welke met name tot uitdrukking zijn ge-.
komen in een snelle daling van de deviezenreserve, vinden
thans in de politiek van de Zuidafrikaanse Regering
meer en meer erkenning. Uit verschillende redevoeringen
van de Ministei van Financiën; Havenga, is gebleken,
dat Zuid-Afrika van mening is, dat deze problemen kunnen
worden opgelost, wanneer de goudprijs wordt verhoogd.
;,The Banker” van deze maand tekent hierbij aan,
dat een verhoging van de goudprijs geen onmiddellijke
oplossing zou betekenen. Gezien de dreigend snelle uit-
putting der goud- en sterlingreserves ging het er voor
Zuid
;
Afrika in eerste instantie om, aan dit weglekken
een einde te maken. Voor dit doel vèrden in de afgelopen
herfst importbeperkingen ingesteld, die echter – behalve
voor luxe-goederen – sledhts betrekking hadden op
importen uit ,,hard Het is gemakke-
lijk te begrijpen, dat deze maatregel, terwijl hij de daling’ van de goudreserve vrijwel heeft kunnen stoppen, geleid
heeft tot een verschuiving van een groot deel der importen
naar de sterlinglanden, met als gevolg eén snelle uitputting
van de sterlingsaldi der Reserve Bank. Het spreekt der-
halve vanzelf, dat de importheperkingen tot alle leveran-
cierslanden moesten worden uitgebreid. Dit is thans
inderdaad geschied. .
Wat de beperkingen betreft, die zuiver in cle biiinen-
landse economische sfeer nodig zijn, is ,,The Banker”
van mening, dat de Regering nogal langzaam reageert.
Weliswaar bevatte de begroting, die door, Havenga de
vorige maand werd ingediend, maatregelen inzake belasting-
verhoging, maar slechts op zeer bescheiden schaal. In-
middels worden cle verdwijnende sterlingreserves aan-
gevuld dooi’ geleidelijke remboursering van de goudiening
van £ 80 rn]n, welke in 1948 aan de Britse Regering werd
verstrekt. Medio Maart werd een terugbetaling van £ 5
mln gevraagd, en het. Zuidafrikaanse Ministerie van
Financiën heeft medegedeeld, dat het zijn recht tot het
vragen van terughetaling zal gebruiken in zodanige mate
als vereist is voor tegemoetkoming in het deficit van de
Unie t.o.v. de sterlingarea en voor het aanhouden van
,,workingbalancçs” in Londen boven een redelijk minimum.
ONTVANGEN BOEKEN EN. BROCHURES.
,BOEKEN.
Benelux. Van nabuurstaten tot uniepartners
door Dr M.
Weisglas. Uitgeversmaatschappij Elsevier, Amsterdam
—Brussel 1949, 342 blz. met grafieken en tabellen,
geb.
Arbeidsovereenkomstenrecht
door Mr W. C. L.
–
van der
Grinten. Derde druk. N. Samsom N.V., Alphen aan ‘den Rijn 1948, 138 blz., ingen. f4,25.
De leer der maatschippelijk economische organisatievormen
door Dr A. H. M. Albregts. Elsevier, Amsterdam-
Brussel 1949, 332 blz., geb.
Econometrie
door Dr J. Tinbergen. Noorduijn’s Weten-
schappelijke Reeks No. 1, J. Noorduijn & Zoon N.V.,
Gorinchem 1949.
Derde druk,
166 blz., ingen.
De financiële ontwikkeling van Nederland
door Dr H. Rie-
mens. N.V. Noord-I-loll. Uitg.-Mij, Amsterdam 1949,
199 blz., geb. f7,50.
Welvaartszorg in Indonesië,
een geschiedenis en een perspec-
tief, door A. Jonkers. N.V. Uitgeverij W. van Hoeve,
‘s-Gravenhage 1948, 261 blz., geb.
De dollarschaarste in West-Europa
door Dr H. Zoetewey.
Dissertatie Rotterdam. H. E. Stenfert Kroese’s Uit-
gevers-Mij, Leiden 1949, 368 blz.
De wet betreffende de noodvoorziening gemeentefinanciën
1948’door N. A. Nap.. Uitgekomen in de reeks ,,De
voorzieningen van het Rijk met betrekking totde
gemeentefinanciën”, Deel VII. Uitgegeven door N.
Samsom N.V., Alphen aan den Rijn 1949, 106 blz.,
ingen. f 3,50.
Wat dwong U effecten te kopen?
,,Alles” over effecten inzake
de heffingen ineens, door Tj. S. Visser. Uitgegeven
door het Bureau voor Fiscale en Economische Docu-
mentatie. 64 blz., ingen.
L’économie du Grand-Duchë de Luxemboarg (première
partie)
door Carlo Hemmer. Editions Joseph Beffort,
Luxembourg 1948, 224 blz., ingen.
BROCHURES.
Enige beschouwingen over de afzetmarkt ‘s-Gravenhage
–
(November 1948) door Drs L. J. S. de Jonge. Uitgave
–
Nieuwe Courant, ‘s-Gravenhage, 32 blz., ingen. f 2,50.
Second report of the International Labour Organisation to the
United Nations.
International Labour Organisation,
Genève 1948,138 blz., ingen. $ 0,75. –
Het Suez-Kanaal 1935-1948 door J. W. de Roever. Over-
druk uit het Tijdschrift voor Economische en So-
ciale Geographie, 15 December 1948.
Rapport inzake de indeling van het bedrijfs- en beroeps-
leven in verband met de uitvoering der wettelijk geregelde
rverkloosheidsverzelcering door bedrijfsverenigingen.
