AUTE URSRECHT VOORBEHOUDEN
héÔnoniisc
Be r
*
1*
ch ten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
33E
JAARGANG
WOENSDAG 7 APRIL 1948
No, 1613
COMMISSIE VAN REDACTIE:
:Ch. Glasz; H.-W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
F.de Vries;
–
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur:A. de Wit.
COMMISSIE VAN AD VIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.
Gegevens ooer adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde çan dit nummer.
INTIOUD:
Blz
De
artikelen
van
deze
week
……..
263
Sommaire,
summar.ies
………………
263
Arbeidsvoorziening en lonen in het bouwbedrijf
door
Prof. Dr Ir H. G. oan Beusehom
…………..
264
Het spaarjaar 1947 in België
door M. Naessens ….
266
Ht huidige dilemma in de natuurwetenscliappelijke
research in de Verenigde Staten
door Prof. Dr
H.
M. H.
A.
yan der
Valk, …………………
269
Russische delneming in de exploitatie van de Roe-
meense olievelden
door F. S. Noordhoff
……..
271
Boekbespreking:
Nederlandscho Stichting voor do Statistiek, ,,Consumenten-
–
onderzoêlc voor NedarIand, Najaar 1947″, bespr.
door
Dr
Th.
L.
M.
Thurlings
……………………..
273
Aantekening:
Europees Herstel
………………………………
274
Internationale
notities:
De aandelenmarkt in de Verenigde Staten
…………..
275
Italiaanse
problemen
…………………………..
275
ZuJd-AinoriJca en
het Marshall-pian
……………….
270
Investeringen, in
België In 1947
………………….
276
Mededeling:
Algemene Vergadering van de Vereniging voor Belasting.
wetenschap
………………………………..
276
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
276
Statistieken:
Baakstaten
………………………………….
277
Overzicht der laatste vier verkorte balansen van De Neder-
landselie
Bank
………………………………
277
De koleimpositie
van
België
……………………..
278
DEZER DAGEN,
komt VestEuropa uit de eerste draai van een Z-bocht
op de weg naar het herstel, en dat zonder ongelukken.
De volksvertegenwoordiging der Verenigde. Staten heeft
in verenigde zitting het Europees herstelprogramma, in
uitgebreider bezetting, aanvaard. Het 1-luis van Afgevaar-
digden had op het laatste ogenblik nog een passagier wil-
len opnemen, die hij de overige medereizigers in een kwaad
gerucht staat. De ,,co-pilot” van Senaatszijde, Vandenberg,
heeft echter de verenigde kamers een besluit met een ac-
tuele klank doen nemen: geen lifters. Zo staat Spanje
onder de huidige Regering ernaast.
Hoe snel het bijsturen ook plaatsvond, de korte zwen-
king lokte reeds reactie’s uit, die bewezen, hoe gespannen
de gehele wereld de Amerikaanse bestuurderen op de
‘handen keek. Doch de zucht van schrik is er één van ver-
lichting, althans voor de meerderheid der betrokkenen,
geworden. President Tuman heeft het wetsontwerp in
deze vorm bekrachtigd. Een bedrag van
S
1 milliard staat
op korte termijn beschikbaar; voor de verdeling van de
resterende $ 4,3 milliard voor Europa zal de begrotings-
commissie zich nog zetten.
Wij zijn ëchter pas één bocht om, zowel internationaal
als nationaal. Internationaal valt de taak van het uitzien
thans vooral toe aan de Verenigde Staten. Minister Mar-
shali heeft de bekrachtiging van zijn plan niet kunnen –
afwachten; hij moest naar de conferentie der Amerikaanse
landen te Bogota.’ Behalve een aantal krachtige redevoe-
ringen, voora ivoor binnenslands verbruik voor enkele
–
Zuid-Amerikaanse Staten, verwacht men daar de opzet – of de poging daartoe – van een Marshall-plan voor Zuid-
Amerika. Naast het juist gebrachte en het daar verwachte
brengen de Verenigde Staten nog een deel van hun natio-
naal product ten offer aan het door hen voorgestane we-
reldherstel. De begroting voor de defensie is andermaal
– vergroot, de President heeft aan de Tennessee Valley
Authority opdracht gegeven de productiecapaciteit van –
electriciteits- en chemische bedrijven te vergroten. Dit
alles met het oog op hun grote tegenligger. -.
Zetten, waafvan alle betrokken partijen thans de be-
tekenis vermïnderen, zijn in Berlijn gedaan. De Russen
begonnen een scherpe contrôle op hetervoer naar de drie
overige bezettingszône’s. ;,zet door” bleek het consigne,
vooral der Amerikanen. Thans zal men uitleg gaan geven
Doch duidelijk is weer, dat de Russen en Amerikanen het aantal punten, waarzij elkaar de voet dwars en overdwars
kunnen zetten, ‘van atot z zullen afwerken. Hoe. ener-
verend dit gemanoeuvreer ook is, men moet de dagelijkse
schok ervan uit het hoofd zetten.
Want de Nederlandse positie zelf eist alle oplettendheid:
de derde deviezennota zet dit uiteen. Zij. moge, volgens
sommigen het alpha en omega der deviezenpositie nog niet bevatten, vast staat, dat voor het aangeven der met
zorg afgewerkte punten een groot aantal letters nodig zou
zijn. De Amerikaanse hulp maakt een wending ten goede mogelijk, zij brengt niet rechtstreeks naar Luilekkerland.
Zuinigheid en beleid blijven geboden, zoals Minister
Lieftinck in zijn radiorede nog eens onderstreepte. Er
,kunnen technische moeilijkheden voorkomen: vandaar,
dat de aanbiedingsbrief der deviezennota na vijf regels tekst door 3j bladzijde wit papier wordt gevolgd. Maar
de Z-actie gaat door, onder het, door automobilisten vol-mondig erkende motto: zuinig duurt het langst.
Naami. Venn.
Hollaüdsche
Belegging- en
Beheer- Mij.
Keizersgracht 706 — Amsterdam
Anno 1930
Beheer en Adviesgeving
voor
PENSIOENFONDSEN,
STICHTINGEN,
ONDERNEMiNGEN
EN PARTICULIEREN
Commissarissen:
Prof. Ir. 1. P. dc Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr.
F.5
Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburh.
ROTTERDAMSCHE’
BANK
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
– DOCUMENTAIRE
ACCREDITIE VEN
INCASSEERINGEN
OP BINNEN- EN
BUITENLANb –
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEELS & ZOOWE’N
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAAR5
AMSTERDAM
. ROTTERDAM .
s.GRAVEr4HAGE
DELFT
–
SCHIEDAM
–
VLAARDINCEN
ZV
Ztiflizt
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance
and Trade
50
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
S
*0
Contains most complete range of
British economic and financial statist-
ics püblished in any weekly journal
*
World wide circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to inciude all. supplements) £ 3:2:6
(fi 33,40)
A Special Suppienzent on Economic Con-
ditions in The lietherjands was published
om January 31. A limited itumber
of
this.
Suppienscnt remain for 8aje.
LONDON: 51 (JANNON STJtJiET, E.C. 4
,,HOLLANDIA”.
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
24
U ontlast U van veel zorg, indien U Uw
effecten
bij
ons
in
OPEN
BEWARING
geeft. Vraagt eens inlichtingen bij ons of
bij
een
onzer
alom
in
den
lande
ge-
vestigde kantoren.
Nederlandsche
Handel-Maatschappij,
N.V.
Hoofdkantoor: Amsterdam, Vijzelstraat
32
Speciale afdeling voor Particulieren.
Groothandel
Weekblad voor de
internationale handel
Heeft U al eens
een proefnurnmer
aangevraagd?
H. A. M. Roelants
Schiedam
SPE
EMBO
11
N.V. KONINKLIJKE
t4EDERLAN DSCHE
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERU
Fabriek
van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloeg
natronloog, cau.r:ic soda.
7 April 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
263
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Dr Ir
H. G.
van Beusekom,
ArbeidsQoorziening en
lonen in het bouvbedrjf.
In de verschillende takken van het bouwbedrijf is van
ouds in tarief gewerkt, waardoor vÔÔr de oorlog met iïame
in de grote steden door een hogere arbeidsprestatie lonen
konden worden verdiend, die tientallen procenten uit-
gingen boven het contraôtuele weekloon. Momenteel kan
bij werken in tarief hoogstens 25 pCt bovën het contrac-
tuele weekloon worden betaald, een limiet, die in’de practijk
bewezen heeft gevaren op te leveren.
rfariefw,erk
is een
krachtig middel tot opvoering van dé arbeidsproductiviteit.
Schr. zou het niet erg viiiden, wanneer thans, zoals véôr
de oorlog, 40 pCt en meer boven het contractlooTl zou
worden verdiend, mits daar een arbeidsprestatie tegenover
staat, die hog meer boven de normale uitgaat. De bouw
wordt dan goedkoper en de wederopbouw wordt gestimu-
leerd. Er worden momenteel proeven in deze richting ge-
nomen in Groningen, terwijl ook in Amsterdam, Nijmegen
en Eindhoven zal worden geëxperimenteerd. –
M Naesscns,
Het spaarjaar 14 in België.
Het spaarjaar 1947 was voor Bèlgië van bijzondere be-
tekenis; het beschikbare statistische materiaal wijst nl. uit, dat er een kentering is te constateren in die zin, dat
het Belgische volk, na de eerste. roes van verbruiken en
genieten, die op de bevrijding is gevolgd, opnieuw aan
sparen heeft gedacht. Aangezien er in België geen officiële
propaganda voor het sparen’bestaat, moet deze kentering worden beschouwd als een spontane manifestatie van de
ingeboren zin tot sparen en de sterke behoefte aan sociale
veiligheid, die de Belgen eigen zijn. Gelet op de huidige
acute kapitaalbehoeften lan dit verschijnsel als een gun-
stige’factor in de ontwikkeling van de Belgische volkshuis-
houding worden beschouwd. Zo is er een redelijke, kans
op verwezenlijking van het investeringsprogramma van
het Ministerie van Wederuitrusting.
Prof. Dr H. M. H.
A. van der Valk,
Het huidige dilenznia in
de natuurwetenschappelijke research in de Verenigde
Staten.
Een land, dat, zoals de Verenigde Staten, een leidende
rol in de vei’ld speelt, zal in de huidige omstandigheden
zowel om politieke als om economische redenen een groter
deel van zijn nationaal inkomen dan vroeger voor de
ontwikkeling van de wetenschap beschikbaar moeten stel-
len. Inmiddels leert een onderzoek naar de uitgaven voor
wetenschapplijke doeleinden, dat het Amerikaanse re-
searchprogram onevenwichtig is tengevolge van een over-
wichtvande militaire research en de toegepaste wetenschap;
het zuiver wetenschappelijk onderzoek heeft zich onvol-.
doende ontwikkeld. Aan President Truman is door een
commissie een rapport uitgebracht, dat in deze lacune wil
voorzien. Nederland kan in dit rapport op vele plaatsen
zijn eigen problemen herkennen.
F. S. .Noordhoff,
Russische deelneming
in
ce exploitati8
oan de Roemeense olieQelden.
Rusland legt een grote belangsteliiig aan de dag voor
de Roemeense olie. Eind Februari jl. kwam een nieuw
handelsverdrag tussen Roemenië en de Sovjet-Unie tot
stand, waarin de deëlneming wordt geregeld van. de
Sovjet-Unie in het tot exploitatie brengen van de Roe-
meense olievelden. Schr. schetst de achtergrond en de be-
tekenis van deze inmenging, die voorbijgaat aan het feit,
dat Engeland en Amerika grote kapitalen in de Roemeense
olie-industrie hebben belegd.
SOMMAIRE.
–
Professeur
H. G.
van Beusekoii,
La main d’oeuQre et les
salaires dans l’industrie de la construction aux Pays-Bas.
Dans l’industrie de la construction, les primes allouées,
actuellement, â la main d’oeuvre pour un rendement plus
élevé, sont limitées 25 % du salaire contractuel. Si cette
limite était supprirnée il est fort probable que le rendement
augmenterait considérableinent.’ La construction devien-
drait moins chère et la reconstruction serait accélér62.
M. Naessens,
L’Epargne
çn
Belgique, en 1947.
Le mouvement de l’épargne en Belgique pendant
l’année 1947, accusa un développement . très important.
La forte demande d6 produits de consommation, qui â
caractérisé la situation en Belgique depuis la libération,
a été arrêtée. La tendance â l’épargne a retrouvé ses
proportions d’avant-guerre. Ce changement est plutôt
favorable en égard A la forte demande actuelle sur le mar-
ché des capitaux.
Professeur II.
M.
H.
A.
van
der Valk,
Le dilemme act uel en
rapport aaec les recherches scienti/iques aux Etats. Un is.
Pour des raisons, tant politiques qu’ économiques les
Etats-Unis, qui jouent un rôle dominant dans le monde,
ne peuvent éviter qu’une partie considérable du revenu
national soit réservée au développement scientifique. 11 a été constaté que les recherches purement scientifiques
sont insuffisamment développées A la suite d’enquêtes
récentes sur ce problème, un programme a été élaboré
tendant â combler cette lacune.
F. S. Noordhoff,
Participation Soiiétique dans l’ïndustrie
petrolière en Roumanie.
Cet article met en reljef l’influence envahissante de
1’U.R.S.S. dars l’industrie du pétrol en Roumanie. 11
résulte de cette ingérence que les intérets britanniques et
américains sont négligés d’une manière systématique.
SUMMARIES.
Professor
H.
0. van Beusekom,
Manpower and wages in
the Dutch -building industry.
At present premiums for harder vork in the building
industry are limited to a maximum of 25 percent above
contractual wages: It is highly probable that labour pro-
ductivity would go upward considerably if this limit would
be abolished. In that case building would become cheapei’
and the process of reconstruction would be accelerated.
M.
Naesscns,
Saaing in Belgium during 1947.
The trend of savings in Belgium during 1947 showed a
very important dpvelopment. The whirl of consumption,
characterising the Belgian situation since the liberation,
came to an end. The propensity to save resumed its prewar
proportions. This turn of the tide is rather convenient
in view of the now prevailingheavy demand for capital.
Professor
H. M. H.
A. van der Valk, The present dilemma
in scienti/ic research in th United States.
Both for political and economie reasons the United
States, playing a. dominant rôla in the world, cannot
avoid to make a considerable part of the national income
available for scientific development. However, basic re-
search in the United States appears to be underdeveloped.
The result of recent inquiriesjnto this problemis a pro-
gram aiming at filling this gap.
F. S. Noordhoff,
Soyiet pariicipation in the oil industry of
Roumania.
The article gives a Picture of the stehdily increasing
influence of Soviet Russia on Roumanian oil, a process in which English and American interests are systemati-
cally neglected.
264
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
ARBEIDSVOORZIENING EN LONEN IN
HET BOUWBEDRIJF.
Watineer wij ons zetten om enkele opmerkingen te maken
over de lonen en arbeidsvoorwaarden in het bouwbedrijf
en dit is inderdaad een actueel vraagstuk, dat waard is
besproken te worden dan moeten wij teruggaan tot 20
November 1945, de datum, waarop voor het eerst na de
be.rrijding een definitieve loonregoling in het Staatsbiad
werd afgekondigd. Deze regeling
was
mede gebaseerd op de richtlijnen voor de loont-en prijspolitiek, die in October
1945 door de Stichting van den
–
Arbeid waren vastgesteld.
In deze regeling werd het aantal loonklassen van 8 tot
6 teruggebracht en werd het uurloon voor geschoolde arbei-
ders bepaald op onderscheidenlijk 90, 86, 82, 78, 75 en 72
cent. Voor de hoogsteklassen betekende dit een verhoging
met gemiddeld 4 cent per uur, voor de lagere klassen was
de verhoging in verband met de opheffing van de 7e en
tde 8e klasse veelal aanzienlijk meer.
Toch liggen de lonen in de laagste klasse nog 20 pCt
beneden die in de hoogste. V66r de oorlog was ‘een dergelijk
verschil gewettigd iii verband met het peil jan de kosten
van levensonderhoud in de grote steden en op het platte-
land. Reeds bij de totstandkoming van de loonregeling
van November 1945 is echter opgemerkt, dat deze marge
thans veel kleiner is geworden, zodat een loonverschil van
20 pCt te groot is.
Van ouds is in verschillende takken van het bouwbedrijf,
met namin de particuliere woningbouw (thans ,,woning-bouw voor de markt” geheten), in tarief gewerkt. Dit wil zeggen, dat het opnietselen van muren wordt aanbesteed
per 1.000 stenen (vandaar, dat de tussenpersoon tussen
patroon en arbeiders veelal duizendpoter wordt genoemd),
het aanbrengen van dakbeschot en het leggen van houten
vloeren per vierkante meter, het afhangen van deuren per stuk. Op deze wijze konden met name in de grote
steden vÔôr de oorlog door een hogere arbeidsprestatie
lonen wordeh verdiend, die tientallen procenten uitgingen boven het contractuele weekloon.
Zo schreef de toenmalige 1-loofdinspecteur, Ir van der
Kaâ, in zijn jaarverslag over 1932 het volgende:
,,In de jaren v66r de oorlog (d.i. de oorlog 1914-1918)
v’as het regel, dat in tarief 20 tot 25 pCt boven het con-
tractloon• kon worden gehaald. Zulks moest ook billijk
worden ‘geacht, omdat voor het behalen van een dergelijk
loon een zeer grote arbeidsprestatie moet worden geleverd.
Langzamerhand is deze marge gestegen tot 30 en 40 pCt
en soms nog belangrijk hoger, zodat in Amsterdam bij
een contractloon van 80 cent per uur ‘of f 38,40 per week
voor timmerlieden, metselaars, stukadoors, heiers, enz.
en van f 36 per week voor schilders, in 1932 de volgende
lonen zijn betaald: *
timmerlieden
…………..
t 50 tot f 52
metselaars
…
…………
f 52 tot f 54
schilders
…………..
ongeveer 1 50
stukadoors
.
……………f 70 tot f 80
– In de regeling van November 1945 is bepaald, dat, wan-
neer tarief-, stuk- of aangenomen werk wordt verricht,
aan de werknemers per week niet meer zal worden uit-
betaald dan 48 maal het in de regeling vastgestelde nur-loon, vermeerderd met .10 pCt -van dat loon.
