AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSÇH ECONOMISCH. INSTITUUT
31E JAARGANG
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1946
No 1531
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. W. Lainbers; N. J. PoÎak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. van der
,
Valk;.F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit;
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.)
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408
BERICHT.
Door technische omstandigheden wordt voor de
,,E.-S.B.” tijdelijk een ander lettertype toegepast.
De noodzakelijke versobering maakt het onvermijde
–
lijk, dat enkele malen twee lettertypen naast elkaar
zullen voorkomen.
INHOUD:
Blz.
Balans der Nederlandsche deviezenreglementeering
door Mr. Dr. .J. H. F. Bloemers …………..579
Des Ministers toezegging door Prof. Mr. C. W. de
Vries
………………………………….582
Vergelijkende bedrijfsstatistieken van den binnen-
landschen handel door
A. A. C. Reedijk ……582
Het steenkolenvraagstuk in Groot-Brittannië door
G. Stuvel …………………………….585
De maximumprijzen en de distributie van fruit.
door G. W. Beunder ……………………586
A a n t e e k e n i n g
Een Engelsche stem over economische samenwer-
king tusschen Nederland en België ……….
589
Ontvangen boeken en brochures ……………
590
Geld- en kapitaalmarkt …………………..
590
S t a t i s t i e k e n :
Bankstâten
………………………….
59].
DEZER DAGEN
overheerscht het passen en meten, de bezigheid, waar-
mée, volgens het spreekwoord, de meeste tijd wordt
versleten. Niet alleen in de schaarschte-economie,
doch ook in de politiek. De wethoudersbenoemingen
leverden curieuze voorbeelden van politieke telkunde,
soms ook van politiek inzicht. Een enkele keer wordt,
na veel schuiven, een passende oplossing gevondesi.
Zoo zal de Commissie-Generaal voor Indië, nu het
rouleerend voorzitterschap schijnt te zijn vastgezet,
in beweging kunnen komen. In haar voorveld gaat in
Indië zelf een Nederlandsche commissie den toestand
in het republikeinsche gebied bezien; éénrichtings-
verkeer naar Djokjakarta of werkelijke vorderingen?
Passen en meten, het geldt voor de, nieuwe Neder-
landsche Jaarbeurs en voor de paleisruimte in Alexan-
drië, waar thans ook het Bulgaarsche Koninghuis, bij
volksstemming van den troon gewezen, zich heen be-
geeft. Intussch’en gaat het geschuif met grenslijnen
om Triëst voort, doch dat heeft meer .het subjectieve
van loven en bieden. ,Sunt certi denique fines”,
er zijn tenslotte zekere grenzen, schijnt Molotov te
hebben gedacht. Hij hèeft althans aan den Secretaris-
Generaal der Vereenigde Naties geseind, dat de vre-
desconferentie zeer wel op
23
October beëindigd zou
kunnen zijn. Is hij wellicht ook opgewekt door het ac-
coord tusschen Oostenrijk en Italië over Zuid-Tirol,
tot stand gekomen . na Belgische.-.-Nederlandsche
bemiddeling? In elk geval zal tegen dien tijd de vol-
ledige argumentatie tegen de rede, welke Byrnes in
Stuttgart hield• over den toekomst van Duitschiand,
wel gereed zijn. De Amerikaansche minister heeft
o. a. gezegd, dat de Amerikanen in Duitschiand zou-
den blijven, zoolang dat voor de rust in Europa noo-
dig was. Een uitstrekken van de- ,,good neighbour”
politiek tot Rusland? Over het samengaan der Brit-
sche. en Amerikaansche zônes in economisch opzicht
is principieel overeenstemming bereikt.
Loven en bieden, in oorsprong een economische
term. I%1omenteel met den nadruk op bieden, terwijl er
weinig te loven valt. Althans, naar de uiterlijke symp-
tomen, niet in de Vereenigde Staten. Wallstreet,
de klassieke barometer, – thans echter meer politiek
dan economisch registreerend -, daalde snel. Hier
overtrof contrariewijs het aanbod de vraag. Een nieuwe
grond voor discussie, of de beurs een index is der
reëele economie. Daarnaast, na de vacanties, weer
stakingen. Het massaalst is de staking der zeelieden;
het merkwaardige is, dat deze staking niet volgt op
een mislukt loven en bieden van partijen, doch op een
verbieden door de Overheid van het verwezenlijken
van reeds bereikte onderhandelingsresultaten.
De Amerikaansche Regeering is niet de eenige, die
tobt met het evenwicht tusschen bonen en prijzen.
Uit ,,El Trabajo Nacional”, een Spaansche publicatie,
die wij juist ontvingen, blijkt, dat de groothandels-
prijzen en de kosten van levensonderhOud in Spanje
in
1946
voortdurend zijn gestegen; een loonindex wordt niet gegeven. Een merkwaardig groot aantal
Nederlandsche toeristen kan mee’spreken over de duurte
en de loonmoeilijkheden in België en Frankrijk. In
Nederland ligt de kwestie juist weer op de weegschaal.
Het moge voor de Regeering passefl en meten zijn, dan wel ‘wikken en wegén, voor loven en bieden is
hier geen plaats. Het is de plicht der Regeering de
één.igè weegsteen te h’anteeren, die van het algemeen
evenwicht, zonder bijwicht van het soms met veel
luidruchtigheid in de schaal geplaatste partieele be-
lang… Dat zij daarbij meer tegenwerking dan mede-
werking ondervindt, staat wel vast.. Tweeërlei weeg-
steen, één voor de eigen groep en één voor de overigen,
is veler wensch.
:?rIT1RmwiMN
[1IT(hI
Socicicil-econoörn
jurist, 38 jaar, georiënteerd op Centraal Sociaal Wekgeversver,
verbond, met 10 jaren practische ervaring bij werkgevers, werk-
nemers (o.a. Stichting van den Arbeid) en Overheid (o.a, College
van Rijksbemiddciaars), met eigen gevestigd bureau in het Centrum
des land, ambieert de behartiging van (gecombineerde) werk-
geversbelangen, bij voorkeur als secretaris of adviseur. Prima re-ferenties. Bieven gaarne onder no. 637 bureau van dit blad, post-
bus 42. Schiedam.
Naami. Venn.
Hou
andsche
Belegging- en
Beheer-Mij.
Anno 1930
Heeren gracht 320
–
Amsterdam
S
Beheer en Âdviesgeving
voor
PENSIOENFONDSEN,
STICHTINGEN,
ONDERNEMINGEN
EN PARTICULIEREN
Commissarisseiu
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J.
H.
Giapen;
Mr. J. E. Schoitens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groenevelcl;
A. C. Leeuwenbargh.
De KONINKLIJKE STOOMWEVERIJ TE NIJVER-
DAL N.V. to ALMELO zoekt voor haar fabrieken te
Nijverdal een
personeelschef
die tot eerste laak krijgt de nog niet bestaande Per-
soneeisafdeeling in te richten. De fabrieken omvatten
,Spinnerij, Weverij en Bleekerij, met een personeels-
sterkte van ca. 1600 menschen.
Alleen iij, die
1
krachtens hun loopbaan over de noo-
dige ervaring beschikken, komen voor deze functie ii
aanmerking. Sollicitanten, wier leeftijd es. 35 jaar moet
zijn, moeten bereid zijn zich aan een psychotechnisch
onderzoek te onderwerpen.
Sollicilities uiIsluitend schriftelijk,
in
handschrift,
met uitvoerige beschrijving van opleiding en loopbaan,
onder bijvoeging van recente foto, te richten aan het
Twentsch Instituut voor Bedrijfsp’sychologie, Grundel-
laan 18, Hengelo (0.)
DE BÂNI(
VERSTREKT ADVIES
EN VERLEENT BE-
MIDDELING BIJ HET
SLUITEN VAN VER-
ZEKERINGEN OP
ELK GEBIED
I
ROTTERDAMSCHE
BANKVEREENIGING
100 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
R. M.EE.S & ZOONEN
Ao 1720
Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Delft, Schledam
Vlaardingen, Amsterdam (alleen assurantlen)
BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN
BEZORGING VAN ALLE ASSURANTIËN
Bedrijfsorganisatie vraagt voor zoo apoedig mogelijke
indiensttreding
ecofloom
–
met initiatief, werklust en zoo mogelijk journalistieke
bekwaamheid; in staat nieuwe afdeeling zelfstandig tot ontwikkeling te brengen en te leiden. Schriftelijke soli.
onder no. 20760, Adv. Bureau De Haghe”, Plein 11;
Dên Haag.’
Koninklijke
Nederifindsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelauts
Schiedam
ijispefl,
culemborg
amsterdam
rotterdam
NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ N.V.
(DEVIEZENBANK)
Hoofdkantoor: Amsterdam, Vijzelstraat 32
75 kantoren in Nederland
ALLE BANK-, EFFECTEN- EN
ASSURANTIEZAKEN
LEVENSMIDDELENIEDRIJF in Zuid-Holland vraagt
een aankomende
arbeidsanczlist
voor het verrichten van tijds- en bewegingsstudies.
Gegadigden moeten bereid zijn iich aan een psycho-
technisch onderzoek te onderwerpen.
Üitvoerige sollicitaties te richten aan het bureau van
dit blad onder no. 641, postbus 42, Schiedam.
Export- en Importfirma
te Amsterdam zoekt voor een harer vestigingen in
Ned. md. iemand, grondig bekend met Ned. Ind. pro-
ducten. Zij die reeds als zoodanig zijn werkzaam ge-
weest, genieten de voorkeur.
Sollicitaties met opgave waar werkzaam geweest,
opleiding, leeftijd en verdere bijzonderheden onder no
:
635 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Voor het vervolg win de rubriek ,,Vacatures’ zie pag. 5′,1
11 September 1946 ”
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
579
BALANS DER NEDERLANDSCHE
DEVIEZENREGLEMENTEERING.
Nu ruim een jaar verstreken is, sinds Nederland
zelf naar eigen vrije inzichten en bepaald door uit-
sluitend eigen landsbelangen zijn deviezenreglementee-
ring in handen heeft genomen, en bijna een jaar ver-loopen is, sinds het Deviezenbesluit 1945, de grond-
slag van het Nederlandsche deviezenrecht, op 20
October 1945 in werking trad, kan het zijn nut heb-
ben, eens in groote lijnen te onderzoeken, hetgeen op
dit- gebied tot dusverre is tot stand gekomen en tot
welke resultaten dit heeft geleid.
Het Deviezenbesluit 1945, in Structuur en begin-
selen een voortzetting van het onder de Duitsche be-
zetting tot stand gekomen Deviezenbesluit 1941,
ontleent zijn beteekenis voornamelijk aan de, daarin
neergelegde begripsomschrjvingen (hoofdstuk 1), de
algemeene verbodsbepalingen (hoofdstuk
II)
en de
mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen tot
aangifte, eigendomsoverdracht en bewaargeving (hoofd-
stuk III), welke bepalingen door een civielrechtelijke
(hoofdstuk IV) en een strafrechtelijke sanctie (hoofdstuk
V) omraamd zijn, terwijl het aanvullend en transi-
toir recht in de hoofdstukken VI en VII geformu-
leerd zijn. Het aanvullend recht, hetwelk sedertdien
verschenen is, is van vrij grooten omvang, doch wijkt
in hoofdzaak eveneens weinig af van de krachtens
het Deviezenbesluit 1941 gegeven uitvoeringsvoor-
schriften. Slechts hier en daar, en in veel geringere
mate dan men mocht verwachten, hebben de minder
gebonden omstandigheden van het .na-oorlogsche tijd-
perk aanleiding gegeven tot het in het leven roepen
van nieuwe normen. Dit aanvullend recht is tot nu
toe verschenen in den vorm van ,een drietal beschik-
kingen der met de uitvoering van het Deviezenbe-
sluit 1945 belaste ministers, één beschikking van den
minister van Financiën, één beschikking van De Ne-
derlandsche Bank en ruim dertig zgn. deviezenbe-
kendmakingen dezer instelling. In groote trekken
regelt dit uitvoeringsrecht de volgende onderwerpen:
de deviezenrechtelijke positie van verschillende
natuurlijke en rechtspersonen;
het reis-, grens- en binnenscheepvaartverkeer;
de behandeling en het gebruik van binnenland-
sche tegoeden van niet-ingezetenen;
het incasso van buitenlandsche vorderingen en
effectenopbrengsten van ingezetenen; de aanbieding en eigendomsoverdracht van goud,
edele metalen en bepaalde buitenlandsche waar-
den van ingezetenen;
de aangifte van binnenlandsche waarden van
niet-ingezetenen.
De interne deviezenrech telijke verhoudingen.
Opmerkelijk is, dat dit aanvullend recht zich met
het eigenlijke goederen- en dienstenverkeer nog nau-
welijks heeft ingelaten. Van belang hiervoor zijn in
de eerste plaats de verschillende regelihgen, welke
het ontstaan en de binnenlandsche gebruiksmogelijk-
heden van buitenlandsch guldensbezit tpt onderwerp
hebben. Over het algemeen is hier de lijn van het be-zettingsrecht gevolgd, welkç een stringente deviezen-
rechtelijke blokkeerin van het guldensbezit van niet-
ingezetenen impliceerde, met dien verstande, dat
in met verschillende landen gesloten betalingsover-
eenkomsten een regeling opgenomen is, dat de Neder-
landsche deviezenrechtelijke bepalingen geen belet-
sel in den weg zullen leggen aan de overdracht van
guldensbezit van ingezetenen dezer landen aan andere
ingezetenen dier landen en aan het gebruik dezer
tegoeden voor het verrichten van betalingen aan Ne-derlandsche ingezetenen. Opmerkelijk is, dat tot een
de contrôle op het verloop van het buitenlandsche gul-
densbezit bevorderende concentratie van dit bezit niet
is overgegaan, hetgeen het begaan van deviezenover-
tredingen in niet geringe mate in de hand werkt.
Met betrekking tot het goud en het contante de-
viezenbezit van ingezetenen zijn de reeds in het tijd-
perk der bezetting geldende verplichtingen tot aan-
bieding en eigendomsoverdracht dezer waarden (thans
ook uitgebreid tot de in het buitenland berustende)
opnieuw in het leven geroepen, terwijl eveneens de
regeling, krachtens welke de opbrengsten en lossingen
van buitenlandsche effecten van ingezetenen langs
indirecten weg aan de deviezenvoorziening werden
dienstbaar gemaakt, bestendigd werd. Daarnaast
is ten aanzien van enkele valuta-sterke landen (de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika, Engeland en Noord-
Ierland) overgegaan tot het in het leven roepen van
een verplichting tot aanbieding en éigendomsover-
dracht ten aanzien van in dollars Qf ponden-sterling
luidende vorderingen op ingezetenen dezer landen
1).