Uit-
gave van de Stichting van den Arbeid, ‘s-Gravenhage
1949, 35 blz., .ingen. f 050. –
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
299
GELD- EN KAPITAALMARKT,
Door technische omstandigheden bleef de geidmarkt
in de afgelopen week nog zeer krap. Aangezien in het
volgende jaar de Goede Vrijdag op 7 April valt, trachtten
de geldmarktinstellingen zoveel mogelijk jaarpapier bij
de Agent af te nemen véôr
J
April, aangezien anders de
vervallen bedragen het valgende jaar gedurende enige
dagen renteloos zouden moeten blijven. Daarom kwam
er gedurende de eerste dagen zeer weinig aanbod van
caligeld, zodat de ren6 hiervoor pas op 9 April tot 1 pGt
kon worden verlaagd. Ook de marktnoteringen voor
schatkistpromessen toonden eerst in de laatste dagen
der week, toen de geldvraag in verband met de belegging
in jaarpapier afnam, een merkbare daling. Julipromessen
werden aan het einde der verslagperiode tegen
1/16
pCt
gevraagd, Augustuspapier was tegen
1/16
pGt aangeboden;
terwijl de verdere termijnen 1
3
/
8
-1
7
/ja
pCt noteerden.
De staatsfondsenmarkt toonde in de afgelopen week
een Vrij grote koersstijging. De 3 pCt Grootboekschuld
1946 kwam op
96/8
pCt en de 3 pCt investeringscertifi-
caten bereikten het niveau van 97 pCt. De vrije verhandel-
baarstelling van een tweede tranche der investerings-
certificaten was tevoren blijkbaar reeds zodanig in het
koerspeil verd.isconteerd, dat in plaats van een daling
een koersstijging kon intreden. De vraag naar deze schuld-
bewijzen, zowel voor belastingbetaling als voor beleggings
doeleinden, is dus blijkbaar omvangrijk. Deze vraag
voor bel&ggingsdoeleinden behoeft niet uitsluitend van
institutionele beleggers te komen, daar tal van particu-
lieren tengevolge van de heffingen een zodanig bedrag
aan staatsfondsen uit hun beleggingsportefeuilles hebben verloren, dat herstel van de individueel wenselijk geachte
verhouding tussen aandelen en obligaties tot aankoop
van staatsfondsen noopt.
De gunstige stemming, welke reeds de vöorgaande week
•
op de aandelenmarkt heerste, vond verdere voortgang.
Belangrijke koersstijgingen kwamen niet – voor, doch
vrijwel allè groepen van fondsen toonden lichte koers-
verbeteringen. Het is niet onmogelijk, dat de thans weer
circulerende geruchten omtrent devaluatie der West..
Eui’opese valuta’s hierbij mede enige invloed hebben
uitgeoefend. –
De gebruikelijke koerstabel geeft een beeld van het
verloop op de aandelenmarkt in de verslagperiode.
1 April 8 April
1949
1949
A.K.0 .
.
………………..
164
164f
v.
Berkel’s
Patent ……………
111f
113
Lever Bros. Unilever C.v.A…..
238f
2401
Philips
G.b.v.A.
.
………….
228 228
Koninklijke Petroleum
……….
292
298f ILA.L.
………………….
160f
164
N.S.0… ……
.
……………
160f
1631
H.V.A.
…………………….
.
157
1601
Deli
Mij
C.v.A.
…………..
.
143f
147f
Amsterdam Rubber
…………
146f
1451
Internatio
………………..
176
184f
DE BELGISCHE GELD- EN
KAPITAALMARKT IN MAART 1949.
Geidmarkt.
De thesaurietoestand bij de banken, welke in de loop
van Februâri ingevole uitzonderlijke omstandigheden
tamelijk gespannen leek, werd in de maand Maart voort-
durend gemakkelijker. De handelsportefeuille en de voor-
schotten op overheidsfondsen van de Nationale Bank liepen
dientengevolge regelmatig terug. Daar in de andere posten
van de balans der circulatiebankweinig beweging voorkwam,
vielen de verbintenissen op zicht per 24 Maart op 87,8 mrd
frs (82,5 mrd biljetten en 5,3 mrd rekeningen-courant),
een peil, dat sinds 16 December 1948 een minimum ver-
tegenwoordigt.
De trimestriële vervaldag van Maart veroorzaakte
tegen het maandeinde, zoals gewoonlijk, een uitzetting
van de geldomloop van de Nationale Bank (2,4 mrd frs).
De banken boden afgelopen schatkistpapier ter terug-
betaling aan, wat er op wijst, dat de deposito’s weer zijn
gedaald (terugtrekking van gedeblokkeerde tijdelijk on-
beschikbare rekeningen). Tegelijkertijd zegden zij de dag-
gelden op, welke bij de patastatale instellingen waren
geplaatst, zodat laatstgenoemde organismen hun toe-
vlucht moesten nemen tot de circulatiebank.
In de loop van de maand Maart werd de toestand per
einde 1948 van de banken gepubliceerd.
De driemaandelijkse toestand pan de banken.
(in millioenen francs).
30-9-’48
31-12-’48,
Verschil
2.186
3.726
+
1.540
5.330
5.306
–
30
10.967
11.293
+
326
19.186 18.647
–
539
3.568
3.474
–
94
33.721
33.414
–
307
12.196
12.491
+
295
5.810 5.962
+
152
728 680
–
48
18.734 19.133
+
399
3.544 3.983
+
439
22.278 23.116
+
838
3.548
3.449
–
101
890 960
+
70
67.959
69.971
+
2.012
44.373
45.487
+
1.114 3.277
4.030
+
753
47.650
49.517.
+
1.867
2.541
2.265
–
276
50.191
51.782
+
1.591
13.305
13.708
+
403
4.463
4.481
+
18
67.959
69.971
+
2.012
Er valt aan te stippen:
een herneming van de stijging bij de deposito’s;
een versterking van de thesaurie (jaareinde en
afsluiting boekjaar);
verdere evolutie van de credietverlening in de rich-
ting van een da1ing-in de credieten aan de Overheid. De.
credieten aan de privaateconomie werden opnieuw uit-
gebreid.
1-let blijkt nochtans, dat de marge tot uitbreiding van
de credieten aan de privaateconomie, welke aan de ban-
ken door het reglement van de bankcommissie in Februari 1946 werd gelaten, op dit ogenblik haast is uitgeput en dit
juist wanneer de algemene conjunctuurbeweging tekenen
van veimoeienis begint te vertonen. Om deze reden en
ook uit réntabiliteitsoverwegingen, welke in vorige kro-
nieken reeds werden aangehaald, wordt er in de bank-
middens meer en meer aangedrongen op een herziening
van de dekkingscoëfficiënt in overheidspapier.
