7 MEI 1941
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch~Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,N1JVERHE1D,FINANC1N
EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NLDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
26E JAARGANG
WOENSDAG 7 MEI 1941
No. 1320
COMMISSIE VAN REDACTIE:
t
GELD- EN KAPITAALMARKT.
J. G. Koopmans, P. Lie ftinck, N. J. Polak, J. Tinbergen
en F. de Vries.
Secretaris aan de Redactie: M. F. J. Gooi.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam- W.
Aangeteehende stukken: Bijkantoor Ruige plaat weg.
Telefoon lVr. 35000. Postrekening 8408 (ten name aan
,,Economisch-Statistische Berichten”).
Abonnementsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk is opgenomen het Eeonomisch Statistisch Maandhericht
franco p. p. in Nederland t per jaar. Buitenland en
koloniën / 23— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uitimo, aan
eik kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het Nederiandsch Economisch Instituut ont.oa.n gen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te geven aan de Redactie.
Adc’crtenties voorpagina f 0.50 per regel. Andere pagina’s
/ 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief
Adniinistratie aan advertenties: Nijgh en aan Ditmur N. V.,
(Jitgevers, Rotterdam, Amsterdam. ‘s-Gravenhage. Post-
chèque- en girorekening Nr. 145192. Adres te Rotterdam: Erasmushuis, Tel. I’Jr. 31696.
INHOUD:
BIz.
Bijzonderheden bij eventueele dividendbeperking
hier te lande door
J. H. M. Meijerink ………. 290
1-Jet wegvallen van het Europeesche continent als
afzetgebied voor Nederlandsch-lndië door
J.
lVillems ……………………………….292
Nieuwe organen van bestuur en rechtspraak bij de
verdediging van ons prijspeil door
1V. aan iVo,den 295
De economische bestand van Portugal in
1940
door
J. E. Spinosa Cattela ……………………..296
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch gebied ……………………….
299
Maandcijfers.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen ……
299
S t a t i s t i e k e n.
Geld- en wisselkoersen – Bankstaten ……
299-300
De situatie op de
gelcitnarkt
geeft weinig stof tot bijzon-
dere opmerkingen. De voornaamste mutaties op de week-
staten van De Nederlandsche Bank waren in den laatsten
tijd: vermindering van den goudvoorraad en een compen-
seerende stijging van den post ,,diverse rekeningen”-debet.
Deze laatste post nam bovendien uit anderen hoofde nog toe, zoodat daarmee een deel .van de middelen werd ge-
schapen, die anders, uit hoofde van stij
g
ing van den biljet-
tenomloop en vermeerdering van de saldi van anderen, aan de geldmarkt zouden zijn onttrokken.
De
weekstaat,
die juist is verschenen, vertoont geen
verdere vermindering van den goudvoorraad en een
daling van den post ,,diverse rekeningen”-debet, met
niet minder dan
90
millioen. De gelijktijdige stijging
van de buitenlandsche wisselportefeuille met 100 mil-
lioen doet veronderstellen, dat hier een overboeking
heeft plaats gevonden. Indien dit zoo is, mag een verdere
toeneming van de ,,diverse rekeningen” met 10 millioen worden geconstateerd. De operaties van de schatkist ten
opzichte van de circulatiebank compenseeren elkander
per saldo: tegenover
21
miilioen aan rechtsstreeks bij de
Bank verdisconteerd schatkistpapier (vermoedelijk voor kasbehoeften aan het begin der week), staat de aflossing
van het renteloos voorschot ad
15
millioen en een storting
in loopende rekening van
6
millioen (waarschijnlijk kas-
overschotten aan het eind der week). De circulatie nam
evenveel toe als de ,,saldi van anderen” daalden, nl.
met
15
millioen.
De
obligatienarkt
is deze week per saldo weinig veran-
derd. In het begin van de week trokken de koersen over
het algemeen nog aan, zoodat de
3-3+
pCt. leening nog
een oogenblik bij beperkte omzetten een koers van
90
kon
bereiken. Nadien is echter weer eenige reactie ingetreden,
die in het midden van de week de koersen op
–
het laagste
punt van de week bracht, waarna weer een herstel intrad.
De groote beleggers hier te lande blijven terughoudend.
De verzekeringmaatschappijen volgen over het geheel ge-
nomen de politiek om het ,,kruit droog te houden” voor
een eventueele nieuwe staatsleening, waarover in den loop
van de week geruchten circuleerden, de spaarbanken zijn
in den regel niet in staat tot aankoopen. Weliswaar is
de verhouding tusschen inlagen en terugbetalingen zeer
belangrijk verbeterd, maar de liquiditeitspositie is bij de
meeste dezer instellingen toch van dien aard, dat zij
voorshands niet tot nieuwe investeering kunnen over-
gaan.
Op de
aandeelenmarkt
was het meest opvallende ver-
schijnsel de uiteenloopende tendens tusschen het koers-
verloop van enkele ,,hoofdfondsen” en het meerendeel der
Nederlandsche industrieele waarden. Van de hoofd-
fondsen waren het voornamelijk aandeelen Koninklijke
Olie
(26
April
248, 3
Mei
.238),
Philips (resp.
237
)
4
en
218+)
en Unilever (resp.
121/
en
11.7+),
die onder aan-
bod, naar men aanneemt van Duitsche zijde, te lijden
hadden; de meeste industrieele waarden boden goeden
weerstand, terwijl een aantal aandeelen nog in koers kon
stijgen als gevolg van de declaratie van meevallende
dividenden.
T
wr
290
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
7 Mei 1941.
BIJZONDERHEDEN BIJ EVENTUEELE DIV!-
DENDBEPERKING HIER TE LANDE.
De reeds bestaande voorschriften en de verdere plan-
nen tot dividendbeperking in Duitschland hebben in
de Nederlandche pers sterk de aandacht getrokken.
In dit weekblad heeft Prof. Dr. P. P. van Berkum er
eenige weken geleden een belangwekkend artikel aan
gewijd
1).
Het is begrijpelijk, dat velen zich afvragen,
of een dergelijke beperking ook hier te lande zal wor-
den voorgeschreven. De dividendbetalingen, die tot dus-
verre door Nederlandsche naamlooze vennootschappen
over 1940 zijn geannonceerd, wijzen nog geenszins op be-
perking, al moet in aanmerking worden genomen, dat de
meeste Nederlandsche ondernemingen, waarvan de aan-
deelen op de beurs worden verhandeld, krachtig met reser-
ves zijn toegerust, hetgeen een hoog dividend in verhouding
tot het nominale kapitaal rechtvaardigt. Ook in de koers-
noteeringen van Nederlandsche aandeelen schijnt een mo-
gelijke dividendrestrictie tot dusverre niet verdisconteerd te zijn.
Over de waarschijnlijkheid van een dividendbeperking
voor Nederlandsche naamlooze vennootschappen willen
wij hier echter niet spreken, evenmin als over het al of niet
wenschelijke van zulk een maatregel. Wij willen slechts
enkele, louter technische, opmerkingen maken met betrek-
king tot eenige bijzondere omstandigheden, waarmede
men bij een eventueel voorschrift tot dividendbeperking
in Nederland rekening zal moeten houden.
In Nederland gebruikelijke (,instüerdeelingsseheni a ‘s.
In de laatste kwarteeuw is het in Nederland bij de
publieke naamlooze vennootschappen vrijwel algemeen ge-
woonte gewordën, de winstverdeeîing te regelen op een
wijze, welke wel heel ver afwijkt van het naïef-doctrinaire
voorschrift van art. 42d van het Wetboek van Koiphandel:
,,Voor
zooverre bij de akte van oprichting niet anders is bepaald, komt de winst den aandeelhouders ten goede.”
i)e meeste akten van oprichting bepalen ên in beginsel èn
in uitwerking héél anders; de gebruikelijke vorm van winst-
verdeeling is die, waarbij, na een primair dividend voor
aandeelhouders tot een bepaald percentage over het nomi-
nale aandeelenkapitaal – voor zoover geplaatst en ge-
stort—, de uitkeering van bepaalde fracties van de restee-
rende overwinst aan houders van oprichtersbewijzen en
aan tantièmisten gebiedend is voorgeschreven, vervolgens
een bepaalde fractie ter reserveering statutair is aangewe-
zen en de rest ,,ter beschikking van de algemeene verga-
dering” koipt. De algemeene vergadering, vrijwel zonder
uitzondering door directeuren en commissarissen beheerscht,
beschikt over die re.t dan meestal zoodanig, dat aan aan-
deelhouders een matig super-dividend wordt uitgekeerd
– matig in vergelijking met die rest – en dat het overige
gedeelte voor extra-reserveering of voor bijzondere af-
schrijvingen wordt aangewend.
Om dit schema te concretiseeren geven wij een wille-
keurig, maar representatief, voorbeeld. Een naamlooze
vennootschap met een geplaatst en volgestort nominaal
kapitaal van f 10.000.000 heeft, na aftrek van belas-
tingen, een netto-winst van f 2.500.000, die statutair
als volgt wordt verdeeld:
Winst …………………………….f 2.500.000
Primair dividend 5 pCt. van 10 millioen ..,, 500.000
Overwinst …………………………f 2.000.000
1)
Prof. Dr. P. P. van Berkum, Kapitaalmarkt, dlvi-
dnd-contrôle en herkapitalisatie. Economisch-Statistische
Berichten van 2 April 1941, No. 1315, blz. 220/22.
Overwinst
…………………………
f 2.000.000
Daarvan voor:
Statutaire reserve 10 pCt……
t 200.000
Oprichtersbewijzen 10 pCt…..
,, 200.000
Directie en eventueel personeel
15
pCt.
………………..
,, 300.000
Commissarissen S pCt ………
..100.000
800.000
Beschikbaar voor de algemeene vergadering .. f1. .200.000
IJit het voor de algemeene vergadering van aandeelhou-
ders beschikbare bedrag ad. f 1.200.000 wordt nu bijvoor-
beeld nog 5 pCt. zgn. super-dividend boven de 5 pCt.
primair dividend uitgekeerd, zoodat het totale dividend 10 pCt. bedraagt. Voor extra-reserveering en buitenge-
wone afschrijvingen blijft dan f 700.000 over.
Deze methode van dividendbeperking of dividend-
nivelleering, met reserveering van een groot deel der voor
aandeelhouders beschikbare overwinst, wordt door tal van
naamlooze vennootschappen hier te lande toegepast. Het merkwaardige iS daarbij, dat de aanzienlijke extra-reser-veering uitsluitend uit het
‘oor aandeelhouders beschikbare
deel van de overwinst pleegt plaats te vinden en dat dus de
uitkeering aan andere winstgerechtigden – oprichters, di-
recteuren, commissarissen – niet aan de beperking of nivel-teering is onderworpen. De statutaire voorschriften immers schrijven uitkeering van het voor deze ctegorieën van deel-
gerechtigden in de winst bestemde percentage gebiedend
voor en laten reserveering ten laste van die aandeelen in
de winst niet toe; daarvoor is slechts de voor aandeelhou-
ders beschikbare portie van de overwinst aangewezen.
De beperking moet niet slechts het dinidend, maar alle u’inst-
u itheering treffen.
Indien nu dividendbeperking van overheidswege zou
worden voorgeschreven, ten einde de bezwaren van hooge
individueele geldinkomens in een tijd, waarin het gevaar
van inflatie dreigt, te ondervangen, en de beschikbaar
komende winsten grootendeels naar de schatkist te gelei-
den, dan zou deze maatregel een wel zeer getemperd effect
hebben, als hij alléén het dividend voor aandeelhouders
betrof. Een beperking van het dividend tot 6 pCt. zou
de totale uitdeelingslechts doen verminderen met f400.000,
dus tot f 1.200.000, hetgeen toch nog 12 pCt. van het no-
minale kapitaal uitmaakt. Immers, de uitkeeringen aan
oprichters, directeuren en commissarissen, ten bedrage van
tezamen t 600.000, zouden onaangetast zijn gebleven.
Sterker nog, de dividendbeperking zou de strekking
hebben, deze uitkeeringen aan oprichters en tantièmisten
nog verder omhoog te brengen. Deze strekking heeft de
winstverdeeling op zichzelf toch reeds, daar de extra-reser-
veering, waaraan cle oprichters en tantièniisten niet bijdra-
gen, in volgende jaren medewerkt tot verhooging van de winst, en de deelgerechtigden daarin – ten laste van wier
aandeelen immers geen extra-reserveering is toegelaten – daarvan alweer profiteeren. Dividendbeperking verhoogt deze extrareserveering nog eens te meer, en doet dus ook
in komende jaren het oprichtersdividend en de tantièmes
nog eens in het bijzonder toenemen.
Een voortzetting van de hierboven aangevangen becijfe-
ring maakt dit duidelijk. Wij nemen daarbij aan, dat het
volgende jaar met het reeds aanwezige kapitaal dezelfde
winst van 2- millioen gulden wordt gemaakt als in het
eerste voorbeeld was gesteld, terwijl de zoojuist verrichte
statutaire en extra-reserveeringen daaraan een rendement
van 10 pCt. toevoegen. Wij maken onze berekeningen
voor twee gevallen, nl. na uitkeering van 10 pCt. dividend
volgens de gebruikelijke vrijwillige restrictie, en na uit-
betaling van slechts 6 pCt., overeenkomstig de c.q. van
overheidswege voorgeschreven dividendbeperking.
