Ga direct naar de content

Jrg. 25, editie 1281

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 7 1940

7 AUGUSTUS 1940

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch~St

at’istische

Berichten

ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

25E JAARGANG

WOENSDAG 7 AUGUSTUS 1940

No. 1281

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. G. Koopmans; P. Lie ftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen

en F. de Vries.

Secretaris can de Redactie: M. F. J. Gooi.

Redactie-adres: Pieter de Iioochweg 122, Rotterdam-IT’

A angeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaatweg.

Telefoon Nr. 35000. .Postrekening 8408.

Abonnementsprijs coor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Economisch-Statistisch Maitndbe,icht,

franco p. p. in Nederland f 20,— per jaar. Buitenland en

koloniën / 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden can het Nederlandsch Economisch Instituut

ontoangen het weekblad gratis en genieten een reductie op

de eerdere publicaties. Adresa’ijzigingen op te gecen aan

de Redactie.

INHOUD:

Blz.

De economische functie van inkoop-combinaties door
Prof.

Mr.

P.

Liefi.inek ……….
…………..
484

Japans economische penetratie in China, door
11. J.
Groene eelt

j……………………………..
487

Groei en beteekenis van het bedrijf der ,,Koninklijke”
(T)

door

Dr.

TV.

Mautner

………………….
490

A a n t e e k e n
i
n ge n.

Overheidsmaatregelen op economisch gebied

. . . .
494

Ontvangen

boeken,

statistieken

en
bro chu res

…………………………..
497

M. a a n d c ij f e r s.

Flypotheekrente

in

Nederland

…………….
497

S t a t
i
s t
i
e k e n.
Geld- en Wisselkoersen

Bankstaten
.
..
.

497-498

GELD- KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Op de geidmarkt
blijft het meest opvallende verschijnsel
de nog voortdurend toenemende liquiditeit der banken.
Eenerzijds is dit verschijnsel het gevolg van de nog steeds
krachtig terugloopende uitzettingerf der banken onder
handélsdebiteuren als uitvloeisel van de inkrimping der
voorraden, anderzijds is er ook een belangrijke stijging in
de deposito’s te registreeren.
De capaciteit der banken om schatkïstpapier in hun por-
tefeuille op te nemen, is uit beiderlei hoofde in de laatste maand zeer belangrijk gestegen, hetgeen tot gevolg heeft
gehad, dat nu reeds eenige weken lang het rehtsteeks bij
de centrale bank ondergebrachte bedrag aan schatkist-papier onveranderd is blijven staan op 66 millioen – na
een maximum te hebben bereikt van
70
millioen, waarop
derhalve
4
millioen werd afgelost – zulks ondanks de om-
vangrijke .behoeften van de schatkist. Met belangstelling
wordt intusscheri de eerstvolgende weekstaat van de bank
tegemoet gezien, omdat per 1 Augustus de schatkist om-vangrijke betalingen had te doen, waarvan ongeveer een
30
millioen uit anderen hoofde dan voor aflossing van
vervallend schatkistpapier. Naast de normale financierings-
behoeften moet bovendien regelmatig worden gerekend
op een tweetal factoren: de overheveling van in verband
met de bezettingskosten in omloop gebrachte Reichskre-
ditkassenscheine naar de schatkist en de financiering
van de uitbetalingen van Duitsche clearingvorderingen
binnen de periode van zes weken, die men als limiet heeft gesteld. Wat nu de Reichskreditkassenscheine betreft, kan
men zeggen, dat de financieringsbehoefte van de schat-
kist, die daaruitontstaat, automatisch op de open markt
dekking kan vinden, omdat degenen, die deze betaalmid-delen ontvangen en die ze blijkbaar bij hun bank storten,
aangezien de totale circulatie niet is toegenomen, daarmee
6f credieten aflossen 6f creditsaldi kweeken. In beide ge-vallen ontstaat voor de banken een evenredige mogelijk-
heid tot absorbeeren van nieuw schatkistpapier.

Op dé
wisselmarkt
zijn de omzetten wat grooter geweest.
Meer en meer blijkt echter, dat het apparaat van De-viezenverordening en Deviezeninstituut, dat formeel
de voorwaarde heeft gesbhapen om het internationale
betalingsverkeer weer op gang te brengen, alleen maar
het technische apparaat is om dat verkeer mogelijk te
maken, maar dat daarnaast noglang niet aan alle materieele
voorwaarden is voldaan om ook de facto de betalingen te
kunnen doen geschieden. Voor verschillende valuta’s
zijn thans vergunningen afgegeven, maar de valuta zelve
is vaak niet te krijgen. Uitermate moeilijk is dat b.v. bi.I
Zweedsche Kronen, terwijl ook voor Finsche Marken
pratisch geen aanbod bestaat.

Onder die omstandigheden is het begrijpelijk, dat de
handel in bepaalde gevallen reikhalzend uitziet nar de
instelling van een clearingregeling, omdat aldus tenminste dergelijke bezwaren worden ondervangen.

De
kapitaalmarkt
heeft deze week een merkwaardige
ommekeer in de stemming vertoond. Nadat zoowel de
aandeelen- als de obligatiemarkt geruimen tijd zeer ge-
drukt waren, is voor beide groepen fondsen deze week de
tendens radicaal gekeerd. Men krijgt den indruk, dat

1
er-
scheiden beleggers ter vermindering van hun op effecten-
onderpand opgenomen voorschot — al dan niet om aldus een met
30
pCt. gedekte positie te verkrijgen, die men
voor een jaar kan blokkeeren – een deel van hun fondsen-
bezit hebben gespuid, een aanbod, waartegenover zeer
weinig koop-animo aanwezig was. Reeds in de eerste dagen
van de verslagweek was intnsschen het aanbod zeer be-
langrijk geringer. Tôen dit later nog meer inkromp, blepk,
dat voldoende vraag aanwezig was om het koerspeil
krachtig omhoog te brengen. ])e recente daling had dus
blijkbaar in de eerste plaats een markt-technische oorzaak.

