Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1618

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 12 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANSCH ECONOMISCH INSTITUUT

33E
JAARGANG

WOENSDAG 12 MEI 1948

No. 1618

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
A’ssistent-Redacteur: A. de-Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:•

J. E. Mertens; R. Miry; J. oan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegec’ens ooer adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde pan dit nummer.

INHOUD:

Blz.

De

artikelen

van

deze

week ……….
363

Sommaire,

sumaries

………………

De grote banken in 1947
door F. de Roos ………
364

]e Nederlandse invoer van hout uit Suriname
door

J.

IE’.

Gonggrjp

…………………………
366

De nieuwe s taatsschuld registers
door C. Blase

….
369

De economische situatie van Sumatra’s Oostkust
doo;

41. ‘D.

aan

der

Hbeaen

……………………
371

Douane-u nies en vrijhandeisgebieden in het kader
.

van het 1-landvest van Havanna door Ti. A. Meurs
372

Boekbespreking:
Prof. Dr

ViIlioIni Röpko, ,,CivItas iturnana”, bespr.
door
Prof.

G.

Gongrijp

…………………………..
374

lnternationa1

notities:
Eeit tekort aan iiondeiI

In Frankrijk?

………………
376

Ontvangen

boeken …………………………
376

Geld-

cii

kapitaalmarkt

……………………
376

Statistieken:
Overzicht
Vflhl
de opbrengst dor Eijksmiddclen

………..
377
IllIoggilIgeIL

eit

torugbotalingea

bij

(Ie

spaarbanken

in

Nederland

……………………………………
378
1)0

NoderlantIsche

Ilank

……………………………..
378

DEZER DAGEN –

vragen van structuur. Een. der overgebleven cultuurbe-
zittingen van het oudë Europa, zijn taalschat, heeft daar-
van, mede. de last gedragen. Vele deelnemers aan het
Congres van Europa bevestigden hun reputatie als rede-
naar, ter gelegehheid an wat de Franse oud-premier
Rainadier noemde: ,,la naissance d’une espérance nou-
velle”. Blijft deze woordenrijkdorn’ Europa’s ,,krachtigste
cftnent…. als muren breken tot puin in ‘t
en
d’??

Men d’enkt van niet. Ramadier’s voorzichtige formule,
door het Congres aanvaa’d, bewees eens te !weer, dat

aan het Congres personen deelnamen, die goed zijn voor
meer dan woorden. hun bedoeling was niet een schijn-

gevel van woorden, doch veeleer het hakken van een
doorkijk in het puin van Europa. –

Deze grondgedachte, veelvormig geuit, vbnd weerklank
iets verwrongen, zoals bij echo’s meer voorkomt – in
de woorden vanop dit moment leidende staatslieden. I)e
Britse minister van Buitenlandse Zaken verklaarde – niet in den haag -, dat Groot-Brittannië voorgoed tot
Europa l)ehoorde; een ,,verenigd Europa” was voor hem

echter nog amo)l.Zijn premier, die dit beaamde, wees
er bovendien op, dat ,,Groot-Brittannië” zich onder twee
structuurformules ldat brengen; hij achtte de wetenschap
der politiek nog niet ver genoeg gevorderd om de oudste
van de twee – ,,British Empire” – te ecarteren.

– Een woord ten goede bevordertde bouw. In deze get
verdedigden de twee voornaamste vertegenwoordigers
van de Verenigde Staten tegenover het buitenland de
huidige structuur der Verenigde Natie’s tegenover een
volksvertegenwoordiging, met modificatienelgingen. De luifel, die de ene dag de zon wegneemt, kan de volgende
tegen de regen beschutten; zo bleven zij gevoelen voor het
behoud van het vetorecht. Tegelijk bleek men bezig met

Rusland een gezamenlijk onderzoek der breuklijnen voor
te bereiden. Des te gemakkelijker kon de Amerikaanse
minister van Buitenlandse Zaken tot kalmer beschouwen
aanmanen, daar uit de schijnbaar onder het puin bedolven

inter-Amerikaanse conferentie te Bogota een tweetal
krachtige besluiten omtrent inter-Amerikaanse samen-
werking kwam. –

Niet alleen in de politiek, ook in de economie overheerst

het structuurbegrip. Het vem-hand wordt gelegd op blz. 66 van het rapport ,,A Survey of the economie situation
and prospects of Europe” van de economische commissie
voor Europa: ,,the restoration of equilibrium would not

be possible without, vast changes in the structure of the
European economy”. Ter voorbereiding hiervan bezien
versèhillende landen het eigen economisch leven. De
Franse minister-president heeft een prijsverlaging van
5
pCt
voor, een aantal artikelen weten door te zetten; in-Groot-
Brittannië is juist een prijzenstop voor een groot aantal
industriële artikelen ingegaan. ,Zo tracht- men tot een
grondvorm ‘te komen, die de mogelijkheid tot samenwerking
opent, elk naar zijn behoefte. Daarbij wint soms het’ in-
zicht, ‘dat verstarring de neatie is van ‘de eis tot wijziging.
oÇrerd i’n Nederland, waar men op oude schoenen zeer
zuinig bleek, de schoenendistributie losgelaten..

Volkomen in deze geest handelde ook het Amerikaanse
1-hooggerechtshof, dat de geldende onderlinge prijsregeling
voor cement onwettig verklaarde. Nu het cement is los-
gehakt, verwacht men; dat ook de regelingen voor de
overige bouwmateri3len zullen vallen. Goedkoper Ameri-
kaanse woningen, een Europees belang. Kan de huidige
wereldstructuur duidelijker blijken? –

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
– Gevestigd te’s-Graveahage

IDMINISTRATJEKANTOOR OORDREOHT

BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeels-Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrjving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt
13
eens welgedocumenfeerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

Nederlandsch Indische Handelsbank, N.V.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s•Cravenhiago

Alle Bank- en Effectenzaken

‘,
D
Iq
720]

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOONE’N
5AN}CERS EN ASSURANTE.MAKELAARS

AMSTERDAM
. ROTTERDAM . ‘
S.GRAVENHAGE
DELPT – SCHiEDAM – VILAARDINCEN

GEMEENSCHAPPELIJK INSTITUUT v. TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

met
medewerking
der
R.K.
Universiteit
en
de
Kath. Econ. Hogeschool

Nijmegen, Berg en Dalscheweg 97 – Hearlen, Stationsstrat 59
Tilburg, Wilhelminapark 25

Eindhoven, Dommelhoefstraat 8

Arbeidsanalyse

Personeelsselectie

N.V. DEL1
,
wM11TSCH1PP’1J

gevestigd te Amsteidam.

Uitgifte

van

f 12827.000.- nominaal aandelen op naam,

elk groot f 1.000.- nominaal,

ten volle delende in de winst van 1 November 1947
af,

tot de koers van 125 pCt.,

uitsluitend voor houders van de thans uitstaande aandelen der vennootschap in
de verhouding van één nieuw aandeel op twee oude aandelen.

Ondergetekenden berichten, dat zij op

Vrijdag, 21 Mei 1948,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

de Inschrijving op bovengenoemde uitgifte openstellen te hunnen kantore te
Amsterdam, Rotterdam en ‘s.-Gravenhage, voor zover aldaar gevestigd.

Prospectussen, inschrijvingsbiljetten, alsmede – tot een beperkt aantal – ‘exem-
plaren der statuten, zijn verkrijgbaar bij de inschrijvingskantoren, alwaar ook
de Voorwaarden van Administratie voor de certificaten van aandelen, uitgege-
ven door het Administratie-Kantoor van Aandeelen in Vennootschappen en in
Binnen- en Buitenlandsche Leeningen N.V. verkrijgbaar zijn.

Amsterdam, 7 Mei 1948.

AMSTERDAMSCHE BANK N.V.

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, N.V.

PIERSON & CO.

9

GSpic

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloo& cawtic soda.

Maakt gebruik

van onze speciale rubriek

,,Vacatures” voor het

oproepen van sollicitan-

ten voor leidendefuncties

12 Mej 1&43

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

863

DE ARTIKELEN VAN DEZE ‘ÈEK.

F. de Roos,
De grote banken in 1947.
Op het bedrijf der grote banken in 1947 oefenden on-

geveer dezelfde factoren invloed uit als in 1946. De liqui-

diteit bleef ruim ten gevolge van het grote bezit aan

gemakkelijk verhandelbaar resp. beleenbaar en discon-

teerbaar schatkistpapier. De toeneming van dit bezit en

het verloop van de crediteurensaldi vormt voor een be-

langrijk deel een weerspiegeling van de monetaire situatie

in Nederland in 1947. De credietverlening aan het bedrijfs-
leven vertoont overigens slechts een langzame stijging.
Wat de resultaten over 1947 betreft, de rente-inkomsten
konden gehandhaafd blijven op. het niveau van 1946.

De inkomsten in 1948 zullen vermoedelijk weinig bij die

van 1947 achterblijven.
J. W.
Gonggrijp.
De Nederlandse inçoer pan hout uit Su-

riname.

De Nederlandse houtinvoer uit Suriname was in De-

cembei’ 1947 hoger dan ooit tevoren is voorgekomen. De
aanvoer van Suiinaams hout is daarom een nationaal

belang geworden. Tegen deze aanvoer bestaan in Neder-
land, zowel van de Nederlandse als van de Surinaamse
zijde van het vraagstuk, verschillende bezwaren. Schrijver
onderwerpt deze bezwaren aan een critische analyse.

C. Blase,
De nieuwe staatsschuldregisters.
De nieuwe staatsschuldregisters brengen op de beleg-
gingsmarkt een nieuwe figuur; zij scheppen de mogelijkheid

voor een andere wijze van deelneming in de betreffende
leningen dan in de vorm van schuldbevijzen. Een vorm is
gecreëerd, waarbij de vooidelen van een onderhandse schuld-
bekentenis met haar geringe kosten en eenvoudige admini-
stratie zijn gecombineerd met de attractie van effectenbezit,
de gemakkelijke verhandelbaarheid door simpele overdraag-
baarheid, terwijl desge’venst tegen zeer lage kosten de
inschrijvingen in obligaties kunnen worden omgezet.

X. D.
van der Hoeven,
De economische situatie van Suma-
tra’s Oostkust. –

De export van de Oostkust bdroeg ongeveer een vierde
van de gehele Indonesische export. Aan de productie
nemen, behalve de Nederlanders en de bvolking, ook Ame-
rikanen, Engelsen, Belgen deel. De productiecapaciteit
heeft ten zeerste onder de Japanse bezetting geleden.
Na de politionele actie heeft men het herstél snel ter
hand genomen. De situatie is het gunstigst voor de tabak,

palmolie- en vezelondernemingen.
Een moeilijkheid bij het herstel leveren het arbeids-
vraagstuk en de voedselvoorziening op.
Er bestaat echter een zo levendige vraag naar de pro-ducten van de’ Oostkust, dat de toekomstvooruitzichten
gunstig zijn te noemeh, al zullen exorbitante winten,
in verband met de hoge kosten, niet worden verwacht. –

Tj. A.
Meurs,
Douane-un ies en vrjhandeisgebieden ‘in het
kader pan het Handvest ûan Havanna.

‘De conferentie te Havanna leidde tot de ondertekening op 24 Maart .jl. van een handvest voor een Internationale
I-Iande1sorgailsatie. Volgeiis dit handvest komen douane-
unies en vrijhandeisgebieden in die zin met elkaar overeen,
dat in de handel tussen de samenstellende
delen
zoveel

mogelijk rechten en andere bèlemmeringen. woiden afge-
schaft. Een fundamenteel onderscheid is, dat de landen
van en douane-unie tegenover derden een gemeenschap-
pelijk tarief hebben, terwijl vrijhandelsgebieden elk hun
eigen tarief behouden. Douane-unies en vrijhandeisgebie–
den vormen intussen slechts eën uitzondering op. de hoofd-
regel van non-discriminatie. Dit betekent, dat de onder-
tekenaars welde vrijheid hebben hun economieën te inte-
greren, doch daartoe niet kunnen ,worden gedwongen.

SOMMAIRE.

F. dc Roos,
Les ban ques importantes en 1947.

Les bénéfices des quatre grandes banques sont aussi

importants’qu’en 1946. Les prêts consentis au gouverne-

ment et au secteur privé ont été augmentés, bien que,
pour ces derniers, dans une mesure restreinte.

Les prvisions pour 1948 s’arfnoncent plutôt favorables.

J. W.
Gonggrijp,
L’importalion de bois aux Pays-Bas en

provenance de la Guyane hollandaise.

L’importation de bois aux Pays-Bas en provenance de
la Guyane hollandaise se chiffrait 2,2 millions de florins
pendant le mois de décembre 1947, soit plus que le total

des importations de bois de l’année 1946 entière; ce total

était déjé considéré comme très important.

C.
Blasc,
Les nouQeaux registres de la dtte publique.

Le nouvel emprunt gouvernemental, récemment lancé,

offre aux souscripteurs soit des obligations ou une ouver-
ture de crédit dans un registre spécialement créé cette

fin. Une ouverture de crédit est plus avantageuse que
l’obtention de titres. En outre ces crédits enregistrés

sont également négociables.

H. D. van der
Hoeven,
La situation économique de la côte

orientale de Sumatra.
Le’ redressement économique après l’action de polic
gouvernementale se montre satisfaisant, notamment

en ce qui concernq le tabac, l’huile de palme et le sisal.
Les prévisions sont honnes mais le coût de la production

est élevé.

Tj. A.
Meurs,
Unions douanières et territoires de libre-
échange per rapport ‘ le Charte 4e La Hvanne.

La Charte de Commerce International signé A La

1-lavanne le 24 mars 1948pr6voit l’intégi’ation des économies
nationales dans différentes unions douanières ou dans
des zônes de libre-échange. .

SUMMARIES.

F. (le Roos,
The principal banks in 1947.

Profits of the 4 banks prove to be of the same order
of magnitude as in 1946. Loans to government and busi-
ness have risen, the latter, however, in a smaller degree.
Prospects of 1948 seem tobe rather good.

J.
W.
Gonggrijp,
Dutch timber imports
trom
Suriname.’

During December, 1947, Dutch timber imports. from Surinam arnounted to fls 2.2 millions, ie. more than the
value of these imports during the whole of 1946, already a
top year.

C.
Blase,
The iew government loan-registe.

Subscribérs to the new government loans recently an-
nounced are offered either bonds or a credit in a specially
created register. Credit balances in this register can he obtained at,a’lower cost than the bonds; they are nego-

tiable as well. –

R. D. van der Hoeven,
The economie situation of the East-

coast of Sumatra.

After the police ‘action recovery proves to be satisfac-

tory, especially of tobacco, palmoil and sisal. Prospects
are good but the costs of production are high.

Tj. A. Meurs,
Custorn unions and free trede territories ac-
cording to the trede charter of Havana.

The international trade charter of 1-lavana signed on
the 24th of march 1948 provides the opportunity to inte-
grate national economies into custom unions or free trade

territories. ‘

364

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1Mei 1948

DE GROTE BANKEN IN 1947.

Waarschijnlijk zal thans voor de laatste maal een jaar-

overzicht van de grote banken kunnen worden geschreven,

dat betrekking heeft op vier grote instellingen,
t.w.
de

Amsterdamsche Bank, de Incasso-Bank,de Rotterdamsche
Bank en de Twentsche Bank
1).
De twee eerstgenoemde
besloten (immers in de loop van 1947 tot een fusie, waarbij

het bedrijf van de Incasso-Bank van 1 Januai 1948 a.f
voor rekening en risico van de Amsterdamsche Bank

wordt gevoerd.

In de toelichting, welke door de directies dezer vennoot-

schappen tot het fusie-voörstel werd gegeven, werd het

samengaan met name gemotiveerd door de zeer sterke
onkostenstijging, waartegen in het gemeenschappelijk
verband doeltreffende rationalisatiemaatregelen zouden

kunnen worden genomei1. Men denke slechts aan het

zeei grote net van bijkantoren dezer banken, dat veelal

een doublure inhoudt, doch waarin men thans geleidelijk
kosten-besparende veranderingen zal kunnen aanbrengen.

Tevens is dan wellicht de mogelijkheid gegeven om het
thans voor de banken over het algemeen in binnen- en

buitenland moeilijke vraagstuk van de personeelsvoor-
ziening vcior de leidende functies tot eeh redelijke oplossing

te brengen. Het kostenvraagstuk klemde des te meer,

omdat men een vermindering van de crediteurensaldi
voorzag als gevolg van de inning. van de bijzöndere hef-
fingen, waardoor het bankwezen van een deel der zo be-
langrijke rentebate zal worden beroofd.

Deze fusie heeft ook nog een ander aspect. Reeds in
het overzicht van de grote banken .in 1946
2)
werd er
op gewezen, dat het credietverleningsbedrijf van de
Incasso-Bank een zeei snelle toeneming vertoonde, terwijl

de Amsterdamsche Bank, welke voor de oorlog zee!’ be-

langrijke buitenlandse zaken verrichtte, ôp dit ‘gebied
min of meer dchterbleef. In 1947 heeft zich deze tendentie

voortgezet. Nam het totale debiteurencijfer van de vier
grote banken in 1947 met 19 pCt toe t.o.v. einde. 1946,
voor de Incasso-Bank bedroeg dit percentage niet minder
dan 44, terwijl de credietverlëning van de Amsterdamsche

Bank aan het bedrijfsleven in dezelfde periode slechts
met 15 pCt toenam. Tengevolge van deze ontwikkeling

steeg de verhouding tussen de gepubliceerde eigen midde-
len en debiteuren (mcl. de effectencredieten en de crediet-
verlening aan lagere l)ubliekrechtelijke lichamen) bij de
Incasso-Bank tot bijna 1
:
3,5. Volgens de onderzekingen
van Prof. Dr. G. M. Verrijn Stuart
3)
werd een verhouding
van 1 3 in het verleden ongeveer als de grens van de
credietverlening beschouwd. De Incasso-Bank zou deze

-grens dus ieeds hebben overschreden, en in de nabije
toekomst vermoedelijk steeds verder gaan overschrijden.
Het ligt voor de hand, dat door de samenloeging van het
bedrijf der beide genoemde bankinstellingen een betere
v.rhouding tussen eigen middelen en credieten kan worden
bereikt; niet alleen voor de Incasso-Bank, maar eveneens
voor de Amsterdamsche Bank, waar eefi verhouding van

slechts 1 : 1,25 wel tamelijk onrendabel kan worden geacht.
Op het bedrijf der grote banken in 1947 oefenden de-
zelfde factoren invloed uit, welke ook reeds in 1946 van
kracht waren, zij het niet altijd -in even sterke mate. De
geldsanering verschafte haar in 1947 in verhouding tot

1946 veel minder werk, aangezien eerst in December
van het afgelopen jaar een belangrijke wijziging in de voor-
schriften werd gebracht door de Beschikking Afwikkeling

Geidzuivering 1947. De hantering van de bestaande be-
palingen vergde geen overmatige belasting meer van het
apparaat, temeer omdat de meeste deblokkeringsmaat-
regelen reeds waren afgeschaft.