In
hoeverre De Nederlandsche Bank deze vorderingeu
de facto van de eigenaren-ingezetenen heeft overge-
nomen, valt bij gemis aan publicatie dienaangaande
niet na te gaan. Over het algemeen kan men vast-
stellen, dat de opvordering van liqizide deviezen zich
binnen zeer bescheiden grenzen heeft bewogen, het-
geen haar oorzaak waarschijnlijk vindt in de bestaande
mogelijkheid om voorshands nog gebruik te. kunnen
maken van de in de met een aantal landen gesloten
betalingsovereenkomsten geopende credietfaciliteiten
en van de in het buitenland op andere wijze opgeno-
men credieten. Het in het buitenland belegde Neder-
landsche kapitaalbezit werd dan ook tot dusverre
door de deviezenautoriteiten vrijwel geheel ontzien
2)
Ter bepaling van de financieele positie van Neder-
land ten opzichte van eenige landen (de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika, Engeland en Noord-Ierland en
Spanje) werd den ingezetenen voorts een aanmeldings-.
verplichting opgelegd, eenerzijds ten aanzien van
bepaaldelijk omschreven minder liquide deviezen-
bezit, deviezenbronnen en onroerend goed in deze landen, anderzijds ten aanzien van binnenlandsche
vorderingen en andere niet in effecten belichaamde
binnenlandsche waarden van ingezetenen dezer lan-
den. Afgezien van in de bezettingsperiode verkregen,
over het algemeen weinig betrouwbare, gegevens
dienaangaande, heeft de bepaling van de feitelijke
financieele positie van Nederland, t.o.v. het buiten-
land, dan ook nog weinig voortgang gevonden, zoodat
men in deze nog grootendeels in het duister tast.
Is de deviezenvordering over het algemeen beperkt
gebleven, de goederenuitvoer is wat de verster-
king van de deviezenpositie betreft, ver beneden
de aanvankelijk dienaangaande gekoesterde verwach-
tingen gebleven. Voor het grootste deel wordt de goe-
derenexport daarenboven vereffend binnen het kader van
een aantal bilaterale betalingsovereenkomsten, welke
hier en daar wel van een plurilaterale clausule zijn
voorzien, welke evenwel voor Nederland voorshands
van weinig beteekenis is, daar de Nederlandsche ex-
port slechts fractioneel den goederenimport uit deze
landen kan dekken. ,,Vrije” deviezen in eigenlijken
zin levert dan ook slechts .vrijwel alleen de goederen-
uitvoer naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
op. In hoeverre het dienstenverkeer, waarvoor het boven
opgemerkte eveneens geldt, deviezenbrengend is ge-weest, valt evenmin in concreto na te gaan.
Het tot op zekere hoogte begrijpelijke gemis aan
• ‘) Verschenen is een deviezenbekendmaking, waarbij deze ver-
plichting den ingezetenen eveneens werd opgelegd tn.v. vorderin-
gen op ingezetenen van ‘Zwitserland, Belgie, Luxemburg, Noor-
wegen, Zweden en Denernarkem
‘) Dezer dagen werd een besluit gepubliceerd, waarbij aan in-
gezetenen cle gedwongen verkoop vaii bepaalde Belgische effecten
(3
1
/, pot Belgie 1937) wordt voorgeschreven.
580
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 September 1946
publiciteit van eenige gegevens omtrent het verloop
der met verschillende landen getroffen betalings-
overeenkomsten en het resultaat der deviezenopvor-
deringen en de daartegenover, valideerende deviezen-
verplichtingen. t.o.v. het buitenland, maken het
onmogelijk aan de hand van cijfers de feite-
lijke ontwikkeling van de Nederlandsche deviezen-
positie te analyseeren, dit wel in scherpe tegenstelling
tot de onder de vooroorlogsche clearingwetgeving
gebruikelijke publicatie van den stand der verschil-
lende clearingen door het Nederlandsch Clearing-
instituut. Men kan zich echter niet aan den indruk
onttrekken, dat het een doelbewuste politiek der de-
viezeninstanties is geweest om zich, met zoo groot
mogelijke reserveering – van eigen deviezenbestand,
zooveel als doenlijk van buitenlandsche credietfadii-
teiten te bedienen.
Deze zachtzinnigheid bij het gebruik maken van
het binnenlandsie deviezenpotentieel houdt echter
niet te onderschatten gevaren, in tengevolge van de
wijze van reactie der Nederlandsche bevolking op het
complex, der deviezenvoorschriften. Deze reactie is
een absoluut negatieve geweest. Mede door de ten
deze gevolgde deviezenpolitiek is het toch het Neder-
landsche publiek mogelijk geweest, om op ongekende
schaal de deviezenvoorschriften te overtreden door
eenerzijds de door de deviezeninstanties in zijn bezit
gélaten deviezen clandestien voor particulier gebruik
aan te wenden, ‘anderzijds door in belangrijke mate
schulden ten opzichte van het buitenland te creëeren
door vandaar op’ crediet goederen te betrekken. Het
in het buitenland naar hartelust rondreizende Neder-
landsche publiek en.de
pakjeszegen uit de Vereenigde Staten van Noord-Amerika vormden dan ook reeds de
aanleiding tot een persconferentie, waar de deviezen-
autoriteiten hun nood over de geringe medewerking
van de bevolking klaagden. Ook kapitaalviucht naar
het buitenland is onder de gegeven omstandigheden
geenszins buitengesloten, terwijl in het binnenland
een niet geringe markt van ,,zwarte” devizen is ont-
staan. Daarnaast is in het buitenland een ,,zwarte”
clearing georganiseerd, waardoor Nederlandsche de-viezenvorderingen in een niet te bepalen omvang aan
den greep der Nederlandsche deviezenreglementeering
worden onttrokken. Het met name in Zwitserland
bestaande groote aanbod van Nederlandsche betaal-
middelen, waar onze valuta op deze markt tot de laagst
genoteerden behoort, spreekt hier duidelijke taal en
heeft reeds stof doen opwaaien.
Onder deze omstandigheden is dan ook de feitelijke
handhaving der bestaande deviezenrechtelijke voor-
schriften een, moeilijk vraagstuk geworden. Daarenbo-
ven ontbreekt thans nog een voldoend uitgebreid
en deskundig contrôle-apparaat, terwijl ook de be-
voegdheden van dit apparaat te beperkt schijnen.
Met name ontbreekt’ een deviezenrechtelijke censuur,
zonder welke geen deviezenregeling afdoende kan fuuc-
tionneeren, al is hierin onlangs, zij het dan ook slechts
zeer ten deele, voorzien door het geopend ten post-
kantore doen aanbieden van voor het buitenland be-
stemde poststukken, zwaarder dan 20 gram. Als zoo-
danig is deze maatregel echter van zeer’ ondergeschikte
beteekenis te achten.
Evenmin als ten aanzien van het tengevolge van
deviezendelicten geleden deviezenverlies. staan ge-gevens met betrekking tot het aantal geconstateerde
deviezendelicten ter beschikking. Daar de deviezen-
instanties deze delicten vrijwel geheel via’ de haar
door den minister van Justitie toegekende bevoegd-
heid tot transactie tot een bedrag van f. 5.000 in-
tern afhandelen, heeft de berechting van deviezen-
delicten door den strafrchter op het publiek dan ook
nog nagenoeg geen afschrikwekkende werking kunnen
uitoefenen. Deze gang van zaken heeft mede tot ge-
volg gehad, dat hij de toepassing van het deviezen-
recht de toetssteen’van den rechter tot heden toe vrij-
wel ontbroken heeft en de jurisprudentie haar be-
vruchtendn invloed op de ontwikkeling van het de-
viezenrecht nog niet heeft kunnen doen gelden. Welk
een teere plant een deviezenregeling ook moge zijn,
toch is het noodzakelijk, dat een inzicht gegeven wordt
in de feitelijke resultaten, waartoe het voor den leek
zeer verwarde complex deviezenbepalingen tot heden
toe heeft geleid, opdat een beeld van de werkelijke
Nederlandsche deviezenpositie kan worden verkregen,
waarvan de deviezenautoriteiten zich thans bepalen
tot op te merken, dat zij précair is.
Betalingsovereenkomsten met het buitenland.
• Naast dit summiere overzicht van de interne de-
viezenr’echtelijke verhoudingen zijn met betrekking
tot de verhouding tot het buitenland van belang de
vrij talrijke betalingsovereenkomsten, welke beoogen
het feitelijke internationale betalingsverkeer weer
op gang te brengen en te vergemakkelijken. Met de
meeste Europeesche landen (Noorwegen, Zweden,
Finland, Denemarken, de Belgisch-Luxemburgsche
Tolunie, Engeland, Frankrijk, Zwitserland, Italië,
Spanje, Portugal, Tjecho-Slowakije en Yoego-Slavië)
werden. betalingsovereenkomsten gesloten, welke variee-
ren van een veel omvattende tot een zeer beperkte
verrekening van betalingen in het kader der overeen-
komst.’ Met. de regeling van het eigenlijke Jupitaal.
verkeer laten deze overeenkomsten zich niet in; over
het algemeen bestrjken zij slechts in meerderen of
minderen omvang het handels- en dienstenverkeer. In
een aantal gevallen omvatten deze overeenkomsten
ook het . betalingsverkeer met de koloniën van het
partnerland, terwijl hier en daar de betalingsovereen-
komst eveneens het betalingsverkeer met de Neder-
landsche overzeesche gebiedsdeelen in haar regeling
betrekt, hetgeen eenigszins onwezenlijk aandoet, nu
de deviezenrechtelijke verhouding van Nederland
tot zijn overzeesche gebiedsdeelen nog in het geheel
niet geregeld en vaag is, en deze gebiedsdeelen ook ten
deze onafhankelijkheid verlangen, waarover hieronder
nader. Met de overige landen van de wereidkaart,
met name de Oost-Europeesche landen en de Staten
van Nôord- en Zuid-Amerika, ‘wikkelt het betalings-
verkeer zich geheel in de spheer der vrije deviezen af.
Deze betalingsovereenkomsten, welke als regel een
koersgarantie in een overigens geenszins onbeden-
kelijken vorm behelzen, laten zich in twee scherp
gescheiden catagorieën verdeelen. De eerste en
grootste groep beoogt, uitgaande van een gefixeer-
den koers der beide betreffende valuta’s, een verreke-
ning van het in de overeenkomst omlijnde handels-
en dienstenverkeer via door de centrale banken in
beide landen gevoerde centrale rekeningen tot stand
te brengen. Daarbij zijn ruime, in verschillende ge-
vallen naderhand nog uitgebreide, credietlijnen vast-
gesteld om het aanloopende handeisverkeer te verge-
makkelijken. Uiteindelijk dient evenwel de afrekening
van de saldi dezer rekeningen in goud of deviezen te
geschieden, terwijl een zekere beleggingsmogelijkheid
daarvan in het debiteurenland is, voorzien Daarnaast
behelzen deze overeenkomsten veelvuldig bepalingen,
welke de deviezenrechtelijke contrôle door het eene
land op hinnenlandsche tegoeden van het andere land
beoogen op te heffen en voorzien zij in de mogelijkheid,
dat deze tegoeden door het, crediteurenland ook in het
betalingsverkeer met derde landen zullen kunnen
worden benut. Voorshands werken deze overeenkom-
sten nog uitsluitend bilateraal met de nadeelen van
dien en de toekomst zal moeten uitwijzen, of deze
overeenkomsten ook plurilaterale beteekenis zullen
11 September 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
581
kunnen yerkrijgen. Voorwaarde daartoe is een met
te zeer verbroken zijn van het evenwicht in de beta-
lingsbalans van het betrokken land, daar deze overeen-
komsten anders, evenals de vrdeger bestaande clea-
ringovereenkomsten, niet alleen het bilaterale handels-
verkeer niet ten volle tot ontwikkeling zullen laten
komen, en evenzeer verstarrend daarop zullen werken,
doch zeker een muhilaterale werking zullen moeten
missen. Over het verloop van de bilaterale verreke-
ning onder deze betalingsovereenkomsten tast men
tot dusverre geheel in het duister, al staat wel vast,
dat ons land in niet geringe mate gebruik heeft ge
maakt van de bij deze overeenkomsten gegeven ere-
dietmogelijkheden. Willen deze overeenkomsten op den duur bevredigend werken, dan is voorts een sta-
biliteit in de valutakoersen noodzakelijk. In één geval,
de revaluatie van de Zweedsche Kroon, is echter her-
ziening dezer koersen reeds noodzakelijk gebleken.
De tweede catagorie dezer betalingsovereciikomsten
voorziet in een afwikkeling van het betalingsverkeer,
welke in wezen neerkomt op een in één valuta en door
één land gevoerde clearing (Spanje, Finland, Italië en
Yoego-Slavië). In deze gevallen betreft het hier een
guldenclearing, gevoerd doof’De Nederlandsche Bank.
In één geval, Spanje, is er zelfs toe overgegaan de
uit het vooroor]ogsche clearingrecht stammende
bevrjdeude werking ten gunste van de onder de over-
eenkomst betalende debiteuren op te nemen en deze
ditmaal niet aan de storting van het schuldbedrag
bij het verrekeningsinstituut, doch aan de verzending
van het verrekeningsadvies door dit instituut naar
het partnerland te verbinden. Waar de wettelijke
basis voor het behoorlijk functionneeren van derge-
lijke clearingregelingen, de ‘Wet Internationaal Be-
talingsverkeer 1934, is verdwenen en niet, gelijk in
het Deviezenbesluit 1941 het geval was, in de devie-
zenregeling zelf werd geïncorporeerd, is het te ver-
wachten, dat hier moeilijkheden met betrekking tot
de werking van deze regelingen niet zullen uitblijven
Enkele andere problemen.
