27 NOVEMBER 1940
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
t
conomisch~Statistische
Berichten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
25E JAARGANG
WOENSDAG 27 NOVEMBER 1940
No. 1297
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. G.
Koopinans; P. Lie ftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen
en F. de Vries.
Secretaris van de Redactie: M.
F. J.
Gooi.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdani-W.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaat weg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnemenesprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland f 20,— per jaar. Buitenland en
koloniën f 23,— per jaar. Losse nuinniers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad gratis en genieten een reductie op
de verdere publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan
de Redactie.
Advertenties voorpagina / 0,50 per regel. Andere pagina’s
f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tariel.
Administratie van advertenties: Nijgh en van Dit,nar N. V.,
Uitgevers, Rotterdam, A msterdanz, ‘s-Gac’enhage. Post-
chèque- en girorekening Nr. 145192. Adres te Rotterdam:
Erasmushuis, Tel. Nr. 31696.
INHOUD:
Blz.
De
Nederlandsche
Stichting
voor
Statistiek
door
–
Dr.
Ph.
J.
Idenburg
……………………..
708
lIet debat over prijscontrûle,in de Vereeniging voor
cle Staathuishoudkunde door
Prof. Di. C. 13
,
1. Ver-
rijn
Stuart………………………………
710
Een schaderegeling uit het begin der 19e eeuw (II)
door
Ch.
Glasz………………………….
712
De theepositie door
Dr. J.
F. Jlaccoû …………
.713
De Rijksmiddelen over October 1940…………..
716
Aanteekeningen.
Vijzigingen in het betalingsverkeer..met Duitschiand
717
Overheidsmaatregelen op economisch gebied
….
710
M a a n dcij fers.
Overzicht van den stand van de Rijksmddelen
.721
S t a t
i
s t
i
e k e n.
Bankdisconto’s
–
Geld- en Wisselkoersen
–
Bank-
staten
…………………………
721-722
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De omzetten op de discontomarkt bleven ook in deze
verslagweek beperkt. Wij hebben reeds eerder in deze
rubriek uiteengezet, dat, nu het hankaccept geheel van de
markt is verdwenen, en nu de schatkist onophoudelijk,
wanneer de geidgevers beschikbare middelen hebben, ge-
reed staat om over de toonbank papier onder te brengen, van een eigenlijke
geldinar/ci
met regelmatige omzetten
nauwelijks meer sprake kan zijn. Weliswaar bestaat er nog
een handel in schatkistpapier, waarbij bepaalde belang-
hebbenden soms kortloopend papier ruilen in wat langer
loopend, en andersom, maar behalve dergelijke incidenteele
ruiltransacties ligt toch de discontomarkt feitelijk, dood.
Alleen in het eenigen tijd geleden bij een groep banken
ondergebrachte driejaarspapier komen af en toe nog wel
eens vrij omvangrijke transacties tot stand. Den laatsten
.tijd gaat dit papier als regel op ongeveer
3*
pCt. Voor
het kortei- loopende papier is er van een noemenswaarde
fluctuatie in de discontokoerseri geen sprake. Volkomen
onveranderd blijft ook de noteering voor prolongatie,
waarbij nog opgemerkt kan worden, dat er op deze markt
practisch niets omgaat. De totale omvang der voor-
schottén op effectenonderpand blijft langzaam dalen, een
tendens, die nu al gedurende zeer geruimen tijd aanhoudt.
Ook voor callgeld is de koers nu reeds langen tijd constant,
t.w. 11 pCt. Flet zietr ook niet naar uit, dat verschuivingen
van eenige beteekenis zich op de geldmarkt zullen voordoen.
Noch extern noch intern kaj- er veel mutatie in de
.luantitatïeve verhoudingen van vraag en aanbod plaats
vinden, en wanneer zulke wijzigingen al intern zouden
plaats vinden – b.v. door belangrijke veranderingen in
de biljettencirculatie – dan nog zou de reflex daarvan op
de geldmarkt onmiddellijk worden opgevangen door de
financieringspolitiek van de schatkist.
De
beleggingsmarkt
had ook deze week een uitermate
onhewogen aanzien. Wijzigingen in het koerspeil van eenige
heteekenis deden zich niet voor. Wel heeft men sterk het
gevoel, dat er ,,bodeni in de markt zit”. Wij hebben er in
ons vorig overzicht reeds op gewezen, dat het feit, dat het
aanbod, hetwelk o.m. was waar te nemen van de zijde van
spaarbanken, zonder koersdruk van beteekenis door de
markt kon worden geabsorbeerd, op een flink weerstands-
vermogen wijst. Ook deze week was die weerstand voort-durend waar te nemen. De neiging tot omzetting van obli-
gatiën in aandeelen schijnt wel min of meer tot stilstand
te zijn gekomen, nu de aandeelenmarkt in den jongsten tijd
nogal onder druk heeft gestaan. Van een duidelijke tendens
is echter in dit opzicht nog geen sprake. En zeker kan men
niet zeggen, dat de flauwe stemming voor sommige aan-
cleelengi-oepen reeds beleggers ertoe brengt om aandeelen
in obligatiën om te zetten. Dat desondanks de obligatie-
markt het hovenvermelde weerstandsvermogen toon t, is
dan ook bij de heerschencie verhoudingen alleszins he-
vred igend.
708
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
DE NEDERLANDSCHE STICHTING VOOR
STATISTIÈK.
De statistiek geniet in dezen tijd bijzondere belang-
stelling. En dat is begrijpelijk.
Vooreerst, omdat de statistische methode zelve een
alleszins opmerkelijke ontwikkeling doormaakt. Zij ver-
mag licht te werpen op tal van economische en sociale
verschijnselen, welke tevoren onbekend of althans voor
nauwkeurige waarneming niet vatbaar waren. Zij weet
den samenhang van oorzaak en gevolg op maatschappe-
lijk gel)ied nader te bepalen dan vroeger mogelijk was.
Zij vermag, waar de uitkomsten van tellingen ontbreken,
door verantwoorde schattingen leemten in onze kennis
te vullen. Door een en ander wint zij aan waarde voor
hen, die op eenigerlei wijze in het steeds ingewikkelder
wordend maatschappelijk proces moeten ingrijpen. Kort-
om, de diensten, welke de statistiek vermag te bewijzen,
nemen met den dag toe.
Daar komt nu echter bij, dat in het economisch en
sociaal gebeuren van onze dagen het element van be-
wuste leiding steeds belangrijker wordt. Aan het vrije
spel der krachten wordt de ontwikkeling der dingen
minder dan ooit toevertrouwd. De Overheid is genood-
zaakt de regeling van tal van onderwerpen aan zich te
trekken, waarvan zij zich vroeger verre hield. Zij zal
centraal leiding moeten gaan geven aan de ontwikkeling
van de nationale volkshuishouding. Op de terreinen van
voortbrenging en verbruik, van loon en arbeid, verwacht men van haar richtsnoeren voor een op vaste doeleinden
gericht beleid. Bij het bepalen van haar koers kan de
Overheid de hulp en de voorlichting van de statistiek
niet missen. Zij dient haar beslissingen in vele gevallen
te doen steunen op de waarnemingen van massale ver-
schijnselen, welke de statisticus voor haar verricht en op
de inzichten, welke hij in den loop en de structuur dezer verschijnselen kan geven. Dit geldt trouwens niet alleen
voor cle Overheidsorganen. Ook in de kringen van handel
en nijverheid, bankwezen en verkeer wordt de behoefte
gevoeld aan methodisch verzamelde en bewerkte quanti-
tatieve gegevens, welke ten grondslag kunnen worden
gelegd aan de oordeelsvorming der leidende instanties.
Niet slechts zij, die op eenigerlei wijze leiding geven in
onze samenleving, erkennen in toenemende mate de on-
misbaarheid van den statistischen arbeid. Ook bij het
groote publiek valt belangstciling voor de uitkomsten
van statistisch onderzoek waar te nemen. De statistiek
behoeft zich waarlijk niet op te sluiten in liet bureau en
cle studeerkamer; wanneer zij zich richt tot de massa, vermag zij deze, naar de ervaring leert, wel degelijkte
bereiken. Er is in breede lagen van ons volk een verlangen
naar kennis, waaraan de statistiek tegemoet kan komen.
Voorwaarde is dan evenwel, dat de gegevens, welke men
der massa wil aanbieden, worden gebracht in een spre-
kenden vorm.
Tooreerst
moet daarbij elke overlading
worden vermeden. Flier geldt, dat hij het welsprekendst
is, die zich het soberst weet uit tedrukken. Voorts moet rekening worden gehouden met de onmiskenbare vrees
voor het cijfer, waarmede menig ongeschoold burger –
en niet alleen hij! – is bezield. Er zijn andere symbolen,
welke de massa gemakkelijker met quantitatieve gegevens
bekend maken. Houdt men met deze en andere voor-
waarden rekening, dan valt er voor de statistiek in dienst
der volksvoorlichting nog een belangrijke taak te ver-
richten. En ligt hier niet wederom een belang, dat in onze
dagen als bijzonder klemmend kan worden beschouwd?
Vandaag is het meer dan ooit noodig ons volk voor te
lichten, omdat de doelbewuste leiding van de belangen
der natie niet mogelijk is zonder begrip en medewerking
van de massa.
De geschetste ontwikkelingsgang heeft geleid tot een
aanzienlijke uitbreiding van de taak van de centrale
statistische instantie: het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek. De statistische waarnemingen, vooral van het
economische en sociale leven van ons land, zijn in den
laatsten tijd op tal van punten aangevuld. Het is van
groote beteekenis gebleken, dat het Bureau deze periode van ingespannen arbeid kon ingaan met een goed onder-
legd personeel en een behoorlijke mechanische outillage.
Zonder de vindingen der techniek zou liet niet mogelijk
zijn den overvloed van gegevens, welke aan het Bureau
toestroomt, met den vreischten spoed en de noodige
accuratesse te verwerken. Zonder ervaren wetenschappe-
lijke werkrs zou de aanpassing der statistiek aan de
zich sterk wij zigende omstandigheden ondenkbaar zijn
geweest.
liet Centraal Bureau voor de Statistiek is een Over-
heidsinstelling. Dat leidt ertoe, dat zijn werkzaamheden
beperkt blijven tot die onderzoekingen, welke in het
algemeen belang noodig zijn. liet ligt niet op den weg
van het Bureau zijn krachten in dienst te stellen van een
bepaalde onderneming, wanneer het althans niet gaat
om het verstrekken van inlichtingen uit het verzamelde
materiaal. Bij alle welwillendheid, welke behoort tot de
gevestigde traditie dezer instelling, komt er toch een
oogenblik, waarop werkzaamheden moeten worden af
–
gewezen, omdat zij niet meer geacht kunnen worden te behooren tot de taak van een Overheidsinstelling. Dit-
zelfde geldt ten aanzien van werkzaamheden op het
terrein van de uitbeelding van statistische gegevens. Ook
hier geldt, dat gaarne eenige handreiking wordt gedaan,
maar dat aan het hulpbetoon ook op dit punt een grens
gesteld wordt loor het karakter van het Centrail Bureau
voor de Statistiek als Overheidsinstelling.
Aan de behoefte aan advies en vakkundigen arbeid
op het onderhavige terrein kon deswege tot dusver niet
ten volle worden voldaan. hierin heeft schrijver dezes
aanleiding gevonden tot de oprichting van de Neder-
landsche Stichting voor Statistiek, welke door nauwe
persoonlijke banden met het Centraal Bureau voor de
Statistiek is verbonden en in het gebouw van dit Bureau
1)
is gevestigd, maar welke overigens een onafhankelijk
bestaan leidt. Blijkens de oprichtings-akte van 20 Augus-
tus 1940 is het doel der Stichting ,,het zoowel voor eigen
rekening als in opdracht van anderen verzamelen, be-
werken en doen verschijnen van statistisch materiaal,
liet geven van voorlichting op statistisch gebied, het uit-
beelden van statistische gegevens en de uitvoering van
alle met deze doelstelling verband houdende werkzaam-
heden”. De Stichting vervult deze taak naast ht Centraal
Bureau voor de Statistiek, zij treedt echter nimmer op
het terrein van dit Bureau. Daarom bepaalt de Stichtings-
akte uitdrukkelijk, dat zij zich onthoudt van werkzaam-
heden, die door het Bureau worden verricht. Over personen en werk der Stichting volgen hieronder
nog eenige bijzonderheden. 1
–
let Bestuur bestaat uit vijf
personen, onder wie de Directeur van liet Centraal Bureau
voor de Statistiek, die als Voorzitter en leider der werkzaam-
heden optreëdt, en twee door hem aan te wijzen ambtenaren
dezer instelling. Als zoodanig hebben in het Bestuur zitting
dr. 0. Bakker, plaatsvervangend directeur van het Bureau
en chef van de afdeeling voor economische en sociale
statistiek en prof. dr. J. Tinbergen, administrateur bij
het Bureau en chef van de afdeeling voor conjunctuur-
onderzoek en wiskundige statistiek. Verder hebben in
het Bestuur zitting mr. P. J. de Kanter, advocaat en
procureur te ‘s-Gravenhage, en mevr. mr
. B. J. A. de
Kanter—Van Hettinga Tromp. Mr. de Kantei’ was voor-
zitter van de Internationale Stichting tot verbreiding
der l3eeldpaedagogie volgens de Weensche methode en
vice-voorzitter van de Stichting Mundaneum Instituut,
welker werkzaamheden, al bestaat er met deze instel-
lingen overigens geenerlei band, door de nieuwe Stich-
ting in zekeren zin worden voortgezet. immers, de Neder-
1)
Oostduinlaan 2, ‘s-Gravenhage.
27 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
709
Werkloosheid
(jaargemiddelden)
1936
iiiii iiiii iiiii iiiii
,
1I1
Elk figuurtje stelt 10000 werkloozen (zwart),
resp. tewerkgestelcien bij werkverruimingen (wit) voor
Nd S,hn0
CBS. 720
landsche Stichting voor Statistiek zal zich in daartoe
leidende gevallen bedienen van beeldstatistieken volgens
de isotype-methode, welke ontstaan is -dooi’ samenwerking
van ervaren graphici en statistici. Als leider van het
bureau. der Stichting treedt op ir. J. van Ettinger; chef
van de grafische afdeeling is de bekende kunstenaar
G. Arntz. Overigens heeft de Stichting zich de mede-
werking verzekerd van statistici, wiskundigen, economen, ingenieurs en accountants, zoodat zij haar werk veelzijdig
zal kunnen ontplooien.
De Stichting beoogt niet het maken van winst. Zij
werkt echter op zuiver zakelijke basis, d.w.z. voor haar
werkzaamheden dient te worden betaald. Overigens
staat zij gereed om aan het publiek de diensten te be-
wijzen, welke van haar worden gevraagd. In dit opzicht geldt, dat haai’ geen wei’k te klein en geen taak te groot
is. De eei’ste maanden van haar bestaan hebben bewezen,
dat zij, als het moet, met haar appai’aat in koi’ten tijd
werkzaamheden van grooten omvang kan doen verrichten.
In een prospectus van de Stichting vindt men de volgende
opsomming van het werk, dat zij in voorkomende gevallen
zou kunnen ondernemen: verzamelen en bewerken van
statistisch materiaal, statistische toetsing van cori’elaties,
samenstellen van economisch-statistische beschrijvingen,
markt-analytische ondei’zoekingen, conti’ôle-methoden met
eeti beperkt aantal waarnemingen, adviezen voor enquêtes
en berekeningen, inrichten van statistische afdeelingen,
beeldstatistische vooi’stell i ngen volgens de isotype-methode
voor
,
publicaties, tentoonstellingen, enz.
De wijze, waarop de Stichting gedurende de luttele
maanden van haai’ bestaan heeft kunnen functionneeren,
heeft aanstonds het bewijs geleverd, dat ei’ aan haai’ werk
behoefte bestaat. Reeds verscheidene opd i’achten tot
gi’afische uitbeelding van statistisch -materiaal werden
dooi’ haar uitgevoerd. Wie de Jaai’beui’s te Utrecht heeft
bezocht, heeft daar in verschillende stands de vruchten
van haar werk kunnen aanschouwen. Ook aan de Ne-
derlandsche inzending op de Jaarbeurs te Weenen werkte
zij mede. In het in de vorige maand verschenen Finan-
cieel Economisch Kwartaaloverzicht van de Amsterdam-
sche Bank treft men aan een studie van de Stichting:
,,Distributie en normaal verbruik”. De eerste eigen pu-
blicatie van de Nederlandsche Stichting voor Statistiek,
getiteld: ,,Welvaart en Industrie in Nedei’land”, wei’d
onlangs in den boekhandel verkrijgbaar gesteld en reeds
Gemiddeld verbruik per iaar per hoofd der bevolking
Citrusvruchten
929132
00000 00000 0000000
19331360000000000000000000
00000 00000 00000 00000 0
BIl, figrn,rtju ,?elt ‘1 Ig or
Bananen
929132
9jI
)
W
1933/36
1937/39
Elk Iig…flje ,,eI,
1
l,g voo,
••
i
••-
;
–
••-_•.. •:.
i… •’-‘-;.-. .:.:.’..