In èen artikel in ,,Bouw” van 12 Januari 1946 heeft
Drs G. M. Nederhorst’ tegen dit punt van de regeling be-
zwaar gemaakt. ,,I-Iet gevaar is niet denkbeeldig”, zegt
hij, ,,dat deze bepaling als een magneet werkt en dat het
gehele loonpeil komt te liggen op 10 pCt boven het in de
regeling vastgestelde loon”. De praktijk heeft helaas deze
vrees ten volle -bevestigd.
,,Het vaststellen van een tariefgrens” – aldus Drs
Nderhorst – ,,vloeit voort uit de wens om bij de bepaling
van de loonpolitiek uit te gaan van een loonvloer en een’
loonplafönd, waartussen de lonen zich mogen bewegen.
Dit brengt het gevaar met zich mede van een zekere nivel-
leriig. Het loonplafond vertoont de neiging, evenals een
middeleeuwse folterkamer, in te zakken, met het gevolg,
dat alles, wat zich tussen vloer en plafond beweegt; wordt
doodgedrukt. Bij de bepaling van het tarier, dat in feite
een beloning is voor bijzondere prestatie,
7
dient de nodige
speling te worden gelaten”. Schr. wijst er in dit verband
op, dat de Stichting van den Arbeid uitdrukkelijk heeft
vastgesteld, dat als vergelijkingsmaatstaf bij de beoor-
deling van de lonen moet worden uitgegaan van de nor-male prestatie en dat bij het werken in tarief aan de be-
loning van bijzondere prestaties de nodige vrijheid moet
worden gelaten.
Hiervoor is wel alle aanleiding, omdat, naar algemeen
wordt aangenomen, zowel de tetrage gang van de weder-
opbouw als het nog steeds abnormaal hoge peil van de
bouwkosten in hoofdzaak zijn terug te voeren tot de te
geringe arbeidsprestatie in het bouwbedrijf. Weliswaar is
de loonregeling inmiddels in dier voege herzien, dat krach-
tens een aan te vragen speciale vergunning in tarief tot
25 pCt boven het contractuele weekloon mag worden be-
taald, doch deze wijziging had weer hetzelfde effect als
reeds begin 1946 door Drs .Nederhorst werd gevreesd,
namelijk dat de wijziging neerkwam op een algemene
loonsverhoging – die onder de huidige omstandigheden
voor de betrokkenen niet onwelkom was – zonder dat
echter de arbeidsprestâtie dienovereenkomstig werd ver:
hoogd.
Als typerend kan worden vermeld, dat een aannemer
in een ingezonden stuk in ,,Bouw” van 6 December 1947 meedeelt, dat hem toestemming was verleend om diverse
metsel- en timmerwerken in tarief te doen uitvoeren. Toen
hij daarmede begon, bleek de arbeidsprestatie aanzienlijk
op te lopen; er werd inderdaad hard gewerkt en het werk
schoot op. 1-lelaas echter bleken de lonen loven de 25 pCt
uit te komen en dat mocht niet. De patroon werd verbali-
seerd en de arbeiders kregen ‘n wenk om wat ninder
hard te werken.
De adjunct-secretaris van het College van Rijksbemid-
delaars trekt uit deze geschiedenis de conclusie, dat voor
het officiële uurloon geen voldoende arbeidsprestatie werd
geleverd, terwijl de loonregeling er van uitging, dat voor het confractloon een behoorlijke prestatie moest worden
gegeven.
De tweede conclusie is, dat tariefwerk een krachtig mid-
del is tot opvoering van de arbeidsproductiviteit. Toch
gaat de schrijver’o.i. te ver, wanneer hij de tarieven zodanig
wil limiteren, dat de loongemiddelden per ploeg op circa
17 pCt overschrijding komen en de individuele maxima
op 25 pCt. Natuurlijk zal het voorkomen, dat goed gefor:
meerde ploegen in haar geheel tot 25 pCt komen, maar indien bij voortduring alle arbeiders boven de 25 pCt-
grens komen, acht de schrijver de basis te hoog.
Dit laatste kan geredelijk worden toegégeven, indien de
nadruk wordt gelegd op ,,bij voortduring” en op ,,alle”.
Wij menen echter, dat de praktijk het juiste tarief wel
zal wijzen’. Indien de tarieflonen doorlopend ver boven het
contractloon uitgaan, is inderdaad het tarief te hoog en
zal er zeker aandrang komen tot verlaging. Wij vinden het
echter helemaal niet erg, dat men thans, evenals in 1932 -door Ir van der Kaa werd geconstateerd, 40 pCt en meer
,boven het’ contractloon zou verdienen, mits daar maar
een arbeidsprestatie tegenover staat, die nog meer boven
de normalE uitgaat. In
–
ieder geval wordt dan de bouw
g,oedkoper en komt er voortgang in de wederopbouw.
De kwestie arbeidsproductiviteit en tarieven heeft de
laatste maanden aanleiding gegeven tot een uitvoerige
discussie in de pers, waarvan de eerste conclusie wel deze is,
dat het ontbreken van een bevredigende regeling in ieder
geval aan de productiviteit niet ten goede is gekomen.
Zo is het bijv. regel, dat een aannemer, die bij het begin van een werk vergunning vraagt om bij werken in tarief
maximum 25 pCt boven het contr4ctloon te. betalen, een
7 April 1948
EC3NOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
265
kleine 3 maanden op deze vergunning moet wachten.
Wat moet de aannemer gedurende deze periode doen?
Formeel mag hij geen hoger loon betalen dan het contract-
loon plus eventueel een prestatieloon van 10 pCt. Voor
dit loon zijn echter geen behoorlijke werkkrachten te krij-
gen. De aannemer staat dus voor de keuze: af verkkrach
ten aannemen, die wegens hun geringe prestatie bij andere
werken geen plaats kunnen vinden, af arbeiders zoeken
met een behoorlijke arbeidsprestatie, doch. . . . tegen
zwarte lonen. In de regel is het laatste, ook al zouden de
zwarte lonen 50 pCt of zelfs 100 pCt uitgaan boven het
contractloon, toch nog voordeliger dan het werken met
arbeiders, die elders wegens hun te geringe prestâtie zijn
weggestuurd.
Een inzender in ,,]3ouw” gaat zelfs zo ver, dat hij het
betalen van lonen, die 100 pCt boven het contractloon
uitgaan,
geen zwarte lonen
nbemt, doch ,,betaling voor een
geleverde prestatie, die door de Overheid willens en wetens wordt afgeiemd op 25 pCt boven het vastgestelde uurloon”.
In het algemeen kan worden gezegd, dat van werkgevers-,
zijde bepleit wordt, dat de maximumgrens voor het tarief-
loon zal vervallen. Sommigen gaan zo ver, dat zij daarvan
verwachten een verdubbeling van de productiviteit, zodat
het dubbele aantal woningen zou kunnen worden gebouwd.
Een psychologisch gevolg zou bovendien zijn, dat ook de minder harde werkers worden meegetrokken en op hoger
plan gebracht.
Zoals in het voorafgaande werd vermeld, werden in
1932 bij een contractloon van f 38,40 aan timmerlieden
en metselaars lonen betaald van f 50 tot f 54, d.i. 30 tot
40 pCt boven het contractloon. De stukadoors konden bij
hetzelfde contractloon zelfs lonen van f 70,of t 80 bereiken.
Op het ogenblik mag in de gemeenten der eerste klasse in
tarief geen hoger loon dan 48
x
f 0,90 + 25 pCt = t 54
per week worden betaald. Het is zeer begrijpelijk, dat de
beste krachten, die reeds in 1932 dit loon en zelfs aanzienlijk
meer verdienden, thans niet bereid zijn voor maximaal
t 54 te werken, vooral nu de kosten van levensonderhoud
aanzienlijk gestegen zijn en het gezin voortdurend nieuwe
aanschaffingen vraagt. –
Wil men tot verlaging van de bouwkosten en tot op-
roering van de woningproluctie komen, dan zal men het
in de eerste lilaats van deze goede krachten mèeten hebben.
Alen moet vooral niet vergeten, dat het bouwen in Neder-
land, ook bij de hoge weeldonen, die in tarief konden wor-
den behaald, nooit duur is geweest. Juist de ontwikkeling
van het tariefwerk heeft ertoe geleid, dat de loonfactor
in de bouwkosten van pen woning altijd binnen redelijke
grenzen is gebleven.
Volgens de vÔôr de oorlog regelmatig gepubliceerde
gegevens van de Hoofdinspectie voor de Volkshuisvesting
bewoog zich in de periode 1924-1931, toen de bouwkosten-
index (1914 = 100) ongeveer 150 bedroeg, het uurloon van
de geschoolde bouwvakarbeiders volgens het collectief
contract tussen 245 en 255. 1-let indexcijfer voor de loon-
factor in de bouwkosten was in de genoemde periode
echter nooit. hoger dan 160. Hieruit is het te verklaren,
dat in 1936, ondanks het sterk gestegen levenspeil van de
bouwvakarbeiders, de totale bouwkosfen weer tot het
peil van 1914 waren gedaald. Het geheim ligt hier in dé
steik gestegen arbeidsproductiviteit tengevolge van het
werken in tarief.
Thans is de arbeidsproductiviteit nog onrustbarend
klein. Blijkens de publicatie van de Commissie Indexcijfers
Bouwkosten over de stand op 1 Januari 1948 is de arbeids-
productiviteit over het laatste kwartaal van 1947 wederom
gesteld op het ,,gebruikelijke” niveau van 70 pCt voor
burgerlijke en utiliteitsbouw en 75 pCt voor grond-, weg-
en waterbouw. Door het Bureau Documentatie Bouwwezen
werd op grond van gIoble waarnemingen en van bespre-
kingen met aannemers, uitvoerders en opzichters van bouw-
werken de indruk verkregen, dat gemiddeld de metselaars
en stukadoors op 50 tot 60 pCt en de timmerlieden op 70
pCt werkten, alles op basis van de productiviteit van
1938-1939.
1-let is ontstellend, dat dit, ruim 2flaarna de bevrijding,
nog moet worden geconstateerd. I-Ïet belang van de wo-
ningvoorziening eist, dat hierin – hoe dan ook – ten spoe-.
digste verandering komt.
In werkgeverskringen wordt veelal maar één oplossiiig
bepleit: vrijheid. Vrijheid om in tarief boven het contract-
loon uit te gaan en de arbeidspretatie, die de arbeiders
.lunnen en willen geven, volledig te belonen.Met een beroep
op de vôôroorlogse verhoudingen meent men, dat dit uit-
eindelijk de bouw aanzienlijk goedkoper zal maken en het
tempo zal versnellen.
Ook van arbeiderszijdé echter is men over de tegenwoor-
dige gang van zaken niet tevreden. De heer Th. de Brou-
wer, voorzitter van de R.K. Bouwvakarbeidersbond ,,St.
Joseph”, heeft zich kort geleden in een artikel in ,,Bouw”
hierover uitgesproken (no. 10 van 6 Maart 1948). Deze
ziet de overheidsbemoeiing met prijzen en lonen als een
middel om in het bouwbedrijf geordende toestanden te
handhaven en zich daarbij zoveel mogelijk aan te passen
aan de speciale behoeften van het bedrijf. Anderzijds echter
erkent hij, dat de werkgevers, die van de voorschriften zijn
afgeweken, en de arbeiders, die hogere lonen hebben aan-
vaard, dit hebben gedaan, omdat zij iliet anders konden.
,,Men gaat toch”, zegt hij, ,,wel ver buiten de werkelijk-
heid staan, indien men hen scherp zou aanvallen, omdat
zij een loon accpteerden – dikwijls op aanbod van de
werkgever – dat boven het’loon van de regeling ligt, terwijl
veelal op dat loon een hogere arbeidsprestatie volgde.
Ook al is dit noch van de werkgevers, noch van de arbeiders
juist, dit moet bij de bijzondere behoefte, zowel voor de
één als voör de ander, in het licht van de werkelijkheid
worden gezien”.
In het bouwbedrijf kent men vrij.vel geen vast dienst-
verband zoals in de industrie. Er is een voortdurend komen
en gaan van arbeiders, zowel van goede en zeer gbede als
van middelmatige en slechte. Juist deze omstandigheid eist
volgens de heer de Brouwer een bepaalde elasticiteit bij
het vaststellen van de beloning voor geleverde arbeid,
ni. een bepaalde vrijheid voor de werkgevers om, boven
het contractloon, toewijding en bekwaamheid hoger te
waarderen en hogere arbeidsprestatie te belonen. Hij
noemt dan ook een loon, dat aan een bepaald maximum
gebonden is, voor het bouwbedrijf een knellende band.
Zonder te pleiten voor volledige vrijheid, wenst deze schrij-
ver meer ruimte voor een bijzondere beloning van een ho-gere arbeidsproductiviteit.
Men komt er niet meteen verbod van zwarte lonen, onidat men daarmede de arbeidsprestatie drukt en het
bouwn uiteindelijk duurder maakt. ,,Eensdeels”, zegt hij,
,,is het in tarief werken op de grote objecten en in de
woningbouw gegroeid, anderzijds is het juist nu een middel
tot
hoger
arbeidersinkomen en kosten
Qermindering
per, een-
heicl. Het niet meer in tarief kunnen werken zou de moge-
lijkheid van vergroting van liet arbeidersinkomèn blokkeren
en dat moeten wij nu juist niet hebben”.
Zijn pleidboi gaat in de richting van meer vrijheid voor het bedrijf, gepaard met groter verantwoordelijkheid.
De aandrang, die zowel van werkgevers- als van arbei-derszijde bestaat om tot wijziging van de bestaande rege
ling te komen, heeft er toe geleid, dat in Groningen
een proef
is genomen bij het bouwen van arbeiderswoningén, waarbij
het loonplafond is vervallen en onderbepaalde voorwaar-
den in tarief wordt gewerkt zonder begrenzing van het
uit te betalen loonbedrag. De Stichting van den Arbeid heeft thans medegedeeld,
dat na overleg tussen de organisaties in het bouwbedrijf
de Stichting en de Overheid deze proef thans zal worden
uitgebreid tot complexen volkswoningbouw in enkele
andere gemeenten. Aan deze complexen zal dus in tarief
worden gewerkt zonder dat een limiet is gesteld aan het
266
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
perdentage, waarmede het uit te betalen weekloon het
contractueel vastgestelde loon zal mogen overschrijden.
Deze nieuwe regeling heeft terstond een einde gemaakt
aan de staking, die in Amsterdam was uitgebroken als
gevolg van het verbod, hogere lonen dan de wettelijk vast-
gestelde uit te betalen. Ook hierin ligt een aarhvijzing,.dat
van de nieuwe regeling eèi verbetering van de toestand
wordt verwacht.
De toestand is dus momenteel zo, dat
in
enkele gemeen-
ten een proef zal worden genomen met werken in tarief,
dat wil dus zeggen beloning uitsluitend naar de geleverde
arbeid, zonder dat aan het te betalen weekloon een maxi-
mumgrens is gesteld. Dee proef zal plaats hebben onder
contrôle van overheidsorganen. Deze cohtrôle zal worden
bekostigd uit een fonds; dat door de betrokken werkgevers
zal worden bijeengebracht.
Voor de medewerkihg van de Overheid was het nog een
moeilijkheid, dat in deze tijd alle omvangrijke bouwwerken
aanbesteed zijn, zodat verlaging van de kosten zou neer-komen op een extra-winst voor,de aannemer. In verband
hiermede hebben de aannemers zich bereid verklaard,
aan de Overheid het bedrag te restitueren, dat door de
hogere arbeidsproductiviteit op de bouwkosten zal worden
bespaard. Op deze wijze kan een effectieve verlaging van
de bouwkosten worden verwacht.
De nieuwe regeling zal voorlopig slechts, behalve in
Groningen,
worden toegepast in
Amsterdam, Nijmegen
en
Eindhoven.
Voor de toepassing op een bepaald werk is
toestemming van het College van Rijksbemiddelaars nodig.
In geval van slagen is verdere uitbreiding in het vooruit-
zicht gesteld.
‘s-Gravenhage.
H. G. VAN BEUSE KOM.
HET
SPAARJAAR 1947 IN BELGIË,
Het saarjaar 1947 was van
bijzondere
betekenis voor
België. Onmiddellijk na de bevrijding heeft de Belgische
bevolking nietal te veel aan sparen gedacht. Ook de re-
geringspolitiek heeft het sparen niet altijd in
de
hand ge-
werkt. Volgens Bruegheliaanse traditie heeft men er
naar
gestreefd, zowel de Regering als de bevolking, in de eerste
plaats het potentieel van de Belgische vitaliteit te herstel-
len. Men heeft dus geconsumeerd.
Na
een eerste verzadi-
ging, die trouwens nog niet algemeen is, heeft de Belg
dan opnieuw aan sparen gedacht. De resultaten van die kentering komen vooral in 1947 tot uiting.
Een officiële propaganda voor het sparen, zoals ze sedert
het begin van de oorlog en reeds daarvôôr in de op het
,
gebied vn de financiële politiek en techniek meest ge-
evolueerde landen ingevoerd werd, bestaat in België niet. Wanneer de Regering een lening wenst te plaatsen, houdt
de Minister van Financiën een persconferentie en een
vergaderink met de bankiers. De bladen maken de modali-
teiten’van de verrichting bekend. Verder wordt voor de
emissie”vat publiciteit gemaakt door middel van aanplak-
brievenen wellicht een oproep langs de radio. De banken
gelasteh zich, tegen commissieloon, met het plaatsen van de lening. Maar aan het systematisch organiseren van pu-
blieke ,savings campaigns” werd ‘in België tot nog toe
weinig of niet gedaan. De recente verhoging van de spaar-
bedrijvigheid kan dus niet beschouwd worden als het ge-
volg van een doelbe
v~
dst6
l
en efficiënte overheidspropa-
ganda. Zij möet integendeel beschouwd worden als een
spontane manifestatie van d&ingeboren zin tot sparen en
de sterke behoefte aan sociale’veiligheid, die de Belg eigen
zijn. Na de eerste onvermijdelijke consumptieroes welke
na de bevrijding,
als
natuurlijke reactie op de tijdens de
bezetting geleden ontberingen, een tijdlang hoogtij ge-
vierd heeft, schijnen de traditionele deugden van ons volk
thans weer de bovenhand genomen te hebben.
