13NOVEMBER 1918
EconomischpwStatistische
Beri
‘ochten
ALGEMEEN WEEKBLAD VQORHANDEL,. NIJVERHEID. FINANCIËN EN VERKEER
3E
JAARGANG
–
WOENSDAG 13 NOVEMBER 1918
No. 150
Stooinvaart- Maatschappij
NEDERLAND
AMSTERDAM.
Stooinvaart- Maatschappij
ROTTERDAMSCHE LLOYD
ROTTERDAM.
TIJDELIJKE MAILDIENST
JAVA—SAN FRANCISCO vice versa
via
Singapore, Hongkong, Manilla, Nagasaki
en Honolulu.
N.V. Furness’ Scheepvaart-
en Agentuur Maatschappij
ROTTERDAM—AMSTERDAM
Telegram-AdreS: ,,FURNESS”
Telefoon Nos. ROTTERDAM
7744/47
,,
,, AMSTERDAM N
5866, N 1267
Reeders, Cargadoors, Expediteurs, Kolen-
handelaren, Stuwadoors, Assuradeurs etc.
Speciale afdeeling vqor het bevrachten
van scheepsladingen per stoomende en
zeilende ruimte.
AAN- EN VERKOOP VAN SCHEPEN
ROTTERDAMSCHE
BANK VEREENIGING
Rotterdam ‘s-Gravenhage
Boompjes
Mauritskade
Delfshaven
Bezuidenhout
Feijenoord
Kneuterdijk Glashaven
Naaldwijk
Schidam
Rijswijk Vlaardingen
Scheveningen
Amsterdam
Rokin
Zaandam
KAPITAAL
EN
RESERVEN
/
66.000.000
9
–
VRACHTBOOTENDIENST
1
GEREGELDE LIJNEN VAN EN NAAR:
van
Java
naar
San Francisco
vice versa, in
1
BALTIMORE (Hou. Amer. Lijn) elke
10114
dagen
1
‘CARDIFF (en Birmingham District) wekelijks
vereeniging met de Java-China-Japan Lijn.
‘MIDDLESBROUGH
.
.
.
eiken zaterdag
NAT 10 NA L E
1
‘STOCKTON
OH
TEES
.
eiken Zaterdag
SUNDERLAND …….eiken Zaterdag
BANKVE REE Nl GING
JAVA—NEW YORK
LIJN.
1
‘ALEXANDRIE …….elke 213 weken
Geregelde vrachtbootendienstvan
Ne’wYork
CANADA (via Londen)
.
.
.
elke
10
dagen
Hoofddirectie en Centrale
naar
Nederlandsch-Indië
Vice versa, via
i
1
AUSTRALIE (via Londen)
.
.
eike
14
dagen
‘ZUID-AMERIKA (via Antwerpen) elke 2/3weken
Administratie te Utrécht
het
Panama-Kanaal,
in
samenwerking 1
met andere Maatschappijen.
‘MAROKKO (via Antwerpen).
elke
14
dagen
CUBA (via Liverpooi).
.
.
elke
10
dagen
Alkmaar, Almelo, Alphen a. d.R., Amers-
Doorvrachten naar en van alle deelen der wereld.
foort, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Barne-
Levering van Engelsche Stoomkolen en
Gaskolen.
veld, Bodegraven, Borculo, Boskoop, Den
JAVA—BENGAL
I
EN LIJN.
1′
Diensten tijdens den oorlog gestaakt.
Burg (Texel), Coevorden, Culemborg, Delft,
Geregelde dienst van
Nederlandscb-Indië
1
Deventer, Doetinchem, Dokkum, Dordrecht,
naar
Rangoon
en Calculla
vice versa.
Drachten, Ede, Emmen, Franeker, Gelder-
________________________________________
malsen, Goes, Gorinchem, Gouda, Groenlo,
Groningen, Haarlem, Harlingen, Heeren-
De N.V. Hypothecairo Credietbaiik
veen, Den Helder, Hengelo (0.), Hooge-
veen, Hoogezand, Hulst, Katwijk, Leeuwar-
Anna Paulownastraat 113
1
den, Leiden, Lochem, Meppel, Middelburg,
‘s-GRAVENHAGE
1
Nijmegen, Oostburg, Pur,nerend, Schagen,
Schoonhoven,
Sliedrecht,
Sneek,
Stads-
verstrekt credieten onder hypothecair ver-
band. Geeft uit 5
0
/0
voor hoofdsom en
rente verzekerde schuldbrieven in coupures
N
kanaal, Terneuzen, TlÇolen, Tiel, Uithoorn, Utrecht, Veendam, Veenendaal, Vlissingen,
Wildervank,
Woerden, Ijmuiden,
Zeist,
van fl000,—,
f 500,— en fl00,—.
Zierikzee, Zutfen, Zwijndrecht.
De Directie,
1
KAPITAAL
EN
RESERVEN
Mr. J. J. BERGSMA.
C.PLOKHOOY.
Levensverzekering-Bank
/7.200.000,-
F. & W. VAN DAM
Makelaars in Assurantin
Wijnhaven 63 – Rotterdam
belasten zich met het
plaatsen van
alle Assurantiën,
onverschillig van wel-
ken aard, geene uit-
gezonderd.
OPGERICHT 1863 –
TE
ROTTERDAM
De aandacht wordt gevestigd op de afgifte
van
Binnenlandsche Credietbrieven,
waardoor in ruim 80 plaatsen in Nederland
gelden franco kunnen worden opgenomen.
ZIJID-NEDERLANDSCHE
HANDELSBANK
Kapitaal f 3.000.000,-
EINDHO VEN – TILBURG – ‘s-HERTOGENBOSCH
BREDA – MAASTRICHT – SITTARD – VENLO
Belast zich met
de behandeling van alle bankzaken
SAFE DEPOSIT
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
NEDERLANDSCH IN6ISCHE HANDELSBANK
AMSTERDAM
BATÂ VIA
‘s-GRAVENHAGE
AMPENAN, BANDOENG, CHERIBON, HONGKONG, INDRAMAJOE,
MEDAN, MENADO, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG,
SINGAPORE, SOERABAYA, TEGAL,
TJILATJAP,
WELTEVREDEN.
Kapitaal /35.000.000, –
–
t
Reserven /17.400.000,—
N. V. W. van
Eel’si
Stoomboot en Tpanspoptondepoemingen
ROTTERDAM
Reeders, Cargadoors, Expediteurs, Zeebevrachtiugsageuten
Telegramadres: FIAT.
Telefoonnummers: 1958, 1977, 1997.
GEBROEDERS SCHEUER
Assuradeurs en Assurantiebezorgers
Expéditeurs en Cargadoors
AMSTERDAM EN ROTTERDAM
Verzekering van Koopmansgoederen tegen
transport, molest, brand en diefstal tegen
concurreerende premiën.
FRANSCH-HOLLANDSCHE
OLIEFkBRIEKEN
,,CALVE -DÊLFT”
TE DELFT
ARTIKELEN:
Delftsche Slaolie
Arachideolie
Sesamolie’
Soya•olie
Bakkersolie
Plantenvet Delfia
Cocos-olie N. 0. F.
Grondnotenkoeken en -meel
Sesamkoeken en -meel
Cocosmeel
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Wilton
‘
sMachinefabriekenScheepswerf
ROTTERDAM
Scheepsbouw cii Machinefabriek
Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang
Drie droogdokken met 1chtvermogen tot
14000
ton
Dwarshelling
Drijvende kranen met iicl:itvermogen tot
120
.
ton
Telefoon: 7303 en 7304
Telegramadres: ,WILTON” Rotterdam
WERKSPOOR, AMSTERDAM
Land- en Scheeps-Machines – Dieselmotoren
Installatiën voor Suikerfabrieken – Polderbemalingen
Rollend Spoorwegrnatçriêel -‘ IJzerconstructiên
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISÏISCHE’ BERICHTEN
997
HEEMAF
‘HENGELO
Telefoon Nos. 54, 82 en 119
Telegram-Adres: HEEMAF-HENGELO
MAF
ELECTRISCHE
ELECTRO-
APPARATEN EN
MOTOREN EN
INSTRUMENTEN
GENERATOREN
COMPLETE ELECTRISCIIE INSTALLATIES
MAATSCHAPPIJ
voor
Soliceps- eil Werktuigbouw
FIEen polis der
,,FIJENOORD”
ROTTERDAM
NILLMIJ
1100
Krui8ers
–
Torpedobooten
Onderzeebooten
van 1859
Mailstoomschepen
Vrachtstoomschepen
Baggermateriaal
‘s-Gravenbage, Veenestraat
i
Machine-installaties
geeft volledige
tot 65000 P.K.
Scheeps-Zoelly-Turbjnes
zekerheid en rust.
Machines en apparaten voor
TENBEK
PRACTISCH EFFEC
–
– –
O
Suikerfabrieken, enz.
–
Prijs
f
1,25
NIJGH& VAN DITMAR’SUITG..MIJ, R’DAM
The
,
Standard Bank
of South Afnica, Ltd
ROTTERDAM
–
15 COOLSINGEL
Telegr.-Adres: Africorum
(HOOFDKANTOOR:
10 CLEMENTS LANE, E.C. 4, LONDON)
F1. 12,—
=
£1.
MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL.
F1. 74.329.200,-
•
GESTORT KAPITAAL ………
F1.
18.582.300,-
RESERVEFONDS ………..
F1. 24.000.000,-
•
NIET GESTORT KAPITAAL….
F1. 55.746.900,-
F1. 98.329.200,-
Meer dan 250 Kantoren
Behandeling van
Vertegenwoordigers en
in Zuid-Afrika
Correspondenten
en elders,
alle
Bankzaken.
over de geheelé Wereld.
998
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
16
4
1
~
,
ROTTERDAMSCHE•
SCHEEPSHYPOTHEEKBANK
Wijnhaven 94a
Tel. No. 7846
De Bank geeft uit
5
‘
/2
pCt. PANDBRIEVEN
in stukken van
f
5000,—,
f
1000,—,
f
500,—
en
f
100,-
De Directeur, Mr. W. C. MEES
NEDERLANDSCHEHANDEL
–
MAATSCHAPPIJ
GESTORT KAPITAAL
f
70.000000,—
STATUTAIRE RESERVE f12.760.286,-
Hoofdkantoor: AMSTERDAM
Agentschappen te
ROTTERDAM
en
‘s.GRAVENHAGE.
Vestigingen in NEDERLANDSCH-INDI:
BATAVIA, SOERABAIA, SAMARANG, MEDAN en andere voorname plaatsen.
Vestigingen in de STRAITS-SETTLEMENTS, BRITSCH-INDIË en CHINA:
SINGAPORE, PENANG, RANGOON, HONGKONG en SHANGHAI.
In- en Verkoop van Wissels en Telegrafische Transferten,
Incasseeringen en Financieeringen, Schriftelijke of Telegrafische Credieten,
•
Reiscredietbrieven, Deposito’s, Rekeningen-Courant,
Administratie van Effecten en alle andere Bankzaken.
e
/ p
a”Wd6
/
j
CV1,07&W:~V11X4~
(1T
• 3
w
.4
w
z
0
z’
–
cALeW1
ZZ05;1w
•.
–
Ç/jar,/I/ssociaffe
7L)ere’,Çeure
&
onperz
1834
en
redie(vereeniqing 1853.
ALLE BANKZAKEN.
Kapitaal en Reserves
f
11.500.000,.
Twintig Kantoren.
HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING
HAARLEM, AALSMEER, BEVERWIJK, BLOEMENDAAL, EDAM, RILLEGOM,
HOOFDDORP, LEIDEN, LISSE, PURMER,END, IJMUIDEN, ZANDVOORT.
Volgestort Kapitaal
1
4.050.000,—
Reserve /850.000,-
R. MEES & ZOONEN
ANNO
1720
BANKIERS
-.
ASSURANTIE-MAKELAARS
ROTTERDAM
–
DELFT
–
SCHIEDAM
–
VLAARDINGEN
ROTTERDAM
–
AMSTERDAM
Behandeling van alle Bankzaken
Bezorging van alle Assurantiën
13 NOVEMBER 1918
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomischmeStatistische
Berl”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
3E
JAARGANG
WOENSDAG 13 NOVEMBER 1918
No. 150
1
INHOUD
Blz. HET SCHELDEVRAAGSTUK
door
Prof. Dr. R. T. Colenbrander
999
De Amsterdamsche Geld- en Fondsenmarkt …………
1001
Het ingehouden Dubbeltje en wat daaraan vast
zit
(boterprijs) …………………………….
1002
Concentratie van het Hypotheekbankbedrijf …………
1004
De Binnenvaart in de Crisisjaren ………………..
1004
Sociale Verzekering en de particuliere ‘Werkgevers door
Dr.
B.
Turksma
…………………………..
1006
Mededeelingen in zake het financieel beleid der Regeering
1008
AANTEEKENINGEN:
Progressie in zake belastingen en verplichte deelneming
in leeningen door G. ii!.
Boissevain……………
1009
Arbeidsbemiddeling door de Gemeente-Arbeidsbeurs te
Amsterdam…………………………….
1009
De
Webb
Bill …………………………….
ioio
Aanteekeningen in zake den economischen toestand van
Australië
………………………………
1011
INGEZONDEN STUKKEN:
Onze Staatsleeningen door
Ir. J.
van Dusseldorp..
..
1012
do.
.
door
Mr. R.
J. H.
Patijn
….
1013
do.
door
J. Mees P.Rsn ……….
1014
REGEERINGSMAATREGELEN OP HANDELSGEBIED
…………
1015
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….1015-1022
Geldkoersen. Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
WEEKBLAD
ECONOMISCH-BTATI,STIBCHE BEl1tTI1TEN
Secretaris-Redacteur: G.
E.
Ruffnagel.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteekende stuk/ren: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telef. Nr. 8000. Tele gr.adres: Economisch instituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 14,-
per jaar. Losse nummers 80 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de- abos&né’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,85 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’.s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Arrtsterdam, ‘s-Gravenhage.
BERICHT.
Herhaaldelijk bereikt het Secretariaat, van de zijde
van bibliotheken en andere lichamen; het verzoek om
bemiddeling voor het verkrijgen van den jaargang
1016 der ,,Economisch-Statjstische Berichten”, waar-
van geen exemplaren meer ter beschikking zijn. Hou-
ders van dezen jaargang, die bereid zijn daarvan
afstand te doen, worden derhalve verzocht zich bij het
Secretariaat bekend te willen maken, opdat de gele-
genheid geboden zal zijn, aanvragers met hen in ver-binding te brengen.
11 NOVEMBER 1918.
1)e geldmarkt werd de afgeloopen week regelmatig
ruimer. De prolongatierente bleef nog onveranderlijk
4 pOt. noteeren; op verschillende dagen bestond er ech-
ter een sterk aanbod van geld en was er neiging om ook
lager af te geven. Vooral de vraag naar callgeld was
beduidend geringer. Ook voor particulier disconto
was er ruimer geld beschikbaar, vooral in de tweede
helft der week, zoodat de koers iets afbrokkelde en
enkele niet te groote posten eersterangspapier voor
3Y4 pOt. plaatsing konden vinden. In den regel moest
echter voor prima papier 3
3
/8 â 34 pOt. bewilligd
worden en konden gemeentewissels niet onder 3/8
3/8 pOt. ondergebracht worden.
*
*
*
in den weekstaat van de Nederlandsche Bank zijn
nog geen groote veranderingen te bemerken; de cijfers
wijzen er evenwel op, dat de terugvloeiing van de
voor de maandswisseling noodig geweest zijnde gel-
den reeds flink is begonnen. De omloop van bankbil-
jetten kon met 7 millioen inkrimpen en de rekening-
courant-saldi van anderen met 10 millioen toenemen.
Ook de beleeningen werden minder, ongeveer 9 mii-
lioen. Het eenige cijfer, dat nog in ongunstigen zin
veranderde, was dat van de binnenlandsche wissels.
Een vermeerdering van 13 millioen valt hier op te
merken, welke echter geheel komt ten laste van de
schatkist, daar de regeering voor een gelijk bedrag
schatkistpapier bij de Nederlandsche Bank direct
heeft ondergebracht.
Ondanks de buitengewone politieke gebeurtenissen
waren de schommelingen op de wisselmarkt deze. be-
richtsweek niet bijzonder groot. De ententewissels
waren vaster gestemd en konden 1 h 1Y pOt. rijzen.
Ook de koers voor Weenen toonde neiging zich iets te
herstellen. Marken waren daarentegen flauwer, hoe-
wel de daling geen groote afmetingen aannam. Neu-
trale wissels tamelijk stationnair.
HET SCHELDEVRAAGSTUK.
Of de Entente het, zoogenaamd ten behoeve van
België, stellen zal?
Het is een oud vraagstuk, dat er aan herinnert, dat
Nederland zich, ten aanzien van het Zuiden, nimmer ten eenenmale desinteresseeren kan. In 1648 had het
gemeend van wèl. Het ontnam België den toegang
tot de zee en liet het vervolgens aan Spanje over.
Maar dit van het wereldverkeer afgesneden België
blijkt te arm en te zwak, om zich te kunnen verdedi-
gen tegen Frankrijk. Nederland moet het in militairen
1000
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
zin in zijne macht brengen, door de Barrière. De Oos-
tenrijkers laten zich die welgevallen, doch met klim-
niend ongenoegen; en eindelijk zendt een Oosten-
rjjksch vorst de Nederlandsche garnizoenen zonder
omwegen naar huis, en rammelt tegelijk aan de gesloten
deur der Schelde. Voor een occupant met normale aan-
spraken hadden wij België onbewoonbaar gemaakt,
zooals in 1792, wanneer de Fransche sansculot den
Oostenrijker voor een korte poos vervangen komt, het
Scheldedecreet der Nationale Conventie ons onmid-
dellijk beduidt. In 1794 keeren de Franschen terug,
en is het met ons voorrecht der Scheldesluiting voor
altijd gedaan.
Die de Scheldehaven bezit en deze, zooals Frankrijk
toen, te beveiligen heeft tegen een aanval, wil ook
den Scheldemond hebben. Aan de Bataafsche Repu-
bliek vertrouwde Frankrijk de verdediging van dien
mond niet toe. Het ontnam dien vazalstaat onmiddel-
lijk Zeeuwsch-Vlaanderen en nam – want het had
het voor het nemen – bovendien het recht om be-
zetting te houden in Vlissingen. Als 1809 heeft be-
wezen, dat het bezit van Vlissingen onvoldoende is
om een aanvaller buiten te sluiten,
neemt Napoleon
er heel Zeeland en ook den Brabantschen oever der
Zeeuwsche stroomen bij.
Er
zijn
in het Scheldevraagstuk, zooals het zich
tijdens den huidigen wereldoorlog heeft voorgedaan,
elementen, die aan de situatie van Napoleon’s tijd
sterk herinneren. In 1914 geraakte Antwerpen in
handen eener macht, die wenschen moest het als aan-
valsbasis tegen Engeland te kunnen gebruiken; sedert
kon bij Engeland de wensch worden verondersteld
den vijand zoo mogelijk in Antwerpen te treffen. Het
verschil met den Franschen
tijd
is, dat de macht, die
zich nu in Antwerpen kwam vestigen, niet tegelijk
ook Nederland vermeesterde, integendeel Nederlands
territoriale rechten ontzag, en het daardoor Engeland
mogelijk maakte, dit eveneens te doen.
Is deze toestand, die van October 1914 tot heden
bestaan heeft, te beschouwen als van voorbijgaanden
aard, of van blijvend karakter?
Stel het geval, dat, om welke reden ook, het behoud
van Nederlands onzijdigheid voor een van beide oorlog-
voerende partijen, of voor beide tegelijk, geen belang
meer oplevert, dan blijft Nederland aan den Schelde-
mond alleen ongemoeid, indien het dien verdedigen
kan.
In eene brochure van den hees J. H. Deibel, ,,De
Scheldekwestie” (Amsterdam, Sept. 1916) is met
groote duidelijkheid aangetoond, dat geen afstand van
Zeeuwsch-Vlaanderen Nederland uit deze moeilijkheden
kan redden. De vaargeul toch raakt telkens den noor-
delijken oever. De bezitter van Zeeuwsch-Vlaanderen bezit dus nog geen Scheldegrendel; om dien te leggen
is het bezit van Walcheren en Beveland, van heel Zee-land tussehen de beide Scheldearmen noodig.
Willen wij aan de genoemde moeilijkheid dus niet
blootstaan, wij zouden Zeeland moeten opofferen, en
wat koopen wij daarvoor?
De vergrooting van de kans,
dat gelijke moeilijkheid als wij trachtten te ontvlie-
den aan de Schelde, zich eerlang zou voordoen aan
den Hoek.
Een Nederland, dat zijn positie aan de riviermon-
den aantasten laat, blijft geen Nederland meer. Een
Staat renonceert niet straffeloos aan het beginsel van
zijn wording. Den onzen hebben wij, door eigen in-
spanning en de gunst van het lot, aan de riviermon-
den kunnen vestigen in een tijd, dat
wij
nèch hooger-
op aan de Schelde, nôch hoogerop aan den Rijn, met
sterke politieke formaties te rekenen hadden. Die
tijden zijn veranderd; wat eenmaal enkel voorrecht
was is nu eene positie van zware verplichting ge-
worden. Wij beheerschen de monden van Rijn en
Schelde niet meer, om die rivieren in vredestijd enkel
te gebruiken en te laten gebruiken in zoover het ons
past. Het artikel der Weener Congresacte, dat de vrije
vaart ,,sous le rapport du commerce” bedingt op ge-
bied scheidende of door meer dan één gebied vloei-
ende rivieren, behoort voor altijd
tot het publiek recht
van Europa. Dat artikel belet ons de sluiting voor de
handelsvaart; het laat ons het recht tot sluiting voor
oorlogsvaartuigen. Het recht; noemen
wij
het liever
den duren plicht. Zullen de hoogerop aan in Neder-
land uitmondende rivieren gelegen staten er in berus-
ten, dat de monden aan een ander behooren, dan moe-
ten
zij
het vertrouwen behouden, dat wij kunnen ver-
hinderen, dat die monden tot invalspoorten tegen hen
kunnen worden gebruikt. Evenzeer moeten de bewo-
ners der tegenovergelegen kust kunnen blijven ver-
trouwen, dat die monden geen uitvalspoorten zullen
worden tegen hèn. Het voortbestaan van een 2elf-
standig Noord-Nederland in het Europa van morgen
is tot dezen
prijs,
en als
wij,
door afstand van een
deel van ons historisch gebied, op dien prijs zouden
zoeken af te dingen, ondermijnen wij enkel het geloof
aan onze macht en onzen wil, om dat gedeelte onzer
taak te vervullen, dat ons ook dtn nog resten zou.
Want wie een Noord-Nederland construeert, con-
strueert deze taak mede.
Het is leerrijk de entente-
kaartjes nog eens in te zien, waarop, in het eerste
jaar van den oorlog, tot prijs voor een afgestaan
Zeeuwsch-Vlaanderen, ons land met Oost-Friesland
bedacht werd. De taak, die men ons ontnemen wilde
aan den mond van de Schelde, kregen wij onmiddel-
lijk terug aan den mond van de Eems. Wij erkennen
echter die taak alleen ten opzichte van het gebied,
dat de historie ons met onze Noord-Nederland-
sche eigenaardigheid heeft laten vervullen, het gebied,
waaraan onze nationale herinneringen verknocht zijn.
Tot dat gebied behoort Zeeland; tot dat gebied be-
hoort Oost-Friesland niet.
Wij zijn in het gelukkig geval, dat
wij
het verwer-
ven ook van geen duimbreed andermans grond be-
hoeven te beschouwen als een levenskwestie voor
onzen Staat. Wij zoeken geen vergrooting; wij wijzen
ze af, in het nuchter besef, dat niemand ze ons aan
zou bieden om niet. Evenmin willen wij het geringste
stuk van onzen historischen grond verliezen, omdat
wij overtuigd zijn van onze trouw aan de verplich-
tingen, die het bezit van dien grond ons tegenover
Europa oplegt.
Overtuigd van onze trouw; zeg ik daar niet te veel?
Er is, een paar jaren véér den oorlog, een Euro-
peesch perskabaal geweest over Vlissingen, dat nim-
mer in dien vorm had kunnen ontstaan, als wij zon-
der ophouden onze plichten indachtig waren geweest.
Dat de Scheldemond zonder grendel zou moeten
zijn tegen oorlogsschepen, is toen van Entente-zijde
beweerd op grond van het tractaat van 1839, dat niets
doet dan, voor de Schelde in het bijzonder, naar de
straks aangehaalde bepaling van de Weener Congres-
acte verwijzen. Eene bewering, in de collegezaal ge-
makkelijk te wederleggen. Het Europeesch debat in
dagen van spanning heeft evenwel niet plaats in eene
collegezaal, maar op een rumoerige markt, waar het
hartstochten zijn, die de argumenten ingeven.
De alles beheerschende hartstocht was, in het
Europa van 1910—’11, de argwaan geworden. In het
plan tot den bouw van een fort te Vlissingen werd
een Duitsche manoeuvre gezien, aan gezeglijk Neder-
land gedictèerd. Had Nederland zelf, in den loop der
tijden, den grendel niet laten verroesten, hij had in
1911 niet ppnieuw behoeven te worden gelegd, en alle
aanleiding tot het kabaal ware vervallen. Want dat de
feitelijke onsluitbaarheid der Schelde een noodzake-
lijk toebehoor zou zijn van den in 1839 geschapen toe-
stand is een bewering pour le besoin de la cause,
in-
dien er ooit een geweest is. In 1839 was en -bleef
Vlissingen bewapend met middelen, die voor dien
tijd toereikende waren; over die geheele zaak is toen
geen woord gevallen. Wij zelf hadden, door ons na ’66
en ’70 in één richting blind te turen, tijdelijk het
gezicht op het geheel onzer verplichtingen verloren,
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE g
Ed
tot de situatie uit het begin der 20ste eeuw er ons
weder aan herinneren kwam.
Die uit het tractaat van 1839 het verbod tot slui-
ting der Schelde tegen oorlogsvaartuigen lezen wil,
tast niet slechts Nederlands recht aan den mond dier
ééne rivier aan, hij raakt den grond van Nederlands
bestaan. Wat toch zegt het artikel van 1839, waarop
het hier aankomt? Niets anders, dan dat de te Weenen
reeds overeengekomen artikelen, artikelen ,dus, ont-
worpen met het oog bepaaidelijk op de vaart op den
Rijn, van toepassing zullen zijn op de Schelde. Die
dus uit die artikelen de onbestaanbaarhejd van een
Vlissingsch fort leest, kent hij niet tevens, ‘t zij aan
Engeland, ‘t zij aan Duitschiand, beiden onderteeke-
naars der Weener Oongrcsacte, het recht toe, de slech-
tiug te vorderen van het fort aan den Hoek? Voor de
Nederlandsche regeering is in deze geheele zaak
slechts één gebod geschreven: verzet tot het uiterste
der middelen; staatkundige zoolang het kan; militaire
als het moet.
Zal het noodig zijn? Zal Wilson voorbijzien, dat
zijne geheele wereldorde staat en valt met de stevig-
heid der pijlers?
Er zijn er, ‘die van den bodem af geheel nieuw moe-
ten worden opgetrokken. Een werk, dat waarlijk alle
aandacht vorderen zal. Moet men zich de moeite
verdubbelen door ook af te breken wat, als het Noord-
Nederlandsche volksbestaan, geene scheuren vertoont?
De verdediging van den Scheldemond zou, in het
afgetrokkene, de taak kunnen zijn van een vereenigd Noord- en Zuid-Nederland. Doch slechts in het afge-
trokkene. De geschiedenis heeft Nederland en België
tot twee gemaakt; zij zijn thans vooral niet minder
onderscheiden dan op het oogenblik van het uiteen-
gaan. De lotgevallen van het koninkrijk van Willem 1
hebben bewezen, dat de poging, de geschiedenis sedert
1572 ongedaan te maken, doodgeboren is. Dat konink-
rijk, geschapen door en als waarborg voor Europa,
bleek geen bevestiging van, het bleek een gevaar voor
Europa’s rust. Blijft het Europa van het aanstaande
Congres de twec-heid van Nederland en België als
fundamenteel erkennen (en het is geenszins gebleken,
dat het die wegwerken wil), dan heeft het geen min-
dere aandacht te wijden aan de bestaansvoorwaarden van den Noord-Nederlandschen, dan aan die van den
Zuid-Nederlandschen staat. Heeft België door zijn
gedrag in deze wereldcrisis het geloof in zijn be-
staansrecht verhoogd, ook Nederland zal tot de be-
vruchting der toekomst in geenen deele kunnen bij-
dragen, als het zich eerst laat ontmannen.