•
•iu•_I• • • •
i
_ •
• •__ • • •
I_ .]. . •. •
99999 • •
I•I•
•I•••• • .,. •..
••jUiUIU
•
i ui•i•l•
•I_iui_
i
_
u
•
i
•
i_i
U
1937139
•.,i.ii..
.I
9
1
9
1
9
1
99
•… .:….. .
Tarwebrood
91
U1U 111H «UC «1
1933136
11,119,1 «1H
cCuc
uH
«1H 0M01001
Elk figuu.tj. stelt 5
kg voo,
,.,
e
710
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
in dit blad besproken
2).
In de daarvoor in aanmerking
komende uitgaven van het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek, o. a. in het populaire Statistisch Zakhoek, zal men
eerlang grafieken volgens de isotype-methode aantreffen.
Over deze methode het volgende. Deze wijze van voorstelling van statistische gegevens
vertoont nauwe verwantschap met het ,,turven”. Echter
worden de streepjes vervangen door voorstellingen, welke de getelde eenheden karakteriseeren. De isotype-methode
heeft daartoe een ,,beelden-taal” tot ontwikkeling ge-
bracht, wakrin elk symbool zijn vastgestelde beteekenis heeft. Bij het ontverpn dezer symbolen is niet gestreefd
naar het geven van natuur-getrouwe voorstellingen. De
ontwerpers hebbende kunst verstaan al het bijkomstige weg
te laten en datgene vast te houden, wat noodig is voor een
doeltreffende visueele werking. Deze eenvoudige beelden
trekken meer de aandacht en zijn beter geschikt om
door den menschelijken geest te worden vastgehouden
dan nauwkeurige cijfers.
Om het cijfermateriaal, dat de statistiek levert, door
een aantal eenvoudige beelden te kunnen voorstellen,
moet dit meestal getransformeerd worden. Tal van bij-
zonderheden moeten worden prijsgegeven. Afronding der
cijfers is nooclzakehijk. Kleine verschillen in het cijfer-
materiaal verdw’ij nec daardoor, maar de karakteristieke
punten in de cijferreeksen worden des te duidelijker naar
voren gebracht. Een tweetal voorbeelden van beeldsta-
tistieken volgens de isotype-methode, bestemd voor het
Statistisch Zakboek, worden bij dit artikel afgedrukt (zie
blz. 709). Zij missen het element, dat zoo belangrijk tot
haar werking kan bijdragen: het gebruik van verchil-
lende sprekende kleuren. In de brochure Welvaart en
Industrie in Nederland” kon van kleurendruk naar be-
hoefte gebruik. worden gemaakt.
Ook de stand van het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek op de Utrechtsche Jaarbeurs, welke door de Stich-
ting met heeldstatistieken werd ingericht, vormde een
kleurig geheel. hier werd in September jI. ervaring op-
gedaan met de wijze, waarop het publiek op deze w’ijze
van voorstelling reageert. De belangstelling voor deze
inzending is bepaald verrassend gebleken. Duizenden
bezoekers werden door de voorstellingen aangetrokken;
vele honderden hebben ze aandachtig bestudeerd. Ten-
einde te onderzoeken, in hoeverre de grafieken inderdaad
aan haar doel beantwoordden, w’erd een enquête onder de bezoekers gehouden, waarbij een vijftal vragen, 01)
het materiaal betrekking hebbende, moest worden be-
antwoord. Een eenvoudig mechaniek stelde de proef-
personen in staat de juistheid van de door hen gegeven
antwoorden zelf te toetsen. Uit alle klassen van het jaar-
heurspubliek, uit alle beroepen en bedrijven, vond men de bezoekers ijverig studeerende op de fraaie en duide-
lijke afbeeldingen. 1-hun verrichtingen werden door vele
anderen nauwlettend en geïnteresseerd gevolgd. Door
geslacht, leeftijd en beroep op de uitkomsten aan te
teekenen kregen het Bureau en de Stichting de beschik-
king over belangwekkende cijfers, waaruit o. a. bleek,
dat bijna 85 pCt. van de vragen juist was beantwoord.
Bestudeering van de gedetailleerde uitkomsten heeft den
organisatoren geleerd, niet slechts met welke voorstellingen
een volledig succes w’erd behaald, maar ook waar nog
tekortkomingen in de wijze van uitdrukking tot onjuiste
antwoorden aanleiding gaven. Dit cijfermateriaal, gecom-
bineerd met de vele en velerlei vragen, welke door de
bezoekers naar aanleiding van de grafieken werden ge-
steld, heeft een kostbare ervaring opgeleverd, waarmede
statistici en graphici hun profijt zullen doen. Alles samen
gaf de inzending op de Jaarbeurs een sprekende bevesti-
ging van het boven reeds geconstateerde feit, dat het
groote publiek met de statistiek zeer wel te bereiken valt,
mits men den juisten weg daartoe weet in te slaan.
Di. Ph. J. IDENBURG.
2)
Zie E.-S.B. van 13 November jI.
HET DEBAT OVER PRIJSCONTRÔLE IN DE
VEREENIGING VOOR DE STAAT-
HUISHOUDKUNDE.
Over de praeadviezen inzake ,,Overheidscontrôle op
prijzen en inkomens”, waarvan in’ het nummer van 13
November jl. in dit weekblad een overzicht wei’d gegeven, is in de jaarvergadering van de Vereeniging voor de Staat-
huishoudkunde en de Statistiek, welke
01)
16 Npvernber
te Amsterdam werd gehouden, op de in deze Vereeniging
gebruikelijke, opgewekte en prettige wijze gediscussieerd.
De bespreking heeft zich in hoofdzaak geconcentreerd
op de principieele beteekenis van de prijsvorming. Dat in
tijden van groote goedei’enschaarschte, zooals wij die thans
beleven, inperking van de vrijheid van consumptie en vast-
stelling van maximumprijzen ten behoeve van minder
draagkrachtige consumenten praktisch niet wel te vermij-
den is, was bij allen ,,in confesso”. Vij hebben ter ver-
gadering geen stem vernomen om dit te ontkennen. Vrij-lating van de prijsvorming zou bij de bestaande ongelijk-
heid van inkomens tot een dusdanige opeenhooping van
goederen bij enkelen ten koste van de groote massa leiden,.
dat de Overheid wel gedwongen is tot prijszetting en rant-
soeneering. Men kan deze op meer of minder doeltreffende
wijze regelen; de praeadviseur Drs. Carmiggelt
heeft om-
trent dit punt in zijn schriftelijke en mondelinge uiteen-
zettingen enkele wenken gegeven, liet principe van de prijscontrôle in tijden van acute en hevige schaarschte
werd ter vergadering door niemand verworpen, althans
niet voor al die goederen, die voor het dagelijksch levens-
onderhoud in den ruimsten zin benoodigd zijn of aan de
productie daarvan moeten worden dienstbaar gemaakt.
Voor luxegoederen ligt de zaak anders; daar kan men
meer vrijheid laten, en
Drs. Carmiggelt wilde uit hooge
prijzen voor deze goederen en uit de daardoor ontstaande
winsten zelfs de middelen vinden om meer algemeen
benoodigde zaken tot lageren prijs beschikbaar te stellen langs den weg van- toeslagen en subsidies aan de produ-centen. Vrije prijzen moeten echter in tijden van grooten
nood uitzondering, gebonden prijzen (gepaard aan rant-
soeneering der consumptie) den regel vormen.
Groot meeningsverschil heerscht echter ten aanzien
van de vraag, of men de prijscontrôle der Overheid ook
noodig heeft in tijden, waarin een betrekkelijke overvloed aan goederen bestaat en waarin dus een ruime en hopelijk
stijgende behoeftenbevrediging der menschen zal kunnen
plaatsvinden. Dit vraagstuk zal terstond weder groote
actualiteit verkrijgen, wodra de huidige oorlog zal zijn
beëindigd en de internationale uitwisseling van goederen
en diensten weder hersteld zal kunnen worden. Met be-
trekking tot de prijsvorming in de vredeseconomie ston-
den de voorstanders der ,,ge]eide” economie tegenover
hen, die in vrijheid van productie, prijsvorming en con-
sumptie het beste middel zagen ter verkrijging van een
maximum aan behoeftenbevrediging. Vele nuanceeringen tusschen de beide uitersten kwamen
in de bespreking van dit vraagstuk naar voren. Als wij de
sprekers zouden moeten klasseeren, zoo meenen wij, dat
de beide uitersten gevormd worden door
Drs. 11′. 11″illenis
eenerzijds, die zich als steeds een voorvechter der vrije
prijsvorming betoonde, en
Di’s. Carmiggelt
anderzijds, dieop
grond van de door hem gehuldigde sociaal-democratische
beginselen een zoo veel mogelijk planmatig geleide economie
tot zijn economisch en maatschappelijk ideaal heeft gemaakt.
Dicht bij het standpunt van de volledige economische
vrijheid stonden voorts
Prof. C. A. Verrijn Stuart,
Prof. TV. C. Mees R.jlzn.
en, zij het met eenige meer-
dere reserve, ook schrijver dezes. De hier genoemden
zijn allen geporteerd voör zekere inperking van de
economische vrijheid ten aanzien van het geldwezen,
de eerst- en laatstgenoemden in den vorm van een ratio-
neel geregeld a-metallisme, Prof. Mees in den vorm van
het ook ditmaal weder door hem verdedigde ,,herleidings-
stelsel”; binnen het kader van deze monetaire binding
27 November 190
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
711
willen zij echter in het algemeen de welvaartsontwikkeling
aan het Vrije spel der krachten overlaten.
Niet ver van dit standpunt stond blijkens zijn praeadvies
ook
Prof. Kreukniet.
De door dezen erkende wenschelijk-heid van Overheidsinterventie in de prijsvorming. ten aan-
zien van speciale gevallen, waarin non-interventie kennelijk
niet leidt tot een maximum aan behoeftenbevredigiig – b.v.
monopolistische prijsopdrijving ten detrimente van den con-
sument —werden in vele gevallen ook door de voorstanders
der vrije prijsvorming aanvaard, daar deze laatsten de
vrijheid niet zien als een dogma, doch slechts als een middel
om tot een bepaald doel, t.w. zoo groot mogelijke stoffelijke
en geestelijke welvaart, te geraken, zoodat in beginsel elk
ingrijpen ten aanzien van liet middel geoorloofd is, wanneer
daardoor liet ddel beter en zonder op ander gebied schade
aan te richten kan worden bereikt of benaderd.
Sommige voorstanders der vrije economie, waaronder
schrijver dezes, gaan ten aanzien van het ingrijpen der Overheid in het economisch leven zelfs nog een stapje
verder dan
Prof. Kreukniet
in zijn praeadvies scheen te
doen. Deze praeadviseur had in liet bijzonder het geval
van monopolistische prijsopdrijving onder de oogen ge-
zien en ten aanzien daarvan Overheidsingrijpen geoorloofd
geacht, daarbij overigens eenigen twijfel uitende ten aan-
zien van de prakti3che vraag, of het bepalen van
maximum-prijzen wel feilloos kan geschieden. Naar aan-
leiding hiervan werd opgemerkt, daf een enkele prijscon-
trôle in dit geval niet veel anders dan ,,Kurier.en am Symp-
tom” zou beteekenen en dat de taak van de Overheid ten
aanzien van monopolistische uitwassen, gelijk schrijver
de7,es met een beroep op Turgot en Smith betoogde, veeleer
diende te bestaan in het scheppen van de mogelijkheid
tot verruiming eener eerlijke concurrentie. Maar behalve
het geval van prijsopdrijving moet ook dat eener
ongezond
lage
prijsnoteering in den vorm van ,,dumping” op binnen-
en buitenlandsche markten en van andere soorten van onge-
wenschte en voor gezonde continuïteit van het beclrijfs-
leven fnuikende prijsdiscriminatie onder het oog worden
gezien. Schrijver dezes meende, dat dit geval in de beschou-
wingen van
Prof. K,eukniet
onvoldoende tot zijn recht was gekomen en dat juist ten aanzien van te lage prijs-
noteering in een aantal gevallen op effectiever wijze door
de Overheid tot prijszetting kan w’orden overgegaan, dan met
betrekking tot te hooge prijzen als gevolg van monopolies. Wij komen thans tot den anderen vleugel, gevormd door
de voorstanders der ,,geleide” economie. Ook hier zijn
verschillende nuances. Alle aanhangers van zulk een eco-
nomie waren het erover eens, dat economische vrijheid
niet tot een maximum aan volkswelvaart leidt en dat het belang van de gemeenschap in de vrije economie veelal
wordt opgeofferd aan dat van het individu. Maar tea aan-
zien van de mate van ,,leiding”, welke van de Overheid
wordt verlangd, bleken toch niet onaanzienlijke meenings-
verschillen te bestaan. Velen hadden uit het praeadvies van
Mr. Dr. H. J. oon
Brucken Pock
begrepen, dat deze een voorstander was
van vrijwel volledig ,,geleide” economie met alzijdige
contrôle van de Overheid op prijzen en inkomens. Dit bleek intusschen niet geheel de bedoeling van dezen praeadviseur
te zijn.
Prof. Mr. C. JVeststrate maakte attent op een be-
paalde passage in het praeadvies, waarin Mr. v. Brucken
Fock de prijsvorming als resultaat van vraag en aanbod, niet
onder alle omstandigheden” wilde aanvaarden; hij stelde
daarop de vraag, onder welke omstandigheden hetvrije spel
van vraag en aanbod dan wèl en onder welke dit niet aan-
vaardbaar zou moeten zijn; op het door hem zelf op deze vraag gegeven antwoord komen wij zoo aanstonds terug.
Mr. i’on Brucken Foch
zette in zijn repliek uiteen, dat
hij in het algemeen bereid was de prijsvorming Vrij te
laten, echter alleen onder deze voorwaarde, dat de prijzen
een ,,rechtvaardig’, di. voor het welzijn van de geheele
volksgemeenschap bevorderlijk, karakter zouden dragen.
Primair bleek voor hem dus de vrije prijsvorming, die echter
voortdurend moet worden gecontroleerd en c.q. gewijzigd,
zoodra de eischen der volksgemeenschap dit met zich brengen.
Een. standpunt, dat hier zeer dicht bij komt, werd ver-
dedigd door
Dr. R. van Cenechten,
die er op wees, dat de
tijd van groote economische vrijheid – hij sprak van een
,,mythe der vrijheid” in de 19e eeuw was uitgemond
in een periode van toenemende kapitalistische verstarring
en dat het menschdom thans de keuze heeft tusschen
drieërlei: 1. bestendiging en verergering van deze ver-
starring; 2. algeheel communisme; en 3. beperkte vrijheid,
dus gecontroleerde prijsvorming in liet belang van de volks-
gemeenschap, waarin zich de prijsvorming voltrekt. Per-
soonlijk achtte spreker deze laatste mogelijkheid de beste
en thans ook zeer wel voor verwezenlijking vatbaar, waarbij
hij zich overigQns niet begaf in een concrete heoordeeling
van de crjteria voor het Overheidsingrijpen.
Dit laatste had Mr. oon Brucken Fock
wel gedaan, zoo-
wel in een veelbesproken en ook in het nummer van 13
November van dit weekblad aangehaalde passage in zijn
praeadvies, als in zijn mondelinge toelichting ter vergade-
ring. Zooals gezegd, verlangt deze praeadviseur ,,recht-
vaardige” prijzen; de prijzen mogen niet onredelijk hoog
zijn, en ook niet zôô laag, dat voor den producent en zijn
medewerkers niet meer een redelijk bestaan zou overschieten.
Verschillende opmerkingen werden naar aanleiding van
dit standpunt gemaakt. Zoo wees
Prof. C. A. Verrijn
Stuart
er op, dat het in den gedachtengang van den prae-adviseur de Overheid moet zijn, die bepaalt, wat redelijk
en wat onredelijk moet worden geacht, en dat,
wil
zulk
een Overheidsmacht niet op pure willekeur berusten, de
prijszetting moet beantwoorden aan de gevoelens van de
groote massa des volks, welke bereid moet zijn om alle,
zoo veelvuldig voorkomende tegenstrijdigheden van ver-
langens en belangen terzijde te stellen terwille van de van
gemeenschapswege voorgeschreven gedragslijn. Dat nu ver-oischt een algeheele verandering van de menschelijke menta-
liteit en deze spreker vroeg zich af, of, als zulk een verande-
ring zich eenmaal zou hebben voltrokken, een diep ingrijpend
Overheidsinterventionisme nog wel noodig zou zijn.
Ook werd opgemerkt, dat de criteria van
Mr. oon B,uchen
Fock
niet zonder enige vaagheid waren en in zeker op-
zicht zelfs tot bedenkelijke gevolgen zouden kunnen leiden.