484

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1940

DE ECONOMISCHE FUNCTIE VAN

INKOOP-COMBINATIËS,

Kunnen inkoop-combinaties vanuit algemeen eco-
nomisch gezichtspunt gezien als nuttig beschouwd worden?
Deze vraag laat zich liet best beantwoorden door te
onderzoeken of de structuur van de markt, waarop liet
meerendeel der inkoop-combinaties haar werkzaamheden
uitoefent, voldoende waarborgen biedt, dat ook zonder
haar optreden de belangen van consumenten en pro-duenten op evenwichtige wijze tot hun recht zouden
komen en, zoo neen, of dergelijke instellingen tot het bereiken van zulk een resultaat merkbaar kunnen hij-
drgen.
Voor de beantwoording van deze vragen is liet noodig
allereerst een korte schets te geven van de voornaamste
structuurvormen, welke in het huidige stadium van in-
dustrieele en commercieele ontwikkeling voor de markt als typisch kunnen worden beschouwd.
Het meest gangbare schema, waarin men de verschil-
lende marktvormen gewoonlijk past, gaat uit van de
enkelvoudige tegenstelling vrije concurrentie tegenover
monopolie.

Prijsoornzing bij vrije concurrentie.

Bij vrije concurrentie bevindt zich zoowel aan de zijde
van het aanbod als aan de zijde van de vraag een veel-
lieid van personen, resp. ondernemingen. De hoeveelheid,
iiaarrnede elke aanhieder en elke vraget’ als zoodanig op de markt treedt, wordt in verhouding tot het totale
aanbod en de totale vraag als zéé gering verondersteld,
dat noch een enkele aanbieder, noch een enkele vrager
een merkbaren invloed kan uitoefenen op den prijs van
het betreffende artike].
Elke vrager en elke aanbieder moet hijgevolg den prijs,
clie zich vormt, als een gegeven grootheid aannemen en
de hoeveelheid, die hij kan koopen, resp. kan verkoopen,
is daarvan afhankelijk. Vragers, voor wie de prijs te hoog
is, moeten van aankoop afzien, evenals aanbieders, voor
wie de prijs te laag is, niet tot verkoop geraken.
De pi’ijs komt automatisch daar tot rust, waar vraag
en aanbod in evenwicht zijn. Deze prijs zal vrijwel corres-
pondeeren met de productiekosten van ‘dien aanbieder,
wiens aanbod nog juist noodig is om den laatst slagenden
vrager te bevredigen. is dit het geval, dan kan men zeg-
gen, dat, gegeven bepaalde productie- en koopkrachtver-
houdingen, de belangen van producenten en consumenten
gelijkelijk tot hun recht komen.

Prijs9orming onder aanbocis-monopolie.

Anders is de uitkomst in geval van liet monopolie,
waarbij met name wordt gedacht aan een aanbod-mono-
polie, omdat dit, in de practijk het meeste voorkomt.
De monopolist heeft de prijshoogte in de hand. hij
kan van verschillende mogelijke prijzen een bepaalden
vaststellen. Bij elk dier prijzen kan hij rekenen op een
zekere vraag; bij een lageren prijs op een grootere, bij een
hoogeren prijs op een kleinere vraag. Die prijshoogte zal
voor hem het aanti’ekkelijkst zijn, waarbij zijn totale
winst maximaal is. Deze uitkomst vindt hij door een
aftasten van de markt, d. i. op pi’oefondervindelijke wijze.
De vragers moeten hunnerzijds den prijs, dien de mo-nopolistische aanbieder vaststelt, als gegeven aannemen
en zullen daarvan de hoeveelheid, die zij koopen, afhan-kelijk moeten stellen. Deze hoeveelheid zal geringer zijn dan bij vrije concurrentie. Minder vragers zullen worden
bevredigd en de prijs zal hooger zijn.

liet onoolledig monopolie.

Een speciaal geval, aan liet monopolie grenzend, cloet
zich voor, wanneer niet het geheele maar het grootste

deel van het aanbod in één hand vei’eenigd is. Men spreekt
dan van een onvolledig monopolie.
De prijsvorming is in dit geviJ gelijk aan die hij het
volledig monopolie, behoudens inzooverre, als de mono-
polist van de totale vraag het aanbod van de ,,buiten-
staandei’s” moet aftrekken, wanneer hij zijn optimalen
afzet berekenen wil.
De ,,buitenstaanders” nemen ôf een passieve houding
aan en beschouwen den monopolieprijs als een gegeven
grootheid, die zij niet kunnen beïnvloeden en waar zij
iets beneden zullen blijven,
ór
zij trachten hun debiet
geleidelijk te vergrooten dooi belangrijk onder den mono-
polieprijs te gaan. Dit laatste zal echter spoedig felle
reacties van den monopolistischen aanbiedei’ uitlokken,
die een krachtige poging zal aanwenden om hen uit de
markt te verdrijven. Zoolang echter de ,,buitenstaanders”
ei’sthedoelde houding blijven aannemen en de mono-
polist hun bestaan verdraagt, handhaaft zich een zeker
evenwicht.
lIet aanbods-oligopolie.

Niet minder belangrijk is een andere figuur, die in de
practijk zoo veelvuldig voorkomt, dat in toenemende mate
aanleiding bestaat om vrije concurrentie en het volledige
monopolie als uitersten en uitzondei’ingen aan te zien
en het hier te noemen geval als regel. De bedoelde figuur
kenmei’kt.zich hierdoor, dat zich aan één van de beide
zijden van de markt, meestal de aanhodzijde, niet velen,
noch één enkeling, maar slechts weinigen bevinden. In
het meest voorkomende geval, het z.g.n. aanbods-oligo-
polie, staan tegenover een groot aantal vragers slechts
enkele aanbieders, die elk een belangrijk deel van het
totale aanbod op de markt brengen en door vergi’ooting
of verkleining van dit aanbod een merkbaren invloed op
den prijs kunnen uitoefenen. Geen van deze aanbiedei’s
behoeft den prijs als een onafhankelijke grootheid te be-
schouwen. Integendeel. Ieder van hen kan er een zekere
mate van invloed op uitoefenen, maar deze invloed is
beperkt door het gedrag van de (enkele) concurrenten.
Deze situatie leidt, ôf tot een wederkeerig elkaar ont-
zien, (‘,f tot een felleri strijd om de alleen-heerschappij, die,
met name wanneer de weinige concurrenten van onge-veer gelijke sterkte zijn, vrijwel nooit tot ‘liet einde ge-
streden wordt.