H. T. COLENBRANDER.
DE AM,STERDAMSCHE GELD- EN
FONDSENMARKT.
In No. 147 van dit Tijdschrift komt onder het
hoofd ,,Een Diseontomarkt in de Vereenigde Staten”
een artikel voor, waarin gewezen wordt op de plan-
nen, welke in de Vereenigde Staten, en in het bijzon-
der in financieele kringen te New York, worden be-
raamd en ten uitvoer gebracht om na den oorlog New
York een internationaal financieel centrum te ma-
ken, er eeTi discontomarkt te scheppen, terwijl tot nog
toe financiering van effectenoperaties in allerlei vorm
de hoofdtaak der New Yorker geidmarkt was.
Niet alleen onder de credietoperaties der particu-
liere bankinstellingen begint de wissel, naar wordt
opgemerkt, een aanzienlijke plaats in te nemen, daar-
nevens zijn er de eerste aanwijzingen, dat zich in
New York en wellicht ook in andere Amerikaansehe
centra een wisselmarkt naar Europeesch model gaat
ontwikkelen. De vraag ‘dringt zich nu op, wat zal er
na den oorlog in ons land geschieden; hoe zal de geld-
en fondsenmarkt, speciaal die te Amsterdam, zich
gaan ontwikkelen?
Algemeen bekend is, hoe de Amsterdamsche ban-
kiershuizen en banken een zeer aanzienlijk bedrag aan
credieten aan het buitenland hebben verleend, hoe de
banken door het uitgeven van nieuwe aandeelen haar
kapitaal hebben vergroot en zich sterk hebben ge-
maakt, dat de vlottende middelen in ons land buiten-
gemeen groot zijn.
Terloops is wel eens het denkbeeld geopperd om
hier te lande een discontomarkt te scheppen, maar
verder werd er niet meer van gehoord. Wellicht, dat
het de moeite loont onze geldmarkt eens nader te be-zien. Welke beteekenis ‘zal de Amsterdamsche fond-
senbeurs – eertijds van groot gewicht – in het inter-
nationaal verkeer verkrijgen, zal zij in beteekenis
winnen? De omstandigheden, groote bedragen aan
vlottende middelen hier te lande, geen vijandige ge-
voelens jegens onderdanen van andere Staten, zijn
gunstig voor een opbloei.
Laten we eerst den fondsenhande]. beschouwen. De
fondsenhandel ter Amsterdamsehe Beurze geschiedt
bijna uitsluitend door middel van contante affaires.
Volgens art. 3 van het Reglement voor den Effecten-
handel van de Vereeniging voor den Effectenhandel
te Amsterdam, moet de levering van verkochte fond-sen plaats hebben, wanneer geenerlei beding omtrent
de levering is gemaakt, uiterlijk op den vierden dag
na het sluiten van de transactie; is de vierde dag geen
beursdag, dan op den daaropvolgenden beursdag.
Wel kent dat artikel ook den niet-contanten handel,
den handel op levering; het bepaalt n.l. dat, wanneer
verkocht is op levering, de levering moet plaats heb-
ben uiterlijk op den 21sten dag na het sluiten der
transactie, of, zoo deze geen beursdag is, op den
daaropvoigenden beursdag.
Bovendien vindt men in genoemd reglement een afzonderlijk hoofdstuk over ,,Tijdaffaires”, de artt.
30-33. ,,Tijdaffaires worden gesloten,” zegt art. 30,
,,op voorwaarde van levering op zekeren termijn fixe,
of wel, in koopers of verkoopers keuze, van den dag der
overeenkomst of van een bepaalden lateren dag tot
een insgeljks bepaaIen uitersten termijn.” ,,De meest
gebruikelijke
termijnen voor
tijdaffaires zijn de primo
en de medio van iedere maand. De juiste termijnen,
rescontredagen genaamd, worden, met inachtneming
van de feestdagen, jaarlijks door het Bestuur der Ver-eeniging vastgesteld.”
De Vereeniging voor den Effectenhandel erkent
dus naast den contanten handel den handel
01)
leve-
ring en ook den rescontre-handel. Doch, zooals wel
bekend verondersteld mag worden, is de geheele han-del ter Effeetenbeurze gebaseerd op contanthandel, is
de geheele structuur van de beurstransacties op dien
handel ingericht. Affaires op levering komen bij uit-
zondering, in bijzondere gevallen, voor en affaires
op tijd – op rescontre, door het Bestuur bepaald –
alleen bij den handel in aandeelen der Nederlandsche Handel-Mij. Van dun rescontre-handel in die aandee-
len wordt veel gebruik gemaakt, niet zoozeer omdat het termijnhandel is, dan wel, omdat die handel ver-
band houdt met het staan van de aandcelen van ge-
noemde maatschappij op naam en de voor levering
vereischte overschrijving van de aandeelen.
Al mag beweerd worden, dat voor buitenlandsehe
verkooporders een termijn van 4 dagen voor de leve-
ring geen onoverkomelijk bezwaar oplevert, het is on-
getwijfeld waar, dat een termijn van 4 dagen voor het
buitenland kort te achten is en niet bevorderlijk ge-
acht kan worden voor het verkrjgeu van orders uit
het buitenland. In de practijk wordt aan het bezwaar
van niet tijdig voor de levering ontvangen van de
verkochte stukken tegemoet gekomen, door het afle-
veren van stukken uit eigen voorraad, d.w.z. van
stukken, onder berusting van de firma of bank, die
voor het buitenland verkocht heeft, ôf door het afle-
veren van geleende stukken, doch vooreerst is het niet
steeds mogelijk stukken uit zgn. eigen voorraad af te
leveren, zeer zeker niet voor eiken com,missionnair en
1002
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
vervolgens heeft het leenen van stukken ook zijn be-
zwaren.
–
Aan de voor het buitenland belemmerende bepaling
van levering uiterlijk 4 dagen na verkoop, zoude een
handel op levering tegemoet kunnen komen, doch al
zou die handel geen voor het buitenland belemmeren-
de bepalingen opleveren, dan zouden affaires op leve-
ring niet tot de hooge uitzonderingen moeten behoo-
ren, dan zoude de handel op levering even regelmatig,
even veelvuldig moeten voorkomen als contant-affai-
res, zonde er een levendige, ruime markt van koopers
en verkoopers op levering moeten gehouden worden,
wil de Amsterdamsche Beurs orders uit het buiten-
land trekken.
De termijn van 21 dagen is, zij terloops opgemerkt,
ten opzichte van orders uit Europeesche landen eer-
der te lang dan te kort; zulk een lange termijn brengt
groote risico’s voor de hande}ende partijen mede; ook
voor orders uit de Vereenigde Staten is zulk een lange
termijn niet noodig, voor orders uit Zuid-Amerika
(een toekomstdroom wellicht), uit Indië, is hij te kort. Zooals gezegd, kent het Reglement voor den Effec-
tenhandel te Amsterdam ook affaires op tijd, de zoo-
genaamde, welbekende resconte-affaires; doch ter
Amsterdamsche Effectenbeurze is dit kennen vrijwel
theoretisch en vindt, zooals gezegd, practisch slechts
toepassing bij den handel in aandeelen der Neder-
landsche Handel-Mij.
Het rescontre-stelsel heeft dit voor, dat de verkoo-
per niet voor de levering aan een termijn van vier
dagen is gebonden, en heeft bovendien voor op den
handel op levering, dat het voorkomt het onnoodig
heen en weer zenden van stukken. Het grootste voor-deel van dit stelsel is de welbekendheid; de rescontre-
handel is in het buitenland – te Londen, Parijs, Ber-
lijn – niet alleen bekend, doch ook van groote uitge-
breidheid, vooral op de Londensche Beurs, ja op de
Londcnsche Beurs hebben de tijdaffaires zulk ‘n bur-
gerrecht verkregen, dat de fondsenhandel daar groo-
tendeels op resconte geschiedt en het stelsel aldaar
onontbeerlijk is geworden.
Voor de Amsterdamschd Effectenbeurs zoude, om
een grootere internationale beteekenis te verkrijgen,
het invoeren van het reseontre:stelsel – niet alleen
theoretisch in het reglement, doch terdege in de prac-
tijk toegepast – ongetwijfeld bevorderlijk zijn; door
dit stelsel zonde de handel voor buitenlandsche reke-
ning aangetrokken en uitgebreider worden. Wil men
die richting inslaan, nu na den oorlog zich, naar het
zich laat aanzien, een geschikte gelegenheid voor
zal doen, nu na den oorlog elk land alle krachten zal moeten inspannen om zijn handel uit te breiden, dan
dient de structuur der Amsterdamsche Effectenbeurs
ook ingericht te worden op den rescontre-handel,
d.w.z. dan dient in de eerste plaats gezorgd te worden
voor een rescontre-bureau.
En bovendien is een ruime handel op rescontre een
vereischte, een ruime markt. Is er vooruitzicht op
een ruime rescontre-narkt? Bedriegen de kenteeke-
nen niet, dan is een bevestigend antwoord niet uitge-
sloten; de wensch om ook te Amsterdam het rescontre-
stelsel ter Effectenbeurze in te voeren toch is niet
nieuw, doch dateert reeds van jaren her en is telkens
te voorschijn gekomen. Dit steeds wederkeerende ver-
langen doet veronderstelleil een behoefte, is een gun-
stig omen, stelt een ruim gebruik na de invoering in
uitzicht.
Van twee ernstige, nog wel recente pogingen om
het rescontre-stelsel te Amsterdam in te voeren kun-
nen we gewagen, één in 1904 en een in 1915; over die
pogingen wellicht in een volgend nummer. Die pogin-
gen hebben toen ter tijde niet geleid tot het invoe-
ren van het iescontre-stelsel ter Effectenbeurze te
Amsterdam, doch sedert is er veel veranderd en er zal
nog veel veranderen.
Is thans; nu ook wij na den oorlog al onze krachten
zullen moeten inspannen om onzen handel, zoo ‘t kan,
uit te breiden, het denkbeeld om ook hier te lande het
rescontre-stelsel in te voeren, om op onze Effecten-
beurs de gelegenheid te openen voor affaires op res-
contre, onze beurs ook daarvoor in te richten, niet
waard overwogen te worden? Thans, om na den oorlog
gereed te zijn om te profiteeren van de in financieel
opzicht, in vergelijking met de oorlogvoerende landen,
gunstige omstandigheden, waarin we mogen hopen
dan te zullen verkeeren, ten einde den handel ter Am-
sterdamschc Effectenbeurze een groote uitbreiding te
geven door orders voor buitenlandsche rekening, ten
einde de Amsterdamsche Effectenbeurs in den inter-
nationalen fondsenhandel een voorname plaats te
bezorgen. v.
L.—D.
HET INGEHOUDEN DUBBELTJE EN WAT
DAARAAN VAST ZIT.
Een medewerker schrijft: De kwestie der prijzen van de levensmiddelen is er
eene, waarover men niet gauw uitgepraat raakt en
tijdens de vier crisisjaren heeft ieder op zijn beurt
zich van tijd tot tijd daarover recht warm gemaakt.
Voor den doorsnee-stedeling was de zaak over het ge-
heel eenvoudig; men moest alleen den uitvoer stil
zetten, dan werden de goederen vanzelf goedkoop. Van
de zijde der producenten werd op deze stelling tweeër-
lei geantwoord: stilstand van export kan tijdelijk een
prijsverlaging bewerken, maar omdat dan beneden-
productieprijs gewerkt moet worden, wordt al spoedig
de productie geremd: er komt kunstmatige schaarsch-
te en daardoor. weer stijging van de prijzen. Boven-
dien is export
het
middel om de prijzen voor het bin-
nenland goedkoop te houden: er kan in het binnenland
beneden kostprijs geleverd worden, omdat in het
buitenland belangrijke winsten gemaakt worden. En
daar de landbouw een paar jaar lang de proef op de som leverde en de exportartikelen hier tegen inder-
daad zeer billijke prijzen verschafte, leek de zaak in
zijn voordeel beslist.
Wie wat verder keek dan naar het oogenblik, was
nog niet zoo heel tevreden over de oplossing, want
bij hem kwamen de vragen naar voren: zal het buiten-
land het mooie spelletje niet van ons af kijken, door voor
zijn exportartikelen 66k hooge prijzen te gaan vragen;
en zal de terugslag niet zooveel •erger zijn, indien te
eeniger tijd de productie geen export meer toelaat? We weten allemaal, dat het buitenland het spelletje
ten slotte nog beter is gaan kennen dan wij en het
voor zijn exportproducten ons prijzen heeft doen be-
talen, waarmee vergeleken de onze spotgoedkoop
leken; eveneens weten we, dat het eindelijk ook is gekomen tot een zoo goed als totalen stilstand van
ouzen uitvoer en tal van voor korten tijd ten onzent nog tegen billijken prijs verkrjgbare artikelen thans
peperduur zijn.
Het duideljkst ziet men dit verschijnsel bij de goe-
deren, waarop van Rijkswege geen bijslag gegeven
wordt en het allersterkst komt het uit bij de produc-
ten, die in den winter in zooveel geringere mate dan
in den zomer worden voortgebracht. De boter is daar-
onder wellicht het mooiste voorbeeld: nog in den
zomer van 1917 was de boter tegen goed een gulden per pond verkrijgbaar en iets meer dan een jaar later
betalen we bijna
vijf
gulden per kilo.
Toch is tegen dezen prijs niet het minst aan te
merken en is hij volkomen in bvereenstemming met
den grondprijs van de melk. Alle overgelegde produc-
tieberekeningen kwamen hierin overeen, dat de boer
in dezen zomer 14 cent en in dezen winter 20 cent
voor zijn melk moest ontvangen om zijn bedrijf loo-
nend te kunnen voortzetten; de Regeering is er in
geslaagd het met de boeren op een accoordje te gooien,
zoodat zij zich neer hebben gelegd bij een zomerprijs
van 13 en een winterprjs van 18 cent. Welnu, de
thans geldende boterprjs is geheel gebaseerd op een
melkprjs van 18 cent en daarbij heeft de Regeeririg
er nog terdege rekening mede gehouden, dat
in
de
13 November 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1003
winterperiode het vetgehalte der melk gemiddeld hoo-
ger is dan in den zomer; zij heeft dan ook aangeno-
men, dat dozen winter uit 100 L. melk 3% K.G. boter
verkregen worden tegen 3% K.G. ‘s zomers.
Gaat men nu aan de hand van de gegevens: een
melkprijs van 18 et. per L., een boteropbrengst van
3% K.G. per 100 L. melk, den boterprijs berekenen –
daarbij in aanmerking nemend, dat uit 100 L. melk
behalve de boter verkregen worden 85 L. taptemelk
en 10 L. karnemelk – dan blijkt merkwaardigerwijs,
dat de op dit oogenblik geldende groothandelsprijs
nog ruim een dubbeltje beneden productieprijs ligt:
Immers: 100 L. melk kosten …………
f
18,-
Exploitatiekosten zuivelfabriek, vervoer-
kosten melk ……………………..,,
1,50
100 L. melk moeten opbrengen ……….
f
19,50
Verkregen worden 85 L. taptome]k
t4ct.= f3,40
10 L. karnemelk 5 ct. = ,, 0,50
f 3,90
3% K.G. boter moeten opbrengen ……..
f
15,60
Productieprijs 1 K.G. boter …………..
f
4,16
De gemeenten betalen aan dc zuivelfabrieken
slechts f4,05; derhalve ontvangen de boeren voor hun boter een dubbeltje minder dan met hen was overeen-
gekomen.
Nu passen boeren misschien ng meer dan andere
menschen – ze moeten er trouwens ook vaak hard
voor werken – erg op de kleintjes en het ligt dus
voor de hand, dat zij dat dubbeltje dus niet zoo maar
zullen laten schieten. Natuurlijk doen zij dat ook niet;
zij houden hun volle recht op het dubbeltje en zullen
dat te eeniger tijd ook opeischen. Zij hebben alleen goedgekeurd, dat de Staat voorloopig dat dubbeltje
inhoudt, onder voorwaarde van latere uitkoering, zoo mogelijk met bijbetaling van de billijke rente.
–
Om goed te begrijpen, hoe het eigenlijk zit met dat
dubbeltje, waarmee zelfs een heel stuk Regeeringsbe-
leid gemoeid is, moeten we een eind terug.
Toen minister Posthuma dit voorjaar de melkvoor-
zieniug regelde, achtte hij het noodig vooral de pro-
ductie van consumtiemelk te bevorderen, wat naar
zijne meening het best kon geschieden door voor deze
melk een hooger grondprijs vast te stellen dan voor
de tot boter en kaas verwerkte melk. De bedragen wer-
den zoodanig gesteld, dat de consumtiemelker 13 ct. per L. ontving, terwijl de boterboer op niet meer dan 12% ct. mocht rekenen en de kaasboer op slechts 12
cent.
In den loop van den zomer veranderden de omstan-
digheden evenwel en maakten dQ eischen der vetvoor-
ziening het noodig bovenal de boterproductie te bevor-
deren. Veel melk, die tot nu toe voor consumtie gebe-
zigd werd, moest nu voor boterbereiding dienen; na-
tuurlijk kon de minister langs geen anderen weg zijn
doel bereiken dan door toe to zeggen, dat de boter-
productie niet minder loonend zijn zou 1dan het leveren
van consumtiemelk. Te eer was er voor die toezegging
aanleiding, omdat tengevolge van het lage vetgehalte
in de melk gedurende de eerste zomermaanden de
boterproducenten voor hun melk in plaats van 12% ct.
per L. nièt meer dan 11% ct. hadden gemaakt. Terecht
drongen de producenten er dan ook op aan, dat de
Regeering hen in deze tegemoet zou komen en het
geleden verlies zou vergoeden. Zij vroegen daarom
den boterprijs te verhoogen van
f
2,80 per K.G. tot
f
3,40 – wat overeenstemt met een melkprijs van 14
ct. – gedurende het resteerend gedeelte van den zomer
en den winterprjs der boter vast te stellen op basis
van een melkprijs van 20 ct. – de boterprjs voor het
publiek zou dan boven de
f
5 gestegen zijn.
De minister had bezwaar den aangegeven weg te
volgen; immers wanneer de boterproductie zooveel
loonender werd dan de levering van consuimtiemelk,
zou de meikvoorziening gevaar loopen, vooral in den
komenden winter en dan was men nog verder van
huis. Er moest dus iets anders op gevonden worden
om de te kort gedane boterproducenten te helpen en
de minister bedacht toen het stelsel van een toeslag
op geleverde en nog te leveren boter. De aangegeven
weg leek te aanlokkeljker, omdat hij gevolgd kon
worden zonder afzonderlijke credietaauvrae bij de
Kamers.
Het stopstaan van den boter uitvoer had n.l. geleid
tot het vormen van een groote boterreserve in vries-
en koelruimten. Deze boter, die evenals alle geprodu-
ceerde boter tegen
f
2,80 per K.G. geleverd was, zou
eerst in den winter gedistribueerd worden en daar de
smakelijkheid in niets achter staat bij die van versohe
boter, was het mogelijk de koelhuisboter te distri-bueeren tegen den prijs van de winterboter. De op
den verkoop van de koeihuisboter te maken winst
kon dan aangewend worden om aan de boterprodu-
centen te vergoeden, wat
zij
door het stellen van den
te lagen grondprijs en het te lage vetgehalte in de
melk te weinig hadden ontvangen. Er was gemiddeld een 75 ct. per 100 L. imelk te weinig ontvangen: den
producenten moest dus voor elk tot dusver geleverd
K.G. boter 20 ct. worden uitgekeerd, waartoe de
minister zichbereid verklaarde.
Er zal van af het oogenblik, waarop de zornermelk-
regeling inwerking trad tot het tijdstip van de toezeg-
ging der bijbetaling, een 20.000.000 K.G. boter gepro-
duceerd zijn geworden: met de bijbetaling was dus
een bedrag van ca.
f
4.000.000 gemoeid.
Deze som nu was zoodanig, dat minister Posthuma
het wel de moeite waard achtte na te gaan, of de
uitkeering er van niet tevens dienstbaar kon gemaakt
worden aan de productie in de toekomst. De
f
4.000.000
waren niets anders dan ,,ingehouden botergeld” en de
minister stelde nu voor om ook in den komenden winter ,,botergeld” in te houden – thans 10 ct. per
K.G. -; het totaal der gelden zou uitgekeerd worden,
wanneer de boteiproducenten in den komenden winter
zich bereid toonden de mel:lcvoorziening in goede
banen te doen loopen, o.a. daar waar zulks noodig was
Regeeringsmelk te leveren. Die levering zou sommige
fabrieken tot bediijfsstilstand doemen, die billijker-
wijs vergoed moest worden; vandaar, dat de minister
voorstelde in den winter voor elk geleverd K.G.
boter een bedrag van
f 0,15
uit te keeren, waaruit
dan tevens de bedrijfsschade zou vergoed worden.
Stelt men de boterproductie in de wintermaanden op
12.500.000
K.G., dan zou ‘de bijslag van
15
ct. per K.G.
in den winter een som van ca.
f 2.000.000
vereischen;
in totaal kregen de producenten dan de beschikking
over
f
6.000.000. Dit bedrag kon makkelijk gevonden
worden uit de winst op de koelhuisboter; men mocht
immers aannemen, .dat wel een reserve van 7
8.000.000 K.G. koelhuisboter gevormd zou kunnen
worden.
De producenten aanvaardden de voorwaarden, en
ziedaar, waarom zij thans 10 ct. per K.G. boter minder
ontvangen dan hun rechtens toekomt. Het ingehouden
dubbeltje ontvangen zij te rechter tijd en als het met
de bedrijfsschade niet al te bar loopt, blijft er uit
den bovendien uit te keeren bijslag van
5
ct. per K.G.
nog wel een sommetje over voor rente.
Het denkbeeld van minister Posthuma om door in-
houden van een deel van den productieprijs de produc-
tie te ‘bevorderen, is in de zuiivelwereld in goede aarde
gevallen; van hare zijde wordt n.l. aandrang uitge. oefend om het stelsel niet alleen op de boter toe te
passen, maar ook op de kaas. Waar met de inhouding
van kleine bedragen, die op zichzelf niets beteekenen,
ten slotte een zeer aanzienlijke som verkregen wordt,
welke verdeeld wordt onder hen, die de Regeerings-
maatregelen steunen, meent men, dat een sterke prik-
kel ontstaat om met de Regeering mede te werken:
immers, men heeft bij slot van rekening dubbel
plezier van de getoonde medewerking.
1004
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
CONCENTRATIE VAN HET HYPOTHEEK-
BANKBEDRIJF.
In een zeer leaenswaardige brochure, in 1916 ver-
schenen, over de concentratie van het hypotheekbank-
bedrijf in Nederland, wijst Mr. Van Maasdijk terecht
op het feit, dat ons land bij uitstek is het land van
het kleinbedrijf. Dit geldt ook voor het door hem
behandelde onderwerp: het hypotheekha nkwezen. Ver-
snippering van krachten, onnoodige uitgaven en eene
sc.herp.e medediiiging zijn volgens hem o.rn. daarvah
het gevolg. Hij wijst op het feit, dat einde 1914 in
geheel Duitschland slechts 36 hypotheekbanken wa-
ren, met veel uitgebreider werkkring dan hier te lande.
Terzeifder tijd telt men er hier niet minder dan 52.
Als een der grootste schaduwzijden van de groote ver-
snippering wordt door hem genoemd het feit, dat
het voor belegging in pandbrieven beschikbare kapi-
taal niet in verhouding staat tot het groot aantal
banken, zoodat, is eenmaal de vriendenkring van direc-
tie en commissarissen uitgeput, het een steeds moei-
lijker vraagstuk wordt de courantheid der pandbrie-
ven te verzekeren.
Dit nadeel, door den heer Van Maasdijk in 1916
genoemd, is door de algemeene
stijging
van den rente-
voet van zeer urgent belang geworden. Daarbij moet
liet feit genoemd worden, dat de binnenlandsche in-
duatrie-obligatie en niet te vergeten het preforent
aandeel ook een deel van de beschikbare kapitalen voor
zich zijn komen opeischen. Door een uitlotingsper-
centage vast te stellen hebben sommige hypotheek-
banken getracht den afzet te bevorderen. Andere
stelden op de een of andere wijze een conversie in
pandbrieven van een hooger rentetype open. Het
voornaamste middel om den afzet aan te moedigen
bleef verhooging van de plaatsingsprovisie. Op deze
wijze werd wel eene zeer kunstmatige plaatsing be-
vorderd, maar werd niet voorzien in den terugkoop,
waar de verkoop bijna geheel buiten de beurs om ge-
schiedt, eene enkele zeer groote hypotheekbank wel-
licht uitgezonderd. In de officieele noteering vindt
men opgenomen de pandbrieven van een 55-tal bin-
nenlandsche hypotheekbanken en het is begrijpelijk,
dat de vraag naar ieder dezer pandbrievensoorten
niet voldoende is, om binnen betrekkelijk korten tijd
eene noteering zonder steun tot stand te brengen. Wil
cene hypotheekbank dus voor het couranthouden harer
pandbrieven zorg dragen, dan moet zij zelve, hetzij
ter beurze, hetzij direct van •den commissionnair in
effecten, steeds als kooper kunnen optreden. Zij
moet tevens voorkomen, dat eene eventueele lage no-
teering den afzet harer pandbrieven tegen vaste
koersen met uitkeering benadeelt. Waar dergelijke
eischen aan eene hypotheekbank gesteld worden, is
het
begrijpelijk,
dat eventueele uitlotin.gen in het
algemeen gesproken, nimmer een grooten omvang
kunnen aannemen. Zooweil de plaatsing als de terug-
koop vindt dus langs zeer geforceerden weg plaats,
waarbij de gewone kwestie van vraag en aanbod ge-
heel omzeild wordt.
Het gevog van dezen kunstmatigen toestand is dan
ook, dat op het oogenblik de koersen van die pand-
brievensoorten, welke gesteund worden, aanmerkelijk
hooger noteeren dan die van andere, minstens gelijk-
waardige, fondsen. Bedriegen niet alle teekenen, dan
zal eene
stijging
van den rentevoet gepaard gaan met
een steeds geringer steûn der lager rentegevende
pandbrieven. Reeds nu. zijn er enkele hypotheekban-
ken wier 4 pOt. pandbrieven geheel zijn vrijgege-
ven, met het gevolg, dat zij vrijwel onverkoopbaar
zijn of tegen koersen van om de 80 pOt., terwijl de
pandbrieven van hetzelfde rentetype van geheel gelijk-
waardige hypotheekbanken met bijna gelijke aflos-
singsvoorwaarden nog tegen de 90 pOt. noteeren, dank
zij dén kunstmatigen steun. Wordt in de toekomst de
rentevoet nog hooger, dan zal een steeds grooter deel
der huidige pandbrievencirculatie aan het
vrije
spel
van . aanbod en vraag worden
vrijgegeven
met al de
daaraan verbonden gevolgen. Slechts toenemend hooge
uitkeeringen zullen nieuwe noodzakelijke uitgiften
mogelijk maken, dahr het vrijgeven der circulatie aan-
zienlijke verliezen voor de bezitters beteekent en dus
toenemende impopulariteit der pandbrieven veroor-
zaakt
bij
het beleggend publiek.
Dit laatste is voor Nederlands welvaart echter
ten zeerste ongevenscht. Een gezond bouwbedrijf is
dringend noodzakelijk en kan niet bestaan zonder een
goed geregeld hypotheekbedrijf. In de komende jaren
moet een groote achterstand in huizenbouw worden
ingehaald. Ontwikkelen de toestanden, zooals zich nu
laat voorzien, dan zal hypotheek slechts tegen zeer
zware voorwaarden te verkrijgen zijn Reeds nu zijn
er bankiers, welke zeer terughoudend
zijn
met de
plaatsing van pandbrieven, in aanmerking daarbij ne-
meud de hoogst ongezonde wijze van plaatsing.
Het is dus van groot belang, dat naar middelen ge-
zocht wordt ter verbetering. Noodig is een breede
markt in pandbrieven, een markt, die in hoofdzaak
aan den vrijen loop van vraag en aanbod kan over-gelaten worden. Dit laatste is slechts
mogelijk
voor
enkele zeer groote instellingen. Ons land zal nimmer
plaatsruimte aanbieden, dan aan een beperkt aantal
instellingen van de gewenschte .groote. Om dozen toe-
stand te verkrijgen is noodig een verreikende concen-
tratie en het verdwijnen van tal van hypotheekbanken
en bankjes en wij gelooven dan ook met den heer Van
Maasdijk, dat in ons laiiddeze overtuiging baan breekt.