De voorstanders der zg. vrije prijsvorming zien in den
prijs niet anders dan een resultante van de begeerten der
koopers eerierzijds en van de op schaarschte aan aanwezige
natuur- en arbeidskrachten berustende minimum-eischen
der verkoopers anderzijds; op deze wijze bezien, wordt
dus de prijs een indicatie van de in de maatschappij voor-
komende behoeften en een richtsnoer voor. de productie
en voor de daaruit voortspruitende inkomensvorming der
medewerkers aan de voortbrenging. Dit richtsnoer vertoont
gebreken en kan op bepaalde punten, welke wij reeds
noemden, worden verbeterd. Perfekt is het zelden, maar men
is er tot dusverre niet in geslaagd een beter te vinden.
In dezen gedachtengang past niet het beginsel van recht-
vaardigheid” in den zin van een minimum-bestaan voor
den producent; dezen zij een behoorlijk bestaan van harte
gegund, wanneer de diensten, welke hij met zijn productie
aan zijn afnemers bewijst, voldoende waardeering bij deze
laatsten vinden; maar als deze waardeering er eens niet
is of slechts onvoldoende groot is, dan heeft de eisch van
een redelijk bestaan bedenkelijke gevolgen, zoodra de Staat
daarvoor in het geweer zou komen. Dan toch zou ten be-
hoeve van producenten, die feitelijk onvoldoende waarden voortbrengen, van Overheidswege een bestaan worden ge-
schapen, dat moeilijk als anders dan parasitair kan worden gekenschetst. De voorbeelden in de geschiedenis zijn vele om aan te toonen, dat dit kevaar geenszins denkbeeldig is.
Ook vele, ja de meeste voorstanders van vrije prijsvor-
ming erkennen, het zij nogmaals herhaald, dat zij correctie
daarvan op een aantal punten geoorloofd en zelfs wensche-
lijk achten; maar voor hen blijft toch de noodzaak gelden, dat duidelijke criteria van interventie worden aangegeven
en dat aan het beginsel van prijsvorming als resultante
van vraag en aanbod als zoodanig niet w’ordt getornd; het
712
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
blijve de regel, liet ingrijpen zij de uitzondering.
Ter vergadering kregen wij den indruk, dat
Mr. 90fl
Brucken Fock hij de nadere formuleering van zijn standpunt in antwoord op de opmerking van
Prof. JVaststrate
tenslotte
toch vrij dièht genaderd was tot de meehing dergenen ,die een
slechts geringe beperking van de vrijheid van prijsvorming
voldoende achten en dat uiteindelijk wel een zekere conver-
gentie der meeningen verkregen zouworden, indien men nog
langer zou door discussieeren, dan op lGNov..kon geschieden.
Wat het standpunt van
Prot.
lT’estsirate betreft, zoo
bleek, dat deze een prijs als ,,rechtvaardig” beschouwt, wanneer deze tot stand is gekomen onder voorwaarden
van ,,perfect competition”. In het algemeen lijkt ook ons
dit standpunt aanvaardbaar, maar er zijn omstandigheden,
waarin liet anders kan zijn. Wij denken hier al weder inzon-
derheid aan ,,durnping”-praktijken in den ruimsten zin.
W
7
anneer een bedrijf werkt niet een normale speling in zijn vaste kapitaalinstallaties, dan kan liet voorkomen, dat voor
individueele ondernemers zekere additioneele orders tot
)rijzen, liggende beneden het gemiddelde kostenpeil, nog
alleszins loonend zijn, en dat niettemin een dergelijke prijs-
noteering voor het bedrijf als geheel en voor deszelfs con-tinuïteit bedenkelijk moet worden geacht. Talkomen vrij-
heid van concurrentie kan derhalve in zulk een geval ver-
keerde gevolgen hebben. 1-let is de vraag, of het der Over-
lieid steeds gemakkelijk zal vallen om hier passende regelen tegen te lage prijzen vast te stellen en of niet veelal de rege-
ling van deze aangelegenheden beter aan de belanghebben-
den zelve kan worden overgelaten; maar in beginsel is in
zulke gevallen Overheidsinterventie niet
a priori
verwer-
pelijk. 1-let komt ons dus voor, dat men er ook met de for-
mule van
Prof. Weststrate
nog niet is en dat er volkomen
vrije concurrentieprijzen kunnen zij
ii,
die niettemin niet
,rechtvaardig” zijn te achten.
Wij mogen deze nabetrachting niet te lang maken en
volstaan daarom nog met de vermelding, dat ook
Mr. L.
G.
i-‘an Dam
zich een voorstander van in belangrijke mate
,,geleide” economie betoonde en vooral pleitte voor van
Overheidswege opgelegde calculatieschema’s voor liet be-drijfsleven; dat
Dr. W. L. Valk
een lans brak voor het door
hein in woord en geschrifte gepropageerde denkbeeld der
winstnormalisatie als middel van conjunctuurheheersching;
dat
Dr. A. Bijl,
ten dezen voortreffelijk van repliek gediend
door
Prof. Kreukniet,
het rentabiliteitsbeginsel als verkeer-deri ballast uit het economisch leven verwijderd wilde zien
en het pleit voerde voor uitvoering van onrendabele werken
ter bestrijding der werkloosheid; en dat de heer J. 9an der
Wijk tegenover de door Prof. Kreukniet gevolgde methode
der ,,praateconomie” een ,,discours de la méthode” stelde,
waarin hij de econometrische wij ze van onderzoek verdedigde.
De vergaderingen van de Vereeniging voor de Staathuis-
houdkunde dienen, gelijk men weet, niet om tot een be-
paalde conclusie te komen. Men beperkt zich tot een be-
spreking van het aan de orde gestelde onderwerp, maar er
wordt niet pro of contra bepaalde standpunten gestemd,
zooals dat in andere vereenigingen wel gebruikelijk is.
Of er op 16 November een meerderheid of een minderheid
ter vergadering was ten aanzien van het nut van Overheids-
prijseontrôle, hetzij beperkt, hetzij universeel, laat zich
niet nagaan, en het zou ook zeker niet wenschelijk zijn om
de toevallige constellatie van zulk een jaarvergadering
zich hierover hoofdelijk te doen uiten. 1-let resultaat van
vergaderingen als deze dient men te zoeken in de meerdere
of mindere mate van verheldering van denkbeelden ten
aanzien van de aan de orde gestelde vraagstukken. Onder
dezen gezichtshoek bezien, was de vergadering van 16
November, naar het ons wil voorkomen, een waardevolle
schakel in de groote reeks van bijeenkomsten, die de Ver-
eeniging sinds vele decennia heeft georganiseerd, en wij
twijfelen niet, of de deelnemers, onverschillig welk stand-
punt zij ten aanzien van de Overheidsinterventionisme in-nemen, zullen met genoegen aan deze bijeenkomst terug-
denken.
G. M. V.
s
EEN SCHADEREGELING UIT
HET BEGIN
DER
19e EEUW.
II.
De wettelijke regeling vande gevolgen van cle buskruit-
ramp, die de stad Leiden in 1807 trof, krijgt in onze dagen
weder een zelcere actualiteit. In een beschouwing, opge-
nomen in liet nummer van 13 November van dit week-
blad, schetsten wij aan de hand van de inkomsten, vermeld
in een opstelling van inkomsten en uitgaven, opgemaakt
uit de ,,Algemeene Rekening wegens de Ramp aan de Stad
Leyden overgekomen op den 12den Januarij 1807″, op
welke wijze de Regeering en de bevolking van het toen-
malige Koninkrijk holland de getroffen stad en haar
burgers te hulp zijn gelcomen. Zoowel het complex van
overheidsvoorzieningen als het resultaat der inzameling mochten den indruk wekken, dat onze voorvaderen zich van hun verplichtingen tegenover hun gedupeerde land-
genooten
01)
loffelijke wijze hebben gekweten. Rest ons
thans na te gaan, op welke wijze de bijeengebrachte nijd-
delen zijn besteed.
U itgaoen.
rpen aanzien van de bijdragen van liet Rijk is zulks goed-
deels overbodig, aangezien deze, gelijk uit de opsomming
in de voorafgaande beschouwing bleek, alle niet een be-
paalde bestemming zijn verleend. Wij mogen ons dus thans
bepalen tot de verdeeling van de opbrengst der inzameling
tezamen met hetgeen de verkoop van afbraak, materialen
ed., heeft opgebracht, een bedrag uitmakende van
1 1.345.000.
l)e bestemming dezer gelden is geregeld in een ,,Regle-
ment van Schadevergoeding”, vastgesteld hij Koninklijk
Decreet van 5 October 1807. Waar niet vaststond, dat alle geleden schade zou kunnen worden vergoed, diende uiter-
aard een rangorde bij het verstreklcen der uitkeeringen in
acht te worden genomen, welke hieronder is weergegeven.
1. Allereerst zouden betaald worden de onkosten, ge-
maakt om in de behoeften der inwoners in den eersten tijd
na de ramp te voorzien, alsmede de kosten, die de oprui-
ming der ruïnes medebracht.
2. Vervolgens zou volledige schadevergoeding gegeven
worden aan allen, die, hetzij
ná liet lijden der schade slechts 1 500 of minder
vermogen bezaten; hetzij
aan winkelgoederen of gereedschappen, tot uitoefe-
ning van hun ambacht benoodigd, schade hadden geleden.
3. Voorts zou aan de eigenaren der perceelen op het
door den Staat onteigende terrein een derde gedeelte der
waarde hunner perceelen worden vergoed. Zooals wij reeds
eerder vermeidden, werd de waarde van den grond aan hen
op basis van taxaties van deskundigen uitgekeerd.
4. Deze betalingen geschied zijnde, werd uit de restee-rende middelen de nog niet vergoede schade betaald naar
liet volgende in het Reglement tot uitdrukking gebrachte
beginsel: ,,in omgekeerde evenredigheid tot het vermogen
der personen, die de schade geleden hebben, zooals dat
vermogen was nh het lijden van de schade; zoodat, naar
mate iemand meer vermogen heeft overgehouden, hij min-
der schadevergoeding zal erlangen”. Daartoe moesten
zij, die schadevergoeding begeerden, zich hij een commissie
opgeven onder een ,,klasse van reële gegoedheid”, zooals
die nh het lijden der schade was. Deze commissie heeft
aan de hand van in het Reglement gegeven richtlijnen de
schadevergoeding voor de onderscheiden , ,klassen van reële
gegoedheid” vastgesteld, waarna de in de navolgende
tabel (zie bovenaan volgende bladzijde) vermelde percen-
tages van het schadebedrag tot uitkeering zijn gekomen.
Volledigheidshalve zijn in deze tabel ook de aantallen
begunstigden, alsmede de bedragen, die per klasse zijn
uitbetaald, opgenomen, terwijl deze verschillende gegevens
ook voor personen, die nh het lijden der schade f 500
of minder bezaten, zijn vermeld.
27 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
713
,,Klasse van mOle gegoedheid”
1-
idt liet lijden der schade
0
500 oi daar beneden 100 OCt.
1044 t 175.596
van boven ,,
500 tfni .,
1.000
100
497
150.138
1.000 ,,
,,
2.000
96.3
264
,, 98.176
2.000 ,,
,,
4.000
85.6
154
,, 74.955
4.000
,,
8.000
74.9 ,,
125
103.342
8.000 ,,
,, 16.000
64.2 .,
113
,, 95.129
16.000 ,,
,, 32.000
53.3 ,,
71
,, 66.484
31.000 ,,
., 64.000
41.8 .,
47
,, 44.760
64.000 ,,
,, 128.000
32.1
30
,, 45.890
128.000 ,,
,,256.000
21.4
8
7.777
boven ,, 256.000
10.7 ,,
2 ,,
1.267
2355 t 863.514
In één opzicht bestond de mogelijkheid op de hierboven
vermelde volgorde der uitkeeringen een uitzondering te
maken. Bij het Reglement was ni. bepaald, dat de gelden,
die rechtstreeks aan het stadsbestuur werden toegezonden,
moesten vdrden verantwoord aan het Fonds, waarin de
voor de ramp bijeengebrachte gelden werden gestort,
zulks evenwel onder aftrek van de bedragen, die het stads-
bestuur noodig had ,,tot voorziening in den toestand van
zoodanigen, ve1ken zonder dadelijken onderstand aan ar-moede en gebrek zouden zijn overgegeven geweest”.
Bezien wij thans de verschillende uitkeeringen nader.
Vergoeding voor vinkelgoederen en gereedschappen.
Om begrijpelijke redenen heeft men de ten aanzien van
de uitrusting en de voorraden van de vele kleine bedrijven
geleden schade volledig hersteld. Niet minder dan 266
neringdoenden hebben ter zake uitkeeringen genoten, waar-
mede een bedrag van ruim f 50.000.- gemoeid was. Ver-
meldenswaard is nog, dat deze uitkeeringen in natura
hebben plaats gevonden. De Memorie van
rroelichting
op
de ,,Algemeene Rekening” vermeldt hier, dat de onder-
vinding had geleerd, dat het onvoorzichtig was sommen
gelds van eenige beteekenis aan sommige beschadigden uit
den minderen stand ter hand te stellen! Uitkeeringen voor
bedrij fsschade hebben niet plaats gevonden.
Vergoeding Ier zake van schade aan onroerende goederen.
Over het geheel genomen, is het onroerend goed voor de
schadevergoeding over één kam geschoren met de artdere
vermogensbestanddeelen als huisraad, lijfgoederen en de
gebruiksvoorraden der huishouding. De eenige uitzondering
hierop vormde voor de betrokken eigenaren de voorrang
voor een derde gedeelte van de waarde der huizen, die op
het door den Staat onteigende terrein hadden gestaan.
Met de belangen van hen, die met hypotheken bij be-schadigde onroerende goederen betrokken waren, blijkt
rekening gehouden te zijn, al is ook de Memorie van Toe-
lichting op dit punt niet geheel duidelijk. Overigens was,
althans van de perceelen die op het onteigende terrein
stonden, het aantal bezwaarde eigendommen slechts van
ondergeschikte beteekenis. De eigenaren van beschadigde
huizen waren ingevolge het ,,Reglement van Schadever-
goeding” verplicht deze te herstellen in zulk een staat, ,,dat
het uitwendig aanzien der stad door geene overblijfsels
van verwoesting of ledige vakken ontsierd worde”. In
deze bepaling komt de wensch de ter zake van onroerend
goed uitgekeerde schadevergoeding zooveel mogelijk over-
eenkomstig de bestemming gebruikt te zien mede tot
uitdrukking.
Onderstand aan behoeftigen.
Het bedrag van nagenoeg f 23.000, dat hiervoor besteed
is, schijnt in verhouding tot voor andere doeleinden
uitgekeerde bedragen zeer bescheiden. Ruim zestig per-
sonen zijn voor korter of langer tijd gesteund, doch de
uitkeeringen waren, zooals in dien tijd gebruikelijk, zeer
gering. Ongetwijfeld zijn deze uitkeeringen aan het uiterst
lage welvaartsniveau, waarop de armste lagen van de be-
volking van een in diep verval verkeerende fabrieksstad, gelijk Leiden in het begin der vorige eeuw was, leefden,
aangepast ‘). f 12.000.- werd voorts op last des Konings
aan een armen-inrichting tot werkverschaffing geschonken.
Schadevergoeding in verband met den (velstand.
Toen volledige schadevergoeding niet mogelijk bleek
-. circa f 350.000 heeft aan de beschikbare midde-
len ontbroken om hiertoe te geraken -, is een reductie
op de uitkeeringen der welgestelden toegepast, op de wijze,
zooals wij zulks hierboven reeds in het licht hebben gesteld.
Dat de beter gesitueerden zich een zekere korting op de
schadevergoedingen hebben moeten laten welgevallen, toen
de middelen ontoereikend bleken, is iets, waar wij ons
niet over verwonderen; eenigszins vreemd doet evenwel
de gevolgde methode aan.
Immers, niet de vermogenstoestand vébr het lijden
der schade of de omvang der geleden schade zelve, doch
uitsluitend de vermogenstoestand ná het lijden der schade
bepaalde het percentage der schade-uitkeering. hoe zon-derling dit systeem moest werken, bijv. ten opzichte van
twee personen, die ieder véér de ramp f 30.000 rijk wareh en waarvan een na de ramp f 1000, de ander
f 20.000 over had gehouden, blijkt aanstonds, daar eerst-
genoemde nh de schadë-uitkeering vêer f 30.000, de
tweede f 25.330 rijk geweest zou zijn. Inmiddels schijnen
dergelijke minder gewenschte consequenties van het stelsel
niet veel voorgekomen te zijn en de toegepaste regeling
wordt in de meergenoemde Memorie van Toelichting als
zeer billijk geprezen.
Voorschotregeling.
De schadevergoedingregeling is aangevuld met een
voorschotregeling ten behoeve van hen, die met de vergoe-
ding ter zake van de toegebrachte schade niet konden
volstaan. De gelden hiertoe zijn verkregen door een
leening van f 100.000 bij eenige kapitaalkrachtige per-
sonen aan te gaan. Omtrent de middelen, die tot de rente-
betaling en aflossing dezer geldleening hebben gediend,
werd in onze vorige beschouwing reeds een en ander mede-
gedeeld. Velen hebben van de rentelooze voorschotten
geprofiteerd.
