Ga direct naar de content

Jrg. 26, editie 1351

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 10 1941

10 DECEMBER 1941

A UTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch,-wStatistisc
‘he

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID,FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

26E JAARGANG

WOENSDAG 10 DECEMBER 1941

No. 1351

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

Redactie en Administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Abonnemenisprjs yoor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Econom isch- Statist isch Maandbericht,

franco p. p. in Nederland f 20.85e per jaar. Buitenland en
koloniën f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

numnzer ingaan en slechts worden beëindigd per ultinio van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden Qan het Nederlandsch Economisch Instituut onwangen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de c’erdere

publicaties. Adreswijzigingen op te gei.’en aan de Administratie.

Adoertenties 000rpagina f 0.50 per regel. Andere pagina’s

f 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement oolgens tarief.

BERICHT.

Tot ons leedwezen moeten wij onzen lezers mededeelen,
dat wij door enkele technische moeilijkheden van de week
niet in staat zijn geweest op het gewone tijdstip te ver-
schijnen. De volgende week zal ons blad echter weerop
den bekenden tijd ter tafel komen. M. C.

INROUB.

De prijsregeling in de binnenscheepvaart in Neder-
land

door

P.

Boender……………………
696

De Duitsche prijspolitiek ten aanzien van gebonden
prijzen

doör

E.

Wiegand

………………….
698

Een Zwitsersch zeerecht tot stand gekomen door
Mr.

J.

Barents…………………………..
701

B o e k b es
p
r e k
i
n g é n.

J.
M.
L.
Saunders: Eén met ons Indië, bespr. door
Prof.

G

Gonggrijp

.
…………………….
703

Dr. F. J. H. M. van der Ven: Inleiding tot het ar-
beidsrecht, Mr. W. C. L. van der Grinten: Nieuw
arbeidsrecht, bespr. door
Mej. Mr. All. Ehels 703-704

Overheidsmaatregelen

op

econo-

misch

gebied
……………………….
704

M a a n d c ij f e r s.

lndexcijfers van Nederlandsche aandeelen

……
705

S t a t i
s t
i
e k e n.

Wisselkoersen

Bankstaten

………………
706

GELD- EN KAPITAALMARKT.

In ons vorige weekoverzicht konden wij melding maken
– van het feit, dat de agent van de schatkist, die na de
storting op de staatsleening natuurlijk eenigen tijd uit de
geld-narkt
was geweest – en die integendeel zelfs kort-
loopend schatkistpapier van de banken had ingekoeht-
weer papier had geplaatst en zelfs in vrij behoorlijken
omvang. In den loop van de verslagweek is intusschen de
afgifte van nieuw papier weer tijdelijk gestaakt; men nam
aan, dat in het begin van de nieuwe week de afgifte weer
zou worden hervat, wat echter nog niet is geschied.
De per einde November gepubliceerde maandstaten
van de groote banken vertoonen overeenkomstig de ver-
wachtingen een daling van de portefeuille schatkistpapier,
een vermindering van het crediteurencijfer en een stijging
van de pro]ongaties en voorschotten tegen effecten. In
vergelijking met de consolidatie-operatie in Februari van
dit jaar is de omvang van de stijging der effectenvoor-
schotten betrekkelijk gering. Dit is waarschijnlijk deels
daaraan toe te schrijven, dat reeds
véÔr
en kort na de
storting de markt een goed absorptievermogen voor de
nieuwe leening

heeft getoond, waardoor zeer groote om-
zetten konden worden bereikt, zoodat zij, die niet in staat
waren geweest, middelen voor de storting te fourneeren,
op korten termijn tot verkoop konden overgaan tegen
koersen, die, in verhouding tot den prijs van uitgifte, niet
overmatig laag waren.

De
obligatie’narkt,
die in de afgeloopen week per saldo
maar heel weinig was veranderd, heeft na het uitbreken
van het conflict in het Verre Oosten een reactie vertoond,
die overigens voor Nederlandsche obligatiën betrekkelijk
gering was. De gestaffelde leening opende de week op

93 ‘/
en sloot op precies denzelfden koers, waarna in
de nieuwe week een reactie volgde tot
92
1
/
2
. De nieuwe
3j
pCt. leening
1941
sloot op om in de nieuwe week
te reageeren Aot beneden de
96.
De Indische leeningen ver-
toonden na het uitbreken van den oorlog in de Pacific,
een veel krachtiger reactie. De
3
pCt. Indië
1937
daalde
van
941
op Vrijdag 5 dezer tot
89
op Donderdag den liden,
en de
3
pCt. Nederlandsch-Indië
1937 A
van op
88.

De
aandeelenuiarkt,
die de vorige week voor Indische
waarden, onder den invloed der spanning in het Verre
Oosten, reeds een reactie had vertoond, welke overigens binnen betrekkelijk enge grenzen bleef, heeft na het uit-
breken van het conflict een ongekend snelle en heftige
koersdaling geregistreerd voor Indische fondsen, gepaard
gaande met een vrijwel algemeen avans voor Nederland-
sche aandeelen. Maandag werd door het beursbestuur
de volgende regeling getroffen: De tape-koersen vervielen,
vÔôr half drie mochten geen noteeringen worden gemaakt,
de koersen, die niet meer dan 5 pCt. van het effectieve
bedrag lager waren dan de laatste noteering, mochten
zonder meer tot staan worden gebracht.; was de afwijking
grooter, dan was voorafgaande goedkeuring noodig van
het beursbestuur. Na den eersten beursdag werd de no-teering van andere dan Indische aandeelen geheel vrij-
gegeven; voor Indische waarden bleef de regeling als
vorengenoemd gehandhaafd. De voor Indische aandeelen
tot stand gekomen koersen zijn inderdaad voor het meeren-
deel meer dan het genoemde percentage van 5 lager.

696

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1941

DE PRIJSREGELING IN DE BINNEN-

SCHEEPVAART IN NEDERLAND.

Nadat in een vorig artikel
1)
werd nagegaan, hoe in
Duitschiand de regeling der vrachtprijzen in de binnen-
scheepvaart plaats heeft, zal dit thans worden onderzocht
voor Nederland.

liet oerooerprijsbesluit 1940.

Hier te lande werd op 27 December
1940
het Vervoer-
prijsbesluit
1940
uitgevaardigd. In dit Vervoerprijsbesluit
1940
wordt bepaald, dat de hoogst toelaatbare vrachtprijs
die is, welke door den vervoerder in het tijdvak van 8
tot en met
9
Mei
1940
voor een soortgelijke vervoers-overeenkomst werd bedongen of ontvangen. 1-Jet besluit
stelt met een verboden verhooging gelijk iedere directe of
indirecte vermindering der vervoersprestatie. Door den
Secretaris-Qeneraal van het Departement van Waterstaat
kan ontheffing van dit verbod van veihooging van den
vrachtprijs worden verleend. Dat deze mogelijkheid, om
toestemming voor verhooging te verkrijgen, open werd
gelaten, ligt in de rede; immers, dit besluit kwam eerst 8 maanden na de periode, waarop de vrachtprijzen werden
gefixeerd, terwijl de kosten inmiddels veelal sterk waren
gestegen. Was door een bepaalden vervoerder in het be-
doelde tijdvak geen soortgelijke overeenkomst aangegaan,
dan dient de vrachtprijs te worden vergeleken met den
laatsten vôôr het tijdvak
3
t/m
9
Mei bedongen prijs.
V66r den datum van uitvaardiging van het Vervoer-
prijsbesluit was verhooging van den vracht

rijs verboden

krachtens de prijsfixatie, ingesteld bij bekendmaking van
de Directie van Handel en Nijverheid en het Rijksbureau
voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd van
15
Mei
1940
en van de prijsfixatie, ingevoerd bij bekendmaking van
den Opjerbevelhebber van het Duitsche leger voor het
bezette gebied van 10 Mei
1940
(Heeresgruppen-Verord-
nungsblatt fOr die besetzten Gebiete. 1. Ausgabe).
De aanvragen om ontheffing van het verbod tot ver-
hooging van den vrachtprijs zijn van geval tot geval
afzonderlijk beoordeeld en een deel er van is ingewilligd.
Bovendien kan worden aangenomen, dat op velerlei
gebied in het vervoerswezen een niet onaanzienlijke prijs-
verhooging is doorgevoerd, waarvoor echter geen toe-
stemming werd gevraagd en verkregen. Men mag wel
aannemen, dat voor het vervoersapparaat – de Neder-
landsche Spoorwegen, waar een goedgekeurde verhooging
der tarieven van gemiddeld 18 pCt. plaats vond, buiten
beschouwing gelaten – het niveau der vrachtprijzen,
de toegestane verhoogingen daaronder begrepen, thans,
zeer globaal,
ongeveer
35
tot
40
pCt. ligt boven het peil
van de periode van
3
t/m
9
Mei
1940.
In het bijzonder
sedert Januari van dit jaar is echter door den Gemachtigde
voor de Prijzen paal en perk gesteld aan het euvei der
ongemotiveerde en niet toegestane verhoogingen van de
vrachtprijzen. Bij de bestrijding daarvan zijn zeer gevoelige
straffen gevallen.
Over de verschillende onderdeelen, waarin de Neder-

landsche binnenvaart kan worden onderscheiden, kan het
volgende worden opgemerkt
2).

J’J’ilde b innenraart.

Aanvankelijk werden de vraehtprijzen in de wilde
binnenscheepvaart door de bevrachtingscommissies vast-
gesteld
3).

Spoedig na de Meidagen van
1940,
en wel bij Besluit

‘)
,,De prijsregeling in de binnenscheepvaart in Duitschland”, in E.-S.B. van 3 December 1941.
‘) De sleepvaart zal hier buiten beschouwing blijven; zij werpt
in dit verband geen nieuwe problemen op. Slechts worcic aange-teekend, dat voor de trajectsleepvaart een uitgebreide organisatie in het leven is geroepen en sinds Juli 1941 bindende tarieven van
kracht zijn.
‘) De bevrachtingscommissies werden ingesteld bij de Wet van
5 Mei •1933, houdende maatregelen tot een zooveel mogelijk even-
redige vrachtverdeeling in de binnenscheepvaart (Stbl. no. 251).

van den Opperbevelhebber der Land- en Zeemacht van
19
Mei
1940,
werden deze bevrachtingscornmissies echter
opgeheven en kwamen daarvoor de bevrachtingcommis-sarissen, als hoedanig de secretarissen der bevrachtings-
commissies werden benoemd, in de plaats
4),
die in min-
dere df meerdere mate de positie van een rijksarnbtei’aar
innamen
5
). De Staat had tengevolge hiervan een onmid-
dellijken invloed op hun gestie. Bovendien werd tezelfder
tijd aan de bevrachtingscommissarissen de prijsregelende
werking ontnomen, welke functie overging op het Departe-
ment van Waterstaat. Van die zijde is ei’ toen naar ge-
streefd
i1i
de tarieven der wilde binnenvaart zooveel
mogelijk uniformiteit te brengen. Alen trachtte dit te be-
reiken door het verleenen van toeslagen op de bestaande
vrachtprijzen, welke voor de onderscheidene districten en
trajecten uiteenliepen
6)
Een goederenclr’ssiiicatie is in
de vrachtprij’ien der wilde binnenvaart niet bekend,
hoewel voor zeer voltmineu’e goederen, bijv. stroo en
hooi, toeslagen worden berekend en een enkel product van zeer lage waarde, bijv. turf, tegen een hijzonderen
vrachtprijs word t vervoerd.
Op deze wijze werd eer stelsel van bindende vracht-
prijren samengesteld voor met name genoemde trajecten,
waarbij rekening werd gehouden met de factoren, *elke
op een gegeven traject de kosten van den vervoerder
beïnvloeden, zooals brug- en sluisg&den, toestand van het
vaarwater, ed.
Lag door de bmoeienis der bevrachtingscominissies
het peil der veachtprijzen in de wilde binnenvaart om-
streeks einde
1939
reeds gemiddeld pIm.
30
pCt. hooger

dan c’at van Augustus
1939
(waarbij rekening moet worden
gehouden met den te dien tijde geheven vintertoeslag
van 10 pCt.), thans ligt dit prijsniveau omstreeks
50
tot
75
pCt. boven dat van Augustus
1939.
Werden dts aanvankelijk de bedongen vrach tprijzen
dooi de bevrachtingscommissies vastgesteld, thans is
men gebonden aan de dOor het Departement van Water-
staat vastgestelde tarieven, waarbij den bevrachtings-
commissarissen slechts een kleine armslag is gelaten voor
bevrachtirgen naar eventueel niet genoemde bestemmingen.
Een volslagen uniformiteit in de vrachtprijzen is nog
niet geheel bereikt; hier en dapi’ eischt het tariefstelsel
nog verbetering, met de uitwerking waarvan men, naar
verluidt doende is.
Van belang is nog het besluit betreffende de laad- en
lostijden in de binnenscheepvaart (Stcrt. no.
140
van 22

Juli
1941),
hetwelk aangeeft het aantal dagen, dat voor
vaartuigen met een gegeven inhoud, tegen het daarvoor
gestelde tarief, voor laden of lossen mag worden besteed. Worden deze laad- en lostijden niet in aanmerking_geno-
men, dan is de verlader verplicht overliggeld te vergoeden
aan den vervoerder. De hoogte van dit overliggeld wordt
door den Secretaris-Generaal van het Departement van
Waterstaat in overleg met den Gemachtigde voor de
Prijzenbindend vastgesteld; evenwel kan de eerstgenoemde
in voorkomende gevallen verhooging of verlaging van
dit b”drag toestaan.

Beurtoaart.

De Prijsopdrijvings- en Hamsterwet
1939
gold uiter-
aard ook voor de heurtvaart. Daar echter de tarieven in
de wilde binnenscheepvaart omstreeks eind
1939
werden
vastgesteld op een peil, dat globaal genomen ongeveer
80 pCt. lag boven het niveau van Augustus
1939,
heeft

men aan de beurtvaart eveneens toegestaan haar vracht- –
prijzen met omstreeks
30
pCt. boven dit peil te verhoogen,
zonder dat dit als prijsopdrijving in den zin der wet zou –
worden beschouwd. –

) Hun werd eed adviescommissie toegevoegd.
$) Langen tijd is de positie dezer bevrachtingscommissarissen
niet geregeld geweest. Eerst midden November van dit jaar is een
nadere regeling van kracht geworden.
•) Op de hoogte der toeslagen op enkele trajecten wordt invloed uitgeoefend door de verminderde mogelijkheid om retourvrachten
e krijgen, bijv. liet traject Maastricht—Rotterdam.