Tenslotte moge nog eenige aandacht worden ge-
schonken aan een drietal belangrijke deviezenrechte-
lijke problemen, welke nog niet hun neerslag in een re-
geling hebben gevonden. In de eerste plaats betreft
dit de liquidatie der uit de in de bezettingsperiode
gefunctionneerd hebbende centrale clearing via de
,,Deutsche Verrechnungskasse” te Berlijn ‘ voort-
vloeiende. saldi ten aanzien -van de daarbij aangesloten
derde landen. Hier doen zich twee hoofdquaesties
voor: de eerste betreft het wezen van de centrale
clearing zelf. Mede tengevolge van de opheffing der
Nederlandsch-Duitsche deviezengrens is de handels-
balans van Nederland ten aanzien van vrijwel alle
bij de centrale clearing aangesloten derde landen sterk
passief geweest, tengevolge waarvan zich ten gunste
van deze derde landen belangrijke tegoeden – hij de D.V.K. te Berlijn hebben geaccumuleerd. De vraag
is thans, of het systeem der multilaterale clearing
er toe leidt, dat deze vorderingen der derde landen
als vorderingen op Duitschland moeten worden ge-
zien (het Nederlandsche standpunt), dan wel, dat
deze vorderingen, voorzoover zij voortspruiten uit
goedereninvoeren in Nederland e.d., door Nederland ge-
honoreerd zullen dienen te worden (het standpunt, dat
soms in het betrokken buitenland wordt ingenomen).
Daarnaast bestaat het probleem der afrekening van de
zgn. ,,zwevende” posten, de bedragen, welke in het eene
land door de debiteuren in de clearing werden gestort,
doch tengevolge van de oorlogsomstandigheden in
het andere land niet meer tot verrekening kwamen
en omgekeerd, hetzij doorda de stagnatie ontstond
op het traject Amsterdam—Berlijn, hetzij te Bcrlijn
hetzij op den weg van Berlijn naar het vereffenings
instituut in het derde land, hetzij dat de gestorte be-
dragén in het lebiteurenland door het vereffenings-
instituut werden aangehouden. Naast de in het clea-
ringrecht beruchte bevrjdende werking der clea-
ringstorting Spelen ook koersquaesties hier een rol,
tengevolge van de waardevermindering van den Ne-
derlandschen gulden. In wélk stadium de oplossing
dezer cleaiingprohlemen zich be’vindt, is niet bekend.
Het tweede en voor ôns land van direct vitaal be-
lang zijnde punt is de regeling van het betalingsver-
keer met Duitschland. Meer en meer breekt de over-
tuiging baan, dat het herstel van het handels- en
diensténverkeer met het Duitsche achterland een
nôodzakelijke voorwaarde voor een economisch her-
stél van ons land is. Praemisse tot het herstel van het
handelsverkeer is het bestaan van een bruikbare be-
talingsregeling, waarin mede aandacht wordt geschon-
ken aan de verrekening van de opbrengsten der nog
steeds omvangrijke Nederlandsche beleggingen in
Duitschland, op welker thans uitblijvende inkomsten
hier te lande velen zijn aangewezen. Het is eyenwel
nog niet mogelijk gebleken een – dergelijke regeling
tot stand te brengen. Opgelegd vn de zijde der ge-
,allieerde miliiaire autoriteiten, geldt thans een beta-lingsregeling, welke verrekening van het wederzijd-
sche goederen- en dienstenverkeer op U.S.A. dollar-
basis inhoudt. Daar van geallieerde zijde de Neder-
landsche uitvoer naar Duitschland stringent op zijn
,,Lebenswichtigkeit” voor dit land beoordeeld en in verband hiermede zeer beperkt wordt en Nederland
slechts in zeer beperkte mate de beschikking over
dollardeviezen heeft, tendeert deze regeling naar een
zoo volkomen mogehjken evenwichtstoestand en- is
zij in wezen niet anders dan een compensatieregeling
op beperkte schaal. Het gevolg hiervan is, dat een
deel van onzen op dit achterland gerichten uitvoer (bijv.
groenten) feitelijk onmogelijk is geworden; dat de
Nederlandsche, voorheen omvangrijke, dienstverrich-
ting ten behoeve van dit achterland (de Rijnvloot)
geheel lam ligt de goederenimport zeer beperkt blijft
en iedere mogelijkheid van, zij het oôk maar gedeelte-
lijke, transfer van kapitaalopbrengsten ontbreekt.
Gezien het hiermede voor ons land verbonden enorme
belang, om de financieele betrekkingen met het ecOno-
misch onmisbare Duitsche achterland te herstellen,
is het een eisch van de eerste orde, dat dit betalings-verkeer ten spoedigste uit de dollarspheer wordt ge-
licht en langzaamaan weer tot zijn vooroorlogsche
ontwikkeling zal worden gebracht. Ten aanzien van
het voor ons land economisch minderbelangrijke Qos-
tenxjk bestaat tot dusverre evenmin een betalings-
regeling, doch, daar ten aanzien van dit land door de
Geallieerden geen betaling in edeldeviezen schijnt te
worden verlangd, is hier een particulier compensatie-
verkeer, hoeveel bezwaren dit op zichzelf mede-
brengt, van Nederlandsche zijde in opbouw.
De laatste te beschouwen quaestie betreft de rege-
ling der deviezenrechtelijke verhoudingen der over-
zeesche gebiedsdeelen ten’. opzichte van
–
het moeder-
land. Ook hier is men er nog niet in geslaagd, tot een
regeling te geraken, en het betalingsverkeer tusschen
beide deelen van het Koninkrijk stagneert nog steeds,
zeer ten detrimente van het economisch herstel. On-
miskenbaar wordt in Nederlandsch-Indië gestreefd
naar een autonome zelfstandige deviezenreglemen-
teering, zij het dan ook in een zekere, nog nietbepaal-
de, meer of minder – nauwe samenwerking met het
moederland. Uiterlijke kenteekenen hiervan zijn,
–
dat
in Nederlandsch-Indië een zelfstandige, in belang-
rijke mate van de Nederlandsche afwijkende, devie-
zenwetgeving bestaat, tervjl als zelfstandige auto-
nome deviezeninstantie te -Batavia het Nederlandsch-
582
EC!i4OMISCH-STATISTISCHR BERICHTEN
11 September 1946
Indische Deviezeninstituut optreedt, hetwelk ter ver-
wezenlijking van noodzakelijk Contact in het finan-
cieele Centrum Amsterdam een agentsehap heeft ge-
vestigd. Hoever deze samenwerking op het gebied der
deviezenreglementeering zal gaan, in hoeverre beide
deviezensystemen aan elkaar aangepast zullen wor-
den en moeten worden om ,,lekken” te voorkomen,
in hoeverre de groote ,,earning power” aan deviezen
der overzeesche gebiedsdeëlen mede dienstbaar zal
worden gemaakt aan de versteviging van de deviezen-
positie van het moederland, dit zijn nog alle open
vragen. Gezien deze nog geheel ongeregelde verhou-
dingen en het feit, dat krachtens het Nederlandsche
deviezenrecht de overzeesche gebiedsdeelen en de
ingezetenen dezer gebiedsdeelen als buitenland, resp.
niet-ingezetenen worden aangemerkt, doet het dan
ook zonderling aan, dat, de Nederlandsche deviezen-
reglementeering zich bij voorbaat reeds heeft meester
gemaakt van de deviezenopbrengsten uit coupons,
dividenden en lossingen van buitenlandsche effecten,
toebehoorend aan ingezetenen dezer gebiedsdeelen,
welke op denzeifden voet als aan ingezetenen behoo-
rende effecten worden behandeld. Hetzelfde valt op
te merken ten aaftzien van verschillende door Neder-
land met derde landen gesloten betalingsovereen
komsten, wier werking zich ook over de overzeesche gebiedsdeelen uitstrekt. Het mag wel dringend nood-
zakelijk worden genoemd, dat de deviezenrechteijke
verhoudingen van ons land tot zijn overzeesche ge-
biedsdeelen in een regeling worden neergelegd en een
feitelijk betalingsverkeer binnen het kader daarvan
ten spoedigste wordt mogelijk gemaakt.
De balans dezer beschouwingen over de Nederland-
sche deviezenreglementeering tenslotte in algemee-
nen zin samenvattend, waarbij helaas van geen enkel
cijfermateriaal gebruik kan worden gemaakt, valt te
conciudeeren, dat deze deviezenreglementeering nog
in haar kinderschoenen staat en met groote moei-
ljkheden worstelt, dat extern het betalingsverkeer via
de stootkussens der in de diverse betalingsovereen-
komsten neergelegde of anderszins opgenomen buiten-
landsche credieten weer in beperkte mate in gang
is gezet, doch hier rekening zal dienen te worden ge-
houden met het feit, dat de saldeering dezer rekeningen
en de terugbetaling van vervallen crediettermijnen
in een niet ver afliggende toekomst in goud of devie-,
zen zal hebben plaats te vinden, zoomede, dat essen-
tieele problemen der deviezenreglementeering, zonder
welke een herstel van het internationale betalings-
verkeer en daarmede een herstel van ons economisch
leven niet ten volle mogelijk is, nog op een regeling
wachten en zich thans nog in een- daarvan ver verwij-derd stadium bevinden.
Mr. Dr. J. H. F. I3LOEIIERS.
DES MINISTERS TOEZEGGING.
Het is wellicht staatsrechtelijk weinig aanbevelens-
waardig, dat ministers in particuliere gesprekken, bij de
gelegenheid van een niet-openbare conferentie met be-
langhebbenden, of op audiënties, bepaalde toezeggingen
doen. Maar staatsrechteljk binden deze toezeggingen
toch niet den Staat. Zij zijn dus uit dat oogpunt eenigs-
zins onschuldig. Met radiotoespraken wordt het geval
van de mededeelingen, als ,,toezeggingen” opgevat, al
eenigszins gevaarlijker. Is de Staat gebonden door
een zoogenaamde ,,toezegging”, langs den aetherweg,
door den Minister voor de microfoon, geopenliaard?
Nog vaster is des Ministers verklaiing, wanneer deze
mondeling of schriftelijk wordt gedaan aan de Staten-
Generaal, maar zelfs dan nog is niet ,,de Staat” ge-
bonden in dien zin, dat niet een volgende Minister
gerechtigd zoude zijn op den inhoud der toezegging
eenvoudig terug te komen. De Staat wordt slechts ge-bonden door wet, Koninklijk Besluit
%
ministerieele be-
schikking of door contract, natuurlijk telkens met de
mogelijkheid langs legalen weg de overeenkomst te
niet te doen en de verplichting van den Staat te ont-
binden.
**
*
Het bovenstaande werd gesteld om de aandacht te
vragen voor de waarde van het verwijtende betoog,
thans telkens herhaald, dat de minister van Financiën in strijd zoude handelen met de door hem gedane uit-
drukkelijke toezegging (naar ik meen over de radio), ,,dat vrij geld vrij zal blijven”. Door deze toezegging
is de Staat niet gebonden. De staatsorganen kunnen
handelen met deze ,,toezegging” in strijd. Ook de
minister van Financiën! Dit klinkt wat ruw. De Minister
zal het niet spoedig doen. Maar hoe dikwijls is reeds gebleken, dat men een Minister niet binden
kan aan
de woorden van een radiorede, die niet eens in de
Staatscourant wordt gepubliceerd. Het parlementaire
stelsel is op het verleenen van een sanctie op een radio-
rede niet berekend.
**
*
Er is staatsrechtelijk op een radiorede geen sanctie.
En dus moest de conclusie eigenlijk wezen, dat de
Minister officieel slechts spreekt in ‘s lands vergader-
zaal of zich schriftelijk wendt met een nota tot het
parlement, maar overigens in het publiek zwijgt.
Wanneer dit nu ,,in onze tijden” niet meer mogelijk
is, dan moet ook het publiek het nadeel aanvaarden
van de nieuwe methode en niet aan den Minister een
ander ,,doen” verwijten dan hij heeft toegezegd. Het
nadeel van deze toespraken en toezeggingen is nu
eenmaal ook, dat zij geen gelegenheid geven tot debat,
omdat de toezeggingen zelve in dubbelen zin in de
lucht zweefden. De verschillende dagbladen publi-
ceeren dikwijls slechts die onderdeelen, die hun het
aangenaamste zijn. De toezegging is ,,onvast”, onvol-
doende toegelicht en onvoldoende begrepen.
**
*
Wanneer dus de minister van Financiën heeft doen
rondwaren in de lucht de vluchtige toezegging, ,,dat
vrij geld vrij zal blijven”, dan heeft de Minister na-
tuurlijk bedoeld, dat mijn, uit vrije prestatie ver-
diende, vrije geld als inkomen mijn vrij geld blijft,
maar breng ik dit vrije geld naar een ander over, dan
is dit niet onder alle omstandigheden zijn vrije geld.
Het is niet het geld zelf, dat vrij is!
C. W. DE VRIES.
VERGELIJKENDE BEDRIJFSSTATISTIEKEN
VAN DEN BINNENLANDSCHEN HANDEL.
Inleiding.
De statistieken van den binnerdandschen handel
kunnen worden onderscheiden in:
de statistieken van het aantal ondernemingen en
vestigingen;
de statistieken van het aantal werkzame personen
(eigenaren, flhiaalhouders, reizigers, magazijnperso-
neel, mannelijke en vrouwelijke werkkrachten);
de statistieken van de geldomzetten (per branche
en per artikel, week-, maand-, kwartaal- en jaar-
indiçes);
de bedrijfskostenstatistieken;
de statistieken van de groot- en kleinhandelsprijzen. De statistieken, genoemd onder c en d, leenen zich hij
uitstek voor bedrijfsvergelijking. In deze beschouwing
zal dan ook alleen aan die statistieken aandacht worden
besteed.
11 September 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICWIEN
583
De belangstelling voor statistische gegevens betref-
fende den binnenjandschen handel dateert van omstreeks
1930. VôÔr dien tijd was er weliswaar eenig, werk op dit
gebied verricht, zooals bijvoorbeeld de in ons land in
1927 op initiatief van den toenmaligen secretaris van den
Nederla.ndschen Grossiersbond, H. Leemhuis, samen-
gestelde distributiekostenstatistiek van de grossierderij
in koloniale waren, doch van een systematische verza-
meling van gegevens over de distributie van goederen
was geen sprake.
Het is een opmerkelijk feit, dat het wetenschappelijke
statistische onderzoek op het gebied van de productie, de
financiën, het vervoer ens., reeds jaren bestond, voordat
men, zoowel van de zijde van de binnenlandsche hande-
laven zelve als van wetenschappelijke zijde, aandacht
begon te besteden aan de analyse van het distributie-
apparaat. /
Th. H. Brown zegt, dat de oorzaak hiervan bij hande-
,
laren o. a. te vinden is in de neiging der zakenlieden om
de traditioneele methoden van zakenbeheer te handhaven,
welke voortvloeide uit de meening, dat zakendoen niet
door middel van cijfers kan worden bevorderd, maar dat
het een gokspel is, een kunst, die afhankelijk is van de
,,feeling”, de intuïtie van den koopman ‘).