]n het eerste geval, waarin de aanbiedei’s elkaar ontzien,
zal de totale afzet beperkter zijn en de prijs hoogei’ dan
hij vi’ije concurrentie; ontbi’andt de strijd, dan zal de
afzet grooter zijn en de prijs lager. Een z.g.n. automatisch
marktevenwicht komt niet to’t stand. Als ei’ evenwicht
ontstaat, is dit veeleer een tactisch evenwicht, van zee,’
labiel karakter.
De figuur, die het laatste besproken werd, doet zich daarom zoo veelvuldig voor, omdat in tal van bedrijfs-
takken liet concentratieproces zoo ver is voortgesc’hreden,
dat liet aantal pi’oducenten, dat daai’toe behoort, met
een beperkt aantal ophoudt. In sommige jongere bedi’ijfs-
takken is het aantal l)i’oducenten nooit bijzonder gi’oot
geweest.

Maar ook daar,’ waar het aantal aanbieders nog talrijk is
te noemen, vertoont de structuur van de mai’kt herhaal-
delijk een overeenkomstig beeld, indien namelijk de markt
haar homogeen karakter heeft verloren en feitelijk uit-
eengevallen is in een aantal z.g.n. deelmarkten tengevolge
van den uiteenloopenden aard der artikelen, die worden aangeboden. Verschillen in specificatie, model en kwa-
liteit kunnen de producten van een bedrijfstak, die in een-
zelfden gebruikskring worden gevraagd, een zoodanig
karakter geven, dat voor elke specificatie, elk model, elke
kwaliteit, als liet ware een eigen markt ontstaat, waai’op
het aantal aanbieders klein is. hierdoor ontstaan mono-
pohistische en oligopolistische situaties, die behalve door
liet restant aan directe concurrentie, dat gehandhaafd

7 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

485

blijft, slechts gemitigeerd worden door de mogelijkheid
van de consumenten, om van het eene artikel, dat is
van de eene markt, op het andere artikel, dat is op een
andere markt, over te gaan.
Het ontstaan van dergelijke situaties wordt sterk in de hand gewerkt door de artikelen, die ter markt ver-
schijnen, van een bepaald merk te voorzien. Dit merk
heeft,feitelijk ten doel de markt van het betrokken artikel
duidelijk van andere markten af te grenzen.
1-let voeren van reclame voor zulk een merk heeft
eenerzijds de strekking voor liet merkartikel een zekeren
roei), een zeker prestige te vestigen, anderzijds beoogt
cle reclame de aandacht der verbruikers af te leiden van
andere artikelen, die door concurrenten worden aange-
boden.

liet streven naar vaste relaties met de afnemers door
het leveren van bijzondere ,,service”, liet toestaan van
kortingen, e. d., heeft denzelfden achtergrond.
Ook zonder toepassing van de zoo juist besproken id-
delen kan een overeenkomstige situatie bestaan, indien
aan de zijde der afnemers gemis aan marktoverzicht be-
staat.

Kent een afiemer de markt onvoldoende, kent hij
met name de concurrentieverhoudingen en de suhsti-
tutiemogelijkheden niet of slechts zeer gebrekkig, dan
brengt dit de producenten, waarmede hij in aanraking
komt, in een monopolistische of oligopolistische positie,
waardoor hij op de markt veel zwakker komt te staan dan
wanneer hij deze goed overziet. De Duitscher spreekt in
dergelijke gevallen van ,,Meinungs-Monopole”.
Ook aan de vraagzijcle wijken de feitelijke verhoudin-gen soms af van de theoretische onderstellingen der vrije
concurrentie, maar meestal is het aantal gegadigden aan
deze zijde van de markt aanmerkelijk grooter dan het
aantal aanbieders en oefent geen der afzonderljke vra-
gers een merkbaren invloed uit op de marktresultaten.
Zoowel het vraag-monopolie als het vraag-oligopolie
doen zich, al thans met betrekking tot eindproducten, –
maar betrekkelijk zelden voor. Beperkt zich in een uit-
zonderlijk geval het aantal afnemers tot weinigen, zooclat
de vraag van eik van hen een duidelijk gewicht in de schaal
legt, dan versterkt dit onmiddellijk de positie van deze
marktpartij. ])e aaiihieders, aangenomen, dat er meer-
dei-e van hen zijn, zullen in onderlinge concurrentie dingen
naar de leveranties aan de grootere afnemers. Zelfs ivan-
neer het aanbod door een monopolist vertegenwoordigd
wordt, zal deze zich tegenover enkele groote afnemers
eerder eenige beperking opleggen met betrekking tot het
uitbuiten van zijn monopolistische macht, dan wanneer
hij zich bevindt tegenover een veelheid van kleine vra-
gers. Op de ooi-zaken, die dit verklaren wordt hieronder
nog teruggekomen.

**
*

Uit de voorafgaande schets van de voornaamste mo-
demo marktstr-uctuurvormen mag, voorzoover zij wer-
kelijkheicisgetrouw is, de conclusie worden getrokken,
dat een marktevenwicht, zooals men zich bij de vrije
concurrentie kan denken, dat de belangen van beide
marktpartijen tot hun i-echt laat komen, in de practijk
betrekkelijk zeldzaam is; met name lijkt deze conclusie
gegrond, wanneer men met een weinig homogene markt
te doen heeft, zooals hij tal van industrieele eindproduc-ten voor technisch gebruik het, geval is. Dat desondanks
de markt van deze artikelen dikwijls een tamelijk rustig
karakter vertoont en daarop een zeker evenwicht tot
stand komt, is te danken aan liet feit, dat een aantal
factoren van verschillenden aard een stabiliseerenden in-
vloed uitoefent.
Voor een deel is hier sprake van z.g.n. traagheids-
factoren. De concurrentiestrijd wordt met name tusschen
de verschillende aanbïeders niet altijd ‘met de uiterste