Rest ons volledigheidshalve nog te vermelden, dat om-
trent de beginselen van de waardeering der schaden in de
,,Algemeene Rekening” weinig wordt medegedeeld. Moei-
lijkheden hiermede hebben zich blijkbaar niet veelvuldig
voorgedaan.
1-liermede moge dan voor de regeling van de gevolgen der sedert lang vergeten Leidsche ramp worden volstaan.
De terugblik was opwekkend; de Nederlandsche bevolking
heeft het ,,veege Leyden” niet aan zichzelf overgelaten.
Moge, nu ons Vaderland in den maalstroom van het oorlogs-
gebeuren is getrokken, dezelfde trouw en toewijding be-
toond worden bij het treffen der maatregelen die tot leni-
ging van den hieruit voortvloeienden materieelen nood
moeten strekken.
GLASZ.
1)
Prof. P. J. Blok. Geschiedenis eener Hollandsche Stad, vierde deel, vermeldt, dat in December 1805 van de nauwe-
lijks 31.000 inwoners der stad ruim 3000 geregeld werden
bedeeld; 440 waren in zoogenaamde minnehuizen be-
steed (blz. 77).
DE THEEPOSITIE.
Verlaging van het restrictiepercentage.
In ons laatste overzicht van de theepositie
1),
naar aan-
leiding van het besluit van het internationale theecomité
om het uitvoerpercentage voor 1940/41 op 95 vast te
stellen, konden wij met betrekking tot de theemarkt
niet optimistisch zijn, en voor Ned.-Indië voorzagen wij
onaangename gevolgen. Sedertdien heeft het inter-
nationale comité besloten het uitvoerp.ercentage voor
het loopende jaar van 95 tot 90 te verlagen, en, hoe
schaarsch de statistische gegevens over het artikel ook zijn,
meenen wij, dat het toch mogelijk is met behulp daarvan
tot een conclusie te komen.
Door zijn besluit, het uitvoerpercentage voor het ge-
eindigde restrictiejaar 1939/40 op 95 vast te stellen, zou
1)
Zie E.-S. B. van 13 Maart 1940.
714
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
het internationale comité onder normale omstandigheden
een teveel op de theemarkt hebben veroorzaakt. Dit be-
sluit werd echter op 5 October 1989 genomen onder den
druk der oorlogsomstandigheden en van den geringeren
uitvoer van China. Door de oorlogsomstandigheden en
het daardoor dreigende gevaar van een tekort aan scheeps-
ruimte werd de vraag naar thee voor het aanleggen of
vergrooten van voorraden grooter en dit compenseerde den verminderden afzet in Midden-Europa. Bovendien
deed de Britsche Regeering groote aankoopen in Britsch-
Indië en op Ceylon, terwijl de export uit China klein
was. Hoewel men statistisch een surplus van ongeveer
80 millioen lhs. van de exporten boven het geschatte
verbruik der invoerlénden kon berekenen, was zulks
onder de gegeven omstandigheden niet
gevaarlijk:
hoe-
wel de consumptie op zichzelf de vergrooting van het
percentage niet rechtvaardigde. –
Nadat het internationale, theecomité aanvankelijk
het uitvoerpercentage voor het restrictiejaar 1940/1941
op 95 had gehandhaafd, besloot het, blijkens een bericht
in de ,,Frankfurter. Zeitung” omstreeks begin Juli, toch
de restrictie met 5 pCt. te verscherpen. Blijkens een
mededeeling in het Tea and Coffee Trade Journal is dit
besluit gemotiveerd, door te wijzen op de verschepings-
moeilijkheden, doch naar onze meening zal daaraan dc
uitbreiding van de vijandelijkheden op het Europeesche
continent en het onder Duitschen invloed komen van
eenige landen niet vreemd zijn geweest. Denemarken,
Noorwegen, België, Frankrijk en Nederland toch absor-
boeren per jaar tezamen ongeveer 30 millioen lbs., terwijl
de export naar Oost-Europa ook grootere belemmeringen
moest ondervinden dan véér April van dit jaar.
De uiWoer ‘pan thee.
Na de verscherping der restrictie wordt de uitvoer van
thee uit Britsch-Indië, Ceijlon
en
i’Vederlandsch-indië
voor het restrictiejaar 1940/1941 gelimiteerd op onge-
veer 727k millioen lbs., onge,acht den grooteren carry-over,
die op 31 Maart 1940 heeft bestaan (42 millioen lbs,
tegen 25 millioen
0
1
)
31 Maart 1939). Daarbij komt dan
nog de uitvoer van de Britsche gebieden in Afrika, van
China, Japan, Formosa, Fransch Indo-China en Mozam-
bique. De ‘belangrijkste exporteur is, na de drie volkomen
restrictielanden,
China.
In 1939 is de uitvoer van dit land
belangrijk minder geweest dan in vorige jaren (nog geen 50
millioen lbs., tegen vroeger meer dan 80 millioen). In
het begin van dit jaar trad in de exporten echter een be-
langrijke vergrooting in (in het eerste kwartaal netto
ongeveer 32 millioen lhs., tegen in het overeenkomstige
tijdvak van 1939 ongeveer 12 millioen), wat er op zou
wijzen, dat 1940/1941 een grooteren uitvoer kan brengen.
Daarbij moet echter worden bedacht, dat het transport
grootere moeilijkheden ondervindt in verband met den
toestand in het Verre Oosten en dat de Japanners het
belangrijke centrum voor de theecultuur in Tsjekiang,
nl. Linan, hebben bezet. Van hoe groote beteekenis
China echter de thee beschouwt, moge blijken uit een
bericht, dat de Regeeri,.ng te Tsjoenking besloten heeft
de reeds bestaande Chineesche Thee-Maatschappij tot
een staatsmonopolie-bedrijf te maken, dat de geheele
Chineesche theeproductie zal controleeren. Zoowel door
vei’grooting van den thee-aanplant – hetgeen 4 â 5 jaar
tijd kost, alvorens het eerste product wordt verkregen –
als door verbetering van de kwaliteit hoopt men de be-
teekenis van de thee voor de Chineesche volkswelvaart
te vergrooten, terwijl voor den uitvoer de blik weer in sterkere mate op Rusland wordt gericht. De uitvoeren
van
Japan
en
Foi-mosa
bevinden zich reeds enkele jaren
in stijgende lijn, evenals die van
Fraasch indo-China.
Terwijl echter van Japan en Formosa tezamen, tenzij de
oorlog zich voor Japan zou uitbreiden, in 1940/41 wederom
een grootere uitvoer kan worden verwacht, maakt de politieke toestand in Indo-China het dubieus, of voor
dit
g
ebied dezelfde verwachting kan worden uitgesproken.
De uitvoer uit de
Britsche en Fransche gebieden in
Afrika
zal zeer vermoedelijk den invloed van den oorlog
ondergaan, hoewel de mogelijkheid bestaat, dat de export
naar Zuid-Afrika in beteekenis zal toendmen. In 1939
kwam ongeveer 4 pCt. van den invoer uit deze gebieden,
meer dan de helft, nl. 18.8 millioen lbs. uit Ceylon, terwijl
Ned.-Indië ongeveer 30 pCt. voor zijn rekening nam.
Vatten wij samen, dan kunnen wij den wereldthee-
uitvoer in 1940/41, transportmoeilijkhedeti voor de restric-
tielanden even daargelaten, als volgt taxeeren:
Britsch-I ndië, Ceylon en Nederlandsch-
Indië (zonder wijziging in den carry-
over)
……………………….
727
2
1
L
mili. lbs.
Britsche en Fransche gebieden in Afrika,
oneveei
22k,,,,
Outsiders
………………ongeveer
150
rfotale wereld-expoi-t-capaciteit: ongeveer 000 mill. lbs.
,De thee prijs gestegen.
1
–
loewel het vrijwel ondoenlijk is zich omtrent de trans-
portmoeilijkheden een goed beeld te vormen, meenen
wij toch, op grond van Amerikaansclie gegevens, te mo-
gen aannemen, dat deze tot nu toe geen belemmering
voor den uitvoer zijn geweest. Wij baseeren deze meening
op de volgende feiten: wel verre van dat er, evenals in
den wereldoorlog, een accumulatie van voorraden in de
productielanden met daarmede gepaard gaande prijs-
daling plaats heeft, wordt juist het tegenovergestelde
bericht. Toen in Augustus j.l. de theeveilingen té Calcutta
en Colombo werden hervat, geschiedde dit tegen voor de
gewone en betere soorten hoogere prijzen. Ook van For-
mosa werden hoogere prijzen gemeld; het Tea and
Coffee Trade Journal deelt voorts mede, dat te Batavia
de prijzen belangrijk hooger waren en de voorraden van
sommige sorteeringen volkomen uitgeput zijn, terwijl tot
1941 geen Sumatra-theeën mcci- beschikbaar zouden
zijn. lIet geeft in het October-nummer de volgende prijs-
ideeën vooi- Amerika: Java B.P. 22 â 27, O.P. 24 é 29
en B.O.P. 23 è 26 dollarcent; in liet September-nummer
worden als loco-noteeringen in Ned.-lndië genoemd
voor gewone B.O.P. en O.P. 23 i 24, tot zelfs 28 è 29
voor goede en voor Pecco 27 k 28 dollai-cent. Juist omdat
dit over de hele linie het geval is, zal er geen markt-
constellatie denkbaar zijn, die duidelijker weergeeft, dat
hier geen belemmeringen zijn. Alleen op Formosa ont-
staan voorraden, doordat de planters daar niet tegen de
vigeerende prijzen – 18 è 18.1 dollarcent – wenschen
te verkoopen.
liet thee perbruik.
Wat de ahsorptie van thee betreft, zijn er enkele feiten
van groote heteekenis. In
Groot-Jirittannië
is de thee
gerantsoeneerd, waardoor het j aarlijksche verhiuik daar
beperkt is tot 310 á 315 millioen lbs. Dit heteekent, on-
geacht het belangrijke militaire verbruik en de extra-rant-
soenen, een verlies aan absorptievermogen van ongeveer
120 millioen lbs. per jaar.
Een ander onaangenaam feit voor de theepositie is,
dat het
Europeesche continent
als consument vrijwel is
uitgeschakeld. Nu moet de beteekenis daarvan niet w’or-
den overschat. De belangrijkste theeverbruikers zijn de
Engelschen en leren. ‘Tan het totale Europeesche thee-
verbruik in 1938 ad 551 millioen lbs. kwam 454 millioen
lbs. op rekening van Groot-Brittannië en den lerschen
Vrijstaat, zoodat voor overig Europa 97 millioen lbs.
resteerde. Daarvan kwam dan nog ongeveer 37 milhioen
lbs. op rekening van Rusland,
dat uit China en via Siberië zijn behoeften kan dekken. Hiermede rekening houdende
blijft er dus een verlies aan afzetgebied, zoolang de oorlog
duurt, van 60 millioen lbs., of, tezamen met de Britsche
vermindering, van 180 millioen lbs.
Voor Zuid-Anzeri/ça
en
Au.stralië.behoel’t
niet met een
belangrijke wijziging in het ahsorptievermogen rekening
te worden gehouden en in deze gebieden, die in 1938 –
27 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
715
het laatste grootendeels normale jaar – ongeveer 72
millioen lbs. voor hun rekening namen, kan Vrij waar-
schijnlijk een vergrooting der voorraden worden verwacht.
Toor
Afrika
en
Azië
daarentegen moet wel met een
belangrijke vermindering derabsorptie- mogelijkheid re-
kening worden gehouden, zoowel in verband met de aan-
voermogelijkheden via de Golf van Aden en de Roode
Zee, als door het feit, dat ook Egypte thans tot strijdtooneei
is geworden. In de landen om de Middellandsche Zee
werd veel thee gedronken; Egypte en Soedan voerden
in 1988 ruim 23, Algiers 3, Marokko 21, Tunis 4,1, Lybië
2, alles in millioenen Ibs, in. Ook voor enkele afzetgebieden
in Azië, wo. Iran met 17, Irak met 7, Turkije met 2 en Ara-
bië, Aden, Palestina en Syrië met ruim 2 millioen Ihs.,
moet met een vermindering der aanvoermogelijkheden
rekening worden gehouden. Wij meenen, dat de vermin-
dering voor deze beide werelddeelen, rekening houdende
met de aanvoeren in de eerste maanden van dit jaar,
zeker ook op minstens 40 millioen lbs. moet worden geschat.
Tenslotte
Noord- en Midden-Amerika.
Omtrent deze
gebieden beschikken wij over nadere gegevens voor de
beide belangrijkste gebieden, de Tereenigde Staten en
Canada. De invoeren van thee in de
Vereenigde Staten zijn in het afgeloopen fiscale jaar ongekend groot geweest,
nI. bijna 102k millioen lbs., tegen in het voorafgaande
jaar bijna 88 rnillioen Ibs. Daarvan komt het grootste
gedeelte, nl. bijna 62 millioen (tegen 46 millioen), 01) rekening van het eerste halfjaar 1940. Nu zijn van jaar
tot jaar de invoeren in de Vereenigde Staten steeds fluc-
tueerend geweest, de laatste jaren met een stijgende
tendens, zoodat daarbij aan grootere of kleinere voorraad-
vorming moet worden gedacht. T-let belangrijke feit hij
dit cijfer is evenwel, dat, terwijl op ultimo ])ecember
1939 de theevoorraden volgens opgave bijna 6 millioen
lbs. grooter dan per einde 1938 zouden zijn geweest,
zij per eind Augustus 1940, vblgens het ,,Tea and Coffee
Trade Journal”, in de eerste hand reeds eenigen tijd
waren uitgeput. Daarbij moet evenwel w’orden aange-
nomen, dat er belangrijk grootere onzichtbare voorraden
werden aangehouden, zulks mede in verband met vrees
voor stagnatie in de aanvoeren en de daarmede gepaard
gaande extra-prijsstijging. Van heteekenis is tevens
voor de geheele theesituatie, dat de leider der Amerikaan-
sche theepropaganda mededeelde er stellig rekening
mede te houden; dat de internationale theepropaganda
in de Unie onverkort kan worden voortgezet. De groote
aanvoeren in de eerste helft 1940 en in Juli en Augustus
van dit jaar wijzen er op, dat ook dit jaar in de Vereenigde
Staten groote belangstelling voor thee heeft bestaan.
Ook in
Canada
deed zich het verschijnsel voor, dat de
invoeren in het eerste halfjaar van 1940 belangrijk grooter
waren dan een jaar geleden, nI. 29- millioen lhs. tegen
22,1 millioen lbs. De oorzaken hiervoor waren de vrees
voor hoogere invoerrechten in het nieuwe fiscale jaar
2)
en de onzekerheid van den aanvoer in de toekomst, zoo-
dat wij hier feitelijk een cumulatie van oorzaken kunnen
aanwijzen, die tevens w’ijst op anticipatie op de toekomst, waardoor een verhoogde aanvoer nog wel kan voortduren.
Uit dit wereiddeel kan zoodoende redelijkerwijze een
grootere vraag naar thee worden verwacht, welke wij
meenen op 40 millioen ibs. te mogen schatten, waardoor
de totale vraag, die in 1938 en 1939 resp. 120- en 142
millioen lbs. bedroeg, mag worden geraamd op ca. 160
millioen lbs.
Maken wij aan de hand van deze gegevens de balans
op, dan zouden wij op een vermindering der wereld-
ahsorptie met ongeveer 180 millioen lbs. komen. Daarbij
zouden echter twee factoren over het hoofd worden
gezien, welke deze vermindering gedeeltelijk teniet doen
en wel, dat het Engelsche departement van voedsel-
2)
De invoerrechten in Canada zijn met 21 â. 5 cents
per Ib. verhoogd, plus 10 pCt. op niet-Britsche theeën,
als War Exchange Tax.
voorziening groote thee-aankoopen veriicht, welké het verbruik te boven gaan en welke tevens voor de strijd-
krachten en gedeeltelijk voor uitvoer zullen zijn bestemd.
In het reeds herhaaldelijk geciteerde periodiek wordt
vermeld, dat S millioen lbs., die op 10 Mei voor Néder-
landsche rekening stoomende waren, Jn beslag zijn ge-
nomen en dat 70 pCt. van de Britsch-Tndische en Ceylon-
oogsten, alsmede 40 millioen lbs. uit Nederlandsch-Indië
zijn opgekocht; 70 pCt. van den uitvoer van Britsch-
Indië en Ceylon komt neer op 400 millioen lbs., of, te-
zamen met den aankoop in Nederlandsch-lndië ad 40
millioen lbs. (die, naar wordt medegedeeld, vöôr uit.
