Ga direct naar de content

Jrg. 26, editie 1304

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 15 1941

15 JANUARI 1941

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch
,
-rStatistische

Berichten

ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

26E JAARGANG

WOENSDAG 15 JANUARI 1941

No. 1304

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. G. Koopmans, P. Lieftmck, W. J. .Polak, J. Tinbergen

en F. de Vries.

Secretaris van de Redactie: M. F. J. Gooi.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-J’V.
A angeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408 (ten name van
Economisch-Statistische Berichten”).

Abonnements prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk is opgenomen het Economisch- Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland / 20.— per jaar. Buitenland en
Iroloniën / 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts wordrn beëindigd per uit imo aan
elk kalenderjaar. Losse nummèrs 50 cent. Donateurs en
leden aan het Ncderiandsch Economisch Instituut ontvan gen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te geven aan de Redactie.

Advertenties voorpagina f 0.50 per regel. Andere pagina’s
/ 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
Administratie van advertenties: iVijgh en van Ditmar N. V.,
Uitgevers, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Graaenhage. Post-
chèque- en girorekening lVr. 145192. Adres te Rotterdam:
Erasinushuis, Tel. Nr. 31696.

INHOUD:

Blz.

‘Vinstbelasting en dividendrestrictie in verband met

besloten naamlooze vennootschappen door
Mr. Dr.

E. Tekenbroek …………………………..50

is verdere vermindering van het aantal vei’koopplaat-

sea in den detailhandel geboden? dooi’
Dr. F. L. van

Muiswinliel …………………………….53

A a n t ee k e n i n g en.

Overheidsmaatregelen op economisch gebied ….
56

13oe kb es pr e kin gen.

Prof. Di’. Heinrich lIunke e.a.: Ilanse Downing

Street und Deutschlands Lebensraum, bespr. dooi’

ii. W. Lambers ……………………….58

M a a n dcii fei’s.

iiypotheeki’ente in Nederland.

…………….

59

S t a t i s t i e k e n.

Geld- en Wisselkoersen – Bankstaten ……
59-60

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Eenige wijziging van beteekenis is op de
geld,narkt

wederom niet te constateeren. De tarieven voor disconto-
materiaal der verschillende termijnen zijn namvelijks aan
wijziging onderhevig, en de omzetten zijn niet groot. Het

rechtstreeks bij de centrale bank ondergebrachte schat-:

kistpapiei’ blijft een respectabelen omvang houden, het-

geen W7 geval zal blijven, zoolang de biljettencirculatie
niet terugloopt. Voor dit laatste is nog geen enkel symp-

toom aan te wijzen. Tot nu toe is het verloop dusdanig

geweest, dat in de laatste maanden de toeneming van den
biljettenomloop in verhquding tot de stijging van de vlot-

tende schuld van cle schatkist grooter was dan in de eei’ste

maanden na Mei ji. I-lierniee wil geenszins gezegd zijn,

dat ei’ een direct causaal verband is tusschen de stijging

van biljettenomloop en de schatkistfinanciei’ing, althans

niet vooi’ de totale toeneming van de in omloop zijnde bil-

jetten. Integendeel, men kan zich niet aan den indruk

onttrekken, dat dit verband vooi’ een deel dci’ circulatie-

uitbreiding niet aanwezig is.

Op de
kapiiaalmai’Rt
blijft de stemming voor obligatiën

gunstig. De
3-31
pCt. Nederland
1938
bevindt zich thans

bijna weer op het hoogste peil, dat in het vorige jaar ria

de heropening van de beurs werd bereikt. Men heeft den

indi’uk, dat de verkoopdrang aanmerkelijk verminderd is,

terwijl van verschillende zijden vraag bestaat. Bij de spaai’-

banken schijnt cle stroom van opvragingen eenigszins tot

staan te zijn gekomen, zoodat het sui’plus van de opvra

gingen boven de inleggingen is verdwenen of althans tot

veel geringere proporties teruggebracht. Ook de liqpidaties

van de zijde van het publiek zijn aanmerkelijk geringer,

zoodat de heleggings- en herbeleggingsvraag eCn kleiner
aanbod tegenovei’ zich vindt, waardoor de koersen gelei-

delijk oploopen. De stijging beperkt zich hiet tot bepaalde

categorieën, maar is oyei’ de heele linie te constateeei’en, tei’-

wijl ook leeningen van alle looptijden ervan .mee profi-

teeren.

Enkele korter loopende leeningen staan thans op een

31
pCt. rendem’entspeil, zoo b.v. de 3 pCt. Nederland
1936,

hetgeen in vergelijking tot b.v. het driejarig schatkistpa-
pier wel uitermate laag te noemen is. De
4
pCt. semi-ge-

dwongen leening
1940 II
heeft den parikoers al weer heel

aardig benaderd. Mocht zij dezen binnenkort bereiken, dan

zou wellicht de uitgifte van een consolidatieleening, mits

van niet te grooten omvang, redelijke kans van slagen kun-

rien hebben. –

50

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Januari 1941

WINSTBELASTING EN DIVIDENDRESTRIC-

TIE IN VERBAND MET BESLOTEN NAAM-

LOOZE VENNOOTSCHAPPEN.

1-let zou interessant zijn een internationale statistiek
te bezitten omtrent het gebruik van de rechtsfiguur

der N.V. als ondernemingsvoim in de verschillende-
landen. 1-let zou ons niets verwonderen, als uit zoo’n
statistiek zou blijken, dat in ons land deze ondernemings-
vorm procentueel meer voorkomt dan in andere landen. Zoowel civielrechtelijke als fiscaalrechtelijke oorzaken
zijn. daarvoor aan te wijzen.
In tegenstelling met de meeste ons omringende landen
kent ons civiele recht een onderscheiding als die tus-schen A.G. en G.m.b.H., Public Company en Private
Company, Société Anonyme en Sociôté Responsabilité
Limitée, niet. Weliswaar kent ons N.V.-recht sinds de
herziening in 1928 een nuanceering, die in deze richting
gaat, maar in ons positieve recht is ze niet uitgewerkt
en in de rechtspraktijk is ze ook niet uitgegroeid.

Juridische ,notieç’en, die den 1V. V.-oor,n de Qoorkew deden
oerkrij gen.

Iedere ondernemer; die, om w’elke reden dan ook, er
behoefte aan voelde voor zijn onderneming de rechts-
figuur te kiezen, waardoor zij als ze1fstandig rechts-
persoon (met de daarbij behoorende beperkte aanspra-
kelijkheid voor de geidgevers) aan het economische leven
kon gaan deelnemen, was hier te lande aangewezen op
den N.V.-vorm, die in vele gevallen een veel te ruim zittend
confectiepakje is. In wezen pasr deze rechtsfiguur alleen
bij die ondernemingen, waarbij, door de grootte van het
benoodigde kapitaal, scheiding tusschen ondernemings-
leiding en ondernemingsbezit noodzakelijk is.
In de meeste gevallen, waarin uit hoofde van de groo.tte
van het bënoodigde kapitaal die scheiding niet nood-
zakelijk is, is de N.V.-vorm een w’einig passende rechts-
figuur. Niet in alle ge’allen: men kan nl. op goede gron-
den betoogen, dat in tal van gevallen, door de groote
risico’s, die het moderne economische leven met zich
brengt, de noodzakelijkheid van een beperking der aan-
sprakelijkheid ook daar aanvaardbaar is, waar geen
splitsing tusschen ondernemingsleiding en ondernemings-
bezit aanwezig is. Waar in deze de juiste grens moet
worden getrokken, is niet aan te geven en zal ook wel
nooit nauwkeurig aan te geven zijn. Het is wellicht deze
moeilijkheid geweest, waarin wij de oorzaak hebben te
zien van het feit, dat ons civiele recht op dit punt in
de laatste jaren zoo weinig vruchtbaar is geweest.

Men mag zich echter de vraag stellen, of deze ont-
wijkende houding wel te verkiezen is boven een – zij
het dan – ook niet geheel bevredigende – regeling, waar-
bij aan het zich onbelemmerd terugtrekken van den
ondernemer in de vçsting der beperkte aansprakelijk-
heid eenigermate paal en perk wordt gesteld.

Naast het civielrechtelijke voordeel van de beperkte
aansprakelijkheid zijn er nog andere civielrechtelijke oor-zaken voor het groote gebruik, dat van de N.V. als rechts-
figuur is gemaakt. Zoo bijv. de gemakkelijke overdraag-
baarheid van de rechten, die in het aandeelbewijs ge-incorporeerd zijn. Vooral met het oog op de regeling
van de onderlinge verhouding tusschen erfgenamen biedt
de N.V. niet te versmaden juridische voordeelen, omdat bij
elken anderen vennootschapsvorm de dood van één der vennooten de ontbinding der vennootschap ten gevolge heeft. De erven moeten dan met elkaar en met dé over-
blijvende vennooten over de voortzetting der zaken
gaan onderhandelen, en zulks dan dikwijls in de sfeer
van onderling wantrouwen en teleurgesteld zijn, die men
bij de verdeeling van een erfenis dikwijls aantreft.
Wel valt daaraan ten deele te ontkomen door het o-
nemen van verblijvingsbedingen en wat dies meer zij, maar

doorgaans vervalt men dan in zeer ingewikkelde rechts-
verhoudingen, die als werkverschaffingsobject voor advo-
caten hun beteekenis mogen hebben, maar die voor het
goed leiden van een onderneming doorgaans fnuikend zijn.
Mocht men dan ook hier te lande nog eens overgaan

tot een ,,geboorterestrictie” van N.V.’s, dan is het wel te
hopen, dat men daarbij aan deze behoefte van de prak-
tijk de noodige aandacht beteedt.

Het belastingrecht als stimulans ç’oor den IV. V.-Qorm

De belangrijkste oorzaak van de vruchtbaarheid van

het genus
,,N.V.”
hier te lande is echter wel ons belasting-
recht geweest; men kan den ontwerper der loonbelasting-
tabellen wat dit betreft op zijn terrein slechts een zelfde

succes toewenschen.
In de eerste plaats noemen w’ij het ontgaan van re-

gistratierecht bij overdracht van onroerende goederen.
Hieraan is echter in 1933 door wijziging van de Registra-

tiewet (Art. 45a e.v.) paal en perk gesteld.
In de tweede plaats noemen wij de Dividend- en
Tantièmebelasting, o.i. wel de belangrijkste oorzaak van
de groote vlucht in de NV., hier te lande. Deze maakte
het als uitdeelingsbelasting mogelijk niet geringe fiscale
voordeelen te verkrijgen in vergelijking tot de Inkom-
stenbelasting. In hoeverre verouderde wetgeving tav.
het fiscale winstbegrip in onze Inkomstenbelasting hier
een cumulatieve werking heeft uitgeoefend, laten wij hier

onbesproken.
Nu de dividend- en tantièmebelasting vervangen is
door een winstbelasting, heeft het niet veel zin om de
verdiensten en feilen dier ,,good old” uitdeelingsbelasting
nog eens te gaan behandélen. Wij w’illen in het hierna
volgende de aandacht vragen voor den toestand, die ge-
schapen is door deze vervanging, welke toestand door de
opvoering van het heffingspercentage van de winst-
belasting in een korte spanne tijds tot een hoogte, die
men hier te lande tot voor kort zelfs in zijn benauwdste

droomen niet voor den geest had kunnen krijgen, een
noodtoestand genoemd mag worden.

De door de recente maatregelen geschapen noodioesiand.

Kon het ook nders? Eenerzijds een door fiscale wet-
geving en gebrekkige civiele wetgeving in het verleden
overprikkelde ontwikkeling van het aantal N.V.’s, ander-
zijds een door onvoorziene omstandigheden plotselinge,
op zich zelf genomen noodzakelijke opschroeving van het
heffingspercentage der zoo juist ingevoerde winstbelasting.
Alvorens dus een aandeelhouder een brokje van de winst
van zijn N.V. krijgt, heeft de fiscus daarvan reeds (in
de meeste gevallen) 31,5 pCt. getoucheerd.
Daarbij komt dan nog de in de laatste maanden op-
gekomen vrees voor maatregelen ter beperking van de dividenduitkeering. Mochten deze inderdaad genomen
worden – o.i. is de kans daarop, om de hieronder nader te
noemen redenen, niet zoo groot, – dan is zulks voor aan-
deelhouders in familie- en andere besloten N.V.’s, die van hun dividenden moeten leven, een verre van aan-
genaam vooruitzicht. Want juist bij deze N.V.’s treft
men, als gevolg van onze fiscale wetgeving in het verleden,
dikwijls de figuur aan van een klein aandeelenkapitaal

naast groote reserves.
Om de spanning nog te vermeerderen is daarbij dan
nog sinds kort gekomen de vrees voor de gevolgen van de
invoering van het zgn. reëele stelsel voor onze inkom-
stenbelasting. 1-let kernpunt, waardoor het reëele stelsel
zich onderscheidt van het st&sel van ficties, dat aan onze
inkomstenbelasting ten grondslag ligt, is, dat, ook al
is een bron van inkomen op een bepaalden steekdatum (bij ons 1 Mei) niet meer aanwezig, toch het inkomen,
dat die bron in het verleden aan zijn eigenaar heeft op-
gebracht, tot het belastbare inkomen wordt gerekend. 1-Jet

15 Januari 1941

ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN

51

gevolg daarvan is, dat, als aandeelhouders besloten
hebben, teneinde de dubbele belasting (winstbelasting
en inkomstenbelasting) te voorkomen, hun N.V. te ii-
quideeren, over de oude op 1 Januari ’39 reeds aanwezige
reserves niet alleen winstbelasting wordt geheven, maar
bovendien de geheele liquidatiewinst bij de aandeel-
houders nog eens met inkomstenbelasting wordt belast.
Dit laatste dan naar een progressief tarief, dat niet malsch
is als de liquidatiewinst groot is. Flierdoor zou practisch
voor hen, die met hun onderneming uit den NV-vorm
willen vluchten, de pas zijn afgesneden.