Wil ons land echter ook op dit gebied in de komende
jaren in staat zijn aan de gestelde eischen te voldoen,
dan moet de concentratie in veel sneller tempo ge-
schieden, dan tot nu toe het geval geweest is. Voor
veel hypotheekbanken zal het anders geen concentra-
tie, maar gedwongen liquidatie worden. Voor onze
groote bankgroepen is wellicht de mogelijkheid ge-
opend in deze concentratie de leiding te geven.
F.
Dz
B.
[Bovenstaande beschouwingen zullen wellicht bij ver-
schillende onzer lezers bestrijding vinden, niettemin geven wij,
overeenkomstig het karakter van dit tijdschrift, aan
het artikel gaarne plaatsing. – Red.l
DE BINNENVAART IN DE CRISISJAREN.
Men schrijft ons uit Amsterdam: Het uitbreken van den wereldoorlog bracht in vele
bedrijven plotselinge stagnatie teweeg, die, wat de
binnenschipperj betreft, tot het scheppen van een
noodtoestand aanleiding gaf. In den herfst van 1914,
toen de vraektenmarkt zich nog regelde naar vraag
en aanbod en de aanbieding van lading zeer gering
was, was de stemming uiterst gedrukt en werd er
nood geleden. Door het sluiten van de vaart op de
Eems en den Dollard kwamen tal van schippers, welke
vroeger deze wateren hoofdzakelijk bevoeren, naar
Amsterdam eh dongen aldaar mede naar de toeh al
zeer schaarsch aangeboden ladingen en drukten daar-
door
,
de vrachten.
De Algemeene Schippersbond (A.S.B.), gevestigd
te Groningen, nam toen het initiatief te trachten,
door sdmen te werken met andere belanghebbenden, in
dien noodtoestand rverbetering te brengen. De Am-
sterdamsehe Binnensahipperj, bij dozen Bond niet
aangesloten, zag in een gemeenschappelijk streven
haar voordeel, zoodat zij zich weldra als eene Amster-
damsche Afdeeling bij den Bond aansloot.
De zetel bleef te Groningen, alhoewel de afdeeling
Amsterdam het grootste aantal leden telde. De A.S.B.
belegde daarop te Amsterdam eene Vergadering, daar-
bij eenige autoriteiten, zoowel regeerings als stede-
lijke, uitnoodigende en de Amsterdamsche Scheeps-
bevrachters-Vereeniging.
Te betreuren is het geweest, dat vertegenwoordigers
uit haiidel en scheepvaart werden thuisgelaten;
immers deze Vereeniging van Scheepsbevraahters was
niet competent tot het nemen van bindende besluiten,
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1005
zonder te zijn gernachtigd door harc principalen uit
handel en sheepvaart.
Niettemin kwam men overeen samen te werken tot
het •tot stand brengen van: le. eene beurtregeling,
daarmede bedoelende eene eerlijke verdeeling van de
aangeboden lading onder de momenteel aanwezige
schippers; 2e. het vaststellen van een vrachtentarief.
Ten slotte bemoeide ‘de Amsterdamsciie Expedi-
I:eurs-Vereenigiug nich met tde zaak, wat ten gevolge
had, dat de beurtlijst gehandhaad bleef en dat men,
wat het vrachttarief betreft, tot overeenstemming
kwam.
Intussohen was reeds in het voorjaar van 1915, in
overleg met de Commissie voor den Graaniiandel te Amsterdam, als lastihebster der Regeering, besloten
een heurtlijst aan te leggen, voor die schippers, welke
in aanmerking wen’schten te komen voor ligverk met
regeeringsgraan en werd door B. en W. toegestaan
deze lijst op de schippersbeurs
01)
te hangen; deze lijst
werd bijgehouden door die twee seheepsbevrac.hters,
welke ‘belast waren met het bevrahten van het regee-
ringagraan.
Hoe goed de bedoeling bij let toen ter tijd heer-
schen van eene besliste werkloosheid onder de schip-
perij geweest is en ook hoe beslist noodzakelijk uit een
billijkheidsoogpunt, spoedig wenschto de schippers-
hond de regeling in handen te krijgen, waaruit vele
moeilijkheden ontstonden.
Er ontstond een splitsing onder de werkneende
schippers; de betere elementen, gewoonlijk bekende
schippers, welke reeds jaren dezelfde reizen uitvoerden,
wilden zich niet schikken naar de slechtere elemen-
ten, welke niets te iverlieien hadden. Deze toch tracht-
ten door middel van de beur’tlijst ‘de vracihten wille-
keurig en ongemotiveerd op te jagen. Het gevolg was,
dat vele schippers (‘de beteren) zidh niet meer op de
lijst lieten inschrijven en buiten de lijst hunne vracht
zochten to verkrijgen. Dit weder was niet naar den
zin der onwillige elementen, die niet nalieten zich aan
ergerlijke onreuhtm atigheden tegenover personen en
eigendommen &huldig te maken. Het spreekt vanzelf,
dat een en ander niet in het belang der betrokken
bedrijven en rnitsdien niet in het belang der haven
va
5.
De klachten over de beurtregeling vermeeriderden
steeds, waarom in October 1915 door de Amsterdam-
scho Expediteiirs-V’ereeniging aan B. en W. verzocht
werd de beur.tlijst van de beurs te doen verdwijnen.
-, In November 1915 werd getracht door eene Corn-
missie uit den. Handel en den Al.gemeenen Schippers-
bond een reglement en statuten vast te stellen. Deze
Commissie, die den naam droeg van Regelings-com-missie ter bevrachting van binnenschepen te Amster-
dam, werd officieel ingesteld. Zij stond onder voor-
zit€orschap van een der leden der Kamer van Koop-J
handel en bestond uit vertegenwoordigers van den
graan-, steenkolen- en houthandel, ‘expeditie- en
scheepsbevraahtersbedrijf en een gelijk aantal leden
van. den A.S.B. Deze Commissie scheen aanvankelijk
te zullen slagen. Na talrijke vergaderingen kwam een
ontwerp van het reglement gereed en werd eene Com-
missie van Toeztcht benoemd, belast toe te zien op
de juiste uitvoering van •het vastgelegde.
Echter lang duurde de vrede niet en begonnen de
moeilijkheden opnieuw: onder protectie van den
schippersbond weigerden de schippers plotseling,
ofsdhoort dit jaren lang ‘de usance was, hunne schepen
te stuwen. Nadat aan deze b(y/,waren door de werk-
gevers was tegemoet igekomeD, begon wederom eene
wrillekeurige.vraclitopdri,jving en werden door ‘de
schippers allerlei tot nog toe ongekende ‘bepalingen
gemaakt.
Wel trachtte wethouder Vliegen ‘de partijen nog tot
elkander ‘te brengen, doch niets kon baten; het terro-risme nam toe en maakte het doen van na’ken orsmo-‘
gelijk. De gevolgen bleven ni’et uit.
B. en W. gaven order de beurtlijst van ‘de beurs te
doen
verdwijnen;
de Schippersbond verbood den
schippers .lading aan te nemen en midden Januari
1917, toen verscheidene booten met regeeriugegraan
arriveerden, zaten wij in een vrijwel al.geheele schip-
persstaking. Nadat deze strijd na ongeveer drie weken
was beslecht, nam de Gemeente, op verzoek van den
A.S.B., ‘de zaak ter hand.
B. en W. benoemden in Februari 1917 eene com
missie, bestaande uit een lid der Amsterdamsche
‘Expediteurs-Vereeniging, een scheepsbevrachter en
twee leden van den A.S.B., welke heeren den Haven-
meester van Amsterdam tot hunnen Voorzitter
•
ver-
kozen. Do Commissie droeg den naam van ,,Commis-
iie van Toezicht op de Beurtbevrachting”. De beurt-
lijst werd hersteld en de bevrachtingen geschiedde
onder toezicht van een door de Gemeente aangesteld
ambtenaar..
Een korten tijd scheen alles naar wensch te ver-
loopen; wel hoorde men van weerskanten (werkge-
vers en werknemers) gemopper over ‘de beurtlijst,
naai uiterlijk liep het.
Begin Augustus kwam de A.S.B. wederom met iets
nieuws op de proppen. Men wilde
namelijk
naa’st de ‘bestaande beurtlijst een tweede in ‘het leven roepen
en wel met dien verstande, ‘dat op de eene zich in-
scbrevefi die schippers, welke gewoon varen de bin-
nenwateren te bevaren, op de andere, die schippers,
welke vroeger de bui’ten.wateren bevoeren. Wederom
waren verscheidene besprekingen en vergaderingen
van belanghebbenden hiervan het gevolg. De A.S.B.
kreeg echter in deze zijn zin niet en de bestaande
toestand bleef besten’digd.
Lang duurde de rust echter niet; met het oog
0
de steeds duurder wordende steenkolen, werden de
sleeploonen buitengewoon hoog opgedreven, hetgeen
ten gevolge had, dat door het I&inisterie van Land-
bouw, Handel en Nijverheid, op advies van de Afdee-
ling Crisiazaken, Bureau Vervoer, een sleeptarief
voor het geheele Rijk werd vastgesteld. Dit was koren
op den molen van den A.S.B.; hoogere sleeploonen, dus
een welkome gelegenheid om de vracht niet naar rato,
dccli nog eens extra .hoog op to ‘drijven.
Kleine strubbelingen bleven niet uit. Het Ministe-
Lie van Landbouw, Handel en Nijverheid, terecht
vi’eezende, dat eene evetueele staking haar geheele
distributiebedrijf in de war zou sturen, greep’ bij-
tijds in.
1
)
Beurtlijsten werden over het geheele lapd inge-
steld; inspecteurs en personeel benoemd, de ,,Alge-
meene bevrachtingsvoorwaarden voor de Binnenschip-
perij” werden vastgelegd. In plaats van de Gemeente-
lijke Commissie van Toezicht op de Beurtbevrachtin-
gen, welke in November 1917 bedankt werd, trad nu de Handels-commissie, op verzoek van de Afdeeling
Crisiszaken, benoemd door de Scheepvaart-Vereeni-
ging Amsterdam. Een en an’deF was ongeveer emnc
1917 begin 1918 geregeld.
Sedert dien liepen de ibevrachtin’gen, op enkele uit-
zonderingen na, op bevredigende wijze vn stapel.
Onder leiding van de Afdeeling Orisiszaken, na over-
leg met de Handels-commissie te Amsterdam en Rot-
terdam en den Algemeenen Sohippersbon’d, werden
zoöwel vrachten als sleeploonen, alsmede liggeldeiL
eenige malen verhoogd en zou men meenen, dat ieder
reden tot tevredenheid had.
Niet echter aldus; reeds ‘dozen zomer ‘begonnen de
schippers met nieuwe eisehen, nameljkvrachtverhob-
gingen in het algemeen en verhoogingen voor even-
tueel laag water in de Noordelijke Pro’inciën. Nu,
door belanghebbenden en ook van Regeeringszijde
deze cischen niet worden ingewilligd, .heef t de A.S.B.
op zijne Buitengewone Algemeene Vergadering op
16 October j.l. te Utrecht, een ultimatum tot de
Regeering gericht, behel’zende een bedreiging met
1)
[Men zie
ook
de bijdrage ,,Binnenvaart” op pag.
450
in
No. 125. –
Bed.]
1006
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
algemeene staking per 1 November, indien de eischn
niet v66r dien tijd ingewilligd zouden zijn.
Zeer terecht is toen door den Minister van Land-
bouw, Handel en Nijverheid hij de Tweede Kamer
een wetsontwerp ingediend, om Zijne Excellentie te
machtigen eventueel tot vordering van binnenvaar-
tuigen over te gaan, indien dit noodzakelijk mocht
blijken.
SOCIALE VSRZEKERING EN DE PARTI-
CULIERE WERKGEVERS.
Dezer dagen werd ik door enkele belangstellenden
opmerkzaam gemaakt op het artikel ,,Sociale Verzeke-
ring en Particuliere Werkgevers”, van Dr. A. 0.
Elolwerda in No. 145 dA. 9 October van dit tijdschrift
en de daarin aangehaalde brochure van J. L. Kok,
,,Pensioenregelingen en Pensioenfondsen voor perso-
neel in dienst van particuliere werkgevers”. Men
verzocht mij van die zijde, in aansluiting daarmede,
ook aan mijne meening over deze aangelegenheid
uiting te willen geven.
Het wil mij voorkomen, dat een Verzekerings-
maatschappij, die, naast het risico der geidbelegging,
alleen en uitsluitend het risico der meerdere of min-
dere sterfte voor hare rekening neemt, onmogelijk aan
werkgevers, die hun personeel op bevredigende wijze
pensioen willen verzekeren, aannemelijke verzeke-
ringsvormen kan aanbieden.
Hare verzekeringsvormen doch, die alleen steunen
op sterftekansen, zijn alleen geschikt voor hen, die
van meaning zijn, dat het al of niet aangaan van die
verzekeringen uitsluitend door die sterftekansen
wordt beheersaht en niet door anderen factoren, zoo-
als invaliditeit, verhooging van tractement, kansen
van ontslag, grootte van het gezin enz., factoren, die
bij het verzekeren door dan werkgevers van het per-
soneel een rol ‘spelen.
Een bevredigende pensioenregeling meet omvatten:
ci.
invaliditeitspensioen;
b.
ouderdomspensioen;
c.
weduwen- en weezenpensioen en wel tot bedragen,
die verband houden met den levensstandaard ‘bij in.va-
liditeit, ouderdom en overlijden. Deze drie ‘zijn bij
wetten voor de staats- en gemeenteambtenaren op be-
hoorlijke wijze geregeld; wellicht niet afdoende, doch
daar is de
tijd,
die daarin vermoedelijk wel verbetering
zal brengen. Het
zijn
deze Rijksregelingen, die door
Dr. A. 0. Holwerda in genoemd artikel voor, werk-
gevers aan een onderzoek worden onderworpen.
Het idaliditeitspensioen, zooals de wet dit kent,
wordt door hem het eerst in beschouwing genomen.
Bij een goede regeling, aldus de heer Holwerda, zal
blijken do waargenomen irivaliditeit gering te zijn,
doordat veelal in’validen nog wel in staat blijken bij
den werkgever passenden arbeid te verrichten, terwijl
de overblijvende invaliditeitsgevallen meer bij een
zi.ekteregeling dan bij een pensioenregeling thuis be-
hoo ren.
In plaats van het weduwenpensioen, zooals de wet
dit keht, wordt in overweging gegeven, het personeel
hij overlijden te verzekeren voor een kapitaaluitkee-
ring, met het doel, om door middel van dit kapitaal
de weduwen in den eersten tijd na het overlijden van
den echtgeno.ot te steunen en dus haar in de gelegen-
heid te stellen zonder dadelijke finantieele zorgen
productieven arbeid te zoeken.
Hiertegen kan worden opgemerkt, dat de ervaring
bij de gemeente Amsterdam leert, dat het aantal inva-
liden, die in dienst der gemeente blijven, doordat
andere voor hen passende arbeid is gevonden, gering
is. In den beginne, toen er nog weinig invaliden
waren, gelukte ‘het nu en dan een invalide
bij
den-
zelf den of een anderen tak van Gemeentedienst onder
te brengen, dit werd, hoe meer invaliden er kwamen,
hoe langer hoe moeilijker. De opmerking, dat er ge-
vallen van invalijditeit zijn, die meer in een ziekte-
regeling dan in een pensioenregeling thuis behooren,
moge wellicht juist zijn, deze ziekteregelingen bestaan
nog niet en geven dan in clie gevallen geen vermin-
dering van lasten. Eindelijk is het zeeken van pro-
ductieven arbeid voor de weduwen in vele gevallen
niet uitvoerbaar, men denke slechts aan de gevallen,
dat een weduwe veel kleine kinderen heeft, ziekelijk
of oud is.
Intusschen, wanneer de middelen niet veroorloven
een complete regeling op den voet der Rijkswetten,
kan men allicht beginnen met het verleenen van aan-
spraak op ouderdo’mspensioen en een uitkeering in
eens bij overlijden. De heer Kok stelt zich in zijn
brochure ,,Pensioenregeling en Pensioenfondsen voor
personeel in dienst van particuliere werkgevers” op
een geheel ander standpunt.
Het
zijn
niet de hooge kosten, maar de bepalingen
der Rijksregeling zelf, die hem nopen den werkgever
te adviseeren, die rij’ksregeling te verlaten. De Rijks-
wetgever, aldus de heer Kok, zou verstandig doen,
door bij herziening van de pensioenwetgeving en bij
samenstelling van de arbeidersverzekeringswetten nota
te nemen van de ervaring, in het particuliere verzeke-
ringsbedrijf opgedaan. De pensioenregelingen voor
het personeel in Rijks- of Gemeentedienst zijn izeer
gecompliceerd. Behalve de sterftekans,
zijn
daarin ge-
disconteerd allerlei onzekere factoren, die elke verze-
keringsinstelling, die hare zaken goed technisch be-
heert, zooveel mogelijk uit hare grondslagen elimi-
neert. Zoo berust de pensioenverzekeriug voor de
Staats- en Gemeenteambtenaren behalve op sterfte-
en iuvaliditeitskansen, op de kansen van ontslag
zonder pensioen, op de kansen van verhooging van het
tractement, op de kans, dat de invaliditeit al of niet
een gevolg is van een ongeval. Goed ingerichte verze-
keringsondernemingen leggen zich er op toe om verze-
keringsvormen te bedenken, die zoo eenvoudig moge-
lijk zijn (gebaseerd op sterftekansen alleen of gecom-
bineerd met invaliditeitskansen), zooals uitkeering
van een constant pensioen of een pensioen, dat jaar-
lijks met een zeker percentage toeneemt, ingaande
over een bepaald aantal jaren of
bij
vroeger intre-
dende invaliditeit. Ook kapitaaisverzekeringen komen
veelvuldig voor, zooals uitkeering van een kapitaal
bij overlijden of gemengde verzekeringen.
Ten aanzien van deze beweringen zij opgemerkt, dat
het sluiten van kapitaalsverzekerin.gen in dezen onge-wenscht is. Aan personen, die gewoon waren geregeld
een bedrag te ontvangen om in hun onderhoud en
dat der hunnen te voorzien, bij invaliditeit of ouder-
dom in plaats van pensioen een som in eens ter hand
te stellen en eveneens aan weduwen, als zij haar ver-
zorger verloren hebben, om daarmede verder in haar
levensonderhoud te voorzien, is m.i. zeer af te raden.
Verder schijnt het mij moeilijk het rekbare begrip
,,invaliditeit” z66 te preciseeren, dat botsingen tus-
schen werkgevers en werknemers aan den eenen kant en verzekeringsmaatschappijen aan den anderen kant
kunnen vermeden worden. Het zal den lezer der
brochure wel zijn opgevallen, dat de heer Kok, die zoo
hevig gekant is •tegen het opnemen van onzekere
kansen in de verzekering, daaronder de invaliditeits-
kansen niet rekent, doch deze nu en dan in één adem
met de sterftekansen noemt. Vermoedelijk vindt dit
zijn oorzaak hiçrin, dat hij met mij van meening is,
dat de verzekering bij invaliditeit in een behoorlijke
pensioenregeling niet mag ontbreken.
Zonder twijfel bevatten de pensioenwetten ingewik-
kelde bepalingen en ook zulke, die onbillijk werken.
Afgezien daarvan, dat de ingewikkelde bepalingen
voor een deel een gevolg zijn van toestanden, ‘die zicih
bij personeel van een werkgever niet of slechts in
mindere mate zullen voordoen, is de Staatscommissie inzake het Burgerlijk Pensioenwezen in het leven ge-
roepen, om te trachten die bepalingen te ‘herzien en
die wetten eenvoudiger en overzichtelijker te maken.
Wa’nneer echter de heer Kok het ingewikkelde der
pensioenwetten motiveert door er op te wijzen, dat
die verzekeringen berusten, behalve op sterfte- en
13 November .1918
ECONOMISCH-STATIStISCHE BERICHTEN
.
1007
invaliditeitekansen, op de kansen van ontslag zonder
pensioen, op de kansen van tverhooging van het trac-
tement, dan worden hier twee zaken verward en wel
de pensioenbepalingen aan den eenen kant en de’.wijze
van het berekenen van de lasten en baten aan den
anderen kant. Zonder twijfel zijn deze grootheden aan
sterke schommelingen onderhevig en houden de ver-
zekeringsmaatschappijen bij het bedenke,n van hare
verzekeringsvormen en het vaststellen van ‘hare tarie-
ven met die groothed.en geen rekening. Maar juist
daarom zijn die verzekeringsvormen ‘voor het verze-
keren door den werkgever van
zijn
personeel niet
geschikt.
Beginnen
wij
eerst met na te gaan de gevolgen van
de omstandigheid, dat de Verzekeringsmaatschappijen
geen rekening ‘houden met de ‘kansen . vn ontslag
d.w.z. met die gevallen, waarin deelnemers niet wegens
invaliditeit of ouderdom worden ontslagen. In die
gevallen komt de verzekeringsmaatschappij den verze-
.kerde tegemoet. De werknemers kunnen de verzeke-
ring op eigen kosten voortzetten. Dit zal echter zelden
geschieden. Soms kunnen de verzekeringen worden
afgekocht. Dit geeft echter voor de verzekerden een
groot verlies. Soms k’an een vrije polis worden ver-
strekt; •ook dit gaat voor de veiizekerden met verlies gepaard. Bedenkt men nu, dat bij vele wekgevers het
verloop onder het personeel .groot is, zelfs me, – dat
slechts een gering percentage der verzekeringen effect
heeft, dan blijkt, dat het afsluiten van pensioenver-
zekeringen door de werkgevers voor ‘het personeel bij
een verzekeringsmaatschappij met meer of minder
groot verlies gepaasd gaat. Het schijnt eindelijk
vreemd, dat de heer Kok, die meent te moeten opmer-
ken, dat mede ten gevolge van de tij dsomstandigheden
de kans zeer groot is, dat het aantal mutatiën onder
het personeel belangrijk zal gewijzigd worden, zonder
schroom den werkgevers adviseert, voor het verze-
keren van hun personeel tzich aan een verzekerings-
maatschappij te binden.
Gaan wij thans over tot ‘het nagaan van de gevolgen
van het feit, dat de verzekeringsmaatschappijen geen
tarieven voor pensioenverzekering hebben, waarbij het
pensioen is bepaald op een van te voren bepaald deel
van het salaris bij pensionneering. Wanneer men
heeft afgesloten verzekeringen tot uitkeering van een
constant pensioen, dan zullen geleidelijk de verze-
kerde pensioenen te klein worden in ver;houding tot
liet genoten salaris. De werkgever is dan verplicht
voor de betrokkenen aanvullingspensioenen te ver-
zekeren tegen voortdurend stijgende premiën. Ten
einde, aan dit bezwaar tegemoet te komen, geeft de
heer Kok vermoedelijk in overweging pensioenen te
verzekeren tot bedragen, die jaarlijks met een zeker
percentage toenemen. Hoe hoog dit percentage moet
zijn, wordt echter niet aangegeven en kan niet worden
aangegeven, omdat de verhoog.ingen der salarissen
individueel sterk uiteenloopen. Het gevolg hiervan
kan niet anders ‘zijn dan dat voor sommigen te groots
en voor anderen te kleine pensioenen worden verze-
kerd. In ‘het laatste geval zal men zich weer met aan-
vullingspensioenen moeten behelpen. Bij het verzeke-
ren van weduwen- en weezenpensioenen ‘bij een levens-
verzekeringsmaatschappij komt men nog voor meer
moeilijkheden te staan. Telkens als er verandering
in het gezin komt, als geboorte van kinderen, over-
lijden der echtgenoote of kinderen, het trouwen, zul-
len de verzekeringen moeten worden aangevuld,
geroyeerçl of nieuwe, tegen soms beawarende voor-
waarden, moeten worden gesloten.
Uit dit alles blijkt o.i. voldoende, dat de door den
heer Kok aangegeven ,,eenvoudige” venzekeringsvor-
men voer de werkgevers tot ‘het verzekeren van hun
personeel in.geval van .invaliditeit, ‘ouderdom en over-
lijden, in werkelijkheid zeer gecompliceerd zullen wor-
den, tot teleurstelling zullen voeren en den werkgevers
meer of minder .groote verliezen zullen berekkenen.
De les, die aan den Rijkswetgev’er wordt gegeven, t.w.
dat deze verstandig zou doen
bij
herzining der pen-
sioenwetgeving nota te nemen van ‘de ervaring, in
het particuliere’verzekeringsbedrij’f opgedaan, zal dus weinig effect kunnen hebben.
Zien wij derhalve, dat aan het verzekeren doör een
werkgever van zijn personeel bij een levçnsverzeke-
rin’gsmaatsc’happij groote bezwaren zijn verbonden,
aan den anderen kant mag niet worden nagelaten op
te merken, dat alleen dan door werkgevers tot ‘het
oprichten van een fonds mag worden overgegaan,
indien het op solide basis rust.
De heer Kok, ‘die in genoemde brochure het oprich-
ten van een fonds uit den booze acht, indien het
betreft werkgevers met minder dan 1000 beambten,
gaat naar mijn meening veel te ver.
• Landré merkt in
zijn
bekend werk ,,Mathematisohe-
Technische Kapitel zur Lebensversicherung” op, dat het kleinste aantal, waarmede een Maatschappij kan
beginnen tot het verzekeren van kapitaal bij overlijden,
tamelijk willekeurig is en dat een getal van 500 in
li’et algemeen als minimum wordt aangenomen. Het
betreft dan echter Kapitaalsverzekeringen bij over-
lijden door een verzekeiingsmaatsohapij, die op haar
eigen beenen staat.
Bij
een werkgeversfonds ‘betref.t
het uitkeeringen van pensioen ‘bij leven (ouderdoms-
en invaliditeitspensioenen) al of niet gecombineerd
met uitkeerin’gen van pensioenen bij overlijden (wedu-
wen- en weezenpensioenen), terwijl dan de werkgever
nog achter het fonds staat.
Terwijl bij een kleine verzekeringsmaatschappij tot
uitkeeriug bij overlijden eenige meerdere sterfge-
vallen spoedig na de oprichting groot ongerief kun-
nen veroorzaken, zal een afwijking der sterf te van de
verwachte bij een fonds tot uitkeering van pensioenen
spoedig na de oprichting minder moeilijkheden ople-
veren.
De opmerking van den heer Kok, dat het risico
bij verzekeringsmaatschappijen meer verdeeld is, om-
dat zij verzekeringen afsluiten bij leven, waarbij een grootere sterfte dan aangenomen voordeel is voor de
Maatschappij en tevens verzekeringen bij overlijden,
waarbij een grootere sterfte nadeelig is voor de Maat-
schappij, ‘geldt niet bij fondsen, die zowel pensioen
verleenen aan de ‘beambten zelf als ‘aan hunne
weduwen en weezen. Daarbij komt nog, dat bij ‘die
fondsen dezelfde personen zijn verzekerd zoowel bij
leven als bij overlijden, hetgeen bij verzekerings-
maatschappijen niet altijd het geval is. Het verschil
in sterfte .tusschen verzekerden bij leven en verzeker-
‘den bij overlijden bij een levensverzekeringsmaat-.
schappij is zoo groo’t ‘gebleken, dat vele maatschappijen
voor de verzekeringen bij leven een andere sterftetafel
bezi,gen dan voor die bij ‘overlijden. In verband hier-
mede ‘mag worden gevraagd of de sterftetafel, die de
Maatschappijen hebben gekozen voor hare indivi-
dueele verzekeringen bij leven, wel geschikt zijn, voor
werkgevers voor de verzekering van hun personeel
voor een (invaliditeits- en) ouderdcmspensioen.
Bij een fonds, .dat slechts pensioeh verleent aan de
beambten zelf en niet aan hunne weduwen en weezen
en waar derhalve bij een geringere sterfte dan aange-
nomen is geen ‘voordeel voor het fonds tegenover staat,
is te verwachten, dat het verlies uit dien hoofde voor
het fonds niet z66 groot zal zijn, dat het niet, telkens
nadat de wetenschappelijke balans van het fonds is
opgemaakt, zoo noodig te ‘dekken is. Het zijn hier toch
niet de sterftekansen, doch de levenskansen, die recht-
‘streeks op den stand van het fonds invloed uitoefenen.
‘Is bijv. de werkelijke ‘sterftekans 20 pOt. lager ‘dan is
aangegeven en ‘bedraagt deze laatste 1 pOt., ‘dan stijgt daardoor de levenskans van 99 pOt. tot 99,2 pOt.