‘) De Nedérlandsche Handel Maatschappij blijve, wegens onvol-
doende gegevens Omtrent haar Nederlands bedrijf, vooral t.a.v.
de bereikte resultaten, hier verder buiten beschouwing.
‘) ,,E.-S.B.” van
21
Me!
1947.

) ,,Enkele opmerkingeii over de omvang van het bankcrediet
In Nederland”. Weerspiegelde Gedachten pag.
208-212.

Ook de effectenregistratie gaf na het sluiten van de

aanmeldingstermijn 1 Februar-i 1947 nog wel de dikWijls

tijdrovende rou tirie-werkzaamheden, doch ‘ingrijpende
nieuwe maatregelen behoefden niet meer te worden ge-
nomen. Belangrijk was dat sedert 1 April 1947 de effecten-

handel geheel in de vrije geldsfeer kon plaats vinden,

zonder dat een gedeelte van de verkoopopbrengst op

geblokkeerde rekening behoefde te worden geboekt. De

opheffing’van deze geldsanerings- en Rechtsherstelmaat-
regel bespaarde de banken Veel werk, en droeg uiteraard
tot een verlevendiging van, de effectenhandel ten zeerste
bij.

Op het gebied van het deviezenbeheer bleven de over-

heidsmaati’egelen echter volledig van kracht, hetgeen in

verband met de verslechterende deviezenpositie van on
land uiteraard geen verwondering wekt. Bij de toeneming

van het internationale handelsverkeer en de voort-

gezette aanmeldingen en opvorderingen van deviezenbezit,

vormde dit een zware belasting voor het bankapparaat,

doch de banken waren over het algemeen zeer goed tegen
hun taak opgewassen.

De gecombineerde balanscijfers.

De ontwikkeling van het ,,normale” bedrijf der vier

grote banken in 1947, welke alleszins representatief

kunnen worden geacht voor het Nederlandse bankwezen

in totaal, moge worden geïllustreerd aan de hand van
onderstaande gecombineerde ‘balanscijfers.
Gecombineerde balanscijfers der pier grote banken
1)

(in millioenen guldens)

.
5
Kas, kassicrs en daggeldleningen
.

94
102
Kapitaal
170
172
Ned. Schatkist-
Reserves
85
papier

……
2.152
2.315
Deposito’s op
Ander Overheids-
termijn
118 185
papiër
18 34

.
Crediteuren

. . . .
.
2.651
2.592
Wissels ………
4 3

.
Diversen …….
17
11
Bankiers
122
89
..

Effecten en Syndic.

12
10
Prol. en Voorsch.
tegen

effecten
46
40
Debiteuren

. . . .
345
419
Deelnemingen

. .
30 29
Diversen
12 12

2.835 3.045

2.835 3.045

‘)
De mutaties tengevolge van de voorgestelde winstverdeling zijn
hierin aangebracht.

De liquiditeit der banken onderging in het verslagjaar
weinig verandering. Welis’aar n.m het percèntage der
crediteurengelden, dat door kasvoorraden en sciatkist-

papier was gedekt, enigszins toe, doch de crediteurensaldi
bestonden ultimo 1947 .voor ruim een vierde uit geblok-
keerd tegoed tègen bijna 30 pCt een jâar tevoren. Overigens
blijft de liquiditeit zeer ruim tengevolge van het grote

bezit aan het kortlopende en gemakkélijk verhandelbare resp. bij De Nederlandsche Bank beleenbare en discon-
teerbare schatkistpapier. Wel onderging de schatkistpapier-
portefeuille een wijziging wat haar samenstelling betreft.
Na de verlaging van het officiële disconto voor schatkist-
promessen in Juni 1947 gingen de banken op iets grotere
schaal over tot de aankoop van 3- en 5-jarige schatkist
biljetten, welke een rente dragen van 2 resp. 21 pCt.
Naar schatting overschrijdt het bedrag aan deze

schatkistbiljetten bij de .onderhavige vier banken niet
het totaal van f 250 millioen, zodat dit uiteindelijk nog
weinig gewicht in de schaal legt.’ –

De toenemirig, zowel van het bezit aan schatkistpapier als van de crediteurensaldi vormt voor een belangrijk ge-
deelte de weerspiegeling van de monetaire ontwikkeling
van ons land in 1947. Het kastekort van de Overheid in
1947.. .door De Nederlandsche Bank geschat op. f 1,9
milliard
4)
werd voor rond f 1 milliard gedekt door buiten-

‘) Jaarverslag
1947
pag.
19.

12 Mei 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

365

landse credietverlening en voor ruim f 400 millioen door

binnenlandse credietverlening van niet-geldscheppende
instellingen. Aangezien de Overheid de tijd voor een be-

loep op de kapitaalmarkt blijkbaar nog niet gekomen

achtte, werd het restant van per
saldo
f 476 millioen op

de geldmarkt gedekt, grotendeels door het onderbrengen

van schatkistpapier bij handeisbanken. Het is duidelijk,

dat deie financiële politiek van de Overheid dus leidt tot

vermeérdering van de binnenlandse geldhoeveelheid,

naast overige krachten, welke’een vermeerdering van de

geldhoeveelheid veroorzaken, waarbij behalve voort
gaande deblokkering met name aan’ de verlening van
bankcredieten aan het bedrijfsleven kan worden gedacht.
Van de totale vermeerdering van de geldhoeveelheicl in

1947 ad 1′ 957 millioen kwam echter nie.t minder dan

f 470 millioen voor rekening van geldschepping door
banken ter behoeve van de Overheid.’

Nu is er stellig een nauw verband tussen de crediet-

verlening door het bankwezen en de toeneming van de

crediteurensaldi der banken. Aangezien echter het bedrijfs-
leven en publiek de keuze hebben, om haar geld aan te

houden in bankpapier of in giraal geld, is dit verband echter

niet absoluut, en zou de geldschepping door credietverle-ning van het bankwezen ook kunnen leiden tot een enkele
toeneming van de chartale geldsomloop, zônder dat de
girale geidhoeveelheid (de crediteurensaldi) stegen. Nu heeft echter ht jaar 1947 een tegengestéld beeld te zien

gegeven. Bij een totale toeneming van de geldhoeveelheid
met 14,5 pCt steeg de chartale geldsomloop slechts met 9
pCt. Hieruit blijkt een toegenomen voorkeur voor giraal
geld t.o.v. het oppotten van bank- en muntpapier in
het

afgelopen jaar.
De ontwikkeling van de bankbiljettenomloop bijv.
geeft aanleiding tot de veronderstelling dat een zeker
verzadigingsniveau voor bankpapier onder de huidige
verhoudingen is bereikt, dat ongeveer op f 3 milliard
ligt.

‘Het behoeft weinig betoog, dat deze ontwikkeling voor
de banken gunstig was. Door deze houding van het publiek
waren zij in staat om hun credietverlening aan Overheid
en bedrijfsleven gezamenlijk uit te breiden, met als gevolg
toenemende rentebaten, terwijl in het tegengestelde geval
een toegenomen credietverlening aan het bedrijfsleven
als de ‘meest rendabele vorm, gepaard had moeten gaan
met afstoting van schatkistpromessen, gezien de geringe

kasvoorraden.
Zoals reeds opgemerkt nam het Debiteurencijfer der
4 grote’banken slechts met 19 pCt toe, waardoor het totaal
van f 411 millioen werd bereikt. Dit is slechts f 53 millioen
hoger dan de stand per uit. 1939, zodat wanneer rekening
wordt gehouden met een prijsstijging van 179 pGt voor
bijv. de groothandelsprijzen in Nederland, het toch reeds
lage vooroorlogse niveau in werkelijkheid nog lang niet
is bereikt. De oorzaken van deze langzame stijging van het bank-
crediet in Nederland, ondanks de uitputting van voorraden
en de vernieling van installaties in de oorlogsjaren, kunnen
niet gezocht worden in de contrôle, welke De Nederland-
sche Bank op het verlenen van bankcredieten uitoefent.
Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt vergunning
voor een aangevraagd crediet geweigerd. Waarschijnlijk
zal men de oorzaken veeleer, moeten zoeken in de beper-
kingn, welke door de deviezennood aan de wederuit-rusting van het bedrijfsleven met goederenvoorraden
installaties worden opgelegd, en anderzijds aan de geld-
ruimte, welke door de Overheidsdeficitten wordt veroor-
zaakt. Door de prijsbeheersing komt deze laatste niet in
een gestegen prijsniveau tot uiting, maar zij werkt natuur-
lijk wel in die zin door in het economisch leven, dat aan-
kopen vlot kunnen worden betaald en de behoefte van
het bedrijfsleven aan bankcrediet hierdoor wordt beperkt.
Overigens doet zich thans een toenemende credietbehoefte
gevoelen,waarbij de grote geldonttrekkingen voor belasting-

betaling van bedrijven en particulieren een belangrijke rol
spelen.

Twee belângrijke mutaties in de gecombifleerde balans-
postentrekken voorts nog de aandacht. In de eerste plaats

verminderde de post Bankiers in 1947 met f 33 millioen,

hetgeen grotendeels komt op rekening van bij buitenlandse

banken aangehouden tegoeden. Onze moeilijke deviezen-

positie wordt hierdoor wel scherp geaccentueerd. In de

tweede plaats stegen de termijndeposito’s met f 67 millioen.
Het is niet onmogelijk, dat hierin tot uiting komt de in-

vloed van de afwikkelingsbepalingen van de geldsanering,

daar inmers geblokkeerd schatkistpapier van niet-banken
niet meer verlengd mocht worden, en vele bedrijven er
toe overgingen, het provenu van vervallen promessen of de
opbrengst bij verkoop voor de vervaldatum op een relatief

hoog rentende termijndeposito-rekening te plaatsen.

Winst- en Verliesrekeningen der Qier grote banken

(in millioenen giuldens)
1946 1947
1946

1947
Onkosten

……
41
49
Pensioenen

. . .
6
3
Rente en wissels

53

53
Reserveringen

.
6
9
Provisles, Effecten
Belastingen

….
17
20
en Syndicaten

27

43
Dividenden

.
9
12
Diversen
1
3

Totaal ……
80

96

. 80

96

Blijkens het bovenstaande overzicht kondei de rente-
inkomsten der banken in 1947 op het niveau van 1946
worden gehandhaafd, ondanks de verlaging van liet
officiële afgifte-disconto in Juni 1947 met
I
pCt ,voor alle
termijnen. Eensdeels spruit dit voort uit een per saldo
tôegenomen credietverlening aan Overheid en bedrijfsleven,.
anderdeels uit de reeds gememoreerde verschuiving van
schatkistpromessen naar de hoger rentende schatkist-
biljetten. Bovendiên had de verlaging van het disconto
uiteraard slechts invloed op het na Juni 1947 vervallende
papier, zodat zij slechts ten dele in de resultaten van 1947
tot uiting komt. –

De banken blijken dus de verlaging van het officiële

disôonto wel te hebben kunnen dragen, zodat ten behoeve
van de vermindering van de Overheidsuitgaven geen on-
evenredig zwaar offer van h’en werd gevraagd. Weliswaar

namen de onkosten niet onaanzienlijk toe, doch zij bleven
nog beneden het niveau der rentebaten, terwijl de andere inkomsten der banken sterk’gestegen zijn.
Immers de post provisiès, effecten en syndicaten ver-
toonde een stijging van f 16 millioen tot f43 millioen,
al dient men zich bewust te zijn, dat hierin ook bestand-delen begrepen zijn, welke slechts eenmaal voorkomen.
Gedacht kan hierbij worden aan de beloning voor de

effectenregistratie en aan de deviezenprovisies, verdiend bij
de liquidatie van buitenlands bezit. Echter vertoonde ook
de effectenhandel, zoals reeds opgemerkt, een belangrijke
opleving en met name het zo belangrijke emissiebedrijf.
Het bedrag der aandelenemissies verdubbelde bijna in 1947 en bereikte een totaal van bijna f 100 millioen
5).

De vier grote banken waren gezamenlijk emittenten van.
ongeveer 65 pCt van dit bedrag, zij het ook in combinatie
met anderen, zodat een belangrijk.deel van de baten uit
het emissiebedrijf in Nederland aan hen toevloeide. Ten-
gevolge van het over het algemeen gunstige koersverloop in 1947 slaagde het merendeel der aandelen- en ook obli-
gatie-emissies volledig, zodat het emissiebedrijf weder een
belangrijke bron van inkomsten voor de banken vormde.
Overigens droegen allerlei omstandigheden tot de stijging
van deze verzamelpost bij. Gewezen werd reeds op de
toeneming van de effectenhandel, terwijl ook niet onver-
meld mag blijven de toeneming van de dienstverrichting
der banken op het gebied van het buitenlandse handels-
verkeer.

Aan de andere zijde namen de onkosten eveneens in
aanzienlijke mate toe. Dit is vrij ernstig, omdat de on-

‘) Jaarverslag Ned. Bank
1947.

366

ECON OMISCH- STATISTISCHE – BERICHTEN

12 Mei 1948

kosten ‘bij een bankinstelling in zeér overwegende mate

uit salarissen ‘bestaan, welke een tamelijk star karakter

plegen te h’ebben.’ Het netto-resultaat was voor 1947
dan ook wel gunstig, zbals om. tot uiting kômt in de
gestegen dividendi.iitkeringen en •in dè net de winst-

toeneiiiing noodake1ijk verband houdendé stijging de’r

belastingen, mar deze ont’ikkeling bergt gevaren in

zich bij een ‘eventuele vminderin van de be’drijfsdrukte
en van de hedrijfsomvang al gevolg van de betaling der

heffingen. Zoals reeds in de inleiding werd opgemerkt
vormde deze ontwikkeling daii o’ok één van de redenen

tot het samengaan van Amsterdamsché Banken Incasso-

Bank teneinde door e’en meer rationelé bedrijfsvoering
in ruimer verband het onkostencijfer te kunnen verlagen.

Vooruitzichten poor 1948.

.

Zoals de ontwikkeling thans verloopt ziet het er naar

uit, dat het jaar 1948 een belangrijke inkrimping van de

bankbalansen te zien zél geven,’ Immers zullen gedurende

1948 zeer belangrijke bedragen in de jorm van betaling
der bijzondere heffingen en aankoop van investerings-

certificaten ter afwikkeling van geblokkeerd tegoed
worden onttrokken. Hier komt nog bij het provenu van

in het binnenland verkochte goederen, welke met buiten-

lands crediet of Marshallhulp worden gefinancierd. Aan

de andere – kant voert het kastekort der Overheid, met geldscheppig geïiiiâncierd, weer nieuwe bedragen toe,

juist omdat het publiek weinik of geen prijs blijkt te

stellen op het aanhouden van geld iii’ de chartale vorm.

Niettemin zal per saldo ongetwijfeld een belangrijk bedrag

worden onttrokken. Betaliiig hiervan zal door de banken
in feite moeten plaatsvinden met schatkistpapier, zij het
ôok ‘dat men dit ivellicht tot verval zal kunnen laten

komen en het •provenu dan aanwenden vo’or betalingen
âan hôt Rijk. De rentebaten, der bai’iken zullen hiervan

ongetwijfeld de nadelige gevolgen ondervinden. – Aan de andere kant ‘is het niet onmdgelijk, dat ten

gevolge van de bovengenoemde geldonttrekkingen de

cl’edietvraag i,an het bedrijfsleven toeneemt, waardoor
wellicht geheel of ten dele een compensatie kan worden

gevonden voor het als gevolg

van het voorafgaande
verminderde rente-inkomen.
Gezien
het grote
aantal emissies, dat reeds in de eèrste
maanden van 1948 heeft plaats gevonden en dat nog op
stapel staat, zullen uit deze hoofde ook wel belangrijke
baten mogen, worden verwacht. Echter is het niet zeker, dat de resultaten der emissies even gunstigzullen blijven

als in 1947, daar enerzijds tengevolge van de bovenver-,
melde geldonttrekkingen de ivinstmogelijkheden van het
bedrijfsleven wel eens onder druk zouden kunnen komen
te staan, terwijl andèrzijds de herbeleggingsvi’aag voor
geliquideerd buitenlands bezit in tegenstelling tot 1947
waarschijnlijk in veel minder belangrijke ‘mate zal op-
treden. Het moet nie’t uitgesloten worden geacht, dat
deze factoren het koerspeil en daarmede de emissiekansen
in minder gunstige zin beïnvloeden.

Ovèr het algemeen lijkt het echter, dat de inkomsten
‘an 1948 weinig bij die van 1947 zullen achter blijven,
indien men althans de eenmalige inkomsten van 1947
elimineert. Wel zâl met een stijging der onkosten moeten
worden gerekend, zij het alleen maar uit hoofde van perio-

dieke salarisverhogingen. Het lijkt wel gewettigd, om
voor liet jaar 1948 per saldo op iets lagere netto-resultaten
te rekenen, vanwege de reeds aangegeven vermoedelijke
vermindering der rnte-inkmsten, het wegvallen van in

1947 ontvangen eenmalige baten en een voortgaande
stijging der onkosten.

Rotterdam,

Drs
F.
DE ROOS.

DE NEDERLANDSE INVOER VAN HOUT

UIT SURINAME.

De invoer in Nederland van hout uit Suriname in de

maand December 1947 was hoger dan ooit tevoren is
4ïoorgekomen.

Volgens de Nederlandse Maandstatistiek bedroeg deze:

Invoe’r van hout in Nederland uit Suriname, in Decem-
hei’ 1947:

A 624, Hout n.a.g.’) …. 13.444 ton, t.w.v. f1.749.000
Dwar.liggeis: 28.784 stuks

geschat gèivicht ……2.878 ton, t.w.v. f 462.000

Totaal , …………….16.322 ton, t.w.v. f 2.211.000

‘) n.a.g. = niet anders genoemd.