felheid gevoerd. Gemakzucht, onbekwaamheid, stands-
bewustzijn, een gevestigde handeistraditie leiden er dik-
wijls toe, dat minder rationeel gehandeld wordt dan in
theorie moet worden verondersteld. Deze factoren werken
echter in den regel sterker aan de zijde van de vraag,
d.w.z. bij de consumenten. 1-let inkoopen door consu-
menten geschiedt dikwijls zeer weinig rationeel, waartoe
o. a. in belangrijke mate bijdraagt het gemis aan markt-
overzicht.
Naast traagheidsfactoren werken organisatorische fac-
toren mitigeerend op de- marktverhoudingen in. De aan-
bïeders, dat zijn in dit geval de producenten, de impor-
teurs of de groothandelaars, sluiten zich veelvuldig aan-
een tot monopolistische of beperkt monopolistische orga-
nisaties, gericht op regeling en beperking der onderlinge
concurrentie. Aan de zijde van de vraag, d. i. in dit geval
bij de kleinere distribuanten en de consumenten, werkt de
organisatietendens îeel zwakker. Het groote aantal der
belanghebbenden en hun ieinig gestandaardiseerde be-
hoeften bemoeilijken aaneensluiting, terwijl ook het in-
zicht in het belang daarvan nog al te veel ontbreekt.
Zoowel de traagheidsfactoren als de organisatorische
factoren werken hoofdzakelijk in liet nadeel van de con-
sumenten. Bij hen is de traagheid het grootst en de Orga-
nisatie het slechtst en wanneer zij op de verschillende
markten, waarop zij zich hebben te voorzien, aanbieders
tegenovei- zich vinden, bij wie de traagheid door scherper rationaliteit overwonnen is en de Organisatie een gesloten
front gevormd heeft, is het duidelijk, dat er van een
evenwichtig marktresultaat, waarbij de belangen van
producenten en consumenten, voorzoover de gegeven
omstandigheden dat toelaten, gelijkelijk tot hun recht
komen, weinig sprake zijn kan.

**
*

De inkoop-combinaties in deze inarids ituatie.

In de gegeven constellatie kunnen inkoop-organisaties
een belangrijke rol spelen, die niet alleen voor de daarbij
aangeslotenen van voordeel is, maar ook in algemeen
economischen zin nuttig te noemen is. En wel in hoofd-
zaak in tweeërlei opzicht.
In de eerste plaats is hier te denken aan bepaalde
voordeelen iran technisch-economischen aard, die ver-
kregen kunnen worden bij inkoop in liet groot. Wanneer
de leden eener inkoop-vereeniging en degenen, die daarvan
verder gebruik maken, een belangrijk deel van hun aan-
schaffingen aan een centraal orgaan, dat daarmede spe-
ciaal wordt belast, -kunnen overlaten, kunnen zij zelf
met een veel geringer inkoop-apparaat volstaan en kan
door het bedoelde orgaan, indien daarbij een veelheid
van opdrachten wordt geconcentreerd, een grooter mate
van specialisatie toegepast en een economischer bezetting
van liet apparaat bereikt worden, waardoor de kwaliteit
van het inkoopen’ verbeterd wordt en de druk van de
,,overhead costs” wordt verlaagd. Aangezien deze voor-
deelen genoegzaam bekend zijn, zal hierbij niet verder
worden stilgestaan.

In de tweede plaats zijn van zeer groot belang de stra-
tegische voordeelen, die met behulp van een inkoop-cen-
trale te bereiken zijn. Deze-wordt men zich slechts ten
volle bewust, als men inzicht heeft gekregen in de ver-
schillende vormen van z.g.n. monopolistische concurren-
tie, die zich voordoen, en in de oorzaken, welke aan dit
verschijnsel ten grondslag liggen. Eén van de zeer belang-
rijke resultaten, welke een inkoop-vereeniging, die vol-
doende orders omvat om zich een goede outillage en een
bekwame leiding te kunnen veroorloven, kan bereiken,
bestaat hierin, dat zij zich een vrij volledig overzicht van
de markt kan verschaffen. Dit stelt haar in staat om alle
elementen van concurrentie, die aan de zijde van het
aanbod bestaan, te onderkennen en uit te buiten. Dit geldt

486

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1910

niet alleen voor de vergelijking van gelijksoortige aan-
biedingen, maar ook voor het benutten van substitutie-
mogelijkheden, welke zich veelvuldig voordoen. Allerlei

z.g.n
,,Meinungs-Monopole” kunnen door haar worden

doorbroken.
Voorts kan zi,j er wellicht in slagen een grootere mate
van uniformiteit te brengen in het karakter van het
aanbod, bv. door het stellen van den eisch, dat hetgeen
geleverd kan worden aan een bepaalde kwaliteit moet
voldoen en door haar inkoopen te verrichten op basis
van uniforme leverings- en betalingscondities. Afgezien
van het feit, dat zij in den regel, dank zij haar inkoop in
het groot, zekere eischen kan stellen, die. voor kleinere
afnemers onbereikbaar zijn, hetgeen haar op zichzelf
reeds een voorsprong verschaft, kan zij op deze wijze
het ontstaan of voortbestaan van z. g. n. deelmarkten
voorkomen, waardoor de concurrentie tusschen de le-
veranciers doorzichtiger en de prijsvorming duidelijker
wordt. Hierdoor wordt haar marktpositie nog sterker.
Draagt het bovenstaande er reeds toe bij aanbods-
monopolies en -oligopolies in hun ontstaan of bestaan te
belemmeren, ook op meer directe w’ijze kan het optreden
van een inkoopcentrale, die een behoorlijke macht achter
zich heeft, den invloed van dergelijke formaties beperken.
1-her wordt met name gedacht aan de mogelijkheid om
de bijna steeds aanwezige latente of feitelijke concurren-
tie van outsiders, door het verschaffen van orders op te
w’ekken of te versterken. Afgezien van de vraag, of een
dergelijke wijze van handelen steeds gewenscht moet worden geacht, ligt hier een belangrijk afweermiddel,
waarvan de groote afnemer zich aanwending veroor-
loven kan, en w’aarvan de dreiging soms reeds voldoende
is om leveranciers-combinaties minder veeleischend te
maken dan waartoe zij anders geneigd zouden zijn. Dat
een inkooper in het groot in dit opzicht sterker staat dan een kleine afnemer, vloeit vanzelfsprekend voort uit het
feit, dat zijn orders zooveel gewicht in de schaal leggen,
dat het geen leverancier onverschillig kan zijn deze,
hetzij tijdelijk, hetzij blijvend, te moeten missen.

