Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1548

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 8 1947

AUTEURSREÇHT VOORBEHOUflEN

‘T1

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARCANG

WOENSDAG 8 JANUARI 1947

b
No. 1548

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. X. Polak; J. Tinbergen.

H. M. 11. A. van der Valk; F. de. Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Admin(stratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.

Alle corres;ondentie betreffende advertenties te richten

aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,

Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

BERICHT.

Technische omstandigheden maken het mogelijk, terug
te keeren tot het in ,,E.-S.B.” vanouds gebruikelijke
lettertype. Gezien de noodzakelijke soberheid is het echter
onvermijdelijk, dat nog enkele malen twee lettertypen
naast elkaar zullen voorkomen.

INHOUD:

Blz.

Rotterdam heeft weer een schouwburg door
Prof.
Dr. N. J. Polak…………………………23

De beteekenis van landaanwinning voor ons nationaal

herstel door Ir. V. J. P. de Blocq van Kuffeler .. 24

Universeele bonnen door
Ir. M. H. ERker ………. 27

De prijspolitiek ten aanzien van de, tuinbouproduc-
ten na de bevrijding door
J. H. van Stuyvenberg .. 29

Verrekening van oude valutazaken in Nederlandsch-
Indië door Ti.
A. Meurs …………………31

B o e k b e s p r e k i n g :

Dr. W. Sleumer Tzn., opleiding tot het zakenleven,
bespr. door
S. Gerkema ………………….

33

Aan t ee ken ing en:

De sfeer der onderneming door
Mr. Ir. A. W. Quint 34

De Gemeentebegrooting van Rotterdam voor
1947 35

Geld- en kapitaalmarkt

…………………….
36

Statistieken:

Baukstaten

………………………………….
37
Overzicht

(ier

laatste

vier

vorkorte

balansen

van

De
Netlerlandsehe

Bank

…………………………
38
Eenigo LndexctJters van de industrleelo productie in Neder-
land
……………………………………..
38
In-

en uitvoer van Nederlawi
……………………..
38
Xndexcljfers van bonen, volgens regelingen In Nederland.
38
Werkloosheid

In Nederland
…………… … ……….
39
ZnlegIngon en torugbetalingon bij do spaarbanken In Ne-
derland
……………………………………
39 Stand

van

Rijks

Kbs
……. …………………..
39

DEZER DAGEN

/
is de periode van complimenten weer voorbij. Op een
agressieye redevoering van Soedirman bleef het conipli7

ment van den dag Dr. van Mo5k in den keel steken; hij
sprak krachtige woorden terug. Op zijn beurt attaqueerde
Prof. Gerbrandy in den breede den Luitenant Göuverneur-
Generaal, waarop de Nederlandsche Regeering onmiddellijk
van repliek diende.

Zoo bleef het zachtzinnig redeneeren
onverwacht voorbehouden aan Soekarno; in denzeifden
geest maakte hij zonder plichtplegingen ruimte voor nieu-
we stemmen in zijn parlement. Nieuwe stemmen zullen
er ook aan deze zijde zijn. De commissie-generaal wordt,

naaj verluidt, versterkt; van onze nieuwe figuren is de
kwaliteit bekefid.

• Zelfs bij de Franschen wijkt de courtoisie. In Vietnam
zçtten zij stug door. De Saar werd abrupt in de Fransche economie opgenomen, waarbij naar behoeftevoorziening

in dat bezette gebied de fluweelen handschoen wordt toe-
gepast. Ook op politiek bezit van den Saar mag Frankrijk
hopen; volgens een korte mededeeling uit de Vereenigde
Staten voelt men daar voor de aangevraagde annexaties van
Duitsch gebied weinig, tenzij voor die van het Saargebied.

Zonder égards gaat men thans in Palestina te werk.
Vele der immigranten meenen kennelijk: ,,in poli tics and in
trade, bruisers and pirates are• of better promise than
talkers and clerks”. Dit zijn woorden van den Amerikaan-
schen profeet Emerson in zijn beroemd essay ,jtanners”.

Jammer, dat hij een Amerikaan was, nu kan hij in eigen
land niet worden geëerd. Die conclusie dringt zich op over
de opening van liet nieuwe Congres Obstructie belem-
merde den aanvang der werkzaamheden, doch President
Truman kon althans aan het woord komen. Maai’ ruw weer
zal het voor hem wel blijven, al heeft hij tevoren zoo

keurig afstand gedaan van een reeks speciale bevoegd-
heden, door voor belangrijke sectoren der wetgeving den
oorlogstoestand geëindigd te verklaren. Ook verder
trachtte de President den weg tot het nieuwe Congres te

effenen. Alle restanten van regeeringslichamen met econo-
misch verordenende bevoegdheden zijn samengevoegd in
een lichaam met den duidelijken naam ,,Office of Tempo..
rary Controls”. Voor de leiding van dit tijdelijk lichaam

hebben reeds verschillende officials kortaf bedankt. Zooals
ook de Republikeinsche Senator Vandenberg uit de af-vaardiging naar de Vereenigde Naties terugtrok op den
Sénaat en Baruch, nadat zijn plan tot contrôle op de atooni-
energie onder uitsluiting van het veto was aangenomen,
meteen zijn ontslag indiende.

Op één punt herleeft de étiquette: tegenover den con-
sument. De prijzen in den kleinhandel, speciaal voor duur-

zamer goederen, zijn in de Vereenigde Staten midden in
het seizoen der Kerstaankoopen drastisch verlaagd; en in
de Sovjet-Unie is bekend gemaakt, dat de voortbrenging
van consumptiegoederen in
1947
krachtig zal worden be-
vorderd. In Nederland bericht men, dat het plantgoed der
tuinders ernstig door den vorst heeft geleden; zoodoende zal de oogst in het voorjaar vertraagd afkomen. Waarom
zou men dan de prijzen verlagen?

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE

PAPIERFABRIEK N.V.

gevestigd te MAASTRICHT.

UITGIFTE van

f 750.000,— Aandeelen,

in stukken
van
f 75.—
aan toonder,

ten volle
deelende in de winst over het boekjaar 1947, e.v.’

S

Ordergeteekende bericht, dat dè inschrijving,
uitsluitend

voor aandeelhouders, op bovengenoemde uitgifte zal zijn

opengesteld op:

Dinsdag
II.
Januari 1947

tot des namiddags
4 uu,

bij hare kantoren te
AMSTERDAM, ROTTERDAM,

‘s-GRAVENHAGE
en
MAASTRICHT,

tot den koers van
lOOpCt,

op de voorwaarden van het prospectus dd. 6 dezer, waar-

van exemplaren, alsmede inschrijvingsformulieren bi) boven-

vermelde kantoren verkrijgbaar’ zijn.

INCASSO-BANK N.V.

AMSTERDAM, 6
Januari
1947.’

&.
J+1cr
&
Zoonen

annO 1720

J15aniderg &

3otttrbam

‘.rabenbagr. 3tttt, otbirbam, Vtaarbingen

interbam (atiten

urant1r)

AMSTERDÂMSCHE

BANK N.V.

APfl’AAI. t
ROIROMM
RESERVES S

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij’op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te a-Grevenhage

AOUINISTRATIEKANTOOR CORDRECHT

BELLEVOESTRAAT 2, TELEFOON 5340.

Personeels-Pensioenverzekerin
verschaft d.recte ilscale besparing – afsch,ijving van toe
komstig.la,ten

blijvende sec,ale voldoening

Vraagt U eens walgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

GEVESTIGD

W. Dkker

AdviesbUreau Administratieve Organisatie

Den Haag

Surinamestraat 35 – Telefoon 114253

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 13 januari a.s. In het bezit

te zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam

AANDEEL EN

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N DSCH E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengdo

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chlo9rbleekloog

natronloo& cau.stic soda.

S,

gispen

culemborg
omsterdom
rotterdam

IoninkIijke

Nederla’ndsche

Boekdrukkerij

H.A.M. Boelants

Schiedam

‘Rotterdumsch

Beleggingscoilsortium n.v.

De aanvullende belegging

voor

Iedere Effeclenportefeuille

:.t
.

Uw
toekomst is v’eilig

met een polis van de

– Algem.Friesche Levensverzekering-Mij

ofde

Groot-Noordlitillandsciie.

LEEUWARDEN yi 1845 . AMSTÈRDkM
Buimaniahuis

v. Brienenhuis

ri

8 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

23

ROTTERDAM

HEEFT WEER EEN SCHOUWBURG.

Op de avond van de tiende Januari 1947 wordt de

Rotterdamsche Schouwburg ingewijd. Het is een.gebouw

van sobere, maar waardige architectuur, grotendeels ge-

bouwd van huipmaterialen, ten dele zelfs van bestand-

delen, welke uit de verwoesting zijn overgebleven. Een vol

en veelzijdig programma voor de eerstkomende weken
en een vlotte voorverkoop met thans reeds talrijke uitver-

kochte voorstellingen doen een intensieve exploitatie
verwachten.

Is dit simpele feit, dat een nieuwe schouwburg haar
deuren opent, een gebeurtenis, die in een economisch tijd-

schrift vermelding behoort te vinden? Deze vraag zal

menigeen reeds hebben gesteld, zodra hij het opschrift
van dit artikel zag. Er vinden zo vele inwijdingen plaats
in de loop van een b’paald tijdvak en al tracht men aan•

elke inwijding bijzonder relief te geven door aanwezigheid

en spraakzaamheid van hoogwaardigheidsbekleders, de
meeste van die plechtige openingen zijn toch slechts
schakels in een keten van ontwikkeling, of in deze tijd:

van herstel. Het aantal van zulke plechtigheden doet aan
de betekenis ervan afbreuk.

1-let geval van de Rotterdamse schouwburg echter staat
geheel op zichzelf. 1-Jet is de eersteling in een mogelijke
keten van herstel van culturele instellingen in een stad,
welke zwaarder dan enige andere door het oorlogsgeweld
is getroffen. Dit realiseert men zich niet, wanneer men de

stad met zijn al jaren geleden nètjs opgeruimde open
vlakten met een vluchtige blik waarneemt. Dit beseft men

niet, wanneer mén enkel het papier met de dorre cijfers
van ‘verwoeste percelen, ,dakloze inwoners en ,,crepeer-
‘gevallen”• raadpleegt.

De allerernstigste gevolgen van de vernielingen te
Rotterdam zijn de ontwrichting van het stadsieven,

vooral van het culturele, dat de stadsbevolking bijeen
houdt en doet groeien en ontwikkelen, zodanig, dat nieuwe
initiatieven ‘op allerlei gebied van de stad uitgaan. Het

culturele le’en in een stad is niet slechts gelegenheid tot
genot voor inwoners en omwonenden, niet glechts prikkel
tot verkeer, vertier en vei-tening, het is tegelijkertijd haard
van economische ontwikkeling, basis voor industriële en
commerciële bloei.

Deze stelling moge worden bewezen aan de hand van de waarnemingen te Rotterdam, de stad, welke door het
bombardement van 14 Mei 1940 zijn kern verloor en bijkans zeven jaren heeft voortgeleefd als conglomeraat van buiten-

wijken, verbonden door enkele grote, stoffige, schaduwloze

wegen, inderhaast aangelegd door ‘een troosteloze vlakte met een hoogst enkele ruïne en talrijke fundamenten van
verwoeste panden. De gehele binnenstad, het hart, waar
de stad ,,leeft”, waar zij haar historie, haar evolutie, haar
typische kenmerken vertoont, waar de bevolking haar
psychische behoeften bevredigt als tegenwicht tegen het
gemis van de geneugten van het buitenleven, die gehele
binnenstad is in vlammen opgégaan. Er is, op een hoogst
.enkel gebouw na, letterlijk niets meer van over dan de
fundamenten.

Stel u eens voor, dat Amsterdam geheel afbrandde

binnen de halve cirkel Marnixstraat—Weteringschans-
Sarphatistraat of dat van Londen Westminster werd
weggevaagd, van Parijs alles wat ligt tussen de stations
Saint Lazare, Est, Vincennes, Austerlitz, Montparnasse en
Invalides. Wat was er dan van die steden over? Woont
wijken, zonder eigen cachet, zonder samenhang, zonder
punten, waar het stadsleven zich kan concentreren. Woon-
wijken uit de smakeloze tijd van de grote stadsuitbreidingen in de tweede helft van de negentiende eeuw, uit het stijlioze
eerste decennium van de twintigste eeuw, uit-de wel stijlvolle,
maar vaak te uniforme en te cosmopolitischd jaren tussen
de beide wereldoorlogen. Wooiwijken, zoals men ze overkl
ter wereld vindt, met secundaire en tertiaire winkelstraten,

waar artikelen van dagelijkse voorziening te koop zijn,
met enkele wijklokalen, bioscopen, koffiehuizen, maar
vrijwel, zonder goed geoutilleerde schouwburgen, con-

certzalen, vergaderaccomodatie, bibliotheken, musea,

hotels, café’s, restaurafits, winkels met verfijnde sorterng,

kortom zonder datgene, wat het cultuurelement van de

stad uitmaakt. Dât bevindt zich in de binnenstad. Het

enige cultuurelement, dat in belangrijke mate naar de

woonwijken is gedecentraliseerd, vormen de kerken, onder

welke niettemin de oude, historische kerkgebouwen in het

centrum een bijzondere geest ademen, een veredelende

invloed uitoefenen en een fascinerende aantrekkingskracht

doen gevoelen.
Een stad zonder centrum is een stad zonder cultureel
leven en daardoor een stad zonder aantrekkingskracht.

Rotterdam leefde sedert Mei 1940 voort zonder schouw-

burg, zonder concertzaal, zonder voldoende vergader-

ruimte, zonder hotels, zonder aantrekkelijke punten van

samenkomst (vergelijk de Coolsingel van v66r 1940 met

de Nieuwe Binnenweg nü), zonder echte stadswinkels
(B1aak4ongkindstraat!). In Rottërdam werden, een bon-

derdjarige welvoorziene bibliotheek, een nog oudere

verzameling van natuurwetenschappelijke apparaten en

boekwerken, enige musea en meer dergelijke centra
van wetenschap en ontwikkeling vernield. En voorts
bijkans alles wat de eeuwen aan architectuur en
beeldende kunst hier hadden opgeleverd en saamge-
bracht.

Zulk een stad mist zijn stimulerende werking op zijn
in- en omwonenden en oefent geen aantrekkingskracht uit op mensen van elders. Personen met behoefte aan cultuur-
leven ‘vestigen zich er niet graag en als zij er eenmaal zijn,
verlangen zij naar elders. Voor de bedrijven, scholen, ker-
ken, instellingen wordt het moeilijk, goede krachten aan

te trekkei. Vestiging van nieuwe bedrijven geschiedt
veelal elders, waar de initiatoren denken, een bevredigender
léven te kunnen leiden en vlotter de geschikte krachten
voor staf en advisetirschap te kunnen assumeren. Het
leven verdort zodoende meer en meer, dodrdat de vernieti-
ging van de cultuurelementen de cultuurdragers afstoot
en er steeds minder cultuurtrekkers zullen overblijven om
het vernietigde te herstellen. Van die cultuurdragers moet
het nieuwe leven’komen, 66k op economisch gebied, want
alleen een &ultureel mens heeft voldoende fantasie om nieu-
wewegen in te slaan. Zo gaat môt het culturele leven ook
de economische waarde bergafwaarts. De culturele nood
en de wederopbouw van het cultuurleven kunnen dus zeer zeker in een economisch tijdschrift worden besproken.
Een enkel concreet voorbeeld om het voorgaande te
staven. Wanneer een leraar vacatures ziet in Amsterdam,
Rotterdam, Leiden, Nijmegen én Baarn, waar zal hij dan

bij voorkeur solliciteren? De hoofdstad, de Sleutelstad en
de Keizerstad bieden hem veel op. cultureel gebied, Nij-
megen en Baarn hebbende voordelen van het natuurschoon,
Rotterdam is, vooral sinds de verwoesting, de laatste
keuze. Gevolg: Rotterdam zal niet de beste leerkrachten
tot zich kunnen trekken. Dat wreekt zich op den duur,
bijt de nieuwe generatie, dië niet het beste onderwijs heeft
genoten. Dat’wi:eekt zich 66k reeds in het heden: hét aantal
en het gehalte van de cultuurdragers en cultuurtrekkers wordt door de vestiging van nieuwe leraren niet op peil
gehouden, althans niet zcidanig versterkt als de ontwikke-‘
ling zulks eist. De beste elementen gaan hu4l vorming
elders zoeken, raken de band met en de liefde voor hun
stad kwijt en stichten hun materiële en ideële scheppingen
elders. En zo wordt de stad gedoemd te verkommeren tot
een woestijn van materialisme, van bekrompenheid, van
alledaagsheid, zonder eigen leven, zonder vernieuwing,
zonder bruisende ontwikkeling. .

Rotterdam’s nieuwe schouwburg opent haar poorten
Het is een eerste begin van herleving. Laat, hopelijk nög
niet te laat, blijkt het mogelijk, het verschroeide leven

te heractiveren. Dââr, waar de realistische toneelkunst

-f
‘1

24

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Januari 1947

1
.

op het einde der negentiende eeuw opbloeide, waar Van

Zuylen, de gebroeders Haspels, Catherine Beersmans,

Alida Tartaud-Klein, Henri Poolman, het echtpaar Van

Kerckhoven en anderen het nationale toneel vernieuwden,

waar Royaards in 1908
in
een dilettantenvertoning van

Hooft’s Warenar de basis vond voor zijn machtige ver-

edeling van de toneelkunst, heeft men het bijkans zeven

jaren lang moeten stellen met toneelvertoningen in

gebrekkig geoutilleerde bioscopen en feestzalen. Dââr,

waar de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst

werd opgericht, waar de Duitse Opera en het daaraan

verbonden’ orkest hun triomfen vierden, waar de vernieub

wingen in -de toonkunst door Wagner, Debussy, Mahier,

Stravinsky vroeg begrip vonden, daar behelpt men zich

al jarenlang met een kerkgebouw als concertzaal. En, of

het noodlot ermee see1t, de dirigent van het stedelijk

orkest, juist hier, is het eerste slachtoffer geweest van roe-
keloze en volkomen ongegrond gebleken zuivering.