1940 moeten worden geleverd), onttrekt Groot-Brittannië
dus aan het aanbod 440 ijiillioen lhs. of pIm. 125 mii-
lioen lhs. meer dan zijn in den aanhef geraamde ver-
bruik. Het groötste deel van de hoeveelheid, die het hin-nenlandsche verbruik overschrijdt, zal vermoedelijk die-
nen voor bevrediging der militaire behoeften en om de
voorraden, die per uIt. Augustus 1939 reeds niet groot
waren, aan te vullen, een gedeelte zal vermoedelijk ‘eer
uitgevoerd worden, o.a. naar de Ver. Staten en Ierland.
lloewel de prijs, waartegen deze aankoopen geschieden,
nI. het gemiddelde van 1936/1938 met een toeslag, winst
laat, is toch wel het belangrijkste, dat daardoor meer
evenwicht wordt gebracht tusschen uitvoermogelijk-
heid en absorptie, dat dus een deel van het nadeelig
verschil aan de zijde der absorptie w’ordt veggewerkt. De
absorptie der gezamenlijke thee-invoerlanden bedroeg in
1938 ongeveer 875 millioen lbs., dus reeds minder dan de
door ons voor 1940/41 geraamde werelduitvoer, terwijl
gedurende de laatste jaren van een regelmatige ver-
meerdering van het verbruik geen sprake is geweest.
Een andere factor, welke het surplus vermindert, is
de mogelijke vernietiging van thee tengevolge van
oorlogshandelingen. Voor een schatting van den om-vang hiervan ontbreekt ons elke basis.
De toekorst Qoor cle thee ongunstig.
Ondanks het gunstige heden, kan men zich niet ont-
veinzen, dat de toekomst er voor liet artikel minder Ho-rissant uitziet. Er bestaat thans geen evenwicht tusschen
uitvoer en ahsorptie, ondanks het feit, dat in de absorptie
onzichtbare voorraadvorming is begrepen. Ook voor deze
laatste kan geen cijfer worden genoemd. De wereld-
theevoorraden zullen dus grooter worden. Daartegenover
staat, dat daar, waar geen thee wordt aangevoerd, de
voorraden thans worden verbruikt en dus na den oorlog
vermoedelijk den accumulatie van vraag zal ontstaan,
een factor, die de absorptie tijdelijk ten goede zal komen.
Echter beteekent de vermindering van het verbruik in de
periode, dat geen thee w’ordt aangevoerd, geen uitstel,
doch afstel van consumptie, terwijl het tijdelijk ontbreken
van de mogelijkheidom thee te krijgen, er toe zal leiden,
dat de consument zich liet zuiniger verbruiken van thee
aanwent en overschakelt op andere dranken en surrogaten,
watafbraakkandoenaan het toekomstig verbruik van thee. De toekomstige absorptie van thee kan door den oorlog
dus alleen worden geschaad, wat, naast het ontstaan ‘an
voorraden, een tweede ongunstige factor is. Een derde
ongunstige factor is, dat de productie-capaciteit voor thee
wordt vergroot. Wij wezen in het begin van dit artikel
op de plannen daartoe in China. Daarnaast moet er op
worden gewezen, dat ook in Rusland aan een uitbreiding
van den thee-aanplant voortdurend aandacht wordt be-
steed, en dat volgens een onlangs gepubliceerd kranten-
beiicht in Turkije thans eveneens plannen voor het scheppen
van een theecultuur op groote schaal bestaan; reeds zou een
gebied van 3000 H.A. daarvoor in gereedheid worden ge-
bracht. Uiteraard zal hiermede geruimen ti,jd gemoeid zijn,
doch voor het artikel thee, waarbij de productie-capaciteit
de consumptie tegen rendeerende prijzen verre overschrijdt,
maakt dit de vooruitzichten niet gunstiger.
Bij de beoordeeling der theepositie moet steeds worden
bedacht, dat er weliswaar nog altijd een internationale
716
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
restrictie bestaat, doch dat de heteekenis der outsider
(China, Japan, Formosa en Fransch Indo-China) tezamen
zeet’ belangrijk is en zeker overeenkomt met 17.
1,
pCt.
van de thee-absorptie der invoer]anden, zoodat elke
restrictie zwaar drukt op de aangesloten landen.
De vooruitzichten voor de
.ATederlandschInc1ische
thee.
Tot slot nog een enkel woord over
iYcderlandsch-Indë.
Plaatsen wij dezen producent in het hiervoor geschetste
beeld, dan wordt zijn positie zeker niet gunstiger dan
het algemeene, wellicht zelfs moeilijker. In 1940/41 mag
ruim 156 millioen lbs. thee worden geëxporteerd, het-
geen dus feitelijk op een interne restrictie van ruim
37. pCt. moet uitkomen, wat weliswaar niet gering, maar
toch zeker niet belangrijk ongunstiger is dan in de twee
vorige jaren, toen het restrictie-percentage respectievelijk
ongeveer 384 eft 37,3 pCt. bedroeg. Van deze hoeveelheid
wordt 40 millioen lbs. aan de Vrije markt onttrokken,
zoodat voor 110 millioen lbs. een bestemming moet wor-
den gevonden. Door het uitvallen van Nederland en andere
gebieden kan dit moeilijkheden opleveren, hoewel ander-zijds in verband met de bel)erkte scheepsruimte Australië
in sterkere mate op Nederlandsch-lndië zal zijn aange-
wezen dan in normale tijden, en ook van Russische zijde
vraag bestaat. Zeer verheugend voor Nederlandsch-
Indië is, dat de Vereenigde Staten een voortdurend be-
langrijker wordnd afzetgebied vormen, zoowel absoluut
als relatief. Met ruim 29 millioen lbs. of 28,8 pCt. van
het totaal (tegen resp. 22.7 millioen lbs. en 26,1 pCt.
in 1938/39) nam Nederlandsch-Indië in 1939/1940 de
belangrijkste plaats in den thee-aanvoer daar te lande
mi
Voor den toestand van na den oorlog, voor w’elken
wij, zooals uit onze hierboven gegeven beschouwingen
blijkt, een ongunstige verhouding tusschen productie-
capaciteit en absorptie-vermogen verwachten, is een
lichtpunt, dat er rekening mede kan worden gehouden,
dat Nederland weer als afzetgebied zal worden herkregen.
Daartegenover staat echter, dat verwacht moet worden,
dat het stelsel van deviezen- en clearing-regelingen in vele
landen zal worden gehandhaafd en internationaal zelfs
in heteekenis kan toenemen. En vooral indien groote
consumptiegebieden in een economisch (valuta-) verband
met Britsch-Indië en Ceylon blijven, kan dit tot gevolg hebben, dat voor den afzet van Nederlandsch-Indische
theeën het debiet kunstmatig wordt verkleind, zij het
dan ook niet geheel uitgeschakeld, omdat deze theeën groote
heteekenis hebben voor het goedkooper maken der mé-
langes. Toch zal de Nederlandsch-Indische thee dan meer
zijn aangewezen op gebieden – behalve Nederland en
enkele andere landen – waar thee als een luxe wordt
beschouwd, en het blijft vooralsnog een vraagstuk, of
de behoefte aan luxe na het einde van dezen oorlog niet
voor een groot gedeelte onbevredigdzal moeten blijven.
Wel zal dé last van een verminderend absorptie-ver-
mogen op de schouders van alle restrictie-landen worden
gelegd – zulks ten bate der niet-aangeslotenen -, maar
ook dan kunnen deviezen-belemmeringen toch den afzet
van thee bemoeilijken. Vooralsnog is het echter voorbarig • daaromtrent reeds met eenige stelligheid verondefstellin-
gen te maken.
J. F. H.
DE RIJKSMIDDELEN OVER OCTOBER 1940.
Algemeen beeld.
Na de betrekkelijk matige ontvângsten van de laatste
maanden geeft de middelenstaat over October jI. een
verrassend hoog opbrengstcijfer te zien. Nu is de eerste
maand van het kwartaal, zooals bekend, tegenwoordig
steeds aan den hoogen kant, omdat dan de belangrijkste
baten van de omzetbelasting binnenkomen, en dit is
dan ook een der oorzaken van de hooge opbrengst der
laatstverloopen maand geweest. Doch ook als men
dit in aanmerking neemt, is een ontvangst van f 52.835.000,
d. i. f 15.293.300 meer dan de gemiddelde maandraming,
uitermate hoog, en een dergelijk bedrag werd tot dusver
ook nog nimmer verkregen. In vergelijking met dezelfde
maand van het vorige jaar is een vooruitgang in op-
brengst te constateeren van f 5.828.000, hetgeen te op-
merkelijker is, daar de ontvangst van October 1939
reeds bijzonder gunstig was en de dividend- en tantième-
belasting en de invoerrechten ditmaal resp. 1 2.957.900
en f 0.314.100 minder hebben opgeleverd. Daarnaast
hebben dan ook verschillende heffingen voor een sterke
stijging in opbrengst gezorgd; met name hebben de
geslachtaccij ns, de gedistilleerdaccijns, de tahakaccij ns,
de reeds hierboven gememoreerde omzetbelasting, de
registratierechten en de successierechten ruime baten
opgeleverd. Ook de zoutaccijns, de wijnaccijns, de bier-
accijns, de belasting op gouden en zilveren werken, de
couponbelasting en de zegelrechten gaven een surplus,
dat everivel voor het eindcijfer van minder heteekenis
moet worden geacht. Het statistiekrecht, de suikeraccijns
en de loodsgelden liepen in opbrengst terug.
In vergelijking met de raming zijn het eveneens de
dividend- en tantièmeheiasting en de invoerrechten, die
in sterke mate hij de verwachting zijn ten achter ge-
bleven. Daartegenover zijn het ook weer de geslacht-
accijns, de gedistilleerdaccijns, de tabakaccijns, de
omzetbelasting en de registratierechten, die groote voor-
deelige verschillen te zien geven (hij de omzetbelasting
bedraagt de overschrijding zelfs 1 11.178.800).
De totale opbrengst over de eerste tien maanden be-
draagt 1 374.689.150, tegen 1 396.221.100 in hetzelfde
tijdvak van het vorige jaar en hij een evenredige raming
van f 375.410.700. Voor het eerst werd bij de registratie-
rechten de opbrengst van dezelfde maanden van 1939
overschreden (met f 1.028.450).
DiQidend- en tantièmebelasting.
De dividend- en tantiômebelasting gaat thans in de
zoo juist ingevoerde wïnstbelasting over. Door de plaats
gehad hebbende restituties vertoont de dividend- en
tantièmebelasting op den middelenstaat een negatieve
opbrengst. De vinstbelasting, die een plaats heeft inge.
nomen onder de directe belastingen, staat per ultimo
October jl. voor 1 6.500.500 te boek.
InQoerrech(en.
De invoerrechten brachten weer iets minder
01)
dan
in de maand September van dit jaar. Er kwam ditmaal f 5.217.600 binnen, d. i. f 6.314.100 minder dan in de-
zelfde maand van het vorige jaar en 1 3.782.400 be-neden de maandraming. Geen enkele andere heffing
heeft zéé onder de huidige tijdsomstandigheden te lijden
gehad. Gerekend over tien maanden is in het loopende
jaar reeds f 29.515.400 minder ontvangen dan in 1939.
Toch herstelt onze buitenlandsche handel zich weer
langzamerhand, getuige het statistiekrecht, dat in Juni
jl. nog slechts f 65.100 in de schatkist bracht, doch in de
afgeloopen maand weer tot 1 128.800 is opgeloopen.
Bij dit middel bedraagt de teruggang 1 79.500 (over
tien maanden 1 650.300).
Accijnzen.
Het oordeel over den loop der accijnzen kan niet anders
dan gunstig zijn. Met uitzondering van den suikeraccijns
bewogen al deze middelen zich in stijgende lijn. 1-Jet
zout verschafte 1 33.700 meer, doordat verschillende
crediettermijnen niet door den uitvoer van zout kunnen
worden aangevuld, doch bij het stopstaan daarvan in
geld moeten worden aangezuiverd. Niettemin was de
ontvangst der afgeloopen maand; op zichzelf beschouwd,
vrij gering. De geslachtaccijns vertoonde opnieuw een
topcijfer; de ontvangst bedroeg f 1.292.700, hetgeen een
vooruitgang van 1 510.800 betekent. Zooals bekend,
vloeit deze heffing rijkelijk door de vele afslachtingen
van den laatsten tijd. Ook de vijnaccijns gaf een surplus
(van £ 121.900) door de betaling van achterstallige pos-
27 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
717
ten. Uitzonderlijk
hook
was de gedistilleerdaccijns; de
opbrengst van Octber 1939 werd met f 2.062.000, de
gemiddelde maandraming zelfs met f 2.655.000 over-troffen. Oorzaak is de aaivulIing van verloren gegane
voorraden en de stijging van het verbruik. Ook de bier-
accijns blijft den laatsten tijd op een hoog peil. lIet ver-
bruik is sterk toegenomen (men Ledenke, dat voor dezen
accijns een crediettermijn van drie maanden geldt).
Ditmaal kwam f 105.200 meer binnen dan in October
1939 en f 268.200 meer dan waarop blijkens de maand-
raming was gerekend. Zooals reeds hierboven werd op-
gemerkt, liep de suikeraccijns eenigszins in opbrengst terug (met £ 81.300). Hierbij moet intusschen worden
bedacht, dat de ontvangst van October 1939 bijzonder hoog was. De gemiddelde maandraming werd ditmaal
met £ 963.700 overschreden, zooclat mag worden vast-
gesteld, dat ook de siiikeraccijns, ondanks de distributie-
maatregelen, ruime baten heeft afgeworpen. Tenslotte
de tabaksaccijns, die opnieuw de opbrengst van de voor-
afgaande maand beduidend overtrof en thans liet enorme
bedrag van f 8.020.400 opleverde, zijnde f 3.926.500
meer dan in October 1939 en f 5.020.400 boven de ra-
ming. Verschillende oorzaken hebben hier samengewerkt.
De verhooging van den accijns laat zich gevoelen. Ook
worden veel zegels aangevraagd tegen contante betaling
boven het toegestane crediet, in verband met de om-standigheid, dat in het vrije verkeer weinig artikelen
voorradig zijn. Tenslotte moet nog rekening worden ge-
houden met het vormen van voorraden door het publiek
(de tabaksaccij ns kent verschillende crediettermij non).
Uit het voorafgaande blijkt, dat cle verbruiksheffingen zich thans alle meer of minder boven het normale niveau
bewegen. lIet lijdt evenwel geen twijfel, of de onvol-
doende grondstoffenpositie en verschillende andere on-
gunstige economische factoren zullen hun nadeelige’evolgen
op den duur ook in deze middelengroep weerspiegelen.
Andere indirecte heffingen.
De belasting oÎ gouden en zilveren werken bracht
£ 23.300 meer op; de raming werd met f 37.700 over-
troffen. Er is veel vraag naar voorwerpen uit edelmetaal.
De omzetbalasting gaf een ontvangst van £18.095.500,
een opbrengst, welke verre uitgaat boven wat tot dusver
ooit werd verkregen. Behalve de verhooging van het
recht is het vooral de stijging van de groothandelsprijzen,
die een stimuleerende werking heeft uitgeoefend. De
couponbelasting gaf ditmaal een accres van f 58.200,
doch de maandraiing werd bij lange na niet gehaald
(tekort f 133.400).
De zegelrechten gingen vooruit met f 258.200, hetgeen
geheel aan een ruimer vloeieij van de beursbelasting is
toe te schrijven. Er is weer wat meer levendigheid in den
geldhandel. Nog veel sterker is de opleving in den handel
in vast goed; de registratierechten verschaften het in
jaren niet bereikte bedrag van £ 3.047.700 (de ontvangst
van October 1939 bedroeg niet meer dan f 808.500).
Zelfs de successierechten maakten ditmaal een goede
beurt; er kwam 14.108.200 binnen of f441.500 meer
dan de maandraming. Gerekend over tien maanden, wijst
dit middel echter nog een achterstand aan van f 2.842.000.
De loodsgelden leverden slechts f 2.100 op.
Directe belastingen.
Het totaalbedrag der kohierheffingen liep van eind
September tot ultimo October jI. op van £ 128.398.100
tot £ 150.862.800. 1-liervan komt £ 6.560.500 op rekening
van de winstbelasting, die voor het eerst op den midde-
lenstaat voorkomt. De opcenteii op de Gemeentefonds-
belasting, die eveneens in het vorige jaar nog niet werden
geheven, hebben thans een kohierbedrag van f 25.206.600
bereikt. Laat men deze beide heffingen buiten beschou-
ving, dan blijkt, dat de overige belastingen thans f 8.329.100
minder opbrengst vQrtoonen dan de overeenkomstige
dienstjaren op hetzelfde tijdstip van het vorige jaar.
Relatief beschouwd is dit een verbetering; immers per
ultimo September jI. bedroeg het nadeelig verschil nog
f 13.608.400. De inkomstenbelasting vertoont thans een
teruggang van nog slechts f 6.018.200; blijkbaar is de ach-
terstand in de aanslagregeling belangrijk ingeloopen. In hoeverre verwacht mag worden, dat het ongunstige ver-schil geheel zal worden ingehaald, kan moeilijk worden
aangegeven. Overigens hebben de kohierbedragen voor 1940
voor een aanzienlijk deel betrekking op aanslagen, welke
den toestand van véôr den oorlog tot grondslag hebben.