Tegenwetkoming aan /niilie-X. V.’s is noodzakelijk

Maakten wij ons aan overdrijving schuldig, toen wij
hierboven den op dit punt geschapen toestand betitelden
als een noodtoestand? Het wil ons voorkomen, dat
zelfs de meest verstokte voorvechters op het front tegen
al diegenen, die in het verleden om der wille van het fis-
cale gewin in den N.V.-vorrn gevlucht zijn, zullen moeten erkennen, dat hier soulaas gegeven moet worden. Alen zal
stellen, dat de tijden er niet naar zijn om aan verlichting
van belasting te kunnen denken. Groote behoeften van
de schatkist kunnen echter nooit een motief zijn om den
belastingdruk ongelijk te verdeelen.

Juist door de overprikkelde ontwikkeling van het
aantal N.V.’s hier te lande, vooral als gevolg van de vroegere
fiscale wetgeving, is die ongelijkheid in belastingdruk
hier thans grooter dan zich wellicht in eenig ander land
zou hebben kunnen voordoen.
Reeds bij de behandeling van de winstbelasting in de Kamers is het vraagstuk, dat wij in deze hebben aange-sneden, ter sprake gebracht. Alen wees den Minister op

de dubbele belasting, die de vinstbelasting voor familie-
vennootschappen met zich zou brengen. De Minister zegde
toe in overweging te willen nemen, besloten N.V.’s onder
bepaalde voorwaarden van winsthelasting vrij te stellen.
Teimoedelijk zouden deze voorwaarden geweest zijn, dat
direct belasting moest worden betaald (naar het toenmalige

lage percentage van 11,5 pCt., zaliger nagedachtenis) over
de zgn. overgangsreserve.Voorts is de wet op de richtige hef-
fing toepasselijk verklaard op de winstbelasting,zulks in te-
genstelling tot de dividend- en tantièmebelasting. Flierdoor
heeft de fiscus het rechtsmiddel in handen om, zonder
aantasting van de civielrechtelijke figuur der N.V., deze
toch buiten de winstbelasting te houden. Vermoedelijk
lag het in de bedoeling van den Minister langs dezen
weg naar een oplossing te zoeken. Dit zou ons dan het novum
gebracht hebben, dat de wet op de richtige heffing door den fiscus ten voordeele van de belastingplichtigen zou
worden gehanteerd.

De eraringen en maatregelen op dit gebied in Dititschland
Of men ten Departemente nog termen aanwezig acht
voor een dergelijke tegemoetkomende houding, is ons niet
bekend. Men zal het in elk geval begrijpelijk achten, dat
wij eens hebben onderzocht, in hoeverre en op welke wiSze
men in Duitschland deze vraagstukken heeft opgelost’). Ook
daar heeft men een winstbelasting voor N.V.’s (de ,,Kör-
perschaftsteuer”), die tot_een dubbele belasting in verband
met de inkomstenbelasting moet leiden; voorts wordt daar
de inkomstenbelasting naar het reëele stelsel geheven en
heeft men dividendrestrictiemaatregelen genomen.
,,Zur Forderung des verantwortlichen Unternehmers-
tums” heeft men in Duitschland reedsinden zomer van
1934 maatregelen genomen ter vergemakkelijking van de
omzetting van Kapitalgesellschaften in ondernemings-
vormen met volle persoonlijke aansprakelijkheid. D.d. 15
Juli ’34 verscheen het ,,Gesetz über Steuererleichterung

1)
Bij dit onderzoek hebben w’ij om, een dankbaar ge-
bruik gemaakt van het ,,Intei’nationaal Belasting Docu-mentatie Bureau”.

hei der Umwandlung und Auflösung von Kapitalgesell-
schaften”
2).

De materieele inhoud van dezen overheidsmaatregel
komt hierop neer: Bij omzetting van Kapitalgeselischaften,
die op 1 Juli 1934 reeds bestonden (deze termijn is later
tot 1 Januari 1937 verlengd), in Personalgesellschaften – en
ook bij liquidatie van dergelijke Kapitalgesellschaften
vbbr 1 Januari 1938 – wordt voor de onderstaande belas-
tingen een zekere verlichting in de heffing aangebracht:
,,Gesellschaftssteuer” (te vergelijken met ons registra-
tierecht bij oprichting van NV’s);

,,Gi’underw’erbssteuei” (te vergelijken met ons regi-
stratierecht bij overdracht van onroerend goed);
,,Wei’tzuw’achssteuer” (te vergelijken n’iet onze
waarde-vermeerdei’ingsbelasting – behoort tot de cate-

gorie ,,Landes- und Gerneindesteuei’n”); ,,Umsatzsteuer”;
,,Einkommensteuer”;
,, Körperschaftsteuer”;

, ,Gewerbesteuer” (een soort zakelijke inkomstenbe-
lasting ten behoeve van de gemeenten).

Voor de Einikommen-, Körperschaft- en Gewerbesteuer
wordt het tarief tot 1/3 verlaagd.

De liquidatiewinsten bij Kapitalgeseilschaften worden
met Köi’perschaftsteuer belast; als liquidatiewinst geldt
het verschil tusschen het ,,Abwicklungsanfangsverrnögen”
– bij ons te vergelijken met de laatst vastgestelde zgn. he-
lastingbalans voor de winstbelasting – en het ,,Abwick-
iungsendevermögen”. Het bijzondere daarbij is, dat voor de berekening van het ,,Ab’,vicklungsendevermögen” de
marktwaarde der activa en passiva maatgevend is.

Als gevolg van het reëele stelsel, waarnaar de inkomsten-
belasting wordt gehevdn, wordt in Duitschland de liquida-
tiewinst hij de aandeelhouders ook nog met Einkommen-steuer belast. Iritusschen geschiedt dit niet op de normale
manier, d.w.z. in dien zin, dat ,,rücksichtslos” op de geheele
liquidatiewinst het zware progressieve tarief wordt toegepast.
Ei’ bestaan dienaangaande nl. twee afwijkingen. In de eerste plaats is deliquidatiewinst in principe vrij als ze getoucheerd
w-oi’dt door een aandeelhouder-particulier, die met zijn
gezin voor minder dan 1/4 deelhebber in de N.V. is; de
winst wordt dan beschouwd als vei’mogenstoenarne. Bezit
de aandeelhouder meer dan 1/4 van het aandeelenkapitaal,
dan wordt de liquidatiewinst belast als ,,Gewinni aus Ver-
iiusserung wesentlichei Beteiligungen” Voor dergelijke win-
sten bestaat echtet’ een vei’laagd tarief van 10 tot 25 pCt.; dit is de tweede hierboven bedoelde afwijking. (Volledig-
heidshalve zij nog vermeld, dat, als de aandeelen tot
iemands bedrijfsvermogen behooren, de liquidatiewinst
als gewone bedrijîswinst belast wordt).

Dit speciale tarief
VOO” dergelijke , ,buitenissige”inko-
mensbestanddeelen is een belangrijk principe, dat, naar
men mag hopen, bij de invoering van het reëele stelsel hier
te lande navolging zal vinden. 1

lierboven wezen wij er
reeds op, dat dooi’ het stelsel van ficties, dat aan onze
huidige inkomstenbelasting ten grondslag ligt, dergelijke
abnormale inkomensbes tanddeelen, zooals liquidatie-
winsten, uitkoopsommen, vergoedingen voor goodwill e.d.,
buiten de inkomstenbelasting vallen, omdat de bron op den steekdatum (1 Mei) dan niet meer bestaat.

Nu zulks in de toekomst wellicht anders zal worden, lijkt
het hillijk dergelijke eenmalige inkomenselementen, die doorgaans ook het karakter hebben van gekapitaliseerde
toekomstige winstverwachtingen, niet als ondei’deel

2)
Den belangstellenden lezer zij verwèzen naar: H. Fi’ied-
hinder, Anleihestock- und Umwandlungsgesetz; Stuttgart
1935.

Max Lion, Die Umwandlung und Auflösung von Kapi-
talgeselischaften; Bei’lin 1935.

Böttcher – Meilicke, Umwandlung, Verschmelzung und Auflösung, 4e Auflage; Berlin 1937.

52

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Januari 1941

van het gewone inkomen—in de dan doorgaans zeer hooge

progressie-klasse – te belasten. Uit het voorafgaande blijkt dus, dat in Duitschland in
hetgeen wij hierboven als een noodtoestand meenden te mo-gen kwalificeeren is voorzien, zij het dan ook dat de ,,causa”
der daar te lande getroffen regeling niet op het gebied der belastingen gevonden werd, maar op economisch-politiek

gebied, t.w. ter stimuleering van de eigen verantwoorde-

]ijkheid der ondernemers.
liet ligt in de rede aan te nemen, dat ook hier te lande
een nadere voorziening in den thans bestaanden toestand
kwalijk kan uitblijven, vooral waar het gebruik van den
NV-vorm bij ons zulk een grooten omvang heeft aange-
ilomen en dus procentueel wellicht zooveel meer belasting-
plichtigen in een weinig benijdenswaardige positie zijn ge-
raakt. Of men daarbij ook, gelijk in Duitschiand, econo-

misch-politieke overwegingen als uitgangspunt zal nemen,
ligt nog in den schoot der goden verborgen. Wat daar in-
tusschen van zij, zuiver van belastingstand punt beschouwd

is ei’ o.i. reeds voldoende aanleiding om de fiscale positie
van de aandeelhouders in familie- en andere besloten N.V.’s
eenigermate te verlichten. Te hopen is slechts, dat men bij
het treffen van nadere voorzieningen op dit gebied aan-
dacht zal willen schenken aan het feit, dat de NV-vorm,
ook los van de beperkte aansprakelijkheid, die deze voor de
aandeelhouders met zich brengt, voorziet in behoeften van
het rechtsverkeer, die o.i. erkenning waardig zijn, Wij
denken hierbij in het bijzonder aan de omstandigheid, dat deze vorm de mogelijkheid schept om aan het bedrijf een
zekere juridische zelfstandigheid te geven, dus los van het
loven van de leiders der onderneming. De behoefte daar-aan bestaat, zooals hierboven reeds werd opgemerkt, niet
alleen bij die N.V.’s, die dooi’ de grootte van hun kapitaal
een samengaan van vele kapi taalverschaffers noodzakelijk

maken, maar bijv. evenzeer bij een familie-NV., zulks
eenei’zijds ter waarborging van het voortbestaan dci’ onder-
neming na het ovet’lijden van de aandeelhouders-directeu-
ren, en anderzijds teneinde een eenvoudige en overzichtelijke
regeling van de positie dci’ erfgenamen te bewerkstelligen.

D ieidendrestriciie-inaat regelen in Duitschianci.

Tenslotte dan de dividendrestrictie-maatregelen, welkei’
invoering, naai’ ons uit de praktijk der laatste maanden
bekend is, vele aandeelhouders, vooral van ondergekapi-
taliseei’de NV’s, met angst en beven verwachten. In
l)uitschland zijn deze maatregelen gebaseerd op het ,,Ge-
.setz üher die Gewinnverteilung hei Kapitalgesellschaften.”
Deze wet was geen fiscale wet, maar beoogde, in verband met de toenmalige constellatie dci’ kapitaalmarkt, vooi’ de’
ôverheid de mogelijkheid te scheppen in haai’ behoefte
aan kapitaal te voorzien. Eenerzijds had de overheid groote
behoefte aan kapitaal, andei’zijds toonden beleggers w’einig
geieigdheid om hun bezit in overheidsobligaties te

beleggen en w’ai’en aandeelen meer in trek. Vandaar, dat
hij de wet van 29 Maart 1934 ,,Kapitalgesellschaften” ver-plicht werden om de dividenden, voorzoovet’ zij 6 pCt. (of
het bedrag van het dividend over het voi’ig jaai’) te hoven
gaan, te beleggen in een ,,Anleihestock aus Reichs-, Staats-
odei’ Gemeindeanleihen”, waarover niet vôôi’ 31 Maart 1936
mocht worden beschikt. liet. , ,Anleihestock” bleef eigen-
dom van de Kapitalgesellschaften. Reeds spoedig verandei’-
de men echter van systeem, omdat de wet niet aan de vei-
wachtingen voldeed. D.d. 4 December 1934 kwam een nieu-
we regeling tot stand. Deze werd nader gewijzigd d.d.9
December 1937. liet bedrag, dat voor de ,,Anleihestock”
bestemd was, moest voortaan overgemaakt woi’den aan
de Goiddiskontbank. De Kapitalgesellschaîten helegden
dus niet mcci’ zelf; het ,,Anleihestock” bleef niet meer de
eigendom van de Kapitalgesellschafteî3, maai’ wei’d
eigendom van de aandeelhouders, vooi’ wie echter de Gold-
diskontbank een en ander ,,treuhbndrisch” beheerde. De
aandeelhouders krijgen daarover 4 pCt. rente per jaar en
na 4 jaar krijgen zij het kapitaal zelf uitgekeerd.

hier blijkt dus reeds, dat
du
dividendrestrictie-maat-

regelen veeleei’ het karakter droegen van gedwongen
leeningen, te verstrekken uit het dividend, dat men boven een zeker pei’centage genoot, dan van een volkomen ver-
hinderen, dat de oveivinst boven een zeker percentage
aan dividend aan aandeelhouders zou toevloeien.
Slechts is ervoor gezorgd, dat die meei’dei’e winst niet
consumptief kan worden aangewend.
liet percentage, dat vrij uitgekeerd mag worden, is 6
pCt., resp. 8 pCt. als inhet vorige jaar meer dividend was

uitgekeerd. Dividenduitkeering is in deze in materieelen zin
op te vatten, dus ook verkapte uitdeelingen – voor ons
land, dank zij de oude l).T.13., een bijzonder verti’ouwd he-
grip — vallen hieronder. Als basis voor de bei’ekening van
6 pCt., resp. S pCt., moet genomen worden het ,,eingezahlte
Kapital”. Volgens Fi’iedlknder blijft daai’bij ,,ein etwa ge-
zahltes Aufgeld (Agio) aussei’ Betracht”. Tegen verwate-
ring van kapitaal door uitgifte van ,,junge Aktien”, ,,Ge:
nusscheine” etc. werd gewaakt, doordat men voor die
uitgifte toestemming van den Reichswii’tschaftsminister

noodig had. Vooi’ Kapitalgeseilschaften, velkei’ aandeelen nie t aan
de i)uitsche beui’zen of ,,iin Fi’eivei’kehi” verhandeld
woi’den (onder deze categorie vallen dus o.a. de familie-
vennootschappen) is echtei’ toegestaan, dat in plaats van

liet ,,eingezahlte Kapital” als basis genomen wordt het
,Reinverinögen”, zooals dit volgens het , ,Reichsbewer

tungsgesetz” te schatten is, indien dit hooger is dan het

gestoi-te kapitaal
3).