10 December 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

697

De hiervoren genoemde prijsfixaties, uitgevaardigd 10
en 15 Mei 1940, waren ook voor de beurtvaart van kracht,
terwijl het Vervoerprijsbesluit 1940, deze voorschriften
intrekkende, de vrachtprijzen ook voor de beurtvaart
fixeerde op het peil van de periode van 3 t/m 9 Mei 1940.
Niettemin zijn de vrachtprijzen in de beurtvaart nog Vrij
aanzienlijk opgeloc.pen; echter kan hier in het algemeen niet van ongemotiveerde verhooging worden gesproken.
Aangenomen.kan worden, dat een stijging der vrachtprijzen
van, ruw benaderd, ongeveer 20 pCt. boven het niveau van de periode 3 t/m 9 Mei heeft plaats gehad.
De vrachtprijzen in de beurtvaart liggen thans gemid-
deld ruim 55 pCt. boven het peil van Augustus 1939.
Ongetwijfeld zijn de kosten voor de beurtvaart aanzien-
lijk gestegen, zoowel door de stijging der brandstofprijzen als door de noodzaak, wegens het gebrek aan motorbrand-
stof, van sleepkracht gebruik te maken, en door den
langeren omlooptijd als gevolg van het verbod van nacht-vaart. In verband daarmede zal een algemeene ontheffing
van het Vervoerprijsbesluit worden verleend in den vorm
van maximum-vrachtprijzen, welke voor de beurtvaart
zullen worden vastgesteld
7).
Deze maximum-tarieven,
waarvan de invoering naar verwachting nog in 1941 zal

plaats vinden, worden gegeven voof 1350 met name ge-
noemde trajecten. Bij de bepaling van deze maximum-
vrachtprijzen zal rekening worden gehouden met de ver-
schillende factoren, welke den kostprijs voor den ver-
voerder op een bepaald traject beïnvloeden, zooals afstand,
diepte en breedte van het vaarwater, bruggen en brug-
gelden, sluizen enz., terwijl tevens een zeker onderscheid
tusschen dc goederen za] worden gemaakt.

Relatie paart.

Onder relatievaart sioet worden verstaan het vervoeren
van goederen bij uitsluiting voor één bedrijf, terwijl aan
derden geen lervoersdiensten worden geleverd.
rl
en
aanzien van dit vervoer geldt de prijsfixatie van het Vervoerprijsbesluït 1940. in hoeverre van overtre-
dingen in dezen tak der binnenscheepvaart sprake is ge- weest, onttrekt zich aar de waarneming. Wel schijnt een enkel verzoek tot verhooging van dci’ vrachtprijs hij het
Departement van Vaterstaat te zijn ingediend. In de
meerdeïheid des gevallen moet op dezeverzoeken gunstig

zijn beschikt.
Verdere plannen voor een nadere regeling van de
relatievaart schijnen niet te bestaan; het schijnt niet in
de bedoeling te liggen in de toekomst de afgesloten con-
tracten ter goedkeuring te laten aanbieden. D.t met deze
summiere regeling wordt volstaan, vindt zijn oorzaak ver-
moedelijk in de omstandigheid, dat de relatievaart een
betrekkelijk geringe beteekenis heeft. In 1939 bedroeg de door haar in beslag genomen tonnage slechts 3.5 pCt. van
het totale laadvermogen der Nederlandsche binnenv]oot.
Rijnoaart.

De Rijnvaart valt onder de Beschikking van den Secre-
taris-Generaal van het Departement van Waterstaat,
met betrekking tot de tarieven int de internationale binnen-
scheepvaart van 29 Juli 1941 (Ned. Staatscourant van 31

Juli 1941, No. 147)
8).
Hierin wordt bepaald, dat de vracht-
prijzen, w’aartegen in de internationale binnenscheepvaart
het vervoer ten hoogste mag geschieden, worden vastge-
steld door den Secretaris-Generaal van het Departement
van Waterstaat, na overleg met den Geruachtigde voor de

‘)
Zie
H. G. Itatbertsnsa:
,,Pi-ijsregeling”, in ,,Binnenscheepvaart”,
9e .Taargang, No. 3, bie. 61.
Amsterdam 1941.
8)
Krachtens ait. 3 van deze Tariefheschikking Internationale
BinnenscheePvaart 1941
is
kort geleden, eveneens hij beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departement van Waterstaat,
ingesteld een Commissie van Advies voor cle vaststelling der vracht-
prijzen in de internationale binnenscheepvaart. In deze commissie
zijn benoemd vertegenwoordigers van de verschillende organisaties
der betrokken scheepvaartondernemingen, van de Staatsmijnen,
van den Gemachtigde voor de Prijzen en van het Departement van
Waterstaat.

Prijzen. Op 31 Juli 1941 verscheen in de Nederlandsche
Staatscoirant, No. 147, Bekendmaking No. 1 van dn
Secretaris-Generaal van het Departement van Waterstaat,
en op 26 September jl. Bekendmaking No. 2 (Stort.
No. 188). In deze beide bekendmakingen worden voor
verschillende trajecten en onderscheidene goederen de
maximum-tarieven per ton vastgesteld.
In Bekendmaking No. 1 werd tevens de aflaaddiepte
bepaald. Deze is voor den Nederrijn
(mci.
Keulen) de

volle aflading en voor den Bovenrijn (boven Keulen)
2.30. meter. Wanneer een veriader een schip naar den
Bovenrijn dieper dan 2.30 m aflaadt en het schip wegens
onvoldoenden waterstand moet worden gelicht, wordt
voor het gelichte kwantum de vracht slechts betaald tot de
plaats, waar wordt gelicht, resp. tot het dichtstbijijnde
boven het lichterstation gelegen station, waarvoor een
vracht is genoteerd. Uiteraard moet echter de vracht
vooi het op 2.30 m geladen kwaiitum tenminste tot het
eindstation worden betaald. FIet is gebleken, dat de vrachtprijzen in de Rijnvaart,
naast de conjunctuur, sterk afhankelijk zijn van den

waterstand
9).
Een lage waterstand bepaalt immers den
omvang van de aangeboden laadruimte. Het was dan ook
deze omstandigheid, die het noodzakelijk maakte in de
gestelde maximum-prijzen de aflaaddiepte in aanmerking

te nemen.

Ve,anderde taak der benrachtingscomns issies.

Alvorens een enkele opmerking te maken over de rege-
ling der vrachtprijzen in de binnenvaart, zooals die in
Nederland en in Duitschland geschiedt, kan nog worden
aangeteekend, dat het eigenaardige verschijnsel zich heeft voorgedaan, dat de bevrachtingscommissies in Nederland,
die oorspronkelijk waren ingesteld met het doel een
zooveel mogelijk evenredige verdeeling van de ten vervoer

aangeboden lading over de verschillende schippers te be-
werkstelligen — ,,het verdeelen van den ongunst der tijden
over zoo mogelijk alle vakgenooten” —,entevensdeschiP-
perij een zeker bestaansminimum te garandeeren
10),

thans een werking in een geheel andere richting hebben
gekregen. Een soortgelijke gaiTg van zaken is in Duitsch-
land ten aanzien van de ,,Frachtenausschüsse” waar te
nemen. Deze organen zijn namelijk niet ontstaan uit den
wensch om verhooging van de vrachtprijzen tegen te gaan,

maar o.a. om de vrachtprijzen in de binnenscheepvaart op
een voor den vervoerder eenigermate bevredigend peil te
brengen, en een verbetering van de veelal onvoldoende
rentabiliteit der binnenscheepvaartondernemingen te
bewerkstelligen. Zij hadden ten doel – wellicht is het in
dit verband juister te spreken van een nevendoelstelling,
daar de ordening van de capaciteit der binnenvloot op den
voorgrond stond – de uit de disproportionaliteit tusschen

vraag en aanbod in de binnenscheepvaart (te groot aanbod
ten opzichte van de vraag) ontstane tendentie, de vracht.-
prijzen te drukken tot op een vrijwel algemeen verlies-
gevend niveau, te stuiten, en deze vranhtprijzen te stabili- seeren op cce zoodanig peil, dat voor de betrokken onder-
nemingen de hestaansmogelijkheid in zekere mate werd

gewaarborgd
11).
De onderscheidene belanghebbende krin-

gen, verzonders, expediteurs, groote en kleine binnenvaar-
ders, hadden bij de goedkeuring der tarieven in deze com-
missies (in Nederland door inschakeling van de Kamers
van Koophandel) een stem in het geding.

De nieunr’e doeleinden.

Thans is een der doeleinden niet meer het handhaven
van een bepaalden minimum-vrachtprijs in het belang der

8)
Vgl. het artikel over ,,De ontwikkeling van het vrachtelipeil
in de Rijnvaart en de positie van de RijnvloOt”, in het Econo-
misch Statistisch Maandbericht”, 3de jaargang, No. 4, blz.
77.
80)
Vgl. ,,Evenredige vrachtverdeeling in de binnenscheepvaart”.
Verslagen en Mededeelingen van de Afdeeling Handel en Nijverheid
van het Departement van Economische Zaken, jaargang 1933,
No. 1,
blz. & en
7.
‘s-Gravenhage 1933.
01)
Het gaat buiten het bestek van dit artikel te onderzoeken in
hoeverre dit streven resultaat heeft opgeleverd.

698

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December
1941

betrokken scheepvaartondernemingen, maar wordt aan
deze commissies of aan het daarvoor in de plaats getreden
orgaan, de bevrachtingscommissarissen, o.a. •tot taak
gesteld een verhooging der vrachtprijzen te voorkomen,
teneinde het economische leven voor de ongewenschte
gevolgen van deze verhoogingen te vrijwarer.
Hiertoe is men in Duitschland eerder overgegaan dan
in Nederland. Bovendien werden de vrachtprijzen in de
binnenscheepvaart in Duitschland gefixeerd op het
relati”f lage niveau van
1936,
terwijl in Nederland, ook
na de afkondiging der Prijsopdrijvings- en Hamstei-wet
1939,
een vrachtprijsverhooging van ongeveer
30
pCt. niet
als prijsopdrij ving zou worden beschouwd. Dit kan worden
vergeleken met de gedragslijn, welke hier te lande is ge-
volgd ten aanzien van de landhouwproducten; ook voor deze producten werd na het in werking treden der Prijs-
opdrijvings- en Hamsterwet
1939
een oploopen dci prijzen
toegestaan. Dit geschiedde op grond van de overwegirg,
dat zich in die periode voor den landbouw de mogelijkheid
opende, eindelijk de zoozeer gewenschte rentabiliteit van
het bedrijf te bereiken. De situatie in de binnenschcep-
vaart gaf aanleiding tot overwegingen van denzelfden aard, terwijl bovendien niet uit het oog mag worden verloren, dat
ook de kosten voor dezen vervoerstak waren gestegen,
vaak zelfs in aanzienlijke mate.
In beide gevallen werd dus hier te lande min of meer
een tweeledig doel nagestreefd. Eenerzijds werd getracht
een stabiliteit van het prijsniveau te bereiken, terwijl
anderzijds bepaalde, tot dusverre in mindere of meerdere
mate noodlijdende, categorieën van bedrijvigheid in de
gelegenheid wer4en gesteld hun positie eenigszins te ver-
beteren. De Duitsche regeling der vrachtprijzen in de binnenscheepvaart is – gelijk de geheele prijsvorming
en prijsbeheersching daar te lande – dan ook aanzienlijk
strenger geweest dan de Nederlandsche; daar werd bij
hooge uitzondering en voor individueele gevallen verhoo-
ging van- den vrachtprijs toegestaan, maar was van een
verhooging van het geheele vrachtenpeil geen sprake.

Eigen kenmerken der regeling in Nederland en in Duitschland

Gelijk bij ons voor de beurtvaart, bestaat in Duitsch-
land voor de geheele hinnenscheepvaart de regeling van
de vrachtprijzen in het aangeven van maximum-vracht-
prijzen. Dit moet echter, zooals bij de behandeling van
deze regeling reeds werd opgemerkt, vermoedelijk als een
overgangsmaatregel worden gezien. Het voornemen
schijnt te zijn; te komen tot algemeen bindende tarieven, welke voor met name genoemde trajecten zullen worden
ingevoerd. Een gelijke regeling derhalve als thans in
Nederland bestaat en die verder zal worden vervolmaakt
door het streven naar een grootere uniformiteit. Juist
in Duitschland stuit de opstelling van een zoodanig tarief-
stelsel op grootere moeilijkheden dan hier te lande, als
gevolg van het veel grootere aandeel der natuurlijke water-
wegen. In Nederland komt op 1 km kanaal ongeveer
0,175
km natuurlijke waterweg voor, tegen in Duitschland,
zeer globaal, omstreeks
4,5
km of niet minder dan
26
maal
zooveel. Op ieder traject – zoowel bij de rivier als bij
de kanaalvaart – zullen weer andere factoren den vracht-
prijs beïnvloeden, factoren als de stroom- én scheepvaart-
kundige verhoudinger, de grootte der vaartuigen, de duur
der vorstperiode ed.
De prijsregeling in het vervoerswezen is slechts een on-
derdeel van het groote geheel der prijsvorming en -beheer-
sching, dat men in de huidige bijzondere omstandigheden
tracht te realiseeren. Vermoedelijk zal zij op den duur
ook als instrument van ordening in het vervoersbedrijr zelf kunnen worden gebruikt, ofschoon in dit verband
andere factoren, zooals beheersching van de capaciteit
e.d., belangrijker zijn. Voorloopig echter is deze strekking
der prijzenpolitiek nog geheel secundair.

P.
BOENDER.

DE DUITSCHE PRIJSPOLITIEK TEN

AANZIEN VAN GEBONDEN PRIJZEN.

Beteckenis çan de afzonderlijke regeling der gebonden prijzen.

Een groot gedee]te van de transacties in Duitsch land
heeft betrekking op de zgn. gebonden prijzen. Men noemt
deze prijzen aldus, daar de partijen zich wederzijds door
overeenkomst binden, bepaalde prijzen of prijsgrenzen in
acht te nemen. Nog een andere vorm van prijsbinding
kan optreden, nl. indien de binding op grond van een
gedwongen aaneensluiting volgens het ,,Zwangskartell-
gesetz” plaats vindt. Naar schatting zal ca.
50
pCt. van alle
prijzen in Duitschland op een of andere wijze gebonden
zijn, hetgeen verklaarbaar wordt, indien men weet, dat
er ongeveer
1.700
industrieele kartels zijn
1).

Toen de prijspolitiek in Duitschland nog in haar kinder-
schoenen stond, richtte zij zich allereerst op de gebonden
prijzen. Dit had zijn grond in de overweging, dat de ge-
bonden prijzen, welke veelal niet door concurrentie werden
gedrukt, in het algemeen waren aangepast aan de be-
drijven met de hoogste kosten, dus de grensbedrijven, in
bepaalde gevallen zelfs aan de ,,extra-marginale bedrij-
ven”
2).
Uit dezen tijd dateert de ,,Verordnung über Preis-
bindungen und gegen. Verteuerung der Bedarfsdeckung”,
d.d. 11 December
1984,
welke verbood nieuwe gebonden
prijzen in te voeren of bestaande gebonden prijzen ten
nadeele van de afnemers te wijzigen zonder uitdrukkelijke
toestemming van den ,,Reichskommissar für die Preis-
überwachung”; aan deze verordening was een verplichting
tot aanmelding van alle prijsbindingen sinds 1 Juni
1933
voorafgegaan, neergelegd in de ,,Verordnung Ober die
Anmeldung von Preisbindungen” van
19
November
1934.
De materie is geheel nieuw geregeld in de ,,Preisbindungs-
verordnung” van
23
November
1940,
welke op
23
Fe-
bruari
1941
van kracht is geworden. In deze verordening
werden verschillende balingen samengevat en scherper
geformuleerd, terwijl hiaten werden gesloten. Ministerial-
direktor Dr. Flottmann heeft in zijn commentaar op deze
verordening het volgende gezegd
3
):
,,Der Reichskommissar für die Preisbildung hat sich
mit der neuen Preishindungsverordnung em Instrument
geschaffen, das zwar, wie bisher, wirksam zur Ueber-

wachung der Karteil- und Markenartikelpreise eingesetzt
werden wird das aber zugleich darüber hinaus ebenso
wirksam aufdem Gebiet der Preisbildung und Preislenkung
angewendet werden kann und soll.”