Of deze bedragen volledig invorderhaar zullen blijken te
zijn, moet uiteraard worden afgewacht. In verband met
den tegenwoordigen inkomens- en vermogenstoestand
van een groot aantal belastingschuldigen, is er alle reden
deze vraag in een niet te gunstig licht te bezien.
AANTEEKENINGEN.
Wijzigingen in liet betalingsverkeer met Duitschiand.
Op 30 October 1940 werden in Duitschland bij ,,Runder-
lass” Nr. 89 eenige belangdjke wijzigingen aangebracht in
de voorheen geldende bepalingen terzake van het betalings-
verkeer met ons land, welke wijzigingen per 1 November
zijn ingegaan. Inmiddels hebben die nieuwe voorschriften
hier te lande hun tegenhanger gevonden in enkele Beslui-
ten en Beschikkingen van den Secretaris-Generaal van
Financiën, waarvan het voornaamste is het ,,Geblokkeerde Marken Belasting Besluit 1940″.
De genoemde ,,Runderlass” behelst in cle eerste plaats
de bepaling, dat de overmaking uit Duitsehland naar het
bezette Nederlandsche gebied (ten gunste van aldaar
woonachtige of gevestigde crediteuren) van alle soorten
opbrengsten, van vermogensbestanddeelen – derhalve van
rente, dividenden, winstaandeelen, huren, pachten en
dergelijke regelmatig wederkeerende prestaties – in vollen
omvang, en zonder dat daartoe een speciale vergunning
vereischt is, toelaatbaar is. Die overmaking geschiedt via
de clearing, zoodat de inschakeling van de ,,Konversions-
kasse” in de afwikkeling van dergelijke kapitaalreenuen,
die door het , ,Gesetz über Zahlungsverbindhichkeiten gegen-
über dem Ausland” was voorgeschreven, komt te vervallen.
Daarmee is dus een eind gekomen aan het ,,Transîerab-
kommen”, dat voorzag in transfer van een gedeelte der
kapitaalrevenuen. Voor remises van verschuldigde rente
was de transfer laatstelijk beperkt tot 3 pCt. van het
uitstaande kapitaal, terwijl het restant tot een zeker maxi-mum kon worden ontvangen in niet-overdraagbare ,,Hol-
landmarken”, die alleen in Duitsehland voor bepaalde
doeleinden door den ontvanger zelf konden worden aange-wend. Aangezien in feite de vereffening van het getransfe-
reerde gedeelte reeds over de clearing liep, beteekent de
uitschakeling van dQ ,,Konversionskasse” geen wezenlijke
verandering in het systeeem. Alleen de verhooging van de
transfer tot 100 pCt. van de revenuen beteekent een ver-
betering van de positie der beleggers. Men kan overigens
constateeren, dat door dit voorschrift een parallel geti-ok-
ken wordt met de feitelijke verhoudingen ten aanzien
van den export naar Duitschland. Ook daar zijn de vroeger
bestaande beperkende voorschriften vervallen, en ook
daar vindt onmiddellijke uitbetaling aan de exporteurs
plaats. Waar de beperking van de rentetransfer een ge-
volg was van een streven naar een zeker evenwicht tus-
schen de restricties, die waren opgelegd aan den zichtbaren
export eenerzijds en den onzichtbaren export (kapitaal-dienst) anderzijds, ligt de onbeperkte transfer van reve-
nuen derhalve wel in de lijn der recente ontwikkeling met
betrekking tot het goederenverkeer.
Vai veel verder gaande principieele strekking is de
bepaling, welke voorschrijft, dat aanvragen om ,,kapi-
taalovermakingen”
1)
via de clearing moeten worden toe-
1)
D.w.z. overmaking van het provenu van verkoop
of aflossing van in Duitschland berustende vermogens-
bestanddeelen.
718
ECONOMISCH-STAT
‘
ISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
gestaan. Zooals bekend, .was het kapitaalverkeer tot mi
toe in principe van vereffening via de c1ering bui1enge
sloten; verkoopophrengsten en lossingsprovenuen van Ne-
derlandsche investeeringen in Duitschiand konden slechts
op ,,Sperrkonto” worden gecrediteerd. lIet is duidelijk,
dat het nieuwe voorschrift van zeer vèrstrekkende betee-kenis is. Het geheele door onze beleggers in Duitschland
geïnvesteerde vermogen, in welken vorm ook helichaamd,
hetzij in effecten – Duitsche ,,binnenlandsche” leeningen
zoowel als de in Nederland destijds geëmitteerde Aus-
landshonds” s—, hetzij in onroerend goed, dan wel in hypo-
tlteken of in den vorm van andere credieten, inclusief saldi
van geblokkeerde rekeningen, kan nu in principe immers
over de clearing worden vereffend. Een uitzondering is
slechts gemaakt voor ,,Stillhalte”credieten, Young- en
Dawes-leeningen, Oostenrijksche leeningen en enkele an-
dere objecten, alsmede voor activa van emigranten.
Teneinde te vermijden, •dat van deze onbeperkte trans-
fermogelijkheid misbruik.zou worden gemaakt, is bepaald,
dat het bedoelde voorschrift alleen van toepassing is, van-
neer de betrokken activa op 1 November 1940 toebehoor-
den aan een in het bezette Néderiandsche gebied woon-
achtigen of gevestigden rechthehbende, dan wel afkomstig
zijn uit omzetting vao dergelijk bezit, of na dien datum
werden verworven met middelen, per clearing uit Nederland
naar Duitschlarid overgemaakt.
Van den overigen inhoud van den genoemden , ,Runderlass”
dient nog te worden vermeld de bepaling, dat zonder!ver-gunning der Duitsche deviezenautoriteiten naar Nederland
per clearing bedragen kunnen worden overgemaakt tot
een maximum van RM. 5000 per maand per persoon.
Binnen het kader van deze ,,Freigrenze” heeft de Duitscher dus voor clearingstortingen geen vergunning Meer noodig,
en ook in de aanwending van het bedrag hier te lande is
hij geheel vrij, behoudens het voorschrift, dat de vrijstel-
ling niet geldt voor het betrekken van goederen uit Neder-
land en voor betalingen in het verzekeringsverkeer. Der-
gelijke remises kunnen derhalve om. worden gebruikt
voor het verrichten van effectenaankooperi hier te lande.
Voorts geeft de ,,Runderlass” ook een algemeene vrijstel-
ling van den vergunningsplicht met betrekking tot beste
ding in Duitschland zelve van Neder]an’dsche vermogens-
bestanddeelen, of van de opbrengst na realisatie daarvan. liet gevolg van deze bepaling is, dat over ,,Sperrmarken”
van elke soort, met inbegrip vdn de – thans ook over-
draagbaar geworden—,, liollandmarken” geheel vrij kan
worden beschikt voor, elk doel. hierbij geldt natuurlijk het
voorbehoud, dat ingevolge den’ geldenden autonomeii
maatregel, alle
Qerplichte betalingen
naar Duitschland
alleen maar rechtsgeldig gekweten kunnen worden door
storting in de clearing, zoodat – afgezien van eventueel
door het Cléaringinstituu t te verlerien storti ngsonthef-
fing – iii feite alleen maar onverschuldigde betalingen
(ondersteuningen, geschenken ed.) uit geblokkeerde
marken kunnen word&n bestredèn, en bovendien risuit-
gavbn, die immers door het Deviezenreisbesluit ook uit
het kader van de clearing zijn gelicht. Aangezien door dee
bepalingen het verschil tusschen de verschillende geblok-
keerde markensoorten is weggevallen, worden de Neder-
landsche saldi van dien aard voortaan ook administratief samengevoegd, en door de Duitsche banken op een ,,Iri-
landskonto” geboekt.
Tenslotte zijn in den genoemderi ,,Runderlass” eenige
nieuwe bepalingen afgekondigd met betrekking tot het
reisverkeer en het kleine grensverkeer tusschen de beide
gehieden, zulks ter aanvulling en uitbreiding van de reeds
bestaahde voorschriften.
Alle vorengenoemde bepalingen ‘hebben de strekking
om de bestaande belemmeringen in het betalingsverkeer
van Duitschland naar Neder1nd grootendeels op te heffen,
waarbij het clearingapparaat ingeschakela blijft, met dien
verstande echter, dat verschillende remmen, die de storting
in Duitschland tot nu toe aan banden legden, zijn losgelaten.
Zooals gezegd, vinden die nieuve. Duitsche bepalingen
hun tegenhanger in een aantal nieuwe voorschriften hier
te
lande. –
liet eerste in dit verband afgekondigde lesluit is ook
naar de strekking verreweg het belangrijkste, t.w. het ,,Ge-
blokkeerde Marken Belasting Besluit 1940″, gedateerd 8
October, en in werking getreden op 1 November, tegelijk
dus met het van kracht worden van den boven aange-
haalden Duitschen ,,Runderlass.” –
liet genoemde besluit bepaalt, dat van de tegenwaarde,
verkregen bij vervreemding of delging van de in het besluit
nader gespecificeerde beleggingen en vorderingen – voor
zoover deze op 1 November eigeidom waren van ingezete-
nen” —bij overmaking van die tegenwaarde uit Duitschland
naar Nederland een belasting zal worden geheven bij de
bron. Deze belasting bedraagt 70 pCt. van het getransfe-reerde bedrag, indien de overmaking vöbr 1 Januari 1942
geschiedt; ze beloopt 60 pCt. bij remise in 1942; 40 pCt.
bij overmaking in 1943, en 20 pCt., wanneer de transfer
plaats vindt in 1944.
De opzet van liet aangehaalde besluit’ is kennelijk om
belasting te heffen van die kapitaalbedragen, welke de
bezitters realiseeren via de Nederlandsch-Duitsche clea-ring. De bepaling van art. 4 — waarin vermeld staat, dat,
indien een tegenwaarde, als in artikel T van het besluit
bedoeld, den gerechtigde tdevloeit
01)
andere w’ijze dan
aldaar voorzien, een aanslag w’ordt opgelegd – moet met
name niet dusdanig worden uitgelegd, dat, wanneer ee bezitter van Duitsche’beleggingen deze realiseert en het
geblokkeerde-marken-provenu hier ter markt aan een
ingezetene verkoopt, een aanslag kan worden opgelegd.De
tekst van het genoemde artikel 4 had aanvankelijk, juist
op dit punt, nogal onzekerheid geschapen. De uitvoerings-
beschikking, die p het besluit is gevolgd, heeft echter
dezen twijfel weggenomen, omdat immers in art. 3, eerste
lid, bepaald is, dat hij overdracht van objecten, die onder
de regeling vallen, door een ingezetene aan een anderen
ingezetene de voorw’aardelijke helasthigschuld aan het
object blijft kleven. Daaruit volgt derhalve, dat het innen
van het verkoopprovenu
0
zichzelf niet beschouwd
wordt als het ontvangen van een belastingplichtige
tegenwaarde, als in art. 4 van het besluit bedoeld.
Dit uitvoeringsbesluit heeft bovendien een ander twijfel-
punt opgeheven. De belasting w’ordt volgens art. 1 slechts ingehouden hij overmaking van het provenu van objecten,
die op 1 November aan ingezetenen toebehoorden. Wan-
neer echter een houder van zulk een o.ject dat zou reali-
seeren en de opbrengst aanwenden voor aanschafing van
een ander vermogensbestanddeel, dan is volgens den boven-
vermelden ,,Runderlass” ock daarvan transfer mogelijk. In
de meergenoemde beschikking is thans dan ook in art. 3
bepaald, dat, bij omzetting van de ééne belegging in een andere, de voorwaardelijke helastingschuld overgaat op
de nieuwe, na 1 November aangeschafte, belegging.
In het besluitwordt de mogelijkheid voorzien, dat de
Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën
de belasting geheel of ten deele kan kwijtschelden of terug-
geven, wanneer aannemelijk wordt gemaakt, dat de beleg-ging véÔr 1 November is verworven tegen een hooger be-
drag dan na de helastinginhouding overblijft. Men zal
echter niet meer belasting kunnen terugontvangen.. dan
tot een zoodanig bedrag, dat netto-transfer-provenu plus
teruggegeven belasting tezamen den verkrijgingsprijs uit-
maken. Bij de beoordeeling van ontheffihgsaanvragen zal
de Secretaris-Generaal bovendien overw’egen, of de econo-
mische positie van den belastingschuldige een tegemoet-
koming hillijk maakt.
Over, het algemeen kan men zeggen, dat, voor zoover
betreft ina
ken-obligaties,
op het oogenblik_voor houders
w’einig attractie aanwezig is om gebruik te maken van de
transfermogelijkheid. Immers, de houders dier stukken
zullen de obligaties nimmer tegen een hoogeren riiarken-
koers dan circa 59 gulden per RM. 100 hebben verworven.
27 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
719
Indien al de maximale belastingontheffing zou worden
verleend, zouden zij derhalve nog niet meer maken dan dien
markenkoers. En de noteering voor ,,Sperrmarken” is onge-
veer f 50.—, zoodat er alleen aanleiding is transfer per
clearing te overwegen, wanneer men vrij zeker is belasting-
restitutie te krijgen, hetgeen in feite alleen in zgn.,, I-Ihrte-
fhlle” mogelijk lijkt. Anders ligt het geval natuurlijk met
dollarobligaties en guldensleeningen. De dollarleeningen
zijn uitgegeven, tqen de dollarnoteering ongeveer f 2.50
was, zoodat in die gevallen de aanschaffingsprijs belang-
rijk hooger ligt – althans voor de oorspronkelijke in.
schrijvers en de koopers, die in den eersten tijd na de
uitgilte, dus véér de koersdaling van Duitsche fndsen,
het bezit verwierven – dan de tegenwaarde van het hui-
dige rnarkenprovenu tegen den genoemden Sperrmarkkoers.
hetzelfde geldt mutatis mutandis voor guldensleeningen.
Bij aandeelen en onroerend goed hangt natuurlijk de situatie
in elk concreet geval af van den aanschaffingskoers of -piijs.
Er zij nog op gewezen, dat de belastingplicht niet afhan-
kelijk is van de vraag, of de bezitter van het betrokken actief
zelf het initiatief neemt tot de.overrnaking uit Duitschland.
Wanneer bv. een Duitsche instelling, gebruik makend van
de bovenvermelde , ,Fieigrenze” voor clearingtransfer van
RM. 5000.— per maand, metaldus hier gecreëerde midd-
len Duitsche fondsen koopt, dan wordt de
koopprijs
voor
den verkooper geacht te zijn een tegenwaarde, clie belas-
tingplichtig is.
Naast het hierboven besproken ,,Geblokkeerde Marken
Belasting besluit” en de daarop aansluitende uitvoerings-
beschikking is tenslotte nog verschenen een Besluit tot
wijziging van het Deviezenbesluit Nr. 1, waarin bepalingen
zijn opgenomen met betrekking tot handelingen, die
zonder vergunning van het Deviezeninstituut terzake van
Duitsche beleggingen en vorderingen kunnen worden ver-
richt. Deze bepalingen sluiten geheel aan bij die van den
genoemden ,,Runderlass”. Bij dit besluit is de vrijheid om
zonder vergunning van het Deviezeninstituut te beschikken
over geblokkeerde markenvorderingen – welke vrijheid
ingevolge het Deviezenbesluit Nr. 1 volledig en zonder
beperking bestond – ingekrompen. Deze vrijheid bestaat
nu nog slechts voor die saldi, die op 1 November aan inge-
zetenen toebehoorden. Voorts is nieuw de beschikkings-
vrijheid ovei’ Duitsche effecten, w’aarvan tevens de export
naar Duitschland van vergunning is vrijgesteld. De hier-bedoelde beschikkïngsvrijheid is gebonden aan de voor-
waarde, dat de begunstigde slechts een ingezetene van
Nederland of een in een Duitschland w’oonachtige of
gevestigde persoon of instelling mag zijn.
Overheidsmaatregelen op economisch gebied.
HANDEL EN MJVERKEID.
Aardappelen.
De be- en verwerking hiervan is, behoudens
onder zekere voorwaarden, voor wat betreft het be- en ver-
werken tot aardappelmeel door bij de Aardappelmeel
Centrale te Veendam aangesloten aardappelmeelfabrieken,
verboden. (E.V.
15/11/’40, pag. 1410; Stct. No. 219 A).
Boter. Sinds 18 November is het verboden boter met
margarine te vermengen. (E.V. 22/11/’40, pag. 1441;
Stct. No. 225).
Eikensehors. De voorschriften ten aanzien van het
schillen van eikenhout zijn ingetrokken.
(E.V.
22/11/’40,
pag. 1442).
Melk. Regeling van het vetgehalte van melk, die aan
den verbruiker wordt verkocht, waartoe deze melk een
bewerking zal moeten ondergaan, die slechts mag geschie-
den in bedrijven welke daartoe aan speciale voorwaarden
moeten voldoen. (BV. 22/11/’40, pag. 1440).