Zal na dit eerste schuchtere herstel verdere wederople-
ving volgen? Dat hangt van vele, onzekere factoren af. Zal
het mogelijk zijn, binnen korte tijd de materiële voorwaar-
den voor een heropleving op cultureel gebied tevervullen,

als daar zijn enige nieuwe concertzalen, vergaderzalen,
expositieruimten, boekerijen, e.d.? Zullen de economische

omstandigheden zodanig zijn, dat kunst en wetenschap
weer tot opbloéi kunnen geraken? De beantwoording

van deze vragen, de verwezenlijking van deze desiderata,

hebben wij niet in de hand. Maar zelfs al zouden deze factorên zich ten gunste ontwikkelen, dan nog zou het

gemis niet zijn goedgemaakt, dat Rotter,dam ondervinden

moet, doordat het zijn aantrekkelijkheid heeft verloren en

eer cultuurdragers en cultuurtrekkers afstoot dan ze tot
zich te trekken. Deze beweging dient te worden tegengegaan
en omgekeerd, en daartoe ishet gehavende Rotterdam

zelve niet in staat. Daartoe moet Nederland het de helpende

hand bieden, beseffend, dat de vernietiging van een kern,
lang geleden, ernstiger is en minder gemakkelijk herstel-

baar dan recente vernielingen aan periferie of alom ver-

spreid.

Die helpeide hand kan worden geboden, op velerlei wijze.

Meer dan tot dusverre kunnen Rijk, Provincie, landelijke
en gewestelijke corporaties en genootschappen hun centrale

of regionale bureaux en colleges te Rotterdam vestigen. Met

het snelverkeër van deze tijd en met de vele mogelijk-
heden, welke de telefonie biedt, is de afstand tot de Re-
sidentie zO gering, dat zelfs een of meer Departementen
zonder bezwaar naar Rotterdam zouden kunnen worden
overgebracht: Wellicht zou zulks de automatisering van
de intercommunale telefoon verhaasten, zodat Rotterdam
niet langer aan zijn interlocale’ gesprekken meer tijd en
meer kosten (dringende gesprekken!) zou moeten geven
dan andere steden.
Voorts zou men Rotterdam tot een superklasse kunnen
maken voor ambtenaren, leraars, rechters enz., die zo-

doende door een hogere bezoldiging dan op een andere
standplaats naar deze stad zouden woiden getrokken.
Eenzelfde classificatie met betrekking tot de heffing van
belastingen naar inkomen en winst zou ook de afstotig
van ondernemers en ondernemingen tegengaan.en de aan-

trekking daarvan bevorderen. Vervolgens zou men meer financiële hulp kunnen ver-
lenen ‘bij de materiële wederopbouw, niet slechts voor

huisvesting van economische bedrijven of van kleine luy-
den (kleine woningen genieten bij de bekende regelingen
van de Wederopbouw de voorkeur), maar èvenzeer voor
huisvesting van culturele instellingen en voor woningen en flatgebouwen met centrale voorzieningen voor meer koop-

krachtigen, waaronder men in de eerste plaats de cultuur-
dragers en zeker deultuu-trekkers aantreft. Het zJ de gehele
samenleving, (56k de ‘ontwikkeling van de lagere standen,
ten goede komen, als de stad weer een groter contingent
intelligentia, kunstenaars en kunstzinnigen kan herbergen. Bovenal zal nodig zijn: belangstelling in den lande voor

Rotterdam, de tweede stad des lands, de poort naar het

element der Hollanders bij uitstek: de vrije zee. Die be-

langstelling ontbreekt op menig punt, in het grote en in

het kleine. Wat het grote betreft i& de vliegveld-

misère tekenend en’ de. elders zo voortvarende N.S.
hebben de Rotterdamse -forensen uit Scheveningen,

Wassenaar en Voorburg nog steeds zonder electrische
tractie gelaten. Nog enkele kleinere symptomen: van

10 tot 14 Mei gedenkt men de Grebbe, terwijl al

die dagen in de straten eb op de bruggen van

Rotterdam een heroïeke strijd woedde, welke eerst

door het vernielende bombardement tot een beslissing
werd gebracht. (,,De ‘mariniers vochten te goed”, dichtte

Jan Prins). Op Oudejaarsavond gaf de radio het harmonieu-

ze dissonantenconcert ten beste van de boten in de haven
van…. Amsterdam, waai geen sterveling naar die klanken

luistert, terwijl het hèt plechtige moment vormt van het

Rotterdamse ,,zalig uiteinde”. Buitenlandse bezoekers

worden maar zelden gebracht naar deze stad, die de tol

heeft betaald voor de capitulatie, waardoor onze andere

steden voor vernietiging zijn gespaard. Hoeveel Nederlan-ders zijn zich bewust, dat Pernis, waardeSchoonderheekse

olie wordt gekraa1t, een buurtschap of buitenwijk is van
de stâd Rotterdam? Men kent Rotterdam• niet.

Doch diegenen, die door de loop der dingen van elders
naar Rotterdam zijn gekomen en zich hier hebben ingeleefd,
hebben, voorzoverre zij werkzame, capabele lieden zijn,

,,openmincfed’,,deze stad en zijn durf om te doen en aan te
pakken leren waarderen en liefhebben, alsof ze er geboren

en getogen wajen. Die durf,’die aanpak, daarvan getuigen
de herstellingerï inde haven, de nieuwe verbindingen met
overzee en achterland, de gebouwen voor industrie- en
grossiersvestiging en…. de nieuwe schouwburg. Na het
bovenstaande ,,pas étonn’és de se trouver ensemble”.
p

/
DE BETEEKENIS VAN LANDAAN WINNING

VOOR ONS NATIONAAL HERSTEL.

Algemeen wordt erkend, dat voor ons nationaal her-
stel beperking van onzen import en uitbreiding van

onzen export noodzakelijk is en dat sterke ontwikkeling
van onze industrie daarbij de eerste plaats zal moeten
innemen, waardoor toeneming van onze uiteraard min
of meer gecQncentreerde industrieele bevolking in de
naaste toekomst is te verwachten. Staat dus tegen.
woordig de uitbreiding van onze industrie, zooals van-
zelf spreekt, in het brandpunt der belangstelling, toch

vraagt ook de verdere’ expansie van onzen landbouw
volle aandacht.

Dat ook de Regeering de noodzakelijkheid darvan
inziet, is gebleken uit de Troon.rëde van 23 Juli 1946,
waarin werd gewezen op den noodzakelijken export ook
van agrarische producten, op het vereischte streven
naar verlaging van den kostprijs van onze land- en
tuinbouwroduten en naar hun kwaliteitsverbetering,

zoomede naar een meer rationeel grondgebruik, terwijl.
voorbereidingen voor verdere landaanwinning en meu-
we inpolderingen werden aangekondigd.
Moge Nederland zijn overwegend agrarisch karakter
hebben verloren, de landbouw speelt toch nog steeds een belangrijke rol in ons economisch bestel.
In de eerste plaats is, het de landbouw, die het voor-

naamste deel van het voedsel voor ons volk levert;
tengevolge van den nog steeds voortgaanden aanws van onze bevolking wordt steeds meer voedsel ver-
eischt en wanneer uitbreiding van onze landbouwpro.

ductie hier geen gelijken tred mede houdt, zal’ zich dit’ doen gevoelen in een ongewenscht accres van den im-
port van voedingsmiddelen, die ook hier te landé
kunnen worden gekweekt.
Nederland had v66r dn oorlog een belangrijken

8 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHÈ BERICHTEN

25

import van landbouwproducten. bestemd4,00r voeding

van mensch en dier en voor ,grondstoffen van onze

landbouwproducten-verwerkende industrie.
Het volgende staatje geeft o.a. een inzicht in de be-

teekenis van dezen import.

Invoer in Imillioen gulden.
Land bouw
Jaar
Totaal

.
producten

Voedings- en genotmiddelen’)
1937
1.550
477

1

69
1938
1.415
416

61
1939
.

1.517
391

.

63

Uitvoer in 1 millioen guldcn.
Land bouw
Jaar
Totaal producten

Voedings- en genotmiddelen’)
1937
1.148
283

275
1938
1.039
258

234
1939
966 243

213

‘) Staat slechts gedeeltelijk in rechtstreeksch verband met onzen
eigen landbouw.

De toeneming van onze bev,olking heeft in de eerste

plaats de tendens dezen import te doen toenemen voor-

zoover het voedingsmiddelen betreft, welke hier te
lande nief worden gekweekt. Voorzoover dit laatste

wel het geval en het technisch en economisch mogelijk
is, is het gewenscht onze landbouwproductie met de
voortbrenging van deze producten uit te breiden. Be-
treft de import artikelen, die hier te landein hoogwaar-
diger producten, welke voor export in aanmerking

komen,’ worden ömgezet, dan zal toeneming, van den import een gunstig symptoom kunnen zijn.

Zooals het voorgaande staatje mede doet zien, ipelen
onze landbouwproducten ook een belangrijke rol bij
onzen export, en toeneming van den ujtvoer van agra-rische producten tenge.’olge van verhooging van onze
landbouwproductie kan dus een niet te versmaden
bijdrage leveren voor vermeerdering van onzen uitvoer.

Onze landbouwproducten-verwerkende induitrie, die
mede een factor van beteekenis vormt bij onzen export,
steunt gedeeltelijk op producten van eigen bodem.
Ook vermeerdering van de productie hiervan zal ten
behoeve van eigen gebruik en van export de gé’noemde
industrie stimuleeren, hetgeen een gunstigen factor voor
ons, economisch herstel kan opleveren.
Voorgaande opmerkingen stellen, duidelijk de be-
teekenis van uitbreiding van onze landbouwproductie, bepaaldelijk onder de huidige omstandigheden, in, het
licht.
In
het economisch landsbelang dient deze uit-
breiding dan ook zooveel mogelijk te wérden bevorderil,
vooral ook met het oog op onze deviezenpositie. Naast het belang van verhooging der productie staat
dat van yerbetering van kwaliteit en van verlaging

der productiekosten. Beide factoren zullen onzen land-
bouw in stazt stellen beter te concurreeren in het
buitenland en aldus onzen export te stimiileeren, terwijl
kwaliteitsverbetering de uitvoerprj zen zal verhoogen
en de verlaging der productiekosten een zeer wensche-
lijke bijdrage kan leveren tot vermindering van onze

kosten van levensonderhoud. De drie factoren, ver-meerdering der productie, verbetering van kwaliteit
ei verlaging van kosten hangen nauw samen.

Vermeerdering der productie kan worden verkregen
door:
opvoering van de opbrengst van de bestaande
laudb6uwcultuur;
intensiveering van den landbouw; het verkrijgen van nieuwén cultuurgrond.

Ad
1. Opvoering van de opbrengst kan worden
verkregen door verbeterde, waterhuishouding, juiste
grondbewerking en bemesting en goedgeleide cultuur van de meest passende ‘gewassen. Waterstaatsbeheer,
landbouwwetenschap en -voorlichting zullen hier in
samenwerking met de laudbouwvereenigingen de stu-

wende krachten moeten zijn. Ook kwaliteitsverbetering

en kostenverlaging zullen hierdoor worden bevorderd.

Maar dan zijn ook behoorlijk geleide bedrijven van pas-
senden vorm en grootte noodzakelijk en hieraan ont-
breekt in ons land nog veel.
Wij kennen het vraagstuk van onze kleine boeren,

die slechts beschikken over een oppervlakte grond, te
klein om een behoorljk bestaan op te leveren, en weten,

hoe vaak de verspreide ligging van het land, dat bij

een boerderij behoort, een economische bedrijfsvoering

belemmert. Ook voor rationaliseering der bedrijven

levert een en ander een ernstigen hinderpaal op.

Hoewel het niet op mijn weg ligt om op deze aange-
legenheden verder in te gaan, moet op één punt de aan-
dacht nader worden gevestigd. Wordt, ter bevo’rdering

van economischer voortbrenging, overgegaan tot sanee-

rin van kleine bedrijven en van bedrijven met te zeer

versprèid liggenden grond, dart zal als regel het aantal

bedrijven moeten worden verminderd en zullen derhalve

bedrijfsleiders worden uitgestooten. Een voorbeeld moge
dit’ verduidelijken. Het verwoeste Walcheren, dat op-

nieuw moet worden opgebouwd, is thans een aangewezen
gebied voor saneering, maar hieij zullen dan eenige

honderden bedrijfsleiders, die enkele duizenden ha
grond noodig zouden hebben, worden uitgeschakeld.
Wanneer wordt bedacht, dat ongeveer de helft van onze
landbouwbedrjven behoort tot de groote klasse van 0-5 ha, dan toont dit voorbeeld wel aan, dat sociale
moeilijkheden de doorvoering van saneering op ruimen
schaal ernstig belemmeren. Aanwinning van nieuw
land is dus met het oôg op een economischer, bedrijfs-
voering op onzen bestaanden cultuurgrond hoogst ge-
wenicht.

Ad
2. Door intensiveering van onzen landbouw is
de ernstige crisis van het laatste decennium van de
vorige eeuw in een periode van ongeveer 25 jaar op”-
gelukkige wijze overwonnen.. Voor deze vervorming
van onze landbouwstructuur was. geen neuw land

noodig en de toeneming van de plattelandsb9volking
kon door de agrarische bedrijven worden opgenomen;
de gemiddelde jaarlijksche toeneming van het aantal
bedrijven in de periode 1904/10 met 2,42 pCt. toont
dit duidelijk aan.
Zoodra de intensiveering was doorgevoerd, ontstond
de behoefte aan nieuw land. De gelegenheid tot krachtige
vermeerdering van het aantal bedrijven was voorbij;
in de perioden 1910/’21, 1921/’30 en 1930/’38’ bedroeg
deze vermeerdering per jaar respectievelijk nog slechts
0,54 pCt., 0,63 pCt. en 0,13 pCt., geheel onvoldoende
dus, om den natuurlijken aanwas van het aantal bedrijf5-
leiders op te nemen. Hierdoor ontston’d de landhonger,
die zich o.a. scherp openbaart in het enorm aantal
gegadigden bij het uitgeven ‘van Zuiderzeegronden en die de strekking heeft land- en pachtprijzen op te drij-
ven, dus de kosten van onze landbouwproducten te
verhoogen.
De gunstige uitwerking, welke intensiveering van
onzen landbouw heeft gehad, zou het verleidelijk
kunnen maken te trachten opnieuw naar ,dit middel te

grijpen.
Hier geheel in het midden latende, of dit landbouw

kundig mogelijk zou zijn, moet worden gewezen op een
economisch bezwaar, dat onder de huidige omstandighe-
den in het bijzonder geldt. De intensiveering werd ver-kregen door het kweeken yan hoogwaardige producten,
die in hoofdzaak hun afzet in het buitenland moeten
vinden. De landbouw wordt daardoor zeer conjunctuur-.
gevoelig en zijn gezonden basis zou bij voortgang der
intensiveering worden aangetast, terwijl het zeker
gevaarlijk is in deze verarmde wereld zich verder te
gaan specialiseeren op het voortbrengen van kostbare
consuxnptiegoederenen.

F

, !T~
­
_

26

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEI

8Januari1947

Ad
3. Landaanwinning biedt rechtstreeks de ge

legenheid tot uitbreiding van onze agrarische productie.

Nieuw land kan geheel worden ingericht naar de

eischen van den modernen landbouw en daardoor op

de meest economiche wijze worden geëxploiteerd, zoo-
dat 4e productiekosten zoo laag mogelijk zijn. De Wie-

ringermeergronden ,leveren hiervan het bewijs; de ex-

ploitatiekosten zijn daar lager dan op onze best ge-

exploiteerde oudere cultuurgronden. De gemiddeId

kosten van onze agrarische producten zullen dus dalen

bij landaanwinning en dit moet nationaal-economisch

gezien als een belang worden aangemerkt.

Niet alleen voor uitbreiding, maar ook voori nstand-

houding van onze agrarische productie is landaan-

winning noodig. De voortgaande toeneming van onze

bevolking en de noodzakelijke uitbreiding van
onze

industrie, zullen tot gevolg hebben, dat belangrijke

oppervlakten cultuurgrond voor woningbouw, stads-

uitbieiding, ontspanning, ,industrieterrein en verkeers-

doeleinden
in
beslag zullen ,worden genomeui. Reeds de

zgn. Commissie-Lovink gaf in haar in 1924 verschenen

verslag aan, dat voor deze doeleinden ongeveer 2.500 ha
per jaar in beslag werd genomen, zoodat een oppervlakte

als de’ Wieringermeer reeds in 8 .jaar hiervoor wordt

verbruikt. De te verwachten uitbreiding van onze

industrie zal de neiging hebben ‘dit proces nog te ver-

sterken.
Hiervöôr is reeds gewezen op de beteekenis, welke
aanwinst van nieuwen cultuurgrond kan hebben voor

de saneering,van den landbouw op het bestaande land
en de verlaging der productiekôsten aldaar, waardoor

de nationale last van den landbouwsteun zal kunnen

verminderen.
Nieuw cultuurland kan worden verkregen door ont-
ginning van woeste gronden en door landaanwinning.

Voor de eerste methode bestaan nog slechts beperkte

mogelijkheden en de toenemende bevolkingsdichtheid

van ons land stelt het behoud van recreatiegebied steeds

sterker op den voorgrond, zoodat uit dien hoofde

ernstige bezwaren o1itstaan tegen krachtig doorgevoerde
ontginning. Uitbreiding -van onzen cultuurgrond moet

dus overwegend
in
landaanwinning worden gezocht.

Demographische beteekenis.

Werd’
hiervôôr vooral de èconomische zijde der land-
aanwinning behandeld, thans dient zij ook uit demo-
grafisch oogpunt te worden beschouwd.

Voor het opnemen van onzen nationalen bevolkings-
aanwas zal het nieuw te scheppen land slechts een
bescheiden rol kunnen vervillen. Men neemt algemeen

aan, dat
in
een groot nieuw gewonnen gebied, inclusief
de verzorgende bevolking niet meer dan één bewoner
per ha zal zijn gevestigd; naar dezen maatstaf zou een’
groot gebied als de Zuidelijke polders in het IJsselmeer op den duur niet meer opnemen dan onzen bevolkings-
aanwas van anderhalf jaar. Uiteraard zal een dergelijk
gebied in het bestaande land in allerlei richtingen nigu-
we werkgelegenheid verwekken en dus een belangrijk

grooter aantal menschen dan aldaar gevestigd zullen zijn werk verschaffen, maar onze bevolkingsaanwas
zal door landaanwinning niet kunnen worden opgé-
•nomen, zelfs niet die van het platteland, welke daarheen

uiteraard het sterkst een weg zal vinden.

In hoofdzaak zal onze bevolkingsaanwas naar de
industrie moeten afvloeien, maar het is voor een gezond
volksbestaan zoo noodig, ‘dat daarnaast door landaan-winning ook de gelegenheid ontstaat,, zij het niet voor een evenredige, daii toch voor een zoo ruim mogelijke
ui’tbrèiding vanonze plattelandsbevolkiiig. Deze groep

‘immers vormt een gezond en rustig elemnt met een

hôog geboortecijfer, dat’
in
de verschillende geledingen
van- ons volk steeds voortreffelijke krachten brengt.’
Het moeilijke pionierswerk in nieuw land zal de

krachtigste .p!attelanders a’antrekken en deze. vo9r ons

volk behouden; er zullen sterke gemeenschappen op-

groeien, die door hun voorWeeld. ook elders nieuwe
impulsen voor verdere ontwikkeling zullen geven.