–
7 Mei 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
291
Dividend vorig jaar
10 pCt.
6 pCt.
S tatutaire reserveering vorig
jaar
………………..f
200.000
f
200.000
Extra-reserveering vorig jaar..,, 700.000
,, 1.100.000
£
900.000
£ 1.300.000
Rendement 10 pCt. …….. £
90.000
£
130.000
Normale winst
…………..2.500.000
,, 2.500.000
Totale winst
…………..
f
2.590000
f 2.630.000
Primair dividend …………..500.000
,,
500.000
Overwinst
…………….t 2.090.000
£ 2.130.000
Statutaire reserve, oprichters
en tantièmisten ………..,
836.000
,,
852.000
Beschikbaar voor algemeene
vergadering ……………f 1.254.000
f 1.278.000
Superdividend …………….500.000
,,
100.000
Extra-reserveering ……….1
754.000
£ 1.178.000
De oprichters ontvangen hier in liet eerste geva f 9000,
in het geval van wettelijke dividendrestrictie tot 6 pCt.
13.000 meer dan een jaar te voren. Bij de directeuren zijn
deze vermeerderingen resp. £ 13.500 en t 19.500, bij de com-
missarissen £4500 en f6500. De strekking is duidelijk zicht-
baar, al zijn in het gegeven voorbeeld de verschillen niet groot.
Deze verschillen nemen echter in den loop der jaren toe.
Zet men de calculatie op denzeifden grondslag met dezelfde
gegevens voort, dan worden de vermeerderingen van het
directie-tantième na twee jaar (vergeleken met het jaar van
aanvang onzer berekening) resp. f 27.945 en 1 40.365, na
drie jaar f43.401 en £62.542. Zooals men ziet, nemen de
verhoogin gen en de verschillen vrij snel toe en zijn ze beide
reeds in het derde jaar niet onbelangrijk.
Uit het bovenstaande blijkt wel duidelijk, dat de restrictie
van de uitkeeringen niet tot de dividenden op de aandeelen
bepaald zou moeten blijven, maar c.q. over alle uitdeelingen
dient te worden uitgestrekt. Als algemeene richtlijn zou
daarbij kunnen gelden, dat een gelijke korting als naar ver-
houding op het voor aandeelhouders besclikbare bedrag
door de extra-reserveering wordt toegepast, ook op de
overige winstuitdeelingen wordt uitgevoerd.
rreneinde
voor
bijzondere gevallen de noodige soepelheid te verkrijgen,
zal er dan een orgaan moeten worden ingesteld, aan welks
goedkeuring de winstverdeelingen moeten worden onder-
worpen. Dit orgaan kan de vrijheid worden gegeven, in
bepaalde gevallen gemotiveerd van de algemeene richtlijn
af te wijken of deze ietwat gewijzigd te volgen. In ieder
geval zou dus een beperking van de winstuitkeeringen
hier te lande zeker meer moeten omvatten dan enkel een
dividendrestrictie.
Fiscale ge;olgen oan herkap ialisatie.
Een herkapitalisatie, door Minister Funk als palliatief
voor een sterke restrictie van dividenduitkeering voorge-
stld, zou in gevallen als hierboven behandeld wellicht
wenschelijk worden geacht. Zij zou de beperking van de
uitkeeringen, zoowel voor tantièmisten en oprichters als
vooi’ aandeelhouders, aanzienlijk verlichten.
Evenwel brengen de eigenaardige overgangsbepalingen
van de Nederlandsche Winstbelasting in geval van een
herkapitalisatie buitengewoon zware lasten mede. Deze
overgangsbepalingen houden namelijk in, dat in geval van
uitdeeling van oude, op het oogenblik van de afschaffing
der Dividend en Tantièmebelasting en van de invoering der
Winstbelasting reëds aanwezige reserven, over het bedrag
van die uitdeeling winstbelasting is verschuldigd. Her-
kapitalisatie ter verruiming van de van hooger hand be-
perkte dividenduitkeering zal wel in de meeste gevallen
neerkomen op ômzetting van reserven in aandeelen-
kapitaal door uitreiking van bonus-aandeelen. Zulk een
transactie is dooi de Dividend- en Tantièmebelasting, welke
in de overgangsbepalingen van de Winstbelasting voor
dergelijke gevallen blijft voortleven, uitdrukkelijk tot winst-
uitdeeling bestempeld.
Een belasting van 26J of 31.} pCt. over het bedrag, dat
van reserve in kapitaal zou worden omgezet, is voor zulk
een herkapitalisatie zeer zeker prohibitief te achten. Zoo-
lang de volle winstbelasting, inclusief opcenten, drukt op
de uitdeeling in eenigerlei vorm van zoogenaamde over-
gangsreserven, zal dan ook van de mogelijkheid tot her-
kapitalisatie wel geen gebruik worden gemaakt en dus de dividendrestrictie liever ongemitigeerd worden aanvaard.
De vraag mag echter worden gesteld, of er geen aanleiding
bestaat voor tempering van de belasting op uitdeelingen uit
oude reserven. De motiveering van deze merkwaardige
overgangsheffing in de Memorie van Toelichting tot het
wetsontwerp tot heffing van een winstbelasting, dat het
Besluit op de Winstbelasting 1940 is voorafgegaan, leidt tot een bevestigend antwoord op deze vraag. Deze toelichting toch stelde in het licht, dat bij de het
–
£ing van een uitdeelingsbelasting, zooals de Dividend- en
rr
an
tiè
meb
e
l
as
ti
ng
er een was, ,,de fiscus, behalve zijn recht
op hetgeen ovèr de uitgedeelde winst dadelijk verschuldigd
is, tevens een voorwaardelijke aanspraak verkrijgt tot het
bedrag van de belasting over de niet uitgekeerde (gereser-
veerde) winsten.” En verderop luidt het: ,,Wordt derhalve
de dividendbelasting op een later oogenblik afgeschaft,
dan beteekent dit weliswaar, dat over de uitdeelingen uit
toekomstige winsten geën belasting meer zal worden, ge-
heven, doch er is geen aanleiding, ook de aanspraak van
‘s Rijks schatkist op belasting over de in de toëkomst te
verrichten uitdeelingen uit de
oude
reserves te doen ver-
vallen.” De ontwerpers van de Winstbelasting stelden zich
dus op het standpunt, dat de fiscus een voorwaardelijke
aanspraak heeft op een bedrag
aan belasting,
hetwelk
eigenlijk reeds verschuldigd was, maar waarvan de invor-
dering van een opschortende, en in sommige gevallen zelfs
van een ontbindende voorwaarde, afhankelijk was gesteld.
Deze opvatting van de overgangsbepaling van art. 41
lid 2 van het. Besluit.Dp de Winstbelasting 1940 behoorde
er toe te leiden, -dat de belasting, bij uitdeeling uit over-
gangsreserve te heffen, werd geregeld
naar het tarief, dat
gold ten tijde, dat die reseroe n’as geaornzd,
dus de w’inst,
waaruit die reserve is ontstaan, werd behaald. Het is be-
grijpelijk, dat men de vele moeilijkheden, welke zulk
een bepaling zou medebrengen, heeft vermeden. Waar het
tarief van de Winstbelasting bij het in werking treden
van het Besluit iets lager was dan het tarief van de Divi-dend- en Tantièmebelasting de laatste jaren was geweest doch tevens iets hooger dan het een reeks van jaren vôôr
de laatste verhooging geweest was, legden mogelijke ver-
schillen weinig of geen gewicht in de schaal. Men bepaalde
dus eenvoudig, dat de belasting over uitdeelingen van oude
overgangsreserven naar hetzelfde tarief als de Winstbelas-
ting zou worden geheven en noemde, ook alweer om der
wille van den eenvoud, deze uitdeelingsbelasting zelfs ook
winstbalasting.
Deze naamgeving heeft er echter toe geleid, dat hij de
heffing van 150 of 200 opcenten op de Winstbelasting krachtens het Opcentenbesluit van 11 December 1940
deze opcenten ook zijn gelegd op de belasting over uitdee-
lingen uit oude reserven. Deze belasting is daardoor ver-
zwaard van 11 pCt. tot 26 pCt. Of dit ook de bedoeling
van de opcentenheffing is geweest, kan niet worden nage-gaan; wellicht heeft men bij de voorbereiding dier heffing
de merkwaardigheid van de overgangsbepalingen uit het
oog verloren. Hoe dit echter ook zij, in ieder geval zal het aanbeveling
verdienen, om, indien hier te lande een dividendrestrictie
in den geest van het plan-Funk zou worden ingevoerd, en
in verband daarmede een herkapitalisatie door uïtdeeling
van oude reserven in bonus-aandeelen zou worden bevor-derd, de ,,winstbelasting”, welkd krachtens de overgangs-
bepaling van art. 41 over die uitdeeling verschuldigd zal zijn, alsnog van de opcentenheffing vrij te stellen en ten
hoogste te bepalen op 10, resp. 11-j pCt., d.i. het tarief,
dat bij den overgang van de Dividend- en Tantièmebelas-ting naar de Winstbelasting gold.
J. H. M. 1IIEIJERINK.
292
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
7 Mei 1941
HET WEGVALLEN VAN HET EUROPEESCHE
CONTINENT ALS AFZETGEBIED VOOR
NEDERLANDSCH-INDIË.
Inleiding.
Door den oorlogstoestand heeft Nederlandsch-Indië
practisch het geheele Europeesche continent als afzetge-
bied verloren. Wel zijn er nog de neutrale landen Spanje,
Portugal, Zwitserland, Zweden, Finland en het Europee-sche deel van de Sovjet-Unie, waarheen export mogelijk
zou zijn, doch onder invloed van de contrabande-
contrôle, de blokkade en den toestand op scheep-
vaartgebied moet de uitvoer van Nederlandsch-Indië naar
deze landen practisch gesproken minimaal worden ge-
acht.
Vooral het verbreken van de verbindingen met het
Rijkdeel in Europa
is
van veel beteekenis voor Indië.
Immers niet alleen als direct afzetgebied, maar ook als
centrum, vanwaar vele Indische producten, na eventueel
verdere verwerkingen te hebben ondergaan, den uiteinde-
lijken verbruiker bereiken,
wal
het moederland tot dusver
de belangrijkste afnemer van Indische producten.
1-Jet is dan ook begrijpelijk, dat de huidige situatie de
Indische exporteurs voor tal van problemen stelde met be-
trekking tot den afzet van de voortbrengselen van dat land
en dat dientengevolge (wij yvezen hierop reeds in een aan-
teekening in dit blad over den buitenlandschen handel
van Nederlandsch-Jndië gedurende 1940) de bestemming
van den Indischen uitvoer aanzienlijke veranderingen heeft
ondergaan. In het hier volgende artikel willen wij, aan de
hand van de gegevens van v66r het uitbreken van den
oorlog in September 1939, in het kort nagaan, hoe het be-
loop van de bestemming van den Indischen uitvoer is
geweest in den vorigen wereldoorlog, wat de beteekenis
was van het Europeesche afzetgebied’in de jaren 1936 t.e.m.
1998, en van welken aard de situatie is, die thans door
het wegvallen van het Europeesche continent als bestem-
mingsgebied voor den Indischen uitvoer is ontstaan.
De onwikkeling tijdens dn wereldoorlog
1914-1918
Gedurende den vorigen wereldoorlog – vooral na 1916,
toen de blokkade steeds strenger werd en dientengevolge
ook de scheepvaartsituatie veel moeilijker – stond Indië
eveneens voor het leit, dat een belangrijk deel van het
Europeesche continent noodgedwongen als kooper van
Indische producten was uitgevallen
01
in iedeï geval zijn
aankoopen aanzienlijk moest beperken. Toch bleven nog altijd het moerlerland en ook de geallieerde landen op dit
continent Indische producten alnemen; van éen geheel
wegvallen van liet Europeesche vasteland als azetgebied
voor Indische producten was dan ook geen sprake,al trad
er wel een aanzienlijke vermindering op van den uitvoer’
van Indië daarheen.
Uitvoer von ,Nederlandsch-Indië noar de belangrijkste landen
op het Europeesche vasteland.
i)
Waarde in
Aandeel in tota-
millioenen
len uitvoer in
guldens
procenten.
Gemiddelde 1910/14
185.3
32
1915/16
202.8
25
1917/18
20.7
3
1919/20
442.6
20
1)
Nederland, Frankrijk, Italië, Duitschland, Oosten-
rijk en België.
Zooals men uit bovenstaande tabel kan aflezen, was,
ondanks het reeds genoemde feit, dat de verbindingen met
i)
De huitenlandsche.handel van Nedeilandsch-Indiëin
1940, E.-S.B. van 23 April 1941, blz. 271 e.v.
het Europeesche continent – en met name het moederland
– lang niet zoo volledig verbroken waren als thans het
geval is, vooral in de laatste twee jaren van den oorlog
1914-1 918 de beteekenis van het Europeesche vasteland
als afzetgebied voor Indië aanzienlijk verminderd.