De bewering, welke ten aanzien der belegging in
die brochure voorkoni,t, dat naar rato de rverdeeling
van het risico der geldbeleggingen bij ‘kleinere pen-
sioenfondsen niet zoo goed is als bij groote, .tedh.njsch
goed beheerde levensverzekeringsinaatschappijen en
dat de laatste ‘hare miljoenen zoodanig kunnen be-
1008
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
leggen, dat het totale verlies in verhouding tot het
totale bedrag slechts gering is, zullen wel niet allen
als juist erkennen. Het wil mij voorkomen, dat het
slechts behoeven beleggen van betrekkelijk kleine
kapitalen een voordeel is, wanneer men zich beperkt
tot die beleggingen, welke als de meest solide worden
beschouwd en waarbij mag worden aangenomen, dat
de debi.teuren steeds aan hunne verplichtingen ten
aanzien van rente en aflossingen zullen voldoen. Dan
toch kunnen de beleggingen
althans
bij benadering,
zoo worden gekozen, dat renten en aflossingen steeds
voldoende zullen zijn om de pensioenen uit te keeren.
ilet risico van daling van fondsen zal dan zoo goed
als geen invloed uitoefenen op de stabiliteit van het
fonds.
Eindelijk zij opgemerkt, dat bij een eigen fonds
groote
vrijheid
bestaat in twijfelachtige gevallen van
invaliditeit. Het kan gebeuren, dat in die gevallen
van de
zijde
der verzekeringsmaatschappijen invalidi-
teit niet aanwezig wordt geacht, terwijl het in hooge
mate gewenscht is, dat de werknemer den dienst ver-
]aat. Niet dus om penioenen uit te keeren, waar het
niet noodig is en dus gratificaties uit het fonds te
verleenen, waarvoor het niet is ingesteld, doch om in
(lie gevallen van alle moeilijkheden af te zijn.
Ter toelichting, dat bij een eigen fonds de pensioen-
zaken coulanter kunnen worden behandeld dan wan-
neer deze aan anderen zijn overgedragen, moge wor-
den gewezen op de afdoening van de pensioenzaken
der gemeenteambtenaren v66r 1 October 1913, toen
deze bij de gemeentebesturen berustte en die na
1 October 1913, toen ze werd overgebracht naar het
Ministerie van Financiën.
Dr. B.
TURKSMA.
MEDEDEELINGEN iNZAKE HET FINANCIEEL
BELEID DER REGEERING.
In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig
Verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
over het iste Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het
dieristjaar 1919, geeft de nieuw opgetreden Regee-
ring eene uiteenzetting ten aanzien van de finan-
cicele politiek.
Wij
ontleenen het navolgende:
,,Eerst wanneer eene eindafrekening van de crisis-
uitgaven en -ontvangsten kan worden opgemaakt, zal
het oogeublik gekomen zijn om te beslissen of en –
zoo ja – in hoeverre een heffing in eens eene plaats
zal moeten innemen onder de middelen, welke tot del-
ging ‘van de uit de crisis voortgesproten sehuld zullen
worden aangewend.
,,Uit den aard der zaak zal de hierna volgende uit-
een zetting zich tot de hoofdlijnen beperken. De nadere
uitwerking van de gevormde plannen
blijft
ter bespre-
king beter voorbehouden tot de behandeling van de
wetsontwerpen, waarin die plannen zijn belidhaamd.
,,Bij het ontwerpen van het financieele program
moest in de eerste plaats naar nieuwe middelen wor-
den gezocht ‘voor het in de jongste Millioenennota ge-
raamde tekort op den gewonen dienst voor 1919
van …………………………
f
33.500.000
Hierbij komen de kosten van toeken-
–
ning, met ingang van 1 Januari 1919,
van de volle salarisverhooging aan de
burgerlijke en militaire landsdienaren,
te stellen op
………………….,,
6.700.000
benevens hetgeen de verbetering der
onderwijzerssalarissen, ingevolge de wet
van 23 Februari 1918
(Staatsbiad
no.
147), meer vordert dan het daarvoor
uitgetrokken bedrag van
f
5.000.000
zijnde
……………………….,,
650.000
samen……
f
40.850.000
of, in aanmerking genomen, dat de twee nieuwe De-
partementen eenige stijging van uitgaven zullen
niedebreugen, rond
…………….
f 41.000.000
Voorts is in de naaste toekomst reke-
ning te houden met:
de kosten van de uitvoering van arti-
kel 192 der Grondwet en die van de
sociale verzekering. Hoewel het op dit
oogen’blik nog n.iet mogelijk is eene
nauwkeurige becijfering dezer kosten
te geven, zou voor een en ander voor
1919 een bedrag kunnen gesteld wor-
den van ………… . …………. ,, 21.000.000
de, in verband met de voorgenomen
uitgifte eener nieuwe Staatsleening,
noodzakelijke versterking der inkom-
sten van het Leeningfonds ten beloope
van …………………………,, 8.000.000
zoodat, ter bestrijding van ‘de meest
dringende behoeften, zal benoodi.gd
zijn …… ……………………
f
70.000.000
,,De Regeering
twijfelt
er niet aan, dat de Staten-
Generaal bereid zullen zijn mede te werken tot eene
spoedige behandeling van de wetsontwerpen, welke
herstel en handhaving van het budgetair evenwicht
heoogen.
,,Met betrekking tot de wijze, waarop in het hier-
boven becijferde bedrag van
f
70.000.000 zou
zijn
te
voorzien, zij ‘het ‘volgende aangeteekend.
,,In -de inkomsten- en vermogensbelastingen zullen
wijzigingen worden voorgesteld, die, naar raming,
eene hoogere bate nullen opleveren
van pl.m………………
……..
f
35.000.000
waarvan echter voor 1919 slechts %
beschikbaar zal zijn of pl.m . ……..
f
24.000.000
Voorgesteld zal worden het ,,suiker- fonds” te liquideeren, wat beschikbaar
zal stellen pl.m. ………………..
,, 16.500.000
De voorgestelde effectenbelasting zal
naar raming f 3,6
millioen kunnen op-
brengen, waarvan voor 1919 % of . . .
,, 2.300.000
Uit herschattingen voor de personeele
belasting en uit wijziging van die be-
lasting ……………………….
2.500.000
De voorgestelde plaatakaartenbelas- ting
…………………………
2.000.000
Verdubbeling van het quitantiezegel
,,
1.500.000
Verhooging van den accijns op het
gedistilleerd
………………….
1.750.000
Eene herziening van de verdedigings-
belastingen, zoodat gedurende 4 jaar
hieruit een bedrag kan ‘worden geraamd
van
f
35.000.000 per jaar, waarvan ten
behoeve van het Leeningfonds geno-
men kan worden ………………,, 8.000.000
Uit een en ander zal in totaal verkre-
gen worden ……………………
f
58.550.000
,,Voor het ontbrekende meent de Minister van
Financiën, op het voetspoor van hetgeen zijn ambts-
voorganger aanvoerde in de Memorie van Antwoord
betreffende het wetsontwerp op de grondbelasting,
voorshands te mogen rekenen op de meerdere op-
brengst, welke uit onderscheidene middelen mag ver-
wacht worden, terwijl er overigens in de bestaande
omstandigheden voor éénrnaal in berust moet worden,
dat de begrooting niet geheel sluit.
,,Het spreekt van zelf, dat verdere maatregelen tot
versterking van ‘s Rijks inkomsten onverwijld dienen
voorbereid te worden.
,,Het staat bovendien wel vast, dat, ook bij de ver-
eischte zuinigheid, eene verdere stijging der uitgaven
vooral- op sociaal gebied niet zal te ontgaan zijn.
‘De i1inister van Financiën heeft dan ook niet
nagelaten tot voorbereiding van verschillende belas-
tingvoorstellen de noodige opdracht te geven. Hierbij
is uitgegaan van het standpunt, dat voorshands de
verder benoodigde. middelen in hoofdzaak aan de
indirecte belastingen ontleend zullen moeten worden.
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1009
Dc Regeering is van nieening, dat, na cle afwerking van het hierboven uiteengezette program en met het
oog op de heffing van de verdedigingsbelastingen en
cene wijziging der grondbelasting, de grens is bereikt,
waarboven de directe belastingen niet kunnen opge-
voerd worden zonder het algemeen belang ernstig te
schaden.
,,Wat de Verdedigingsbelastingen aangaat, zij voor-
eerst in herinnering gebracht, dat de termijn, waar-
voor
.
de heffing dier belastinge.n is toegestaan, met
1 Mei 191 9 afloopt. De Regeering is voornemens de tijdige indiening te bevorderen van een wetsontwerp,
lietwelk strekt tot verlenging van den duur dezer
belastingen met vier jaren, derhalve tot 1 Mei 1923.
Daarbij zal tevens worden voorgesteld de tarieven te
herzien. Deze herziening is in de eerste plaats nood-
zakelijk in verband met de belangrijke verhdoging van
cle Inkomsten- en Vermogensbelastinigen,
welke,
gelijk
gezegd, in de bedoeling ligt. Zij is voorts wensohelij.k
ten einde den last meer naar draagkracht te doen
drukken. Uit de gewijzigde tarieven zal, naar verwach-
ting, een bedrag van
f
35 millioen worden verkregen tegen ongeveer
f
50 millioen volgens de thans gel-
dende wetten.
,,De opbrengst der verdedigingsbelasti.ngen zou,
evenals tot dusver, onder de algemeene middelen zijn
op te nemen als ontvangsten van den crisisdienst.
Daartegenover zou ten laste van dien dienst zijn te
brengen eene uitkeering aan het Leenlngfonds ten
heloope van het hierboven genoemde bedrag van
f 8
millioen of van zooveel meer ôf minder als noodig
zal blijken om de uitgaven ten laste van liet fonds,
met inbegrip van het onder die uitgaven op te nemen
deel der kosten van de eerlang te sluiten leening, te
bestrijden. Het meerdere zal strekken tot rechtstreek-
sohe dekking van crisisuitgaven of, wanneer die uit-gaven niet langer noodig zijn, tot versterking van de efiossing der crisisleeningen.
,,Omtrent de heffing van oorlcigswinstbelasting en
het desbetreffende wetsontwerp, zou de Regeering
haar oordeel willen voorbehouden in afwachting van
de resultaten van een onderzoek.
,,De Regeering kan zich niet vereenigen met de door
den vorigeli Minister van Financiën in uitzicht ge-
stelde nalatenschapsbelasting en belasting van de
waardevernieerdering van onroerend goed. Wat de
eerste betreft meent zij, dat, afgescheiden van andere
overwegende bezwaren, welke zich tegen de uitvoering
van het geopperde plan verzetten, het geene aanbeve-
ling kan verdienen aan de successiebelasti.ng, die eerst
onlangs sterk werd verhoogd, opnieuw belangrijke
baten te ontieenen.
,,Ten opzichte van de belasting van de waardever-
meerdering van onroerend goed, zij aangevoerd, dat
(leze heffing, naar het oordeel der Regeering, in hooge
mate eenzijdig en derhalve onbillijk zou drukken. Het
valt niet in te zien, waarom uitsluitend de waardever-meerdering van het onroerend goed zou zijn te treffen
en de overige bestanddeelen van het vermogen buiten
aanmerking zouden zijn te laten.
,,Voor beide plannen geldt, dat zij beoogden midde-
len te verkrijgen tot versterking van de delging der
crisissc1rnld. De Regeering meent, dat ten aanzien van
de vraag of en op welke wijze tot die versterking zal
zijn te besluiten, het tijdstip voor het nemen eener
beslissing eerst gekomen zal zijn wanneer de omstan-
digheden toelaten een eindafrekening van de crisis-
ontvangsten en -uitgaven samen te stellen en een
meer gevestigde toestand zal zijn ingetreden. In af-wachting van dat tijdstip acht zij het weuscheljk en
oirbaar het nadeelig saldo van den crisisdienst uit
leeninggeld te dekken. Dan ook zal zijn te beslissen
omtrent de heffing eener belasting op den aanwas van
groote vermogens en inkomens. De Minister vai
Financiën wil intusschen niet nalaten als zijne mee-niug kenbaar te maken, dat eene zoodanige heffing,
mits zij niet te hoog worde opgevoerd, wenschelijk kan
blijken ter bespoediging van de aflossing der crisis-
leeningen. Hij is dan ook voornemens eene regeling
in dezen zin voor te bereiden.
,,De Regeering is, in aansluiting aan het hierboven
opgemerkte, van oordeel, dat de invoering van fiscale
monopolies in het algemeen geene aanbeveling ver-
dient. Monopoliseering dient beperkt te wonden tot
die bedrijven, welke naar hun aard in aanmerking
komen voor exploitatie van Staatswege. Zij acht deze
beperking noodzakelijk ten einde particuliere energie
en initiatief niet te verzwakken. Is de zooeven om-
schreven voorwaarde vervuld, dan kan er in beginsel
geen bezwaar tegen bestaan uit het Staatsmonopolie
winsten, ter versterking van ‘s
Rijks
schatkist, te trek-
ken. Het geldt hier eene vraag van practische politiek,
waaromtrent in elk bijzonder geval nadr zal zijn te
beslissen. Als voorbeeld van een bedrjf, dat voot
monopoliseering in aanmerking komt, kan genoemd
worden de opwekking en levering van electrieiteit.
Omtrent de instelling van een Rijkseleetriciteits-
monopolie wordt een onderzoek voorbereid.
,,Plannen tot nationalisatie van den grond of tot
an.rtuleering van de Staatsschuld worden door de
Regeeriug niet iii overweging genomen. Daarentegen
heeft zij ei geen bezwaar tegen, in daarvoor in aan-
merking komende gevallen, de productiv.iteit te be-vorderen en de particuliere energie te steunen op dc
wijze, als ten aanzien van het hoogovenbedrijf ge-
schiedde.”
AANTEEKENINGEN.
P
r o g r e s s i e in zalce belastingen
en verplichte deelneming in lee-
n
i n. g e n. –
In het V.V. betreffende het nieuwe lee-
ningsontwerp is terecht de aandacht gevestigd op de
onjuiste uitwerking van liet voorgestelde tarief.
Het middel ter voorkoming der gewraakte resultaten
ligt voor de hand. Men keore terug tot het stelsel,
door Minister Pierson ingevoerd bij zijn Vermogens-
en Bedrjfsbelastingen, t.w. toepassing van het hoo-
gere percentage niet op de totaalsom, maar alleen op
de som, waarmee de voorgaande ]agere rubriek wordt
overtroffen, b.v.
f 10.000
tot
f
20.000 5 pOt.,
f
20.000
tot
f
35.000 niet 10 pOt. over de geheele som, doch
5 pOt. over
f 20.000
en 10 pOt. slechts over het
meerdere dan
f 20.000.
Natuurlijk, dat dan echter het tarief in zijn geheel een wijziging moet ondergaan om hetzelfde eind-
resultaat te verkrijgen. G. M.
BoIssEvAIw.
Arbeidsbemiddeling door de Gemeen-
te-Arbeidsbeurs te Amsterdam. –
Aan
het verslag dezer instelling over het jaar 1917 ont-
leenen wij: –
Hoewel de arbeidsbemiddeling in het verslagjaar weder-
om in belangstelling won, en dientengevolge vooral in
gehaltè vorderingen maakte, ondervond ze steeds meer
de eigenaardige moeilijkheden als gevolg van de tijds-
omstandigheden. Aan de eene zijde was de steeds groo-
ter wordende werkloosheid oorzaak, dat het arbeids-
aanbod verre de vraag overtrof, zoodat er weinig
plaatsingen tot stand konden worden gebracht, aan
den anderen kant was er in sommige vakken nog
stéeds een tekort aan arbeidskrachten. Dit leidde dan
wel tot vraag, maar niet tot veel plaatsing, terwijl bij
de nog voorkomende plaatsingen niet zelden door de
Arbeidsbeurs moest worden verklaard, dat zij voor de
bekwaamheden der gezonden candidaten niet genoeg-
zaam kon instaan. De beste krachten wisselden
niet van plaats, ze werden vastgehouden of gingen
naar een anderen werkgever over, zonder dat ze zich
op de arbeidsmarkt aanboden. Verschillende afdeelin-
gen zouden met betrekking tot de hier bedoelde vak-
ken bij een normaal aanbod van werknemers veel meer
plaatsingen hebben kunnen tot stand brengen dan
th ans.
1010
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
Het jaar 1917 is voor de uitkomsten der arbeidsbe-
middeling in het algemeen niet zoo gunstig geweest
als eenige voorafgaande jaren. Niet alleen, dat die
bemiddeling in omvang is afgenomen, maar de ont-
wikkeling der arbeidsbemiddeling in de richting der
vakbemiddeling en in den vorm van het oprichten van
nieuwe vakkundig geleide bemiddelingsafdeelingen
heeft niet in het gewenschte tempo kunnen plaats
vinden.
De bemiddeling – voor handels- en kantoorbedienden
is
•
vrijwel onveranderd gebleven, hoewel de wensche
lijkheid tot reorganisatie dezer speciale bemiddeling
wel
•
werd gevoeld. De groote schaarschte aan god
personeel in dit vak was echter oorzaak, dat van po-
gingen tot grondige herziening der organisatie dezer
bemiddeling nog werd afgezien. Gedurende het ver-
slagjaar trad de bemiddeling voor een onderdeel van
dit vak, n.l. die voor handelsreizigers, op den voor-
grond als gevolg van de omstandigheid, dat de Rijks-
bemoeiing op arbeidsbemiddelingsgebied bezig was de
handeisreizigers en mogelijk later ook de kantoorbe-
dienden binnen de sfeer harer bemoeiing te trekken
Hetzelfde was het geval met de Arbeidsbemiddeling
voor de binnenscheepvaart, die tot nog toe van weinig
of geen beteekenis was, doch die uithoofde van de
belangstelling er voor van de zijde der Vereeniging
van Nederlandsche Arbeidsbeurzen en van de bemoeid
ing van andere arbeidsbeurzen meerdere aandacht
vorderde. Op het einde van 1917 waren de eerste stap-
pen in de richting van oprichting eener afzonderlijke
bemiddelingsafdeeling voor dit vak reeds gedaan. Op
medewerking van patroons- en werkliedenvereenigin-
gen ble’k wel te mogen worden gerekend.
De Commissie van advies in zake de oprichting eener
Gemeente-arbeidsbeurs voor het Havenbedrijf, over
welker instelling in het vorige jaarverslag gesproken
werd, heeft in 1917 haar taak nog niet volbracht.
In 1917 werden besprekingen gevoerd met verschil-
lende organisaties van werknemers op verplegingsge-
bied over eventueele plannen tot oprichting eener
bemiddelingsafdeeling voor verplegenden. . De be!
hoefte aan een centrale verpleegsters- en verplegers-
placeering werd wel door onderscheidene deskundigen
uitgesproken, maar de moeilijkheden eener gemeente-
lijke bemiddeling op dit gebied naast de Vrij krachtigé
particuliere placeering werden niet onderschat. Einde
1917 waren de voorbereidingen tot deze aangelegen-
heid nog niet in een zoodanig stadium getreden, dat
een nader perspectief kan worden geopend.
Vergelijking met de jaartotalen van 1918 leert, dat
het aantal aanbiedingen met 12013 is vermeerderd,
het aantal aanvragen met 6083 en het aantal plaat-
singen mét 347 is verminderd.
De vermeerdering resp. vermindering, in percenten
uitgedrukt, van 1916 tegenover 1915 en die van 1917
tegenover 1916 afzonderlijk voor de mannen- en vrou-
wenafdeeling bedragen:
1915 op 1916
1916 op 1917
Mannen Vrouwen
Mannen Vrouwen
0
/0
0
/0
0
/0
0
/0
Aanb. v. werkzoekend…
+ 6,9
t
7,8 +
18,8
+ 7,9
Aanvragen v. werkgevers
+ 12,5
25,5 – 23,- – 26,5
Plaatsingen ……….
+ 18,2
22,7 – 19,2 + 7,-
Een toename der plaatsingen voor jeugdigen, zelfs
bij verminderd werkgeversaanbod, deed zich voor in
beide afdeelingen. In tegenstelling daarmede ver-
toonde het plaatsingscijfer voor de jeugdigen in 1916
een belangrijke daling. –
Het perceiatage dei voldane aanbiedingen van werk-
nemers bedroeg:
Totaal Mannen Vrouwen
Volwass. Jeugdigen
1911 . . . .
45,6
21,6
75,3
48,6
38,8
1912 . . . .
54,8
27,5
75,1
56,3
41,4
1913 . . . .
59,1
34,-
75,2
60,8
42,4
1914 . . .
45,6
25,6
66,3
.48,1
28,6
1915 . . . .
48,9
33,1
66,4
50,8
37,8
1916 . . . .
55,2
36,7
75,6
56,9
40,8
1917 . . . .
48,2
26,3
74,8
49
2
4
38,3
Het genoemde percentage is grooter voor de volwas-
senen dan voor de jeugdigen, wat te meer opvallend
is, daar de laatste jaren een toenemend gebrek aan
jeugdige krachten werd geconstateerd. Niet onwaar-
schijnlijk is het een gevolg van het feit, dat vele jon-
geren zich laten inschrijven, doch misschien den vol-
genden dag werk buiten de bemiddeling der Arbeids-
beurS om vinden en daarvan nooit iets aan de beurs
laten hooren. Voor de statistiek zijn dit werknemers-
aanbiedingen, die niet tot plaatsingen hebben geleid.
Belangrijk is ook, om na te gaan, hoeveel werkgevers-
aanvragen percentsgewijze voldaan konden worden.
In onderstaand overzicht is hetzelfde verschijnsel met
betrekking tot de volwassenen en de jeugdigen te con-
stateeren als bij het percentage der plaatsingen van
zich aanbiedende werknemers.
Totaal Mannen
Vrouwen Volwass. Jeugdigen
1911 . . . .
61,3
47,5
68,4
74,2
25,4
1912 . .. .
64,5
45,8
72,6
75,5
23,8
1913 . . . .
65,8
55,6
69,4
73,2
26,9
1914 . . . .
73,8
71,4
74,8
78,7
43,7
1915 . . . .
70,-
69,4
70,3
76,1
42,6
1916 . .. .
70,2
72,9
68,8
76,7
35,-
1917 . . . .
75,1
76,5
74,5 . 80,3
44,8
Het percentage der werkgeversaanvragen, waaraan
voldaan is, is in de jaren, dat de mannenafdeeling
vakkundig bemiddelt, vrij sterk gestegen.
D e W e b S B iii.
– Reeds eenige malen is in
deze kolommen het voornoemde stuk van wetgeving,
waarvan de officieele titel is ,,An act to promote
export trade and for other purposes” ter sprake
gebracht. Nog onlangs, toen in No. 147 behandeld
werd, hoe de Vereenigde Staten zich tijdens den oor-
leg tot een krachtiger economische expansie hebben
uitgerust. Op 10 April 1918 is de Webb Bill; die,
zooals de lezer zich herinneren zal, maatregelen wil
treffen om de bestaande trustwetgeving geen belem-
mering te doen zijn voor de ontwikkeling van den
nationalen export, wet geworden.
,,Oommerce Reorts” van 17 April j.l. bevat den
volledigen tekst; het mag van belang geacht worden
daarvan thans nog kennis te nemen. De wet begint
met een definitie te geven van het begrip export-
handel.
Art. 2 bepaalt, dat de bepalingen van de zooge-
naamde Sherman Anti-Trust Act, die handel en ver-
keer beschermt tegen onwettige beperkingen en me-
nopolies, d.d. 2 Juli 1890, niet als een verbod zullen
mogen – gelden voor eene aaneensluiting van onder-
nemers, uitsluitend tot stand gebracht met het oog-
merk den exporthandel te beoefenen, evenwel slechts
voor zoover door deze aaneensluiting niet de vrije
handel binnen dé Vereenigde Staten zelven beperkt
wordt of, het exportbedrijf van een binnenlandschen
concurrent door de bedoelde vereeniging in de vrije
uitoefening van het bedrijf beperkt wordt en ten
slotte voor zoover niet in het buitenland daden ver-
richt worden, die den prijs der door de combinatie
uitgevoerde goederen, binnen de Vereenigde Staten,
kunstmatig en opzettelijk opvoeren of drukken, of de
concurrentie in dat gebied klaarblijkelijk ‘doen ver-
minderen.
Het volgende ai-tikel van de wet verklaart, dat art.
7 van de zoogenaamde Clayton AntiTrust Act, d.d.
15 October 1914, die o.m. bedoelt uitbreiding te ge-
ven aan de voornoemde wet, niet zal mogen gelden
als een verbod zich ten deele of volstrekt in het bezit
te stellen an het aandeelenkapitaal eener onderne-
ming, die slechts ten doel heeft den uitvoerhandel te
beoefenen, evenzeer met voorbehoud der beperkingen
als hierboven genoemd. –
Bij art. 4 wordt geregeld, dat de Feder-al Trade
Commission Act van 26 September 1914, ook van toe-
passing zal
•
zijn op oneerlijke – concurrentie, gepleegd
tusschen degenen, die in den geest van de ,,Actto
promote export trade” dit bedrijf uitoefénen, zij het
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11
ook, dat de handelingen terzake buiten het rechtsge-
bied van de Vereenigde Staten gepl&gd zijn.
Volgens art. 5 moet iedere organisatie, die uit-
sluitend den exporthandel drijft, binnen 60 dagen na
aannemin.g der hier besproken wet, en iedere Orga-
nisatie, die met deze bedoeling in de toekomst zal
worden opgericht, binnen 30 dagen na de oprichting,
aan de Federal Trade Commission een verklaring
overleggen, waarin de namen en adressen zijn ver-
meld van het geheele personeel en van alle aandeel-
houders of deelnemers en onder overlegging der sta-
tuten, resp. dat hiernaar verwezen wordt, indien
hierop reeds bewilliging verkregen is. Op den len
Januari van elk jaar moet hetzelfde bericht, tot op
dien datum bijgewerkt, opnieuw worden overgelegd.
Overigens moeten door iedere organisatie alle
much-
tingen aangaande samenstelling, bedrijfsuitoefening,
leiding, ervaring, directie en betrekking tot andere organisaties, maatschappijen en particulieren, ver-
strekt worden, wanneer daarom door de voornoemde
commissie zal worden verzocht.
Iedere Organisatie, welke zich aan deze bepalingen
niet houdt, verliest de voordeelen bij art. 2 en 3, hier-
voren genoemd, gegeven en zal voor iedeien dag, dieji
zij hierdoor nalatig is, een boete van 100 dollar ver-
beuren. Indien de Federal Trade Commission van
meening is, dat het
bedrijf
van een export-organisatie
niet de beperkingen naleeft, die hiervoren ten aan-
zien harer bedrijfsvrijheid genoemd zijn, moet zij de
combinatie in kwestie, of ondergeschikten daarvan,
uitnoodigen om voor haar te verschijnen en zal zij een
onderzoek ter zake inleiden, naar aanleiding waar-
van zij bevoegd zal zijn voorstellen tot reorganisatie te doen, teneinde de inrichting en werkzaamheid der Organisatie in overeenstemming met de wet te bren-
gen. Indien het exportlichaam zich niet naar de aan-wijzingen der Commissie zal gedragen, zal deze het
door haar bevondene en voorgestelde aan den Procu-
reur-Generaal der Unie voorleggen ter nadere uit-
‘voering.
Aeekenin.gen in zake den eco-
nomischen toestandvanAusjralië.
– In de jongste aflevering der Economische Versla-
gen (12e jaarg., no. 5) leest men om. het navolgende,
pag. liOv.v.
Gaat men de laatste jaren van het economisch leven van Australië na, dan vindt men, dat het
eerste jaar van den wereidkrijg van minder slechten
invloed was dan de verschrikkelijke droogte, die het
grootste gedeelte van Australië teisterde. In stede
van onmeteljke hoeveelheden graan uit te voeren,
moest tarwe uit Canada en Argentinië worden geïm-porteerd. De uitvoer van wol leed evenzeer, doch de
abnormaal hooge prijzen van ,,erossbred”- en later ook
voor ,,merino”-wol, hebben eenigszins de minder uit-gevoerde hoeveelheid goedgemaakt. Het hooge prijs
niveau bleek ook aan den uitvoer van bevroren
vleesch ten goede te komen, ofschoon in aantal stuks
geslachte dieren en gewicht de droogte zich ten zeer-
ste had doen gevoelen. De zuivelindustrie werd uit den
aard der zaak zwaar getroffen, de uitvoer van kaas en
boter alleen werd op de helft teruggebracht.
lIet jaar 1915/16 zag eene algemeene herleving in den
landbouw. Het tekort aan scheepsruimte en het enor-
me voor uitvoer beschikbare surplus overtuigden zoo-
wel regeering als graanboeren, dat de eenige oplossing
van het moeilijke vraagstuk lag in de richting van
gouvernementseontrôle op het charteren van de be-
noodigde scheepsruimte, hetwelk de noodzakelijkheid
van regeeringstoezicht op den tarweoogst met zich
bracht.