Inkoop-combinaties en uitschakeling.

Ook nog op ander gebied kan de inkoop-combinatie
voordeelen voor haar leden verwerven, die voor kleinere
enkelingen niet te verkrijgen zijn. Tusschen de prodlu-
centen en de afnemers-consumenten hebben ten aanzien
van de meeste artikelen verschillende categorieëntussche
personen zich en plaats verworven, die tot op zekere
hoogte nuttig en gerechtvaardigd is, maar die ook kan
ontaarden in een ongemotiveerde belasting van het distributie-apparaat en in een beïnvloeding van het
marktresultaat, die voor de consumenten en daardoor
ook indirect voor de producenten niet anders dan nadeelig
is te noemen.
Deze tusschenpersonen slagen er niet zelden in,
vooral wanneer zij zich organiseeren en de producenten
ertoe kunnen brengen te bewilligen in een exclusief ver-
keer, voor zich een monopolistische positie te verwerven,
die hen in staat stelt niet alleen het directe contact tus-
schen consumenten en producenten moeilijk, zoo niet
onmogelijk te maken, maar die hun ook de macht ver-
schaft een marge tusschen den fabrieksprijs en den detail-
prijs te doen ontstaan en te handhaven, die voor hen,
ook indien men hun kosten in aanmerking neemt, een
winst beteekent, die ver boven het redelijke uitgaat.
Indien zij zich met betrekking tot deze winst kunnen
veilig stellen, is er voor hen bovendien niet zoo heel veel aan gelegen om bij de producenten een zoo laag mogelij-
ken prijs te bedingen. Ook hierdoor wordt, hetgeen de
consumenten tenslotte betalen moeten, dikwijls onnoodig
opgedreven. –
Het voordeel, dat de inkoop-combinatie zich op dit
gebied nu verschaffen kan, ligt in de mogelijkheid om de

versperring, welke de tusschenpersonen dikwijls op den
weg tusschen consumenten en producenten hebben op-
geworpen, te doorbreken en directe relaties aan te .knoo-
pen met de producenten. 1-let belang hiervan is in de eerste plaats, dat zij zich nu het genot kan verwerven
van de tusschenhandel-provisie, die, indien haar kosten
geringer zijn dan die der bij de desbetreffende orders be-
middelende tusschenpersonen, een batig saldo zal af

werpen, hetgeen aan haar leden ten goede komt. In cle
tweede plaats en dit is zeker niet minder belangrijk,
kan zij door het directe contact met de producenten de
prijsopdrijvende werking van tusschenhandels-monopolies
in den dubbelen zin, als hierboven beschreven, uit-

schakelen.
Tot het inslaan van dezen weg behoeft een inkoop-
combinatie niet onder alle omstandigheden over te gaan,
m. a. w., zij kan zich van de tusschenkomst van impor-
teurs en grossiers in sommige gevallen blijven bedienen,
bv., wanneer zij op deze wijze 1)epaalde specialisten-

fundties beter en goedkooper verricht krijgt, maar het
feit, dat zij er, bij voldoende grootte en met inachtneming
van den noodigen tact tegenover de producenten, dikwijls
in kan slagen dezen weg voor zich te Ôpenen, behoort
tot de belangrijkste gronden, die haar bestaan recht-
vaardigen.

De inkoop-combinaties oan c’olkshuisho udkundig standpunt

beschouwd.

Dat de genoemde voordeelen, welke een inkoop-combi-
natie kan bereiken, niet slechts vanuit privaat-economisch
gezichtspunt, maar ook vanuit algemeen volkshuisho.ud-
kundig gezichtspunt, als waardevol zijn te beschouwen,
volgt uit de overwegingen, die in het voorafgaande voort-
durend ter sprake kwamen. De structuurvormeu, welke
de markt in liet moderne stadium van industrieele en
commercieele ontwikkeling vertoont, bieden, zooals eerder
uiteengezet werd, slechts weinig garantie, dat de be-
langen van producenten en van consumenten hij het
proces der prijs.vorming op evenwichtige wijze worden
gediend.
Daarvoor zijn er teveel monopolistische en oligopolistische
verhoudingen ontstaan, daarvoor is ht machtsevenwicht
dikwijls te zeer verbroken. Met name de belangen der
consumenten raken hierdoor vaak in het gedrang en de
eenige weg om hierifi verbetering te brengen, naast di-
recte inmenging van den Staat of andere publiekrechte-
lijke organen, bestaat in het in leven roepen van orga-
nisaties van de belanghebbenden zelf, die ertoe bijdragen,
dat de eenzijdigheid, welke in vele marktverhoudingen
ten gunste van de producenten dreigt te ontstaan of zich
reeds voordoet, zoo goed mogelijk wordt gecompenseerd.
Indirect kan dit ook wel degelijk worden beschouwd
als een producentenbelang, namelijk in zooverre langs
den aangegeven weg de voorziening van de consumenten
beter en vooral goedkooper geschieden kan. Een betere
en goedkoopere verzorging van de consumenten met
artikelen van dagelijksch gebruik verschaft dezen niet
allen een ruime behoeftenhevrediging, maar veroorzaakt
anderzijds door vergrooting der afzetmogelijkheden een
verruiming van de werkgelegenheid.
Het moderne productie-apparaat is door zijn techni-
sche structuur in zoo sterke mate voorbestemd tot massa-
productie en massalen afzet, dat het slechts dan aan
zijn doel beantwoorden kan en rendabel is te maken,
wanneer de. mogelijkheden op het gebied van den afzet
ten volle w’orden benut.
LLEFTINCK.

7 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

487

JAPANS ECONOMISCHE PENETRATIE

IN CHINA.

3
jaar oorlog.

Dat een moderne oorlog ook ]ang kan duren, leert ons het Terre Oosten. Op 7 Juli. 1940 was het precies 3 jaar
geleden, dat het conflict” tusschen Japan en China uit-
brak met het incident op de Marco Polobrug. T-Jet is wel
merkwaardig, dat reeds bij het begin van dezen oorlog
daaraan de naam moest worden verbonden van den he-
roemden ontdekkingsreiziger Marco Polo, ,den koopmans-
zoon uit Italië, die de eerste is geweest, die de aandacht
van Europeanen op China vestigde. Hij was de grondlegger
van cle Europeesche penetratie in het economische leven
in China. De huidige Japansch-Chineesche oorlog schijnt
het voorspel te zijn van het verdwijnen van den Euro-
peeschen invloed uit China.
Japans econo,nisc/ïe structuur.