Bovendien zij
ii
Kapitalgeselischaften niet aan de w’et
ondei’hevig als het ,,Gesellschaftskapital” minder dan Rm.

100.000 bedraagt..

De oermoedelijke consequenties oo,’ ons land, gelet
0/)
het

Duitsche ç’oorbeeld.

Uit het voorafgaande blijkt, dat, voor het geval dividend-
resti’ictie-maati’egelen naar Duitschen trant hiet’ te lande
zouden w’orden ingevoei’d. de consequenties daat’van niet
zoo calamiteus voor de besloten NV’s behoeven te zijn
als velen in den lande zich deze momenteel voorstellen.
liet wil ons voorkomen,dat liet in elk geval niet verantwoord
is op grond van die vrees overhaast over te gaan tot hooge
dvidenduitkeeringen, c.q. tot omzetting van de reset’ve in

3)
Voor een goed begrip hiervan zij het volgende mede-

gedeeld:
Evenals het formeele fiscale recht, zijn in Duitsch-
land de fiscale w’aai’deeringsvooi’schriften in een afzon-

derlijke wet ondergebracht, het zgn. Reichsbewertungs-
gesetz van 16 October 1934. Het centi’ale waardebegi’ip
is de zgn. ,,GemeineWert”, zijnde ,,dei’Vei’aliszerungspi’eis,
derbeimVei’kauf des Gutes im gewöhnlichen Geschiiftsver-
kehr zu erzielen wiire” (§ 10). Daai’van afgeleid is de zgn.
,,Teilwert”, zijnde ,,dei’ Beti’ag, den eia Kkufer des
ganzen Unternehmens hei Fortführung des Betriebes für
das einzelne Wirtschaftsgut im Rahmen des Gesamt-

preises ansetzen wüi’de” (§ 12).
Daarnaast kent het Duitsch fiscale recht de zgn. ,,Ein-
heitswei-te”, zijnde ,,Wei’te wirtschaftlicher Einheiten, die

einheitlich vei’schiedenen Steuern zu Gri:inde liegen”.
Einheitswerte zijn om. ook vastgesteld voor het ,,Betriebs-
vermögen” (= ,,Reinvermögen”), zijnde ,,alle Teile einei’
wirlschaftlichen Einheit, die dem Beti’ieb eines Gewerhes
als Hauptzweck dient” (§ 54). Krachtens § 66 moeten
bij de berekening van het ,,Beti’iebsvermögen” de activa
in principe naar hun ,,Teilwei’t” geschat worden, terwijl
ki’achtens § 62 de schulden van het onzuiver vermogen
moeten worden afgetrokken.
Het ,,Reinvermögen” volgens het ,,Reichsbewertungs-
gesetz” is dus te vergelijken met het zuivel’ vermogen
volgens ois Winstbelastingbesluit. M.a.w. als basis voor
de dividendj’estrictie tellen de reserves bij Kapitalge-
sellschaften, welket’ aandeelen niet .aan de beurs of ,,im
Freiverkehr” verhandeld worden, dus mede.

1

15 Januari 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

53

aandeelenkapitaal door het uitgeven van bonusaandeelen.
Dit zijn bij de bestaande belastingwetgeving hier te lande
reeds bijzonder kostbare transacties, terwijl het bovendien
nog de vraag is, of, gesteld dat men een ,,rticksichtslose”
dividendrestrictie zou krijgen – dergelijke maatregelen
niet met terugwerkende kracht tot een bepaalden datum
in de desbetreffende verordening buiten kracht zouden
worden gesteld.
• Voorts kan o.i. uit het voorafgaande blijken, dat de
i)uitsche maatregelen op het gebied der dividendrestrictie
hun ontstaan danken aan de gesteldheid, die indertijd op de kapitaalmarkt in Duitsehiand bestond. Da ver-
houdingen op de kapitaalmarkt hier te lande zijn momen-teel geheel verschillend daarvan. Bovendien heeft men in
Duitschiand, sinds de dividendrestrictie-maatregelen ge-
nomen zijn, weer meer ervaring opgedaan met de techniek
van de overheidsfinanciering. Men heeft er inmiddels
andere meer doelmatige middelen leeren kennen voor de
voorziening in de kapitaalbehoefte van de overheid. Reeds
bij een summiere keanisname van het Anleihestockgesetz
en de vele daarbij behoorende uitvoeringsvoorschriften,
krijgt men den indruk, dat men in de praktijk daarbij
op tal van moeilijkheden is gestuit. Deze indruk wordt
bevestigd door hetgeen men kan vernemen van hen, die
het Anl.eihestockgesetz in de praktijk ook inderdaad van
nabij hebben leeren kennen.
Wat ten slotte betreft het ontkomen aan de dubbele
belasting hij familie- en andere besloten vennootschappen,
ook hier gelooven wij, dat men niet tot overhaaste maat-
regelen, in den vorm van overhaaste ontbinding der N.V.,
möet overgaan, zoo ten minste groote zgn. overgangsreser-
ves aanwezig zijn en dus ook groote liquidatiwinsten te
wachten zijn. De verwachting, dat er een regeling getrof-
fen zal worden, waarbij die liquidatie minder bezwarend
zal zijn dan thans, lijkt ons niet ongegrond, gezien ook de
Duitsche praktijk op dit punt. Wel doet men goed zich ei
mede vertrouwd te maken, dat de fiscus in elk geval zijn deel van de oude in de N.V.’s gevormde reserves zal op-
eischen. De fiscus hier te lande heeft zich al. steeds
0
het standpunt gesteld, dat hij recht heeft op een deel van
die ingehouden winsten, en hij heeft thans den weg vrij
voor zich en den wind mee. Met een koopje zal men er
dus stellig niet van afkomen.
Mr. Dr. E. TEKENBROEK.

IS VERDERE VERMINDERING VAN HET

AANTAL VERKOOPPLAATSEN IN DEN

DETAILHANDEL GEBODEN?

In ons vorig artikel in dit tijdschrift
1)
bespraken wij
verschillende vraagstukken, die den detailhandel in deze
tijden ter oplossing worden voorgelegd.
Thans stellen wij ons voor na te gaan, of, en zoo. ja in
hoeverre, een verdere vermindering van het aantal ver-
koopplaatsen in den detailhandel gewenscht te achten is.
Alvorens een antwoord op deze vraag te zôeken, moge
eerst een opsomming worden gegeven van de tot dusver
in onze beschouwingen gemaakte gevolgtrekkingen, en wel:
10.
liet overbezettingseuvel is in Nederland minder
sterk dan elders.
2
0
. De bruto-winstmarges in diverse •takken van den
Nederlandschen detailhandel zijn niet hooger dan in
andere landen. Eerder valt in de ontwikkeling der laatste
jaren een tegenovergestelde tendenz waar te nemen.
3°. Onder invloed van de Vestigingswet Kleinbedrijf
valt een duidelijk waarneembare vermindering van het
aantal verkoopplaatsen in het Nederlandsche distributie-
apparaat te constateeren.
4°. Vermindering van het aantal verkoopplaatsen door
uitschakeling van de kleinere zaken zal geen mogelijk-

1)
Zie ,,Hedendaagsche problemen in den detailhandel”;
E.-S. B. van 8 Januari ji., blz. 35.

heden openen tot het verlagen van de bruto-winstmarges
in het winkelap paraat.
In de onder 4
°
bedoelde conclusie hebben wij de woorden
in het winkelapparaat” met opzet gecursiveerd. Naast de
bedrijfskosten van het ivinkelapparaat in engeren zin,
dient men namelijk dat deel der distributiekosten in het
oog te vatten, hetwelk verbonden is aan het verkoopen
en afleveren der goederen door fabrikanten en grossiers.
Ten aanzien van laatstbedoelde distributiekosten zou
een vermindering van het aantal verkoopplaatsen zeer
zeker van belang zijn. De kosten b.v. van reizigersbezoek
en transport der goederen van producent en/of grossier
naar winkelier zijn vaak zeer hoog dooi’ het bestaan
vaii een groot aantal dwergbedrijven onder de afnemers.
Beperking van het aantal verkoopplaatsen zu vom dezen schakel van het distributieproces ongetwijfeld
aanzienlijke besparingen opleveren, omdat over een
geringer aantal afnemers dezelfde hoeveelheden artikelen
zouden kunnen worden gedistribueerd. Een soortgelijke
kostenbesparing is iii het verkoopapparaat der winkeliers
als zoodanig niet te bereiken, omdat het nu eenmaal
niet aanbevelenswaardig kan zijn om het aantal con-
sumenten te beperken.

De inploed der rantsoeneeringsmaatregelen.

Naast laatstbedoelden factor, welke voor een ver-
mindering van het aantal verkoopplaatsen pleit, treden
thans bovendien nog de
rantsoeneeringsmaatregelen,
van
welke een invloed moet worden verwacht, die debestaans-
mogelijkheid van de distribuenten in ernstige mate aantast.
Ter illustratie mogen hier eenige schattingen worden
gegeven van het vleeschverbruik in Nederland (in kg.
per hoofd der bevolking per jaar):

• Schatting verbruik
Verbruik na de invoering
in 1989 der rantsoenee-
ring (maxima).

Rund- en Varkensvieesch

36.30 .

26.00
Blikvleesch (Soc. Zaken)

0.75


Ander vleesch

2.20

1.50

39.25
1

27.50

Na het invoeren der rantsoeneeringsmaatregelen zal
zich blijkens deze cijfers dus een vermindering van de
omgezette hoeveelheden vleesch manifesteeren van ten
minste 30 pCt. Deze vermindering van de hoeveelheden
kan door de slagers niet worden gecompenseerd door een
willekeurige verhooging van den verkoopprijs van het vleesch; de vaststelling van maximum-verkoopprijzen maakt dit laatste onmogelijk. In de gestelde verkoop-
prijzen ligt een rem op de verhooging van de bruto-
winstmarge en dus zal, hij gelijkblijven van liet aantal
verkoopplaatsen, de rentabiliteit van het slagersbedrijf
over de geheele linie worden aangetast.
Zulks is te meer waarschijnlijlç omdat de bedrijfs-
kosten niet in dezelfde mate kunnen worden verminderd
als de verwerkte hoeveelheden. In de eerste plaats heeft
de slager z elf meer tijd noodig voor de administratieve aangelegenheden van zijn bedrijf en met name voor het
beheer van de bonnen. Dientengevolge zal liet personeel
een deel van de eigenlijke slagerswerkzaamheden van den
patroon moeten overnemen. Voorts kunnen de kosten
van de bezorging van het vleesch niet in dezelfde mate
worden verminderd als de teruggang van de te bezorgen
hoeveelheden. Flet aantal klanten blijft bij rantsoeneering
namelijk hetzelfde; er wordt per klant weliswaar minder
afgeleverd, doch het ,,hooren” en het bezorgen wordt
dientengevolge naar evenredigheid niet minder kostbaar.
Soortgelijke beschouwingen kunnen worden geleverd
voor alle takken van het distributie-apparaat, welke

54

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Januari 1941

door de rantsoeneeringsmaatregelen worden of zullen

worden getroffen.

Breken met het stelsel oan bezorging?

Onwiflekeurig rijst hier de vraag, of er dan geen eind

gemaakt kan worden aan
het stelsel oan bezorging,
zooals

wij dat in ons land kennen. Ook op dit punt zijn velen snel met hun antwoord, resp. met hun oordeel over de
verspilling in ons Nederlandsche

distributie-apparaat,

klaar. Beschouwt men deze aangelegenheid echter
zakelijk, dan blijkt alras, dat louter winkelverkoop ook
zijn nadeelen heeft. Deze nadeelen houden in hoofdzaak
verband met het verschijnsel van de zoogenaamde ,,spits-
uren”. Speciaal bij den verkoop van levensmiddelen
zullen de huisvrouwen, wanneer de thuisbezorging wordt
uitgeschakeld, op bepaalde uren van den dag naar de
winkels gaan. Zulks stelt niet alleen eischen aan de

oppervlakte en de inrichting van de winkels, doch zou
het bovendien noodzakelijk maken, dat het winkelper-
soneel, wat zijn aantal betreft, werd ingesteld op de spits-
uren. Een en ander zou derhalve een uitbreiding van het

w’inkelpersoneel noodzakelijk doen worden en aanzienlijk
hoogere loonkosten veroorzaken. Daar zou weliswaar
een vermindering van de kbsten van transportmiddelen
en van het bezorgloon tegenover staan, doch het is de
vraag, of laatstbedoelde verminderingen tegen eerder-
genoemde verhooging zullen opwegen. Men bedenke

in dit verband namelijk:
10.
dat het bezorgpersoneel meestal lager beloond wordt
dan het winkelpersoneel, en
2°. dat er bij louter winkelverkoop in levensmiddelen-
zaken geen behoorlijke werkverdeeling mogelijk is. Bij
het huidige stelsel van thuisbezorging is dit wel het geval,
omdat het winkelpersoneel in de slappe uren de bood-schappen klaar maakt voor de bezorgers.
Tenslotte bedenke men nog, dat het uitschakelen
van de bezorging nieuwe eischen aan de huishouding
der consumenten zou stellen. 1-let is toch ondenkbaar,
dat in een gezin niet kinderen de huisvrouw eenige uren
per dag zou kunnen besteden aan het doen van inkoopen; zulks zou een vermeerdering van het huishoudelijke per-
soneel (dienstboden) noodzakelijk maken en daarmede
de kosten voor den consument aanzienlijk verhoogen.