En verder zegt hij nog: ,,Dass von diesem Mittel Ge-
brauch gemacht werden wird, darf man schon daraus fol-
gen, dass der Erlass der neuen Preisbindungsverordnung
zeitlich zusammenfallt mit der Verkündung anderer
wichtigen Verordnungen und Runderlasse, die simtlich
dem Ziele dienen, die Preisaufsicht zu versch5rfen und die
Anwendung aller Preisbildungsmöglichkeiten zu intensi-
vieren”, hiermede doelende op de ,,Anweisungen zur Durchführung der §§
22
f.f. der Kriegswirtschaftsver-
ordnung”, welké ook in dit en het daarop volgende tijd-
vak werden afgekondigd
4)
.

Horizontale en verticale prijsbindingen.

Men dient een tweetal vormen van prijsbindin(y te onder-
scheiden: de horizontale en de verticale prijsbindiigen.
Een
horizontale
binding (in de Duitsche literatuur en de
verordening genoemd een ,,Preisbindung der ersten Hand”)
treedt op, indien ondernemingen in eenzelfde geleding

‘) Cf.,,Die Sonderstellung der gebundenen Preise”, artikel in
,,Die Chemische Industrie”, 64. )rg., Nr.
4-41,
d.d. 24 Januari1941.
8)
Vgl. mijn artikel ,,De Duitsche prijspolitiek” in de E.-S.B.,
26e Jrg., No. 1345, d.d. 29 October 1941, blz. 618 onder De ,,Preis-
stopverordnuflg”.
8)
Cf.
het eerder geciteerde artikel ,,Die Sonderstellung der
gebundenen Preise”. ‘) Vgl. mijn artikel ,,Van prijsstop naar calculatiestop in Duitsch-
land”, in de E.-S.B., 26e Jrg., No. 1347, d.d. 12 November 1941,
blz.
640.

10 December 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

699

van de hedrijfskolom een bepaalden prijs afspreken of
met elkander overeenkomen, bepaalde prijsgrenzen in acht
te zullen nemen. Ook wordt van een horizontale prijsbin-
ding gesproken, indien een kartel een prijsafspraak treft
met een outsider van dat kartel, zonder dat deze tot het
kartel toetreedt. Voorts zijn ook gentlemen-agreements
(prijsafspraken,welke niet uitdrukkelijk zijn vastgelegd, zoo-
als mondelinge afspraken en aanbevelingen om een bepaal-den prijs in acht te nemen) onder de horizontale prijsbinding
gebracht. Deze categorie zal vooral. hij kartels en syndi-
caten optreden en wel op verschillende wijze: de leden
van een kartel kunnen afspreken niet beneden een be-
paalden prijs te zullen gaan of een lixe prijs in acht te nemen
(prijskartel), zij kunnen afspraken treffen ten opzichte
van leverings- en betalingsvoorwaarden (voorwaardenkar-
tels) of ook een bepaalden vorm van prijscalculatie over-
eenkomen (calculatiekartels). Op grond van § 4 van de
,,Preishindungsverordnung” geldt een vastleggen of aan-
bevelen van te ontvangen vergoedingen, winstopslagen,
handels- en bewerkingsbijslagen en andere prijsbestand-
deelen, zooals leverings- en betalingsvoorwaarden en
audere den prijs beïnvioedende contractueele bepalingen,
als eer, binding van den verkoopprijs, zoodat alle boven-
vermelde kartels onder genoemde verordening vallen.

Uiteraard is het verkoopsyndicaat de meest straffe vorm
van prijsbinding. De ,,Preisbindungsverordnung” is daar-
entegen niet van toepassing op zuivere quoteeringskartels,
rayon- of afzetverdeelingskartels e.d.
Uit het bovenstaande volgt, dat een afspraak
tusschen producenten, den handel te verplichten een be-
paalden conventieprijs voor het betreffende artikel te
doen aanhouden, geen prijsbinding in den zin van de

,,Preisbindungsverordnung” is. Evenmin zijn de voor-
schriften van toepassing op die concerns en trusts, welke
als één ondernemer naar buiten optreden; in het geval, dat
het kapitaal der bij de concerns of trusts betrokken maat-
schapijen niet volkomen in het bezit van de moedermaat-
schappij is, geldt de , ,Preisbindungsverordnung” weer wel
5).

Van een
verticale
prijsbinding is sprake, indien de leden

van een bepaalde geleding van de bedrijfskolom de leden
van de volgende geleding verplichten of aanbevelen, voor
bepaalde goederen of diensten in den kleinhandel bepaalde
prijzen of prijsgrenzen in acht te nemen. In de Duitsche
literatuur en in de verordening spreekt men van een ,,Preis-
bindung dez zweiten Hand”. Het belangrijkste voorbeeld
van zulk een prijsbinding wordt gevormd door het merk-
artikel, alhoewel dit niet de eenige mogelijkheid van toe-
passing is. Het merkartikel ontvangt zijn beteekenis niet
alleen uit de handhaving der samenstelling en kwaliteit,
maar eveneens uit den continuen prijs
6).
De vaststelling
van den detailprijs biedt weliswaar den verbruiker het

voordeel, het desbetreffende goed op elke plaats tegen
eenzeifden prijs te kunnen aanschaffen; de invloed van de

concurre
Q
tie wordt echter in den handel daardoor uitge-
schakeld. Juist met het oog hierop is de verticale prijsbin-
ding onder de ,,Preisbindungsverordnung” gebracht.
Slechts twee vormen van verticale pri.jsbinding zijn vrij;

tea eerste, indien slechts een onverplichte richtprijs wordt
aanbevolen, mits duidelijk op de verpakking van het artikel
het onverplichte karakter van den detailrichtprijs is ver-
meld, ten tweede, indien niet de detailprijs is gebonden,
en de prijsbinding derhalve bij een tusschenhandelsschakel
ophoudt. Uiteraard zal dit laatste geval zich weinig voor-
doen en, indien het mocht optreden, veelal gepaard gaan
met een horizontale prijsbinding, in welk geval de ,,Preis-
bindungsverordnung” weer wel van toepassing is.

Contrôle door stelsel van machtigingen.

In dien een horizontale dan wel een verticale prijsbinding

‘)
Of. ,, Konzern-Preisprobleme”, artikel in

Der Deutsche
Volkswirt”, Nr. ZO, d.d. 14 Februari 1941.
‘) Vgl. hierover bijv. het artikel van S. H. Spiegelenberg , ,Het
merkartikel in oorlogstijd”, in de E.-S.B., 96e Jrg., No. 1341, d.d.
October 1941, blz. 566 cv.

voor de eerste maal wordt tdegepast, wordt verlengd of
ten nadeele van de afnemers wordt gewijzigd, moet daar-
toe toestemming van den ,,Reichskommissar für die Preis-
bildung” worden gevraagd
7).
Prijsbindingen, welke zonder
de vereischte machtiging zijn afgesloten, zijn ongeldig.
Indien het echter op grond van economische of billijkheids-
overwegingen aanbeveling verdient deze prijsbindingen
alsnog toe te staan, bestaat hiertoe de mogelijkheid inge-
volge § 1, Abs. 3, van de ,,Preisbindungsverordnung”.
De verleening van de vergunning kan worden beperkt,
zoowel wat den duur van de geldigheid betreft, als met
betrekking tot eventueel te stellen voorwaarden. De gel-
digheidsduur van de vergunning is in het algemeen drie
jaren. Voor de op het oogenblik der uitvaardiging van de
,,Preisbindungsverordnung” bestaande overeenkomsten is
een overgangsregeling getroffen, welke hierop neerkomt,
dat de op grond van de oude verordening werkzame prijs-
bindingen voorshands geoorloofd blijven, maar drie jaren
na het in kracht treden der nieuwe verordening (derhalve uiterlijk 23 Februari 1944) afloopen, in zooverre niet een
vroegere datum in de bindingsovereenkomst is neergelegd
of een andere datum in de eventueele vergunning van den
,,Reichskommissar” is vermeld. Herroeping van de ver-
gunning is voorts te allen tijde mogelijk.
Aan de vergunning kunnen ook voorwaarden, wat den
inhoud, de plichten van het kartel e.d. betieft, worden ge-steld. Als algemeene verplichting voor alle prijsbindingen
is opgelegd om aan het einde van elk boekjaar den prijscom-
missaris mededeeling te doen over het toe- en uittreden van
leden. Hiermede dient in verband te worden gebracht,
dat voor het toetreden van een outsider tot het kartel geen
toestemming van d’en prijscommissaris noodzakelijk is –
in zooverre dat niet op grond van andere prijsvoorschriften,
zooalsdeprijsstophepaling, dient plaats te vinden -, daar
het toetreden van de betreffende onderneming een prijsver-
hooging of wijziging der leverings- of hetalingsvoorwaarden
ten nadeele van haar afnemers beteekent. Een bijzondere
voorwaarde kan voorts zijn, dat de gebonden prijzen maxi-mum- of minimum-prijzen zullen zijn. Met behulp van bo-venvermelde voorschriften inzake de noodzakelijkheid een
vergunning aan te vragen, beoogt men het doen en laten
van de kartels, syndicaten, producenten van merkartikelen
enz. in genoegzame mate ten bate van de consumenten
onder contrôle te houden.

Plicht tot prijsverlaging.

De ,,Preisbindungsverordnung” is gevolgd door een
,,Erlass” van den Reichskommissar für die Preisbildung betreffende ,,Gewinnahschöpfung und Preissenkung bei
gebundenen Preisen”, welke men als een uitvoerende aan-
wijzing met betrekking tot de industrieele prijsbindingen
ingevolge de ,,Kriegswirtschaftsverordnung” moet zien
8).

De leden van industrieele organisaties, door welke de
prijzen horizontaal zijn gebonden, moeten ingevolge dozen
,,Erlass” voor het tijdvak van 1 September 1939 tot aan
het in kracht treden van de prijzen, welke ingevolge de

‘)
Verlenging van een horizontale pnijsbinding kan hetzij plaats vinden als gevolg van een uitdrukkelijk besluit van de leden, hetzij tengevolge van de werking der zgn. automatische verlengingsclau-
sule, welke bepaalt, dat de overeenkomst telkenmale voor een be-
paalden tijd wordt verlengd, indien zij niet eenigen tijd tevoren
is opgezegd. Terwijl volgens de verordening van 1934 slechts de
eerste wijze van verlenging het aanvragen eener vergunning nood-
zakelijk maakt, stelt de nieuwe verordening dezen eisch voor beide
vormen van verlenging.
Wat de wijziging ten nadeele van de afnemers betreft, dit geval is altijd aanwezig, indien op grond van de. ,,Verordnung Ober das
Verbot von Preiserhöhungen” (,,Preisstopverordnung”) van 26
November 1936 voor de betreffende wijziging toestemming van
of vanwege den ,,Reichskommissar t ür die Preisbildung” noodzake-
lijk is (cf. een artikel ,,Preisbindungs- und Preisstopverordnung”
in ,,Die Chemische Industrie”, Nr. 43/44, d.d. 31 October 1941,
blz. 574).
8)
Vgl. voor de ,,Kriegswirtschaftsverordnung” en de uitvoerende
,Anweisungen zur Durchführung der §§ 22 f.1. KWVO” mijn arti-kel ,,Van prijsstop naar calculatiestop in Duitschland” mde E.-S.B.
26e Jrg., No. 1347, d.d. 12 November 1941.

700

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1941
richtlijnen, in dezen ,,Erlass” gepubliceerd, worden vastge-
steld, de dvertollige winsten ,,afvoeren”. Leden van orga-
nisaties, die tot dusverre hoogere dan de geoorloofde
minimum-prijzen hebben berekend, zijn verplicht de wer-
kelijke prijzen te verlagen, behoudens den plicht de mini-
mum-prijzen in acht te nemen. Blijft na de prijsdaling tot
aan het minimum-prijsniveau nog een overwinst over, zio
dient deze te worden ,,afgevoerd”. Aan bedrijven, welke
zoowel gekartelleerde als ongekartelleerde goederen voe-
ren, staat het vrij de prijsdaling voor alle of voor enkele
artikelen, hetzij gekartelleerd, hetzij ongekartelleerd, toe
te passen. Wel dient hierbij te worden overwogen, dat het
aanbeveling verdient in de eerste plaats die artikelen in
prijs te verlagen, welke van belang zijn voor de oorlogs-
economie, gezien den invloed van de prijshoogte dezer
goederen op het totalr budget van den Staat
9).

– In denzelfden ,,Erlass” zijn voorts richtlijnen gegeven
voor de kartels, syndicaten ed. – dus de horizontale
prijsbindingen -, irgevolge welke moet worden nagegaan,
of de tot dusverre geldende gebonden prijzen moeten wor-
den verlaagd. Deze eventueele verlaging mag slechts plaats
vinden met toestemming van den prijscommissaris. De be-
treffende voorschriften zijn gebaseerd op § 25 van de
Kriegswirtschaftsverordnung”, o. m. luidende: , ,Sind ge-
bund ene Preise durch Selbstkosten von Betrieben bestimmt,
die uur infolge der Bindung der Preise im Sinne des § 1
der Verordnung übér Preisbindungen und gegen Ver-
teuerung der Bedarfsdeckung vom 12. November 1934 in
der Fassung vom 11. Dezember 1934 oder einer hesonderen
Beanspruchung ihres Wirtschaftszweiges in Betrieb erhal-
ten oder wieder in Betrieb genommen sind, so müssen die
Preise gesenkt werden. Ferner sind Preise zu senken, die
darauf beruhen, dass Betriebe auf Grund iler rechtlichen
Stellung oder der tatsiichlichen Verhiltnisse oder wegen
ihrer wirtschaftlichen Bedeutung ohne ausreichenden Wett-
bewerb sind.”

Maatstaf der prijs Qerlaging: het goede’,’ bedrijf.

Bij de beoordeeling van de mate der prijsverlaging moet
men uitgaan van een bedrijf, dat werkt onder kosten,
welke in overeenstemming met de oorlogseconomische
eischen kunnen worden geacht en waarvan de kosten,
onder de huidige bedrijfseconomisch bestaande mogelijk-
heden en in verhouding tot andere bedrijven, goed zijn te
noemen. De prijs moet zoover worden verlaagd, dat voor
dit §tandaardbedrijf tengevolge van de productie der be-
treffende goederen een winst optreedt, welke overeen-
komstig punt 14 van de ,,Anweïsung zur Durchfohrung der §§ 22 f.f. KWVO im Bereiche der Industrie” is, dus
overeenkomt met de voor de betreffende branche vastge-
stelde richtlijnen of, indien deze richtlijnen niet bestaan,
met de winst in het vergelijkingsjaar
20).