Doch ook van wetenschappelijke zijde werd weinig
•
be-
hoefte gevoeld, om gegevensbetreffende den binnenland-
schen handel te verzamelen of uit bestaande statistieken over aantal inwoners, bevolkingsopbouw, inkomensver-
deeling e. d. cijfermateriaal te putten, dat van belang zou
kunnen zijn voor de bestudeering van het distributie-
probleem.
In de crisisjaren na 1929 werd echter algemeen inge-
zien, dat bij het zoeken naar de gronden voor het verbre-
ken van het evenwicht tusschen productie en verbruik
grootere aandacht zou moeten worden besteed aan liet
vraagstuk van de distributie. In een brochure van het
,,Bureau français pour l’étude de la distribution” wordt
hieromtrent gezegd:
,,La crise économique mondiale â révélé l’imperfection
cle notre système de distribution des biens et des services.
11 a été reconnu qu’une des causes du désordre actuel
était le déséquilibre entre la production et la consommation,
en raison de l’impossibilité de distribuer de façon satis-
faisante les biens et les services qui peuvent être fournis. L’amélioration du mécanisme de la distribution est appa-
Fue comme pouvant aider â sortir de la clise actuelie et
comme de nature h favoriser, dans l’avenir, Ja stabilité
de la consommation et son développement progressif”
2).
Voorts werd van verschillende zijden gewezen op het
tegengestelde verloop in de kosten per eenheid in de pro-
ductie en bij de distributie. Men constateerde, dat bij
de verdere concentratie in de industrie, het steeds toenemen
van de gemiddelde grootte der ondernemingen en de uitbreiding der productie in omvang en variëteit, het
mechanisme van de distributie steeds ingewikkelder
werd en de kosten stegen
3).
Bovendien werd de aandacht
op de belangrijkheid der distributievraagstukken geves-
tigd door een aantal berekeningen, waaruit bleek, dat:
in de wereld meer dan 100 millioen personen zich met
den zuiveren handel bezighouden (dus afgezien van
de fabrikanten en landbouwers, die handel als neven-functie uitoefenen)
4),
waarvan het ovei’groote ge-
• deelte zich geheel met den binnenlandschen handel
bezighoudt;
minstens de helft van het nationale inkomen in vrij-
) Th. H. Brown, ,Science, Statistics and Business”, in , ,Har-
vard Business Review”, Vol. XIV, blz. 281.
),Le bureau français pour l’êtude de la distribution”, février
1943, blz. 4. ‘) Dr. A. Molinari, , ,Statistiques de la Distribution”, ,,Extrait du
Bulletin de l’Institut International de Statistique”, Touce XXIX,
Livraison B, La Haye, 1937,
bIs.
2.
4)
Dr. A. Molinari, t.a.p., blz. 4, en: ,,De statistieken van den
binnenlandschen markt” in„Statistisch Bulletin van den Centralen Dienst voor de Statistiek”, Brussel, Juni 1944.
wel ieder land over de toonbank van den detail-
handelaar gaat
5);
C.
in 1929 in de Vereenigde Staten van Amerika en i Duitschland de totale distributiekosten een omvang
hadden van resp. + 27 pCt. en ± 24 pCt. van een
volksinkomen van resp. 80.000 â 90.000 millioen
dollar en 78.100 millioerj R. M.
6).
Onder invloed van deze feiten groeide de belangstelling voor het verzamelen van statistische gegevens betreffende
de distributie van goederen. Speciale studies van econo-
misten werden aan het vraagstuk van de distributie ge-wijd, terwijl in 1931 door de Internationale Kamer van
Koophandel een permanent bureau voor de ditï’ibutie in
het leven werd geroepen en in 1933 door het Internatio-
nale Instituut voor de Statistiek een commissie werd
benoemd, welke werd belast met de bestudeering van de
statistische methodes, welke het meest geschikt knden
worden geacht tot het verkrijgen van een inzicht in het
vraagstuk van cie distributie, waarbij werd uitgegaan
van de definitie, die op het Congres van Washington in
1931 werd voorgesteld en welke door de Internationale
Kamer van Koophandel werd goedgekeurd, namelijk:
,,la distribution comprend toutes les opérationet acti-vités qûi s’exercent entre la prôduction des marchan-
dises, dans la forme definitive qu’elles ont pour être misës
en circulation, et le moment dfl il en est pris livraison par
les consommateurs”.
Geschiedenis in het kort.
De ontwikkeling van de bewerking van distributie-
statistieken in Nederland kan worden bezien over drie
perioden nI.:
v66r 1937,
van 1937 tot 1940,
in 1940 en daarna.
ad a. véôr 1937.
Bij de bedrijfstelling in 1930 weiden. gegevens ver-
kregen omtrent het aantal winkels, aantal personen, werk-
zaam in groot- en kleinbedrijf ed. Véér dat jaar wetden
er in Nederland nimmer algemeene tellingen betreffende den omvang van den binnenlandscheri handel gehouden.
Voor het eerst werd hier gesproken over de samen-
stelling van omzetstatistieken in 1932, naar aanleiding
van een verzoek van ,,De Bijenkorf”, als lid van de Inter-
nationale Warenhuisvereeniging, aan het Centraal Bureau
voor de Statistiek, tot het samenstellen en de publicatie
van een koopkrachtstatistiek.
Op 1 Mei 1.933 werd op instigatie van dë Internatio-
nale Kamer van Koophandel door de Nederlandsche or-
ganisatie dezer Kamer en door het Nederlandsch Insti-
tuut voor Efficiency een Studie-Commissie voor Verkoop-
organisatie opgericht, waarin ook het Centraal Bureau
voor de Statistiek werd opgenomen
7).
Volgens het door deze Commissie opgestelde werkplan
zou het Centraal Bureau voor de Statistiek statistieken
op het gebied van de distributie verzorgen en wel:
le. representatieve omzetstatistieken van den detail-
handel en de grossierderij • voor het geheele land;
2e. omzetstatistieken van bepaalde soorten goederen in
beperkte gebiëden (loc4le markten);
3e. distributiekostenstatistieken.
Dit plan werd aanvankelijk echter slechts zeer gedeelte-
lijk uitgevoerd. Alleen op het gebied der distrib,itie
1
kosten werden – naast mislukte pogingen – eenigere-
sultaten geboekt. ‘ •
Tot ht samenstellen van omzetstatistieken werd nog
niet overgegaan. Wel werd door het C.B.S. medegewerkt
‘)
J. Hirscin, , ,Hoofdproblemen van den modernen detailhandel”,
e Economist”, jaargang 1930, nr. 10, biz. 1.
J. Hirsch, tap. bis. 4.
.
Zie ook. Dr. 0. Bakker, ,,Distributiestatistieken”, Amster-
dam, 1934, blz. 17-20.
584
ECONÔMISCH-STATISTISCHEr’BERICHTEN
11 September 1946
aan een enquête, welke in-1933 was aangevanen., naar
de aanpassing van de kleinhandels- aan de groothandels-.
prijzen.
ad
L.
1937-1940:
.’
Vôér 1937 ontbraken, vrijwel alle feitelijke gegevens
omtreit den loop der goederen van producent naar con-
sument via groot- en kleinhandel. De ,beoordeeling van
dengang van zaken in deze takken van handel werd daar-
• door in vele gevallen ten, zeerste
–
bemoeilijkt; er hloest
met schattingen worden gewerkt. Mede iii.verband,rniet de
toegenomen overheidsbemoeling met het economisch leven
wei’d de behoefte aan gegevens, betreffende den omvang
• ‘en de werking van het gi’oot- en kleinhandelsapparaa.t,
gevoeld. –
In den loop van 1938 maakte het
.
CB
;
S
in,
samenwer-
king met het Economisch Instituut voor den.Middenstan.d
in Nederland een begin met het• verzanfèlen en bewerken
van representatieve omzetgégevens’ van verschillende
grossierderijen en detaïlhandelszaken.
De publicatie, geschiedde in den vorm, van indices vap
de geldomzetea yan de g!:ossierderijen per kwartaa,
vanden. detailhandel pei’ maand of per week. De omzet-
cijfers van het winkelbedrijf werden opgenomen in de
met ingang van 20
.
Juni 1938 destijds in de groote dagbla-
deh gepubliceerde ‘,,Economische weekcijfeis”.
Uit deze indices waren o.a. aanwijzingen betreffende
het conjunctuurverloop, de beweging van het prijsniveau en wijzigingen in de groötte van de afgeleverde hoeveel-
heden te putten. Voorts kon de invloed van de seizoenen,
de feestdagen en de uitverkoopen op de besteding van
het inkomen via de desbetreffende branches worden nage-
gaan.
In 1938 ving het Economisch Instituut voor den Mid-
denstand aan met het verzamelen en verwerken van de
geldomzetten in eenige branches in den middenstand. In
1937 was reeds overeengekomen, dat het Centraal Bureau
voor de Statistiek zich zou bepalen tot hét samenstellen
van omzetstafistieken en distributiekostenstatistieken
van de grossierderijen,. de grootwinkelbedrijven en de coö-
peratieve vei’bruiksvereenigingen; het E. 1. M.
nit
het
kleinwinkelbedrijf
VQOI
haar rekening nemen.
ad c. 1940 n daarna.
Dobr bijzondere omtandigheden vond in 1940 een be-
langrijke uitbreiding van het aantal omzetstatistieken
plaats.
Op 3 JurWontving het C.B.S. van het Departement
van Handel, Nijverheid en Scheépvaait opdracht om op
korten termijn eeh onderzoek in te stellen naar de wij-
zigingen ‘ja de besteding Van het inkomen, in het bij-
zonder van dat deel van het inkomen, hetwelk in de win-
kels Woi’dt besteed.
Het C.B.S. is daartoe in ovefleg getreden met het E.I.M.,
met welk instituut het Bureau -reeds gedurende eenigen
tijd saiTnenverkte op het gebied van de omzetstatistieken
van dei detailhandel, in’ verband’ daarmede ‘werd het
aantal representatieve .omzetstatistieken, welke reeds
voor eenige branches van den kleinhandel werden samen-
gesteld, uitgebreid tot andere bi’anches.
Op. .17 Juni kon reeds een voorloopig verslag worden samengesteld, terwijl in November een uitvoerige publi-
catie, getiteld: ;,De besteding van, het inkomen”, werd
vervaardigd. Deze uitgave was evén*el vertrouwelijk
en derhalve niet voor publicatie bestemd.’
De .iitbréiding der omzetstatistieken, welke voo1- b&
vengenoemd ondêrzoek noodig
‘was,
werd sindsdien ge-
handhaafd, zoodat thans vrijwel alle grootbedrijven iii
dén detailhandel en’ ongeveer de helft van het aantal öoö-
peratieve verbruiksvereenigingen, worden geënquê Leerd.
De omzetstatistieken van de grossierderijen en de door
het E.I.M. samengestelde omzetstatistieken van het’
kleinwinkelbedrijf hebben betrekking op gegevens van
kleinere aantallen deelnemers.
TYijzigin gen in de -samenstelling der omzetstatistieken
8)
Gedulende ‘de ooi’logsjaren bleek de representativi-
teit van vele der samengestelde ‘indexcijfers van den
groot- en kleinhandel door de sterke wijzingen, welke
optrâden in de omzetten van de vei’schillende deelnemers,
eP in de artikelen,velke in normale tijden in de bepaalde
bra’nches ‘wèi’den verhandeld, en door het uitvallen van
deelnemers tengevo’ge van bombardementen, evacuatie
of weoering naar Duitschland of Polen, sterk in gevaar te worden gebracht
9)
,
–
Bij het opzetten dezer statistieken in 1938 was men,
aangezien voor deelnemih,g alleen ondernemingen in aan-
merkirig kwamen, warvax de boekhouding op het regel-
matig verstrekken van oinzetopgaven was ingericht, be-
perkt tot kleine aantallen deelnemers. Zoowel bij het
C.B.S., dat, op grond vdn de wet op de economische sta-
tistieken. van 28 December 1936
10),
de bevoegdheid be-
zit om cie gekozen deelnmers tot het veFstrekken van
opgaven te verplichten, als bij liet E.I.M., dat de opgaven
vrijwillig ontving, wareri de bedoelde percentages over het
algemeen zeer laag. In sommige gevallen zelfs minder
dan fpCt. van het aantal ondernemers in een branche.
Een ander bezwaai’, dat ‘aan de op deze wijze samengestelde
indexcijfers kleefde, was, dat, in verband met de eischen,
welke aai de boekhouding werden gesteld, alleen de groote
bedrijven opgaven verstrekten
11).
De verschuivingen
van omzétten vari peer groote naar kleinere of van klei-
nere
,
naar zeer groote ondernemingen oefenden bij het
kleine aantal geënquêteerden sterken invloed uit op de
samengestelde indexcijfers. In vei’gelijkiag met gegevens
betreffende het verloop der omzetten hij groothande-
laren in vnrschillende branches, welke bij andere instan-
ties aanwezig waren, bleken de indexcijfers, welke door
het C.B.S. waren samengesteld, niet meer die represen-
tativiteit te bezitten, welke men bij den aanvang van het
onderzoek in 1938 meende te hebben bewerkstelligd.
Eensdeels waren deze afwijkingen van de gewenschte
representativiteit een gevolg ‘van het geringe aantal deel-
nemers aan de statistieken, anderdeels van het feit, dat
de .deelnemers ioowel over het basisjaar 1938 als bij hun
recente opgaven alleen’ opgaven van de totale omzetten
verschaften, waardoor de branchevervaging, welke bij
elk dezer branches in meer of mindere mate optrad, haar
invloed tea ‘nadeele van de representativiteit der index-cijfers liet gelden. In verband hiermede ging het C.B.S.
er in Juli 1945 toe over, de omzetstatistieken te wijzi-
en door:
uitbreiding van het aantal deelnemers;
verzameling ‘van gespecificeerde opgaven.
Het samenstellen van het vragenfoi’mulier ten behoeve van de opgaven van gespecificeerde omzetten in de bran-
ches van den groothandel geschiedde in overleg met
de desbetreffende vakgroepen, waarbij er naar werd ge-
streefd de atikelengroepen per ondervakgroep te split-
sen.
De resultaten van de geschetst
erkzaamheden kan
men in den vorm van indexcijfers van de geldomzetten
in d’en groothandel aantreffen in de ,,Statistische Bulle-
tins”, ivelke thans regelmatig door het C.B.S. worden
gepubliceerd.
Ook bij de omzetstatistieken van den kleinhandel
zullen, zoowel dooi- het C.B.S. als door het E.I.M., vijzi-
gingen, in denzelfden zin als bij de omzetstatistieken van den
groothandel is geschied, dienen te worden aangebracht.