De eenige critiek, tegen het Gouvernementsschexna
gericht, betrof in hoofdzaak de aan agenten toege-
kende remuneratie. De Regeeringstusschenkomst leid –
de er toe, dat ieder belanghebbende graanboer den
vastgostelden uniformen prijs voor zijn graan ver-
kreeg, onve
,
schillig of het al dan niet was of zou
worden veischeept.
De oogst van 1.915/16, zoomede die van 1916/17, werden
door het Britsche Gouvernement aangekocht tegen
den prijs van 4/9 per bushel, inderdaad een bevredi-
gende prijs, wanneer men in aanmerking neemt, dat
in vroegere jaren de graanboer met 2/6 h 3/- per
bushel genoegen nam.
1)
De uitvoer van wol en bevroren vleesch (rund-,
schapen- en lamsvleesch) kon zich in 1915/16 niet
zoo spoedig herstellen, ofschoon, wat wol betreft, de
prijzen in voortdurend opgaande beweging bleven.
Bevroren vleesch, boter en kaas wezen geene bevre-digende uitvoercijfers aan, in deze producten bleven
de nadeelige gevolgen van de droogte nawerken. Van
bevroren vleesch werd slechts 100.000 ton (in het
voorafgaande jaar 180.000 ton) geëxporteerd, een ver-
lies van bijna 4 millioen £, de uitvoer van boter en
kaas nam af tot 4730 ton ter waarde van £ 590.000,
tegen £ 768.000 in het voorafgaande jaar en £ 1.477.700
in 1913/14.
De prijs, door Groot-Brittannië en Ierland voor de
wol-,,clip” betaald, was 15/ d. per lb. voor vette wol,
welke prijs ca. 55 pCt. hooger was dan die van het
•onmiddellijk voorafgaande seizoen, en de totale koop-
prijs vertegenwoordigde eene som van £ 21.000.000.
Krachtens de gemaakte schikkingen ontvangt de
schapenhouder de voor zijne wol door ervaren en on-
afhankelijke beëedigde taxateurs bepaalde waarde,
minus een zeker percentage voor de finale afiekening,
en hij ontvangt 14 dagen na de taxatie zijn geld, on-verschillig of de wol al dan niet is verscheept.
Het Britsche Gouvernement heeft zich thans (Juni
1918) ten aanzien van de Australische regeering ver-
bonden om de wol-,,clips” van Australië aan te koo-
pen voor den duur van den oorlog en een jaar daarna
te beginnen op 1 Juli na het einde der vijandelijk-
heden. De prijs is 1534 d. per lb. voor vette wol en de
Australische wolprodueenten zullen tot een beloop van
50 pOt. deelen in eventueele winsten, die op den ver-koop van wol ten behoeve van andere dan Gouverne-mentsdoeleinden zullen gemaakt worden.
De mijnindustrie sloot het jaar 1915 met een totale
productie van £ 23.568.000 (1916 – £ 22.397.000),
waartoe de goudmijnen bijdroegen voor £ 8.270.000
(1916 – £ 7.075.000), zilver en lood voor £ 3.514.000
(1916 – £ 3.530.000), koper voor £ 3.036.000 (1916
– £ 4.625.000), tin voor £ 807.000 (1916 – £ 901.000),
zink voor £ 1.112.000, steenkool voor £ 4.118.000 (1916
– £ 4.278.000), ijzer voor £ 267.000, cokes voor
£ 313.000 en edelgesteenten voor £ 8.000.
De uitvoer van bevroren vleesch herleefde in 1916/17,
deze nam van £ 4.700.000 tot £ 5.800.000 toe. Wat
dezen uitvoer betreft, treden de regeeningen van de
onderscheidene Staten namens het Keizerljke Brit-
sche Gouvernement als koopers op tegen zekere vast-
gestelde fob-prijzen. De schikking is sedert 1915 in
werking en zal voortduren tot de derde maand na
den oorlog. Het systeem van gouvernementscontrôle
in den vleesehhandel breidt zich voortdurend uit tot
andere bevroren producten.
Dat de Australische nijverheid sedert 1910 ongetwij-feld is vooruitgegaan, ook tengevolge van de velerlei
omstandigheden, die den aanvoer van overzee zoo
zeer bemoeilijken,
blijkt
uit het navolgende overzicht,
uitgedrukt in £, voor zoover de
cijfers
niet het aan-
tal weergeven.
1910 1914
1915
Aantal fabri.ken
13.850 15.428
15.092
werklieden
287.000 332.000
321.000
Uitbetaalde bonen
23.871.000
34.104.000
33.211.000
Grondstoffen ……
72.796.000 99.789.000
102.776.000
Tot.productiewaarde
120.860.000 166.450.000
169.087.000
Waarde van land en
gebouwen
29.513.000 39.128.000
39.319.000
De machines enz.
28.977.000
41.445.000 42.277.000
1)
[Zie No. 131,
pag.
587.
–
lIed.]
1012
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
Men is in het algemeen geneigd Australië in hoofd-
zaak als een land voor landbouw en veehouderij te be-
schouwen, eene vergelijking van de cijfers der op-
brengst van nijverheid met die van landbouw en vee-
houderij, zuivel, boschbouw, visscherij en mijnindustrie
zal daarom cciie verrassing opleveren (in. duizend-
tallen £):
1903
1913
1914
1915
Nijverheid…………
36.637
61.586
62.922
62.883
Mijnwezen ……….
24.580
25.808
22.265
22.397
Landbouw…………
37.150
46.162
36.052
73.769
Veehouderij ……….
47.259
57.806
60.265
65.607
Zuivel, pluimvee enz..
15.045
20.341
21 562
21.156
Boschbouw en visseherij
4.286
6.338
6.419
5.777
Met een enkel woord. verdient de vestiging van het
hoogovenbedrijf en eene walsinrichting te Newcastle
(N. Z. W.) vermelding. De Broken Hill Proprietary
Co. Ltd., de grootste mijnbouwmaatschappij in Austra-
lië, richt er staalfabrieken op, waarin thans een
kapitaal van omstreeks
2i/
millioen £ is belegd. Oor-
spronkelijk opgericht voor het maken van rails, wordt
nu ook op groote schaal o. m. constructiestaal (b.v.
stalen platen voor den door de federale Regeering ter
hand genomen scheepsbouw) vervaardigd. Het ijzer-
erts wordt verkregen van Iron Knob in Zuid-Aijstra-
lië, kalk van N. Z. W., Tasmanië en Zuid-Australib
en cokes van de Newcastle (N. Z. W.)-steenkool.
In een land nl Australië, weiks ontwikkeling in
zekere ma.te van spoorwegaanleg afhankelijk is, was
de vestiging dezer industrie van het allergrootste be-
lang. Australië heeft zich thans niet alleen onafhan-
kelijic van het buitenland gemaakt, wat den invoer
van rails betreft, doch levert thans zelf aanzienlijke
voorraden aan Zuid-Afrika en ook aan het Vereenigd
Koninkrijk.
De Trans-Australische spoorweg, waarvan de aanleg
in September 1912 werd begonnen, is grootendeels
met Australisch staal gebouwd. Deze
lijn
verbindt het
Zuid-Australische spoorwegnet te Port Augusta met
dat van West-Australië te Kalgoorlie, een afstand van
1000 mijl en zoodoende is het mogelijk geworden om
•
per spoor door alle hoofdsteden van de Staten van
den Statenbond te reizen van Geraldton in West-
Australië naar Rockhampton in het Oosten.
De regeerung van den eilaudstaat Tasmanië besloot
tot het uitvoeren van het ,,Grootemeren-plan”, waar-
door die wateren gebruikt zullen worden voor het
leveren van electrischen stroom voor verlichtings- en
krachtdoeleinden.
De Federale regeering is overgegaan tot het oprich-
ten van eene Australische metaalbeurs, die het moge-
lijk maakt, de contrôle van de metaalindustrie in
Australische handn te houden en verder dient om
nationale en individueele belangen met elkander. in
overeenstemming te brengen.
INGEZONDEN STUKKEN.
ÖNZE STAATSLEENINGEN.
In No. 149 van dit weekblad betwijfelt Mi. Dr. Ant.
van Gijn of de door mij in No. 147 gegeven koersno-
teeringen van de Neci. Staa.tsobligaties en de pand-
brieven der Rotterdamsche en Nationale Hypotheek-
bank mij het recht geven fe concludeeren, dat de
staatsleeningen meer in. koers zijn gedaald dan deze
mndhrieven.
ik gaf de volgende koersnoteeringen:
Middenkoers
1912/1913:
334 pOt. Staatsleening…..
91,47
334 Rotterd. Hyp. BaaR
91,81
334 ,, Nation. Hyp. Bank
92,64
Een drietal fondsen du§ die, v66r de oorlogsieenin-
gen gesloten werden, ongeveer gelijk noteerden.
Daartegenover gaf ik de hutdige koersen van de
sedert gesloten oorlogsleen.iugen en van de beide
pandbrieven van het overeenkomstige rentetype:
Koers
15
October
1918: 4
pOt. Staatsleening
.
……..31
1
,4
4
Rotterd. flyp. Bank ..
9234
4
,, Nation. flyp. Bank ..
94
34
Eocrs 15 October 191.8:
434
pCt. Staatsleening ……87
41
,4 ,, Botterd. Uyp. Bank
901,4
434
Nation. Ilyp. Bank
98
Ik trok uit deze cijfers de volgende conclusie:
Vergelijkingen als deze zijn uiteraard slechts volledig,
,,wanneer men tevens de verschillen in aflossing en de vei
–
,,dere factoren van deze soort, die op den koers invloed
,,kunnen uitoefenen, in rekening brengt. Niettemin blijft
,,het feit bestaan, dat, gelijk deze cijfers doen zien, de
,,Staatsleeningen van 4 pot. en 41,4 pOt. meer dan 10 pOt.
,,beneden de Pandbrievea dci Rotterd. ]].ypoth. Bank zijn
,gedaald.”
Neen, zegt Mr. v. G., uwe vergelijking is volkomen
onzuiver; deze paudbrieven zijn in .de laatste
234
ii 3
jaar zoo sterk uitgeloot, dat bijv. het rendement van
de 4 pOt. Rott. Pandbrieven a 91 püt. even groot is
als van de 4 pOt. Staatsleening i 82 pOt. Van de ook in de vergadering van de Vereeniging voor de Staat-
huishoudkundc en de Statistiek geuite bewering, dat
de Staatsschuld lager staat dan de Pandbrieven, blijft
dus niet veel over.
1)
Voor een oogenblik aannemende, dat die rende-
ments-berekening juist ware, dan zou ik in de eerste
plaats willen vragen: Was in 1912/1913 de uitlotungs-
kans der Pandbrieven ook niet grooter dan die der
Staatsobligaties en stonden de koersen toen niettemin
volgens het gegeven staatje gelijk? Maar, in de tweede plaats, laten wij dien uitlotings-
factor eens aooveel mogelijk uitschakelen en laten wij
eens nemen het staatje der
434
pOt. leningen, waarop
de Pandbrieveu dicht bij pari ston.den en waarvan
het voordeel van uitiotung dus minimaal is; vo]gens
den geachten schrijver zoudeu dus de
434
pOt. Staats-
leening en de 434 pOt. Pandbrieven ongeveer gelijken
koers moeten hebben. De Staatsleening staat echter,
zoonis het staatje aanduid.t, ruim 10 pOt. lager; juist
zooals ik beweerde.
Trouwens, is het eigenlijk geen overbodigheid te
demonstreeren, dat een 4 pOt. fonds, dat in 1917 is
uitgegeven tot 97 en in 1918 op 8134 staat, meer clan
normaal is gedeprecieend? Zou het noodig zijn dit
nader aan te toonen, zoo niet iemand als Mr. v. G. dit had in twijfel gesteld?
Nu het wetsontwerp der Staatsleening inmiddels is ingediend, zij het mij vergund op te merken, dat daarin gemist wordt eene bepaling omtrent de niet
converteerbaarheid gedurende een aantal jaren. De
krasse termen, waarin Mr. v. G. zich uitlaat over de
conversie der 5 pOt. leening van 1915, bevestigt mij
in
mijne meening, dat een
dergelijke
bepaling nooclig
is om liet gesohokte vertrouwen in een 5 pOt. leening
te herstellen.
Ook ben ik het met .de geaohten schrijver eens,
dat het een groote verbetering is, dat in het ontwerp
van Mr. de Vries ook de hoogere inkomens als reden
tot verplichte inschrijving worden opgenomen, ter-
wijl ik met genoegen constateer, dat ook mijne ziens-
wijze, dat de vermgensgiens van
f
75.000 lager ge-
steld kan worden, door
Mr.
v. G. wordt gedeeld.
1)
Aangezien de geachte schrijver de becijferingen, waarop
(leze bewering gegrond is, niet volledig aangeeft, kunnen
deze door mij niet worden beoordeeld. Alleen meen ik te
moeten opmerken, dat het . rendement van een fonds
zich
niet stelt naar de uitloting van de laatste 21,4 of 3 jaar,
maar nai de uitloting, die in de volgende reeks van jaren
vermoedelijk geschieden zal. Bovendien is onjuist de zin-
snede: ,,Van de
4
pOt. Staatsleening bedraagt de aflossing
1
,4
pCt.” Immers na
1930
is die aflossing buitengewoon
hoog; zoo hoog, dat de leening in
1941
geheel is afgelost,
een factor, die allerminst buiten beschouwing mag blijven.
Het berekenen van het rendement eener obligatie is een
ingewikkeld wiskuustig vraagstuk, een vraagstuk, vooral
van veel beteekenis als de koers zich
18
pCt. van pan ver-
wijdert, doch dat schier onoplosbaar wordt bij onzekere
aflossing en bij de mogelijkheid van tusschentijdsche con-
versie. Het beleggend publiek, is dan ook allerminst compe-
tent dat rendement anders dan met een ruwen greep te schatten. Dat het zich daarbij niet al te veel laat leiden
door ,,vogels in de lucht” is nog niet zoo onverstandig.
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1013
Beslist kant ik mij echter tegen zijne meening, dat
de gedwongen Icening een ,,prachtig” middel voor
reclame en dwang is. Dat het een krachtig middel is,
geef ik toe; dat het in sommige omstandigheden een
onontbeerlijk middel
zou
kunnen zijn, vordt door mij
niet ontkend; doch ,,prac.htig” en ,,stok achter de
deur” zijn bij mij antipoden. Wat met dwang verkre-
gen wordt, wreekt zichzelf veelal later en niet het
minst in deze materie.
Daarom zou het van zoo groote beteekenis zijn,
indien d&leening op zoodanige condities werd uitge-geven, dat zij voor een zeer groet deel of geheel door
de preferente inschrijvingen werd genomen, zoodat de
inschrijvingen onder dwan.g buiten beschouwing kun-
nen blijven en de koers onzer Staatsleeningen niet
door een groot aantal niet geclasseerde obligaties nog meer wordt gedrukt.
Het standhouden van den koers onzer Staataschuld
is een zeer belangrijke zaak, ook omdat later nog aan-
zienlijke bedragen geleend moeten worden.
Haag, 9 November 1918.
J. VAN DUSSELDORP.
In No. 149 der Economisch-Statistische Berichten
d.d. 6 November 1918 komt een ingezonden stukvoor
van Prof. Mr. Dr. Ant. van Gijn, waaiin deze beschou-
wingen bestrijdt, in een vorig nummer ontwikkeld
door den heer J. van Dusseidorp. Deze laatste be-
toogde, dat onze Staatsleeningen in vergelijking met
enkele andere eerste-klasse fondsen laag staan. De-
zelfde meening was reeds in het nummer van 30 Oc-
tober I.I. geuit door Jhr. Mr. L. H. van Lennep en
door mij in de jongste vergadering der Vereeniging
voor Staatshuishoudkunde en Statistiek. Ik herhaalde
haar in een dagbladartikel, gedagteekend 4 November
en geplaatst in ,,Het Vaderland” van 7 November 1.1.
Daar het punt van actueel belang is met het oog
op de emissie der nieuwe 5 pCi. Staatsleening,
wenseh ik met een enkel woord aan te geven,.waarom
ik mij gerechtigd acht, de zienswijze, die ook de mijne
is, tegenover die van Mr. Van Gijn te handhaven.
Mr. Van Gijn schrijft het feit, dat de pandbrieven
der Rotterdamsche en der Nationale Hypotheek-ban-
ken hooger staan dan de. obligaties der Staatssohuld,
toe aan dc grootere uitlotingskansen van eerstbedoelde
fondsen en acht daarmede het koersverschil ten volle
verklaard; onderstelt voorts, dat de voorsprong, die
in den laatsten tijd de gemeenteleen.ingen op de
Staatsleeningen hadden, eveneens .uitsluitend een ge-
volg is van de betere aflossingskansen, en is van oor-deel, dat het geheele betoog om den abnormaal lagen
koers der Staatsleeningen te verklaren, kan vervallen.
Tot zijn conclusie komt •de schrijver na te hebben
geconstateerd, dat de Nationale Hypotheekbank in de
laatste 2% jaar van k-aar 4 pOt. pandbrieven gemid-
deld ii pOt. heeft afgelost, de Rotterdamsche Hypo-
theekbank in de ]aatste 3 jaren ongeveer 6 pOt. ge-middeld. Bij do tegenwoordige koersen – aldus be-
cijfert Mr. Van Gijn – heeft men, de aflossings-
kansen medegerekend, van zijn 4 pOt. pandbrieven
ongeveer een gelijk rendement gemaakt als van zijn
4 pOt. Staatsleening, waarvan de aflossing voorshands
slechts
1%
pOt. bedraagt. Er blijft dan ook z.i. van
dc bewering, dat de Staatsschuld lager staat, niet veel
over.
Deze bewijsvoering steunt op de onderstelling, dat
het publiek bij de keuze van beleggingen het rende-
inent der verschillende fondsen op dezelfde wijze
nacijfert als de geleerde schrijver deed. Doch dit is
u. f. het geval niet.
Ongetwijfeld komt het aan den koers van een
fonds, dat beneden pari staat, ten goede, wanneer men
weet, dat het ruim uitloot. Oeteris paribus zal men
de voorkeur geven aan een belegging, waarbij men de
zekerheid heeft, dat men zijn geld binnen niet te
]angen tijd
t
pari terugkrijgt. Sommige onzer hypo-
theokba.nken loten, naarmate aflossingen op hare
hypotheken binnenkomen, op ruime schaal pandbrie-
ven uit; andere steunen den koers door inkoop ter
beutrze. Deden zij noch het eene noch het andere dan
zouden pandbrieven als belegging minder gezocht en
dus minder hoog genoteerd zijn. Hierover kan geeii
verschil van meening bestaan. De vraag is slechts,,
of de onzekere uitlotingskansen de rol spelen, die Mr.
Van Gijn daaraan toekent. Dit nu meen ik te mogen
ontkennen, ware het alleen omdat
zij
onzeker zijn. Hot
publiek weet nooit vooruit, welk percentage aan
pandbrjeven van een bepaalden rentevoet de hypotheek-
banken, die hare uitlatingen regelen naar de aflos-
singen, welke zij van hare dehiteuren ontvangen, wl-
len aflossen en kan dus de aflossingskansen niet in
den koers disconteeren op de wijze, waarop Mr. Van
Gijn dit op grond van gegevens over een verstreken
tijdvak berekent. Bovendien hebben de uitlotings-
kansen uit den aard der zaak de overgroote meerder-
heid der beleggers, die bezitters zijn van slechts enkele
stikken, moer theoretische dan practische waarde.
Evenmin vraagt de Average-belegger bij den inkoop
van obligatiën eener gemeenteleening, hoe het precies
met de aflossingskansen daarvan staat. De voorwaar-
den en termijnen betreffende de aflossing ]oopen hij
de leeningen ook eener zelfde gemeente veelal belang-
rijk uiteen. Zelfs de meeste cemmissionnairs in effec-
ten kunnen de in dit opzicht zoo verschillende voor-waarden van uitgifte niet uit elkander houden. Wan-
neer een instelling, als de Rijkspostspaarbank, het Pen-
sioenfonds voor weduwen en weezen van Burgerlijke
Ambtenaren of een groote Levensverzekeringmaat
schappij een gemeenteleening in haar geheel neemt,
wordt ongetwijfeld ook het aflossingsplan nauwkeurig
bezien en na gemaakte becijfering ten aanzien van
het rendement, het bod daarnaar geregeld. Maar wie
ter beurze de obligatie eener gemeente koopt, geeft
zich geen rekenschap ‘van het percentage, hetwelk de
aflossingskans vertegenwoordigt en het kantoor, dat hem zijn stuk levert, zou niet zelden in verlegenheid
gerakenals de cliënt die vraag stelde. Alleen wanneer
bekend is, dat de termijn, waarvoor een bepaalde lee-
ning is afgesloten, ten einde spoedt, zoodat de betrek-
kelijk weinige nog loopende stukken dier leening bin-
nen enkele jaren
L
l)ari moeten worden afgelost, gaat
de aflossingskans belangrijk op den beurskoers invloed
oefenen. Maar in het algemeen gaat het beleggend
publiek niet te werk op de door Mr. Van Gijn onder-
stelde wijze. Eene, niet altijd even gemotiveerde voor-
keur voor een bepaalde soort van belegging en het
rendement op den koers van aankoop, zijn de doorslag-
gevende factoren.
Een argument, dat mi. klemmend is, v66r mijne
stelling en tegen die van Mr. Van Gijn ontléen ik aan
de heursnoteeringen uit den tijd toen de koersen der 4% pOt. en 5 pOt. beleggingen zich nog boven pan
bewogen. Was het juist, dat de uitlotingskansen voor
den koers der pandbnicven van onze groote hypotheek-
banken de beteekenis hadden, die Mr. Van Gun daar-
aan toekent, dan zou dit ook moeten blijken uit de
notecringea boven pan. Immers even gunstig als een
groote aflossingskans werkt zoolang een fonds onder
pari staat, even ongunstig moet zij werken, zoodra die
koers wordt overschreden.
Welnu, op 1 Mei 1917 stonden de 5 pOt. pandbrie-
ven der Rotterdamsche Hypotheekbank 103% pOt., de 5 pOt. Staatsleening 101 pOt.; de 4% pOt. pand-
brieven van de genoemde instelling 101% pOt., de
4% pOt. obligaties der Staatsschuld 100% pOt. Drie
maanden ]ater waren deze verhoudingen nog ongeveer
dezelfde (5 pOt. Rott. Hyp. Bank 103 pOt., 5 pOt.
Staat 101% pOt.; 4% pOt. Rott. Hyp. Bank 101%
pOt., 434 pOt. Staat 100’/io pOt.). Had het publiek re-
kening gehouden met het feit, dat de Rotterdamsche
Hypotheekbank ruim pleegt af te lossen, dan zou niet
juist dit fonds een paar punten hoven de Staatslee-
ninig en vrijwel de hoogste plaats op de geheele effcc-
tenlijst hebben bereikt. En wanneer de belegger met de
1014
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
aflossingskansen blijkbaar weinig rekening hield toen
de benrskoers boven pari stond, is het dan aan te ne-
men, dat het tegenwoordige groote koersverschil tus-
schen de Staatsobligaties en de pandbrieven uitslui-
tend uit de aflossingskansen is te verklaren. Ik zou
die vraag ontkennend willen beantwoorden.
De stijging van den rentestand is uit den aard der
zaak de oorzaak van de daling der koersen langs de
geheele lijn. Maar het feit, dat de Staatsleening in
een vijftiental maanden 11
it
12 punten verloor tegen-
over de pandbrieven der genoemde hypotheekban-
ken slechts ongeveer 3, is niet uit de wereld te pra-
ten door op het verschil in de aflossingskansen te’
wijzen. Al is het op dit moment wenschelijk, de aan-
dacht te vestigen op alle factoren, die eene te pessi-
mistische stemming ten aanzien van onze Staatsfond-
sen kunnen voorkomen, het schijnt mij anderzijds ver-
standig zich er rekenschap van te geven, dat onze
Staatsschuld aan populariteit bij het beleggend pu-
bliek heeft ingeboet.
Deze beschouwiïigen zijn onafhankelijk van de ge-
wichtige gebeurtenissen van den dag. •De invloed
daarvan op de Staatsschuiden in liet algemeen en de
vraag, of de emissie der nieuwe 5 pOt. Staatsleening
voorshands niet ware uit te stellen, wensch’ ik onbe-
sproken te laten.
PATIJN.
‘s-Gravenhage, 11 November 1918.
De heer Van Dusseldorp heeft wil van zijn be-
schouwingen onder dit hoofd in het nummer van 23
October. Hij is de eerste, die even de zeer eenvoudige
berekening van de koersdaling onzer staatsleeningen,
in eene ronde som uitgedrukt, gemaakt heeft, en hij,
koos een zeer goed moment om het te doen, want ter-
wijl hij nog met een bedrag van
f 100.000.000
opzien
kon verwekken, kunnen zijn navolgers het al niet ver-
der brengen dan
f
85.000.000.
Edoch, de heer Van Dusseldorp begaf zich op het
glibberig terrein van koersvergelijking en hoewel hij
getracht heeft zich te dekken door ,,en passant” er
op te wijzen, dat zijn vergelijkingen niet geheel zuiver
waren en slechts volledig hadden kunnen zijn, wan-
neer men tevens de verschillen in aflossingsregeling
en de verdere factoren van deze soort in rekening had gebracht, heeft dit hem in de oogen van den heer Van
Gijn niet mogen baten, en mee’doogen}oos noemt deze
des heeren Van Dusseldorp’s resultaten in plaats van
,,niet geheel zuiver”, ,,volkomen onzuiver”!
Er zijn echter een paar punten in de redeneering
van den heer Van Gijn, die aan duidelijkheid te wen-
schen overlaten. Ten eerste dit: Om te bewijzen, dat
de staatsleening (op 82 pOt.) op den keper beschouwd
niet lager staat (incredibile dictu) dan de pandbrie-
en van hetzelfde rentetype der Nationale Hypo-‘
theekbank en der Rotterdarnsche Hypotheekbank (op
resp. 92 pOt. en 91 pOt.), berekent de heer Van Gun
de rendementen van alle drie met inachtneming der
aflossing, en komt tot liet resultaat, dat het rende-
ment van de staatsleening niet hooger is dan .dat der
beide pandbrieven. Wanneer men nu bij gelijke rente-
type doch bij verschillenden koersstand, als gevolg van
dp verschillen in aflossing per saldo hetzelfde rende-
ment van zijn geld krijgt, beteekent dit dus dat de
desbetreffende obligatiën – door de beurs – als ge-
lijkwaardig worden aangezien ,,door de beurs”, doch
dit is slechts een subjectieve beoordeeling, die niet
altijd een juiste aanduiding van de intninsieke waarde
behoeft te zijn en in de meeste gevallen dit dan ook
niet is. De beurs schijnt in dit geval juist zooals de heer Van Gijn te rekenen, namelijk alsof de 4 pOt.
staatsleening, met
1/
pOt. per jaar aflovsend, eerst
in 400 jaar afgelost zal zijn, terwijl toch inderdaad,
door de versterkte aflossing na 1937, dit reeds bin-
nen 27 jaar het gbval zal zijn. Trouwens ‘de heer Van
Gijn herinnert er in een noot aan, dat de aflossing
,,voorshands” slechts
Y4
pOt. per jaar is. Maar waar
blijft de factor van de versterkte aflossing in de be-
rekening?
Ten tweede: het is wel waar, dat in de laatste jaren
de pandbnieven der genoemde hypotheekbanken zeer
sterk uitloten, doch dit is een gevolg van de aanzien-
lijke aflossingen op hypotheken ontvangen. Op het
oogenblik van uitgifte van de 4 pOt. staatsleening
noteerden de 4 pOt. pandbrieven 97 pOt. terwijl de
aflossing bij de Rotterdamsche Hypotheekbank over
1915 4 pOt. bedroeg. Het rendement op zulk een pand-
brief was dus 25 pOt. Dat van de staatssehuid, even-
eens geëmitteerd tegen 97 pOt., was nog geen 4,14
pOt. Dan valt het dus geheel in den betoogtrant van
den heer Van G
–
ijn wanneer men beweert, dat die koers
van 97 pOt. destijds te hoog was en wel, omdat het
rendement lager was, evenals hij nu aantoont, at de
koers niet te laag is, omdat het rendement niet hooger
is, dan dat van genoemde pandbrieven. Inderdaad
wanneer de heer Van G. aantoont, dat de koers van
82 pOt. bij de staatsleening eigenlijk gelijk staat met
koersen van 92 en 91 pot. der genoemde pandbrieven,
is het niet te begrijpen, dat de Minister van Finan-
ciën – wiens opvattingen ten deze destijds toch wel
met die van den heer Van Gijn overeengekomen zullen
hebben – in 1916 een emissiekoers van 97 pOt. vast-
stelde toen de bewuste pandbrieven ook 97 pOt. no-
teerden en 4 pOt. Gemeente Amsterdam slechts
94 pOt.