Tal van jonge, kundige bedrijfsleiders, gesproten
uit
oude boerengeslachten, die nergens beter dan in den

landbou’w tot hun recht zullen komen, zien hopeloos

uit naar een bedrijf. Het is zeker een nationaal belang

deze door aanwinning van nieuw land de gelegenheid

te geven hun nuttige krachten te ôntplooien.

De versterking van onze volkskracht, welke de aan-

winst van nieuw land brengt, leyert tenslotte ook
in

economisch ‘opzicht een bate voor ons ‘land.

Orders, bij landaanwinning geplaatst, stellen veelal

bijzondere eischen, zoodat het bedrijfsleven nieuwe

problemen moet oplossen, waardoor het wordt gesterkt.

Ingewikkelder nog zijn de problemen, die zich bij ,het

cultuurrjp maken van nieuwe, vaak zilte gronden

voordoen; resultaten van studies en eçvaringen in ver-

band daarmede, verkregen, zijn van het grootstè nut,
‘voor onzen geheelen landbouw en de stroom van boeren,

die den’ âgrarischen opbouw der IJsselmeerpolders met
eigen oogen wil aanschouwen, is daarvan een sprekend

bewijs.
.
In tijden van depressie.kan landaanwinning een zeer

nuttige bestrijding vormen van werkloosheid, welke

niet slechts een financieel, maar bovenal een sociaal en
moreel probleem is en önze volkskracht ohdermijnt.
Aahwinning ‘van nieuw land getuigt van een gezonden

durf en verhoogt het aanzien van ons volk in het buiten-
land, hetgeen onze credietwaardigheid ten goede komt.
Landaanwiiining
,
eischt belangrijke investeerin-

gen, maar deze leveren een blijvend rendement. Onzé
voorvaderen voelden dit reeds’ aan en wenschten hun
groote winsten van de Oost-Indische Compagnie in

‘nieuw
land te beleggen; hierin ‘is. de economishe ver-

klaring te vinden van het tot standkomen van tallooze

dro9gmakerjen als Beemster, Purmer enz. in het begin
van de 17e éeuw. Lanl, dat wij eenmaal bezitten, willen
wij niet meer prijsgeven; wanneer Walcheren is geïnun-

deerd, is er slechts de roep ,,Walcheren moet droog”;
de vraag of’ de kosten der droogmaking economisch
verantwoord zijn,. komt geen oogenblik aan de orde.
Bij plannen’voor landaanwinning in maar. al
te lang

de vraag gesteld, of de kosten wel gedekt zouden worden
door de verkoöpwaarde yan den grond. Het voor-
gaande brengt opnieuw duidelijk naar voren, dat
nationaal gezien de waarde van niewen grond ver uit-

gaat boven zijn private waarde.

Conclusie,

t

De voorgaaide beschouwingen ‘leiden tot de conclusie,
dat het voor een gezonde ontwikkeling van ons volk
en-zijn economie, inhet bijzonder van den landbouw,
die nog steeds een belangrijke rol speelt, noodig is land-
aanwinning zoovcel mogelijk te bevorderen.’
Belangrijke investeeringen zijn voor onzé industrie’
noôdzakelijk, maar daarnaast moeten ook investeerin-
gen plaatsvinden ter verkrjging van nieuw, land.
Bij landaanwinning zijn in eerste instantie voorsiame-
lijk grondwerken noodig, zoodat voor de, uitvoering
relatief weinig materialen’ zijn vereischt, speciaal, van

die, welke bij onzen zoo urgenten woningbouw een hoofd-
rol spelen. Slechts de vereischte satuursteen kan ons
land niet leveren; de materiaalvoorziening zal dus geen

groot bedrag aan deviezen vergen.
-‘
De technische uitvoering van groote landaanwinnings-
werken is betrekkelijk weinig arbeidsintensief,’in tegen-
stelling met het in cultuur brengeû’ van den grond,
waarbij ook de wohingbow in het nieuwe land aan de
orde komt. Wanneer straks een aanzienlijke omschake-
ling van de productie vin kapitaalgoederen op die van

8 Januari 1947

ECONOMISCH-STTISTISCFÏE BERICHTEN

27

verbruiksgoederen zal moeten plaats hebben, en mo-
gelijk ook reeds eerder, zal het van nut kunnen zijn,

dat het arbeidsintensief werk van het in cultuur bren-

gen van nieuw land aan de orde is, terwijl, zoodra dan

de ergste woningnood zal zijn ondervangen, de voorzie-

ning in de huisvesting aldaar zonder te groot bezwaar mogelijk zal zijn.

Verarmd als wij zijn, zal bij de aanwinning van nieuw

land de grootst mogelijke zuinigheid moeten worden

befracht, al zal dit bij een schepping voor eeuwen niet

te kort mqgen doen aan de voldoening van de moderne
en sociale eischen.
Dit kan alleen worden bereikt door een zorgvuldige
en tijdroovende’ voorbereiding, steunende op ernstige

studie van talrijke technische, lan dbouwkuiidige, econ o –

mische, sociale en maatschappelijke problemen, welke
heden bij de vorming van nieuw land aan de orde komen.
Het is thans dan ook inderdaad het oogeublik, om de

door de Regeering aangekondigde voorbereid.ngen voor
verdere landaanwinning en nieuwe inpolderingen onver-

wijid met kracht ter hand te nemen, opdat met de uit-
voering zal kunnen worden aangevangen, zoodra de

thans nog in zoo menig opzicht ontwrichte samen’eving
dit mogelijk zal maken.

Hoe eerder de landbouw over nieuwen cultuurgrond
zal kunnen beschikken, hoe beter deze zijn bijdrage zal

kunnen leveren voor het herstel en den verderen op-
bouw van onze nationale economie.
Ir. V. J. P. DE BLOCQ VAN KUFFELER.

UNIVERSEELE BONNEN.

Inleiding.

Ons rantsoeneeringssysteem bevredigt mij niet.
Ik erken de wenschelijkheid, ja, de noodzakelijkheid
van rantsoeneering in tijden van abnormale schaarschte
en ik zie ook in, dat wij daar helaas nog midden in zitten.

Rantsoeneering is onder dergelijke omstandigheden nuttig
en noodig om te verhoeden, dat degeen, die den diksten
buidel heeft, door overbieding zich een te groot deel toe-

eigent van den toch reeds te krappen goederenvoorraad.
Wanneer er van alles amper of niet genoeg is voor een
minimale bevrediging van een ieder, moeten wij gelijk
opdeelen, ongeacht ons inkomen.

Is het echter om dit doel te bereiken noodig om iedereen van elk artikel afzonderlijk precies evenveel toe te deelen?
Zeker, het is de eenvoudigste manier en het was in den tijd,
toen wij van elk artikel nauwelijks het absolute minimum
ontvingen, ook niet hinderlijk. Die tijd is nu gelukkig
voorbij en daardoor krijgt de vrijheid van consumptie
weer grootere waarde; voorloopig binnen de grenzen,
gesteld door het principe van nivelleering van de totale
behoeftebevrediging wat •het complex van eerste levens-
behoeften betreft.

Uni’erseele bonnen.

Vrijheid van keuze, gecombineerd met beperking van
de totale consumptie per persoon; is dit te verwezenlijken,
en zoo ja, op welke wijze?

De weg wordt ons gewezen door het reeds bestaande
systeem van keuzebonnen in enkele sectoren: voor suiker,
stroôp of jam; voor melk of yoghurt; bij de textielkaart;
bij de tabaks- of snoepkaart. Waarom dezen weg niet

ten einde gegaan door alle artikelbonnen te vervangen
door één soort universeele bonnen, waarop men alle ge-
rantsoeneerde goederen kan verkrijgen?

Van deze bonnen zou een ieder, evenals thans van de
bonnen-per-artikel, afgezien van, verschillen in verband
met den leeftijd, zwaren arbeid, ziekte e.d., een gelijk aantal kunnen ontvangen. Evenals de huidige bonnen

zouden zij naast de betaling in geld noodig zijn voor het
koopen van gerantsoeneerde goederen. Maar het verschil

is, dat de een zijn bonnen meer in de eene richting, de
ander meer in andere richting zou kunnen besteden.

Aanpassing van de oraag aan het beschikbare aanbod. De
puntenwaardeering.

Flet zal noodig zijn er zorg voor te dragen, dat uit de

verschillend gerichte vraag der afzonderlijkê koopers een

totale vraag resulteert, die overeenstemt met het beschik-
bare aanbod, dat, althans ,,in the short run”, vaststaat.

Dit kan geschieden door middel van de puntenwaardee-ring van de verschillende artikelen.

Een onjuiste puntenwaardeering, hetzij doordat men
deze bij de invoering niet juist heeft getaxeerd, hetzij door
wijzigingen in vraag of aanbod, zal zich uiten in een te

snellen verkoop der te laag gewaardeerde goederen en het

onverkoopbaar zijn van de te hoog gewaardeerde. Door

wijziging in de puntenwaardeering kan in een dergelijk
geval het evenwicht worden hersteld.

Een bonnenru.ilbeurs.

Het spreektt echter vanzelf, dat het gevenscit zal zijn

dergelijke veranderingen in de punten*aardeering zooveel
mogelijk te beperken. In verband daarmede zal het van
groot belang zijn deze waardeering in punten bij de in-
voering van het systeem aanstonds zoo juist mogelijk
vast te stellen.

liet meest doelmatige middel daartoe lijkt mij de in-
stelling, voordat tot invoering van de universeele bonnen

wordt overgegaan, van een tijdelijke bonnenruilbeurs.
Op deze beurs, die waarschijnlijk het beste onder over-
heidscontrôle kan werken, kan een ieder zijn bonnen-per-

artikel ter ruiling aanbieden tegen door hem begeerde
andere bonnen in een door hem te bepalen ruilverhouding.

liet totstandkomen van de ruiltransactie hangt natuurlijk
af van de vraag, of er een tegenspeler is, die de omgekeerde
ruil wenscht tegen niet ongunstiger pariteit. Op een zoo-
danige beurs zullen zich al spoedig vaste pariteiten vormen.
Wil men aan deze pariteïten een goed houvast hebben
voor de puntenwaardeeriigen bij het universeele bonnen-
systeem, dan zal de ruilbeurs vertakt moeten zijn over de
verschillende deelen van het land, over stad en platteland,
enz en zal er zich een doeltreffende arbitrage moeten ont-
wikkelen. Voor het doelmatig functionneeren van deze

beurs zal het waarschijnlijk aanbeveling verdienen kleinere
wisselcouyures voor de artikelbonnen in te voeren. Door
het vragen van een kleine vergoeding per tot stand ge-
komen transactie kan deze beurs gemakkelijk ,,self-
supporting” iyorden gemaakt.
Enkele Qoordeelen oan het systeem.

Ik meen hiermede de principieele mogelijkheid van het
aanbevolen systeem aannemelijk te hebben gemaakt. Op

en enkel punt betreffende de uitvoering zal ik aan het
slot terugkomen.

Eerst zullen wij thans enkele van de voordeelen van
het systeem de revue laten passeeren.

liet hoofddoel vormde het verkrijgen van een zoo groot mogelijke vrijheid van consumptieve besteding binnen de nu eenmaal, bij de als gevolg van de schaarschte noodza-
kelijke nivelleering, voor een ieder gestelde grenzen: Op

zichzelf zou voor mij dit argument reeds zwaar genoeg wegen. Onze vrijheid immers is een kostelijk goed, dat
door de Overheid niet verder mag worden aangetast dan strikt noodzakelijk is.

Door de mogelijkheid van keuze wordt voorts voor een
ieder de in totaal mogelijke bevrediging in het algemeen

grooter. Immers, het behoeftencomplex is voor elkeen,
afhankelijk van zijn aanleg en omstandigheden, verschil-
lend. Voor den een vormt bijvoorbeeld het rooken een,
al dan niet ingebeelde, onmisbare levensbehoefte, een
ander heeft weer grootere behoefte aan vleesch en vet.
Ouden van dagen zullen weinig slijtage van kleeding en

schoeisel hebben, daarentegen overgelukkig zijn met wat

28 ‘

ECONOMISCH-STATISTISCHE BÉRICHTEN

8 Januari 1947
t,

meer brandstof, enz. Anders gezegd: de werking van de

tweede wet van Gossen levert voor een ieder een verschil-
lend feitelijk resultaat.

De distributie door middel van bonnen-per-artikel heeft

ons, wat de besteding van ons inkomen betreft, zoo lang

en zoo grondig bevoogd, dat het tijd wordt, tiat wij weer

leeren eenige eigen verantwoordelijkheid te dragen als

voorbereiding voor de verbeide toekomstige vrijheid.

Door deze bevoogding hebben zich bovendien tal van

koopgewoonten vastgezet, omdat men nu eenmaal in
principe geen bonnen laat verloopen. Ik denk aan het

koopen van snoepgoed door de boeren, aan het stoken van

anthraciet en cokes, waar men vroeger hout of turf ge-

bruikte. Ik denk aan de zich vullende petroleumvaten

sinds men na de verhooging der gasrantsoenen zijn petro-

leumtoestel heeft opgeborgen en aan tallooze andere

voorbeelden. Naarmate de rantsoeneering iuimer wordt,

dreigt dit scheeftrekkn van de consumptie ernstiger

vormen aan te nemen, tot schade vooral ook ian onze

benarde deviezenpositie. Mèt de bonnen-per-artikel zou
ook dit b’ezwaar verdwijnen.

Ook het vrijgeven van bepaalde artikelen zal meer

geleidelijk kunnen plaatsvinden. Nu staat men vaak voor

de keuze: vrijgeven, met het gevaar, dat het betreffende
artikel uit de markt verdwijnt of handhaving der rantsoe-

neering, met als gevolg een ongewenschte stimuleering
van het verbruik, zooals hierboven besproken. Bij het

uniyerseele bonnensysteem kan men den overgang zoo

soepel maken als men wenscht door een vèrgaande verla-

ging,van de puntenwaardeering. Door het bonnenoffer
zeer laag te stellen kan een artikel practisch worden vrij-
gegeven, terwijl door het feit, dat men toch nog één, zij
het klein, aantal punten moet offeren, waarvoor men ook

andere goederen kan krijgen, wordt voorkomen, dat de
consumptie onnoodig hoog oploopt.
Ook zal hét mogelijk iijn artikelen, warvan de beschik-
bare voorraad te klein is voor algemeene rantsoeneering
– rijwielbanden bijvoorbeeld – tegen hooge punten waar-

deering in distributie te brengen zoodat zij voor degenen,

die er een groot offer voor over hebben, verkrijgbaar zijn.

Voor de Overheid zou het aanbevolen systeem
,
een

waardevol hulpmiddel beteekenen om haar inzicht te ver-

diepen in de dringendheid der verschillende behoeften.
Thans vormen de prijzen op de zwarte markt het eenige
richtsnoer; en dat richtsnoer is onbetrouwbaar, omdat de
zwarte prijzen, wat de vraagzijde betreft, alleen beïnvloed
worden door de categorie, die op deze markt zijn geld
kan en wil besteden. De verhouding tusschen puntenwaar-
deering en geldkosten vormt dan ook een veel betrouw-

baarder basis. Waar deze verhouding relatief ongunstig
ligt, zal het gewenscht zijn te trachten het aanbod te ver-
grooten. Bij importartikelen bijvoorbeeld – voorzoover
deze op de internationale markt althans in onbeprkte
hoeveelheid verkrijgbaar zijn – kan men door wijziging
van het aanbod steeds bereiken, dat de puntenwaardeering
vor de verschillende goederen evenredig gesteld kan
worden aan de uitgave in deviezen. Maar ook bij de binnen-‘
landsche productie zijn verschuivingen mogelijk. Wij
gingen hierboven uit van de noodzaak – ,,in the short

run” – van aanpassing van de vraag aan het beschikbare
aanbod.- Door op de lierboven bedoelde wijze het aanbod
op de vraag af te stmmen, kan men echter tevens een
betere aanwending der beschikbare productieve krachten

en van de overige middelen (deviezen) bereiken, met als
resultaat een in totaal grootere behoeftebevrediging.
Ik heb hierbover( het universeele bonnensysteem de
consequente uitbreiding genoemd van het stelsel van keuze-
bonnen. Er is. echter een zeer principieel verschil. Bij de
tabaks- en de textielrantsoeneering wordt de pariteit in
het algemeen vastgesteld op basis van de verwerkte grond
stoffen. Dit zou juist zijn, indien de grondstoffenschaarschte
de eenige bepalende factor ware en dus de productie”zich
‘binnen de daardoor be,paalde grenzen volledig aan de

vraagverhouding zou kunnen aanpassen. ‘In de praktijk’

is dit geenszins het geval. Het gevolg is, dat bij tabaks-

artikelen, bijvoorbeeld cigaretten en shag, practisch niet,

cigarillo’s en sigaren daarentegen overvloedig te krijgen
zijn, zoodat onze tabakswinkelier er naast de officieele

nog een eigen en vaak eigengereide rantsoeneering op na

houdt; en bij de textielwren is het al evenzoo. Bij ,het

aanbevolen systeem wordt dit bezwaar ondervangen, door-

dat voor elk artikel de puntenwaardeering zoodanig wordt

vatgeste1d, dat vraag ,en aanbod in evenwicht zijn’

Is het juist, vraag ik mij voorts af, dat dj reëele be-

hoeftebevrediging, wât de gerantsoeneerde g5ederen be-

treft, volkomen genivelleerd wordt, als gevolg waarvan
de verschillen in geldinkomen gehéel wordén uitgeleefd in

den vrijen sector (en, helaas, in den zwarten handel)?

Wij weten allen, tot welke excessen dit aanleiding geeft.

Wij weten ook, dat de mogelijkheden in dezen vrijen sector
voor velen niet voldoende interessant zijn om zich daarvoor

een grootere inspanning te’getroosten ter verkrijging van
een hooger geldinkomen. Wordt het geen tijd de neiging
tot deze vergroote inspanning een weinig te stimuleeren

door een matige differentieering van de bevredigings-

mogelijkheid ook binnen het kader der gerantsoeneerde

goederen? Loopen wij ook’ niet onherroepelijk vast met het
systeem van volkomen gelijkschakeling der behoeftebe-

vrediging en ‘de daaruit moreel voortvloeiende noodzaak

van afstemming van den loonvloer op het distributie-

pakket, naarmate dit pakket grooter wordt? De belooning

naarprestatie kunnen wij – helaas kan men zeggen – nu
eenmaal nog niet missen. Aanvaardt men deze echter,

dan moet dit verschil in geldinkomen ook kunnen resul-
teeren in een aanvaardbaar verschil in ieëel inkomen, en
dan moeten wij geen struisvogel spelen door een geforceer-

de gelijkheid in het ‘distributiepakket, terwijl daarnaast

ongeveer gelijksoortige artikelen – visch, boonen — vrij

vérkrijgbaar zijn. Als zachte overgang naar de algeheele vrijheid lijkt mij het aanbevolen systeem wederom doel-
matig.