Dat is, gerekend naar het gewicht, iets minder dan in

liet gehele jaar’ 1946. Gerekend naar de waarde is het

meel’. En, de houtuitvoer uit Suriname in 1946 was reeds

veel hoger dan ooit v66i 1940 was geregistreei’d.

TABEL
1.

Gewicht en waarde ian de “Nederlandse houtinpoer uit
Suriname.

A
624,
.


hout n. a. g.

1946

1947

Hoeveel-Waarde

Hoeveel- Waarde
held

held

(in tonnen) (x
61.000)

(in tonnen) ( x
fl.000)

‘lstekwartaal

160 ‘

17

16.790

2.018
2de kwartaal

1.431

125

9.213

1.258
3de kwartaal

6.247

629

11.922

1.587
4de kwartaal

9.482

978

26.551

3.489

Totaal: A624,

.


hout n a g

17.320

1.749

64.476

8.352
Jaaraanvoer

)


Dwarsliggers

1.122

188

4.549

731

‘1’
iatnvoer }

– 18.442

1.937k) ‘

69.025

9.083

‘) 1-lierbij is niet medegerekend een door de Nederlandse statistiek
opgegeven invoer van 1.143
in
3
greenhearthout, t.wv. t 211.000,
die in Brits Guyana, liet enige productieland van deze houtsoort,
gekapt moeten
zijn.

Om een beêld te krijgen van de betekenis van een derge-

lijke aanvoer voor ‘de houtvoorziening van Nederland
werd de aanvder uit de twaalf voornâamste importlanden
in de maanden Januari tot en met December 1947 van D 92, Hout n.a.g., gerangschikt in afnemende omvang

van de massa’s. Daarbij werd de aanvoer uit Frans Equato-
riaal-Afrika, Frans West-Afrika, Portugees West-Afrika,
Belgische Kongo en Liberia gesommeerd als aanvoer uit
de Westkust van Afrika. Suriname blijkt ‘aldus op de
zesde’ plaats te zijn ‘gekomen.

Bij eed vergelijking van deze houtaanvoeren met de
vooroorlogse moet melier rekening mede houden, dat de
Nederlandse Handelsttistiek thans op een andere wijze
rangschikt dan
,
in 1939, In de periode tussen de beide
wereldoorlogen werden ‘de op hout betrekking hebbende
posten van de meèst ‘gespecificeerde Naamlijst A (Nos
593 t/in 624), samengevoegd in Naamlijst D als D 90,
Timmerhout
1);
D 91, Fijn werkhout en D 92, 1-lout
n.a.g. ‘Naamlijst D van de tegenwoordige statistiek
spreekt van D 90, Mijnhout; ‘D 91, Papierhout en D 92,
hout n.a.g. Deze la:atste post is dus geenszins iden-
tiek met D 92, llôut n.a.g., vân de jaren tot en met 1939.
Voorts is de post vb.n Naamlijst A, No. 624, Hout n.a.g.,
een onderdeel van de gelijknamige categorie van Naam-
lijst D. Voor de details van de indeling wordt naar de
statistiek zelve – verwezen.

In verscheidene buitenlandse publicaties wordt het
begrip hout breder genomen, dan in voorgaande alinea is

geschied en rekent men ook de inveren van cellulose
en papier om tot een aequivalente hoeveelheid onbewerkt
hout. – Theoretisch is dit juist. Eenvoudigheidshalve is

‘)’In de periode 1919-1923 spreekt men van Scheepsbouw-en
tiinmerhout.

12 Mei
1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

367

dit thans achterwege gelaten. Ook de invoeren aan triplex

en fineer, klompen, houten deuren en ramen, houten

meubels enz. bleven buiten beschouwing.

TABEL 2.

,
Hou.taanQoer in Nederland oolgens de eoornaarnsie import-

landen.

D92, Hout
Jan. t/m Dec. 1946 Jan. t/m Dec. 1947

Hoeveel-
Waarde
Hôevëel-
Waarde
held
(x fl.000)
held
(in tonnen)
(x 11.000)
(in tonnen)
,

Duitsland
5.292
257
998.603
14.552
Zweden
206.320 30.887 184.878 36.723
V. S.
v.
Am.
112.602
17.753 178.500 31.884
Canada
10.710
1.532
.
147.843
.35.992
Tsjechoslow.,
13.360 2.353 110.310
23.166
Suriname’)
19.868
2.150
69.626
9.135
Finland
25.006 3.846
68.392
11.223
Frankrijk
22.155
9.769
46.498
5.564
Bclgië-Lux.b.
21.191
2.493 41.794
5.275
1
,Vest-Afrika
13.876
1.999
37.763
7.613
Brazilië
3.053
769
28.637
7.114
Portugal
2.757
866
22.047 4.558
Andere landen
22.799 5.918
62.265 20.007

Totaal:
D92, Hout n.a.g.
478.989
72.592
1.197.156 212.806
D90, Mijflhout’)
222.889
11.812
180.883 13.015
D91, Papierhout’)
3.602
294
74.926

7.414

Totaal: Alle hout
705.480 84.698
1

1.452.965 233.235

‘) De cijfers vooi Suriname wijken iets af van die van Tabel 1.
Zie hiervoor de noot aldaar. Er is bovendien nog een klein, niet
nader te verklaren verschil.
‘) 1-Jet mijnhout kwam in 1947 voor 38+ pCt van de massauit
Finland, 37 pCi uit Duitsland, 20 pCt uit Zweden, 3+ pCtuit België-
Luxemburg en 1 pCt uit Noorwegen.
‘) Het papierhout kwam in 1947 voor 56 pCt van de massa uit
5ïnland, 32 pCt uit Canada, 9 pCt uit New Foundland en 3 pCt
uit Zuid-Slavië.

Vergelijkt men de aanvoeren in
1946
.en
1947
met die
van
1937
tot
1939,-
dan blijkt, dat deze thans, althans
voorzover aangaat 1-lout n.a.g. en Mijnhout wat de massa

betreft,- weer ongeveer op het vooroorlogse peil zijn aangeland. Wanneer men op de- oude voet weer van
hout gebruik zal willen maken voor Wederopbouw, dan
zal men ongetwijfeld bôven de vooroorlogse leveranties
moeten uitkon’ien.
Een zeer groot ondercheid- bestaat er in de prijzen,
die op ongeveer het drievoudige van •het yooroorlogse
prijspeil zijn gestegen. 1-let uit Duitsland aangevoercl.e
hout maakt hierop een uitzondering
2).

Even fundamenteel ‘is er verandering gekomen in de

leveranciers. In
1937
bestond meer dan de helft van de

Nederlandse houtinvoer, omgerekend in onbewerkt hout,
uit gezaagd naaidhout. En van dit sortiment kwam
44,5
pCt ,uit de Sovjet-Unie,
16 pCt
uit Finland,
13
pCt uit
Zweden,
10,5
pCt uit Polen en
6,5
pCt uit Letland. De
Sovjet-Unie, Polen en Letland zijn in
1946
en
1941
geheel
en al uit de lijst van houtleveranciers aan Nederland ver

dwenen. 1-let is niemand gegeven om iii de toekomst te

zien. Maar men zal-het vel waarschijnlijker moeten achten,

dat de tegenwoordige houtaanvoeren uit Tsjechoslowakije,
Finland en Zuid;Slavië moe’ilijkheden zullen gaan onder-
vinden, dan dat Archangel en Riga weldra weer een stroom

van goed en -goedkoop hout vooi’ onze wederopbouw

zullen laten passeren. -.
In deze situatie blijft de houtaanvoer van Su’rinaams
hout voor Nederland een zeer groot -nationaal belang.

De vorige opstellen over deze aangelegenheid -in deze
periodiek
3)
hebben niet tot een eigenlijke discussie aan-
leiding gegbven. Toch kan niet gezegd worden, dat er
tegen de invoer van Surinaams hout in Nederland in
belanghebbende kringen geen bezwaren zouden bestaan.

Wanneer nien daar het oorte luisteren legt, verneeiist

– men die wel degelijk. Aangezien zij echter niet in het
openbaar werden geuit, zal in het ondervolgende getracht

worden die bezwaren met eigen woorden te formuleren
om ze daarna stuk voor stuk te bespreken.
De bezwaren inzake de-invoer in Nederland van hout

uit Suriname zouden dan in hoofdzaak zijn:

A: aan de
Nederlandse
zijde van het vraagstuk: –
• 1. de gebleken beperkte toepassingsmogelijkheden van
het Surinaamse ho’ut;


gering enwisselvallig rendement bij de veriverking;

grote concurrentie door aanbod van ander import:
hout van betere hoedanigheid;
te weinig actieve ondersteuning van de import door
het Rijksbureau voor Hout;
verlening van onvoldoende faciliteiten bij. de invoer;
het Surinaamse hout- is te duur;

B: aan de
Surinaamse
zijde van het vraagstuk:
.vraag naar slechts enkele houtsoorten uit de ,zeer
talrijke van liet Surinaamse bos;

als gevolg .daarvan moeilijkheden bij , de mechani-
sering van deexploitatie van het sterk gemengde bos;

‘) Er zijn, aanwijzingen, dat de waaide van liet hout sterker
toeneemt dan die van de overige goederen, doch om een
definitief oordeel daarover uit te spreken zou men de be-
schikking moeten hebben over vollediger gegevens. Over deze
en dergelijke kwesties in het algemeen zie men vooral ver-
schillende artikelen in UNASYLVA, het hosbouwkundige tijd-
schrift van de ,,Food and Agriculture Organization of the United
Nations”. En wat betreft de geschiedenis: Egoti Cilesingor,
Le Bois
en Europe,
Paris, 1932; Walter C,rottian,
I-lolzverbrauch und Holzer-
zeugung der Weit in die Nachhriegszeit,
1925-1938,
Leipzig,

1938;
idem,
Die fJmsatzmengeri un Welthotzhandet,
Berlin-Wannsee, 1942;
J. IClistlor,
Die Auf stellunçj von
itolzbilanzen,
Bcr1in-Vannsee 1942;
Geza
Luncz,
Erf ahrungeri iiber Höhe und Veründertiehkeit der llolz-
preise,
Berlin-Wannsee, 1942; voorts de publicaties vap het ComIté
International des flois. Henry
B.
Stoer,
Stumpage pricesof privoteltj
owried
timt,er
in
the
United States,
U. S. Dep. Agr. Techn. Bull.
626, Washington, D. C., 1938.
3)
J.
W.
Gonggrijp,
De houtvoorziervtnçj van
Nederland, –
in
van 20 September 1945;
J.
W’.
Gonggrijp en
J)r.

.11.
Burger,
De houtvoorziening van Nederland,
in ,,E.-S.B” van 9 Juli
1947. Zie ook: J.
W’.
GonggrtJp,
.l3ijdrage tot de kennis van de waarde
van ‘s Lands domein in’ Suriname
betreffende
bauxiet en, hout,
,,Viest-Indische Gids”, Mei 1948.

TABEL 3.

,


Ooerzicht oan de houtincoer oan Nederland in de jaren coor de oorlog. /

1937

1938

1939

Gewicht van
Vaarde van
de invoer de invoer

in
mil-
1fl

/
1.000
van de
i
Ofl

van de
metr.
ton
totale totale
invoer
cens

invoei

Gewicht van

Waarde van Gewicht van

Waarde van

de invoer

de invoer
11
de invoer

I

de invoer

in
I
lfl%
I.n
Iifl%I
In
in%In
in%
1.000
metr.
1
van de
lioen

t
van del
1.000
van de
.
lioen

van de
totale
1
totale

1
invoer metr.
totale
1

gul-
totale
ton
i
invoer dens
ton
Invoer
1

dens invoer

Specificatie’ volgens

de

indeling

van
1939
1.116
4,75 61,7 3,97
.’ 954
4,19
44,0
3,11
1.078
,44
58,8 3,88
D 90,

Timmerhout

……………
1)
91,

Fijn

werkhout

…………..
42
0,-IS
3,2.
0,20
30
0,13
2,7
0,19
40
0,16
.
3,0
0,20
D

92,

hout

n. a. g……………
.
618
2,63
15,0
0,97
594
2,6-1
18,3
1,29
386
1,59 10,8
0,71
Totale houtinvoer
1.776
7,56 79,9
‘i’iT
T’i’i

_6,93
65,0

‘lï
iTIÖT
6,19
72,6
4,79

Specificatie

volgens

de

indeling

van

1946
0,78
3,2
0,20
138
0,60
3,4
0,24
163-
0,67
3,4
0,23
Mijflhout

………………184
Papierhout

…………..

252
..
-1
,09
4,8
0,30
289
1,26 8,0
0,56
74
0,31
1,6
0,10
Hout

n. a. g…………..
.1.337
5,69
71,9
4,64 1.154 5,07 53,6 3,79
1.267
5,21
67,6 4,46
Totale

houtinvoer

………………
1

1.773

1
7,56
79,9

1
5,14

11
1.581

1
6,93

1
65,0

1
4,59

11
1.504

1
6;1 9
1

75

1
4,79

i

L

868

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Mei
1948

bezwaren bij de aanvoer van machines voor de ex-
ploitatie;
gebrek aan arbeiders, zowel quantitatief als qualita-
tief;

gebrekkigheid en duurte van de afscheep;

onvoldoende keuring van het hout, zowel op soort

als op kWaliteit.

Alvorens deze bezwaren te bespreken, zou opgemerkt

kunnen worden, dat het feitelijk niet rationeel is om ze

aldus in een Nederlandse en een Surinaamse helft te ver-
delen. Er zijn natuurlijk moeilijkheden, die allereerst hièr,

ofwel dââr, opgelost moeten worden, maar als de afscheep

geheel en al in Nederlandse handen ligt en grote opper-

vlakten bos aan Nederlandse ondernemers in concessie

zijn gegeven, dan zijn aan deze bedrijven verbonden

bezwaren toch evenzeer een Nederlandse aangelegenheid.
Waarmede volstrekt niet gezegd is, dat Suriname er niet

in mee te praten heeft. Integendeel.
S

ad A 1.
Thans overgaande tot het bezwaar sub A 1
kan opgemerkt worden, dat het in strijd is met het gezegde

sub B 1. De technische eigenschappen van hout variëeren

bij de buitengewoon grote rijkdom aan soorten in Suriname
over een veel grotere bi’eedte dan in Europa. Elke hout-
soort op zichzelf is natuurlijk aan bepaalde toepassings-
mogelijkheden gebonden. Maar het is dwaasheid om uit

zeer talrijke soorten er slechts enkele met beperkte toe-

passingsmogelijkheden uit te kiezen en om dan te klagen

over de beperkte toepassingsmogelijkheid van de gehele

groep. Een simpel doorbladeren van het werk van Pfeiffer
4)

over de Surinaamse houtsoorten, waar voor vele soorten precies staat opgegeven, voor welke doeleinden het hout

kan worden gebruikt, kan reeds Ieren, dat dit bezwaar
onjuist is.

ad
A 2. Bij de houtsoort, die in de laatste twee jaar-
in de grootste massa uit Suriname is aangevoerd, namelijk

bij het baboenhout, heeft men inderdaad, bij onvoldoende

voorzorgsmaatregelen en slechte organisatie, te klagen

over een grillige en bij wijlen zeer hevige aantasting door boorders. Het rendement kan dan wel eens tot nul worden
gereduceerd. Dit boordersgevaar, dat bij lichte, weinig

duurzame tropische houtsoorten zeer algemeen voorkomt,
heeft aanleiding gegeven tot talrijke studies en een uit-

gelreide wetenschappelijke literatuur. Men kan er ook in
de gematigde luchtstreek, vooral bij zomervelling, last

van krijgen. Een verbetering van de techniek van hét be-
drijf is hier hoogst urgent. De houtexploitant moet trachten
door snel te werken zijn hout veilig te stellen voor de
aanvallen van de boorders.
ad A
3. Grote .concurrentie bij het aanbod is voor de
ondernemers mogelijk onaangenaam, maar geen bezwaar
waar het productieland iets aan kan doen. Voor het in-
verende land is het geen bezwaar, maar integendeel een

voordeel. Het spreekt vanzelf, dat de belangengemeen-schap Nederland—Suriname aan de concurrentie- door
verbeteringen in het bedrijf zo goed mogelijk het hoofd
moet trachten te bieden.
ad A 4 en A
5. Naar verluidt heeft het Rijksbureau
voor Hout het standpunt ingenomen enkel en alleen be-
lemmeringn tegen de import uit de weg te moeten ruimen
en handel en industrie zelf te laten beslissen, waarvoor het
ingevoerde hout bruikbaar is. De invoer door erkende
importeurs is niet gebonden aan een importquotum,
terwijl het gebruik voor wederopbouw en emballage-
doeleinden geheel vrij is. Voor wederopbouw en emballage
wordt het Surinaamse hout echter te duur geacht. Een
vrijlaten van de distributie is niet mogelijk, daar anders
de gehele contrôle op het houtgebruik, noodzakelijk ge-
volg van de economische politiek van de Nederlandse
Regering, illusoir zou worden. Niettegenstaande de duurte van het Surinaamse hout zou ,,Wederopbouw” uitgebreide

41
Dr
J. Pli.
rrel??or,
De houtsoorten van Suriname, 1 en II, Am-
sterdam,
1926
en
1927.

proeven doen nemen, om het toch als bouwhout te doen

gebruiken. Men zou kunnen opmerken, dat dergelijke

proeven, gelet op de omstandigheid, dat de stad Paramaribo
sedert enige eeuwen vrijwel geheel uit Surinaams hout is
opgebouwd, een gunstige kans van slagen maken.
ad A
6. De kostprijs van het Surinaamse hout in

Nederland bestaat voor verreweg het grootste gedeelte uit
de vrachtkosten Paramaribo—Amsterdam. Dit punt komt

in behandeling in sub B 5.