Ten derde is er een onduidelijkheid in de le noot,
waarin de heer Van Gijn bij het berekenen van een
ren’dement een verschil schijnt te maken tussohen het
toepassen van het •aflossingspercentage slechts over
één jaar, of bij voortduring. Deheer Van G. zegt:
,,Het spreekt van zelf, dat als men mocht aannemen,
dat de 4 pOt. Pandhnieven der Nationale Hypotheek-
bank
voortdurend
met 11 pOt. per jaar werden ‘afge-
lost liet rendement bij aankoop tegen 92 pOt.
veel
hooger
,zoude zijn dan de genoemde 5,3 pOt. Ik nam
echter aan, dat men zulks maar voor 1 of 2 jaar, ver-
onderstelt.” Dit neemt niet. weg, dat de heer Van
G. het rendement slechts op één gegeven tijdstip en
met één aflossingspercentage berekent en hoe men
dit anders zou kunnen doen en de in den loop der
jaren wisselende aflossing als factor in de bereke-
hing zou kunnen brengen, is mij niet duidelijk. Trou-
wens als men aan het narekenen gaat, ziet men, dat
hier iets in de redeneering niet in orde moet zijn.
ant nemen wij nu eens aan, da-t een 4 pOt. Nationale
Hypotheekbank binnen 9 jaar wordt afgelost
en
ge-
kocht wor.dt tegen 92 pOt., dan zou men toch in de
eerste plaats op grond van het feit, dat de koers 8 pOt.
onder pari is een rente van zijn geld maken gelijk aan
4,35 pOt. en bovendien gemiddeld in 9 jaar 8 pOt.
terugontvangen, d.i. per jaar 0,89 pOt. Deze gemid-
delde jaar] ij ksche aflossingspreinie wordt echter ge-kweekt op een betaling van 92 pOt. van ‘het nominale
bedrag, op 100 pOt. zou zij dus 0,95 pOt. uitmaken,
hetgeen vermeerderd met 4,35 pOt. juist 5,30 pOt.
rendement geeft. Dit percentage stemt volkomen ofver-
een met het door den heer Van G. berekende en het
is dan ook niet duidelijk op welke wijze de heer Van
G. op een
nog veel hooger
rendement zou willen
komen.
Ten slotte . nog enkele opmerkingen over de a.s.
leening. Waarom zou men teneinde haar ‘zoo aantrek-
kelijk mogelijk te maken er niet toe overgaan toe te
staan, dat de sc’huldbekentenissen
it
pan – of althans
tegen den koers van uitgifte – in ‘betaling gegeven
kunnen worden voor zekere categorieën van belastin-
gen, zocals b.v. oorlogsvinstbelasting en verdedigings-
belasting? Dit zou een reëele vraag er naar uitlokken.
En waarom zou men het instituut van ,,Sperre” niet
invoeren . of ,,blokkeering”, m.a.w. bepalen, dat de
koers voor die inschrijvers, die zich verbinden huii
stukken binnen zekeren tijd niet aan de markt te bren-
gen 4 h 1 pOt. lager zal
zijn
dan voor de andere
inschrijvers?
T. MEES P.RN.
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1015
5.
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEI3IED.
Distributie van rundvieesch. Bij
circulaire van den Minister is ter kennis van de bui-
gemeesters gebracht, onder welke voorwaarden met
ingang van
18
November de rundvleeschdistributie
een aanvang zal nemen. De runderen, voor de distri-
butie bestemd, zullen voor een combinatie van ge-
meenten worden geslacht in éôn centrum-gemeente; als zoodanig
zijn
216
gemeenten aangewezen. Het
rantsoen bedraagt
0,2
K.G. per week per inwoner
boven 1 jaar; daarvoor zullen per week
8000
runde-
ren noodig zijn. De gemeenten ontvangen boven het
aldus bepaalde rantsoen ten hoogste 10 pOt. voor ver-
bruik in restaurants, gaarkeukens, enz. en tot een
maximum van
24
K.G. per 1000 inwoners per vier
weken voor verstrekking aan zieken.
Nieuwe maximumprijzen zijn vastgesteld; in den
kleinhandel voor eerste soort
f
3,50, voor tweede soort
f 2
per K.G.; voor den laatsten prijs moet 75 pOt.
van het vleesch verkocht worden; slechts
25
pOt. mag
tegen den hoogen prijs worden afgeleverd.
Gesteriliseerd vleesch. De maximum-
prijs voor gesteriliseerd vleesch is vastgesteld op
f
1,20
per K.G.
Verduurzaamd vleesch. Onder intrek-
king der beschikking van
12
Januari j.l. is het ver-
boden vleesch van runderen, paarden, varkens, scha-pen en geiten te verduurzamen, terwijl na
15
Decem-
ber verboden is de aflevering en het vervoer van ver-
duurzaamd vleesch.
Slachtafvallen. Eene nieuwe regeling is ge-
troffen voor aflevering en verwerking van alle run-
derslachtafvallen; .nieüwe maximumprijzen zijn vast-
gesteld.
Lever- en bloedworst. Nieuwe maximum-
prijzen zijn vastgesteld voor leverworst en bloedworst.
Vervoer van hooi en stroo. Nogmaals
wordt ter kennis van belanghebbenden gebracht, dat
gedurende de distributie van den oogst
1918
het ver-
voer van hooi en stroo zonder vervoerhewijs verboden
moet blijven, terwijl ook van opheffing der
Hooi-
bureaux en der N.V. ,,Bieta” geen sprake ku zijn.
Rantsoenoering. Bij de distributie van
levensmiddelen, door het Rijk werd tot dusverre de
methode gevolgd, dat elke gemeente gerantsoeneerd
werd volgens haar inwonertal, waarbij aan het ge-
meentebestuur vrijheid werd gelaten, een hooger rant-
soen beschikbaar te stellen, mits de aanwezige voor-
raden daartoe gelegenheid gaven. Dit stelsel wordt
thans verlaten. Onder geen omstandigheid zal een
gemeentebestuur aan de bevolking een hooger rant-
soen mogen verstrekken, .dan van Rijkswege per inwo-ner wordt toegekend.
Distributie- en crisisrechtspraak.
Bij K.B. van
21
October j.l., Staatsbiad No.
572, is
op grond van de wet tot instelling eener bijzondere
rechtspraak in distributie- en andere crisiszaken, een
reglement voor deze zaken vastgesteld. Er zullen zijn
9
distributie-gerechten van eer’sten aanleg, terwijl als
centraal distributie-gerecht optreedt de Centrale Raad
van beroep te Utrecht..
Verhoogingbroodrantsoen. Inverband
met nieuwe toezeggingeif in zake den aanvoer van
broodgraan, heeft de regeering op 11 November be-
sloten het broodrantsoen opnieuw te verhoogen en
wel tot 300 gram per dag, terwijl ook de qualiteit van
het brood aanzienlijk verbeterd zal worden.
Rijkskanto.oi Afvalstoffen Land-
b o u w. De Minister van Landbouw heeft ingesteld
een Rijkskantoor voor verzameling van afvalstoffen
voor veevoeder en mest (voor den landbouw, in het
kort aan te duiden als: Rijkskantoor voor Afvalstoffen
voor den Landbouw (R.A.L.).
S i
g a r e n. Tot beschikbaarstelling van goedkoope
sigaren, de z.g. eeniheidssigaren, zal niet worden-over.
gegaan.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GËLDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
1
9 November
1918
20
Juli
1914
2
(Disc. Wissels.
Ned.
411
2
sedert 1Juli ’15
3
1
/28edert23
Mrt. ’14 Bel.Binn.Eff.
BankVrschiflRO
4
1
/1
1
,,
’15
4
23
’14
51/1
,,
19Aug.’14
5
,,
23
’14
Bank van Engeland
5
,,
5 Apr.’17
3
29 Jan. ’14
Duitsche Rijksbaak
5
,,
23Dec.’14
4
,,
5Febr.’14
BankvanFrankrjk
5
,,
21Aug.’14
3
1
!2
,,
29Jan.’14
Oosteur. Hong.
Bk.
5
,,
12 Apr.’15
4
,,
12 Mrt. ’14
Nat. Bank v.Denem.
5
,,
9 Juli’15
5
6 Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7
,,
20Mrt.’18
4
1
/s
,,
..
6
,,
’14
Bank v. Noorwegen
6
14Dec.’17
4
1
!,
,,
11
,,
’14
ZwitsersôheNat.Bk.
5’/,
,,
3 Oct. ’18
31/2
,,
19
,,
’14
Bank van Spanje..
4
22 Mrt.’17
.41/
2
–
–
Bank van Italië..
5
,,
10Jan.’18
5
9 Mei
’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
34-4k
–
–
–
Javasche Bank….
3’/3
,,
1 Aug.’09
31/t
i
Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
I
Berlijn
Part.
11arij,
Part.
N. York
Cali-
Part.
Prolon-
dtsconlo
gatte
dtsconto
disconto
disc.
moncy
9 Nov.
’18
38/1/
4
317/8,
4/
–
5/4-6
1)
4-9 N. ’18
3’/4/4
4
–
327/82
4-
1
/e
–
5-6
28O.-2N.’18
3
1
/2_4
3’i-5
317/,,
–
5-6
21-26 0.
‘
18
31/-4
31/
4
…41/
3171,,
4…1/
–
58/46
5-10 N. ’17
31/
34
4″/92
4-‘/
–
32/2.4
6-11 N. ’16
2’/-‘/
2-
3
/
.
5
19
/12
4-‘/
–
2’/-1/2
20-24Jul.’14
3’/a’/i
2/-/
2
1
/-
8
/
2
1
/t-
1
/,
2
3
1
1
9
/-2
1
/3
1)
Noteering van 8 November.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
De bij het naderen van den vrede verwachte sterke fluctuaties van de wisselkoersen zijn uitgebleven. De hausse-beweging van
de ententewissels is reeds-eenige weken geleden ingetreden bij
het eerste vooruitzicht op den vrede. De verwachting, dat
,00k voor -marken en kronen een rijzing zou intreden, zoodra de oorlog geëindigd was, is verijdeld door de revolutionnaire
bewegingen, welke zich in de laatste dagen hebben geopen-
haard. De omzetten waren dan ook tamelijk gering en er
heersehte dooreengenomen een flauwe stemming. De daling
was echter nog niet groot en bedroeg ten slotte circa
f1,-.
IDe ententewissels waren natuurlijk vast gestemd. Een groote
rijzing is echter voorloopig op deze hoogte wel niet te
verwachten. De koersen stijgen echter regelmatig.
In neutrale wissels waren de omzetten weder gering tot
circa onveranderde koersen.
KOERSEN IN NEDERLAND.-
D ata
Londen 5)
Parijs
Berlijn
Weenen
St. Pc-
burg’s)
New
York’)
4 Nov. 1918..
11.34
43.50
34.15 17.70
–
2.37
8
/4
5
,,
1918..
11.36
43.70
33.90 17.60
–
2.38
1
/,
6
1918..
11.364
43.60
33.424
1
17.50
–
2.381/
2
7
1918..
11.41
43.85
34.30
19.-
–
2.39
1
!,
8
,,
1918..
11.44
44.-
33.70 18.90
–
2.40
9
,,
1918..
11.45
44.-
33.32k 18.60
–
2.40’/2
Laagste d. w.’)
11.30
43.25
32.75
17.-
–
2.37
Eoogste
,,
.,, ‘)
11.47
44.10
34.75 19.10
–
2.41
2
Nov. 1918..
11.31
43.40
34.60
17.60
–
2.37′!3
26 Oct.
1918..
11.21
43.-
35.95
21.10
–
2.35’/4
1untpariteit.
.
12.10
48.-
•5926
50.41
1.28
2.48/4
5)
Noteering te
Amsterdam.
2)
Particuliere opgave.
1016
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
D
a0
Stock.
holm’)
Kopen-
hagen’)
Chris-
tiania’)
Zwitser-
land’)
Spanje
1)
Batavia
1)
telegralisch
4 Nov. 191k
67.85
63.50
65.-
47.70
–
99-100
5
1918
67.50 68.75
65.-
47.70
–
99I-100
6
,,
1918
67.50
64.-
65.30
47.70
48.75
99
;
s
r
-100
1
1
7
,,
1918
67.50 64.50 65.50
47.90
48.75
99400
8
1918
67.40 64.55 65.85 47.95
48.50
991
8-1
00
9
,,
1918
67.30
64.30 65.75 47.95
–
991-1009
1
L’ste d. w.’)
67.20 63.40
64.80
47.50
48.-
99
H’ste
,,
,,
‘)
67.70
64.60
66.-
48.10
49.-
100k
2Nov. 1918
87.35
63.40
64.70
47.75 49.25
99I-100
26Oct.
1918
69.30
64.30
65.50
47.30 49.75
991-100
Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100
11
INoteering
te
Amsterdam.
‘1
rarucuuere opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Cable
Zicht
Zicht Zicht
D
0 0
t
Londen
Parijv
Be,lijn
Amsierd.
(In
(in frs.
(in cents
(in cents
per
£)
P.
S)
P.
4 Rm.)
per gld.)
9 Nov…..1918
4.76.55
5.44’/2
nom.
41
1
I2
Laagste d.week..
4.76.45
5.44
1
/2
nQm.
41′!2
Hoogste,,
,,
..
4.76.75
5.47
nom.
41I,
2 Nov…..1918
4.76.55
5.47/4
Dom.
41
7
!,
26Oct.
…. 1918
4.76.55
5.48
nom.
42
3
/s
Muntpariteit….
4.86.67
6.18
,
/
4
95
1
/
40/16
KOERSEN
VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN:
Plaatsen en
Londen
Noteering,.
eenheden
1
Oct.
1918
14 Oct.
1918
Tiiderk
l5-3i9tober
O
18
Laagste Hoogste
31 Oct.
1918
Alexandrië..
Piast. p.
£
97
3
!, 97’/o
97′!8
97
1
/8
97’15
B. Aires….
d.p.gd.pes,
50
1
110 51
1
I’)
50
1
!,,
52’I,s
51″/s
Calcutta ….
sh/d.p.rup.
116
1
!,,
1/6
1
1,
2
116
116
1
!,,
116
1
!,,
Hongkong ..
id. p.
$
31 6’/s
3/48/42)
313
8
/
314
314
Lissabon….
d.p.escudo
28
1
!,
29
28!,
30’12
30
Madrid
….
Peset. p. X, 21.89
23.16
22.62
23.37
23.31
Montevideo..
d.p.peso
62
1
1
59
1
!
59
60
1
/4
60’i
)
Montreal….
$
per
£
4.86
3
/
4.86
4.85
3
/
4.86
2
!,
4.86
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
12
1
/
12′,
!,
12’/,,
12
7
!6
12
3
/
Lires p.
£
30.31 30.31
30.25 30.37k
30.31
Shanghai
..
sh/d.p.tael
5/3
510 510
512
511
1
!,
Rome
…….
Singapore ..
id. p.
$
2/3
11
!,,
2/3
11
J11
2/327/
39
2/41/,,
213
3
‘!,2
Valparaiso ‘)
d.p.pap.p.
1518/,2
14
3
!,,
1311
1
,
13
13
!,,
13
5
!10)
Yokohama ..
sh/d.p.yen
2/32/4
1 213
3
1,
2/3
213
11
/,,
2/3
7
116
2)
Noteeringea op 90 dagen.
9)
Koers van 13
October.
5)
Noteering van 28_October.
4)
Noteering van
30
October.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksehe ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen.
te New York
9 Nov.
1918 ……..
49′!,
101
1
/6
2
,,
1918 ……..
49′!,
101’/s
26 Oct.
1918 ……..
49′!,
101′!s
19
1918 ……..
491/t
101’18
11
,,
1918 ……..
49’/,
101′!8
10 Nov.
1917…….:
43/4
86V8
11 Nov.
1916 ……..
341/t,
711!2
20 Juli
1914 ……..
24″!,,
54
1
!.
N.U.M.
Weekstaat der Nederlandsche Uitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Bulten!. Debet
5 pCi.
Credit
Data
Bankiers
Schat-
I
Diverse
Schuld-
Diverse
ktstl, jij,
reken.’)
brieven
reken.’)
7 Nov. 1918..
2.381
53.200
70.400
14.661
97.887
31 Oct.
1918..
2.084
53.200
70.400
14.614
97.581
24
,,
1918…
2.063
53.200 70.400
14.514
97.560
17
,,
1918..
1.656
53.200
70.400
14.513
97.493
10
1918..
3.946
49.600
66.800
14.508
93.612
a) Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. achatkiatbiljetten, in hoofdzaak garaotiewisaels
in depôt bij de Ned. Bank.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 9 November 1918.
Activa.
Binneni. Wis.{ H.-bk. (136.864.296,951/
2
sels, Prom., B.-bk. ,,
318.906,34
enz. in disc. Ag.sch. ,, 20.191.351,23
157.374.554,521!1
Papier o. h. Buiteni. in
disconto …………………….
–
Idem eigen portef..
f
8.596.409,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel
–
Beleeningen . { H.-bk.
70.301.387,06
1
!
2
ina). vrsch
in rek.-crt. B.-bk. ,, 5.238.703,28
op onderp. Ag.sch. ,, 44.875.977,85′!2
(120.416.068,20
Op
Effecten
……
f118.909.968,20
Op
Goederen en Spec.
,,
1.506.100,-
120.416.068,20
Voorschotten a. h. Rijk
…………….,,
14.132.237,43
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……
f
79.395.080,-
Muntmat., Goud ..
,,621.034.214,58′!,
(700.429.294,58
1
!,
Munt, Zilver, enz.
•
,,
8.128.369,82
Muntmat., Zilver
708.557.664,40
1
!2
Effecten
Bel.v. h. Res.fonds..
f
4.991.969,32
id. van ‘!,v.h.kapit.
,,
3.869.361,18
8.861.330,50
Geb. enMeub. der Bank
…………….,,
1.770.000,-
Diverse
rekeningen ………………
,,
101.189.911,13′!,
fl.120.898.175,19
1
!s
Pauiv.
Kapitaal
……………………..
f
20.000.000,
Reservefonds
………………….,,
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop
…………
,,
1.018.394.740,-
Bankassignatin in omloop……….,,
1.621.988,81
1
!2
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk……
f
–
Van anderen
……
,,68.900.749,64′!,
68.900.749,64
1
/3
Diverse rekeningen
………………,,
6.901.294,17
1
!:
(1.120.898.175,19′!,
Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
490.24 2.194,57
V
Op de ba8i8 van ‘Ii metaaldekking….
,,
–
272.458.698,88
1
!2
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is .. ,,
2.451.210.970,-
Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s
…………….12.725.749,61
Buitenlandsche wissels
38.200,-
Beleeningen
…………..
9.130.248,28
1
!:
Goud
………………..
1.023.655,15
Zilver
39.515,55
1
!2
Bankbiljetten
7.177.430,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
….
10.895.876,67
Voornaamste oosten in duizenden guldens.
Data
Goud
Zticer
k
262
n-
uje,ren
Andere
opeischbare
ocnutaen
9
Nov.
1918
….
700.429
8.128
1.018.395
70.523
2
,,
1918
….
701.453
8.168
1.025.572 61.473
26
Oct.
1918
….
706.477
8.154
985.317
96.558
19
1918
…
706.635 8.085
990.089
80.717
12
,,
1918
….
707.517 8.065 982:13
7
73.964
5
1918
..
..
707.586
8.049
981.217
56.834
28
Sept.
1918
….
708.708
8.042
971.557
65.637
21
,,
1918
…
706.810
7.997
956.250
77.383
14
,,
1918
….
707.695
7.988
954.057
67.561
7
,,
1918
.
.
..
707.437
7.959
953.797
61.104
31
Aug.
1918
….
709.316
7.953
946.392
46.733
24
,,
1918
….
707.424 7.953
922.122 69.883
17
,,
1918
….
706.089
7.861
922.377 60.996
10
Nov.
1917
….
683.703
7.121
855.221
59.491
11
Nov.
1916
…
584.157
6.450 740.458
50.211
25
Juli
1914
….
162.114 8.228
310.437
6.198
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1017
a 1)
t
0
Disconto’s
Bdee-
Beschik.
baar
Dek..
hing..
Hiervan
Totaal
Schatkist.
ningen
Metaal-
percen-
promcj,cn
saldo
lage
rechtstreeka
9Nov. 1918
157.375
128.500 126.416
490.242
65
2
,,
1918
144.649 115.500
129.546
491.672
65
26Oct. 1918
142.996
116.500
119.685
497.709
66
19
,,
1918
133.696 106.000
119.279
499.995
67 12
1918
118.290
91.000
117.106 503.772
68
5
,,
1918
110.654 89.000 112.556
507.415
69
28Sept.1918
117.418 98.000 112.782
508.671
69
21
,,
1918
113.457
94.000
101.081
507.411
69
14
1918
99.258
80.000
102.049 510.661
70
7
,,
1918
89.209 70.000
104.711
511.685
70
31 Aug. 1918
75.116
57.000
104.715 517.884
72
24
,,
1918 72.204
55.000
100.660
516.194
72
17
,,
1918
64.448
47.000
101.787
516.473
73
10 Nov. 1917
72.915
61.000
88.617
506.976
76
11 Nov. 1916
67.920 52.000
66.721
431.577
75
25 Juli 1914 1
67.947 14.300
61.686
43,521′)
54
1)
Op
de boei.
von
9
1,
inetooldekking,
Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:
2 Nov.
1918
1
9
Nov.
1918
Aan schatkistpromessen..
f
266.570.000,-
f
277.570.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
115.500.000,- 128.500.000,-
Aan schatkistbiljetten . .
123.771.000,- ,, 123.720.000,-
Aan zilverbons ………..69.401.172,-
70.343.223,-
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Naast de per mail ontvangen gegevens worden de telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s
en
uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.
Data
Goud
Zilver
8 °”
–
wetten
Andere
opehchb.
schulden
*t*
275.100
19 Oct.
1918
268.300
2 Nov.
1918 ………
*5* *5*
266.600
17
Aug. 1918 ……
12.668
185.216
73.345
10
,,
1918 ……
103.476
13.170
187.525
73.261
12
,,
1918………
10
.3.949
101.951
12.446 193.483
62.204
13 .JuIi
1918 …….
81.584
17.554
175.790
45.619
3
Nov.
1917 …….
4
Nov,
1916 …….
70.036 23.326 157.245
58.437
25
Juli
1914 ……
.
22.057
31.907
110.172
12.634
Data
Dis-
conto’s
Wisad,,
buiten
1
N..lnd.
betaalboa,I
1
8dec.
ningen
DIO
k
crae
n(ngenl)
1
Beschib-
t baar
metaal.
1
saldo
-;:–
kin ga.
perean.
lage
2 Nov.1918 153.100 59.100
5*5
19 Oct. 1918
151.000
58.800
***
12
,,
1918
149.400
58.900
**
17Aug.1918
25.947 65.082
45 7.580
24.259
70.8
10
,,
1918
7.521
1
24.091
1
71.630
27.752 64.712
45
13 Juli1918
8.036
22.995 172.369
24.643
63.401 45
3Nov.1917
6.843
1
33.728
1
65.961
26.942
53.644
45
4 Nov.1916
6.124
1
38.081
1
70.399
12.324
50.226
43
25Juli 1914
7.259 6.395 47.934
2.228
4.842
2
)
44
1)
bluitpost der
activa.
‘) Op de boei,
vn
metaaldekking.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circulalie
Andere
opel,chb.
schulden
Disconto’,
Dis.eke.
r
ningen’)
10 Aug. 1918 ..
646
1.403
931
1.153
73
3
,,
1918
..
632
1.431
1.006 1.153
849
27 Juli
1918
..
615
1.444 961
1.154 940
20
,,
1918
..
686
1.423
832
1.138
613
11 Aug. 1917 ..
797
1.252
1.066 909
569
12 Aug. 1916 ..
690
1.077
900
888
641
25 Juli
1914 ..
645
1.100
560
735 396
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.
/
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden p. st.
Currencu Notes.
Data
Metaal
Circulatie
II
Bedrag
1
Goudd.
1
Goo. Sec.
64.700
***
*5*
5*5
64.203 287.585 28.500 266.704 63.397 285.340 28.500 264.160 62.997 283.771 28.500 262.160
42.390 189.944 28.500 163.620
37,172
1
139.072 28.500
107.822
29.317
Data
Gas.
Sec.
_____________
Other
Sec.
Public
Depo,.
Other
Depo,.
Re.
aeroc
Dek. hing.-
percen-
tage
t)
6Nov.’18
57.865 95.129 31.676 131.447 27.642
17,07
30Oct. ’18
57.752
95.356
29.634
133.078
28.195
17,23
23
,,
2
18
45.991
95.381
32.044
120.132
28.462 18,70
16
,,
’18
60.265
96.617
34.258
133.665
28.650
17,10
7 Nov. ’17
58.833 91.155
43.499
121.037
32.251 19,60
8Nov.’16
42.188
100.683
51.597 111.252 37.773
23’4
22 Juli ’14
11.005 33.633 13.735
42.185
29.297
52’/,
‘)
verhouding
tueschen Reeerve en
Dcpo.k..
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.
Data Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.’
icheine
Circu-
latie
Dek.
kings-
percen.
lage
‘)
31 Oct.
1918
2.603.182 2.550.019
3.062.385 16.661.550
34
23
1918
2.681.357
2.547.308 2.910.884
16.420.768
34
15
,,
1918
2.662.929
2.549.283 2.804.239
16.079.088
34
7
1918
2.661.348 2.547.379 2.710.299 15.798.049
34
31
Oct..
1917
2.518.641
2.404.670
1.023.935 10.400.264
34
31 Oct.
1916
2.522.286 2.506.076
229.445 7.260.036
38
23 Juli
1914
1.691.398 1.356.857 65.479
1.890.895
93
1) Dekking
der circulatie door metaal en
Kaescnecheine.
Data
Wle.,tls
Rek. Cr1.
Darlehenska,,en,che Inc
Totaal
In kas bij
uitje-
de Retchs.
I
geven
bank
31 Oct.
1918
20.679.210 10.733.766
12.606.600 3.056.700
23
,,
1918
18.732.525 9.058.939
12.173.000
2.903.000
15
,,
1918
19.019.129
9.489.975 11.908.200 2.796.000
7
1918
18.893.812
9.376.311
11.705.000 2.701.900
31
Oct.
1917
11.737.052
5.686.056 6.738.500
1.012.100
31 Oct.
1916
7.877.607
3.458.360
2.528.800 218.700
23
Juli
1914
750.892 943.964
RUSSISCHE STAATSBANK.
Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen.
6 Nov. 1918 74.092
30 Oct. 1918 73.948
23 1918 73.409
16 ,,
1918
73.197
7 Nov. 1917 56.191
8 Nov. 1916 56.495
22 Juli 1914
1
40.164
1)
nluitpoet
der
activa.
1018
ECONOMISCHSTAfISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
DANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden francs.
Dala
Goud
Waaraan
in liet
Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland
Buit .geio.
voorsch.
af d. Slaat
7
Nov.’18
5.444.711 2.037.108 319.941
***
18.800.000
31 Oct. ’18
5.443.298 2.037.108
320.127 1.382.407 18.800.000 24
,,
’18
5.441.871 2.037.108
319.828 1.434.742
18.800.000
17
,,
’18
5.439.853 2.037.108
319.554 1.529.068 18.600.000
8 Nov.’17
5.327.485
2.037.108 253.481 721.773
12.350.000
9 Nov.’16
5.009.400
–
325.798
894.720
6.400.000
23Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
Wissels
Uitge-
stelde
JVis,,els
Belee-
ning
I
Bankkil-
Jelien
Rek. Cvi.
Parti.
culieren.
Rek.
r 1.
St
C
aat
89.356
1.051.502 839.123
30.820.345
2.945.781
77.833
876.990
1.052.963 824.150
30.782.046
2.876.163
175.898
.
824.644 1.053.616 818.662
30.721.055
2.909.131
35.202
841.802
1.055.134 833.347
30.630.953 2.856.535
59.497
0
736.358 1.153.626
1.125.021
22.018.321
2.679.067
-.
