30e JAARGANG – No. 1487
DONDERDAG 8 IOVEMBEF 145
r
.w.
DE BANK
VERLEENT CREDIE-
TEN EN VERRICHT
OP GOEDKOOPE
EN SNELLE. WIJZE
BETALINGEN VIA
HET BANKGIRO
VERKEER
ROTTERDAMSCHE
BAN KVEREENIGING
50 KANTOREN IN NEDERLAND
Naanat. Veszn.
• Hollandsche
Belegging- en
Beheer – Mij.
Anno 1930
Heerengracht 320 – A’dam
Beoordeeling en Beheer
van vermogens, pensioen-
en spaarfondsen, belegde
reserves, effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen,’ ver-
eenigingen, particulieren.
Commissarissen:
Prof. Ir. I. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.
De Coöperatieve Groothandelsverenlging
k DE HANDEISKAMER
9
HAKA” G.A.
Postbus 6008
–
Rotterdam-West
zoektee
CHEF VAN DE AFD. RECLAME
• Vereisten: prima vakman, bij voorkeur bekend met
het levensmiddelenbedrijf, goede algemene ont-
wikkeling, organisatietalent, vlot stylist. Leeftijd
30 tot 40 laar.
• Sollicitanten moeten bereid zijn deel te nemen aan
een psychoIoisch onderzoek bij het Psychotech.
nisch laboratorium der Vrije Universiteit, Vossius’
straat 56, Amsterdam.
• Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige In-
lichtingen omtrent opleiding, diploma’s, werkkring.
Iaatstgenoten salaris, leeftijd, enz. voorzien van
goedgelijkende pasfoto voor » 15 November a.s.
aan de Afdeling Personeelszaken van de Handels-
kamer.
Perso
tteels-
Moe
iiijkhede”
De moderne bedrijfspaeda-
gogiek kan U helpen t Zij
behandelt alle vragen om-
trent het leiding geven aan
personeel vanuit een sociaal,
een psychologisch en pae-
dagogisch oogpunt. Zij stuurt
aan op wederzijds begrip
met als gevolg verhoogde
arbeidsprestaties en tevre-
den werkers.
Volgt de schriftelijke cursus
Bedrijfs-paedagogiek _onder
leiding van Dr.,H. Nieuwen.
huis. Inlichtingen en prosp.
Instituut
CASPAR
VAN BAERLE
Westeiide 13,Amsterdam-C
N.Y, KONINKLIJKE
N E D E
R L
A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo – Hengtlo
–
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, caustic .toda.
• –
Het Algemeen
Psychotechnisch Laboratorium
onder leiding van
Drs. J. Slikboer en G. de Groot
belast zich met het beoordelen en selecteren
van personeel, alsook met het geven van ad-
viezen inzake de keuze van studie of beroep.
Individueel onderzoek met het oog op aanleg,
bekwaamheden, karaktereigenschappen, opvoe-
dingsmoeilijkheden en andere speciale vragen.
Heerengracht 435-437, A’dam-C., Telef. 33746
Bij een onzer relaties, een uitgeversbedrijf in Utrecht,
yaceert de positie van
leiding-gevende administratieve kracht
‘Vereist worden: een god intellectueel niveau, orga-
nisatievermogen, tact, overwicht, idealisme. Tot aan-
beveling strekt een met vrucht gevolgde academische
studie in de economie of accountancy. Uitsluitend R,K.
gegadigden
‘
met ervaring in het bedrijfsleven gelieven
te reflecteren. Uitvoerige eigenhandig geschreven
sollicitaties, inet opgave van gewenst salaris onder
No. E 271 te richten aan:
ALGEMEEN PSYCHOTECHNISCH
LABORATORIUM o.l.v.
Drs. J. SUKBOER en G. DE GROOT,
Heerengracht 435-437, Amsterdam
‘4
‘Medewerker
gevraagd door belangrijke onderwijsinstelling op administra-
tief gebied. Leeftijd niet boven 30 jaar. Vereischten: Acte
MO. Boekhouden of Doctoraal Economie, .paedagogisch
inzicht, groote werklust. Na gebleken geschiktheid levens-
positie. Brieven met uitvoerige inlichtingen onder nr. 274
Bureau van dit blad; postbus 42, Schiedam.
HOLLANDSCiIÈ MELKSUIKERFABRIEK
te UITGEEST zoekt
CHEF VOOR . DE
‘VERKOOPSORGANISATIE
van bouillonproducten. Standplaats Amsterdam. Be-
kendheid met de Jevensmiddelenbranche, de handel
daarin en met de wederverkopers, strekt tot aanbeve-
ling. Cand. moeten bereid zijn eventueel deel te nemen
aan een psychologisch onderzoek bij de .NEDERLAND-
SCFIE STICHTING VOOR PSYCHOTECHNIEK te
Utrecht. Brieven met korte levensbeschrijving, ver-melding van leeftijd, godsdienst en verlangd salaris,
eigenhandig geschreven en vergezeld van twee nieuwe
scherpe foto
s
van voren en opzij, binnen een week
te richten aan ADVERTENTIEBUR. v/h ALTA te
UTRECHT, m. verm. links boven de brief, op de
foto’s en op couvert: E.S.B. 1161 m. daaronder naam,
adres en leeft, in druklett. BEZOEK ALLEEN NA
OPROEPt
VANA
-E
–
LLE
I.IÂy
‘
Alle correst
,
o’ndentie betreffende advertenties gelieve U te ‘richten aan
Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H.
A.
(‘4. Roeien is,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, Toestel 6)
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECÔNOMISCH INSTITUUT
30E
JAARGANG
DONDERDAG 8 NOVEMBER 1945
.
No. 1487
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. P. ten Doesschate; N. J. Polak;
J. Tinbergen; H. M. H. A. ç.’an der Valk; P. de Vries;
H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
Abonnementen Runnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per uit imo van het kalenderjaar.
Donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut onwan gen het blad gratis en genieten een reductie
op de cerdere publicaties.
Adreswijzigingen op te geien aan de administratie.
Administratie: Nieuwe Binnenweg 175a, Rotterdam (C.). Telefoon 38340. Giro 8408.
Aan geteekdnde stukken aan het Bijkantoor Museumpark, Rotterdam (C.).
Alle correspondentie betreffende adpertenties te richten
aan de Pa. H. A. M. Roelants, Lange HaQen’ 141,
Schiedam. (Tel. 69300, toestel 6).
INHOUD:
.
Bis.
Tegenwicht door
Prof. Dr. N. J. Polak ……….208
Onze wisselkoers door
C. A. Klaasse …………..209
De herstelbank door
Dr. Ir. B. Bölger …………213
De Internationale Kamer van Koophandel door
Dr. E. D. de Meester ……………………..215
Geld- en kapitaalmarkt ……………………..
218
Statistieken:
Voornaamste posten in duizenden guldens van
De Nederlandsche Bank …………………
219′
DEZER DAGEN
is de waanzin gekroond. Onder de ramen jan Mac Arthur
is te Tokio gedemonstreerd voor de onafhankelijkheid
van Indo-China en Indonesië. Van meer beteekeni8 voor
de oplossing, die toch zal moeten worden bereikt, is
hopelijk de regeeringsverklaring, . welke
6
Iovernber
bekend werd. Een concretiseering der opvattinen neer-
gelegd in de redevoering van H.M. de Koningin van
December
1942
wordt gegeven; een ronde tafelcopfei’entie
zal worden bijeengeroepen. Verdere klaarheid is nu de eerste eisch; eenige hoekige groepén zullen zich waar-
schijnlijk ergeren, eenige andere zullen tevreden zijn en de
feitelijke rèsultaten heeft men af te wachten.
Afwachten is ook de boodsckhp ten aanzien van de
wereidsituatie op politiek gebied. H.M. de Koningin
bezocht Engeland; haar minister-president, vloog daar
eveneens heen. De minister-president van Engeland be-
zoekt de Vereenigde Staten. Slechts Stalin toeft in zijn
vacantieverblijf. Hij doet denken aan een goed zakenman,
die zich af en toe een paar dagen terugtrekt om perspectief
te krijgën. Volgens officieuse berichten begint er inderdaad
‘teekening in de algemeene situatie te komen en niet ten
ongunste.
Een zeer duidelijk perspectief heeft zich afgeteekeiid
in Engeland, waar de uitslag der gemeenteraadsverkie-
zingen de parlementaire overwinning va,n Labour heeft
geconsolideerd. Even ondubbelzinnig zijn deverkiezings-
uitslagen in Hongarije, waar de zgn. partij der kleine bé-
itters voor de tweede maal een overwinning boekte,
Verkiezingen en verkiezingsdata zijr er voorts te kust en
te keur; al deze keuzen liggen echter op politiek gebied;
op economisch terrein valt er nog niet veel te kiezen.
Impasses zijn ei’ in overvloed – de ,,bottleneck” aan ge schoold bankpersoneel om een nationaal, en de Engelsch-
Amerikgansche onderhandelingen om een internationaal
voorbeeld te noemen – doch er blijft, over de geheele
linie gezien, beweging. De steenkolenproductie in Neder-
land gaat vooruit. Een nieuw crediet van $
50.000.000
werd verkregen van de Vereenigde Staten. Bij juisten
inkoop zullen daar vele nuttige goederen voor ter beschik’
king kunnen komen. –
Nog vlotter zal dit gaan indien de saldi in de Vereenigde
Staten zijn ontdooid.
Liquiditeit blijft een probleem, doch de Regeei’ing heeft
hier aandacht voor, getuige het crediet, dat aan de Philips-
fabrieken werd verstrkt en de regeling der middenstands-
credieten. Op, veel breeder basis berust: de .zgn. herstel%
bank, welke tot taak heeft het Nederlandsclie bedrijfs-
leven financieel in zijn wèderopbouw hij te staan. De
gedachte aan de ,,Redonstruction Finance Corporation” van.
President Roosevelt ligt vooi de hand, doch het ligt
kennelijk niet in de bedoeling, dat de lierstelbank een:
zelfde taak als dit lichaam, nl. die van onofficieel departe-
ment zal gaan vervullen. De opzet is commercieel.
208
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1945
TEGENWICHT.
In een vorig nummer van dit weekblad hebben wij
stelling genomen tegen de thans zo vaak geuite wens,
dat de producenten zullen ophouden, zich op winst te
oriënteren en zich meer dan tot dusverre zullen instellen
op voorziening in maatschappelijke behoeften, ter
rn
be-
vordering van het algemeen belang
1).
Wij
s.lelden
daarbij
in het licht, dat van de meeste producenten slechts
een gebrekkig inzicht in het algemeen belang kan worden
verwacht, dat duurzame winst slechts kan worden ver-
kregen door voorziening in maatschappelijke behoeften
en dat dientengevolge het streven naar beloning veelal
parallel gaat met het dienen van maatschappelijke be-
langen. Voorts betoogden wij, dat daar, waar die gelijk-
gerichtheid ontbreekt.— met name in de sector der mono-
-polistische en monopoloïde posities —•,tegenwicht nodig
is, te verwezenlijken door overheidspersonen, die uit-
sluitend het algemeen belang dienen en die zodanig
moeten zijn gekozen en opgeleid, dat zij het algemeen
belang ook vermogen te onderkennen.
Aan dat tegenwicht zij dit artikel gewijd.
Alvorens tot dat tegenwicht over te gan, dienen enkele
misverstanden, die blijkens mondelinge besprekingen
van ons vorige artikel zijn gerezen, te wordén rechtgezet.
Men heeft ons gevraagd, welk bezwaar wij ertegen hadden,
indien bepaalde producenten zich meer op behoeften-
voörziening en minder op winst gingen oriënteren. Daarop
zij geantwoord, dat daartegen niet alleen geen enkel
bezwaar zou bestaan, maar dat zulk een vernieuwde
mentaliteit ook dooi’ ons zou worden toegejuicht. Bezwaar
hebben wij tegen de eis, dat men, die enkele zwaluwen
ziende, nu ook algemeen zomertje zou gaan spelen. Daar-
voor is de mentalitëit ‘an de meeste mensen, en geerszins
alleen vafl de ondei’nemers, te zeer op eigenbaat gericht, erger zelfs en minder door regelen van moraal en fatsoen
beperkt dan vr de oorlog. Bewijzen voor deze laatste
stelling behoeven niet te worden aangebracht; de lezer
kent ze…. /
Men heeft. bestreden, dat het sociaal schadelijke winst-
streven beperkt blijft tot gevallen van monopolie en van
monopoloïde mededinging. Men heeft ons gesproken
over producenten, die onder volle concurrentie onscha-
delijke, maai’ weinig werkzame mengsels als genees-
middelen, of artikelen met geringe voödingswaarde als etenswaar in het verkeer brachten., over verzekerings-
agenten, die posten van goede maatschappijen ,,uitspan*
den” en bij zwakkere onderbrachten, over handelaars,
die een geslaagd assortiment van den enen fabrikant
door den anderen goedkoop en slecht lieten namaken. Deze voorbeelden bewijzen alleen, dat het tegenwicht
van de concurrentie, de moraJ en het fatsoen niet dadelijk
en niet perfect werkt. Er zijn ook in deze sector tegen-
wichten nodig. Maar die .zijn er ook. Ten aanzien van het
eerste voorbeeld zijner de Wa.i’enwet en de Keuringsdienst
van Waren, alsmede de aansprakelijkheid en de verant-woordelijkheid naar het gemene recht. Voor het tweede
voorbeeld is er het toezicht der Verzekeringskamer, die,
wanneer het euvel frequent zou worden, er zich zekei’
wel mede zou inlaten. En bijhet derde voorbeeld zij
verwezen naar de bescherming van de geestelijke en
industriële eigendom, alsmede alweer naar het gemene
recht. Bovendien hebben de voorbeelden dit gemeen,
dat zij de liihtyaardigheid aantonen van den verbruiker, die bedrogen wil worden en het daaraan te wijten heeft,
dat hij bedi’ogen wordt. 1-let vertrouwen in het huis-
middoltje, ondanks de gemakkelijke bereikbaarheid van
den fondsdokter, de goedgelovigheid en de geringe selectie
ten aanzien van den colporteur, de jaht naar ,,koopjes”,
zonder argwaan ten aanzien van kwaliteit, zijn verschijn-
selen, die onder alle omstandigheden, zolang er exploitan-
ten zijn, die het niet zo nauw nemen, zullen blijven be..