Organisatie van het bedrijfslcven.Ingevolge een besluit,
dat met ingang van 12 November in werking treedt, be-
treffende den opbouw .van een zelfstandige organisatie
ter ontwikkeling van het bedrijfsleven, worden door den
Secretaris-Generaal van het Departement van 1-handel,
Nijverheid en Scheepvaart de voorschriften en maatregelen
vastgesteld, die hiertoe noodig geacht worden. De Secre-
taris-Generaal kan zijn bevoegdheden in dezen overdragen
of zijn maatregelen nemen in overeenstemming met andere
Departementen.
Voorts is om. nog bepaald, dat veranderingen in de
rechtsverhoudingen, welke als uitvloeisel van het besluit
en van de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde voor-
schriften en heschikkingen ontstaan, geen aanspraak geven
0
1
)
schadevergoeding. Reeds zijn een tweetal uitvoeringsbesluiten afgekondigd.
1 ngevolge het eerste daarvan w’ordt een organisatie-com-
missie ingesteld en worden regelen gegeven nopens de
bevoegdheid, verplichtingen en de taak van deze commissie.
Zij is om. met name bevoegd:
hedrijfsorganisaties in te stellen, deze als uitsluitende
vertegenwoordiging van de betrokken takken van bedrijf
te erkennen, en te bepalen voor welk gebied van het be-
drijfsleven zij bevoegd zijn;
bedrijfsorganisaties te ontbinden, te vereenigen, en
voorschriften te geven omtrent het beheer en gebruik
van haar vermogen;
het statuut van bedrijfsorganisaties te w’ij’zigen en
aan te vullen;
voorzitters en directeuren, alsmede andere functio-
narissen van hedrijfsorganisaties, aan te stellen en te ont-
slaan;
voor ondernemers en ondernemingen het lidmaat-
schap van een bedrijfsorganisatie verplicht te stellen;
overeenkomstige maatregelen voor andere organisa-
ties van het bedrijfsleven te treffen.
Tenslotte is bepaald, dat onder bedrijfsorganisaties
worden verstaan, die organisaties en vereenigingen van
organisaties, welke de behartiging van de hedrijfsbelangen van ondernemers en ondernemingen tot taak hebben.
Ingevolge het tweede uitvoeringsbesluit wordt het be-
drijfsleven naar den aard der bedrijven georganiseerd in
door de organisatie-commissie ingestelde en erkende be-
drijfsorganisaties.
De industrie (wo. krachtbedrijven), het ambacht, de
handel (w.o. het hotel-, café-, restaurant- en pensionbedrijf),
het bankwezen, het verzekeringswezen, alsmede het ver-
keerswezen, worden elk in een afzonderlijke organisatie
ondergebracht.
De centrale organisaties worden onderverdeeld in hoofd-
groepen en, zoo noodig, in vakgroepen; deze organisâties,
resp. groepen, kunnen )veer plaatselijke afdeelingen, resp. plaatselijke en gewestelijke afdeelingen instellen.
Voorts bepaalt de organisatie-commissie de indeeling
en de grenzen van het gebied van het bedrijfsleven, waar-
yoor de hedrijfsorganisaties bevoegd zijn. Ondernemers en
ondernemingen (natuurlijke en rechtspersonen), die op het
betrokken gebied van het bedrijfsleven werkzaam zijn,
dan wel zoodanige werkzaamheid aanvangen, worden bij
de bevoegde centrale organisatie aangesloten. (BV.
15/11/’40, pag. 1408 e.v.; Stct. No. 221; V.B. No. 36). In een nader bericht van de genoemde commissie, wordt
aan het bedrijfsleven verzocht de thans bestaande organi-
satievormen zoo veel mogelijlc te handhaven en het uit-
werken van nieuwe plannen voorloopig op te schorten.
(E.V. 22/11/’40, pag. 1440).
Prijsregelingen. Voor
minerale s,neeroiiën en vetten
is een
beperkte prijsverhooging toegestaan.
Vaststelling van maximumprijzen ten aanzien van
hout
voo, gasgeneratoren
en
brandhout
(Prijzenbeschikking Hout
voor Gasgeneratoren No. 1 en Prijzenbeschikking Brand-
hout No. 1). (E.V. 15/11/’40, pag. 1409/10).
Stroop. liet afleveren en vervoêren van alle soorten stroop is, behoudens het afleveren en vervoeren – met
uitzondering van glucosestroop en massée – voor huis-
houdelijk gebiuik in normale hoeveelheden, slechts toege-
720
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
staan op door de Meelcentrale te verstrekken geleidebil-
jetten. (E.V. 15/11/’40, pag. 1410; Stct. No. 219 A).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Aardappelen. Met ingang van 15 November tot 15 Juli
1941, is het
zgn.
Aardappelbesluit V.V.O. 1940 in werking
getreden, waarin de bestaande regelingen zijn opgenomen
en ook de Inkoopcentrales (N.I.C.A. en P.I.C.A.) worden
ingeschakeld. (E.V. 22/11/’40, pag. 1443; Stct. No. 224A).
Aardappelmeel. 1-let verwerken hiervan tot bepaalde producten is slechts toegestaan, al dan niet onder voor-
waarden, met vergunning van de Meelcentrale. (DV.
15/11/’40, pag. 1410/11; Stct. No. 219A).
Crisisproducten. Als crisisproducten in den zin van arti-
kel 1 van de Landbouw Crisiswet 1933 zijn aangewezen:
specerijen, gemher, jeneverbessen en uien. (E.V. 22/11/’40,
pag. 1443; V.B. No. 37).
Kleine Zcevisscherij. De Crisis-Steunbeschikking 1936
(kleine zeevisscherij) wordt, in verband met het feit, dat
slechts een klein gedeelte van de vloot in staat is de vis-
scherij uit te oefenen, terwijl bovendien de gemaakte be-
sommingen vrij behoorlijk zijn, met ingang van 12 Decem-
ber a.s.
•
ingetrokken. (BV. 22/11/’40, pag. 1444; Stct.
No. 225).
Melk. Bij het 14 November in werking getreden Crisis-Zuivelbesluit 1940 (Bestemming der melk), wordt aan de Zuivelcentrale de bevoegdheid verleend aan producenten
van boter, kaas, melkproducten en caseïne de verplichting
op te leggen melk te leveren voor consumptie, teneinde
tekorten in de consumptiemelkvoorziening te kunnen voor-
komen. (BV. 22/11/’40, pag. 1443; Stct. No. 223).
Schapen. 1-let is van 9 November jl. tot 1 Januari 1942
verboden schapen te slachten en te doen slachten, tenzij
met een slachtvergunning van of vanwege de Veehouderij
Centrale (Slachtverbod 1940 Schapen). (E.V. 15/11/’40,
pag. 1411.; Stct. No. 219 A).
Slaclitvee. Prijsregeling voor de levering van slachtvee
aan de Veehouderijcentrale. (BV. 22/11/’40, pag. 1443;
Stct. No. 225).
Varkens. Binnenkort komt een regeling tot uitvoering,
welke den varkenshouders de gelegenheid zal bieden om
boven het aantal varkens, dat zij tot nu toe konden houden,
nog extra-varkens voor de slacht op te fokken. (BV.
22/11/’40, pag. 1443/44).
Voedernormen. Voor het tijdvak van 11 November tot
8 December zijn wederom voedernormen vastgesteld. Zij
komen in hoofdzaak overeen met die, welke voor de voor-
afgaande periode golden. (EN. 15/11/’40, pag. 1411;
Stct. No. 220).
Wijziging Landbouw Crisiswet
1933.
Deze is gewijzigd
in dier voege, dat thans, krachtens artikel 9, beperkende
bepalingen ook ten aanzien van het gebruiken, verbruiken,
vervoederen, aanvoeren en ontvangen van crisisproducten
kunnen worden vastgesteld. (DV. 15/11/’40, Pag. 1410;
V.B. No. 35).
Wittekool. Met ingang van 12 November is het veilen
van alle soorten wittekool verboden, tenzij zulks geschiedt
o.a. met inachtneming van maximumprijzen.
Tevens is aan bij de Groenten- en Fruit-Centrale aange-
sloten telers verboden het in voorraad hebben van alle
soorten wittekool, tenzij bedoelde telers voldoen aan een
bepaalde veilingaanvoer-regeling inzake wittekooi. (Tuin-bouwbesluit 1940 Wittekool). (E.V. 15/1 1/’40, pag. 1411;
Stct. No. 220).
1LANTSOENEE1UN( EN bISTlUBUTIF.
Boter en vetten. Aanvullende bepalingen inzake de
distributie van boter en vetten. De reductie
01)
den prijs
van boter bij afgifte van bepaalde bonnen der vetkaart
zal niet meer worden verleend. Binnenkort zal een bon voor
het verkrijgen van spijsolie worden aangewezen. (E.V.
25/10/’40, pag. 1325).
Dierlijke haren. De Wolbeschikking 1939 No. 2 is in
dien zin gewijzigd, dat dierlijke haren onder de genoemde
beschikking zijn gebracht. Dierlijke haren zijn daarmede
tevens onder de Distributiewet gebracht en aangewezen
als distributiegoederen. Verplichte opgave van voorraden
door iederen handelaar en verwerker. Aan hen, die deze
verplichting stipt nakomen, wordt dispensatie verleend
van het verbod tot verhandelen en verwerken van deze
artikelen; voorzoover het afleveringen betreft echter slechts
voor die, welke aan geregelde afnemers in normale hoeveel-
heden worden geleverd. (E.V. 25/10/’40, pag. 1326).
Hotel-, Café-, Restaurant- en Pensionbedrjf. Nieuw te vestigen bedrijven op het gebied van het hotel-, café- en
restaurantwezen kunnen sinds 15 November niet meer
rekenen op toewijzingen, respectievelijk losse bonnen, voor
gedistribueerde en te distribueeren artikelen. (E.V.
22/11/’40, pag. 1445).
Houtblokjes voor gasgeneratoren. Regeling van den
handel in houthlokjes voor gasgeneratoren.
(EN.
15/11/’40,
pag. 1413).
Kaas. Op 21 October jI. is een aanvang gemaakt met
de distributie van alle soorten kaas. (BV. 25/10/’40,
pag. 1325).
De invoer van kaas hier te lande is thans gemonopoli-seerd ten aanzien van de Nederlandsche Zuivel Centrale.
(E.V. 15/11/’40, pag. 1413; Stct. No. 220).
Levens- en voedermiddelen voor de Duitsche weermacht.
Aanvullende regeling betreffende het invoeren van distri-
butiebescheiden voor de Duitsche weermacht, voor den aan-
koop van gerantsoeneerde levens- en voedermiddelen.
(BV. 15/11/’40, pag. 1412; V.B. No. 35).
Linoleurn enz. Alle soorten linoleum, viltzeil (bedrukt
viltpapier) en vloerzeil zijn aangewezen als distributie-
goederen.
(E.V.
22/11/40, pag. 1447; V.B. No. 37).
Minerale. smeeroliën en vetten.
Bijzondere voorzieningen
in verband met de tweede distributieperiode vom- minerale
smeeroliën en vetten voor het tijdvak van 1 Januari t/in
31 Maart 1941. (E.V. 15/11/’40, pag. 1412).
Peulvruchten. Op 19 November is een aanvang gemaakt
met de distributie van peulvruchten. Aanvankelijk zullen
slechts groene erwten, spliterwten en w’ellicht ook capucij-
ners worden beschikbaar gesteld.
Alle vervoer van peulvruchten, met uitzondering van
het vervoei’ naar den uiteindelijken verbruiker, is slechts
toegestaan op een geleidebiljet, uitgegeven door de Akker-
bouwcentrale. (DV. 22/1 1/’40 pag. 1445/46).
Room. Nadere regeling betreffende het afleveren en
vervoeren van room ten behoeve van zieken.
(E.V.
15/11/’40
pag. 1412; Stct. No. 219).
Textielproducten. De lijst van vrijgestelde textielpro-
ducten is sinds 16 November gewijzigd.
(E.V.
22/11/’40,
pag. 1446/47).
GELD-, CREDIET- EN BANK WE ZEN EN BELASTINGEN.
Deviezenverkeer. Wijzigingen van het Deviezenbesluit 1
(Zie E.-S.B. (1283), pag. 523) ten aanzien van
in Duitsch-
land geblohkeerde tegoeden.
(DV. 15/11/’40, pag. 1414;
V.B. No. 36)
1).
Ter uitvoering van art. 20 der Deviezenverordening, zijn
nadere régelen gegeven voor den
inQoer !’an binnen- en
buitenlandsche betaalmiddelen en effecten.
(BV. 15/11/’40,
pag. 1.414/15; V.B. No. 35).
Overmaking van in Duitsehland belegd kapitaal. (Zie
E.-S.13. (1295), pag. 689). Nadere regeling ten aanzien van
de overmaking naar Nederland van de tegenwaarde, vei’-
kregen bij vervreemding of delgiiig van verschillende be-
leggingen en vorderingen in Duitschland. (BV. 15/11/’0,
pag. 1414; Stct. No. 218)
1).
1)
Zie ook de aanteekening: ,,Wijzigingen in het be-
talingsverkeei’ met Duitschland”;
01)
pag. 717 cv. van
dit nummer.
-‘-
,..
27 November 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
721
MAANDCIJFERS.
OVERZICHT VAN DEN STAND VAN DE RIEKSMIDDELEN.
Uit. Oct. 1940 (in Guldens).
AFDEELING la
Kohieren
voor den dienst
1940
1)
Dir. belastingen
bo
Bedragen,
weikezijn
20
Benaming der
Totaal
terugge-
geven of
Zuiver
‘
‘-
middelen
bedrag
anders dan bedrag
,,,
wegens
betaling
..
op de kob.
n
afgeschr.
Grondbelast. a)
10.879.832
29.996
10.849.836 10.709.545
Inkomst.bel. b)
85.641.957
3.205.631
82.436.327 88.454.480
Vermogensbel. c)
16.964.239
125.120
16.839.119
17.961.357
Verdedig.bel. 1
9.100.027
129.657
8.970.369 10.299.331
Opc. v.
d.
Gem.
fondsbel. Wet
van 2 Dec. ’39
(SLbl. no. 407) ‘)
25.463.621 257.017 25.206.604
–
Winstbelasting
6.560.538
–
6.560.538
–
Totaal
1 54.61 0.214
3.747.421
1
a) ‘/ hoofdsom + 20 opcenten op de Iioofdsom der gebouwde
eigendommen. b) Hoofdsom + 70-88 opcenten. c) Hoofd-
som + 75 opce.nten.
‘) Voor de belastingen naar inkomen en vermogen bestaan de
vermelde bedragen uit ‘/ gedeelte van het belastingjaar 194011941
en ‘/, gedeelte van het beiastingjaar 193911940. ‘) Voor de be-.
lastingen naar Inkomen en vermogen bestaan de vermelde be-
dragen uit
1
1,
gedeelte van het belastlngjaar 193911940 en
11,
gedeelte van het beiastingjaar 193811939. ‘) Voor de Gemeente-
fondsbelasting bestaan de bedragen uit 15 opcenten over het
belastingJaar 193911940 en
5
1
gedeelte van 50 opcenten over
het belastingjaar 194011941.
AFDEELING Ib
Overige middelen
1940
Sedert
1 Jan.
1940
Overeen-
komstige
periode
1939
Benaming der middelen Divid.- en tantièmcbel.
.
1.053.291
12.974.419 24.457.429
Rechten op den Invoer
.
‘)
5.21 7.581
‘) 69.167.199
98.682.639
Statistiekrecht
128.779
1.418.016
2.068.289
Accijns op zout
112.430
2.201.555 1.516.622
Accijns op geslacht
1.292.678
9.202.491
6.343.634
Accijns op wijn
149.942 1.666.948
1.841.704
Accijns op geclistill
5.071.623
30.713.497
25.287.829
Accijns op bier
976.544
8.157.226 7.702.512
Accijns op suiker
5.880.384
47.808.044
49.727.934
Accijns op tabak
8.020.379
43.998.199
33.041.000
Bel, op gouden en zilverw.
87.655
586.451
503.435
86.402.655
75.815.368
Omzetbelasting
………18.095.465
Couponbelasting
266.631
3.275.624
4.012.138
Recht, en boeten v. zegel ‘)
1.430.260
1)
10.236.384
16.006.334
Recht, en boel. v. reglstr.
3.047.666 12.542.079
11.513.628
Recht, en boet. v. succes-
sie, v. overgang hij over
–
lijden en v. schenking
4.108.187
34.250.497 37.092.520
Opbrengst d. ioodsgelden
2.094
87.867
608.116
Totalen …….
52.835.007
374.689.151 396.221.131
1)
Hieronder begrepen de sedert 11 Februari 1940 ten bate van
het Leeningronds 1940 geheven meerdere Invoerrechten (Wet van 26 April 1940, Stbl, no. 404). ‘) Hieronder begrepen wegens zegel,
recht van nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten-
enz,
f
466.587 (Beursbel.) ‘) Idem 1 1.540.670
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1939.
Zuivere op-
brengst over het
Benaming der middelen
Bedrag van de
tijdvak van 1
raming
Jan. 1939 tot en
met de maand
Oct. 1940
Grond belasting.