Men is dus uitgegaan van een bedrijf, dat ,,goed” werkt
en tevens overeenkomstig de voorschriften van de ,,Kriegs-
wirtschaftsverordnung”. Daarmede is de aloude minimum-
prijspolitiek van de kartels, welke zich richtten naar de
kostenstructuur van de ongunstigst werkende ondernemin-
gen, verlaten. Maar evenmin is de andere veelbesproken
weg bewandeld, nI. de kartelprijzen vast te stellen op grond-
slag van de werkelijke gemiddelde kosten der samenwer-
kende bedrijven, daar dientengevolge groepen met dooreen-
genomen achterlijke bedrijven op dezelfde wijze zouden
worden behandeld en eenzelfde winstmogelijkheid zouden
verkrijgcn, als de kartels met meerendeels goed geoutil-
leerde en efficiënt werkende bedrijven. De kosten moeten
veeleer objectief worden gewaardeerd. Uitgaande van dit
standpunt, alsook van de meening, dat weliswaar de beste

‘)
Cf. Dr. E. Ferber :,, Zur Neuregelung der Kartellpreise”,
artikel in het tijdschrift ,,Sudeienwirtschaft”, Jrg. 3, Folge 38,
d-.d. 18 September 1941, blz. 581. Hij haalt een redevoering van
Gauleiter Wagner, den prijscommissaris, aan, gehouden op 23
Juni 1941 te Keulen, waarin deze bovenvermeld standpunt naar
voren brengt.
10)
Vgl. voor de berekening van deze toelaatbare winst mijn arti-
kel ,,Van prijsstop naar calculatiestop in Duitschiand”, loc. cii.

onderneming een
bijzondere
ondernemerspremie mag
maken, maar dat zeer zeker de ,,goede” onderneming daar-
vo&r niet meer in aanmerking komt, is beslist, dat de toelaatbaar te achten verkoopprijs wordt berekend op
grondslag van de kostenstructuur van het goede bedrijf. Aldus wordt het streven naar verbetering bevorderd
11).

Uiteraard zal het gewens’.ht kunnen zijn een bedrijf, dat minder efficiënt werkt, dan het standaardbedrijf in
stand te houden en daartoe dit bedrijf een hoogeren prijs
toe te staan dan met het bovenbepaalde zou overeenkomen.
Ook zal het mogelijk zijn, dat de over

winst op artikelen,
welker prijzen zijn gebonden, door het ineerendeel van
de leden van het kartel placht te worden gebruikt om ver-
liezen of tekorten aan winst op andere, aanverwante arti-
kelen goed te maken. Ingovelge punt 4 van de bij den
,,Erlass” d.d. 15 Juli 1940 behoorende ,,Richtlinien” kan in deze beide gevallen toestemming worden verleend tot
een hoogeren dan den ingevolge de kostenstructuur van
het standaardbedrijf te bepalen verkoopprijs. Het verschil
tusschen deze beide prijzen dient, indien overtollige winst
•zou optreden, te worden ,,afgevoerd”. Ook kan de prijs-
commissaris echter bepalen, dat deze bedragen moeten wor-
den gestort in een verrekenings- of egalisatiefonds, waaruit
de zwakke broeders van het kartel worden gesubsidieerd. Dezesubsidieering heeft geen altijddurend karakter, maar
heeft uitsluitend ten doel, met het oog op de oorlogsecono-
mische noodzaak , ook de minder efficiënt werkende be-
drijven ingeschakeld te houden. De tijdelijkheid van den
maatregel zal voor het zwakke bedrijf een voldoende sti-
mulans vormen om tot rationalisatie over te gaan
12).

De kartelleden, die een bedrijf hebben, dat
efficiënter werkt dan het zgn. standaardhedrijf, mogen
de hieruit voortspruitende differentieele rente behou-
-den. Deze geldt dus zonder meer als toelaatbaar.
Anders is het echter bij bedrijven, die naast de gekartel-
leerde goederen ook nog andere producten maken; ,deze
moeten kunnen aantoonen, dat de overwinst tengevolge
van de voortbrenging dergekartelleerde artikelen optreedt,
en niet een gevolg is
van
de productie der overige goederen.
Indien een minimum-prijs, ingevolge bovengenoemde
voorschriften inzake de vaststelling van den ‘verkoopprijs,
wordt verlaagd, dient de onderneming, welke tot dusverre
een hoogeren verkoopprijs dan den minimum-prijs had, zijn
verkoopprijzen te verlagen met het percentage, waarmede
de minimum-prijs is gedaald.
1-let wederverhoogén van een eenmaal verlaagden gebon-
den prijs eischt weer toestemming van den prïjscommissaris.
Bovenstaande richtlijnen inzake de prijsverlaging gel-
den alleen, gelijk gezegd, voor de
horizontale prijsbindingen oan industrieele onde”nemingen.
Met betrekking tot de
verticale prijsbindingen van industrieele ondernemingen
is slechts voorgeschreven, dat voor de verlaging dezer
prijzen de ,,Anweisung zur Durchführung der §§ 22 U.
KWVO” geldt. Voor prijshindingen in den handel zullen
nadere rïctlijnen

worden gepubliceerd.

Voorschriften inzake orders r-‘an de operheid.

Tot zooverre de voorschriften, welke met betrekking
tot den plicht tot aanvrage e’ener vçrgunning en tot prijs-
verlaging en het afstaan van winst bestaan. De ,,Preis-
hindungsverordnung” noemt voorts nog een complex van
bepalingen, welke naast het bovenbesprokene staan en betrekking hebben op het reflecteeren naar opdrachten
van de overheid. De ondernemingen, die voor de uitvoering
dezer opdrachten in aanmerking willen komen, mogen
slechts met toestemming van den prijscommissaris of de
ambtelijke instantie, die de inschrijving heeft opengesteld, onderling afspraken’ maken of aanbevelingen doen, betref

fende de prijzen of leverings- en betalingsvoorwaarden-enz.,
welke zij zullen vragen.
E. WIEGAND.

00)
Cf. ,,Zur Neuregelung der Karteilpreise”, artikel van Dr.
Ferber, loc. cii, blz. 560.
0)
cf. Dr. E. Ferber, loc. cii., blz. 561.

10 December 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

701

EEN ZWITSERSCH ZEERECHT TOT STAND

GEKOMEN.

Het bericht, dat. Zwitserland een eigen zeevlag en een eigen zeerecht heeft gekregen, wekt even verwondering,
als wij bedenken, dat de grenzen van Zwitserland uit-
sluitend landgrenzen zijn. Vaart op de meren, vaart op de
Rhône en den Rijn, die kan een land als Zwitserland
uiteraard hebben; maar zeevaart?

De 000rgeschiecleni.s.

Tot voor korten tijd werd de behoefte aan een zeerecht
in Zwitserland dan ook niet gevoeld. De Zwitsersche vlag
werd wel gevoerd door schepen, die op de mede aan
Frankrijk en Italië grenzende meren voeren. De vaart
op den Rijn was, vooral na de verbeteringen, die in de
eerste decenniën van deze eeuw in den bovenloop van die
rivier werden iangebracht, steeds belangrijker geworden,
zoodat tenslotte ze]fs 37 pCt. van den Zwitserschen in-
voer over den Rijn het land binnenkwam. Theoretisch
bestond ook de mogelijkheid, dat Zwitsersche schepen
via den Rijn naar de open zëe zouden ‘varen, een moge-
lijkheid, die êveneens zou ontstaan, wanneer de plannen,
om een scheepvaartweg te maken van het- Como-meer
naar den mond van de .Po, eens verwerkelijkt zouden
worden
De aanleiding tot het scheppen van een Zwitsersch
zeerecht komt intusschen uiteen anderen hoek. Niet de mo-
ge]ijkhid om het door landgebied ingesloten Zwitsersche
territoir door middel van een waterweg met de open zee
te verbinden, maar de behoefte van Zwitsersche burgers
om met schepen onder hun landsvlag, van buitenlandsche
havens uit, de zeevhart te beoefenen, gaf aanleiding
tot het besluit van den Bondsraad van 9 April jl., waarbij een Zwitsersch zeerecht wordt geschapen en de Zwitser-
sche Staat aan schepen van Zwitsers het recht verleent,
de Zwitsersche vlag te voeren. Reeds in 1864 stelden Zwit-
sersche kooplieden in

Smyrna, Triëst, Hamburg en St. Pe-
tersburg aan hun regeering de vraag, of zij bereid was een
Zwitsersche zeevlag te creëeren, zoodat een in waarheid
,,Zwitsersche” zeevloot zou kunnen ontstaan. Wel was
het in de toenmalige theorie van het internationale iecht
betwist, of landen, die geen zeegrens hadden, hun schepen –
onder de eigen vlag mochten laten varen, maar de ge-
noemde Zwitsersche kooplieden beriepen zich op de con-
ventioneele voortdurende neutraliteit van hun land, om
te betoogen, dat deze ook aan een Zwitsersche handels-
vloot onder eigen vlag op de wereldzeeën de noodige he-
scheming zou geven.
Men kan er aan twijfelen, of deze zuiver juridische be-
scherming voldoende zou zijn, nu zij niet in feite (d.w.z.
door Zwitsersche oorlo’gsschepen). zou kunnen worden ondersteund. 1-letzeifde punt is ook – wij zullen het zoo
aanstonds zien – een zwakke stêe in het Zwitsersche
zeerecht, dat in April 1941 is geschapen.
Afgezien daarvan werd echter betwist, dat de gegaran-
deerde onzijdigheid van het Zwitsersche grondgebied
zich ook zou uitstrekken tot schepen, die ver van dat
grondgebied onder Zwitsersche vlag over de wereldzeeën
voeren. Voorts betwijfelde men, of een Z.ritsersch zeerecht
rechtsgevolgen zou hebben, wanneer de kapitein en sche-
pelingen voor overtredingen van het recht toch niet bij
terugkeer in hun land konden worden gestraft…. omdat
zij slechts van de ééne buitenlandsche haven naar de
andere voeren.
Al met al waren er twijfelpunten genoeg. Do Zwitser-
sche Bondsraad handhaafde in haar uitspraak over het verzoek der kooplieden wel, dat Zwitserland het recht
zou hebben
zich een zeevlag en een zeerecht te scheppen,
maar op het verzoek zelf werd afwijzend beschikt; het-
zelfde geschiedde in 1889, toen kooplieden uit Smyrna
en Triëst een soortgelijk verzoek deden als in 1864. Algemeen werd trouwens aangenomen, dat Zwitserland
aan de schepen van zijn reeders geen effectieve bescher-

ming op de wereldzeeën kon verschaffen en dat het dien-
tengevolge niet anders dan natuurlijk was, dat Zwit-
sersche handelsschepen geregeld onder vreemde vlag
voeren. Dat bleek ook,toen Frankrijk in den loop van
den Fransch-Duitschen oorlog van 1870—’71 een Zwit-
sersch schip prijsmaakte, dat onder Duitsche vlag voer.
Het schip werd toen door de Franschen vrijgelaten, omdat
zij overwogen, dat er voor de Zwitsersche schepen een
noodzaak
bestond, een vreemde handelsvlag te voeren.
M.a.w. men deed het Zwitsersche karakter (zooals dat
kan blijken uit de nationaliteit van de bemanning .en van
den eigenaar of reeder) praevaleeren boven de Duitsche vlag.
Dit bleef tot kort geleden de praktijk. Op de meren en
op de rivieren voeren wel schepen onder Zwitsersche
vlag; de diplomatieke geschiedenis leert voorts, dat
éénmaal, te Nagasaki, de Zwitsersche gezant in Japan
arriveerde op een schip, dat de Zwitsersche vlag voerde,
en bij zijn aankomst door de andere schepen met de
gebruikelijke eerbewijzen, aan een vreemde vlag ver-
schuldigd, werd begroet
.
: voor de liefhebbers van ,,pre-
cedenten” een opmerkelijk geval.

Tot het einde vao den oorlog 1914—’18 was niet alleen
de practijk zoo, maar ook de theorie kende zeker niet
algemeen een jecht op een eigen zeevlag toe aan landen, die alleen landgrenzen hebben. Artikel 273 van het Ver-
drag van Versailles echter bepaalde:
,,Les hautes Parties contractantes s’accordent

re-
connaître le pavillon des navires de toute puissance
alliée ou associée qui n’a pas de littoral maritime,
lorsqil’ils sorit enregistrés en un lieu unique déterminé,
situé sur son territoire; ce lieu tiendra lieu â ces navires
de port d’enregistrement”.
Onder voorwaarde, dat de niet aan zee grenzende lan-
den hun handelsschepen zouden registreeren op één plaats
binnen hun grondgebied, konden zij zich dus een handels-
vlag schepper. Het Verdrag van Neuilly met Bulgarije
(artikel 153) bevatte een soortgelijke bepaling, evenals
het Verdrag van St. Germaijï met Oostenrijk (artikel 225)
en dat van Trianon met Flongarije (artikel 209); de laat-
ste twee verdragen echter met ‘dien verstande, dat zij
de bokken niet langer van de schapen scheidden, maar
het recht tot het voeren van een zeevlag ook aan niet-
geallieerde of -geassocieerde landmogendhedentoekenden.
Na den oorlog 1914–’18 bracht men op de conferentie
over het verkeerswezén te Barcelona (1921) deze bepaling
uit de verschillende .vredesverdragen op een algemeen
plan, door haar in een declaratie ‘vast te leggen. Aanvan-
kelijk had men overwogen, de bepaling in een conventie
op te nemen, doch op aanraden van den Engelschen
vertegenwoordiger op de conferentie besloot men tot het afgeven van een verklaring, omdat deze, in tegenstelling
tot een conventie, niet opzegbaar is en men den regel,
dat ook niet aan zee grenzende landen een zeevlag mogen
hebben, zoo vast mogelijk in het internationale recht
wilde verankeren. Op 20 April 1921 teekenden de vertegen-
woordigers van een reeks staten daarom de verklaring,
dat deze landen ,,reconnaissent le pavillon des na’-ires
de tout Etat qui n’a pas de littoral maritime, losqu’ïls
sont enregistrés en un lieu u
.
nique déterminé, situé sur
sôn territoire; ce lieu constituera pour ces navires le port
d’enregistrement”.

De aanleiding.

Vele van de internationaal-rechtelijke regels, die opge-
nomen zijn in het verdrag van Versailles en de andere
vredesverdragen van na den oorlog 1914—’18, lodpen
in den huidigen oorlog groote kans niet nageleefd te
worden, nu immers een belangrijk deel van de grieven,
op grond waarvan deze oorlog tot uitbarsting is gekomen,
zich richt tegen het begrip ,,Versailles”. 1-let is natuur-lijk zeer de vraag, of de bestrijders van dit verdrag ook bezwaar hebben tegen het voeren van de eigen zeevlag
door schepen van niet aan zee grenzende mogendheden.
Toch lijkt het niet onbelangrijk, dat de bepaling, die het

FM

702

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1941

recht daartoe vastiegt, in de zoojuist aangehaalde De-
claratie van Barcelona nog eens in ander, zuiverder,
verband en…. onopzegbaar is vastgelegd.
De omstandigheden van Zwitserland waren echter tot
aan den oorlog van September 1939 niet van dien aard,
dat over het scheppen van een eigen zeevlag en een eigen
zeerecht werd gedacht. Ook in den eersten tijd van den
oorlog was de noodzaak daartoe trouwens niet aanwezig,
al werd het ter beschikking hebben van schepen voor de
voorziening van de Zwitsersche markt wel een uiterst
belangrijk punt. In het begin van den oorlog waren er
echter nog Vrij wat neutrale schepen ter beschikking,
die het tot stand brengen van een Zwitsersche vloot
onder eigen vlag voorloopig overbodig maakten. Inzonder-
heid Grieksch.e schepen werden in tijdcharter gehuurd,
en deze verzorgden een groot deel van den Zwitserschen
aanvoer, totdat in November ’40 de oorlog tusshen
Italië en Griekenland uitbrak en daardoor de Griek-
sche schepen ongeschikt werden voor het Zwitsersche
zeeverkeer, dat over de Italiaansche haven Genua gaat.
Nu trachtten de Zwitsers nog Joego-Slavische en vooral
Spaansche en Poitugeesche schepen te charteren, wat tot
op zekere hoogte gelukte. Het resultaat van alle pogingen
verzekerde den Zwitsers echter niet blijvend een vol-
doende scheepstonnage om hun invoer op peil te houden.
Tengevolge daarvan meende de Bondsregeering naar
andere middelen te moeten omzien om bij voortduring
een voldoend aantal schepen ter beschikking te hebben.
Nu de oorlogvoerende landen alle tonnage, die zij ter beschikking hadden, zelf meenden noodig te hebben,
en het aantal neutrale landen — en daarmede het aantal
neutrale schepen – steeds kleiner werd, moest men wel aan een derde categorie van schepen gaan denken: een
eigen, Zwitsersche handelsvloot onder Zwitsersche vlag.
Hiefboven werd reeds uiteengezet, hoe de juridische
mogelijkheid daartoe in het volkenrecht gaandeweg was
erkend en in de Declaratie van Barcelona onomstootelijk
was vastgelegd. De Zwitsersche Bondsraad besloot, van
deze mogelijkheid gebruik te maken en gaf aan Prof. Haab
de opdracht, een ontwerp-zeerecht op te stellen. Den isten
April 1941 werd een crediet van 16 millioen Zw. frs.
toegestaan voor den aankoop van schepen, en op 9 April
stelde een esluit van den Bondsraad een reeks regelen
vast voor de ,,zeescheepvaart onder Zwitsersche vlag” ‘).