‘) ,,Nuchter blijven”, in ,,E.-S.B.” van 25 October 1945
staan, om het even of ‘de meerderheidsmoraal productie
om winst al dan niet gedoogt. Zou er iemand bestaan,
die vei’ti’ouwt, dat zulke exploitanten ei’ eens niet meer
zullen zijn of dat de overheidscontrôle hun handelingen
onmogelijk zal maken?
Er is dus reeds tegenwicht, zoals in de vorige alinea
werd aangetoond. Zeer .zeker, ei’ is tegenwicht tegen
bedrog, tegen valse
aanprijzing,
tegen levering van ge-
ringere hoeveelheden of hoedanigheden dan men voorgeef t
en tegen andere dergelijke misbruiken. Zowel door het
gemene recht als door een aantal speciale wetten, voor
welker uitvoering speciale organen in het leven zijn ge-
roepen, vi’ordt dit tegenwicht uitgeoefend. Die speciale
organen zijn meestal overheidsorganen; daar, waar het
bedrijfsleven zelf zulke organen tot stand heeft gebracht
en in stand houdt, kan de Overheid de taak steeds over-
nemen, zodra de vervulling onvoldoende zou worden of
het algemeen belang niet meer zou dieneh. Op de vermelde
terreinen zijn de tegenwichten dus aanwezig; waar nodig,
kan uitbreiding of verbetering van de bestaande techniek
gemakkelijk worden bereikt.
In de sector van de monopolies en monopoloïde ver-
houdingen zijn er echter bedenkelijite verschijnselen mo-
gelijk, waartegen tot dusverre geen tegenwicht bestaat.
Dië verschijnselen liggen op economisch en op juridisch
gebid.
Op economisch gebied liggen de regeling van prijzen
en productiequanta. De prijs, die den monopolist de
hoogste winst verschaft, ligt hoger dan de evenwichts-
prijs bij volkomen mededinging; de bij die prijs te leveren
hoeveelheid is geringer dan onder concurrentie wordt
ter markt gebracht. Het winststreven van den monopolist
onthoudt de gemeenschap dus meestal voorzieningen,
welke binnen haar bereik zouden liggen, en vraagt voor
de gepresteerde diensten te hoge betaling. Bij beperkte
mededinging geldt hetzelfde.
Op juridch gebied zijn er de regelingen en contracten, die praktisch onaantastbaar zijn, ook als ze het redelijke
of het zedelijke te buiten gaan of strekken tot nadeel
van belanghebbenden te goeder trouw. Voorbeeldei zijn
transacties met of tussen dochterondernemingen, over-
matige bezoldigïngen of schadeloosstellingen voor be-
stuurders en gewezen bestuurders, regelingen ten aanzien
van verdeling van winsten’ en dragen van verliezen
2).
Wat het economische gebied betreft, gaat dé maat-
schappelijke orde nog uit van de negentiende-eeuwse
veronderstelling, dat een te hoog prijspeil nieuwe pro-
ducenten prikkelt tot vergroting van. het aanbod en
dientengevolge herstel van het evenwicht. Ten aanzien
van het juridische wordt aangenomen dat degenen,
die benadeeld zijn, hun recht zelve zullen zoeken dooi’
de rechtshandelingen, die strijdig zijn met goede zeden
of inbreuk / maken op rechten van belanghebbenden,
voor den rechter aan te vechtenl Dat èn het een, èn het
andei’ op praktische bezwaren stuit, wanneer men tegen-
ovèr een machtig lichaam . of een machtige combinatie
staat, maakt het grote verschil uit tussen onze eeuw en
de vorige.
Nu is het zeei’ wel mogelijk, dat menig leider van een monopolistische of monopoloïde onderneming of orga-
nisatie zich zijn maatschappelijke verant.00rdelijkheid
zozeer bewust is, dat hij elk tegenwicht overbodig maakt
dooi’ algemeen belang, moraal en fatsoen in de eerste
plaats te dienen boen het materiële voordeël van zichzelf
en van anderen, die bij het door hem geleide lichaam zijn
geïnteresseerd. Die mogelijkheid is echtei’ niet voldoende.
Er zijn övenzeer leiders, die, uit de tijd, waarin zij en
het lichaam, dat zij leidenen dienen, nog zoveel kleiner
en zoveel minder machtig waren, het streven naar winst vooropstellen en de maatschappelijke behoeften slechts
in het oog vatten, zolang deze aan hun winststi’even
‘)
Nader aangeduid in ,,De Naamlooze Vennootschap” van 15
October 1933, jaargang XII,
blz.
193 v.
8 November 1945
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICÎ-ITEN
209
dienstbaar zijn te maken. Zij hebben tegenwicht van
node, zowel ter bescherming van het algemeen belang,
itls ter ontwikkeling van hun socialé mentaliteit.
Eens hebben vorten dezelfde ontwikelïng door-
gemaakt. Toen “ij nog lâgere edelen of gelij ken had-
den te bevechten, was winst hun drijfveei’. Als alleen-
heersers gingen zij enige tijd in de oude lijn voort, hun
gebied en hun civiele lijst te vermeerderen door ver-
overingsoorlogen, huwelijken, ruilingen en andere trans-
acties. Maam’ hoe meer hun bestaan beveiligd werd tegen
mededingers, des te meer wijdden zij zich aan de belangen
van het volk. En dit te meer, naarmate zij bij dit volk
tegenwicht vonden tegenovem’ ha,ndelwijzen, hun door
eigenbelang, ijdelheid, eei’zucht of machtswaan ingegeven.
Deze ontwikkeling mag nu van de genoemde leiders
worden verwacht. Zij hebben niet langer strijd om het
eigen bestaan te voeren. 1-lun bedrijf of organisatie is een onmisbaam’ element in de moderne maatschappij,
die hun producten of hun voorlichting niet kan ont-
beren. Deze machtigen zijn aan hun positie verplicht,
zich bij hun handelingen, die toch wel steeds het belang
van hun organisaties zullen dienen, rekenschap te geven
van de sociale uitwerking. –
Ook zij zullen tot dit sociaal dienen kunnen worden
gebracht door tegenwichten. Indien wat zij doen aan-
tastbaar, vernietigbaar is, worden zij meer en meei’
4
ge-
drongen tot een algemeen sociale mentaliteit, dia, nu
nog slechts bij enkele hunner bestaat
3
).
Dat tegenwicht stellen wij ons voor als een overheids-
lichaam met vèrstrekkende bevoegdheden van onderzoek
in het bedrijfsleven. Geen lichaam, dat . vergunningen
afgeeft en zodoende de handelingen der producenten
vértraagt – ho& noodzakelijk .die voorafgaande vergun-
ningen iftdeze tijd van herstel en wederopbouw ook zijn –
om ons in staat te stellen, onze armoede meester te woi’den,
het antichambreren alvorens te kunnen doen, is t4 pa-
thologisch van aard om duurzaam te zijn. Het gedachte
tegenwicht zij, slechts repressief ingesteld, opdat het
vem’antwoordelijkheid kweke en dâârdoor preventief kan
werken.
Wordt bij onderzoek enige misstand geconstateerd,
hëtzij een te hoog gehouden prijs of een onredelijke pro-,
ductiebeperking, hetzij een onereuze rechtshandeling,
dan kan de eei’ste reactie zijn publicatie van de bevinding,
teneinde door een appèl op de publieke belangstelling
te’genstroom op te wekken 1-leeft publicatie niet vol-
doende effect, dan moeten misstanden op economisch
gebied worden bestreden dooi’ maatregelen als het stellen
van maximumprijzeri, het ontbinden van cominaties,
het aanstellen van regeringscommissarissen bij bepaalde
ondernemingen of organisaties, het overnemen van
productie-ins tall aties, ter verzekering van het behoorlijk
functioneren. Het ‘îermelde overheidslichaam doet tot
zulke maatregelen de voorstellen, de beslissing ligt bij
de Regering of bij een daar’toe ingestelde Raad. Tei
aanzien van juridische ongewenstheden dient het lichaam
de bevoegdheid te hebben, bij dec gewonen i’echter vor-
deringen in te stellen, als ware het zelve belanghebbende,
mits de voi’dem’irig strekt tot bescherming van het alge-
meen bela’ng.
Het bestaan van dit tegenwicht, de mogelijkheid, dat
het in werking komt, zal de leiders van grote complexen
ondernemingen, van gehele bedrijfstakkén omvattende ondernemerscombinaties en van machtige organisaties
van arbeiders doordringen van de verantwoordelijkheid,
welke zij niet alleen tegenover de gemeenschappelijk aan
hen gebonden pem’sonen en lichamen, maar ook tegenover
de gehele, allerlei bedrijven en beroepen en ook de ver-bruikem’s als zodanig omvattende, gemeenschap hebben
te dragen. Zijn zij eenmaal van die verantwoordelijkheid
doordrongen, dan zal wellicht bij hèn het winststrèven
) Deze alinea en cle leicle voorgaande zijn ontleend aan ons artikel ,,Vernieuing” in ,,E.-S.B.” van 30 Juni 1937, btz. 484 v.
,
voor het algemeen belang gaan wijken. Slechts van hen,
in hijn hoge, centrale posities, mag dat worden verlangd,
al kan het niet van allen, en zeker niet van de vele kleb
nei’én, worden verwacht. 1-let
tegenwicht
blijft derhalve
onmisbaar. ,
Ter vermijding van misverstand zij’ nog opgemerkt,
dat de organisatie
van
het bedrijfsleven een vraagstuk is,
hetwelk vi’ijwel geheel buiten de probleemstelling van
dit artikel blijft. Ni
»
et de gemeenschappelijke bëlangen
der bedrijfsgenoten was het object van ons opstel, maar
de antithese tussen winststreven en algemeen belang.
Slechts Waal’ het georganiseerde bedrijf in zijn cöilectieve
winststreven het algemeen belang zou kunnen bedreigen,
zou het hier besproken tegenwicht nodig zijn, evengoed
als tegen het winststreven van een monopolistische on-
derneming. In onze beschouwingen staat niet het ge-
meenschappelijk belang van bedrijfsgenoten, maar het
algemeen belang van de gehele nationale samenleving
voorop. Vandaar, dat het tegenwicht is gecht als zuivel’e overheidscontrôle, op eigen gezag van de Overheid, niet
gebonden aan enig initiatief van de georganiseerde be-
drijfstak. ‘
–
P.
ONZE WISSELKOERS.
Nadat gedurende zeer geruimen tijd ons land slecht
met België een monetaire overeenkomst had loopen –
deze overeenkomst dateert van October 1943 en wei’d
doom’ de Regeei’ing te Londen afgesloten -, hebben in
den laatsten tijd dei’gelijke overeenkomsten met andere
landen elkaar met vrij groote snelheid opgevolgd: met
Engeland, Zweded, Zwitserland, Noorwegen, Dene-
marken werd., zulk een overeenkomst aangegaan, en
aan te nemen is, dat binnenkort meer landen zullen
‘volgen. In al deze overeenkomsten werd een koersver-
houding tusschen den gulden en de desbetreffende vreemde
munteenheid vastgelegd. Ten aanzien van de Belgische
fr’ancs kwam deze koers met een kleine afwijking neer
op den vooroorlogschen, en t. a. v. alle andere munt-
eenheden vertoont de nu vastgestelde koers een depre-
ciatie voor den gulden met rond 30% in vm’gelijking
tot de omrekeningskoersen, zooals die gedurende de
.Duitsche bezetting golden, koersen, die over het algemeen
gelijk waren aan den vooroorlogschen koers, behoudens
bijv. voor de Deensche Kroon, welke inunt in den
oorlog werd ,,gerevaloriseerd”.
Wanneer men de felle disputen, die zijn voorafgegaan
‘an de devaluatie van onze munteenheid in 1936 in de
herinnering tei’ugroept, dan kan men zich niet verhelen,
dat de nieuwe daling van onze externe muntwaarde, die zich thans heeft voltrokken, wel uitermate geruischloos
in haar, werk is gegaan. Men zou geneigd zijn te consta-
teeren, dat wij op een goeden – of kwaden – dag zijn
ontwaakt, en merkten, dat de gulden onverhoeds bijna
een derde van zijn waarde heeft ingeboet. Nu mag in
dat vei’band riet ontkend worden, dat de vijf oorlogs-
jaren geenszins ongemerkt aan onze mocetairè situatie
zijn voorbijgegaan.Dit geldt zoowel voor den internen als den
extem’nen monetairen toestand. En met name de wissel-
koersen waren in al die jaren nauwelijks anders dan
nominale begm’ippen, waaraan elke reëele basis ontbrak.
1-let zou dan ook alleszins logisch moeten worden geacht,
indiende Regeering nog véôr de geheele bevrijding van
ons land het -Øobleem van den wisselkoers, naâst vele
andere, in studie had genomen, om te overwegen, of, en
zoo ja, welke, wijziging moest worden gebracht in de
pariteiten. 1-let i op het oogenblik nog niet bekend, op
welke gegevens de Regeering terzake heeft gewerkt. Maat
wel kan men uit de schaarsche officieele mededeelingen,
die tot nu toe op dt stuk zijn verstrekt, opmaken, dat
het huidige internationale koerspeil van den gulden voor
11
210
ECOlsiOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1945-
11
een belangrijk deel is tot stand gekomen; los van een
gedocumenteerd onderzoek naar alle gegevens, die bij
het fixeeren van een ,,natuurlijken” koers in aanmerking
moeten worden genomerL Het schijnt immers wei in
confesso te zijn, dat alle wisselkoersen, die in de tot nu
toe gesloten moietaire accoorden ijn vastgelegd, zijn
terug te’ brengen tot één uitgangspunt, t. w.. het mone-
ttire accoord met België, als boven vermeld, zulks in
samenhang met het monetaire accoord, dat België met
Engeland heeft gesloten. De pondenkoers, die kort na
de bevrijding hier te lande werd bekend gemaakt als
een ,,vooi’loopige” noteering – een koers, die inmiddels
in het Nederlandsch-Engelsche . monetaire accoord werd
bekrachtigd —is niet anders dan de ,,crossrate”, berekend
uit den francs-koers, ir onze overèenkomst met België
• bepaald, en de pondennoteering uit het Belgisch-Engel-
sche verdrag. Alle later in monetaire overeenkomsten vast-
• gelegde koersen zijn op hun beurt weer ,,crossrates”
van onzenpondenkoers en de noteering yan de betrokken
valuta’s in Londen.