In dit artikel zullen wij trachten na te gaan, in hoever
het sparen er in 1947 ten overstaan van de vorige na-
oorlogsjaren op vooruitgegaan is. Wij zouden tevens willen
uitmaken, in welke mate de vooruitgang van het sparen
overeenkomt met het progressierhythme van v56r de oorlog
en welke de verhoudingen zijn ten overstaan van de huidige
kapitaalbehoeften in verband met de economische recon-
structie van het, land.
1-let statistisch nateriaal, waarover men in België be-
schikt, maakt het ons niet mogelijk een volledig en weten-
schappelijk beeld van het spaarwezen in ons land op te
hangen. Een juiste, werkelijk economische maatstaf van
het sparen moet kunnen steunen •op een gedetailleerde
statistiek van inkomensvorming en inkomensaariwending.
Dergelijke gegevens bestaan in België op dit ogenblik nog
niet. Met het aanleggen ervan werd echter, volgens ver-
klaringen van cle Minister van Economische Zaken, een
aanvang genomen.
Bij
gebrek aan een algemene inkomens-
en uitgavenstatistiek zijn wij dus verplicht onze enquête
over het spaarwezen te beperken tot een bondig overzicht
van de belangrijkste geld:.en kapiLaalmarktgeevens, die
in verband met de financiële beleggingen van de spaar-
bedragen voorhanden
–
zijn, teneinde aldus tot een algemeen
idee van de jongste evolutie van het, sparen te komen.
Bij deze inventaris zullen wij niet alleen de zuivere vormen
van het sparen nagaan, maar ook de meer oneigen vor-
men, zoals de bank- en postcheckdeposito’s.
Wij
zullen
beginnen met een overzicht van het individuele sparen, in de vorm van inlagen bij -de spaarkassen, particuliere
verzekeringen, enz., om daarna ook enkele beschouwingen
te wijden aan de sector van het collectieve sparen, vertegen-,
woordigd o.a. door de ophoping van reserves in de onder-
nemingen en het draineren van kapitalen door het systeem
der Sociale Veiligheid, dat in België sedert 1944 w’erd
ingesteld.
Bij de interpretatie van de statistieken in verband met
de spaarbedrijvi’gheid zal men goed doen volgende aan-S
knopingspunten in acht te nemen: de biljettencirculatie,
die in 1938 gemiddeld 21,8 milliard frank bedroeg, bereikte
in 1947 gemiddeld 76,7 milliard, d.w.z. een nivau van
352 pCt. Einde 1947 stond de totale hoeveelheid betaal-
middelen t.o.v. 1986-1988 op de coëfficiënt 3,66. De
coëfficiënt van de detailprijzen bereikte 3,64
en
dit van
de lonen 3,53 (sociale lasten niet inbegrepen). De normale
aanpassingscoëfficiënten van, de economisch-monetaire
bëdrijvigheid
ler
einde 1947 schijnen in vergelijking met
de vooroorlogse basis dus ongeveer tussen 3,5 en 4
te
.liggen.
A. Het Individuele sparen.
Algemene Spaar- en Lijf rentekas en. particuliere Spaar-
kassen.
llieonder volgen vooreerst de bedragen met inbegrip
van de gekapitaliseerde intresten, welke op boekjes van
de Algemene Spaar- en Lijfrentekas (verder aangeduid
als
A.S. & L.K.)
en
van de particuliere Spaarkassen werden gespaard:
–
Evolutie van de deposito’s op spaarboekjes.
(in
millioenen frank)
Toestand
Algemene Spaar-
Particuliere
Totaal
per einde
en Lijfrentekas
Spaarkassen
1938
13.158
1.162
14.320
1939
12.403
1.053
13.457
1944
20.672
3.327
24.000
1945
19.404 (a)
3.906 (a)
23.310
‘1946
21.459
3.833
25.293
1947
25.425 (1»
4.263 (Jij
29.689 (b)
de
cijfers van einde
1945 af geven het saldo aan na aftrekklng
van de
door
de geldzuiveringsmaatregelen definitief geblok-
keerde tegoeden. voorlopige cijfers.
Uit
deze
tabel
kan men opmaken,
dat
t.o.v. 1938
de
totale
deposito’s bij de Spaarkassen maar ruim verdubbeld zijn.
De
toestand is
bepaald gunstig v6or de particuliere Spaar-
kassen, die
bijna
de
coëfficiënt 4 bereiken. Daar echter
meer dan de vier vijfden van de gezamenlijke spaarkassen-
7 April 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
267
deposito’s beheerd worden door de A.S. & L.K., waar de
tegoeden n jet helemaal de coëfficiënt 2 bereiken, komt
het totaal van beide sectoren minder gunstig uit. Nochtans
dient er op gewezen, dat in de loop van 1947 de A.S. &
L.K. een zeer merkbare vooruitgang heeft geboekt en zelfs
een grotere procentuele stijging dan de particuliere Spaar-
kassen vertoont. Het accres in 1947 bereikt nagenoeg 4
milliard, of 18,5 pCt, terwijl het bij de particuliere
Spaar-
kassen slechts ca 450 niillioen, of 12 pCt, bedraagt.
Onderstaande tabel geeft de evolutie van stortingen,
opvragingen en deposito-aangroei bij de A.S. &. L.l(.
tijdens cle tien laatste vooroorlogsjaren
6
sedert de ho-
vrij ding:
(in millioenen frank)
jaar
Stort ingen
0 pvragingen
Deposito-
i’rocentuelc
aangroel
i.oeneming
van de inlagen
1929
.
. . .
2.269,8
‘1.190,4
1.079,4
30,02 pCI
1930
.
. . .
3.418,4
1.437,8
1.980,6
39,99
1931
.
. .
3.267,-
2.010,7
1.236,3
19,05
1932
.
. . .
2.880,8 2.586,7
294,1
6,65
1933
.
. . .
2.435,3 2.526,4
–
91,1
1,92
1934
. .
…
2.548,4
2.305,1
243,3
5,32
1935
.
.
..
2.864,9
2.939,9
-75,-
2,06
1936
.
. . .
3.501,2
2.663,4
837,8
10,70 1937
–
. . .
3.836,5 3.127,6
709,1
8,82
1938
–
. . –
3.606,5
3.829,2
-222,7
1,04
1945
–
– . –
5.124,2
3.110,3 2.013,9
-6,13
1946
–
. . .
8.730,8 7.268,3
1.462,5
10,59
1947
–
. . –
13.296,3 (a)
9.942,9 (a)
3.353,4 (a)
18,48
(a) benaderend bedrag
Zoals men ziet, kan het jaar 1947 voor de A.S. & L.K
een schitterend jaar genoemd worden, daar het accres van de spaargelden het aanwasrhythme van de laatste
vooroorlogsjaren ruim overtreft en alleen door de buiten-
gewone s tijgi ngs percentages tijdens de hoogconjunctuur-
periode 1926-1930 overtroffen wordt. Hieruit mag men
besluiten, dat, niettegenstaande de huidige coëfficiënt van het depositovolume hij de Spaarkassen slechts 2 bedraagt,
de ontwikkeling in 1947 niettemin de indruk geeft, dat
het tempo van het zuiver sparen thans opnieuw het voor-
oorlogsrhythme bereikt. Er dient hier echter aangestipt,
dat in Januari 1947, tengevolge van de deblokkerings-
maatregelen, de deposito’s tot 15.000 frank zijn vrijgeko-
men. Dit heeft voor gevolg gehad, dat 869,5 millioen
gelden bij de A.S.& L.K. opnieuw op yrije rekeningen
werden ingeschreven. De meeste van deze gelden werden
wellicht niet afgehaald. 1-letzelfde verschijnsel komt voor
bij de particuliei’e Spaarkassen. Zelfs indien men rekening
houdt met dit voorbehoud, blijft het deposito-accres hij
de Spaarbanken toch nog zeer bemoedigend.
Een factor, welke er toe bijgedragen heeft het toevloeien
van deposito’s naar de A.S. & L.K. te bevorderen, isde
aanpassing in Juli 1947 van het maximum der inlage, waar-
op de hoogste rentevoet – 3 pCt – toegepast wordt. Deze
maximumgrens werd toen van 30.000 op 50.000 frank
gebracht.
De gunstige evolutie van het sparen bij de A.S. & L.K.
in 1947 wordt door de eerste gegevens voor 1948 volledig
bevestigd. Voor de twee eerste maanden bedroegen de
stortingen 1.583 millioen frank, tegenover 777 millioen
afhalingen. De aanwas voor Januari en Februari 1948
beloopt aldus 806 millioen frank; dit is het hoogste cijfer,
dat voor die twee maanden ooit bereikt werd.
Kap ital isatieennootschap pen en bouwsparen.
Er zijn 11 kapitalisatievennootschappen in België, waar-
van er 3 het bouwsparen beoefenen. De evolutie van de
stortïngen en van de wiskundige reserves bij de kapitalisa-
tiemaatschappijen doet zich voor als volgt:
(in millioenen frank)
Jaar
Stortingen
Wiskundige
reserves
139
–
………………………..
0,9
1,2
1940
.
……………………….
0,7
1,9
1944
……………………….
225,9.
354,4
1945
……………………….
213,4
.
508,9
1946
..’ ……………………..
226;6
–
513,1
1947
…………………………
200,0
2)
480,0
1)
‘) raming
Deze vorm van sparen heeft zich vooral gedurende de
oorlog ontwikkeld. Sedert de bevrijding is de toestand
inzake stortingen meer gestabiliseerd, terwijl de terugbe-
talingen en annulaties vrij talrijk geworden zijn;s zodat
de wiskundige reserves, niettegenstaande de2nieuwè pro-
ductie, practisch niet meel’ verhoogd zijn. De vooruitgang
van deze nieuwe spaarvorm tijdensde laatste jaren schijnt
vooral verband te houden met de behoeften inzake wo-
ningbouw. Sedert einde 1947,heeft de A.S.
.&
L.K. even-
eens een afdeling voor houwsparen opgericht. De eerste
resultaten zijn aanmoedigend.
LeQensc’erzekelingen en •’ente’esttgingcn.
Ook de levensverzekeringen hebben tijdefls de oorlog
een grote vooruitgang genaakt, als gevolg van de neiging
van het publiek een gedeelte van zijn overtollige koop-kracht op die wijze te beleggen. Na de bevrijding heeft
zich vooreerst een tamelijk merkbare inzinking in de
premiestortingen voorgedaan, doch sedert 1946 is er op-
nieuw een verbetering ingetreden, die zich eveneens in
147 laat gevoelen.
.2 0
.Premiestortingen en wLslcundige ,’eserQes bij de
leeensec,zekerin gen
(in millioenen frank)
Jaar
Geïnde
Wiskundige
premiën reserves
1938
……………………
.’
568,1
3.318,8
1939
……………………..-..
.
.
3.550,5
1944
…………………….-.,.
–
1.610,6 7,328,0
4945
………………………..
1.248,6
8074,1
1946
……………..
. …….
.-.
1.574,9
(a)
9.001,9 (a)
1947
……………………….
1.667,5
(b)
0.830,0 (b)
voorlopige cijfers
raming
Voor de levensverzekeringen is de aanpassingscoëfficiënt
dus ongeveer 3, hetgeen als vrij gunstig mag beschouwd
worden.
–
tAj
Een verdere belangrijke sector van het ‘individuele
spaj’en wordt gevormd door de pensioen- en rentevestigin-
gen hij de Lijfrentekas van de A.S. & L.K.,vaar de toe-
stand zich als volgt ontwikkeld heeft:
(in millioeien frank)
Jiar
Gestorte
Wlskuudige
bedragen
reserves
1938
………. ………………
.384,1
5.457,9
1939
……………. . ………..
361,2
,
5.060,0
1945
……………………….
425,6′
0.066,5
1946
……………………….
591,0
9.781,1
1947
……………………….
663,1 (a)
10.000,0 (a)
(a) ranling
Voor de Lijfrentekas bereikt de aanpassings’cëfficiënt
nauwelijks het cijfer 2. In vergelijking met de evolutie in
de levensverzekeringsector blijkt de toestand hier dus
minder gunstig te zijn. Dit is te wijten adn divèrse factoren
in verband met het systeem van de sociale veilighéid. Zo
werden bijv. de verplichte maandelijkse stortingen voor
ouderdomspensioen van 25 frank voor arbeiders è.i
–
I
S frank
4
voor werklozen tot hedén aan de sedert de ôorlog inge-
‘treden muntwaardevermindering nog niet aangepast, ter-
wijl anderzijds zekere sociale activiteiten, die vo.êger door
de A.S. & L.K. waargenomen werden, thans door het
nieuwe systeem van de Sociale Veiligheid ovorgenomen
‘werden. Dat de stortingen hij de Lijfrentekas toch nage- –
noeg verdubbeld zijia, rnoettoegéschreven worden aan de
perequatie van de bijdragen voor hediendenpensioenen,
aan het feit dat het stelsel der verplichte stortingen, in
aansluiting met het wettelijk regime van de Sociale Veilig-
heid, stipter wordt toegepast en dat er in 1947 weinig
werklozen waren, zodat meer bijdragen van 25 frank en
minder van 5 frank gestort w’erden; bovendien zijn -ei’ in
vergelijking met voor de oorlog thans ,qok meer Vrije
1)
Volledlglleidsbalve werd de Verzekeringskas van de A.S. & L.K.
bij de particuliere veflflootschappel1 gevoegd. De geïnde premiën en
wiskundige reserves van bedbelde kas bedroegen resp. in 1938:
19,8 en 219,1 millioen fr. in 1947: 67,5 en 230 millioen.
268
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
verzekerden bij de Lijfrentekas aangesloten. Zodat in zijn
.geheel genomen de toestand bij de Lijfrentekas toch niet zo ongunstig voorkomt.
Het op potten of stille sparen.
Reeds vÔér de tweede wereldoorlog werd in België fel
opgepot. De ramingen daaromtrent waren echter, zeer
uiteenlopend en gingen van 5 tot 12 milliard frank. Afge-
zien van de exceptionele oorlogsomstandigheden heeft het
verschijnsel zich ook sedert de bevrijding nog sterk uitge-
breid, in verband met allerlei na-oorlogse spanningen:
zwarte marktverrichtingen, belastingontduiking, vrees
voor muntmanipulaties, onzekere internationale toestand
enz. Volgens sommigen zou de biljettenoppotting op dit
ogenblik tussen de 20 en 30 milliard schommelen, op een
totale circulatie van ca 80 milliard, hetgeen dus ook hier
een toenemingscoëfficiënt van 3 tot 4 t.o.v. 1938 zou
betekenen. –
Oneigen oormen van sparen: Postcheck- en Bahkdeposjtos
Hoewel deze gegevens vooral met de geldmarktevolutie
verband houden, is het toch nuttig ze te vermelden, hetzij
met het oog op een vergelijking met de eigenlijke spaar- of
kapitaalmarktfactoren, hetzij omdat zij soms een vorm
van tijdelijk sparen uitmaken of een gewijzigde vorm in
het tijdelijk sparen aangeven. Zij zijn ook kenmerkend
voor de recente ontwikkeling op de kredietmarkt, die sedert
de tweede helft van 1946 onder hoge druk staat.
(in millioenen frank)
Einde
Particuliere
Bankdeposito’s
tegoeden
hij
cle
Post- op
zicht en op meer dan
Totaal
checkdienst op hoogstens
1
maand
1
maand
1938
. . .
3.021
14.353
,
1.721
16.074
1939
….
3.167
11.934
1.221.
13.155
1944
. . .
5.812
14.353
1.421
15,774 1945
. . .
12758
34.721
1.918
36.639
1946
. . .
15.329
43.785
2.234
46.019
1947
. . . .
15.913
43,313
3.278
46.591
De sterke toeneming van de. inlagen bij de Postcheck-
dienst, die sedert 1938 vervijfdubbelden, wijst e’r op, dat
de laatste jaren ook in België flinke vorderingen naar een
modern en rationeel betalingsverkeer gemaakt werden.
De normale economisch-financiële aanpassingscoëfficiënt,
die tussen 3,5 en 4 schommelt, werd hier ruim overschreden.
In verhouding tot de prijs- en loonontwikkeling hebben
de deposito’s bij de particuliere banken eveneens een
bevredigende evolutie gekend. Zoals uit bovenstaande
cijfers blijkt, zijn de gezamenlijke bankdeposito’s op, zicht en op hoogstens 30 dagen in vergelijking met de vooroör-
logse positie ongeveer verdriedubbeld. De termijndeposi-
to’s (meer dan één maand), die reeds meer aan het spaar-begrip beantwoorden, zijn niet in dezelfde mate toegeno-
mèn. Opmerkalijk is evenwel de sterke stijging van de
termijndeposito’s in 1947: terwijl de zichtdeposito’s een
geringe contractiè vertonen, boeken de termijndeposito’s
daarentegen en aanwas van meer dan één milliard. Een
nog meer uitgesproken spaarkenmerk dragen de gelden, die, bij de banken op ,,depositoboekjes” belegd worden Bedoelde bedragen komen echter niet afzonderlijk in de
bankstatistieken voor; zij zijn begrepen in de deposito’s
op zicht en op hoogstens 30 dagen. De stortingen op bank-depositoboekjes vertonen veel gelijkenis met de stortingen
op spaarboekjes bij de spaarkassen. Het spaarkarakter
van die bedragen vloeit namelijk voort uit de bepalingen,
die de afhalingen en de intrestvergoeding op de deposito-
boekjes regelen. Gewoonlijk kan slechts 5.000 frank op
zicht afgehaald. w,orden. Voor hogere bedragen is een
vooropzeg vereist, over ‘t algemeen 14 dagen voor afha-
lingen tot 50.000 frank. De vergoede intrest bedraagt
meestal 2 pCt tot een bedrag van 200.000 frank of minder.
Boven de 200.000 frank wordt 1 of 1 pCt vergoed. De
inlagen op depositoboekjes, die vôér de oorlog rondom
het milliard schommelden, hadden per einde 1947 het
bedrag van 4′ milliard ruim overschreden, aldus ongeveér
de toenemingscoëfficiënt 4 bereikend. De stortingen op
depositoboekjes hebben vooral na de bevrijding een grote
uitbreiding genomen. Sedert 1946 is de toeneming echter
vertraagd. In 1947 bedroeg de stijging toch nog meer dan
400 millioen.
B. Het collectieve sparen.
Winstresereringen in de N. V.’s
Onder de vormen van hetcollectieve sparen dienen in
de eerste ‘plaats de gereserveerde winsten der handels-
maatschappijen vermeld.