Dit aandeelwerd voornamelijk overgenomen door Sin-
gapore en de Vereenigde Staten, waarbij vooral het laatste
land ook na afloop van den oorlog een belangrijker bestem-
mingsgebied voor den Indischen uitvoer bleef dan vôbr 1914
het geval was geweest. Overeenkomstig deze ontwikkeling zien w’ij dan ocik, dat het Europeesche continent de plaats,
die het als bestemmingsgebied van den Indischen uitvoer
vbér den oorlog innam, niet geheel heelt kunnen terug-
winnen. Vele artikelen, die tot dusver via de Europeesche
markten – voornamelijk de Nederlandsche – hun uit-
eindelijke bestemming, ook buiten Europa, bereikten,
werden in den wereldoorlog 1914-1918 direct van Indië
naar de uiteindelijke afnemers verscheept, en het daartoe
in het leven geroepen handels- en vervoersapparaat liet
zich na 1918 door het’weer functionneeren van het voor-
oorlogsche Europeesche distributie-apparaat niet meer ge-heel verdringen.
De uitvoer naar het Europeesche continent in de jaren
1936
1cm.
1938.
Teneinde een beeld te krijgen van de b’eteekenis van het
Europeesche vasteland als afzetgebied voor Indische pro-
ducten vôôr het uitbreken van den huidigen oorlog, willen
wij den uitvoer van Indië daarheen in de laatste drie jaren
vôôr 1939 nader analyseeren en wel:
in verhouding tot den totalen uitvoer,
naar de samenstelling van dien uitvoer, en
naar de beteekenis voor de uitvoerpositie der belang-
rijkste Indische ui tvoerproducten afzonderlijk.
liet aandeel in den totalen uitvoer.
Onderstaande tabel geeft het aandeel van den Indischen
uitvoer naar het Europeesche vasteland in den totalen
export van Indië en een vergelijking met het aandéel der
overige werelddeelen in den Indischen uitvoer.
Bestemming von den uitvoer van lVederlandsche-Indië naar
een ige gebieden.
Gemiddelde
Waarde in mil-
Aandeel in den
1936 t.e.m. 1938
lioenen guldens
totalen uitvoer
in procenten
huropeesche conti-
229.0
.
32
Groot-Brittannië en Ierland
37.6
5
nent
…………
212.5
30
Amerika
129.1
18
Azië
………….
Australië
–
33.2
5
Afrika
32.1
4
Zooals hieruit blijkt, was het Europeesche vasteland
het belangrijkste bestemmingsgebied voor den Indischen
uitvoer, zoodat Indië door den oorlogstoestand van zijn
quantitatïef belangrijksten afnemer is afgesneden.
Samenstelling van den uitvoer naar het Europeesche conti-
nent naar de bestemming der goederen.
Gaan wij allereerst na, hoe die uitvoer over de verschil-
lende Europeesche landen was verdeeld, dan krijgn wij
het beeld zooals in de eerste tabel op blz. 293 vermeld.
1-let Rij ksdeel in Europa was, zooals uit dezen
staat blijkt, de belangrijkste importeur van Indische
goederen in dit werelddeel en leverde gedurende deze
periode ruim een vijfde van de totale waanle van den mdi-
schen uitvoer op.
7 Mei 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
293
Uitvoer van [Vederlandsch-Jndië naar het Europeesche
continent.
–
Aandeel
vo
in tota-
Gemiddelde
Waarde in mii- len uiter naar
1986/1938
lioenen guldens Euopa(vasteland)
in procenten
Nederland
150.9
66
Duitschiand en Oos-
tenrijk
21.6
9
Frankrijk
16.1
7
Denemarken
13.0
6
Italië
8.6
4
BelgiëenLuxemburg
5.8
3
Noorwegen
5.7
2
Overige landen
.
7.3
8
Totaal
Europeesch
continent
229.0
100
Beziet men de samenstelling van den uitvoer van Indië
naar Europa naar de verschillende produçten, dan krijgt
men het ‘olgende beeld:
Samenstelling van den uit voer van Indië naar het
Eu,opeesche continent.
Gemiddelde
1
Waarde in mil-
Aandeel der af-
zonderlijke pro-
1936/1938
lioenen guldens
ducten in pCt.
Mineralen, metalen
e.d.
(geen
aard-
46.0
20
Oliën en vetten
.
45.1
20
Tabak
38.7
17
Rubber
33.3
14
Specerijen e.d
11.7
5
11.5
5
oheprod.)
………
Koffie
11.0
5
Div. plantaardige
Thee
…………..
voortbrengselen
10.7
5
Tezels
6.3
3
Suiker
4.9
2
Overige producten
9.8 4
Totaal
229.0
100
ITieruit blijkt wel, dat de sarnenstelling van den uit-
voer naar het Europeesche continent naar producten tame-
lijk gevarieerd is, zulks in tegenstelling met de samen-
stelling van den uitvoer van Indië naar de overige wereld-
deelen, waarbij vaak een enkel of een paar producten een
sterk overwegend aandeel in den uitvoer innemen. Deze
situatie is – naast het feit, dat het moederland van dit
tropisch-koloniale grondstoffenland in Europa ligt, het-geen een intensiever en historisch gegroeid contact met
zich brengt – ook een gevolg van den factor, dat het
dichtbevolkte Europa met zijn, althans in sommige landen,
hooge industrieele ontwikkeling en een dienovereerikomsti-
gen levensstandaard, een belangrijke consument van tal
van de in de tropen voortgebrachte goederen is.
De post mineralen, metalen, ertsen e.d. bestaat voor-
namelijk uit tin en tinerts, welk laatste hier in Nederland
te Arnhem wordt gesmolten. Zooals bekend, ging dit erts
vôôi’ de oprichting van de Metallurigsche Bedrijven in ons
land hoofdzakelijk naar Singapore om gesmolten te worden.
001
oliën en vetten is, wat palmolie en klapperolie be-
treft, het moederland een belangrijke afnemer, terwijl
aanzienlijke hoeveelheden copra ook door Duitschland en
Denemarken werden opgenomen. De tabak, die uit Indië
naar het Europeeschevasteland wordt verscheept, wordt
vrijwel geheel naar Nederland vervoerd om aldaar geveild
te worden. Voor rubber zijn, behalve Nederland, voor-
namelijk Duitschland en in mindere mate ook Frankrijk,
Italië, België en Europeesch Rusland de belangrijkste af-
nemers. De post specerijen e.d. omvat in hoofdzaak kina-bast en kinine, die naar Nederland verscheept worden om
vandaar verder gedisti’ibueerd te worden.
Ook de thee, die naar het Europeesche vasteland w’ordt uitgevoerd, wordt vrijwel geheel in Nederland tei’ veiling
gebracht. De Indische koffie wordt, wat Europa betreft,
behalve naar het moederland, ook in vrij belangrijke hoeveel-
heden naar Denemarken, Italië en Frankrijk verscheept.
Voor de onder den post diverse plantaardige voort-
brengselen vallende producten’ – waartoe om, rijst, maïs,
rotting, coprakoeken, aetherische oliën, harsen e.d. be-
hooren – is Nederland eveneens in het algemeen het be-
langrijkste bestemmingsgebied in Europa.
hetgeen dus reeds bij de verdeeling van den uitvoer naar
het Europeesche continent naar landen van bestemming
bleek, geldt tevensvoor de meeste afzonderlijlce producten:
nl dat het moederland het overgroote deel van dien uit-voer opneemt. Deze uitvoer wordt clan, voorzoover de
goederen niet in Nederland zelf verwerkt of verbruikt
worden, vanuit dit land verder onder de uiteindelijke
afnemers gedistribueerd.
c.
De beteekenis van het Europeesche continent als afzetge-
bied voo, een ige Indische producten.
Gaat men na, welk deel van den totalen uitvoer van
Indië van de hierboven genoemde producten of producten-
groepen in de hier behandelde periode naar het Europee-
sche continent werd verscheept, dan blijkt duidelijk van
hoeveel beteekenis het Europeesche afzetgebied voor
Indië is.
Aandeel in procenten van den uitvoer naar het Europeesche
vasteland in de totale vaarde van den uitvoer van eenige
producten uit Indië (Gemiddelde
1936/38)
pCt.
pCt.
ri
a
b
a
l
c
……99
Diverse piantaardige
Mineralen, metalen e.d 76
voortbrengselen .
34
Oliën en vetten
56
Thee …………..23
I(offie
…………51
Rubber …………19
Specerijen e.d……
41
Suiker …………..11
Vezels
…………34
Overige producten .
6
Bedroeg de waarde van den uitvoer van Indië naar
Europa in haar geheel bijna een derde (32 pCt.) van de
totale uitvoerwaarde van Nederlandsch-Indië, ten aanzien
van de afzonderlijke producten blijkt in sommige gevallen
de afzet naar het Europeesche vasteland van nog meer
beteekenis te zijn. Veliswaar is hierbij soms een belangrijk
deel verscheping naar de Nederlandsche veiling of ver-
werkende industrie inbegrepen – men denke bijv. aan
tabak, tiners, kina, thee – maar toch vormt Europa, ook
wat de uiteindelijke consumptie betreft, gezien de indus-
trieele ontwikkeling van vele landei, den levensstandaard
en conumptiegewoonten van zijn bevolking, een belang-
rijk afzetgebied voor de Indische uitvoerproducten.
De huidige situatie.
Deze kan in het kort worden weergegeven door te zeg-
gen, dat de toestand, zooals wij dezen hierboven analyseer-
den, thans niet meer liestaat en dat, zooals reeds in de
inleiding werd opgemerkt, er practisch geen uitvoer meer
is van Indië naar het Europeesche continent.
Nederlandsch-Indië is dus thans van een afzetgebied afgesneden, dat de laatste jaren vôôr het uitbreken van
dezen oorlog gemiddeld bijna een derde van de totale
uitvoerwaarde opbracht. In het bijzonder is hierbij de
omstandigheid van beteekenis, dat het contact met het
moederland thans geheel is verbroken, waardoor niet alleen
een belangrijk afzetgebied, maar ook een uitmuntend ge-
outilleerd marktapparaat voor de verdere distribueering
van de Indische voortbrengselen is uitgeschakeld. Vooral indien men de situatie der afzonderlijke produc-
294
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Mei 1941
ten beziet, blijkt het wegvallen van het Europeesche vaste-
land een uitermate belangrijke beteekenis te hebben. De
tabak, die vrijwel geheel naar Nederland werd verscheept
om hier geveild te worden, waarbij tevens een belangrijk
deel door Europeesche koopers – met name Duitschland – werd afgenomen, moet thans elders ter markt gebracht
worden en verliest bovendien een belangrijk verbruiksge-bied. 1-let gevolg hiervan is, dat eenerzijds thans de Indi-
sche tabak in New-York wordt geveild en anderzijds tot
beperking van den aanplant in Indië zelf wordt overgegaan.
Voor tin en tinerts beteekent de huidige ontwikkeling
slechts een omschakeling van de organisatie van handel
en verwerking, waarbij thans opnieuw van vroegere rela-
ties (de smelterijen in Singapore) gebruik kan worden
gemaakt
2).
De oliën- en vetten-situatie voor Indië is
vooral ten aanzien van copra veel ongunstiger geworden;
‘de palmolie werd evenwel ook onder normale omstandig-
‘heden grootendeels naar de Vereenigde Staten geëxpor-
teerd, zoodat voor dit product het uitvallen van het Euro-
peesche vasteland minder ernstig is. De Indische koffie
verkeerde de laatste jaren toch reeds in een ongunstige
positie; thans, nu het belangrijkste consumptiegebied voor
deze soort is afgesloten, bevindt deze cultuur zich in een
buitengewoon moeilijke situatie. De kinaproducten worden
thans vanuit Indië direct naar de voornaamste afnemers,
o.a. de Vereenigde Staten (waar dit product onder de voor
de strategische situatie van het land essentieele goederen
is gerangschikt(, verscheept. De Indische harde touwvezels
verliezen vrij belangrijke afnemers in Nederland, Duitsch-
land, Europeesch Rusland, de Scandinavische landen en
België, al wordt thans een compensatie gevonden in ver-
meerderden afzet naar de Vereenigde Staten – voordien
reeds het belangrijkste bestemmingsgebied voor dit pro-
duct – en Australië. Voor Indische thee is eveneens een
vrij belangrijk consumptiegebied thans afgesloten, en het
Internationale TheerestrictiecomiLd heeft dan ook, mede op
grond van de Europeesche situatie, liet toegestane uitvoer-
percentage verlaagd van 921 tot 90; ook hier is voor Indië
eenige compensatie aanwezig in den vorm van een toenemen-
den afzet naar de Vereenigde Staten. Op de rubbermarkt is
de Europeesche verbruiker thans weliswaar afwezig, niaar
elders – voornamelijk weer in de Vereenigde Staten is
de vraag zoozeer toegenomen, dat de positie van de
rubbercultuur than gunstig voor Indië is, dank zij vgoral
de hooge uitvoerquota. Voor de overige producten is ôf
het Europeesche afzetgebied weinig beteekenend f de
positie van deze producten in het kader van den gebeden
Indischen uitvoer van vrij gering belang.
Poogt men zich iiu een beeld te vormen van de richting,
die de Indische export heeft ingeslagen – volledige en
juiste gegevens ontbreken ons uiteraard vrijwel geheel –
om het verlies van de Europeesche markt te Coiipenseeren,
dan kan men de situatie als volgt schetsen:
Voorzoover Europa een belangrijke afnemer was van
Indische producten, die ook voor de oorlogseconomie van
een land van heteekenis kunnen zijn (rubber, tin, oliën en
vetten, kina, vezels), is door het in werking zijn en komen
van een oorlogsindustrie in tal van gebieden, waarmede
Indië nog contact heeft, maar voornamelijk de Vereenigde
Staten, ruimschoots een compensatie bereikt voor het in
Europa geleden verlies.