Aangezien gedurende de oorlogsjaren de ondernemingön in
verband met de vele distributievoorschriften er toe over-
8)
Zie ook A. A. C. Reedijk, , ,Bedrijfsvergelijkende statistieken va’n den groothandel” in ,,Mededeelingenblad van de Grafische In-
dustrie”, Februari 1946.
‘) Zie ook Ir. M. A. Gulden, ,,Omzet van den detailhandel in Ne-
crland in 1942″ in ,,E:-S.B” No. 9468, 9 Augustus 1944.
0)
Staatsbiad No. 639 D.D.
1
1
) Zie ook ‘Dr. F. L. van Muiswinkel, ,,Bedrijfsvergelijkende
Statistieken’itin ,,Economische. opstellen, aangeboden aan Prof. Mr
F. de Vries”, llaarlen’i.
1944.
•
‘I
11 September 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
585
gingen, hun, administratie te verbeteren en regelmatig
bij te houden,, moet thans— in, tegenstelling tot 1938 –
de mogelijkheid, om hij deze pogingen ter verbetering van
de statistieken van defi binnenlandschen handel succes
te behalen, groot worden geacht. lndexcijfers van de
geldomzetten in den detailhandel vindt men thans even-
eens in de hierboven vermelde ,,Statistische Bulletins”
van het C.B.S.
Gewijzigde beteekenis oan de bedrijfsstatistieken..
In een prae-advies zegt Dr. J. F. ten Doesschate, dat
,,de kerngedachte der cöllectieve bediïjfsstatistiek is,
de mogelijkheid in het leven te roepen, de cijfers der
indioidueele
bedrijven met elkaar te vergelijkén en daar-
door een beoordeeling van elk der deelnemende bedrij-
ven in het kader van het geheel der branche mogelijk
te maken”
12),
terwijl Dr. 0. Bakker zegt:,, Iedere onder-
nemer, producent, groothandelaar, Ceinhandelaar, die op
den duur succes wil hebben, dient zich op de marktanalysé
toe te leggen. Zonder uitgebreide statistieken zal zijn
pogen falen. liet streven, der ondernemers naar een zoo
laag mogelijken kostprijs léidt hen er toe, hun kosten-
statistiek te analyseeren,. Daarbij hebben, zij opgemerkt, dat de kostenanalyse van het eigen bedrijf net voldoende
materiaal verschaft en als gevolg daarvan hebben zij zich
aangesloten om deze kostenstatistieken voor hun, gehee-
len bedrijfstak te maken”
13).
Gedurende de oorlogsjaren werd de waarde van, het
vergelijken van de kengetallen
14)
van de kosten van een
branche of soortgelijke bedrijven, uit die branche met die
van het eigen bedrijf sterk verminderd, tengevolge van de
groote verschillen, in, bedtijfstoesta,n,d, welke bleken, te
zijn ontstaan. Daarbij dient o. a. te worden gedacht aan
het feit, dat sommige ondernemingen,, hetzij verplicht, het-
zij vrijwillig, groote leveringen verrichtten, aan Duitsche
instanties en dat vele ondernemin,gen voor belangrijke
bedragen, ,,zwart” in- en verkochten. Voorts bestond bij
vele on,dernemingen een, steke tegenzin om gegevens,
welke op de Interne Organisatie en toestand van hun on,-
dernerning betrekking hadden,, aan overheidsinstanties
te verstrekken., terwijl in sommige gevallen moedwillig
onjuiste gegevens werden verstrekt. Het n,ut der reeds
samengestelde en enkele der gedurende de oorlogsjaren
gemaakte onderzoekingen naar de kosten en, winsten, in,
groot- en klein,hndel, bleek echter op ander gebied te
zijn blijven bestaan. Voor het vaststellen, van de bruto-
vinstmarges voor groot- en, kleinhandel door de Overheid
diende men te kun,nen beschikken over gegevens betref-fende de gemiddelde kosten en winsten, in, een bepaalde
branche. Na Mei 1945 ontvingen zoowel het C.B.S. als het
E.I.M. met hetzelfde doel eenige opdrachten van het
Directoraat-Generaal van de Prijzen. Eerst wanneer
de normale handel zal zijn hersteld, zal het nut van be-
drijfsvergelij king voor de afzonde’lijke ondernemingen
weer blijken.
.Slotopnerkingen.
Het verzamelen van statistische gegevens betreffende
den bmn,nen,ln,ndschert handel geschiedt hoofdzakelijk door
het C.B.S. en het E.I.M., terwijl ook de bedrijfsorgani-
saties zich soms gaarne op dit terrein begeven,. De waar-
de van, de werkzaamheden van, de bedrijfsorganisaties op
statistisch gebied moet echter zeer gering worden genoemd.
Alleen, van die bedrijfsorganisaties, waarbij deze werk-
zaamheden, aan statistisch geschoolde krachten zijn opge-
dragen; kun,n,en de resultaten van de gedane onderzoe-
kingen, met eenige zekerheid als juist worden, beschouwd,
hoewel ook daar in vele gevallen, veel aan de wijze van
3)
, Collectieve bedrijfsstatistieken voor den groothandel”, Ned.
Instituut voor Efficiency 1936, No. 140, blz. 4.
“) Dr. 0. Bakker, t.a.., bir. 6.
“) Zie Prof. Dr. Julius I
–
Iirsch,,Kennzahlen zurHandeisforschung”,
Berlijn 1933.
vraagstelling, contr6le en bewerking der gegeven,s blijkt
te ontbreken
15).
In, het algemeen kan, worden vastgesteld, dat het ver-
richten van statistische *ei’kzaamheden ten, behoeve van den binnenlandschen handel het beste kan, worden öpge-
dragen, aan het C.B.S. of het E.I.M. Toch moet aan, de
bedrijfsorganisties op dit gebied nog een belangrijke rol
wrden toegekend, nl. bij het streven naar vergrooting
van, de uniformiteit in de boekhoudingen van de onder-nemingen in groot- en kleinhandel. Daarbij dient tevens
op het groote nut van centrale boekhoudbureux, zooals
deze reeds jaren op het gebied van den, landbouw bestaan,
te worden gewezen
16).
Het zal waarschijnlijk eenige veiwondering wekken,
dat het statistische wei’k op hot reeds relatief kleine ge-
bied van het Nederlandsche economische leven, dat wij
hebben omschreven, als den binnenlandschen handel, nog is
verdeeld over twee instanties, n,.l. C.B.S. en het E.I.M.
In 1937 is. men tot deze werkverdeeling overgegaan op
grond van de volgende overwegingen:
men achtte het juiste?, de gegevens van, de midden-
stand.szaken door
orijwillige
deelneming aan, de sta-
tistieken door het E.I.M. te laten verzamelen;
men achtte het voor de middenstandszaken, in ver-
band met de mogelijkheid vn het dorgeven van
bedrijfsgegevens aan andere overheidsinstanties, beter
de gegevens te doen verzamelen door de
Stichting
Economisch Instituut voor den MiddenStan,d.
Het CBS. heeft bij het vei’zamelen van, gegevens ten
behoeve van de statistieken van, den, binnenlandschen
handel echter nimmer gebi’uik behoeven te maken, van de
bevoegdheden, welke het op grond van, de wet op de econo-
mische statistieken, ten aanzien vir de plicht tot het
verstrekken van gegevens bezit, daarentegen heeft deze
bevoegdheid er in, vele gevallen toe bijgedragen, dat on-
dernemei’s tot het vrstrekken, van gegevens overgingen,,
waartoe zij bij vrijwillige deelneming niet zouden zijn ge-
komen. Bovendien kan worden vastgesteld, dat de mede-
werking, welke het C.B.S. van groot- en kleinhandelaren
bij het samenstellen der statistieken heeft ondervonden,,
in den loop der jaren uitsteken,d is te noemen, aangezien het den ondernemers is gebleken,, dat de geheimhouding
van dè gegevens, welke aan het C.B.S. zijn verschaft,
verzekerd is.
Dient derhalve ten, behoeve van de coördinatie van
werkzaamheden, en, uit een, oogpunt van efficiency niet te
woi’den overwogen om het verzamelen en bewerken van
de gegevens van den geheelen binnenlandschen handel te doen geschieden door één instantie, waartoe dan het
C.B.S. het meest geschikt moet worden geacht?
A. A. C. REEDIJK.
“) Zie Di’. Ph. J. Idenburg, Coördinatie van statistisch onder
–
zoek” in , Tijdschrift voor Economische Geographie”, 34ste jaar-
gang, No. 5, Mei 1943, en Mr. J. Dijkgraaf, ,,Mededeelingsplicht voor
statistische onderzoekingen in Nederland” in ,,E.-S.B.” van Mei
1943, No.
9439
“) Zie C. D. Jongman, ,,Wenschelijkheid en mogelijkheid van
centrale boekhoudbureaux ton behoeve van het kitinbedrijf in den
detailhandel”, in ,,E.-S.B.” No. 9415, van 3 Maart 1943.
HET STEENKOLENVRAAGSTUK IN
GROOT-BRITTANNIË.
Eén van de ernstigste en meest urgente economische
problemen waarvoor het Europü van na de Tweede
Wereldoorlog zich gesteld ziet, is dat van de schaarste
aan steenkolen. Meer nog dan de vernietiging van
productie-installa.ties door oorlogsgeweld is het dit
tekort aan brandstof, dat een hèrstel van de indzstriële
productie tot haar vooroorlogse omvang belemmert.
Oorzaken van het tekort.
Het bestaande tekort is in hoofdzaak te wijten aân
de onbevredigende resultaten van de mijnbouw in
586
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
’11 September 1946
het Roergebied en in Groot-Brittannië. Blijkens recente gegevens leveren de mijndistricten (Roerbekken, A.ken
en Saagebied) in de Britsë en Franse bezettiugszônes
van Duitsland thans nog slechts 43 pCt. van wat zij
voor de oorlog pleegden te leveren en bevindt de pro-
ductie daar zich. bovendien in sterk dalende lijn (4,9
mln ton in Juli, tegen 5,4 mln ton in Jum van dit jaar).
Groot-Brittannië, dat in 1938 en 1939 gemiddeld
ca. 230 mln ton leverde, zag ‘gedurende de oorlog
zijn kolenproductie voortdurénd dalen tot een niveau van 192 mln ton in 1944 en 182 mln ton in 1945. Dat
het binnenlands verbruik’ van stéenkolen in Groot-
Brittannië gedurende de oorlog niet behoefde te wor-
den ingekrompen, doch zelfs tot 1942 èen stijging van
ca. 10 pOt. ‘ kon vertonen, waarna het geleidelijk
daalde totdat in 1945 weer ongeveer het vooroorlogse
niveau bereikt werd, houdt verband met de scherpe
daling in de export van steenkolen.
De export, die in 1938/39 ca. 46 mln ton per jaar
bedroeg, was in 1944 ineemigeschrompeld tot een kleine
6 mln ton.
Inmiddels heeft zich in Groot-Brittannië sedert eind
1944 een ontwikkeling voorgedaan, die desastreus dreigt
te worden voor de Engelse productie- en export-drive.
Wat is namelijk het geval? Men heeft in 1945, ondanks
het feit,, dat de productie’ van steenkool een daling
van 10 mln ton, t.o.v. het voorafgaande jaar vertoonde,
waartoe vooral de ,,V-day”-vacanties het hunne
hebben bijgedragen, getracht, het binnenlands ver-
brtdk zoveel mogelijk op peil te houden en de export
yau steenkolen weer e’enigermate op gang te brengen.
Het gevolg is geweest,, dat de som van export en ver-
bruik 5 mln ton hoger is komen te liggen ‘dan het
totaalcijfer van de productie. Dit verschil nu is goed-
gemaakt door voorraadintering. De gedistribueerde
voorraden en de voorraden bij de mijnen, die gedu-
rende de oorlog tezamen steeds 21 â 22 mln ton be-
droegen op het einde van het jaar, daalden van ultimo
1944, toen ze 20,9 mln ton waren, tot 15,4 mln ton
einde 1945. Deze teruggang in de voorraden was eind
Juni nog onveranderd aanwezig (10,1 mln ton dit jaar,
tegen 15,9 mln ton vorig jaar).
Een ide,e van de betekenis, die deze voorraaddaling
heeft voor het binnenlands verbruik van steenkool,
alsmede, van de wijzigingen, die gedurende de oorlog
in,
dit’
verbruik zijn opgetreden, geeft het volgende
staatje.
Voorraden en verbruik van steenkool in Croot-Brivannië.
Verbruik per week Voorraad in weken
(in 1.000 tonnen)
verbruik per ultimo
Juni
1940 1945 1940 1945 146
Öpenb. nûtsbedrijven
–
Gas
………….
346
405
10
5
Electriciteit
348
452,
10
‘
6
:Water
……….
8
8
18
14
Spoorwegen
….
‘258
286
6
‘
2
Industrie
……..
865
767
6
,
5
Handel
……….
888
620
2
2
Totaal
……….
3.771
3.440
5
‘
4
Bron: ,,Monthly Digest of Statistics” No. 7. July 1946 ,,(Cen-
tral Statistical Office”, London 1946), tabel 28-30.
Hoezeer men, wat betreft de brandstofvoorziening,
van de’ hand in de tand leeft, in verschillende sectoren,
blijkt ten ‘ duidelijkste, als men de cijfers voor Juni
1946 beschouwt. Volgens de ,,Financial Times” van
25 Juli 1946 is het beeld thans nog somberder en zou
de industrie slechts voor 10 dagen voorraad hebben,
de spoorwegen voor Ij week en gas- en electriciteits-
bedrijven voor 2 weken.
11
Van de zijde van het ,,Ministry of Fuel and Power”
wordt vérder geschat, dat de gedistribueerde voorraden
deze winter. ongeveer 5 ‘mln ton beneden de veiligheids-
grens zullen liggen. Daarbij is ‘de veiligheidsgrens voor
de voorziening van de industrie gesteld op een hoe-
veelheid van 16 mln ton gedistribueercie voorraden
aan het begin van de winter. Dit is zeker niet over-
dreven te noemen. Gedurende de oôrlog hebben’ ‘de
gedistribueerde voorraden bij het begin van de winter
zich steeds boven dit niveau bevonden. In October
en November 1945 lagen deze voorraden evernyel be-
neden genoemde grens. Zij bedroegen toen 13,8 mln ton.