Op 8 Maart werd de reglementering van het Belgisch-
Luxemburgs Instituut voor de Wissel ten titel van proef en tot nader order enigszins versoepeld, doordat aan de
banken toelating werd verleend speciale ,,biljetten”-
Actief.
Thesaurie
…………..
Daggeld, bankiers, moeder-
maatschappijen enz.
credieten aan de Overheid
herdisconteerbare over-
heidsfondsen
……..
beleenbare
overheids-
fondsen
andere overheidsfondsen.
credieten a. d. privaateco- –
nomie:-
diverse dehiteuren .
handelswissels
……..
prolongaties en voor-
schotten op effecten.
accepten
…………..
•
Diverse
…………….
Vastliggend
Totaal actief
……….
Passief.
Deposito’s
vrije: op zicht en minder dan 30
dagen
op termijn
………….
tijdelijk onbeschikbare..
Diverse verplichtingen
Eigen middelen
Totaal passief
300
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1:3 April 1949
rekeningen te openen op naam van huitenlders. Dit
nieuw soort rekeningen mag worden gecrediteerd met de
bedragen aan Belgische en Luxemburgse bankbiljetten,
welke van uit de vreemde worden verzonden aan Belgische
erkende banken door hun gewone buitenlandse coiTes-
pondenteii. Vroeger werden de Belgische en Luxemburgse
bankbiljetten, welke door een buitenlander werden in-
gevoerd in het gebied van de Belgisch-Luxemburgse Eco-
nomische Unie op een buitenlandse kapitaal A”-rekening
geplaatst. De aanwending van die tegoeden was strict
persoonlijk en onderworpen aan een algemene of bijzondere
machtiging van het B.L.I.W., welke bijv. werd verleend
voor aankoop van aandelen of obligaties met meer dan 10 jaar looptijd, maar nief voor betaling van goederen-
uitvoer. Dc tegoeden in buitenlandse ,,biljetten”relcening
kunnen daartoe wel worden gehmikt en ze kunnen tevens
worden overgeboekt naar andere buitenlandse biljetten”-
rekeningen en voor rekening van gelijk welk ander buiten-
lander worden aangewend.
Enkele dagen nadien werd aan de erkende banken een
algemene vergunning verleend om de tegoeden, welke
per 1 Maart 1949 voorkwamen op de buitenlandse ,,ka-
pitaal A”-rekeningen toebehorend aan personen die
verblijf houden in de Vrenigde Staten of Zwitserland,
over te boeken naar buitenlandse rekeningen ,,C”. Deze
laatste kunnen eveneens worden aangewend tot betaling
van goederenuitvoer. –
Het doel van die maatregelen lijkt tweevoudig te zijn,
nl. 1. de uitvoer’ stimuleren uaar landen, waarvan de
munt agio doet op de. Belgische franc, o.a. Zwitserland
en de Verenigde Staten; 2. de standi,ng van de Belgische
franc op de vrije markt verhogen. –
In verband met het eerste punt kan worden aangestipt,
dat een buitenlander, die Belgische of• Luxemburgse bil-
jetten beneden de officiële pariteit kan aankopen en ze
transfereren naar een buitenlandse ,,biljetten”-rekening
in België, zich inderdaad Belgische goederen kan aan-
schaffen tegen een lagere l5rijs dan vroeger. De invloed van
de nieuw’e maatregel op de uitvoer hangt bijgevolg in
hoofdzaak af: 1. van de belangrijkheid der tegoeden in
buitenlandse ,,kapitaal A”-rekeningen per 1 Maart 1949;
2. van de wisselverhouding op de vrije markten tussen
de Belgische franc eensdeels en de Zwitserse franc en de
dollar anderdeels. 1-let voordeel voor de buitenlander
zou immers wegvallen, indien de koers van de Belgische
franc op de vrije markt de officiële pariteit zou bena-
deren; 3. de beschikbare hoeveelheden Belgische en
Luxemburgse biljetten op de vrije markten. Over alt alles
is nog maar weinig bekend. Alleen de houding van de
Belgische franc op de vrije markten kan tot hiertoe wor-
den nagegaan en dit houdt dan tevens verband met de
verwezenlijking van het tweede van de doeleinden, nl.
de verhoging van de standing van de franc. In de Ver-
enigde Staten verminderde het agio van de dollar in de
loop van Maart va 16 pGt tot nagenoeg 5 pCt. In Zwit-
serland daalde het agio van de Zwitserse franc gedurende
.dezelfde tijdspanne van 34 pCt tot 17,5 pCt.
Er dient opgemerkt, dat de rechtstreekse uitvoer van
België naar Zwitserland – overeenkomstig, het van kracht
zijnde betalingsaccoord tussen de twee vermelde landen
niet met tegoedén in buitenlandse ,,biljetten”-rekeningen
mag worden betaald, doch wel de transitogoederen, welke
over Zwitserland zouden lopen.
Op de niet-officiële goud- en deviezenmarkt te Brussel
liepen ‘de koersen van het goud en de sterke deviezen
onder invloed van de aangehaalde maatregelen aanzien-
lijk terug (gouden pond 681 tegenover 775; papieren dollar
49 tegenover 55,5; Zw. fr. 12 tegenover 13,75). Ook het
papieren pond daalde van 162 pel’ einde Februari tot
‘150 per einde Maart. –
Kap itaairnarkt.
De emissiemarkt blijft voorbehouden aan de openbare
sector. De kasbons Nationaie Maatschappij van Belgische
Spoorwegen, waarvan sprake in vorigoverzicht, werden
vlot geplaatst en reeds wordt een nieuwe uitgifte van
de Regie van P.T.T. aangekohdigd.
De stemming op de obligatiemarkt bleef onveranderd,
ten minste wat betreft de langlopende staatsfondsen.