Vermindering van het aantal oerkoop plaatsen.

Wanneer wij thans nogmaals de vraag stellen, of een
verdere vermindering van het aantal verkoopplaatsen onder de huidige omstandigheden wenschelijk is, dan
zijn wij geneigd om deze vraag, onder zekere restricties,

bevestigend te beantwoorden. Niet omdat aldus een
verlaging van de hruto-winstmarge mogelijk zou zijn,
doch louter op grond van de overweging, dat zonder deze
beperking van de bezetting een algeheele ontreddering
van het distributie-apparaat te verwachten is. Een ont-
reddering, welke niet name het gevolg zal zijn van de
thans geldende rantsoeneering bij gelijktijdige prijs-
regeling, d.w.z. begrenzing van de bruto-winstmarge voor de distribuenten in een tijd van dalende kwanti-

tatieve omzetten.
Behalve op de directe aantasting van de rentabiliteit
der distributiebedrijven dient in dit verband tevens
te worden geiezen op liet sterk gestimuleerde verschijnsel
van de ,,vervaging der branchegrenzen”. Zoodra nl. een winkelier één of meer van de door hem
verkochte artikelen ziet gerantsoeneerd, heeft hij de

neiging om nieuwe artikelen (veelal uit andere branches)
aan zijn assortiment te gaan toevoegen. Ook hierdoor

dreigt het distributie-apparaat thans in ernstige mate te
worden ontwricht, ondanks den beperkenden invloed, welke
in dit opzicht van de Vestigingswet Kleinbedrijf uitgaat.
Met het erkennen van de wenschelijkheid van een
verdere vermindering van het aantal verkoopplaatsen
is er intusschen nog geen weg aangewezen, langs welken
deze vermindering tot stand zou kunnen komen. Aller-

eerst dient men zich bij het zoeken van een oplossing

te realiseeren, dat deze vermindering
niet
noodzakelijk
is, omdat de verhoudingen in Nederland in het jongste
verleden veel te wenschen overgelaten zouden hebben.

Noch de mate van overbezetting, noch de hier te lande
geldende bruto-winstmarges mogen hier, zooals wij
in het voorafgaande zagen, als argumenten worden aan-
gevoerd. 1-let gaat thans in hoofdzaak om liet behoud
van een rendabel distributie-apparaat, waarvan het
belang voor de volkshuishouding even groot is als dat van
het intact blijven van een rendabel productie-apparaat.

liet is helaas noodig om hierop met nadruk te wijzen. Producenten en consumenten plegen, vooral onder om-
standigheden als de tegenwoordige, in ruime mate met waar-

borgen door de overheid te worden omringd. De belangen
van groot- en kleinhandel schijnen voor velen echter

van minder gewicht te zijn.
Een duidelijke illustratie van de hierboven gewraakte
mentaliteit wordt geleverd door liet simpele feit, dat
er, althans op agrarisch gebied
2)
noch in het verleden, noch
in het lieden ooit ernstig sprake is geweest van een kunstma-
tige beperking van het
aantal producenten,
terwijl er toch een
en andermaal een kennelijke overproductie (d.i. een overbe-
zetting van liet productie-apparaat) aan den dag is getreden.
Er zijn weliswaar teeltregelingen ingevoerd, doch liet

aantal
producenten bleef ongewijzigd. Zoowel in het
verleden als ook tegenwoordig vindt men voorts de kosten-
factoren bij b.v. de agrarisèhe productie in het geding
gebracht, wanneer er voor de prijsvorming en de prijs-
zetting maatregelen worden ontivorpen. Zoodra men
dientengevolge echter tevens zijn aandacht gaat besteden
aan het distributie-apparaat, dan worden de distributie-
kosten zonder meer argwanend bekeken en veelal zonder
nadere bewijsvoering als ahnormaal hoog gekenschetst.
Zoolang deze tegenstrijdige behandeling van productie-
en distributieproblemen blijft bestaan, is er geen uitzicht
op een rechtvaardige oplossing van laatstgenoemde
vraagstukken.

Ceoaar aoor on juiste in aatiegelen groot.

lIet gevaar voor het nemen van onjuiste maatregelen
tea aanzien van het distributie-apparaat wordt te grooter,
wanneer men er zich vooraf geen rekenschap van geeft,
dat iedere kunstmatige beperking van het aantal ver-
koopplaatsen onder de thans heerschende omstandigheden
neerkomt op het aanpassen van het technische distributie-
apparaat aan een politieken en economischen nood-
toestand.
Men bedenke tevens:
,,dat industrie en ambacht, hoe zwaar zij individueel soms ,,door veranderingen in het economische apparaat ivorden

j
etroffen, in vele gevallen door hun inschakeling in de
igenlijke ,,Kriegswirtschaf t” een compensatie vinden voor
,,het ivegvallen van de private consumptie.De kleinhan-
,,dei daarentegen ivordt door het wegvallen van deze pri-
,,vate consumptie in zijn volle zwaarte getroffen”.
3)

Ondanks de meest efficiënte organisatie zal de distri-
buent zijn onderneming onder deze omstandigheden vaak
niet kunnen blijven voeren. Rantsoeneering en prijs-
regeling beteekenen in vele gevallen de genadeslag voor
overigens gezonde bedrijven. Het zal dan ook duidelijk
zijn, dat het aanpassen van den omvang van het distri-
butie-apparaat aan de behoeften van dezen tijd, een uiterst
delicate aangelegenheid is.

Zou men b.v. zonder meer overgaan tot het beperken
van het aantal toewijzingen der gerantsoeneerde artikelen,
dan verkrijgt men geenerlei waarborg, dat alleen on-
rendabele bedrijven worden uitgeschakeld. Men zou

Voor de industrie was, zooals bekend, enkele jaren
geleden de Bedrijfsvergunningenwet ingevoerd, waarvan
de practische toepassing echter tot enkele gevallen be-
perkt is gebleven.

Die Deutsche Volkswirtschaft 1940 Nr. 1, blz. 49.

15 Januari 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

55

op deze wijze weliswaar een aantal kleine bedrijven kun-
nen opheffen, doch van eenige selectie ten aanzien van de kwaliteiten van de desbetreffeiide ondernemers kan hierbij geen sprake zijn. Met het verschil tusschen stad

en p1atteland zou aldus evenmin rekening worden ge-
houden.
In dit verband moge dan ook de aandacht worden
gevraagd voor eenige behartigenswaardige opmerkingen
in de Duitsche vakpers.
In ,,Die Deutsche Tolkswirtschaft” Nr. 35, 1939,
wordt b.v. gewezen op het volgende:
,,Mitunter werden jedoch dem heftigen Umsatz-
,,auftrieb dieser Monate wesentlich geringere Umsiitze
,,folgen, sodass die Weiterführung der Betriebe proble-
,,matisch sein kann. hier steht die verantwortungsbe-
,,wusste Einzelhandelsführung auf dem Standpunkt, dass
,,ein Geschift nicht etwa unbedingt deshaib geschlossen
,,werden sollte, wei! zur Zeit aussergewöhnliche Verhblt-
,,nisse vorherrschen. Die
Bereinigung
muss vielmehr
auch
,,n.viterhin organisch
erfolgen, wobei zu beobachten ist, dass
,,hislang kerngesunde Unternehmen als aktive Kristallisa-
,,tionspunkte einer spiter einmal wieder aufhauenden
,Friedenswirtschaft dienen können.”
Belangrijk zijn in dit verband ook onderstaande op-
merkingen in het Januari-nummer 1940 van hetzelfde

toonaangevende blad:
,,Durch rücksichtslose Drosselung der Kosten, durch ,,Absprachen mit Lieferanten und anderen Glaubigern, ,,durch lnanspruchnahme der neugeschaffenen richter-
,,lichen Vertragshilfe, durch die in Aussicht gestellte Miet-
,,beihilfe kann der Einzelhandel versuchen, seinen Betriebs-
,,umfang dem zurückgehenden Umsatz anzugleichen und
,,damit seine Unternehmungen über die Kriegszeit hinweg-
,,zubringen. In manchen, vielleicht in vielen Füllen wird
,,das alles nicht ausreichen um das zeitweise oder stbndige
,,Schliessen des Betriebes zu vermeiden.
,,Hier erwbchst der Berufsorganisation eine neue grosse
,,Aufgabe. Sie hat, glaube ich, dafür zu sorgen dass die
,,notwendig werdende Auslese der Betriebe nach den
,,Erfordernissen einer ausreichenden Verbraucherversor-
,,gung gesteuert vird. Man kann diese Auslese sich nicht ,,selbst vollziehen lassen, wenn man nicht Gefahr lauîen
,,will, dass die sich oft einseitig auswirkende Erzeugungs-
,,beschriinkung oline Rücksicht auf die Gesamtversor-
,,gungslage brutal den wirtschaftlïch schwâcheren, aber
,,doch wertvollen Betrieb zum Erliegen bringt, w’ihrend
,,die rücksichtslosen Geschiftemacher das Feld behaupten.
,,Erkennt man das an, so ergibt sich eine zweite Schlussfol-
,,gerung. Die Auslese kann nicht nach den Zufalligkeiten der
,,Warenverknappung erfolgen, sondern muss sich nach der
,,volkswirtschaftlichen Aufgabe richten, die die einzelnen ,,Betriebe zu erfüllen haben. Das heiszt mit anderen Wor-
,,ten, dass die Auslese geplant und nach einheitlichen
,Gesichtspunkten durchgeführt werden muss.”
In bovenstaande zinsneden worden de gevaren van een
onoordeelkundige beperking van den omvang van het
distributie-apparaat duidelijk in het licht gesteld.
Het onderhavige vraagstuk dient, zooals terecht wordt
opgemerkt, in de eerste plaats te worden bezien vanuit het
geziohtspunt eener doelmatige verzorging van de breede
massa der consumenten. Deze doelmatige verzorging
der consumenten is echter ondenkbaar, wanneer het
distributie-apparaat vrijwel over de geheele linie on-
rendabel is of dreigt te worden. Alleen wanneer het distri-
butie-apparaat rendabel is en efficiënt wordt geleid, zijn
voorts de belangen van den producent in voldoende mate
gewaarborgd. liet oplossen van de problemen in den
detailhandel is dus niet mogelijk, zoolang de producenten,
de distribuenten en de consumenten eenzijdig de aan-
dacht voor hun eigen al dan niet vermeende belangen blijven
vragen. De belangen van de genoemde drie groepen loopen
in wezen volkomen parallel.

Versterking oan de J’eseigingsvet J(leinbedrij/.

Waar wij ons in het onderhavige artikel speciaal met
den detailhandel bezig houden, mogen wij onze beschou-
vingen besluiten met eenige opmerkingen over de maat-

regelen, die in de toekomst op dit terrein wenschelijk zijn.
In het voorafgaande wezen wij er reeds op, dat noch de
overbezetting, noch de hoogte der bruto-winstmarges
in Nederland in vergelijking met andere landen ingrijpen
ten aanzien van het aantal verkooppiaatsen zouden
wettigen. Dit ingrijpen is uit dezen hoofde te minder
noodzakelijk, omdat de Vestigingswet Kleinbedrijf reeds
een belangrijke inkrimping van het distributie-apparaat
heeft gebracht.
De bijzondere omstandigheden, onder welke wij thans
leven, maken het treffen van bijzondere maatregelen
evenwel gewenscht. Met inachtneming van de reeds eerder
door ons genoemde restricties komt een verdere ver-
mindering van het aantal verkoopplaatsen dan ook als
nood-maatregel in aanmerking.
De methode van de beperking van den omvang van
het distributie-apparaat door middel van het vermin-
deren van het aantal toewijzingen der gerantsoeneerde
artikelen schijnt ons, om de eerder genoemde redenen, een
verwerpelijk middel.
Voor Nederlandsche toestanden is, naar het ons voor-
komt, een versterking van den invloed van de Vestigings-
wet Kleinbedrijf ten deze de eenige juiste en verdedigbare
maatregel. Deze wet toch schenkt de mogelijkheid om
ten aanzien van de nieuwe vestigingen een alleszins
voldoende selectie toe te passen op de adspirant-onder-
nemers. Alen zou hier kunnen tegenwerpen, dat men de
wet niet kan toepassen op reeds bestaande zaken. Deze
tegenwerping is, op zichzelf bezien, inderdaad juist, doch
wij willen onzerzijds in dit verband de meening uit-
spreken, dat zulks in ons land ook niet noodig is. Noch
de mate van overbezetting hier te lande, noch de ven-
schelijkheid om krachten vrij td maken voor het pro-
ductieproces kunnen in Nederland namelijk als argu-
menten voor zulk een drastisch ingrijpen in het distri-
butie-apparaat worden aangevoerd. Bovendien veroor-
zaakt het stellen van de bekende eischen aan nieuwe
ondernemers reeds een ingrijpende vermindering van
het aantal verkoopplaatsen, omdat het ,,sterftecijfer”
van de bestaande zaken thans belangrijk hooger is dan
het aantal geslaagden voor het Middenstaiiddiploma
Algemeene Handelskennis en voor de Vakexamens
4).