Voor de voedings- en genotmiddelen, zooals thee, koffie,
tabak, specerijen, diverse oliën en vetten (o.a. voor de
margrine en de zeepindustrie), wordt het cluantum, dat
Europa vroeger afnam, thans niet zoo gemakkelijk door
andei’e gebieden overgenomen, al is er in sommige gevallen
w’el eenige compensatie te vinden in een toenemend ver-
bruik of in voorraadvorming in de overige afzetgebieden,
waar de oorlogshoogconjunctuur en de scheepvaartsituatie
een grooteren invoer toelaten of voorzor
g
tegen een even-
2)
Zie ook: J. Willenis, De Nederlandsch-Indische tin-
positie, in E.-S.B. van 9 April 1941, blz. 244 e.v.
tueele afsluiting van den aanvoer het opslaan van voor-
raden noodzakelijk maakt.
Dientengevolge is vooral het aandeel in den Indischen
uitvoer van de landen rondom den Pacific toegenomen,
een ontwikkeling, die nog begunstigd werd door een naar•
verhouding gunstige scheepvaaitsituatie voor dit gebied. In
de eerste plaats zijn nu de Vereenigde Staten als bestem-
mingsland van den Indischen uitvoer naar voren gekomen,
terwijl de situatie in dat land bovendien meer nog dan
vroeger beslissend is vooi’ cle marktpositie van tal van be-
langrijke grondstoffen, die Indië ook uitvoei’t. Voorts is
ook de uitvoer naar Singapore, het groote handelscentrum
in het Verre Oosten, toegenomen, terwijl waarschijnlijk
ook Australië, Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en het Midden-
Oosten naar verhouding meer dan tot dusver uit Indië
zullen importeei’en. Wat tenslotte den uitvoer naar Japan
betreft, deze staat momenteel zoo sterk onder invloed van
steeds wisselende economisch-politieke factoren, dat het
moeilijk is liiei’ een bepaalde ontwikkeliiigslijn aan te duiden.
Sloibeschowring.
ij gaven hierboven een overzicht van de problemen,
die voor den Indischen export zijn ontstaan dooi’ het weg-
vallen van het Europeesche continent als afzetgebied.
Door de omstandigheid, dat vooral de Vereenigde Staten een oorlogsindustrie opbouwen en in werking hebben en
zich geheel op een oorlogstoestand voorbereiden – hetgeen,
ofschoon in mindere mate, ook voor andei’e nog voor Neder-
landsch-Indië bereikbare landen geldt – en door het
feit, dat Indië ook vôôr den, oorlog weinig eenzijdig geöi’iën-
teerd was in zijn uitvoer, maai’ integendeel op alle markten,
waar maar eenigszins kansen aanwezig waren, zijn produc-
ten poogde af te zetten en handelsrelaties aan te knoopen,
is Indië er in geslaagd voor een groot deel dit verlies te
compenseeren.
Vergelijken wij de huidige ontwikkeling met die ge-durende den wereldoorlog 1914-1918, dan blijkt aller-
eerst de omvang van het probleem thans veel grooter te
zijn. Immers de verbindingen met het Europeesche gebied
– ook ten aanzien van berichten- en betalingsverkeer – en
vooral die met het moederland, zijn thans volledig verbro-
ken. Bovendien wordt thans in Indië door deze stoornis een
economisch stelsel getroffen, dat veel meer ontwikkeld en
in de geheele maatschappelijke sfeer doorgedrongen is,
dan het naar verhodding nog beti’ekkelijk weinig ontwik-
kelde en vrijwel uitsluitend Westersch-kapitalistisch ge-
organiseerde exportapparaat van vôôr 1914.
Maar ook de reactie van den Indischen uitvoer op deze
situatie is thans veel breeder en intenser dân destijds. De
uitvoer naai’ gebieden buiten Europa gaat thans in vei’-
sterkte mate naar een veel grooter aantal landen en ander-
zijds is de beteekenis van de Vei’eenigde Staten, die de
laatste jaren een steeds belangrijker afzetgebied voor den
Indischen uitvoer werden, thans veel grooter dan in de
jaren 1917 en 1918. Voorts is ook de bemoeiing met den
Indischen uitvoer, zoowel van overheidswege als door
andei’e centrale instanties, de laatste jaren reeds sterk
toegenomen, waardoor thans veel sneller de noodige maat-
regelen voor productie, vervoer en afzet konden getroffen
worden dan in 1917/1918, toen de, onder dergelijke om-
standigheden benoodigde, centi’ale regelende instanties nog
gevoi’md moesten worden, en ervaring bij hun werkwijze nog vrijwel geheel ontbrak.
J. WILLEMS.
7 Mei 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÈN
295
NIEUWE ORGANEN VAN BESTUUR EN
RECHTSPRAAK BIJ DE VERDEDIGING
VAN ONS PRIJSPEIL.
illaatregelen tegen prijs9erhooging.
Ivlet elke oorlogsperiode doemt het gevaar van inflatie
op. De hooge overheidsuitgaven, naas.t de schaarschte aan
goederen, maken uitzetting van de geldcirculatie aanlok-
kelijk, soms zelfs onvermijdelijk; de prijzen stijgen, en –
niet een achterstand – de bonen en andere kosten even-
eens. De overheid heeft steeds getracht de gevaren hiervan
te bezweren door maatregelen, die stabilisatie of contrôle
van het prijsniveau ten doel hadden. Niet altijd zijn deze
pogingen geslaagd.
Ook in ons land leidde de oorlog reeds in September 1939
tot de .Pi’ijsopdrijr’ings- en I-Iarnste,’net,
die op prijsopdrij-
ving strafsancties stelde. Deze wet moeSt worden uitge-
I)reid, toen ons land zelf in den oorlog betrokken werd: de
bekende prijsstop van den Duitchen opperbevelhebber
verbood alle verhoogingen der op 9 Mei 1940 geldende
prijzen. De maatregel werd door de burgerlijke bezettings-
autoriteiten overgenomen op ii Juli 1940 (Prijzenbeschik-
king 1940 No: 1). Tal van verhoogingen moesten echter
toegestaan worden; de noodzakelijkheid ervan werd tot 11 November 1940 beoordeeld door de Departementen van Algemeen Bestuur, elk op eigen terrein reelende.
Aanstelling van een Ceinachtigde voor de Prijzen
I)eze departementale prijszettingen, vaak steunende op
de deskundigheid van de diverse Rijksbureau’s, konden
echter uitsluitend op eigen terrein worden doorgevoerd.
1-let bleet mogelijk, dat de door verschillende autoriteiten
uitgevaardigde bepalingen elkaar tegenspraken of uitslo-
ten, en zoodoende de prijsstructuur toch zouden aantaSten. Is er in den dam, diede prijzen omsluit, eenmaal een kleine
opening geslagen, dan kan deze in korten tijd een bres
worden, waardoor een niet te stuiten stroom zich een weg
baant. Er moest coördinatie en centralisatie komen. Dit
geschiedde op 11 November 1940 bij de Verordening No.
218/1940, welke aan een Gemachtigde voor de Prijzen het
aanzijn gaf. Diens taak was tweeledig:
pllJsQorrning,
rege-
ling van de prijzen van goederen en diensten, benevens
prijsbeheersching,
centrale contrôle op de nakoming der
voorschriften. Het is deze laatste taak, die een eigenaardigen
administratiefrechterlijken vorm heeft doen ontstaan, waar-
van wij hieronder de beteekenis willen nagaan.
De organen der prijsbe/ieersching.
De contrôle op de naleving der prijsvoorschriften zou
worden uitgeoefend door de normale opsporingsorganen
van politie en rij ksveldwacht. Overtredingen werden voor den rechter gebracht, die met gevangenisstraf of geldboete
kon straffen. Aan dezen rechtsgang kleefden echter vele
bezwaren
1
):
de rechter was in deze-materie gewoonlijk niet
goed thuis, de straffen waren veel te laag en werkten der-
halve niet preventief, en de procesgang was te omslachtig
en langdurig. De voortdurend dreigende stijging van de prijzen in den kleinhandel zou hiermede zeker niet be-
dwongen kunnen worden. Dit leidde ertoe, dat op 7 Ja-
nuari 1941
2)
ook de opsporing en berechting van over-
tredingen bij den dienst van den Gemachtigde voor de
Prijzen werden ondergebracht. Deze dienst heeft daartoe
een vijftal inspecteurs over het land verspreid, die met be-
Zij zijn uiteengezet dooi het hoofd van de Af d. Prijs-
beheersching van den dienst van den Gemachtigde voor
de Prijzen, Mr. J. A. M. Pott, in een interview in De Stan-
daard van 26 Maart 1941.
Befluit dei Secretarissen-Generaal van Handel,
Nijverheid enScheepvaart en van Justitie van 7 Januari
1941, Verordeningenbiad No. 11/1941.
hulp van de ambtenaren der crisis-contrôlediensten en der
politie de opsporing uitvoeren.
De overtredingen worden dooi den dienst zelf berecht.
Sleçhts indien de Gernachtigde zulks verzoekt, kunnri ge-
vallen van prijsopdrijving – dit is een ruimer begrip dan overti.eding van een prijsvoorschrift – nog voor den ge-
wonen rechter
3)
gebracht worden, zoodat dan ook vrij-
heidsstraf mogelijk is. Alleen wanneer de misdrijven een
grooten omvang hebben en van bewuste kw’aadwilligheid
getuigen, zal ei reden zijn om een dergelijk verzoek te doen.
Bij den dienst van den Gemachtigde voor de Prijzen
zijn dus verordenende, uitvoerende en rechtsprekende be-
voegdheid in één hand veieenigd. 1-let is evenwel slechts
een uiterlijke analogie, die daaruit de benaming ,,prijzen-
dictator” deed ontstaan: immers de Gemachtigde stelt de
prijzen niet zelf vast, doch dit geschiedt door de
Secretarissen-Generaal,
in o’crleg
met hem; hij streeft
ernaar de prijsbepalingen zoo te coördineeren, dat er een
optimale relatie ontstaat tusschen prijsPeil en maat-
schappelijk belang. De uitvoering en de berechting
worden inderdaad volkomen door hem geleid. Vooral de berechting – men kan het bijna dagelijks
iii
de dagbladen
lezen – geschiedt op strenge wijze; zij moet de vijanden van het volksbelarig treffen en hierbij zijn zachte heel-
meesters niet op hun plaats.
Tuchtrecht.
Van de tot heden uitgesproken vonnissen zal ongetwij-
feld een preventieve w’erking uitgaan, meer dan van vrij-
heidsstraffen, die veelal den strooman en niet den achter
de schermen gebleven uitbokker of werkelijken delin-
quent zouden treffen. Zij worden gewezen door de regio-
nale inspecteurs en laten alleen bij boeten, hooger dan
éOO, beroep toe op den Gemachtigde voor de Prijzen.
Naast geldboete tot een onbeperkt bedrag zijn bijko-
mende straffen mogelijk: tijdelijke of duurzame sluiting van de zaak van den overtreder; verbod om (Yedurende
een bepaalden tijd een beroep uit te,oefenen; herstel van
aangerichte schade op kosten van den veroordeelde; ver-
beurdverklaring van de goederen, ten aanzien waarvan het
strafbare feit is gepleegd, of van den geheelen voorraad,
die onder berusting van den veroordeelde is; publicatie
van de tuchtrechtbeschikking in de pers (Verprdening
11/1941. art. 7). Deze bijkomende straffen kunnen ook
worden opgelegd als de gewone rechter een vonnis heeft
gewezen.
Ook de koopei is strafbaar. Bij overtreding van prijs-
voor.chriften, die al of niet kunnen aansluiten op het
distributiesysteem, is zijn voorkennis van het strafbare
karakter zonder meer aan te nemen. Bij prijsopdrijving
treedt voor hem het moeilijke criterium op, of er sprake is
van een niet-gerechtvaardigde verhooging van een prijs
boven den op 9 Mei 1940 geldenden. Zelfs de verkoopers
blijken, krachtens het groote aantal vonnissen, waarbij het
om zeer geringe verhoogingen gaat, meermalen niet te
weten, of een verhooging is toegestaan.
Publiciteit.
Dit laatste bewijst, dat de theoretische veronderstelling,
dat elke burger geacht wordt de wet te kennen, op het ge-
bied der prijspolitiek niet te aanvaarden is. Elk burger is
belanghebbende bij de ontelbare voorschriften, die op dit terrein heerschen, en die daarenboven veelvuldig worden
gewijzigd en aangevuld. Men denke zich eens in, dat de
overheid regels zou gaan stellen voor de wij ze, waarop
brood in de huizen moet worden opgeborgen, en op over-
treding dier regels scherpe sancties stelde: niet alleen de
zakelijke bestuurders van bakkerijen, doch iedere huis-
vrouw, in de stad zoowel als op het platteland, zou deze
gedetailleerde voorschriften moeten kennen. Dit kan uiter-
Deze zaken komen thans vooi den Economischen
Rechter, een ,,enkelvoudige kamer” van de Rechtbank.