Het nieuwe Zwitsersche zeerecht.

De vlag en het register vormen de kern van de nieuwe
regeling. De vlag (volgens artikel 11 van het Besluit een wit kruis op een rooden achtergrond, uitgevoerd
volgens het bij het Besluit gevoegde model) zal alleen
gevoerd mogen worden door Zwitsersche schepen, die
in het Zwitsersche scheepsregister zijn ingeschreven.
Wanneer een reeder, niet-eigenaar, de schepen uitrust
voor de zeevaart, moet ook deze het recht tot het voeren
van de zeevlag hebben verkregen, en rust het recht van
den eigenaar, zoolang de reeder zijn recht uitoefent
(artikel 10). Artikel 6 van het Besluit beperkt het begrip
,,Zwitsersche schepen” tot die, welke eigendom zijn,
hetzij van in Zwitserland wonende Zwitsersche onder-
danen, hetzij van Zwitsersche handelsvennootschappen
of coöperaties, welke laatste dan aan twee eischen moeten
voldoen, t.w.:
de organen, belast met bestuur en toezicht, moeten
uitsluitend uit Zwitsersche onderdanen zijn samen-
gesteld, en
alleen Zwitsers mogen lid ervan zijn of ,,de oorsprong
van het maatschappelijk kapitaal en de samenstelling
der organen moeten het Zwitsersche karakter er van
waarborgen”.
Deze dwingende bepalingen ziende, is men geneigd naar
een soortgelijke beperking te zoeken ten aanzien van de
opvarenden van de schepen onder Zwitsersche vlag.

1)
Arrté du Conseil général concernant la navigation maritime
sous pavilton suisse Recueil des bis générales no. 17, 17 April 1941.

Vele staten immers hebben in hun wetgeving de bepaling,
dat de geheelo bemanning of (wat het meeste voorkomt)
de helft, tweederde of driekwart er van, de nationaliteit
môet hebben van het land, welks vlag het schip voert.
In het Zwitsersche besluit van 9 April echter treffen wij
slechts de bepaling aan (artikel 28), dat de bemanning
haar
bekwaamheid
moet bewijzen volgens de wetgeving
van een staat, die de zeevaart uitoefent (in Zwitserland
zelf zijn de zeevaartscholen en stuurliedenexamens uiter-aard nog dun gezaaid!). De nationaliteit der schepelingen
wordt echter aan geen beperkingen onderworpen, zooals ook blijkt uit het bericht, dat eenmaal op één der nieuwe
Zwitsersche schepen zeelieden van acht verschillende
landaarden hebben gevaren, waaronder zich nog een aantal
Wit-Russen met een ,,Nansenpaspoort” bevond! Het
klaarblijkelijke gebrek aan Zwitsersche zeelieden verhin-
derde, in het Besluit bepalingen op te nemen, die de be-
manning der schepen onder Zwitsersche vlag tot hen
alleen beperkte.
Niet de zeelieden alleen moeten bekwaam zijn voor
hun werk, ook het schip moet behoorlijk geclassificeerd
zijn door een erkende maatschappij (bijv. ,,Veritas”),
zegt artikel 27 van het Besluit.
1-let Zwitsersche scheepsregister, dat wij zooeven noem-
den als de kern van het Zwitsersche zeerecht, wordt bij-gehouden door het ,,Office de la navigation maritime de
la Confédération Suisse”, weiks nieuw opgerichte kantoor
te Bazel (artikel 2) wordt waargenomen door de organen
van de ,,Direction générale de la navigation du canton
Bâle-Ville” (artikel 75), in verband waarmede het scheeps-
register voor zeschepen ook aldaar wordt bijgehouden
(artikel 75). Onder oppertoezicht van den Bondsraad
oefent het ,,Office de la navigation maritime” het onmid-
dellijke toezicht op de Zwitsersche zeevaart uit (artikelen
1 en 2). Voor nadere bepalingen omtrent het register
wordt in artikel 14 verwezen naar de wet van 28 September
1923 op het scheepsregister.
Het Besluit is trouwens sterk in verwijzingen, wat
uiteraard samenhangt met het voôrloopige, hier en daar
schetsmatige, karakter ervan. 1-let Besluit is slechts ,,eine
vorlöufige, des Ausbaus bedürftige, aber auch föhige
Grundlage, die vielleicht in absehbarer Zeit, nachdem die
nötigen Erfahrungen gesammelt sein werden, durch eine
Neuordnung wird ersetzt werden müssen”, zooals de
Bondsraad in zijn vierde rapport aan de ,,Bundesver-
sammlung”
2)
zegt. 1-Jet Besluit is beknopt en draagt bijv.
in artikel 30 aan het ,,Office de la navigation maritime”
op om een réglement te maken voor den dienst aan boord.
Voorts verwijst het voor allerlei onderwerpen naar de internationale conventie, die daarop betrekking heeft;
dit is een gewoonte, waarvan men, met het oog op de
unificatie van het internationale zeerecht, geneigd is te
wenschen, dat alle staten nog eens op die wijze met een
schoone lei zouden willen beginnen. Zoo wordt voor het
cognossement naar de conventie van 25 Augustus 1924 ver-
wezen (artikel 49), voor aanvaring, benevens voor hulp
en berging naar die van 23 September 1910 (artikel 50
en 51). Voor averij verwijst artikel 52 naar de York-Antwerp
rules, zooals die in 1924 te Stockholm zijn vastgesteld,
terwijl de verantwoordelijkheid van den eigenaar volgens
artikel 55 wordt vastgesteld door de daarop betrekking
hebbende conventie van 25 Augustus 1924. De contracten
met de bemanning tenslotte worden heheerscht door de
conventie van 24 Juni 1926 (artikel 29).
Voor de gevallen, waarin toepasselijke nationale en
,internationale rechtsregelen ontbreken, moeten volgens
de artikelen 72 en 48 van het Besluit de ,,algemeene
rechtsbeginselen”, respectievelijk de ,,algemeene begin-
selen van het zeerecht” als aanvullend recht worden ge-
bezigd, zulks in overeenstemming met artikel 36 van het
statuut van het Permanente Hof van Internationale

1)
Aangehaald in: ,,Wirtschaftliche Milteilungen” van 17 Sep-
tember 1941.

10 December 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

703

Justitie, dat als aanvullend internationaal recht de ,,règles
générales de droit reconnues par les nations civilisées”
noemt, en met het bekende voorschrift van het Zwitser-
sche Burgerlijke Wetboek, dat voor het nationale recht
hetzelfde doet, doordat het den rechter voorschrijft, in
gevallen, waarin geen bijzondere regel aanwezig is, volgens
algemeene rechtsbeginselen recht te spreken.

Van het reeds bestaande Zwitsersche recht worden op
de zeescheepvaart toepasselijk verklaard de zooeven reeds
genoemde. wet op het scheepsregister en het Wetboek
van Strafrecht, waarvoor bij de berechting van de be-
manning het Wetboek van
militair
strafrecht in de plaats
treedt (artikel 57). Ingeval dat laatste geen terzake die-
nende bepaling mocht bevatten, gelden de bepalingen
van het gewone strafwetboek weer. Ook de vervolging
vindt, behalve in de zaken, die aan de militaire gerechten
zijn voorbehouden, plaats door de autoriteiten van het
Kanton Bazel, dat tevens in artikel 69 tot forum voor
alle civiele acties tegen eigenaar, reeder en kapitein wordt
verklaard.
Nabetrachting.

Nu is de Zwitsersche scheepvaart dus in optima forma
aangevangen. Enkele schepen onder Zwitsersche vlag kruisen reeds op de zeeën, al heeft het nog wel eenige
moeite gekost om aan die schepen te komen, nu in oorlogs-
tijd bijna geen enkel land (zeker de oorlogvoerende niet,
maar de andere landen denken er niet veel anders over)
lust gevoelt, schepen uit zijn scheepsregister te laten over-
schrijven. Toch is het gelukt, zoowel voor den Zwitser-schen staat als voor enkele particuliere maatschappijen,
schepen te bemachtigen, die thans in hoofdzaak een pen-
deldienst Genua—Lissabon onderhouden. Of het daarbij
zal kunnen blijven, zal er uiteraard van afhanger., of het
verkeer met verder gelegen landen voor Zwitsersche
rekening blijvend door schepen van andere landen zal
kunnen geschieden. Ook de noodzaak vQor alle schepen,
Engelsche ,,ship-warrants” te hebben, om in Engelsche
havens aan steenkool en olie té kunnen komen, maakt de
zeevaart niet gemakkelijker. Verder is het uiteraard niet
geheel zonder risico, schepen onder Zwitsersche vlag op
de wereldzeeën te laten varen, daar geen Zwitsersche
oorlogsvloot ze daar kan beschermen, en het te betwijfelen
valt, of een mogelijke plichtvergeten bemanning van een
Zwitsersch schip door den sterken arm van de Zwitsersche
autoriteiten kan worden bestraft. Het besluit van 9 April
heeft daarom een bijzonderen voorzorgsmaatregel ge-
troffen en bepaald (artikel 31), dat het politieke bonds-
departement aan schepen onder Zwitsersche vlag, in het
bijzonder in oorlogstijd, een
commissaris
mee kan geven.
Van een zekere voorzichtigheid op het gebied van de
internationale politiek spreken ook de bepaling (artikel
59), die overtredingen van de Zwitsersche onzijdigheids-
ordonnantie van 14 April 1929 volgens het militaire straf-
wetboek doet berechten, en de eigenaardige formu-
leering van artikel 71. Dit artikel bepaalt namelijk (als
uitzondering op de bevoegdheden, die in de artikelen 69
en 70 aan de autoriteiten van het Kanton Bazel worden
toegekend), dat overtredingen, aan boord begaan, niet onder de Zwitsersche jurisdictie vallen, als een andere
staat competent is ,,ou déclare l’être pour les juger en
vertu des principes du droit international”. Hier valt
niet anders uit te lezen, dan dat de Zwitsersche overheid
niet alleen terugtreedt, waar naar haar oordeel het volken-
recht de organen van een anderen staat competent ver-
klaart, maar ook in die gevallen, waar de andere staat
dat alleen
beweert.
De politieke wijsheid van deze bepaling
gaat uit boven haar juridische elegantie. De opbouw van het Zwitsersche zeerecht, toont ove-
rigens eens te meer, hoe een juridische theoretisch reeds
mogelijk geachte – regeling, eerst tot wasdom komt, als
de behoefte van de werkelijkheid daartoe dringt. ,,Uit den
nood een deugd maken” kon ook het motto zijn voor
het Zwitsersche zeerecht.
Mr. J. BARENTS.

BOEKBESPREKINGEN.

Eén met ons Indië.
Een actuele beschouwing over het
koloniale vraagstuk, de Pacific en de Nederlandse
Koloniën, door J. M. L. Saunders. (Deventer 1941;
Uitg. W. van Hoeve).

Op de titelpagina van deze brochure vindt men een paar
aanhalingen, de ene uit het voortreffelijke boekje van

lrmgard Loeber ,,Das Niederliiindische Kolonialreich”,
de andere uit het bekende werk van Angoulvant ,,Les
Indes Néerlandaises”. ,,Holland hat durch Seine tatkrâf-tige Kolonialpolitik die innere Berechtigung zum Besitz seines überseeischen Gebietes gezeigt”, schrijft Irmgard
Loeber, en het oordeel van den Fransen auteur is niet
minder gunstig. Men zou het geschrift van den heer
Saunders een betoog kunnen noemen, ten bewijze van de
juistheid der door hem aangehaalde oordelen. Het gunstige
oordeel van den schrijver over ons koloniaal bestuur moet
in het algemeen inderdaad worden beaamd.
Soms echter is de formulering van den schrijver niet
gelukkig, of het oordeel te gunstig. Een voorbeeld van
niet gelukkige formulering vindt men op pag. 6, waar men
leest: ,,Deze daadkracht (namelijk die wij als kolonisa-
toren hadden getoond) bleef ook na 1929 latent aanwezig,
zodat de opleving in 1937 alweer opnieuw begon. Neder-
lands-Indië was een dr landen, die zich het eerst hadden
aangepast.. . .” enz. De opleving begon in 1937 niet
,,alweer opnieuw”, maar eerst heel laat, namelijk pas in
1937, of, als men wil, in het najaar van 1.936. En Neder-
lands-Indië heeft zich, in weerwil van de energiek door-

gevoerde bezuinigingen en loonsverlagingen, niet kunnen
aanpassen zonder devaluatie. Dit was juist het merk-
waardige voor een zo bij uitstek voor aanpassing door
loonsverlagingen geschikt land als Indië. De heer Saunders
is echter geheel in zijn recht, als hij hiervan geen verwijt
zou willen maken aan het adres van de Indische Regering.
Een tweede voorbeeld van bepaald zeer ongelukkige
formulering is te vinden op blz. 21, waar de schrijver zegt:
,,Vrijheid en rechtszekerheid mochten dan al prachtige
goederen zijn voor het individu in Euiopa, voor den
Javaan hadden ze geen enkele waarde of betekenis”. (!)
Gelooft de heer S. werkelijk, dat het Saidjah’s vader niets
kon schelen, dat hem zijn buffels werden afgenomen?
Gelooft hij werkelijk, dat de Javaan zo’n allerzonderlingst
wezen is, dat hij er onverschillig voor zou zijn, of zijn
akkerbezit wordt beschermd, en of hij vrij gelaten wordt
of niet, om zijn leven te leiden naar eigen voorkeur en
opvatting, zijn tijd en arbeidskracht te gebruiken zoals
hij wil?
Zo zijn er meer ongelukkige en onjuiste uitlatingen, die
mèestal het gevolg zijn van de wens, een gunstig oordeel
over de gehele linie te funderen. Dit neemt niet weg, dat
de brochure als populair geschriftje, vooral als tegenwicht
tegen eenzijdig-ongunstige oordelen, zijn waarde heeft.
G.