ad B 1.
Het is inderdaad een realiteit, dat de intro-

ductie van nieuwe houtsoorten op de markt een lastig en

hoogst ondankbaar werk is. Het beste middel om hier

wat te bereiken is het nemen van objectieve proeven en
een goe’de Organisatie van het wetenschappelijke hout-

onderzoek. Men is in beide richtingen doende. Naar wat
er van naar buiten blijkt, kan men enkel zeggen, dat

daarvoor onvoldoende hulpmiddelen ter beschikking

worden gesteld. Verkeerde zuinigheid op dit gebied zal
zich zeer duur wreken.
ad B
2. Mechanisatie van het bosbedrijf is voor een

volledige benutting van de voorhanden houtmassa’s een•
noodzakelijkheid en de invoering van de mechanisatie in

de praktijk stuit op de afzet van slechts een klein gedeelte
van de beschikbare houtsoorten, terwijl de ovërige zonder

nader onderzoek worden afgewezen. Het ligt voor de
hand, – dat ook hier de oplossing ligt in de intensivering

van het houtonderzoek en in de uitwerking van de metho-

diek van het mechanische houtbedrijf.
ad B
3. Voor de beste machines en methoden voor de
houtuitsleep is men aangewezen op Noord-Amerika.
Men vraagt, zoals uit de statistiek blijkt, thans daar-
vandaan om hulp door een beroep te doen op de Ameri-

kaanse houtvoorraden, die men daarverklaart zelf nodig

te hebben. Het .is niet twijfelachtig, dat men, ook in
Amerika, meer waardering zal hebben voor een energieke-
openlegging en benutting van het Surinaamse bos. Men is

daarvoor bovendien niet uitsluitend aangewezen op

Amerikaanse machines. Een aandachtige bestudering van
het handboek van Prof. Matthews
5)
dat men in Amerika
algemeen bij het houtbedrijf gebruikt, geeft voorbeelden

van de toepassing van ,,gas-shovels”, werktuigen die
overeenkomen met wat men hier te lande op elk aan-

nemersbedrijf ziet toepassen. Waarom zou de Nederlandse

-aannemer, niet uitzien naar een arbeidsveld in het Suri-
naamse bos, om aldus weer de werkgelegenheid inNeder-
land te verhogen? Men zal natuurlijk verzekerd moeten

zijn van de afzet van het in Suriname te produceren hout.
Maar het slagen van de proeven, waarmede ,,Weder-
opbouw” bezig zou zijn, zou het verstrekken van een
garantie voor die afzet kunnen rechtvaardigen.
ad B
4. De houtaanvoer, die tot dusverre uit Suriname
is verkregen, is niet het resultaat van een aankapbedrijf

onder leiding van grote houtaankapmaatschappijen.
Deze hebben zich tot nu toe vrijwel beperkt tot houtop-
koop van de Bosnegers, Indianen en Creolen van de
bovenrivieren, die dit hout voor het allergrootste deel
met handenarbeid uit het bos slepen. Het is ietwat triest,
als men, na die soms naakte kerels bij het zware boswerk
en in de stroomversnellingen aan het werk te hebben
gezien, in Nederland van achter de groene tafel hoort
spreken van ,,luie bosnegers”. De Saramaccaners en
Djoeka’ werken niet alleen in hun eigen stamland, maar
ook bij het houtbedrijf in Frans Guyana en aan de Coran-
tijn. Schrijver trof reeds bijna dertig jaar geleden Indianen

uit Suriname aan tot in het gebied van de Orinoco. Hij
brengt hiermede zijn zwarte, rode en bruine landgenoten,
die, helaas, deze letteren, ook als zij ze onder de ogen

krijgen, wel niet zullen kunnen begrijpen, gaarne een
eresaluut voor hun prestaties bij het houtbedrijf. Maar:
er bèstaat een strikte grens voor deze werkwijze. Ook een

‘) Donald Maxwell Matthews. Cost Control in the
Logging
In-
dustry, McGraw.
11111 Rook Co., N&W York
and London,
1942. –

12 Mei 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

369

bosneger beschikt niet over onbeperkte spierkracht en
bovendien: hij oefent die kracht slechts uit voor een in
zijn ogen begerenswaardig doel. Het is inderdaad mogelijk

gebleken ommet behulp van.de
vrije zonen van het oer-

woud van Suriname meer dan 25.000 ton hout per kwartaal
te verschepen. Dat men echter het
houterwerkingsap paraat
te Paramaribo voortdurend uitbreidt zonder maatregelen

te treffen voor een modernisering en uitbreiding van de

houtproductie
is rechtaf onverantwoordelijk en moet, tot

ernstige kapitaalverliezen leiden. Mèt toepassing van
machinale uitsleep is een jaarproductie v’an een paar

millioen kubieke meters hout zeer wel uitvoerbaar. Met

enkel handenarbeid beslist niet.
Men heeft in Suriname een bosareaal, dat van dezelfde

orde van belangrijkheid is als de bossen van de Philippijnen.

De ,,Philippine Board of Forestry” raamde onlangs, dat

voor de bewerkstelliging van een jaarproductie van circa

vijf millioén kubieke meters gezaagd hout, ruwweg overeen-
komende met negen millioen kubieke meters rondhout,

nodig zou zijn een kapitaalsinvestatie van $25 millioen,
waarvan $ 11 millioen voor ,,logging equipment”,

$ 9 millioen voor uitbreiding
van
de zaagmolens en de

rest voor timmerfabrieken, fineermachines en droog-
inrichtingen enz.
6).
Voor uitbreiding van de productie
is ,,logging equipment” primaire eis. Het is erger dan
nutteloos om houtverwerkingsinstallaties op te richten en
niet behoorlijk te zorgen voor de aanvoer van het materiaal,

dat deze installaties zullen moeten verwerken. Men zal in
Suriname Bosnegers, Indianen en Creolen met de hout-uitsleepmachines moeten leren werken. Bij het hauxiet-
bedi’ijf kan men aanwijzingen vinden, die succes in deze
richting beloven. 1-Jet invoeren van nieuwe werkmethodes
neemt echter tijd. 1-let ziet er niet naar uit, dat het hout-
bedrijf in Suriname daar voldoende rekening mede houdt.

Het is natuurlijk voor een machinaal bedrijf geenszins

uitgesloten om werkkrachten van elders, tot uit Europa
en uit Nederland tote betrekken. Ook voor enkele duur-
betaalde Amerikaanse specialisten zal er werk zijn, als
de zaak goed wordt aangepakt. Men doet er echter ver-

keerd aan er op te speculeren, dat de bosbewoners vanzelf
er mede voort zullen gaan om grote hoeveelheden goed-

koop hout aan te voeren.
ad B
5. De klachten over de duurte van het Surinaamse

hout in Nederland dienen feitelijk aldus te worden be-grepen, dat dit hout te duur wordt door de hogé vracht
Paramaribo—Rotterdam/Amsterdam.
Nu is het vraagstuk van hoge vrachten er een, dat zich
niet alleen voordoet in het vervoer van hout uit Suriname
‘naar Nederland. Klachten daarover wrden veomen
uit andere kringen.
Dit houdt verband met het algemene gebrek aan scheeps-

ruimte, dat op het ogenblik in de gehele wereld heerst.
Ook hier moeten de gevolgen van de oorlog worden over-
wonnen.

Bedacht moet voorts woi’den, dat het houtvervoer meer
is aangewezen op de trampvaart dan op het mailschip.
1-lout is echter geen bederfelijke waar, zodat het wachten
technisch geen bezwaar 6plevert. Wordt bovendien de
• afvoer regelmatiger, dan zal de trampvaart daar rekening

mee houden.
Momenteel is de toestand weliswaar nog niet gunstig,
maar de verbetering van de wereldconjunctuur zal ook
op de vrahtvaart doorwerken.
De basisvracht voor hout uit Suriname naar Nederland
is 170 shillings per toi{ van 1.000 kg, waarbij nog een
toeslag van enige tientallen van percenten kan komen.
En wanneer het eenmaal zou mogen gelukken de vracht
van hout van Suriname naar Nederland te brengen op een
lager peil dan thans; dan zouden de klachten over de
te hoge prijs van het Surinaamse hout in Nederland
wel spoedig verstommen.

‘) Foreign Commerce,
13
September 1947.

ad B
6. Er i geen handel mogelijk, anders dan op hoogst

primitieve wijze, wanneer niet vertrouwd kan worden op
een eerlijke keuring, die zich strikt aan door koper en ver-

koper beide geaccepteerde normen houdt. Anderzijds is
het onjuist om door wantrouwen te zaaien een toch reeds

moeilijk bedrijf in discrediet te brengen. ‘Vij ki’egen de
indruk, dat men in Suriname van overheidszijde er ernstig

naar streefde om de houtkeuring zo goed mogelijk te

organiseren. De zeer onregelmatige verschepingen en de
chaotische toestand van de binnenlandse houthandel

veroorzaakten echter ernstige complicaties, die niet als
door een toverslag uit de weg te ruimen zijn. Het is niet
mogelijk om hier een uitspraak te doen, anders dan telken-

male in een concreet, deugdelijk onderzocht geval. Men zal
er in ieder geval naar moeten streven om klachten op dit

gebied niet meer voor te doen komen.

In het voorgaande werd getracht door, enkele statistiekdn

de stand van het Surinaamse houtexportbedrijf naar

Nederland tot eind 1947 aan te’ geven en enkele daarom-

trent vernomen bezwaren te bespreken. Het betreft een
aangelegenheid, die zowel voor Nederland als voor Suri-
name van veel belang kan blijven.

Amsterdam.

J.’W. GON&GRIJP.

DE NIEUWE STAATSSCHULDREGISTERS.

Het is niet ongewoon; .dat een beschikking van de
Minister van Financiën, samenhangend met de geldsane-
ring, werk- – en soms zelfs veel – bezorgt aan finan-
ciele instellingen en aan het ambtelijk apparaat, terwijl
de belanghebbenden onder het publiek weinig of geen

waardering voor de inhoud aan de dag leggen.
Dit zal, naar het zich laat aanzien, zeker niet het geval
zijn met de Beschikking Schuidregisters 3 pCt Nederlandse
Staatslening per 1962-64 en
3*
pCt Nederlandse Staats-
lening 1948, welke op 5 Mei in ‘de Nederlandse Staats-
courant verscheen en de Vierde Aanvullingsbeschikking
Afwikkeling Geldzuivering yan 20 April 1948 (Staatsblad
no. 1 158); bij de laatste werd het Schuldregister Investe-

ringscertificaten ingesteld.
Indien men geen nieuwe schuldbewijzen wenst te ont-
vangen,doch in de plaats daarvan een inschrijving kiest
in een schuldregister, dient men zich daartoe door bemidde-

ling van een lid van de Vereeniging voor den Effectenhandel
aan te melden bij het Agentschap van het Ministerie van
Financiën te Amsterdam, waar die schuldregïstërs worden
gehouden. In dat geval zijn geen kosten verschuldigd voor opneming in de schuidregisters, blijkbaar omdat

dan geen kosten behoeven te worden gemaakt voor de
uitgifte van schuldbewijzen.

Stippen wij eest aan wat deze nieuwe schuldregisters

beogen.
Zij scheppen de mogelijkheid voor een andere wijze van
deelneming in de betreffende leningen dan in de vorm
van schuldbewijzen. De schuldregisters staan uitsluitend open voor hen die voor ten minste f 100.000 inschrijven;
in een schuldregister kunnen overboekingen naar andere
rekeningen geschieden; de rente en de. aflossing worden
naar een door de inschrijver aan te wijzen bank- of giro-
rekening overgeboekt; van belening, verpanding en derge-
lijke verbanden kan (indien de overeenkomstige schuld-
bewijzen der leningen daarvoor vatbaar zijn) op de reke
ning een aantekening worden gesteld; omzetting van
schuldbewijzen in inschrijvingén en van inschrijvingen in
schuldbewijzen is mogelijk. De verhandeling is onder-
worpen aan de voor effecten geldende voorschriften.
In het schuldregister 3 pCt Nederlandse Staatsschuld per 1962-64 worden de schuld mèt en de schuld zônder
belastingfaciliteit afzonderlijk geadminstreerd. In het

370

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Mei 1948

Schuidregister Investeringscertificaten wordt het tegoed

gecrediteerd op een rekening A voor het voorlôpig niet

verhandelbare en op een rekening B voor het verhahdel-

bare gedeelte.
Het is evident, dat door de instelling van deze schuld-

registers grote administratieve vereenvoudigingen worden bereikt. Bij verschillende offici61ejnstanties zullen arbeid

en kosten worden bespaard, de administratie is eenvoudiger

dan dié van een obligatielening, de betaling van rente en

aflossing en de contrôle daarop vergen minder arbeid,-

drukkosten worden uitgspaard. Doch tenminste even

groot zijn de voordelen voor de beleggers, waarbij het

vanzelf spreekt, dat men denkt aan de grote beleggers,

waaronder heden ten dage, dé institijtiônele beleggers

zulk een grote plaats innemen; behalve voor dezen kan

echter ook voor andere instellingen, firma’s en particulieren
deze schuldvorm van belang zijn. De belegger heeft dan

kluisruimte niet meer nodig, behoeft geen stukken te

ontvangen, te vervoeren, op te bergen of te controleren,
heeft geen zorgen en tijd te geven aan couponverzilvering,

noch voor de administratie van stukken.

De kosten, welke wel zeer laag zijn gesteld, kunnen

worden verdeeld in twee groepen. De eerste groep bestaat uit kosten welke gelden voor de

omzetting van nieuwe stukken (recepissen en definitieve
schuldbewijzen) in inschrijvingen en belopen 0,5
0
/
00

of f 50.— per f 100.000 en verder uit die voör omzetting

van een .ingeschrevn bedrag in schuldbewijzen, waarvoor

1
0/
of f 100 per 100.000 is verschuldigd. Deze beide

soorten kosten zijn ,,eenmalig”.

De tweede groep is belangrijker, omdat het daarbij
jaarlijks terugkerende kosten betreft, voor het houden der
rekening; deze belopen 0,12
0
/
00
per jaar of bij een inschrij-

ving van

100.000 f

12 per jaar

1.000.000

120

10.000.000

1.200

Andere kosten zijn niet aan de schuldregisters verbonden.

1-let wil ons voorkomen, daf het ministerie hier een geluk-
kige greep heeft gedaan. In de eerste plaats zal het zich de

vraag hebben gesteld of hij kosten in rekening zou brengen
of niet. Die vraag is o.i. terecht- bevestigend beantwoord.
Waarom toch zou de Staat voor de service, die hij biedt,
niet een vergoeding vragen? Daarvan’uitgaande zal waar-

schijnlijk de volgendè vraag zijn geweest op welke wijze de
vergoeding moest worden vastgesteld. Moesten kosten in rekening worden gebracht voor iedere handeling die
het schuldregister verricht (overboekingen, saldi-opgaven,
stellèn van aantekeningen, rentevoldoening, enz.) en
zouden die kosten dan moeten worden vastgesteld soms in
evenredigheid aan de bedragen, soms per g&val? Gelukkig
is niet deze laatste oplossing gekozen, maar een ,,flat rate”

vastgesteld, die voor, alle belanghebbenden het voordeel
heeft ian eenvoud.
En deze ,,flat rate”, is wel zeer modest.
Wij kunnen ons voorstellen, dat de Minister zich
daarbij heeft laten leiden door de overweging, dat waar
de schuldregisters voor de Staat voordelen bieden, ook de
grote belegger beslist een reëel belang bij dezê inschrij-
vingen mag hebben. Wij geloven, dat deze bedoeling door
dit tarief ten. volle is bereikt. –
De administratie en contrôle op ‘dc administratie van,
bijv. f10.000.000 (de kosten van behandeling door anderen

nog buiten beschouwing gelaten) zullen sarlais, ‘ruimte
voor personeel en dergelijke kosten vergen, teg’enover
welke kosten alleen al een bedrag van f 1.200 zeker niet
oiigunstig afsteekt. –
Alen kan zich nog afvragen of het zo relatief laag stellen

van deze kosten – relatief laag in verband met hetgeen
dartegenover staat niet de -ongevenste toestand
tt gevolg zou kunnen hebben van een iets hogere koers
voor inschijvingen dan voor stukken.’ 1-let komt ons voor,

dat het hier om fracties van procenten gaat, zodat niet

behoeft te worden verwacht, dat dit in een koers tot uit-
drukking komt.

Gelijk reed gezegd, wordt de belegger 0.5 pCt in rekening

gebracht bij omzetting van iiieuwe stukken in inschrij-

vingen, dus ook bij die van ter beurze voor belegging ge-

kochte stukken, indien men deze wil omzetten in inschrij-

vingen.

Kunnen hier nog bèpaalde gévolgen van worden ver-

wacht?

De omstandighéden in aanmerking genomen, zijn de

nieuwe leningen niet ongunstig. Bij de kort lopende 3 pCt
leningen kan men, indien aan een hogere rente wordt ge-
dacht, zijn bezit gemiddeld in circa 15 jaar in hoger

rente dragende fondsen omzetten. De 3j pCt lening laat

al direct een iets grotere marge. 1-I6t zou ons dan ook niet

vei’wnderen, als op de duur een belangrijk gedeelte van

deze. staatsfondsen terecht zou komen in de portefeuilles

van de institutionele beleggers. Dezen zullen dus als kopers
optreden. Maar daar zij hun deelneming bij voorkeur, in

de vorm van inschrijving zullen willen aanhouden, zullen
zij vervallen in de kosten van 0,5’o/ bij omzetting van de

door hen gekochte stukken en een inschrijving.. Zullen zij

dan niet trachten die kosten op een verkoper af te wentelen

en dus tegen een koers van
o;s
O/
lager in de markt
komen? Wij geloven het niet; 0,5 pCt maakt slechts een

dusdanig kleine fractie van de koers uit nl. minder dan

0
/0
0
pCt, dat dit practisch geen rol zal spelen.

Toch, zal iedere koper dit luttele verschil liever niét

dan wél betalen. 1-let zal daarom voor die voorname
categorie van kopers waarschijnlijk iets aantrekkelijker
zijn reeds bestaande inschrijvingen in het schuldregister

te kopen dan stukken. In verband daarmede bestaat de

mogelijkheid tot een tendentie, dat degenen, die voor

grote bedragen eigenaren worden van dit fonds, doch deze
op de duur niet als belegging bedoelen aan te houden

(industriële-, cultuur-, scheepvaarto’ndernemingen e.d.)

in het schuldregister inschrijven, omdat zij voor de grote

bedragen, die zij t.z.t. zullen hebben te verkopen, wel

geen nadere tegenpartij zullen kunnen vinden dan de

grote beleggers. Bovenbedoelde tendentie wordt nog iets
versterkt door de lage ,,flat rate”, omdat bij grote bedragen
kleine kostenverschillen nominaal een zekere betekenis
kunnen hebben.
Voor beide partijen, zowel verkopers als kopers, zal

waarschijnlijk het, aanhouden en t.zt. verhandelen van
posten van enige omvang, verder administratie een ver-

eenvoudiging betekenen, indien dat in de vorm van een
inschrij.ving in het schuldregister geschiedt. Tenslotte de kôsten ad 1
0
/
00
voor verwisseling van een
inschrijving in stukken van de betreffende lening. Deze
zijn zonder meer duidelijk. Bewaring, contrôle, behande-
•ling van stukken en eventuele latere partij-gewijze nieuwe

aanmaak van stukken, eisen bijzondere zorgen. Het tarief
lijkt ons zeer gematigd: minder dan pCt van de nomi-
nale waarde. Voor de grote
belegger
zal de mogelijkheid
tot omzetting
in
stukken meer als eé’n geruststelling gelden;
hij ial hiervan geen gebruik maken, omdat hij, wil hij
verkopen, er weinig aan zal hebben een klein aantal
stukken van de hand te doen, terwijl voor de grote kopers
inschrijvingen grotere attracties zullen hebben dan stukken.
Zoals reeds gezegd, beide laatstgenoemde soorten van
kosten voor omzettingen zijn niet een elelemei’itvan be-
tekenis; zij zullen veelal niet worden gemaakt en als ze
zich zouden voordoen, zijn ze slechts ,,eenmalig”.