Erustige stagnatie in de industriële productie had dit
gedurende de afgelopen winter weliswaar niet ten-
gevolge, doch enkele fabrieken waren toch al genoopt
voor enkele dagen te sluiten. Inmiddels is de industriële
productie echter toegenomen. Volgens de laatstbekende
gegevens, die ik ontieen aan de ,,Financial Times”
van 23 Juli1946, was 4e productie in April 1946 on-
geveer’ 20 pCt. hoger dan een jaar tevoren
1).
Wil men
tijdelijke stifiegging van bepaalde industriële en Open-
bare nutsbedrijven, voorkomen, dan zal men dus op
zijn minst bij het begin van de winter 15 mln ton,
zeg veiligheidshalve 16 mln ton
5
gedistribueerde voor-
raden in Groot-Brittannië moeten hebben. Dat de
11 mln ton aan het begin van de winter gehaald zullen
worden, is tamelijk ‘aannemelijk in het licht van de
cijfers van de jaren 1944 en 1945. De stijging van de
gedistribueerde voorraden tussen eind Juni en eind
October bedroeg toen 3,5, resp. 2,2 mln ton, waarbij
niet mat het oog vérloren mag worden, dat het laatste
cijfer gedrukt is tengevolge van de feestelijkheden ter
gelegenheid van V.J.-day. De gedistribueerde voorraden
bedroegen eind Juni reeds 8,2 mln ton.
De naaste toekomst.
Het beeld, dat minister Shinweil het Lagerhuis
schilderde voor het jaar 1946/’47, dat begint op 1 Mei
’46 en eindigt op 30 April ’47, doet vrezen, dat de
steenkoolpositie van het Verenigd Koninkrijk nog
verder zal versl.echteren. Tegenover een geschatte
‘productie van 186 mln ton (d. i. de productie van 1945,
vermeerderd met het ,,V-day”-vacantie-verlies van
4 mln ton), immers, Staat een geschat binnenlands
steenkoolverbruik van 188 mln ton (d.i. 5 pCt. meer
dan het verbruik in 1945) en een geschatte export
van ruim 8 mln ton (d.i. gelijk aan de export van 1945).
Het tekort bedraagt dus 10 mln ton. Door buitengewone
maatregelen hoopt men het verbruik met 5,5 mln ton
te kunnen drukken, . terwijl met een vermeerdering
van de ,,open cast mining” (die in .1945 8 mln ton
steenkool leverde) van 1,5 mln ton rekening wordt
gehouden. Dan nog blijft er echter een tekort van 3 mln
ton te, dekken, terwijl ook aan een verbetering van de
voorraadpositie, die thans onhoudbaar laag is, gedacht
moet worden. De enig mogelijke oplossing van dit
vraagstuk, zolang men niet tot een afwentelen van de
moeilijkheden op het buitenland door een reductie
van de exporten kan en wil overgaan, is opvoering
van de productie. Mr. Shinweil sprak dan ook de hoop
uit, dat het mogëlijk zal blijken met het huidige aantal
mijnwerkers, door aller krachtsinspanning, de productie
op te voeren tot een weekgemiddelde van 3,9 mln ton
(incl. 0,2 mln ton ,,open cast
“
)
4
di. equivalent met
een jaarproductie van ruim 200 mln ton. Indien dit
mogelijk zou blijken, zou het gevaar van een tekort
van 5 mln ton nog voor de winter kunnen worden
bezworen en een verdere verbetering van de voorraad-
positie in 1947 vërwacht kunnen worden. Gezien het
feit, dat het aantal mijnwerkeis thans bijna 10 pCt.
minder is dan in 1938/’39, toën de productie ca. 230 mln
ton bedroeg, moet de genoemde taakstelling wel als
‘) Over een officiële productie-index beschikt Engeland nog steeds
niet. De ,Financial Times”-productie-index geeft de gemiddelde
waarde van dc per arbeidsdag ,erbruikte grondstoffen tegen prijzen
1944 en heeft als basis liet jaar 1944 = 100.
11 September 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICFtTEN
587
de onder de huidige omstandigheden maximaal moge-
lijke prestatie beschouwd worden. Zij kan alleen vol-
bracht worden, als de productiviteit, die momenteel
bijna 10 pCt. beneden het niveau van 1938/’39 ligt,
weer het vooroorlogse peil gaat benaderen en als het
absenteïsme, dat gedurende en vooral na de oorlog
zo sterk is toegenomen (meer dan verdubbeld), weer
normale proporties gaat aannemen. D.e vervulling
van deze beide voorwaarden op korte termijn te ver-
wachten kan niet anders dan in hoge mate optimistisch
worden genoemd. Van een uitbreiding van het aantal
mijnwerkers, mede door het aantrekken van buiten-
landse arbeidskrachten, verwacht men in Engeland
van regeringszijde niet veel meer, nadat de pogingen,
daartoe in het werk gesteld, vrijwel volledig hebben
gefaald. De lokmiddelen van meer en betere voeding
en extra kwanta andere consuinptiegoederen hebben
niet de verwachte uitwerking gehad. Ook het vooruit-
zicht van nationalisatie van de mijnen heeft tot dusver
gefaald om de productiviteit van de mijnwerkers op
te voeren en de mijnarbeid aanlokkelijker te maken.
Slechts van arbeidspareide werkmethodes, betere
arbeidsvoorwaarden en training van jonge onge-
schoolde arbeiders kan nog enige verbetering in de
situatie worden verwacht.
Wat betreft de buitengewone maatregelen tot be-
zuiniging op het binnenlands verbruik, t.w. a) ver-
vanging van steenkool door vloeibare brandstof,
3 mln ton, b) verbetering in de verdeling, 1,5 mln ton,
en c) bezuiniging in de gasfabrieken, 1 mln ton, ver-dient vooral de eerste de aandacht. Zag het continent gedurende de bezettingstijd de moeilijkheden van de
gasgeneratoren en persgasinstallaties ter besparing van
benzine, thans ziet men juist het tegengestelde, ver-
vanging van vaste door vloeibare brandstof. Van de
zijde van de industrie is men inmiddels niet zo opti-
mistisch over de mogelijkheid de betrokken installaties
op korte termijn geschikt te maken voor stookolie
en :over de bezuiniging, die hierdoor bereikt kan worden.
Men wijst er op 1) dat steenkool niet overal door olie
te vervangen is, doch alleen in stoommachines, 2) dat
met de ombouw van de installaties per geval gemiddeld
3 maanden gemoeid is en dat gedurende die tijd de
betrokken installaties niet aan de productie kunnen
deelnemen, terwijl veelal geen vervoercapaciteit aan-
wezig is, 3) dat een en ander met een aanzienlijk ka-
pitaalverlies gepaard gaat, omdat installaties, die spe-
ciaal voor de kolenaanvoer zijn opgesteld, met, verlies
verkocht of opgeslagen moeten worden, tot ze weer
van nut kunnen zijn, en 4) dat, ondanks de recente
verlaging van de invoerrechten, stookolie in Engeland
als brandstof duurder is dan steenkool. Ondanks
al deze bezwaren vindt de ombouw toch voortgang.
In samenwerking met en krachtig ondersteund door ‘de
Regering zijn door de spoorwegen, die reeds enige tijd
aan het experimenteren waren in deze richting, plannen
ontworpen voor de ombouw van 1.200 zware locom.
tieven, hetgeen, zodra de ombouween feit is, een jaar-
lijkse besparing van 1 mln ton steenkool zal opleveren.
Tot slot van dit artikel zo.0 ik nog willen wijzen op
een belangrijk begeleidend verschijnsel van de kolen.
schaarste. Het feit, dat de kolenexport, die in 1938
10 pCt. van de totale export van het Verenigd Koninkrijk.
uitmaakte, thans tot 15 pCt. van zijn vooroorlogse
omvang is teruggelopen, betekent, dat vele tramp-,
vaarders in ballast. moeten uitvaren, zodat de vracht-
kosten ten. volle op de importen komen te drukken,
hetgeen de prijzen van geïmporteerde goederen en
daarmede het gehele Engelse prijsniveau . verhoogt.
Bovendien kost het feit, dat Engelse schepen tegen-
woordig voor de thuisreis Amerikaanse en Canadese
kolen bunkeren, Engeland .jaarlijks $ 8.000.000.
Carnbridgc
Drs. G.Sr,’vEL
DE MAXIMUMPRIJZEN
EN DE DISTRIBUTIE VAN FRUIT.
Op Maandag 1 April 1946 kon men op vele groenten-
en fruitveiingen in ons• land de driekleur zien wap-
peren. Deze datum was voor de Nederlandse tuin-
bouw in zijn geheel en voor het Nederlandse veiling-
wezen in het bijzonder een dag van grote betekenis.
Op die dag immers trad het door de Overheid ge-
nomen besluit tot afschaffing van het maximumprjzen-
stelsel ‘voor groenten in werking. Dit betekende ook
opheffing van het aan dit stelsel verbonden verdeel-
en toewijzingssysteem via Grossierscombinaties (Gro-
co’s), Plaatselijke Verdeel-Kantoren (P.V.K.’s) en
Kleinhandelarencombinaties (Kleinco’s).
Er wâs weer vrije prijsvorming, of, zoals de tuinder
het uitdrukte: ,,De veilingklok draaide weer en de
lampjes van de klok wezen weer de kopers aan”.
Op 26 Augustus 1946 heerste er een mineur-stemming
aan dezelfde veilingen. ‘De Overheid, die oorspronkelijk
ook de prijzen van het fruit had vrijgelaten, was
op haar besluit teruggekomen. Pruimen, peren. en
appelen werden weer aan maximumprijzen gebondesi
en gedistribueerd door middel van de tot nieuw leven
gewekte Groco’s. Een stap terug dus op het terrein van
de herwonnen vrijheid, zij het dan een gedeeltelijke;
Het kan zijn nut hebben bij dit ongewone verschijn-
sel een ogenblik stil te staan. Boze tongên uit het
bedrijfsleven beweren immers, dat de Overheid er op
uit is, als uitvloeisel van een door haar voorgestane
geleide economie, door alles heen de prijzen te binden
en de distributie te handhaven. Zelfs wordt beweerd,
dat ambtenaren, die, door de afschaffing der beperkende
bepalingen, uitgeschakeld dreigen . te worden; hier
de hand in het spel hebben.
Maar al slaan we nu op dit soort beweringen, geen
acht, dan moet toch worden erkend, dat ook hij vele goedwillenden uit het bedrijfsleven, ja soms zelfs in
wetenschappelijke kringen, de meening heeft post-
gevat, dat prijszetting en distributie noodzakelijke
aanhangsels van de zgn. geleide economie zijn. Hét zal
voor de meeste lezers van dit blad overbodig zijn te zeggen, dat deze mening op een misvatting omtrent
het wezen der geleide economie berust. Distributie
en maximumprijzen ontstaan in tijden van schaarste,
zoals we minimumprijzen zien optreden in perioden van
overvloed.
Wie dan ook de bemoeiingen van de Overheid van
nabij kent en volgt, weet, dat zij de waarde van de
vrije prijsvorming voor het goed functionneeren van
ons economisch leven erkent, ondanks het feit, dat zij
een bepaalde mate van geleide economie noodzakelijk
acht. Waar de schaarste derhalve verdwijnt, zal ook
de distributie worden opgeheven en zullen de mâximum-
prijzen tot het verleden gaan behoren. Een vraag is
hierbij echter vaak, of dit in bepaalde sectoren van het
economische leven reeds kan worden döorgevoerd,
als in andere sectoren de schaarste nog tot binding
dwingt.
Ten aanzien van groenten en fruit is deze proef
echter genomen. Toen nl. dit voorjaar verwacht mocht worden (rekening houdende met de toen bekende om-
standigheden, waaronder de vooruitzichten voor de
export), dat het aanbod voldoende zou zijn, heeft de
Overheid de prijzen vrij gegeven. Er werd verwacht,
dat, agezien van enkele primeurs, het prijsniveau
op een redelijk peil zou komen te liggen. Het is aan
insiders bekend, dat het Directoraat.Generaal voor de
Prijzen deze verwachting niet ten volle deelde.
De Overheid ging hier echter te gereder toe. over,
omdat de groenten- en fruitdistributie steeds een
zorgenkind was geweest. Groenten en fruit zijn over
het algemeen’ producten, welke snel aan bederf onder-
88
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 September 1946
hevig zijn. De productie vindt plaats in zeer vele
kleine bedrijven, welke over het gehele land verspreid
liggen. De ‘aanvoer is onregelmatig, waarbij de weers-
omstandigheden een belangrijke rol spelen. Dit alles
maakt, dat het producten zijn, welke zeer moeilijk
aan distributiebepalingen kunnen worden gebonden.
De maximumprijzen hadden bovendien een ongu.n-
stige invloed op de kwaliteit van het product gehad,
terwijl de spreiding van de afzet er door werd be-
lemmerd. Het tekort aan arbeidskrachten had ten-
slotte een teeltverschuiving naar die gewassen veroor-
zaakt, die met de minste arbeid kunnen worden ver-
bouwd. Er waren dus ook bijkomende redenen te
over, om tot het stelsel van vrijheid terug te keren.
Van het begin af gold het echter als een proefneming,
welke ongedaan gemaakt zou worden, indien de prijs-
ontwikkeling hiertoe aanleiding zou geven.
Wanneer we nu nog eens de prijzen, welke de af-
gelopen maanden voor groenten hebben gegolden,
overzien, dan moeten we erkennen, dat er op bepaalde
momenten voor de Overheid gegronde aanleiding
geweest zou zijn om weer in te grijpen. In het verleden
was de prijsontwikkeling meestal zo, dat voor primeurs
tijdelijk een hoge prijs gold, terwijl bij het toenemen
van de aanvoer de prijs daalde. Nu zagen we, dat. voor
verschillende producten, bijv. bloemkool, ondanks
grote aanvoeren, de prijs nog lang, op een hoog niveau
bleef. Voor andere producten, met name sla en tomaten,
zakte de prijs echter spoedig inéén, zodanig zelfs,
dat door middel van minimumprijzen bepaalde groepen van kwekers voor een financiële ramp moesten worden
behoed. Over het algemeen kan echter worden gezegd,
dat steeds bepaalde groenten voor redelijke prijzen
verkrijgbaar waren. In dit verband mag er nog wel eens
op worden gewezen, dat het publiek te veel de
vooroorlogse toestand voor de geest staat. De prijzen,
waarvoor toen groenten te koop waren, lagen echter
grotendeels beneden de productiekosen. Het tuinders-
bedrijf was een noodlijdend bedrijf, dat met regerings-
steun op de been moest worden gehouden.
