j
I
3
D
L
D
iii
4
Vacatur
4
i.i
Grasso’s ‘Machinefabrieken N.V.
te s.HERTOGENBOSCH zâekt een
Sociaal-Econoom
om na tijd van inwerken de algehele leiding
op zich te riemen over de Sociale afdeling;
intèrne
.
diensten en interne documentaties.
In aanmerking komen ec. doctorandi, juris-
ten met speciale sociale belangstelling en
initiatief en practische ervaring in organiseren
en leiding geven. Minimum leeftijd 30 jaar.
Candidaten moeten bereid zijn eventueel deel
te nemen aan een ps
y
chologisch onderzoek
bijde NEDERLANDSCHE STICHTING VOOR
PSYCHOTECHNIEK te Utrecht. Brieven met
uitvoerige inlichtingen,,eigenhandig geschreven
en vergezeld, van twee nieuwe scherpe foto’s
van voren, en’opzij, binnen een week te richten
aan ADVERTEN 1 IEBUREAU v/h ALTA te Utrecht,
met vermelding links boven de brief,-op de
foto’s en op couvert E B 936, met daar-.
•onder naam, adres en ‘leeftijd ‘in drukletters.
BUREAU VOOR BEDRIJFSORGANISATIE TE AM-
STERDAM vraagt voor soedie indienstiredidg
Accountant (!id’N.l.V.A.).
Eenige
medewerkers
.
.
‘(Economen, bij voorkeur in de ‘accountantsrichting ge
schoold),
.3.
eenige
assistenten
4
(eerste
&i
t’weede. accountants-assistenten),
4. geroutineerde «Steno-Typiste’
Brieve met uitvoerige inlichtingen, referenties ‘en ver-‘
langd salaris onder no. B. 36 te richten âan Advertentie-
bureau van Maanen, N.Z. Voorburgwal 288, Amstçrdam.
DE ‘ECONOMISCHE VOORLICHTINGSDIENST, Be-
zuidenhoutscheweg 95, ‘s’-Gravenhage zoekt
academisch
gevormd
‘Econoom
met ‘behorlijke ervaring in economisch ‘research-werk ‘en
marktonderzoek. Goed stylist.
BEDRIJFSORGANISATIE TE AMSTERDAM
‘vraagt
voor, spoedige indiensttreding
.
jong Econ. Drs.
of
Jurist
eventueel bijna afgestudeeid.
T a a k: het verrichten van ‘branche-onderzoekingen, lei-
ding geven aan contingent-beheer, samenstellen van .publi-
‘caties en het assisteeren van den Secretaris.
Ge w’e n s c h
t:
Public spirit en organisatie-vermogen.
Volledige sollicitaties onder”opgâve van verlangd salaris
binnen 7 dagen na plaatsing dezer advertentie dnder no. 266
aan het
hurau van dit blad, postbus 42. S’chiedarn.
‘
:rriT1R,x
#e kra
ehten
Jong, ‘ongehuwd
Jurist, vele jaren bankervaring, speciaal op financieel-economisch
gébied,, iepresentatieve verschijning, gewend met personeel
om te, gaan, wenrcht van werkkring te veranderen ‘en zoekt
leidende functie in handel of industrie. Gedegen nanr ‘het
buitenland ,te Ve’rtrekken. Brieven, met ‘vermelding van aangeboden salaris, onder no. 2168 C
.
D. aan Adv.-Kant.
J.
H. deBussy, Rokin’ 62, Amsterdam C.
“Doctorandus Econômié
met ruiljie ervaritp op drnhifratièf-, b’edrijfseconomisch-
en comrrfercieel gebied, zoekt een
–
leidende functie
of aanstelling als Directie-Se&e
taris. ‘Beschikt over uitste-
kende referenties. Brieven ondr no. ‘265 bureau an dit
bla”d, postbus 42, Schiedarn.,
,
Naamt. Venn.-
Hou andsche
Beleggiug
T
en
Beheer
–
Mij.
Anno
1930
Heerengracht
320
–
A’dam
Beoord.-eling en BeIièr
van vermogens, pensioen-
en spaarfondsen, belgde
reserves, effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.
Commissa, issen:
Prof. Ir. I. P. de Vooys’;
Drs.
J.
JI. Gispen’;’
Mr. J. E. Schltens.
Direcil.’:
Gerlof “Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;,
A. C. Leeuwenburgh.
–
I..
V
D
AM
Het Algemeen
Psychotechnisch Lâboratorîum
onder
leiding van
Drs
J.
Slikboer
en
G. de Groot
belast’ zich met het beoordelen en selecteren von personeel, alsook met het geven van od-
‘viezen’inzoke de keuze van’studie of ieroep.
lndividuel, onderzoek met het oog op’ aanleg,
‘bekwaamhéden, karaktereigenschappen, opvoe-
dingsmoeilijkheden en ondere speciale vragen.
Heerengracht 435
–
437,
A’dam-C., Telef. 33746
DE’ ‘SCHRIFTELIJKE ‘CURSUS
‘VOOR MODERNE
B EDRIJESAD’M IN 1 STRATIE
‘De opleidh4’g vodr de “zelfstendige
‘aclmini
~
tratieve
functie
Secretariaat: Beursgebouw
–
Karndr 321
Rotterdam
‘Prôsectûs op aanvrage
DÈ
BANK
VERLEENT VOO-
LICHTING BIJ HE’T
VERKRIjGEN VAN
F1 NA N C 1 E EL
RECHTSHERSTEL
ZIj IS GESPECl-
LISEERD OP Dli
‘GEBIED.
ROTTERDAMSCHE
BÂNKVEREENIGING
I50’I(ANTOREN IN NEDERLAND
Alle ‘correspnndentie betrefte’nde ‘advertenties’
ge/ieve’
U te rihten aan ‘Koninklijke Nederlandche Boek’d?ukkérij H. “A. tl-,
Re!aôts
Lange Ha’ven 141,’Schiedam (Tel. 69300, ‘1 oestel 6)
t
..,
Â
T!TT1P.ÇPPCHT
VOORBEHOUDEN
1
conomisch
–
‘S
–
te
B e ri” c’h
‘
t e n
/
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
30E
JAARGANG
DODERDAG
25
ÔCTOBER 1945
No..
1485
COMMISSIE VAN RÈDACTIE:-
J. F. tqn Doesschate; N. J. Polak;
J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;
H. W. Lam beis (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
• Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
vorden beëindigd per uit ino van het kalenderjaar.
Donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut ontvangen het blad gratis en genieten een reductie
op de verdere pitbiicatiés.
Adreswijziginen op te geven aan de administratie.
Administratie: Nieuve Binnenweg 175a, Rotterdam (C.)
Telefoon 38340. Giro 8408..
Aan geteekende stukken aan het Bijkantocr Museum park,
Rotterdam (C.).
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten
aan de Fa. H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,
Schieda,n. (Tel. 69300, toestel 6).
INHOUD:
Blz.
De econoniische beteekenis van Nederland voor
Indië
11
door
Prof.
C.
Gongrjp
…………….
176
Nuchter blijven! door
Prof. Dr. N. J. Polak.
…. ……
177
Herziening of hervorming van ons vennootschaps-
recht. door
Mr. W. C. L. pan der Grinten ………
179
Herstelfinanciering en onze beleggingen in het bui-
tenland door
Mr. W. H. C. Schikking ……….
181
Levensiniddelendistributie
in
het
buitenland
door•
M.
Weisgias ………………………………
182
Aa nt ee ken ing en.
Het herstel van oorlogsschaden in België ………
184
Nationale
vliegtuigindustrie …………………
185
Geld-
en
Kapitaalmarkt
……………………
186
Ontvangen
Brochures
…………….
187
Statistieken.
De Nederlandsche Bank; voornaamste posten in
duizenden guldens en verkorte balans op
22 Oc-
tober
1945
……………………………
187
DEZER DAGEN
– op
23
October – herdacht het Britsche Empire den slag
bij El Alamein, voor 3 jaren het zichtbare keerpunt in
den oorlog. Veldmaarschalk Montgomery .getuigde tegen-
over de gesneuvelden, dat recht en vrijheid triomfeerden.
De democratie hoorden wij hem niet vermelden. Toch zou
het een misverstand zijn haar te vergeten. Hoezeer immers
de wapens reeds voor de toga weken, getuige een bericht
uit Denemarken, waar de grondwet het onmogelijk maakt
de nationaal-socialistische partij van de verkiezingen uit
te sluiten. Summum ius, summa iniuria.
Frankrijk, dat veel routine heeft op het punt van grond-
wetswijzigingen, het zij toegegevën, gaf zich zelf Zondag ji: en nieuwe constit.uante, gepaard aan dén eisch van een
nieuwe grondwet, en in één adem volmachten aan de
Regeering de Gaulle. Regeeringen, die om democratische
of andere redenen verkiezingen moeten houden, doen er
goed aan het psychologische recept van de Fransche
stemtechniek— oui, oui – te bestudeeren.
‘De volksvertegenwoordiging in Engeland, onverdacht
democratiSch, laat de Regeering een groot deel der oorlog-
bevoegdheden behouden. Zeer belangrijke, in den oorlog
gegeven, volmachten omtrent arbeidsplicht, prijsbeheer-
sching en vordering van productieve krachten, werden
voor, 5 jaar verlengd. Andere oorlogsmaatregelen verdwij-
nen;• de nieuwe minister vn Financiën heeft bij het
Dinsdag ingediende eerste vredesbudget o.a. verlaging
van de inkomstenbelasting en van de ,,excess profits tax”
de belasting op overmatige oorlogswinsten – aange-
kondigd. Daartegenover vordt.de prôgressie in de hoogere
inkomensklassen verhoogd. Churchill, eens in de meest
constructieve positie – bouwheer der overwinning, volgens
Montgomery -, thans door de werking der democratie
een officieele Grimbeert, heeft iets gemopperd over leege
aren dorschen.
Ook voor Indië zouden misschien, in een zeer bepaalen
zin, de wapenen voor het burgerpak kunnen wijken. Ons
werd
,
onlangs het idee geopperd, of niet meer. bereikt
zal worden, indien men de uitzending van militairen zoo-
veel-mogelijk aanvulde met .verlofgangers, die popelen
om hun tropenpak weer aan te trekken en die terug kunnen
keeren naar de plaatsen, waar ze in onderling vertrouwen
met.de bevolking hebben gewerkt. Dit soort van samen-spreken, waar de daad der samenwerking uit den peroon
bekend is, lijkt ons zeker niet onvruchtbaar. De algemeene
situatie in Indië is deze week.net
helderder geworden.
Ook met het terugkrijgen van de uit Nederland door
de Duitschers geroofde goederen, vlot het hog niet bij-
zondër. De geallieerden toonen zich bezorgd over den
winter in Duitschland, hetgeen wel terecht zal.zijn. Doch
de meeste Nederlanders zullen de heeren liever den mantel
uitvegen, dan een en aider met den mantel der liefde
bedekken.
De mantel der liefde doet in deze dagen snel denken aan
den mantel van St. Maarten. De officieele organisatie voor
leniging van den wereldnood, de U.N.R.R.A., is zelf door
geldgebrek genoodzaakt noodkreet op noodkreet te doen
hooren. Al deze zaken geven aanleiding het advies te her-
halen, dat de Schoolmeester een eeuw geleden aan de
Nederlandsche jeugd gaf: –
,,Sta op uw eigen beenen en, zooveel mogelijk, overend”.
176
..
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 October 1945
DE ECONOMISCHE BETEKENIS VAN
NEDERLAND VÖOR INDIË II.
Een dichter zong van het proletariaat: Heel het rader-
werk staat stil Als zijn machtige arm het wil. Een van
mijn leermeesters in cle economie placht daarbij op te
merken, dat het juist de kunst zou zijn voor het proleta-
riaat, niet om het raderwerk stil te laten staan, maar om
het gaande te houden. Met even veel, ja met meer recht,
zou men dit kunnen zeggen van de Indonesiërs. Bij het
woord ,,raderwerk” moet men dan niet alleen denken aan
al die verrichtingen en nutsprestaties die, direct en indi-
rect, annex zijn aan de werkzaamheid van het westerse
‘kapitaal, maar ook aan een groot deel van de verrichtingen
der Overheid. Het gouvernement heeft, zoals men weet,
grote bedragen opgenomen en belegd in zijn openbare,
werken, diensten en ondernemingen: het is de grootste
werkgever. Maar ook is een goed deel, van de bestuurszorg
slechts mogelijk, als ‘s Lands kas in voldoende mate ge-
vuld wordt met de inkomsten, die direct en indirect vloeien
uit de werkzaamheid der moderne grootbedrijven. Met
enkele sprekende cijfers hebben we dit reeds geïllustreerd.
Hoe pijnlijk de vermindering der bestuurszorg moet zijn,
als de werkzaamheid van het kapitaal onvoldoende wordt
beloond en gedeeltelijk moet worden ingekrompen, is in
de laatste wereldcrisis gebleken.
Als men de betekenis van Nederland voor Indië tracht
af te lezen uit de ‘directe en indirecte bijdragen van het
westerse kapitaal aan het volksinkomeh, komt men on-
vermijdelijk tot een te lage schatting. Want er is niet
alleen een economische ,,rnultiplier”,er is ook zoiets als een
sociale,,multiplier”. Een der verschillen tussen de moderne
beschouwing der maatschappij en die, welke in de vorige
eeuw de heersende was, is deze dat de laatste overwege’nd
mechanistisch was en wij veel meer geneigd zijn tot een
organische beschouwingswijze. Zonder ons iets te laten
voorstaan op onze grotere kennis, mogen wij ‘toch wel zeg-
gen dat wij waarschijnlijk beter inzien dan onze grootouders
dat de samenleving in menig opzicht meer gelijkt op een
organisme dan op een mechanisme en dat de samenhang
tussen de delen van dit organisme inniger is dan men vroe-
ger veelal dacht: verminking van een bepaald deel kan diep-
gaande gevolgen hebben op andere delen.
De werkzaamheid van het moderne kapitaal (ik kies
deze, ongebruikelijke term gemakshalve, om aan te duiden
de modern-technische vo’rmen, die het kapitaal kan aan-nemen) is sterk activerenci, ook voor de inheemse sfeer,
waar deze in hoofdzaak haar primitief-economisch ka-
rakter heeft bewaard. Een paar voorbeelden, niet gelanta-
seerd doch aan de werkelijkheid ontleend, mogen dit
duidelijk maken.