1
Onderstaande tabel geeft de evolutie van de winst-
reserveringen in de naamloze vennootschappen tijdens de
laatste jaresi.
(in millioenen frank)
Jaar
Gestort Boekhod-
Netto
Bruto di- Gereser-
kapitaal
kundige
winsten videnduit- veerde
reserves
keringen
winst
1938
48.321
17.838
5.744
4.297
1.447
1939
48.705
16.974
4.365
3.984 .
381
1945
39.610
12.631
21
926
905
1946
47.348
20.117
5.224
2.220
3.004
1947
53.811
41.097
8.746
4.319
4.427
Uit de cijfers blijkt, welke grote inspanning de maat-
schappijen de beide laatste jaren gedaan hebben om door autofinanciering hun wederuitrusting te bekostigen. Ten
overstaan van 1938 zijn de niet-uitgekeerde winsten in
1947 verdrievoudigd. De gemiddelde gereserveerde winst
voor de jaren 1936–1988 bedraagt 886 millioen, zodat
t.o.v. die periode door de N.V.’s in 1947 nagenoeg 5 maal
meer werd gespaard. Daar echter het verplichte opmaken
van de balansen en verlies- en winstrekeningen volgens
rationele en eenvoudige schema’s in Belgi nog niet inge-
voerd is en de boekhouding in het bedrijfsleven nog niet
onder contrôle staat van beëdigde revisoren, kan men uit
voormelde cijfers geen definitieve conclusie halen betref-
fende de absolute omvang van de autofinanciering in het
bedrijfsleven. Ze kunnen slechts een tendens aangeven.
Zo ook voor de enorme toeneming der reserves, welke gro-
tendeels voortspruit uit de door de fiscus toegelaten her-
waardering van de activapostén. Het staat echter vast,
dat in 1947 de sommen besteed .aan herstel en uitbreiding
van de outillering en heraanvulling der stocks zeer hoog
zijn geweest en dat in deze vorm een belangrijke fractie
besparingen werd geïnvesteerd.
De Sociale Veiligheid.
Een nieuwe vorm van het collectieve sparen, welke na
de oorlog ontstaan is of althans grote uitbreiding genomen
heeft, is deze van de Sociale Veiligheid. Sedert het van
kracht worden van de wetten op de verplichte maatschap-
pelijke voorzorg werden langs deze weg enorme kapitalen
verzameld. Alhoewel de gestorte sommen over ‘t algemeen
vrij snel over de verschillende categorieën van rechtheb-
benden terug verdeeld worden, moet toch gezegd, dat deze
factor in de geldrnarkt en indirect ook in de kapitaalmarkt
een niet onbeduidende rol speelt. Toen de Sociale Veilig-
heid ingericht werd, werd een schattink opgemaakt van
de sommen, welke nodig zouden zijn om aan al de loon-
trekkenden in het land bepaalde voordelen te kunnen waar-borgen inzake ziekte, invaliditeit, pensioentoeslagen, werk-‘
lozensteun, arbeidersverlof, familietoeslagen en huishou-
delijke wederuitrusting. Een reserve moest kunnen worden
voorzien, te meer omdat de sommen, uit te keren op grond
van vaste vergoedingen, volgens de omstandigheden in
grote mate kunnen schommelen. Denken wij hier slechts
aan de ziekté- en werklozenverzekering. ‘Aanvankelijk
bleek, dat het verzekeringssysteem van de Sociale Veilig-
heid hoge sommen zou kunnen reserveren. Daar echter de
fondsen voor ziekte- en werklozensteun in de laatste tijd meer worden aangesproken dan in den beginne het geval’
was, schijnt deze reserve thans te verminderen. De cijfers
per einde 1947 zijn nog niet beschikbaar. Sinds het instel-
7 April 1948
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
269
len van de Sociale Veiligheid einde 1944 tot op 30 Sep-
tember 1947 had de Rijksdienst een bedrag van nage-
noeg 26,1 milliard aan bijdragen opgehaald, terwijl aan
de aangesloten kassen een totaal van 20,6 milliard voor
het dekken van hun behoeften voorgeschoten werd. Tot
nog toe heeft de functionnering van het systeem dus de
accumulatie van een reserve van verschillende milliarden
toegelaten. Voorzover men kan rekenen op een stabilisatie
van de sommen, welke met het oog op de herverdeling
door de Sociale Veiligheid en haar aangesloten kassen
tijdelijk wofden beheerd, kan men spreken over een vorm
van collectief’sparen. Daar echter de Sociale Veiligheid nog
maar in het beginstadium van haar uitbouw verkeert en
nog onzekerheid liëerst inzake de verdere beïnvloeding
van het systeem door het conjunctuurverloop, is het be-
grijpelijk, dat de voorlopig ter beschikking staande gelden
alleen in rekening-courant bij de Nationale Bank, in cali-
geld of op korte termijn in kasbons bij parastatale instel-
lingen belegd worden.’ –
**
*
Kap ttaalemtss tes.
Een ,sector, waaraan wij bij het afsluiten van dit over-
zicht van de meest belangrijke vormen van het spaarwezen
nog even onze aandacht zullen wijden, zijn de publieke kapitaalemissies vanwege het bedrijfsleven en de over-
heidsorganen. Natuurlijk kunnen d’e.uitgiften van nieuwe
kapitalen niet als een helemaal op zichzelf staande spaar-
activiteit beschouwd worden, vermits op een deel van de
emissies ingeschreven wordt met fondsen, die reeds als
spaargelden in diverse financiële instellingen voorkomen,
terwijl de statistieken niet toelaten uit te maken, welk
gedeelte rechtstreeks door particulieren opgenomen wordt.
In onderstaande tabel geven de cijfers voor de prixate
sector dé netto-emissies op, d.w.z. de verse kapitalen, die
ter beschikking van het bedrijfsleven gesteld worden.
Daarentegen vertegenwoordigen de overheidsemissies
bruto-bedragen, dus zonder rekening te houden met con-
versies of terugbetalingen, zodat deze cijfers met een nog
groter voorbehoud dienen geïnterpreteerd.
(In nsillioenen frank)
Jaâr
Private sector: netto-emissles
Publieke sector: van handelsvennootschappen
Staat en andere
Aandelen
Obligatiefi
.
Totaal
oNerheids-
(+ uitgifte-
organen
(premien)
1938
.
. . .
240
436
676 3.141
1939
….
41
246
287
67
1945
. . .
1.082
853
1.935
13.112
(a)
1946
.
. . .
867
2.258
3.125
4.260 (b)
1947
.
. . .
1.484
3.019
4.503
10.058 (c)
(a Inbegrepen 10.610 millioen voor de Bevrijclingslening, waarop
voor meer dan 5 milliard met vervallen Schatkistcertiticaten
werd ingeschreven.
Muntsaneringslening niet inbegrepen.
Waarvan ca 2,5 milliarci voor aflossingen.
Voor de sector van het bedrijfsleven gaat een vergelijking
van de huidige toestand met de jaren 1938-1939 moeilijk
op, omdat de emissiebedrijvigheid tijdens die periode
buitengewoon laag was. In de meer normale periode
1936-1938 werd door de vennootschappen gemiddeld
voor 873 millioen per jaar aan verse kapitalen opgenomen;
zodat, in vergelijking met dit laatste bedrag, in 1947 vijf
maal meer werd geëmitteerd. 1-loewel in deze cijfers niet
kan nagegaan worden, in hoever er dubbeltellingen in
voorkomen door samenvoeging van de participatie-
maatschappijen bij de andere, blijkt toch, dat de kapitaal-
markt in 1947 in ruime mate aan de enorm gestegen
behoeften van het bedrijfsleven beantwoord heeft.
Ook de Overheid heeft in 1947 een belangrijk beroep op
de kapitaalmarkt gedaan. Met uitsluiting van ca 2,5
milliard, welke voor aflossingvan vroegere leningen ge-diend hebben, werd niettemin nog een bedrag van nage-
noeg. 7,5 milliard voor publieke investeringsbehoeften
beschikbaar gesteld, hetgeen als bevredigend, -kan be-
schouwd worden.
Conclusies.
Er kon geen spraak van zijn binnen het bestek van dit
artikel een volledige heclirijving te geven van al de fac-
toren in verband met het spaarwezen in België. Wij
hebben slechts exemplatief de belangrijkstë gegevens willen
schetsen, vooral in de sectoren, waar een statistische docu-
mentatie beschikbaar is, om tè laten uitschijnen, in welke
mate het sparen zich in 1947 in vergelijking met de voor-
oorlogse verhoudingen heeft hersteld. Wij moeten echter
rekening houden met het feit, dat de statistieken in België
nog niet volledig uitgebomvd. zijn en dus geen exacte inventaris van het spaarvermogen weergeven, die zou
toelaten de omvang der besparingen tegenover de investe-
ringsbehoeften te stellen. Verder worden verschillende
gegevens omtrent de paarvorming sedert de bevrijding
beïnvloed door boekhoudkundige manipulaties in verband
met de monetaire saneringsmaatregelen. Ondanks deze
restricties blijft het niettemin een feit, zoals uit de opge-
geven cijfers voldoende blijkt, dat er in 1947, na de eerste
roes van verbruiken en genieten, die op de bevrijding ge-
volgd is, werkelijk opnieuw een tendens tot versterkte
kapitaalvorming en -belegging is aangebroken. Gelet op de
acute kapitaalbehoeften in de huidige periode van intense
wederopbouw kan dit verschijnsel zeker als een gunstige
factor in de ontwikkeling van de Belgische volkshuishou-
ding bestempeld worden.
Wat tenslotte de vooruitzichten inzake het probleem
van de naoorlogse verhoudingen tussen, besparingen en
investeringsbehoeften betreft, menen wij het volgende te
mogen concluderen: véér ‘de oorlog schommelde het
nationaal inkomen in België rondom 65 milliard frank
per jaar, waarvan, volgens zekere ramingen, jaarlijks
12 â 14 milliard frank gespaard werd. Men kan aannemen,
dat in 1947 het Belgisch nationaal inkomen minstens
200 milliard heeft bereikt, waarop dus normalerwijze een
fractie van ca 40 milliard zou moeten kunnen gespaard
worden. Steunend op een grondige enquête, werd door het
Ministei’ie van Wederuitrusting een programma tot vol-
ledige wederuitrusting van de Belgische economie ont-
wor5en. Volgens dit heruitrustingsplan zou de gezamen-
lijke behoefte aan nieuwe kapitaalsinvesterirtgen over een periode van 10 jaar ruim 350 milliard bedragen, hetzij een
jaarlijks gemiddelde van ca 35 milliard. De gedeeltelijke gegevens in verband met de .spaarvorming, die wij in de
voorgaande bladzijden ontieed hebben, schijnen er op te
wijzen, dat voor 1947 een totaal bedrag aan’besaringen
van 25 tot 30 milliard als aannemelijk voorkomt. Op
basis van die aanwijzingen mag men dus besluiten dat,
onder normale internationaal politieke en economische
voorwaarden, België een redelijke kans heeft zijn her-
outillerïngsprogramma te kunnen verwezenlijken en aldus
zijn plaats onder de meest geïndustrialiseerde landen,
evenals zijn relatief hoge levensstandaard, te handhaven.
Brussel.
M. NAESSENS.
HET HUIDIGE DILEMMA IN DE
NATUURWETENSCHAPPELIJKE RESEARCH
IN DE VERENIGDE STATEN
*).
,,The security and prosperity of the
United States depend today, as neoer
bef ore, upon the rapid eftension of
scientif ie knowledge”.
De wetenschap is in de tweede wereldoorlog de eerste
verdedigingslinie geweest. 1-let succesvolle bombardement
in 1943 op het eiland Swinemünde, waar de Duitse labora-
toria met de wetenschappelijke staf gevestigd waren, die
zich o.a. met het onderzoek naar de atoombom bezighield,
behoorde tot één van de grootste overwinningen – als
– *) Technische moeilijkheden buiten de schuld van dc schrijver
hebben de plaatsing van dit artikel vertraagd (Red.).
270
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
,,geruisize” overwinning onder het publiek weinig bekend
– door de’ geallieerden op Duitsland behaald. In de vol-
gende oorlog zal de wetenschap een nog belangrijker rol
vervullen. Een –
wat
overdreven voorgesteld – ,,druk
op de knop”-oorlog behoort niet tot de onmogelijkheden.
Voordat echter een dergelijk vernuftig oorlogsapparaat
kan functionneren, zal nog zeer veel wetenschappelijk
onderzoek moeten worden verricht. Daarom moet een
land als de Verenigde Staten aan de ontwikkeling van de
wetenschap bijzondere eisen stellen. Dit gebied kan niet
uitsluitend aan de. vrije groei en het particulier initiatief
worden overgelaten. Een land, dat een leidende rol in de
wereld speelt, zal in de huidige omstandigheden een groter
deel van zijn nationaal inkomen dan vroeger voor de ont-
wikkeling van de wetenschap beschikbaar moeten stellen.
Voor de Verenigde Staten geldt
,
daarom nog een tweede
reden. De grote welvaart in dat land is voor een belangrijk
deel ook aan de toepassing
•
van wetenschappelijke uit-
vindingen toe te schrijven. Daarom hangt de toekomstige
welvaart ook voor een deel van de groei en bloei van de
wetenschap af. In de huidige omstandigheden komt daar
nog een speciale factor bij. De hulp aan Europa kan er
toe leiden, dat na het beëindigen van de reconstructie
van Europa een deel van de Europese industrie beter
uitgerust en meer gemoderniseerd is dan de Amerikaanse
industrie. De geschiedenis van een deel van de Engelse
industrie is daarom een waarschuwend voorbeeld. Eens
superieur, werken enkele Engelse industrieën, vooral de
basisindustrieën, thans met verouderde methoden en
daardoor oneconomisch en met een veel te hoge kostprijs.
De hierboven geciteerde woorden, waarin het vborafgaande
is samengevat, vormen de eerste zin van een uitvoerig
rapport, dat op verzoek van President Truman is uitge-
bracht door een commissie, welke een onderzoek heeft
ingesteld naar de toekomst van de natuurwetenschappen
in de Vérenigde Staten. Kennisneming van dit rapport
1)
door regerings- en wetenschappelijke kringen en door het
bedrijfsleven in Nederland wordt met grote aandrang
aanbevolen, nièt alleen om de betekenis van de organisatie
van het wetenschappelijk onderzoek in ieder land, maar
ook omdat Nederland een aant’al an’aloge problemen heeft.
De rapporten beperken zich tot de natuurwetenschappen
(mcl. de medische wetenschap); de economische en sociale
wetenschappen zijn niet behandeld
2).
In de totale uitgaven, welke voor de ontwikkeling van
de Amerikaanse wetenschap worden gdaan, zit een voort-
durende groei. Deze groei is door de oorlog versneld.
Volgehs een berekening zouden de uitgaven voor natuur-
wetenschappelijke doeleinden, als er geen oorlog was
geweest, in 1950 ongeveer $ 700 millioen per jaar hebben
bedragen. De oorlog heeft deze uitgaven enorm doen
stijgen, zoals uit de volgende tabel blijkt. In de vijf jaren
van 1941 tot 1945 werden voor dit doel $ 3 milliard
1)
Deze rapporten onder voorzitterschap van de President van de
,,Scientific Research Board” zijn:
Deel
1,
,,A program for the Nation”, schetst de positie van
het land in de wetenschappelijke research en ontwikkeling, zijn
behoeften en geeft aanbevelingen voor verbetering.
Deel
II,
,,The Federal Research Program”, bespreekt in bijzonder-
heden het wetenschappelijk werk van de verschilienderegerings-
instanties op dat gebied, geeft een historisch overzicht, de admini-
stratieve organisatie, uitgaven enz.
Deel
III,
,,Administration for Research”, analyseert het werk
van de Federale Regering op dit gebied nader, wijst op de cardinale
problemen en
op
een te voeren politiek en geeft aanbevelingen voor
modernisering van het regeringsapparaat op het gebied van dc
wetenschappen. .
Deel
IV,
,,Manpower for Research”, wijst op het tekort aan
wetenschappelijke werkers, zijn gevolgen voor de vooruitgang van
de wetenschap en de maatregelen, welke genomen moeten worden.
Deel
V,
,,The Nation’s Medical Research” bespreekt de vooruit-
gang in medische en aanverwante wetenschappen, de problemen
voor de Regering en het land als geheel en geeft aanbevelingen
voor een verbeterde administratie.
Teneinde misverstand te voorkomen zij er op gewezen, dat het
woord research de gehele wetenschap omvat. De rapporten onder-
scheiden de begrippen ,,basic research”, ,,applied research” en
,,development”. De laatste twee begrippen omvatten in het alge-
meen de Nederlandse opvatting van het begrip research. –
uitgegeven, waarvan ongeveer 83 pCt door de Regering
(voornamelijk voor militaire doeleinden).
Uitgaven poor natuurwetenschappelijke doeleinden (exclusief
atoomenergie) in miljoenen dollars.
Jaar
.
Totaal
Federale B’edrijfs-
Universi- Overige
Regering
leven
teiten
1930
166
23
116
20
7
1932
191 39
120
25
7
1934
172
21
124
19
8
1936
218
33
152
25
.8
1938
. ..
:
264
48
177
28
11
1940 ‘
……
345
67
234
31
13
1941/’45
1).
600
500
80
10
10
1947
2)
. . .
1.160
625 450
45
40
‘) Jaargemiddelde.
‘)
Volgens
begrotingen en schattingen.
Het onderzoek naar de uitgaven voor wetenchappelijke
doeleinden leert nu, dat het Amerikaanse researchpro-
gram onevenwichtig is tengevolge van een overwicht
van de militaire research en de toegepaste, wetenschap.
De ,,basic research”, het zuiver wetenschappelijk onder-
zoek heeftzich onvoldoende ontwikkeld. Dit blijkt ook uit
het feit, dat he 1 aandeel van de universiteiten, de hoofd-
bron van de zuivere wetenschap, in de totale uitgaven
gedaald is van 12 pCt in 1930 tqt4 pCt in 1947. V66r de
oorlog steunde bovendien de Amerikaanse wetenschap,
wat het zuiver wetenschappelijk onderzoek betreft, voor
een deel op Europa. Dit was zelfs het geval met de atoom-
bom
3).
Na de oorlog zijn de Verenigde Staten, tengevolge
van het neerlaten van het ijzeren gordijn en cle ongeregelde
toe,standen in Europa, volgens de commissie, voor het
eerst in de geschiedènis – en het klinkt voor ons land en
enkele andere Europèse landen niet hoffelijk — wat de
uitbreiding van het natuurwetenschappelijk onderzoek
betreft, op . zichzelf aangewezen
4).