De koersstijging van dit papier sinds Septmber 1948 is
reèds aanzienlijk, zoals blijkt vit.onderstaande tabel.
Koersepoltje pan de ç’oornaamste staatsfondsen met lange
looptijd.
Koers te Brussel (in pCt per einde maand).
Sept.
Baart
Beweging
1948
1949
–
3,5 pCt Belg. schuld 1997
76,75
77,55
+ 0,80
3,5 pCI Belg. schuld 1943
77,50
74,45
+ 1,95
” pCt Gcünificeerdc schuld
83,55
85,80
+ 2,25
4 iCt Bevrijdirigslening
80,20
83,30 .
+ 3,10
De daling van de rentevoet in de sector schatkistcerti-
ficaten en kashons leek nochtans enigszins gestopt, vooral
onder invloed van de nieuwe uitgiften, waarvan de voor-
waarden nog niet zijn aangepast aan de gewijzigde markt-
toestand. Dat c1eze laatste een werkelijkheid is, volgt duidelijk uit onderstaande netto-rendementstabel (be-
rekend op koers per einde maand, rekening gehouden
met eventuele terugbe talingspremie).
–
–
Staats-
Gemeente-
Obligatie
fondsen
crediet
van privale
steden/ vennoot-
–
provinciën
schappen Sept.
Maart
-Sept.
Maart
Sept.
Maart
1948
_
1949
_1948
_
1949
1948
_1949
Looptijd
4,45 4,23
5,28
4,91
– –
Lot
1954
…….
..
tot
1959
………
4,76
4,71
5,17
5,03
6,12
5,76
ria
1959
………
4,76
464
5,85
5,67
6,03
5.92
De aandelenmarkt bleef prijshoudend tot in het midden
van de maand, maar van dan af daalden 6n
,
de bedrijvig-
heid én de koersen.
.edrijigheid en hoersindex van de aandelenbeurs te B,’ussel.
Aantal ver- Kapitalen
Algemene
handelde
koersindex
stukken
•
(in duizendtal-
(in mln Ir’s
(1936-’38
=
ten per (lag
per dag)
100)
1947 Jan
.16
24,8
251,0
1948
Jan
………
19
16,7
157,8
Dec
27
19,7
148,7
1949 Febr
…
10
29,5
155,9
Mrt(midden)
34
‘
27,5
154,5
MrL (einde)
26
23,6
150,8
Uiteindelijk was de index in Maart met 3,3 pGt terug-
gelopen. Zodoende werd de invloed, van de hausse van
vorige maand op het algemeen koerspeil te niet gedaan.
Brussel..
.
V VAN ROMPUY.
STATISTIEKEN.
BANK VAN.RANKItIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
a
Vôorsckctleo
aan
de Staat
0
.’
‘
0
Cd
Data
00
0
.
.
0
0c
o o
.5
.n
0
°-
0)
26 Dec.
1946
94.817 118.302
1
59.449
67.900
426.000
17 Mri
1949
52.817
370.584
1
125.042
138.900
t
426.000
Zij
Mrt
1949
52.817
385.275
1
125.042
136.400
1
426.000
31 Mrt
1949
52817-
374.391
L
125.042
157.500]
476.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten
in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
26 Dec.
1946
721.65
63.455
765
62.693
17 MrI
1949
1.004.748
175.660
1
815
1
173.476
24 Mrt
1949
1.002.344
178.898
1
874
1
176.466
31 Mrt
1949
1.045.053
180.853
750
178.695
13 April 1949
. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
301
DE NEDERLANDSCIIE
BANK.
Verkorte balans op II April
1940.
Activa.
f
Floofclbank(
1)
schuldbrieven
Bijbank
,,
–
in disconto
Agentsch.
900
–
Wissels,
schat kistpapicr
en
schuld brieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder 4°,
van
dc
Bankwet
‘1948).
…………..
..
Scbatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 …..
,
1.800.000.000;-
Voorschotten (Hôofdbank
f 145.49 1.141,20
2),_
in rek.-crt
1
–
op onderpand
‘
Bijbank
585.899,90
(mcl. belenmn-
1
gen)
t,. Agentsch.
‘10.751.722,28
156.828.763,38
Op
effecten
en7 ………
..156.372.729,65
2)
Op goederen en celen
..
456.033,73
-,,
156.828.763,38
2)
Voorschotten aan liet Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
…………….. . ….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge Overeenkomst van 26 Februari
1947
…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal°
‘
Gouden munt en goudbn
muntmateriaal
……t
439.146.702,72
Zilveren munt enz:
..
5.557.251,22
–
Papier op het buitenland
t
13
–
1.392.280,-
644.703.953,94
–
Tegoed bij correspondenten
in
het buitenland
…..
210.565.554,69
–
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
..5.490.144,23
-347.447.978,92
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
……
222.091.796,29
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en
voorzieningsfonds
…………..
…
108.073.551,20
Gebouwen en
inventaris
…………….
..2.500.000,-
Diverse
rekeningen
…………………
,,,
45.218.037,18
•
t
6.026.864.980,91
Pasiva.
Kapitaal
…………………..
. ……
f
20.000.000,-
Reservefonda
……………………….
12.759.703,05
Bijzondere
reserves
………………….
54.447.586,03
Pensioenfonds
………………………..
20.022.857.78
Voorzieningsfonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
………………
.
………..
..1.500.000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..,,
106,720.045,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
,, 2.995.059.225,-
Bankassignaties
in
omloop
…………..
..140.164,97
Rekening-courant saldo’s
‘s Rijks Schatkist……f
1
–
85.389.836,54
–
‘s Rijks
Schatkist
bij-
–
zondere
rekening……301.392.372,08
Geblokkcerde saldo’s
..
3.496.161,49
Saldo’s
van
banlçen in
Nederland
……….
..25.672.896,78.
Vrije saldo’s van vreein-
–
de circulatiebanken-en
soortgelijke instellingen ,,
359.774.430,49
Andere Vrije saldo’s ….