Japan is een arm land. T-Jet heeft een dichte bevolking,
een opkomende industrie en geen grondstoffen. De Ja-
pansche bodem bevat ongeveer 7.5 milliard tonsteenkool.
Al lijkt dit cijfer tamelijk hoog, voor de groote bevolking
is het beslist onvoldoende. Zelfs bij het zeer lage kolen-
verbruik van de laatste jaren zou deze voorraad binnen
40 jaar uitgeput zijn. Het grootste eiland van Japan
levert eenige petroleum op, doch in 1932 was de jaarlijk-
sche productie nog geen 70 % van de
dagelj/sche
pro-
ductie van de Vereenigde Staten, zoodat ook de laatste
jaren nog 80 % van het normale verbruik moest worden
ingevoerd. Ook de ijzeropbrengst van het land is beslist
onvoldoende voor de eigen ijzer- en staalindustrie. Wan-
neer Japan zijn eigen verbruik geheel uit eigen bodem
zou moeten halen, dan zou de voorraad in 25 jaar zijn
uitgeput. Voor ruwe katoen en wol zijn de verhoudingen
nog veel ongunstiger, zooals blijkt uit de beide onder-
staande tabellen 1).

Grondstoffen.

ijzer

steen-
ruwe
wol

kolen
katoen

(.000 ton) (.ö00.000 ton)

(00.000 kin)

516

37,76
7
2

3404

4,05
12283
1840

1,02
6

3920

40,79 12284
1842
87,0
%
7,7
%
99,9
%
99,8
%

Buitenlandsche
Handel.
Uitvoer
Invoer

(in 1.000.000 Yen)
waarde
%
waarde
%

203
7,7
231
8,3
126
4,7
1737 63,1 716
27,1
476
17,3
1563
59,1
294 10,7
31
1,4
13
0,6

De cijfers zijn respectievelijk uit de jaren 1935 en 1936,
de laatste jaren, die nog niet beïnvloed waren door den
huidigen oorlog. De cijfers over 1937 hebben betrekkelijk
weinig waarde, aangezien dat jaar slechts een half oorlogs-
jaar is geweest. Na 1937 zijn geen officieele cijfers meer
gepubliceerd, zoodat we onze conclusies grootendeels
zullen moeten baseeren op de cijfers van vôôr den oorlog.
In een artikel over den buitenlandschen handel van
Japan in het Weekblad voor Economische Voorlichting
worden echter de voorloopige cijfers gegeven over de

1) Ontleend aan ,,Japan To-day and To-morrow”,
uitgeg. door The Osaka Mainichi.

jaren 1.938 en 1939 en hieruit blijkt, dat er in deze ver-
houdingen geen groote verschuivingen zijn opgetreden;

Uitooer

Invoer

(in 1.000.000 Yen)

1938 1939 1938 1939

W.
%
W.
%
W.

%
W.

%

Voedingsmiddelen
30010,4
431 10,9
199

7,0 230

7,3
Grondstoffen
105

3,6
1.83

4,6 1295 45,6 1414
45,2
Halffabrikaten
672 23,2
948 24,1
702 24,7 859 27.4
Eindproducteri
1612 55,6 2012 51,2
466 16,4 412 13,2 Diversen
207

7,2
356

9,2
172

6,3
209

6,9

liet groote percentage diversen ten opzichte van dat
van 1936 moet waarschijnlijk worden toegeschreven aan
het feit, dat deze cijfers slechts voorloopig zijn, zoodat
verschillende artikelen nog onderverdeeld moeten worden.
De hoogere cijfers van 1939 zijn niet een’gevolg van een
groote uitbreiding van den buitenlandschen handel in
dat jaar, doch worden voornamelijk veroorzaakt door
de prijsstijging.

Japans economisch belang bij China.

Als wingewest voor zijn grondstoffen ets als afzet-
gebied voor zijn producten, was, het onmetelijke China
voor Japan van urgent belang. Bij zijn streven, om op de
Chirieesche markt een overheerschende positie in te ne-
men, kwam het onvermijdelijk in botsing met andere mo-
gendheden, die reeds gevestigde belangen in China

hadden.
Omstreeks 1900 was het den Amerikaan John 1-lay gelukt
in China de politiek van de z.g. ,,Open Deur” ingevoerd te
krijgen. Deze gaf aan alle mogendheden gelijke kansen en de
Westersche mogendheden maakten hiervan gebruik, om op
tal van plaatsen in China invloedssferen te vestigen. Dit
achtte Japan evenwel in strijd met de heteekenis, die het zelf
aan de ,,open deur” toekende en met de Japansche Monroe-
doctrine ,,Azië voor de Aziaten”. T-let juichte de in-
vesteering door buitenlandsche mogendheden in China
zeer toe, doch wenschte zelf, als Oost-Aziatische mogend-
heid deze belangen te beschermen. Om deze buiten-
landsche invloedssferen te doen verdwijnen, moest Japan
echter zorgen, dat het politiek en militair in Oost-Azië
in de meerderheid kwam. Onder de werking van deze drijfveeren ontwikkelde dit land zich tot een militaire

natie van de eerste orde.
In 1931 werd de eerste stap gedaan. Mandsjoerije
werd van China losgescheurd en in )et nieuw gestichte Keizerrijk Mandsjoekwo werd de toekomst van China
voorbereid. Toen dan ook in Juli 1937 de Japansche
troepen de grens overschreden, wisten de machthebbers in Tokio precies, wat hun te doen stond.

Maatregelen tot Organisatie der economische penetratie in

China.

Japan heeft China noodig om drie redenen:

le. als wingewest voor grondstoffen;

2e. als afzetgebied voor zijn producten en

3e. als investeeringsgebied voor het Japansche
vermogen.