Inleiding tot het arbeidsrecht,
door Dr. F. J. H. M. van
der Ven, Lector aan de Katholieke Economische
Hoogeschool. (Tilburg 1941; Drukkerij Henri Berg-
mans N.V. Prijs f 2.90, 132 blz.).

• De bedoeling van het hier aangeboden geschrift is geen
andere dan een leidraad te verschaffen aan hen, die zich
op een igerlei wijze willen gaan bezig houden met de
zelfstandige bestudeering van het arbeidsrecht. Na eenige
inleidende opmerkingen over het object van het arbeids-
recht, dat volgens hem is: het complex van rechtsverhou-
dingen, die ontstaan in nauwen samenhang met het sociaal-
economisch verschijnsel arbeid, behandelt schr. in de
eerste plaats de bronnen, waarin dit recht is te vinden.
Vervolgens is een hoofdstuk gewijd aan de voornaamste
bron: de Wet, waarna wordt getracht het arbeidsrecht
schematisch in te deelen. Een korte behandeling van de
plaats van het arbeidsrecht in het rechtsgeheel besluit
het geschrift.
A. H. E.

704

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1941

Nieuçp arbeidsrecht;
aanteekeningen en verklaringen
voor de practijk, door Mr. W. C. L. van der Grinten.
(Alphen a. cl. Rijn; N. Samson N.V. 1941. Prijs f 1.80, 120 hlz.)..

Dit werkje is uitgegeven ten dienste van het bedrijfs-
leven Voor allen, die met arbeidsverhoudingen te maken
hebben, is kennis van de vele nieuwe verordeningen en besluiten op het terrein van het arbeidsrecht onontbeer-
lijk. Schr. tracht aan de hand van gevallen uit de practijk zooveel mogelijk de practische moeilijkheden te bespre-
ken, die zich naar aanleiding van deze verordeningen
voordoen. Voorzoover de rechter zich over de verschil-
lende hierbij gerezen vragen reeds heeft uitgesproken, is

dit steeds vermeld.
A. JE. E.

OVERI-IEIDSMAATREGELEN OP

ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEII).

Benzinb. Nadere bepalingen inzake den handel in en
het verbruik van ,,specïale benzine”.
(E.V.
7/11/’41,

pag. 1668; Stct. No. 212).

1efensieschadezakcn. Regeling van de afwikkeling
van schadeloosstellingen voor zgn. defensieschaden (in-
kwartiering, inundatie, vordering van schepen, enz.).
(E.V. 14/11/’41, pag. 1705; V.B. No. 46).

Kantoorjnachines. Nadere regeling met betrekking tot
den handel in kantoormachincs. (E.V. 7/11/’41, pag.

1669; Stct. No. 211).

Metalen. Nadere regeling inzake aangifte van be-
paalde voorraden ijzer en staal en de beschikking over
deze voorraden.
1-Jet verbruik van zink voor het vervaardigen van
zinklegeeringen is, behoudens vergunning van den Direc-
teur van liet Rijkshureau voor non-ferrometalen, ver-
boden. (E.V. 14/11/’41, pag. 1708; Stct. Nos. 218A en
220).

Meotine en -producten. Nadere regeling van den handel
in nicotine en nicotineproducten; deze is na 1 November
1941 slechts toegestaan met schriftelijke vergunning van
het Rijksbureau voor Chemische Producten. (E.V. 7/11/’41,
pag. 1666; Stct. No. 94).

• Organisatie bedrijfsleven. De tot de hoofdgioep ,,lndus-
trie” hehoorende bedrijfs- en vakgroepen kunnen, in-
gevolge beschikking van den Secretaris-Generaal van
het Departement van Handel, Nij’erlieid en Scheepvaart,
op het haar toegewezen gebied van het bedrijfsleven
uit vakoogpunt verordeningen maken. (E.V. 14/11/’41, pag. 1704; Stct. No. 219).-

Prjsrcgeingen. Nadere
prijsvoorsciiriften
inzake kippen-,
eenden- en ganzenveeren, hout, turf, non-ferrometalen, teenhout en griendproducten en calculatievoorschriften
voor textielproducten. (E.V. 7/11/’41, pag. 1667/68/69;
Stct. Nos. 211, 212, 213 en 214).
Nadere pi-ijsvoorschriften met betrekking tot de prijzen
voor consumptiemelk in bepaalde gebieden en vaststel-
ling van maximumprijzen voor oesters (E.V. 14/11/’41;
pag. 1708; Stct. Nos. 216 en 219).

Rechtspraak. Reorganisatie van de Crisis-Tuchtrecht-
spraak, om. met het doel om in voorkomende gevallen
een snellere afdoening te bevorderen. (E.V. 7/11/’41, pag.
1663; Stct. No. 212).

Rijwidlindustrie. Zonder vergunning van het Rijks-
bureau voor Verwerkende Industrieën is het thans ver-
boden ijzer en staal te verwerken voor de vervaardiging
van rijwielen (alle soorten) en rijwielonderdeelen. (E.V.
14/11/’41, pag. 1706; Stct. No. 218A).

Uitvoer naar Duitschiand. Dispensatie is verleend van
bestaande uitvoerverboden voor eelt groot aantal goederen,
voorzoover deze naar Duitschland worden uitgevoerd.

(E.V. 7/1.1/’41, pag. 1664; 14/11/’41, pag. 1706; Stct.
No. 215).

Uitvoering Ziekenîotidsbcsluit. Nadere regeling met be-
trekking tot de uitvoering van het Ziekenfondsbesluit.
(E.V. 14/11/’41, pag. 1706; Stct. No. 218).

Vaste brandstoffen. Nadere regeling inzake distribueeri ng
en aflevering van vaste brandstoffen. (E.V. 7/11/’41, pag.
1667).

Vervoerverbod goederen. Afgekondigd zijn een aan-
tal wijzigingen van bestaande distrihutie-beschikkingen,
waarbij vervoerverboden worden ingesteld; tevens worden
algemeene dispensaties verleend van deze en reeds
vroeger ingestelde vervoerverboden. Voor wat betreft
een aantal goederen worden deze dispensaties bij afzon-derlijke beschikking weer ingetrokken, voorzôover deze
goederen kennelijk worden vervoerd, teneinde uit het
Vrije verkeer hier te lande te worden uitgevoerd, be-
houdens wanneer ten opzichte van de betrokken goederen
alle douaneformaliteiten zijn vervuld. (E.V. 14/11/’41,
pag. 1704; 21/11/41, pag. 1742; Stct. Nos. 218A en 222).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENINO.

Aardappelen. Verplichte voorraadaangifte door aard-
appeltelers voorzoover zij een oppervlakte van meer dan
5 are klei of 10 are andere grond met aardappelen hebben
bebouwd en de hoeveelheden niet bestemd zijn voor
levering aah aardappel meelfabriekert. (E.V. 14/1 1/’41, pag.
1707;No. 218):

Nadere regeling van de organisatie van den aardappel-
handel.
Regeling van den handel in voor menschelijke consump-
tie geschikt verklaarde fabrieksaardappelen. (E.V.21/11/’41,
pag. 1744; Stct. No. 222).
Roolzaad. In het algemeen is het afmaaien van onrijp
koolzaad verboden. (E. V. 21/11/’41, pag. 1744).

Pachten. Regeling inzake de mogelijkheid van ver-
lenging met een termijn van twee jaar van védr 29
October 1941 nietig verklaarde pachtovereenkomsten. (E .V.
7/11/’41, pag. 1663; Stct. No. 211).

Scheuren van grasland. Indien de noodige middelen
of bekwaamheden ontbreken kan het scheuren van gras-
land verricht worden door de Nederlandsche Heide-
maatschappij. Verhooging van de scheurpremie tot resp.
f 250 en f 150 per ha. (E.V. 14/11/’41 pag. 1706/07).
Nadere regeling van den scheurplicht indien de vrij-
willige opgave niet aan de gestelde doeleinden beant-
woordt. (E. V. 21/11/’41, pag. 1743; Stct. No. 223).

Slaehtvee. Nadere regeling van de levering van en ver-
goeding voor varkens van een bepaalde gewichtsklasse
(40-55 kg).
Nadere regeling van de inzameling van slachtaf-
vallen. (E.V 14/11/’41, pag. 1705/07).
Verlenging van de verplichte rundveelevering tot
1 December 1942. 1

let aantal te leveren runderen zal na
1 December 1941 zoodanig worden gesteld, dat prac-
tisch geen verdere inkrimping van den melkveestapel
zal beheven plaats te vinden. In de eerste maanden
na 1 December zullen, behalve de reeds gecontrac-
teerde runderen ingevolge de verplichte levering tot 1
December 1941, geen dieren verplicht moeten worden
geleverd. (E. V. 21/11/’41, pag. 1745).

Veevoeder. In verband met de thans in zwang zijnde
gewoonte om bij den oogst van suikerbieten abnormaal
groote bietenkoppen af te snijden is hiervoor een vervoer-,
afleverings- en droogverbod – behoudens vergunning- van
de P.I.C.A. – ingesteld.
Regeling inzake het voorhanden hebben van maal- en
menginrichtingen voor het bereiden van mengvoeders.
(BV. 7/11/’41, pag. 1666/67; Stct. No. 214).
Ten behoev’e van het scheuren van grasland kan een
extra toewijzing mengvoeder voor paarden worden ver-
strekt. (E. V. 21/11/’41, pag. 1744).

10 December 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

705

Vervoerderverbod warmoezerijgewassen. Het groenten-
vervoederbesluit is thans van toepassing op warmoe-
zerijgewassen, fruit, vroege aardappelen, koolrapen en
pastinaken voorzoover geschikt voor menschelijke con-
surnptie en indien het vervoederen niet geschiedt door
den teler in eigen bedrjf of geen ontheffing door de Groen-
ten- en Fruitcentrale is verleend. (E.V. 14/11/’41,
pag. 1707; Stct. No., 217).

Zaden. Regeling van de verplichte inlevering van fijne
zaden (karwijzaad, geel mosterdzaad en maanzaad).
(E. V. 21/11/’41, pag. 1743; Stct. No. 222).
GELD-, CREDIET- EN IJANKWEZEN EN BELASTINGEN.

Bankwezen. Instelling van de Hoofdgroep Banken
door de Organisatie-Commissie Bedrijfsleven. (E. V.
21/11/’41, pag. 1741; Stct. No. 223).

Omzetbelasting. Nadere bepaling inzake de heffing van
de omzetbeasting .met betrekking tot den handel in
bloembollen. (E.V 14/11/’41, pag. 1706).

Verbod uitgifte hulpgeld. Zonder vergunning van den
Secretaris-Generaal van het Departement van Finan-
ciën is het verboden zgn. huipgeld (hieronder wordt verstaan alles wat bestemd of geschikt is in een min
of meer beperkten kring van personen als betaalmiddel
te worden gebezigd, in het bizonder penningen, bonnen,
betaal- en spaarzegels, e.d.) aan te maken, uit te geven,
aan te nemen of door te geven.
Regeling van de intrekking van het in omloop zijnde
hulpgeld. (BV. 14/11/’41, pag. 1704; V.B. No. 46).

VERKEER.

Binnenscheepvaart. Afkondiging van het,,Binnenscheep-
vaartbesluit 1941″, waarbij het in een vaartuig inladen,
vervoeren of opslaan en lossen van goederen zonder
vergunning der bevrachtingscommisarissen verboden
is. De uitvoering van dit besluit is neergelegd in het
,,Binnenscheepvaartreglement 1941″. (BV. 14/11/’41, pag.
1705; 21/11/’41, pag. 1743; Stct. No. 223; V.B. NQ. 64).

MAANDCIJFERS.

INDEXCIJFERS VAN NEDERLANDSCHE AANDEELEN (Centraal Bureau voor de Statistiek).

(Men zie voor de wijze van berekening der indexcijfers het Maandschrift van het C.B.S. van Maart 1925, blz. 355 e.v. en
30 April 1937, blz. 605 e.v. De lijst der fondsen, uit welker noteering de indexcijfers worden berekend, ligt ter inzage op
het Centraal Bureau voor de Statistiek).
De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven het aantal fondsen aan, waaruit het indexcijfer berekend is.

1930
=

100

(29)

E
.

(22)

..
z

O

.

(6) (7)

.

,.,’u.
E

O)
(Is)

100
100

..
100 100
100 100
100
‘100
100 100 100 100 100
100
1931
72
76
74
86 55
57
51
63
51
68 65 66
70
59
1923
44
55 49 64 30 37 32
36 29 39
46
41
46
39
1933
51
59
54
72

26
44
34
35
45
38
59
49
52
36 1934
50 66 57
68
’21
42
34
28 73 41
69
58 55
34-
1935
46
67
55
75
21
47
38
34
80
48
65
60 55 37
1936
52 76
64
80
88.
79
44
42
109
70
73
79
66
62
1937

….
85
108
95
103
113
108
70 64
209
92
107 120
104
76 1938
84
105
93
99 98 90 57
56
145
81
94
98

96
54
1939
86
100
92 80
94
79 45
63
132
53
84 86 90
56
1930

……..

Jan.

’40 80.4
92.7 85.7
65.4
106.6
69.8 38.2
67.3
141.7 46.6 80.2 86.0
85.4
54.3
Febr.
81.0 92.6
86.0
65.1
106.3
66.3
36.4
64.9 135.3 48.1
79.2
83.6
84.7
52.5
Mrt.
82.0
96.7 88.3
64.1
110.1
64.2
35.9 64.3
132.0
46.7
78.0
82.3
85.7
52,6
April
82.3
94.5 87.6
63.8 111.1
58.8
34.7
61.8
126.2
47.5
72.6
‘77.7
83.9
53.5

Sept.

4)
99.3
111.6
104.6
68.4 110.8
60.4
50.3
61.2
131.7 52.2 74.5 79.5
94.3
56.1
Oct.

,,
109.6
123.6
115.6
80.2 117.5
63.9
63.1
64.1
144.0
55.1
82.3
85.8
104.1
57._
Nov.

.
113.1
130.6 120.7 84.8 127.8
75.7
65.9
74.8
170.4
65.7
103.7 102.6
112.7
69.8
Dec.

,
118.0
134.5
.125.1 85.1
134.2 71.4
62.3
77.9
182.4
69.7
93.9
105.4
116.1
69,7

Jan.

’41
126.2 139.2
131.8
85.9
134.1
70.8
61.8 77.6
186.2
70.6
93.4
106.4
1200
69.7
Febr.
120.8
183.4 126.2
84.1
125.3
62.0′
56.7
69.6 169.9
64.9
89.4 97.6
113.4
63.4
Mrt.
123.0
185.8 128.5
82.1
125.6
60.0
56.8
69.9
174.0
64.9
90.7.
99.0
115.1
63.8
April
184.3
151.7
141.8
87.1
133.7
70.6
68.8 78.9 189.3 75.3 100.7
109.5
126.5
57.1
Mei
130.2
146.2
137.1
88.3
128.6
64.7
67.6
74.5
181.3
72.4
100.1
105,2
121.6

Juni
127.1 141.1 133.1
85.5
124.8

66.9
68.1
169.4 70.4
97.3
99.0
117.1

Juli
136.9
150.2
142.8 87.7 133,7 65.8
74.8 72.5
186.2 76.0
99.1
106.4
125.6

Aug. 147.0
1603
152.7
92.2
144.9
71.2
79.2 75.4 195.2
77.9
100.2
110.9
133.6

Sept.
154.1
170.7
161.3
96.3
156.3
84.1
89.1 81.4
218.2
85.2
106.0
122.1
143.0
Oct.
150.2
166.8
157.4
96.3 154.7
84.1
84.5
82.0
218.2
851
112.0
123.5
141.1
Nov.
161.4
176.6
167.9
99.6 161.9 89.5
90.3
85.3
229.5
89.3
121.2 130.4 149.9

Fondsen, die zoowel internationaal verhandelbaar zijn, als geacht kunnen worden sterk den invloed van den
buitenlandschen conjunctureelen toestand te ondervinden.
Hieronder is ook het petroleumaandeel uit de voorafgaande kolom opgenomen.
Hieronder zijn begrepen de aandeelen uit de 4 voorafgaande kolommen.