(9
hootdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen)
.
10.703.000 10.663.813
Inkomstenbelasting
82.500.000
93.239.044
Vermogensbelasting
21.000.000 21.312.708
Verdedigingsbel. 1………
10.500.000 10.809.897
Belasting v. d. doode hand
2.000.000 2.209.688
Divid,- en tantitmebel
27.000.000 26.005.506
Rechten op den invoer
. . .
96.000.000 122.755.156
Statistiekrecht
2.500.000
2,539,121
Accijns op zout
2.000.000
1.710.816
Accijns op geslacht
7.500.000 7.929.724
2.371.202
Accijns op gedistilleerd
.
28.050.000 31,502.614 8.000.000
9.168.257
Accijns op suiker
56.100.000 61.926.759
Accijns op tabak
36.000.000 39.507.686
Accijns
op
bier
…………
Bel, op gouden en zilverw.
575.000
636.598 82.000.000
88.784.357
Accijns op wijn
………..2.250.000
Couponbelasting ……….
5.500.000
.
4.682.501
Rechten en boeten v. zegel
23.000.000
18.017.666
Omzetbelasting
…………
Rechten en boeten v. i’egistr.
16.500.000
13.494.674
Rechten’en boeien v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden en v. schenking ….
48.000.000
44.218.624
Opbrengst der loodsgclden.
.
750.000
658.426
Totalen
…… J
568.428.000
1
613.344.833
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN HET
WERKLOOSHEID SSUB SIDIEFO ND S.
Zuiver bedrag
Dienst 1940
Bedrag van kohieren tot en
raming
met de maand
Oct. 1940
Grond belasting
(veertig
ten
hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom
Wegens
ongebouwde
9.808.618
Personeele
belasting
(tachtig
ten
honderd van de hoofdsom naar
.
9.000.000
den eersten, tweeden en derden
grondslag)
………………..
19.610.270
Gemeentefondsbelasting
(vijf
en
eigendommen)
……………..9.745.000
twintig opcenten op de hoofd-
16.000.000 13.701.574
Vermogensbelasting (twee en twin-
tig opcenten op de hoofdsom)
2.500.000
..
1.818.913
som)
…………………..
Inkomstenbelasting
(tien opcenten
5.150.000
6.395.593
op de hoofdsom)
………….
Totalen
………
52.395.000
49.334.968
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
Oct. 1940
1940 1939
Motorrijtuigen-
belasting……
753.934 12.479.250
21.249.299
Rijwielbelasting
..
689.653
8.968.703 8.380.273
Totalen
. . . .
1.443.587
21.447.953 29,629.572
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS
Dienst
193911940
Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der
hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1938/’39 tot enm. de-
de maand Oct. 1940
zelfde maand v. 1939
Gemeente.f.belast..
.
1
68.907.075
1
65.686.716
Opc.verm. t. get. v.50
5.961.559 5.986.522
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET LEENINGFONDS 1940.
Benaming der
Opbrengst over de
1
Opbrengst over de
middelen.
maand
Oct. 1940
maanden Mei t/in.
Oct,
1940.
10 opcenten op den
suikeraccijns
407.035 1.463.314
15 opcenten
op
de
rechten van succes-
sie, van overgang
–
en van schenking
49.689
104.011
De ten bate van dit fonds sedert 11 Februari 1940 geheven
meerdere invoerrechten zijn als ,,Rechten op den invoer” verant-
woord onder de rubriek Ib Overige Middelen.
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO ‘S
Ne
Disc. Vlss. 3
28Aug. ’39
Lissabon
….
4 11
Aug.’ 37
Bk.
Bel,Bi.Eff, 3128 Aug. ’39
Londen ……..
2
26 Oct. ’39
Vrsch,1nRC 39 28Aug.’39
Madrid
……
4 29Mrt. ’39’)
Athene
…… 6
4 Jan. ’37
N,-York F.R.B.
1
27 Aug. ’37
Batavia
……3
14 Jan. ’37
Oslo
……….
4921 Sept. ’39
Belgrado
……5
1 Febr. ’35
Parijs
……..
2
3 Jan. ’39
Berlijn
……..34
9 Apr.’40
Praag …… ….
3
1 Jan.
1
36
Boekarest
. . . .
3
12 Sept. ’40
Pretoria,,.,,,,.
3115 Mei
’33
Brussel
…… 2
1
)
25 Jan. ’40
Rome ……….
4918 Mei
’36
Boedapest
. . . .
3
22 Oct. ’40
Stockholm ……
3917 Mei
’40
Calcutta
……3
28 Nov. ’35 Tokio
……..
3.46 11 Mrt’38
Dantzig
……4
2 Jan. ’37
Warschau ……
49 18 Dec. ’37
Helsingfors
. . . .
4
3 Dec. ’34
Zwits. Nat. Bk. 19 25 Nov, ’36
Kopenhagen
. .
4
15 Oct. ’40
‘) 3% voor
wissels,
promessen
en
leeningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.
‘)
Niet officieel bevestigd.
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
IN-York
1
Berlijn
1
Brussel
1
Zürich
IStockh.I
Helsinki 19 Nov.1940
1.88
5
/, 75.359
30.14
43.67 44.854 3,819
20
,,
1940
1.88’1,
75.354
30.14
43.67 44.854
3.814
21
,,
1940
1.88’1,
75.359
30.14
43.67 44.854 3.819
22
1940
1.88’1,
75.359
30.14
43.67 44.854 3.814
23
,,
1940
1.88
3
1.
75.359
30.14
43.67
44.854
3.819
25
1940
1.88
3
/. 75.359
30.14
43.67
44.854
3.819
Laagste d.w.
1.88’/,,
75.28
30,11
43.63
44.81 3.81
Hoogste d.w.
1.88
1
1,,
75.43 30.17
43.71
44.90
3.82
Muntpariteit
1.469 59.263
24.906 48.003
66.671
6.266
722
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 November 1940
KOERSEN TE NEW-YORK.
(Cmliie).
Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($
per
2) (8
per
lOO
/r.)($
P. 100
Mln.)
($
P.
1100)
19 Nov.1940
4.0/’/
–
40.05
–
20
1940
4.04°1
–
40.05
–
21
,,1940
–
–
–
–
22
1940 4.04°1
–
40.09
–
23
1940
4.03314
–
40.05
–
25
1940 4.04
—
40.05
–
27
1939
3.91
1
/
2.210/.
40.20
53.09
Muntpariteit
4.86
3.90′,
23.81
1
1
40’/l,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen
en
landen
Not..
1
eenh.
18123 Nov.’40
Laogstr
1
l-toogsgo
23Nov.
1940 11116
Nov.
’40
Loagste
1
ffoogste
16
Nov.
1940
Officiepi:
New York
S p,
£
4.025
4.03 1
4.03
4.025
4.030
4.03
Parijs
rr.p.
£
–
–
–
–
–
–
Stockholm
lCr.p.2 16.85
16.95
16.90 16.85 16.95
16.90
Montreal
$
p.
2
4.43
4.47
4.45
4.43
4.47
4.45
Buenos Aires
Pes.p2
16.90
17.13
17.01
16.90
17.13
17.015
Niet
‘Officieel.
Alexandrië
P. p.
£
97.50
97.50 97.50 97.50 97.50
97.50
Athene
Dr.p.2
515
525 515
525 525
525
Bangkok
St. p.tcat
–
– –
–
–
1
–
Bombay
d.
•
r.
8.-
18.-
8.-
18.- 18.-
18.-
Budapest
P. p. 2
19.50
19.75
19.50
19.75
19.75
19.75
Hongkong
d. p.
$
t
5.-
15.-
15.-
IS.’-
IS.-
15.-
Istanbul
T2p.2
510
515 510 515
515.
515
Kobe
d.
P. yen
14.25
14.25
14.25 14.25
14.25
14.25
Lissabon
(seu.p £
99.80
100.20
100.-
99.80
100.20
00.-
Madrid
Pt.p. £
37.70
‘37.70
37.70
37.70
37.70
37.70
Montevideo
d.p. p.
-‘
–
–
–
–
–
Rio de Janeiro
d. p.
mii.
–
–
–
–
–
–
Shanghai
d. p.
$
3.75
3.75
3.75
3.81
3.87
3.81
Singapore
d. p.
$
28.18
28.18
28.18 28.18
28.18
28.18
ZILVERP12IJS
GOU.DPRIJS
Londen ‘)
N. York ‘)
A’dam ‘)
Londen
1
)
19 Nov. 1940.. 23
1
11
,
34
1
1 19 Nov. 1940.. 2125
1681-
20
,,
1940.. 23’1
4
34
3
/
t
ZO
,,
1940.. 2125
1681-
21 ,,
1940.. 23’1
–
21 ,,
1940.. 2125
1681-
22 ,,
1940.. 23’1,
34
1
/
t
22 .,
1940.. 2125
1681-
23 ,,
1940.. –
– . 23 ,,
1940.. 2125
1681-
25 ,,
1940.. 23
1
1,,
34
3
/
4
25
,,
1940.. 2125
1681-
27 ,,
1939.. 23
1
/,,
34
1
/ 27 ,,
1939.. 2080
1681-
23 Aug. 1939. . 1 8′,,
37
1
10
23 Aug. 1939.. 2110
1 48/tl/,
‘) In pence p.
0e.
stand. ‘) Foreign silver in
5e.
p. oz. (me.
0)
In guldens per Kg. 100011000. ‘) In sh. p. oz. (me.
STANI) VAN
‘s
BUKS
KAS.
Vorderingen
1
7Nov. 1940
1
15 Nov. 1940
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij de Nederlandsche Bank t
3.000.152,64
–
Saldo b. d. Bank
voor
Ned.
Gemeenten ……………
………96.722,85 ,,
149.984,26
Voorschotten opull.. OcL.(Sept)
aan de gemeenten verstr.
op aan haar uit te keeren
lioofdsom der pers. bel.,
aand. in de hoofdsom der
grondbel. en der gem. fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op de vereno-
genobelasting …………………-
–
Voorschotten aan Ned.-Indiê’) ,, 115.196.468,13 ,, 115.521.381,37
Idem aan Suriname
1)
…9.756.984,58 ,,
9.756.984,58
Kasvord. wegens credietver-
strekking a. h. buitenland
,,
75.048.769,83 ,, 74.550.707,95
Daggeidieeningen tegen onder- pand
….
…………………-
–
Saldo der .postrek. van Rijks-
comptabelen …………..66.763.043,32
62.547.837,13
Vodering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)
–
1.920.005,1 t
Vordering op andere Staats-
bedr. en instellingen
o)
41.661.790,97 ,, 10.309.135,42
Verplichtingen
Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi verstrekt
–
f 15.000.000,-
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt .
–
,,
4.559.184,01
Schuld aan de Bank voor
Ned. Gemeenten
–
–
Schatkistl’eiljetten in omloop ,, 171.357.000,- ,, 1
‘ 71.333.000,-
Schatkistpromessen in omloop ,, 936.600.000,-‘) ,, 936.400.000,-
5
)
Daggeldleeningen
–
–
Zilverbons in omloop ………..28.764.442,- ,, 28.805.944,50 Schuld op uit. Oct. (Sept.)
’40 aan de gem. weg. ah. uit
te keeren hooîds. d. pers.
bel.,. aand. 1. d. hoofds. d.
grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting……….4.935.457,51 ,,
6.777.417,32
Schuld aan Curaçao ‘) .. ….
……..142.408,92 ,,
142.320,07
Schuld aan het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)
……3.030.827,81
–
Id. aan het Staatsbedr. der P.
T. en T.
S)
.’ ,,
209.030.516,52 ,, 225.145.688,67
Id. aan andere Staatsbedrij-
ven
1)
…..9.000.000,- ,, 10.000.000,-
Id. aan div. instellingen
‘)
..,, 162.261.159,58 ,, 164.728.882,21
1)
in rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist. ‘) Rechtstreeks bij De
Nederlandsche Bank f169.000.000,- ‘) Idem f152.000.000,-.
DE NEDERLAND.SCHE BANK.
Verkorte balans op 25 November 1940.
Aetiva.
Binnenl. Wissels,
1»lfdbank.
t
176.503.970
Promessen, enz.
Bijbank.,,
56.757
Agentsch.
,,
220.924
t
176.781.651
Papier op liet Buitenland
. .
t
15.371.590
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen
–
15.371.590
Beleeningen mcl.
Ç
Ilfdbank.
t
151.051.945
1)
voorschotten in
Bijbank.,,
3.612.795
rekening-courant
(
.Agentsch. ,,
45.335.808
op onderpand
200.000.568
Op Effecten
enz.
………
f
‘199.041.424
1)
Op Goederen en Ccelen ….
..
959.124
–
200.000.548
1)
Voorschotten
aan
hel
Rijk
………………
15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….f
‘1.108.674.110
Zilveren munt,
enz………
15.542.807
1.124.216.917
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
48.724.681
Gebouwen en meubelen der Bank
……………
4.500.000
Diverse rekeningen
…………………….
93.288.171
1.677.883.558
I°asslva.
Kapitaal
………………………..
r.
.
.
.
t
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
4.454.251
Bijzondere
reserves ……………………….
13.494.514
Pensioenfonds
…..
……………………..
‘
‘10.922.161
Bankbiljetten
in
omloop
………………….
1.438.044.160
BankassignatiOn
in
omloop
……………….
99.351
Rek.-Courant, Van het Rijk
f
–
saldo’s
Van anderen
,,
184.422.521
186.422.521
Diverse
rekeningen
…………………….
6.446.600
‘1.677.883.558
Beschikbaar metaalsaldo
……………
.
t
475.232.406
Minder bedrag aan bankbiljetten in
omloopdan
waartoe de Bank gerechtigd is
………….
t.’l88.081.0l0
Schatkistpapier, rechtstreeks hij de
Bank onder-
gebracht
………………………….
170.000.000
Waarvan aan Nederlandscb-Indi0
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) t
57.977.150
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Gouden
t
Circu-
Ande
Bosch/kb.
t
Dek-
Data munt
n
‘)I
Luntrna
e
te
latie
opeischt..
Metaal-
t
kings-
r.
1
schulden
saldo
1
perc.
25
ov.’40i.
108 674
1
‘1.438.04î’
‘184.522
‘
475.232
1 ±70
18
,,
’40
1.120.223
1
1.422.569
179.774 494.351
‘±
71
11
,,
’40
1.119.879
1
1.419.425
182.005
496.062
1
±71
(Mei
’40
1.160.287
1
1.158.613
255.183
607.242
1
83
Totaal
t Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
1
prom.
op hel
reken.
disconto’s
1
rechtstr.
ningen
bie/tent.
(act.)
25 Nov.’40
176.782
t
170.000
200.001
15.372
6.447
18
,,
’40
159.898
1
813.000
201.579
15.372
77.291
11
,,
’40 161.909
1
155.000
202.168
300
89.209
6 Mei
’40
9.853
1
–
217.756
750
20.648
1) Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilj. 1Banhbilji.
1
–
Other securitmes
Data
Metaal
in
in Bank.
Disc.ancf
Secu-
circutatie
J
Departm.
1 Advances
1
rit/es
20
Nov.
’40
990
992.650
37.590
3.940
20 820
13
,,
’40
920
594.050
36.190
4.230 21.070
6,,
’40
800
593.490
36.750 3.100
21.490
30 Oct.
’40
720
591.570
38.670
3.000
23.280
23 Aug.
‘39247.263
508.064
38.353
5.711
24.334
Data
GO
Other Deposits
Reserve
Dele-
Bankers
Other
kings
Acc.
perc.
‘)
‘:
20Nov.’40 1
22.390
112.410
51.400
38.339
j
”
13
,,
’40 ‘139.810
19.580
114.670
42.990
35.470
20,0
6
,,
’40 136.410
12.940
118.230
49.430
37.290
20,7
30 Oct.
‘4P
130.040
18.250
108.000
51.510
39.110
22,0
23Aug. ’39
39.666
29.371
92.132
36.229
39.199
26,0
DUITSCIIE 1IUICSBANK.
1
Goud
1
Renten-
Andere wissels
Bel ee-
Data
en
1
bank-
chèques en
deviezen
1
schetste
schat ki 51 papi er
1
ningen
15 Nov. 1940
77,5
t
212,1
12.652,8
1
21,5
8
,,
1940
77,6
1
210,6
13.049,6
1
18,4
31
Oct.
1940
77,7
1
204,7 13.069,5
1
30,8
23 Aug.
1939
77,0
1
27,2
8.140,0
1
22,2
Data
Ej/ec-
1
Diverse
t
C/rc’t
Rekg.-
1
Diverse
t
en
1
Activa
1
tatie
1
Cr1.
1
Pass/eo
15 Nov. ’40
t
47,3
t
1.891,0
1
12.476,6
1
1.659,9
1
590,5
8
,,
’40.
52,5
t
1.711,0
1
12.670,2
1.695.5 564,8
31
Oct. ’40
55,6
1.857,9 12.937,3
1
1.609.8
556,4
23 Aug. ’39
1
982,6
1.380,5
1
8.709,8
1.195,4 454,8