..392.7
–
1 0.213,44
.268.435.919,82
Crediteuren in vreemde geldsoort
……
..59.863.731,50
Diverse
rekeningen
…….. .. …………
..88.115.767,76
‘4.626.864.980,91
.
2)
Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
– . . .
t
–
)
Waarvan aan Indonesië (Wet van 15
Maart
1933,
Staatsblad no.
99)
……..
..36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in betverkeergebrachte muntbiljetten’
,,
137.851.961,50
BANK VAN ENGELAND.
(Vnn1’nrns1.,
nnsfn
in
milli-,nnnn
nnndnn.
44
4)0
444)
•’
0
–
‘ob.
‘3a
4e
25 Dec.
’48 0,2
1.449,1 1.450
1.428,2
22,1 1,3
23 Mrt
’49 0,2 1.299,3
‘
1.300
1.243,4
56,8
3,6
30 Mrt
’49
0,2
1.299,2
1.300
1.250,6
49,6
3,4
6 Apr.
’49 0,2 1.299,3
1.300
1.260,8
39,4 4,0
Other securities
.
Deposits,
–
44
044
4$
‘4
2)
.43
,
‘
g
,0
_;r()3
,
‘4
-Q
r
25Dec.
’46
311,8
1,6
15,8
346,5,
ld,3
–
23 Mrt
’49
312,9
21,5
23,5
309,7
11,2
6,2
30 Mrt
’49
328,6
19,9 33,5
4-16,5
25,6
6,7
L
27
6 Apr.
’49
337,4
18,3
22,8
404,0
14,5 6,7
-‘
DE NEDERLANDSCITE
BANK.
fl11
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
4,
+
0 0
‘
6.4)
o’0’0E
04)’
1
.
4j
O
u.n
10
.4)44
0
–
–
0
IE
30Dec,
’46
700.876
4.434.7-86
100.186 153.109
2.744:151
28 Febr. ’49.
-443.739
204.283
136.864
164.626
3.045.236
7 Mrt
’49
443.89
–
1
177.982
155.906
160.180
3.018.755
14 Mrt
’69
444.073
148.575
174.823 146.877
2.984.341
21
ilIrt
’49
444.228
130:972 213.930
143.146
2.956.056
28- Mrt
’49
444.392
132.215
218.102
‘
146.125
2.983.189
6
April ’49
444.547 130.006
215.815
155.644
3.016.51-1
11
April ’49
444.704
131.392
216.056
156.829
2.995.059
Saldi in rekening courant
4)
–
44
0
0
.0
00
_•,4
.
–,
_
4
0
0
‘o’
–
,04)
._4
0
-‘044,0
w
.
0
z
>
30 Dec.
’46
28 Febr. ’49
173.306
250.497
4.031
38.663
328.482
332.552
7 Mrt ”49
191.379
250.497
3.961
33.169
344.568 318.649
14 Mrt
’49
190.775 250.497
3.879
3
–
1.387
.349.776
329.021
21
Mrt.
’49
220.240 250.497
11.815
46.588
333.893
390.425
28 Mrt
’49
216.232
250.497
5.346
29.686
342.998 399.213
4 April ’49
174.900
301.392
3.513 33.283
355.828 368.413
11
April’49
185.390
301.392
3.496
–
25.673 359.774
–
392.710
NATIONALE BANIt VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
4
i
–
0
..
.O.
4)
0
0
.1,
cd
44
‘0,4
06.
46
0
‘0°
0
0
ci
6-
.
26,0
‘-‘
.
.
16 Sept.
19
1
48
28.136
11.042
–
427
9.986
303
414
3 Mrt
‘1949
27.873
12.248
2.874
1
8.066
718
629
10
Mrt
1949
27.929
11.826
2.865
1
8.892
118
642
17 Mrt
1949
27.869 11.545 2.527
1
8.496
284
.
682
24 Mrt
1949
28.068
11.136
2.463
1
8.068
286 874
31
Mrt
1949
28.069
.1
–
1.426
2.432
Ii
0.121
450
671
7 April
1949
28.089, 11.433
2.621
9.161
330
–
645
–
1
Rekening-courant
saldi
2)
‘
+4+4
0 4..)
o’
.’-‘
0
1
1
67 Ad
‘4
,
0
E-‘°d
1
t
1
,
1
0
2.444
44.
–
1
‘
16 Sept.
1948 657
91.729
1
81.568
22
2.425
6.251
3 Mrt
1949
915
94.693
1
84.368 202 1.760
6.455
10
Mrt
.1949
915
94.029
83.941
1.166
1.801,
6.161
17 Mrt
1949
915
93.200
1
82.977
11.139 2.989 6.657
24 Mrt
1949
915
92.437
1
82.488
11.158
‘ 2.513
6.376
31 Mrt
1949
915
94.866
1
83.580
1
250
2.209
7.702
7 April
1949
915
_94.000
_84.470
1575
2.023
5.849
DE ROLENPOSITIE
VAN
BELGIË
‘).
(in duizenden tonnen)
Maand
–
Productie
Afzet
Voorraad aan
het einde van de maand
Totaal
1938.,
.
29:575
28.029
2.222
Totaal
-9946..
22,779
22.767
311
Totaal
1947..
24,390 24.253
448
Gem.
1938..
2.465
–
2.336
Gem.
.
1946..
1,898
1.897
.
Gem.
1947..
2.033
2.021
Januari
1948.,
2.244
.
2,231
460
Februari
1948. ,
1:738
1.753
–
457
Maart
–
1948..
2,299
–
2.256
500
April
1948..
2.318., 2,239
579
Mei
1948..
2.071
.
.’,
1.977
673
Juni
1948.,
2.293
2.001
964
Juli
1948..
1.987
1.892
1.059
–
Augustus
1948..
2.180 2.113
1:127
September 1948..
2.339
2.370
1.096
October
1948. .
2.431
2.683
844
November
1948..
,
2.338
2.439
942
°) Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal . Instituut voor
de Statistiek.
.
.
Muntbiljettencirculatie per 2 Maart1949 1878.318.149,-.
Muntbiljettencirculatie per 9 Maart 1949 6882.321.146.,-.