Voor de economische exploitatie van het veroverde
gebied werd in Tokio een centraal lichaam opgericht,
de Centrale Commissie voor Oost-Aziati’sche Zaken. Deze
Commissie stichtte twee l-Iolding Companies in China,
t.w.: de , ,Ontwikkelings Maatschappij, voor Noord-China”
en de ,,Ontwikkelings J’Iaatschappij voor Centraal-China”,
met een gezamenlijk kapitaal van 1.700.000.000 Yen.
Volgens het programma van het vijfjarenplan zou in die
periode het geheele industrieele en zakenleven van China
geleidelijk gecontroleerd worden door de oprichting van
aangesloten en van dochtermaatschappij en.

Eigen productie
Totaal invoer
Totaal uitvoer
Eigen consumptie
Buitenlandsch
aandeel

Voedingsmiddelen
Grondstoffen
Flalffabrikaten
Ei ndpi’oducten
Diversen

w

488

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7
Augustus 1940

Wij zullen straks zien, op welke wijze Japan deze plan-
nen voor Noord-China ten uitvoer heeft gebracht. Als
voorbeeld van de drastische wijze van optreden volgen
hier eerst de maatregelen voor de contrôle op dc Cliinee-
sche zijde-industrie. Een ,,Sino-Japansch Zijde Syndicaat”
zal voortaan de geheel zijde-industrie in het bezette gebied
controleeren. Het syndicaat heeft een kapitaal van
8.000.000 Yen. liet controleert de inzameling van cocons,
het haspelen en weven van de zijde, het past de prijzen van de Chineesche zijde aan die van de Japansche aan, het stelt exportquota vast voor Chineesche zijde en be-
perkt den verkoop ervan tot markten, die nog niet door
Japan worden bestreken. De Japansche agenten verkoopen
eitjes voor veredelde zijdewormen aan Chineesche boe-
ren, die hun cocons voortaan aan Japansche handelaren
moeten verkoopen tegen vastgestelde prijzen.
Een ander voorbeeld is de contrôle van het Chineesche
muntwezen. In’lVlaart 1938 werd te Peiping de Federal
Reserve Bank opgericht, met een kapitaal van 100.000.000
Yuan, waarvan de eene helft door de rgeering, de andere
helft door de Noord-Chineesche banken werd verschaft.
Deze bank gaf bankbiljetten uit, waartegen als dekking
alle zilvervoorraden in Peiping en Tientsin werden over-
genomen. Er was geen vrije inwisseling in zili,’er, maar
men paste het systeem van ,,Managed Currency” toe.
De nieuwe bankbiljetten werden wettig betaalmiddel, met
dien verstande, dat de bankbiljetten van de oude Chineesche
regeering nog een jaar geldig waren. In Maart 1939 was men genoodzaakt een Stabilisatiefonds voor de Chinee-
sche munt in te stellen, om verdere depreciatie te voor-
komen.

Noord-China.

De taak van de Ontwikkelings-Maatschappij voor
Noord-China is als volgt te omschrijven:

investeeren in transpor tniiddelen en havenwerken;
financieren van commu nicatiemiddelen;
oprichten van electriciteits- en krachtrnaatschappijeri;
ontwikkelen van mijnen en minerale bronnen;
stichten van zoutindustrieën;
volgen van andere richtlijnen, waar deze noodig
zijn voor de gecoördineerde ontwikkeling en bestuur van
de economische explditatie van Noord-China.
Om deze taak tot uitvoeridg te brengen, is een aantal
monopolies ingesteld, waarvan wij hier enkele voorbeel-
den geven 2):
ie.
Ruwe Katoen Co. eoorNoord-Ghina, kapitaal 3.000.000
Yen. Deze controleert 36 % van de katoenproductie
van geheel China.

2e.
Industrieele Ont(vikkelings Co. coor
JToo,.d
Ghina,
kapitaal 100.000.000 Yen. Deze heeft tot taak de ont-
wikkeling van zware industrieën en delfstoffen, t. w.:

a.
Steenkool.
De Japansche plannen voor de steen-
kolenwinning in Noord-China omvatten allereerst het zoo
spoedig mogelijk in volle exploitatie brengen van de
Tatungvelden tot een productie van 700.000 ton per jaar,
teneinde zoodoende een voldoende hoeveelheid voor de
stoommachines van Japan te verschaffen 3). Voorts ver-
dubbeling van de vervoerscapaciteit voor steenkolen op
den Peiping-Suiyuan spoorweg; exploitatie van de mijnen
in Oost-Hopei voor cokes ten behoeve van de metaal-
gieterijen; stijging van 20-40 % in de opbrengst der mij-
nen langs den Peiping-Hankauspoorweg en tenslotte het
weer in werking stellen van de mijnen in de provincie
Sjantung.

,,Japan’s Economic Offensive in China” bij Lowe
Chuang Hua, pag. 57.
De Tatungvelden bevatten naar schatting
12.000.000.000 ton steenkool.

h.
IJzer.
De Japansche plannen voor ijzer omvatten do
exploitatie van ijzerbronnen in Tsjahar, Hol)ei, Sjansi
en Sjantung. 1-let zal wei eenigen tijd duren, voordat voldoende uitrusting is verkregen om te arheiden; het
herstel van de Loengyen mijn en de verbetering van de
ijzerwerken hij Peiping, wat door de Japansche IJzer-industrie Co. geschiedt, vordert veel tijd. De voorraad
ijzerertsen in Loengyen wordt geschat op 100.000.000
ton, de ertsen worden gesmolten bij Peiping, waarbij de
Japanners een opbrengst verwachten van 80.000 ton
per jaar.

3e.
Noord-Chineesche Telefoon en Telegraaf Co.
in Pel-
ping, kapitaal 35.000.000 Yen. Deze organisatie moet alle
maatschappijen, die telefoon- en telegraafverbindingen
exploiteeren, overnemen.

4e.
Noord-Chineesche Zout Co.,
kapitaal 30.000.000 Yen.
Deze zal de beroemde Tsjang-loe zoutvelden ontginnen,
waardoor voldoende grondstoffen ontstaan voor de soda-
en glasfabrieken in Japan. Gedurende de eerste periode
van het programma verwacht men een opbrengst van
1.000.000 ton per jaar.

5e.
Noord-Chineesche Trctnsport Co:
Neemt alle spoor-
wegen in Noord-China over, kapitaal 300.000.000 Yen.