Van ouds hebben de Indonesische landbouwers hun
overschotten op de kleine dorpsmarkten te gelde gemaakt
om over de geidbedragen te beschikken, die zij voor allerlei
doeleinden nodig hadden. De kring, waarbinnen de meeste
gegadigden voor koop en
–
verkoop op zo’n pasar afkomstig
waren, was in verband met de primitieve verkeersmiddelen
uit den aard der zaak klein, vooral, wanneer landbouw-producten te gelde gemaakt en gekocht werden die aan
snel bederf onderhevig .waren. Slechts weinig goederen,
zoals textiel, werden door beroepshandelaars van ver
aangevoerd en waren dan, in verband met het moeilijke
.en langzametransport, betrekkelijkduur. Hierin is, ook
voor landbouwproducten die aan bederf ,onderhevig,zij n,
zoals vruchten en eieren, door de moderne verkeersmidde-
len een niet onbelangrijke verandering ontstaan. De
vruchtenhandelaar kon zijn waar opkopen in dorpen, diep
in het binnenland gelegen, een flinke partij met de trein
of de tram naar de veraf gelegen markt op ‘de hoofdplaats
vervoeren en daar voordelig van de hand doen. Zo ook de koopvrouw die in eieren handel dreef en van de bus
gebruik maakte. Hun bedrijf was alleen mogelijk door bij
het vervoer der vruchten niet meer uitsluitend gebruik
te maken van de pikoelan, de bamboedraagstok, en
de eieren niet op een eindeloze wandeling op het hoofd
of de rug te dragen. De teelt van handelsgewassen is,
‘vooral op Java, in verband met het geringe grondbezit
per hoofd, binnen bescheiden grenzeii gebleven en dat zal
wel niet veranderen, maar voor sommige streken is ze
niet onbelangrijk en de handhaving en actiyering hiervan
is, althans te land, ondenkbaar zonder moderne verkeers-
middelen.
Vergelijkt men de inheemse volkshuishouding van Java
met die van modernetlanden als Nederland en Engeland,
die ‘toch ook dichtbevolkt zijn, dan treft ons in de eerste
plaats het geringe grondbezit, per hoofd in de agrarische
sector. Daarnaast is misschien wel het belangrijkste punt
van verschil lie tuiterst geringe aan tal paardekrachten waar-
mede de werkers in Indonesië in doorsnee zijn toe-
gerust. Ik beschik niet over cijfers ter illustratie van dit
verschil, doch ik schat het getal voor Nederland toch min-
stens op het twintigvoudige van dat voor Indië. Het ge-
ringe grondbezit der boeren is een moeilijk te veranderen
feit, doch het aantal paardekrachten, dat de werkers ter
beschikking staat, kan vergroot worden. Voor de producti-
viteit van de arbeid in de. sfeer van het transport is dit
belangrijk. Iedereen, die het verkeer over de wegen van
het moderne Indië, vooral op Java, heeft gadegeslagen,
moet getroffen zijii door de tegenstelling van de snelle
motorvoertuigen en de vrachten, die nog op de schouders
geto’rst worden. Een lichtpunt is, dat de toeneming van
het ‘aantal motorvoertuigen in Indië door de wereldcrisis
niet tot staan kwam. Het was voor de jaren 1931, ’37 en
’40 resp. 43.500, 76.000 en 94.000.
Alleen overzee is een intensivering van het transport
ook met niet-moderne verkeersmiddelen, i.c. met prauwen,
zeer goed mogelijk. De netto-inhoud in m
3
‘der prauwen
nam van 1930 tot 1940 dan ook toe van 142.000 tot 205.000.
(In Japan, waar het gemiddelde grondbezit per boer ook
zeer klein is, nam in de jaren vôôr 1941 het aantal kleine
moderne productiewerktuigen in de landbouw opmerke-
lijk toe).
Nu zal men misschien zeggen dat voor de intensivering
van het verkeér Indië Nederland toch niet nodig heeft.
Inderdaad kan men zich haar, althans gedeeltelijk, ook
zonder medewerking van Nederland denken. De facto is echter een toeneming van het verkeer op Java en van dit
eiland met het overige Indonesië, die een opmerkelijk en
belangrijk feit uit de jongste ontwikkeling van het econo-mische leven tussen 1930 en 1940 was’, niet tot stand ge-
komen zonder ingrijpende bemoeienis van d Overheid.
Wie kapitaal zegt en daarmede kapitaalinvestering be-
doelt, bedoelt ook organisatie. Zonder doeltreffende, des-
kundig geleide, veelomvattende organisatie is het kapitaal
dood, onproductief, zinloos. Maar ook: wie modern bestuur
zegt, bedoelt tevens organisatie. Zonder doeltreffende,
deskundig geleide, veelomvattende Organisatie
iS
er geen
modern bestuur. In het feit der Organisatie ontmoeten el-
kaar het landsbestuur en een groot deel van het moderne
economische leven, ook als dit niet door radicale sociali-
sering wordt gegrepen. In Indië is, zoals men weet, de
periode der nieuwe economische politiek in 1933 begonnen,
en de bemoeienis der Overheid met het economische leven
was er niet minder veelomvattend en intensief dan in Ne-
derland. /
.A,ls’er een typisch Indonesischlaridbouwproduct is, dat
de bevolking in het overgrote deel van Indië bij voorkeur
consumeert en dat vooral de Javaan, de Soendanees en
de Baliër graag verbouwen, dan is het de rijst. Aandrang
van het bestuur om de akkers niet onbeplant te laten, als
er rijst op geteelt kon worden, was haast nooit nodig en
men kon zich bepalen tot waarschuwingen om de kleine, tertiaire leidingen, die de desalieden zelf moesten onder-
houden, tijdig na te kijken,en het gunstigste tijdstip voor
het planten niet voorbij te laten gaan. De techniek van de
rijstcultuur stond bij den Javaan en den Baliër op hoog
25 October 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
177
peil en het was moeilijk daarin rationele verbetering an
te brengen. Kortom, als er een inhemse cultuur was, ten
aanzien waarvan het laisser faire gerechtvaardigd was,
dan was het die van rijst. De val dr rijstprijzen in 1930
was echter zo katastrofaal, dat de Regering in 1933 moest
ingrijpen. Daar Indonesië een niet onbelangrijk rijstin-
voersaldo had, was in beginsel het succes van een maat-
regel, waardoor de import aan banden werd gelegd, ver-
zekerd. Maar hoe veelomvattend was de organisatie, die
in het leven geroepen moest worden, toen men eenmaal
tot ingrijpen was overgegaan! De rijst van Java, die ii
hoofdzaak locale markten had voorzien, moest naar de
vele buitengewesten geleid worden, die een invoersaldo
van dat artikel hadden. De rijsthandel in veel plaatsen moest
leren, iijn bestellingen niet meer te doen inhet buitenland,
maar in gebieden met een.surplusproductie, De oprichting van nieuwe rijstpeilerijen moest wôrden bevorderd in ver-band met nieuwe handel. Vraag en aanbod moesten voort-
durend worden gecontroleérd om het evenwicht te ver-
zekeren. Een veel nauwkeuriger waarneming van de rijst-
prijzen dan voorheen en bemoeienis met productie, kwali-teit, èmballage, enzoovoort, werden noodzakelijk, evenals
aankoop’ door de Regering op . buitenlandse markten.
Kortom, een geheel nieuwe Organisatie moest in het leven
geroepen worden zo veelomvattend, als men zich enkele
jaren tevoren nauwelijks had kunnen denken.
De uitvoer van koloniale producten als suiker, rubber,
thee, kina, tin zijn, zoals men weet, in dewereldcrisis aan
restrictie onderworpen. Bij de rubber en de thee moesten
niet alleen de belangen van de grote westrse ondernemers
worden behartigd en afgewogen, maar ook die van honderd-
duizenden -kleine inheemse planters. Bij het tot stand
brengen van al dit veelomvattende organisatorische werk
is het zelfs gelukt, de pösitie van de ‘kleine inheemse thee,
planters tegenover de zgn. opkoopfabrieken aanmerkelijk
te verbeteren en te versterkèn.
Al deze Organisatie is typisch westers. Natuurlijk kan
een oosters land haar aanvaarden, aanleren en toepas-sen, zoals Japan deed. In Indië kwam zij niet tot stand
zonder de leiding en de hulp van Nederland. Ik voor mij
ben overtuigd, dat ze wnder die hulp vooralsnog ook niet
in stand te houden is. Leerzaam zijn in dit opzicht de er-
varingen,met de coöperatie opedaan. Indien er iets is,
dat als toets zou kunnen dienen vooi de geschiktheid van
den Indonesiër voor auto-activiteit op economisch terrein,
dail is het de coöperatie. Boeke, zover ik w’eet de beste
kenner van deze productievorm in het Oosten, die haar
een onverdacht goed hart toedraagt en steeds de grootste
belangstelling voor haar heeft gehad, noemt de ervaringen,
daarbij opgedaan ,,teleurstellend, ihdien straf toezicht
ontbreekt: de leden zijn ontrouw, onstipt, onbelangsteliend
–
in de lotgevallen van de vereniging; de besturen misbrui-
ken hun bevoegdheid, laten alleen hun eigen belang wegen”.
• Is dit oordeel te hard? Ik geloof: neen. In elk geval is er
één woord uit de bovenstaande aanhaling, dat ik met
volle overttiiging voor mijn ‘rekening zou durven nemen, en dat is het wooFd onstipt. De ervaringen van het volks-
crediQtwezen duiden in het algemeen niet op onbetrouw-
baarheid van den Indonesischen debiteur,in’t bizonder van
den eenvoudigen desaman,maar wel
01)
een tekort aan stipt-
– heid. Deze is in zijn eigen sfeer ook niet te verwachten.
1-let moderne leven echter is zonder stiptheid, in het alge-
meen zonder precisie, onmogelijk. Wie moderne organisatie
zegt, bedoelt ook precisie. De oefening van ons denken in deze typisch westerse precisie is reeds zeer oud; ze begon
reeds in de scholastiek. De oefening van ons doen in die
precisie is van jongere datum; ze begon, ook voor de grotere
massa’s, met het moderne kapitalisme. Zonder haar, en 7on-
der de zakelijkheid, die haar dient te begeleiden, is de
modernisering van een land onmogelijk.
De integratie, de nauwere samenbinding, die de ver-,
schillende delen van Indonesië in de wereldcrisis zijn gaan
vertonen, waarbij vooral duidelijk merkbaar was de grotere
uitwisseling van goederen en diensten tussen Java en de
andere eilanden, is niet tot stand gekomen zonder bewuste
Organisatie en leiding van de Overheid, zonder hulp van
Nederland en zonder leiding van het Nederlandse element
in de bestuursorganen. Het wegvallen van die leiding zou
aanleiding geven tot desintegratie en verlies van welvaart.
Niet alleen dualisme is een grondtek van de Indische
maatschappij, maar ook pluralisme. Verscheidenheid ken-
merkt de inheemse sfeer nog meer dan de Europese. Elke
maatschappij echter, onverschillig of zij weinig of veel
verscheidenheid, meer of minder homogeneiteit vertoont,
is, om een definitie van Pareto te gebruiken, een hiërarchi-
sche collectiviteit. Zonder het element van de hiërarchie
is een samenleving onmogelijk. Die hiërarchie zelve is
iff
Indië, in overeenstemming met de structuur van het land,
en omdat wij van ouds het beginsel toegepast hebben te
regeren door de eigen hoofden, hij uitstek gemengd, -in-
heems en niet-inheems tegelijk.
–
In die hiërarchie echter
vervult het Nederlandse element een onmiskenbaar samen-
bindende functie. Talt dit element weg en wordt het.niet
onmiddellijk vervangen door een nieuw gezag – dat aan-
vankelijk niet anders zal kunnen zijn dan een gevreesd
ezag – dan zal de verscheidenheid spoedig symptomen
vertonen van gescheidenheid en zelfs van verwarring en
anarchie. Ik geloof, dat de woorden ,Holland verloren,
ch’aos geboren” geen te sombere aarschuwing inhouden.
Indonesië wil beëindiging van, de koloniale verhouding,
z&ggen de nationalisten. Gelukkig zien velen van hen in,
hoe waardevol de band met Nederland is. Een eigen vlag
is natuurlijk een heerlijk ding. Maar hoe gemakkelijk is het
zwaaien met een eigen vlag, en hoe moeilijk de vrijheid!
Moe onder.de nationalisten groot worden het aantal ware
patriotten, ht aantal dergenen, die de vrijheid begrijpen
ehwaarlijkliefhebben. Die vrijheid heeft geen gevaarlijker
vijand dan wanorde en rechteloosheid. Geen vrijheid zonder
eerbied voor recht en wet, en het recht is afgewogen en ge-
sanctionneerd belang. De ware vrijheid luistert naar de wetten. De eerste.voorwaarde voor de vrijheid van den
gewonen Indonesiër, den man in zijn dorp, is de eèrbiedi-
gin’g van zijn adatrecht. De voorwaarde voor de vrijheid
in ruimer verband is het leren hanteren van de vrijheden,
die in eokele,landen’in WestEuropa zich het eerst in
moderne zin ontwikkeld hebben. Het geheim van die
sociale en politieke vrijheid is de juiste beperking der vrij-
heden. Zoals voor Nederland en andere landen van West-
Europa voor de handhaving en redding van deze vrijheid de hand met de overzeese Angelsaksische landen van onschat-
bare waarde was, zo kan ook voor oosterse volken de band
met overzeese volken, die de vrijheid waarlijk liefhebben,
wellicht nog eens van onschatbare waarde blijken. Nedr-land moet Indonesië voortstuwen op de weg naar de vrij-
heid, of het wil of niet, omdat die vrijheid onze gedachten,
gevoelens; instellingen en wetten doorademt en doordrenkt.
De band met Nederland betekent de vrijheid voor Indo-
nesie. –
G.
NUCHTER BLIJVEN!
In tal van publicaties, na de bevrijding verschenen,
wordt betoogd, dat het nu uit moet zijn met de productie
om winst, dat de producent zich behoort te oriënteren
op de behoeften der samenleving en door voorziening in
die behoeften in de eerste plaats de belangen dier samen-
leving moet dienen, waarbij hij zijn, eigen belang moet
achterstellen.
Tegelijkertijd wemelt het van klachten, dat te veel
personen, bekleed met een functie tot bevordering of hand-
having van het algemeen belang, op min of meer grove
wijze op eigen voordeel uit zijn. Dit valt te meer op, omdat wij in ons land gewend zijn aan onkreuikbare dienaren van
de publieke zaak, om het even, of zij berechtende contro-
lerende, dan wel regelende taken vervullen.
178
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 October 1945
De tegenspraak tussen deze beide waarnemingen is
frappant en dwingt tot nuchtere overdenking.
De havenarbeider lost, omdat hij loon ontvangt. Doordat
hij lost komt het aangevoerde goed tea beschikking van
de samenleving. Evenzo bakt de bakker, omdat hij daar-
van winst verwacht; dat bakken leidt tot verzorging van
zijn medebu’rgers Niet andefs gedragen zich de fabrikan-
ten van margarine, van radiotoestellen, van schepen of
vân electrische stroom. Het motief voor hun handelen is
eigen materieel voordeel, het middel en tevens het maat-
schappelijk resultaa:t is •bevrediging van behoeften van
anderen. Zij allen dienen zichzelf en daardoor tevens de
maatschappij.