1-let is te betreuren, dat de faciliteit welke de schuld-
registers bieden door het laat afkomen van de beschik-
kingen in een enkel geval tot een snelle decisie noopt,
nI. indien de belegger wil profiteren van kosteloze inschrij-

-ving. Voor de 3 pGt Nederlandse Staatslening 1962-64
en de 31 pCt Nederlandse Staatslening 1948 moet de
keuze tussen recepissen of kosteloze inschrijving worden’
opgegeven bij de vrije inschrijving welke op 13 Mei a.s.

12 Mei 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

371

openstaat en
wat
de Investeringscertificaten aangaat, het
is volgens een recente publicatie van de Vereniging voor

de Effectenhandel op 18 Mei a.s., dat de recepissen aan de

inleveringskantoren worden uitgeleverd en vôôrdien zullen

zij, die reeds recepissen hebben aangevraagd hun wens
kenbaar moeten maken indien zij op kosteloze inschrijving

in het desbetreffend schuidregister prijs stellen. 1-let is

intussen gelukkig niet moeilijk zich snel te oriënteren
omtrent de merites van deze nieuwe figuur.

Bezien wij deze gehele aangelegenheid tenslotte nog eens
in haar algemeenheid, dan blijkt wel uit alles wat hier

eigenlijk in het geding is, namelijk, dat een vorm is gecre-
eerd waarbij de voordelen van een onderhandse schuld-

bekentenis met haar geringe kosten en eenvoudige admini-

stratie zijn gecombineerd met de attractie van effecten-

bezit, de gemakkelijke verhandelbaarheid door simpele
overdraagbaarheid, terwijl desgewenst tegen zeer lage
kosten de inschrijvingen in obligaties kunnen worden

omgezet. –

Wij he’bben de overtuiging, dat met het instellen van

zWke schuldregisters de Nederlandse gemeenschap op een
zeer doelmatige en arbeidsbesparende wijze is gediend.

‘s-&ravenhage.

C. BLASE

bevolkingscultüur en Nederlandse ondernemingen kwamen
ook Engelse, Amerikaanse, Belgische e.a. voor.,

De meeste der bovengenoemde artikelen der Oostkust

zijn ,,sterke goederen”; het afzetprobleem speelt derhalve

momenteel vrijwel geen rol; vergroting der productie. is het hoofdprobleem. 1-lerstel van de productiecapaciteit,
het aantrekken en voeden van arbeidskrachten zijn hier-
voor de vereisten.

De pi’oductiecapaciteit is in de eerste plaats ernstig

benadeeld door Ja’panse maatregelen: gro te aan plant ingen

van rubber, oliepalmen en thee werden in’ de bezettings-
periode vernield. Vervolgens vielen ook na 1945 vele fa-
brieken, krachtsta tions en, andere ondernemingsgebouwen
aan terroristische actie ten offer, terwijl aanzienlijke

voorraden door smokkel naar Malakka verdwenen.
Aan deze periode van achteruitgang is thans echter een
einde gekomen en allerwegen vindt herstel plaats.

Sinds de politionele actie is het aantal voor de onder

nemers vrijgegeven ondernemingen regelmatig gestegen;
geleidelijk aan wordt een groeiend aantal hiervan door de
oolspronkelijke exploitanten in beheer genomen, terwijl

een groot gedeelte der laatstgenoemde ondei’nemingen
thans wederom in exploitatie is.

Aantal onder,ierningen 8.0K:

DE ECONOMISCHE SITUATIE VAN

SUMATRA’S OOSTKUST.

Sumatra’s Oostkust behoorde voor dç oorlog tot de
in economisch opzicht belangrijkste delen van Indonesië.
lIet feit, dat dit gebied zich thans in een fase van daad-
werkelijk herstel bevindt, geeft aanleiding de politieke
factoren, die daarvoor van belang zijn en de ëconomische
situatie iets nader te belichten.

De politieke toedtand op de Oostkust vertoonde gedu-
rende de laatste -tijd een snelle ontwikkeling. Reeds voor en tijdens de politionele actie kwam het ,,Comité Daerah

Istimewa Soematra” naar voren, hetwelk de vorming
van een afzonderlijke staat binnen het federatieve verband
op zijn programma had staan. Op 8 October 1947 werd de
Daerah bij officieel besluit erkend en op 25 December
1947 werd aan dit gebied met 2 millioen inwoners autono-
rni.e verleend. Onder de naam Negara Soematra Timber

vormt het thans de tweede autonome Indonesische Staat.
Dat dit meer dan symbolische betekenis’ had, blijkt wel
uit de volledige overdracht van het bestuur en politie-
bevoegdheid aan de Negara, welke 9 Maart jl. plaatsvond.
• De verhouding tussen bevolking en Nederlanders is
over het algemeen goed en zij zal dit blijven, als begrip
voor de nieuwe verhoudingen eii wederzijds ertrouwen
in grote mate aanwezig zullen blijken. Eén van de belang-
rijkste problemen, bij welker oplossing het bewijs van dit

vertrouwen kan worden geleverd, is dat dèr landbouw-
concessies. 1-let standpunt van de Negara kan men in
het kort als volgt samenvalLen: onafhankelijkheid onder
aanvaarding van medewerking der Nederlanders.
1-let economisch belang van S.O.K. vôÔr de oorlog
wordt door de volgende cijfers geïllustreerd.

Productie in Idem in pCt van

1.000 tonnen geheel Indonesië

Tabak

…………….
15
25

Palmolie

…………..
255

98

Plantagerubber
250
40

Vezels

…………….
70 64

Thee

………………
IS
26

Copra

…………….
20
3

De expdrt van de Oostkust bedroeg omstreeks een
vierde van de gehele Indonesische export. FIet internatio-
nale karakter der cultures vei’dieat de aandacht: naast

.
,
E
e
9

E
0
V66r

de

oorlog …………
43
26
177
5
16

Vrijgegeven t/m Nov: 1947
37 13
77
5
13
5
December 1947

…………
3
1
31

2
Januari

1948

…………
1

5

2-

Totaal t/m uit. Jan. ’48 ……
41
14 113
5
15
7

Waarvan in beheer t/in ult.
Januari

’48

…………..
’35
14 74
5
15
7
Waarvan in exploitatie t/m ult.
Januari

’48

…………..
16
9
60
3
.
5

De situatie is het gunstigst voor de tabak, palmolie-
en vezelondernemingén, waar veel schade door verwaar-
lozing is ontstaan, welke relatief nog het snelst is in te
halen. De yoor 1948 geraamde oogstcijfers bedragen resp.
1.200 ton, 50.000 ton en 5.000 ton.

Voor thee bedraagt de raming voor 1948 slechts 600
ton; dit product is relatief zeer zwaar getroffen door het
rooien van theearcaal en het verwoesten en leeghalen van
fabrieken.

Voor rubber wordt de productie in 1948 geraamd op
80.000 ton.

Wat het arbeidersvraagstuk betreft: Sumatra’s Oost-
kust is rijk aan arbeidsmogelijkheden doch arm aan arbei-
ders. Ongeveer de helft van de Javaanse ai’beiders, die hier
vôôr de oorlog werkten, zijn nog aanwezig, doch ‘ het
prestatiepeil ligt beneden hetgeen vroeger werd bereikt.
Daar de export, de leverancier van de fondsen voor de
wederopbouw, zo hoog mogelijk moet worden opgevoerd
zal, zolang Java en Tapanoeli gesloten zijn, het gehele

arbeidspotentieel, aanwezig op de ondernemingen en in de
kampongs, tot het uiterste moéten worden bénut.

In nauw verband hiermede syaat een volgnd probleem,
nl. het voedselvraagstuk. De oplossing hiervan zal van

groot belang zijn voor de mogelijkheid om de nodige ar-beidskrachten aan te trekken en zal tevens op de duur de
kostprijs en daardoor het concurrentievermogen bepalen.
1-let land heeft steed tot de rijstimporterende gebieden
behoord. De eenzijdige economische instelling op de
ondernemingslandbouw had tijdens de oorlog gebrek aan
voedingsmiddelen tengevolge, en leidde tot het vervangen
van ondernemingsaanplant door voedselgevassen. 1-let

Negara-bestuur heeft thans plannen om, zonder in autarkie
te vervallen, de verbouw van voedselgewassen uit te

872

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
Mei 1948.

breiden – waartoe overigens nog voldoende ruimte be-schikbaar is – en zodoende in mindere mate afhankelijk

te zijn van voedselaanvoer van elders, hetzij van Java en

Atjeh, hetzij uit het buitenland. De voorziening der be-
volking met andere artikelen is reeds behoorlijk op gang,

mede dank zij het in bedrijf komen der meeste rijstpellerijen,

spinnerijen, oliefabrieken enz. Ook verkeer en onderwijs

functionneren weer bevredigend.

De toekomstvooruitzichten der Oostkust zijn gunstig.

Voor haar producten bestaat een levendie vraag: de voor-

oorlogse monopoliepositie der Deli-tabak is niet aangetast;

de palmolie profiteert van het wereidvettekort en haar

t.o.v. andere grondstoffen voor vetten lage kostprijs;

de vraag naar vezëls is vergroot door de verwoesting der

Philippijnsé hennepcultuur.

Om ongemotiveerd optimisme te voorkomen is het echter

goed te wijzen op het feit, dat de kosten van het herstel
bijzonder groot zullen zijn. De prijzen van materialen en

levensmiddelen’ zijn ontstellend hoog. Voorzover er

winsten behaald zullen worden, zullen zij door deze

factoren aanzienlijk worden gedrukt.
Het economisch herstel van Sumatra’s Oostkust is ver.-

rassend snel geweest, mede dank zij de hulp van de mili-

tairen, die niet alleen leven en bezit beschermden, maar

ook materiële eij humanitaire bijstand verleenden (wegen-

verbetering, bruggen slaan, medische hulp).
De resultaten van dit herstel zullen ongetwijfeld in de

loop van 1948 en 1949 nog duidelijker aan het licht treden

dan thans reeds het geval is.

Medan.

Drs H. D.
VAN
DER HOEVEN.

DOUANE-UNIES EN

VRIJHANDELSGEBIEDEN IN HET KADER

VAN HET HANDVEST VAN HAVANA.

Inleiding.

Op 24 Maart 1948 werd te Havana (Cuba) de ,,Fiial
Act” van de Confèrentie der Verenigde Naties voor 1-landel

en Werkgelegenheid door 53 landen getekend. Door deze
handeling werd de tekst van het Handvest van Havana
voor een Internationale 1-landels Organisatie gewaarmerkt.
Dit handvest, dat is geredigeerd na langdurige besprekin-
gen vn een Voorbereidende Commissie in Londen, New
York en Genève en van de Conferentie in Flavana, be-

oogt een code te geven voor de internationale handel;
het is wel eens genoemd het Bretton ‘Woods voor de handel.
Hoewel het nog niet zeker is, dat het handvest door een
voldoend aantal landen zal worden geratificeerd opdat
het van kracht wordt – er bestaat adnleiding om ten aan-
zien hiervan optimistisch te zijn – kan niettemin worden
verwacht, dat thans reeds met de da’rin voorkomende bepalingen rekening zal worden gehouden in verband

met het feit, dat zij aan de landen, die tot ratificatie
overgaan, verplichtingen opleggen. Zowel bij het door-
voeren van maatregelen van nationale ec6nomische poli-
tiek, als bij de regeling van de buitenlandse economische
betrekkingen zullen de Regeringen, die de ratificatie
overwegen, zich derhalve rekenschap dienen te geven van
de voorzieningen van het handvest.
Deze voorzieningen zulleneveneens een. rol spelen op
het gebied van de internationale samenwerking op econo-
misch gebied; met name zal dit het geval zijn bij de be-

studering van de mogelijkheden voor de .vorming van
een Europese tolunie, gelet op het feit, dat het handvast terzake van douane-unies en vrijhandelsgebieden gede-

tailleerde voorschriften-geeft. De actualiteit van dit pro-
bleem geeft aanleiding artikel 44 van het handvest –
waarin deze materie wordt behandeld – naderte onder-

zoeken.

BegripsomschrijQing.

Bij het spreken over douane-unies en vrijhandeisgebieden

rijst in de eerste plaats de vraag, wat hieronder voor het

doel van het handvest moet worden verstaan. Het antwoord

op deze vraag is ‘te vinden in paragraaf 4 van artikel 44.

Daarin wordt een
douane-unie
gedefinieerd als: de ver-

vanging van twee of meer douanegebieden door een enkel

douanegebied. Het enkele feit van vervanging is echter

niet voldoende om de betrokken gebieden tot een douane-

unie te stempelen; bovendien moet nog aan een tweetal

voorwaarden zijn voldaan.

De
eerste voorwaarde
is, dat rechten en andere beperkende

commerciële regelingen voor het overgrote deel van de

handel tussen de gebieden, die tot de unie behoren, of

althans voor het overgroté deel van de handel in producten,

die uit deze gebieden herkomstig zijn,, moeten worden

afgeschaft. Deze regel lijdt echter uitzondering, in die

zin dat bepaalde beperkingen in het onderling verkeer

gehandhaafd mogen blijven, zonder afbreuk te doen

aan de toepasselijkheid van de voorschriften van het

handvest betreffende douane-unies. Ter verklaring van
deze uitzondering is het noodzakelijk dieper in tegaan op

een andere voorziening van het handvest, en wel die bet

treffende de algemene afschaffing van quantitatieve

restricties.
Eén van de voornaamste doeleinden van het handvest

is de bevordering van de internationale handel; als middel

om dit doel te bereiken is onder andere gekozen de op-
ruiming van de handelsbelemmeringen en het uitsluiten
van discriminerende regelingen. In deze gedachtengang
konden quantitatieve restricties, die de handel ernstige

discriminerende belemmeringen opleggen, niet worden gehandhaafd. In overeenstemming hiermede is dan ook
in beginsel tot algehele afschaffing van dergelijke restric-
ties besloten. De hoofdregel hiervoor vindt men in artikel

20, paragraaf 1. Men ontkwam er echter niet aan om

uitzonderingen toe te staan in verband met bijzondere
– omstandigheden, die de naleving onmogelijk zouden

maken, althans tot ernstig nadeel voor betrokkenex aan-

leiding zouden geven. Thans is, in afwijking van de hoofd-

regel, de toepassing van quantitatieve restricties geoor-

loofd, _wanneer deze noodzakelijk zijn met het oog op
voedselschaarste, voor de doorvoering van regeringsmaat-

– regelen
of)
gebied van landbouw en visserij, zomede – en
dit is de belangrijkste categorie – wanneer de stand van
de betalingsbalans daartoe noopt
1).

Beperkingen ôp het handelsverkeer, die met een beroep
op deze uitzonderingsregel zijn ingesteld, mogen ook onder

een douane’unie bestendigd blijven. –
Ook de beperkingen, die met een beroep op artikel 45
zijn ingesteld, mogen onder een douane-unie gehandhaafd
blijven. Dit artikel geeft een opsomming van een reeks
beperkingen, welke door ‘de leden van de Organisatie
mogen worden toegepast, zonder dat deze in strijd’met de
bepalingen van het handvest zullen worden geacht. De voornaamste hiervan zijn maatregelen ter bescherming
van de openbare zeden, phytopathologische maatregelen,
restricties op de .uitvoer teneinde voldoende grondstoffen
in het binnenland te houden ed, Zij mogen echter niet
zodanig worden toegepast, dat, hierdoor op onredelijke
wijze tussen de leden wordt gediscrimineerd; evenmin
mogen zij een verkapte beperking opleggen aan de inter-

nationale handel.
De
tweede poorwaarde,
die moet zijn vervuld, opdat de

gebieden als een douane-unie voor het doel van het hand-
vest zullen worden beschouwd, is, dat de landen, die deel
uitmaken van çle unie, in hoofdzaak dezelfde rechten en

commerciële regelingen toepassen in de handel met ge-
bieden, die geen deel uitmaken van de unie. Zij moeten
derhalve ‘tegenover derde landen een gemeenschappelijk
tarief hebben. Ook op deze regel bestaat evenwel een uit-

‘)Quantitatieve restricties mogen eveneens, zij het met vooraf-
gaande goedkeuring van de Organisatie, worden toegepast, indien
zij
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van plannen voor econo-
mische ontwikkeling
of
reconstructie.
Zij
doen in dit verband echter
niet ter zake en blijven daarom onbesproken.’

12 Mei 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICITTEN

373

zondering, welke slechts kan worden toegelicht aan de hand van een andere bepaling van het handvest en met

name die van de algemene behandeling op basis van meest-begunstiging.

Zoals reeds eerder werd vermeld, is als één der mide1en
voor het bereiken van het doel van het handvest de uit-

sluiting van discriminerende regelingen gekozen. In ver-

band hiermede hebben de leden zich in artikel 16 ver-

bonden bepaalde faciliteiten, die zij aan een lid toestaan,

onverwijld en onvoorwaardelijk ook aan de andere leden

te zullen schenken. Onder deze bepalingen zijn derhalve preferentiële regelingen tussen de leden niet geoorloofd.
Gelet op de moeilijkheden, die zouden ontstaan bij de

plotselinge opheffing van bestaande regelingen van deze

aard, – men denke aan de preferenties in het Britse

Gemenehest – is echter bepaald, dat met name genoemde
preferenties voorshands gehandhaafd mogen blijven,

doch over de eliminering, respectievelijk verlaging daarvan

moet- worden onderhandeld. – –
Ook deze beperkingen mogen in het onderling verkeer

tussen gebieden, die een douane-unie vormen, gehandhaafd

blijven, zij het, dat zij ook daar een onderwerp van onder-
handeling uitmaken. – –
Aangetekend wordt, dat deze uitzondering in het bij-
zonder op aandrang van Frankrijk in het handvest is

opgenomen, teneinde het mogelijk te maken een douane-
unie met Italië te sluiten, zonder dit land te doen delen
in de preferenties, die in het Franse imperium van kracht
zijn en door het handvest zijn gesanctionneerd.
Bij toepassing van deze uitzonderingsbepaling kan het
geval zich voordoen, dat producten binnen het groiidge-
bied van de ene partner onder een preferentieel tarief
worden ingevoerd en ‘vervolgens naar het gebied van de
andere partner worden geherexporteerd. Laatstbedoeld
is dan gerechtigd bij invoer een reèht te heffen, gelijk
aan liet verschil tussen het meestbegunstigingstarief en
het preferentiële tarief.