En – als laatste in de rij der voordeelen – het distri-
butie-apparaat zal, althans wat de uitgifte en het innemen

van de bonnen betreft, waarschijnlijk’ vereenvoudigd

kunnen worden, doordat de vele soorten speciale bonnen
worden vervangen door één soort bonnen.

Een .paa)’ uitooeringsquaesties.

Tenslotte nog een enkel practisch punt.
1-let zal waarschijnlijk raadzaam zijn de universeele
bonnen, evenals de meeste huidige artikelbonnen, een niet
te langen looptijd te geven, bijv. ten ho6gste één maand.
Zulks eenerzijds om de kortzichtigen onder ons tegen zich-
zelf te beschermen – deze zouden anders tegen het einde
van een periode gedurende te langen tijd op zwart (bon-
nen)-zaad zitten -, anderzijas ten einde het ontstaan van
zwévende koopkracht in bonnen te ver
,
mijden (al zal dit’

laatste in een tijd van geleidelijke verruiming der vöorzie-
ning wellicht niet zobzeer behoeven te worden gevreesd).
Het zal dan echter noodig zijn voor de aanschaffing van
grootere stukken – zooals een costuum – een spaar-
regeling in te voeren, waarbij men zijn bonnen kan om-
wisselen tegen bonnen, welke op een spaarkaart worden
geplakt, met speciale bestemming wat artikel maar niet

wat leverancier betreft.
De universeele bonnen kunnen.waarschijnlijk het beste
per gezin worden uitgereikt 1-let aantal kan eenerzijds
worden afgestemd op de grootte en de samenstelling van
het gezin, terwijl men anderzijds rekening kan houden

met de algemeene gezinsbehoeften,. zooals kolen, gas en
electi’iciteit. Doordat de differentiatie naar artikel weg-
valt, zal het wellicht mogelijk zijn fijner te nuanceeren naar
leeftijd, soort van arbeid, ziekte en andere bijzondere
omstandigheden. Zoo is het een bekend ervaringsfeit, dat
groote gezinnen altijd relatief ruim in hun’bonnen zitten,
ook waar de inkomsten voldoende z-ijn om alle bonneïtte

.,

8 Januari 1947

ECOfOMISCH:STATISTISCHE BERICHTEN

29

honoreeren; ook hier kan door fijnere nuanceering de recht-

vaardigheid worden vergroot.

De universeele bonnen kunnen, behalve in het verkeer tusschen consument en detaillist, ook doorloopen, even-
tueel na omwisseling in grootere coupures, in de betrek-

kingen tusschen detaillist en grossier, en, waar mogelijk,

tusschen dezen laatste en fabrikant. De bevoorrading

van den fabrikant heeft dan plaats tegen inlevering van
de bonnen.

De universeele bonnen kunnen wellicht het beste worden

uitgereikt in den vorm van bonboekjes, met coupures van
bijv. 1, 5, 10 en 25 bonnen.
Rantsoeneering an consumptieoe koopkracht in plaats yan
ranisoeneering oan goederen.

Goed beschouwd, beteekent het hier verdedigde systeem
vervanging van de rantsoeneering van goederen door een
rantsoeneering van de koopkracht, welke op de consump-
tie mag worden gericht. En dat wordt toch immers eigen-

lijk ook meer en meer het doel, nu de acute schaarschte
eenigermate is overwonnen, maar de consumptie nog moet
worden beperkt ten behoeve van den wederopbouw. In het

gewone geld is deze koopkrachtrantsoeneering practisch

niet door te voeren. Dat zou een volkomen inkomens-
nivelleering beteekenen en bovendien de noodzaak impli-
ceeren van het doorsnijden van den band tusschen inkomen
en vermogen. Daarom wordt voorgesteld, hiervoor een

apart soort consumptiegeld (de universeele bonnen) in te
voeren. Dit geld heeft de eigenaardigheid, dat het naast
het gewone geld noodig is voor het koopen van gerantsoe-
neerde goederen en dat het een zeer korten looptijd heeft; de grootste bijzonderheid is echter, dat het niet rondloopt, maar voortdurend bij de Overheid zijn begin- en eindpunt
heeft.

Ik heb hierboven als vanzelfsprekend aangenomen, dat
de prijzen in dit geld uitgedrukt, dus de puntenwaardee-
lngen, door de Overheid worden vastgesteld. In ieder
geval zal het wel gewenscht zijn daarmede te beginnen.
Het is echter een interessante vraag, of het mogelijk en

gewenscht zou zijn de vorming van de puntepwaardeerin-
gen na eenigen tijd vrij te laten.

lIet hier aanbevolen stelsel vormt, zooals ik reeds op-merkte, de meest consequente uitbreiding van het reeds
bestaande systeem van keuzebonnen in enkele sectoren,
zij het dan met een principieele verbetering. Acht men
den sprong ineens tot algeheele vrijheid van keuze te groot
—waarom eigenlijk – dan zouden als overgang groeps-
bonneb kunnen worden ingevoerd, bijv. bonnen voor den geheelen voedings- en genotmiddelensector, bonnen voor

kleeding, schoeisel, huisraad en woningtextiel en bonnen voor brandstof, gas en electriciteit.
1-let hier aanbevolen systeem is in overweging bij de
betrokken overheidsinstanties. Ik zou het echter van groot
belang achten daarover het oordeel te ivernemen van
deskundigen uit het bedrijfsleven en de wetenschappelijke
wereld.

Drs. Ir. M. H. EKKER.

DE PRIJSPOLITIEK TEN AANZIEN VAN DE

TUINBOUWPRODUCTEN
NA
DE

BEVRIJDING.

Evenals tijdens de bezetting heeft na de bevrijding het
prijsp,olitieke beleid in den tuinbouwsector tot diepgaande
meeningsverschillen aanleiding gegeven
1).
Vertoonde de
prijspolitiek op het gebied van de akkerbouwproducten
reeds een grootere variatie in verband met de voor ieder
product of iedere groep producten meer uiteenloopende
omstandigheden, voor de tuinbouwproducten geldt dit

in nog ster
,
cere mate.

– ) Zie OoIt: De prijspolitiek ten aanzien van de tuinhouwprO-
ducten tijd5lis de becetting” door J. H. van Stuyvcnberg in
van 25 December 1946, bla. 879.

De prijspolitiek ten aanzien van de verschillende

onderdeelen van den tuinbouw vertoonde het volgende
karakter.

1. Groenten.

Voor den oogst 1945 werd na de bevrijding het maxi-

mumprijzensysteem gecontinueerd in verband met de

groote schaarschte aan dit volksvoedsel. Ten opzichte van

1944 werden de prijzen rt?et 20 pCt. verhoogd, ter compen-

satie van de stijging der arbeidsloonen en van de kosten,
voortvloeiend uit de geringe oogstopbrengst als gevolg

van het gebrek aan kunstmest. De algemeene telersindex

voor groenten kan voor het jaar 1945 echter tenminste 25 pCt. hooger worden gesteld dan in 1944, aangezien voor sommige producten een grootere prijsverhooging

plaatsvond dan 20 pCt. en in het voorjaar van 1945 –

direct vôôr de bevrijding – de prijsvorming voor groenten gedurende enkele weken vrij was, zoodat zij tot exeessief

hooge prijzen werden afgezet. Op basis 1940 = 100 komt

de telersindex 1945 te liggen op 200 (op basis 1938/39
= 100 wordt zij 221). Met uitzondering van het kool-
zaad en de suikerbieten – de gestimuleerde pruducten

– liggen de overeenkomstige indices voor de akkerbouw-

producten in dat jaar soms niet onbelangrijk lager.
Op 1 April 1946 werd de maximumpiujsregeling voor
groenten opgeheven. Dit geschiedde op grond van de vol-

gende overwegingen.
Het areaal groenten was in 1946 ongeveer even groot

als véôr 1940. Er was dus reden, om een ongeveer even groot
aanbod van groenten te verwachten als in de jaren, voor-

afgaande aan de bezetting. De binnenlandsche consumptie was destijds, gezien het lage minimumprijspeil, maximaal.
De productie was echter van dien aard, dat bovendien
jaarlijks ongeveer 300 millioen kg groenten moest worden
geëxporteerd, terwijl verder een deel, ,,de doordraai”,
moest worden vernietigd. Begin 1946 waren de vooruit-
• zichten voor den export ongunstig. Verwacht kon worden,
dat de binnenlandsche groentenconsumptie in .1946 niet
of niet veel boven de maximale hoeveelheid zou liggen, die
v66r 1940 werd bereikt. Een overvloedige binnenlandsche
groentenvoorziening tegen zeer lage prijzen kon dus in

1946 worden tegemoetgezien. Binnen den grens der
mogelijkheden lag zelfs een zoodanige prijsverlaging, dat

in het volle seizoen tot een minimumprijsregeling zou moe-
ten worden overgegaan. Daar de distributie van groenten

tot den consument niet eenvoudig was en de ervaring had
geleerd, dat groote hoeveelheden buiten de veilingen om
hun weg naar den consument vonden, verdiende ht aanbe-
veling, de maximumprijsregeling – in ieder geval voor de luxe producten en de primeurs – zöo vroegtijdig mogelijk

op te heffen. Aanvankelijk konden dan weliswaar waar-
schijnlijk hooge prijzen worden verwacht, doch deze con-sequentie moest tijdelijk worden aanvaard en zou zichzelf,
bij toeneming van den aanvoér, naarmate het seizoen vor-

derde, corrigeeren.
Tegen deze redeneering konden verschillende bezwaren
worden aangevoerd. Gezien het tekort aan arbeiders en
kunstmest, stond het niet bij voorbaat vast, dat de pro-
ductie in 1946 het vooroorlogsche quantum reeds zou be-
reiken. Boiendien had sinds 1939 een bçvolkingstoeneming

van bijna 10 pCt. plaatsgevonden, terwijl het groenten-
verbruik per hoofd der bevolking, mede de schaarschte
aan andere ,voedingsmiddelen in aanmerking genomen,
niet onbelangrijk grooter zou zijn dan in 1939. Een geringer
aanbod en een grootere vraag dan vôôr 1940 was voor de
groenten in 1946 dus te verwachten met dRruit resultee-
rende hooge prijzen. Tenslotte was het – en niet alleen om
psychologische overwegingen – ongewenscht, dat dit volks-

voedsel aanvankelijk tegen hooge prijze4 zou moeten wor-
den gekocht. Een analyse van de veilingaanvoeren van groenten vÔér 1939 leerde, dat de aanvoer eerst medio
Juni voldoende zou kunnen worden geacht om de vraag
te dèkken. Bovendien bestond er geen reden, ten aanzien

30

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Januari 1947

van de mogelijkheid van een te groote stijging der groenten-

prijzen ook maar eenig risico te loopen: als de aanvoeren

inderdaad zoo groot zouden worden als werd verwacht,

zouden de prijzen automatisch beneden het te handhaven
maximumniveau dalen.
Na rijp beraad werd besloten, de maximumprijsregeling

per 1 April op te heffen. Zooals werd verwacht, kwamen de
groentenprijzen op een hoog peil te liggen. Vervolgens trad,

toen de vroege glasgroenten aart de markt kwamen, een
zoodanige daling van de veilingprijzen in, dat het nood-

zakelijk bleek, voor de belangrijkste producten tot een

gegarandeerde minimumprijsregeling over te gaan. Deze

minimumprijzen werden, voor de verschillende producten

uiteenloopend, gefixeerd op 70 en 50 pCt. van de in 1945

geldende maximumprijzen en uit het Landbouwcrisisfonds

gefinancierd. Een gunstige omstandigheid deed zich voor,

toen mogelijk bleek, de producten, die de rninimumprijzen
niet bereikten, naar de Britsche bezettingszônè in Duitsch-

land te exporteeren tegen de minimumprijzen p)us bij-
komende kosten. De Schatkist werd daardoor ontlast en

de groenten behoefden niet te worden vernietigd.

Ondanks de lage veilingprijzen voor verschillende groen-

tensoorten gedurende de zomermaanden, bleken de con-
sumentenprijzen zich permanent boven het hooge peil

van 1945 te bewegen (de handelsindex, basis 1938/39 = 100, was in dat jaar ongeveer 285). Daar bovendien een

contract voor export naar Duitschland van 100 millioen kg

wintergroenten, die ongeveer tegen kostprijs uit de markt

zouden worden genomen, werd afgesloten, terwijl de rest,
voor binnenlandsch yerbruik, vrij verkocht zou mogen

worden, was de verwachting van een prijsstijging voor de
belangrijkste wintergroenten gemotiveerd. Om dit te voor-komen heeft de Regeering, blijkens de verklaring van haar

beleid ten aanzien van de bonen en prijzen, dd. 4 October

1946, het voornemen, de groentenprijzen gedurende den
winter opnieuw te regelen. Een stijging boven het niveau
van den winter 1945 zal worden tegengegaan.

2. Het kleine fruit.

Gelijktijdig met de opheffing van de maximumprijsrege-

ling voor groenten ‘erd het distributie-apparaat voor dit

product, waarmede ook de distributie van het zachte fruit

plaatsvond, afgeschaft. Een gegeven, waarvan bij de prijs-
regeling voor deze schaarsche fruitsoorten moest worden
uitgegaan, was dus de onmogelijkheid om deze producten
op den bon te distribueeren tot de consumenten. Dit

gelct ook voor de kersen, pruimen en perziken. In die om-
standigheden had afkondiging van maximumprijzen geen
zin; daarvan zou weinig effect zijn uitgegaan.
De prijsregeling voor het kleine fruit vertoonde daarom
in 1946 een zeer gevarieerd beeld (in 1945 was het maxi-
mumprijzenstelsel gecontinueerd): kersen en perziken vrij,

pruimen aanvankelijk Vrij – hoewel voor een deel, ten behoeve van de jamfabricage, tegen lage prijzen uit de
markt genomen – later, tegelijk met de appelen en peren,
aan maximumprijzen gebonden. Aardbeien, roode en witte

bessen en frambozen zijn gedeeltelijk, tegen relatief lage
prijzen aan de vruchtenconservenindustrie toegewezen,
de rest mocht vrij worden verkocht; de zeer hooge prijzen,
die daarvoor werden gemaakt, bleken een voldoende

prikkel voor de telers te vormen, om hun geheele productie
via de veilingen af te zetten. Kruisbessen en zwarte bessen
zijn geheel tegen vaste, den kostprijs dekknde, prijzen

aan de industrie ter beschikking gesteld.
Het is duidelijk, dat de vrije prijzen, als gevolg van dit
systeem, waarbij voor verschillende producten een gebon-

den en een vrije markt werd gecreëerd, zeer hoog kwamen te
liggen. Het betrof hier echter geen producten, die voor het
dagelijksch levensonderhoud van veel belang zijn. Voor-
zoove’r de daarvoor benoodigde grondstoffen uit de markt

zijn genomen, konden echter de prijzen voor vruqhten-
conserven (jam!), hoewel niet geheel zonder verhooging,
in cle hand worden gehouden.

Het grootste nadeel van de gevolgde prijsregeling lag in

de ontwrichting van de loonstructuur, die in de gebieden,

waar de teelt dezer producten plaatsvindt, tijdens den pluk
optrad.

De pit- en steenyruchten.
De prijsregeling voor kersen en pruimen is bij het kleine

fruit reeds ter sprake gebracht. Voor de motiveering van

de afkondiging der maximumprijsregelig voor de prui-

men, appelen en peren, welke eind Augustus 1946 plaats-

vond, zij verwezen naar het artikel van G. W. Beunder in dit blad
2)

Achteraf is opgemerkt, dat deze prijregeling, gezien

het groote aanbod, toch eigenlijk overbodig was. De vrije

prijzen zouden lager hebben gelegen dan de thans vastge-

stelde maximumprijzen (die inderdaad, op een Vrij hoog

niveau werden vastgesteld en inmiddels met een bewaar-

vergoeding zijn verhoogd). Hiertegen zij echter opgemerkt,
dat men, gezien de ervaring, die inmiddels door de ontwik-

keling der aardappelprijzen weer bevestigd is, niet te vlug

geloof kan hechten aan profetieën omtrent lage vrije
prijzen. 1-Jet staat in het geheel niet vast, ho&het specula-

tieve element in den handel (opslag) op vrije prijzen zou
hebben gereageerd. De Regeering wenschte in dit opzicht

geen risico te loopen van excessief hooge prijzen en ging
daarom tot maximumprijsregeling over.

De bloemen.

In den chaotischen toestand véôr de bevrijding is, in

strijd met de desbetreffende wettelijke bepalingen, de

maximumprijsregeling voor bloemen buiten werking ge-
steld. In den loop van 1945 lagen deze Vrije bloemenprijzen
op een zeer hoog peil. Daarom werd in December 1945
overgegaan tot wederinvoering van een maximumprijs-

regeling gedurende de feestdagen. Deze is begin 1946
veer ingetrokken en sindsdien zijn de bloemenprijzen vril.

Zij hebben gedurende 1946 in het algemeen op een vrij ho

niveau gelegen, hoewel er meestal enkele soorten tegen

betrekkelijk lage prijzen verkrijgbaar waren. De moeilijk-

heden, waarop de veilingen bij de verdeeling van
hun aanvoer onder de gegadigden stuiten bij het maxi-
mumprijzenstelsel, het feit, ‘dat de bloemen een min of

meer luxe karakter hebben, en de verwachting, dat er in
den loop van het jaar een betrekkelijk groot aanbod zou
komen, gaven den doorslag bij de beslissing, de bloemen-
prijzen niet meer aan een maximum te binden.

Boomkweekerijproducten.

In
,
1945 Vond een correctie plaats van de weinig harmo-
nische wijze, waarop de prijzen der verschillende catego-
rieën boomkweekerijproducten zich tijdefis de bezetting

hadden ontwikkeld. Deze kwam, als geheel, op- een ver-
hooging neer. Voor 1946 werden de prijzen der Boskoop-

sche sierproducten, waarmede de markt thans is over-
voerd, Vrij gelaten. De prijzen voor de overige producten
zijn gehandhaafd op het peil van 1945.

Sainenoatting.

Geconstateerd kan worden, dat de agrarische prijspoli-

tiek na de bevrijding, onder invloed van de gewijzigde om-
standigheden, een mëer dynamisch karakter heeft gekregen.
De doelstelling bleef dezelfde, de methodiek onderging in
verschillende sectoren een verandering en doet soms sterk
denken aan die, welke vôôr 1940 werd toegepast (groenten,
bloembollen
3).
De geringste wijziging vond plaats ten op-
zichte van de akkerbouwproducten, waar een streven tot

herstel van de vÔÔr 1940 normale prijsverhoudingen is op
te merken. Het beeld, dat de prijspolitiek ten aanzien van
de tuinbouwproducten vertoont, heeft het sterkst geva-
rieerde karakter.
J. H. VAN STUYVENBERG.
2)
Zie: ,,De maximumprijzen en de distributie van fruit” door
G. W. Beunder in ,,E.-S.B.” van II September 1946, blz. 586.
) De laatste zijn hier niet behandeld.