Hoewel de achtergrond van al hetgeen zich met be-
trekking tot de onderhandelingen met België op dit punt
heeft afgespeeld, natuurlijk op dit moment nog in geener
deele’ geheel bekend is, kan men zich toch niet aan den
indruk oiïttrekken, dat ons land zijn externe monetaire
politiek althans in de zoo •blangrijke overgangsperiode yan den oorlogstoestand – toen, 7.00als hierboven werd
opgemerkt, dé noteering slechts een nominaal karakter
had en weinig reëele beteekenis – naar den vredestoestarid
– toen het’ herstel der buitenlandsche ‘handelsverbin-
dihgen met één slag het wisselkoerspeil’een zeer wezen-
lijke beteekenis hergaf – ondergeschikt heeft gemaakt
aan die van België. Zulk een binding is mi. slechts dan
te verantwoorden, wanneer men eenerzijds kan aan-
nemen, dat de onderscheiden factoren, die voor de externe
monetair situatie bepalend zijn, in heide landen dusdanig
zijn, dat de gekozen koersbasis – in dit geval dus de
vooroorlogsche’ – daarmee in overeenstemming is, en
anderzijds kan verwachten, dat de monetaire nolitiek
,,gelijkgeschakeld” kan blijven. De practijk heeft be
wezen, dat waarschijnlijk aan geen van heide vereischten
in het onderhavige geval was voldaan,, maar in elk geval
niet aan het tweede. Sedert de afsluiting van het accoord mét België heeft zich daar te lande een inflationaire ten-
dens geopenbaard, waardoor het evenwicht met het hier te lande geldende prijs- en loonpeil ernstig is verstoord.
” Toen, na hettot stand komen van het accoord tusschen
ons land en België, laatstgehoemcl land met Engeland t w. op 5 October 1944, een overeenkomst aanging en
een koers fixeerde, die een devaluatie van den franc met
rond 30% beteekende, was zulks wellicht volkomen in
overeenstemming met de Belgische in- en externe mone-
taire situatie.’ Hetgeen echter beteekent, dat de toe-
passing vad diezelfde devaluatie op onze munt aller-
minst in overeenstemming was met de toenmaals hier te
lande geldende monetaire verhoudingen.
Op grond van de bokengeschetste ontstaansoorzaak
van onze thans geldende wisselkoersen mag m. i.
a
ge-
conciudeerd worden, dat, indien al destijds door de Re-geering te Londen een statistisch onderzoek is ingesteld.
naar de factorerf, die voor de fixatie van den gewenschten
wisselkoers in het licht van de tijdens den oorlog gewij-
zigde omstandigheden van beteekenis zijn dat onderzoek
toch ‘weinig invloed heeft gehad op de uiteindelijk tot
stand gekomen internationale waarde van onze munt-
eenheid. Zoodat er dus alle aanleiding is om de vraag te
stellen, of onze eigen positie inderdaad de nu tot’stand
gekomen koersen, clerhalve een devaluatie van den gulden
met rond 30%, rechtvaardigt. Ik verheel mij geenszins,
dat deze. ‘vraag nioeilijk met volkomen zekerheid te be-
antwoorden is. Immers, de factoren, waarmee men bij de
fixatie van den ,,natuurlijken” koers moet rekenen, zijn vele. Het antwoord is’des tè moeilijker t6 geven, omdat
nen bij de huidige verhoudingen ze’er positief niet dien
koers als den ,,natuurlijken” kan aanmerken, bij welken,bij
vrije marktontwikkeling en vrij betalingsverkeer, even-
wicht zal bestaan tuschen vraag en aanbod van deviezen.
‘Dat evenwicht is voorloopig, waar ons land zoozeer ‘op
den invoer is aangewezen, niet te bereiken. Wij zullen
voor geruimen tijd zijn aangewezen op leeningen, in het
buitenland aan te gaan, c.q. kapitaa,lrepa,trieering, het-
geen met zich brengt, dat van een natuurlijk betalings-
balansevenwicht, uitsluitend gebaseerd op een evenwichts-
wisselkoers, geén sprake kan zijn. Dit bemoeilijkt eener-
zijds het vinden van eèn basis voor een logischen koers,
anderzijds vergemakkelijkt dit zulks. Immers, er blijft
dan slechts over om een koersbasis te zoeken
–
op grond
van de factoren, die het fundament zijn ‘van de koop-
krachtspariteitstheorie in den gecorrigeerden vorm, zooals
die ‘zich sedert de oorspronkelijke, naieve, theorie op
dezen basis langzamerhand heeft ontwikkeld, waarbij in’
hoofdzaak het kosten- en prijspeil van de typische export-
producten van elk land een rol speelt. Statistische gegevens
daarvoor zijn echter ook moeilijk te krijgen, zoodat men,
om tot conclusies té komen, toch aangewezen is op alge-
meene prijs- en loonindecijfers.
Alvorens men tracht op deze basis ‘een oordeel te
vellen over het koerspeil, dient men zich intusschen te
realis’eeren:
11 dat de indexcijfers van groothandelsprijzen ten
deele vervalscht zijn door subsidieering van import-
goederen, terwijl, voorzoover zij niet vervalscht zijn, zij
juist in dit verband een grenzelooze verwarring kunnen
geven tusschen
oorzaak
en
geoolg.
Prijzen van stapel-artikelen met een’ wereldmarkt imners volgen onmid-
dellijk een wijziging in het wisselkoerspil en leenen zich
daarom nauwelijks als basis voor de bepaling van een
natuurlijken wisselkoers. Juist voor deze goederen volgt
de koopkrachtpariteit – indien de prijzen niet vervalscht
zijn – den wisselkoers op den voet, is zij veelal secundair
en niet originair; –
dat de indexcijfers van de kosten van levensonder-
houd in ier vele landen – niet alleen in het onze –
eveneens zijn vervalscht dooi’ subsidies op eerste levens-
behoeften, en door het’ eveneens vervalschte loonpeil, dat zich slechts, dank zij die subsidies, kn handhaven.
Hierbij dient echter aangeteekend te worden, dat, indien
en voorzoover het subsidie op prijzen slechts betrft
importgoederen, en deze subsidies niet hooger gaan dan
het wegnemen vgn’ den invloed van cle wisselkoers-
depreciatie, de vei’valsching niet als bron van onjuiste
koopkrachtpariteitsherekening ‘kan gelden. Immers, men
vermijdt door die prijzen als basis aan te nemen juist
de boven gesignaleerde verwarring van oorzaak en gevolg.
Slechts voorzoover ook in het binnenland geproduceerde
artikelen – los van de daarin verwerkte importquote –
gesubsidieerd worden, is de prijs’vervalsching een fouten-
bron in de calculatie; dat het loonpeil
.dat ook vervalscht is, een ver-
valsching echter, die ook alweer de conclusie niet onjuist
maakt, mits de prijssubsidieering, dank zij welke dat
loonpeil zich kan handhaven,’ alleen importgoed betreft
en niet hooger is dan noodig om de wisselkoersdepreciatie
te elimineeren uit het prijsverloop – waarschijnlijk de
meest houvast ‘biedende basis is voor een vergelijking
der wisselkoersverschuivingen, maar dat vergelijking
van het nominale loon alleen dan zulk een houvast biedt,
wanneer in het vergelijkingstijdvalc geen belangrijke
verandéringen hebben. plaats gevonden in de onderlinge
verhouding der arbeidsproductioiteit
in verschillende landen.
De vergelijking van het Nederlandsche prijsindexcijfer
– kortelings voor het eerst weer gepubliceerd in ,,Eco-
nomische Voorlichting” – met dat van andere landen,
met name van Engeland en de V. S.,. leidt geenszins
4
tot
de conclusie, dat ei’ aanleiding is voor een noemenswaarde
depreciatie.
8 November 1945
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
211
Met betrekking tot het loonpeil kan het ïolgende wor-
den opgemerkt. Ondanks de vaststelling van normen
door de Overheid voor de maximum toegestane loons-
verhoogingen ie het niet gemakkelijk te zeggen, hoeveel
per saldo de loonstijging sedert 1939 nu beloopt. Het voor
Nederland gegeven cijfer is dan ook niet veel meer dan
een ruwe schatting:
Index: 1989 is 100.
Nederland
Engeland
V.S. v. Amerika
125
139
162
Ter vergelijking zij vermeld, dat in België de bonen
gemiddeld
met meer dan 100%
zijn gestegen, een index-
cijfer van rond 225 zal waarschijnlijk niet veel over-
dreven zijn.
1-Toe staat het nu met den in dit verband zoo uiterst
belngrijkeh factor der arbeidsproductivi’teit? Niet te ont-
kennen valt, dat deze hier te lande sterk heeft geleden, èn
door achteruitgang van den psysieken toestand èn door
achteruitgang van de kapitaaloutillag’e. Statistische ge-
gevens hieromtrent staan niet ter beschikking. In de
algemeene inleiding van het rapport ,,De Schade en het
herstel”, opgemaakt onder auspiciën van het Burëau
Documentatie Bouwwezen, wordt uitgegaan van een arbeidsproductiviteit van rond 50% per einde van dit
jaar, stijgende met rond 2% per maand,, zoodat volgens,
die praemisse eind 1947 weer de volle arbeidsproductiviteit
van 1939 zou zijn bereikt. De juistheid van deze prae-
misse kan oli het oogenblik niet bij benadering worden
beoordeeld. Maar zelfs, indien zij juist is,
dan
nog moet men uiterst voorzichtig zijn daaraan conclusies te ver-
binden met betrekking tot den invloed van dezen factor
01) den wenschelijken wisselkoers. In de eerste plaats.
moet bedacht worden, dat onze exportmogelijkheden
vooralsnog zeer gering zijn, en dat, naarmate de export-
mogelijkheden toenemen, ook verwacht mag worden,
dat de arbeidsproductiiteit stijgt, en daarmee de grootte
van den opslag op het nominale loon, die noodig is oii
een vergelijkingsbasis te krijgen met het boonpeil elders,
daalt. Vervolgens dient er rekening mee te worden• ge-
houden, dat in de eerste plaats van beteekenis is de
arbeidsproductiviteït in de voor den uitvoer werkende
takken van bedrijf, waarvan het geenszins gezegd is, dat
zij overeenkomt met het gemiddelde niveau van die
productiviteit.
Zelfs indien wij inderdaad over de heele linie een zeer sterk gedaalde arbeidsproductiviteit zouden waarnemen,
dan moeten wij ons toch realiseeren, dat verwacht mag
worden, dat deze geleidelijk weer zal stijgen. Indien men
•
zou aannemen, dat de huidige wisselkoersen zouden
beantwoorden aan het geldende loonpeil (de arbeids-
productiviteit in aanmerking nemend), dan moet zulks
tot de conclusie voeren,’ dat —..wil men inflationaire
prijsstijging vermijden—een stelsel van geleidelijk dalende
wisselkoersen .ou moeten worden’ ingevoerd. Tot dit
novum: een sliding-scale-wisselkoerspolitiek zal men wel
nauwelijks willen overgaan. Veel meer voor de hand ligt
het andere alternatief: den wisselkoers te bepalen op een
niveau overeenstemmend met loon en normaal peil der arbeidsprod’uctiviteit, en zoo noodig tot aan het herstel
van dat normale peil exportsubsidiën te geven, waarvan
de kosten gedekt moeten kunnen worden uit belasting
van importen. Immers, indien inderdaad de arbeids-
jroductiviteit elders grooter is, .moeten de prijzen der
invoergoederen lager liggen – uitgaande van een wissel-
koers gebaseerd op huidig loonpeil en ,,herstelde” arbeids-
productiviteit -, zoodat importbelasting logisch is. In
dit verband moet bedacht worden, dat lagere arbeids-
productiviteit nu eenmaal onvermijdelijk moet leiden tot
lager reëel inkomen over de heele linie.
Intuschen is het ‘de vraag, of verhooging van den
guldenkoers inderdaad zou moeten leiden tot de noodzaak
van tijdelijke exportsubsidieering.
In dit verband moge er op gewezen worden, dat van
overheidswege aan verschillende bedrijfstakken, waarvan
aangenomen wordt, dat zij nu of in de naaste toekomst
voor den export kunnen werken, de ,,hint” wordt gegeven,
om vooral zoo hoog mogelijke prijzen te berekenen. Wil
dit advies niet van elken gond ontbloot zijn, dan moet het uitgaan van de veronderstelling, dat, gegeven het huidige
niveau van den guldenkoers, het mogelijk is om prijzed
aan het buitenland te berekenen, die uitgaan boven het
peil, dat op basis van kostprijs en inheemsche markt-
verhoudingen de producent geneigd zou zijn te fixeeren.
Zou inderdaad het nominale loonpeil door daling van de
arbeidsproductiviteit reëel zooveel hooger liggen, dat dit
opweegt tegen de daling van den gulden, dan ware dit
advies niet op haar plaats.
Het laatstgenoemde argument, gevoégd bij die aan
bovengenoemde cijfers en gegevens te ontleenen con-
clusies, leidt tot de slotsom, dat er alle reden, is om aan
te nemen, dat de gulden op het oogenblik’,,ondergewaar-
.deerd” is.
Wat moet nu het gevolg zijn van die ,,onderwaar-
deering”? Op den duur moet deze zonder pardon leiden
tot een belangrijke stijging van het prijs- en loonpeil.
De prijzen in Engeland en de V.S. – en dit geldt ook
voor het overige buitenland: Zweden, Zwitserland, enz. –
zijn sedert 1939 aanzienlijk gestegen, terwijl verdere
stijging verwacht wordt. T-let is zeker niet ongemotiveerd
om uit te gaan van een stijging met 50%. Voegt men
daarbij den opslag, die een ,,doorwerking” van de de-
valuatie van den gulden met 30% met zich brengt, dan
komt men tot de stijging van ons prijspeil met 110%.
Dit is een consequentie, waarvan de uiterst ernstige
sociale gevolgen wel niet breed behoeven te worden uit-
gemeten, wijl zij voldoende evident zijn. De opzet van de
interne muntsaneering, die de Regeering juist in de laatste
maanden heeft ten uitvoer gelegd, is dan ook terecht:
een prijsbeweging van dien omvang te vermijden. Een
interne muntpolitiek, welke beoogt de prijsstijging binnen
grenzen te houden en een externe, die op den duur een
belangrijke overschrijding dier grenzen moet tot gevolg hebben, beteekent een dualisme, dat ‘nauwelijks te ver-klaren valt.