Onder c.’rjhandelsgebieden
worden volgens paragraaf 4

voor het doel van het handvest verstaan: een groep van
twee of meer douanegebieden, waarbinnen rechten en
andere beperkende coinmerciële regelingen.in
het onder-
linge- handelsverkeer worden afgeschaft voor het over-
grote deel van de handel in producten, die uit deze ge-
bieden herkornstig zijn. Evenals ten aanzien van douane-
unies zijn echter beperkingen, die in overeenstemming

met de bepalingen van het handvest zijn opgèlegd, in af

wijking van de hoofdregel betreffende de algemene af-
schaffing van quantitatieve restricties, zomede beperkingen
op grond van artikel 45, uitgezonderd. Zij mogemdus ook
in het onderlinge handeisverkeer tussen vrijhandelsge-
bieden gehandhaafd blijven.

Douane-unies en vrijhandelsgebieden komen in zo-
verre overeen, dat in de handel tussen de samenstellende
douanegebieden het overgrote deel van de rechten en
andere commerciële belemmeringen wordt opgeheven.
Deze opheffing is echter voor de vrijhandelsgebieden
slechts vereist ten aanzien van de producten herkomstig
uit deze gebieden, terwijl dit vereiste voor douangebieden
in beginsel geldt ten aanzien van alle producten, ofschoon
zij ook beperkt kan blijven tot de eigen producten. Het
wezenlijke onderscheid tussen beide is echter daarin
gelegen, dat de landen behorende tot een douane-unie tegenover derde landen een gemeenschappelijk tarief,
hebben,terwijl de vrijhandelsgeieden elk hun eigen tarief
behouden. Het is om deze reden, dat bij de vrijhandels-
gebieden de afschaffing beperkt dient te blijven tot de
handel in eigen producten. Zou zulks ook geschieden
ten aanzien van de handel in andere producten, dan zou het lonend zijn de invoer te leiden over het land met het
laagste tarief en vervolgens te herexporteren naar het
land met hogere tarief. Bij een douane-unie geldt dit
bezwaar niet, zodât de afschaffing zich over alle sectoren
kan uitstrekken. Men zou een vrijhandelsgebied kunnen

beschouwen als een embryonal vorm van een douane-unie

Douane-inies en orijhandelsgebieden in het kader oan het

hand pest.

Men kan zich afvragen, of douane-unies en vrijhandels-
gebieden door de algemene bepalingen van het handvest worden gedekt, of dat zij een uitzondering vormen op de

hoqfdregel van non-discriminatie. Bij de behandeling in

Havana kwam dit punt inderdaad aan de orde. Daarbij

is uitdrukkelijk gesteld, dat zij als uitzonderingen op de
hoofdregel moeten worden beschouwd.

Een en ander geschiedde bij behandeling van een voor-
stel om’onder de bijzonderë doelstelllingen van het hand-
vest een bepaling op te nemen, krachtens .welke mede

daartoe zou behoren: het vergroten van de vrijheid van
de handel door het aanmoedigen van de ontwikkeling van

een nauwere economische integratie van -gebieden, die uit-
gestrekter zijn dan door hun politieke grenzen wordt

aangegeven. Ter motivering werd aangevoerd, dat de
economie slechts in een toestand van stabiel evenwicht

kan worden gebracht door verruiming van de thans

bestaande markten. Dit kan geschieden door onmiddellijke
of geleidelijke opruiming van de handelsbelemmeringen.
– De bijzondere doeleinden voorzagen reeds in de onmiddel-
lijke opruiming; daarin stond geschreven: het bevorderen
van de verlaging van tarieven en andere belemmeringen
voor de handel en het elimineren vhn discriminerende maat-
regelen in de internationale handel, op reciprociteits- en
wederzijds voordelige grondslag. 1-let onderwerpelijke
voorstel had betrekking op de geleidelijke opruiming door
het vormen van douane-unies en vrijhandelsgebieden
en vormde, aldus beschouwd, het complement van .de
Gnmiddellijke opruiming en wel door toepassing van
moderne methoden.

Hoewel aanvankelijk ten aanzien van deze toevoeging overeenstemming bestond, reeds te elfder ure van Mexi-
caanse zijde ernstig verzet tegen deze aanvulling. De
gedelegeerde van dat land dreigde zelfs de ,,Final Act” niet te zullen ondertekenen, wanneer de gewraakte be-
paling zou worden opgenomen. Principieel had Mexico
geen bezwaar tegen de integratie van de economieën van
de landen, die zulks wensen; het verzet richtte zich dan ook niet tegeh artikel 44 waarin deze materie wordt ge-

regeld, doch tegen het feit, dat deze integratie het doel
zou zijn, waardoor ook landen, die niet daartoe bereid

zijn, gedwongen zouden kunnen worden hun economieën te integreren.

De discussies, die naaraanleiding van deze opmerkingen
werden gevoerd, leidden tot de slotsom, dat douane-
unies en vrijhandeisgebieden als uitzonderingen op de
hoofdregel. moeten worden beschouwd, weshalve geen
bepalingen terzake onder de doeleinden konden worden
opgenomen. De erkenning van de wenselijkheid de handels,
vrijheid te vergroten door het sluitén van overeenkomsten-

gericht op een flauwere integratie van de economieën
der landen, die zulks wensen, is thans in de preambule
van artikel 44 opgenomen. Daarbij wordt tevenS erkend,
dat het doel van een douane-unie of vrijhandelsgebied
moet zijn het vergemakkelijken van de handel tussén de

samenstellende gebieden, en niet het opleggen van be-
lemmeringen :aan de handel van’ andere leden der Organi-

satie. In overeenstemming hiermede bepaalt paragraaf 2,
dat de voorzieningen van hoofdstuk IV de vorming van
douane-unies of vrijhandelsgebieden tussen de leden, of
het toetreden tot interim-overeenkomsten, die daarop
betrekking hebben, niet in de weg zullen staan.
Douane-unies en vrijhandelsgebieden kunnen niet als
zodanig lid worden van de Organisatie. Elk der, daartoe
behorende landen zal afzonderlijk moeten toetreden en
ook een zetel en een stem in de Conferentie hebben. Daaren-
tegen kunnen douane-unies, volgens artikel 78, wel als
unie een zetel hebben in de Uitvoerende Raad van de
Organisatie, wanneer alle leden van do unie ook lid zijn

374

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Mei 1948


van de Organisatie en zij, als eenheid vertegenwoordigd

wensen te worden. Deze omstandigheden deden zich voor

ten aanzien van de Benelux, die ook als douane-uiiie een
zetel heeft gekregen in de Interim Uitvoerende Raad en

dus in de gelgenheid is haar medewerking te verlenen

aan de werkzaamheden ter voorbereiding van de eerste
regelmatige Conferentie der Organisatie.

Doaane-unies en -9rijhandelsgebieden, waaroan niet-leden

der Organisatie deel uitmaken.

Artikel 44 bevat geen uitdrukkelijke voorzieningen met

betrekking tot douane-unies en vrijhandelgebieden,

waarvan niet-leden der Organisatie deel uitmaken. Men

was het echter erover eens, dat hiertegen geen bezwaar

bestond en de Organisatie op grond vanparagraaf 6 hieraan

haar goedkeuring kan hechten. Ter aangehaalde plaatse

is bepaald, dat de Organisatie voorstellen betreffende de

vorming van douane-unies of vrijhandelsgebieden, welke

niet volledig voldoen aan de eisen die artikel 44 stelt,

kan goedkeuren. 1-liervoor is echter nodig een meerderheid

van
2/3
van het aantal stemmen van de leden, die aanwezig

zijn en hun stem uitbrengen, terwijl de voorstellen tot het

beoogde doel moeten leiden.

Artikel 98, dat betrekking heeft op de verhouding tot

niet-leden bepaalt bovendien uitdrukkelijk, dat de daar-
voor geldende bepalingen niet de vorming van douane-

unies en vrijhandelsgebieden met niet-leden in de weg

zullen staan.

Procedure voor de Qorming can douane-unies en orijhandels-

gebieden.

Een vereiste bij de vorming van douane-unies of interim-

overeenkomsten, die daartoe leiden is, dat de tarieven en
beperkingen, die in het handelsverkeer met derde landen

zullen gelden, als geheel genomen niet hoger, respectieve-

lijk stringenter zullen zijn dan het gemiddelde der tarieven

en beperkingcn, die tevoren in de samenstellende gebieden

golden. Bij vrijhandelsgebieden zullen zij niet hoger,
respectievelijk stringenter mogen zijn dan de overeen-

komstige rechten en beperkingen, die tevoren in de

samenstellende delen van kracht waren. Elke interim-
overeeiilcomst, die betrekking heeft op de vorming van
deze unies of gebieden, moet voorts een plan en een 9chema
bevatten voor de uitvoering van het voornemen binnen
een redelijke termijn.
Paragraaf 3 beschrijft de procedure, die moet ‘orden
gevolgd om de instemming van de Organisatie te verkrij-
gen. Daarin staat voorgeschreven, dat het lid, dat besluit
toe te treden tot een douane-unie, vrijhandelsgebied of
een interim-overeenkomst die daartoe moet leiden, de Organisatie onverwijld van zijn voornemen, in kennis
moet stellen, onder overlegging van de gegevens, die
noodzakelijk zijn voor een beoordeling door de Organisatie.

Wanneer laatstgenoemde na bestudering van deze
gegevens tot de slotsom komt, dat de tot standkoming
vermoedelijk niet binnen de genoemde termijn zal kunnen
geschieden, of dat deze termijn niet redelijk kan worden

genoemd,- zal zij partijen aanbevelingen doen nopens de
wijze waarop aan deze bezwaren kan ivorden tegemoet-gekomen. Betrokkenen zullen de overeenkomst niet uit-
voeren, wanneer zij niet bereid zijn wijzigingen aan te
brengen in overeenstemming met de aanbevelingen van
de Organisatie; in dat geval komt derhalve geen douane-
unie of vrijhandelsgebied tot stand. Elke belangrijke wijzi-
ging in het plan of schema zal aan de Organisatie worden
medegedeeld. Zij kan naar aanleiding hiervan de leden
uitnodigen met haar in overleg te treden, wanneer wordt
vermoed, dat deze wijzigingen de uitvoering van de plan-

nen in gevaar brengen of vertragen. In Havana werd nog de vraag gesteld of ook de over-
eenkomst betreffende de B elgisch-Nederlands- Luxem burg-
se douane-unie op vorenstaande wijze aan de Organisatie
zou moeten worden voorgelegd. De Belgische gedelegeerde

verklaarde hiertegeii generlei bezwaar te hebben, waarbij

ook de Nederlandse gedelegeerde zich aansloot.

‘s-Gravenhage.

TJ. A. MEURS.

BOEKBESPREKING.

Cioitas Humana.
Dobr Prof. Dr Wilhelm Röpke. Met een

voorwoord van Prof. Mr C. A. Verrijn Stuart. Vertaling
van A. Picard. Elsevier 1947..

Van het werk van de bekende Geneefse hoogleraar,

dat in oorlogstijd geschreven werd en waarvan in 1946 een

tweede druk in het Duits verscheen, is het vorige jaar ook

een Nederlandse vertaling verschenen. Prof. C. A. Verrijn

Stuart, die het oorspronkelijke werk in ,,De Economist”

(1946, p. 74 e.v.) besprak, schreef een korte vooi’rede ter

inleiding en aanbeveling van deze Nederlandse uitgave.

Het is zeer verheugend dat de lectuur van dit belangrijke

en voortreffelijke werk thans ook in onze taal voor een

groter publiek mogelijk is gemaakt. Hoezeer de gedachten,
in dit werk ontvouwd, ook ten volle de kennisneming en

overdenking verdienen van economen, sociologen, politici

en andereh, die tot de hoger ontwikkelden behoren, daar-
naast verdient het gelezen te worden door de brede lagen

van degenen, die weliswaar een bescheidener scholing
genoten, maar toch door intelligentie en echte belangstel-

ling in maatschappelijke vraagstukken, in staat geacht
moeten worden een werk als dit met vrucht te kunnen

lezen. Ik hoop mij niet te vergissen als ik in een land als

het onze deze intellectuele laag der bevolking inderdaad breed acht.
Röpke is niet alleen een goed econoom, die op verschil-

lende gebieden van zijn vak-zijn sporen heeft verdiend, –

maar hij is ook iemand van grote belezenheid op het ter-

rein der historie en dat van de (oudere) algemene sociolo-

gie. En hij is, tenslotte, een wijs man. Hij is één der laatsten,
die zich spoedig en zonder veel oordeel des onderscheids

zal overgeven aan de meningen en dwalingen van çle dag.

Dit maakt hem bij uitstek geschikt om dit werk over het
burgerschap van de mens te schrijven, waarin hij antwoord

tracht te geven op de vraag, hoe wij moeten denken over
onze moderne westerse samenleving en de gevaren, die
haar bedréigen.
Het grôte gevaar, dat onze samenleving en beschaving
(van binnen) bedreigt, noemt Röpke het collectivisme.
Het collectivisme, dat gekenmerkt wordt door ,,politieke
en economische despotie, toenemende invloed der massa,
centralisatie, alomvattende organisatie, totalitarisme,
degradatie van den mens tot een maatschappelijk instru-
ment”. De schrijver maakt uit de aard der zaak onder-
scheid tussen de socialisten van ,,het niet-totalitaire soort”
en ,,de revolutionnaire en totalitaire collectivisten, die de
ondemocratische en anti-liberale gevolgen van het econo-

mische collectivisme niet alleen op den koop toe nemen,
maar ze zelfs zeer wenschelijk achten”. De totalitaire collec-
tivisten kunnen we, zegt de schrijver, gerust aan het oordeel
overlaten van ieder echt Europees cultuurbewustzijn.
De niet-totalitaire echter ,,moeten wij met grooten ernst
waarschuwen tegen ondoordachte resultaten en niet

gewilde, ja door henzelf met groote felheid afgewezen, ge-
volgen”. 1-Jij acht hun mening ,,de gevaarlijkste en meest
tragische vergissing van dezen tijd”.

Het antwoord op de vragen naar het wat, het hoeveel
en het hoe der productie ihet economische plan der maat-schappij, en op de vraag, hoeveel oplossingen er eigenlijk
zijn; antwoordt Röpke, dat de lijst der mogelijkheden
‘,,verbazingwekkend klein” is. 1-Jij acht ze beperkt tot-drie
vormen: die der eigen huishouding (de ongedifferentieerde,
primitieve economie), de markthuishouding en de bevels-
of commando-economie. Zoals de schrijver bij de eigen
huishouding een zuivere vorm (vrije boeren) en ontaarde

vorm (feodalisme) onderscheidt, zo onderscheidt hij een zuivere vorm van markthuishouding (concurrentie-orde-

12 Mei 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

875

ning) en een ontaarde (monopolisme). ,,Het ,,kapitalisme”

is nooit als een type van economische ordening .te be-

schouwen; het woord kan hoogstens een bepaald tijdperk

aanduiden in de economische en sociale geschiedenis”.

1-Jet is in verschillende tijden en in verschillende landen

zo geheel anders, ,,dat we zelfs moeite hebben in al die
varianten de eene grondvorm van markthiiishouding te ont-
dekken. Wat hebben het Zwitsersche en het Amerikaansche

,,kapitalisme” van dezen tijd bijv. met elkaar te maken?

Wat is er gemeenzaam tusschen het Duitsche ,,kapitalisme”
van 1925 en dat van 1880?”.
De iiraag, of men al of niet vasthoudt aan de markt-
economie acht Röpke beslissend voor de toekomst van
onze beschaving, waar er immers geen ander alternatief

is dan het collectivisme; dus de commando-economie”. De

vrije markteconomie vormt het geraamte der volkshuis-
houding ener democratische en op politiek en cultureel
gebied liberale gemeenschap. •,,Zonder markteconomie is

zulk een gemeenschap ondenkbaar”. ,,Iiet politieke en cul-

tureele liberalisme (in den breeden en eeuwigen zin van een
evenwicht tusschen individu en gemeenschap, zooals dit

noodig is voor alle hoogere cultureele ontwikkeling) is het

primaire; het economische liberalisme, dat daaruit voort-
kômt, is slechts secundair”. Dit liberalisme ,,is een socio
logisch begrip, dat onaantastbaar blijft voor alle wapenen,

welke men tegen het oude, zuiver economische liberalisme
gesmeed heeft”. De betekenis der economische vrijheid uitsluitend te berekenen naar hare doelmatigheid, is dan
ook geheel verkeerd. ,,Wie aldus oordeelt, moet totaal blind
zijn voor den ontzettenden ernst der tegenwoordige situatie,
die een volkomen principieele beslissing eischt, welké geen

opportunisme en geen willekeur meer toelaat: een beslis-
sing omtrent de gemeenschap in haar geheel, waaruit die

betreffende de vorm der economie dan logisch voortvloeit”.
Dat Röpke met grote beslistheid voorde ,,marktecono-

mie” opkomt, wil niet zeggen dat hij het beginsel van
laissez faire zou willen aanvaarden. Hij erkent, dat telkens
de noodzaak van interventionisme zich kan voordoen,
maar aan de ,,conforme” maatregel, die behoud en goede
werking van de markteconomie beoogt, moet de voorrang

gegeven worden boven de niet-conforme, waardoor het
..interventionisrne in collectivisme kan ontaarden.