Dit moge, in grove trekken geschetst, waar iijn, de-er-
varing leert, dat quantitatief het dienen van de maat-
schappij niet gelijk opgaat met het dienen van het eigen-
belang. De productie, die den producent het hoogste voor-
deel oplevert, behoeft gêenszins die te zijn, welke ook’ de
samenleving het meest dient. 1-Jet kan zelfs wel voorkomen,
dat het algemeen belang wordt geschaad door handelingen,
welke dengene, die ze verricht, grote baten opleveren.
Dit, alles maakt beperking, regeling en contrôle nodig
door overheidsorganen, die het algemeen belang bescher-
men. De ambtenaren, die deze organen vormen, zijn de
dienaren van het algemeen belang bij uitnernendheid. Zij
vinden het motief van hun indiensttreding in de beloning
die hun is verLekerd, maar de hoogte van die beloning,
– welke hun voiddende levensonderhoud in hin stand
moet waarborgen – houdt geen enkel verband met hun
handelingen, zodat zij deze geheel en rechtstreeks op het.
algemeen belang, dat zij dienen, Ifunnen oriënteren. Dit
in tegenstelling tot hen, die rechtstreeks hij de productie
zijn betrokken en die uit hun handelingen zelve hun oordeel
te putten.
Z6 was het,v65r de oorlog.
De ideologie van deze tijd wil nu, dat de producenten
oph6uaen methun winststreven en
zich
gaan oriënteiun
op het algemeen belang. Dat wil zeggen,het algemeen be-
lang, zoals de betrokken producent dat ziet. Is hij in staat
dat ‘te zien? Bij tal van vaklieden beperkt zich de gezichts-
kring tot hun bedrijfstak en hun
–
afzetgebied. Zij staan
tegenover andere sectoren van het economisch leven en
tegenover de delen van de wereld, waartoe hun zaken
niet reiken, zoals Rostand’s Chantecler het zo bescheiden
zegt:
Je ne sais pas très bien ce que c’est que le monde,
Mais je chante pour mon vallbn, en souhaitant
Que dans chaque yallon un ‘oq en fasse autant.
De ambtenaar, lie’ den producent heef t te controleren,
is zodanig opgeleid of geïnstrueerd, dat hij dooi’ eigen ogen
of door die van zijn superieuren, het algemeen belang moet
kunnen onderscheiden. Van den producent mag zulks niet
•worden gevergd, noch ook verwacht.
Maar, zal men wellicht opmerken, de eis van productie
vooi’ verzorging in plaats van productie om winst houdt
slechts in, dat een
ieder
op zijn eigen beperkte terrein
zoveel mogelijk in de behoeften vanzijn afnemers tracht
te voorzien en zich daartoe op die behoeften, niet op
eigen vinstbejag oriënteert. Hoe zou men die winst maken,
– als men niet in behoeften voorzag? Die winst is niet alleen
de prikkel om te produceren, hij is ook de proef op de som,
dat, wat geproduceerd wordt, voldoet aan de behoeften
der afnemei’s: Duurzame winst is slechts beschoren aan
hem, die zijn afnemers dient, door zo goed môgelijk in hun
behoeften te voorzien. Door anders te handelen moge men
eens een enkele maal zijn slag kunnen slaan, op den duur
kan slechts .het naar behoren verrichten van de maat-
schappelijke taak een hechte basis vormen voor het in-
komenstreven van den enkeling. Wij hebben dit menigmaal,
min of meer uitvoerig, betoogd ‘).
‘) Onder andere in ,,Distributievraagstukken”,. Haarlem 9937,
waar
ook
naar
vroegere dere1ijke betogen wordt verwezen.
Zeer zeker, het is mogelijk, voor de vervulling van de
maatschappelijke taak een beloning te verlangen, die het
maatschappelijke te boven gaat. Dat is echter slechts in
één geval duurzaam mogelijk, ni. in dat van een monopo-
listische of- monopoloïde positie. – In elk ander geval doet
de concurrentie de overmatige beloning spoedig , te niet.
Winst door voorsprong kan niet onmaats,chappelijk worden
genoemd; integendeel, zij prikkelt tot vernieuwing, die op
den duur aan de samenleving ten goede komt.
Het sociaal schadelfjke winststreven blijft dus beperkt
tot gevallen van monopolie of van monopoloide mede-
dinging. Dat wil zeggen, tot gevallen, waarin èf een.groot
bedrijf, ôf een machtige combinatie van samenwerkende
bedrijven is betrokken. De kleinere vrije producenten
houden elkander in toom, controleren en breidelen elkan-
der, zodoende elkaar dwingend om geöriënteei’d op hun
winststreven, hun maatschappelijke taak zo goed mogelijk
te vervullen zonder overmatige beloning. De oi’igecontro-
leerde, ongebreidelde machten van onze moderne maat-
schappij, de grote concerns, de ondernemersorganisaties en
de vakverenigingen, zowel van patroons als van arbeiders,
kunnen evenwel, indien zij zich’ enkel oriënteren op het
materiële voordeel van degenen, die belang hebben bij
hun werkzaamheid, naast veel heil voor de gemeenschap
ook veel schade -teweeg brengen. Zij kunnen scheppen en
vernietigen, zij kunnen leven wekken en groei belemmëren’.
1-her, in deze onvoldoende dooi’ endogene evenwicht-
zoekende krachten gebreidelde sector van het economisch
leven, gaan streven naar materieel voordeel en vervullen
van de maatschappelijke taak niet parallel. 1-her is aanlei-
ding tot het stellen van de eis, dat het algemeen belang meer dan tot dusverre in het oog wordt gehouden. Hier
kfrn dat ook, want in deze grote lichamen moeten de per-
zonen aanwezig zijn, die èn de strijd om het eigen bestaan
te boven zijn, èn in staat moeten worden geacht, buiten de
bedrijfstak te zien en zich een beeld te vormen van het
maatschappelijk belang en van de functie van de werk-
zaamheid hunner producerende eenheden in het kader
der samenleving.
Dat wil nog niet zeggen, ‘dat de oriëntering op sociale
behoefted in deze sector geheel in de plaats dient te kdmen
van de oriëntering op winst. De sociale behoeften vormen
daârvoor een te onbepaald element. De winst daarentegen
is zulk een objectieve en gevoelige meter van het beleid,
dat menige onderneming administratief de Jictie aanvaardt
sjah het zelfstandig bestaan van haar afdelingen, teneindé
door de partiële winstcalculatie te kunnen nagaan, hoe’
het beheer dier afdelingen is. De winst is bovendien een
ki’aqhtige prikkel tot efficiënte bedrijfsleiding en ,tot vel’-
nieuwing van productiemethoden, verkooppiannen en
assortimenten. De oriëntering op winst is niet te missen,
daar de meeste mensen nu eenmaal het beste in beweging
worden gebracht door hun eigen materiële belangen. Maar
de eis mag worden gesteld, dat daar, waar men het alge-
meen belang vermag waar te nemen, dit niet uit het oog
wordt verloren, dat d’aar, waar het ‘winststreven met
het algemeen belang in conflict iou kunnen komen,
men zijn winststreven zal temperen, teneinde het algemeen.
belang te dienen, althans niet te schaden.
Nu zijn sommige leiders van grote ondernemingen.vroe-
ger kleinere ondernemers geweest, .wien het winststreven
nog van ouds in het bloed zit. En vele leiders van onder-
nemerscomhin,aties staan niet zô sterk ten opzichte van
de bij hen aangesloten en op winststreven ingestelde leden,
dat zij de politiek hunner organisaties in de richting van
het algemeen belang kunnen ombuigen. Men moge de wens
koestéren, dat het anders zal worden, en er zijn in enkele
hogere regionen wel gunstige ontwikkelingssymptomen
waai’ te nemen, over het algemeen is voor de bescherming
van het algemeen belang tegen uitwassen van monopoloïde
winststrevingen het meeste te verwachteh Vaii contr’oleren-
de ambtenaren en berechtende magistraten, ontheven van
de plichten om op allerlei slakjes zout te leggen en toegerust
25 October 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
179
Wij leven in een tijd van sterke evolutle. De valschheid
van de vrijheidsvoorstelling van de’ negentiende eeuw,
de ,,libertë” van de Fransche Revolutie, wordt steeds
meer ingezien. De vrijheid, die werd tot bandeloosheid,
bracht het private kapitalisme, de ontwaarding van den’
loonarbeid en de verdrukking van den arbeider. De reactie
hierop is spoedig gekomen. Eerst schoorvoetend in den vorm van den arbeider beschermende wetten, dan’in de
erkenning van de arbeidersorganisaties. Daarna sneller en
meer omvattend. In de periode tot aan den zoo juist be-
eindigden oorlog vond de maatschappelijke waarde van den
loonarbeid steeds verdere erkenning. Bij het uitbreken van den oorlog was deze ontwikkeling
niet tén einde. In het economisch leven nam de arbeid
nog steeds een plaats in, die lager stond dan de plaats
van het kapitaal. Het kapitaal had op menig punt nog een
overwicht. Wel moest reeds in belkngrijke mate rekening
worden gehouden met’ aânspraken van den arbeid, doch
van een gelijkwaardige positie
van
arbeid en kapitaal was
geen sprake.
Wat heeft de oorlog ons gebracht? Een sterke intwik-keling der geesten in de richting van een hoogere waar-
deering ‘van den arbeid. De arbeid stelt zijn aanspraken
thans veel hooger dan die, welke in 1940 gewoonlijk werden
uitgesproken. De arbeid eischt op ‘zijn minst gelijken in-, vloed als het kapitaal in sociale aangelegenheden en een
zekeren invloed op economische beslissingen. Velen gaan
verder en wenschen gelijken invloed
van
arbeid en kapitaal
in de te vormen organen van het economisch leven, terwijl
voorts gevraagd wordt medezeggenschap van den arbeid
in .de leiding van de onderneming. –
Op deze gedachte is
QflS
bestaande vennootschapsrecht
niet gebouwd. Ons vennootschapsrecht, en in.h’et bijzonder
ons recht omtrent de N.V.’, is trpisch kapitalistisch inge-
steld. Uitsluitend aan het kapitaalelement wordt hier
aandacht besteed. De N.V. is de vereeniging van kapitaal-
deelnemers, deze zijn heerschers in de vennootschap en in
‘de onderneming. De aandeelhouders bepalen den koers
der vennootschap, zij zijn uitsluitend gerechtigd tot de
winst, zij beslissen over wel en wee der onderneming.
Moet dit vennootschapsrecht hervormd worden en om-
gevormd tot een recht, waarin de arbeid wettelijke rechten
krijgt? Mr. van Campen bepleit dit in zijn recent proef-
schr,ift,getiteld ,,Onderneming en rechtsvorm”. Hij wil den
vennootschapsvorm overboord werpen en daarvoor als
rechtsvorm in de plaats stellen de onderneming. De onder-
neming maakt hij tot een jui’idisch begrip. Zij is in zijn
voorstelling een vereeniging, een zedelijk lichaam met als
leden, de ‘kapitaaldeelriemers en de arbeiders.
De kapitaaldeelnemers vormen tezamen de algemeene
vergadering van kapitaalgevende leden. De bevoegdheden
van deze vergadering zijn echter zeer beperkt. Op het te
voeren bedrijfsbeleid heeft zij geen beslissenden invloed.
Wel is het bestuur aan haar verantwoording schuldig voor
het gevoerde’ beleid. Voorts benoemt zij een deel van de
leden van het verplicht commissarissencollege.
De gezamenlijke arbeidersleden vormen de algemeene
vergadering van arbeidersleden. Aan deze vergadering
wordt verslag gedaan over het wel en wee der onderneming
en over de bereikte resultaten. De vergadering benoemt
de afvaardiging voor deii ondernemingsraad, die tezamen
met de leiding regelmatig van gedachten wisselt over
vraagstukken als ai’beidsorganisatie, arbeidsreglementen,
loonvraagstukkn, enz. Voorts beiioemt de vergadering
een deel van het college van commissarissen.
Aan het’ college van commissarissen is een belangrijke
taak toegedacht. De bestuursbenoeming geschiedt dooi’ dit
college. 1-liermede wordt derhalve het arbeidselement be-
langrijke invloed verzekerd op de leiding der onderneming.
T00r
het’overige hebben commissarissen alle rechten, die
hun ook in de tegenwoordige vennootschapspractijk plegen
toe te komen.
Uit d,e winst van de onderneming wordt aan de kapitaal-
gevei’s allererst betaald een iiormaal rendement, ongeveer
overeenkomend met den gangbaren rentestaridaard. De
overige winst wordt verdeeld over kapitaal, arbeid en
ondernemei’sleiding. De winstverdeeling wordt vastgesteld
door het bestuur in overleg met commissarissen.
Ziehier een, concreet voorstel om de bestaande maat-
schappelijke tendenties neer te leggen in een wettelijke
regeling, om revolutionnair ons vennootschapsrecht te
hervormen en op een nieuwe leest een ondernemingsrecht
te schoeien. Op d’e zwakke steeën in de ontworpen regeling
wil ik niet ingaan, doch ik wil mij beperken tot de funda-
menteele vraag, of wij thans ons recht op deze wijze dienen
te hervormen.
Mijn antwoord luidt’dari ongetwijfeld ontkennend. Voor
zulk een constructie van de onderneming is de maatschap-,
pelijke constellatie nog niet rijp. Zulk een project is niet
evolutionh air, doch revolutionnair. Een zoo groote invloed
op het geheele ondernemingsgebied kan aan den arbei4 niet straffeloos worden gegeven. Indien dit thans in alle
bedrijfstakken en in alle ondernemingen zou moeten’ge
schjeden, zou dit ernstige sociale conflicten medebrengen,
De arbeider is veelal nog niet gewend vërantwoordelijkheid
te dragen, die hier, op zijn schouders wordt gelegd. De
0fl-
dernemingsleiding is’in haar geestesgesteldheid in de meeste
gevallen nog niet zoo geëvolueerd, dat zij zonder ernstig
verzet zich een dergelijke herwaardeering van de bestaande
waarden zou laten welgevallen.
met macht tot redelijk ingrijpen tegen anti-maatschappe-
lijk handelende machten. De mentaliteit van deze lands-
dienaren,hun beroepseer,hun ,,esprit de corps”staan er borg
voor, dat bij hèn het algemeen belang boven eigenbaat
zal gaan. Mits, zowel tegen heerschappij van tijdelijke ge-
zagsdragers,’ als, tegen beloningsnivellering, die de meest
verantwoordelij ken het zwaarste treft, worde gewaakt.
De verarming van ons volk en de moeilijkheden, welke
het bedrijfsleven bij de herwinning van zijn positie heeft
te overwinnen, ‘hebben tengevolge, dat niemand, zelfs de
hoogstgeplaatste niet, van zijn plaats in de maatschappij
zeker
kan
zijn. Een ieder zal de strijd om het bestaan
hebben te strijden, hetgeen zal medebrengen, dat men,
anders dan wat de ideologie verlangt, zich meer dan in de
laatste tijd v66r de oorlog op eigenbaat zal willen oriën-
teren. Zouzulks een prikkel blijken tot krachtsontplooiing,
tot versnelling van de wederopbouw en tot verhoging van
het te bereiken niveau, dan ware dit zeker geen verlies.