Muntbiljettencirculatie per 16 Maart 1949 f880.679.302,50.
SIAND VAN ‘s
RIJKS
KAS.
Vorderingen
.
31 Mrt 1949.
23 Mrt 1949
Saldo van ‘s Rijks Schatkist hij De Nederl. Bank N.V.
199.503.483,42
6
230.504.079,94
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij
de
Bank voor Neder-
landsche
Gemeenten
768.517,56
,,
821.180,11
Kasvorderingen
wegens
cre-
dietverstrekking
aan
het
buitenland
…………..
–
–
Daggeldlening
tegen’ onder-
pand
Saldo der postrekeningen van
Rijkscomptabelen
,,
313.806.036,54
,,
311.235.147,45
Voorschotten op ultimo Febr.
………
1949 aan de gemeenten we-
gens aan haar uit te keren
belastingen……………
—
–
Vorderingen in rekening-cou-
rant op Indonesi6
1.300.798.905,18
,,1.309.218.412,50
35.299.703,99
,,
35.300.296,49
–
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
–
–
Suriname
……………
Ned. Antillen …………..
Het staatsbedrijf der P.,
T.
sioenfonds
……………
.
–
–
enT………………..
Andere staatsbedrijven en in-
stellingen
………….
316.977.713,67
,,
321.528.770,68
Verplichtingen
Voorschot,
door
De
Nederl.
Bank N.V., verstrekt
–
–
Voorschot,
door De
Neder-
landsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant
verstrekt
–
–
Schuld aan de.Bank voor Ne-,
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
f 1714.008.100,-
61713.908.100,-
Schatkistpromessen
bij
De
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge overeenkomst
van 26 Februari 1947 ….
1.800.000.000,-
,,1 800.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl.
…
Bank N.V. is geplaatst nihil)
1
5.864,2 mln
wo. garantie
Bretton Woods
f
804 mln
,,5060.200.000,- ,,5063.400.000,-
Daggeldleningen
–
–
Muntbiljetten in omloop ….
137.701.835,-
,,
136.324.621,50
Schuld op
ultimo
Februari
–
1949
aan
de
gemeenten
wegens
aan
haar
uit
te
keren belastingen
……..
….
37.089.030,69
,,
37.089.030,69
Schuld
in rek-courant
aan:
Surin
Indonesië
…
–
.
–
–
–
‘
–
1.249.652,09
,,
1.249.914,70
…….
…..
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
ame
………………
Ned.
Antillen
……………
sioenfonds
……. …….
9.939.522,57
,,
12.085.300,55
Het staatsbedrijf der P.,
T.
…..
en
T.
………………….
…
338.431.169,28
,,
354,253.586,96
Andere
staatsbedrijven
–
–
Schuld
aan diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist ……………..
2.037.338.481,84
11
2.051.880.664,49
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13
April 1949
DE
JAVASCHFJ BANK.
.
1
MAANDCIJFERS.
(Voornaamste
posten in duizenden guldens).
,
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN DE VIER NEDER-
=
1
LANDSE GROTE BANKEN EN. VAN HET NEDER-
0′
,
2)
LANDSE BEDRIJF VAN DE NEDERLANDSCHE
–
hANDEL-MAATSChAPPIJ.
IIE
302
Data
s.cd
C_
o3ccs
r
c
.enO
0
31 Maart 4947
477.080 35.363
33.256
1
85.402
255.201
9 Maart 1949
470.948
61.178
.44.433
1
86.645 879.733
16 Maart 1949
470.948
61.304
14.417
t
81.890
893.335
23 Maart 1949
470.948
53.720
14.446 j
79.784 867.699
r.
Rekening-courant
saldi
Data
•
2)
0
Cd
Cses.3
Cd
0
22
.
31 Maart 1947
81.527 453.816
1
–
503.718
1
11.304
9 Maart 1949
32.550
1
748.458
–
732.677
t
70.777
46 Maart’1949
35.488
754.412
1
–
746.979
1
62.259
23 Maart 1949
36.850
747.315
1
–
719.918
1
61.847
Nederi. Nederl.
Banken
Banken
en Ned.
Handel-Mij.
31
28
31
Feb’
Jan.
Febr.
Jan.
er.
4949
1949 1949 1949
Activa:
Kas, kassiers en daggeldleningen
54 56
73
69
Ned.
schatkistpapier ……….
2089
2103
2642
2637
2143
2159
2715
270
Ander overheidspapier
29
..
22
128
417
3
3
5 4
Wissels
…………………..
Bankiers in binnen-en buitenland
96 89
131
415
Prolong.en voorsch.tegen effecten
35
39
45 50
– (In millioenen guldens)
461
458
560 559
Effecten en syndicaten
15.
15
19
19
Deelnemingen (incl.voorschotten)
-…
27
28
37
38
Debiteuren
…………………
503
501
616
616
11
11
17 17
Gebouwen
………………..
–
.
–
–
–
Diverse rekeningen
………..
Belegde bestemmingsreserven
.
1
1
1
4
2821
2825
3658 3626
2268
2264 2894
2858
–
.
1
–
1
228
235
346
353
5 5 6 7
87
86
110
104
1
1
.
1 1
2589
2592
3357
3324
158 158
208
208
74 75
93
94
2821
2825
3658
.3626
IN. EN UITVOER VAN NEDERLAND
‘).
Invoer
Uitvoer
Saldo
Maand
•
Gewicht
Waarde
Gewicht
Wa’arde
Waarde
In dul-
In mil-
In dul-
In mil-
In mil-
zenden
lioenen
zenden
.
lioenen
lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens guldens
Tot.
’39
24.306
1.517
2.708
966
–
551
Tot.
’46
11.764
2.172
3.919 785
-1.387
Tot.
’47
16.544
4.251′)
5.843
1.859
-2.392
Tot.
’48
10.101
4.919′)
7.356
2.670′)
-2.249
1
)
Jan.
’49
1.498
465
653
2
)
318
–
147
Febr. ’49
1.270
402
645
246
–
156
‘) Bron:
,,Centraal Bureau voor de Statistiek”.