Het-is volgens de schrijver ,,de kardinale fout geweest
van het oude liberale ,,kapitalistische” denken en handelen,
dat het de markteconomie beschouwde als een op zich zelf
staand geheel, dat automatisch werkt, geheel afgezonderd
van de rest van het leven”. Dit werk nu ontleent zijn
waarde grotendeels aan het talent, waarmede de samen-

hang van de markteconomie met de gehele maatschappij

in het licht wordt gesteld. ,,De maikteconomie kan zich
slechts in een bepaald kader ontwikkélen”.

Na de Jn]eiding is het boek verdeeld in drie delen:
1. De geestelijke grondslagen; II. De staat; III. De maat-

schappelijke verhoudingen. Boeiend zijn in, het eerste

deel de hoofdstukken over de ,,dwaalwegen van het ratio-
nalisme” en ,,de waarde der waarde-oordeelen”. Juist en
raak zijn m.ir in het tweede deel de beschouwingen over
,,de gezonde en de zieke staat”, interessant de aan Ferrero
ontleende beschouwingen over de legitieme Regering.
De passages, die handelen over de Staat, die tot een buit
wordt, waarom door een aantal maatschape1ijke groeen
gevochten wordt, over de ontbinding van de Staat door de

macht der georganiseerde groepen, over de overbelasting
van de Staat, zouden verdienen telkens aangehaald te
worden.

• Uitvoerig wordt in het derde deel gehandeld over het
ontstaan der massa en de proletarisering; over het grote
belang van decentralisatie van de industrie, over het gevaar
van het agrarisch collectivisme, de. levensvatbaarheid der
,

kleine bedrijven, verzachting van de conjunctuurbewegin-
gen, ,,het dwaallicht van de volle arbeidsbezetting”, het
plan-Beveridge, enz.

Waardevolle aantekeningen, die ook personen van grote

belezenheid volop aanleiding kunnen geven tot verdere
studie, besluiten elk hoofdstuk.

Het spreekt wel haast vanzelf, dat elke kritische lezer

in een boek, zo rijk aan gedachten als dit, soms zal stuiten

op passages, die hij niet kan onderschrijven. Dit zal zelfs

gelden voor lezers, wier algemene houding tegenover de

behandelde problemen dezelfde is als die van de auteur.

Wat deze laatste schrijft over de gouden standaard, kan
ik bijv. niet beamen. Ook niet de beschouwing over. de
wiskundige behandeling van de economie,
al
bevat deze m.i. wel juiste opmerkingen. De wiskunde is nu eenmaal

de .enige taal, waarin met volkomen precisie kan worden
gesproken over quantitatieve verhoudingen (wanneer deze

enigszins ingewikkeld worden). De quantitatieve verhou-

dingen in de economie zijn nu eenmaal dikwijls van in-

gewikkelde aard. Reeds om die reden moet – afgezien van andere overwegingen – de taal der wiskunde vaak
de aangewezene zijn.

De volgende passage op p. 176: ,,Ook de geleerden
kunnen tot rhassa ontaarden en wij hebben reeds gezien

hoe de stille arbeid der studeercel steeds meer terrein ver-

liest ten gunste van het georganiseerde onderzoek in de
instituten, wat op den duur tot een echt kolchozenwerk

der geleerdheid leidt” enz. houdt mi. een miskenning in
van de waarde van goed teamwork.

De vertaling van de heer A. Picard is goed. Terecht
heeft hij de methode toegepast om soms een Duitse zin,
die in het Nederlands te lang zou worden, in twee zinnen
uiteen te laten vallèn. Slechts een enkele maal is deze
methode mi. ten onrechte gebruikt, ni. op p. 206, waar

,het gaat over het moderne systeem van de mechanische
en gedwongen staatszorg voor de massa. In het Duits
vindt men hier, op p. 263 van de tweede druk van 1946,

een vélzin die niet minder dan negen regels beslaat en aldus
begint: ,,Noch mehr Sozialversicherung, noch mehi
Sozialbürokratie, noch mehr Hin- und Herschieben von

Einkommen, noch mehr Kleben und Stempeln, noch
mehr Beitrége, noch mehr Konzentration an Macht. . .
enz. De schoonheid en kracht van deze zin zit in de on-

verbiddelijk volgehouden opeenstapeling van ongewenste
gevolgen der moderne staatszorg. Door de zin, die zich
met behoud van zijn structuur gemakkelijk in

één duide

lijke Hollandse zou laten vertalen, in twee volzinnen uiteen
te laten vallen verliest hij onvermijdelijk een deel van zijn
kracht. Op p. 147 is een niet onbelangrijke alinea uit het
oorspronkelijke, handelend over de invloed van het
Christendom op Staat en maatschappij, blijkbaar abusieve-

lijk weggebleven. Op p. 149 lezen wij: ,,Wij voelen ons
dan ook na verw’ant aan hem (Zwingli), zelfs waineer wij
ons de vraag stellen wat er wel zou gebeurd zijn als hij in
de stadsraad van Zürich een meerderheid tegen zich had
gevonden evengoed als in de raad van Genève”. Deze zin

is onbegrijpelijk geworden door onjuiste vertaling. Het
oorspronkelijke is zeer duidelijk ( …… fails sich der Rat von Zürich ebenso’wie derjenige von Genf das Heft aus
der 1-land Mtte winden lassen”.).
,,Dat een zekere strafrechterlijke beperking” (op p. 180)
moet zijn: ,,Dat zekere civiel- en strafrechtelijke beper-
kingen”. . Ook elders vindt men strafrechterlijk i.p.v.
trafrechtelijk. De vertaling van de voorlaatste zin van het
derde hoofdstuk van het Tw’eede Deel is geheel mislukt.
Michael Roberts’ boek heet niet ,,The Recovery of the
World” maar ,,The Recovery of the. West” (p. 207).
Er zijn niet veel germanismen in de vertaling geslopen.
,,Dat er in die vrag overdrijving
steekt”
i.p.v; schuilt
(p. 143). ,,Wij willen graag door anderen
beleerd
wordén”
i.p.v. van anderen leren. ,,Omgroepeering” i.p.v. hergroe-
pering (p. 242). Zeer veel stuit men op het misbruik van
het woordje er.,, Er zijn trouwens nog twee andere factoren,
waaraan
er
slechts zeer weinig aandacht gewijd wordt”.
,,Kapitaal-intensieve massaproductie is alleen maar moge-
lijk waar
er
een massale en aanhoudende vraag bestaat”.

376

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Mei 1948

,,Aan die prijsverhoogingen nu moet
er
vroeg of laat een

einde komen”. En op tal van andere plaatsen. Ik heb

gemeend zelfs op deze kleïnigheden te. moeten wijzen,
omdat de goede vertaling waard is hiervan gezuiverd te

worden.

Ik hoop van harte, dat spoedig een tweede druk nodig

zal zijn!
G. GONGGRIJP.

INTERNATIONALE NOTITIES.
EEN TEKOIIT
AAN PONDEN IN FRANKRUKI

Naast het $-probleem schijnt Frankrijk op het ogenblik

ook nog een £-vraagstuk te kennen Reeds enige tijd

noteerde het £ op de Franse zwarte markt tegenover de

franc hoger dan de officiële koers. 1-let schijnt, dat dit

niet zozeer ligt aan de sterkere positievan het £, maar

aan de zwakker geworden Franse franc.

Vanouds is Frankrijk bij uitstek een ‘land, ‘dat luxe

producten uitvoert. In een tijd van hoogconjunctuur nam

men ze in verschillende landen geredelijk af. Ook in Enge-

land. Op het ogenblik echter is de toestand geheel anders.

Engeland voert een economische politiek, die gericht is

op ,,recovery by austerity”. Dit betekent, dat in de
handelsbetrekkingen tussen Engeland en Frankrijk de

Franse export van luxe goederen een weinig begeerd object

vormt. De Franse handelsbalans tegenover Engeland is
dan ook ongunstig. Twee jaai geleden kreeg Frankrijk een

crediet. De Engelsen hadden er echter niet veel plezier van.

Under this agreement”, aldus ,TheExportand Import
Journal of America” van Mei a.c ..,, France piled up a debt
of $ 600.000.000 to Britain which she was unable to satisfy

by a gold transfer and Britain was eventually forced to
convert two-thirds of the debt into a 15 year ban paying

percent interest”. De Engelsen schijnen er niet voor

te voelen weer voor een soortgelijke onaangename verras-
sing te w’orden geplaatst. Niet alleen Engeland staat f-

wijzend tegenover de import van Franse luxe goederen,

maar het gehele £-blok. Voor het lopende jaar gaat het
voor Frankrijk om een £-deficit van circa £ 90 millioen.
Nu Engeland weinig bereidheid toont in deze zaak

Frankrijk tegemoet te komen, vestigt men de hoop op de Marshall-hulp. Er zal dan vermoedelijk om toestemming
worden gevraagd om met de Marsliali-dollars niet alleen
Amerikaanse goederen te betalen, maar ook ,,imports

from one European nation to another if the purchaser’s
credit with the seller is exhausted”.

ONTVANGEN BOEKEN.

Nederlandsche Particuliere Rijn Qaart-Centrale,
te Ro tter-
dam, Jaarboek 1948.
Yeabook of the United Nations 1946-1947.
Department
of Public Information United Nations, Lake Success,
New York, 1947. (Authorised agent for the Nether-
lands:. Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage); 991 blz.,
geb. f31,50.

De collectiete arbeidsot’ereenkoinst voor de typo graf ie
door

Mr F. F. M. Stolwijk. H. D. Tjeenk Williik & Zn.
N.V., Haarlem 1948, 383 blz., ing. f 8,50, geb. f 9,75.
De moderne onderneming en haar personeel.
Een inleiding

tot de psychotechniek, door Dr J. Luning Prak.
N.V. Uitg. Mij. ,,Kosmos”, Amsterdam—Antwerpen
1948, 280 blz., geb. f 7,50.

Be’olkingscentra in het oude en het nieuwe land,
door

Dr Ch. A. P. Takes. Publicaties van de stichting voor
het bevolkingsonderzoek in de drooggelegde zuider-
zeepolders. No. 12. Sociographische sectie. N. Samsom
N.V., Alphen a. d. Rijn, 1948, 161 blz.
Roof, restitutie, reparatie.
Samengete1d in opdracht van
het Ministerie van Economische Zaken. Staatsdrukke-
rij- en uitgeversbedrijf, ‘s-Gravenhage 1947, 244 blz.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Zoals te voorzien was, nam in de eerste week van Mei
de spanning op de geidmarkt aanzienlijk af ten gevolge

van de grote bedragen schatkistpromessen, die na 6 Mei

kwamen te vervallen. 1-loe groot de spanning geweest is,

moge o.m. hieruit blijken, dat voor een bedrag van f 5

millioen van de disconteringsfaciliteiten van De Neder-

landsche Bank gebruik moest worden gemaakt, hetgeen

gedurende de laatste tijd zeersporadisch voorkomt, gezien

het officiële disconto van 2 pCt. Met de grotere geld-

ruimte in het vooruitzicht daalde de callgeldrente in twee
etappen tot 1 pCt, op welk niveau aan het einde der week niet alle aanbod geplaatst kon worden. Ook de disconto’s

voor schatkistpromessën in de open markt vertoonden
een daling. Drie t/m zevenrnaandspromessen noteerden

practisch 1/ pCt, terwijl Januaripapier en de langer

lopende termijnen tegen pCt gevraagd werden.

De Staat heeft van het ruime kassaldo bij De Nederland-

sche Bank gebruik gemaakt oiti f 200 rnillioen af te lossen
op het schatkistpapier, dat teF afwikkeling van de marken-

vordering aan haar was verstrekt. 1-let was voor de staats-

huishouding stellig voordeliger geweest, indien bij banken

en anderen ôndergebracht schatkistpapier zou zijn afgelost,

daar de winsten van De Nederlandsche Bank toch aan het
Rijk tengoede komen. Dit zou dan moeten inhouden, dat

de afgifte van promessen geheel of gedeeltelijk werd ge-

staakt.
Belangrijk lijkt dit echter niet, daar tochaoot de banken

vermoedelijk maar ten dele tot verlenging van vervallen

promessen kan”*orden overgegaan in verbând met de
grote betalingen voor de heffingen, de investeringscertifi-
caten en binnenkort de Marshallhulp.

Naar het schijnt is op vrij grote schaal de 3-31 pCt

staatslening 1938 geconverteerd in de 3 pCt fixe lening.
De 3-pCt lening met 50 jarige looptijd schijnt alleen aan-
trekkingskracht. uit te oefenen op levensverzekeringmaat-

schappijen .d., hetgeen bij hun langlopnde verplichtingen

alleszins redelijk lijkt. Afgewacht moet worden, in hoeverre
op het vrije gedeelte van omstreeks f 300 millioen, vermeer-

derd met het niet geconverteerde bedrag, zal worden in-
geschreven. De in 1945 door institutionele beleggers in

‘s Rijks Kas gestorte bedragen tegen een rente van 3 pCt
met de verplichting tot latére deelneming in staatsleningen
kunnen worden gebruikt voor inschrijving. De kans”op
welslagen van deze conversie wordt hierdoor ongetwijfeld
verhoogd, terwijl dan tevens automatisch vlottende schuld
wordt gecônsolideerd, zonder’ dat dit echter met inkrim-
ping van de geidhoeveelheid gepaard gaat.
De aandelenmarkt gaf in de afgelopen week over de

gehele lijn koersdalingen te zien. In voorgaande overzichten
werden de factoren, welke hier invloed kunnen uitoefenen,
aangegeven, en blijkbaar doet het effect daarvan zich ge-
voelen.
Voor het ëerst sinds Mèi 1940 doen twee Indische tabaks-
ondernemingen een beroep op de publieke kapitaalmarkt.
Deze emissies zullen om, een belangrijke toetssteen kunnen
vormen voor de bereidheid van het publiek tot investeren in Nederlands-Indië. De ontwikkeling van de aandelenkoèrsen moge blijken

uit onderstaande tabel.

80 April
7 Mei

1948
1948

A.K.0 .

………………
. 176
1691
v.

Berkel’s Patent ……….
129
1261 GB
Lever Bros. Unilever C. v. A.
289 GB
278k

Philipg

G. b. v. A………..
264 GL 258 GL

Koninklijke Petroleum
334_
822 GB

H.A.L .

…………………
216
206

N.S.0
.

…………………
191
181
I’I.V.A.

………………..
255
237

Deli Mij C. v. A.
2171

Amsterdam Rubber – …….
185
174G.B.

12 Mei 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

377

STAAT la.

OVERZIChT
VAN
DE OPBRENGST DER RIJKSI%iIDDELEN
1).
BoekingstUdvak 1946/
1
47.
Directe Belastingen.

.

x

f 1.000

1 Jan.
Totaal
Benaming der
.
1 Jan.
middelen
ijtfl
u
t.

Jan.
Febr.
.
Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
1946
Raming

Dec.
1947
.
1947
1947
1947
1947 1947 1947 1947
1947
1947
1947
1947
t/m uit.
1946.

1946
.
‘S

Dec.
1947

Voor het Rijk:
Inkomstenbelas- ting

…….’.
164.910 72.365
77.392
69.905 61.340 51.385
54.209
52.282
44.751
49.932
74.790 87.057
97.972
958.290
890.000
Vermogensbelas-

21.322
8.969
9.836
8.133 5.245
3.717 3.129
1.872
1.218 1.177
1.034
1.690 802
68.144
100.000
Vinstbelasting
3.586

18

6 –
7 – 102
-403

944



s
– – –
2.106

ting

………

Vennootschaps
belasting

.
55.09
343

191

318

605

175
-3.246


– – – –
51.417
115.000
Vermog.bel. voor lichamen
10.374
18- 18-
19-
10-33

299


– – –

10.013
33.000
Totalen

.
255.801
81.677
87.013 77.694
65.868
54.491
52.849
54.154
45.969 51.109
75.824 88.747 98.774
1.089.970
1.138.000

Voor het Ge- meentefonds:

Grondbelasting
25.164
.
510
86
676

16

17

91

3 –

– – –
26.309
23.000
Persondle bel.
4.504
3.493
2.531
2.813 2.145
1.989 1.189
1.024
1.270

101

95


325
20.437
15.000
Ondernemings-
belasting

. .
23.074
5.523
6.931
5.677 5.820
3.624
4.036 3.543 3.763
3.873
4.465
7.142
6.884
84.355 30.000
Totalen

. .

52.7421

9.5261

9.5481

9.1661

7.9491

5.5961

5.1341

4.5641

5.0331

3.7721

4.3701

7.14216.59

131.1011

68.000
‘) Deze statistiek sluit aan bij die, opgenomen in ,,E.-S.B. ‘ van 7 Januari 1948, blz. 17. Wegens plaatsgebrek eerst
In dit nummer
.

.
opgenomen.

.
.

STAAT Ib.

BoeklngstlJdvak 1947/
1
48.

Directe Belastingen.

x f1.000

Totaal
1Jan.
Benaming der
Jan.
Febr.
Mrt April
Mei
Juni Juli
Aug.
Sept.
Oct. Nov.
Dec.
1947
Raming
middelen
1947
1947 1947
1947
1947
1947
1947 1947 1947
1947
1947
1947
t/mult.
1947
Dec.
1947
A.Voor het Rijk:
Inkomstenbelasting



6

9
297
65
102
71
938
.3.132
4.620
570.000 ‘)
Vermogensb.elasting


. –
1

14
6
2
1
167
.

.

6
94 291
91.500
2)

Winstbelasting

. . . .

.

5
45 27
1.805
956
2.040

139
967
359

997

31
5.037

Vennootschapsbelast.
7.264 8.028 9.070
13.497
7.242
12.083 17.964
6.131
6.030
10.357
13.240 17.262 128.168
140.000
Vermog.bel. voor
lichamen
654
402
479
1.274
727

839
1.715 382
636 1.064
2.483
380
11.035
16.000
3)
Totalen

. . . .
7.918
8.435 9.594
14.805 9.774
13.901
22.0221
6.4411
7.736 12.018 15.670
20.837 149.151
817.500
S

B. Voor het Gemeente-
fonds:
Grondbelasting

. .


186
7.415
5.341
4.929
2.071
804
2.139
2.665
188 397
26.135
23.000
Personele belasting
.-



. –


227
1.179 1.679
1.972 1:578
6.635
21.000
Ondernemingsbelast.

9
12
495
18
342 1.930
.

344
327
1.585 1.460
2.074 8.596 40.000
Totalen

. . . .

91

1981

7.9101

5
.3
59
1

5.2711

4.0011

1.3751

3.6451

5.92913TT0

4.591

41.366
1

84.000

STAAT II.

/

Kalenderjaar
1947.
Ovarige middelen.