1

januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

81

VERREKENING VAN OUDE VALUTAZAKEN
IN NEDERLANDSCH-INDIË.

Verplichting tot afleQering çan waarden.

De Deviezenverordening (Staatsbiad 1940, No. 291) legt

aan ingezetenen van Nederlandsch-Indië de verplichting

op om goud, buitenlandsche betaalmiddelen, geidswaardige

papieren en vorderingen, aan de daarvoor door het Dcvie-

zeninstituut aan te wijzen bankinstellingen aan te bieden.

De banken zijn verplicht de aangeboden waarden tegen

een vastgestelde vergoeding over te nemen, terwijl het zoo-

genaamde Vorderingsbesluit (Gouvernementsbesluit van
15 Juli 1940, No. lz, Staatsblad No. 379) aan de banken
de verplichting oplegt deze waarden, voorzoovêr zij zijn

uitgedrukt in U.S.-dollars, ponden sterling of andere bui-

tenlandsche btaalmiddelen, aan het Deviezenfonds af te

leveren. Bij hetzelfde besluit werden de vergoedingen
vastgesteld, op basis waarvan de aflevering zou geschieden.

Deze verplichting betrof niet slechts de waarden, die
ingezetenen op het tijdstip van het in werking tieden van

de verordening onder zich hadden, doch strekte zich tevens
uit tot de waarden, die zij daarna mochten verkrijgen. Door

deze bepaling kon onder de deviezenwetgeving geen inge-

zetene rechtmatig de beschikking hebben over evenge-
noemde waarden, behoudens in de gevallen, waarin het Deviezeninstituut ontheffing van de verplichting tot af

levering had gegeven.
Anderzijds werden uit het Deviezenfonds, eveneeiis op
basis van de bij het Vorderingsbesluit vastgestelde ver-
goedingen, waarden ter beschikking gesteld vÔor de beste-ding voor doeleinden, die door het Deviezeninstituut waren
goedgekeurd. De betalingen voor den import vormden hier-
van het hoofdbestanddeel.

Schorsing oan de verplichting tot afleQering.

Door de bezetting van Nederindsch-Indië is deze ver-
plichting geschorst geweest, hij ontstentenis van het
Deviezeninstituut en van de banken, door wier tusschen-
komst qde aflevering diende te geschieden. Weliswaar zou-
den deze waarden aan de correspondenten van de banken in het buitenland kunnen worden overgedragen en afleve-

rfng aan de vertegenwoordigers van het Deviezeninstituut
kunnen plaats hebben, doch de rembourseering in Indisch
courant was niet mogelijk, zoodat de votderinq iiiet kon
worden voltooid. Dit beteekent echter geenszins, dat de

ingezetenen, voorzoover zij daartoe in de gelegenheid wa-
ren, of hun gemachtigden in het buitenland, vrijelijk over
de hen toebehoorende waarden, voorzoover deze nog niet
waren afgeleverd, konden beschikken. De tevoren genomen
maatregelen hadden ertoe geleid, dat het meerendeel der
waarden, die vruchten afwierpen, zooals effecten, reeds
onder berusting van de banken en langs dezen weg onder
de macht van de Indische Regeering waren.

HerleQing Pan.de Qerplichting tot afleQering.

Hoewel met de bevrijding de verplichting tot aflevering
herleefde, kon niet terstond daaraan worden voldaan. De
voldoening werd belemmerd, doordat het Deviëzeninstituut
eerst na eenige maanden zijn werkzaamheden hervatte,
terwijl de banken eerst begin Maart 1946 haar loketten
weder voor het publiek openstelden. Intusschen hadden
zich echter enkele complicaties voorgedaan, waarvah de
ontwarring vele maanden eischte en ertoe heeft geleid, dat
eerst op 6 November jl. door den wnd. Directeur yan, Fi-nanciën, belast met de leiding van liet Deviezeninstituut, kon worden bekend gemaakt, dat ingezetenen onverwijld
aan hun afleveringsplicht moesten voldoen.
De voornaamste complicatie, welke hier ook zal worden
besproken, werd veroorzaakt door de devaluatie van den
Nederlandsch-Indischen gulden, welke officieel op 7 Maart
1946 plaats had. Hierbij rees de vraag, of de aflevering
van de waarden en de verrekening van oude v.lutazaken

tusschen de banken cr1 cliënten en tussehen de banken en

het Deviezenfonds, tegen den ouden of tegen den nieuwen
koers zou moeten plaatshebben. Op andere wijze kan het

vraagstukaldus worden geformuleerd: aan wie dient de

deviluatiewinst ten’ goede te komen, respectievelijk wie
zal het devaluatieverlies moeten dragen? In verschillende

gevallen kon deze vraag onmiddellijk worden beantwoord,

doch in andere gevallen was verschil van meening mogelijk:

het was noodzakelijk eën algemeen criterium te vinden,
dat als richtlijn bij de afwikkeling van deze zaken zou gel-
den.

Uet risico-element de grondslag voor de oplossing.

Na ampele besprekingen bleek het risico-element een
bruikbaar uitgangspunt, dat ook bij verdere uitwerking

een bevredigende oplossing voor de bestaande moeilijkheden

bood. Dit beginsel is ook als zoodanig aanvaard en kan

aldus worden geformuleerd: de devaluatiewinst, respectie-
velijk het devaluatieverlies komt voor rekening van dengene,

die het risico voor de koerswijziging heeft gedragen.

Men treft deze formuleering niet aan in het gewijzigde
Vorderingsbesluit van 23 September 1946. Daarin is vol-
staan met een machtiging aan het Deviezeninstituut om
te bepalen, dat valutazaken, die véôr 7 Maart 1946, den
datum van de devaluatie, zijn geëffeetueerd, tegen den
ouden koers- zullen worden afgerekend. Bij het gebruik maken van deze machtiging heeft het Deviezeninstituut
zich evenwel op bovengenoemden grondslag gesteld.
Thans zal worden onderzocht, hoe deze hoofdregel in
enkele der voornaamste geva,Ilen, en met name voor impor-
teurs en exporteurs, uitwerkt. Voor een juist begrip is het
echter noodzakelijk vooraf de vÔÔr de bezetting térzake
geldende regelingen in grove trekken te schetsen, ëvenals
de gebeurtenissen,die tot het ontstaan van de moeilijk-
heden hebben geleid. –

Regelingen voor importeurs.

Alvorens een bestelling in het büitenland te mogen
plaatsen, moest de importeur bij het Bureau Invoerzaken van het Departement van Economische Zaken een koop-toewijzing aanvragen, hetgeen voor hem een vergunning
was, bepaalde goederen in bepaalde hoeveelheden en tegen
bepaalde prijzen te bestellen. Na het plaatsen van de be-treffende order werd het bedrag daarvan op de kooptoe-
wijzing afgeschreven en in plaats daarvan een deviezen-
vergunning verstrekt, waartegen te zijner tijd de vreemde
valuta kon worden gekocht, voor de betaling van de be-
stelde goederen.
Bij het sluiten van de koopovereenkomst waren de im-
porteurs krachtens de Deviezenverordening voorts ver-
plicht, met een door het Deviezeninstituut daarvoor aan te wijzen bankinstelling een valutacontract af te sluiten
en wel tot het bedrag van den koopprijs en ‘iT dezelfde valuta en op dezelfde termijnen als in de koopovereen-
komst was vermeld Dit contract moest worden gesloten
tegen overlegging van de deviezenvergunning.
Van deze verplichting heeft het Deviezeninstituut echter
een algemeene ontheffing verleend. Het stond aan impor-
teurs derhalve vrij, hetzij een valutacontract af te sluiten
en zoodoende het risico voor koerswijzigingen op de bank,
respectievelijk op heteviezenfonds af te wentelen, hetzij dit achterwege te laten’en zelf het risico te dragen. In de
practijk is gebleken, dat de meerderheid van de importen
niet door valutacontracten waren gedekt, hetgeen kan
worden verklaard uit de daaraan verbonden kosten en het
feit, dat het risico klein werd geacht.
Ook voor de financiering van den import waren regels
gesteld. Zij gaven de banken het recht om ten behoeve van
importeurs, voor de financiering van toekomstige importen,
documentaire credieten te openen, indien betrokkenen in
het bezit waren van een geldige kooptoewij zing of deviezen-
vergunning. Op deze credieten mochten de banken onder
bepaalde voorwdarden, indien zulks onvermijdelijk was,

32

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Januari 1947

aan geacerediteerden voorschotten verstrekken. De af-

rekening van de bank met den importeur mocht echter
eerst geschieden, wanneer de goederen in Indië waren

ingevoerd, of wanneer de op de goederen betrekking heb-bende verzendingsdocumenten in het bezit van de banken

waren gekomen.

Deze bepalingen hadden tengevolge, dat de banken op

het tijdstip van de bezetting loopende credieten hadden

in het buitenland, welke hier te lande nog niet waren af-

gerekend en de daarop volgende vier jaren ook niet zouden

kunnen worden afgerekend. Deze credieten waren voorts
in sommige gevallen gedekt door een valutacontract tus-

schen de bank en den importeur, in de meerderheid van
gevallen echter niet.

Op een later tijdstip werden de goederen in het buiten-

land geleverd en door de banken betaald, terwijl de betrok-

ken importeurs voor de koopsom werden gedebiteerd. De

gevallen, waarin de betellingen werden geannuleerd, blijven
hier eenvoudigheidshalve buiten beschouwing. De geleverde

goederen konden hun bestemming echter niet volgen en

werden dientengevolge tot ,,gestrande ladingen 1942,” die
door of namens de banken werden geliquideerd. Voor de verkoopopbrengst werden de betrokken importeurs in de
boeken der banken gecrediteerd.

Momenteel komen dus voor afrekening in aanmerking
de deviezen, die voor den aankoop van de goederen zijn

uitgelegd, en de opbrengst van de gestrande ladingen.

Tegen welken koers? Het risico-element geeft de sleutel
voor de oplossing van dit vraagstuk.

De importeur, die een vajutacontract heeft gesloten,
heeft bewust het risico van koerswijziging niet willen loo-
pen; tegen betaling van een premie in den vorm van een
termijnverschil heeft hij dit afgewenteld. Ofschoon de af-

wikkeling van het contract door overmacht niet mogelijk

was, moet dit worden geacht te hebben voortbestaan,
terwijl het wegvallen van de belemmeringen, die de uit-

voering verhinderden, een motief vormt, om thans de
nakoming van de contractueele verplichting te vorderen.

De afrekening zal in dit geval geschieden op basis van den

contract-, dat is den ouden koers, om redenen, die na het
vorenstaande geen nadere toelichting behoeven.
Een bijzonder geval doet zich voor, wanneer er wel een

valutacontract is gesloten, doch niet voor de volle waarde.
In dat geval wordt het meerderbeloop, mits niet meer dan
20 pCt., eveneenS tegen den ouden koers afgerekend, terwijl
daarboven afrekening op basis van den nieuwen koers

plaats heeft. Minderbeloopen, welke ontstaan, wanneer
valutacontracten zijn gesloten tot een hooger bedrag dan de
geëffectueerde betaling, worden afgerekend op basis van
den ouden koers.

Bij het ontbreken van een valutacontract geschiedt de
afrekening op basis van defi nieuwen koers, een regel, welke
evenmin nadere toelichting behoeft.
Ook voor gestrande ladingen wordt deze regel op over-

eenkomstige wijze toegepast en met name het bestaan
van een valutacontract als bepalende factor aangenomen
voor afrekening tegen den ouden of tegen den nieuwen koers.

Behoudens in enkele uitzonderingsgevallen zijn voor deze
zaken geen valutacontracten gesloten, waardoor afrekening
op basis van den nieuwen koers regel zal zijn.

Regelingen poor exporteurs.

1

Bij verkoop naar het buitenland waren exporteurs ver-
plicht den verkoopprijs vast te stellen in de door het

Deviezeninstituut aan te geven valuta. De verschepings-
termijnen dienden zoo nauwkeurig mogelijk te worden
overeengekomen, terwijl de betaling van den geheelen

verkoopprijs moest geschieden hij eerste aanbieding tegen
overgave van de documenten, die recht gaven op de goe-
deren. Na het sluiten van de overeenkomst moesten expor-
teurs onverwijid een valutacontract met de banken slui-
ten, voor de aflevering van de uit den verkoop verwachte
vreemde valuta, en wel tot het volle bedrag van den ver-

koop, op denzelfden termijn en in dezelfde valuta als de

verkoopovereenkomst.
In de gevallen, waarin de verkoopprijs eerst later defini-

tief zou komen vast te staan – zooals bij consignatie-

zendingen, waarvoor overigens uitsluitend voor zwakke

producten vergunning werd verleend – diende bij het

sluiten van het valutacontract het vermoedelijk te vorde-
ren bedrag te worden benaderd.
In tegenstelling tot de regelingen voor importeurs is

voor de exporteurs geen ontheffing van de verplichting

tot het afsluiten van een valutacontract verleend. Dit ver-

schil in behandeling vindt zijn oorsprong in het feit, dat

toentertijd de leveringstermijnen bij den import uitermate

lang en onzeker waren, zoodat nimmer met stelligheid

kon worden bepaald, wanneer de werkelijke betaling zou
dienen te geschieden. Het handhaven van de geldende

verplichting zou de importeurs op hooge kosten jagen, in

verband met de verschuldigde termijnverschillen, waar-

tegen begrijpelijkerwijze bezwaren rezen. Voor exporteurs

bestonden deze moeilijkheden niet, zoodat er geen aanlei-

ding bestond hen van de verplichting tot contracteeren te
ontheffen.

Bovenstaande regeling had tengevolge, dat op het tijd-

stip der bezetting tegenover alle exporten valutacontracten

stonden, behoudens voor een deel der in consignatie ver-

zonden goederen, zoomede voor die goederen, die in de

laatste dagen voor de capitulatie zijn verscheept. De heer-

schende verwarring, gepaard aan het feit, dat de banken

haar werkzaamheden niet meerkonden uitvoeren, maakten.

de naleving-van de bestaande voorschriften onmogelijk.
Dientengevolge werden partijen goederen uitgevoerd, zon-
der dat voor de aflevering van de opbrengst een valuta-
contract was gesloten. Bij de afrekening van de laatste

categorie zal worden gehandeld, alsof er wel een valuta-

contract was gesloten.
Ook bij den ëxport deed zich het verschijnsel van de

gestrande ladingen voor, zij het dat zij hun ontstaan dank.

ten aan een andere oorzaak dan de gestrande importen.
Met name deed zich hier niet de onmogelijkheid van het

bereiken van de destinatie voor, doch ontstonden verwik-
kelingen door het feit, dat in de laatste dagen vôÔr de be-
zetting verschepingen hadden plaatsgehad zonder doc-

menten, waardoor een tijdroovend onderzoek moest worden
ingesteld naar de rechthebbenden op de lading en op de
opbrèngst een onderzoek, dat bij het schrijven van dit
artikel nog niet is voltooid.
De afrekening in Indische guldens zal ook hier geschie-
den volgens bovengenoemde richtlijnen. De afdoening
is echter in zooverre eenvoudiger dan bij den import,
dat de opbrengst in vreemde valuta in den regel bij het
sluiten van het valutacontract door de banken met de
exporteurs in guldens werd afgerekend, zoodat het aantal

nog af te wikkelen valutacontracten gering is.
Regelingen voor de oQerdracht van andere waarden.

Voor de afrekening van in het buitenland geïnde coupons,
dividenden, lossingen, assurantiepenningen, incassi, ge-
kweekte renten e.d., posten, die ook in de boekhouding
van particulieren voorkomen, geldt dezelfde regel. In het
algemeen zal in deze gevallen de verrekening tegen den

nieuwen koers geschieden, gelet op het feit, dat men voor
de afleyering van deze waarden geen valutacontract placht
af te sluiten en daartoe ook niet verplicht was.

Afrekening met het Deviezen/onds.

Vorenstaande uiteenzetting betrof de verrekening tus-
schen de banken en cliënten. Thans dient nog de verhou-

ding tusschen banken en Deviezenfonds te worden onder-
zocht.
De oplossing van dit vraagstuk leverde geen bijzondere
moeilijkheden, daar hierbij kon worden uitgegaan van het
axioma, dat de banken onder de deviezenwetgeving
geen
risico voor koerswïjziginger liepen. De aan:

en ver kcoperi

8 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

33

van vreemde valuta door de banken, zoowel contant alsook

op termijn, diende dagelijks aan het Deviezeninstituut te

worden gerapporteerd, terwijl het saldo ook dagelijks aan
het Deviezenfonds moest worden verkocht, respectievelijk

van het Fonds worden aangekocht. Het risico werd ge-

dragen hetzij door den cliënt, hetzij door het Deviezen-

fonds. De banken vervulden slechts de’functie van schakel

tusschen het Deviezenfonds en het publiek.

in deze gedachtengang is het logisch, dat de banken
van de devaluatie geen voor- of nadeelen ondervinden,

dus eenerzijds geen winsten maken en anderzijds geen

verliezen lijden. Dit wordt bereikt door het voorschrift,
dat de afrekening tusschen banken en Deviezenfonds zal
geschieden tegen dezelfde koersen als waartegen ‘de ver-

rekening met cliënten plaats heeft.

Een uitzondering hierop vormen de werkkapitalen, welke

de banken, met toestemming van het Deviezeninstituut,
voor eigen rekening en risico mochten aanhouden. Thans

is ook de aflevering van deze saldi voorgeschreven, waarbij
de nieuwe koers zal worden vergoed, zôodat de banken

over deze werkkapitalen devaluatiewinst maken. In de

toekomst zullen zij zich het werkkapitaal uitsluitend moe-

ten verschaffen dcor ,,crosses” met het Deviezenfonds,
dus contante aankoop van vreemde valuta van het Fonds en gelijktijdige verkoop op termijn.

Vergoed ng in vrij of in geblokkeerd geld.