Volgens de commissie is het echter ongewenst en on-practisch, althans voor de naaste toekomst, de nationale
uitgaven, voor militaire of industriële research te ver-
minderen. Integenc[eel, het is hèel goed mogelijk, dat de
eerstgenoemde uitgaven nog verhoogd zullen moeten
worden.
Oppervlâkkig beschouwd lijkt een uitbreiding van het
zuiver wetenschappelijk onderzoek gemakkelijk. Dit is
echter niet het geval. De moeilijkheid zit,niet in de eerste
plaats in de middelen, maar in het-ontbreken van een
voldoende wetenschappelijke staf. De technologische en
wetenschappelijke vooruitgang van het land hangt af
van een zeer klein aantal mensen, nI. 137.000 waarvan
57.000 in industriële researchlaboratoria, 50.000 aan
universiteiten en 30.000 in regeringsinstituten werken.
Het aandeel viin cle laatste is constant gebleven, dat van
de industrie is gestegen ‘en dat van de .univë’rsiteiten is
gedaald van 49 pCt in 1930 tot 36 pCt in 1947.. Dit is van
betekenis omdat de univérsiteiten niet alleen de voor-
‘) De volgende passage Uit deel No.
4
geeft in het kort de betekenis
van de Europese wetenschap voor Amerika duidelijk weer:
– ,,America arrived late upon the scene of scientific investigatlon.
Around the turn of the century, when Pasteur and Koch, Roentgen
and the Curies had already completed tbeir great work in Europe,
ve had only a few highly trained sclentists. Even In recent years,
the larger number of basic scientific discoveries has come from
Europe. The revolutionary sulfa drugs and atabrine had their be-ginning in German research laboratories; atom splitting was dis-
covered in Berlin following a series of investigations by an Italian
physicist. The basic pioneer work that lcd to radio and radar and
our enormous American electronic industry was that of a German
professor. The discoveries which lcd to penicillin came from England,
and to DDT from Germany and Switserland”.
,,It has been our genius in America to take such innovations and
,
develop them tremendously and swiftly and we have done this
exceedingly well. But this pattern had produced a far stronger
emphasis on engineering and technology than on basic research.’
considering our late start, we have ‘made remarkable pro’gress on
basic research; but not enough, and little since
1940″.
4)
Volledigheidshalve citeren wij de betreffende zin:
,,The unity of western civilisation bas been sbattered, and for the
first time in our history, we are on our own
50
far as the extension
of knowledge Is
concerned” (Deel
1,
blz.
5).
7 April 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
271
naamste bron zijn van het zuiver wetenschappelijk onder-
zoek, maar door de docerende taak tevens tot de vorming
van nieuwe beoefenaars der wetenschappen bijdragen.
Gedurende de oorlog is ‘het aantal afgestudeerden on-
voldoende geweest. Volgens een schatting is het weten-
schappelijk leger 90.000 candidaten en 5.000 doctoren
(het betreft hier alleen de natuui’weenschappen) kleiner
dan het geweest zou zijn als de vooroorlogse trend zich
zou hebhen,voortgezet. Bovendien wijst het rapport er op,
dat er véér de oorlog nooit een teveel is geweest aan
eerste klas researchwerkers. Op het ogenblik heeft iedere
researchorgan isatie belangrijke vacatures, zodat zelfs
belangrijke projecten niet uitgevoerd kunnen worden. De
universiteiten voelen dit tekort tengevolge van de on-
gunstige salarissen
5)
het meest. Er is dan ook een grote
concurrentie gaande tussen de universiteiten, w’aardoor de
minst draagkrachtige, waaronder vaak zeer goede, grote
verliezen in hun staf leiden. Dit tekort heeft ernstige
gevolgen. 1n de eerste plaats zijn de universiteiten minder
dan vroeger in staat de zuivere wetenschap te beoefenen
juist in een tijd dat zulks dringend nodig is. En verder
ontvangen de studenten te weinig goede training voor de
toekomstige beoefening van de zuivere wetenschap. Om
nog een cijfer te geven: volgens het rapport zijn er 15.000
wetenschappelijke docenten, waarvan 4500 met een
doctorsgraad nodig om de vooroorlogse verhouding
tussen studenten en docenten te herstellen. Bovendien is
er geen reden om te veronderstellen, dat de vooroörlogse
verhouding een optimale was.
De grote toeloop van studenten na de oorlog maakt,
dat er over 10 jaren weer genoeg wetenschappelijke onderzoekers zullen zijn, maar hun prestaties zullen
tengevolge van het gebrek aan en de overbelasting van de
docenten van mindere kwaliteit zijn.
Een van de redenen van het tekort is te zoeken in de
snelle groei van de research van liet bedrijfsleven, dat in
de oorlog sterk ‘ingekrompen was (zie tabel). Vergeleken
met 1938 zijn de uitgaven van het bedrijfsleven voor dit
doel moer dan verdubbeld. Hoewel hierbij rekening moet
worden gehouden met de sterk gestegen kosten en sala-
rissen, is deze uitbreiding niettemin zeer belangrijk. De
grote winsten van het Amerikaanse bedrijfsleven, de te
verwachten concurrentie na deze gunstige jaren, moedigen
lietresearchwerk aan. En de industrie trekt door de betere
salarissen het wetenschappelijk personeel van universi-
teiten en regeringsinstellingen weg.
Op grond van de dringende noodzaak van verdere
uitbreiding van het wetenschappelijk werk enerzijds,
van het tekort aan voldoende krachten anderzijds, komt
de commissie tot de opstelling van een wetenschappelijk
uitbreidingsprogram. Het huidige program moet in 1957
verdubbeld zijn. Welke bedragen voor een dergelijk pro-
gram uitgetrokken moeten worden, is een kwestie van
afwegen. Er is geen bekende grens aande ontdekking van
kennis; daarom zullen de grenzen van een researchprogram
alleen bepaald worden door de bekwaamheid van de
mensen. Uitgaven voor deze doeleinden brengen welvaart voort. Het bedrijfsleven heeft ervaren, dat investeringenin
research hoge dividenden afwerpt. Dat is eveneens waar
voor een volkshuishouding als geheel. ,,It cannot, therefore,
be said, that there is any absolute limit to what we might
ultimately spend on research and development activities”.
Daarom is elk bedrag, dat daarvoor uitgetrokken wordt,
een minimum. De commissie stelt voor, elk jaar niet
minder dan één procent van het nationale inkomen voor
research in de physische en biologische, inclusief de medi-
sche, wetenschap uit te geveii, hetgeen voor 1957, aan-nemende een nationaal inkomen van S 200 milliard, dus
) ,,Two-thirds of all college and university science professors
and instructors received salaries under $ 4.000 a year in 1946″. Even voordat we dit neerschreven lazen xve, dat de drukkers in
Chicago een loonsverhoging van $ 85 tot 8 100 per weeh eisen.
Voliedigheidsbalve moeten wij hieraan toevoegen, dat sedert
4966
•
de salarissen van vetenschapsbeoefenaars van cie univer-
siteiten zijn gestegen.
S 2 milliard betekent. Een verdubbeling dus ten opzichte
van 1947.
De positieve maatregelen hebben betrekking op steun
aan de universiteiten, waardoor het instruerend personeel
vermeerderd en de salarissen verhoogd kunnen worden,
op een uitbreiding van het beurzensysteem en tenslotte
op de opstelling van een uitgebreid program voor steun ten
behoeve van het zuiver wetenschappelijk onderzoek. Voor
dit doel beveelt de commissie de oprichting aan van een
National Science Foundation, welke direct verantwoorde-
lijk is aan de President. Op deze wijze zullen de gebreken
van het huidige onevenwichtige program gecorrigeerd
worden, zodat de Verenigde Staten in 1957 t.o.v. 1947
ten, minste viermaal meer zullen uitgeven voor ,,basic
research”, tenminste driemaal zoveel voor research in
de medische wetenschap en tenminste tweemaal zoveel
voor toegepaste research voor niet militaire doeleinden.
De Nederlander herkent in het rapport op vele plaatsen
zijn eigen problemen inzake de wetenschappelijke oplei-
ding. Ook in Nederland bestaat er een dilemma,,versterkt-
nog door de financiële zorgen. Maar het is een dilemma
op korte termijn. Op lange termijn liggen de verhoudingen
voor een deel anders.
,,The Economist” schreef onlangs: research is een ,,rago”.
Dat is waar, wat de Angelsaksische landen, minder- wat
Nederland betreft. De ,,rages” beperken zich echter niet
alleen tot de research; zij doen zich, als men dit woord wil
gebruiken, ook op andere gebieden voor. Om enkele te
noemen; campagnes voor stimulering van de uitvoer,
spaarcampagnes, full employment, in zekere zin ,,plan-
ning”. Al deze ,,rages” – de research is daarvan niet een alleenstaand verschijnsel – vloeien voort uit het streven van alle landen naar verhoging van de levensstandaard.
Uitbreiding van de
wetenschapCis
daarom een vereiste.
Nederland zal als klein land in dit opzicht ‘nooit op
eigen benen kunnen’staan. Evenals in het verleden zullen
wij in de toekomst gedeeltelijk op de resultaten van de
wetenschap in andere landen moeten steunen. Daarbij
hebben wij te bedenken, dat het accent van het zuiver wetenschappelijk onderzoek verlegd is of zal worden
van Europa naar Amerika en dat het contact met
Alnerika niet zo gemakkelijk is als vroeger met Duits-
land. Vandaar dat het is toe te’ juichen, dat Nederland
twee wetenschappelijke krachten op natuurwetenschap-
pelijk gebied aan de Ambassade te Washington heeft
verbonden. Deze adviseurs ‘kunnen in allerlei opzichten,
voor de wetenschap van ons land buitengewoon belangrijk
werk verrichten. –
Evewel, er bevindt zich in de Verenigde Staten ook
op andere gebieden zeer veel materiaal, dat voor de
Nederlandse wetenschap van belang is. Zoals reeds op-
gemerkt, beperkt het Amerikaanse rapport zich tot de
natuurwetenschappelijke research, welke dringend nodig
is voor de veiligheid en de welvaart van het land. Er is
echter een ander probleem, dat even belangrijk is, nl.
dat van de sociale stabiliteit. Daarom is het te betreuren,
dat in Nederland de research op economisch en sociaal
gebied nog een veel te geringe plaats inneemt. En terwijl
de coördinatie van de natuurwetenschappen in het T.N.O.
reeds lang tot stand is gekomen, wordt over de coördinatie
van de êconomische en sociale research nog slechts
gediscussieerd.
Washington, D.C. 26 November 1947.
v. d. V.
RUSSISCHE DEELNEMING
IN DE EXPLOITATIE VAN DE ROEMEENSE
OLIEVELDEN.
Op 28 Februari jI. werden wij ingelicht omtrent de
totstandkoming van een nieuw handelsverdrag tussen
Roemenië en de SovjetUnie, waarin in de deelneming
272
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
wordt voorzien van de Sowjet-Unie in het tot exploitatie
brengen van de Roemeense olievelden:
Onder leiding van Russische geologen zullen nieuwe
olielagen worden aangeboord en zal in het algemeen de
jetroleumproductie worden gestimuleerd.
Veertien dagen later moest de Shell ertoe overgaan het
buitenlandse personeel van de onteigende Astra Romana
uit Roemenië te laten vertrekken.
De inmengihg van de Roemeense Regering in het
particuliere bedrijfsleven gaat zo ver, dat het de buiten-
landse oliemaatschappijen in feite onmogelijk wordt
gemaakt, de werkzaamheden voort te zetten.
De Russische autoriteiten hebben een begerig oog ge-
slagen op de Roemeense olie en het baart hun weinig
zorgen, dat Engeland en Amerika geweldige kapitalen
hebberf belegd in de Roemeense petroleumindustrie. Een
on.teigeningsbesluit is spoedig genomen.
Wie mocht twijfelen aan de ongewoon grote belangstel-
ling van de Russen voor dit kostbare product, neme
kennis van een dd. 27 Jan. 1947 wereldkundig geworden
-bericht, dat het Russische militaire commando in Roeme-
nië een buisleiding heeft doen aanleggen van de olievelden
van Ploesti naar de rivier de Proeth, waardoor binnen een
maand de olie direct van Roemenië naar Rusland zal
vloeien.
Terzeifdertijd werd medegedeeld, dat Rusland het plan
heeft alle beschikbare olie naar de Oost-Roemeense rivier
te transporteren, vanwaar zij vermoedelijk per schip
verder vervoerd zal worden naar Russische havens aan de
Zwarte Zee. –
Enkele maanden eerder wist de Figaro te Parijs te
vermelden, dat Roemenië op dat ogenblik (Sept. 1946)
zijn petroleum aan Rusland verkocht tegen prijzen, die
slechts 15 pCt van de wereldprijs betekenen. De Roemenen
moeten hun leveringen Iverveelvoudigen om het export-
cijfer te bereiken, dat de Russen eisen en dat in dollars
is vastgesteld. Tegelijkertijd worden de Anglo-Amerikaanse
oliemaatschappijen geruïneerd.
Over het verdere verloop van zaken in deze Oosthoek van
Europa zullen wij in dit artikel çnkele nadere bijzonder-
heden vermelden, waarbij wij ter inleiding iets over de
petroleum uit het Nabije Oosten (Mosoel) naar voren
brengen. / –
Op 25 November 1934 verscheen er nl. in
Die Umschau,
Frankfurt am Main een artikel van de hând van Dr Ir
Karl Klinghardt met als titel:
Een nieuwe petroleum-
factor: Mosoel,
waarin hij een levendige beschrijving gaf
van de aanleg en de totstandkoming van de buisleidingen, welke de olievelden van het district Mosoel in verbinding brachten met de havens Haïfa en Tripolis aan de Middel-
landsé Zee.
Grote aandacht schonk deze schrijver aan de gevolgen,
welke de productie uit het Nabije Oosten zou hebben voor
• de Europese markt, welke tot dusverre in hoofdzaak haar.
petroleum had betrokken uit Rusland en Roemenië.
Vooral in laatstgenoemd land zag men de toekomst met
niet minder bezorgdheid tegemoet dan in de Kaukasus, ondanks de hoge kwaliteit van het Roemeense product.
Daar Roemenië – aldus de schrijver – nog geen buis-
leiding van het bronnengebied tot de verschepingshaven
Constanza bezit (slechts een leiding voor lampolie is aan-
wezig), vinden de transporten per spoor plaats, hetgeen veel duurder is dan het transport door middel van buis-
leidingen en tankschepen.
1-Jij voegde hier nog aan toe, dat het voor Roemenië
echter in zeker opzicht een troostrijk feit is, dat de eige-
naars der Mosoel-velden zelve in grote omvang bij de
Roemeense petroleumproductie geïnteresseerd zijn. Zelfs
wel voor 75 pCt. Dat wil zeggen, dat in de komende
concurrentie tussen Mosoel-petroleum en Constanza-
petroleum dezelfde maatschappijen tegenover elkaar staan..
Op grond van dit feit mag men aannemen, dat zij bereid
zullen zijn, met elkaar tot een accoord te komen.
Aan nog een omerking van Dr Klinghardt willen wij
aandacht schenken, nl. aan deze, dat ingeval van oorlog
eventueel de verschepingen van Roemeense en Russische
petroleim stil staan, doordat mogelijkerwijs de Bosporus
en de Dardanellen gesloten zullen worden.
De schrijver besprak niet de mogelijkheid van de be-
zetting van Roemenië door Duitse legers om Duitsland te
helpen aan de onmisbare petroleumproducten, noch die
van offensieve acties met de bedoeling, de vurig begeerde
petroleum uit de Kaukasus-gebieden in het bezit van
Duitsland te doen komen.
Nog veel minder kwam het bij hem op, om te eronder-
stellen, dat de concurrentie als door hem bedoeld wel eens
geheel zou kunnen worden uitgeschakeld tengevolge van
het feit, dat de Engels-Amerikaanse bezittingen in de
Roemeense petroleumindustrie zonder meer zouden worden
geconfiskeerd, hëtgeen wil zeggen, dat ze onteigend werden
zonder enige schadeloosstellingen.
Zo hadden de aan de macht gekomen bolsjewisten in de
jaren 1918-1920 gehandeld en waarom zou dit spel niet
kunnen worden herhaald?
Zonder gevolgen voor de exploitatie der Roemeense
olievelden is de inmenging der Russische autoriteiten
waarlijk niet gebleven, zoals wij verder zullen zien.
Teneinde hieromtrent zo volledig mogelijk te worden
ingelicht, behoeven wij slechts de Jaarverslagen 1945 en
1946 van de Koninklijke te raadplegen.
In het Jaarverslag 1945 lezen wij, dat de Astra Romana
een uiterst moeilijk jaar heeft doorgemaakt. Evenals de
overige industrieën in Roemenië spande zij zich tot het
uiterste in, teneinde een maximumproductie aan de
Russische legers te kunnen leveren en zij behaalde een
opmerkelijk succes, niet enkel bij •het herstel van haar
productie, maar ook doordat zij de raffinaderij te Ploesti
practisch weder op volle kracht bracht.
Het verslag vermeldt veider, dat sinds het einde van de
oorlog in Europa de Astra Romana en de andere industrieën
slechts een fractie mogen leveren van de hoeveelheid, die
voor de binnenlandse markt nodig is. De gehele overige
productie woMt verkocht aan het Roemeense Gouverne-
ment om te.dienen als herstelbetaling of wordt op andere
wijze aan de Russische autoriteiten geleverd.
Als gevolg van de grote schaarste aan hoognodige arti-
kelen – zo laat men hierop volgen -. verkeert Roemenië
in een staat van inflatie. Het komt soms voor, dat lonen en
prijzen, beide door de Regering voorgeschreven, van de
ene op de andere dag verdubbelen, ja zelfs verviervoudigen.
Desondanks zijn de prijzen veel lager dan de kostprijs en
de lonen veel te laag om een minimumlevensstandaard
te handhaven. 1-let Roemeense Gouvernement verbiedt
aan de maatschappij lonen uit te betalen, die gelijke tred
houden met de inflatie. Ook met de betaling van aan haar
verkochte olie is de Regering zeer ten achter en dit maakt
de financiële positie van de maatschappij nog slechter. Het is wel een zeer somber beeld, dat ons in deze enkele
regelen wordt geschilderd. Rusland eist zijn herstelbetalin-
gen en of dit moet gaan ten koste van de bestaande onder-
nemingen, dat deert de leiders van de Sowjet-Unie aller-
minst. Zouden zij medelijden moeten hebben met kapitalis-
tische ondernemingen? De Russische behoeften staan voorop.