Voor zoverre zulks echter het heil der samenleving zou
kunnen bedreigen, zal een voldoende tegenwicht niet
kunnen worden ontbeerd. Dat tegenwicht zal het beste
‘kunnen worden gehanteerd door personen, in staat om het
algemeen belang te onderkennen en bereid het eerlijk en
naar beste weten te dienen.
Wij verwachten, dat eerlang sommige al te knellende
banden, die in de huidige noodtoestand nog niet zijn te
missen, zullen worden gevierd of geslaakt, met als gevolg
het verdwijnen van vele ove’rto]Iige en in de sfeer niet pas-
sende .dienaren van het publiek belang, met de mentaliteit
van het winststreven. Is het zover, dan verwachten wij het meeste heil van het tot’ werkdadigheid prikkelende
nuchtere winststreven van vele ondernemers, gereguleerd,
zowel door de aandrijving, als door het tegenwicht van ons
beproefde, gave corps van landsdienaren. En van dat tegen-
wicht vèrwachten w’ij, dat het de leiders deï’ grote, machtige
lichamen er geleidelijk toe zal brengen, aan het maatschap-
pelijk welzijn, meer dan tot dusverre, invloed toe te kennen
op hun bedrijfshandelingey.
Hoe wij ons dat tegenwicht denken, zij in een volgend
artikel, geschetst.
HERZIENING OF HERVORMING VAN ONS
VENNOOTSCHAPSRECHT.
180
V
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 October 1945
Mr. van Campen heeft terecht d onderneming gezien
als een economische realiteit, waa,rin deelgenomen wordt
door kapitaal, arbeid en ondernemingsleiding. Terecht is
hij vap oordeel, dat de onderneming niet meer mag zijn
een vraagstuk vaii belangensferen, hetzij van kapitalisten,
hetzij van arbeiders,maardat voorhaareen objectieve functie
bestaat. Doch ten onrechte is hij van oordeel, dat uit deze
constateeringen bepaalde rechtsverhoudingen in de ven-
nootschap noodzakelijk moeten volgen.
Een constructie, als Mr. van Campen voorstelt, zou bij
invoering op korten termijn uiterst gevaarlijk zijn. Zij zou
den socialen strijd niet doen eindigen, doch dezen weer in
volle felheid doen ontbranden. De idee van den klassen-
strijd is gelukkig goeddeels overwonnen. De tegenstelling
tusschen ondernemers en arbeiders heeft veel van haar
scherpte verloren. De gedachte van den klassenstrijd zou
weer opbloeien, indien op den arbeider verantwoordelijk-heid werd gelegd, waarvoor hij niet rijp is.
Het welbegrepen belang van den arbeider is hiermede
niet gediend. De steeds toenemende invloed van den ar-
beidsfactor is een groeiproces, dat zijn tijd vraagt. De
arbeider moet zijn macht en invloed volledig kunnen dra-
gen en aanvaarden. Wordt teveel invloed en macht gegeven,
dan ontbreekt de wijze zelfbeperking, met de reacties van
dien. De reactie zal zijn ôf – hetgeen niét waarschijnlijk
is -, dat’ het kapitaal den arbeid terugdringt, ôf.dat de
Staat zich genoodzaakt ziet het geheele economische leven
in handen te nemen, hetgeen practisch zal beteekenen
staatssocialisme.
Wij moeten evolueeren naar ‘een meer’ belangrijke plaats
van den arbeid in ons economisch bestel. Flierbij kan mo-
gelijk te zijner tijd een plaats bereikt worden, die Mr. van
Campen ons schetst. Dit dient dan echter te geschieden
langs wegen van geleidelijkheid.
Moet, om deze ontwikkeling mogelijk te maken, ons
vennootschapsrecht hervormd worden? Ik meen, dat deze
vraag ontkennend moet worden beantwoord. Invloed van,
den arbeidsfactor op publiekrechtelijke organen is onge-
twijfeld te vervezelijken zönder hervorming van ons
venootschapsrecht. De constructie van de onderneming ,is
hiervoor niet van direct belang. Hiermede valt reeds het.
gewichtigste onderwerp, ten aanzien’ waarvan concrete
eischen geformuleerd worden, weg. Over blijft dan de
grootere invloed van den arbeider in de onderneming.
Ook op dit punt is echter veel te bereiken onder behoud
van de structuur van ons huidig vennootschapsrecht. De
N.Y.-vorm verzet zich niet tegen een redelij ken invloed
van den arbeider op de leidi’ng der onderneming. In het kader van het geldende recht kan aan de arbideis een in
feite belangrijke rol worden gegeven bij de beslissingen
omtrent het beleid in de onderneming. Aan arbeidersver-tegenwoordigers kunnen plaatsen worden gegeven in het
college van commissarissen. Aan arbeiders kan een aandeel
in de winst van de onderneming worden toegekend.
Binnen het raam van het geldende venhootschapsrecht
bestaat voldoende ruimte voor een geleidelijken groei van
den invloed van den factor rbeid. Binnen dit kader kan
aan den a,rbeid,een meer belangrijke plaats worden gegeven
in het organisme der onderneming. Op den duur kan dit
wetswijziging wenschelijk maken. Indien in feite een
structuur bereikt is, die in den tekst der wet geen uit-
drukking meer vindt, kan het aanbevelenswaardig zijn de
gewonnen gedachten in de wet vast te leggen. De wet
moet hier echter niet voorgaan, doch volgen. Het onder-
nemingsrecht moet niet van boven af worden’ opgelegd,
doch moet groeien in de maatschappij. Het recht, op dit
gebied moet leven en moet derhalve ontstaan in de maat-
schappelijke realiteit. De wetgever moet geen vormen
stichten, die door het maatschappelijk besef van de be-
trokkenen niet gedragen worden. De wetgever moet in
de wet vastieggen, wat in de maatschappij is ontstaan.
Geen fundamenteeie hervorming van ons ‘ennoot-
schapsrecht derhalve in dezen tijd. De ontwikkeling is
hiervoor nog niet rijp. Geen hervorming, doch wel kan een
herziening op bepaalde punten aanbeveling, verdienen.
1
–
lerziening daar, waar misstanden in ons vennootschaps-
recht zijn ingeslopen, die een gezonde ontwikkeling van
het recht der onderneming in den weg staan.
De aandacht verdient in dit verband een recent voor-‘
stel tot herziening van het Engelsche vennootschapsrecht,
zooals neergelegdin een rapport van het,,Cohen committee
on Company Law Amendfnent”. Verschillende van de
voorstellen van deze commissie verdienen ook voor ons
vennootschapsrecht ernstige overweging. De commissie
wil een te groote bestuursmacht breken en geeft hiervoor
diverse middelen aan.
De voorstellen houden in een grootere mate van pu-
bliciteit omtrent den gang van zaken in de onderneming.
Opgekomen wordt tegen de, ook voor een fiiiancieel des-
kundige, onontwarbarè balansen van menige NV., waar-
door de werkelijke fiancieele positie van de N.V. niet te
kennen is. Geheime reserves zullen niet meer mogen
voorkomen. Voor de inrichting van de balans en de be-
rekening van winst en vérlies worden bepaalde normen
gesteld. Elke aandeelhouder, of liever bij de groote NV.,
het publiek van gemiddelde intelligentie, zal in staat
moeten worden gesteld aan de hand van de cijfers en verder
te verschaffen gegevens zich een juist beeld te vormen van
den toestand der vennootschap.
Gepoogd wordt ook de aandeelhoudersvergadering van,
de groote N.V. minder een farce te doen zijn, gelijk zij
momenteel niet zelden is. Als middel hiertoe wordt o.a.
aanbevolen verlenging van, den termijn, gelegen tusschen oproëp ter vergadering en vergadering. Of met dit middel
veel bereit zal worden is een vraag. De actieve belang
stelling van de aandeelhouders zal hierdoor niet veel ver-
meerderen. Eenig nut kan een dergelijke maatregel wel
hebben. Zij geeft aan de financieele pers een grootere mo-gelijkheid om aan de agenda van de vergadering beschou-
wingen te wijden. En dit is van belang. De publieke opinie
is een machtig wapen. 1-let bestuur van iedere N.V. is
gevoelig voor de critiek van de pers.
Salarisexcessen wil het Engelsche voorstel tegengaan,niet
door een limiteering van de honoreering, doch door open-
baarheid van de salarissen. Medegedeeld moet worden al
hetgeen de ,,directors” genieten. Tegeflgegaan wordt ook,
dat bestuurders winsten maken tengevolge van ,,inside in-
formation”. EIke transactie van bestuurders in obligatiën
of aandeelen hunner ondernemingen moet openbaar worden
gemaakt. De ‘bestuui’ders inoten schriftelijk hun belangen
in de vennootschap openbaar maken.
Nieuw is ook de ged5chte van een wettelijke leeftijds-
grens voor bestuurders. Deze wordt gesteld op 70 jaar. De bedoeling is te voorkomen, dat aftandsche bstuurs-
leden aanblijven ter wille van het salaris.
Belangiijk zijn de groote bevoegdheden, die aan de
,,Board of Trade” – een lichaam, dat wij in Nederland niet
kennen – worden toegekend. De ,,Board of Trade” ontvangt
vérstrekkende bevoegdheden tot onderzoek, wie de macht
in de vennootschap heeft. De ,,Board”kan de vennoçtschap
gelasten geen dividend te betalen en de uitoefening van
rechten, verbonden aan de aandeelen, beletten.
Ook in ons land verdienen voôrstelien als deze Engel-
sche ernstige overweging. Zijkunnen ertoe bijdragen de practijk van ons vennoot.chapsrecht te zuiveren van uit
wassen, die in den loop der jaren ingeslopen zijn. Belangrijk
is vooral een grootere mate van publiciteit. De groote N.V. met aandeelen, die over vele aandeelhouders verspreid zijn
en die op de beurs verhandeld worden, is in zekeren zin
een publieke zaak. 1-Jet belang van deze onderneming is niet beperkt tot hen, die direct aan de oTiderneming ver-
bohden zijn. De N.V. doet een beroep op het publiek.
Publieke verantwoording is hiermede plicht. Openbaarheid
is het groote middel tegen misstanden en onjuiste gedra-
gingen. Openbaarheid waarborgt goeddeels een verant
–
woorde bedrijfsgeste en ondèrnemingspolitiek.
Mr. W. Ç. L. VAN DER GRINTEN.
PA
25 October 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
181
HERSTELFINANCIERING EN ONZE
BELEGGINGEN IN HET BUITENLAND.
Nadat vij weer baas in eigen huis gewordn waren, is
men aflerwege begonnen de balans van onze Nederlandsche
volkshuishouding op te maken, terwijl gelijktijdig orde
op zaken werd gesteld. Het is een verheugend verschijnsel,
dat men zich vrij algemeen scherp heeft gerealiseerd, dat
dit noodzakelijk was, wilde men bij den herbouw van ons
econoiiiische apparaat zoo efficiënt mogelijk te werk kun-
nen gaan en ‘op langeren termijn mogelijke repercussies
vermijden. Veel cijferarbeid heeft men reeds vôôr dè be-
vrijding kunnen verrichten, maar daarna werd het pas
goed mogelijk de berekeningen te toetsen• aan de werke-
lijkheid en te vergelijken met zienswijzen van anderen.
Het heeft in de afgeloopen maanden dan ook niet aan
becijferingen van de schade en het maken van projecten
voor herstel ontbroken. –
Een zeer belangrijke rol speelt hierbij nu eenmaal altijd
het geld. Ontreddercie financiën beteekenen een chaoti-
sche volkshuishouding, tenzij het geld volledig zou zijn
geneutraliserd. Bovendien kan men het- niet als reken-
eenheid missen, hoevele moeilijkheden de groote prijs-
afwijkingen de opstelling van toekomstijlannen ook
in den weg leggen. Zoo heeft men oök ditmaal bij het
opmaken van de balans de nog tot onze beschikking stande
hulpmiddelen in geld gewaardeerd. Tezamen met crediet
uit het buitenland en eigen besparingen moeten deze
immers tot, basis dienen voor den komenden opbouw.
Hierbij zullen we de hulp van het buitenland niet kunnen
ontbeeren, zoodat alles, wat wij in het buitenland ons
eigendom kunnen noemen, van zeer groote waarde is Ons kapitaalbezit aldaar vertegenwoordigt een recht-
streeksche aanvulling van’ onze deviezenpositie, die vooral
in de eerstkomende jaren onder zwaren druk zal komen te
staan. Wat ligt meer voor de hand, dan te zeggen, dat we
ons de luxe van een buitenlandschen spaarpot niet meer
kunnen veroorloven en dat we deze zullen moeten liqui-
deeren, willen we•nieteindeloos over onzen herbouw doen
en ons niet tot over de ooren in buitenlandsche schulden
steken. Op grond van deze redeneering is in vele projecten
voor het herstel van ons economisch leven dan ook ffiet
het bestaan van onze beleggingen in den vreemde rekefiing
gehouden of is er in ieder geval terdege op gewezen.
In het licht van deze zakelijke beschouwing, hebben wij
ons afgevraagd, of er inderdaad goede redenen zijn aan te
voeren om onze buitenlandsche beleggingen geheel of
gedeeltelijk af te stooten, 6f, dat aan het bezit ervan clerge-
lijke voordeelen voor onze gemeenschap in haar geheel
verbonden moeten worden geacht, dat ditO ongewenscht
zoude zijn.
We zullen ons met de min of meer pijnlijke gedachte vertrouwd dienen te maken, dat ons land, althans voor-
loopig, opgehouden heeft crediteurstaat te zijn. Enkele
cijfers mogen dit verduidelijken. Zou werden onlangs önze
behoeften in de komende jaren aan deviezen berekend op:
1946
1
1947
1948
1949
1950 * Totaal
1
)
(in milliarden guldens) –
3,1
1,7
0,7
0,3
–
5,8
Hiernaast zouden wij volgens de tegenwoordige p.’ijs-
verhoudingen de waarde van ons buitenlandsch bezit
kannen stellen op Ga. f4,3 milliard. Uit dit bedrag zou
dan inderdaad een groot deel van onze directë buiten-
landsche-credietbehoeften kunnen worden gedekt. Op het
eerste gezicht zou dit niet eens zoo onaantrekkelijk lijken.
,,Cash and carry
“
, juist tegenover het biiitenland,beteekent
politieke en economische vrijheid. Maar al te goed hebben
wij zoo juist nog ondervonden, wat het tegendeel inhoudt,
al zouden, we natuurlijk financieele afhankelijkheid van
een geallie.ei de -groep niet wenschen te vergelijken met en
Duitsche bezetting. Maar er komt nog wat anders bij.