Sommigen zullen desondanks de meening zijn toege
daan, dat de aldus verkregen vermindering van den
omvang van het distributie-apparaat zich in een te lang-
zaam tempo voltrekt. Wij zijn geneigd om deze meening
te bestrijden en verwijzen daartoe naar de reeds vroeger
gegeven cijfers. Bovendien meenen wij in het voorafgaande
te hebben duidelijk gemaakt, dat de invloed der rant-
soeneeringsmaatregelen op den omzet in diverse branches
zoo ingrijpend is, dat dit omzetverlies nooit is goed te
maken door een plotselinge, van overheidswege opgelegde,
sluiting van bestaande zaken. De verzorging van de
consumenten zou aldus zeker in het gedrang komen. Ter illustratie verwijzen wij nogmaals naar de omzet-daling in het slagersbedrijf met ca. 30 pCt. sedert 1939.
Wil men deze daling goed maken door vermindering
van het aantal bedrijven, dan zou tenminste 30 pCt.
der bestaande zaken gesloten moeten worden. Vermoe-
delijk zou dit percentage aanzienlijk hooger komen te
liggen, omdat men bij het toepassen van dezen maat-
regel uiteraard met de kleinste en minst rendabele zaken
zou willen beginnen. Het is zonder meer duidelijk, dat
zulk een drastisch ingrijpen, zoowel economisch als so-
ciaal gezien, ongevenscht moet worden geacht.

/1
ndere m aatiegelen.

Daarmede is echter tevens aangetoond, dat zelfs door
een versterkte werking van de Vestigingswet Kleinbedrijf

4)
Zie hiervoor nader het artikel ,,Hedendaagsche pro-
blemen in den detailhandel”, E.-S. B. van 8 Januari jI.,
blz. 37.

56

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Januari 1941

de rentabiliteit van het huidige distributie-apparaat niet
gewaarborgd kan worden. Naast deze versterking van
den invloed van de Vestigingswet Kleinbedrijf – welken
wij ons denken in den vorm van de af kondiging van de
oestigingseischen , ,handelskennis” en , ,credictwaardigheid” ç,00r alle thans bestaande branches in den detailhandel
5) –

zal tegelijkertijd moeten worden omgezien naar andere
steunmaatregelen ten behoeve van het distributie-apparaat.

Laatstbedoelde maatregelen moeten eenerzijds worden
gezocht in het toekennen van
een redelijke winsimarge

bij de prjsregeling
der producten en kunnen anderzijds

worden gevonden in
maatregelen, oelke de distributiekosten

beperken
(te denken ware hier b
.. v. aan de huren, de
tarieven voor gas, clectriciteit, water en telefoon). liet
verleenen van ,,o(;crbruggingscredieten”
en het treffen

van naaLegelen tegen de coorischrijdende brancheoeroaging
ware in dit verband eveneens aan te bevelen.
De onlangs afgekondigde maatregelen van den Secre-
taris-Generaal, waarnemend hoofd van het Departement
van Landbouw en Visscherij, hebben bovendien de tendenz om de door ons voorgestelde uitbreiding van de Vestigings-
wet te versterken. Op grond van deze maatregelen zullen
namelijk in het algemeen geen voorschottoewijziugen
van in distributie gebrachte goederen meer worden ver-
strekt aan nieuw te openen detailzaken. Evenmin zullen
deze toewijzingen worden verstrekt aan reeds gevestigde
zaken, welke voornemens zijn soorten goederen, waarin
zij tot nu toe geen handel dreven, te gaan verkoopen.
liet aantal zaken en de vervaging der branchegrenzen
zullen aldus op afdoende wijze beperkt worden.

Jnooering oan een bedrijfsregister ‘ewenscht.

Wil men tenslotte deze materie van overheidswege
kunnen blijven overzien en beoordeelen, dan dient men

zich
01)
elk gewenscht oogenblik een beeld te kunnen
vormen van den werkelijken omvang van het distributie-
apparaat. Deze mogelijkheid bestaat op dit oogenblik
niet, omdat niet alle zaken geregistreerd zijn.
01)
grond

van deze omstandigheid mag
het op korten termijn in-

oocren oan een ,,bedrijfsregister”,
waarin alle ondernemingen

worden ingeschreven, een eisch des tijds heeten.
Dr. F. L. VAN MUISWINKEL.

5)
Den eisch van ,,vakbekwaamheid” kan men hij
gebrek aan opleidingsmogelijkheden niet plotseling stellen.

AANTEEKENINGEN.

Overheidsmaatregelen op economisch gebied.

HANDEL EN NIJVERHEID.

Hout. Nieuwe prijsregelingen voor hout. (E.V. 27/12/’40
pag. 1599/1600; Stct. No.
250).

Invoerrecht op i)uitsche goederen. Goederen van Duit-schen oorsprong zijn met ingang van 1 Januari 1941 vrij-
gesteld van de gewone invoerrechten. De invoerheffing op
grond van het nieuwe besluit op de omzetbelasting blijft
gehandhaafd. Heffingen aan de grens, welke het karakter
dragen van een equivalent op een binnenlandsche heffing
(dus in het algemeen accijnsheffingen) blijven gehand-
haafd. De mogelijkheid is geopend om in verband met
concurrentieverhoudingen, zulks met het oog op de be-
langen van de inheemsche nijverheid, een heffing (zgn.

verrekeringsbedragen) aan de grens in te stellen. (E.V.
3/1/’41, pag. 18; Stct. No. 252; V.B. No. 42).

Lompen en oud papier. Nadere voorschriften betreffende
de weging, bij het vervoer van deze artikelen (welke bij
hoeveelheden boven 500 kg door de beambten van de
Spoorwegen moet geschieden), in verband met de organi-
satie van den handel in lompen en oud papier. In verband
met de overbezetting van het goederenverkeer per spoor
wordt hiervan voorloopig ontheffing verleend en is een
nadere regeling getroffen. (E.V. 27/12/’40, pag. 1603;

Stct. No. 250).

NIuLIdhout en kachelblokken. Indien vôÔr 23 December
j]. inlandsch naaidhout (zoowel rondhout als gezaagd) is
verkocht tegen prijzen, die hooger zijn dan de per dien
datum vastgestelde maximumprijzen, terwijl de aflevering
van dat hout tot heden niet heeft plaats gevonden, is deze
aflevering thans verboden. hetzelfde geldt voor kachel-
blokken, indien deze vôÔr 12 November jI. waren verkocht tegen hoogere prijzen dan de thans vastgestelde maximum-
prijzen. Een vergunning tot aflevering kan worden ver-
leend, indien de thans geldende maximumprijzen in acht
worden genomen. (E.T. 3/1/’41, pag. 11/12).

Specerijen. In het Crisis-Specerijenbesluit 1940 is een

wij iing gebracht, waardoor het de Nederlandsche
Groenten- en Fruitcentrale mogelijk is gemaakt, bepaalde
hoeveelheden specerijen te vorderen en deze toe te wijzen
aan andere handelaren in deze producten. (E.V. 3/1/’41,

pag. 11; Stct. No. 251).
Tabaksproducteii. FIet is aan ondernemingen, welke
tabaksproducten vervaardigen, verboden tahaksproducleii
te leveren aan bedrijfsvergunninghouders of particutieren,
die deze producten beneden den banderolleprijs plegen te
koopen met liet kennelijke doel deze aan een beperkten
kring van particulieren te distijbueeren. Dit verbod geldt
niet, indien de artikelen verkocht worden in bij bedrijven

en instellingen behoorende cantines.
De termijn voor het verleenen van ontheffing van eenige

bepalingen der ri
a
b
a
l
sve
t t.a.v. de ligging en inrichting
van fabrieksiokalen en van verkoopslokalen, voorzoover
dit het kleinbedrijf betreft, is verlengd tot 1 Januari 1944.
De Wet van 5 November 1936 (Stbl. 639E), houdende

tijdelijke maatregelen beti-effende de mechanisatie in de
sigarenindustrie, gewijzigd bij de wet van 30 December
1938 (Sthl. 639 PP), is tot 1 Januari 1942 verlengd. (E.V.
20/12/’40, pag. 1569; 27/12/’40, pag. 1601; :10/11
,
41, pag.

41; Stct. Nos. 245, 247 en 4).

Textielvergunningen. De geldigheidsduur van de speciale

vergunningen voor textiel, welke door den Distributie-
dienst Rotterdam ten behoeve van de oorlogsslachtoffers
zijn uitgereikt, wordt tot nadere aankondiging verlengd.

(E.V. 3/1/’41, pag. 10).

Vergoeding vetsmelters. De vergoed ing wegens smelt-
verlies, welke tot dusverre werd verleend aan vetsmelters,
aangesloten bij de Nederlandsche Zuivel Centrale, is met ingang van 16 December jl. vervallen. (E.V. 3/1/’41, pag.

11; Stct. N.o. 250).

IJzer en
Staal.
rrot
nu toe bestond voor afleveringen

van walsproducten in de gewone handelskwaliteiten de
regel, dat de handelaren zonder vergunning van het Rijks-
bureau voor IJzer en Staal aan een verbruiker per maand
5 pCt. van de hoeveelheid mochten afleveren, die hij in
1939 uit den voorraad van den handelaar had betrokken-tot een maximum van 1000 kg. -In verband met de voor-
raadpositie van dit materiaal is genoemd percentage van
1 Januari 1941 af verlaagd tot 4 pCt. en het maximum tot 500 kg.
In verband met de bestrijding der kosten, verbonden aan
de uitvoering van de ijzer- en staalbeschikking, zijn de
bedragen vastgesteld, die hiertoe van den handel zullen
worden geheven. Deze bijdragen varieeren van f 0.20 tot
f20.— per ton vari 1000 kg. (E.V. 3/1/’41, pag. 12;

10/1/’41, pag. 40; Stct. No. 3).

Zakken. In verband met de toenemende schaarschte
aan jute- en andere geweven zakken is het gewenscht het
gebruik daarv.n als emballage zooveel mogelijk te be-
perken. Dientengevolge zal de uitvoer van deze zakken,
ook wanneer zij bij exportzendingen als verpakkings-
materiaal dienen, met ingang van 1 Februari 1941 ver-
boden zijn, behoudens speciale vergunning van den Di-
recteui van het Rijks-Textielbureau.
Binnenkort kunnen nadere verbodsbepalingen t.a.v.
het gebruik van zakken bij het vervoer van daarvoor in
aanmerking komende artikelen (waaronder aardappelen

15 Januari 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

57

en uien) worden verwacht. Allen verhnukers van zakken
wordt derhalve aangeraden de mogelijkheden tot liet
gebruik van vervangingsmateriaal te onderzoeken. (E.V.
27/12/’40, pag. 1603).

Zee-
en Luchtvaartverzekeringswet 1939. Vaststelling
van een nieuw tarief van minimumpremiën, dat sedert
16 December ji. van kracht is. (E.V. 27/12/’40, pag. 1601).

LANDBOUW EN VOEDSELVOO1tZIENINc.

itardappldn. Bepalingen i.v.m. het uitvoeren van be-
jiaalde soorten pootaardappelen tegen vastgestelde prijzen.
Vaststelling van cle prijzen voor consumptie-aardappelen
met ingang van 21 December 1940. (E.V. 20/12/’40, pag.
1575;
27/12/’40, pag. 1603; SIct. No. 249 A).

Boter. Het verbod tol hel bereiden van boter geldt thans
ook voor kaasproducenten. Nadere bepalingen tav. het toestaan van het verpakken van boter. (E.V. 20/12/’40,
pag. 1574; Stct. No. 244).

risis-Zuivelbesluiteii. 1)e geldigheidsduur van eenige
Crisis-Zuivelbeslu iten (o. m. betreffende de regeling van
den boter-en kaashanclel, de bereiding van boter, room en melkproducten, het Crisis-Melkbesluit 1936 en het Crisis-
Zeepbesluit 1940, alsmede het Prijzenbesluit (Zuivelpro-
dlucten) 1940) is met een jaar verlengd tol 1 Januari 1942.
(E.V. 3/1/’41, pag. 12; Stel. No. 250).

Gevogelte en
wild. Alle voor menschelijke consumptie geschikt gevogelte, alsmede wild worden thans als ciisis-
producten aangemerkt. (E.V. 3/1/’41, pag. 13; V.B. No.
42).

Inventarisatie ]andbouwproducten. Nadere regelingen
iv. m. de inventarisatie van veevoeder- en crisisproducten,
welke op 14 December 1940 is gehouden. Een aantal
producten is voor bepaalde hoeveelheden aan een
voor-
iaadsheffing
onderworpen. (E.V. 20/12/’40, pag. 1571;
27/12/’40, pag. 1604/05/06; Stct. Nos. 244 en 250).

Maxirnumprjzen gevogelte. Gedeeltelijke ontheffing
van het slacht- en afleveringsverbod voor gevogelte in
verband niet de Kerstdagen 1940. Vaststelling van maxi-
niumprijzen waartegen afgeleverd kan worden. (E.V. 27/12/
’40, pag. 1604; Stct. No. 249).

Melk. Uitbreiding van liet zgn. consumptieinelkgebied met ingang van 22 December 1940.
Het blokkeeren van voorraden gecondenseerde uelk
van 500kg of minder is opgeheven. (E.V. 20/12/’40,
pag. 1572/74).