Raadplegen wij nu het Jaarverslag over 1946 van de
Koninklijke, dan vernemen wij al dadelijk, dat de voor-
uitzichten voor het hervatten van de werkzaamheden
van de groep op vooroorlogse basis uitermate somber zijn.
De financiële •pôsitie van het land wordt met de dag
slechter, vreemde valuta is niet beschikbaar en het land
verkeert in een toestand van inflatie. Bij het bepalen van
de economische politiek dient het belang van Rusland tot
richtsnoer, tot grote schade voor de Astra Romana, de
dochtermaatschappij van de Koninklijke.
In het Jaarverslag lezen wij verder, dat tengevolge van
het ontbreken van vreemde valuta het niet mogelijk is
7 April 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
273
in het buitenland de materialen te bestellen, waaraan zo
dringend behoefte bestaat. Als’ een gevolg hiervan gaat de
productie geleidelijk achteruit en exploratie van nieuwe
oliehoudende gebieden kan onder de gegeven omstandig-
héden niet plaats vinden.
Wij tekenen hierbij al vast even aan, dat op 17 December
1947bekend werl, dat als motief voor de overname door
de Roeiieense Regering van de Astra Romana en de Unirea
o.a. de onvoldoende productie en exploratie werden aan-
gevoerd.
Nog vermeldt het Jaarverslag, dat bij de-toewijzingvan
nieuwe bronnen de Russisch-Roemeense maatschappijen
meer dn het haar toekomend aandeel ontvangen, zulks
ten laste van de Nèderlands-Engelse belangen. Een grote
mate van overheidsinmenging op elk gebied belemmert
doorlopend onze groep in haar activiteit.
Ilierbij komt nog, dat aan de Russen verschillende voor-
rechten zijn verleend, sommige in flagrante strijd met de
wet. Vooruitzichten op uitvoer van petroleumproducten
zijn er niet, daar de beschikbare opbrengst na de voor-
ziening van het binnenland ter beschikking van de Russen
moet worden gesteld. –
Deze sobere mededelingen van de zijde van de Konink-
lijke kunnen worden aangevuld met het bericht, dat Rus-
land in Roemenië van September 1944 tot September
1945 – naast andere goederen en producten – circa
50.000 ton aan uitrustingen van petroleumbrônnen heeft
weggevoerd, welke voor 87 pÇt Brits of.geallieërd bezit
zijn. Zo groot zijn zelfs de vorderingen geweest, dat Rus-
land een vermindering met 40 pCt naar de waarde heeft
moeten toestaan om Roemenië het voortbestaan mogelijk
te maken. Uitvoer van Roemeense olie naar Engeland
werd hierdoor-eenvoudig onmogelijk gemaakt (17 Oct.
1945). Omstreeks deze zelfde tijd wist Reuter te be-
richten, dat een belangrijk deel van de last der Roemeense
wapenstilstandsbepalingen aan Rusland door Britse en
Amerikaanse oliemaatschappijen, die bronnen in Roeme-
nië bezitten, wordt gedragen. Bijna vijftig percent van de
totale Roemeense betalingen aan Rusland wordt door
de petroleumindustrie gedragen; de helft van de oliepro-
ductie is afkomstig van de bezittingen van Engelsen en
andere geallieerden.
Aldus komt vijf en twintig procent der Roemeense
betalingen van geallieerde zijde.
Ernstiger is wellicht nog, dat de ondergrondse reserves
van deze bezittingen worden uitgeput, terwijl aan de
maatschappijen prijzen worden betaald, die, naar men
zegt, beneden de productiekosten liggen. Verder werd de
betaling zô lang uitgesteld, dat de Roemeense Regering op dat ogenblik (30 Oct. 1945) reeds schulden aan deze maat-
schappijen had van meer dan één millioen pond.
Het behoeft onder deze omstandigheden geen verwon-
dering te wekken, dat de olieproductie in Roemenië met sprongen is achteruitgegaan, zoals door E. C. Masterson
is uiteengezet in
Petroleum Tirnes
(Decmber 1946) en
door een andere schrijver in The Economist
van Januari
1947. 1-let is vooral de Russische politiek, die ervoor aan-
sprakelijk wordt gesteld.
Keesing’s 1-listorisch Archief publiceerde in het nummer
van 5-11 October 1947 te dezen opzichte gegevens,
welke wel een zeer duidelijke taal spreken.
Boringen Productie
Jaren
–
Meter
Index
Ton
index
1936
329.000
100
8.703.000
100
1944
145.000
44
3.525.000
40
1945
147.000
45
4.690.000
54 1946
126:000
38
4.256.000
49
1947
120.000
36
3.582.000 •
41
Opgemerkt moet worden, dat in 1920, vlak na de vorige
w’ereldoorlog, qe bruto-productie van Roemenië 1.109.000
ton bedroeg, die in 1936 tot bijna het
aij/aoud
kon stijgen,
dank zij de intensieve hulp van het buitenland.
1-her moet een onjuistheid in het spel zijn: Het Jaar-
verslag 1936 van de Koninklijke noemt productiecijfers
van 8.394.000 kg ton over 1935 en van 8.701.444 kg ton
over 1936, wat belangrijk meer is dan het vijfvoud van
1.109.000. Wij kunnen dit punt echter wel laten rusten.
Op 17 December 1947 valt dan de beslissing tot ont-
eigening van de Astra Romana en de Unii’ea, welke onder-
scheidenlijk in 1910 en in 1921 werden opgericht.
De eerstgenoemde onderneming werd er in het uitge-
vaardigde decreet van beschuldigd, sedert 1935 diefstal
van olie uit regeringsgrond te hebben gepleegd tot een
waarde van 750 milliard Lei. Een desbetreffend rechts-
geding zou voortdurend zijn aangehouden, omdat de
beschuldigden naar het buitenland waren gevlucht. Hoewel
de Mij 30 pCt van de productie van het land in handen
•heeft, is de opbrengst onvoldoende, hetgeen een grote
terug1ag heeft
0
1
)
de, gehele olie-industrie.
Aan de Unirea wordt ten laste gelegd, dat zij haar
boorprogramma ditjaar slechts voor 68 pCt heeft uit-
gevoerd, hetgeen als onwil wordt betiteld.
Na hetgeen wij te dezer zake reeds eerder konden memo-
reren, achten wij ons ontslagen van de plicht om hieraan
commentaar te verbinden.,
Wel is de mededeling van betekenis, dat de Engelse
oliebelangen in Roemenië volgens een bericht van de
Daily Telegraph worden geschat op 20 millioen pond,
hetgeen meer is dan de Amerikaanse, Belgische, Franse en
Nederlandse belangen tezaniën.
1-let thans geschetste drama – het woord is niet te sterk
– heeft zich in alle stilte voltrokken, maar zal zich in
zijn gevolgen geducht laten gevoelen.
Wantdat de Russen de Roemeense petroleum i ndustrie
als onderhandelingsobject zoudeft kunnen hanteren om
elders van de Angelsaksische mogendheden concessies af
te kunnen dwingen, achten wij thans uitgesloten.
De grendels op de toegangspoorten naar Iran en Turkije zijn daarvoor te stevig dichtgeschoven; het Nabije Oosten
is daardoor voor de Rus onbereikbaar geworden.
Haarlem.
F. S. NOORDHOFF.
BOEKBESPREKING,
Consumentenonderzoek 000r Nederland, Najaar 1947,
Uit-
gave van de Ned. Stichting voor Statistiek, Novem-
ber 1947.
Een omvangrijk en belangrijk werk heeft de Ned. Stich-
ting voor Statistiek volbracht met haar ,,Consumenten-
onderzoek voor Nederland, Najaar 1947″. Dit onderzoek
beoogt een leemte ten dele op te vullen, die in het tot op
heden beschikbare statistische materiaal bestaat. De Stich-
ting heeft daartoe het middel te baat genomen van de
mondelinge ondervraging van een steekproef uit het Ne-
derlandse volk. De deskundigheid van leiding en medewer-
kers staat er o.i. voldoende borg voor, dat deze steekproef
zowel .naar de Organisatie als naar de omvang op de juiste wijze is genomen.
De vragen, welke aan de ondervraagde personen zijn
gesteld, hebben betrekking op woningbezit en woning-
inrichting, huishoudelijke voorraden, persoonlijke bezit-
tingen, koopgewoonten, gebruiksgewoonten, gewoonten
op het gebied van de zelfwerkzaamheid en op het gebied
der ontspanning, alsmede op het gebruik van ‘vervoer-
middelen. .
De verkregen antwoorden (5.861) zijn gesorteerd naar
klassen van welstand, naar de grootte van de plaats van
inwoning, naar deel .van het land (noorden en oosten;
westen; zuiden). Daarnaast zijn nog berekend de totalen
voor ieder der welstandsklassen voor het gehele land:
274
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
Afzonderlijk worden bovendien de gegevens voor dedrie
grote steden opgenomen.
In de publicatie zijnS al deze resultaten opgenomen als
percentages van de totale aantallen der betreffende per-
sonen of gezinnen.
Voor een aantal goederen is, naast de globale indeling,
een frequentieverdeling gegeven naar de voornaamste
,,merken” (bijv. bij kranten, periodieken, encyclopaedieën,
schuurpoeder, azijn, biscuits ed.). Hierbij is nog wel een
indeling per merk per welstandsklas voor het gehele land
gevolgd, alsmede een globale frequentie per landstreek,
doch een indeling per welstandsgroep per landstreek is
achterwege gebleven.
De bèoordeling, in welke welstandsklasse een onder
–
vraagd gezin thuis hoort, heeft men aan de enquêteurs
overgelaten. Als een meer objectief . beoordelingsmiddel
heeft men de huur ôf huurwaarde van de woning gebruikt.
Het behoeft geen betcog, dat deze maatstaf slechts geringe
bruikbaarheid heeft, nu in zo geheel verschillende mate de
infiatietendens in de inkomens en in de huishuur tot uit-
drukking komt. In de huishuur blijft hij immers, zo hij al
aanwezig is, verscholen in. een verschuiving der onder-
houdskosten en andere minder legale ,,verschuivingen”,
in de inkomens is hij veelal onmiskenbaar aanwezig. Met
name t.a.v. Vrij jeugdige gezinnen, die ,,de wind, mee”
gehad hebben, doch noodgedwongen in hun oude w’oning
zijn blijven zitten, moet-deze maatstaf al zeer geringe
bruikbaarheid hebben.
Er zijn ongetwijfeld vragen, die bij de bestudering van
dit werk rijzen en die men wel zou willen beantwoord zien.
Zo bijv. hij de duurzame goederen (men: denke aan het
gebruik van encyclopaedieën) de leeftijd of ouderdom van
het artikel. Van de andere kant zal mefi ook ‘wel hij som-
mige artikelen geïnteresseerd zijn bij de spreiding van de
consumptie over diverse leeftijdsklassen. Men kan zich
voorstellen, dat een fabrikant, die constateerde, dat hij
vooral de oude generaties bedient, en zijn concurrent over-
wegend de jeugdiger generaties aantrekt, dankbaar zou
zijn voor deze informatie. Zo zijn er natuurlijk meer ver-
fijningen, die men graag zou zien aangebracht.
Op blz. V wordt inmiddels opgemerkt: ,,Dit handboek
wil en kan het marktonderzoek, voor ondernemingen
speciaal ingesteld, niet vervangen. Het wil o.a. een inzicht
geven, waarop voor verdere onderzoekingen zou kunnen
wordh voortgebouwd”. Vermeld zij hier nog, dat de Stich-
ting zich met het instellen en uitwerken van dergelijke
marktanalyses belast.
Dit neemt niet weg, dat deze publicatie, die nog door
volgende zal worden verbreed, reeds menige zëer nuttige
indicatie kan verschaffen. Wij bevelen haar dan ook zeer
in de aandacht van het bedrijfsleven aan.
Rotterdam.
Dr Th. L. M. THURLINGS
AANTEKENING,
EUROPEES HERSTEL.
De Uitvoerende Raad van de Internationale Kamer van
Koophandel heeft in zijn op 24 Februari jl. gehouden ver-
gadering een memorandum aangenomen over het Europese
Herstel Plan. Nu de Amerikaanse volksvertegenwoordiging
het hulpprogramma heeft aanvaard, en het inmiddels wet
is geworden, is het niet van, belang ontbloot om enkele
punten uit dit memorandum aan te stippen. In de eerste plaats verklaart het memorandum het te
betreuren, dat slechts 16 Europese landen de gelegenheid
om met behulp van het E.R.P. een nieuw Eur2pa
te schep-
pen, hebben aangegrepen. De huidige splitsing van Europa
vormt een stand van zaken, die men niet mag laten voort-
duren.. ‘West- en Oost-Europa zijn. economisch elkaars
complement. Door samen te werken zouden zij de behoefte
aan hulp van buiten-af kunnen verminderen. Iedere poging
dient gedaan te worden om te bevorderen, dat men voort-
gaat met het sluiten van handelsverdragen tissen Oost- en
West-Europese landen. Indien ieder deel is aangewezen
op zijn eigen’ hulpbronnen, zal dat een grotere inspanning
vergen, die niet alleen liet economisch herstel van Europa,
maar ook dat van de rest van de wereld zal vertragen.
Inmiddels stelt het memorandum vast, dat de huidige
verdeling van Europa hoofdzakelijk een ‘politiek karakter
heeft en dat de handelsbetrekkingen in feite worden voort-
gezet op een schaal, die groter is dan had mogen worden
verwacht. Er zijn inderdaad tekenen, die wijzen op een
streven om de uitwisseling van goederen en diensten tussen
de twee sectoren te vermeerderen.
Na een schets van de vraagstukken van economisch
herstel, waarvoor Eurôpa thans is geplaatst, merkt het
memorandum vervolgens op, ‘dat het Amerikaanse initia-
tief geboren is uit de overtuiging, dat het herstel van een
sterk en welvarend Europa een eerste vereiste is voor een
welvarende en vreedzame wereld. 1-let gebaar der Verénigde
Staten is enig in de wereidgeschiedenis en eist een passend’
antwoord. –
De grootste verantwoordelijkheid rust daarom op Euro-
pa zelf. Een veelomvattend programma voor gemeen-
schappelijk handelen is een eerste vereiste. Daarbij kunnen
niet alleen regeringen, maar ook zakenlieden een nuttige
taak vervullen. Speciale commissies, waarvoor het be-
staande apparaat van de Economische Commissie voor
Europa der Terenigde Naties kan worden gebruikt of die
zouden kun’ncn worden samengesteld onder auspiciën van
de Commissie voor Europese Samenwerking der Zestien
Landen, dienen studie te maken van een gezamenlijke
actie om de Europese hulphronnen voor speciale bearijfs-
takken, met name die van stecnkol, ijzer en staal, energie-
winning, chemische industrie en vervoer, op meer econo-
mische wijze te doen aanwenden. Een dergelijke gezamen-
lijke actie zal vele oneconomische maatregelen op het ge-
bied van productie, transport en distributie doen verdwij-
nen. Het is van wezenlijk belang, dat zakenlieden, die
ervaring hebben van deze vraagstukken, als lid in deze
commissies worden opgenomen. Nodig is een plan, dat er
bp
is gericht om het maximum resultaat te trekken uit het
zuiver minimum aan hulp.
1-let memorandum geeft dan, in een serie aanbevelingen,
een uiteenzetting van de belangrijkste punten van zulk
een herstelplan. Het maakt daarbij onderscheid tussen
acties van nationaal en van internationaal karakter.
Op
nationaal
gebied is de eerste en meest gehiedende
‘plicht der ‘Europese regeringen om orde te brengen in de
eigen huishoudingen en de na-oorlogse inflatie te doen
ophouden. De eerste stap daartoe is het in evenwicht bren-
gen van de begrotingen van de lopende rekening, op een
niveau, dat niet te veel vergt van de nationale hulpbronnen.
Waar de particulierê besparingen onvoldoende zijn’ om
de noodzakelijke investeringen te financieren, is zelfs een
begrotingsoverschot nidig om”verdere inflatie te voor-
komen. Dit alles dient veeleer te geschieden door verlaging der overheidsuitgaven dan door verhoging van belastingen.
Ook op het gebied van de credietverlening moet ‘een anti-
inflationistische politiek worden gevolgd, bijy. door een
oordeelkundige verhoging van de rentetarieven of door
een juiste politiek met betrekking tot het bankcrediet.
1-let voornaamste terrein van
internationale
samenwer-
.king is de monetaire en handelspolitiek. Het doel der
monetaire politiek moet hier zijn, zô spoedig mogelijk in
de wisselkoersen stabiliteit, gepaard met convertibiliteit der valuta, tot stand te brengen. Van de volgende maat-
regelen zou een nuttig gebruik kunnen worden gemaakt:
Uitbreiding van het systeem van multilaterale vereffe-
ning der betalingsbalanssaldi, dat thans voor het eerst door Benelux, Frankrijk en Italië wordt toegepast, tot
geheel Europa.
Onderzoek van de mogelijkheden om van een bepaald
gedeelte der bedragen, voortspruitende uit de verkoop
van onder het hulp-plan geleverde goederen, gebruik
7 April 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
275
te maken voor de vereffening der betalingsbalansen
tussen de Europese lânden, opdat d&.handel tussen deze
landen oortgang zal kunnen vinden.
Het sluiten van een overeenkomst ter aanmoediging
– en bescherming van particuliere investeringen tussen de
Europese landen. onderling.
Opheffing van valutacontrôle, zodra de toestand zulks
toelaat, te hginnen met overmakingen op lopende
rekening.