‘)
Gecorrigeerde gegevens.
.
IN- EN UITVOER VAN BELGIË
1)
Invoer
Uitvoer
Saldo
M
d
aan
Waarde
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
In dui-
in mil-
In dui-
In mli-
In mil- zenden
lioenen
zenden lioenen
lioenen
tonnen
francs
tonnen
francs
francs
–
Maandgem.’36/’38
2.868
2.019
1.912
1.859
–
160
Maandgem.
’47
..
2.322
7.130
1.070
5.138
-1.992
Januari
9948..
2.589
7.402
1.230
6.198
.
-1.204
Februari
1948..
2.327
6.453
1.056
5.163
-1.290
Maart
1948..
2.765
8.258
1.162
5.781
-2.477
April
1948..
2.486
7.328
1.405
6.500
–
828
Mei
1948..
2.359
7.236
1.177
5.695
-1.541
Juni
1948..
2.348
•
7.461
1.286
6.458
-1.003
Juli
,
1948..
2.352
1
)
6.8322)
1.179
1
)
5.662
1
)
-1.170
1
)
Aug.
1948..
2.478′)
6.914′)
1.153′)
5.713
2
)
-1.201′)
Sept.
1948..
2.339
7.461
.
1.345
6.488
–
973
Oct.
1948.
.
1.770
2
)
7.369
2
)
1.312
1
)
6.746
2
)
–
623
Nov.
1948..
2.299
6.720
4.350
6.433
–
287
Dec.
1948..
2.656
7.791
1.430
7.111
–
680
1)
Bron:
,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut
voor
de Statistiek.
‘)
Gecorrigeerde gegevens.
Passlva:
Crediteuren
Wissels
Deppslto’s op termijn
Kassiers en genom. daggeldl.
Diverse rekeningen
Bestemmingsreserven
Aandelenkapitaal
Reserve
4.
13 April 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
803
PRODUCTIE EN EXPORT VAN NATUURRUDBER
1).
In 1.000
Productie natuurrubber
Export natuurrubber
_______
long
tons
M
Totaal
31
Totaal lakka
nesië
lakka
1938
319,2
.359,5
910,0
300,9
344,1
871,6
1941
650
600
x.600
636,0
573
1.510
1942
200
155
640
150
125
475
1943
100
75
465
75
75
360
1944
50
25
360
25 25
255
1945
zo
8,6
250
4,3
51,6
250
1946
15
403,7
837,5
230
366.9
970
)
1947
278,0 646,4
2
)
1.255
287,0′)
640,1
1.237,5′)
1948
432,1
1
)
698,2
1.520
1
)
432,0
679,0
1.457,5
Jan.
25,8
62,1
.122,5
26,4
61,5
117
1
5
Febr.
26,4
50,7
100,0
26.8
55,1
115,0
Maart
28,9
58,5
.117,5
34,1
48,2
110.0
April
31,3 66,5
127,5
30,8
–
43,7
zo;,
Mei
32,8
49,7
117,5
33,5
65,6
127,5
Juni
41,4
.
60,7
132,5
43,2
59,9
132,5
Juli
39,9
58,3
132.5
40,7
54,3
125,0
Aug.
43,0
56,7
132,5
41,0
61,1
130,0
Sept.
45,8 64,3
142,5′)
51,6
62,6
140,0
0ct.
41,7 50.5
127,5′)
38,7
,
54,8
122,5
Nov.
38,2
62,1
135,0
35,4
71,7
132,5
Dec.
36,9
2
)
58,1
132,5
29,8
40,5
102,5
199
Jan.
73,9
‘) Bron’.,, Rubber Statistical Bulletin” van Februari
r1949.
Cursief gedrukte cijfers zijn schattingen.
‘) Gecorrigeerde gegevens.
WERKLOOSHEID IN BELOIË.
Maand
Geheel
.
1
Gedeeltelijk
I
werkloos
1
en toevallig
1
werkloos
57.079
‘
42.192
Januari
1948 …………….
68.328 36.962
71.854 63.870
Maart
64.113 31.338
April
61.562
33.117
December
1947 …………………
Mei
59.606
34.439
Februari
………………..
Juni
61.814
42.903
Juli
69.571
59.703
74.292
48.257
81.065 43.168
Aueustus
………………
September
………………
October
………………
87.604
44.797
November
……………..
112.362
61.500
‘) Oron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut
voor de Statistiek.
,
.00UDP1tODUCTIE
‘).
(in 1.000 dollars van circa $ 35 per ounce fijn).
Jaar
Tai’) Canada Aua-
1939
448.753
196.391
178.303
57.599 1.031.214
1940
491.628
210.109
185.890
57.560 1.106.447 1941 ,
504.268 209.175
187.081
52.384 1.110.379
1912
494.439
130.963
169.446
40.383
982.130
1943
448.153
48.808
127.796
26.295
774.086
1944
429.787
35.778
102.302
22.990
702.534
1945
427.862
32.511
94.385
23.002
683.011
1946
417.647
51.182
99.139
28.857
696.998
1947
392.004
75.786
107.432
32.818
5
) 705.458
5
)
1948 Jan.
34.775
6.042
9.568
2.433
60.377
Febr.
32.459
5.489
9.156
1.945
57.211
Mrt
34.384
6.372
10.079
2.266
60.861
April
31.175
. 5.650
10.013
2,187
5
)
59.564
1
)
Mei
34.368
6.078
10.047 .
2.438′)
61.213
4
)
Juni
33,941
5.719
10.152
2.842′)
60.173
3
)
Juli
34.544
6.180
10.367
3.775′)
64.479
Aug.
33.720
7.661
10.689
2.557
Sep.,
33.345
7.388
10.320
Oct.’
33.384
6.540
10.740
Nov.
33.244
5.306
1)
Ontleend aan: ,,Federal Reserve Bulletin” van Februari 1949.
‘) Exclusief Sovjet Rusland.
‘) Inclusiçf Philippijnen. JaarCijfers zijn schattingen
van de
,,U.S. Mint”; maand’ijfers worden gerapporteerd door. het ,,Ameri-
cao Bureau of Metal StatisticS”.