9.256
632.052
1.368.906 1.362.108
15.972.641 1.797.823
122.052
1.541.080
–
769.400
5.911.910
942.570
400.560
SOCIËTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.’)
Voornaamste posten in duizenden franes.
Datö
mcl.
buitenl. saldi
Meloöl
Beleen.
oan
kuilen!,
vorder.
Belcen.
van
prom. d.
wiuds
en
provinc.keleen.
Circu- latie
Rek.
Cr1.
saldi
17 Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10
’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011 382.595
3
,,
’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287 1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000 101.783
1.452.948 365.452
18 Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100351
1.172.474 91.204
19Oct. ‘161
352.8721 76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068
t)
Sedert einde 1914 met
de
functie
van circulatiebank
belast.
VEREENIGDE StATEN VAN NOORD.AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
I
I
FR.
Waaraan
1
San in
Zilver
Notes
in
Data
Goud
,
voor dekking i het bui-
cle.
circu-
F. R. Noic,
1
tenland
latie
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 11 November 1918.
Als een lawine gaan de gebeurtenissen van den laatsten
tijd over ons heen. Het zijn geweldige veranderingen, die
thans aanschouwen en die onwillekeurig herinneringen
aan den tijd van meer dan honderd jaren geleden, dien
van de Fransche omwenteling, in ons wakker roepen.
De ineenstorting van de Habsburgsche Monarchie had al
reeds op de beurzen in de landen der Centrale Mogend.hedeu
een funeste uitwerking geoefend, zooals wij in ons vorig
overzicht te dezer plaatse deden uitkomen. Doch veel krach-
tiger nog dan deze ineenstorting hebben de voorvallen in
het Duitsche Rijk zelve gewerkt. Het was reeds duidelijk,
t
dat de voorwaarden van den wapenstilstand, hoe nijpnd
deze ook mochten zijn, wel uit de handen van Generaal
Toch geaccepteerd zouden moeten worden en men had zich
ter beurze van B e r 1 ij n reeds min of meer met dit denk-
• beeld vertrouwd gemaakt, zoodat de achter ons liggende
• berichtsperiode zelfs voor enkele fondsen een min of meer
groot herstel te aanschouwen heeft kunnen geven. Dit is dan
in hoofdzaak ontstaan uit de overweging, dat het tot stand komen van den wapenstilstand het onmiddellijke voorspel
voor den vrede beteekent en het is niet te ontkennen, dat
• het vooruitzicht op eeji staken der vijandelijkheden aller-
wegen een gevoel van uiterste verlichting doet opgaan. Het
heeft betrekkelijk weinig gewicht in de schaal gelegd, tot
welke rubriek de verschillend& fondsen behoorën; over de
gansche linie was een verademing en, ,hiermede samen-
gaande, een opvoering van het koerspeil, waar te nemen.
Dit veanderde echtei in het midden der vorige week, toen
• de eerste berichten van onlusten in verschillende plaatsen
van Duitschland, beginnende met Kiel, bekend werden. On-
middellijk werd het schrikbeeld van de Russische revolutie
• opgeroepen, met haar bloedige tooneelen en haar ruw in-
grijpen op financieel en economisch gebied. Het behoeft
dan ook geen verwondering te wekken, dat tengevolge
hiervan de beurzen in het Duitsche Rijk weder tot een al-
gemeen apathische en zeer lustelooze stemming vervielen,
waarbij het aanbod zeer sterk overwegend is gebleven. Zelfs,
nu wel duidelijk is geworden, dat cle zeer diep-ingrijpende
veranderingen in het binuenlandsch bestuur hoogstwaar-
sehujnlijk tot stand zullen komen, zonder dat al te veel
wordt gewijzigd in het fijne maderwerk der maatschappij,
is de tendens niet levendiger geworden. Vooral voor
scheepvaartwaarden is dit het geval, hetgeen tea nauwste
in verband staat met de vooruitzichten, onmiddellijk na den
oorlog. Stemmen, in de landen
•
der Entente opgegaan,
hebben reeds verkondigd, dat het Duitsche Rijk de verlie-
zen, door den duikbootoorlog veroorzaakt, zal hébben te
vergoeden, niet in geld, doch in natura. Mocht dit werkelijk
• doorgevoerd kunnen worden, dan ziet Duitschland zich van
• vrijwel zijn geheele handelsvloot beroofd, terwijl daaren-
boven de werven nog jarenlang voor het buitenland zullen
20 Sept. ‘181
13
‘181
6
‘181
30 Aug. ‘181
21 Sept. ’17!
2.023.558
2.024.559 2.016.983
2.013.794
1.402.317
11.190.072 11.167.218 11.131.394 11.103.030
545.451
1
5.8291
1
5.8291
1
5.8301
1
5.8291
52.500!
52.481
53.173
53.168
49.934
1
53.511
1
2
.
180
.
679
2.295.031
2.245.429
2.092.708′
610.246
moeten arbeiden. H’t is naturlijk absoluut niet te voor-
zeggen, in welke mate de verschillende, thans gevormde
plannen, tot uitvoering gebracht zullen worden, doch het is
duidelijk, dat de beurs met de mogelijkheid reeds rekening
houdt en de waardeering der betrokken fondsen hiernaar
af meet.
Dat ook de overige soorten, die bij het eindigen van den
Waar-
“ii
Dek-
Perceni.i
1
Goud- t
Data
Wissel,
Totaal
van
king,-
1
dekking
oorlog zonder eenigen twijfel gebaat zouden worden, niet
Depo,itoa
Kapitaal
perCen-
circu.
sterker werden gevraagd, vindt zijn oorzaak in de omstan-
di
___
_______
gheid, dat ieder
p
erspectief thans nog ontbreekt. De ge-
beurtenissen bevinden zich in het stadium van ontwikke-
20 Sept. ’18 1.910.178
2.284.107
78.689
51,1
51,9
13
’18 1.852.997
2.319.390
,,
78.553
52,9
51,9
liug, doch op dezen groei hebben zoodinige onberekenbare
6
,,
’18 1.775.740
2.244.027
78.359
55,3
51,9
elementen invloel, dat de groote menigte huiverig is ge-
30 Aug.
’18 1.660.798
2.141.553
78.168
57,9
52,7
worden, nieuwe zaken te entameeren, zoowel in de eene als
in cle andere richting.
21 Sept. ’17
344.770
1.392.962
59.354
74,3
81,4
Op het succes der negnde Duitsche oorlogsieening heb-
‘Verhouding
t
)
tuaschen:
den
totalen
goudvoorraad,
zilver rtc, en de.
ben de allerlaatste gebeurtenissen slechts tea deele invloed
opeischbare schulden: F. R.
Notes
en
netto
het kapitaal,
depoaitoe n’ t
inbegrip
van,
kunnen uitoefenen. De inschrijving werd n.l.
Woensdag
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
h
de
ij
Totaal
1
Waaraan
1
iime
banken gelden
en
F. R. bank,
deposito’s
1
depo,tts
beleggingen
13 Sept.’18
734
12.960.674
1.163.163
11.315.598
1.446.947
6
,,
’18
735
12.999.208
1.192.072
11.368.123 1.461.373
30Aug.’18
734
12.784.531 1.232.163
11.228.827 1.450.020
23
,,
’18
734
12.885.251
1.165.743
11.321.518,
1.445.282
16
,,
’18
735
13.002.672 1.157.759 11.494.593
1.451.037
5 November j.l. gesloten; volgens taxatie zou het totaal
der inschrijvingen ongeveer 12Y
2
milliard Mark bedragen.
Indien dit het geval is, zou het resultaat ongeveer over-
eenkomen met dat van de zevende oorlogsieening. De toe-komst dezer leeningen is er inmiddels niet beter op gewor
–
den, nu reeds uit het uiterste linksche kamp stemmen zijn
opgegaan, die een annuleering bepleiten. Ook het bekend
worden van het leenings-resultaat heeft niet kunnen mede-
werken een optimistischer semming ter beuj-ze te doen
ontstaan: Hierbij hebben zich nog gevoegd’ de heerschende toestan-
den op monetair terrein. De schaarsehte der betalingsmid-
delen is nog steeds niet bezworen, ondanks de wettelijke
betaalkracht, die aan de Jauuaricoupons der verschillende
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1019
oorlogsleeningen is verleend. Deze coupons worden derhalve
niet vtôr den vervaldatum verzilverd, doch ieder is ver-
plicht dezelve in betaling te nemen, als waren zij wettelijk
geld. In ons vorig overzicht maakten wij reeds melding van
nog andere maatregelen, die getroffen waren, om den nood aan betalingsmiddelen te bestrijden, o.a. van de uitbreiding
der biljetten-circulatie der ,,Privatnotenbankeu”. Van ver-
schillende zijden is er in Duitschland bovendien nog op
gewezen, dat de Reichsbank nog in het bezit is van een
zeer groot bedrag aan Darlehenskassenscheine’ (volgens de
balans van 23 October j.l. niet, minder dan Mk. 2903 mii-
heen) welke, in omloop gebracht, het hunne zouden bij-
dragen, om den toestand spoediger te normaliseeren. Echter
is er thans van bevoegde zijde op gewezen, dat deze bil-
jetten niet voor de circulatie geschikt zijn, daar zij voor
het grootste gedeelte zijn uitgegeven in coupures van mOOr
dan 1 millioen Mark en derhalve in de eerste plaats slechts
administratieve waarde hebben.
In welke mate overigens de afbrokkeling en, later, de
val op de effectenmarkt heeft plaats gevonden, kan nog
niet in alle finesses worden bekend gemaakt, omdat publi-
catie der koersen nog steeds niet geoorloofd is, ondanks het
feit, dat de oorspronkelijke reden voor dit verbod (n.l. het
vi’ijhouden van de geldmarkt voor de oorlogsleeningen) ver
–
vallen is. Wel kan van een aantal fondsen het gemiddelde
worden berekend en aan de hand van deze koersen kan
dan de reactie globaal worden afgemeten. Voor de maand
October zijn deze prijzen samengesteld met betrekking tot
dezelfde fondsen, die wij hier ter plaatse reeds eerder noem-
den – zie Nr. 148 —; een vergelijking toont de volgende
tiitkomst ,aan:
31Dec.
28Juli
31Dec. 31Dec. 31 Aug. 30Sept. 31Oct.
1913
1914
1916
1917
1918
1918
1918
24 ,,variabele”
waarden .. 222
185
228
278
272
239
194
10 aand. der
eeoheidsmarkt 293
232
395 445
442
386
257
Duidelijk komt hieruit de débacle aaff de Berlijnsche
beurs naar voren; voor de aandeelen der ,,eenheidsmarkt”
(waaronder zich de groote munitie- en petroleum-indus-
trieën bevinden) bedraagt de reactie sinds Augustus niet
minder dan 185 pCt.
Ook te W e e n en is de beurs het toonbeeld van reactie op de allergrootste schaal geweest. Hierbij heeft zich, als in Duitschland, de schaarschte aan betalingsmiddelen ge-
voegd, waartegen thans, wel maatregelen zijn genomen, doch
die geenszins’ afdoende zijn gebleken. De onrust is nog
overheerschend in het land, zoodat het oppotten van bank-
papier nog steeds niet tot het verleden behoort. Over het
geheel voelt men zich klaarblijkelijk veiliger bij de directe
betalingsmiddelen dan bij de objecten van cle fondsenmarkt,
ondanks het feit, dat van de Oostenrijksche Rijksbank de
balansen in zeer langen tijd niet volledig verschenen zijn.
Speciale voorvallen van de Weensche beurs laten zich hier
niet vermelden; de algemeene richting was dalend en veel
animo om op groote schaal op te nemen, bestond gedurende
de gansche berichtsperiode niet. Bovendien wordt de be-
langstelling meer naar het terrein der politiek, dan naar
dat van de beurs-affaire getrokken, zoodat de omzetten van gcringe beteekenis zijn gebleven. Het mag inmiddels wel interessant worden genoemd eens
den loop van zaken op de beurzen te beschouwen, die in
normale tijden Of niet zoo sterk de aandacht trekken,
Of uiterst onbelangrijk zijn. In de eerste plaats hebben wij
hier het oog op de markt van Kiew, die door de zelfstan-
digheid van de Oekraïne zeer veel aan beteekenis heeft
gewonnen. Dit is te rnerkwaardiger, omdat te Petersburg
en te Moskau de handel in effecten en papieren van waarde
met de doodstraf wordt geboet. Bovendien is de markt te
ïiiew uiterst optimistisch gestemd en kan daar een bijna
voortdurende stijging worden geobserveerd, hoofdzakelijk
tengevolge van den grooten geld-overvloed. De meeste Russi-
sche fondsen worden in groote posten uit de mtirkt geno-
men, in verband met de overweging, dat op de thans heer-
schende periode van nationaliseering der bedrijvende tijd van teruggave aan het particulier bezit zal volgen. Welis-
waar bestaat voor deze opvatting op het oogenblik geen
enkele aanleiding, doch men loopt op de mogelijkheid dezer
gebeurtenis reeds thans vooruit.
Ten einde een denkbeeld te verkrijgen van de richting
waan de beurs te Kiew, geven wij hieronder enkele noteerin-
gen uit een locaal blad, d.d. 15 en 26 October j.l. Deze no-
teeringen geschieden per stuk en in Karbowanzen. Officieel
staat de Karbôwanze gelijk met den Roebel, doch in de
practijk kan da waarde gesteld worden op 10 pCt. onder den
Tsarenroebel. –
15 Oct.
26 Oct.
4 pCt. Russische Rente …………..72
84
536 pCt Russische Oorlogsieening ….
78
83
Russische Bank f. a. Handel ……..700
900
Intern. Handelsbank …………….650
950
Nafta Nobel ……………………2750
3100
Prowodnik ……………………..360
450
Vervolgens is het de beurs te Gen 0v e, die thans meer
dan vroeger de aandacht trekt. De verhoudingen op de Zwit-
sersche emissiemarkt worden voortdurend scherper toege-
spitst; meer en meer vinden de nieuwe uitgiften moei-
lijkheden bij de plaatsing. Zoo moet de jongste emissie ad
frs. 6 millioen Bons der Société Franco-Suisse pour l’In-
dustrie Electrique zeer teleurstellend zijn geweest, hoewel
de rentevoet
51
,6
pCt. en de koers van uitgifte 98 pCt. was.
In verband hiermede zijn ook de verschillende mobilisatie-
leeningen in prijs gedaald. Een en ander is het gevolg van
het feit, dat groote kapitalen, die in den tijd van indus-
trieele malaise gedurende, den oorlog aan de beurs waren
toevertrouwd, thans Vrij worden gemaakt, teneinde paraat
te zijn voor het tijdperk na het sluiten van den vrede.
Te L o ii d e n en P a r ij s is de stemming van de effec-
tenbeurzen, naar te verwachten was, zeer geanimeerd ge-
bleven. Ook te N e w Y o r k is een betere tendens doorge-
broken, wijl de stortingen op de jongste oorlogsleening
thans beginnen te vloeien en derhahe haarinvloed op de
geldruimte beginnen uit te oefenen. Hierbij kwamen de
berichten omtrent den voor de Geassôcieerden zeer gunsti-
gen gang van zaken in Europa, terwijl ook de orderstaat
van de Steeltrust, steeds de graadmeter voor de indus-
trieele bedrijvigheid, een toename kon aantoonen. Daaren-
tegen is voor Marinewaarden wederom een reactie ingetre-
den in verband met moeilijkheden, die zouden zijn gere-
zen bij den verkoop van het Engelsche bezit.
T e o n z e n t heeft de beurs voor
staatsfondsen
een zeer
lusteloos verloop gehad. Vooral aan het einde der berichts-
periode trad voor de binnenlandsche soorten een gevoelige
reactie in, in verband met de berichten omtrent diepgaande
hervormingen bij onze Oost&rburen en met de vrees, dat
ook hier te lande deze voorvallen wel eens hun weerspiege-
ling zouden kunnen vinden. De jongste voorstellen van de
arbeiderspartij, die juist heden aan onze beurs bekend wer
–
den, hebben tot de matte houding het hunne bijgedragen.
Over het geheel gelooft men wel niet, dat aanslagen op
kapitaalbezit bedoeld zijn, doch de onrustige tijden, waarin
wij leven, maken een onderstelling over eenigszins lange-
ren termijn geheel onmogelijk en deze onzekerheid doet
velen tot realisatie overgaan.
Ook de vrees voor ingrijpende Regeeringsbemoeiing met
het beursleven heeft een zekere terughouding veroorzaakt.
Het ontwerp ,,Effectenbeurswet 1919″, dat gedurende de
–
achter ons liggende berichtsperiode is gepubliceerd, zal,
wordt het tot wet verheven, de fondsenmarkt onder directe
contrdle van de Regeering brengen, met uitschakeling van
de zeggingsmacht der leden van de beurs. Het is te verwach-
ten, dat hiertegen nog wel oppositie zal ontstaan en dat het
ontwerp niet, zooals het thans is, in de Staatscourant zal
verschijnen, doch de mogelijkheid hiervan heeft toch thans
reeds eenige schaduwen vooruit geworpen. Vanouds behoorde
de handel in fondsen tot den meest ongebonden handel, ook
uit den aard van zijn karakter. De kans op eventueele ‘,vij-
zigingen van de historisch gegroeide vormen hebben een
zekere ongerustheid in het leven geroepen.
5Nov. 8Nov. 11Nov.
Riizing of
daling.
46/
3
0/
Ned. W. Sch.
1916
89″/io
89/
87
–
211/
16
4
0/
,,
,,
,,
1916
82
82/2
79
1
/2
–
2
1
/
3116
0/
,,
,,
,,
….
70 70
70
3
°/o
,,
,,
,,
. . .
63/io
63/a
63
–
8
/66
21/
2
0/
Cert. N. W.
S.
……
54
1
/2
55
54
1
/s
+
/s
5
0/
Oost-Indië 1915
. . .
94/
94
8
/8
93’/8
–
4
0/
Hongarije Goud ..
32
37 351/
+
3
I
/
4
o/
o
Oostenr.Kronenrente
30
32
30’/
+
‘/
5
0/
Rusland 1906 ……
40 40
41
1
/8
+
1
1
/8
41/,
O/
Iwangorod Dombr..
–
372/
4
378/
4
378/
4
4
0/
Rusland Cons. 1880..
34 35
7
/to
34
4
0/
Rusl. bij Hope
&
Co…
36
37
3311/it
–
4
o/
o
Servië
1895 ……..
51/8
51/4
518/4
–
46/,
0/
China Goud 1898
..
63/s
63
7
/s
63
7
/8
+
114
4
0/
Japan 1899 ……..
65 65
66’/4
+
1’/
4
0/
Argentinië Buitenl..
64
1
/s
64/8
64v/8
5
0/
Brazilië 1895
……
68v/t 68
7
/8
68’/4
–
5
0/
,,
1913
……
67
8
/4
67/4
.
67/
Overigens waren ook de
buitenlandsche
staatsfondsen
sterk gedrukt, waarop slechts Russische
waarden
een uit-
zondering vormden. Wel kwamen ook hier
lagere notee-
1020
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
ringen tot stand, doch in verhouding tot de reacties bij
andere rubrieken waren de koersen nog Vrij vast te
noemen.
De locale markt echter heeft plotseling een paniekachtig
aanzien gekregen, waaraan geen enkele afdeeLing zich heeft
kunnen onttiekken. Hier was het niet anders dan de vrees
voor groote binnenlandsche hervormingen. (o.a. de sociali-
satie der hiervoor in aanmerking komende bedrijven), die
de verkoopen hebben veroorzaakt. De meest fantastische
voorspellingen werden gewaagd en, in sommige gevallen,
geloofd, zoodat een geweldige verkoopdrang zich van de
gansche beurs meester maakte, waartegenover slechts koop-
orders uit contraminedekking gesteld konden worden. Alen hield absoluut geen rekening met het feit, (lat de beweging,
hier nog nauwelijks begonnen, groote kans heeft in rus-tige banen te worden geleid, doch hield zich slechts met
het schrikwekkende woord ,,revolutie” bezig, waaraan
allerlei lugubere beschouwingen, niet slechts op het gebied der persoonlijke veiligheid, doch meer nog op economisch
terrein, werden verbonden. En dit, ondanks het feit, dat
overigens de algemeene toestand bezig is zich sterk te ver-
beteren. De mededeelingen van de Regeering in zake het vertrek van drie vaartuigen uit Nederlandsch Oost-Indië,
die betreffende de verscheping van diverse goederen, in
Londen liggende, in afwachting van het tot stand komen
eener definitieve economische overeenkomst, de verhooging
van het broodrantsoen, de gedeeltelijke demobilisatie, de
verbetering van de veiligheid voor onze scheepvaart, het
zijn alle factoren, die in meer normale tijden zonder eenigeif
twijfel de hoop op een betere toekomst gewekt en hierdoor
de effectenmarkt op een honger niveau gebracht zouden
hebben. Thans was hiervan geen sprake.
Het is onnoodig hier thans cle verschillende markten van
onze beurs afzonderlijk te releveeren. Zonder een enkelè uitzondering stelden alle noteeringen zich, lager, waarbij
de toevallige marktpositie in een bepaald papier ‘vaak den
koers bepaalde. Zoo was •het opmerkelijk, dat van de
scheepvaartmarkt de Indische lijnen en de Holland-Ame-
rika Lijn het sterkst gedrukt waren, alleen slechts, wijl
in deze fondsen bijna geen baisse-posities bestonden. Daar
eutegen was de rubbermarkt b.v., hoewel op een aanmer-
kelijk lager peil, heden niet zon ongeanimeerd, omdat vele dekkingsaankoopen, vooral in aandeelen Amsterdam Rub-
ber, werden geëffectueerd.
5Nov. 8 Nov. 11Nov.
Rzgof
Holland-Amerika-Lijn
…. 421
424
396 ‘ – 25
gem.eig. 401
1
/2 405
370
– 311/2
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij .. 230
275
275
+45
HolI. Alg. Atl. Stoomv.-Mij. 179
177’1
1779 –
111,
Hollandsche Stoomboot-Mij.. 223/4 225
214
– 93/
4
JavaChina-Japan-Lijn …. 317
1
/2, 324
313
1
/2
Kon. Hollandsche Lloyd .. 188
187/4 1781h – 9l/
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
243/’
248
1
/, 233
–
Kon. Paketvaart-Mij …….
261’/4
267
252
–
9114 }
Maatschappij Zeevaart …. 333
3248/
4
319
– 14
Nederl. Scheepvaart-Unie .. 264
1
1 267′!2 253
– 1114
Nievelt Goudriaan ………521
520
490
– 31
Rotterdamsche Lloyd……299
308
2801/2 – 181/
2
Stoomv.-Mij. ,,Hillegersberg” 395
370
370
– 25
,,Nederland” .. 286
1
/1
298
1
/
270
– 16’/2
,,Noordzee” .. 222 , 224
214
– 8
,,Oostzee” .. ..
389
1
I,
3898/4
375
– 148/8.,
Van een herstel kon heden nog geen sprake zijn. Voort-
durend werd materiaal aangeboden, vooral toen de provin-
cie gelegenheid had gekregen, kennis te nemen van de ter
beurze van Amsterdam heerschende opvattingen. De markt
sloot dan ook, over de gansche linie uitermate gedrukt en
op vrijwel de laagste koersen.
Mi
5Nov. 8Nov. 11NOv.
,
,,ziig0f
Amsterdamsche Bank …. 189
1888/
4
1888/4
– 2/
4
Ned. Handel -Mij. cert. v. aan d. 179
1
1
180
1718/2 – 8
8
/s
Rotterd. Bankvereeniging’.. 1448/
4
144
8
/4 144 8/4
Amst. Superfosfaatfabriek.. 182/4 1808/
4
180
8
/4 – 2
Van, B,erkel’s Patent ……
142
141
138
—4
Insulinde Oliefabriek ……
238v/s
238′!2
227
– 11
7
/8
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand
101
8
/
101
1
/2
1018/8
–
8
/8
Ned. Scheepsbouw-Mij. ….
180
,
177
1768/
4
‘
–
31/
4
Philips’ Gloeilampenfabriek
387
1
/2
387
1
/2
387
1
/8
R. S. Stokvis
&
Zonen
520
522V:
522′!,
+
2
1
/
Vereenigde Blikfabrieken
143
141 141
–
2
Compania Mercantil Argent
246
1
14
249 206*
–
40
1
/
4
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
147
8
/4
150
14 3’/s
41/4
:
Handelsver. Amsterdam
381
385 366
–
15
Holl. Transati. Handelsver.
146
145’/
1451!2
–
‘1
5Nov.
8Nov.
11Nov.
Rijzingof
LindeTeves&Stokvis ……
211
210 201
–
10
VanNierop&Co’sllandel-Mij
166
168l/,
168
+
2
Tels
&
Co’s Handel-Mij ….
163
1
14
1618/
4
1618/4
–
1
1
/2
Gecons. HoIl. Petroleum-Mij
245
1
/,
249
233
–
12
1
!3
Kon. Petroleum-Mij ……..
608’/,
620/2
400*
—208
1
!2
Orion Petroleum-Mij …….
95V
95
0
/2
951/
s
Steaua Romana Petr-Mij
.
177
7
/8
181
172
1
!,,
5
8
/80
Amsterdam-Rubber-Mij …..
1798/t
183
1
!,
1721!,
–
71/
Nederl.-Rubber-Mij .
……
108
112
100
–
8
Oost-Java-Rubber-Mij.
….
220
222Vt
205
–
15
Deli-Maatsehappij
……..
520
523V2
523
1
!2
+
3
1
!2
Medan-Tabak-Maatschappij
227 228
215
–
12
Senembah-Maatschappij
467 471
449
–
18′
*
ex dividend.
De
.4merikaznsche afdeel’iug
was evefleens niet gunstig
gedisponeerd, hoewel de aanwijzingen van WTallstreet hier-
voor
,
geen aanleiding hebben gegeven. Doch de algemeen
pessimistische opvatting breidde zich ook tot deze fondsen
uit, zoodat de noteeringen, bij geringen handel, zich alle
lager stelden.
5 Nov.
8Nov.
11Nov.
Rijzingof
American Car&Foundry
77
77
1
/
75
—2
Anaconda Copper
……..
15518/
16
153’/2
Un. States Steel Corp …..
91’/4
93
90
–
11
Atehison Topeka ……….
95
0
/10
95
9
/16
95
–
1
/80
Southern Pacific ………
92′!,
968/8
95
+
2′!2
Union
Pacific …………..
135’/,
137″/,
135
–
Int. Merc. Marine afgest…..
32
29
/22
33
31
3
/4
–
prefs 121/8
122
8
/8
118/s
–
2
3
/4
Prolongatiegeld
iets moeilijker verkrijgbaar; de koers
was heden 4Y
2
pCt.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
11 November 1918.
De wereldschokkende gebeurtenissen der laatste dagen
heben zich in de graanmarkten slechts weinig geuit. In
Noord-Amerika zijn de prijzen van mais en haver (voor
tarwe is de prijs vastgesteld) eenigszins gestegen. In Argen-
tinië is deze stijging veel belangrijker ook voor tarwe. Blijk-
baar verwacht men dus meer uitvoer van dit land in ver-
band met den vrede, doch de markt verkeert er nog niet in
opgewonden toestand.
Ongetwijfeld mag men grootere verschepingen van graan
verwachten uit de exportlanden. Zoo al niet de neutralen
en de centralen ruim voorzien zullen worden, toch zullen
zij waarschijnlijk belangrijk meer mogen invoeren dan zij
tot nu toe gedaan hebben,’ terwijl ook door het eindigen
van den duikbootoorlog de scheepvaart in het algemeen in staat zal zijn meer te vervoeren, b.v. doordat het niet.meer
noodzakelijk zal zijn in convooi te varen, wat steeds opont-
houd veroorzaakt. Het is dan ook te hopen, dat de nieuwe
oogsten in Argentinië onder gunstige omstandigheden bin-
nengehaald kunnen worden, daar er in dat geval voor
zeer geruimen tijd geen tekort zou dreigen.
De hijnzaadprijzen zijn in den laatsten tijd niettegen.
staude de hoogere schatting van den Noord-Amerikaan-
schen oogst regelmatig gestegen. Dat Amerika zichzelf zöu
kunnen bedruipen lijkt, gegeven de schattingen, die toch
geeii van alle 15 millioen bushels overschrijden, wel zeer
optimistisch, temeer als men in aanmerking heemt, dat bij
den aanvang van het seizoen de voorraden van hijnzaad en
olie zeer gering waren, en het normale verbruik toch min-
stens 25 millioen bushels bedraagt. In’ de afgeloopen week
heef t dan ook de stijging zich niet alleen bepaald tot Ar
–
gentinië, maar melden vooral de Noord-Amerikaansche
markten veel hoogere noteeringen. Bij een verbetering van de scheepvaarttoestanden zal er ongetwijfeld weer spoedig
lijnzaad van Argentinië naar Noord-Amerika verscheept
worden.