Het mag niet ontkend wpiden, dat op korten termijn
de geschetste prijsverhoogende tendens van de geldende.
wisselkoersen niet onvermijdelijk is. Men kan – en dit
geschiedt dan ook in de practijk – door subsidieering
an de importen het prijspeil handhaven alsof er geen
wijziging in de wisselkoersen gekomen ware. De sub-
sidieering beteekent echter een zwaren druk op hetbudget.
Aan te nemen is, dat de jaarlijksche last minstens f 600 â
700 millioen bedraagt, en dan dient daarbij in aanmerking
genomen te worden, dat niet ulle invoeren gesubsidieerd
worden. Dit laatste beteekent dus, dat wel degelijk een
partieele prijsstijging op basis van de wisselkoersverhoo-.
ging intreedt, een factor, die zich geleidelijk verder ,,door:
werkt”. Deze zware druk op het budget kan intusschen
niet blijvend géhandhaafd worden. Nu kan men daartegen
aanvoeren,dat, indien inderdaad de wisselkoersen te hoog
zijn, het mogelijk – en zelfs wenschelijk – is om den
uitvoer, die in verhouding tot het binnenlandsche kosten-
en prijspeil een te hooge opbrengst geeft, te belasten.
Hierbij moet intusschen ‘in aanmerking genomen worden,
dat voorboopig onze invoeren de uitvoeren aanzienlijk
zullen overtreffen, zoodat per saldo de last van de sub-
sidieering vooralsnog veel hooger moet zijn dan de even-
tueele opbrengst ‘van een ‘exportheffing. Waarbij dan.
nog komt, dat, indien men al tot zulk ëen stelsel zou over-
gaan, de vraag rijst, waarom zulk een systeem, dat een
zeer omvangrijk administratief apparaat vereischt, ver-
kozen wordt boven het zeer eenyoudige middel van wissel-
koersaanpassing. Slechts één argument zou kunnen
pleiten voor een gecombineerd systeem van subsidie
en belasting, t. w. de mogelijkheid om te kunnen dis-
1..
t.
212
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Noember 1945
crimineeren naar de marktpositie van e1k a.rtikel Een
wisselkoers is – dat valt niet te ontkennen – een Vrij
grof werkend instrument, dat geen rekening houdt met de
uiteenloopende ,,relative advantage” bij de productie
van verschillende goederen. Zou men echter op dien grond
overgaan tot een subsidie- eil belastingstelsel voor in-
en uitvoeren – in welk geval het vraagstuk van de hoogte
van den gekozen wisselkoers volmaakt irrelevant wordt,
en elke koers, hoe hoog of laag ook, even gemotiveerd of
ongemotiveei-d is – dan beteekent zulks, dat men .de
consequentie daarvan moet aanvaarden in dier voege,
dat men het prijzenstelsel volledig denatureert, en de
prijs volkomen moet wegvallen als aan de productie
richting gevende factor. Een vervalscht en gemanipu-
leerd prijzenstelsel – dat wij op het oogenblik grooten-
deels hebben – moet noodwndig leiden tot uitschakeling
van het particulier initiatief ter iake van de bepaling
van de productierichting en voert derhalve in zijn uiterste
consequentie tot volledige socialisatie. Wil men vrije
marktsectoren behouden, om te piofiteeren van de voor-
deelen van het particulier initiatief, dan moet het thans
bestaande, en bij het geschetste stelsel permanente,
element van vervalsching uit de prijszetting verwijderd
worden. Slechts wanneer men een algemeene ad valorem
importsubsidie en expôrtheffing van uniforme hoogte zou
invoeren, ware aan die consequentie te ontkomen, maar
dan werkt het middel even ruw als wisselkoersaanpassing
en heeft het geen enkel voordeel meer boven dit laatste
middel, slechts vele nadeelen.
Op grond van het bovenstaande meen ik te mogen
concludeeren,. dat een, althans gedeeltelijk, ongedaan
maken van de onverhoedsche devaluatie van onze munt
voor de hand ligt, en gemotiveerd is op grond van de
thans bestaande interne monetaire verhoudingen, gezien
in relatie tot de elders bestaande. Blijft dan nog over de
vraag, of wellicht in de toekomst een verlechtering van
die verhouding gevreesd moet worden, op grond waarvan
het wenschelijk is een – thans nog niet noodige – ,,speel-
ruimte” in het koerspeil van den gulden te handhaven,
die straks de consequenties van een ongunstiger wordende
interne monetaire situatie kan opvangen. In dit verband
dient men natuurlijk in de eerste plaats te denken aan
den toestand van het staatsbudget. Immers, de opzet en
toepassing vn de muntsaneering zal,, naar het zich thans laat aanzien, een inflâtionair
effect
van de in den oorlog
ontstane uitbreiding van de geldhoeveelheid afdoend
kunnen vermijden. Zoodat zulk een effect slechts te
vreezen is van een tot geldschepping ‘leidend tekort op
de staatsbegrooting. Aangenomen mag worden, dat
dit tekort zeer omvangrijk, beangstigend omvangrijk zelfs,
zal zijn, wanneer geen drastische maatregelen worden
genomen. In dit verband moet echter in de eerste plaats
het volgende worden opgemerkt: een belangrijk deel
van het tekort wordt niet in het binnenland uitgegeven
en heeft derhalve geen inflationair effect. Dit geldt in
de eerste plaats voor de boven aangehadde subsidie
op invoeren tot een bedrag van f 600 700 millioen. Be-
langrijker dan het, feit, .dat deze uitgave geen invloed
heeft op de binnenlandsche geldhoeveelheid, is echter,
dat deze post
geheel Qan het budget oerdnijnt
wanneer
de wisselkoersaanp’assing een feit zou worden. Deze uitgaaf-
post is immers grootendeels slechts een rekenkundige
grootheid, die in één slag – niet slechts voor de toekomst,
doch ook voor het verleden – wegvalt, wanneer de wissel-
koersen noemenswaard omlaag zouden worden gébracht.
Zij wordt immers slechts het verschil tusschen de waar-deering van de in het buitenland uitgegeven (al dan niet
geleende) gelden, omgerekend tegen de i
–
iu geldende
wisselkoersen, en het bedrag, dat bij ‘verkoop in het bin-nenland wordt ontvangen. Kan door verhooging van den
guldenskoers de uitgaaf buiten anders worden omgerekend,
dan valt de post geheel of ten deele weg. Vervolgens is
er een deel van de uitgaven, die in het buitenland worden
verricht, zooals een belangrijk deel van de uitgaven voor
leger en vloot. Voorzooer die buitenslands geschieden,
wordt de geldcirculatie in het binnenland door het aldus
ontstane deficit nièt’ beïnvloed en is er..dus ook geen
sprake
v?n
een inflationair effect.’
In elk geval moet men toch inhet algemeen kunnen
zeggen, dat er
nimmer
een
noodzaak
kan bestaan, om
op grQnd van de budgetaire positie te komen tot munt-
ontwaai-ding. Nimmer is de conclusie gerechtvaardigd,
dat men op dien grond inflatie en devaluatie
niet kan
vermijden. Komt het zoover, dan beteekent zulks, dat
men die consequentie
niet vil
veimijdèn. Wanneer men
er van uitgaat, dat eén bepaald uitgavenpeil noodig of
wenschelijk is, dan impliceert dit, dat tot die hoogte
het reëele brutonationale inkomen door de gemeenschap
wordt geabsorbeerd . (voorzoover de uitgaven althans
in het binnenland gebeuren). Men kan in dat verband
twee wegen bewandelen: de rechtstre.eksche’ door een
evenredig
deel van het geldinkomen der gemeenschap
door belastingen en/of J.eeningen aan den Staat te trekken,
in welk geval dus van een monetair deficit (in het binnen-
land) geen sprake is. Of men kan den weg van den minsten
weerstand bewandelen door slechts een deel van het
tot den Staat te trekken reëele inkomen te dekken door
absorptie van geldinkomen, en op het andee deel beslag
,te leggen langs den sluipweg der inflationaire geldschep-
ping ten behoeve van de Overheid. In dit laatste geval
wordt het aldus geabsorbeerde deel van het reëele volks-
inkomen geïnd ten laste van de inkomenstrekkers, welker
inkomens èf ten achter blijven bij cle stijging van het
prijspeil, die het resultaat is van de deficitaire politiek,
dan wel geheel star zijn (rente- en pensioentrekkers), zulks
deels ten bate van de ondernemers, deels ten bate van de
gemeenschap. Wil men het uitdrukken in termen van
vermogensverschuiving,
dan
is de conclusie, dat in.gelds-
waarden belegde vermogens – om. dus in staatsschuld belegde – worden onteigend ten behoeve van de debi-teuren, deels dus particuliere debiteuren, deels de ge-
meenschap. 1-Jet behoeft geen betoog, dat zulk een.stelsel
in sociale billijkheid het volmaakt aflegt tegen een, alge-
meene vermogensheffing.
Behalve de kans op verslechtering der interne mone-
taire situatie door deficitpolitiek, is er nog
een
andere
factor, die dit effect zou kunnen hebben. Indien men nl.
het hellend vlak der inflatie wil betreden, dan is zulks.
ook mogelijk door het voeren van den loonpolitiek, die
terwille van den socialen vrede èn de loontrekkenden èn
de vaste inkomenstrekkers ten deele doet exproprieeren.
De geschiedenis heeft in,den treure bewezen, dat nomi-
nale loonstijging den loontrekkende geen voordeel brengt,
en zeker .is dat het geval wanneer de prijszetting is in-
gesteld op het ,,doorcalcueeren” van kostenverhoogingen.
Dit wil geenszins zeggen, dat het loonpeil moet achter
blijven bij hetgeen de plaatsgevonden prijsstijging mo-
gelijk maakt. Voorzoover een marge tusschen die twee
factoren althans niet het gevolg is van de gedaalde arbeids-
productiviteit, is inhalen van, den achterstand een eisch
van sociale rechtvaardigheid. Maar de tendens is on-
getwijfeld om verder te gaan, en via loonsverhooging den
levensstandaard te brengen op een niveau, dat hooger
ligt dan, gegeven de bestaande arbeidsproductiviteit,
mogelijk is. Treedt men daarin, dan is dat een nieuwe stap op den weg dei inflatie, en dan is een ,,marge” in
het wisselkoerspeil nuttig. Maar dan
aanvaardt
men ooit
met open ogen en willens en wetens een inflationaire
muntontwaarding. De huidige wisselkoers is dan alweer
niet gebaseerd op de huidige situatie, niet op het con-
stateeren van een bestaande
–
waardeverhouding, maar
is het substract van den wensch om den weg van den
miiÇsten weerstand te bewandelen.
Wanneer men nu tot de conclusie komt,
dat
verhooging
van den guldenskoers wenschelijk is, dan dringt ziçh
tenslotte de vraag op, of zulks na al hetgeen er gepresteerd
8 November 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
213
is op het gèbied dei’ mönetaire accoorden, met verschil-
dende landen nog practisch uitvoerbaar is. Ik ontveins
mij niet, dat di.t vraagstuk moeilijkheden ial opleveren.
Inderdaad bevt elk van deze accoorden bepalingen,
volgèns welke in beginsel élk der partijen kan ovérgaan
tot wijziging van den koers daarin vasfgesteld, maar
met name het Nederlandsch-Belgische accoord bevat
een binding, die slechts lijkt te kunnen wdrden opgeheven
wanneer een staatsrechtelijk bevoegd lichaam tot dis-
ratificatie zou overgaan, een maatregel, waarvan het de
vraag is, of zij binnen afzienbaren tijd. mogelijk is. Dit
onderwerp behoort intusschen nauwelijks thuis in het
beperkte kader van deze beschouwing. Onoverkomelijk
kunnen de bezwaren uit dez”en hoofde toch moeilijk
zijn. In dit verband, mag natuurlijk niet over het hoofd
gézien worden,’ dat bij de partners der monetaire ver-
dragen weerstanden tegen eventueele herziening van de
koersverhouding denkbaar zouden zijn. Over het alge-,
meen intusschen zijn dergelijke bezwaren eerder te vér-
wachten bij devaluatie dan bij revalorisatie, behoudens
wellicht wanneer prestige-overwegingen in het spel komen.
Is er,,periculum in mora” is tenslotte eei vraag, diein dit
verband gesteld kan worden. Of kan men de bestaande
situatie geruimn tijd laten bestaan en dan alsnog deci-
deeren? Dit laatste is nauwelijks denkbaar. Ondanks het
stelsel van ‘importsubsidieering begint in verschillende
sectoren de devalua Lie reeds op . het prijspeil door te
werken. De. drang tot loorsverhooging kan evedmin
Jos daarvan worden gezien. Naarmate de exportmogelijk-
heden toenemen, wordt het probleem van den koers
ook daarvooi acuut. Een te lage koers van de eigen munt
houdt steeds een ernstig’ gevaar voor een ongunstigen
ruilvoet in. Het bovenaangehaalde advies van de Re-
geëring aan exporteurs. ,, berekent vooral hooge prijzen”,
is daar een symptoom van. Er zijn in dit verland twee
kansen: men weet den ruilvoet inderdaad op het optimum
te houden, en ,dan beteekent het niet bestaan van een
exportbelasting een onbillijke bevoordeeling van de
exportgroepen; dan wel men weet de verkdopsprijzen
‘toch niet geheel los te maken van de kostprijzen, en dan
gaat .dat ten detrimente van den ruilvoet.
Voor een volledig gemotiveerd’
9
ordeel over het hier
boven behandelde probleem is veel meer documentatie-
materiaal noodig dan waarover men buiten het regeerings-
apparaat de beschikking kan krijgen. De verhoudingen
lijken echter dermate apert duidelijk te liggen, dat men
ook zonder volledige statistische voorlichting de con-‘
clusie kan trekken: de gulden is ondergewaardeerd. Wij staan thans aan den tweesprong: den weg terug bewan-
delen, hetzij met betrekking tot de interne muntianeering,
dan wel ter zake van de wisselkoersen. Ook hier ligt een
reden om de decisie niet uit te stellen: wil men den wissel-
koers niet wijzigen, dan moet de opzet van de munt-
zuivering gewijzigd worden, en moet men ,,mikken”
op een heel ander niveau van de geidhoeveelheid, dan
waarop men zich wilde richten tôen men beperking van
de loonstijging tot 25% in het hoofd had.