‘) Zie de brochure De schade en het bertel” door Ir. J. J. ”an
der Wal e.a., 3de deel, tabel 17.
De politieke ontwikkeling beweegt zich steeds verder in de
richting van grooter macht bij de,,Big Five”, of hoe groot
dit aantal moge zijn. Uitgebreide en langloopende schulden
aan deze landeP zou voor ons wel eens het verleenen van
zeer vèrstrekkende faciliteiten in Europa of in de over-
zeesche gebiedsdeelen kunnen medebrengen. ‘Ook kan het
onze internationale credietwaardigheid afbreuk doen,
hetgeen zich zou kunnen wreken ti,ij onderhandelingen over
den ‘omvang van internationale grondstoffenproductie
of in een eerder stadium bij de.verdeeling van de productie-
middelen voor ,,re-equipment”. Wij denken bijv. aan onze
tin, rubber, koffie, copra etc., hetgeen voldoende moge
zijn om bovenstaande bedenkingen te illustreeren. Ten-
slotte mag niet vergeten worden, dat hij alle thans ter
tafel gebrachtè cijfers, die over het herstel van Indonesië’
nog plegen te ontbreken. Wel zal ook de Nedeilandsche
industrie daarbij haar aandeel kunnen leveren, doch een
vlot tempo van herbouw zal wel assistentie van het
buitenland-vereischen, -hetgeen ons wederom op een aantal
milliarden aan deviezen kan komen te staan. Zoo zonder
meer mag dus o.i. de overweging, om ons buitenlandsche
kapitaalbezit voor herstelfinanciering aan – te wenden,
nieafgevezen worden.
.Deze zienswijze vindt verderen steun in de rationeele redenee’ing, dat in den loop der tijden credietverleening
aan het buitenland’ alleen zakelijk verantwoord is ge-
bleken, wanneer dit politieke of minstens, ëconomische
macht opleverde
2).
In alle andere gevallen hebben de
crediteuren vroeger of later aan het kortste eind getrokken.
Voor een niet (door de Overheid) geruggesteunde particu-
liere credielverleening aan een vreemden Staat of voor
een zuivere introductie ter beurze van buitenlandsche
fondsen, bestaat in dit licht dan ook geen goede grond.
Bij de huidige omstandigheden spreekt het immers
van zelf, dat het tijdelijke eigenbelang van den belegger
niet meer richtsnoer mag zijn. Maar al te duidelijk hebben
wij in voorgaande perioden kunnen constateeren, dat
vrijheid in het verwerven van buitenlandsche fondsen
slechts de nadeelen van een ongeorganiseerden kapitaal-
export medebracht, zooals daar ‘zijn: het draineeren van
het binnenlandsche crediet, waaruit prijsverhooging, werk-
loosheid en gedwongen emigratie kunneh voortvloeien,
het aanvaarden ,van dikwijls grootere risico’s, die aan
beleggingen in den vreemde verbonden zijn, zonder dat daartegenprestaties tegenover stonden, het ôndoelmatig
aanvienden van deviezen en tenslott& het gevaar, dat in
oorlogstijd, tengevolge van vijandelijke blokkeering, het
beschikken over die buitenlandsche waarden niet mogelijk
zal zijn,. Zou ook, afgezien van deze ovrwegingen, onze
deviezenpositie verderen kapitaalexport in de eerstkomende
jaren onmogelijk maken, zij spreken bovendien een duide–
lijke.taal ten aanzien van de wenschelijkheid onze reeds
in het buitenland uitstaande vordeiingen aan een nader
onderzoek te onderwerpen.
Toch zijn we er ons van bewust, dat niet uitsluitend met
zakelijke beredeneering kwesties van deze grootte en
soort mogen worden afgedaan. Inderdaad komen ei ook
andere aspecten aan den dag, wanneer we ons voor het
praktijk-geval stellen, hoe de
–
realisatie ziçh zou moeten
toedragen, wat de bijkomende gevolgen hiervan zouden
zijn en welke landen daarbij betrokken zouden worden.
Vormen de Vereenigde Staten, Engeland, ]-rarikrijk,
België, Duitschland, Denemarken, Zweden en Zwitser-
land onze belangrijkste debiteui-en op dit gebied, verkoop
in de bij den oorlog betrokken continentale landen kan
voor ons het beoogde resultaat niet opleveren, te weten
het
–
yerkrijgen van waardevolle deviezen of leveranties
van goederen op korten termijn. Slechts de Vereenigde
Staten, Engeladd, Zweden en Zwitserland blijven dan
over, waaraan eventueel nog sommige kleinere, zooals
‘)
Vgl,
‘
hierovèr reeds Prof. E. M. ‘Al. Meyers in ,,Buitenlandsche
beleggingen- van kal)iaal”, ,,Vragen des Tijds’, deel II, 1917,’
pag. 275 e.v.
182
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 October 1945
Palestina, Egypte, Australië en Zuid-Afrika, zouden kun-
nen worden toegevoegd. Ten aanzien van enkele dezer
landen zijn echter remmènde factoren
–
aanwezig. Zoo
zouden wij, behalve. economische, toch ook cultureele be-
trekkingen willen laten tellen, zooals bijv. tegenover
Zuid-Afrika. De Vereenigde Staten nemen een zeer bij-
zondere plaats in, doordat ca. de helft van onze buiten-.
landsche beleggingen aldaar zijn geïnvesteerd. Voor alle
landen gelijkelijk geldt,dat het
–
bestaan van credietfacili-
teiten; zij het op langen termijn, al leveren deze niet
directe economische macht, toc’h een basis vormt voor een
,,good will”, die niet veronachtzaamd mag worden door
een land als het onze, dat zoozeer op internationale be-
trekkingen is aangewezen. Slechts indien men in het
buitenland daar geen gevoel voor zou blijken te hebben,
valt dit laatste argument weg.
Nauw met het voorgaande is de beteekenis verbonderi,
die de handel in buitenlandsche fondsen aan Amsterdam
als geldcentrum heeft gegeven. Wij denken hierbij niet
alleen aan de effectenbeurs, doch ook aan de particuliere
banken, die uit hun ernissiebedrijvigheid hun internatio-
nale relaties konden verstevigen. Volledige afstooting
van ons buiterilandsche bezit zou aan het beeld vajt de
Amterdamsche effectenbeurs en aan het emissiewezen
enkele zeer markante aspecten ontnemen, om maar over
de geldelijke nadeelen voor den betrokken bedrijfstak te
zwijgen.
Tenslotte kunnen er nog enkele bezwaren tegen een
algeheele realisatie in het kort worden opgesomd, die
met de voorgaande een dergelijke onderneming toch wel
zeer bedenkelijk maken. Zoo zal een massale verkoop,
zelfs over geruimen tijd verdeeld, ongetwijfeld groote
moeilijkheden medebrengen. Wij denken hierbij speciaal
aan de ca. 12, milliard Noord-Amerikaansche fondsen.
Daarenboven zou een volstrekte nationalisatie van buiten-
landsch effectenbezit wel een zeer diep ingrijpen in de
particuliere rechtsverhoudingen beteekenen, – waartoe o.i.
slechtsin een uiterste noodzaak zou moeten wordén over-gegaan. Ook de uitbetaling zou de Overheid weer voor de
noodige problemen stellen. Mocht men hiervoor, geblok-
keerde staatsfondsen kiezen, dan zou dit zeker niet tot
versiering van onze kapitaalmarkt strekken. En ,,last not least” zou uitverkoop van ons buitenlandsch bezit ons de
.jaarlijksche inkomsten doen derven, die op een grootte
van een f 200 millioen mogen worden gesteld
3),
waarbij
het de vraag is, of onze verarming zoo op debete manier
wordt opgevangen.
Conclusie.
Resumeerende komeh we tot de slotsom, dat een al-
geheele afstooting van onze beleggingen in den vreemde
op korten termijn, zooals dat noodig zou zijn voor het
dekken der behoeften van een herstelfinanciering ons
niet wenschelijk voorkomt en bovendien in de praktijk
wel haast niet mogelijk zal zijn. Anderzijds mag tegen een
gedeeltelijke realisatie geen bezwaar bestaan, wanneer
maar elk geval op eigen mérites beoordeeld worde. Een
nationalisatie behoeft daarvoor niet noodzakelijk te ge-.
schieden. Waarschijnlijk kan worden volstaan met regi
stratie en eventueel verplichte deponeering in open be-
waargeving bij banken. Nauwkeurige contrôle door een
deviezenintântie moet dus aanwezig zijn en mogelijke
opvorderingen dienen in het uitzicht te worden gesteld.
Voor den handel zal dit sterke belemmeringen ‘mede-
brengen, die zich deze wel zal getroosten, wanneer men
weet, dat hen de toekomstmogelijkheden niet worden
afgesneden.
Internationale
effectenarbitrage zal voor-
loopig zijn uitgesloten; wellicht zal voor certificaten van
Amerikaansche fondsen vrije handel in het binnenland
‘) Over de afeIoopen oorlogsjareïi hebben, we dus nog een kleine
milliard gulden in buitenlandsche valuta tegoed; behalve deviezen
beteekent dit ook een aardige inkomste voor den Staat, waar de
fiscus
bij het heerschende systdem van i’eëele heffing en progressie
wel een
40 tot 50 pCt.
zal nemen. – –
mogelijk zijn, tenzij te groote koersdiscriminaties dit on-
gewenscht makenf Voor den handel in origineele fondsen
zal men een vergunningenstelsel – niet kunnen missen. En
zoo zijn er nog tal van andere factoren,- die voor realistische
oogen het beeld voor de naaste toekomst nu niet zoo
opwekkend maken. Zou dit anders zijn, wij zouden ons
verheugen. Want slechts zooveel mogelijk vrijheid ook
op dit gebied kan er toe bijdragên, dat ons land, zijn oude
traditie als credietverstrekker aan het buitenland,- zij het
voortaan in meer georganiseerden vorm, en als middel-
punt, voor den handel in buitenlandsche fondsen, binnen
afzienbaren tijd weer zal kunnen voortzetten. –
Mr.
W. H. C. SCHUKKING
LEVENSMIDDELENDISTRIBUTIE
IN HET BUITENLAND.
Van consumptiebeperking naar consunsptieleiding.
– . Ter oriënteering in de ervaringen, die men in hetbuiten-
land ten aanzien van de levensmiddelendistributie heeft
opgedaan, volgen hieronder eenige incidenèele beschou-
wingen, die niet de pretentie hebben de materie uitputtend
te behandelen, doch veeleèr beoogen diepere studie en
verdere analyse uit te lokken. –
-1
1-loewel in de geallieerd& en de neutrale landen de buik-
gordel slechts in beperkte mate aangesnoerd moest wordén,
kon ook
daar
een rechtvaardige verdeeling van goederen
niet overgelaten worden aan het vrije spel van vraag en
aanbod. Reeds spoedig na het uitbreken van den oorlog
werd tot rantsoeneering van levensmiddelen overgegaan,
waarbij in verschillende landen, ddordat de voorziening
op een redelijk peil gehandhaafd kon blijven, een gi’oote
mate van verfijning in het distributiesysteem aangebracht
kon worden., 1-let zwaartepunt van de rantsoeneening lag
hierbij ‘véelal meer op consumptieleiding dan op consump-
tiebeperking.
Nu onze eigen levensmiddelenoorziening ‘geleidelijk
aan verbetert en voldaan kan worden.aan de minimum
voedingseischen valt ook hij ons deze accentverlegging
meer en meel’ te onderkennen.
Tot de landen,’ waar het stelsel van distributie het
meest tot in details uitgewerkt is, en waar vaak op zeer
oi’igiaeele wijze een oplossing gevonden is vooi’ vele
voedingsvraagstukken, behoort Zwitsei’land. –
Rantsoeneering in restaurants in Znitse,’land.
In Zwitserland is voor de restaurants een zeer specia]e
rantsoeneeringsregeling getroffen. Iedere consument ont-
vangt maandelijks een levensmiddelenbonkaart of een
kaart met 200 maaltijdencoupons.. Deze twee kaarten
zijn onderling -v’erwisselbaar.
Voor iedere in een openbare eetgelegenheid genuttigde
maaltijd, zoowel ontbijt, .middag- of avondmaal, moeten
2 coupons verstrekt worden. Dit beteekent, dat, wanneer
men alle maaltijden buitenshuis gebruikt, men per maand
180 coupons noodig heeft. Hierdoor seeft men maande-
lijksch 20 coupons over, welke kunneii worden’ gebruikt
voor extra maaltijden, brood, koekjes, enz: Op deze
wijze is het niet mogelijk gerantsoeneerde levensmiddelen
in den winkel te koopen en bovendien in restaurants maaltijden te gebruiken. Dit systeem is tot in details
uitgewerkt. Voor hen, die slechts één of twee maaltijden
in een restaurant gebruiken, zijn ook voorzieningen ge-
troffen. De levensmiddelenkaart is verdeeld in drie ge-
deelten: één deel kan tegeri 50 coupons worden geruild,
de twee ahdere gedeelten elk tegen 75 coupons. Ieder van
deze di
–
je deelen bevat speciaal die levensmiddelen, welke
men veelal bij het ontbijt, ‘of bij het middagmaal of bij het
avondmaal gebruikt. Al naar de gewoonten van den con-
sument wisselt men die deelen van de kaart in, die corres-
pondeeren met de maaltiden, die men buitenshuis ge-
brbikt.
25 Oct ober 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
183
Niet ieder restaurant verschaft een gelijkwaardigen
maaltijd voor de twee coi.ipons, die men inlevert. De
publieke eetgelegenheden zijn in negen categorieën ver
;
deeld, waaronder pensions (die drie maaltijden aan een
beperkt aantal gasten verstrekken), café’s, die uitsluitend
ontbijt serveeren, sanatoria voor t.b.patiënten, algemeene
restaurants etc. Vo6r iedere categorie is een rantsoeneerings-
schaal vastgesteld, volgens welke bepaald is, hoeveel
levensmiddelen per 100 inge]everde coupons aan de
betreffende eetgelegenheid verstrekt wordt: Zoo krijgt
bijv. een pension voor een gelijke hoeveelheid coupons
minder dan een restaurant, daar het aantal door, een
pension bediende gasten min of meer gefixeerd is, waar-door minder voedsel verloren gaat dan bij éen restaurant,
waar het aantal gasten sterk fluctueert.
Aan de hand van de onder de openbare eetgelegenheden
beschikbare hoeveelheid te distribueeren levensmiddelen,
worden wijzigingen aangebracht in de verdeelingsschaal. In
het kader van de toewijzingen kan een restaurant variatie
brengen in de hoeveelheden levensmiddelen, die het op
de door hemingeleverde coupons wenscht te betrekken,
zonder evenwel de totaal-toewijzing te overschrijden.