296
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Mei 1941
aard slechts op zinvolle wijze gesçhieden, wanneer er meer
publiciteit aan de wetgeving wordt gegeven dan alleen
publicatie in een staatscourant en het commentaar van de
dagbladen daarop. De voorschriften moeten op duidelijke
en eenvoudige wijze aan de belanghebbenden ter kennis
worden gebracht. In de laatste jaren zijn dan ook verschil-
lende overheidsdiensten tot voorlichting der burgers door
middel van de pers en andere publiciteitsorganen, met name den radio-omroep, overgegaan. Deze didctische
werking is ‘ook een van de motieven voor het op ruime
schaal publiceeren van de tuchtuitspraken.
De ,,zwarte” handel.
Bij een zoo jong instituut is het nog niet mogelijk na
te gaan, in hoeverre het invloed zal kunnen aanwenden
tot onderdrukking van den sluikhandel. Thans valt de be-
rechting hiervan voor een deel, nl. het verboden hamsteren en het overtreden van distributiebepalingen onder de corn-
petentie van de rechterlijke macht, voor een ander_ deel
onder die van den Gemachtigde voor de Prijzen. Of ook het
eerstgenoemde deel niet beter bij den dienst voor den
Gemachtigde gecentraliseerd zou kunnen worden, is een
vraagstuk, dat meer dan één aspect héeft. De eerst-
genoemde rechtspraak vertoont immers dezelfde gebreken
als die, welke geleid hebben tot het Prijsheheerschings-
besluit; men zou echter eerst de moeilijke schatting
moeten maken naar het volume van den ,,zwarten handel”.
Vooral de handel in vervangbare smokkelwaar, zooals
landbouwproducten, schept groot economisch en sociaal
nadeel.
Van palliatief,niddel lot iueuw orgaan.
Bezien wij thans de structureele beteekenis van dit
nieuwe administratieve orgaan. 1-let werd opgezet met de
enkelvoudige bedoeling om te.trachten, tijdens de moeilijke
oorlogs- en na-oorlogsjaien inflatie en ontzetting van het
prijspeil te voorkomen, of zoo noodig te remmen. Daarbij
moesten en moeten nog steeds groote hindernissen opge-
ruimd worden: de dienst van den Gemachtigde. voor de Prijzen werd georganiseerd en begon te werken, terwijl
er reeds een duidelijk naarbovenstrevende tendenz in ons
prijspeil viel op te merken – er was dus nauwelijks tijd
om vôôr -den slag het veld te overzien. Ook bleek het in
verband met de bezetting van ons land gewensctit, ons
prijspeil eerst aan het Duitsche aan te passen, dat in
sommige sectoren hooger was. Voorts is de toestand der-
mate door den oorlog beïnvloed, dat bepaalde maatregelen
op het gebied der prijsvorming pas effectïef worden, wanneer
de toestand, die hen deed geboren worden, reeds zoo is
gewijzigd, dat de nieuwe situatie weer geheel nieuwe
eischen stelt. Slechts de nabije toekomst kan leeren, of het instituut hiertegen bestand zal zijn.
Er is echter meer. Verkeert ons economisch leven thans
niet in een structuurovergang van vrij kapitalisme naar
geleide economie? De landen, waar deze nieuwe structuur
zich reeds in voorafgaande jaren aankondigde, moesten
contrôle van de prijsbeweging, als een zeer belangrij ken fac-
tor voor deeconomische ontwikkeling, in hun ordening op-
nemen. Brengt de toekomst ook niet voor West-Europa deze
wijziging, die dan tot veel dieper grijpende methoden van
prijsvorming en prijsbeheersching dan de hierboven ge-
noemde zal leiden? Het is gemakkelijk de vraag te bevesti-
gen, maar het is minder eenvoudig de organen voor de
uitvoering in het leven te roepen. ,,Het moeilijkSte werk
wacht nog, nu de nadere uitwerking ter hand moet worden
genomen. Fiet zal de moeizame arbeid van vele jaren eisen om te komen tot een regeling van de volkshuis-
houding, die een betere behoeltenbevrediging mogelijk
maakt…..tot een stelsel van prijsvorming, dat een betere
leidraad verschaft voor de beheersing van het steeds
gecompliceerder productieproces, zodat een doeltreffende
ineenschakeling van alle economische krachten zal kunnen
worden bereikt. Programma’s en leuzen baten weinig; de
tijd zal moeten leren, in hoeverre de oplossing zal geluk-
ken”
4).
De nieuwe vormen, die de dienst van den Gernachtigde
voor de Prijzen aan hioest nemen, zijn van deze les een
heldere illustratie. Moge zij ook haar nut afwerpen voor
tijden van betere conjunctuür dan de huidige.
W
. VN NORDEN.
4)
Prof. Mr. F. de rries in E.-S. B. van 2
Januari 1941,
blz. 8.
DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN
PORTUGAL IN 1940.
liet zoojuist verschenen jaarverslag van de Banco de. Portugal geeft een duidelijk beeld van de economische
ontwikkeling van dit land gedurende 1940. Evenals in voor-
gaande jaren is een belangrijk deel van het verslag gewijd aan een beschouwing van den economischen toestand van
het land, terwijl daarnaast een duidelijk inzicht gegeven
wordt in de activiteit der circulatiebank.
Alhoewel Portugal tot de weinige landen in Europa be-
hooi-t, die tot dusverre buiten den oorlog bleven, onderging
het vanzelfsprekend toch grooten invloed van den thans
woedenden strijd. Ook op agrarisch gebied vormde 1940
wel een buitengewoon ongunstig jaar. Het iS dan ook slechts
aan de krachtige en voortreffelijke leiding van het hoofd
der regeering, Antonio de Oliveira Salazar te danken, dat
de algemeene economische toestand van Portugal zich nog
zoo betrekkelijk gunstig heeft kunnen ontwikkelen.
Vanzelfsprekend ontkwam Portugal niet aan de alge-
meene prijsstijging, welke zich als gevolg van den oorlog
in nagenoeg alle landen doet gevoelen. 1-let indexcijfer
voor den groothandel, samengesteld door de Banco de
Portugal, vertoont het volgende verloop: (Juni 1927 = 100).
Voedings-
middelen
Overige
goederen
T t al
0
a
1937
92,8
128,7 105,5
1938
88,7
128,1
102,6
1939 Maart
87,5
122,5
99,9
.juni
86,4
123,4
99,5
.Sept.
84,4
138,0
103,4
Dec.
90,8
161,4
115,8
1939 gemiddelde
87,2
132,8
103,4
1940 Maart
92,9
172,2 121,0
Juni
94,9
202,8
133,1
Sept.
101,4
205,9 138,4
Dec.
108,9 206,4
143,4
1940 gemiddelde
98,0 190,7
130,9
In de groep ,,overige goederen” zijn het vooral de brand-
stoffen en de exportproducten (excl. voedingsmiddelen),
die, met een stijging resp. van 139,2 op 221,4 en van 281,7 op
330,1, gedurende 1940 de grootste aandacht trekken.
Als gevolg vân deze stijging der groothandelsprijzen
onderging ook de kleinhandelsindex een niet onhelang-
rij lee verhooging. De kleinhandels-voedingsmiddelenindex
(basis 1 Juli 1938-30 Juni 1939), samengesteld door het
Nationale Instituut voor Statistiek, steeg van 99.1 in Sep-
tember 1939 tot 117,5 in December 1940. 1-let kleinhandels-
indexcijfer voor de overige goederen steeg in dien tijd van
100 tot 112,4, terwijl het (gewogen) totaal-indexcijfer voor
den kleinhandel gedurende dezelfde periode van 99,3 tot
116,6 steeg.
Import
1
Export
1-loeveelheden
1
S,V
j
d
(Inmillioenen
1-Toeveelheden
jWaarde
(In millioenen
(In 1000 ton)
escuclos)
(Iii
JJ ton)
escudos)
iiï
2642
2357
1809
1203 1938
2396
2302
1541
1140 1939
1
2299
2079
1471
1336 1940
1842 2390
1138
1
1595
7 Mei 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
297
Deze prijsstijging vindt men ook weerspiegeld in een
vergelijking van de hoeveelheden en de waarde van im-
port en export (zie tabel onderaan blz. 296).
1-let importoverschot, dat in 1937 nog 1154 millioen
escudos bedroeg, daalde tot 795 millioen in 1940.
Resultaten van den lndbouw onbeoredigend.
Zooals reeds hiervoor gezegd, moeten de resultaten van
den landbouw in 1940 uiterst onbevredigend worden ge-
noemd. De geheele tarwe-oogst beliep slechts ca. 265.000 ton,
d.i. ongeveer de helft van het vorige jaar, zoodat tot im-port van graan moest worden overgegaan. Ook de oogst
van haver, rogge en gerst viel zeer tegen. Die van maïs
en rijst kon daarentegen in het afgeloopen jaar goed
worden genoemd. De productie van olijfolie, een zeer be-
langrijk voedingsmiddel in Portugal, bleef beneden de
helft van die van het voorgaande jaar. De uitvoer was
exceptioneel hoog en bedroeg circa 13 millioen kg. Dank
zij den grooten oogst van 1939 wordt de nog in het land
aanwezige voorraad ruimschoots voldoende geacht. De
wijnoogst beliep ongeveer 70 pCt. van dien van het vooraf-
gaande jaar; tengevolge van de oorlogomstandigheden
liep echter de uitvoer van dit belangrijke product aanzien-
lijk terug. Ook de kurkproductie was in 1940 betrekkelijk
gering, hetgeen gedeeltelijk een gevolg was vn de ver-
minderde vraag voor export. De uitvoer van mijnhout
bereikte het hooge cijfer van 225.000 ton, terwijl ook de
behaalde prijzen zeer bevredigend waren. Ook de uitvoer
van hout voor verpakkingsdoeleinden kon met 29.000 ton
en een waarde van 131 millioen escudos (voornamelijk
naar Spanje) zeer bevredigend genoemd worden.
De vischvangst vormt voor een groot deel van de Por-
tugeesche bevolking een der voornaamste bronnen van
inkomsten. De kustvisscherij bracht circa 155.000 ton op
met een totaalwaarde van 220 millioen escudos. Voor een
belangrijk deel bestaat deze vischvangst uit sardines,
waarvan 82.000 ton aan wal werd gebracht. Naar schat-
ting leven circa 12.000 visschers van de kustvisscherij.
Ook de vangst van bacalfio (een soort stokvisch), eveneens
een zeer belangrijk volksvoedingsrniddel, was zeer bevre-
digend en bedroeg circa 19.000 ton.
Nauw verband met de visscherij houdt de industrie
van sardine-conserven, waarvoor in deze tijden van alge-
meene voedselschaarschte goede prijzen gemaakt werden.
Het gebrek aan verpakkingsmiddelen, hoofdzakelijk ver-
tirid blik, wordt echter met den dag meer voelbaar.
De mijnbouw in Portugal heeft geen groote beteekenis.
De extractie van koperertsen, het voornaamste product, beliep slechts 359.000 ton, hetgeen 264.000 ton niinder is dan het jaar tevoren.
De winning van harsen en terpentijn was hooger dan
in 1939 en bedroeg in totaal ca. 47.000 ton; de uitvoer
bedroeg echter slechts ongeveer de helft van dien van 1939.
De positie aan de scheepoaart.
*
Het is begrijpelijk, dat de scheepvaart te lijden had
onder den internationalen toestand; het aantal buitenland-
sche schepen, dat Portugeesche havens aandeed, liep belang
–
rijk terug. De eigen Portugeesche scheepvaart toonde echter
geen achteruitgang: het aantal schepen, dat de havens
binnenliep – hetgeen geacht mag worden ongeveer overeen
te komen met het aantal reizen – beliep in de eerste elf
maanden van 1940 2859 met een totale tonnage van
1.815.000 ton, tegen 2575 schepen met een inhoud van
1.828.000 ton in het overeenkomstige tijdperk van 1939.
Teneinde over voldoende tankruimte te kunnen beschik-ken, werd in November ji. de Caixa Nacional de Crédito
gemachtigd leeningen te verstrekken aan de nationale
scheepvaartmaatschappijen ten behoeve van de nationale
petroleummaatschappij , ,Sacor”. De burgerluchtvaart
vertoont eveneens een belangrij ken vooruitgang, waaraan
uiteraard de regelmatige Clipper-dienst op de Vereenigde
Staten niet vreemd is. Het luchtpostvervoer bedroeg 308,5
ton en het luchtgoederenvervoer 136,6 ton. Het aantal
aangekomen passagiers was 3314, terwijl 2970 personen
het land door de lucht verlieten.
Ondanks de groote moeilijkheden, waarmede het econo
misch leven in Portugal in het afgeloopen jaar te kampen
had, gelukte het de regeering – en hier blijkt de uitmun-
tende leiding van den minister van financiën, tevens hoofd
der regeering, Salazar – de begrooting in evenwicht te hou-
den. De voorloopige uitkomsten over de eerste elf maanden
van 1940, in vergelijking met dezelfde periode van 1939,
geven het volgende beeld (in millioenen escudos):
–
1940
1939
Gewone inkomsten
….
2004,1
1926,2
Buitengewone inkomsten
341,4
262,5
2345,5
2188,7
Gew’one uitgaven
……
1618,3
1622,7
Buitengewone uitgaven
359,8
354,6
–
1978,1
1977,3
Batig saldo
367,4
211,4
In de rubriek der gewone ontvangsten trekt vooral de
vermindering van den post ,,invoerrechten” met 41 millioen
esc. de aandacht. De opbrengst der directe belastingen be-
droeg echter 41,1 millioen esc. meer dan in 1939, hetgeen
dus het lagere bedrag der invoerrechten geheel compen-
seerde. De toeneming vad de militaire uitgaven, voorzoover
ondergebracht bij gewone uitgaven, beliep 18,1 millioen
esc., waartegenover een daling van de kosten van den
dienst der Openbare schulden met27,9 millioen esc. staat.