Slachtvec. Nadere regelingen inzake de verplichte leve-
ring van slachtvee. (E.V. 3/1/’41, pag. 12/13).
Binnenkort zal een regeling in werking treden, waarbij
ook slachtschapen
en
-paarden
aan de Nederlandsche
Veehouderijcentrale kunnen worden geleverd. Dit geldt
alleen voor dieren, die als zoodanig door de Centrale zijn
aangewezen. (E.V. 27/12/’40, pag. 1606).

Varkens. Nadere regeling i.v.m. het houden van varkens;
o.a. vervoerverbod, behoudens vergunning, voor varkens
met een gewicht van meer dan 40 kg.
In verband met het zich herhaaldelijk voordoen van
liet frauduleus slachten en verkoopen van varkens, wordt
er nogmaals op gewezen, dat de overtreding der betreffende
bepalingen onder de huidige omstandigheden volstrekt
ontoelaatbaar is. (E.V. 20/12/’40, pag. 1575; Stct.
No. 246).

Veekoeken. Vaststelling van de bedragen, welke met
ingang van 15 December jI., ingevolge de Crisis-Veekoeken-
beschikking 1935, door bereiders van veekoeken bij af-
levering dienen te worden betaald.(E.V. 3/1/’41 pag. 12;
Stct. No. 250).

Veevoederdistributie. Vaststelling veevoedernormen voor
de periode van 9 December 1940 t/m 5 Januari 1941.
(E.V. 20/12/’40, pag. 1572).

Vervoederverbod. Het is thans verboden
melk, melk-
producten, caseïne
en
weipoeder
als veevoeder aan te wenden.
1-let Peenvervoederbesluit 1940 V.V.O. geldt thans ook
t.a.v. koolrapen
en
pastinaken (witte peen).
(Groenten-
vervoederbesluit). (E.V. 20/12/’40, pag. 1573; 27/12/’40,

pag. 1606; Stct. Nos. 245 en 248).

RANTSOENEERING EN DISTRIBUTIE.

Gas en eleetriciteit.
bp
15 December jI. is overgegaan
tot rantsoeneering van gas en electriciteit op den grond-
slag van 100 pCt. van het verbruik in de overeenkomstige
l5eriode van het vooraf
g
aande jaar, met bepaalde minima
(60 m
3
voor gas, en voor electriciteit, al naar gelang van
den aard van het verbruik, van 31 tot 150 kWh). (Gas-
en Electriciteitsrantsoeneeringsregeling 1940 No. 1).
(E.V. 20/12/’40, pag. 1576/77). –

Vleesch. Speciale regeling t.b.v. hen, die, op medische
gronden, extra vleesch behoeven. (E.V. 27/12/’40, pag.
1608).
GELI)-, OREDIET- EN BANK WE ZEN EN BELASTiNGEN.

Betalingsverkeer met het buitenland. Nadere regel ing
met betrekking tot het handels- en betalingsverkeer met
Hongarije, Zwitserland
en
iVoorwe gen.
(E .V. 27/1 2/’40- pag.
1608/09; 10/1/’41 pag. 45/46).

J)eviezehvcrkeer voor grensbewoners. Wij zigi ng van de
regeling van liet deviezenverkeer voor grensbewoners.
(E.V. 3/1/’41, pag. 16).

Grondbelasting. Te beginnen met het belastingjaar 1941
worden 120 (vroeger 20) opcenten geheven op de aanslagen
in cle grondbelasting wegens gebouwde eigendommen en
100 (vroeger geen) opcenten
01)
de aanslagen in deze be-
lasting wegens ongebouwde eigendommen. (E .V. 20/12/’40,
pag. 1578; Vi). No. 41).

Hypotheekrentcii. Regeling ten aanzien van de rente
van leeningen, tot waarborg waarvan hypotheek is ver-strekt. Deze rente mag, behoudens uitzonderingen door
den Secretaris-Generaal van liet Departement van Finan-
ciën te bepalen, niet hooger zijn dan die, welke op 9 Mei
ji. gold, hetzij voor de op dien datum afgesloten leeningen,
hetzij voor soortgelijke leeningen. Bepaald is voorts, dat
de Crisis-Hypotheekaflossingswet 1936 ook na 31 Decem-
ber 1940 van kracht blijft en mede van toepassing is op
de tusschen S Februari 1936 en 10 Mei 1940 afgesloten
overeenkomsten. (E.V. 3/1/’41, pag. 16;
V.B.
No. 42).

Loonbelasting. Instelling van een loonbelasting, welke
geldt als een voorheffing op de nader vast te stellen ge-
unificeerde inkomstenbelasting. De heffing der loonbe-
lasting geschiedt dooi inhouding door de werkgevers op
het loon. De tarieven zijn gesplitst naar de categorieën:
ongehuwden, gehuwden zonder, en gehuwden met kin-
deren. Nadere regeling i.v.m. dubbele belasting voort-
vloeiende uit delnkomstenbelasting 1940/’41. (Zie ook het
artikel ,,Gewijzigde belastingdruk door de invoeiing der
loonbelasting” door P. C. J. Kien in E.-S. B. van 27 De-cember 1940, pag. 784 e.v.). (E.V. 20/12/’40, pag. 1577;
V.B. No. 41 en Leidraad loonbelasting).

Meilenemen van geld naar het buitenland. Wijziging van
de maxima der in het reizigersverkeer in- en uit te voeren
betaalmiddelen. (E.V. 3/1/’41, pag. 16/17; Stct. No. 252;
V.B. No. 42).

Motorrijtuigenbelasting. Motorrijtuigen, gedreven dooi’
electromotoren, vallen van 14 December 1940 af onder
liet gewone belastingtarief van motorrijtuigen der motor-
rijtuigenbelasting. (E
..V. 20/12’/40, pag. 1578; V.B. No.
41).

Waardevermeerdcringsbehtsting. Instelling van een waar-
devermeerderingsbelasting. Bij de waardevermeerderings-belasting wordt een belasting geheven van de winst, welke
dooi- den vervreemder wordt behaald. Zij wordt niet
geheven van een winst, die minder dan £ 1000.— bedraagt,

58

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Januari 1941

zij bedraagt 75 pCt, voor het bedrag tusschen f 1000.-
en 1 3000.— bij een winst van minder dan f 3000.—, en
50 pCt. in alle andere gevallen. (E.V. 20/12/’40, pag.

1578; V.B. No. 41).

Winstbehssting. Op aanslagen in de wiristbelasting,
aanvangende met of na 1 Januari 1940, worden 200 op-
centen geheven, echter met dien verstande, dat, bij een
winst ad 8 pCt. of minder van he gestorte kapitaal, het
aantal opcenten beperkt blijft tot 150. (E.V. 20/12/’40,

pag. 1577/78; VB. No. 41).

Analyse van het vischverbruik in Nederland.

R e c t i f i c a t i e. In het artikel onder bovenstaanden
titel in Economisch-Statistische Berichten van 8 Januari
jl. zijn door een misverstand de accent-teekens in de
regressievergelijking op blz. 43 achterwege gebleven. De

vergelijking behoort dus te luiden: v” = —1,03 p’ +
2,23 i’ + 0,24 q’ – 0,23 u’, waarin, zooals uit den tekst

valt af te leiden, p’, i’, q’ en u’de reëele prijzen en inko-
mens weergeven.

BOEKBESPREKINGEN.

ilanse Donning Street und Deittschlands
I,ebensrau,n, door Prof. Dr. Heinrich Hunke e.a.

(Berlin 1940; 1-laude & Spenersche Buch-
handlung Max Paschke, Verlag für Wirt-
schaftswissenschaft; 168 blz.). ,,Es hat einmal eine deutsche Weltwirtschaf t gegeben.
I)ie Handeismacht der lianse war der politische Be-
gründer und Triger dieser Orclnung”.
Met dezeli zin, welken wij aantreffen in een beschouwing
van den verantwoordelijken auteur, Prof. Dr.
II. Ilunke, is

het hoofdthema van bovengenoemd boek aangegeven. lIet
wil een parallel toonen tusschen de geesteshouding der 1Jan-
zeaten, welke een handelsmacht ophouwden, die in de
toenmalige omstandigheden een wereldmacht hetee-
kende, en het streven van het huidige Duitschland. Als
tegenhanger dezer geesteshouding ziet de auteur daarbij
het winststreven zooals zich dat, volgens zijn inzicht,
belichaamt’ in Downing Street.
Een dergelijk uitgangspunt schijnt voor een histo-
risch onderzoek hachelijk. Onmiddellijk dient echter te
worden opgemerkt, dat deze tegenstelling in het boek als ge-
heel genomen in aanzienlijk mindere mate tot uiting komt
dan ih de inleiding. In feite geeft het werk een beeld van de
heteekenis, welke het los-vaste verbond van Duitsche
handelssteden voor het economische en cultureele leven
der Middeleeuwen heeft gehad. Reeds uit de indeeling van het boek blijkt dit. liet eene,
kleinste, gedeelte wordt gevormd dooi’ een viertal, vnl.
historische, opstellen. liet andere, grootste, gedeelte bestaat
uit een verzameling fraaie afbeeldingen van Ilanzeati-
sche oorkonden, kunstwerken en architectuur, waarbij
elk verband met het huidige tijdvak achterwege blijft
Bezien wij eerst de in het tekstgedeelte opgenomen
opstellen, waarbij wij ons zullen houden aan de volgorde waarin deze zijn afgedrukt:
Als eerste verschijnt dan een beschouwing van Prof. Dr.

IT. Reincice.
In een overzichtelijk betoog ontvouwt
de schrijver de ontwikkeling der Ilanze. Van een schare
gezamenlijk naar een buiteniandsche bestemming trek-
kende kooplieden, kreeg de term ,,l-lanze” de beteekenis
van den tusschen hen bestaanden bond tot handhaving
van verkregen privileges in den vreemde. Vervolgens
groeide deze informeele verbinding tusschen kooplieden
uit verschillende steden uit tot een bond tusschen koop-
steden, die tezamen de ,,Deutsche Hanse” vormden. Het
zoo gevormde verbond van handelssteden beleefde in
de tweede helft dei’ 14e eeuw zijn bloeitijd.
Dit tijdschrift is niet de plaats om uitvoerig op een
dergelijke historische verhandeling in te gaan. Een tweetal

opmerkingen willen wij echter in .het midden brengen. In

de eerste plaats schetst de auteur als grondgedachte
der llanze den plicht tot gemeenschapsbesef. 1-lierin
ziet hij den band met het tegenwoordige Duitschiand.
In lijnrechte tegenspraak met deze gedachte is het o.i. dan echter, als kenmerk der Hanz,eaten aan te voeren,
dat zij wilden: ,,Gut gewinnen solange sie lebten” (pg. 21).
Dit citaat immers is een paraphrase van een woord van
Jakob Fugger van Augsburg, den eersten kapitalistischen

ondernemer. Deze was de centrale figuur in de machts-
stelling, welke Zuid-Duitschland omstreeks 1500— dus toen
de Flanze haar hoogtepunt reeds was gepasseerd – in de
toenmalige wereldeconomie verkreeg. Het was ken-
merkend voor hem en zijn tijdgenooten, dat hun instel-
ling tegenover het economisch leven die van het indivi-
dualistische winststreven was: Zoo haalt J. Strieder,
de Fugger-vorscher bi.j uitnemendheid, de bovengenoemde
uitspraak juist aan om het verschil tusschen den grootert
Fugger en zijn voorgangers in economisch opzicht te be-

lichten. Het komt ons dus voor, dat de schrijver met )tet
invoeren van dit element in zijn karakteristiek van de

llanzeatische geesteshouding zijn betoog eerder verzwakt
dan versterkt.
1-let tweede punt hangt samen met het vloeiende ka-
rakter, dat de Hanze als Middeleeuwsche organisatie
eigen was. 1-Jet is daardoor vaak moeilijk uit te maken,
welke steden, wèl en welke niet als Hanzestad moeten
worden beschouWd. Dit geldt inzonderheid voor de Hol-
landsche steden. Reeds eerder werden in dit tijdschrift misverstanden dienaangaande uit den weg geruimd ‘). Ook de schrijver doet in den tekst van zijn betoog uit-
komen, dat steden als Amsterdam en Dordrecht geen

llanzesteden, doch marktplaatsen van de Ilanze waren.
Des te opvallender is het daarom, dat op een bij-
gevoegdd kaart deze Hollandsche steden wèl als Hanzestad

staan aangegeven, Dordrecht is nooit een Hanzestad
geweest; voor Amsterdam, waarvoor de kaart onduide-
lijk is, geldt hetzelfde
2)

Hoe was de verhouding van de Ilanze tot Holland en
Zeeland dan wel? Eénmaal hebben de Hanze en de holland-
sche steden samengewerkt; dat was hij de Keulsche Con-
federatie van 1377, toen een gemeenschappelijk belang

bestond. Geleidelijk werd de verhouding juist omgekeerd;
de hollanders en Zeeuwen werden in den loop der 15e
eeuw, vooral in de Oostzee, de felste concurrenten van
de Ilanze. ,,Sie” (de Hollanders en de Zeeuwen) ,,sind dort
die schkrfsten und schlieszlich überlegenen Konkurrenten
der Hansen geworden”, zegt de schrijver (pg. 30). De
verklaring van deze ontwikkeling, zoowel als van het ge-
leidelijk verdwijnen van de macht der Flanze in haar
geheele handelsgebied, zoekt hij in het ontbreken in D uitsch-
land van een steunende centrale politieke macht, tegen-
over cle geconcentreerde nationale staten, zooals men die
bij de mededingers, de hollanders en Engelschen, vond.
Ook al zou men wellicht meer nadruk kunnen leggen op
economische oorzaken, toch blijft deze opvatting als ver-klaringsgrond zekere waarde behouden.
Over de beide volgende beschouwingen zullen wij kort
zijn. ,,Vom Stahlhof zur Downing Street” van
Ii. G.
Tl’inter
geeft een beeld van den strijd, dien de Hanze
tot handhaving van haar uitgebreid bezit aan privi-
leges te Londen steeds had te voeren. De schrijver asso-
cieert verleden en heden zeer nauw. Ongetwijfeld zijn in
den handelspolitieken strijd de Hanzeaten meermalen
onrechtvaardig hejegend. Wij vragen ons echter af, of,
wat het hoofdfeit – het teniet doen der privileges door
de Engelschen — betref t, niet meer plaats ingeruimd had

Zie Z. W. Sneller, De Flanse en Antwerpen in
E.-S. B. van 22 Juni 1938.
Van minder belang is het, dat de auteur Groningen
een Friesche stad noemt. Desondanks zal hij hier Friezen,
noch Groningers, aan zijn zijde vinden.