C. A. KLAASSE.
DE HERSTELBANK.
Dezer dagen is opgericht de Maatschappij tot Finan-
ciering van het Nationaal 1-lerstel N.V. en ei’ is alle aan-
leiding om enige beschouwingen daaraan te wijden.
Immers, de Regering wil deze nieuwe rnadtschappij ge-
bruiken om de in ons land en in de overzeese gebiedsdelen
zo geschoaden welvaart te herstellen. Pat zij daarbij
grote plannen koestert, moge blijken ujt het feit, dat de
1-lerstelbank een kapitaal heeft van f 300 millioen, terwijl
zij daarnaast nog geldleningen kan sluiten tot een bedrag
van twee derden van het geplaatste kapitaal. Bij de op-
richting is 100 millioen gulden aandelenkapitaal geplaatst.
Zouden ook de thans nog ongeplaatste aandelen worden
uitgegeven en leningen worden gesloten tot het maximaal
toegestane bedrag, dan zou men over niet minder dan
f 500 millioen beschikken. De grootte van dat bedrag
spreekt vooral, als men bedenkt, dat het, naar ik meen,
de bedoeling van den Minigter van Financiën is, om na
de plaatsgevonden sanering de totale hoeveelheid char-
taal en giraalgeld te beperken tot ongeveel f
5
milliard.
De Herstelbank beschikt dan over een, tiende van al
het geld, dat in ons land in omloop zal zijn.
Het doel der vennootschap is het financieren van in
het Rijk gevestigde natuurlijke en rechtsperonen; die aldaar den bedrijf uitoefenen. Het terrein, waarop dit
bedi’ijf -werkzaam is, is niet beperkt, wel.
‘orden
een
aantal
takken
van volksbestaan genoemd, doch deze
opsomming dient niet tei’ beperking; zij werd opgenomen
om aan te geven, dat geen tak: van bedrijvigheid en geen
bedrijfsomvang bij voorbaat van de financiering is uit-
gesloten. De financiering geschiedt door middel van het
openen van credieten, het verstrekken van geldleningen,
het stellen van borgtochten, ht deelnemen in het kapitaal
en het verlenen van bemiddeling van een en ander. Ook hier dus geen enkele beperking.
Dit kan echter slechts geschieden, indien en voorzover
,het dienstig.geacht kan worden voor het herstel van de
welvaart des Rijks. Verder kan de vennootschap deel-
nemen in andere vennootschappen, verenigingen en stich-
tingen met een gelijk en aanverwant doel.
Ziehier in enkele woorden de bmschrijving van de
belangrijke taak, die deze I-Iei’stelbank is toebedeeld.
Terecht gaat de Regering er van uit, dat er door de oorlog
en de bezetting zulke wonden in ons bedrijfsleven zijn
geslagen, dat het particulier initiatief, ook al doordat de normale bronnen ter financiering van, het bedrijfsleven
slechts gedeeltelijk en zeer moeilijk lullen kunnen vloeien,
niet in staat zal zijn de geweldige kapitalen bijeen te
brengen, die er nodig zpllen zijn. Maar ook al zou dit
wel het geval zijn, dan nog zou, naar de Regering van
oordeel is, de selectie, die dat particulier initiatief zou
toepassen naar soliditeit, rentabiliteit en liquiditeit, niet
dezelfde zijn als die, welke uit een oogpunt van nationaal
herstel nodig is.
Hiermede zijn wij aangeland hij de principiële taak
van de nieuwe Herstelbank; zij gaat niet domweg her-
stellen wat geweest is, maal’ zij zal doelbewust het na-
tionaal herstel in algemene zin bévorderen. Zij wil er aan
medewei’ken, dat e’ in het Rijk der Nederlanden birnen
de kortst mogelijke tijd wederom welvaart komt. Zij moet
dus welva,artspolitiek gaan voeren en niemand zal ont-
kennen, dat men met f500 millioen heel wat kan doen
1).
Ziet men de zaak zo, dan doen er zich direct enige
principiële vragen voor.
De eerste houdt verband met het feit, dat de finan-
ciering op zodanige gronden
zal
geschieden, dat soliditdit
en rentabiliteit in de juiste verhouding aanwezig zijn.
Dit wil dus zeggen, dat de credietverleniig een commer-
cieel karakter zal dragen. Weliswaar wil men er niet naar
streven om zo veel mogelijk winst te m,aken, maar aan-
gezien men particulieren bereid wil vinden hun spaar-
gelden en ander vermogen voor de Bank beschikbaar te
stellen, kan men geen experimenten uithalen en moet
men erwelop uit zijn te trachten ,,self-supporting” te zijn.
Trouwens, ik kan mij niet voorstellen, dat de leiders
van deze nieuwe Bank, die toch bekwame financiers
zullen moeten zijn, er pleizier in zouden hebben om ge-
regeld elk jaarmét verliezen te werken. Ook al krijgt
men geen cent tantième, er zit toch steeds sportief genot
in er voor te zcirgen, dat de gelden, die men aan je hoede
‘)
Het is jammer, dat de Regering met het verlenen van een
groot crediet aan de N.V. Philips wat kortelingsdoor de radio
werd medegedeeld, .niet op deze Bank heeft kunnen wachten. Of
is het de bedoeling, dat dit crediet t.z.t. door de Herstelbank
woidt overgenomen?
214
,_
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
. 8 November 1945
toevertrouwt, weer ongeschonden uit de kringloop te
voorschijn komen.
Nu komt echter
.
de
vraag,
of er geen dualisme is tussen
het voereï van welvaartspolitiek en het verlenen van
credieten op commerciële basis.
Tien jaar geleden werd hij de oprichting van de Maat-
schappij voor Industriefinanciering dezelfde viaag ge-
£teld. Men beweerde, dat men dan niet kon industrialiseren.
ik heb altijd het standpunt ingenomen, dat dit wel kon
en wil dit ook nu nog doen. Immers, het industrialiseren
of ruimer gezien het voeren van welvaartspolitiek, be-
tekent niét, dat men maar elk project, dat op zichzelf
wel enigeleyensvatbaarheid vertoont, aanpakt en op
weg helpt. Men zal alles in het grote verband van ons
nationale’ economische leven moeten beschouwen, en
wanneer men dan een plan heeft, dat in dat geheel past,
dan kan men, als aan alle andere voorwaarden wordt
voldaan, er ook redelijkerwijze op rekenen, dat het aan
de bij de credietverlening bepaalde financiële verplich-
tingen zal kunnen voldoen.
Dit betekent echter, dat de financiering moet plaats
vinden in het kader van de algemene welvaartspolitiek
van ons land. En dan vraag ik mij af. of daarmede wel
voldoende rekening is gehouden bij het vaststellen van
de wijze, waarop de Bank zal gaan werken. W.elvaarts-
politiek is nu eenmaal én vooral in’ de huidige omstan-
digheden regeringszaak. Vraagstukken van handels-
politiek, koloniale politiek, mogelijkheden van repercus-
sies in het buitenland, het geven van voorkeur aan een
bepaalde tak van bedrijf boven eenandere,’die hier zeer
zeker, zullen spelen, omdat deze Bank zowel de nijverlieid
als de landbouw., de handel en het verkeer zal financieren,
dat zijn alle kwesties, die de Regering in het algemeen
verband zal hebben te beoordelen en niet’ de Directie
van de Herstelbank alleen.
Ook al worden de President-Directeur en de Directeur-
Secretaris door de Kroon benoemd en krijgt de Directie
voor het openen van credieten richtlijnen van de Com-
missie van Advies, waarvan één door de algemene ver-
gadering van aandeelhouders, dus door de Regering (de
Staat heeft steeds de meerderheid der aandelen) wordt
benoemd, dan nog is er geen waarborg, dat-de crediet-
verlening zal geschieden in overeenstemming met de algemene welvaartspolitiek van de Regering.’
Daar komt nog bij, dat deze kwestie naar mijn mening
thans belangrijker is dan tien jaar geleden. Toen ging
het om werkverruirning in een bedrijfsleven, dat wel
sterk geleden had door de crisis van 1.930 en volgende
jaren, maar dat toch nog vrijwel geheel intact was.
Thans zijn er zulke gaten geslagen, dat men van de
gelegenheid gebruik kan maken, om datgene, wat niet
goed was, af te snijden, en datgene wat gewenst is, doch
er om bepaalde redenen nietis, terwijl het toch – des-
noods met enige handelspolitieke steun van de Overheid –
economisch verantwoord is, in het bizonder te bevorderen.
Vooi’al wanneer het mogelijk zou zijn om een aantal in-
dustrieën uit Duitsland naar ons land over te brengen,
kan hier belangrijk werk worden gedaan.
Maar dan zal zelfs de principiël tègenstander van ,,orde-
ning” moéten erkennen, dat daarbij leiding van hogerhand
nodig is, om te zorgen, dat alles wat men doet, past in,
het algemeen welvaartsplan van de Regering. En als men
dan bedenkt, dat de Regering in het C.I.V.I., het TNO.,
de nieuweplanorganisatie van Prof. Tinbergen en zoveel
andere instellingen,, zo langzamerhand beschikt over een
outillage van terzake zeer deskundige krachten, dan doet
het vreemd aan, dat daarover in de omtrent de Bank
gedane mededelingen met geen enkel woord wordt gerept.
Ik begrijp best, dat een fina,ncier, wiens taak het is
credieten te verstrekken, liefst vrij wil zijn van al deze
rompslomp, en dat hij hij deze credietverlening zo weinig
mogelijk geremd wil worden. Maar
,
met een-.,, Hier heb
,je f 100 tot 500 rnillioen, red je voorlopig” kan hij er toch
niet afkomen. Daarvoor krijgt hij een te grote macht en
zijq de belangen, die hij moet dienen, te groot.
liet eigenlijke werk bij de financiering is het onderzoek,
of liet credietal
dan
niet moet worden.verstrekt en het
toezicht op de verleende credieten. De rest gaat na enige
tijd automatisch. Nu lijkt het eerste, het onderzoek, het
belangrijkste en het moeilijkste, omdat daarbij naast de
financiëel-technische omstandigheden de algemene wel-
vaartspolitieke motieven den doorslag moeten geven. 1-let
toezicht moet daarentegen een zeer intiem en persoonlijk
cachet hebben, dat de verantwoordelijke Directie zelf in
handen moet houden. De kracht
van
deze credietverlening
zit niet uitsluitend in het geven van het geld, doch min-
stens even sterk in de belangstelling, die de Directie van
de Bank voor het gefinancierde object heeft. Er moet
tussen de Directie en den ondernemer eeg sfeer van per-
soonlijk vertrouwen zijn; waarin men gezamenlijk het
bedrijf opbouwt en waardoor van deze samenwerking
het fitelijk karakter van toezicht wordt ontnomen;
Ik acht dit één van de belangrijkste voorwaarden voor het
welslagen van de credietverlening.
Thans een enkel v’oord over het feit, dat in deze Flerstel-
bank naast de Staat ook particulieren kunnen delnemen.
Eerlijk gezegd vind ik de wijze, waarop dit is geregeld,
maar matig. Ten eerste heeft de ‘Regering er zorgvuldig
voor gewaakt, dat de Staat steeds in elk opzicht de meer-
derheid der aandelen behoudt en dus als het er op aan
komt alles te zeggen heeft. Ali beleggingsobject zijn de
aandelen van de Herstelbank ook niets bijzonders. De
particuliere belegger heeft, als houder .van preferente
aaidelen, recht op een primair dividend van 3%, dat
,hem door de Staat zal worden gegarandeerd. Dit dividend
wordt uitgekeerd uit de winst voorzovër deze niet nodig
is gewee’st voor dekking van een verliessaldo uit voorgaan-
de jaren en nadat 20% van deze winst in een reservefonds
is gestort. (VôÔr de winstbepa.ling zal men uiteraard ook wel. de nodige stille reserves hebben gemaakt, terv’ijl van
de winst natuurlijk ook nog belasting betaald moet woi’-
den). Heeft de particuliere belegger echter zijn 3% gehad,
dan wordt het overblijvende gedeelte in de eerste plaats
gebruikt om de Staat als enig houder van gewone aandelen
zijn 3% primair dividend te geven. Is er dan nôg winst
over, dan wordt die besteed voor uitkering aan de Staat,
indien en voorzover deze gelden mocht hebben betaald
uit hoofde van door hem verstrekte garanties ter zake van
rente en aflossing op geldleningen ten laste dei- vennoot-
schap en ter zake van dividend op particuliere aandelen,
en deze gelden niet reeds in hoofdsom aan de Staat mochten
zijn terugbetaald. Als er dan nog over is, kan de alge-
mene vergadering van aandeelhouders (dus in laatste
instantie de Staat) over de bestemming van dit restant
beslissen, doch het mag niet worden besteed voor enige uit-
kering aan houders v’an preferente aandelen B. liet
komt ei- dus op neer, dat de particuliere belegger vrij
zeker op een dividend van 3% kan rekenen, maar hij
kan ook nooit meer
,
dan dat krijgen. Rijk zal hij er dus
niet van worden. –
Alles bij elkaar vind ik de wijze, waarop de particulieren
naast de Staat hebben medegewerkt aan deze nieuwe
‘instelling niet erg fraai. Het zou heel wat mooier zijn
geweest, indien hier, evenals onlangs in Engeland, uit-
sluitend het particuliere bankwezen dit initiatiëf had ge-
nomen, waarbij daii de Staat als belanghebbende mee had
kunnen doen en vooi- bepaalde iisico’s garanties had
kunnen geven.
In ,,The Fina.ncial Times” van 29 October jl. is de
inhoud opgenomen van een circulaire, die de ,,Industrial and Commercial Finance Corporation” heeft uitgegeven
ter verklaring van haar werkiaamheden en de gang van
zaken voor het verkrijgen van een crediet.
Deze kunnen woiden verstrekt tot elk bedrag tussen.
£5.000 en £200.000 aan ,,business enterprises in Britain”
en in het bizonder in gevallen ,,where the. existing faci-
8 November 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
215
lities provided by lianking institutions and by the Stock
Exchange are not readily or easily available”.