Onder de buitengewone uitgaven vinden we eveneens een
stijging van den post voor militaire uitgaven met 38,5
millioen esc., welke echter nagenoeg geheel gecompenseerd
werd door de daling der overige buitengewone uitgaven.
De daling van de kosten van den dienst der openbare schulden is in hoofdzaak te danken aan de conversie in
1940 van de zoogenaamde buitenlandsche schuld – zooge-
naamde: immers ca. 90 pCt. van het nominale bedrag
was in binnenlandsche -handen, alhoewel . de hoofdsom
in vreemde munt uitgedrukt was – waarbij de gelegen-
heid werd geopend 4 obligaties van de oude ,,buitenland-
sche” schuld om te wisselen in 3 obligaties van een nieuwe
4 pCt. binnenlandsche schuld. Van de totale buitenland-
sche schuld, groot £ 27.000.000, werd aldus ca. 80 pCt.
geco nverteerd. –
Per 31 December bedroeg de
geconsolideerde binnenlandsche
schuld
………………….
2742 millioen escudos
aflosbare hinnenlandsche schuld . . 1305
aflosbare buitenlandsche schuld . . 3098
Totaal
……………………
7145 millioen escudos
Voordeelig saldo der Staatsfinanciën.
1-let krachtige en conservatieve fiaancieele beleid van
de onder leiding van Salazar staaode Portugeesche regee-
ring spreekt wel uit de vorenstaande ononderbroken reeks
van voordeelige saldi, wat de inkomsten en uitgaven van
den Staat betreft.
Ontvangstenl
Uitgaven
1
Batig saldo
In millioenen
escudos
2175
1900
275
–
2083
2043 40 2035 1883
152
2007 1857 150
2031
1948
83
2201
2071
130
1928/29
…………..
1929/30
…………..
1934/35
(2/3=
12 mnd)
2135
1924
211
1930/31
…………..
1931/32
…………….
2789
2562
227
1932/33
……………
1933/34
…………..
2159 1947 212 1936
……………
2281
2040
241
1937
……………
1938
……………
2225
2091
134
1939
……………
1940 (11 maanden)
2345
1978
367
–
298
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Mei 1941
Gezien deze uitzonderlijk gunstige resultaten zijn de
woorden, die de Banco de Portugal in haar jaarverslag
wijdt aan liet, inmiddels per einde Augustus als Minister
‘an Financiën afgetreden, hoofd der regeering Prof. i)r. Oliveira Salazar, zeker niet inisplaatst.
Deze gezonde politiek weerspiegelt zich ook in den koers
van den escudo op cle buitenlandsche beurzen. De noteering
beliep:
C
.on en
Pl f
Te
New York
per
$
Te
Amsterdam
per gIS.
Gemiddeld 1931 Esc.
106,14
23,86
9,61
1932
110,03 31,60
12,73
1933
108,95
26,60
13,27
1934
110,20
21,87
14,74
1935
110,20
2,48
15,22
1936 1fO,20
22,17 14,29
1937
110,20 22,29 12,27
1938
110,19
22,55
12,40 _1939 109,94
24,95
13,32
1940
102,70
27,56
14,28
31
Dec.
1940
100,50
26,50
13,21
Gelijk men hieruit ziet, was de escudo van 1932 tot 1939
aan het pond sterling gekoppeld; in 1940 onderging echter
de waarde van den escudo ten opzichte van het pond een appreciatie van ca. 10 pCt.
De positie tan het bankwezen.
liet particuliere bankwezen vertoont eveneens een ge-
zonden vooruitgang. Het totaal der deposito’s steeg van
ultimo November 1939 tot ultimo November 1940 van esc.
2.028.600.000 tot 2.600.900.000, terwijl de kasgelden der
banken in dien tijd van ca. 540 millioen tot 796 millioen
escudos toenamen. De verhouding van kasgelden tot de
direct opvraagbare deposito’s steeg gedurende dit tijdvak
van 34,8 pCt. tot 40,2 pCt. liet totaal van de visseIpor-
tefeuille en de leeningen steeg van 1980 millioen tot 2204
millioen escudos.
Geheel in overeenstemming hiermede steeg ook debank-
biljettencirculatie der Banco de Portugal. Deze bedroeg:
millioen escudos
millioen escudos
gemiddelde 1931
1901
gemiddelde 1936
2087
1932
1924
1937
2088 1933 1920
1938
2095
1934
1962
1939
2205 1935 2073
1940
2572
Sedert 1934, waarin de stabilisatie van de Portugeesche
financiën haar beslag kreeg, steeg ook de credietverleening
door de particuliere banken. Het totaal van wisselporte-
feuille en verstrekte leeningen beliep:
millioen escudos
inillioen escudos
ultimo
1934 1322
ultimo
1938
1927
1935 1418
,,
1939
2173 1936
1587
30Nov. 1940
2204
1937
1818
Ontwikkeling der Banco de Portugal.
De ontwikkeling van de Banco de Portugal gedurende
de laatste 10 jaren wordt door de cijfers in den staat op
de volgende kolom weergegeven.
Uit deze cijters blijkt duidelijk, hoe de Banco de Por-
tugal er in geslaagd is, ondanks de sterke toeneming der
bankbiljettencirculatie, niet alleen haar liquiditeit geheel
te handhaven, doch tevens de verhouding van haar reser-ves (goud en vorderingen op het buitenland) tot haar ver-plichtingen, welke sedert 1934 gestadig achteruitliep, be-langrijk te verhoogen.
Gedurende liet geheele jaar 1940 bleef het disconto
van de Banco de Portugal op 4,5 pCt. gehandhaafd. In
In millioenen escudos.
73
0 0
b
‘
=
Q)
00
’00
cao
–
0
0
1931
286
668
5
345
13
1932
539
633 77
343
4
1933
770
327
50
331
19
1934
903
456 72
318
40
1935
910
459
71
340
91
1936
912
570
127
342
141
1937 917
571 121
334
159
1938
919 518
118
487
158 1939 920 536
116
420
230
1940
1239
633
329
386
785
c)
a
,o
0
.
.
5
,
o,..
1931
2062
3
248
2341
40,74
1932
2001
210
310
2545
46,06
1933
1989
193
305
2522
43,50
1934
2137
329
398
2895
46,95
1935
2205
487
268
2986
45,75
1936
2257
416
473
3183
46,55
1937
2224
316
710
3281
45,35
1938
2278
385
645
3349
42,90
1939
2550
198
.603
3421
42,58
1940
2903
311
851
4221
44,37
Maart 1941 werd dit percentage, dat sinds Mei 1936 on-
veranderd was gebleven, tot 4 verlaagd. De goed ge-
leide en zich gunstig ontwikkelende tinancieele toestand
van Portugal gaf hiertoe alleszins aanleiding.
Samen Qauing.
*
Resunieerende kan vastgesteld worden, dat, ofschoon
het afgeloopen jaar in agrarisch opzicht zeer ongunstig
was (de tarwe-oogst bijv. was de slechtste van de laatste
vijf jaar) en ofschoon de omstandigheden op internationaal
gebied zeer belemmerend werkten op het handelsverkeer, de
financieele situatie van Portugal beter is dan onder de
gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De
staatsfinanciën zijn gezond, het particuliere bankwezen
is vooruitgaande, en, zoo het gelukt het land ook in de toe-
lcomst buitén den oorlog te houden, zijn alle voorwaarden
voor een verderen opbloei van Portugal aanwezig.
Wie dit land reeds langeren tijd kent, heeft gedurende
de laatste 1.0 jaar een geleidelijken, maar ononderbroken
vooruitgang kunnen constateeren. liet is begrijpelijk, dat de
regeering de maatregelen neemt, die noodig zijn om dezen
vooruitgang vooral geleidelijk te doen plaats vinden. liet
zou door groote credietverleeningen wellicht mogelijk ge-
weest zijn in deze 10 jaar meer dan tot dusverre groote
werken te entameeren, waardoor weliswaar op een enkel gebied een grootere vooruitgang te constateeren zou zijn
geweest, maar waardoor tevens het economische evenwicht
in het land zou zijn verbroken. De Portugeesche regeering
heeft er, mi. terecht, meer waarde aan gehecht onder
handhaving van het economische evenwicht in liet binnen-
land en onder verdere versterking van ‘s lands financiën, een rustigen en geleidelijken vooruitgang te bevorderen.
Dat dit mogelijk is en dat daarmede het belang van het
Portugeesche volk in de eerste plaats gediend is, wordt
bewezen door de rust, die in het land heerscht, en door
den vooruitgang gedurende liet laatste decennium.
J. E. SPINOSA CATTELA.
Lissabon, 3 April 1941.
7 Mei 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
299
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
hANDEL EN NIJVERHEID.
Asfalt. Voorschriften voor fabrikanten ten aanzien van
het verbruik en de verwerking van asfa]tbitunien en asfalt-
hitumenpapier.
(E.V.
2/5/’41, pag. 633).
Katoenindustrie. Voorschriften zijn uitgevaardigd, welke
aangeven op welke wijze de katoenfabrikanten hun ver-
koopprijzen moeten berekenen. (E.V. 2/5/’41, pag. 631).
Loonconfectie. 1-let in loon verwerken van textielproduc-
ten is slechts toegestaan aan ondernemingen (bedrijven
waar S of meer personen werkzaam zijn), die ingeschreven
zijn bij de Sectie Confectie van de Rijksbureaux voor Wol
en Lompen en Textiel, en die hiertoe schriftelijke ver-
gunning hebben verkregen. (E.V. 2/5i’41, pag. 634).
Schoenen. Verplichte inschrijving hij het Rijkshureau
voor 1
–
luiden en Leder van alle schoenherstellers en maat-
schoenmakers. (E.V. 2/5/’41, pag. 633).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Pootaardappelen. 1-let afleveren en vervoeren van poot-
aardappelen i… slechts toegestaan indien daartoe dooi’ de
N.I.C.A. vergunning is verleend. (E.V. 2f5/’41, pag. 635;
Stct. No. 79).
Verselie groenten. Voorschriften ten aanzien van den
verkoop van versche groenten aan be- en verwerkers en
drogers voor de verwerking resp. de drogerij. (E.V. 25/4/’41,
pag. 600; Stet. No. 76).
Visch. Vaststelling van maximum-marges voor den han-
del in zeevisch. (E.V. 2/5/’41, pag. 635).
GELD., OREDIET.EN BANKVEZEN EN BELASTINGEN.
Omzetbelasting. Resoluties inzake de omzetbelasting
met betrekking tot aardappelen, vee, melk en handelaren
in bedrijfsmiddelen, bouwmaterialen, enz. (E.V. 25/4/’41,
pag. 601).
VERI{EER.
Posterijeil. 1-Jet l)riefverkeer met bezet Frankrijk, als-
mede de bezette Kanaaleilanden Jersey en Guernsey, is
thans hersteld. (E.V. 25/4/’41, pag. 602).
STATISTIEKEN.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen ‘)
N. York’)
A’dam’)
Londen’)
29 April1941..
23’f 34’/
29 April 1941..
2125
168/-
30
,,
1941..
23
1
/,
34
3
/,
30
,,
1941..
2125
168/-
1
Mei
1941..
23’/,
34
3
!
4
1
Mei
1941..
2125
168/-
2
,,
1941..
23’/,
34
1
/
4
2
,,
1941..
2125
168/-
3
,,
1941..
23’/,
–
3
,,
1941..
2125
1681-
5
,,
1941..
23
1
/
1
34
3
/
4
5
,,
1941..
2125
1681-
6 Mei
1940..
21 ‘/
34
1
/.
6
Mei
1940..
2085
168/-
23 Aug. 1939..
18’/,
37
1
/, 23 Aug. 1939..
2110
148/6
1
/.
‘)
In pence p. oz. stand.
1)
Foreign silver
In
$e. p. oz.
fine.
‘)
In guldens per kg 1000/1000.
‘)
In sli. p. oz. line.
MAANDCIJFERS.
–
INDEXOIJFERS
VAN
NEDERLADSCHE AANDEELEN
(centraal Burcau voor iie StatIstiek)
(Men zie voor de wijze van berekening der indexcijfers het Maandschrift van het C.B.S. van Maart 1925, blz. 355 a.v. en
30 April 1937, blz. 605 e.v. De lijst der fondsen, uit welker noteering de indexcijfers worden berekend, ligt ter inzage op
het Centraal Bureau voor de Statistiek).
De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven het aantal fondsen aan, waaruit het indexcijfer berekend is.
1930
=
100
,i,o
:
3
.0
(29)
‘>
ns..,
E.’-.
0
(22)
n
‘.
1
(51)
(6)
4
0
to
(6)
–
(1)
..
o
(5)
–
(5)
.o
.
(7)
cd
.0
‘d
(4)
1
4)
.0
Ec
(5)
no
(29)
4)
(100)
‘n.0
(15)
100
100
100
–
100
100
100
100
100 100
100
100 100
100
100
72 76
74
86
–
55 57
51
63
51
68
65 66
70 59
1980
…….
44
55
49 84
30
37 32
–
86
29 89 46
41
46
39
1931
…….
1923
…….