)
Aandeelen van Nederlandsche en Nederlandsch-Indische ondernemingen, waaronder 3 fondsen, die niet in de
voorafgaande kolommen zijn opgenomen.
4)
Over de maanden Mei t/m. Augustus ’40 werden geen indexeijfers berekend.

706

EONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December
1941

STATISTIEKEN.
ZILVERPRIJS.

GOUDPRIJS.
Londen ‘)
N. York ‘)

A’dam ‘) Londen ‘)
25 Nov. 1941..

23
1
/
1

25 Nov. 1941.. 2125
168/-
26

,,

1941..

23
1
/,

26

,,

1941..

2125
168/-
27

,,

1941

231!,

27

,,

1941..

2125
168/-
28

,,

1941..

232f,

28

,,

1941..

2125
168/-
29

,,

1941..

23
1
/,

29

,,

1941..

2125
168/-
1

Dec. 1941..

23
1
!,

1

Dec. 1941..

2125
168/-
2 Dec. 1940..


343
14

2

Dec.

1940..

2125
168/-
23 Aug. 1939..

18
1
/,
1

37
1
/, 23 Aug. 1939..

2110
148/6
1
J,
‘) In pence p. oz. stand.

‘)
Foreign silver Id $c.
p. oz. fine.
‘)
In guldens per kg 1000/1000.

4)
In sh. p. oz. line.
KOERSEN TE LONDEN.
DE NEDERLANDSCHE
BANK.
Verkorte balans op 8 December 1941.
Activa.
Binnenl. Wissels, Mdbank.
t
Promessen, enz.bank

,
entsch. ,,

115.099
t
Papier op het Buitenland . . 1 853.499.544
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen


Beleeningen mcl.
voorschotten In ÇI-Ifdbank. t 137.746.498 ‘) rekening-courant
3.936.002
op onderpand

(Agentsch. ,,

19.485.975

115.099

853.499.544

Plaatsen en
landen
Not.
eenh.
24-29 Nov.’41
Laagste
1
Hoogstal
29
Nov.
1941
I
t7-22
Nov.
’41
I
LaagstelHoogstel
22Nov.
1941

0/jicieel:
New York
….
$
p.
£
4.021 4.031
4.03
4.021
4.031
4.03
Fr.p.I

– – – – –
Stockholm

.
Kr.p.
16.85 16.95
16.90
16.85 16.95
16.90
Montreal

. . .
$
p.
£
4.43
4.47
4.45 4.43
4.47 4.45

Parijs

……..

Buenos Aires.
Pes.p
16.95*
17.13
17.04* 16.951
17.13
17.041

Niet-Of/icieel:
Alexandrië

. .
P.p.
£
97.50
97.50
97.50 97.50
97.50
97.50
Dr.p.






Bangkok

….
Sh. p.ticeI



– –

Bombay

. . .
d.p. r.
17.96 17.96 17.96
17.96
17.98 17.96

Athene

……..

Budapest

. . . –
d. p.
£
Hongkong
P.p.
15.- 15.-
15.- 15.- 15.-
15.-
Istanbul
Tp.I


– –
– –
d. P.

yen
Lissabon

. . .
Escu.p.
£
99.80
100.20
100.-
99.80
100.20
100.-
Pt.p.
40.50
60.50
40.50
40.50
40.50 40.50

Kobe ………

Montevideo
.
d.p.p.

Madrid

…….

Rio de Janeiro
d.
P.

mii.
– –




Sjanghai

. . .
d. p.
$
3.03
3.03
3.03 3.03
3.03
3,03
Singapore
. . . .
d. p.
$
28.16
28.16 28.16 28 16 28.16 28.16
KOERSEN TE NEW-YORK.
(Cablo).
Data

Londen

Parijs

Berlijn

Amsterdam
(8 per £)

(8 per 100 Jr.)

($ p. 100 Mle.) (8 p.
/100)
2 Dec. 1941

4.04

2.29


3

,,

1941

4.04

2.29


4

,,

1941

4.04

2.29


5

,,

1941

4.04

2.29


6

,,

1941

4.04

2.29


8

,,

1941

4.04

2.29


9 Dec. 1940

4.03’/

40.05


Muntpariteit

4.86

3.90’f,

23.81
1
1
4

40
1
/,,
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen
t

22Nov. 1941
29 Nov. 1941
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Nederlandsche Bank
1

15.494.725,01
t


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

…………..
193.504,50
,,

43.843,81
Voorschotten op ultimo Oct.
1941

aan

de

gemeenten
verstrekt

op

aan

haar
uit te keerenhoofdsom der
pers. bel., aand. In de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
vermogensbelasting

……..

Voorschotten aan Ned.-Indtë’)
,,

167.826.275,94
,,

165.051.275,94
Idem

voor

Suriname ‘)

….
,,

7.383.872,74
Idem

aan

Curaçao ‘)
355.937,28
,,

355.937,28
Kasvord. wegens credietver
strekking a. h. buitenland
,,

57.766.027,06

…7.323.872,74

57.695.234,87
Daggeldleenlngen tegen onder-
pand

………………
6.000.000,-

Saldo der postrek. van Rijks-
85.310.867,93
,,

87.162.601,32
Vordering op het Alg. Burg.

….

comptabelen

……………

Pensioenfonds ‘)

……..

Vordering op andere Staats-
……..

bedr. en instellingen ‘)
56.276.522,92
,,

66.123.897,63
V er o licht in ge n
VOOF5CHOL
noor ue INea.
jjanK

ingevolge art. 16 van haar
t


t

5.377.639,24
Voorschot door de Ned. Bank
octrooi

verstrekt

………

in reken.-cour. verstrekt
..,,

,,


Schuld

aan

de

Bank voor
Ned.

Gemeenten

……..
Schatkistbiljetten

in

omloop
,, 110.149.000,-
,,

110.149.000,-
Schatkistproniessen in omloop
,,1484.700.000,- ,,1489.600.000,-
Daggeldleeningen

……….
……..-
,,


Zilverbons in omloop

……
…105.839.855,50
,, 108.125.870,-
Schuld

op

ultimo

October
1941 aan de gemeenten weg.
a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers.bel., aafld.
t.
d. hoofds. grondb. e. d. gem. fondsb. d.

…-

alsm. opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting ….
1.167.260,08
,,

1.167.260,08
Schuld

aan het Alg.

Burg.
Pensioenfonds
1)
1.454.072,57
,,

1.494.086,04
Id. aan het Staatsbedr. der
P. T. en T.

‘)

…………

…..

162.094.676,47
,,

169.061.042,54
Id.
aan andere Staatsbedrij-

……

ven’)

………………

,,

18.138.359,64
Id. aan div. Instellingen
1)

..,,
…23.137.548,15
343.377.054,52
,,

342.236.788,72

‘)
In rekg. crt. met
‘5
Rijks’Schatklst

t

161.168.475
Op
Effecten enz.

……….

t

110.789.437
‘)
Op
goederen en Ceelen

379.037
161.168.475 ‘)
Voorschotten

aan het

Rijk

………………
..-
Munt en muntmateriaal:
Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal …………f1.025.662.144
Zilveren munt, enz.

……..
..7.863.136
1.033.525.280
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,

53.430.263
Gebouwen en meubelen der Bank

………….
4.000.000
Diverse

rekeningen

……………………..
150.831.369

2.256.570.030
Passlva.
Kapitaal

…………………………….
t

20.000.000
Reservefonds

…………………………..
5.368.354
Bijzondere

reserves

……………………..
16.583.835
Pensioenfonds

…………………………..
11.764.369
Bankbiljetten

in

omloop

………………..
2.039.579.265
Bankassignati6n

in

omloop

………………..
132.221
Rek-Courant

Van het Rijk t

5.242.041
saldo’s

Van anderen
,,

156.728.278
161.970.319
Diverse

rekeningen

……………………..
5.171.667

12.256.570.030

Beschikbaar metaalsalcio

………………
t

157.691.586
Minder bedrag aan bankbiljetten In omloop dan
waartoe de bank gerechtigd

Is

…………..
394.228.960
Schatkistpapier, rechtstreeks bij cle bank onder-
gebracht
……………………………

‘)
Waarvan aan Nederlandsch-Indië (Wet van
15

Maart

1933,

Staatsblad

No.

99)

……….
55.341.825

Voornaamsto posten lii
duIzenden guldens.

1

Gouden
.
And
er
e
Beechileb.
Dek-
Data
1
munt en’)
opeischb.
Metaal-
I

kings-
I

muntmater.
.
schulden
saldo

perc.
8 Dec.
1
411
1.025.662
2.035.579
162.103
157.692
47+
1

,,

‘411
1.025.412
2.039.541
160.169
156.631
47
±
24 Nov. ‘411
1.025.054
1.988.332
164.185
175.163
48
6

Mei ‘401
1.160.282 1.158.613
255.183
607.042
83
Totaal
Schatkist-
Belee-
Papier
Divn.
Data
bedrag
prom.
op
het
I
reke.
I

t

disconto’s
rechtstr.
nengen
buitent.
(act.)
8 DecTZ’ïI
115

1

161.168

1

853.500

ij5:j
1

,,

’41J
91

1

178.984

1
822.138

1166.684
24 Nov. ’41’
1.494

1
800.488
165.350

1
800.488

1153.395
6 Mei

‘401
9.853

1
. –
217.756

1
750

1
20.648
‘) Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Goud
R
en
t
en

1

And
er
e wissels,
1
Belse-
Data
en
bank-

1
I
chèques
en
ningen
deviezen
scheine
1
schatkistpa pier
29 Nov. 1941
1

77,2
276,4
1
18.898,8
24,0
22

,,

1941
1

77,5
301,0
1
17.668,7
1

15,3
15

,,

1941
t

77,1
281,2
t

.
17.836,5
1

18,1
23 Aug.

1939
77,0
27.2
1
-8.140.0
1

22.2

Data

1
El/ee.-
“.5irerse

1
Circu-

1
Rekg.-

1
Diverse
1
ten
Activa

1
Zatte

1
Crt.

1
Passion
29 Nov. ’41
1

58,3

1

2.011,4
1

17.792,9
1

2.493,2

1

630,6
22

,,

’41
1
1

1.916,9
1

16.645,2
1

2.398,9

1
583,5
15

,,

’41
1

19,5
t

2.024,8
1

16.914,4
1

2.401,8

1
571,5
23 Aug.’39
t

982.6
t

1.380,5
1

8.709,8
1

1.195,4

t
454,8

GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BAI4K VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSI.EBA.NK TE BRUSSEL.
(in miii. trancs)

1

0)0
1)
,

1)0
0
Pq

27 NoYT
1
33.664
720
17.083
2.371
4TT
Ï
2.342
20

,,

’41
33.204
711
17.206
2.322
46.935
3.665
2.166
13

,,

’41
33.097
757
16.937
2.261
46.753 3.602
2.026
6

,,

’41
32.949
685
16.821
2.202
46.564
3.632
1.792
29 Oct. ’41
32.905
630
16.895
2.143
45.982

1

3.675

1

2.243
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480
29.806

909

A/fabetische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1940 het Jaarregister 1940, laatste bladzijde.)

Aardappelen (1304) 57, (’14) 216,
(
1
19) 287,
(’20) 299, (’23) 345, (’28) 411, (’30) 436,
(’35) 497, (’38) 535, (’39) 548, (’40) 560,
(’42) 585, (’46) 635, (’51) 704
Aardolieproducten (zie ook Brandstoffen,
Motor) (1302)31, (’14)215, (‘1 9)287, (’20) 299,
(’22) 328, (’23) 345
Afval (1304) 56, (’06) 92, (’11) 174, (’13) 205,
(’14) 215, (’16) 248, (’19) 287, (’21) 311, (’23) 345, (’27) 398, (’32) 461, (’38) 535,
(’40) 559161,
(
1
42) 585
Alcoholhoudende dranken(I 307) 109 (’08) 128,
(’12) 191, (’19, 287, (’28) 411, (’38) 535,
(’40) 560, (‘ ) 599, (’44) 611
Arbeid (1303) 41, (’06) 92, (’08) 128, (’09) 147,
(’11) 173 ‘J3) 205, (46) 248, (’25) 372,
(’29) 423, (’30) 436, (’40) 559/61, (’41) 573,
(’46) 4
Bak.’•.i . . (1314) 216, (’28) 410, (’38) 535,
(’43) 599, (’44) 611
Banken ………………..1351 (705)
Belasting (1304) 57,
(
1
05) 75/76, (’07) 108/09,
(’12)
191, (’14) 216, (’17) 263, (’25) 372,
(’28) 411, (’40) 561, (’43) 599
Betalingsverkeer m. h. buitenland (1305) 75,
(’07) 108, (’34) 485, (’39) 549, (’45) 623,
(’48) 661
Bindtouw. . (1314) 216, (’23) 345, (’35) 497,
(’39) .548
Binnenvaart (1316) 249, (’18) 273, (’25) 373.
(’35) 497, (’39) 549, (’40) 560 (’51) 705 Bloembollen (1303) 46, (’38) 535, (’42) 585
Boomkweekerij (1305) 75, (’15) 233,
(
1
24) 357,
(’40) 560, (’46) 635
Boschbouw (1311) 174, (’24) 357, (’44) 611
Boter ….(1303) 46, (’04) 57, (’06) 92/93,
(’14)
216, (’16) 249, (’18) 273, (’30) 436
Bouwmaterialen (1303) 46, (’05) 74,
(
1
07) 107,
(’12) 189, (’14) 215, (’16) 249, (’24) 357, (’38) 535, (’40) 551, (’44) 611
Brandbluschapparaten ……….(1346) 634
Brandstoffen, Motor- .. (1302) 31, (’03) 46,
(’05) 74/75, (’07) 107, (’08) 127, (’09) 147,
(‘1 6) 249, (’25)372, (’40) 560,(’43) 599,'(’46)635,
(’51) 704
Brandstoffen, Vaste

. (1O4) 56, (12) (’13) 205, (’40) 560,
1 12
5(5.
1
M 4
Bultenlandsche handel (1311) 173, (’12) 189,
(’14) 215, (’15) 233, (’38) 535, (’44) 611,
(’51) 704
Cacao . . . . (1314) 216, (’17) 262. (’35) 497
Carbolineum …………… (1314) 174
Carton …………(1321) 311, (’34) 485
Chemische producten (1307) 107, (’24) 357,
(’25) 372, (’28) 410, (’51) 704
Cichorei …………..(1306) 94, (’45) 623
Commissarissenbelasting. . . .