15
Januari 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

59

kunnen worden aan de economische noodzaak, waardoor
een groeiende natie werd gedreven. Uit andere deelen
van zijn betoog immers blijkt uitdrukkelijk, dat de schrij-vei’ dezen factor in de geschiedenisvorming mede erkend
wil zien.

Een ander aspect van Duitschlands ,,weltwirtschaft-
liches” verleden wordt behandeld in een studie van
E. Dürns:
,,Von der Hanse zur kolonialen Tat”. Zooals
de schrijver zelf opmerkt, zijn de koloniale bemoeiingen
van Duitschland buiten de Hanze om gegaan. Dit blijkt
eveneens uit den opzet van het artikel, waarbij wordt
aangëknoopt aan de jaartallen: 1484.-1684-1884.
Aan de eerste phase der koloniale geschiedenis, di& der
ontdekkingsreizen, nam Duitschland deel in de persoon
van den Neurenberger Martin Behaim. Deze vergezelde
als raadsman Diego GaS, welke in 1484 als eerste den
equator passeerde. Behalve het aandeel van de Zuid-
Duitsche ondernemersfamilies, als de Fuggers en de
Welsers, had Duitschland verder met de eerste groote
expansieperiode geen leidend contact.
De eerste geregelde poging tot kolonisatie van de zijde
van den staat had plaats omstreeks 1684. Op initiatief van
den Grooten Keurvorst werd een kolonie gesticht in West-
Afrika Het ontbreken van een klankbodem in Duitsch-
land deed dezen eersten oproep tot kolonisatie versterven.
De derde poging tot kolonievorming, waarbij Dr. Cari
Peters als stuwende macht optrad, werd in 1884 bekroond
met de proclamatie van de Duitsche heerschappij over
Oost-Afrika. Ook ditmaal echter bleek de tijd niet rijp
voor een grootsche nationale kolonisatiebeweging. In een
slotbeschouwing wordt vervolgens de verandering van
gezindheid besproken, die ook in dit opzicht sedert 1933
in Duitschiand is ingetreden.

De laatste bijdrage: ,,Europhische Wirtschaftspolitik
im Geist der Hanse”, van Prof. Dr.
11. 11unke,
is, uit actueel oogpunt bezien, de meest belangwekkende.
Niet echter alleen om de actualiteit verdient deze
beschouwing de aandacht.
Zij
is vooral interessant om
de wijze, waarop het standpunt van Duitschiand als
machthebber in het continentale Europa wordt gesteld.
Ook hier valt echter weer een incongruentie tûsschen
tekst en beeldgraphiek op. Terwijl in den eersten, bij
een vergelijking tusschen Engelands en Duitschlands
machtsgebied, wordt aangenomen, dat Engeland per
km.
2
14.8 personen heeft te onderhouden (tegen Duitsch-
land 144), komt de beeldgraphiek tot een getal van 11/
3
.

Blijkbaar is bij de graphiek slechts rekening gehouden
met het aantal inwoners van Groot-Brittannië, terwijl in
den tekst met het totaal aantal inwoners der betrokken
gebiedsdeelen is gerekend.
De
laatstgenoemde methode
wordt eveneens op Nederland en zijn overzeesche gebieds-
deelen toegepast; het resultaat is dan, dat Nederland
per km
2
niet meer dan ruim 35 inwoners telt.

Wenden wij ons thans tot het tweede gedeelte, het
plaatwerk. Met alle waardeering voor het werk van de
schrijvers der vier bijdragen kan men dit als het essen-
tieele deel van het boek beschouwen. Zoowel de keuze
als de uitvoering der afbeeldingen verdient allen
W.
Zij
maken dit boek voor ieder, die zich ook slechts terzijde
interesseert voor het economisch leven en de cultuur
den Middeleeuwen, tot een aantrekkelijk bezit. En waar
wij ons, hier met het uiterlijk bezighouden, mag evenmin
een woord van lof ontbreken voor de aantrekkelijke band-teekening. Als juist gekozen symbool der 1-lanze vertoont
deze de zeilende kogge, het scheepstype, dat ook ,door talrijke Hanzesteden in hun wapenzegel werd gevoerd.
H. W. L.

MAANDCIJFERS.

HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.

Am-
ster-
Den Flaag
Volle

pht

R.

wolIe

1933

. . .
4.67
4.98
4.93
5.01
4.98
4.70
4.89
1934

. . . .
4.49 4.65
4.69 4.95 4.89
4.52 4.65
1935

. . . .
4.54 4.54
5.58
4.80 4.50
4.40
4.44
1936

. . . .
4.58
4.69
4.63
4.87′
4.50.
4.47
4.51
1937

. . . .
4.-
4.-
6.04 4.34
4.-
4.12
4.03
1938

….
3.74
3.77
3.72
3.91
3.81
3.79
3.59
1939

. . . .
3.76 3.80
3.82
4.08
3.83
3.93 3.63
1940

. . . .
4.42
4.41
4.479 4.66 4.48 4.42
4.09
Jan.

‘1939
3.50
35
3.75
4.-
4-39
1)
3.35
39
Febr.,,
3.50
39-4
3.75

4-39
1)
3.57
39-9
Maart
3.50
35
3.75
4.-
4-35 ‘)
4.-
35
April
3.50
35
3.75

6-39 ‘)
3.70
39
Mei
3.50
35
3.75
4-
4-39 •)
3.74
39-9
Juni
3.50
39-4
3.75
6.25
4-39 ‘)
4.-
3.5
Jûli
3.50
39-4
3.75
4.-
4-35 ‘)
3.82
39-9
Aug.
4.-
4
3.50

4-39 ‘)

39
Sept.,,
4.25
39
4.-

4-35 ‘)

4
Oct.,,
4.06

4.-
4.25
4
4.35
39-4
Nov.,,
3.75
4-9
– –
4
4.32
4
Dec..,
4.50
4-5
4.25

4-45 ‘)
4.42
4
Jan.

1940
4.50
49-9 4.50
4.75
4-45 ‘)
4.50

4-5
Febr.
4.50

.
4.50

49

4-5
Maart. 4.12′

4375

49
4.23
4-5
April
4.25

4.50

45
4.31
4.17
Mei
4.-
45
4.37′

49
4.47
4.2
Juni

,,
4.75
‘)
– – –
4.50

Juli
4.75
4-5
4.50
– –
4.17
3.8
Aug.,,
4.75
4
4.50 4.75
45-5 ‘)
4.71
4.25
Sept.

,,
4.62′
49-5
4.50
4.75
45
4.82
3.97
Oct.,,
4.31 49
4.50
4.37′
49
4.18
4.1
Nov.

,,
4.17
45
4.50

49
4.36
3.62
Dec,

,,
4.31
49


45
4,42

‘) Op gebouwen deels4 pCt., deels 35 pCt.; op landerijen 35 pCt.;
‘) Op gebouwen 4 pCt.;
op
landerijen 35 pCt. ‘.) Op gebouwen 4 pCt.;
op landerijen deels 35
PCI.;
deels 4 pCt.
4)
Op landerijen 4 pCt.;
op andere objecten 49
pCI. ‘) Niet ontvangen. ‘) Op landerijen
45 pCt.;
OP
andere opjecten 5 pCt. Nadruk verboden

STATISTIEKEN.

KOERSEN VASTGESTELD DOOR HET
NEDERLANDSCHE CLEAJFINOINSTITUUT.
(met
data van vaststelling)
Rijksmarken 75.36

4 Aug.

’40
Tsjech. Kr.
I3elga’s

. . . .

30.14

7 Aug.

’40
(nwe.

schuld) 7.54 16 Aug.

’40
Zw.
Francs

43.56
11

Oct.

’40
Dinar
(JoeSo-slavie)
Lires

……9.87

3

Sept.

’40
(oude

schuld) 3.43 16 Aug.

’40
Deensche

Kr.36.40 22 April

’40
Dinar
Noorsche

Kr.42.82 21 Dec.

’40 (nwe.

schuld) 4.23 16 Aug.

’40
ZweedscheKr.44.85 13 Aug.

’40
Turksche
Tsjech.

Kr.
Ponden

1.45129 Dec.

’39
(oude

schuld) 6.42 16 Aug.

’40
Lewa(Bulgarije)2.3025 Nov.

’40

BAiNKI)ISCONTO’S.
,,

Disc. Wils. 3

28Aug. ’39
Lissabon

….
4 11

Aug.’ 37
Bel.Bi.Eff. 3928 Aug. ’39
Londen ……..
2

26 Oct. ’39
Vrsch.InRC 3528 Aug. ’39
Madrid

……
4 29Mrt. ’39
1
)
Athene

……6

4 Jan. ’37
N.-York F.R.B.
1

27 Aug. ’37
Batavia

……3

14 Jan.

’37
Oslo

……….
44 21 Sept. ’39 Belgrado

……5

1
Febr. ’35
Parijs

……..
2

3 Jan. ’39
Berlijn

……..39

9 Apr. ’40
Praag……….
3

1
Jan.
1
36
Boekarest

. . . .
3

12Sept.’40
Pretoria ……..
3915 Mei

’33
Brussel

……2′) 25 Jan. ’40
Rome ……….
45 18 Mei

’36
Boedapest

…. 3

22 Oct. ’40
Stockholm ……
3917 Mei

’40
Calcutta

……3

28Nov.’35
Tokio

……..
3.46
11
Mrt’38 Dantzlg

……4

2 Jan. ’37
Warschau ……
4918 Dec. ’37
Helsingfors

. . . .
4

3 Dec. ’34
Zwits. Nat. Bk. 15 25 Nov. ’36
Kopenhagen.

.. 4

15 Oct. ’40

‘) 3% voor wissels, promessen
en

leeningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.
‘) Niet officieel bevestigd.

OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE
BANK.
Valuta’s (schriftelijk
en

t.t.)
IN-York
I
Berlijn jBrussel
I
Züricb
IStockh.I
Helsinki
7 Jan. 1941
1.88
1
!,
75.359
30.14
43.67
44.859
3.819
8

,,

1941
1.88
3
/,
75.355
30.14
43.67 44.855
3.819
9

,,

1941
1.88’/,
75.359
30.14 43.67
44.859
3.819
10

,,

1941
1.88’/,
75.359
30.14
43.67
44.859
3.819
11

,,

1941
1.88’/,
75.359
30.14
43.67 44.854
3.819
13

,,

1941
i.88
8
/,
75.359
30.14
43.67 44.859 3.819
Laagste d.w’.
1.88
1
/,,
75.28
30.11
43.63
44.76
3.81
Hoogste d.w.
1.88
1
/,,
75.43 30.17
43.71
44.95 3.82
Muutpariteit
1.469
59.263
1

24.906 48.003
66.671
6.266

KOERSEN TE NEW-YORK, (Cable).
Data
Londen
Parijs
Berlijn

Amsterdam
($ per t)
(9 per
100
fr.)($ p.
100
Mh.) (9 p.
/100)
7 Jan. 1941
4.03
3
/
2.21
40.05


S

,,

1941
4.03’1,
2.22
40.05


9

,,

1941
4.03’/
2.21
40.05


10

1941
4.03’/,
2.22
40.05


11

1941
4.03
0
/,
2.22
40.05


13

,,

1941
4.03
8
/
2.22
60.05

15 aan. 1940
3.97
8
/,
2.25
1
/, 40.20

53.28
Muntparltelt
4.86
3.90
1
/,
23.81’/,

401/,

1

60

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Januari 1941

KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
landen
Not.
eenh
6/91
Jan.
I.aag3teHoogste
’41
11
Jan.
1941
30/1
2’40-4 /1’41

1

Ja,.
Laagste
1
Hoogste

1941

Officieel:
New York
$
P.
£
4.02

4.031
4.03
4.021
4.030′

4.03
Parijs
Stockholm
jt’rp.
£
Kr.p.E

16.85

16.95

16.90

96.85

1

16.95

16.90
Montreal
8 p.
£
4.43

4.47
4.45
4.43 4.47

t

4.45
Buenos Aiies
Pes.$
16.90

17.13
17.010
16.90
17.13

17.010

Niet-Officieel:
Alexandi

iO
P. p.
£
97.50

97.50 97.50 97.50 97.50

97.50
Athene
Dr.p.Z
515

515
515
515
515

515
Bangkok
St. p.ticsi

Bornbay d. p. r.
18.- it8.-
18.-
18.-
18.-

98.-
Budapest P. p.
£

– –


Hongkong
cl. p.

$
15.-

15.-
15.-
15.-
15.-

IS.-
Istanbul
Tp.I



– –


Kobe
d.

P.
ytn
14.25

14.25
14.25
14.25
99.80
14.25

14.25
100.20
ioô.-
Lissabon
Madrid
Escu.p.I
Pt.p.
£

99.80

100.20

40.50

40.50
100.-
40.50
40.50
40.50

40.50
Montevideo
d.p. p.

– –


Rio de Janeiro
d. p.

mii.