51
59
54
72
26
44
34
35
45
88
59 49
52
36
50 86 57
88
21
42
34
28
73 41 89
58
55
34
46
87
55
75
21
47 38
34
80
48
65 60 55
37
52 76
64
80
38
79
44 42
109
70
73 79
66
62
1936
…….
85
108
95
103
113
108
70 64
209
92
107 120
104
76
1937
…….
1938
84
105
93
99
98
90 57 56
145
81
94
98
96
54
1933
…….
1934
…….
1935
…….
88
100
92 80 94 79 45
63
132
53
84
86
90
56
Jan.
’40
80.4
92.7 85.7
65.4
106.6
69.8
38.2
67.3
141.7
46.6 80.2
86.0
85.4
54.3
1939
.
…….
Febr.
81.0
92.6
86.0
65.1
106.3
66.3
36.4
64.9 135.3
48.1
79.2
83.6 84.7
52.5
Ivirt.
82.0 96.7
88.3
64.1 110.1
64.2
35.9
64.3 132.0
46.7 78.0
82.3 85.7
–
52.6
April
82.8
94.5 87.6 63.8
111.1
58.8
34.7
61.8
126.2
47.5
72.6 77.7
83.9
53.5
Sept.
4)
99.3
111.6
104.6 68.4 110.8
60.4
50.3
61.2 131.7
52.2
74.5
79.5
94.3
56,1
Oct.,,
109.6 123.6 115.6
80.2
117.5
63.9
63.1
64.1
144.0
55.1
823
85.8
104.1
57.
Nov.
113.1
130.6 120.7
84.3
127.8
75.7 65.9 74.3
170.4
65.7 103.7
102.6
112.7
69.8
Dec.
,
118.0 134.5
125.1
85.1
134.2 71.4
62.8
77.9 182.4 69.7
93.9
105.4
116.1
69.7
Jan.
’41
126.2
139.2
131.8 85.9
184.1
70.8
61.8
77.6
186.2
70.6 93.4
106.4 120.0 69.7
Febr.
120.8
133.4
126.2
84.1
125.8
62.0 56.7
69.6
169.9 64.9
89.4
97.6
113.4
63.4
£tlrt.
123.0 135.8
128.5
82.1
125.8
60.0 56.8
69.9
174.0
64.9
90.7
99.0
115.1
63.8
April
134.3
1
151.7
141.8
1
87.1
1
133.7
1
70.6
1
68.8
1
78.9
1189.3
1
75.3
1100.7
1109.5 1126.5
1
57.1
Fondsen, die zoowel internationaal verhandelbaar zijn, als geacht kunnen worden sterk den invloed van den
buitenlandschen conjunctureelen toestand te ondervinden.
1-lieronder is ook het petroleumaandeel uit de voorafgaande kolom opgenomen.
Hieronder zijn begrepen de aandeelen uit de 4 voorafgaande kolommen. Aandeelen van Nederlandsche en Nederlandsch-Indische ondernemingen, waaronder 3 fondsen, die niet in de
voorafgaande kolommen zijn opgenomen.
Over de maanden Mei t/m. Augustus ’40 werden geen indexcijfers berekend
300
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Mei 1941
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE BANK.
V:, liii os (srhrifI
ei
lik en
t. t
____________
N.-York
1
Brussel
I
Züricb
ïiciit
I
Helsinki
29 Apr. 1941
1.88/,
30.14 43.67
44.856 3.816
30
..
1941
1.88/
30.14
43.67
44.856
3.816
Mei 1941
1 .88/
30.14 43.67
44.R5i
3.8 Ik
2
,,
1941
1.88°/
t
30.14
43.67
44.856 3.81k
3
,,
1941
1.88
3
/
s
30.14
43.67
44.856 3.81k
5
,,
1941
1.88°/
t
30.14 43.67
44.856
3.816
Laagste d.w.
1.88
1
/,
30.11
43.63
44.81
3.81
Hoogste d.w.
1.88
30.17
43.71
44.90
3.82
Muntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266
KOERSEN TE NE%V-YORK. (Cable).
Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
(8
per £)
(8 per
I00jr.)
(8
p.
lOO
Mis.) (8 p.
1100)
29April1941
4.03
1
/
2.30 40.05
–
30
,,
1941
4.03
1
/
2.30
40.05
–
1
Mei 1941
4.03
1
/4
2.30
40.05
–
2
1941
4.03
1
/
2.30 40.05
–
3
1941
4.03/
2.30
40.05
–
5
,,
1941
4.03
1
/
4
2.30
40.05.
–
6 Mei 1940
3.41
‘
/3
1.93V
2
40.20
53.04
Muntpariteit
4.86
3.90
6
/
2
23.81
‘I
40/,
KOFI1S1cN
‘FR I.ONI)RN.
Plaatsen en
landen
Not. eenh.
28Apr.-3Mei’411
Loagstel Hoogo:e
3
Mei
1941
21-26
April
’41
26Apr.
I..00gste
Hoogste
1
1941
Officieel:
New York
$
P.
£
4.026
4.036
4.03
4.026
4.036
4.03
Parijs
Fr.p.
£
–
–
–
–
–
–
Stockholm
Rr.p.î
16.85
16.95
16.90
16.85 16.95
16.90
Montreal
$
p.
£
4.43
4.47 4.45
4.43
4.47 4.45
Buenos Aires
Pes.p2
16.95*
17.13
17.048 16.95*
17.13
17.04*
Niet-Officieel:
Alexandrië
P. p.
£
97.50
97.50
97.50
97.50
97.50 97.50
Athene
Dr.p.f.
525
525 525
525
525
525
Bangkok
5h. p.licsl
–
Bombay
cl.
p. r.
17.96 17.96
17.96
17.96 17.96 17.96
Budapest
d. p.
£
–
Hongkong
P.p.
$
15.- 15.-
15.-
IS.-
IS.-
15.– Istanbul
T2 p.
£
–
–
– .
–
–
—
Kobe
d.
p.
yen
14.25
14.25
14.25
14.25
14,25
14.25
Lissabon
(scu.p
£
99.80
100.20
100.-
99.80
100.20
lOO.-
Madrid
Pt.p.
£
40.50 40.50 40.50 40.50
40.50
40.50
Slontevideo
d.p. p.
–
–
– –
– –
Rio de Janeiro
d.
p.
nijl.
– –
–
– –
–
Sjanghai
d. p.
$
3.18
3.18
3.18
3.18
3.21
3.16
Singapore
d. p.
$
28.16
28.16
28.16
28.16
28.16
1
28.16
STAND VAN ‘s RIJKS
KAS.
V o r cle ringen
1
23 April 1941
1
30 April 1941
Saldo van
‘s Rijks Schatkist
–
bij de Nederlandsche Bank
–
–
Saldo b.
cl.
Bank voor Ned.
t
100.396,15
t
130.192,67
Voorschotten op uIt. Mrt, ’41
Gemeenten
…………..
aan de gemeenten
verstr.
op aan haar uit te keeren
hoofdsom
der
pers.
bel.,
aand. in de hoofdsom der
grondbel. en der gem.fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op de vermo
gensbelasting
…………….
4.976.009,83
,,
4.976.009,83
Voorschotten aan Ned.-Indië’)
14
,,
0.831.720,66
139.081.538,39
Idem voor Suriname
1)
10.2?1.I0,69
10.21.101,h9
Idem
aan
Curaçao
‘)
2.788,71
09
,,
209.788,71
Kasvord.
wegens credietver-
strekking a.
ii.
buitenland
,,
72.482.484,70
,,
72.050.325,36
Daggeldieeningen tegen onder-
…
pand
………………
–
–
Saldö der postrek. van Rijks-
89.01 6.1 38,07
…….
83.024.51 3,62
Vordering op het Alg. Burg.
comptabelen
……………..
Pensioenfonds
2)
Vordering op andere Staats-
……..
bedr.
en
instellingen
‘)
55 92085182
,,
52.868.1 66,36
Verplichlingen
Voorschot door cle Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
t
15.000.000,-
t
15.000.000,-
Voorschot door de Ned. Bank
In reken.-cour. verstrekt ..,,
1.875.422,46
,,
2.024.695,10
Schuld
aan
de
Bank
voor
Ned. Gemeenten
–
–
Schatkistbiljetten
in
omloop
,, 148.759 000.-
,,
148.759
(lfl,_
Schatkistpromessen in omloop
,,1247.000.000,-‘)
,. 1316.b00.000,–°)
Daggeldleenlngen
–
–
69.024.091,50
,,
70.963.318,50
Schuld op ultimo Maart 1941
aan de gem. weg a. h. uic
Octrooi
verstrekt
……….
te
keeren
hoofds.
d.
pers.
bel., aand.
I.
cl. hoofds. d.
grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
Zilverbons in omloop
……..
de vermogensbelasting
–
–
Schuld
aan
het
Alg.
Burg.
Pensioenfonds
1)
92.558,28
313.1.83,21
Id.’
aan het Staatsbedr. der P.
T. en T.
1)
153.997.935,69
,, 161.657.852,20
Id.
aan andere Staatsbedrij-
……..
ven
‘)
………………….
…
26.1 37.968,05
27.083.1 95,83
Id. aan div. instellingen ‘)
.. 220.024.306,04
220.052.819,79
1)
In rekg. crt.
met
‘s Rijks Schatkist
‘)
Rechtstreeks hij De
Nederlandsche Bank
t
182.000.000,-
2)
Idem
t 226.000.000,-.
DE NEDERLANDSULIE BANK.
Verkorte balans op 5 Mei 1941.
Âctiva.
l3innenl. Wissels,
(,
Hfdbank.
t
235.500.000
–
Promessen, enz.
Bijbank.,,..
15.000
Agentsch.,,
144.400
t 235.659.400
Papier
op
het Buitenland
. .
t
122.903.184
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen
–
122.903.184
Beleeningen
mcl.
(
Hfdbank.
f
14 6.234.801
6)
voorschotten in
Bijbank.
3.148.332
rekening-courant( Agentsch.
,,
41.141.523
op
onderpand
–
190.524.656
Op
Effecten
enz.
……..
t
190.262.117
‘) Op
Goederen en
Ceelen ….
..262.539
190.524.656
‘)
Voorschotten
aan het
Rijk
…………… …
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ………t 1.021.681.259
Zilveren munt, enz.
……
..17.159.242
1.038.840.501
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
48.637.399
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4 500.1511
Diverse rekeningen
………………………213.055.706
f
1.854.120.846
Passlva.
Kapitaal
…………………………….t
20.000.000
Reservefonds
………………………….
1
4.454.25,2
Bijzondere
reserves
……………………….
13.494.514
Pensioenfonds
…………………………..
10.924.830
Bankbiljetten
in
omloop
………………….
1.630.724.735
Bankassignatiën
in
omloop
………………..
9.792
Rek-CourantS Van het Rijk
t
6.030.377.-
saldo’s
Van anderen
,,
455.556 921.-
–
161.587.298
Diverse
rekeningen
……………………..
12.925.425 1.854.120.846
Beschikbaar
metaalsaldo
……………..t
325.859.261
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de
bank gerechtigd
is
…………..
814.648.150
Schatkistpapier, rechtstreeks hij de bank onder-
gebracht
……………………………
229.000.000
‘)
Waarvan
aan
Nederlandsch-Indië
(Vet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) f
57.977.150
Voornaamste posten
in
duizendon
guldens.
Gouden
.
Andere
Beschikb.
bi”
Data
munt en’)I
opeischb.
Metaal-
kin gs-
_____________
_
munimater.
schulden
saldo
perc.
5
Mci
‘411
1.021.6b1
1.1330.725
1(1.597
1
325.859
58
28April ’41
1.021.717
1.6
–
14.343
170.361
1
3
9.028
±60
21,,
’41
1.045.414
1.589.903
1
158.368
1
367.149
±61
6
Mei
’40
1.158.613
155.193
ii;
’42
a
Tolaal
Schatkist-
Belee-
Papier
1
Dit.
Data
bedrag
prom.
op
het
1
reken,
disconto’s
rechtstr.
ningen
buitent.
1
(ae.l.)
‘j
5
Mci
235.659 229.000
190.525 122.903
28April ’41
2
–
16.685
208.000
195.556 22.908
303.998
21
,,
’41
203.685 195.000
191.909
22.907
1161.587
260.403
6 Mei ’40
11,553
–
117.758
750
20,848
1) Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN l)E EMISSIE BANK TE BRUSSEL.
(in milI. francs)
.2
Q5).
,,s6
a
ao
os
0)
n
ssc
.,
, 0,5
.B
0′..’
.°.’.a
‘5
”
6
5,
°ns’
5)
0
e)
0
5)0
0
0’0
0
24 April ’41
‘ij
TTÏ
TÏ
38 530
I’T’
ïi'”
17
’41
27.838
590
14.590 1.688
38.638
3.441
1.998
9
’41
27.806
624
14.798 1.738 38.505
3.4:12
2.403
3
,,
’41
27.747
1372
14.278
1.759
39.213
3.453
2.165
27 Mrt. ’41
27.682
1
658
15.394 13.987
1.801
37.935
3.465
2.105
8 Mei ’40
23.606
695
1.480
29.806
–
909
DIJITSeI-FR Et.1IKSI1ANII.