Hoewel het hoofdzakelijk de bedoelihg is aanvullende
financiering te geven aan bestaande en zich uitbreiclende ondernemingen, zullen ook ,,proposals from new organi-
zations whose backing is sound and whose prospects
are good” in behandeling worden genomen.
De maatschappij werkt nauw samen met de bankrelatie
van den credietaanvrager en het wordt op prijs gesteld,
indien de aanvrage ook door middel van deze bankrelatie
wordt gedaan.
Het belangrijkste is echter, dat deze maatschappij
is opgeiicht door Engelse en Schotse banken, die het.
kapitaal van £ 15 millioen hebben genomen en er verder
voor hebben gezorgd, dat de maatschappij nog lenings-
mogelijkheden heeft gekregen van £ 30 millioen, zodat
zij in totaal over £ 45 millioen kan beschikken.
Naar mijn smaak is deze opzet heel wat gezonder dan
de onze. FIet is een publiek geheim, dat hier medewerking
van de banken en van de institutionele beleggers uiterst
moeilijk •is verkregen. Nu wil ik direct toegever, dat
f 500 millioen voor ons land heel wat meer betekent
dan £ 45 millioen voor Engeland, maarook bij een be-
langrijk kleiner bedrag zou de opzet, zoals die in Engeland
‘is tot stand gekomen, hier niet mogelijk zijn geweest.
Dit is zeer zeker te betreuren, vooral ook, omdat naar
mijn mening dit bedrijf als
zodanig
in de grote lijnen
niet bij voorbaat verliesgeveod behoeft te zijn. In de
gevallen, waarin het landsbelang een finarciering vordert,
zou de Staat altijd nog bepaalde garanties kunnen geven,
zoals dat bij de Maatschappij vdor Industriefinanciering
ook verschillende keren, met name bij het Stroovezel-
project, is gedaan.
M.i. hebben de particuliere banken in ons land eed
fraaie gelegenheid voorbij laten gaan, om, in de geest,
zoals indertijd de heer Fentener van Vlissingen zo juist
betoogde, het bedrijfsleven in Nederland en daarmede tenslotte ook hun eigen belang te dienen.
Tot slot nog een tweetal opmerkingen:
De Herstelbank zal ook gelden beheren, welke door
het Rijk of andere lichamen en door particuliere instel-
lingen voor molestverzekering bestemd zijn of worden ter
tegemoetkoming in geleden oorlogsschaden en admi-
nistraties betreffende zulke schaden voeren.
De bedoeling is een centraal toezicht uit te oefenen
op de besteding van deze tegemoetkomingen en om
dubbele schadeloosstelling voor één en dezelfde schade,
wat, gezien de talrijke instanties, die tegemoetkoming
verschaffen, niet is uitgesloten, te voorkomen.
Ik kan me begrijpen, dat de Regering er toe is gekomen
deze .werkzaamheden aan .de Herstelbank op te dragen.
Immers, deze gelden zullen ook voor herstel moeten wor-
den aangewend en men zal zeker moeten weten, of iemand,
die bij de 1-lerstelbank aanklopt om financiering, ander-
zijds reeds van de Staat of een molestverzekeringsmaat-
schapij bedragen ter beschikking krijgt. Daar staat
echter tegenover, dat het arbeidsveld van de financierings-
maatschappij daardoor buiten het gebied der kapitaal-verschaffing wordt uitgebréid.
Het is mogelijk, dat deze tweeledige functie voordelen
biedt in zoverre, dat de ervaringen ôp beiderlei terrein
elkaar kunnen aanvullen. Maar als de Directie haar taak
goed
zal
willen verrichten (en daar twijfel ik niet aan),
zal ze aan de kapitaalverschaffing haar handen vol hebben
en zal deze administratieve bijfunctie, die geheel een
ambtelijk karakter draagt, toch nietpassen in de dyna-
mische, zakelijke sfeer, waarin de financieringswerkzaam-
heden zullen moeten plaats vinden. Het komt mij vor,
dat men liever een andere oplossing voor deze werkzaam-
heden had moeten zoeken, waarbij dan de Herstelbank
wel steeds geïnformeerd zou moeten”worden omtrent de
tegemoetkomingen, die haar relaties – ontvangen. /
Een andere opmerking heeft betrekking op de bepaling,
dat tenminste één persoon, die geacht kan worden het
bizonder vertrouwen te genieten van de werknemers van
de vennootschap, deel uit zal moeten maken van het
College van Commissarissen. Deze persoon zal
dan
benoemd
worden .uit een bindende voordracht van tenminste twee
–
personen, op te maken door een vergadering van werk-
nemers der vennootschap, met dien yerstande echter,
dat deze commissaris niet zelf een lid van het personeel zal kunnen zijn.
Het lijkt mij zeker in overeenstemming met de geest
van de huidige tijd, dat bij naamloze vennootschappen
met een omvangrijk personeel, dit personeel vertegen-
woordigd is in de Raad van Commissarissen. Trouwens,
de Stichting van de Arbeid heeft, naar ik meen, ook
reeds verklaard, dat in die richting in de naaste toekomst
in het algemeen iets verricht zal moeten worden. Moet
men deze regeling ad hoc als een aanwijzing er voor be-
schouwen, dat de Regering inderdaad ten deze iets van
plan is? Ik kan me tenminste niet ‘voorstellen, dat het bij
deze Herstelbank in het bizonder zo nodig is, dat één
van de commissarissen het speciale vertrouwen geniet
van het personeel. De werkzaamheden van het College
van Commissarissen zullen toch wel beperkt blijven tot
het algemeen toezicht op de Directie. Ook-de punten,
waarvoor de Directie de goedkeuring van commissarissen
behoeft, zij nniet van die aard, dat de belangen van het
personeel daarbij in het bizonder betrokken zouden
kunnen zijn.
Aangezien er hier dan ook blijkbaar geen directe nood-
zaak is voor deze functie van personeelcommissaris, moet
men de instelling ervanm.i. zien als een symptoom van
het voornemen van de Regering om deze aangelegenheid
binnen afzienbare tijd algemeen te regelen. Het is echter
te hopen, dat een en ander dan goed en duidelijk wordt
omschreven. De bedoelde commissaris moet in het bi’zonder
het vertrouwen van het personeel genieten. In welk
opzicht echter? Moet het personeel er hier in dit geval
bijv. vertrouwen in hebben, dat de Directie haar taak als
credietgeefster juist opvat? Of dat de Directie wel vol-
doende rekening houdt met het herstel van de welvaart des Rijks? Naar mijn mening heeft dit vertrouwen toch
uitsluitend fe maken met de directe belangen van het
personeel. En,
kan
mn dan weer vragen, zijn deze hier
nu in het bizonder van zoveel belang, dat daarvoor alleen
een commissaris moet worden benoemd? Naar mijn
mening had men gerust- de algemene regeling kunnen
afwachten.
Er zijn uiteraard nog verschillende andere punten
bij deze Herstelhank waarover iets te zeggen zou zijn,
doch ik meen te moeten eindigen. Ik wil dit echter niet
doen zonder de hoop uit te spreken, dat deze nieuwe
instelling in elk opzicht aan de verwachting, die men er
aan heeft gesteld, zal voldoen, en dat zij zal blijken in
de ware zin des woords een Herstelbank te zijn.
Dr. Ir. B. BÖLGJR.
DE INTERNATIONALE KAMER VAN
KOOPHANDEL.
Bij de lezers der ,,Economisch-Statistische Berichten”
behoeft de Internationale Kamer van Koophandel nau-
welijks een introductie. Toch is het misschien goed, om –
waar de Kamer tengevolge van de omstandigheden ge-
durende meer dan vijf jaar hier te lande slechts weinig
van zich kon doen spreken – het geheugen eenigszins
op te frisschen en in het kort te 9chetsen, wat de Inter-
nationale Kamer van Koophandel is en welk doel zij
zich heeft gesteld.
/
216
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1945
Organisatie der Internationale K. o. K.
De Internationale Kamer dan, is een Organisatie van
het internationale bedrijfsleven. Tot haar oprichting
werd in 1919, op gezamenlijk initiatief van den Fransch-
man Etienne Clementel en van de ,,AmericanChamber
of Commerce”, besloten. In 1920 ving zij te Parijs, alwaar
het Secretariaat-Generaal gevestigd werd, haai’ werk-
zaamheden aan. Onder haar leden telt zij de meeste
Kamers van Koophandel, organisaties op het gebied
van handel en indusLrie, op dat van bank- en ver’ekerings-
wezen en niet te vergeten het transportbedrijf. Het zijn
echter niet alleen organisaties die voor het lidmaatschap
in aanmerking komen; ook ‘individueele bedrijven zijn
in grooten getale, geheel buiten hun organisaties om,
rechtstreeks bij de Internationale Kamer aangesloten.
Het centrale orgaan van de Kamer is het, onder leiding
van’ een presidium, dat bijgestaan wordt door eenige
commissies, werkende Secretariaat-Generaal. Daarmede
wil geenszins gezegd zijn, dat dit ook het hoogste orgaan
z’ou zijn. De hoogste macht in de Kamer berust nl. bij
een Raad van Bestuur (Conseil) en bij een Algemeene
Vergadering, welke laatste in den vorm Van een Congres
in den regel om de twee jaar bijeenkomt. Doch voor
de continuïtejt in de politiek der Kamer en voor de door
internationaal overleg te bereiken resultaten, vormt de
permanente kern in het organisme der Kamer het stu-
wend en coördineerend element. Het is vooral ook door
de aanwezigheid van dat permanent functionneerend orgaan,
onder welks leiding door een groot aantal internationale
studiecommissies belangrijk voorbereidend werk wordt. vericht, dat de ,,Conseil”-vergaderingen en Congressen
der Kamer veelal in staat zijn besluiteri te nemen en aan-
bevelingen te doen, waartoe op zichzelf staande con-
ferehties door gebrek aan voorbereiding en het ontbreken
van
een
voldoend georiënteerde leiding meestal niet in
staat zijn. –
Teneinde de medewerking van de leden aan de werk-
zaamheden te vergemakkelijken, zijn in die landen, waar
de Kamer een belangrijk aantal leden bezit, zgn. Nationale
Comité’s opgericht, die het nationale intermediair vorme.n
tusschen de Kamer en haar leden. Uit dien hoofde zijn
zij, die in Nederland lid zijn van de Internatipnale Kamer,
dit via het lidmaatschap van de Nederlandsche Organi-
satie voor de Internationale Kamer van Koophandel
(Parkstraat 93, Den Haag). De Nationale Comité’s wijzen
o.a. uit hun leden degenen ‘aan, die het bedrijfsleven
van hun land in den Conseil zullen vertegenwoordigen,
terwijl zij ook bepalen, wie deel zullen uitmaken van de
studiecommissies, die in internationaal milieu de ver-
schillende aan de orde zijnde onderwerpen behandelen.
Welke deze onderwerpen. zullen zijn, wordt telkenmale
op voorstel van een permanente programma-commissie
tijdens een Congres vastgesteld. De periode van twee jaar, die dan volgt, voordat wederom een Congres zal
plaats vinden, wordt gebezigd, om het oordeel van het
bedrijfsleven der geheele werld via de ingestelde studie-
commissies, de daarboven gestelde ,,steering-committees”
en den ,,Conseil” tê peilen en samen te bundelen tot een
aan het volgende Congres ter uiteindelijke goedkeuring
‘voor te leggen aanbeveling. Dat men zich bij hët afleggen
van dien weg laat voorlichten door deskundigen van
naam, komt dikwijls voor.
Doeleinden der Internationale K. o. K.
Welke zijn nu de doeleinden, die de Internationale
Kamer zich heeft gesteld? In het kort komen deze hierop
neer, dat de Kamer alle elementen van het internationaal
bedrijfsleven wil vertegenwoordigen; dat zij het welover-
wogen oordeel van alle internationaal georienteerde
zakenlieden wil peilen en daaraan uitdrukking wil geven;
dat zij wil waken voor het voeren van een doeltreffende
en consequente internationale eccinomische politiek en
daarbij goede betrekkingen en beter begrip tusschen
zakenlieden en hun organisaties in de verschillende’landen
wil bevorderen. Haai’ streven — en dit heeft steeds een
hoofdplaats tusschen ha.ar doelstellingen iögenomeri,
doch doet dit thans meer dan ooit — is er daarbij voort-
durend op gericht den vrede te bevorderen en hartelijke
betrekkingen tusschen de volkei’en te doen ontstaan.
Uit haar politieke houding ten opzichte van de voor het
geheele menschdom beslissende vraag ,,00rlog of vrede”,
leidt de Internationale Kamer een zeer besliste houding
af ten aanzien van de te volgen internationale economische
politiek. Zij erkent nl., dat de belangrijkste oorzaken,
waaruit oorlogen ontstaan, gelegen zijn op economisch
terrein en vooral hierin bestaan, dat de volkeren onvol-
doende inzien, dat hun’economische belangen in wezen
niet tegenstrijdig, doch interd’ependent zijn. Elk handelen
uit .kortzichtig eigenbelang, zonder voldoende rekening te
houden met de belangen van andere landen (waardoor
uiteindelijk toch ook het eigenbelang wordt gediend),
vormt het groote kwaad, dat de were.ldwelvaart be-
lemmert, de volkeren tegen elkaar opzet’ en tenslotte
steeds tot ,00rlog leidt.