De vergoeding voor de afgeleverde waarden geschiedt
in Indisch courant door contante uitbetaling, of door
crediteering in de boeken van de bankinstelling, waaraan
de aflevering heeft plaats gehad, op een vrije of geblokkeer-de rekening.
Op een geblokkeerde rekening komt de tegenwaarde
van de saldi, welke reeds onder contrôle van het Deviezen-
instituut zijn, met uitzondering echter van de tegenwaarde
der van 8 Maart 1948 af betaalbaar gestelde buitenlandsche
provenuen van fondsen, zooals coupons, dividenden e.d.,
Voorts wordt geblokkeerd de tegenwaarde der van 8 Maart
1946 af beschiklaar gekomen provenuen van afgeloste
obligaties, van claims en andere kapitaalsrevenuen.
De tegenwaarde van nog aan te melden eit over te dragen
buitenlandsche waarden – met uitzondering van buiten-
landsch bankpapier, ,,traveller cheques” en credietbrieven
– wordt voor 50 pCt. op een geblokkeerde rekening
geboekt en voor 50 pCt. op een vrije rekening, dan wel
contant uitbetaald.
In de overige gevallen, met inbegrip van de hierboven
gemaakte uitzonderingen, heeft contante uitbetaling of
crediteering op een vrije rekening plaats.
Men dient de blokkeering echter niet te tragisch op te
vatten, sedert deze saldi voor bepaalde doeleinden kunnen

worden gedeblokkeerd, bijvoorbeeld om te dienen als be-
drijfskapitaal of voor den aankoop van deviezen, indien
het Deviezeninstituut daarvoor vergunning heeft ver-

leend.

Ontheffing oan de verplicibing.tot aanmelding en oQerdrocht.

De verplichting tot aanmelding en overdracht ten be-
hoeve van het Deviezenfonds heeft geen betrekking op
waarden, uitgedrukt in Neçlerlandsche, Surinaamsche of Curaçaosche guldens. Niettemin kunnen dë hou4ers van deze waarden niet vrijelijk daaover beschikken, gelet op
artikel 11 van de Deviezenverordening, dat daarvoor een
vergunning van het Deviezeninstituut voorschrijft. liet
ligt echter in de bedoeling hiervoor een algemeene ver-
gunning te verleenen.
Eveneens zijn van deze verplichting vrijgesteld inge-
zetenen, die, voorzoover zij natuurlijke personen zijn, in

hun beroep of bedrijf geen zaken doen met het buitenland
en niet Nederlandsch onderdaan zijn, en, voorzoover zij wel zaken doen met het buitenland; ten genoege van het
Deviezeninstituut hebben aangetoond, dat bedoelde waar-
den niet voortkomen of voortgekomen zijn uit liet in Ne-
derlandsch-Indië uitgeoefend beroep of bedrijf.

Voor rechtspersonen geldt de ontheffing ten aanzien

van die, welke buiten het Koninkrijk zijn gevestigd en
ten geiioege van het Deviezeninstituut heblen aangetoond,

dat bedoelde waarden niet behooren tot het actief van het

in Nederlandsch-Indië uitgeoefend bedrijf en niet voort-

komen ôf voortgekomen zijn uit dat bedrijf.

De in beide voorgaande alineae vermelde ontheffingen

stammen uit eenperiode, toen het contact met Nederland

was verbroken. Onder de huidige omstandigheden schenken
zij geen bevrecliging, mede in verband met den eisch tot
concordantie op dit punt tusschen de deviezenwetgeving

in Nederland en in Indi. Een herziening kan op korten
termijn worden tegemoet gezien.

Slotopmerkin gen.

De hierboven ontwikkelde regel werkt aldus uit, dat
alle verrekeningen plaatsvinden op basis van den nieuwen
koers, behoudens in de gevallen, waarin eerva1utacontract

is gesloten. In dat geval dient de overeengekomen koers
tot grondslag. Voor de afrekening van meerder- en minder-
beloQpen zijn speciale regels gesteld.

In de uitvoering worden geen moeilijkheden verwacht,
in verband met het feit, dat, zooals reeds werd vermeld,

de saldi zelf, alsook de waarden, die de inkomsten afwerpen,
dank zij de voor de bezetting getroffen maatregelen onder
berusting van de banken zijn, waardoor de afwikkeling

wordt vergemakkelijkt. Slechts de waarden, die toebehooren
aan personen, die v’ôr de bezetting geen ingezetene waren,

en van de ingezetenen, die tijdens de bezetting buiten
Nederlandsch-Indië verbleven en in die periode een saldo in vreemde valuta konden aankweeken, vallen hierbuiten.
Voorts de waarden, waarvan de aflevering of in bewaring
geving niet was gelast, terwijl voor de provenuen deze ver-

plichting wel gold. Voorbeelden hiervan zijn de opbreng-
sten van onroerende goederen, uitbetaalde levensverzeke-
ringen e.d.
Een moeilijkheid kan zich echter voordoen, wanneer de
archieven zoowel van de bank alsook van den cliënt zijn
vernietigd en dientengevolge het bestaan van een valuta-
contract niet kan worden bewezen. Hierin wordt voorzien
door de bepaling, dat het Deviezeninstituut in dergelijke
gevallen zal beslissen over den aan te leggen koers, waarbij

het zich zal laten leiden door het gegeven, of de betrokken
importeur zijn risico al of niet placht af te wentelen door
het sluiten van een valutacontract. Men kon namelijk een

uitgesproken voorkeur waarnemen bij de verschillende importeurs voor het een of voor het ander. Voor expor-
teurs is deze kwestie van minder beteekenis. Ook grens-
gevallen zullen aan het oordeel van het Deviezeninstituut
worden onderworpen, dat daarin een op meergenoemd
criterium gebaseerde beslissing zal nemen.
Tenslotte is er nog een vraagstuk, dat in dit verband
vermelding verdient, met name of Nederland op een deel
van deze deviezen aanspraak kan maken. Deze mogejk-
heid zou zich kunnen voordoen, wanneer een bepaald per-
soon intusschen naar Nederland is vertrokken en aldaar
ingezetene is geworden, een verschijnsel, dat zich bij de
massarepatrieering op groote schaal heeft voorgedaan. De
beantwoording van deze vraag hangt samen met de rege-ling van het ingezetenschap als zoodanig, waarover thans
overleg wordt gepleegd tusschen De Nederlandsche Bank

en het Nederlandsch-Indisch Deviezeninstituut.

Batavia, 20 November 1946.

. ‘
rY. A. MEURS.

BOEKBESPREKING.

Dr. W. Sleumer Tzn., Opleiding tot het zakenleven.

Amsterdam 1946, H. J.
Paris.

In
het woord vooraf vertelt de schrijver iets van zijn
procédé. ,,Meestal”, zegt hij, ,,geef ik door aanhalhigs-
tekens aan, wat ik letterlijk ontleende, soms ook niet

34

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Januari 1947

door de omzetting van de gedachten, zodat zij logisch

in mijn betoog zouden passen”. Dit is geen gelukkige

werkwijze gebleken; zij zal wel mede schuldig zijn

aan het bijwijlen verwarde van schrijver’s betoog.
Op blz. 21 lezen we bijv. plotseling het recept: ,,Door

rouleren van het personeel over ‘de verschillende af

delingen zal men uiteindelijk de beste plaats voor elk

der leden van het personeel kunnen vaststellen”. Is

dit een ,,omgezette gedachte” of schrijver’s mening?

Die zal zo in zijn algemeenheid’in de praktijk niet door

velen worden gedeeld.
Wat moet men denken van !iet volgende, dat’op blz.

34 te lezen staat, als de schrijver de ,,veranderde geeste-
lijke houding” bij het personeel bespreekt:

,,Steeds dient de vraag te zijn: ,,Hoe bereik ik het

grootste nut voor den ander, den naaste?” Maar dit
eist een andere geestelijke habitus dan voorheen over-

wegend. voorkwam. Daartoe is hetzij omkering van den

mens, hetzij keuze, selectie, naar andere maatstaven
nodig”. Als dit een alternatief is, zal selectie wel het

eenvoudigst zijn.

Op blz. 64 volgt na de constatering, dat het type,
dat vo1gens Heymans’ typologie het meest geschikt is

voor commerciële activiteit, t’eveiis een slecht debiteur is,

de belangwekkende mededeling, dat men ,,00k voor
hogere geestelijk veeleisende beroepen thans een diag-

nose (kan) stellen met een mate van nauwkeurigheid

van 97 â 98 pCt”. Dit weer zonder bronvermelding; hier

had ik de populariteit zonder bezwaar even geweld zien
aandoen met een voetnootje.

De schrijver haalt van alles overhoop en telkens
krijgt amen ‘de indruk, dat hij populariteit met opper-
vlakkigheid en slordige formulering verwart.

Nuttiger dan de onevenwichtige beschouwingen

in dit boekje lijkt ons de inventarisatie van de min of
meer ‘doèlbewust voor handelsfuncties opleidende on-

derwijsinrichtingen. Op dit punt heerst er bij vele

zakenleiders nogal eens onkunde en ook de ouders kun-

nen, als zij in dit opzicht beter worden voorgelicht, een
doelmatiger keuze doen.
Voor het overige kan ik echter de optimistische ver-

wachtingen, die de schrijver van zijn boekje koestert,
tot mijn spijt niet delen.
S. GERKEMA

AANTEEKENINGEN.

DE SFEER DER ONi)EItNEMINO.

In een drietal belangwekkende
beschouwingen onder
den titel ,,The cimate of work” heeft ,,The Econo-

mist”
1)
eenigen tijd geleden aandacht gewijd aan let-
geen binnen het kader der individueele onderneming
kan geschieden om ddn werknemers het gevoel bij te
brengen, dat zij inderdaad als deelgenooten worden

beschouwd.
Bij deze beschouwingen staat voorop, dat de geheele
vakvereenigingsapparatuur zich te veel heeft toege-
spitst op de werkzaamheden van den top (landelijke
onderhandelingen, zittingnemen in regeeringsinstan-
tis e.d.) en dat te weinig aandacht wordt gewijd aan
de verhoudingen, waarmede de werknemer dagelijks
heeft te maken. Bij de behandeling van maatregelenvan
bepaalde bedrijfstakken, zoo bijv. in het rapport der
,,Working Party?’ voor de katoenindustrie, worden

tegenover elkaar gesteld ,,laisser faire” en nationalisa-
tie, alsof er geen derde weg zou bestaan om door
verbetering van de sfeer, waarin de arbeider werkt, de

zoo noodzakelijke verhooging der arbeidsproductiviteit te bereiken. Door het nastreven van ,,full employment”

en garantie omtrent de arbeidsvoorwaarden is men
er nog met.

‘) ,,The climate of work” in ,,The Econoniist” van 13 Juli t 945;
,,A profits policy” in ,,Tbe Economist” van 27 Juli 19
1
,6; ,,Per-
sonnel Management” in ,,The Economist” van 10 Augustus 1946.

Door dit laatste wordt ni. nog niet aan ‘de arbeiders

de noodzakelijke prikkel gegeven, om zich ten volle

aan hun werk te geven. Integendeel, zij kunnen in be-

paalde omstandigheden juist het omgekeerde effect
hebben
2).
Indien een werkloosheid van maximaal 5 pCt.

als doel wordt gesteld (in de jaren 1929—’37 bedroeg

zij in Engeland gemiddeld 10 pCt.), dan moet dit mede-

brengen, dat het effect van premiekonstelsels zijn uit-,
werking gedeeltelijk zal missen. En ‘ook het vaststellen

van minimumloonen zal binnen het kader van een be-
paald nationaal inkomen de mogelijkheden op loonge-

bied kleiner maken. ,,The Economist” ziet dan ook op

belastiuggebied meer mogelijkheden liggen.
Naast ,,full employment” en loonregelingen gaat

het er vooral om, de individueele arbeiders als het ware

tot actieve medewerkers der onderneming te maken.
Daarvoor is een

zekere medezeggenschap (,,Workers’ Control”) onvermijdelijk, maar het daarvoor te scheppen

apparaat mag niet de bedrijfsleiding te veel binden

(,to provide the rachinery without unduly interfering
with the mechanism ofprivate enterpris&’).

De hiervoor in te stellen organen kunnen
zich
tot
adviseeren blijven bepalen; uitvoerende, bevoegdheid

is onnoodig en ongewenscht. Het gaat er om, dat de
werknemers van hun ,,genuine partnership” worden doordrongen en daarvan moet het te voeren overleg

het symbool zijn. ,,It is understanding that is needed,

not interference”! Maar dan moet de bedrijfsleiding

ook niet aarzelen, de noodzakelijke gegevens over te
leggen. Dit alles beteekent dus meer dan billijke rege-

ling van aannemen van personeel, selectie, promotie
en maatregelen tegon willekeurig ontslag. Hier komt
nog bij ,,the human touch”. En om dat te kunnen.door-

voeren moet het ,,personnel management” een steeds

belangrijker rol in de onderneming gaan spelen.
Speciale functionarissen zullen hiervoor dienen te

worden opgeleid. In dit verband diene, dat in 1944

het aantal ,,personnel officers” in Engeland het vier-
voudige bedroeg van dat van v66r dën oorlog!

Een belangrijk punt is hierbij de houding der vak-

bonden. In den beginne stonden zij aarzelend tegenover
de geschetste ontwikkeling. Zij waren bevreesd uit de

ondernemiugssfeer te worden uitgeschakeld en te wor-
den gereduceeid tot ,,remote, somewhat detached

national negotiating bodies”. Vandaar hun aanvanke-
lijk verzet tegen de ,,Joint Production Committees”.
Eerst toen het den bonden duidelijk werd, dat de ,,Joint

Production Committees” niet tegen hen gericht waren,
hebben zij hun houding herzien en zijn zelfs tot het
adviseeren der ,,Joint Production, Committees” over-
gegaan.

Natuurlijk zullen de vakbonden ook bij de instelling
van organen van overleg in de onderneming een taak

hebben, door de arbeiders ten deze van advies te die-
nen
3).
Ook zullen zij klachten der arbeiders naar hoogere
organen kunnen doorgeven. iVEaar indien de vak-
bonden inderdaad ook in de ondernemingsorganen’ een
rol willen spelen, dan zullen zij begrip moeten gaan

toonen voor de problemen der bedrijfsleiding. Op dit
punt valt nog veel te doen en het vormt één der grootste
struikeiblokken om totO reëel overleg ook over pro-

blemen buiten ‘de directe sociale sfeer te geraken.
Een zeer belangrijk punt is het geven van meer
inlichtingen over den kostprijs en het meer rekening
houden met het arbeidersstandpunt hij het beschikken
over de winst. Naast het zooveel mogelijk voorkomen
van ,,short term”-werkloosheid bepleit ,,The Econo-
mist” om zonder restricties aan de arbeiders de positie
van den geheelen bedrijfstak en hun individueele be-
‘) Zie ook: ,,Bedrijfsefficiëncy en arbeidsproductiviteit” door
Drs. A. M. Groot in ,,E.-S.B.” van 25 December 1946.
‘) Interessant is in dit verband de controverse in onze vak-
beweging t.a.v. de rol der vakbonden bij de instelling van onder-
nemingsraden.

Januari1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

35

drijf duidelijk te maken. D6 arbeiders moeten een

duidelijk beelcr krijgen van de richting, waarin het
bedrijf zich ontwikkelt en zij moeten vooruitgang op

een bepaalde wijze kunnen constateeren. Wat nu met

name de winstpolitiek betreft, hier Staan kapitaal en

arbeid vrijwel tegenover elkaar. Streeft het kapitaal

uiteraard naar een zoo’ groot niogeljk dividend, de

arbeid neemt het standpunt der coöperaties in, d.w.z.

beirekkeljk litag gefixeerd dividend en verdeeling van

de resteerende winst over de consumenten. Toch zijn

in de praktijk de standpunten verder naar elka âr toe-
gegroeid. Werd van ondernemerszijde verklaard, dat:

,,Profit can no nôre’ be the objective of a business
than eating is the objective of living”, anderzijds wordt
van arbeiderizijde de noodzaak van het winstprincipe

niet ‘ontkend. Zoo verklaarden in 1944 een aantal
Lbourleiders: ,,Profit is under the present system to

a large extent both a taste of efficiency, and a condition

of survival; and we know of no alteniation to it as a

méans of meéting the risks of private entreprise or
of keeping the risks-taking capitalist up to scratch”.

Bij verklaringen voor het ,,Cohen Committee” werd
door de T.U.C. de juistheid erkend van het reserveeren

(,,reserves ploughed back into the business”). Al is

men dus in beginsel elkaar wel genaderd, op twee punten
doen zich in de’praktjk moeilijkheden voor:
De arbeid wil weten, hoeveel winsteriniedere onder-
neming wordt gemaakt, en wil kunnen beoordeelen,

in hoeverre die winst laag is tengevolge van on-
voldoende efficiency, dan wel hoog tengevolge vah

monopolies.
De arbeid wil garantie, hebben, dat er geen hooger

dividend wordt uitgekeerd dan strikt noodzakelijk
is en dat hetgeen daarboven uitkomt ten goede
komt aan consumenten en arbeiders.
-.
• Wat punt a. betreft ondersteunt ,,The Economist”
dezen wensch, mel het oog op verhooging der efficiency
en de verbetering der industrieele verhoudingen. Ver-
wezen wordt naar de rapporten der ;,Woiking Party”
voor de katoen-
t
en de aa’rdewerkindustrie waarin voor
betere kostprijscalculatie wordt gepleit, ook in verband,
met vergelijking der efficiëncy tusshen verschillende
bedrijven; in het katoenrapport wordt zelfs volledige
publicatie van de financie’ele resultaten van alle onder-
nerningén met een belangrijk aantal arbeiders aanbe-

volen (ook voor zgn. ,,privatecompanies”). Deze wensch,
die verder gaat dan de aanbevelingen van het ,,Cohen
Committee” (dat de zaak trouwens alleen van de zijde
dei beleggers bezag), is o.a. een middel om de ver-
denking van ;,unearned increment” tegen te gaan;
in hèt algemeen om de ‘winst te zien in een juiste ver-
houding tot omzet, kapitaal en reserves. Deze uitge-

breide informaties zullen uitraard van vertrouwelijken
aard moeten zijn en ter beschikking komen van ,,Joint
Production Committees” en dergelijke organen.
Punt b. is moeilijker te verwezenlijken. Verschillende
richtlijnen zijn hierbij aan te geven:

I. Het dividend moet een behoorlijke toevloeiing van
kapitaal garande&ren, dus hooger zijn in spe-
culatieve bedrijven.

Winstbedragen boven het maximum moeten hetzij
in het bedrijf worden geïnvesteerd, hetzij aan de
consumenten ten goede komen door lagere prijzen
of een ,,coöperatief” dividônd.’
Indien dit surplus het gevolg is van een infiatoire
situatie, dient het te. worden afgeioomd door een
speciale belasting.
De dividendpolitiek van de gevestigdë ondernemin-

gen moet steeds meer het ,,public utility”-principe
benaderen.

.

De vakbond wordt erkend als belanghebbeiide in
de dividendpolitiek. Er wordt dus eèn ‘toelichting
gegeven aan het overlegorgaan in de onderneming.

.Al ontmoeten deze punten allerlei bezwaren, toch

wordt de vraag gesteld, of de grondgedachte zoo on-
redelijk is, dat ni. de onderneming niet slechts privé

eigendom is, maar èen ,,joint undertaking”, waarbij het consumentenbelang primair is en de positie van

den particulieren kapitaalbezitter steeds meer nadert

tot die van den verschaffer van arbeid of ‘van land.