Goud
Renten-
1
Andere wissets
Belee-
Data
en
bank-
chèques
en
deviezen
scheine
1
schat kislpapier
ningen
30 April 1941
77,7
2135,0
1
15.644,4
3′?,4 23
941
77,8 333,4
1
14.591,2
18,3
15
.,
1941
77,7
284,8
1
14.810,2
25,4
23
Aug
1939
77,0
27,2
1
8.1 411.11
82.2
Data
Ef
fec-
1
‘Diverse
Cir
cu-
1
Rekg.-
1
Diverse
ten
Activa latie
1
Crt.
1
Passiva 30 April’41
t
21,7
1
–
1
14.689.2
1
2.005,7
1
297,5′
23
’41
1
2
–
1,6
1
1,914,7
1
13.557,9
1
2.054,9
1
283,9
15
,,
’41
1
24,2
1
1.532,5
1
13.989,6
1
2.067,7
1
375,7
23
Aug.
39
1
852,6
1
.390,5′
1
8.1119.9
1
1.195,4
1
Alfa
betische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied
(Zie
voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1940 het Jaarregister 1940, laatste bladzijde.)
Aardappelen (1304) 57, (’14) 216, (’19) 287,
(’20) 299
Aardolieproducten (zie ook Brandstoffen,
Motor)…. (1302) 31, (’09) 147, (’14) 215,
(‘II) 219 (19) 287, (’20) 299
Afval . . . . (1311) 174, (’13) 205. (’14) 215,
(’16) 248, (’19) 287
Alcoholhoudende dranken (1308)1 28, (‘1 2)191,
(’19) 287
Appelen
………………..(1311) 174
Arbeidsdienstplicht
……….(1313) 205
Arbeidsvoorwaarden …. (1303) 46, (’06) 92,
(’08) 128, (’09) 147, (’11) 173, (’13) 205,
(’16) 248
Autobevrachtingsdienst ……..(1306) 93
Batterijen ………………..(1303) 46
Belasting (1304) 57, (’05) 75/76, (’07) 108/09,
(’12) 191, (’14) 216, (’17) 263
Benzine …………(1302) 31, (’07) 107
Betalingsverkeer in. h..buitenland (1304) 57,
(’05) 75, (’07) 108, (’16) 249, (’17) 263
Bier……………. (1308) 128, (’12) 191
Bindtouw ……………………(1314) 216
Binnenvaart ……..(1316) 249, (’18) 273
Bloembollencultuur . . . . (1302) 31, (’03) 46.
(’19) 287
Bloemkweekerij ……(1306) 92, (’11) 174
Boschbouw …………….(1311) 174
Boomkw’eekerij ……..(1305) 75. (’15) 233
Boter ….(1303) 46, (’04) 57, (’06) 92/93,
(’14) 216, (’16) 249, (’18) 273
l3ouwmaterialen(1303) 46, (’05) 74, (’07) 107,
(’12) 189, (’14) 215, (’16) 249
Brandstoffen, Motor- . (1302) 31, (’03) 46,
(’05) 74/75, (’07) 107, (’08) 127,
(
1
09) 147,
(’16) 249
Brandstoffen, Vaste . . (1304) 56, (12) 191,
205
Bi’ood ……………………….(1314) 216
Buitenlandsche handel (1302) 31, (’11) 173,
(’92) 189, (’14) 215, (15) 233
Cacao ………………(1314) 216, (’17) 262
Carbolineum …………….(1311) 174
Chemische producten ……….(1307) 107
Cichorei
………………..(1306) 94
Crisisinvoerwet
…………..(1305) 74
Crisisproducten (1302) 30, (’03) 46, (’04) 57,
(’05) 74
Deviezenverkeer, Regeling (1304) 57, (’07) 109
(’12) 591, (’14)
16, (’16) 249, (‘Ii) 263,
(’18) 273
Distributiebescheiden ……….(1306) 93
Doelcorporaties
…………..(1311) 173
Effecten
………………..(1312) 191
Eieren (1306) 92, (’08) 129, (’14) 216, (’19) 257
Electriciteit
……..(1304) 57, (’08) 129
Electrotechnisch bedrijf (1312) 189, (’13) 205,
(’14) 215, (’18) 273
Fotografisch bedrijf ……….(1311) 173
Gas …………….(1304) 57, (’08) 129
Gasgeneratoren (1303) 46, (’05) 74, (’08) 127,
(’09) 147, (’11) 173, (’16) 249,(’19) 287
Gevogelte ………………..(1304) 57
Goederen voor de Duitsche weer-
macht (1302) 31, (’06) 93, (’07) 109, (’08)129,
216
Goederenbeurzen …………..(1311) 173
Goederenverkeer mb. buitenland (1302) 31,
(’07) 109, (’19) 287
Grafische Industrie . . . . (1303) 46, (’05) 74,
(’13) 205
Granen……………………(1319) 287
Grit ……………………(1316) 248
Grondbelasting
……………(1304) 57
Hooi
………..(1307) 107, (’14) 216
Hotels, restaurants enz. (1308) 128, (’16) 248
Flout (1304) 56, (’11) 173, (’14) 215, (’19) 287
Floutteelt …………………(1311) 174
Fluurprijzen ………………(1 303) 46
1-lypotheekwezen …………..(1304) 57
Invoerrechten (1304) 56, (’05) 74/75, (’08) 1.28
likwet ……………………..(1314) 215
IJzer en staal (1304) 56, (’07) 107, (’08) 128,
(’09) 147, (’13) 205, (’18) 273
Jute …………….(1305) 74, (’11) 173
Kaas ……(1305) 75, (’06) 93, (’12) 191
Keramische Industrie (1307) 407, (’13) 205
Klompen ………………..(1312) 189
Jcoffie(1306) 92, (’08) 129, (’14) 216′ (’15) 233
Kunstmest ……..(1312) 1 89j9 1, (’18) 273
Kunstzijde ………………(1311) 173
Landbouw ….(1302) 31, (’04) 57, (’05) 75,
(’06) 92/93, (’07) 107/08, (’11) 175, (’12) 189
(’14) 216, (’17) 262, (’18) 273, (’19) 287,
(’20) 299
Landbouwgrond ……(4302) 31,
(
1
09) 147
Landbouwinventarisatie ……..(1304) 57
Lederindusirie ………………(1314) 215
Linoleumindustrie .. (1303) 46, (’14) 215,
(‘Is) 248
Lompen, enz . …… (1304) 56, (’06) 92
Loistoffen ……………….(1319) 287
Cijfers tusschen haakjes verwijzen naar nummer E.-S.B., tweede cijfers naar de
bladzijde, waar het bericht voorkomt.
Loonbelasting (1304) 57,
(
1
07) 108,
(
1
12) 191
Luchtpostverkeer …………..(1305) 75
Margarine ……….(1306) 92, (’14) 216
Meel en -producten …………(4307) 108
Melk en -producten (1304) 57, (’07) 107/08,
(’12) 190, (’14) 216, (’17) 262, (’18) 273,
287
Metalen (non-ferro) . . (1304) 56, (’09) 147,
‘(’11) 173, (’12) 189, (’18) 273, (’19) 287 Motorrijtuigenbelasting (1304) 57, (‘II) 249
Oliën en vetten (1304) 56, (’05) 75, (’06) 93,
(’09) 147, (’14) 2115/1 6. (‘II) 249, (’19) 287
Omzetbelasting (1305) 75, (‘1 2)191,
(
1
14) 246.
(’16) 249, (’48) 273 (’20) 299
Onclrnemingen. ……. . …… (4315) 233
Ondernemersovereenkomsten . . . . (1302) 34
Oorlogsschade ……(1302) 31, (’08) 128,
(’11) 173/74, (’19) 287
Openbare nutsbedrijven …..(1316) 249
Organisatie bedrijfsleven (4305) 74, (’14) 215
Paarden . . . . (1302) 31, (’06) 93, (’11) 175
(’14) 246
Pachten …………….(1314) 216, (’17) 262
Papier …………..(1302) 31, (‘II) 219
Papierwol ………………(1313) 205
Pelterijen ………………..(1318) 273
Petroleum ………………..(1302) 31
Pluiiiiveehouderij . . . . (1312) 190, (’17) 262
Prijsregeling (1302) 31, (’03) 46,
(
1
04) 56/57,
(’05) 75, (’06) 92, (’07) 107/08, (’08) 128,
(’11) 173174/75, (’12) 189 (’13) 205,
(’14) 215/46, (’16) 248/49, (’18)273, (’19)287,
(’20) 299
Radiohandel
………………(1305) 74
Rundvee
…………(1304) 57, (’06) 93
Rijwielbanden . . . . (1312) 190/91, (’16) 249
Schapen . . . . (4306) 93, (’11) 175, (’16) 249
Scheepvaart . . . . (1311) 173, (
1
14) 215/16,
(‘II) 249, (’19) 287
Schoenindustrie ……(1308) 128, (’16) 249,
299
Schnldbrieven aan toonder……(1314) 216
Schuldenaren, Bescherming ….(1306) 92
Slacht.gevogelte ……(1316) 249, (’19) 287
Slachtvee (1304) 56, (’07) 108, (’11) 174/75,
(’42) 190, (14) 216
Sleepvaart ………………..(1314) 215
Specerijen . . . . (1304) 56, (’06) 92, (’12) 189,
(’16) 249
Spertijden ………………(1316) 249
Steengroeven
…………….(4311) 173
Stroo
…………..(1307) 107, (’14) 216
Surrogaten .. (1306) 92, (’14) 216, (’15)233
Tabaksproducten . . . . (1304) 56., (’14) 216,
1
(’16) 249, (’17) 262, (’19) 287
Textieldistributie (1304) 56, (’06) 93, (’12)189,
(’13) 205, (’14) 215/16
Textielindustrie …………..(1320) 299
Thee …………..(1308) 128, (’14) 216
Tuinbouw (1302) 30/31, (’05) 75, (’06) 92,
(’11) 175, (’12) 189/90, (’14) 216, (’16) 249,
(’18) 273. (’19) 287, (’20) 299
Turf
…………..(1311) 174, (‘II) 249
Varkens . . . . (1304) 57, (’06) 93, (’12) 190,
(’16) 249
Vaten ………………….(1307) 102
Veeboekje ……………… (1306) 96
Veevoeder…………(1304) 53, (’17) 262
Vereffeningscertificaten ……(1305) 77
Verf …………….(1312) 184, (19) 287
Verinogensbelasting ……….(1344) 219
Vervoerswezen (1305) 75, (’06) 93, (’07) 409,
(’09) 147, (’11) 173, ’19) 267, (’20) 299
Verwerkende Industrieën 1303) 46, (’07) 407,
(
1
53) 205,
(
1
14) 215,
(
1
16) 218141
Verzekering
………………(1304) 57
Vetsmelters
………………(1304) 57
Vezels
………………….(1314) 173
Vissclierij (1316) 249, (’18) 273, (’20) 299
Vlas ……(1311) 175, (’12) 990, (’13) 205
Vleesch (1304) 57, (’05) 75, (’07) 108, (’08) 128,
(’12) 190, (’14) 211
Voedselvoorziening . . . . (1305) 75, (’12) 190,
(’14) 216, (’17) 262
Vordering …………………(1315) 233
Waardevermeerderingsbelasting. . (1304) 57,
(’05) 76
Wederopbouw (1305) 74, (’07) 107, (’11) 174,
(’16) 249, (’19) 287
Wijnbelasting ……………(1307) 109
Wild …………….(1304) 57, (’05) 74
Winstbelasting …………….(1304) 58
Zaden . . . (4314) 216, (’17) 262, (
1
18) 273,
t(’19) 287
Zakken . . . . (1304) 56, (’05) 74, (’09) 147,
(’11) 174
Zeep . . . . (1305) 75, (’07) 108, (’08) 129
Zoutindustrie……….(1302) 31, (’17) 263
Zuivelindustrie (1304) 75, (’05) 75, (’06) 92,
(’07) 108, (’14) 216
302
7 MEI 1941
DETWENTSCHEBANKN.v.’
GEVESTIGD TE AMSTERDAM
Maandstaat op 30 April 1941
Kas, Kassiers en Daggeidieeningen
…………………………….f
8.980.774,98
Nederlandsch Schaticistpapier ………………………………….,, 188.089.394,10
Ander Overheidspapier ., ……………………………………..,,
10.045.530,94
Wissels…………………………………………………….,,
115.122,72
Bankiers in Binnen- en Buitenland …………………………….. .,
11.672.923,87
Effecten en Syndicaten
……………………………………..,,
6.306.415,09
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ………………………,,
25.157.271,61
Debiteuren
………………………………………………..,,
47.015.608,28
Deelnemingen – (
mci.
Voorschotten) ……………………
…….. ,,
1.544.457,38
Gebouwen
………………………………………………….
4.000.000,—
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen ………………………
1.667.769,08
Effecten van Aandeelhouders in Leendepot ……………………..,, 13.124.850,—
II-
f 317.720.118,05
Kapitaal
…………………….. ……………………………
.f
40.000.000,-
Reserve ………………………………………….. ………..,,
10.750.000,-
Deposito
7
s op Termijn
……………………………………….,,
31.684.696,50
Crediteuren
……………………………………………….,, 213.105.847,68
Kassiers en genomen Daggeldieeningen ………………………….,,
1.666.559,48
Overloopende Saldi en Andere Rekeningen …………….. ………. ,,
5.720.395,31
Reserve voor Verleende Pensiôenen
……………………………,,
1.667.769,08
Aandeelhouders voor Effecten in Leendepot ………………………,,
13.124.850,-
f 317.720.118,05