Een op kaasgerechten gespecialiseerd restaurant kan
minder .vleesch, brood en vet betrekken met als compen-
satie hiervoor meer kaas. Door deze variatie blijft con-
currentie tusschen de restaurants mogelijk. Ondanks de
centraal geleide voedseldistributie blijft dus een ruime
mate van bedrijfsvrijheid bestaan. Onder dit systeem zijn de kapitaaikrachtigen, door het
v erschil in kwaliteit en kwanttteit van de te verkrijgen
maaltijden, bevoorrecht boven de minder gesitueerden.
Immers, naast de gerantsoeneerde levensmiddelen heeft
men in Zwitserland nog de beschikking over een ruime
hoeveelheid niet bij de distributie betrokken voedings-
middelen.
Hetgeen evenwel voorkomen wordt, is, dat de financieel
sterkere een grooter aandeel van de gerantsoeneerde
goederen krijgt dan de financieel zwakkere.
De kosten pan het ooedselpakket in Zwizserlaad.
Door de stijging van het prijsindexcijfer voor levens-
m.iddelen tot 153 (1 Juni 1939 = 100) ontstond ook in
Zwitserland een categorie personen, die door gebrek aan
financieele middelen niet in staat was zich het gerants-
soeneerde levensmiddelenpakket aan te schaffen. Om
in dit probleem te voorzien heeft men een speciaal
systeem ingevoerd, het zgn. A en B-kaarten systeem.
Op de A-kaart zijn verschillende duurdere levensmiddelen
verkrijgbaar, terwijl op de B-kaarten goedkoopere beschik-
baar gesteld worden. Zoo bevat de B-kaart minder vleesch
en meer kaas en vet dan de A-kaart. De voedingswaard.e
van de op beide kaarten beschikbaar gestelde levensmidde-
len is volledig gelijk, terwijl de kosten van de levens-middelen op de B-kaart 30% lager zijn dan die van de
A-kaart. Men is volledig vrij.in de keuze tusschen de A of
B-kaart, waartusschen uiterlijk geen verschil te onder-
kennen is. De kosten van de B-kaart zijn ongeveer 30
Zw.frs. per maand, terwijl die van de A-kaart ongeveer
42 frs. bedragen. Zoowel de A als B-kaarten zijn in drie
deeleri verdeeld en zijn inwisseibaar tegen 200 maaltijden-
coupons.
Ter aanvulling van de A en B-kaarten-regeling is door
middel van een verlenging van den geldigheidsduur van de
bonnen eveneens tegemoet gekomen in bepaalde financieele
moeilijkheden, welke kunnen rijzen bij de inwisseling
van de bonnen tegen levensmiddelen. De bonnen zijn nl.
steeds geldig tot de 5e vande volgende maand, waardoor
met het salaris, van de nieuwe maand de bonnen van de
vorige maand ingewisseld kunnen worden.
Gedijferentieerde rantsoeneering in’ Zwitserland.
Men heeft in Zwitserland door een stelsel van keuze-
coupons getracht de rantsoeneering aan te passen aan de
regionale en locale levensgewoonten.
1
Deze geven dën
houder de gelegenheid tusschen twee of meer producten
te kiezen, bijv. tusschen kaas en maïs. 1-lierdoor kan
worden tegemoet gekomen aan de Italiaansch-Zwitser-
sche voorkeur voor maïsgerechten en aan de Fransch-
Zwitsersche preferentie voor kaasgerechten.
De gedifferentieerde rantsoeneering is tot in finesses
uitgebouwd. Onderscheid wordt gemaakt tusschen ver-
schillende soorten arbeid, die, naar gelang den aard hiervan
een extra ‘toewijzing krijgen, uitgedrukt in maaltijden-
coupons, die wederom tegen gewone levenspiiddelen-
bonnen ingewisseld kunnen worden.
Engeisch rantsoeneeringssysteem.
In Engeland zijn maaltijden in openbare eetgelegen-
lieden niet in het distributiesysteem opgenomen. Maal-
tijden in restaurants zijn bonloos, waarbij de omvang
van den maaltijd hij de wet geregeld is en de prijs aan een
maximum gebonden. Dit systeem leidt ertoe, dat naar
mate de consument over meer financieele middelen be-
schikt, hij een grooter aandeel kan krijgen van de schaar-
sche voedingsmiddelen, daar de eenige rem,’ die hem belet
om in meer dan één èetgelegenheid een maaltijd.te gaan
nuttigen, gelegen is in’ het feit,’ dat de restaurants maar
gedurende bepèrkten tijd maaltijden mogen verschaffen. In, Engeland is de gedifîerentieerde rantsoeneering op
andere wijze toegepast dan elders. Dè kinderen krijgen in
tegenstelling tot de meeste andere landen dezelfde toe-
wijzingen als volwassenen. Dit is een compensatie voor
families met kinderen, die niet in staat zijn zich in restau-
rants van extra voeding te voorzien. De industrie-arbeiders
in Groot-Brittannië ontvangen speciaal voedsel, dat
aangepast is aan den aard van hun verk en in de fabrieks-
cantines verschaft wordt. In Engeland bestaat verder het
systeem van -de ,,British Restaurants”, waar voedzame
maaltijlen tegen minimalen prijs (in verband met over-
‘heidssubsidies) verschaft worden.
Rantsoeneering in Frankrijk en Spanje.
In het Fransche systeem vindt differentieering plaats,
doordat er verschillende categoriebC restaurants zijn,
die tegen vastgestelde prijzen maaltijden verschaf- –
fen. De ingevoerde klasseverdeeling waarborgt, dat
men in alle klassen in elk geval de rechtmatige hoeveel-
heid gerantsoeneerde levensmiddelen ontvangt, terwijl
service en luxe in de duurdere klassen de prestatie voor
den hoogeren ju’ijs vormen.
In Spanje is een zeer eenvoudig rantsoeneeringssysteem
ingevoerd, door slechts het meest ioodzakelijke voedsel
door middel van bonaanwij zingen te verdeelen en overige
producten aan het vrije marktmechanisme over te laten.
In het kader van de gerantsoeneerde artikelen vindt
differentieering plaats in dien zin, dat bijv. inheemsche cigaretten tegen een lagen prijs op bonnen verkrijgbaar
zijn, terwijl geïmporteerde cigaretten van veel betere kwalitït, op de vrije markt, slechts tegen hoogen prijs
‘voor de overmatig gevulde beurs ter beschikking staan.
Verf un ing pan rantsôeneeringssysteem sle’chts mogelijk,
indien ooldoende goederen beschikbaar. –
Alle boven beschreven verfijningen zijn slechts mogelijk
in practijk te brengen, wanneer een bepaalde hoeveelheid
levensmiddelen boven het noodzakelijk minimum . he-,
schikbaar is. Dit alleen maakt ‘minutieuse rantsoeneering
mogelijkL Hiernaast is de aanwezigheid van een gecen-
traliseerd distributie-apparaat noodzakelijk. Dat bij ons
het streven bestaat naar een rechtvaardige verdeeling
van de beschikbare goederen, behoeft geen betoog. Ter
voldoening hieraan zal het voorloopig niet mogelijk zijn
de distributie
wederom
in handen te leggen van het vrije marktmechanisme. Daar verwacht mag wbrden, dat de
hierboven aangeduide marge ook bij ons in steeds grootere
mate beschikbaar zal komen, is het nuttig, na te gaan,
184
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 October 1945
iii hoeverre men in het buitenland toepassingen gevonden
heeft, die afwijken van de Nederlandsche, en in hoeverre
het mogelijk is bepaalde voordeelen hiervan, zonder hier-
door nieuwe nadeelen te creëeren, over te nemen.
M. WE
,
ISGLAS.
AANTEEKENINGEN,
HET HERSTEL VAN OORLOGSSCHDEN IN BELOIË.
Het Juni-nummer van 1945 van het ,,Tijdschrift voor
Documentatie en Voorlichting”, uitgegeven door de Na-
tionale Bank van België, en de artikelen vn Prof. Mr. J.
van Floutte in de ,,V.E.V.-Berichten” van Juli, Augustus
en September 1945, bevatten een aantal ggevens be-
treffende de herstelling van de oorlogsschade in België,
waaraan wij het volgende ontieenen.
Omuang pan de niaterieele oorlogsschade,
Het vraagstuk van de bepaling van de •oorlogsschade
bi(dt vele moeilijkheden wegens het ontbreken van cijl’ers.
letreffende de jongste schade (bevrijding, vliegende bom-
men en krijgsverrichtingen in de Ardennen in den loop
van December 1944 en Januari 1945) en door het feit,
dat de schade nu eens geschat wordt in Belgische francs
1939
1
), dan weer in francs 1945, op grond van de thans
geldende prijzen voor materialerf en bonen.
Volgens;een onlangs afgelegde officieele verklaring, zou België door de Duitsche bezetting en den oorlog een verlies
hebben ondergaan van ongeveer 200 millïard franc
(waarde 1944). Dit bedrag omvat de eigenlijke bezettings-
kosten (± 73 milliard) en de zeer dubieuse schuldvor-
dering in de Duitsch-Belgïsche verrekeningska.s (± 62
milliard), alsmede de schade aan de goederen van het
openbaar domein (geschat op meer dan 33 milliard,
waaronder 24 milliard voor de militaire uitrusting, ver-
loren na den veldtocht 1940).
• De schade aan particuliere eigendommen (roerende en
onroerende goederen) kan voorloopig als volgt worden
geraamd:
de aanvragen ingediend tot 31 Maart 1943 vertegen-
woordigen een globale schade van 10 mi]liard francs;
men mag veronderstellen, dat de aanvragen voor
raming van schade, geleden tusschen 31 Maart’
–
1943
en het einde van de Duitsche bezetting, een gelijk bedrag
van 10 milliard francs zullen beloopen;
tenslotte mogen aangiften voor een bedrag van 5 mii-
• hard francs worden verwacht voor de oorlogsschade,
geleden nd de bevrijding, van het grondgebied (von
• Rundstedt-offensief, vliegende bommen).
Aldus zouden de geteisterden vermoedelijk aanvragen
indienen voor ong. 25 milliard fi’ancs. Rekening houdend
met een gemiddelde overchatting van 40%, zou de oorlogs-
schade aan particuliet e eigendommen ongeveer 15 milliard
francs beloopen (waarde 1939), hetgeen neerkomt op 3,5 %
van het nationaal vermogen in 1939 en 25 % van ‘s lands
inkomen voor dat jaar.
Gebouwen, geteisterd tussclze,i 10 Mei
1940
en 10 Mei
1945
+eteisterde g000uwen
(vernield,
zwaar
of licht:
hesi”badigd)
nhjver-
Aantal
Provincie
Wo-
villa’s
hof-
heids-
totaal
gbbou-
fin-
en
steden
en ban-
Ofl
in gen
t lust-
delsge-
9939
Iliji-
hou-
______________
Zen
wen’
Antwerpen
108.296 1.460 5.420
3.052
118.228
275.649
Brabant
61.619
296
3.1021.149
66.516
385.472
West-Vlaanderen
52.142
3.104 2.724
3.745
61.715
268.609
0ost-Vlaanderen
47.060
5.057
4.412
6:083
62.612
326.664
Tienegouwen
44.820
112
671
1.091
46.694
398.443
Luik
110.766
250
10.756
3.271
125.043
254.909
Limburg
13.309
109
1.907
734
16.061
91.560
Luxemburg
12.854
208
7.413
1.054
21.529
64.612
Namen
1
13.0241
1113
690
1.104
14.934 107.113
Het itijk
1463.8901
i0.7121
37.0951
21.6331540.63412.173.51
‘) De in het vervolg van, deze aanteekening genoemde geldbe-
dragen luiden alle in Belgische francs.
Wat betreft de localisatie van de oorlogsschade kan
worden opgemerkt, dat alle provinciën en bijna alle steden
door het oorlogsgeweld werden getroffen. Vorenstaande
tabel geeft een beeld van de verspreiding van de schade
aan onroerende goederen.
Uit deze tabel blijkt, dat bijna een vierde van de in 1939
bestaande particuliere gebouwen (540.634 op 2.173.031)
werd getroffen tijdens den oorlog. Onder de op 31 Maart
1943 reeds ingediende aangiften van oorlogsschade aan
onroerende goederen, waren ei’ ongeveer 10 % voor totaal
vernielde, 22 % voor zwaar beschadigde en 68 % voor
licht beschadigde gebouwen. Voortgaande op deze gegevens
zouden van de in 1939 bestaande particuliere gebouwen
thans getroffeii zijn:
totaal vernield 2,5 %, zwaar beschadigd 5,5 % en licht
beschadigd 17 %. Om het bedrag van de oorlogsschade
te i’amen met bepaling van den aard van de geteistei’de
goederen, kan slechts worden beschikt over de statistiek
van de reeds einde Maart 1943 ingediende aangiften. Deze
aangiften zijn als volgt verdeeld:
gebouwen ……………….. . ….. fr. 2.881 millioen
roerende goederen ………………,, 2.621
hedrijfsuitrusting
……………….,, 2.963
landbouwuitrusting
………………’ 536
binnenscheepvatrt ………………
234
Totaal, ……………………….fr. 9.235 millioen
Uitgaande van de veronderstelling, dat de oorÏogsschade,
aan deze categorieën toegebracht, in gelijke verhouding
zal aa1groeien, ontstaan 5e volgende percentages:
gebouwén …………..
31,2%
roerende goederen …… 28,4 %
bedrijfsuitrusting – ……32,5 %
landbouwuitrusting …
5,8 %
binnenscheepvaart ……2,5 %
De oorlogsschade aan bedrijfsuitrusting zou dus
grooter zijn dan de schade aan gebouwen.
Het /inancieele oraastuk.
-‘FIet is duidelijk, dat vooi’ herstel van de oorlogsschade
aan particuliere eigendommen niet kan worden volstaan
met de geraamde 15 milliard francs, immers, de looneis zijn
sedert 1939 bijna verdubbeld, en wat den Prijs van de
materialen betreft bedraagt de gemiddelde verhoogings-
coëfficiënt minstens 300 %. Bovendien wachten ook de
militaire en burgerlijke oorlogsslachtoffers op. het hun
rechtmatig toekomend pensioen, en ook de schade aan het openbaar domein (havens, kunstwerken, wegennet) wacht
op spoedig
1
herstel. ,,Hoeveel milliarden zuilen daartoe
noodig zijn en waar halen wij het geld vandaan?” zoo vraagt
zich Prof. van Houtte af. Van de leveringen (in natura?),
welke het overwonnen Duitschiand moeten worden opgelegd,’
wordt niet veel verwacht. Het herstel van de dooi’ België
geleden oorlogsschade zal geheel gefinancierd worden dooi’
België zelf. De oplossing, dat de oorlogswinstmakrs de
verliezen van hûn landgenooten maai’ moeten vergoeden,
is ook lang niet afdoende, daar inwerkelijkheid de opbreiigst
van een zelfs massale belasting van de oorbogswinsten niet
zou volstaan om de kosten van dezen wederopbouw te dek-
ken, nadat de andei’e schadeposten van de oorlogsbalans
zullen zijn gecompenseerd. Prof. van Houtte conchideert,
dat de Staat zeker niet beschikt over de financieele midde-
len om de herstelling van alle geteisterde particuliere eigen-
dommen geheel en ineens te bekostigen. Zelfs vooi’ het,
uitbetalen van een gedeeltelijke schadeloosstelling aan de gedupeerden /aleen voorheffing op het nationaal inkomen
moeten geschieden, zoowel dooi’ het heffen van belastingen
als door het uitschrijven van leeningen, en zulks gedurende
vele jaren.