1)
Gerapportegrd door ,,Cnmmonwealth Bureau of Census and
Statistics”: van 1946 af onderhevig aan eventuele revisie.
‘) Gecorrigeerde gegevens.
Vo-oiz
Pn2CLOi’z
c &c1’i4g
Speciale rubriek voor Vraag en Aanbod inzake kantoorbe-,
hoeften, brandkasten, machines, apparaten, fabrieks- en
kaiitoorgebouwen, industrie-terreinen, enz. enz.
Fe koop
aangeboden:
STENCILMACHINE
Edison Dick, model 1940, in
i
MAAKT GEBRUIK
prima staat, tegen elk aanneffie-
1
VAN DEZE RUBRIEK
lijk bod, St. Laurens Boekhan-
1
dcl, W. de Withstr. 77, R’dam.
AMSTERDAtISCHE BANK
N.V.
–
INCASSO-BANK
N.V.
MAAr4DsTAAT PÈR 31 MAART 1949
Kapitaal
Reserve
– Bouwt eserve
Depositos op
termijn
Crediteuren
Doo, derden
geaccepteerd
Diverse
rekeningen
I.
fJet p!to61eern
uande
tapitaacfiawtte
Zie hiervoor het
Maart-nummer van het
Economisch-
Statistisch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het Nederlandsch
Economisch Instituut
Jaarcibonnementen f 6.50
voor abonné’s E.-S.B. f 5,-
Telefoon 38040, Rotterdam
Giro no. 8408
ACTIEF
Kassa, Kassiers
en Daggeldle-
ningen
1
27.161.427,82
Nederlands
schatkistpapies. ,,
754.319,900,00
Ander
over-
heidspapier”
,,
12.143.500,00
Wissels
,,
504.810,79
Bankiers
in bin-
nen
en
buiten»
land
,
60.757.584,52
Eilecten
en syn.
dicaten
4.201.109,27
Prolongatiën
en voorschotten
tegen Eifecten ,.
22.432.253,28
Debiteuren
,
21 5.092.81 9,45
Deelnemingen
16.283.841,90
Gebouwen
,,
6
000.000,00
/
1.118.897.247.03
PASSIEF
70.010.000,00
33.500.000,00
6.000.000.00
•,
86.253.854,52
897.701.95115
203.150,00
.25.228.291,36
/1.118897.247,03
11
N
.
V. PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE
vjh
%ederlalldsuhe Seiutoestellell Fabriek
HILVERSUM
Alle
Communicatie-apparatuur op het gebied van
Radio
–
Lijjntelefonie
–
Automatische telefonie
Vacatieres
Bij. groot HANDELS CONCERN
bestaat gelegenheid tot, plaatsing
van een
DOCTORANDUS
in de
economische
wetenschappen,
ten behoeve van de op haar hoofdkantoor
te Amsterdam in oprichting zijnde
Economisch-
statistische Afdeling.
Gegadigden moeten zich aangetrokken voelen
tot economisch-statistisch researchwerk. Enige
jaren practische ervaring in deze richtiog
strekt tot aanbeveling.
Voor deze positie kannen mede in aanmer-
king komen Mrs: in de Rechten of zij die in het bezit zijn van een diploma H.B.S. 5
j.
c.
of daarmede gelj/cstaande opleiding, mits
be-
–
schikkend over ruime ervaring op economisch-
statistisch gebied. Leeftijd ca 30 jaar.
Brieven
met
uitvoerige
inlichtingen onder No. 2882
te zenden aan Adv. Bureau Jan C. Verheul & Co.,
N.
Z.
Voorburgwal 286, Anzstprdam-C.
Bij het Gntraal Sociaal Werkgevers
–
Verbond,
Kneuterdijk 8, !)en Haag,
kan worden geplaatst:
een Adjunct-Secretaris
leeftijd
23
tot 27 jaar, Mr. in de Rehten of Drs.
h de Economie. Gegadigden moeten een goed
stylist zijn en zo mogelijk over enige ervaring
beschikken op sociaal-economisch gebied.
Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige
inlichtingen en verlangd salaris te richten aan
het secretariaat van het Verbond.
r!I
Vj
~
1-
1
ON
Bij de staf van de afdeling voor Economische en
Sociale StatIstiek van het Centraal Bureau voor
de Statistiek wordt gevraagd:
Wetensch. Leider van de Sociale Statistieken
in de rang van HoofdcommiesïReferendaris
Vereist: Academische vorming, belangstelling
voor en kennis van sociale vraagstukken, initia-
tief en ‘doorzettingsvermogen.
Aanstelling boven het minimum is
–
mogelijk.
Soil. te richten tot de Centrale Personeelsdienst,
Binnenhof 4 te ‘s-Gravenhage, onder motto
L!Sos:-5L
–
Nederl3ndsch IDische Handelsbank, N.Y.
Amsterdam
–
Rotteriam
–
‘s-Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
Ecônornich- Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de fl’oochstraat
5,
Rotterdam (1V.).
Tele/non Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mee,s en Zoonen, ‘Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie.
14,
Universiteitstraat, Cent.
Abonnementen: Pieter de t’loochstraat
5.
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnernentsprijs, franco per postr voor Nederland f
per
jaar,
voor Belgiiijl.uxemburg / is per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franco
bij
de flanqve de Comrnerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) f 26, overige tanden
f28
per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd
per
toltimo van het kalenderjaar.
A angeteke.de stukken in Nederland aan het
Bijkantoor
Wstzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Econotnisch-Statistische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst
‘S
Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in ht
nummer
–
van
dezelfde week worden opgenomen.
Alle correspondentie
betreffende
sidvertenties te richten aan de
Firma
ii.
A.
M. Roelants, i.enge haren r4r, Schiedam (Telefoon
69300,
toestel 6)
.
Advertentie-tarief
1
0.40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken
,,
Vacatures” en
,.
Beschikbare Krachten’
f o.6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht voor om adverlenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers 75 cents, rep. 12 B. francs