Aanpassing, te rechter tijd, der wisselkoersen aan het
economisch vreiste niveau. –
De grondgedaclite der handelspolitiek moet zijn: samen-werking, ook in positieve zin, in de vorm van voörtdurende
raadpleging en geven en nemen met betrekking tot plannen
voor expansie naar buiten, zowel in het verkeer met
Europese als met niet-Europese landen. De hulp van bui-
ten-af zal ertoe bijdragen om de neiging tot bilateralisme
en discriminatie te keren. De moeilijkheden, die aan de
totstandkoming van een economischQ unie van West-
Europa in de weg staan, ijn groot. Men dient de weg tot
een dergelijke Unie echter te banen, zij liet ook in de vorm
van eeh plan op lange termijn, dat zorgvuldige studie en
behandeling zal vereisen en dat misschien pas na een
aantal stadia zal kunnen worden bereikt. Het memorandum behandelt voorts de organisatie van
het Europese Herstel Programma, dat niet moet worden
gezien als een zaak van ieder land afzonderlijk. Nauwe
samenwerking tussen de Verenigde Staten en Europa moet ten grondslag liggen aan de uitvoering door de betreffende
instanties; belangrijke beslissingen moeten daartoe in
wederzijds overleg worden . genomen.
Na gewezen te hebben op de iioodzaak, Daltsland weer
in de Europese economie in te schakelen (onder macht-
neming van alle doeltreffende veiligheidsmaatregelen) en
de betekenis van Europa’s traditionele overzeese afzet-
gebieden en ‘leverancierslanden niet te veronachtzamen legt het memorandum tenslotte de nadruk op de zeer belangrijke
verantwoordelijkheid, die bij de ten uitvoerleggingvan de
Europese wederopbouw en economische eenwording op
1et bedrijfsleven en zijn vertegenwoordigende organisaties rust.
INTERNATIONALE NOTITIES.
1)E AANDELENMARKT IN I)E VERENIGDE STATEN
,In .tegenstelling tot de hausse in de periode 1925-1929
maar precies als ca 1920 geeft de huidige hoogconjunc-
tuur in de Verenigde Staten de eigenaardige toestand te zien, dat de goederenprijzen sterk stijgen, doch de aan-
delenkoersen op een betrekkelijk laag peil blijven. ,,We find business at peak levels”, aldus J. Allen Harvey, een
lid van de effectenbeurs te New York, in ,,The Commercial & Financial Chronicle” van 11 Maart jl., ,,and its counter-
part, the stock market, a almost the bottom of a two-year downward move, with very littie public faith in
our corporate form of economy”.
Naar de oorzaak van de geringe belangstelling voor dé
aandelenmarkt wordt nog steeds gzocht. Is zij te zoeken
in het Amerikaanse belastingsysteem? Moet zij, worden
toegeschreven aan de ,,Securities Exchange Commission”?
Of aan de economische politiek van ‘het land? Vormt zij
wellicht een psychologische reactie op de toestand in
1929? Een verklaring is voorshands niet te vinden. Aan de andere kant heeft het Amerikaanse bedrijfsleven grote be-
hoeftb aan nieuw werkkapitaal.
Zijn daarvoor echter wel de middelen aanwezig? Volgens
een onderzoek van John Dutton in hetzelfde nummer van
The Commercial & Financial Chronicle” is dat, althans
tot op zekere hoogte, wl het geval.
Na 1940 is een nieuwe klasse van spaarders opgekomen.
Boeren, leiders van kleine bedrijven en in het bijzonder
ook de geschoolde fabrieksarbeiders behoren daartoe.
Ziehier enkele cijfers:
1940 1947
in .milliarden
S
Fabrieksarbeiders (weeklonen in 5) ……25,20 52,50
Lonen en salarissen …………………49,9
127,5
Inkomens der boerenstand …. . ……….. 9,1
34,8
Kosten van levensonderhoud …………100,2 166
(1935-1939 = 100)
Het grootste deel van de uit deze gestegen inkomens
resulterende besparingen vindt zijn weg naar ,semi-
riskless investments”, zoals post- en gewone spaarbanken,
overheidspapier, huizen en assuranties:
-.
–
1941 1947
in milliarden
$
Spaarcertificaten
…………………..6
50
Spaarbankdeposito’s …………………28
56
Leningen
…………………………5
10
Levensverzekeringen ………………..27
44
In 7 jaar tijd zijn de’ beleggingen in niet-risicodragende
stukken toegenomen met $ 94 milliard. In totaal beliep
deze soort beleggingen in 1947
S
160,3 milliard.
Voor het risicodragend kapitaal heeft het publiek kenne-
lijk weinig belangstelling, ondanks de behoefte daaraan
en de uitbetaalde dividenden, die in 1947 $ 5.174 millioen hebben bedragen of 18 pCt meer dan in 1946, toen zij een
hoogte bereikten van $ 4.402,3 millioen.
1-let wordt meer dan tijd, dat het bedrijfsleven een be-
langrijk deel van de besparingen tot zich trekt. Dit hangt
nu in grite mate af van ,,the brokers and security dealQrs
of this nation”, voor wie de taak is weggelegd ,,of gathering
this huge funds of- venture capital which is needed by
American business”;
ITALIAANSE PROBLEMEN.
De vraagstukken van na-oorlogs economisch herstel in
Italië, op zich zelf al niet eenvoudig, worden extra be-
moeilijkt door enkele factoren van meer structurele aard,
die zich reeds vôér 1939 deden gevoelen. De ,,Neue Zürcher
Zeitung” van 25 Maart jl. behandelt deze laatste aan de
hand van de bekende trits der productiefactoren (arbeid,
kapitaal, bodem) en wijst er in de eerste plaats op, dat de
bevolkingsaanwas zeer sterk is. De jaarlijkse aanwas
bedraagt, bij een ,lotale bevolking van thans rond 46 mln,
rond 400.000 zielen. Stelt men daartegenover de kapitaal-
armoede en de schrale bodem iian Italië, dan is het be-
grijpelijk, dat de Italianen bijzondere belangstelling hebben
zowel voor de plø.nnen tot inter-Europese economische
samenwerking als voor de mogelijkheid van dollarcredieten
uit de Verenigdé Staten.
De relatief geringe kapitaalvorming in Italië is in hoofd-zaak een gevolg van de kleine omvang van het gemiddelde
inkomen der Italianen. Dit verschijnsel hangt samen met
de beroepsstructuur van het Italiaanse volk: rond 50 pCt
der werkzame bevolking vindt zijn bestaan in de landbouw,
slechts ruim 30 pCt werkt in de industrie. De kapitaal-
schaarste stimuleert, aldus de ,,N.Z.Z.”, de gedachte van credietexpansie, hetgeen niet van gevaar ontbloot is.
Wat de bodem betreft, wordt erop gewezen, dat
4/5
van
de oppervlakte bestaat uit berg- en heuvelland en dat
bebouwing der vlakke ‘gebieden een veelzijdig irrigatie-systeem vereist. ,Entproletarisierung” en rationalisatie in
delandbouw worden belemmerd door de voortdurende
druk van het bevolkingsoverschot (dat overigens ook in
de industrie het invoeren van arbeidbesparende methoden
tegenhoudt). Bodemschatten, in de vorni van belangrijke
grondstoffen, bezit Italië evenmin. –
Daar de Italiaanse landbouw hoogstens in staat is
2/3
gedeelte van de eigen graanbehoef te te dekken, terwijl
ook de eigen vlees- en vetproductie tekort schiet, is de
mogelijkheid van een verhoging van de levensstandaard
r
ECONOMISCH-STATISTISCHE
ten nauwste met de ontwikkeling der buitenlandse handel
verbonden. Wat dit betreft, verkeert Italië thans in vrijwel
dezelfde positie als de meeste West-Europëse landen:
in 1947 kwam 56,4 pCt van de invoer uit Amerika; 58,1
pCt van de export vond zijn bestemming binnen Europa.
Gegeven de nog steeds bestaande inconvertibiliteit der
valuta’s wordt door deze geographische verdeling de
noodzaak van Amerikaanse hulp slechts geaccentueerd.
De conlmissie Flerter, die in opdracht van het Congres
der Verenigde Staten Europa heeft bereisd, heeft in haar
rapport o.a. opgemerkt, dat het succes van het E.R.P.
voor een deel afhangt van de mohilisering van het ver-
mogen van Zuid-Amerika om grotere hoeveelheden
voedingsmiddelen en grondstoffen te produceren en te
exporteren. In dit verband stelde de Commissie voor om
de E.R.P.-aankopen in Zuid-Amerika te coördineren,
teneinde de inflationaire gevolgen voor de Zuid-Ameri-
kaanse economie te verzachten; bovendien zouden de
Verenigde Staten aan Zuid-Amerika de valuta, nodig voor
essentiële importen, moeten verzekeren en de betreffende
goederen beschikbaar moeten stellen, zoals tijdens de
oorlog geschiedde.
Dit alles heeft, aldus ,,The Economist” van 27 Maart
jl., de onrust in Zuid-Amerika over de mogelijke gevolgen
van het E.R.P., in de vorm van een vertraging der industria-
lisatieplannen, niet kunnen wegnemen. De Zuid-Ameri-
kaanse landen staan op het standpunt, dat hun behoeften
even dringend zijn als die van Europa. Immers, econo-
mische kracht en stabilï.teit zijn het fundament, van de
plannen voor ,,hemisphere defence”, het vorige jaar te
Rio opgesteld, en deze basis komt in gevaar, wanneer aan
Europa prioriteit wordt verleend.
Dat het E.R.P. de afzetmarkten van Zuid-Amerika zal
verruimen en dollars zal doen toestromen, en dat Europa
weer in staat zal worden gesteld, kapitaalgoedéren aan
Zuid-Amerika te leveren, terwijl zonder het E.R.P. Zuid-
Amerika de kans loopt, economisch geheel van de Ver-
enigde Staten afhankelijk te worden, schijnt, aldus ,,The
Economist”, tot nog toe niet voldoende onder de aandacht
van de Zuid-Amerikaanse landen te zijn gebracht.
Het Jaarverslag 1947 van de Nationale Maatschappij
voor Krediet aan de Nijverheid, te Briissel, bevat een
korte schets van de in 1947. door België verrichte investe-
ringen. In aansluiting op het artikel van de heer M. Naes-
sens op blz. 266 van dit nummer geeft dit Jaarverslag
ons aanleiding tot de volgende kanttekeningen. –
Dekapitaalvorming in België heeft in 1947 een belang-
rijke omvang aangenoinen. Een belangrijk deel van het
nationaal inkomen, dat reëel het vooroorlogse peil weer
benadert, wQrd gebruikt voor dekking van andere dan onmiddellijke behoeften. In de particuliere sector bijv.
– werden de voorraden duurzame cônsumptiegoederen weer
op peil gebracht; de woningbouw toondeeen toenemende
bedrijvigheid. De Overheid heeft, in verband met de toe-
stand van ,,full employment” en vooral de sterke vraag
naar arbeidskrachten, haar investeringen binnen de perken – gehouden. Van de toch reeds beperkte budgetaire voorzie-
ningen – de begroting voor 1947 beliep, wat de buiten-
gewone uitgaven betreft, minder dan 5 milliard frank-
werd zelfs niet eens ten volle gebruik gemaakt.
Zeer belangrijke investeringen vonden plaats in het
bedrijfsleven. De grote moeilijkheid onmiddellijk na de
bevrijding was de ontoereikendheid vanhet bedrijfskapi-
taal, gezien de ste’rk gestegen prijzen. De grote meerderheid
der bedrijven maakte echter in 1946 en 1947 aanzienlijke
winsten, waardoor interne financiering op grote schaal
mogelijk werd. Exacte cijfers ontbreken; het Ministerie
van Economische Coördinatie en ‘s Lands Wederuitrusting
heeft echter geraamd,. dat het in 1945 en 1946 verworven
bedrijfsmaterieel 19 milliard fra’nk beloopt, terwijl naar
schatting in 1947 voor hetzelfde doel 17 milliard frank is
besteed. 1-let bedrijfsleven heeft slechts in beperkte mate
een beroep op de kapitaalmarkt gedaan.
ALGEMENE VERG.&DERJNG VAN DE VERENIGING VOOR
IJELASTINGWETENSCJIAP.
De Vereniging voor Belastingwetenschap, waarvan het
secretariadt gevestigd is te Amsterdam, Corn, van der
Lindenstraat 12, zal op Zaterdag 17 April a.s. in Rotterdam
een algemene vergadering houden, waarin Prof. Dr P.. J.
A. Adriani een inleiding zal houden over ,,De jongste ont-
wikkeling van de belastingwetgeving in België en Luxem-
burg, vergeleken met die van Nederland”.
KAPITAALMARKT.
Vooral onder invloed van d4 ultimobehoeften aan char-
taal geld, geaccentueerd door de in verband met de
Paasdagen door het publiek verrichte betalingen i’n con-tanten, steeg de bankbiljettencirculatie in de periode van
22 Maart tot 30 Maart 1948 met niet minder dan f 49 mil-
lioen. Tezamen met de storting op de obligatie-emissie
Philips ten bedrage van f 75.750.000 op 1 April 1948
leidde dit tot een merkbare verkrapping op de geldmarkt,
waarvan enerzijds de iii het voorgaaRde overzicht vermelde
stijging van de callgeldrente een uiting was, terwijl ander-
zijds de beleningen bij de Nederlandsche Bank met f 23
millioen toenamen. Aan het einde der week nam de span-
ning iets af, vooral doordat vrij veel schatkistpapier tot
verval kwam en slechts ten dele werd verlengd. Hoewel
de callgeldrente op 1 pCt’ gehandhaafd bleef, was niet
alle aafibod te plaatsen.
In de marktnoteringen voor schatkistpromessen kwam
vrijwel geen verandering; zij bleven op een zeer hoog peil.
Behalve Aprilpapier, dat tegen
1/8
pCt werd gevraagd,
en Julipromessen, welke tegen hetzelfde disconto werden
verhandeld, noteerden practich alle overige termijnen
1/
16
pCt. Grote veranderingen zullen zich in de nabije
toekomst op dit gebied vermoedelijk niet voltrekken,
omdat per 14 April a.s. de storting op, de aandelenemissies
Philips zullen moeten plaats vinden, terwijl de betalingen
op aanslagen in de bijzondere heffingen en de aankopen
van investeringscertificaten thans in versneld tempo ge-
schieden.
De reeds aangekondigde deviezennota is thans gepubli-
ceerd. Bij uitvoering van het dusgenaamde plan C voor de importen, dat het midden houdt tussen een regeling,
waarbij op de voet van 1947 wordt voortgegaan, en een
invoerregeling, waarbij geen Marshallhulp zal plaatsvin-
den, zou de Nederlandse betalingsbalans een tekort ver-
tonen van niet minder dan f 1.100 miljoen voor 1948.
In dit tekort zal door Marshallhulp en verdere buitenlandse
credietverlening moeten worden voorzien. Het beeld lijkt
somber
i
want hoewel vermoedelijk de deviezenbehoeften
voor 1948 wel zullen worden gedekt zonder een al te em-
stige aantasting van het welvaartspeil, blijft toch de vraag
open, hoe dan in volgende jaren de ontwikkeling zal zijn.
In het bijzonder de dollarpositie baart ernstige zorgen en
indien het Duitse en het Indische probleem niet tot een ook
voor Nederland gunstige oplossing kunnen worden ge-
bracht, en wel op korte termijn, lijken de mogelijkheden
tot een aanmerkelijke verbetering van de dollarpositie niet
al te groot. –
De vordering van de dollarwaarden bleek nodig te zijn om in een acute dollarbehoefte te voorzien. Zo bleek De
Nederlandsche Bank per 1 Januari 1948 over nog slechts
$ 15 millioen te beschikken. 1-let is jammer, dat niet meer
volledige cijfers wordèn verstrekt over het totale officiële
7 April 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
277
bezit aan goud en dollars, resp. aan andere valuta.
Eveneens wordt niet aangegeven, hoe groot het Neder-
landse bezit aan dollarfondsen thans nog is, en welkdeel
hiervan’in feite reeds als onderpand voor opgenomen cre-
dieten dient. Door deze en
dergelijke
gegevens zou het
inzicht in de werkelijke poitie, en in de ongetwijfeld em-
stige moeilijkheden, nog kunnen worden vergroot. –
De Amsterdamse beurs w’erd in de afgelopen wdek ge-
kenmerkt door een tamelijk flauve stemming. In ,alle
categorieën van aandelen daalden de koérsen dan ook
enigszins, liet schijnt, dat de internationale politieke ont-
wikkeling hierbij van grote invloed is geweest. De vrijwillige
verkoop van Amerikaanse fondsen toonde in de afgelopen
week een merkhare inzinking. De lcoesstijging in New
S[
or
k en de matige koersdaling in Amsterdam geven uiter-
aard geen prikkel tot verkoop in de Verenigde Staten en
herbeleggjng van het provenu op de binnenlandse markt.
Daar echter de Nederlandse aandelenmarkt tot nu toe
vrij veel steun ondervond van herbeleggingsvraag voor
verkocht Amerikaans bezit, zou de flauwe stemming ten
onzent bij een voortgaande koersstijging te New
York
wel eens bestendigd kunnen blijven, tenzij het
uitblijven
van vrijwillige verkopen de Regering juist tot
vordering
zou nopen, met als eventueel gevolg een
binnenlandse
koersstijging uit hoofde van herbeleggingsvraag.
25 Maart
2 April
1948
1948
A.K.0 .
………………….
187f
185f
v.
Berkel’s
Patent
…………..
140
134f
Lever Bros.
&
Unilever C. v A
330 322
Philips
G. b. v. A.
…………..
294f 287f
Koninklijke Petroleum
–
……….
359f
3531
H.A.L.
……….
…………..
227
220f
NS.Ü
…………………….
198
193f
H.V.A
…… ………………..
273f
284
Deli
Mij.
C. v. A
…………….
2291
224f
Amsterdam Rubber
…………
,
204f
197
STATISTIEKEN.
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
.8
“1
•
Q
‘c
cd
bO.
cd
G)Q
–
P.