Het Juridische uraagstuk.
Het algemeen gevoelen is nu, dat al wie, tengevolge van
den oorlog, schade heeft geleden, zoo niet geheel, dan toch
25 October 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
185
grootendeels moet worden schadeloos gesteld door den
Staat. Oorlogsschade is, in een zekeren zin, schade geleden
door een lid van de volksgemeenschap voor de gemeen-
schap zelve.
Met het oog op de algemeen verwachte staatstusschen-
komst bij de herstelling van de oorlogsschade 1940, dienden
zoo spoedig mogelijk voorloopige maatregelen genomen,
tot vrijwaring van de eventueele rechten van de gedupeer-
den. De algemeene draagwijdte van de besluiten, welke
te dien einde tijdens de bezetting werden genomen door de
Secretarissen-Çeneraal, kan worden samengevat als volgt. Eenerzijds: de geteisterden gelegenheid verschaffen om
de door hen geleden schade officieel te doen schatten.
Anderzijds: crediet bezorgen voor den wederopbouw
tegen verminderden rentevoet.
Deze credieten werden verleend door de ,,Nationale
Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid” en door
het ,,Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet”, onder
tamelijk strenge voorwaarden en met onderpand op het
geteisterd onroerend goed. Prof. van Houtte vervolgt
met de vraag, of deze besluiten van de Secretarissen-Gene-
raal, betreffende de vaststelling van de oorlogsschade en
het verschaffen van crediet aan de gedupeerden, nu nog
rechtsgeldig zijn.
Samenvattend memoreert hij:
de officieele schattingen, tijdens de bezetting uitge-
voerd, blijven geldig. Maar zij zijn.thans niet het eenige be-
wijs van de opgeloopen schade. Deze kan (behoudens
andersluidendé bepaling in de ontworpen wetgeving) langs
alle middelen worden bewezen. Voor de schade, ontstaan
bij of na de bevrijding, is trouwens alleen officieele vast-
stelling mogelijk.
De vervaltermijnen voor het indienen van de oor-
logsschade, gesteld tijdens de bezetting, gelden nu niet
meer. Aangiften zullen dus mogen worden gedaan (behou-
dens andersluidende bepaling in de ontworpen wetgeving),
welke ook de datum zij van de gebeurtenis, die de schade
veroorzaakte.
De toekenning van credieten tijdens de bezetting door
de ,,Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijver-
heid” en door het ,,Centraal Bureau voor Hypothecair
Krediet” is geldig geschied. De rentevoet zal eventueel
opnieuw aangepast worden, nadat de ontworpen wetgeving
van kracht zal zijn geworden. –
Credieteirkunnen heden nog worden verleend onder
de voorwaarden, bepaald bij de besluiten van de Secre
tarissen-Generaal; credieten worden niet verleend aan
politieke delinquenten.
De onovorpen wetge’ing.
Uit den inhoud van het wetsontwerp over de herstelling
van de oorlogsschade aan particuliere goederen, welke nog
niet officieel is bekendgemaakt, werd reeds het volgende
aan de pers medegedeeld.
De staatsinterventie bij herstelling van de oorlogsschade
zal gemotiveerd worden, eenerzijs door de solidariteit
tusschen alle burgers in den Staat, anderzijds door het be-
lang voor de gemeenschap van den spoedien en volledigen
wederopbouw van de geteisterde goederen.
•
De financiering van den heropbouw zal waarschijnlijk
geschieden doorJiet toekennen van schadeloosstelling aan
de getroffenen, naar -ratovan den omvang, geraamd naar
de prijzen van 31 Augustus 1939, te vermeerderen met
een door den wetgever te bepaleii coëfficiënt. Credieten
tegen zeer lagen rentevoet zullen worden verleend voor het
verschil tusschen de toegekende schadeloosstelling en de
werkelijke kosten van den wederopbouw. Geen vergoeding noch crediet zullen worden toegestaan voorzoover de scha-
de een bepaalde fractie van de waarde van het geteisterd
goed niet overtreft.
Daardoor wordt de financieele tusschenkomst van den
Staat uitgesloteji voor de zeer geringe oorlogsschade en
draagt de gedupeerde in elk geval bij in de kosten van
hertelling van zijn eigendom. De procedure zal ten zeerste
worden vereenvoudigd: een geval van oorlogsschade wordt
enkel aan een commissie met rechterlijke bevoegdheden
onderworpen, wanneer het niet kan worden geregeld laflgs
administratieven weg.
NATIONALE VLIETUIOIN»USTRIE.
Op de te Chicago in November 1944 gehouden interna-
tionale luchtvaartconferentie is officieel aan Nederland
de derde plaats in de kring der grote luchtvaartm6gend-
heden toegekend, waarbij de Ver. Staten en Engeland
respeçtievelijk op de eerste en tweede plaats komen. Wij
mogn daarbij niet vergeten, dat deze eervolle plaats voor
een groot gedeelte te danken is aan de prestaties van de
Nederlandse vliegtuigindustrie v66r de oorlog. Wij denken
dan .aan de eerste Nederland- I ndiëvlucht in 1924, met
een F-VII, de Pelikaanvlucht (F-XII), de tocht van de
Snip naar West-Indië (F-XVII), de Pander Postjager (con-
structeur T. Slot), en tenslotte aan een meesterstuk van
vliegtuigbouw, de G-1 (constructeur Jr. Beeling).
De heren Jr. J. W. H. Lambach, Ir. P. J. C. Vos en
J. E. van Tijen hebben zich in geschrifte over de Neder-
landse vliegtuigindustrie uitgesproken. –
,,Zal het einde van deze oorlog ook het einde van onze
Nederlandse vliegtuigproductie brengen?”, zo vraagt Jr.
J. W. H. Lambach zich af in zijn brochure ,,Voortbestaan
en toekomst van de Nederlandse vliegtuigindustrie”.
Jr. Lambach deelt niet de mening van sommigen, dat
wij naast het machtige productie-apparaat van de Ver.
Staten geen kans meer hebben. Een bloeiende Nederlandse
vliegtuigindustrie is een noodzakelijkheid in een industrieel vergevorderd land gelijk Nederland vôÔr de oorlôg was, en
gelijk het na deze oorlog in nog meerdere mate zal moeten
zijn.
Slechts door samenwerking tussen het. leger, de marine
en-de burgerluchtvaart (K.L.M. en scheepvaartmaatschap-pijen) als afnemers enerzijds en de gezamenlijke vliegtuig-
fabrieken anderzijds, is de mogelijkheid van slagen aanwezig.
Jr. Lambach wijst dan op het voorbeeld, dat gegeven is
door de Nederlande sèheepsbouwers. In de jaren v66r de
oorlog hebben vier grote scheepswerven en één onzer grote machinefabrieken voor gezamenlijke rekening opgericht de
N.V. Nederlandsche Vereenigde Scheepsbouwbureaux.
Dit lichaam kan geheel zelfstandig de technische besprekin-
gen met de marine-autoriteiten voeren, waarbij alleen voor
financieele kwesties ruggespraak met de oprichters nodig
is; wanneer op een door dit bureau ontworpen plan door
de Nederlands& Regering of door een vreemde mogendheid
een opdraht wordt gegeven
;
dan wordt de bouw op doel-
matige wijze over de verschillende werven verdeeld.
Jr. Lambach stelt nu voor, dat de vliegtuigfabrikanten
op overeenkomstige wijze een ontwerpbureau voor vlieg
–
tuigen in het leven roepen, zodat daardoor de vroeger
bestaande tegenstellingen en wrijvingen tussen afnemers
en producenten van vliegtuigezi kunnen worden vermeden.
Daarbij behoudt toch elk der bij dit bureau aangesloten fa-
brieken haar zelfstandigheid bij het uitvoeren van het haar
toegewezefl deel der opdrachten.
Jr. P. J. C. Vos acht in zijn memorandum, betreffende de
Nederlandse vliegtuigindustrie i) – waarin hij de vraag
behandelt:,,Heeft in de toekomst een,vliegtuigindustrie in
Nederland nog reden van bestaan en, zo ja, aan welke
levensvoorwaarden moet dan worden voldaan?” —; dé
voornaamste reden van het verdwijnen der burgervlieg-
tuigen van Nederlandse bouw gelegen in het feit, dat –
burgervliegtuigen in later jaren in Amerika in serie konden
worden gebouwd, waarbij de lichtmetaalbouw in zwang
kwam. Fokker had nu ook, tot de geheél-metaalbouw
kunnen overgaan en vliegtuigen in ,,voorraad” maken,
1)
Vgl. ,,Vliegwereld” van 1 September 1945.
186
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 detober 1945
hopende zijn oude internationale markt hiermede te be-
houden (de eigen markt was uiteraard te klein). Dit be-
tekent echter voor een fabriek met een klein ‘kapitaâl een
groot financieel avontuur. Fokker heeft in zoverre de
situatie begrepen, dat hij van het toenmaals beste Ameri-
kaanse vliegtuig (de Douglas) de verkoops- en licentie-
rechten kocht, in de hoop zodoende meer geleidelijk naar
de geheel-metaalbouw te kunnen overgaan. Van deze
bouwrechten is echter, geen gebruik gemaakt, want som-
mige der betrokken instanties volgden een aankooppolitiek
– beter gelegenheidspolitiek -, die hierop neerkwam, dat
men, in plaats van voldoende voeling te houden met de
fabrieken in ons land inzake type en uitrusting der vlieg-
tuigen, eenvoudig wachtte tot een Amerikaans toe-
stel aan de markt kwam, dat eigen eisen benalerde.
Men kocht dan een klein aantal toestellen uit een grote
Amerikaanse serie en daardbor tegen een redelijke prijs en
op redelijke leveringstermijn.
Geen enkele nationale vliegtuigindustrie in Europa kon
zonder protectie aan deze gang van zaken het hoofd bieden;
en in Nederland was het gevolg, dat de Fokkerfabriek de
productie van civiele vliegtuigen geheel moest staken,
welke situatie tot begin 1940 is blijven bestaan.
Bij de bouw van militaire vliegtuigen kwamen weei’
geheel andere factoren te pas. De militaire autoriteiten
hebben nooitkans gezien een aanschaffingsplan voor lange
termijn vast te stellen; eensdeels, doordat men door de
begrotingstechniek nimmer wist over welke gelden men
het volgende jaar de beschikking zou hebben,.anderdeels, omdat men in onderlinge meningsverschillen moeilijk be-
slissingen kon nemen.
In één geval, toen de Fokkerfabriek in 1936 met een
prototype uitkwam (G-1), werd een bestelling pas twee
jaar later geplaatst. Als de bouw van één serie afliep, werd
de volgende bestelling nimmer zo tijdig geplaatst, dat de
noodzaak voorkomen kon worden om een groot aantal
arbeiders, dat met moeite was opgeleid, te ontslaan.
Ir. Vos maakt .dai drie veronderstellingen met het oog
op de toekomst:
Sinds de moderne luchtmachten technisch zo veel-
zijdig zijn geworden en militaire vliegtuigen serieprod ucten
zijn geworden, zal een klein land zich een luchtmacht naar
eigen ontwerp niet meer kunnen veroorloven. In de eerste jaren na de oorlog zal er vaarschijnlijk
behoefte bestaan aan een groot aantal betrekkelijk nog
lichte handelsvliegtuigen (van minder dan 50 ,ton).
Gaandeweg zal men echter de afmetingen van de
vliegtuigen en vliegboten op de wereldlijnen ziën toenemen, totdat deze uit technisch en economisch oogpun,t een maxi-
mum-grootte hebben bereikt.
Alleen deze l’atste veronderstelling opent hier perspec-
tieven. . .
Ook Ir. Lambach en de heer J. E. van Tijen, construc-
teurs der Fokkerfabrieken, zijn deze meening toegedaan en
spreken over ,,luchtreuzen” van meerdan 100 ton. Hierbij
is massaproductie onmogelijk. De zeer loonintensieve
vliegtuigindustrie,waarbij de goede scholing van denNeder-
landsen arbeider tot haar volle recht komt, krijgt hier weer
een kans,•want een groot vliegtuig zal evenals een mailboot,
volgens bestek moeten worden gebouwd om aan alle bij-zondere eisen van den afnemer te kunnen voldoen.
,,Waar – behalve in eigen land – k
an de Nederlandse
vliegtuigindustrie nog afzetgebied vinden?”, is de vraag
van Ir. Lambach. Als vliegtuigproducerende landen zien
wij Amerika, Engeland en Rusland en op het tweede plan
Frankrijk, Polen en Italië, terwijl in de laatste jaren ook
in Zweden en in Spanje vliegtuigfabriekeri zijn opgericht.
Nog steeds staal een ruim afzetgebied open buiten het
Nederlandse Rijk,.en wel Finland, Noorwegen, Hongarije,
Denemarken, België, Zwitserland, Portugal, Oostenrijk,
Roemenië en de gehele Baikan. Deze landen hebben geen
vah alle een onafhankelijke levenskrachtige vliegtuig-
industrie.Boyendien kunnen landen als China enZuid-Ame
rika als afzetgebied worden gezien. Zeker zou een Neder-
landse industrie hier een afzetgebied kunnen vinden,
maar dat is alleen mogelijk, wanneer er sprake is van een
nationale industrie. De Nederlandse vliegtuigindustrie liet,
behalve haar motoren, ook de luchtschroeven, instrumenten
en in de laatste jaren ook de landingsgestellen uit het bui-
tenland komen. ,,Was dit noodzakelijk?”, vraagt Ir. Lam-
bach zich af?
Hij betwijfelt, of een vliegtuigmotorenindustrie vÔÔr de
oorlog in Nederland rendabel zou zijn geweest. Teneinde
de zeer snelle ontwikkeling economisch te hebben kunnen
bijhouden, was waarschijnlijk een groter afzetgebied nodig
geweest. Wel zou bij een betere coördinatie der bestellin-
gen licentiebouw mogelijk zijn geweest.
Luchtschroeven zijn, toen de verfijning van een verstel-
mechanisme zijn intrede deed, slechts door enkele fabrieken
terwereld gemaakt, daar alleen zeer grote en veelzijdige fabrieken zich in deze kunnen handhaven.
Ten aanzien van instrumenten en landingsgestellen ligt
de zaak enigszins anders. Dat wij deze uit het buitënland
lieten komen, was gedeeltelijk te wijten aan gebrek aan
• ondernemingsgeest. Met ,de aanwezige productiemiddelen
hadden deze even goed in Nederland kunnen worden ver-
vaardigd..