.

x f1.000

Totaal
1Jan.
Benaming der
Jan.
Febr.
Maart
April
Mei
Juni Juli
Aug.
Sept.
.
Oct.
Nov.
Dec.
1947
Raming
middelen
1947 1947
1947 1947

.
1947
1947
1947 1947 1947
1947 1947
1947
t/m ult.
1947 9

S

Dec.
1947

Loonbelasting ……

52:280 38.057
20.013 58.278
36.381 16.283
62.475 39.256 16.225
62.042 39.252 18.908
459.450
400.000
Dividendbelasting
2.602
543
932 1.314
2.220
1.453
2.547
9.736
5.083
2.682
1.150
.

1.203
31.465
15.000
Commissarissen-
.
. .

belasting
350 220
96
222
95
.

117
521
446
46
603 204
83
3.003
2000
Vereveningsheffing

20.960 13.960
81774
21.176 12.467 6.548
22:317
.15.772
6.631
25.835
16.136
7.055
177.631 160:000
Voorheffing op i.h


buitenland

geac-
cumuleerde

in-
komsten

..

25
123
83
139
438
74
35
78 40
-101
122-
129
927
2.000
Superdividendbe-
.
lasting
23

20

.-

8



31

82
memorle
Herkapitailsatle-
belasting
– – –





– –


memorie
Rechten op

de In-
5.435
3.074
4.186
7.774
5.190
3.503
4.463
51413
5.794
6.073 5.987 9.674
66.546
53.000
Statistiekrecht

.
274 170
423 635
546 379
730
507 543
.

718
564 826
6.315 4.500
Bijzondere wijnbe-

voer

…………

lasting
26
17
52
68
37 23
53
31
66
91
83
61
608
400
Accijns op zout
133 140
1.128
454
42
122
207

200 285
481
347 107
3.646
7.000
Accijns

op

gedis-
4.122
4866
4.415
4.542
4.779
5.215
.

6.601
6.574
6.798 7.883
6.493 7.691
69.779
52.000
Accijns op bier
. . .

Accijns op tabak
.

.
1.646

.2.232
1.264
1.435
2.772
2.468 2.425
3.221
3.916 2.273
3.053
1.418
28.123
25000
Accijns op suiker
.
4.960
8.550
5.153 4.179
4.402
5.161
5.207
4.151
4.574
6.244
4.488 4.815
61.884
57000′

tilleerd

……….

1.513
8.355
12.637
8.634
12.263
13.724
14.685 13.889 13.989
16.613
10.478 14.320
151.100
130000
Accijns op wijn
40
51
186
50
108
181
59
13
286
48
81
367
1.470
1:000
Belasting op gouden
en zilveren werken
70

o
74 79 74
78 82
81
72

72
93
91
86
950
800.
Omzetbelasting

.

45.656 40.283
25.631
47.047 37.855 21.688
54.621
43.938
29.441
80.311
56.011
37.453
519.935
457.000
Rechten v. zegels)
964 605
1.298
1.223
1.331
859
2.155
1.234
1.300 1.510
1.760
2.632
16.871
12:0
00
Rechten

van regis-
2.191 1.051
1.455
1.533
1.752
1.719
2.177
2.037 1.696
1.865
3.051
3.008
23.535
20.000
Rechten van succes-
tratie

………..

5.304
6.515
5.916
5.993 5.918
5.945
6.156 5.584
5.121
7.361
7.549
6.207
73.569
60.000
sie

enz

………
Motorrijtuigenbe-

lasting


1.777 1.657
2.236 4.095
2.968
2.670 2.603
2.021
2.472
2.356
1.932
2.742
29.529
23.000

)
Hieronder begre-

Totalen

…….160.351 130.543

95.9771168.865
131.642

88:214 189.906 154.173

158.863

TT5 1.726.418 1.481.700

pen zegelrecht, notas van

makelaars

en

‘S
commissionnairs

in
effecten

150

104

150

229

230

187

345

147

295

333

413

283

2.866

9
Herziene .ramlng.

1

378

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Mei 1948

Opbrengst van do buitengewone middelen.

.

x

t’ 1.000


Totaal
Benaming der
Jan.
Febr.
Maart
April
Mei
Juni Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
1 Jan. ’47
Raming
middelen
1947 1947 1947 1947 1947
1947
1947 1947
1947
1947
1947
1947
t/m uit.
1947

Dec. 1947
Vermogensaanwas-

35

3.137

3.405
5.330
17.253
12.312
14.594 17.778
13.093
11.932
98.809
memorie ‘) belasting

. .
Vermogensheffing,

. –

– –


– – –
97
97
memorie ‘)
Betaald als volgt:
Uit zekerheids-

ineens

……….

stellingen
3.700
1.800 1.700
1.700 3.200 2.200 2.500 16.800
Uit geblokkeerd
tegoed
5.400
12.600
7.400
7.300
9.000 7.100 5.700
54.500
d.rn.v. staats-
obligaties

. . . .
176
97
102
.

186
171
368
500
1.600
met vrij geld
. . . .
2.631
2.756
3.110
5.408
5.407.
3.425 3.329
26.066
1)
De totale opbrengst is geraamd op f3.500 millioen; een
afzonderlijke
raming
véor
1947
heeft niet
plaats
gehad.
De totale opbrengst
is geraamd op 11.600 millioen; een
afzonderlijke
raming
voor
1947
heeft niet
plaats
gehad.

STAAT III
Kalenderjaar 1947.
Zokerheidsstellingon..
x f1 millioen.

DE NEDERLANDSCIIE BANK.

Verkorte balans op 10 Mei 1948.

Aetiva. –
,a
a.an

C)
‘°”)

‘i

‘5

T/m Dec.
4945

600 576

1.176
15
Jan. t/m
Dec. 1946
953
1.553
729
112
2.282
127
Jan. 1947
47
1.600
675
9
2.275
136
Febr.1947
’45
1.645 643
9
2.288
145
Mrt

1947
30
1.675
635
11
2.310
156
April 1947
31
1.706
619
17
2.325
173
Mei

1947
31
1.737
604
27
2.341 200
Juni 1947
19
.1.756
590
28
2.346′
228
Juli1947
22 1.778
578
37
2.356
265
Aug. 1947
20
1.798
560
29
2.358
294
Sept.1947
16
1.814
551
42
2.365
336
Oct.

1947
18
1.832
535
51
2.367
387
Nov. 194.7
20
1.852
521 64
2.373
451
Dec. 1947
’17
1.869
525
79
2.394
530

TOELICHTING BIJ HET OVERZICHT VAN DE OPBRENGST
DER RIJKSMIDDELEN.
Directe belastingen.

r
Deze staten vermélden de vorderingen, welke ontstaan doo
het opleggenvan voprlopige en definitieve aanslagen door de be
iastingdienst (debiteurenadministratie).
Het belastingtijdvak 1966/’47 loopt buy, voor de inkomsten-
belasting van t Januari. 1946 tfm 31 December 1947. Normaliter
wordén gedurende de eerste 42 maanderi hiervan voorlopige aan-slagen over 1946 geboekt, gedurende de laatste 12 maanden .defi-
nitieve aanslagen over 1946 (vandaar de vergelijking van bijv.
1946/’47 met raming 1946 en hijv. 1947/’48 met raming 1947).
Voor andere belastingen loopt het boekingstijdvak 1946/47 van
t Januari 1946 t/m 30 Juni 1947.

Overige middelen.
De staten vermelden het werkelijk in elke. maand ontvangen
bedrag (kasadministratie).
Bij omzetbelasting, loonbelasting en vereveningsheffing vindt de afdracht per kwartaal plaats (dus bijv. in Januari 1947 van de
belasting over de omzet resp. uitbetaalde lonen van het 4e kwartaal
van 1946).

Zekerheidsstellingen.
Dit zijn bedragen, die, vrijwillig of verplicht, door belasting-
plichtigen bij de ontvangers der belastingen zijn gedeponeerd.
Zij dienen als vooruitbetaling op nog niet opgelegde aanslagen
in bestaande belastingen en toekomstige aanslagen in vermogens-
aanwasbelasting en vermogensheffing.
De staten vermelden zowel de opgelegde zekerheidsstellingen
als de betalingen daarop (dus zowel debiteuren- als kasadministratie)
en voorts nog de afschrijvingen, die op de zekerheldsstellingen
wegens de opgelegde aanslagen plaatsvonden.
Zie voor uitvoeriger toelichting de aantekening: ,,Opbrengst
der Rijksmiddelen” in ,,E.-S.B.” van 28 Mei 1947, blz. 432.

INLEGOINOEN EN TERUGBETALLNOEN BIJ DE SPAARBANKEN
IN NEDERLAND ‘).
(in millioenen auldens):

Inleggingen

Terugbetalingen
Maand

Saldo
R.P.S

Part. ITal RP. I Part. ITotaal

Aug. 1939

22,7

24,3

47,0

29,7

22,9

52,6

5,6
Dec.

1946

18,2

17,9

36,1

25,2

18,9

44,1

8,0
Gein. 1946

20,5

24,6

45,1

45,4

31,4

76,8

– 31,7
Gem. 1947

21,2

25,6

46,8

26,4

23,8

50,2

3,4
Jan.

1948

25,2

34,1

59,3

25,6

27,8

53,4

+

5,9
Febr. 1948

22,9

32,3

55,2

24,8

26,2

51,0

+

4,2
Mrt

1948

21,2

24,7′)

45,9

31,5

28,9′)

60,4

– 14,5

‘)Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”
‘) Voorlopige gegevéns.

Wissels, pro-

Hoofdbank f

messen en

.


schuldbrieven

A
Bijbank

in disconto

gen sch .

,,

900

‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
– de Bank gekocht (art II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van t October 1945, Staatsblad No.
F204)

…………………………….


Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden Ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947

………… .. 1.800.000.000,–
Beleningen:

Hoofdbank f 140.405.044,50 ‘)
(mcl.
voor-


schotten in re-

Bijbank

,,

746.726,20
kening-courant
op onderpand)

Agentsch.,,

7.149.748,42

f 148.301

.519,12
Op effecten, enz. ……..
….147.979.470,14
•)
Op goederen en celen

322.048,98
t’ 148.301.519,12
2
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
Wet 1937)

…………………………

Boekvordering op de Staat der Nederlanden
Ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:


Gouden munt en gouden
muntmaterlaai ……..t 481.849.020,05
Zilveren munt, enz ……. ,,

2.142.406,52′
483.991.426,57
Papier op het buitenland

.. t 327.306,300,-
Tegoed bij correspondenten In


het buitenland ……….,, 118.619.009,48
Buitenlandse betaal-
middelen ……………..,,

5.552.745,66

Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
451.478.055,14

fonds

……………………………. ..106.677.070,08
Gebouwen en inventaris

………………..2.500.000,-
Diverse rekeningen

…………………. ..180.127.187,40

t 4.673.076.158,31

Paasiva.
KapItaal

…………………………..t

– 20.000.000,-
Reservefonds ………………………….12.759.703,05
Bijzondere reserves ……………………..54.447.566,03
Pensioenfonds …………………………19.923.762,41
Bankbiljetten In omloop (oude uitgiften) ……1 22.867.900,- –
Bankbiljetten In omloop (nieuwe uitgifte) . .. ,, 2.919.415.420,-
Bankassignaties in omloop ………………..253.847,29
Rekening-courant saldo’s:
‘s
Rijks
Schatkist

……t 709.076.669
3
93
Geblokkeerde saldo’s van
banken

………….. ..

97.852.188,67
Gebiokkeerde saldo’s van

anderen …………..,,

26.611.582,32
Vrije saidos

………. …482.884.904,68
1.316.425.345,60
DIverse rekenIngen

……………………206.982.613,93

t 4.673.076.158,31

‘) Waarvan scbatkistpapier rechtstreeks

door
de Bank in disconto genomen

……….f


‘) Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99) . ,,

39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
In het verkeer gebrachte muntbiljetten ………147.402.516,50

Annonces voor hét volgend nummer

dienen, uiterlijk Maandag 17 Mei a.s. in het bezit te’

zijn van de administratie, Lange Haven
141,
Schiedam

Tegelijk met dit nr. vin de E.-S.B. ontvangt U onze

VOORJAARSCATALOGUS 1948

Meerdere exemplaren hiervan zijn op aanvraag ver-

krijgbaar. Op pag. 25 (lijst uitverkochte boeken door

ons’ gezocht) verzuimden wij op te nemen:

Mellerowicz: Kosten und Kostenrechnung.

Eventuele aanbiedingen hiérvan zien wij ook gaarne

tegemoet.

DE WESTER BOEKHANDELi

Nieuwe Binnenweg 331, Rotterdam

Gespecialiseerd op Econrnisch gebied.

H*

De Curaçaosche Handel-

S.A.)

,

GEBOUW ATLANTA”

*

.

Stadhouderskade 6 – Amsterdam

Is voor hare kantoren en vestigingen in Cûraçao,

Suriname en alle voornamej plaatsen in het

Caraïbische gebied
blijvend geïnteresseerd

In offerten van fabrikanten van:

=

Bouwmaterialen

Hulsh. artikelen

Textiel

Hang. en Sluitwerk

Elecir. Technische art.

Papier

Bouwbesiag

Glas

Emaille

kleine IJzerwaren

, Sanitaire artikelen

Levensmiddelen

Gereedschappen

Dakpannen

‘,

Keramische art.

.4

N.V.’ A.T.O.. —.VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakîjè

Vraagt inlichtingn bij cnze 80 kariloren of bij ven

Uden’s, Transport Bureau – Veerhaven 15 – Rotterdam

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT OP 30 APRIL 1948

Kas, Kassiers en Daggeldieningen

………….t

14.608.137,05
Nederlands Schatkistpapier

………………

… 658039.123,03
Ander Overheidspapier

……………………530.334,94
Wissels

………………………………

..560,340,45
Bankiers in Binnen- en Buitenland

……….

..

15.188.087,16
Effecten

en

Syndicaten

………………….

…159712356′
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ..,,

9.897,623,47

1
Debiteuren

…………………………….99.616.970,05
Deelnemingen (mcl. Voorschotten) …………

..

9.381.440,70
Gebouwen

…………………………..

..3.500.000,—
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

..,,

955.712,89

t

810.874.893,30

Kapitaal

…………………………….t

42.000.000,

Reserve

……………………………….

..14.000.000,-
Bouwreserve

. .’

………………..3.000.000,-
Deposito’s

op

Termijn

………………..

..89.065.683,45
Crediteuren

……………………………

..649.378.295,53
Geaccepteerd door Derden

………… ……

..235.942,91
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

….

..122s9255a2

N.V. BRONSWERK

AMERSFOORT’

AMSTERDAM

ROTTERDAM

Afd.
Pijpleidingen

V/H BECHT & DYSERINCK

Afd.
Warmtetechniek

V/H HUYGEN & WESSEL

Reserve voor Verleende Pensioenen

95571289
Asmonces, waarvan de tekst
‘s
Maandags in ons bezit

1
810 874 893 30
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het num

.
mer


va.xs dezelfde week ‘rorden opgenorcien.

met papier geTsoleerde ‘kabels

voor zwakstraom en sterksiroom

koperdraad en koperdraadkabel

Jabelgarnituren, vulmassa en olie

ABELFABRIEK

DELFT’

iqee& a8wuté?
1
Vraag anders
1 1
proefnumrner.

1

Tijdschrift voor. –

Interne BedrijfsOrgunîsutie
1

bij Bkh. of reçhtstr. aan Uitg.
Schuyt N.V. Postbus 7
Baorn.
TRI

N.V. Maatschappij tot vervaardiging van Fijn Aarde-

werk en Ceramieke Voorthrengselen van alle soorten

genaamd

,,socIÉTË
CËRAMIQUE”,

gevestigd te
MAASTRICHT.

UITGIFTE van

f
2.000.000.— 3
1
/2
pCt. Obli
g
atië
n
,*)

in stukken groot nominaal t 1000.— aan toonder,

voorzien van haltjaarljkse coupons vervallende

1 Juni en 1 December,

waarvan een bedrag van
f
1.000.000.— op
inschrijvingsvoorwaarden is geplaatst,

tot de koers van 101 pCt.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving
o

f
1.000.000.— Obligatiën van bovengenoemde Ven
nootschap openstelt op

VRIJDAG 14 MEI 1948,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

bij hare kantoren te AMSTERDAM, ROTTERDAM,’
‘s-GRAVENHAGE en MAASTRICHT.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn bij de
kantoren van inschrijving verkrijgbaar.

INCASSO-BANK N.V..

AMSTERDAM,
4
Mei 1948.

*) Onder voorbehoud van de goedkeuring door de
Algemene Vergadering van Aandeelhouders te houden
op 27 Mei 1948.

Econômisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.). Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5 Rotterdam (W).
Bankiers: Banque de Commerce; Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f26
0
per jaar;
voor België/Luxemburg / 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenw aarde in francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen
/
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultirno van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
• Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon 693oo, toestel 6).

Het Economisch Technologisch
Instituut

in

Limburg vraagt voor spoedige indiensttreding

doctorandus in de economie

in staat zelfstandig onderzoekingswerk op eco-

nomisch statistisch en zo mogelijk geografisch

gebied te verrichten. Ook andere academisch ge-

vormde krachten, in staat dit werk te doen, ko-

men in aanmerking. Brieven met uitvoerige in-

Lichtingen te richten aan E.T.I.L., St. Servaas-

klooster 39, Maastricht.

N.V. TABAK MAATSCHAPPIJ

ARENDSBURG

GEVESTIGD TE ROTTERDAM

UITGIFTE van

f. 1.600.000.— AANDELEN,

in aandelen van nominaal
f
1.000.— aan toonder

delende op dezelfde wijze in de winst als de reeds
bestaande aandelen

tegen de koers van 150 /
o

De inschrijving op bovengenoemde aandelen
wordt, uitsluiteid voor de ,houders der reeds ge-
plaatste aandelen, opengesteld op

DONDERDAG, 20 t’IEI 1948

van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur,
ten kantore van de Heren

R. MEES & ZOONEN

A. VAN HOBOKEN & Co.

te Rotterdam en ‘s-Gravenhage er

BEEt:S&Co-DECLERCQ& BOON HARTSINCK

• te Amsterdam

op de voorwaarden van het prospectus dd. 8 Mei
1948.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn bij de inschrijvingskantoren verkrijgbaar.

R. MEES & ZOONEN
Rotterdam, 8 Mei 1948
A. VAN HOBOKEN & Co.

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.

Auteur