Shanghai
cl.
p.
$
3.50

3.51
3.50
3.50
3.50

3.50
Singapore
ci. p.
$
28.18

28.18
28.98 28.18 28.18

28.18

ZILVERI°ICIJS
GOUDPII1JS

Londen
‘)
N. York’)
A’dam
‘)
Londen’)
7 Jan.
1941..

34
3
/

7 Jan.
1941..
2125
168/-
8

,,
1941.. –
34
3
/
t

8
1961..
2125
968/-
9
1941..

34’/

9

,,
1941..
2125
168/-
10
1941..

34’/

10

,,
1941..
2125
168/-
11
,,
1941.. –
34’/

11

,,
1941..
2125
168/-
13
,,
1941..


34’1

13

,,
1941..
2125
168/-
15

Jan.
1940..

21
3
/
34
1
/
t
15

Jan.
1940..
2065
168/-
23 Aug. 1939..

18
1
1
1
,
37
1
/
4

23 Aug.
1939..
2110
148/6
1
!,

1)
In pence p.
oz.
stand.
‘) Foreign silver in $c. p.
oz.
fine.
‘)
In guldens per Kg. 100011000.
‘)
In sb. p. oz. (me.

STAND VAN ‘s,JtIJKS KAS.

orderingen
Saldo

van


s Jijics

acnatius
bij de Nederlandsdhe Bank


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

…………….
f

473.483,1 8
1

1.580.033.73
Voorschotten op uit. Nov. i-esp.
OcLaan de gemeenten verstr.
op aan haar uit te keeren
hoofdsom

der

pers.

bel.,
aand. in de hoofdsom

der

grondbel. en der gem. fonds- bel., alsmede opa. op die be-
lastingen en op de vermo-

Voorschotten aan Ned.-Indië’)

,,

117.141 .659,8g

,,

117.161.560.29
Idem aan Suriname
‘)
……
9.781.857,28
,,

9.781.857,28
Idem aan Curaçao

,,

1 32,079.93
Kasvord. wegens

credietver-
strekking a. b. buitenland
,,

74.983.538,34
,,

76.866.232,09

gensbelasting

………………..

Daggeldleeningen tegen onder-

….

pand………………

67.426.071,43
,,

72.1 38.370,26
Saldo der postrek. van Rijks-

Vordering op het Alg. Burg.

…….

comptabelen

……………

Pensioenfonds

‘)


Vordering op andere Staats-
bedr. en instellingen

1)….,,
3.436.789,52
,,

89.473.550,84
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi verstrekt

……..
f

15.000.000,-
f

5.202.244,13
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt ..,,
6.815.820,75

Schuld aan de

Bank

voor
Ned. Gemeenten.

……..
– –
Scbatkistbiljetten

In

omloop
,,
.
471.017.000,-
,,

171.017.000,-
Scbatkistpromessen in omloop
,,1 .115.400.000,-‘) ,,1 ‘t 34.000.000,-
3
)
Daggeldleeningen
Zilverbons in omloop

……

36.656.016,50

..


,,

60.567.093,50
Schuld op ult. Nov. resp. Oct.

’40 aan de gem. weg. ah, uit
te keeren hoofds. d. pers.
bel., aand. I.

d. hoofds. d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opa. op die bel, en op

….

de vermogensbelasting ….
,,

3.064.987,52
Schuld aan Curaçao
‘)
……
9
2
.
32
0,07

Schuld

aan het

Alg.

Burg.

…..3.064.987,52


925
.
737,49

Id. aanhet Staatsbedr. der P.
Pensioenfonds
‘)

……………

………

911.233.305,27
,,

108.227.566,19
Id. aan andere Staatsbedrij-
T. en

T.

‘)


—————-

12.000.000,-
,,

11.000.000,-
ven

°)

…………………..
Id. aan div. instellingen
1)

..,,
240.554.411,95
,, 232.134.798,23

‘)
In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist. ‘) Rechtstreeks hij De
Nederlandsche Bank t 211.000.000,-
‘)
Idem t 246.000.000,-.

DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 13 Januari 1961

Aetiva.
Binnenl. Wissels, 1, llîdbank.

245.303.970

Promessen, enz. – Bijbank.,,

Agenisch. ,,

50.100

Papier op liet Buitenland . –

f

15.371.590
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen

Beleeningen
mcl. Ç
Ilfdbank. 1 . 150.957.226
1)

voorschotten in – Bijbank.,,

2.527.207

rekening-courant( Agentscli.
,,

39698.503
op onderpand
193.182.936

245.354.070

15.371.590

Op

Effecten

eni
.
.

……..

i

1
a..’,sAaa ‘)
Op Goederen en Ceelen ….

..733.078
193.182.936
‘)
Voorschotten

aan

het Rijk

………………15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….f 1.102.306.966
Zilveren

munt,

enz.

…..
…19.141.425
1.121.44 8.391
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,

48.629.368
Gebouwen en meubelen der Bank

…………..4.500.000
Diverse rekeningen

………………………124.553.349

(1.768.039.704
Passlva.
Kapitaal

…………………………….f

20.000.000
Reservefonds

…………………………..4.454.252
Bijzondere

reserves …………………
……..13.494.514
Pensioenfonds

…………………………..90.901.144
Bankbiljetten

in

omloop

………………….1.534.677.575
Bankassignatiën

in

omloop

………………..
7.260
Rek-Courant
S
Van het Rijk

f


saldo’s

Van anderen

,,

175.079.291.-
175.079.291
Diverse

rekeningen

…………………….9.425.662
(1.768.039.704

Beschikbaar metaalsaldo

………………437.604.909
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de Bank gerechtigd

is

…………..1.094.010.270
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank onder-
gebracht

……………………………..233.000.000
‘)
Waarvan

aan

Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) f

57.977.150

Voornaamste posten iii duIzenden guldens.

Dein

Gouden

Andere

Beschikb.

1 Dek-

I
munt en ‘)

Ctrcti-

opeisctib.

Metaal-

kings-
muntmater.

schulden

saldo

perc.

3
Jan, ’41
fl’1
02.307

1.534.678

175.087

137.004

1 ± 65.5
0

,,


41
1

1.102.255

9.544.205

182.832

429.887

±64
30 Dec.
‘401

1.102.240

1.551.825

175.146

429.587

±05
6 Mei

‘401

1.160.287

1.158.613

255.183

607.242

83
Totaal
Schatkist-

Papier


Dato

bedrag

prom.

Belee-

disconto’s

rcchtstr.

nuuigen

builent.

(act)
I
op het

reken.

13 Jan.’411 245.354

233.000

993.183

15.372

1124.553
0

,,

’41

267.905

258.000

188.525

95.372

127.067
30 Dec. ‘401

252.619

246.000

204.015

45.372

122.880
6 Mei

’40

9,853

217.756

750

20.648

‘)
Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraaci op nasis
van een depreclatie-percentage van 18 pCt.

DUITSCIIE RIJKSBANK.

Goud

Renlen-

Andere w/ssels
Data

en

bank-

chèques en

I3elee-

i
deviezen

scheine

schatkistpapier

ningen

31

Dec.

9940

77,6

222,4

15.419,3

38,0
21

,.

1940

77,4

256,6

13.553,6

36,9
14

1940

77,6

201,7

13.608,4

48,5
23Aug.1939

1

77,0

27,2

8.140,0

22,2

Data

E/jec-

v’

Circu-

flckg.-

Diver
se

ten

I

Act/vn

latie

Cr1.

Passiva

31

Dec. ’40

32,1

1.726,3

14.033,2

2.561,0

600,3
21

,,

’40

49,2

2.043,7

13.287,8

1.78

1,9

720,9
14

,,

’40

52,4

1.590,4

13.106,3

1.603,8

658,9
23Aug. ’39

982,6

1.380,5

8.709,8

1.195,4

454,8

BAJ/IC VAN ENGELAND.

Bankbilj.

.Bankbitj.
1__
Other securitses
Data

Metaal

sn

in Bank.

Disc.and

Secs,c-
circulatie

Departm.
1
Advances

rittes

9

Jan.

’41

‘1.060

610.450

19.790

5.520


21.230
2

‘4l

9.1/tO

615.860

14.390

5600

23.610
18

6c.

‘4o

1.210

613.180

17.070

3.810

20.830
11

‘4O

1.410

604.540

25.700

3.920

20.820
23 Aug.

‘39247.263

508.064

38.353

5.7-11

24.334

Data

Gov.

Public

-Other DeposilB

Dek-

Sec.

Depos

Barticers

Other

Reserve

leings

Ïn. ’41IlTö’50

I
“ÎS80

130 320

56.250

20.570

10,2
Acc.

perc.

‘2

‘4I224.850

17.570 1

181.020

52.870

15.200

0,1
18

D’c. ‘40160.130

12.020

929.270

52.660

18.040

9,3
11

,,

‘40149.830

16.430

115.900

51.290

26.820

14,7
23Aug. ’39

99.666

1.371

92.132

36.229

39.199

26,0

Alfa betische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie
voor den alfabetischen in

Aardappelen

…………….
(1804)

57
Arbeidsvoorwaarden

……….
(1303) 46
Batterijen

………………..
(1303) 46
:llclasting

………………..
(1304)

57
Benzine

………………….(1302)
31.
Betaiingsverkeer met het buitenland
(1304) 57
Bloembollencultuur
. . . .

(1302)
31,

(’03)

46
Boter

…………..(1303)
46,

(’04)

57
Bouwmaterialen …………….
(1303) 46
Braildstoffen,

Motor- ..

(1302)
31,

(’03)

46
Brandstoffen,

Vaste

……….
(1304)

56
Buitenlandsche

handel

……..
(1302) 31
Crisisproducteu

(1302) 30, (’03)
46(04) 57
Deviezeriverkeer,

Regeling ……
(1304)

57
Eleeti’iciteit

………………
(1304)

57
Gas

……………………..
(
1
30
4
) 57
Gasgeneratoren

…………….
(1303) 46
Gevogelte

………………..
(1304) 57
Goederenverkeer in. h?buitenlafld
(1302) 31
Grafische Industrie

…………
(1303) 46
Grond belasting

…………….
(1304) 57
Hout

……………………
(1304) 56
Huurprijzen

………………
(1303) 46
Hypotheekwezefl

……………
(1304)

57
Invoerrechten

…………….
(1304)

56
Ijzer en staal

……………….
(1304)

56
Landbouw

………………
(1302)

31
Landbouw

……..(1302)
31,

(’04)

57
Landbouwgrond

…………..
(1302)

34
Landbouwinventarisatie

……..
(1304)

57
Linoleumindustrie

…………
(1303) 46
Lompen, enz……………….
(1304)

56
Loonbelasting

…………….
(1304)

57
Melk en -producten

…………
(1304) 57 Metalen

………………….
(1304)

56
Motorrijtuigenbelasting

………
(1304)

57
0110fl en vetten

…………….
(1304) 56 Ondernemersovereenkofflstefl
. .

(1302)

31
Oorlogsschade

.
…………….
(

1302)

31
Paarden

………………….
(1302)

31
Papier

…………………..
(1302)

31
Petroleum

……………….
(

1302)

31
Prijsregeling (1302) 31, (’03) 46,
(1304)

56/57
Slachtvee

………………..
(1304)

56
Specerijen

………………..
(1304) 56
Tabakspi’oducten

…………..
(1304) 56
Textieldistributie

…………..
(1304) 56
Tuinbouw

…………….
(1302)

30/31
Varkens

………………….
(1 304)

57
Veevoeder

………………..
(1304)

57.
Verwerkende Industrieën

……
(1303) 46 Verzekering

………………
(1 304)

57
Vctsmeltcn

………………
(1304)

56
Vleesch

………………….
(1304)

57
Vaardevermeerderingsbelasting
.

(1
30
1
,)

57
Vik..

……………………
(1304)

57
Vinstbelasting

…………….
(1304)

58
Zakken

………………….
(1304)

56
Zoutindustrie

…………….
(1302)

3-1
Zuivelindustrie

………… …
,

(1 304)

57

lex Ovcrheidsmaatregelen in 1940 liet ;raarre isier -1 940. laalsi e bladzij(le.)

Cijfers tusschen haakjes verwijzen naar
nummer E.-S:B., tweede cijfers naar de
bladzijde, waar het bericht voorkomt.

•0

1.) JJ-IJYUI-IKI .1Y41

D

GEVESTIGD TE AMSTERDAM

Maandstaat op 31 December 1940

!1

Kas, Kassiers en Daggeldieeningen . …………………………… f

8.619.429,75

Nederlandsch Schatkistpapier …………………………… . …… ,, 166.299.910,87

Ander Overheidspapier

………………………………………..,,

10.163.577,65

Wissels …………… ……………….. ………………………,,

328.535,89

Bankiers.in
Binnen- en Buitenland …………………………….
…,

12.034.851,52

Effecten en Syndicaten

……………………………………..,,

4.981.387,73

Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ……………………..,,

18.161.371,27

Debiteuren

………………………………………………..
..

49.853.451,91

Deelnemingen – (
mci:
Voorschotten) ……………………………,,

1.597.612,46

Gebouwen

…………………………………………………,,

4.000.000,-

Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen ……………………….,,

1.690.922,02

Effecten van Aandeelhouders in Leendepot ……………………..,, 13.151.850,-

f 290.882.901,07

Kapitaal …………………………. . ……………………….

f

40.000.000,-

Reserve…………… ……………………. . ………………..

,,

10.500.000,-

Deposito’s op Termijn

………………………………………,,

28.342.227,85

Crediteuren

…………………………………………
…….

,, 192.008.097,87

Overloopende Saldi en Andere Rekeningen ………………………. ,,

5.189.803,33

Reserve voor Verleende Pensioenen

……………………………,,

1.690.922,02

Aandeelhouders voor Effecten in Leendepot ………………………,, 13.151.850,-

f 290.882.901,07

4

Auteur