Hierbij dient men ervoor te waken, dat de kip met de
gouden eierén geslacht wordt. Men zou bijv. kunnen

denken aan een ,,elastisch” dividendplafond.

Door een dergelijke dividendpolitiek zou men ,,Labour”

ertoe brengen een loonpolitiek te aanvaarden, hetgeen

van bijzohder belang is om inflatie te vermijdn en
om de distributie der beschikbare arbeidskrachten over
de verschillende bedrijfstakken të verzekeren. De hier

uitgestippelde politiek kan niet door een yet worden
bereikt, ook niet dodr een wet, aangevuld met uitvoe-

ringsmaatregelen. Het gaat hier niet om het vaststellen

van bindende regelingen, doch om nieuwe gebruiken
en dénkwijzen. De sociale regels van een vrije maat-
schappij ,worden meer bepaald doar de publieke opinie

dan door wetgeving en rechtspraak.
Er zal echter nog heel wat moeten veranderen voor-

dat de hier aangegeven richtlijnen algemeen “u1len
zijn aanvaard. Al is er ook verheugende toédring
tusschen de werkgevers- en werknemersopvattingen
aan den top, in de sfeer der onderneming is te dien
aanzie’n nog veel te verbeteren.

,,The Economist” pleit tenslotte voor modelbedrijven
wat de industrieele verhoudingen betreft (vergelijkbaar

met de suggesties gedaan door de ;,Working ‘Pürty”
voor de , katoenindustrie, om tot modelbedrjven te
geraken wat betreft de efficiency).
Dc modelbedrijven zouden aan de volgende éischen
dienen te voldoen:

Dividend of wixistaandeel bepèrkt in verhouding
tot het verloonde bedrag.

Volledige inlichtingen aan de arbeiders inzake
kostprjzen en financieele resultaten. –

C.
Personeelpolitiek clie aan alle eischen voldoet.

Arbeidscontracten van langen duur (bijv. 1 jaar)
voor alle arbeiders, die een zekeren graad ‘van
rendement hebben bereikt.

Overleg met de arbeiders (,,joint consultation”)
in den ruimsten zin, in ruil voor een toezegging

hunnerzijds, dat zij de productie zooveel mogelijk
zullen opvoe’ren.

Wij hopen hiermede de gedachtn van het gezag-
hebbende orgaan zoo goed mogelijk te hebben weerge-
geven. Het betreft een onderwerp, dat voor het Neder-
landsche bedrijfsleven even belangrijk is als voor het
Engelsche. Verhooging der arbeidsproductiviteit en het
door de arbeiders ten volle hieraan medewerking
ver
:

leenen staat zoowel hier als bij onze westelijkd buren
in het centrum der belangstelling. Dat, om deze mede-

werking te verkrijgen, de menschelijke factor in het pro-ductieproces ten vôlle tot zijn recht moet kunnen komen,
staat wel vast. In hoeverre het door ,,The Economist” ontwikkelde programma daarvoor de juiste oplossing
biedt, zal nader dienen te worden bezien.’ De bedoeling
is uitsluitend om deze belangrijke punten obk hier ter
discussie te stellen.
Mr. Ir. A. W. QUINT.

DE GEME ENTEBEc4ROOTINO VAN
ROTTERDAM VOOR 1947.

‘Burgemeester en Wethouders hebben op Oudejaarsdag
de bègrooting voor’ 1947 aan den Gemeenteraad.aange-
baden met een tekort van f 51 millioen (vorig jaar
f
50
millioen). lIet College merkt daarbij op, dat de werkelijke
tekorten niet op deze bedragen mogen worden gesteld,

36.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Januari 194′

omdat nog een bijdrage uit de Tweede Afdeeling van, het

Gemeentefoiids te wachten is, waarvan de grootte niet

bekend is. In 1943/1945 werd deswege ontvangen 11,5,

10,2 en 10,2 millioen gulden. Zou Rotterdam weer een

dergelijke bijdrage mogen innen, dan zou toch altijd nog
op een ‘deficit van ruim f 40 millioen moeten worden ge-

rekend. Voor een stad als Rotterdam een zeer hoog bedrag,

dat tezamen mei de reeds ,,gekweekte” tekorten van

vorige jaren een bedrag van meer dan f 250 millioen ten

laste van de Gemeente laat. Wegens rente op deze schuld

is f 6,6 millioen uitgetrokken. Daarnaast staatnog een som

van f 5 millioen aan rentebetalingen wegens onteigende

gronden in de binnenstad, welk bedrag op den kapitaal-

dienst is geplaatst en dat derhalve den gewônen dienst niet

belast. ,De totale schuld der Gemeente is ruim f 500 mil-

lioen, waarvan – zooals bleek – ruw genomen de helft

als ci’isisschuld is aan te merken.

Het is de bedoeling voor de crisisschuld een dekkings-

plan op te stellen. Zou daarvoor f10 millioen aan aflossing

worden geraamd, dan zou het tekort van f 51 millioen op f 61 millioen moeten worden verhoogd. Zou het Rijk dan

ook weer ongeveer fl0 millioen beschikbaar stéllen, dan zal het tekort van 1947 f51 millioen blijven; met andere

woorden er bestaat de mogelijkheid, of eigenlijk: de waar-

schijnlijkheid, dat de extra-bijdrage, oorspronkelijk be-

stemd’ om het deficit van 1947 te drukken, zal moeten

worden aangewend als afschrijving op vroegere tekorten,

zoodat per saldo geen verbetering wordt bereikt ‘en het

geheele dekkingsplan niet meer dan een fictie zal zijn.

Nog enkele cijfers: het nadeelig saldo van den Gemeente-

lijkéri Dienst vo6r Sociale Zaken heeft het cijfer van f 22,8
millioen bereikt; het Havenbedrijf toont een tekort van
bijna f 6,4 millioen; alle bedrijven (winst- en verliesgeven-
de) tezamen vragen een bijdrage uit de algemeene niiddelen
van f 7,7 millioen. Vroeger was het omgekeerd en brachten

de diensten en bedrijven geld in de gemeentekas. Het

Hoofdstuk Belastingen wijst een totaal aan van .f 13,5

‘miljoen, waarbij men nog de op een ander hoofdstuk ver-

melde straatbelasting kan tellen van bijna f 4 millioen.

Deze cijfers toonen wel aan, hoe deplorabel de toestand
is. Ook Amsterdam en Den Haag hebben voor 1946 groote
tekorten moetén ramen en voor 1947 moeten andermaal

aanzienlijke nadeelige saldi worden verwacht. In totaal

zullen ruim 800 Nederlandsche gemeenten noodlijdend zijn.

GELD- EN

KAPITAALMARK1

In de afgeloopen week kwam in de marktdisconto’s vrij-

wel geen verandering. De handel in schatkistpapier stag-
neerde vrijwel geheel, hetgeen ten deele werd veroorzaakt
door het feit, dat in Januari en Februari van dit jaar geen papier vervalt, en herbeleggingsvraag dus niet bevredigd
behoeft te worden. De laatste weekstaat van De Nederland-
‘sche Bank in het afgeloopen jaar liet een stijging der bil-
jettencirculatie met f 35 millioen zien, hetgeen in deze
periode van het jaar, welke altijd een groote behoefte aan contant geld vertoont, niet verwonderlijk is. Het is echter
de vraag, of in de kômende weken veel bankpapier naar
de banken terugstroomt. Tengevolge van allerlei mutaties
daalden de saldi der banken bij de centrale bank met f 37
millioen tot f 90 mihioen. Dit saldo is niet bijzonder groot,
wanneer nog belangrijke bedragen aan zekerheidsstellingen
zullen moeten worden betaald, daar in de komende twee maanden geen schatkistpapier komt te vervallen. Op 9 Januari a.s. zal het prospectus voor de conversie-

leening 1947 verschijnen. Alle 4 en 3j pCt. staâtsleeningen
zullen worden geconverteerd, alsmede de kortloopende
3 pCt. staatsleeningen 1936. In totaal wordt een bedrag
van f 2.746 millioen omgezet in een leening/ met een
looptijd van ten hoogste 40 jaar en een rentevergoeding
van 3 pCt. tot 1957 en daarna 3j pCt. De stukken kunnen
â pari worden gebruikt voor de betaling der heffingen.

Tusschentijdsche aflossingen vinden niet plaats, maar ter

ondersteuning van den beurskoers geldt d vrij ongunstige

bepaling, dat bij korsdaling beneden 97 pÇt. jaarlijks

21 pCt. van .let uitstaande bedrag ter beurze zal worden
ingekocht. De conversie – zal automatisch geschieden,

d.w.z. alleen indien men aflossing wenscht, dient men-voor

27 Januari as, een daartoe verkrijgbaar formulier in te.
zenden. In dat geval wordt het bedrag op een ten hoog-

ste vijf jaar geblokkeerde conversierekening geboekt,

welke niet verhandelbaar en niet beleenbaar zal zijn,

doch de vrij hooge rente van 2j pCt. zal dragen. Tot het

totale bedrag der conversierekeningen kan een gedwongen
leening worden uitgeschreven. Het ligt niet in de bedoeling
om voorloopig nieuwe stukken voor de geconverteerde

obligaties uit te geven. Pas nâ afloop van de effcten-
registratie en de inning der heffingn zal
)
dit geschieden,
wanneer dus, vaststaat, welk bedrag der conversieleening

nog in handen van het publiek blijft.

Het is van belang, dat het rentetype dezer leening
3
­
31 pCt. bedraagt, en dus niet 3 pCt., zooals sedert de
bevrijding voortdurend door den minister van Financiën

als rentetype voor langloo’pende leeningen werd aangeg-
ven. Flier is blijkbaar sprake van een wijziging in de rente-

politiek der monetaire autoriteiten. Immers, men kan

moeilijk aannemen, dat de houding der beleggers hiertoe

heeft genoopt, daar de Overheid over voldoende hulpmid-

delen beschikt om haar rentepolitiek te effectueeren.

Wanneer echter, ondanks tal van krachtige verzekeringen

op vroegere tijdstippen, in de rentepolitiek een verandering

wordt gebracht, weet men niet, of het hierbij zal blijven.

Dit klémt temeer, omdat het hier een door de monetaire

autoriteiten aangebrachte vrijwillige wijziging betreft.
Het vertrouwen in het rentebeleid en het monetaire beleid
in het algemeen wordt door dergelijke wijzigingen stellig
niet versterkt.

Wat de Amerikaansche effecten betreft is thans na

verkregen vergunning van De Nederlandsche Bank een

ruilmogelijkheid geschapen voor in Amerika ten name van

een inleveringskantoor gedeponeerde’ effecten, welke op
1 Januari 1947 aan ingezetenen’ toebehoorden. Om te be-

reiken,: dat De Nederlandsche Bank toph nog voldoende
• dollars vekrijgt, is bepaald, dat slechts 75 pCt. van de

opbrengst der verkochte effecten mag worden herbelegd,
terwijl voor binnen één jaar losbare fondsen geen vergun-
ning tot ruil zal worden gegeven. De opbrengst van lossin-
gen moet immers aan De Nederlandsche Bank worden af- –
gedragen, welke verplichting door ruil zou kunnen worden

ontdoken. Tenslotte mogen alleen de in Amerika officieel

ge’noteerde fondsen als herbelegging worden gekocht. Deze
bepaling dient om te voorkomen, dat Nederlandsche fond-
sen worden angekocht, welke in Amerika dikwijls aanzien-
lijk beneden de pariteit met Amsterdm worden verhan-
deld, maar waardoor ‘s lands deviezenreserve zou worden
verminderd.

Het koerspeil vertoonde in de drie beursdagen van de

afgeloopen week voor de binnenlandsche industrieele
fondsen een voortgaande koersstijging, terwijl de Indische
fondsen over het algemeen een lichte daling vertoonden,
ten deelé veroorzaakt door winstnemingen. –

27 Dec.
‘3 Jan.
1946
1947

A.K.0 136 GB
145
GB
v.

Berkel’s Patent

: ………
107k GB
114 GB
Kon. Nederlandsche Hoogovens
114
119
GB
Lever Bros Unilever C. v. A.
246
2531
Philips

G. b. v

A.

……………
3191
325
GB
Koninklijke

Olie

…………….
350
3571
H.A.L.

……………………
149
156
GL
N.S.0.

…………………….
136k
141k
H.V.A …………….
194
191
Deli’ Mij.

C.

v.

A…………..
118 116
Anisterdam Rubber

:…..,
138 134

0

8
Januari
1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

87

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCIIE BAM.
Verkorte
balans op 6 Januari

1947.
Act lvii.
Wi
SIS, PrO-
Hooflbank

6


messen en
schuldbrieven
Bijbank

,,


in disconto
Agentsch.

,,

5.000,-

Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekochi: (art. II, te lid, sub 3 van de
Bankwet 1937
r
art.

4 van het Koninklijk
besluit van

1
October

1945,

Staatsblad No.
F

204)

…………………………..
Beleeningen:
}ioofdbank

6

143.513.074,57
t)

(mcl. voor-
/
schotten in re-
Bijbank

,

731.496,24
ken ing-cou rant
op onderpand)
Agentsch.,,

7.990.279,69

6

15 6.234.85.1,50
Op

effecten,

enz .

…………

151.447.115,39 ‘)
Op goederen en ceelen

……787.735,11
152.234.50,50
2
)
Voorschot’en aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

…………………………

.

Munt en muntmateriaal
Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal

6

699.730.964,46
Zilveren munt,

enr ………

1.147.594,93 700.878.559,39
Papier op het buitenland

f 4.434.785.83003
Tegoed b!j correspondenten in
het

buitenland

…………109.152.700,62
Buitenlandsche

betaalmid-
delen

……………..
.
.

..15.973.650,59
4.559.912.18t,24
Belegging van

kapitaal,

reserves en

pensioen-
fonds

……………………………..
Gebouwen

en

inventaris

………………….
70.7
1
5 523,46
3.000.000,-
Diverse

rekeningen

……………………..
25.11 1.815,14

5.512.643.999,73

Passlva.
Kapitaal

…………………………….

.
20.000.000,-
Reservefonds

………..
…………………
12.377.412,28
Bijzondere reserve (winst herwaardeering goud-
voorraad
.per

2

Juli

1945)

……………….
Andere

bijzondere reserves

…………….
..
209.277.096,67 76.798.079,95
Pensioenfonds

…………………………..
15.464.462,64
Bankbiljetteh in omloop (oude uitgifte)

……..

23,1.968.835,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

……

2.736.834.060,-
]lankassignaties

in

omloop

………………

..
50.549,53
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks

Schatkist.

….
.
..

(1.071.525.873,52
‘5
Rijks Schatkist
speciale rekening

……..110.548.500,-
Geblokkeerde

saldo’s

van
banken………………115.467.238,33
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………

..46.490.387,87
Vrije

saldo’s

…..
…….623.780.377,79
1.967.812.377,51
Diverse

rekeningen

……………………..
237.6 1.126,15

5.51
‘2.54’5.iJtiO,la

‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank in disconto ge-
nomen


.
……………………….
. .

‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indiê (Vet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)
,,

42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten …… 154.951.379,-

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten In millioenen oonden).

0

.5
.
“.E

8
.
cl
Q
z
!,2
‘5.
0

30 Aug. ’39
263,0
295,8
300
529,5 33,5
14 Juni

’45 0,2 1.300
1.276.0
24,2
25 Dec. ’46
0,2
1
~
9,
2993
1.450
1.428,2
22,1
1 Jan. ’47
0,2
1.450
1.421,6
28,7

Offier
securi
l
les
lieposi is

.5
•O:.:i
,,
0
.5 Q
._
O
d
.
=
0
(bç,
)
‘.5
>
,a
06
.5
42
0)

30Aug. ’39
0,7
113,1
6,4
24,6
160,2
31,1
90,1
14 Juni

’45
1,2
235,5
4.5
13,9
201.6
8,4
201,4
25 Dec. ’46
1,3
311:8
13,6
15,8
346,5
10,3
278,9
Jan. ’47
1,3
344,7
13,9
19,1
389,5
8,9
320,4

DE NEDERLAN1)SC}IE BANK.
(Voornaamste
nosten
in
diiiende,,
iil,ien,.

0.
5L
sJ
._EQ

.17
5)
55
.5
.5
0
5)
.5

‘-:
‘°.a

‘5

18Nov. ’46
700.316
4.430.806
113.732
1
153.188
25,,’
46
700.612
4.430.800 76.680
6
157.931
2Dec, ’46
700.613
4.430.806
76.973
6
171.774
9

,,

’46
700.841
4.430.806
81.770
6
153.819
16

,,

’46
700.863
4.430.806
88.615
6
152.574
23

,,

’46
700.875
4.434.786
84.103
5
155.552
30

,,

’46
700.876
4.434.786
100.816
5
153.109
6 Jan. ’47
700.879
4.434.786
125.126
5
152.235

‘5

00

Im

Sa
di

in

rekeiiiiig-cou(ant

.

CI)
.
c,5
5)
1.,

18Nov. ’46
2.605.899
1.1 91.163
81.602
50.776
654.750 ’46
2.614.533
1.141.425 59.859
49.833
687.370
2 Dec ’46
2.668.391
1.233458
50.655 46.352
578.003
9

,,

’46 2.655.096
1.216.671
89.883
43.798
558.023
16

,,

’46
2.646.081
1.188.320
05.593
44.449
569.540
23

,,

’46
2.711.418
1.099.241
127.053
43.165
585.156
30

,,

’46
2.744,151
1.099.855
190.071
43.706
590.158
6 Jan. ’47
2.736.834 1.071.526
115.467
46.490
6.23.780

NATIONALE BANK VAN EELOIË.
(Voornaamste posten In inhltloenen fnanes).

Data
0

5)

Cd

.-
,505)
.,

0
05)0
d0
.-
.

21 Nov.

1946
31.809
3.934 4.177
227
1.310
49.662
28

,,

1946
31.809 4.894
4.854
199
852
49.882
5 Dec.

1946
31.953
5.212
5.131
216
807
49.872
12

,,

1946
31.969
4.974
4.851
223 790
49.797
19.

1946
31.980.
5.199
4.823
206
719
49.597
26

,,

1946
32.226
5.648
4.9a3
214
698
49.158
2 Jan.

1947
32.241
5.633
5.559
213
795
49.888

courant saldi

Data
°
‘o
Cz
0
.5
0
9
E
‘5

21 Nov. .1946
641
157.270
71.602
1
4.092
634
28

,,

4946
641
158.475
71.703
5
4.286
632
5 Dec.

1946
641
159.114
72.502
3
4.131
626
12

1946
641
158.643
72.052
2
4.111 623
19

1946
641
158.617
71.769
3
4.374
616
26

,,

1946
631
459.317
72.165
1
4.482
614
2 Jan.