N e d e r 1 a n d. De besprekingen te
.
Londen schijnen
resultaat op te leyeren, zoodat voorloopig reeds een hoe-
veelheid van 50.000 tons tarwe, benevens verschillende
andere producten voor onmiddellijke verscheping na.r Ne-
derland worden toegestaan. Over voergranen wordt in de
voorloopige regeling nog niet gesproken. Het is te hopen,
dat ook deze spoedig toegestaan zullen worden, opdat wij
hier door een krachtiger voeding van den veestapel weder-
om op een normale productie van vleesch en vet zullen
kunnen komea.
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1021
Noteeringen.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Chicago
Buenos Are,
Data
Tanoe
MaTa
Haver
Tar,oe
MaTs L(jnzaaa’
Dec.
Nov.
Nov.
Dec.
Dec.
Febr.
9Nov.’18
226
121
71
1
/
12,15
5,95 21,80
2Oct. ’18
226
1I5
1
/8
67
5
/8
11,50
3
)
5,308)
20,05
9Nov.’17
220
118
1)
59
1
/
1
)
12,75)
8,95
3
)
15,65
9Nov.’16
189e!,
91’/
1)
56
‘)
15,15 9,30
23,701)
9 Nov.’15
102
1
/, 59’/
‘)
38
1
/
‘)
10,10)
5,10
8
)
13,25
4
)
20Juli’14
82
‘)
56′, ‘)
36
1
12
‘)
9,401) 5,381)
13,70′)
t
)
per Dec.
1)
per Sept.
‘)
per Nov.
4)
per Jan.
Soorten
1 II Nov.
4
Nov.
1
II Nov.
1
1918
1
1918
. 1
1917
Tarwe (inlandsche) ……
.25,-
1)
25,_t)
Rogge (70 Kg. natuur gew.)
28,50
1
)
28,501)
–
–
360,-‘)
Gerst (60 Kg. natuur gew.)
20,-‘)
20,- ‘)
-.
23,-‘)
23,-
1)
–
Mais (La Plata)
………-
Lijnkoeken
(Noord-Ame-
Haver
(inlandsche) …….
rika van La P1ata-zad)
– –
250,-‘)
Lijnzaad (inlandsch)
40,-‘)
40,-
1)
–
‘)
Regeeringsprijs.
AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.
Rotterdam
Amiterdam
Totaal
–
Artikelen.
2-7 Nov.
Sedert
Ove,eenk.
2-7
Nov.
Sedert Overeenk.
1918 1917
1918
1 Jan. 1918
tijdvak 1917
1918
1
jan.
1918
tijdvak 1917
Tarwe ……………..
–
9.044
253.376
–
2.920 38.227
11.964
291.603
–
–
8.465
–
–
–
–
8.465
–
–
.
2.314
–
–
–
–
2.314
Rogge
……………..
Boekweit
………….
Mais ……………..
–
–
114.637
–
4.590
80.134
4.590
194.771
–
–
30.600
–
–
11.886
–
42.486
Haver
…. …………
–
–
12.399
–
.
–
27.269
–
39.668
–
–
8.322
–
–
7.560
–
15.882
Gerst
……………..
Lijnkoek ……………
–
–
.
.
34.078
–
–
27.985
–
62.063
Lijuzaad ……………
–
756
.
19.988
–
6.068
3.051
6.824
23.039
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten
–
19.716
–
–
4.286
–
24.002
–
AANVOEREN in tons van 1000 K.G.
voor België.
Tarwe ……………..
14.903
302.610 389.952
–
1
–
–
302.610 389.952
Mais
…………….
–
90.191
27.674
–
–
–
90.191 27.674
Rogge
……. . ……..
5.174
.
11.725
–
–
–
5.174 11.725
Tarwemeel …………
–
68.918
.
6.962
–
8.807
–
77.725 6.962
.-
–
24.172
.
667
•-
–
–
24.172
667
Gerat
……………..
Andere meelsoorten
–
40.465
–
–
9.510
–
49.975
–
SUIKER.
Het einde van den wereldoorlog zal ook voor den suiker-
handel weder ingrijpende wijzigingen brengen. Al zal vooral
in die Europeesche productielanden, welke tegenwoordig
niet veel meer dan voor de eigen consumptie opleveren,
rl’geeringsbemoeienis nog geruimen tijd gehandhaaf cl blij-
ven, zoo kan voor koloniale suiker toch stijgende vraag
verwacht worden. Daarbij mag echter wel gewaarschuwd
worden tegen
overdreven
verwachtingen, aangezien het
seheepsruimtevraagstuk waarschijnlijk nog geruimen tijd remmend zal werken op den handel in het algemeen.
Wat speciaal J a v a betreft, zoo bewogen zich de prijzen
in den laatsten tijd tusschen
f
12 en
f
13 basis witte
suiker, doch is het niet bekend, of daartoe reeds belang-
rijke afdoeningen plaats vonden. Al lijken deze prijzen
niet te hoog, vergeleken met de prijzen in de verschillende consumptielanden, zoo moet niet uit het oog verloren wor-
den, dat nog belangrijke kwantiteiten, tot v661 lager prij-
zen ingeslagen, zich in handen van speculanten bevinden,
waarvoor voorloopig slechts gedeeltelijk afscheepgelegen-
heid te vinden zal zijn. Tot dusver zijn de afschepingen van
Java onder de omstandigheden zeer bevredigend te noemen;
in September waren die alwecler grooter dan verleden jaar, ».1. 167.560 tegen 146.520 tons, zoodat de geheele uitvoer
sedert begin Mei 643.560 ton bedroeg tegen 514.520 tons in
1917, en sedert begin Januari 903.193 tegen 705.406 tons.
Niettegenstaande deze grootere afschepingen is de thans
op Java liggende voorrâad nog grooter dan verleden jaar,
aangezien niettemin de verschepingen geen gelijken tred
hebben gehouden met de productie. –
In verband met de weigering der Vereenigde Javasuiker
Producenten om hun zetel naar Java te verleggen, heeft
de Ned. md. Regeering de beperkende bepalingen, aan het
verleenen van uitvoervergunningen verbonden, opgeheven
en worden deze vergunningen nu weder aan iedereen ver-
leend. De voor het uitvaardigen der licenties door den Gou-
verneur-Generaal ingestelde Commissie van Advies werd
ontbonden.
Uit oogst 1919 wordt een verkoop gerapporteerd aan
een Chineeschen speculant van 50.000 picols No. 12/14
tot f1O.
Over de overige wereidmarkten valt nog niets bizonders
te berichten. Volgens F. 0. Licht zal de oogst in D u i t s cli-
1 a n
cl
beneden 1.550.000 tons blijven. Van de Europeesche
landen belooft alleen Oostenrijk-Hongarije een
grooteren oogst te zullen opleveren dan verleden jaar, wan-
neer tenminste de gevolgen der revolutie daarin geen ver-
andering brengen. In
Z
w e d e n wordt de oogst geraamd op
119.000 tons geraffineerde suiker tegen 125.000 tons ver
–
leden jaar.
RUBBER.
De markt onderging geen noemenswaardige verandering
in de afgeloopen week. De stemming bleef kalm, slechts
op het einde der week liepen de prijzen iets op.
De week sluit als volgt:
einde voorafgaande week
Prima Hevea Crpe loco .. 2150/
4
. . . . . . . . . . . . . . . . 2/5
Nov./Dec. 2/5
1
/
…………. … 2/5
Jan.fJuni 2/6
…………….2/6
smoked Sheets 1 d. minder.
1 d. minder.
Hard cure fine Para ……2/11
1
/,
…………….3/1/,
WOL
De zaken op de centrale niarkt te Buenos Aires blijven
bij voortduring levendig. De prijzen zijn vast met goede
vraag, vooral voor de Crossbred-soorten; de oude voorraden nemen snel af. De Fransche, Italiaansche en Anierikaansche
koopers hebben de laatste dagen veel zaken gedaan.
Hier volgen enkele cijfers nopens de verschepingen:
1 October-1 September
1917/1918,
1916/1917
Genua ……….19.800 bo.
29.000 bn.
Engeland ……..5.000 ,,
34.000
Ver. Staten ……187.000
.
222 000
Frankrijk ……..19.000
34.000
Spanje ……….8.500
3.000
– Nederland……..150 ,,
7.500
Diversen ………17.500
9.000
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 3 October 1918.
Twee belangrijke cijfers 3verden deze week gepubliceerd:
in de eerst plaats het tweede Ginners Bericht, dat de hoe-
veelheid geginde balen Amerikaansche katoen tot 25 Sep-
tember aangeeft met 3.720.000 tegen 2.512.000 balen in
1917 en 4.082.000 in 1916. Hoewel dit aantal hooger was
dan men verwachtte, had het toch weinig invloed op de
markt. Later ontvingen wij het Bureau-bericht met een
percentage van 54,4 tegen 60,4 in 1917 en 56,3 in 1916.
Dit had ook weinig invloed op de mârkt, daar men meent,
1022
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
dat de oogst reeds zoo ver gevorderd is, dat een vroege
vorst niet veel schade meer zal kunnen doen. Het weer is
eerst gunstig geweest en men meent algemeen, dat dit aan
den oogst ten goede zal komen. Hoewel de vraag van de
industrie verbeterd is, wordt er ook in het Zuiden nog
1
a1
katoen aangeboden, zoodat
prijzen
weinig veranderen, terwijl
men ook voorloopig nog een fineering der prijzen verwacht.
In Egyptische katoen is nog al wat gedaan, terwijl de prijs
eenigszins verlaagd is in verband met de nieuwe Regeerings-
maatregelen. In Amerikaansche katoen is weinig gedaan
en prijzen blijven nog steeds stijgen geheel buiten verband
met de prijzen van ruwe katoen. Het wordt steeds moei-
lijker om garens in de vrije markt te koopen, zoodat
verkoopprijzen slechts nominaal zijn. In het binnenland
koopt men veer minder ook in verband met den politieken
toestand, terwijl -de export van garens zich voornamelijk
bepaalt tot Frankrijk en eenige kleine orders van Noorwegen
in verband met den verbeterden toestand op scheepvaart-
gebied.
Op de doekmarkt gaat vrijwel niets om, hoewel prijzen
nog steeds vast blijven en fabrikanten huiverig zijn om lang –
vooruit te verkoopen. Er is zeer weinig vraag van Indië,
China en de overige markten in het verre Oosten, behalve
Egypte, dat geregeld orders plaatst. Ook hoort men van
orders van Frankrijk, Zuid-Amerika en het binnenland en
eveneens van regeeringsorders tot vaste prijzen.
Manchester, d.d. 10 October 1918.
Prijzen van Amerikaansche katoen schijnen thans hun
hoogtepunt te hebben bereikt. De markt daalde Vrijdag j.l.
een penny per Ib., terwijl de stemming sedert flauw is geweest.
Er is een bepaalde verbetering in de oogst-vooruitzichten,
terwijl ook het aanbod van New-Orleans en het Zuiden
grooter wordt. Liverpool is bearish, terwijl ook verschillende
speculanten in Walistreet nog al gelikwideerd hebben. Men
meent, dat de politieke situatie, op lagere prijzen wijst en
de Banken schijnen algemeen hun voorschotten wat te ver-
minderen, zoodat het niet te verwonderen is, dat prijzen
dan ook flauw zijn. Egyptische katoen is onveranderd en
er gaat hierin nog al wat om.
Spinners van Amerikaansche garens klagen, dat zij katoen
welke zij reeds maanden geleden gekocht hebben, niet kunnen
krijgen, zoodat zij zelfs hier en daar tijdelijk moesten stop-
zetten. Bovendien klaagt men algemeen over de kwaliteit,
hetgeen voor spinners van fijnere gareus zeer lastig is.
Verkoopen van garens voor de binnenlandsche behoefte
geschieden alleen bij directe behoefte en spinners zijn wel
wat gemakkelijker dan eenige maanden geleden. Bovendien
zijn prijzen zeer onregelmatig en is over het algemeen de
kooplust zeer verminderd. Er loopen natuurlijk nog zeer
groote contracten, doch de markt is veel flauwer geworden.
Bundle-garens voor Frankrijk worden nog vlot verkocht in alle nummers en kwaliteiten. Bovendien is het aanbod van
Egyptisch garensverminderd, daar spinners voor regeerings-
orders sterk bezet zijn.
De doekmarkt blijft zeer rustig en alles wijst er op, dat
koopers een afwachtende houding aannemen; bovendien zijn
fabrikanten niet geneigd lange contracten af te sluiten,
daar zij vreezen, dat hunne productiekosten nog verder
zullen stijgen. Indië en China zijn geheel uit de markt,
teiwijl ook Zuid-Amerika thans zeer voorzichtig koopt. Voor Frankrijk en in het binnenland worden nog groote
zaken afgesloten.
Amerikaansche Katoen.
Volgens het Censusbureau te Washington bedraagt het
geginde aantal baleui katoen exclusieve linters:
(In duizendtalkn balen.
1
19181’19
1917/’18
7794
7150
8619
2 November ………
6790
5572
7292
18
October ………..
25 September
8720
2498
4063
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
9Nov.I8
I
4
_
Nov.18
1
280c1.’18
I
12Nov.’17111
_
Nov.’16
New York voor
Middling
..
30,85e
30,70 e
31,70e
29,45 c
19,40 c
New Orleans
voor Middling
30,38e
29,50e
30,25 c
27,88e
19,— c
Liverp. v. Good
Midd. Texas..
23,42 dl)
22,05 d
23,97 d
22,31 d
2
)
11,42 d$)
1)
8 Nov. ’18 !) Good Middling Amer. ‘) 10 Nov. ’16
Middling Amer.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)
1
Aug.18
tot
8
Nov.
’18
Ovei-eenkom,Iige perioden
1917
1)
1916
2
)
Ontvangsten Gulf-Havens..
1265
2102
Atlant.Havens
1704
943
1164
Uitvoer naar Gr. Brittannië
849
1001
‘t Vasteland.
1072
437
972
Japan ete…
–
–
‘)
9 November ’17.
2)
9
November
16.
Voorraden in duizendtallen
8
Nov.
18
1
9
Nov.
’17
1
9
Nov.
’16
1297 1082
1331
Binnenland …………..
1158
831
1165
Amerik. havens ………..
New York
…………..
New Orleans
.
?
384
Liverpool
……………
221
1)
337 627
1)
9 November ’18.
PETROLEUM.
(Ontleend aan den ,,Petroleum Review”
van 21, 28 September, 5, 7 en 12 October 1’918).
Londen. De prijzen voor geraffineerde petroleum hebben
gedurende de laatste weken geen verandering ondergaan.
Water White . . . . 1 s. 11
1
/4 d. per gallon.
Standard White. . 1 s. 10’/4 d.
Beide destillaten zijn in Schotland en Ierland 1 d. per
gallon duurder.
De prijzen voor smeerolie waren:
20 Sept.
27 Sept.
18 Oct.
4/11 Oct.
American pale …. £ 37
– 43 £ 38-45 £ 38-47
American red …… £ 38.10 s.-C 45 £ 40-47 £ 41-48
Americanfilt. cyl… £ 45
-.0 83 £ 49-68 £ 53-68
American dark cyl. £ 39
-C 44 £ 41-46 £ 40 -46
De prijzen voor benzine zijn:
No. 2 …………3 s. 8 d. per gallon.
No. 3 …………3 s. 7 d.
Beide destillaten zijn in Schotland en Ierland 1 d. per
gallon duurder.
De handel in terpentijn heeft een wijziging ou&ergaan.
De consenthouders zijn verplicht, voorloopig de eerste vier
maanden, hunne behoeften te dekken voor de helft met
Fransche en voor de andere helft met Amerikaansche
terpentijn. De prijs is 105 s. per cwt. ex wharf Londen.
Stookolie gaat tegen £ 14 per ton.
De prijzen voor paraffine wisselen in verhouding tot het
smeltpuut af van 10
1
/2
d. tot 1 s. per
1
b.
Liverpool. De noteering van lampolie bedraagt
1 s.
111/1
d. per gallon.
Benzine staat 3 s. 8 d. per gallon voor den kleinhandel.
Samuel Ban ner & Co. rapporteeren: De noteering voor
White Spirit is 3 s. per gallon, verhandeld in partijen van
1 ton. Voor Schotland vermeerderd met 1 d, voor Ierland
met 2 d. per gallon.
Bakoe. Er is voortdurend vaste vraag naar ruwe olie
tegen de door de Regeer,ing vastgestelde prijzen, n.l. 96 kopeken
B
per poed voor ruwe akoe- en Grosny-olie.
New York.
Getaffineerd, in kisten …. 18,75 c. per gallon.
Standard White,in vaten.. 15,50
Peunsylvanian Crude …. $4,— per vat.
P h i 1 adel p h i a.
Standard White ……..15,50 c. per gallon.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Data Ijzer
Clev.
No. 3
Koper
ton ar
Tin
Lood
Zink
11 Nov. 1918.
.
nom.
122.-1-
330.-!-
30.-/-
52.-!-
4
,,
1918..
nom.
122.-!-
334.-1-
30.-/-
52.-/-
16 Nov. 1917..
9216
1)
110.5/-
262.17/6
30.-1-
52.-/-
17 Nov. 1916..
nom.
139.101-
188.17/6 80.101-
57.101-
20Juli
1914..
51/4
61.-!-
145,15/-
19.-/-
21.101-
1)
Officieele priia voor binnenlandoch verbruik.
13 November 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1023
DE TWENTSCHE BANK
Amsterdam . – Rotterdam – ‘s-Gravenhage – Utrecht
Maandstaat op 31 October 1918.
•DEBET
Aandeelhouders nog te storten … ……………………….
f 1.784.700,-
Deelneming in de firma’s:
B. W. BLIJDENSTEIN & Co., te Londen
B. W. BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede
,,.
LEDEBOER-& Co., te Almelo, f7.892.187,50, waarvan in
geld gestort
………………………………….. …6.342.187,50
Deelneming in bevriende Bankinstellingen f5.020.579,98,waarvan
in geld gestort ……. . ………………………. …,,
3.550.079,98
Fondsen van Aandeelhouders
te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage. en Utrecht ….
Fondsen
door ons gedeponeerd voor rekening van, bevriende
istellingen……………………………………..
Kassa,
Wissels
en
Coupons
………………………….
Nederlandsehe
Staatsleeningen
………………………..
Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen
. .
Daggeldieeningen
………………………………..
Saldo’s bij Bankiers:
beschikbaar
voor
eigen
gebruik
……………………
:f
2.805.283,12
voor
rekening
van
derden
………………………..
,,
21.937.649,88
gereserveerd voorgeopende credieten
………………
2.527.717,16
Prolongatiën
gegeven
………………………………
Eigen
Fondsen
en
Syndicaten
……………………….
Credietvereeniging
………………………………..
Voorschotten tegen Onderpand.of Borgtocht en Saldos Rek. Crt.
f
42.126:924,51
Af:
loopende
Promessen
……………………………..
,,
2.210.000,-
Voorschotten op Consignatiën ……………………….
Gebouwen en Safe Deposit…………………………..
f
11.676.967,48
31.471.500,-
5.020.500,-
36. 929. 459,903
518.969,97
60.360.360,27
1.700.000,-
f.
27.270.650,16w
.9.950.285,-
3.371.301,05
26.738.809,27
39.910.924,51
174.837,48
2.667.194,924
Totaal ……
f
257773.760,02k
CREDIT
Kapitaal …………………………………………
f
21.952.000,
Reservefondsen ……………………………………..8.199.877,
Vaarborgfonds Credietvereeniging ……………………..
3.223.597,50
Reserve Credietvereeniging
………………………….
,
2.775.027,66
f
30.150.502,16
Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen
als waarborg voor 90 pOt. storting op aatideelen B ..
.. f
1.784.700,-
in Leendepôt …………………………………..,, 34.707.300,
36.492.000,-
Zieken-
en
Pensioenfondsen
………………………….
,,
238.512,33
Deposito’s
……………………………………………
.,
42.032.249,805′
Prolongatie-Deposito’s
……………………………….
,,
1.550.400,-
Saldo te ontvangen en te leveren fondsen
,,
620.368,23
Saldo’s Rekeningen-Courant
. ………………………..
f
92.805.464,50
voor gelden in het Buitenland.
.
,, 21.937.649,88
Credietvereeniging
………….
..
9.256.665,29 123.999.779,67
Daggeld
en
Beleeningeu
……………………………..
.
,,
4.375.000,-
Kassiers
te
Amsterdam
…………………………….
.
,,
.
3.253.009,05k
Te
betalen
Wissels
………………………….
. ……..
,
6.414.754,26
Diverse
Rekeningen
…………………………………
,,
2.647.184,513
Totaal , ……
f
257.773.760,0234
1024
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 November 1918
II
De X.
Nederlandsche Huistelefoon-Madschappli
ROTTERDAM
‘s.GRAVENHAGE
GRONINGEN
Telefoon 3600
Telefoon H 280, 300
Telefoon 1555
AMSTERDAM
LEEUWARDEN
levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,
in huur en koop.
Herstelt en onderhoudt on d er garantie ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.
PROSPECTUS
GRATIS.
GEBROEDERS CHABOT
KONINKLIJKE
ROTTERDAM
HOLLANDSCHE
LLOYD
KASSIERS en MAKELAARS
in
ASSURANTIËN
AMSTERDAM
Deposito’s.
–
Rekening-Courant.
–
Franco Chèque-Rekening.
Geregelde
Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland.
–
Aan- en Ver-
Passagiers-
en
Vrachtdienst
koop van Fondsen.
–
Bewaarneming en Administratie van Effecten,
met nieuwe, moderne
post-stoomschepen
Oorlogs-, Transport-. Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen
TUSSCH
EN
van eiken aard.
AMSTERDAM
ONTVANG-
EN
BETAALKAS
EN
NIEUWE DOELENSTRAAT
20-22
AMSTERDAM
ZUID-AMERIKA
KAPITAAL EN RESERVEN
f
5.500.000,—
–
VIA
DEposITo’s VOOR
1
JAAR FIXE â
4
PCT.
NEW YORK
GELDEN OP DEZEN TERMIJN GESTORT ZIJN NA AFLOOP VAN WET
JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.
NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STILZWIJGEND VOOR
GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.
DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER HALF JAAR
OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.
Internationale
Bank
UITGAVE VAN J. B. WOLTERS
3aketken waarl,or
UNIE BANK
fe Grouin3an.
Zoo juist verschenen:
voor
BEKNOPT LEERBOEK DER
Nederland en koloniën
AMSTERDAM
HANDELSAARDRIJKSKUNDE
Agentachappen in Indië:
door B. A. KWAST,
BATAVIA, SOERABAYA,
TOTDEN
Leeraar aan cle hoogere Handelaschool
te Groningen.
BAN DOEN
G,
VAN
OE
•
TWEEDE DEEL.
GEILLUSTREERD.
IVIEDAN
EN
WELTEVREDEN
Tweede druk.
Prijs f 1,65.
Agentachap in Nederland:
TILBURG
I
IN DEZEN PRIJS IS DE CRISISTOESLAG
BEGREPEN.
t
1
Reeders en Cargadoors
GEBR.
VA
N UDEN Revrachtingsagenten – Expediteurs
KOOP en VERKOOP VAN SCHEPEN
ROTTERDAM – AMSTERDAM – ZAANDAM
Telegram-Adres; ,,VANUDEN”
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Ii
..
W
.,T
H. MULLER &
C0
‘*
REEDERS EN KOOPLIEDEN
HOOFDKANTOOR:
‘s-GRAVEN•HAGE
H OLLAND-AMERIKA LIJN
GEREGELDE AFVAARTEN TUSSCHEN
ROTTERDAM en NEW YORK,.BOSTON, PHILADELPHIA,
BALTIMORE, NEWPORT NEWS, NORFOLK, SAVANNAH,
NEW ORLEANS, CUBA, MEXICO en NEW YÖRK—JAVA.
Voor inlichtingen wende men zich tot de
HOLLAND-AMERIKA LIJN, WILHELMINAKADE, ROTTERDAM
Scheepvaart- en Steenkolen-Maatschappij – Rotterdam
Filialen: AMSTERDAM – IJMUIDEN L LEEUWARDEN – HARLINGEN
ENGÉLSCHE STEENKOLEN
GEREGELDE LIJNEN VICE-VERSA:
ROTTERDAM – LON DON; ROTTERDAM – HULLIGOOLE; ROTTERDAM – NEWCASTLE;
ROTTERDAM—LEITH
-1
VAN RIJN & C
UTRECHT – POSTBUS 40
EENIGE FABRIKANTEN
PAN DE UTRECHTSCHE
FIJNE TAFELMOSTERD
P. Cbs & Leemhruggell
LEIDEN
Opgericht
1
Mei
1766
Tel. Intercomm. 370
–
Telegr.-Adres: CLOS
Sajetten en Wôllen
Garens voor Hand-
en Machinebreien
R. S. STOKVIS & ZONEN Ltd – ROTTERDAM
WESTZEEDIJK 594
()i’Éb
artikelen
De Erven de Wed. J. van Nelle
ROTTERDAM
Tabaks- en Sigarenfabrieken
Koffiebranderij – Theehandel
13 NOVEMBER 1918
0
3EJAARGANG No. 150
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
LNO 1616
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
BLAAUWHOEDENVEEM – VRIESSEVEEM
AMSTERDAM
ROTTERDAM
ANTWERPÈN
EXPEDITEURS
MAATSCHAPPELIJK
KAPITAAL:
f10.000.000,-
EXPEDITIE
IN-
EN UITKLARING
ASSURANTIE
1
••
q
–
.
1
1
•JJ
j
RESERVE-
FONDSEN:
f 1.639.297,151
RUBBER-
ETABLISSEMENT
KINA – ETABLISSEMENT
PAKHUIS EN SILO-GEBOUW ,,ST. JOB”, ROTTERDAM
BEÊEDIGDE WECERS EN METERS
BEWARING
VAN
KOOPMANSGOEDEREN
TEGEN
UITGIFTE
VAN
,,CEDULLENAAN TOONDER”
WELKE LEVERBAAR EN BELEENBAAR ZIJN
MODERNE KOEL- EN VRIESINRICHTINGEN
TE AMSTERDAM EN ROTTERDAM VOOR HET OP LAGE
TEMPERATUREN BEWAREN VAN AAN SPOEDIG BEDÉRF ONDERHEVIGE LEVENSMIDDELEN EN HANDELSWAREN.
CORRESPONDENTEN:
TE LONDENI BRITISH BLAAUWHOEDENVEEM
I
LTD., 1 MINCING LANE, E.C.
BIJKANTOOR TE LIVERPOOL.
IN NED. INDIË: ,,HET INDISCHE VEEM” EN ,,DE SCHEEPSAGENTUUR”, BATAVIA, ENZ..
MOTOR LOCOM OTIEVEN
,TRANSPORTWAGENS
VOOR ALLE DOELEINDEN
AANLEG VAN
FABRIEKSSPOOR
i -SPOOAWEIMATERIEEL- 11
DIRKZWAGER’s SCHEEPSAGENTUUR
MAASSLUIS EN HOEK VAN HOLLAND
Belasten zich met het rapporteeren van schepen en het
behandelen van scheepszaken op den Nieuwen Waterweg
NIEUWE BERGING-MAATSCHAPPIJ
MAASSLUIS
Contracteeren voor het bergen van gezonken schepen en
ladingen, op de rivieren en buitengaats; belasten zich met
het instellen van duikeronderzoek,
enz. enz.
DE’. SPAARNE-BANK
HAARLEM
Gestort Kapitaal en Reserves
f
1.184.000,-
REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERI NOEN, ASSURANTIÉN,
WISSELS, EFFECTEN, COUPONS, PROLONGATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.
ROTTERDAM. Zuidblaak56
‘s-GRAVENHAGE. Kneuterdijk 13
KAPITAAL f10.000.000,— VOLGESTORT
Directie:
P.
J.
VAN OMMEREN, Jhr. D.
F.
REUCHLIN,
S.
S.
BOSMAN JR.
Raad van
Commissarissen: Mr. J. A. LOEFF,J. RUPPERDA WIERDSMA, A. C. MEES en Mr. A.
J. MARX
NIJGH & VAN DITMAR’S aOEK-
EN HANDELSDRUXKERIJ, ROTTERDAM