(1325) 373
Conserven

……………..(1323) 345
Crisisinvoei’wet

…………..(1305) 74
Crisisproducten (1302) 30, (’03) 46, (’04) 57,
(’05) 74
Cyclostyle ………………..(1334) 485
Deviezenverkeer……(1304) 57, (’07) 109,
(’12) 191, (’14) 216, (’16) 249, (’17) 263, (’18) 273, (’25) 372, (’28) 411, (’30) 436,
(’40) 561, (’41) 573,
Diamant …………(1328) 410, (’41) 573
Distributiebescheiden (1306) 93,
(
1
40) 551
Dividend ……….(1330) 436, (’40) 561
Effecten .. (1312) 191, (’28) 411, (’30), 436,
(’39) 549, (’40) 561, (’48) 661
Eieren (1306) 9, (’08) 129, (’14) 216, (’19) 287,
(’28) 141
Electrotechniek . . . . (1312) 189, (’13) 205,
(’14) 215, (’18) 273, (’39) 548, (’45) 623
Fotografisch bedrijf ……….(1311) 173
6-as en Electriciteit .. (1304) 57,
(
1
08) 129
Gasgeneratoren (1303) 46, (’05) 74, (’08) 127,
(’09) 147, (’11) 173, (’16) 249, (’19) 287,
(’25) 372, (’40) 560
Geblokkeerde Markenbelasting .. (1340) 561,
(’43) 599
Goederen voor Duitsche instanties (1302) 31,
93, (’07) 109, (’08) 129, (’14) 216, (‘IS) 233, (’38) 535, (’45) 623 (’48) 661,
Goederenbeurzen …………..(1311) 173
Goeclerenverkeer m.h. buitenland (1302) 31,
109, (’19) 287, (’22) 328, (’23) 345,
(’28) 411, (’34) 485, (’35) 497, (’40) 561,
(’43) 599, (’48) 661
Goud …………(1334) 485, (’39) 548
Grafische Industrie . . (1303) 46, (’05) 74,
(’13) 205, (’35) 496
Granen . . . . (1319) 287, (’38) 535, (’40)560,
(’42) 585, (’43) 599, (’45) 623
Griendhout ………………..(1338) 535
Grit ………………(1316) 248, (48) 661
G

rondbelasting ……………(1304) 57
Harsen e.d. ……………… (1325) 372
Honing ………………..(1338) 535
Hooi . . . . (1307) 107, (’14) 216, (’30) 436

Cijfers tusschen haakjes verwijzen naar
nummer E.-S.B., tweede cijfers naar de
bladzijde, waar het bericht voorkomt.
(’35) 497, (’42) 585, (’43) 559, (’45) 623
Hotels, restaurants enz. (1308) 128, (’16) 248,
(’39) 549, (’40) 560, (’46) 634
Hout (1304) 56, (’11) 173, (’14) 215, (’19) 287,
(’24) 357, (’28)410.(’38)535, (’40)560, (’41)
5 3, (’42) 585, (’43) 599, (’48) 661
Hulpgeld ……………….(1351) 705
Huurprijzen ……..(1303) 46, (’21) 311
Hypotheekwezen …………(1304) 57
Inkomstenbelasting . . . . (1327) 398, (’60) 561
Invoerrechten (1304) 56, (’05) 74/75, (’08) 128
IJkwet …………………(1314) 215
IJzer en staal (1304) 56, (’07) 107, (’08) 128,
(’09) 167, (’13) 205, (’18) 273, (’22) 328, (’23) 365, (’24) 357, (’28) 411, (’32) 461,
(’35)496, (’40)560, (’42)585, (’46)634,(’51) 704
Jachtwezen …………….(1324) 357
Joodsch vermogen (1339) 549, (’40) 560
Jute ……………(1305) 74, (’11) 173
Kaas (1305) 75, (’06) 93, (’12) 191 (’42) 585,
(’43) 599, (’48) 661
Kantoormachines …………(1351) 704
Keramische Industrie (1307) 107, (’13) 205, (45) 623
Klompen ………………..(1312) 189
Koffie (1306) 92, (’08) 129, (’14) 216, (’15) 233
Kunstmest (1312) 189/91, (’18) 273, (’28) 411
Kunstzijde ……….(1311) 173,
(
1
40) 560
Kurk …………(1324) 357, (’28) 410
Landbouw . . (1302) 31, (’04) 57, (’05) 75,
(’06) 92193, (’07) 107/08, (’11) 175, (’12) 189,
(’14) 216, (’17) 262, (’18) 273,(’19) 287,
(’20) 299, (’22) 328, (’23) 345, (’24) 357, (’25) 372, (’28) 411, (’30) 436, (’32) 461,
(’35) 496/497, (’38) 535, (’39) 549, (’40) 560,
(’42)585, (’45)623, (’46)635, (’48)661,(’51)704
Landbouwgrond (1302) 31,(’09) 147, (’22) 328,
(’28) 411, (’40) 560, (’43) 599
Lederindustrie (1314) 215, (’22) 328 (’39) 548
Linoleum . . (1303) 46, (’14) 215, (’16) 248
Liquidatiebeslult . . . . (1340)561, (’45) 623
Looistoffen ………………(1319) 287
Loonbelasting (1304) 57,
(
1
07) 108, (’12) 191,
(’35) 497
Margarine .. (1306) 92, (’14) 216, (’30) 436,
(’35) 496
Melk en -producten (1307) 107108, (’12) 190,
(’17) 262, (’19) 287, (’23) 345, (’35) 497,
(’38) 535, (’39) 549, (’40) 560, (’44) 611
Metalen (non-ferro) .. (1306) 56, (’09) 147,
(’11) 173, (12) 189, (’18) 273, (’19) 287,
(’25) 372, (’28) 410, (’29) 423, (’30) 436,
(’32) 461, (’35) 496, (’40) 560. (’42) 585,
(’44) 611, (’48) 661, (’51) 704
Motorrijtuigenbelasting (1304) 57, (’16) 249
Munt.wezen ……..(1324) 357, (’25) 372
Oesters …………(1340) 561. (’46) 635
Olien en vetten (1304) 56/57, (’05) 75, (’06) 93,
(’09) 147, (14) 215/16, (’16) 249,
(
1
19) 287,
(23) 345, (’30) 636, (’32) 461, (’35) 496,
(’40) 561
Omzetbelasting(1305) 75, (’12) 191, (’14) 216,
(’16) 249, (’18) 273, (’20) 299, (’22) 328, (’26) 357, (’25) 373, (’28) 411, (’30) 437,
(’34) 485, (’35) 496, (’39) 549, (’40) 561.
(’41) 573, (’43) 599, (’45) 623, (’51) 705
Ondernemersovereenkomsten .. (1302) 31,
623
Oorlogsschade ……(1302) 31,(’08) 128,
(’11) 173/74,
(
1
19) 287, (’42) 585, (’51) 704
Openbare nutsbedrijven ……(1316) 249
Organisatie bedrijfsleven (1305) 74, (’11) 173,
(’14) 215, (’15) 233, (’24) 357, (’40) 561,
(’43) 599, (’44) 611, (’45) 623,(’51) 704/05
Paarden .. (1302) 31, (’06) 93, (’11) 175,
(’14) 216, (’21) 311, (’35) 497, (’38) 535,
(’60) 561, (’48) 661
Pachten .. (1314) 216, (’17) 262, (’25) 372,
(’39) 549, (’40) 560, (’45) 623, (’51) 704
papier (1302) 31, (’13) 205, (’16) 249, (’21)311,
(’25) 372, (’27) 398, (’34) 485, (’38) 535,
(’45) 623, (’46) 634, (’48) 661
Pelterijen ………………..(1318) 273
Pensionbedrijf (1329) 423, (’40) 560
Pluimveehouderij .. (1312) 190, (’17) 262,
(’28) 411, (’39) 549, (43) 599, (’44) 611
Prijsregeling (1302) 31, (’03) 46, (’04) 56/57,
(’05) 75, (’06) 92, (’07) 107/08, (’08) 128,
(’11) 173/74/75, (’12) 189, (’13) 205,
(’14) 215/16, (’16) 248/49, (’18) 273, (’19) 287
(
1
20) 299, (’21) 311, (’23) 345, (’25) 372, (’28) 410, (’30) 436, (’32) 461, (’35) 496, (’38) 535, (’40) 560, (’41) 573, (’42) 585
(’44) 611, (’45) 623, (’46) 634, (’51) 704
Radiohandel …………….(1305) 74
Rechtspraak (1324) 357, (’40) 560, (’45) 623
(’51) 704
Riet ……………………(1338) 535
Rubber . (1335) 496, (’38) 535, (’41) 573
Rundvee ……….(1304) 57, (’06) 93
Rijwielen (1312) 190/91, (’16) 249, (’51) 704
Saffraan ………………..(1340) 560
Schapen .. (1306) 33, (’11) 175, (’16) 249,
(’42) 585
Scheepvaart (1311) 173, (’14) 215, (’16) 249,
(’19) 287, (’44) 611

Schoenen.. (1308) 128,
(
1
16) 249,(
1
20) 299
Scbuldbrieven aan toonder …. (1314) 216
Schuldenaren Bescherming . . .. (1306) 92
Slachtgevogelte(1304) 57,
(
1
16) 249, (’19) 287,
(’40) 560/61
Slachtvee (1304) 56, (’07) 1-08, (’11) 174/75,
(’12) 190, (’14) 216, (’22) 328, (’23) 346,
(’25) 372, (’30) 436, (’32) 461,
(’35)
497,
(’39) 549, (’42) 585, (’43) 599, (’46) 635,
(’48) 661, (’51) 704
Specerijen .. (1304) 56,
(
1
06) 92,
(
1
12) 189, (’16) 249
Spertijden …………(1316) 249, (’40) 560
Steengroeven ….(1311) 173,
(
1
24) 357
Stroo (1307) 107,
(
1
14) 216,
(
1
30) 436, (’32) 461,
(’35) 497, (’40) 561, (’42) 585, (’46) 635
Suikerindustrie …………..(1322) 328
Surrogaten (1306) 92,
(
1
14) 216, (’15) 233,
(’30) 436
Tabaksproducten (1304) 56,(‘l 4)216, (’16)249,
(’17) 262, (’19) 287, (’25) 372, (’32) 461,
(’51) 704
Textiel (

1304)56:(’06)93, (’12) 189, (’13) 205,
(’14) 215/16, (’90) 299, (’46) 611
Thee …………… (1308) 128, (’16) 216
Tuinbouw (1302) 30/31, (’05) 75, (’06) 92,
(’11)176/75, (’12) 189/90, (’14) 216, (’16) 249,
(’18) 273, (’19) 287, (’20) 299, (’23) 345,
(’30) 436, (’39) 549, (’43) 599, (’45) 623,
635, (’48) 616, (’51) 705
Turf . . . . (1311) 174, (
1
16) 249, (’35) 496,
(’38) 835, (’43) 599
Varkens .. (1304) 57, (’06) 93, (’12) 190,
(’16) 249, (’23) 345, (’25) 372, (’40) 561
Veevoeder .. (1304) 53, (’17) 262, (’21) 311,
357, (’38) 535, (’39) 549, (’42) 585,
(’45) 623, (’46) 635, (’48) 661, (’51) 704
Vereffeningscertificaten …….. (1305) 77
Verf (1312) 184, (’19) 287, (’21) 311, (’23) 345,
(’28) 410, (’38) 535
Vermogensbelasting .. (1314) 219, (’40) 561
Vervoerswezen (1305) 75, (’06) 93, (’07) 109,
(’09) 147, (’11) 173, (’19) 287, (’20) 299,
373, (’28) 411, (’30) 436/37. (’43) 599,
(’44) 611, (’45) 623,
(
1
48) 661,(’51)704/OS
Verwarmingsbedrijf (Centraal) . . (1329) 423
Verwerkende Industrie6n (1303) 46, (’07) 107,
(’13) 205, (’14) 215, (’16) 248/49, (’28) 410,
(’40) 560, (’44) 611
Verzekering (1304) 57, (’25) 372, (’46) 634
Vezels ………………….(1311) 173
Vijandelijk vermogen (1335) 497, (’38) 538,
(’41) 573
Visscherij (1316) 249, (’18) 273, (’20) 299,
(’23) 345, (’30) 436, (’40) 560/61, (’42) 585
Vlas . . . . (1311) 175, (’12) 190, (’13) 205
Vleesch(1304) 87, (’05) 75, (’07) 108, (’08) 128,
(’12) 190, (’14) 216, (’42) 585, (’46) 635
Voedselvoorziening .. (1305) 75, (’12) 190, (’14), 216, (’17) 262, (’24) 357, (’39) 549,
(’40) 560, (’42) 585, (’45) 623, (’46) 636/35,
(’48) 661
Vogelzaad ………………..(1330) 436
Volkstuinen ………………(1346) 635
Vaardevermeerderingsbelasting .. (1304) 87,
(‘OS) 76
Wederopbouw (1305) 74, (’07) 107, (’11) 174,
(’16) 249, (’19) 287
Vild ………………(1304) 57, (’05) 74
Winstbelasting ……..(1304) 58, (’40) 561
Woningbouw …………….(1340) 560
Wol
. . . .
(1322) 328, (’30) 436, (’38) 535
Zaden
..
(1314) 216, (’17) 262, (’18) 273,
(’19) 287, (’22) 328, (’35) 497, (’40) 561,
(’44) 611, (’51) 704/05
Zakken
..
(1304) 56, (’09) 147, (’11) 174
Zeep (1305) 75, (’07) 108, (’08) 129, (’34) 485
Ziekenfondsen ……(1346) 634, (’81) 704
Zilver …………..(1334) 485, (’39) 548
Zoutindustrie ……….(1302) 31, (’17) 263
Zuidvruchten ……(1330) 436, (’35) 496
Zuivelindustrie (1305) 75, (’25) 372, (’45) 623,
(’46) 635, (’48) 661
Zwavel ………………….(1340) 560

708

10 DECEMBER 1941 –

DE TWENTSCHE BANKN.V.-

GEVESTIGD TE AMSrIERDAM.

Maandstaat op 30 November 1941

Kas, Kassiers en Daggeldieeningen

……………………………f

11 .544.945,84

Nederlandsch Schatkistpapier ………………………………….,, 238.352.888,58

Ander Overheidspapier

………………………………………

6.987.294,04

Wissels………………………………………………………

163.979,91

Bankiers in Binnen- en Buitenland……………………………..,

12.631.827,12

Effecten en Syndicaten

……………………………………… ,,

5.975.437,78

Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ……………………. ,, 19.696.552,07

Debiteuren

………. . ………………………………………..

,,

.35.414.467,70

Deelnemingen – (
mcl.
Voorschotten) ……………………………,,

1.552.863
7
22

Gebouwen

………………………………………………..

4.000.000,-

Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen ………………………,,

1.615.395,70

Effecten van Aandeelhouders in Leendepot …….. . ……………… ,, 12.892.650,-

f 350.828.301,96

Kapitaal

… …………………………………………………

f

40.000.000,-

Reserve……………………………………………………

,,

10.750.000,-

Deposito’s op Termijn

………………………………………..,,

34.758.200,98

Crediteuren

………………………………………………..,, 242.477.802,82

Overloopendo Saldi en Andere Rekeningén ………………………,,

8.334252,46

Reserve voor Verleende Pensioenen

……………………….
…..

1.615.395,70

Aandeelhouders voor Effecten in Leendepot ……………………..,, 12.892.650,-

f 350.828.301,96

Auteur