Geheel anders ligt de zaak ten aanzien van het
fruit. Hier moet worden toegegeven, dat de prij-
zen abnormaal hoog zijn opgelopen, zo hoog zelfs,
dat het voor brede lagen der bevolking niet meer
mogelijk was deze te betalen. Wat zijn hiervan de
oorzaken? Verschillende liggen voor de hand. Gedu-
rende de oorlogsjaren was het vooral in de steden
niet mogelijk fruit te kopen. De ,,zwevende koop-
kracht” zocht nu ook hier goederen te bemachtigen.
Zolang verder de arbeidersbevolking niet in de gelegen-
heid is, zich duurzame verbruiksgoederen, als kle-
ding, enz., aan te schaffen, koopt zij andere dingen.
Het is nl. een bekend verschijnsel, dat door iederen
kleinhandelaar in fruit wordt opgemerkt, dat er andere
groepen kopers onder de consumenten aanwezig zijn
dan voor de oorlog. Daarnaast ontbreekt de import
van buitenlands fruit, zowel van citrusfruit als van
appelen en peren.
Overigens zijn 40 pCt. van de aardbeien, 50 pCt.
van de rode bessen en de gehele oogst van grene
kruisbessen, voorzover die bij de veilingen zijn aan-
gevoerd, tegen vastgestelde prijzen uit de markt
genomen en toegewezen aan de fabrikanten van vruch-
tenpulp, de grondstof voor de jam. Deze vruchten-
pulp is ten dele bestemd voor export en komt ander-
deels, in de vorm van jam, tegen normale prijs ter be.
schikking van de binnenlandse consument. De fabri-
kanten’ van vruchtenwijnen, vruchten op sap, enz.,
konden echter als vrije kopers op de veiling verschij-
nen. Aangezien velen dezer fabrikanten er blijkbaar
de voorkeur aan gaven om ,,in goederen te vluchten”,
kochten zij •tegen hoge prijzen. Dit heeft vooral de
prijzen van kersen en bessen opgedreven.
Men bedenlce’overigens, dat cle gemiddelde productie
van bijv. kersen in ons land slechts circa 10.000.000 kg
bedraagt, dit is dus ongeveer een kg per hoofd van de
bevolking. Buitenstaanders hebben van de omvang
der fruitproductie vaak overdreven voorstellingen.
Kan nu door de Overheid een dergelijk hoog prijs-
niveau voor druiven, perziken, meloenen, aardbeien
en kersen nog worden getolereerd, omdat men deze
tot op zekere hoogte als luxe producten kan aanmerken,
voor die fruitsoorten, die men door de ervaring als
een noodzakelijk vollcsvoedsel kan zien, is dit ontoe-
laatbaar. Op grond van dit algemene uitgangspunt
kwamen volgens de Overheid een drietal soorten, ni.
pruimën, peren en appelen, in aanmerking voor distri-
butie.
1-Jet vraagpunt, dat daarbij rijst, is tweeledig, nl.
t.a.v. de aanvoer en de prijzen. Men kan de volgende
mogelijkheden in eerste aanleg veronderstellen.
Vrije verkoop leidt regelmatig tot grote aanvoe-
ren en ‘daarmede tot lagere prijzen;
Distributie verschaft een gegarandeerde mini-
mumbevrediging en gaat met maximumprijs-
stelling gepaard.
Bij de keuze tussen deze mogelijkheden moet men
de feitelijke omstandigheden in rekening brengen.
Dat bij vrije verkoop de prijzen voor appelen en peren
binnen de perken zouden blijven, ‘vas, op grond van de
ervaring met het vröege fruit opgedaan, niet aan te
nemen. De hoge prijzen, waartegen grote hoeveel-
heden peren en appelen reeds op het hout waren ver-
kocht, beloofden niet ‘veel goeds.
Daarbij komt als beslissende factor, dat de latere
peren- en appelensoorten veelal goed bewaarbaar
zijn. Bij vrije verkoop zou het mogelijk zijn geweest,
dat door een groot direct aanbod de prijzen zouden
zijn gedaald. De onzekerheid van het publiek om-
trent de toekomstige voorziening in de behoeften zou
tot aankoop in die omvang hebben kunnen leiden,
dat ook de bewaarbare soorten in de latere winter-
maanden niet meer ter beschikking stonden. Op grond
van het algemene beginsel, dat de Overheid in deze
tijd van bijzondere schaarste het evenwicht tussen
huidige en toekomstige voorziening moet bevorderen,
is een rantsoeneringsregeling thans te prefereren.
Daarbij komt, dat vrije verkoop van bewaarbaar
fruit tengevolge zou hebben, dat dit fruit vooral aan
de beter gesitueerden, die de contante uitgave voor
de fruitvoorziening over een aantal maanden kunnen
doen,’ zou zijn ten goede gekomen. Temeer zou dit
gevaar bestaan, daar de oogst aan houdbaar fruit zeker
niet overvloedig is.
In feite echter kan worden verwacht, dat het vrij-
laten van de handel in deze houdbare fruitsoorten
zou hebben geleid tot speculatieve opslag door cle
handel. Het resultaat zou zijn prijsverhoging in het
heden, door het terughouden van de aanvoer, en prijs-
verhoging in de toekomst, doordat de houdbare soorten,
bij het ontbreken van import, vnl. van citrusyrtichten,
dan als enig aanbod van fruit in de markt zouden zijn.
Dit zijn de redenen, waarom de Overheid de andere
mogelijkheid heeft moeten kiezen, waarmee zij werd
genoopt op haar aanvankelijk ingenomen standpunt
van wederom vrije prijsvorming van groenten en fruit gedeeltelijk terug te komen.
Het sprak tevoren vanzelf, dat hiertegen weerstanden
moesten rijzen van de zijde v.an het bedrijf. De maxi-
mumprijzen zijn zodanig gesteld, dat deze zeker lo-nend zijn voor de telers; ook de handeismarges zijn
behoorlijk.
In de eerste plaats echter – en waarschijnlijk is
deze psychologische weerstand de ernstigste – voelt
men bezwaren tegen het wederopzetten van een dis-
tributie-administratie.
11 September 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
589
Een tweede bezwaar is, dat de winsten uit de fruit-
verkoop door ,distributie waarschijnlijk zullen worden
genormaliseerd.
Ten derde bestaan bezwaren tegen het feit, dat in
het distributiesysteem ook eeh zekere plaats is inge-ruimd aan de verzendhuizen, die rechtstreeks aan de
consument leveren.
De Overheid is ervan overtuigd, dat deze distri-
butie ook voor de handel moeilijkheden met zich brengt.
Dit kan echter geen aanleiding zijn om wat men als
algemeen bëlang ziet uit het oog te verliezen. Men kan slechts hopen, dat de omstandigheden zich het
volgend jaar zodanig hebben gewijzigd, dat de vrije
prijsvorming voor groenten en fruit volledig zal kun-
nen functionneren. Ook dan zullen er nog moeilijk-
heden te over zijn, aangezien de afzet van de over-
schotten, welke er van deze producten op bepaalde
tijden altijd zullen zijn, nog problemen genoeg schept.
G. W. BEUNDER.
AANTEEKENING.
EEN ENGELSUHE STEM OVER ECONOMISCHE SAMlN-
WERKING TUSSOHEN NEDER.LANI) EN BELGIË.
Enkele tegenstellingen ‘)
Mede ten gevolge van den oorlog zijn de politieke
en economische verhoudingen tusschen Nederland en België dusdanig ten goede gewijzigd, dat zij in menig
opzicht geen belemmeringen meel’ vormen voor het
grootsche plan van een volledige economische unie.
Toch wordt door deze unie het economisch leven in
beide landen zoozeer in zijn grondslagen en al zijn
geledingen geraakt, dat laténte tegenstellingen nood-
zakelijk te voorschijn komen.
Aan deze zijde van het vraagstuk nu wijdt ,,The
Econoniist” van 17 Augustus haar slotbeschouwing.
Politiek gesproken zullen Nederland en België den
weerstand moeten overwinnen van Frankrijk. Wat
toch is het geval? In Maart 1945 kwamen de 3 landen
overeen om op economisch gebied met elkaar samen
te werken in den een of anderen alsnog vast te stellen
vorm. Aan de verwezenlijking van dit voornemen
staat het groeiend verschil in prijzen en bonen in
Nederland/België eenerzijds en Frankrijk anderzijds
in den weg. Toch bleef men in Frankrijk hopen. Het
openbaar worden van de besprekingen over een Neder-
landsch-Belgische Unie nu. sloeg deze Fransche hoop
den bodem in. Fransche wrevel hierover zal zich t.z.t.
materialiseeren in een oppositie, die te ernstiger is,
omdat zij zich verplaatsen kan op eigen gebied. Het
Waalsche gedeelte van België immers voelt zich van-
ouds aan Frankrijk verknocht en het is niet onmogelijk,
dat Wallonië het Fransche verzet zal overnemen.
Moet aldus rekening gehouden worden met een
zekere mate van weerstand op politiek gebied, in eco-
nomisch opzicht dient evenzeer aandacht te worden
geschonken aan menige tegenstelling. Hierin heeft
de oorlog geen wijziging ten goede kunnen brengen.
Agrarisch zijn Nederland en België verre van
elkaars complementen. België, met name Vlaanderen,
beschikt zelf, evenals Nederland, over een bloeienden
land- en tuinbouw en de Vlaamsche boer zal met leede
oogen Nederlandsche melk, boter en kaas op de Bel-
gische markt zien verschijnen. De hoop van Nederland,
om in België in dit opzicht compensatie te vinden
voor de verloren gègane markt in Duitschland, zal
aldus niet zoo eenvoudig te verwezenlijken zijn.
Industrieel zijn Nederland en België tot op
zekere hoogte wèl complementair. Zoo bezit België
zware industrieën, die Nederland niet heeft en waarvan
) Zie voor het eerste gedeelte dezer aan teekening:,,E.-S.B.”
van 4 September 1946, blz. 573.
de producten dus gemakkelijk hier te lande kunnen
worden afgezet. Er zijn echter andere industrieën, die
wel met elkaar concurreeren. Leder, papier, porcelein,
keramische artikelen, enkele kolensoorten worden in beide landen voortgebracht en wat dit aangaat vreest
België de Nederlandsche mededinging, omdat deze,
door haar organisatie, beter wordt geleid.
Op de mogelijkheid, dat zelfs de Belgische zware
industriebelangen zich zullen verzetten tegen de unie,
moet tenslotte nog worden gewezen. Zij zijn ni. ge-
concentreerd in het Franschgezinde Zuiden.
Een derde bron van moeilijkheden leveren de
overzeesche gebiedsdeelen van beide landen. In de
praktijk voert België een veel mercantilistischer poli-
tiek dan Nederland. 48 pCt. van den import in den
Congo komt uit België en naar België gaat 83 pCt.
van zijn export. Voor Nederland in verhouding
tot Nederlandsch Oost-Indië zijn de cijfers respec-.
tievelijk 10 en 7 pCt. Op het oogenblik is Ne4erland
niet in Staat om zijn overzeesche gebiedsdeelen in
Azië in eenig economisch accoord te betrekken. Aan
den anderen kant zal België weinig giegen zijn om
Nederland tot zijn overzeesche gebiedsdeelen toe te
laten zonder reciprociteit.
Rotterdam en Antwerpen, vanouds geduchte
mededingers van elkaar, vormen evenzeer een probleem.
Duitschland is voorshands verloren gegaan als achter-
land van beide havens. Op welke-wijze echter zullen
bij een Unie de zaken worden verdeeld?
Dan is er het groote vraagstuk van het geldwezen.
In principe is de beste oplossing, zooals in het geval
van België en Luxemburg, dat één muntsoort in
beide landen circuleert. Wat echter mogelijk is voor België en het kleine Luxemburg, is daarom nog niet direct aanvaardbaar voor twee souvereine staten als
Nederland en België. Op het oogenblik zoekt men de
oplossing in de fixatie van de wisselkoersen op een
bepaald peil. Zal er nu één enkele bank voor beide
landen komen? Zoo niet, hoe moeten vraagstukken
van monetaire politiek, van de gelijkschakeling van
prijzen – bijv. van grondstoffen – en dergelijke wor-
den opgelost?
Onder invloed van socialisten en communisten,
in beide landen een sterk bloc vertegenwoordigend, zal
de Vrije economie plaats maken voor een geleide.
In ‘ geval van een depressie zullen de Regeeringen van
Nederland en België onmiddellijk ingrijpen door een
weloverwogen investeeringspolitiek, dan wel het uit-
Voeren Van publieke werken op groote schaal. Kunnen
dergelijke maatregelen gezamenlijk worden genomen?
Zoo niet, dan beteekent dat het fiasco van de Unie.
Zoo ja, op welke wijze moet de beiderzijdsche staats-
bemoeienis in deze en andere aangelegenheden met
elkaar ‘in harmonie worden gebracht?
De opsomming van de voorgaande moeilijkheden be-
teekent niet het uitspreken van evenzoovele vonnissen
over het lot van de Unie. Het is te hopen en het is
wenschelijk, dat zij slagen zal. V66r den oorlog toch was de wereld Verdeeld in tal van economische een-
heden, die door tarieven, monetaire politiek en quotas
voor elkaar ontoegankelijk zijn. Dat is mede één van
de oorzaken van den oorlog geworden.
In Oost-Europa komen thans, onder leiding van
Rusland, vele landen in één gemeenschappelijke wel-
vaartssfeer. In West-Europa trachten Nederland en
België hetzelfde te bereiken voor hun’ respectievelijke
gebieden, maar dan langs waarlijk democratischen
weg, dat .is: door in volle vrijheid en algeheele onaf-
hankelijkheid gepleegd overleg.
• Slaagt het plan, dan wil het nog niet zeggen, dat
alle problemen voor beide landen meteen opgelost
zijn. Geen fusie van 17 milhioen menschen is in Staat
om de leegte te vullen, die Deitschland, of zelfs maar
7
,
7777
7
1
II
590
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 September 1946
de 23 milhioen uit de Britsche zône, achterlaat. Het
vraagstuk is er één van wijder omvang. Aan Duitsch-
land moet wederom een zekere maté van welvaart
en stabiliteit worden gegeven; het moet, ofschoon
op ondergeschikt plan, wederom worden ingeschakeld
in de West-Europeesche huishouding. Eerst dan zal
deze zich kunnen herstellen en eerst dan ook zal een Nederlandsch-Be]gische Unie haar volle uitwerking
voor beide landen kunnen hebben.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES
BOEKEN.
.Dat Ik Zal Wederkeeren.