De Internatiofiale Kamer van’ Koophandel streeft er
dan ook naar, om — ondanks de uiterst moeilijke econo-
mische verhoudingen, waaronder de volkeren leven en die
tengevolge van den huidigen oorlog nog gecompliceerder’
zijn geworden dan ooit tevoren – het besef levendig te
houden, dat alleen door het voeren van een politiek van
,,gootl neighbourship”, het elkaar zoo minmogelijk schade doen en het bevorderen van een zoo groot migelijk onder-
ling verkeer, op den duur een werkelijke volkerengemeen-
schap kan ontstaan. De Kamer als geheel realiseert
zich zeer wel, dat het niet mogelijk is hij de nu eenmaal
bestaande scheefgetrokken verhoudingen, een doctrinaire
wereldhuishoudingpolitiek te voeren, waardoor meer
kwaad dan goed zou worden gedaan. Zij geeft echter
zeer positief een richting aan, namelijk deze, dat, ook met
betrekking tot het verkeer tusschen de volkshuishoudingen,
het streven naar eigen welzijn moet harmonieeren met
het algemeen belang. Daarnaast tracht zij door voor-
lichting van publiek en Regeering te bereiken, dat –
waar dit
maar
eenigszins mogelijk is zonder onvermijde-
lijke noodzakelijkheden gqweld aan te doen ‘ – het be-
ginsel van de eenheid der wereldhuishoudingen door
practische maatregelen wordt toegepast. Het is — zooals
men met een kleine variant op een zinsnede, voorkomende
op blz. 9 van het door het Britsche Nationale Comité
der Kamer in 1944 gepublicerde rapport, getiteld ,,World
Trade”, zou kunnen zeggen: ,,The contribution v’hich
the International Chamber of Commerce offers towards
the solution of the problem of economic reconstruction is,
first, an idea — regard thy neighbour as thyself —;
secondly, a policy – conform intçlligently to’the under-
lying real trends, seek to modulate but not to resist
them -“. –
Als ten nauwste samenhangend met haar hoofddoel
ziet de Internationâle Kamer ook het zoo belangrijke
vraagstuk: ,,overheidsbedrijf of particulier bedrijf”. Ook
hier erkent men de onjuistheid van elk star doctrinisme en
constateert men, dat, al heeft het er soms den schijn van,
of er op de wereld twee in dit opzicht geheel tegengestelde
systemen bestaan, het in de practijk niet gaat om prin-
cipieele, doch om gradueele. verschillen. Zoo staan bij-
voorbeeld de Angel-Saksische landen bloot aan een streven
in de richting van het overheidsbedrijf, terwijl in Rusland,
waar de wijzer reeds:te ver is doorgeslagen, een streven
in tegenovergestelde richting merkbaar is. De Kamer
staat daarbij op het standpunt, dat het voor een gezonde economische ontwikkeling en het vermijden van tegen-‘
stellingen tusschen de volkeren veel beter is, wanneer het
internationale economische leven niet wordt gevormd
door groote nationale eenheden, die daardoor maar al te
gemakkelijk als vijanden tegeiover elkaar komen te staan,
maar wordt overgelaten aan talrijke particuliere bedrijven,
8 November
.1945
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
217
waardoor een 1erwarring van zakelijk economische belangen
met nationale belangen minder gauw paats zal vinden. Daarom – en uiteraard zeker niet het minst, omdit men
in het particulier initiatief één der belangrijkste drijf-
veeren ziet voor elke doelmatige economische activiteit –
hecht de Internationale Kamer groot belang aan het
handhaven van een zeer ruim terrein voor de ontplooiing
van het eigen initiatief van een particulier bedrijfsleven.
Het is in het bijzonder van de zijde der Vereenigde Staten,
dat in deze richting sterke stuwkracht uitgaat.
Practische aerkzaarnheden.
/ Vormt het vorenstaande dn, giondslag, waarop het
hândelen van de Kamer in groote lijnen gebaseerd is,
verreweg het meerendeel van haar we’kzaahheden is vn
direct practischen aard. Het streven, het onderling verkeer
tusschen de volkeren te bevorderen, vindt namelijk tal
van zeer concrete aanrakingspunten met de practijk.
Het is niet’ mogelijk in het bestek van dit artikel ook
maar een eenigszïns volledig beeld te geven van de vele
verbeteringen, die de Kamer in den loop der jaren op
allerlei gebied heeft nagestreefd en waarvan zij er velen
heeft weten te bereiken. Eenige der meest bekende voor-beelden daarvan zijn wel het vergemakkelijken der inter-
nationale handelsarbitrage door instelling van het te
Parijs gevestigde Hof van Arbitrage der Internationale
Kamer van Koophandel; het samenstellen van een code
van internationale handelstermen onder den naam„In-
coterms”; het vaststellen van uniforme regels en gebruiken
met betrekking tot commercieele documentaire credieten.
Tan de velerlei onderwerpen, waartoe de bemoeingen
der Kamer zich voor den – oorlog hebben uitgestrekt;
noemen wij, naast dat van het verminderen.der handels-
belemmeringen, dat dermonetaire en financieele politiek;
voorts onderwerpen betrekking hebbende op productie
en distributie, op wetgeving en arbitrage, op verkeer en
communicatiemiddeleii. 1-let is niet mogelijk op dit alles
nader in te gaan. Slechts moge als een voorbeeld ‘van
nuttige werkzaamheid ,der Kamer op laatstgenoemd
terrein vermeld wordèn, dat in den loop der jaren menige
verbetering in het internationaal post- en telegraafverkeer
op aanbeveling van de Internationale Kamer werd tot
stand gebracht.
Dat het internationale bedrijfsleven in de Kamer een
waardevol middel bezit om zich op de hoogte te stellen
van hetgeen zich in andere landen op econômisch gebied
afspeelt, behoeft geen betoog. Voor het tijdschirift van de
Kamer, ,,l’Economie Internationale”, bestond vôér den oor-
log steeds veel belangstelling, terwijl de economische docu-
mentatie van het Secretariaat-Generaal en de Bibliotheek,
vooral door hen, die deel uitmaakten van de studiecom-
missies, veelvuldig geraadpleegd werden.
Op één zijde van het belang der Kamer hebben wij tot nu
toe niet gewezen, namelijk op die van het persoonlijk con-
tact. Zoowel het technische werk in de studiecomniissies,
als ookhet bijwonen van Conseil-vergaderingen en Con-
gressen, biedt een ongezochte gelegenheid voor persoon-
lijkheden uit alle landen, om in een persoonlijk gesprek
begrip voor elkanders moeilijkheden en standpunt te
wekken.
Dat de Internationale Kamer een instelling is, welker
werkzaamheid door de.Regeeringen van alle landen ge-
waardeerd wordt, is wel zeer duidelijk gebleken uit de
orhstandigheid, dat geen enkele Regeering in de afgeloopen
oorlogsjaren het besluit heeft willen nemen het deelnemen
harer onderdanen aan den arbeid der Internationale
Kamer te verbieden. in November 1939 en zelfs in Maart
1940 konden nog bijeenkoriisten plaats vinden, vaara•n
met goedkeuring hunner – Regeeringen uit alle drie der
toen reeds oorlogvoerende West-Europeesche mogend-
heden persoonlijkheden deelnamen; deze bijeenkom-
sten werden destijds in Nederland gehouden.
Nadien verscherpte de oorlogssituatie zich echter zoo-
danig, dat hiervan verder moest worden afgezien. De
meeste Nationalé Comité’s, waaronder de Nederlandsche
Organisatie, zagen hun arbeidsmogelijkl
–
ieden tot het
uiterste beperkt. De apparatuur werd echtei’ ongemoeid
gelaten en liet bleek zelfs mogelijk via het Bureau
–
van
den President te Stockholm, waarheen na- het uitbreken
van den oorlog een deel van het Secretariaat-Generaal
verplaatst was, een bescheiden contact aan te houden;
het Hof van Arbitrage, dat zich na het uitbreken van’den oorlog gesplitst had in een Hof met zetel te Parijs en een
ander met zetel te Stockholm, heeft den geheelen oorlog
door zijn nuttige werkzaamheid kunnen voortzetten;
alleen met dien verstande, dat geen zaken tusschen onder-
danen van met elkaar oorlogvoerende landen konden
worden behandeld: Het contact tusschen beide Hoven
wed volkomen openlijk, door den vroegeren Duitschen
administratieven Commissaris bij hetSecretariaat-Gene-
raal, die daarvoor speciaal tusschen Pai’ijs en Stockholm
heen en weer reisde, onderhouden.
De bijzondere zorg, gedurende de oorlogsjaren aan het
instandhouden van de Internationale Kamer besteed,
ziet zich volledig beloond, doordat thans, onmiddellijk
na het beëindigen der vijandelijkheden, de Kamer haar
nuttige taak kon aanvangen, zonder dat dartoe het
volgen van den moeizamen weg tot oprichting of. weder-
oprichting eener uitgebreide internationale organisatie
noodzakelijk was. Terwijl zelfs de nieuve ,,United Nations
Organization” en haar ,,Economic and Social Council”
nog op hun definitieve instelling moesten wachten totdat
een voldoende aantal landen het ,,Charter” zouden hebben
geratificeerd, kon de Internationale Kamer, zonder
andere organisatorische moeilijkheden dan die, welke
voortvloeien uit een zekere vermindering in de bezetting
van haar Secretariaat-Generaal, zich reeds met volle
kracht in diepst stellen van het bedrijfsleven.
De eerste oergadering na den oorlog.
Dat daartoe niet alleengunstige voorwaarden aanwezig
zijn, maar daartoe ook het vaste voornemen betaat, is
gebleken tijdens de medio Augustus van dit jaar te Londen
gehouden Conseil-vèrgadering.
Aan deze vergadering, die geleid werd door den huidigen
President der Internationale Kamer, den heer Winthrop
W. Aldrich (Chase National Bank, New-York), werd door
23 landen met in totaal 130 gedelegeerden deelgenomen.
Niet vertegenwoordigd waren Rusland (dat nooit lid is
geweest), Duitschland, Japan en Hongarije(die, zoolang
zij niet weer in den krink der vrije volkeren worden op-
genomen, in hun Lidmaatschap geschorst zijn) en voorts
eenige Oost-Europeesche en Zuid-Amerikaansche Staten,
alsmede Spanje.
Tot de voor de Kamer belangrijkste punten, die be-
handeld werden, behoort ongetwijfeld de toekomstige
verhouding- tusschen Kamer en ,,Economic and Social
Council of the United Nations Organization”. De Kamer
;
die de oprichting van dezen ,,Council” van harte toe-
juichte, sprak de hoop uit, dat de ,,Economic and Social
Council” werkelijke macht zal worden gegeven om de
economische moeilijkheden, waarvoor de wereld staat,
op doeltreffende wijze te behandelen. Daarnaast stelde –
de Kamer vast, dat het ,,Charter” van den ,,Council”
voor internationale organisaties van het type der Inter-
nationale Kamer, de mogelijkheid opent, in samenwerking
met den ,,Economic and Social Council”, een zekere rol
te spelen; zij voegde daaraan de belofte toe, dat de Int&r-
nationale Kamer
S
di6 rol op zich zal nemen. De President der Kamer werd gemachtigd met de desbetreffende auto-
riteiten besprekingen te voeren, téneinde een ‘nauwe en
continue samenwerking met het nieuve lichaam, in den
zin van art. 71 van het ,,Charter”, inte leiden.
– Een ander belangrijk punt betrof- de eventueele deel-
name van Rusland aan het werk der Internationale Kamer.
218
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1945
Hoewel het geenszins zeker is, dat Rusland er prijs op zal
stellen lid te worden van een organisatie van het bedrijfs-
leven, heeft de Kamer toch den wensch uitgesproken, dat alle landen, die deel uitmaken van den ,,Ecoiomic
and Social Council”, ook in de Internationale Kamer
vertegen*oordigd zullen zijn, waarbij’echter de duidelijke
restrictie werd%maakt, 1at die vertegenwoordiging dan,
in verband met het karakter van de Kamer, dient te
geschieden door organisaties op het gebied van handel
en industrie. Dat wil dus in het Russische gevJ zeggen,
door de feitelijke leiders van export-trusts e.d.
Hoewel dit de eerste vergadering van de Kamer na
den oorlog was, konden – dank zij voorbereidende werk-
zaamheden verricht door eenige internationale commissies
– reeds dadelijk enkele belangrijke onderwerpen tèr ver-
gadering worden ingeleid. Zoo werd, behalve het reeds
eerder gerloemde rapport, getiteld ,,World Trade’, een
rapportvoorgelegd, dat betrekking heeft op de ,,Transi-
tion Period”; eeii ander rapport was getiteld ,,Encoura-
gement and Protection of International Investment”.
Tenslotte werd , door den Amerikaanschen gedelegeerde
Eugene P. Thomas, een ontwerp voor een ,,Code of Inter-
national Commercial Conduct” aangeboden. Deze docu-
menten, die ter vergadering uiteraard slechts summier
konden worden behandeld, zullen traks in verschillende
studiecommissies tot basis voor’ verdere discussie dienen.
Het toekomst pro grarima.
Deze studiecommissies zijn het immers, wij wezen daar
reeds op, die het omvangrijke voorbereidende technische
werk plegen te verrichten. Het verdient dan ook vermel-ding, dat de Conseil negen en twintig van deze commis-
sies, met ieder een eigen studieterrein, heeft ingesteld. Daar
het practisch niet mogelijk is al deze commissies gelijk-
tijdig op gang te brengen, is aan een ,zestiental, dat zich
bezig zal houden met de belangrijkste of meest urgente
onderwerpen, prioriteit verleend. Met een eenvoudige
opsomming der onderwerpen moeten wij hier volstaan.
Onder de groep Production and Distribution
vallen:
Met voorrang:
Transition Phase;
Private and State Production and Trading;
3: Methods to maximize Employinent;
4. Restriction of Competition in International Trade.
Zonder voorrang:
Future Markets;
Standadization;
‘
International Construction;
Distribution;
Advertizing; ,
International Fairs and Exhibitions.
Onder de groep
Commercial and FinancialRelations
vallen:
Uitsluitend met voorrang:
Reparations and War Damage;
Commercial Policy met als sub-onderwerp Customs
Technique;
Barriers to Immigration;
Monetary Relations;
Flow of Capital;
Taxation.
Onder de groep
Law and Commercial Practice
vallen:
Met prioriteit:
1. International Commercial Arbitration en Inter-
, nationdl Protection of Industrial Property.
Zonder prioriteit behooren tot deze groep:
Foreign Establishments;
Trade Terms.
Tenslotte behooren tot de, groep
Transport and Cominu-
nications:
Met voorrang:
1. Transition Problems’ in Transport and Communi-
cations;
2. Air rf
I
.
a!s
p
ol
t;
3: Conimunications;
4. Transport Users;
terwijl zonder prioriteit op het programma staan:
Highway Transport;
Inland Navigation;
Rail Transport;
Containers.
Zooals men ziet, een omvangrijk programma, voor het
oogenblik misschien zelfs wat al te ômvangrijk. Er blijkt
echter in ieder geval uit, dat de Internationale Kamer
binnenkort weer volop aan den arbeid zal zijn. Zij, die
het voorrecht hadden, na meer dan vijf jaren opgesloten
te zijn geweest binnen de eigen landsgrenzen, aan de
Londensche Conseilvergadering- deel te nemen, hebben
daar groot vertrouwen in het nut
,
en de toekomst van de
Kamer aangetroffen.