Hoewel dus door het ontbreken van motoren-, schroeven-
eh instrumentenfabrieken in Nederland de vliegtuigin-
dustrie in dit opzicht afhankelijk is van het buitenland,
betekent dit niet aantasting van haar bestaansmogelijk-
heid en haar bestaansrecht. Bovendien kunnen bestaande’
of nieuwe Nederlandse fabrieken die onderdelen hier in
de toekomst wel maken.
Eén ding hebben wij hij de vervaardiging van speciale
typen vliegtuigen op een land als de Ver. Staten voor:
onze relatief lage loonstandaard
2).
Het buitenlandse loon-
niveau is zéér hoog, zelfs in vergelijking met önze eveneens
sterk gestegen lonen. Het gemiddelde loon bij deDouglas-
fabrieken bedraagt momenteel $ 1,55 per uur, hetgeen
bij de thans. officieele koers van 2,65 op ruim f 4,10 uit-
komt, meer dan viermaal zo hoog als het thans bij d&
Fokkerfabriek – nade recente verhoging – geldend ge-
middelde uurloon. Ondanks het hoge loonniveau van de
Fokkerfabrieken valt dus deze vergelijking wel zéér in
ons voordeel uit.
Mochten in de toekomst de verschillende fabrieken –
evenals in het vérleden – weer niet tot samenwerking
kunnen komen, dan dient de Staat zijn invloed te doen gel-
den.
Dat de Regering het belaiig van deze kwestie ook inziet,
blijkt wel uit de gemeenschappelijke beschikking van 17
September 1945 van een aantal ministers, waarbij ‘is inge-
steld een commissie
3),
teneinde de Regering van advies te
dienen met betrekking tot de bouw van vliegtuigmateriaal
hier te lande.
. 0
Aan deze commissie is tevens de opdracht verstrekt tot
het doen van voorstellen, teneinde in het belang vafl de
werkgelegenheid en de.ontwikkelingvan een nationale vlieg-
tuigindustrie, de Nederlandse industrie in te schakelen
bij de voorziening in de behoeften aan vliegtuigen in.Neder-
land.
2)
J. E. van Tijen in ,,Vliegwerold” ,an 10 October 1945.
2)
,,Hct Financieele Dagblad” van 1 OCtobez 1945.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De markt in schatkistpapier is gedurende de laatste
dagen vrij sterk in beroering geweest door allerlei tegen-
strijdige berichten met betrekking tot de. mogelijkheid
van
•
herbelegging van vervallend papier. Thans is. de
toestand zoo, dat alle vervallend papier, dus ook dat in
.het bezit van particulieren, weer in nieuwe geblokkeerde
schatkistpromessen kan worden belegd, waarmede aan een
gerechtvaardigde grief van vele institutioneele beleggers
is tegemoet gekomen.
22 Oct. ’45
1.297.569
1
) 3.698.327
149.764
C1051506
–
15
,,
’45
1.330.770′) 3.659.344
149.594
C2.067.338
8
’45 1.252.976
3.745.447
149,393
C1.790.893
—
1
,,
’45
1.161.347
3.838.451
148.596
C1.593.143
—
24Sept.’45
1.683.158
3.296.562
148.617
C1.329.892
—
17
,,
’45
2.118.035
2.848.780
148.747
C. 943.040
—
10
’45 2.445.432
2.526.010
148.663
C. 626.273
—
3
‘..
’45 2.532.429
2.437.399
148.594
C. 503.663
—
6
Mal ‘401 1.158.613 t 255.1741
10.230
1
C. 22.962
Pl,
25 October
1945
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
187
De omzetten op de geidmarkt waren uit den aard der
zaak niet groot, daar uitsluitend ruiltransacties mogelijk
zijn. Zooals te verwachten was, hebben de prijzen een vrij
sterke daling te zien gegeven, nadat de Agent de afgifte
van schatkistpapier had gestaakt: De vblgend.e prijzen
werden genoemd: voor driemaandscl promessen 1
1
/
8
%’
voor viermaandsch papier
13
/8
%, voor zesmaandsch pa-
pier 1
9
/
1
6,
en voor neenmaandsch promessen 1*
%.
Papier met korte tot, middelmatig”lange looptijden was
daarentegen in de piarkt verkrijgbaar tegen ongeveer
.
%
hdoger dan de genoemde noteeringen, mits het her-
belegging van vervallend papier betrof, dat dan aan dcn
makelaar moest worden overgedragen. De makelaars
kunnen ‘het Vervallend papier dan herbeleggen in jaars-
papier, Iat door den Agént tegen 21/
9
% wordt afgegeven,
terwijl iii de’.inarkt prijzen van 1
7
/ tot
11/9%
voor jaars-
promessen zijn te
maken. -,
Zooals te begrijpen was, is op 16 October j.l., de laatste
dag, dat de Agent ig schatkistpapier, afgaf, van deze
mogelijkheid een ruim gebruik gemaakt. De geblokkeerde
saldi van anderen bij de centrale bank daalden dan ook
‘met f 404 n’iillioen t:â.v. de vdorafgaande week. Genoemd
werd een bedrag aan nieu.iw Qpgendmen schatkistpapier,,
dat een half milliard gulden yrij dicht benadert, waarmede
dan het totaal ten laste van het Rijk 1n omloop zijnde
schatk)stpapiçr zou zijn gestegen tdt ongeveer f 81 milliard.
Het saldo van het Rijk bij ,De Nederlandsche Bank ver-
toonde dan ook t.o.v. de voorafgaande week een stijging
met f 425 millioen, waardoor een totaal tégod van f 2.387
millioen werd bereikt. Uit de besclikbare ggevens mag
wellicht worden afgeleid, dat de uitgavenvan de Schatkist
in deze,.week de normale inkomsten hebben övetroffen,.
zoodat he’t tegoed bij de centrale bank moest worden
aangesproken. Indien dit regelmatig ‘ht geval zuL
zijh,
kan men uit dezen hoofde een aanzienlijke toeneming van’
den door de geldsaneering sterk ingekrompen geidsomloop
verwachten. Het is niet bekend, in hoeverre ue Regeering
hiermede bij de deblokkeeringsmaatregelen heeft gerekend,
en dus in het deblokkeeringsschema een zeker bedrag heeft
uitgetrokken voor il3flationistische overheidsuitgaven om
.
het in totaal e*enchte bedrag der’geldcirculktie te he-
reiken. Overigens vraagt men zich af, wat de bedoeling
van het creditsaldo van de Schatkist van meer dan f 2
milliard is. Ongetwijfeld zullen hiermede çle overheidsuit-
gaven voor meer dan een jaar kunnen worden ‘betaald
(zie het artikel van Dr. J. Ridder over ,,Budgetaire vraag-
stukken” in ,,E.-S. B.” van 18 Juli
1945),
maar het is
duidelijk, dat de thanf üitgevoerde moeizame geldsaneering
dan oôk maar beter achterwege had kunnen blijven. Het
is mogelijk; dat dit saldo zal worden geb’ruikt voor een
saneering van.de
balans van DeNederlandsche Bank door het’ overnemen van de markensaldi, maar dan moet voor,
degeblokkeerde saldi der particulieren bij de banken no
een definitieve oplossing wördn gevondën.
Voor het overige krijgt men .den indruk, dat de deblok-
keeringsmaatregelen vrij goed werkén., De nieuve bonk-
biljettenuitgifte vermeerderde slechts niet f
55
millioen in
vergelijking. me.t dn voorafgaand.n weekstaat. Opmer-
kenswaai’d is nog de toeneming van den buitenlandschen
‘nisselvoorraad onzer centrale bank iiiet f 6 millioen,
waarin wellicht een bewijs van de herleving van het
buiteniandsShe betalïngsverkeêr van ôns lanct’niag worden
ge’zien.
..•
. ‘.
.
ÖNTVANGEN BRÖCHÛRES.
‘De ‘sh’acle en het herstel.
Dit raiportvoi’rnt hét ‘resultaat
van een studiè, welke in de peri’ode;vau .1 Jandari-
‘1 Mei
1945
gemeen1chappelijk ‘:ërd gernaakt’ dor:
Jr’JJ v. d. Wal, Ir. J. v…ttinge, Dr.J. B.D. Derksen,
Drs,. J.
F.
Pdsthuma, Dr. A.de Graaff,Mr. J. van Zwet,
..A. t.’G;M:. Römbouts, ‘Ing:’Il G. Lg.-I’.E.G.;
1945;
70
pg.
STATISTIEKEN
DE NEI)EHLANDSEHE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens)
.Binnent. wiss
–
Munt,
open marktpa pier
els
,
–
Data
muntmate-
beleeningen, voor-
Totaal
Totaal
opeischb.
riaal en
schotten al/s Rijk
activa
schulden
deviezen
)
en diverse
rekeningen_’)
22 Oct. ’45
5.222.523
179.553
5.477.897
4.995.907
15
,,
’45
5.212.597
‘
183.536
5.471.955
4.990.119
8
,,
’45
5.214.825
189.471
5.480.118
4.998.42
1
’45
5.203.552
201.335
5.480.709
4.999.802
24 Sept.’45
5.204.129
180.697
5.460.648
. 4.979.760
17
,,
’45
5.202.073
169.940
5.447.870
4.967.011
10
,,
’45
5.200.328
176.228
5.452.413
4.971.627
3,,
’45
5.200.993
173.877
‘5.450.731
4.9.69.973
6 Mei
’40
1.173.319
248.256
1.474.306
‘
1.424.016
etaldi
Ban.kassig-
Schatkist-
Bankbitj –
S
Data
ten in om-
in
natiën en
Saldo Rijk
papier
loop
RIC
/C)
recht str.
diverse
R/C (D
rekeningen
onder-
gebracht
1)
De posten ,,Correspondeoten in het buitenland” en ,,Buiten-
landsche betaalmiddelen (excl. pasmunt)”, voorheen begrepen in de’
Diverse rekeningen”, zijn van 5
Juli
1943 af opgenomen onder de
buitenlandsche portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,deviezen”.
‘) ‘wâarvan nieuwe uitgifte f 612.879:
t 667.875.
DR NEDERLANDSCILE BANK.
4
‘Terkorte balans op
.
22 October 1945.
Activa.
Binnenl. WisSels,
f
dbank.
t
—
Promessen, enz.
Aech.
101.000
t,
101.000
Papier op het buitenland ……f 4.430.806.330
Correspondenten i.h. buiteni…..63.954.795
Buitenl. betaalmiddelen
(exel. ‘pasmunt) …………..14.503.851
4.509.264.976
Beleeningen incL
voorschotten in ( Hfdbank. f 123.907.073 ‘)
rekening-courant ‘ Bijbank
,,
989.715
op otderpand
1.
Agentsch.,,
7.913.579
f 132.810.367
Op
effecten enz. ………….
t
132.764.989 ‘)
Op goederen en ceelen
45.378
132.810.367
Voorschotten aan het Rijk …………. ………
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal …………..
f
712.789.826
Zilveren munt, enz. ……….
..468.046
,, 713.257.872
Belegging van, kapitaal, reserves’ en pensioenfonds ,,
72.821.889
Gebouwen en meubelen der Bank
……………3.000.000
Diverse rekeningen
……………………….46.641.151
t
5.477.897155
Passiva.
Kapitaal
……………………………….t
20.000.00.0
Reservefonds
…………………………….13.871.
2
97
Bijzondere reserve
(winst herwaardeering goud-
voorraad
per
2
Juli
1945) …………..
……..
209.277.097
Andere
bijzondere reserves
………………..74.414.834
Pensioenfonds
.
…………………………….14.674.23
3
Bankbiljetten in
omloop
(oude uitgifte) …………629 69.130
BankbiIJeten in omloop (nieuwe uitgifte) …………667.875.280
BankassignatiOn
in
omloop
…………………..1
–
1.0
–
18
Rekening-courant saldi:
‘s Rijks Schatkist
……….f2.387.431.885
‘s
Rijks Schatkist: spec. rek…..105.372.000
Geblokkeerde
saldi
………..946.132.528
Saldi,
waarover alleen door overschrijving kan
–
worden.besChikt……………. f
17.70.188
–
–
ÂndrP
s,iIiIi……………
241.685.024
–
,, 3.698.326.625
Diverse rekeningen
……………………….149.752.741
f5.477.897.255
Schatkistpapier, rechtstreeks
hij
de bank ohder-
gebracht
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indiê (Wet van
15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) …………44.800.525
–
HET
P
NANCIEELE DAGBLAD
voorheen Amsterdamsch Effectenbiad en Dagelijksche Beurscourant
•
geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen
• het bedrijfsleven • effecten en coupons
• geld en deviezen
• uitlotingen
• belastingen etc.
Abonnemtnt tsr kwel. 89.-. 81 000tburgwal 289, A’dam C. – Tol. 30545- 36113- 43598
Stort Uw geld op een VRIJE REKENING hij de
NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.
U kunt over deze rekening ook
in vrij geld beschikken.
qispen
rTrn1y1(IINIII.II!1L.1I1I..u8I
culemborg
amsterdam
rotterdam
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
II. A. M. Roehrnts
Schiedam
De ,4
1
cu’,oullende 13rcincipolis
van
De
,,i’ssumij” 0an
1896
.’V.D.
s-Qravenl’iage
N.V. LEVENSVERZEKERING-MIJ.
‘RNHEM
7
Z
N.V. KONINKLIJKE
N E
D
E R
L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo” Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloo,’, caultic soda.
• ‘ ,,HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
t
VLAARDINGEN
rijniandsche
betonhouvv maatschappij nv.
spoorsingel 64. – delft – telef. 1846
al
•
bieden de Watsonmachines, behoorende tot het
Juist nu
Hoil.rith-systeem, U de mogelijkheid op efficiënte
en snelle wijze d,é administratieve voorlichting te geven, welk& voor
den wederopbouw vân het Nederiandsche B.drijlsleven noodzakelijk is.
Onze afdeeling Organisatie is paraat om U fen alleszins deskund,g
advies omtrent do oplossing van Uw administratieve en organisatorische
problemen voor te leggen.
Het is mogelijk, zij het in bep.rkte mate, op korten termijn weer
Watson machines (Holl.rith-systeen.) te leveren.
,,YI A T $0 N” Dedrijfsmachine Maatschappij N.Y.
Frederiksplein 34, Amsterdain-C – Tel. ere: 33406, 33658, 31856
N.V. Lôuis Dobbelmctnn
Rotterdam
KOFFIE
.
.
.
THEE
‘VANDIJK .& Co.’
EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM .
S.
Makelaars en Commissiorinairsn, Effecten
Effecten – Côupons’- Vermogensbeheer
Telefoon 20845 —
21889 .
–
40631
Beurs Nis 6
–
Telefoon 24178 –
24378
Alle correspondentie betre tiende advertenties, ge/leve U te richtep aan Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij H. A. H. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)
•
,
Druk Roelants, .Schiedam.