Een overzicht van het historisch
bezoek van 1-lare Majesteit Koningin Wilhelmina. der
Nederlaruden aan het Dominioa. van Canada en de Vereenigde Staten van Amerika, van 18 Juni tot 26
Augustus 1942. Watson Bedrijfsmanhine Maatschap-
pij N.V., Amsterdam.
Economic demography of eastern and southern Europe,
by
Wilbert E. Moore. League of Nations, Genevâ, 1945,
300 .blz. ‘
BItOOIJURES.
Geschriften øan de Vereeniging voor Belastingroetenschap,
No. 58. Oorlogsvermogensaanwasbelasting, stenogra-
fisch verslag van het debat, gehouden in de leden-
vergadering van 12 Januari 1946, N. Samsom NV., Alphen aan den Rijn. Juli 1946, 44 blz., fl.25. Stichting Economisch Instituut voor den Midçlenstand.
Onderzoek naar de rèntabiliteit van het rijwielbedrijf.
‘s-Gravenhage.
Rijksinstituut r’oor oorlogsdocunzentatie.
Kleine Serie Ge-
schriften No. 1. De Duitsche bezetting van Nederland
en de financieele ontwikkeling van het land gedurende
de jaren der bezetting door Mr. L. J. A. Trip, prijs
1,80, 75 blz., M. Nijhoff, Den Haag, 1946.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Voor het eerst sinds geruimen tijd liet de week-
staat van De Nederlandsche Bank een vermindering
van den goudvoorraad zien. Deze vermindering ad
f 15 millioen werd veroorzaakt door de betaling van de Nederlandsche deelneming in het kapitaal van de
Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling,
voorzoover deze betaling in goud moest geschieden.
De verruiming op de geldmarkt zette zich voort,
welke werd veroorzaakt door vrij groote overheids-
betalingen, mede in verband met aflossing op staats-
leeningen. Het tegoed van het Rijk bij de centrale
bank daalde dan ook in één week van f 1.324 tot f1.117
mijlioen, waartegen, naast een toeneming van de bank-
biljettencirculatie met f45 millioen en van de vrije
saldi met f20 millioen, een stijging van de saldi van de banken bij De Nederlandsche Bank met f30 mii-
ben tot f108 millioen stond.
De ruimte op de geldinarkt manifesteerde zich eener-
zijds door lagere disconto’s voor de korte termijnen,
en anderzijds door het stijgen van de premie, welke
voor vervallend schatkistpapier wordt betaald, tot
â . pro mille. Deze premie vloeit voort uit het feit,
dat de Agent uitsluitend nieuw papier afgeeft tegen
vervallende promessen, en wel jaarpromessen en vijf-
maandspromessen gecombineerd, zooals in het voor-
gaande overzicht werd opgemerkt.
Drie- en vijfmaandspromessen werden aan het einde
der verslagperiode gevraagd tegen If pCt., hetgeen
dus 1/16 pCt. lager is dan in de voorgaande week.
Bij de langere termijnen kwam vrijwel geen verande-
ring in de prijzen, mede in verband met het feit, dat de handel hierin vrijwel stagneert als gevolg van de
ruimte op de geldmark.
Op de obligatiemarkt deed zich het merkwaardige verschijnsel voor, dat voor de kleinere coupures van
sommige staatsleeningen zeer groote belangstelling
bestond, met als gevolg onevenredig hooge koersen.
De coupures van f 500 der 3 pCt. 1937 en der 3-3
pCt. 1938 noteerden op 6 September jl. niet minder
dan 105a resp. 105
/
16
pCt., terwijl de coupures van
f1.000 dezer staatsleeningen ruim
24
pCt. lager
noteerden. Dergelijke verschijnselen doen zich meer
voor, wanneer door aflossing op staatsleeningen
–
200-
als thans op de 3-3k pCt. 1938 is geschied – een
sterke herbeleggingsvraag in het leven wordt geroe-
pen. Voor het overige vertoonden de obligatiekoersen zeer weinig veranderingen.
Het koersverloop ter beurze van New-York, dat
in de afgeloopen week een zeer scherpe daling te zien
gaf, heeft aan de destijds o.a. in deze rubriek naar voren
gebrachte meening, dat het aanhouden van het Neder-
landsche effectenbezit in wezen een speculatie op het
voortduren der hoogconjunctuur in de V.S. betee-
kende, wel een zeer onaangenaam accent verleend.
De New-Yorksche beursberichten lieten niet na,
invloed uit te oefenen ter beurze van Amsterdam,
al bleef de koersdaling te Amsterdam zeer beperkt.
Alleen aandeelen A.K.U. moesten een gevoelig koers-
verlies boeken, daar zij daalden van 128 op 120 tus-
schen 30 Augustus en 6 September jl. Vermoedelijk
zijn de groote Amerikaansche belangen van dit con-
cern hieraan niet vreemd. Aandeelen Unilever daalden
in dezelfde periode slechts van 264k tot 262, aan-
deelen Philips van 296 tot 292, maar aandeelen Ko-
ninidijke van 400 tot 300.
De cultuurondernemingen konden daarentegen be-
hoorlijke koersstijgingen boeken, waarschijnlijk in
verband met meer optimistische verwachtingen om-trent den politieken toestand in Ncderlandsch-Indië.
Aandeelen H.V.A. stegen in de betrokken periode
van 248k tot 261 en aandeelen Amsterdam Rubber
van 161 tot 175.
De beurshandel is weer verrijkt met een nieuwe cate-
gorie van fondsen, daar eenige depotfractiebewijzen
tot de noteering werden toegelaten. Handel vond hierin
nog niet plaats, daar de bekende ,,overgangsmaat-
regelen” aanvankelijk slechts
bied- en laatkoe.rsen
toelaten.
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Voornaamsto posten In duizenden guldens)
Vissets, prom. enz.,
30unt,
muntmate-
open
marktpapier,
Totaal Totaal
Data
riaal en
beleenin gen,
voor
act
–
ivo
opeischb.
deviezen
schotten a/h Rijk
0fl
schulden
diverse
rekeningen
2 Sept.’46
5.232.544
193.190
5.511.456 4.988.820
26 Aug. ’46
5.244.443
197.597
5.514.865
5.004.791
19
’46
5.218.274
190.926
5.482.025 4.972.043
12
’46
5.21 7.974
199.036
5.489.835
4.979.858
5,,
’46 5.213.706
188.137
5.474.672
4.957.040
29
Juli ’46
5.263.841 218.729
5.535.411
5.019.954
22
,,
’46
5.238.506 205.367
5 516.714 5.004.265.
15
,,
’46
5.239.309
204.659
5.519.591
5.002.142
6 Mei ’40
1.173.319
1
248.256
1
1.474.306
1
1.424.016
Geb lok-
Bankassig
Banhhiljet-
S9ldi Saldo Rijk
heerqe
natien en
Data
ten in om-
ia
RIC (
D
IC)
saldi
diverse loop
van
rekeningen banken
2 Sept. ’46
2.785.876
1
)
2.202.936
C1.226.400
108.391
188.676
26 Aug. ’46
2.740.335
1
)
2.264.202
Cl .433.377
78.115
176.382
19
’46
2.722.639
2.249.272
C1.462.935
63.414
176.168
12
’46
2.725.478 2.254.084
C1.483.306
52.418
176.327
5
‘
116
2.740.046 2.216.959
C1.457.324 67.437
183.718
29 Juli ’46
2.721.916
2.297.841
Cl .561.893
41.842
181.713
22
,,
’46
2.670.730
2.333.326
C1.555.381 54.104
178.716
15,,
’46
2.661.707 2.340.284
C1.522.497
102.166
183.728
6 Mei ’40
1.158.613
255.1741
22.9621
10.230
‘)waarvan nieuwe uitgifte f2.512.344.
1)
11
11
11
t 2.466.605.
11 Sèp Lember
196
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
nv,
591
1
NATIONALE BANK VAN BELGIË. (Voornaamste posten In mflhioenen franes)
Data
015
‘t
cd
‘5
,.
.2
1-
°
Aug.
1946
32.852
3.660
3.025
246
926
49.382
1946
33.048
3.707
2.741
216
908
49.042
14
1946
33.048
3.395 3.203
209
891
49.337
8
1946
33.148
3.311
3.349
211
897
49.742
1
,,
1946
33.148
3.235
3.306
182
926
49.542
25
full
1946
33.148
3.708
3.244
.
206
940
48.632
18
,,
1946
33.230
3.695
3.372
199 933
48.797
1~
Reke
n
ing-
5;
Courant
Saldi
Data
’00
–
ï
o
:
‘
s
5)
-t
5.2
o
E
.
Cd
,.O
c
,
,
29 Aug. 1946
643
156.052
71.284
4
4.513
736 22
,,
1946
643
155.438
71.245
5
3.929
738
14
1946
643
155.860 71.783
3
3.805
738
8
1946
643
156.435
72.480
2
3.675
740
1
,,
1946
644
156.108
72:381
2
3.440
743
25 Juli
1946
644
155.655
71.862
2
3.502
746
18
,,
1946
647
156.020
72.319
3
3.396
746
>) Waarvan 10.493 milljoen frcs. onbesciiikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad. (Belluitwet no. 5 van
1-5-1944).
‘)
Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
)
Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbescilikbare of geblokkeercie rekeningen en niet aangegeven
Oude biljetten.
.
SCHRIFTELIJKE CURSUS
VOOR
MODERNE
BEDRIJFSADMINISTRATIE
,MBA
,
Sinds 1942’de opleiding voor de zelf
–
ROTTERDAM
standige administratieve functie
Secretariaat: Beursgebouw
–
Kamer 321
–
Rotterdam
‘Prospectus op aanvrage
HATIONALE HYPOTHE
I
RBANK
te AMSTERDAM C.
Opgericht in 1861.
Volgestort Kapitaal en Reserves ……..
f
2.173.000.-
Waarborgfonds
……………….
.
f
4559,00
De Bank stelt beschikbaar:
3°/
s
PANDBRIEVEN Serie D
niet
2
1
Iz
pCt. verplichte uitloting
TEGEN DEN KOERS VAN 100%
Voorloopig worden reeepissn afgegeven.
Betrouwbaarheid
kenmerkt alle Vredestein -‘artikelen.
De vraag naar Vredestein is dan ook
enorm groot. Wij doen wat wij
kunnen doen, om iedereén in Neder-
land zoo spoedig mogelijk te helpen.
Houdt
.
RtDiffi7N
‘1
in
‘t
oog!
-f2
10
N
.
V. Technisch
Bureau ,,Marijnen”,
Waldorpstraat
52,
‘s
–
Gravenhage, vraagt voor
de
behandeling
der credieten
een prima kracht
holst met ervaring op dit gebied, opedaan in den
Groothandel.
Vereischten: vlot stylist, representatief en beschik.
kende over prettige omgangsvormen; snel en juist
oordeel; serieus en betrouwbaar werker.
Sollicitaties met volledige inlichtingen, o.a.
omtrent
opleiding en praktijk, te richten aan de Directie.
Maakt
gebruik
vn
onze speciale rubriek
,,Vacatures” voor het
oproepen von sollicitan-
ten voor leidende functies
TENTAMEN
BOEKHOUDEN
PRIVÉ-
en
CLUBLESSEN
BOEKHOUDEN
W. SCHULLER
HEEMRAADSINGEL 326
TEL. 31822
–
ROTTERDAM
Kleine clubs, snelle opleiding
Vooraanstaande Impârt.organisatie
van Amerikaan.
sche chemische producten zoekt
assistent-verkoopleider
leettijd 25-33 jaar. Volledige inlichtingen betr. oplei-
ding, loopbaan, talenkennis, salaris, enz. onder leit:
S.M.S. aan Nijgh
&
Van Ditmar, Rotterdam.
Examen ,,Moderne Bedrijfsadministratie”
(afgenomen door de Mij. voor Nijverheid en Handel in
samenwerking met het Nederi. Instituut voor Etficiency)
ij het in April j.l. gehouden examen slaagden 88
candidaten, waarvan 81 opgeleid waren door
Cursus. t4oderne Bedrijf sadminisf rat
je,
Beurs gebouw Kimer 321
–
Rotterdam
Prospectus en lijst van’ geslaagden worden U op aanvraag
toegezonden.
.
N.V. LANKHORST
TOUWFABRJEKEN
SNEEK TEL. 13041 -3042
SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ
SEDERT 1803
V
A L
KNIN E L L E
ROTTE ROt
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
/
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chicorbleekloog
natronloog, caustic soda.
Zoojuist is verschenen eis 38e publicatie van het N. E. 1.
Ir. H. Vos
Enige kwântitatieve onderzoekingen over de
betrekkingen tussen overheidsfinanciën
en volkshuishouding
Prijs f 9_*
(Prijs voor leden en donateurs van het
N. E. 1. 1 675)
Verkrijgbaar in den boekhandel en bij de uitgevers
DE ERVEN F. BOHN N.V.
–
HAARLEM
Ondernemingen, die liet beste leidende personeel zoeken,
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op
door middel van een annonce in de rubriek ,,Vacatures”.
liet aantal reacties, die deze aunonces tengevolge hebben,
Is doorgaans uitermato bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen groote instelling is, die Uit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrachten voor bot
volgend nummer dienen 16 Sept. a.s. in ons bezit te zijn.
STORK
HENGELO
MODERNE
LAND- EN
SCHEEPS-
INSTALLATIES
rijniandsche
betonbouw maatschappij n.v.
nieuwe plantage 29.- delft tel. 2685
N.V. Louis Dbbelmann
Waddinxveen
KOFFIE
THEE
,,HOLLAN DIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRÔDUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
J uist nu
bieden de Watson machines, behoorende tot
het Holierith-systeem, 0 de mogelijkheid op
efficiënte en sneiie wijze did administratieve vooriichting te
geven, weike voor den wederopbouw van het Nederlandsche
Bedrijfsieven noodzakeiijk is.
Onze adeeiing Organisatie is paraat om U een aiieszins des.
kundig advies omtrent de oplossing van Uw administratieve
en organisatorische probiemen voor te leggen.
Het is ffiogelijk, zij het in beperkte mate, op korten termijn
weer Watson machines (Hoiierith-systeem) te leveren.
,,WATSON
Gedrijismachine Maatschappij N.V.
Frederikeplejn 34. Anisterdam.0 – Telefoon nis: 33406, 33656, 31856
N.V. LEVENSVÉRZEKERING-MIJ.
(0001.
1
R
RNHEM
Alle correspondentie betreffende advertenties, gefieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. N. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
Druk Roelants, Schiedam.