1947
637
161.002
73.891
4
5.979
613

‘) Waarvan 10.493 millioen frc. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeerig van den goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van
1-5-1 944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,]Omissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
) Deze post omvat: oude biljetten Over te boeken op tijielijk’
onbeschikbafe of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

BANK VAN FRANKRL!K.
(Voornaamsle ooslen in rnillioenen francs).

Voorschd(ten
aan
den Staat

.66
Data
5,
55
0-
0
5′
5)
Cl)

5 Dec.
1946
94.817
111.037
59.449
57.100
1

426.000
12 Dec.
1946
94.817
114.799 59.449
59.700
1

426.000
19 Dec.
1946
94.817 113.624 59.449
62.500 426.000
26 Dec.
1946
94.817 118.302
59.449
67.900
426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jeltenin
Totaal
Staat
Diversen
circuilalie

5 Dec.
1946
715.498
58.314
1

814

1
57.500
12 Dec.
1946
713.369 61.287
1

768

t
60.519
19 Dec.
1946
711.813 63.555
1

826

t
62.729
26 Dec.
1946
721.865
63.458
765
62.693

5.000,-
‘)

38

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Januari 1947

FEDERAL RESERVE BANKS.

EENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIEELE PRODUTIE
(Voornaamste posten in millioenen dollars)

IN NEDERLANJ)
1)

F

Metaalvoorraad

Data
Other
U.S. Govt.
.
Totaal
Goudcer-
cash
securities

tifipaten
3 Dec.

1941
Ii
20.805
1

20.553
236 2.184
.7 Juni

1945
18.357
1

17.412
247
20.896
12 Dec.

1946

t
18.296
17.504
258
24.128
19 Dec.

1946
18.382
17.589
.

250
23.210


F.R:-bil-
Deposito’s

Data’
jetten in
Member-
circula

tie
Totaal
Govt.
banks

3 Dec.

1941
7730
15.108
320
13.178
7 Juni ‘1945
22.860
17.350
352
15.432
12
Dec.

1946
24.896 17.979
626
16.479
19 Dec.

1946
24.963 17.523
237
16.517

Z%VEEDSCRE RIJKS BANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).

Staatsfondsen

.-.,s
Data
0

v-

ee
Cn
u

.
.0,

31

Dec. 1939 ,


578
234
310 ‘)


31

Dec. 1945
1.062
421
840
1)

1.066
14 Dec. 1946
900
.450
552
‘ 234
831
L
734
23 Dec. 1946
867
1.439
521
216
94

iieposito
s
.5
Direct opvraagbaar
Data

,s
.,
,
,1
O5
-‘
0
•’
,

31 Dec. 1939
1.422
424
267
153
0,1
23
31 Dec. 1945
2.782
952
. 831
80
302
08
14 Dec. 1946
2.635
912
772
41
231
168
23 Dec. 1946
2.815
837
645
93 231
172

‘) Inclusief buitenlanclsctie banksaldi.

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Toornaamste posten in millioenen trance).

Data
PQ

31 Aug. 1939
2
.419,5
1

287,7
1

96,8
93,7
2.024,2
15 Juni 1945
4
.773,8
1

121,1
1

373.3
63,7
3.450,5
1.610,0

1
23 Dec.

1946
4
.952,3
144,0
1

138,8
54,9
4.022,9
984,6
31

Dec. 1946
4
.949,9
158,0
1
238,7
52,7
4.090,7
1.163,7


1938 – 100
Mei
1945
Sept.
1945
Dec.
1945
Mrt.
1946
Aug.
1946Jl946j1946
1
Sept.I
Oct.
Nov.
1946

Waisproducten
van ijzeren staal’)


57
21
67
86
102 105
Cement

……..
3?
64
85 70
98
101
108
96
Metselsteenen

.
3
7
33
47 43
51
70
77
Deuren
.
.
.
41
30 27 44 39
Katoen- en

un-

..

nenveverijen

.
1
8
’21
.33′
43 48
50
51
Schoen6n
.
41
57
73
.
83
97
Sigaren

…. …..
8
25
36
47
49
56
65
Sigaretten

. . .
8′
45
65
80
72
84
104
Boter

….. …..

.

.
56
27
22
82
68
58 49
Kaas

… ……..
.
..
49
1
20 87
63-
69
38

1938/1939=100
Nijverheid’)
Landbouw’)
Nijverheid
1

en


landbouw

Aug.

1939….
101


100
101 Mei

1945….
116
.

190
126
Juni

1946….

.
163
1
)
241
.

174
4
)
Juli

1946….
165
241
176
Aug.

1946 … :
166
241
176_
Sept.

1946….
166
241
177.
Oct.

1946….
.

164
241
175
Nov.

1946….
165,0′)
240,5
175,6
‘) i

828,1
Bron’.

,,Statistisch

Bulletin

van

het

C.B.S.”.
‘)
Gemiddelden

24

bedrijfstakken.
Akkerbouw

en

veehouderij.
Herziene cijfers.
‘)
Voorloopige cijfers.

OVERZi)RT DER LAATSE
VIER VERKORTE
BALANSEN
VAN
DE NIIDEELANDSCIIE BANK
(in inillioenen guldens).

1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”; – beteekent

0;
beteekent de gegevens ontbreken.
‘)
1940

=
100.

IN. EN UITVOER VAN NEDERLAND
1).

Invoer

.
Uitvoer
Saldo

1
aa fld
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
in dui-
in mii-
in dui-
in mii-
in mii-
zenden
lioenen
zenden lioeien
lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldcns
guldens

Aug.

’39 2.317

127
1.206
92
– 35
leh.j.’46
gemidd.
819

.
212
p. maand

Juli

’46 1.055.

210
340
64
– 146
Aug.

’46 1.337

207 389
60
– 147
Sept.

’46
1.194

199
314.
92
– 107
Oct.

’46
1.131

211
484
110
– 101
Nov. ’46
1.091

239 613 126
– 113

1)
Bron:
,,Statistisch

Bulletin

van

het

C.B.S.”;

.

beteekent
niet beschikbaar.

INDEXCIJFERS
VAN
LOONEN VOLGENS
REGELINGEN IN
NEDERLAND’).

Actief

data
1
16-l2-’46l
23-12-‘461
30_12_’461

6-1-’47
1

Passief

data
16-12-‘461
23-12-’46l
30-12-‘461

Wissels,

promessen

en
.
20,0
20,0
20,0
20,0
schuldbrieven in disconto
-‘)
/

‘)
12,4
.12,4
12,4
12,4
Wissels,

schatkistpapier en
-Bijzondere

reserve

(winst
schuldbrieven

door

de
.

herwaardeering

goud-
bank gekocht ……….
-,
– –
voorraad per 2Juli1945)
209,3
209,3
209,3 209,3 152,6
155,6
1
)
153;1
1
)
152,2
1
)

Kapitaal

……………….
Reservefonds ……………..

Andere bijzondere reserves
76,8
7.6,8
76,8

,
76,8
Voorschotten aan het Rijk

– –

.
15,5
15,5
15,5 15,5
Munt en muntmateriaal:
,f.
‘ Bankbiljetten

in

omloop
Gouden munt en gouden
(oude uitgifte)
237,1
237,0 237,0 237,0
muntmaleriaal

……
699,7
699,7
699,7

Pensioenfonds

…………..

, Bankbiljetten

in

omloop
Zilveren munt, enz.

….
..699,7
1,1
1,1
1,1
1,1
(nieuwe uitgifte)

. . . –
2.646,1
2.711,
2.744,1
2.736,8
Papier op het buitenland
4.430,8
4.434,8
4.434,8
4.434,8
, Bankassignaties in omloop
0,2
0,1
0,3
0,1
Tegoed bij correspondenten
Rekening-courant saldo’s:

Beleeningen

…………….

in het buitenland

. . . –

…..

72,9
68,5
84,8
109,2
1.188,3
1.099,2
1.099,8
1.071,5
Buitenlandsche

betaalmid- ‘s Rijks Schatkist: specia-
15,7
15,6
16,1
16,0
le

rekening

……..
110,5
110,5
‘110,5
110,5
Belegging van kapitaal, Re-

Geblok keerde saldo’s van
..

serves en pensioenfonds
70,3 70,3 70,8
70,7
105,6
127,1
90
115,4
Gebouwen en inventaris
3,0
3,0
3,0 3,0
banken

…………
..
Geblokkeerde saldo’s van

delen

…………….

Diverse rekeningen

……
26,4

..

35,8
22,9
.25,9
anderen

…………
44,4
43,2
43,7
46,5
569,6
.
585,2 590,2
623,8
..

s Rijks

Schatkist ……..

..

236,7
236,7 236,6


237,0
Vrije-saldo’s

………..
Diverse rekeningen

……..

5.472,5

.
5
.
484,4

5.486,3 5.512,6 5.472,5
1
5.484,4
5,486,3 5.512,6
‘)
Waarvan schatkistpapie
recht.streeksdoordeBank
in disconto genomen. . .
– .

-‘

Circulatie

der

door

de
‘)Waarvan”aan Ned.-Indi0
Bank namens den

Staat.
(Wet van 1 5-3-’33 Staats- , in

het

verkeer gebrachte
blad

no.

99)

………..
42,2 42,2 42,2 42,2
muntbiljetten

………..
.151,3
153,4
155,2
155,0

fl1′

-II

Lk

8 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

39

WERKLOQSHEII) IN NEDERLAND’

Maand

Werkloozen’) Wacht elders’)
(raming)

30 Juni

1945 ……………….112.622

201.400
30 Maart 1940 ……………….64743

16.000
29 Juni

1946 ……………….45.953

7.800
30 Sept. 1946 ……………….38.743

6.00
31 Oct.

1946 ……………….37.578

5.200
30 Nov. 1946 ………………
.39.061 ‘)

4.800

1)
Bron ,,Statistisch Bulletin van liet C.B.S.”.
1)
Gegevens van de abeidsbureaux.
‘) Voorloopige gegevens.

LNLEGGINGEN EN TEItUG BETALINGEN BIJ DE SPAARBANKEN
IN NEDERLAND
‘).

(in millioenen guldens).

Inleggingen
‘Terugbetalingen
Maand
R.P.S.
Part.
Totaal
—-
j
—–

R.P.S.
I

Part,
JTotaal
Saldo

Aug.

1939
16,1
13,6
29,7
25,0
21,3
46,3

16,6
Mei

1946
20,4
25,2 47,6
39,4
26,4 65,8

18,2
Juni

1946
218′
23,3
45,1
68,4
41,9
110,3

65,2
Jul!

1946
20,7
20,2
40,9
37,9
37,9
75,8.

34,9
Aug.

1946
23,4
22,6 46,0 30.9 30,9
52,1
‘-
6,1
Sept.

1946
22.7 24,3.
47,0
29,7
22,9
52,6

5,6
Oct.

1946
22,1
28,9 51,0
31,8
29,3
61,1

10,1

‘) Bron: ,,Statlstisch Bulletin van liet C.B.S.”.

8TAND VAN ‘s RIJKS KAS.

Vorderingen
23 Dec. 1946
j

14

Dec. 1946

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederlandsche Bank
fl099.241.207,31
f
118
6.279.094,03
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij

de

Bank

voor Neder-
lundsche Gemeenten …….
1.118.170,56
,,

376.137,43
Kasvorderingen

wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het
16.012.028,-
16.012.028,-
Daggeldieening

tegen

onder-
buitenland

………………

Saldo der postrekeningen van


pand……………………..

J.tijkscomptabelen

……..
286.599.428,67
,,

310.854.755.39
Voorschotten

op

ultimo No-
vember

1946

aan

de

e-

….

zneenten wegens aan haar

……

uit le keeren belastingen

Vordering in rek.-coiiraut op:
Necterlandsctt-IndiC

……
570.592.843,30
,,

563.862.877,68
Suriname

…………..
4.334.185,29
,,

4.184.1 85,29
Curaçao

…………….
7.410.419,47
,,

7.410.419,47
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

….


,

Het staatsbedrijf der

P.,

T.

….. …..

sioenfonds

………… ……….

enT
.

………………


Andere staatsbedrijven en in-
……..

stellingen

…………..


426.956.934,52
,,

412.106.221,83

V e r p 1 t e h t. t n ge n

Voorschot door De Neder-
landschie Bank verstrekt
Voorschot door De Neder-
landsche Bank in rekening-
courant verslrekt ……..
Schuld aan de flank voor
Nederlanclsche Gemeenten
Sct,atkistbiljetten in omloop
Scbatklstpromessen In om-
loop (rechtstreeks bij De
Neclerlandsclte Bank is ge-
p!a:i tst iii lul
Daggeldleeningen
llluintbuljetten in omloop .
Schuld op WIlma November
1946 aan de gemeenten
wegens aan haar uit te
keeren belastingen
Schuld in rek-courant aan:
Nederlandscls- IndiO ……
Suriname
Curaçao

…………….
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds
HeL staatsbedrijf der P., T.
enT……………….
Andere staatsbedrijven .
Schuld aan diverse instellingen
in rekening met ‘s Rijks
Schatkist

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is,
kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van,

dezelfde week worden opgenomen.

Voor contrôle, research enz., heeft

econ. drs.
drie dagen per week beschikbaar. Is 38 jair en veelzijdig ervaren.
Brieven onder letters H Z Z aan Nijgh & van Ditmar
,
R’dam.

Chemisch-technische kracht

organisatorisch en administratief geschoold, grondige ervaring in
Landbouw-technische vraagstukken, zoekt leidende positie. Veel-
jarige ervaring als administrateur Javasuikeronderneming. 47 j.
P.C. Brieven onder no. 793 bureau van dit blad, postbus 42.
Schiedam.

Administrateur

met prima opleiding en ruime ervaring, wcnscht van betrekkinl
te veranderen. Hij zoekt een industrieel bedrijf, waar hij leiding.
gevend werk kan verrichten, bij voorkeur daar, waar men volgens
de moderne principes van variabele budgetteering werkt, of ‘wil
gaan werken. Brieven onder no. 795, bureau van dit blad, post
bus 42, Schiedam.

De ALGEMEENE KUNSTZJJIlE UNIE N.V. te
Arnhem kan plaatsen:

doctorandus in de

economie

voor secrctariaatswerkzaamheden, leeftijd omstreeks
30 jaar, belangstelling voor en kennis van bedrijfa.
organisatorische en fiscale aangelegenheden, goed sty-list; behoorlijke kennis moderne talen;

jong jurist

voor de juridische afdeeling; met eenige jaren han.
delspractijk op advocatenkantoor; leeftijd tot 30 jaar;

secretaris

assistent voor de afdeeling Personeels- en Sociale
Zaken; niet ouder dan 30 jaar; zoo mogelijk drs,
economie met ervaring op dit gebied; in staat tot
het maken van exerpten; kennis van documentatie ee
statistiek.
Uuivoerge sollicitaties, vergc7e’d van pasfoto, met vermelding van a, b of c, wofden ingewacht ten kun-
tore van haar atdeeling Personcetazaken, Vepeiweg 79.
Arnhem.

Isla
-,

Cursussen moderne

bedrijfsadministratie

ROTTERDAM

Opleiding voor proctijk en examens

In Januari aanvang vah nieuwe cursussen
Vraagt prospecti bij het Secretariaat:

Beursgebouw

Kamer 321

Rotterdam

Persoonlijk bezoek alleen na schriftelijke afspraak

510.374.800,-

Ir
510.174.800,-

,, 54 76 . 200.000 ,-

5508.320.000,-

153.354.034,-

151.214.732,50

9.363.602,08

9.363.602,08

5.454.414,46

3.494 .456,91

66.634.096,52

381.4 52 .6 i7, 59

3.49 2.b 16, 99

3.492,516,99

,,3163.275.94 5,57

3168.404.94 5,57

t’

Voor
,
het .vervolg van de rubriek ,,Vacatures” zie blz. 40.

Vacatures

HAV BANK – SCHIEDAM.

N.V. .BILLITON MAATSCHAPPIJ

vraagt voor haar secretariaat:

Een doctorandus

in de Economie

met eenige jaren practijk

Een
secretaresse,

vereischten: ervaren steno-typiste, voor-

namelijk in Engeisch, bij voorkeur eind-

examen H.B.S.

Sollicitaties schriftelijk:

Lyceumplein
19.

‘s-G ravenhage.

Op groot Accountantskantoo’ te ‘s.Gravenhage kan
geplaatst worden

jong jurist of drs.economie

ter opleiding tot fiscaal medewerker. Brieven onder
no. 797 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Ovcrheidsinstelling te ‘s.Gravenhage zoekt voor
leidende functie een

all round kracht

Goede theoretische opleiding en uitgebreide ervaring
op het gebied van onroerende goederen (prijsvoorschrif.
ten, exploitatie, hypotheken, schaderegeling) alsmede administratieve en organisatorische ontwikkeling zijn
vereischt. Leeftijd niet jonger dan 30 jaar. Sa!aris naar
leeftijd en gebleken geschiktheid. Maximaal es.
f
6000
‘s jaars. Candidaten. die in aanmerking komen, zullen
psychologisch worden onderzocht. Eigenhand g geschre.
ve,, brieven met recente foto onder no 792, bureau van
dit blad, postbus 42, Schiedam.

Ch. GLASZ

Hypotheekbanken

en woningmarkt in Nederland

Publicatie No. 15 van het N. E. 1.

Prijs t 1
9
55*

(Prijs voor’ donateurs en leden van het Nederlandsch
Economisch Instituut f1,10; te bestellen bij het N.E.l.)

Uitgave: De Erven F. Boln N.V. – Haarlem

Levensverzekeringen Lijfrente

Nederlalldsch Indische Handeishank, U.

Amsterdam – Rotterdam

‘s-Gravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM

Makelaars en Cornmissionnairs in Effecten

Effecten – Coupons – Vermogensbeheer

Tefefoon 20845 – 2189 – 40631

Beurs Nis 6

Telefoon 24178

24378

N.V. LANKHORST

TO UWFABR1EKEN

SNEEK TEL. 3041 -3042

SPINNERIJ—TOUVSiSLAGERIJ SEDERT 1803

Verhesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten

1-let V.V.S. is een onmisbaar hulpmddel bij het
gczondhouden van uitstaande credieten. Aan.
vaard als onderdeel der debiteuren.administra-
tie, zaL het van groote practische waarde blijken
S

te zijn.

Onze V.V.S..biochure wordt op aanrage kosteloos toegezonden

Van der Graaf & Co’s bureaux voor den Iardel NV.
Anislelstraat 14-18, Amsterdam-C, Telefooii 38631
,
(6 lijnen)

N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakije

Vraagt inlichtingen bij onze 80 kantoren of bij van

Uden’s Transport Bureau – Veerhaven 15 – Rotterdam

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelants, Schiedam

Auteur