In de Vereenigde Staten is in de oorlogsjaren een krach-
tige propaganda voor de Kamer en haar doeleinden ge-
voerd, welke om, heeft geleid tot de vorming Nan
ma
Amerikaansche deelneming in de Kamer, waaraan een
zoowel ‘organisatorisch als ook qua persoonlijkheden
sterk representatief kai’aktei’ kan worden toegekend. De
uitspraak van de in November 1944 te Re gehouden
‘,,Intrnational Business Conference”, dat de Internationale
Kamer van Koophandel het lichaam moest’ worden
geacht, dat bij uitstek geschikt is om het internationale
werk, dat die conferentie begonnen was, voort te zetten,
is daar zeker niet vreemd aan.
Evenals het Amerikaansche, ig ook het Engelsche
Nationale Comité’ belangrijk versterkt ‘uit den oorlog te
voorschijn gekomen, terwijl Frankrijk van den tijd
welke sedert zijn bevrijding is verloopen, gebruik heeft
gemaakt om zijn Nationale Comité eveneens een repre-
sentatiever’karakter te geven.
Het optreden ter vergadering van de delegaties dezer
drie landen doet verwachten, dat van de zijde van Ame-
rika, Engeland en Frankrijk, bij het werk van de Kamer
krachtige steun zal worden ontvangen. Dat het Neder-
landsche bedrijfsleven niet zal achterblijven en het groote
belang van de internationale samenwerking van het
bedrijfsleven op economisch gebied, juist ook voor dezen
tijd, zal begi’ijpen, is, gezien de ervaring in het’ verleden
opgedaan, niet aan twijfel onderhevig.
Dr. E. D. DE MEESTER.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Bij zeer geringe omzetten kwamen op de geidmarkt
noteeringen tot stand, welke slechts weinig afweken van
de in het vorige overzichtvermelde’prijzen. Driemaandsch
papier werd gezocht tegen 11 pCt., viermaandsch tegen
13
/
8
pCt., terwijl Mei-papier werd verhandeld tegefi 1
1
/
â pCt. Zooals bekend zijn ruiltransacties mogelijk
tusschen de leden der bekende bedrijfsgroepen onderling;
thans is dit ook mogelijk tusschen deze leden en pal.Li:
culieren. Ruiltransacties tusschen particulieren onderling
zijn aan toestemmingen van den Minister van Financiën
gebonden.
De nieuve weekstaat van De Nederlandsche Bank
laat een stijging zien vn den buitenlandschen wissel-
voorraad ‘met f 10 millioen, welke stijging vermoedelijk
nauw verband houdt met het weder op gang komen
van het internationale betalingsverkeer. De toeneming
der beleeningn met f 6 millioen weerspiegelt de ultimo-
behoeften, terwijl de stijging der nieuwe biljettencirculati,e
met f 81 millioen in dezelfde i’ichting wijst. Gedurende de afgeloopén veertien, dagen vermeerderde de nieuwe biljettenomloop. met f 160 millioen, hetgeen gezien het
feit, dat hierin maandloonen en vooral ook pacht ver-
schuldigd waren, niet’ buitensporig hoog kan worden
genoemd.. Opmerkelijk is de sterke daling van het tegoed
van de Schatkist, ondanks de vermindering van de oude
bankbiljettencirculatie en van de geblokkeerde saldi,
welke vermindering behoudens de stijging
van
het bedrag
aan nieuwe bankbiljetten practisch alleen aan het Rijk
ten goede kunnen komen. Blijkbaar heeft de Schatkist
groote betalingen gedaan aan Rijks- of Gemeentecomp-
tabelen, hetgeen overigens ook door de groote vermeerde-
ring der ,,Andere Saldi” wordt aangegeven.
Van de kapitaalmarkt valt nog weinig nieuws te melden.
Nadat aanvankelijk een onofficieel begin ijs gemaakt
met de effectenregistratie, moest hiermede weder worden
opgehouden wegens de groote drukte bij de banken ten
gevolge van de geldsaneering. De heropening der effecten-
beurs wordt hierdoor dus naar een nog verder verwijderd
liggende toekomst verschoven. –
Voor kasgeldleeningen aan gemeenten en andere publiek-
rechtelijke lichamen zijn thans de rentetarieven officieel
vastgesteld: zij liggen ongeveer
/i6
pCt. boven de algifte-
prijzen van schatkistpapier van overeenkomstigen loop-tijd. Depolitiek van goedkoop geld wordt door de Over-
heid dus wel consequent voortgezet. Het vormt een
ernstig tekort in het aanwezige statistische materiaal
in ons land, dat de gevolgen van een veranderden rente-
stand zoo bezwaarlijk zijn te voorspellen. Omtrent de
,levensverzekeringmaatschappijen bijv. zijn wij goed ge
informeerd, maar tav. de pensioenfondsen ontbreken de
meest elementaire ggevens. Wat een andere groep van
beleggers betreft, de renteniers, welke in de financieele
pers nog al eens wordt voôrgesteld als ernstig slachtoffer
van een eventueele conversie van overheidsleeningen,
dient op zijn minst onderzocht te worden, in hoeverre deze
groep reeds compensatie heeft gevonden in een vermeer-
(lerd geldvermogen, belegd in staatsfondsen, als gevolg
van eventueele gedwongen besparingen. De geconsoli-
deerde staatsschuld is nl. verdubbeld.
Waar
is deze onder-
gebracht? Overigens is het probleem der renteverlaging
op staatsschulden practisch niet in zijn consequenties te
doorzien, indien niet tevens bekend is, welke heffingen
de Overheid wenscht op te leggen en wat met een even-
tueel restant vlottende staatsschuld zal gebeuren. Ten
opzichte van al deze zaken tasten wij nog vrijwel volledig
in het duister.
STATISTIEKEN
DE NEOERLANDSCHE
BANK.
(Voornaamste posten
In duizenden guldens)
Binnenl. wissels
Munt, open marktpapier,
Totaal
Data
muntmate-
beleenin
gen
voor-
Totaal
opeischb.
rieal en
schotten a//4 Rijk
activa
schulden
deviezen ‘) en diverse
______________
rekeningen ‘)
5 Nov. ’45
5.232.604
178.955
5.484.781
5.002.686
29
Oct. ’45
5.222.334
183.232
5.481 .388
4.999.382
22
’45
5.222.523
179.553
5.477.897 4.995.907
85
,,
’45
5.212.597
183.536
5.471.955
4.990.119
8
,,
’45
5.216.825
189.471
5.480.118 4.998.429
t
,,
’45
5.203.552
208.335
5480.709
4.999.802
24 Sept.’45
5.204.129
880.697
5.460.648 4.979.760
17,,
’45
5.202.073
169.940
5.447.870
4.967.011
6 Mei
’40
1.173.319
248.256
1.474.306
1.424.016
Schatkist-
Bankbiljel- Saldi
1
Bankassig-
Data
ten in om-
in
1
.natiën en Saldo Rijk
papier
diverse
RIC (D/C) rechts Ir.
onder-
loop –
R/C
rekeningen
gebracht
5Nov.’45 1.351.016 3T631.61
149.859
C2.513.999
–
29 Oct. ’45 1.311.81
2
) 3.687.796 149.775
C2.560.265
–
22 ,, ’45 1.297.569 3.698.327 149.764
C2.492.804
–
15
– ’45 1.330.770 3.659.364 149.594
C2.067.338
–
8
,, ’45 8.252.976 3.765.447 849.393
C1.790.893
–
1
,, ’45 1.161.347 3.838.451
148.596
C4.593.143
–
24 Sept. ’45 1.683.158 3.296.562 148.617
Cl .329.892
–
17 ,, ’45 2.18-8.035 2.848.780 148.747
C. 943.040
–
6 Mei ’40 1.158.613
255.174
10.230
C. .22.962
–
‘) De posten ,,Correspondeten In het buitenland” en ,,Buiten-
landsche betaalmiddelen (excl. pasmunt)”, voorheen begrepen in de
,,Diverse rekeningen”, zijn van 5 Juli1943 af opgenomen onder de
buitenlandsche portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,deviezen”.
‘).
waarvan nieuwe uitgifte 1 748.834.
–
1829.935.
BEKENDMAKING,
als bedoeld in artikel 9 van het
Besluit Vijandelijk Vermogen.
liet Nederlandsche Beheersinstituut maakt bekend:
De aangifte, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het
Besluit Vijandelijk Vermogen., moet geschieden vÔér
den eersten Januari 1946, ten kantore van het Bureau
(den. Vertegenwoordiger) van het Nederlandsöhe Beheers-
instituut, waaronder de aangever ressorteert.
Vermogen van personen, die op grond van veroordeeling
wegens of vei
1
denking van een der misdrijven, genoemd
in het Besluit buitengewoon strafrecht, clan wel krachtens
het bepaalde in het Besluit op den bijzonderen staat van
beleg of het Tribunaalbesluit, na 31 December 1945 van
hun vrijheid zijn beroofd, moet op de wijze en ter plaatse,
als hiei’voor vermeld, worden aangegeven binnen één
maand na de vrijheidsberooving.
Voorts moet in alle- gevallen, waarin iemand van ver-
mogen, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van genoemd Be-
sluit, eerst kennis krijgt na afloop van de hiervoor ver-
melde termijnen van aangifte, het desbetreffende ver-
mogen door dengene, die met betrekking daartoe inlich
tingen kan verschaffen, worden aangegeven’ binnen één
maand, nadat deze i daarvan kennis gekregen heeft.
De ‘aangifte, welke door of namens den aangever moet
zijn onderteekend, bevat een opgave van naam, voor-
namen, adres en nationaliteit van den aangever en, voor-
zoover hem bekend, van den vijandelijken onderdaan
of van den persoon, bedoeld in artikel 6 lid 1 van gemeld
Besluit, van wiens vermogen aangifte gedaan wordt.
Zij bèva,t voorts een zoo nauwkeurig mogelijke omschrij-
ving der aan te geven ïermogensbestanddeelen, welke,
evenals de schulden, specifiek moeten worden opgegeven.
Van tot hetvermogen behoorende ondernemingen moet
de laatst opgemaakte balans worden overgelegd.
Met betrekking tot aandeelen in onverdeelde boedels
bevat de aangifte bovendien opgave van naam, voor-
namen, laatste woonplaats, nationaliteit en sterfdag
van den erilater, en van het aandeel (breuk) dat en den
titel krachtens welken wordt verkregen. Ingeval er een
boedelnotaris is, kan met genielde gegevens betreffende aangever, persoon van wiens vermogen aangifte gedaan
moet worden, erilater, aandeel en titel worden volstaan,
terwijl bovendien naam en adres van den boedelnotaris
moeten worden opgegeven.
Voor de aangifte moet gebruik gemaakt worden van
een door den aangever te onderteekenen formulier, dat door het Nederlandsche Beh’ersinstituut is vastgesteld.
Deze formulieren zijn verkrijgbaar bij de Bureaux (de
Vertegenwoordigers) van het Nederlandsche Beheers-
instituut.
Het vorenstaande geldt eveneens voor het op 17 Maart
1945 reeds bevrijde gebied, met dien verstande, dat,
indien van vermogen, als hiervôôr bedçeld, reeds aangifte
mocht zijn geschied ingevolge de bekendmaking in de
Nederlandsche Staatscourant van .17 Maart 1945, no. 2,
deze niet opnieuw behoeft te «eschieden.
VAN DIJK & Co.
EENDRACHTSWEG
11 –
ROTTERDAM
Makelaars en Commissjomiajrs in Effecten
Effecten – Coupons – Vermogensbeheer
Telefoon 20845
—
21889
–
40631
Beurs Nis
6
–
Telefoon
24178
–
24378
KOFFIE
THEE
‘S
.
De NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.
(DEVIEZENBAK)
–
verstrektinlichtingen eengaande de
NIEUWEDEVIEZEN BEPALINGEN
HET
fINANCIEELE
DAGBLAD
.1
voorheen Amsterdamsch Effectenbiad en
Dagelijksche Beurscourant
geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen
• het bedrijfsleven • effecten en ‘cdupons
.*
geld en devieztmn • uitlotingen
• belastingen etc.
Abonnement per kwart. f9.-. N.Z. 800rburgwal 289, Adem C.
. Tel. 30545 -‘36113- 43598
k!lIraI*i:1JI;li!1JIS
LU ITE R
VOOR ADMINISTRATIE EN -‘BEDRIJFSORGANISATIE
beschikt over zeer groote er
–
varing wat betreft toepassing van
het ponskaartensysteem.
Singel 194 Amsterdam (C.) Tel. 45912
rijniandsche
betonbouw maatschappij n.v.
spoorsifigel 64 – delft’
tëlef. 1846
DE SCHRIFTELIJKE. CURSUS
‘VOOR MODERNE
B EDRIJFSADM 1 Nl STRATIE
De
opleiding voor de zelfstandige
administratieve functie
Secretariaat: Beursgebouw – Kamer’ 321 – Rotterdam
Prospectus op aanvrage
‘De
/
Ç?
clvu
II
en
d
e
J3ranclpolis’
IXT II
De 14suI4iij ‘vciii 1896
A.D.
s-QrsoenI’icige
J
,HOLLAN DIA”.
HOLLANDSHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE,
VLAARDINGEN
N.V. Louis Dcbbelmann
Rotterdam
J uist nu’
bieder d. Watson ;.,achines, behoorende tot het
Heilerith-systeam, U do mogelijkheid op efficiënte
en mdle wijze dIÔ administratieve voorlichting te geven, welke voor
den wederopbouw van het Nederlandsche B.drijl.Ieven noodzakelijk is.
Onze efdeeling Organisatie ii paraat om U •en alleszins deskundig
advie, omtrent de oplossing van Uw administratieve en organisatorische
problemen voor te leggen.
Het in mogelijk, zij het In beperkto mate, op korten t.rmijn weer
Watson machines (HeII.rith-syaieem) te leveren.
,,YI A TS OH”
Dedrijismaèhine Maatschappij H.Y.
Frederikeplein 34, Amsterdim. C – Tel. ere: 334O5, 33658, 31856
•qispen
culemborg
amsterdam
rotterdam
Koninklijke
N ederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedllm’
N.V. LEVENSVERZEKÈRING-MIJ.
Bill C1
RNBEM
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke i”-federlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelanti
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300,. toestel 6)
Druk Roelants, Schiedam.