P.
bo
Q
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1 1.450
1.428,2
22,1
17 Mrt ’48
0,2
1.299,3
1.300
1.233,6
66,6
24 Mrl ’48
0,2
1.299,4
1.300
1.241,0
59,2
31 Mrt
’48
0,2
1.299,3
/
1.300
1.245,9
54,4
Other securitles
Deposits
Gnc
5
..c
,Q
..-
.-.-
O
cb,
‘
–
cl
e
u
cb
‘n
1-4
P
25 Dec. ’46
1,3
311,8
13,6 15,8
1
346,5
10,3
278,9
17 Bit ’48
0,5
326,7
13,4
t
21,2
1
409,9
12,0
305,1
24 Mrt ’48
0,5
333 6
16,9
1
21,2
412,9
11,9
309,3
31 Mrt ’48
0,5
341,1 14,4
25,9
417,6
9,0
314,3
ZWEEDSE RJJKSDANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
,
a
Data
o
çb
ObiI
5,,d0
.-
’12
f
,
,
31 Dec.
1946
839
532
1.544
504 284
94
182
15 Mrt
1948
220
140
2.408
390
119
–
182
23 Mrt
1948
218 138
1
2.450
381
118
–
182
31 Mrt
1948
213
135
253
4
35
137
–
182
Deposito’s
—
0
1
–
–
Direct opvraagbaar
04i
Data
—-
—
bo
=
‘
d
0
__
31 Dec.
1946
2.8771
—
875
706
94
1
230
1
174
1
15 Mrt
1948
2.5791
853 634
137
1
68
1
174
5
23 Mrt
1948
2.606
1
807 686
41
1
68
1
189
5
31 Mrt
1948
2.730]
735
632
24
68
187
1
5
OVERZIORT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN DE NEDERLA.NDSCUE BANK.
(in millioenen guldens).
Actief
data
8-3-68
1
15-3-48
22-3-48
1
29-3-’48
Passief
data
8-3248
]
15-3-’48
]
22-3-’48
29-3
2
48
Wissels,
jromessen
en
20,0
20,0
20,0
20,0
schuldbrieven in disconto -‘-‘)
-‘)
-‘)
-‘)
Reservefonds
12,5 12,5
12,5
12,5
Vissels,
schatkistpapier
en
Bijzondere reserves
32,3
32,2
32,3
32,3
schuldhrieven
door
de
Kapitaal
………………
17,0 17,0 17,0
17,0
Bank gekocht
–
–
–
–
…………..
.
Bankbiljetten
in
omloop
Schatkistpapier,
door
de
.
124,3
124,2
124,2
124,1
Bank
overgenomen
van
.
Bankbiljetten
in
omloop
de
Staat
der
Neder-
Pensioenfonds
…………
2.933,7 2.909,5
2.899,2
2.948,2
landen
ingevolge
over-
.
.
(oude uitgiften)
……….
Bankassignaties in omloop
0,2
2,6
0,2
0,6
eenkomst van 26 Februari
Rekening-courant saldo’s:
2.000,0
2.00.0,0
2.000,0
2.000,0
‘s
Rijks Schatkist
986,7
959,0 949,5 920,5
150,2
2
)
152,2′)
175,1′)
Geblokkeerde saldo’s van
Voorschotten aan het Rijk
-.
–
–
–
banken
…………
42,1
29,6 32,3
43,8
Boekvordering
op
de Staat
.
.
Gebrokkeerde saldo’s van
der Nederlanden ingevol-
anderen
…………
28,9
..
28,5
29,2
33,6
m
ge overeenkost van 26
.
Vrije
saldo’s
……….
480,2
510,7
494,8
487,6
Februari
1947
………
1.500,0 1.500,0 1.500,0 1.500,0
(nieuwe uitgifte)
…….
Diverse rekeningen
158,6
157,6
159,5
157,3
Munt en muntmateriaal:
..
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……..
551,3
509,9 509,9 508,8
Zilveren munt, enz
2,9
2,9 3,0
3,0
Papier
op
het buitenland
.
266,6
272,9 272,0
263,1
Tegoed bij correspondenten
..
1947
……………….
in het buitenland
102,0
129,7 97,0
112,1
..
Beleningen
……………163,5′)
Buitenl. betaalmiddelen
.
5,2
5,1 5,1 5,1
Belegging van kapitaal, re-
serves en pensioenfonds
81,2 80,2
80,2 78,6
Gebouwen en inventaris
.
3,5
3,5 3,5 3,5
Diverse rekeningen
160,3
..
149,0
147,8
148,2
,
4.836,5
4.803,4
4.770,7 4.797,5
4.836,5
4.803,4
4.770,7
1)
Waarvan schatklstpapler
rechtstreeks door de Bank
in disconto genomen
. . . .
‘)
–
‘)
–
‘)
–
‘
-.
Circulatle
der
door
de
‘)
Waarvan aan Ned.-Indi0
Bank
namens
de
Staat
(Vet van
1
5-3-33 Staats-
In
het
verkeer gebrachte
blad
nn.
99)
………..
‘)
39,5
‘) 39,5
‘)
39,5
‘)
39,5
muntbiljetten
………….
149,8
148,5 147,8
149
4
1.
278
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 April 1948
DE NEDERÎIANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 30 Maart, 1948
Activa.
Wissels, pro-
Hoofdbank
t’
–
1
me ssen en
W’h
–
an
,,
–
schuld brieven
A
In disconto
gen sc
.
11
1.900,-
1 900
_1)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de-
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No.
F204)
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingeyolge overeen-
komst van 26 Februari
1947
…………
..
2.000.000.000,-
Beleningen:
Hoofdbank
f
161.236,551,77 ‘)
(mcl.
voor-
schotten in re-
Bijbank
378.528,97
–
–
kening-courant
‘
,
–
op onderpand)
Agentsch.
13.499.333,69
–
f
175.114.414,43
Op
effecten,
enz .
……….
..
174.488.071,41
1)
Op goederen en celen
626.343,02
–
175.114.444,431)
Voorschotten aan hel. Rijk (art. 16 van de Bank-
wet
1937)
…………………………
Boekvordering op de Staat der Nederlanderi
ingevoige overeenkomst van 26 Februari 1947 ,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt
en. gouden
muntmaterlaal
..
. …..t’
508.847.707,07
Zilveren munt, enz …….
..2.992.097,97
1.
511.839.805,04
Papier op het buitenland
..
1′ 263.062.600,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland
…… ……
112.092.037,98
Buitenlandse betaal-
middelen
…………….
..
5.089.525,95
‘
,,
380.244.163,93
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
…………………………….
..
78.609.408,21
Gebouwen
en
inventaris
……………….
3.500.000,-
Diverse
rekeningen
………………….
..
148.188.428,05
4.797.498.119,66
Passiva.
Kapitaal
…………………………..T
20.000.000,-
Reservefonds
………………………….
12.452.579,46
Bijzondere
reserves
……………………
..
32.247.868,69
Pensioenfonds
… ……………………..
..
16.976.277,45
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)……
124.132.120,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
..
2.948.231.945,-
Bankassignaties
in
omloop ………………..
606.250,54
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
f
920.517.043,70
Geblokkeerde saldo’s van
banken
…………..
..
43.740.458,04
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
….. . ……..
..33.630.130,22
Vrije
saldo’s
……….
..487.627.222,23
1.485.514.854,19
Diverse
rekeningen
…………………..
..
157.336.224,33
f4.797.498.119,66
Waarvan
sehatkitpapier rehtstreks
door
de’Bank in disconto genomen
……….t
–
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no, 99)
.
39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens’ de Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……
..
149.351.353,-
DE KOLENPOSITIE
VAN BELGIË
1).
(in duizenden tonnen)
–
Maand
1
Productie
Afzet
Voorraad aan
het einde van
de maand
Januari 1947 . . .
2.146
2.140
318
Februari
. . .
1.954
1.934
338
Maart
2.198
2.216
320
April
. . .
2.184
2.210
294
Mei
–
. . .
2.081
2.084
291
Juni
….
2.011
2.006
296
Juli
–
. . .
1.860
1.855 302
Augustus
. . .
1.828
1.787
342
September
. . .
2.006
1.941
407
October
. . .
2.144
2.158
393
November
. . .
‘
1.911
1.886
417
December
. . .
2.067
2.036
448
Totaal 1947
. . . .
24.390
24.253
448
2
)
Totaal 1946
. . . .
22.779 22.767
311
2
)
Totaal
1938
. . . .
29.575
28.029
2.222
2
)
1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut
voor de Statistiek,
‘) Ultimo December.
–
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte’ balans op 5 April 1948.
Activa.
Wiss’els, pro-
Hoofdbank
t’
-‘
2
messen en
..
hldb’
1Juafl
.
–
Agentsch.
,,
900,-
900 -‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art II, le lid. sub 3 van de
Bankwet 1937 j
art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1
October 1945, Staatsbiad No. F204)
…………………..
……….
–
Schatkistpapier,,door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari
1947
.
…………..
2.000.000.000,-
Beleningen:
Hoofdbank
f 140.936.492,76
‘)
(mci.
voor-
schotten in re-
Bijbank
,,
197.590,28
kening-courant
op onderpand)
Agentsch
5.452.657,94
–
Î
166.586.740,98
Op
effecten,
enz…………..
146.070.048,96 ‘)
Op goederen en celen
……516.692,02
t’
146.589.740,982)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet
1937)
……………. . …………..
–
Boekvordering op
de
Staat der Nederlanden
ingevolge Overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt
en
gouden
muutmateriaal
……..t
481.210.875,44
Zilveren munt, enz. ……
..3.016.522,12
484.227.397,56
Papier op het buitenland
.
t 269.186.500,-
Tegoed bij correspondenten in
het buiteniand
……….
,, 166.086.929,19
Buitenlandse betaal-
middelen
……………..,,
5.418.799,41
Belegging, van kapitâal, reserves en pensioen-
fonds
………………………………
77.437.205,15
Gebouwen eninventaris
1
.
3.500.000,-
Diverse rekeningen
T 4.S14b.4b,1U
Passiva.
Kapitaal
……
……………………… f
20.000.000,-
Reservefonds ………………………. ..12.452.579,46
Bijzondere reserves ……………………32.247.868.69
Pensioenfonds ……………………….
..16.895.393,49
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ….
..124.003.490,–
Bankbiljetten in Omloop’ nieuwe uitgifte) ,..,, 2.931.711.560,-
Bankassignaties in omloop ………………
..27.479,50
Rekening-courant saldo’s:
‘s
Rijks
Schatkist
……f 879.967.836,94
Geblokkeerde saido’s van
banken.
………….. ,, ‘108.948.290,60
Geblokkeerde saldo’s van
anderen ………….. ..30.208.320,24
Vrije saldo’s
………. ..499.736.280,86
.. 1.518.860.728,64
Diverse rekeningen
………………….182.146.358,32
4.838.345.458,10
1)
Waarvan schatkistpa’pier rechtstreeks door
de Bank In disconto genomen
……….t’
–
‘) Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99) . ,,
39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten …… .. 148.473.761,50
BANK VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste’ posten in millioenen ‘francs).
Voorschotten aan de Staat
t
4.’
4.’
o
4.’
0
n
Data
.
12
9n
2)0
C)
–
2)0.-
–
CI)
26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
F
67.900
426.000
11 Mrt
1948
52.817
233.039
125.042
1
159.100 426.000
18 Mrt
1948
52.817
232.147 125.042
1
156.100 426.000
25 Mrt
1948
52.817
240.190
125.042
L 155.000
426.000
•
Bankbil-
Deposito’s
Data
letten in
–
circulatie
Totaal
j
Staat
Diversen
26 Dec.
1946
721.865
63.458
765
62.693
11 Mrt
1948
780.498 265.775
624
263.818
18 Mrt
1948
769.400
.
264.579
1.899
261.442
25 Mrt
1948
773.199
271.825.
791
269.785
Annonces, waarvan de tekst’s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dezelfde -week worden opgenomen.
440.692.228,60.
185.900.985,81
7 April. 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
279
DE NEDEItLANDSCHE DANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens).
L
j
Wa
n
Cd
•
c
–
0
1
LO)
1
•-.
–
.
‘;
‘
E
10
30Dec.
’46 700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
23 Febr.’48
554.204
272.552
121.576
‘
2.000
158.994
lMrt ’48
554.269
276.907
102.967
–
178.510
8
’48
554.229
266.553
107.153
1
163.557
15
,,
’48
512.853
272.911
134.810
1
150.196
22.
’48
512.899
272.056 102.073
2
152.480
30
’48
511.840 263.063
117.182
2
175.114
5April’48
484,227
269.186 171.506
1
176.587
Saldi in rekening-courant
– –
.1
-‘
:
–
b
30 Dec. ’46
2.744.151 1.099.855
90.071
43.706
590.158
23 Febr.’48
2.896.639
1.013,627
44.478
‘
35.785
464.375
1 Mrt ’48
2.959.043 1.974.150
64.501
29.928 487.737 8-
,,
48
2.933.728
986.745
42.129
28.941
480.194
15
’48
2.909.546
959.002
29.591
28.492
510.742
22
,,
’48 2.899.217
949.532
32.318
29.240 494.843
30
’48
2.948.232
920.517 43.740
33.630 487.627
5April’48
2.931.712
879.968 108.948 30.208
499.736
1
~
(
Zq – ,
–
1
A
CASSI
KASSIERSINSTELUNG
OPGERICHT.IN
1806
HEERENGRACHT 179 0 AMSîERDAM-C
Hoofdrv’. lacteuren van drie oncu;rerende Griek.
se dagbladen charterden ‘samen een vliegtuig.
Zij wilden daarmee naar Scandinavië, waar zich
de Amerikaan bevond, die in het bezit was van
het copy-right van
Churchill’s Oorlogsmemoires-
Voor Nederland verwierf
J
e
,
VLranI
als enig dagblad de rechten.
Op 16 April
begint,
gelijktijdig in de hele wereld, de publicatie.
Abonneert U dus NU bij de administratie van0
De Volkskrant
N. Z. Voorburgwal 345
–
Amsterdam.Centrum
voor 34 cent per week*
voor f. 4.42 per k
war
t
aa
l*
*
Doorhalen wat niet wordt verlangd.
Naam: …………………………………………………………………….
Straatnaam
– ……………………………………………………………
Woonplaats: …………………………………………………………
wenst zich met ingang
van
………………………………………
te abonneren op de Volkskrant en wil bètalen
per week
per kwartaal
AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
50e jaarbeurs teUt’re(ht
Hoofdgebouw Parterre Stand 50
Croeselaan Vak III Stand 305
*
‘INCASSO -BANK N.V.
Economisch
–
Statistisch Kwartaalbericht
Research-uitgave van
,het Nederlandsch Econotnisch Instituut
Verschenen
is de aflevering Maart 1948
UIT DE INHOUD:
Conjuncturele toéstand van Nederland, België,
de Ver. Staten en Groot-Brittannië;
–
De economische toestand
in
%
–
Indonesië na
de politionele actie; de economische toestand
van West-Indië;
Internationale geld- en kapitaalmarkten; de
strijd tegen de inflatie;
Ontwikkeling van het Nederlandse kosten-
en prijsniveau in vergelijking met dat in
enkele andere landen
Jaarabonnementen f 6.50 voor abonné’s ,,E.
–
S.B.” f5.-
Telefoon 38340
–
Rotterdam
–
Giro no. 8408
Eèonomisch Doctorandus
thans werkzaam als econoom in een middelgroot be-
drijf, wenst van werkkring te veranderen. Ruime erv.
op het gebied van secretariaats- en researchwerk. Door
studie en practijk op een groot accountantskantoor
in staat om aan een administratie leiding te geven en
administratieve problemen tot een oplossing te brengen.
Organisatorische en commercië1 aanleg. Leeftijd 29
jaar. Gewenst wordt een directie-secretariaat of enige
andere leidende positie in het bedrijfsleven. Br. onder no. ESB 1173 bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
Eerste Nederlandse Accountantskantoot van
1883 MORET & STARKE zoekt voor spoedige indiensttreding een
ACCOUNTANT, LID N.I.V.A. OF V.A.G.A.
als medewerker.
Bij voorkeur gespecialiseerd in vraagstukken
van inrichting en administratieve organisatie.
Bij gebleken geschiktheid goede vooruitzichten.
Brieven aan het kantoor der Maatschappij, Ly-
ceumplein 19, Den Haag.
Grote- handelsonderneming
in grote ZuidhoUandse stad
annex door technisch directeur bestuurde fabriek,
zoekt
CO.MMERCIELE DIRECTEUR
Vereist wordt: ruime binnen- en buitenlandse
handelservaring. organisatorisch vermogen in
breed verband, technisch inzicht, representatieve
kwaliteiten.
Alleen allereerste krachten gelieven te solliciteren
met eigenha ndig geschreven levensbeschrijving
en bijvoeging van pasfoto onder letter V. R aan
PSYCHOLOGISCH ADVIESBUREAU
L. DEEN en Dr.
J.
. G. H. BOKSLAG
Rochussenstraat 1 1J3a – Rotterdam
Op de Documentatie-Afdeling van het
Hoofd-
kantoor te Amsterdam van Internationaal Con-
cern
is plaats voor een
Jong doctorandus
in de economie
Aanvang-salaris
f
300.— per maand.
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen enz.
onder L.N. 355 aan RICARDO’s Adv. Bureau,
Amsterdam-Centrum.
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 12 April as. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange Hoven
141,
Schiedam
N.V. BRONSWERK.
AMERSFOORT
AMSTERDAM
ROTTERDAM
Afd-.
Pijpleidingen
V/H BECHT &.DYSERINCK
Afd.
Warmtetechniek
V/H HUYGEN & WESSEI.
Afd.
Luchttechniek
V/H BECHT & DYSERINCK
‘Afd.
Koeltechniek
V/H HUYGEN & WESSEL
Afd.
Electrotechniek
V/H HUYGEN & WESSEL –
Land- en Scheepsins(aIIa (les
‘
c4RK
Verliesposten Voorkomend Systeem
,
bestaande uit’ 4 Diensten
I
–
V.V.S.
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande tredieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
•
te zijn.
Onze V.V.S.-brochurc wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf & Co’s hureaux voor den handel N.V.
Amstelstraat
14-18,
Amsterdam-C, Telefoon
38631 (5
lijnen)
Economisch – Statistisçhe
Berichten
Adres voor Nederland: Piéter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie
38040, Administratie 38340. Giro: 8408..
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Redactie-adres voor België Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Cent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochitraat 5 Rotterdam (W).
Bankiers: Banque de Commerce,
Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor
Nederland /
26 per
taar,
voor België/Luxemburg
f
a8
per jaar,
te
voldoen door
Storting
van
de
tegenwaarde
in francs
bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (
per zeepost) en overige landen /
28
per jaar. Abonnemen-
ten
kunnen ingaan
met elk nummer en slechts worden
beëindigd per
uttimo van het
kalenderjaar.
Aangetekende
stukken in Nederland aan
het Bijkantoor Westzee-
dijk,
Rotterdam (
W.).
ADVERTENTIIS.
4 11e
correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelant.s, Lanqe Haven
‘4’,
Schiedarn
(Telefoon
69300,
toestel 6).
Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.