Ge.
Noord- Ghineesche Metallurgische E plo itatie Co.
Heeft
het monopolie voor de mijnen van nikkel en andere lichte
ertsen.

7e.
1-let Noord- Ghineesclie Petroleum Syndicaat,
kap i-
taal 20.000.000 Yen. 1-leeft het monopolie van den ver-
koop van petroleum in Noord-China en Binnen-Mongolië.

8e.
Associatie çan Wolf abrikanten,
gevormd door S
Japansche contrôle-maatschappijen. Deze associatie is
belast met den uitsluïteriden koop van wol, karneelhaar,
enz., in de autonome Mongoolsche streek. Deze associtie
zal ook de productie van wol bevorderen en nieuwe f a-
brieken in Tientsin oprichten.

9e.
Krachtmonopolie.
De electriciteits- en krachtbedrijven
in Noord-China zijn in handen van een maatschappij,
genaamd Hsing Chung Kung Ssu.

10e.
Sjantung Meel Co.
Neemt alle voormalige molens
in Sjantung over.

Dit zijn enkele voorbeelden van rionopolistïsche organi-
saties, welke in de toekomst .het economische leven van
Noord-China geheel zullen controleeren. Voor Midden-
China hebben de Japanners soortgelijke maatregelen ge-
troffen. Het is nog niet bekend, in hoeverre er wijzigingen
in deze organisaties zijn ontstaan door de samenvôegirig
van de beide voorloopige regeeringen te Peking en Nanking
tot één Nationale regeering onder Wang Tsjing Wei, doch
deze wijzigingen kunnen niet van principieelen aard zijn.

Moeilijkheden bij de uitooering.

Wanneer dit gigantische economische plan in zijn ge-
heel tot uitvoering wordt gebracht, zal op den duur het
geheele economische leven van China onder Japansche contrôle komen, zoodat er dan voor buitenlanders geen
plaats meer is. Er doen zich echter bij de uitvoering
groote moeilijkheden voor. In de eerste plaats wat betreft
de financiering. Op de enorme maatschappelijke kapitalen
is slechts een klein gedeelte gestort. Groote leeningen in
het westen sluiten kan Japan thans niet, dus is het af

hankelijk van de Japansche familietrusts der Mitsuis en
Mitsubishis. Deze trusts zijn echter door den oorlog in
een moeilijke positie geraakt en hebben reeds een gedeelte

7 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

489

van hun vermogen uit Mandsjoekwo terug moeten
trekken.
Daarnaast zijn er nog geïnteresseerd,e maatschap-
pijen, o.a. de Japansche Telefoon en Telegraaf Mij., de
Japansche Steenkolen Associatie, de Japansche Suiker
Associatie e.a. Maar deze kunnen gezamenlijk toch slechts
een klein gedeelte van het benoodigde kapitaal verschaf-
fen, zoodat Japan
01)
den duur toch aangewezen zal zijn
op credieten uit het buitenland.
Een tweede moeilijkheid schuilt in liet nog steeds veel-vuldig voorkomen van Chineesche guerrillatroepen in het
bezette gebied, die het uitvoeren van economische projec-
ten op groote schaal onmogelijk maken. Doch van over-
wegende heteekenis zijn deze moeilijkheden tenslotte
niet. Beslissend zijn slechts het uiteindelijk motief en de
rustig heheerschte zekerheid, waarmee Japan stap voor
stap zijn plannen ten uitvoer brengt.
Reeds hebben de maatregelen voor Japan een duicle-
lijk zichtbaar resultaat opgeleverd. Met alle producten,
die liet voortbrengt, staat het thans op de Chineesche
markt op de eerste plaats. De voornaamste producten,
die Japan naar China uitvoert, zijn: katoenen stukgoede-
ren, wollen textielgoederen, kunstzijde, metaalwaren,
suiker, papier, hout, chemicaliën, irischproducten en
lichte machinerieën. In liet bezette gedeelte van China
verkoopt Japan thans veel meer dan de Vereenigde Staten,
Engeland en Duitschiand tezamen. In 1937 nam Japan in den buitenlandschen handel van China nog de derde
plaats in, komende na de Tereenigde Staten en Engeland.
In 1938 stond het reeds met een grooten voorsprong op
de eerste plaats. De onderstaande tabel geeft het aandeel
van de bovengenoemde vier landen in den buitenlandschen
handel van China’ in 1938 weer.

Buitenlandsche handel pan China in
1938 4)

-u


t
o

Landen:
(in millioenen
dollars)
(in procenten)

Japan
210
117
93
16,0
15,4
Ver. Staten

.
‘151
87
»4
11,5
11,4
l)uitschland ….
113
56
57
8,6 7,3
Groot-Britt
71
57
14
5,4
7,5
Overige

……..
765
445
320
58,5
58,4

Totaal

……..
1310
762
548 100 100

Wij zien hieruit tevens, dat Japan over liet jaar 1938
een uitvoeroverschot naar China had van $ 93 millioen.
Mede als gevolg hiervan heeft Japan in 1938 voor het
eerst in 20 jaar een actieve handelsbalans gehad. Voor-
namelijk is dit resultaat echter bereikt door een rigou-
reuze beperking van den invoer. Door den import. van
l)ijna alle producten, welke niet voor de oorlogsproductie
dienden, te verbieden, werd de invoer niet 1 millard
Yen naar beneden gebracht. Het noodzakelijke gevolg
hiervan was, dat dit ten koste ging van de vredesindu-
strieën en dat het een geweldige binnenlandsche economische
ontwrichting teweegbracht.
Door het sluiten van vele kleinere fabrieken en
door de productiebeperking van andere, werden tien-
duizenden werkloos, die slechts voor een deel in de
oorlogsindustrieën konden worden opgenomen. Volgens
officieele rapporten bedroeg het aantal werkloozen begin.

4) Chinese Customs Administration te Shanghai,
Chuang p. 68.

1939 350.000, ofschoon men de werkelijke werkloosheid schatte op ongeveer 1.000.000.
rregenover deze betrekkelijk geringe exportivinst staan
de enorme sommen, die de oorlog in China verslindt.
De Japansch-Russische oorlog kostte aan Japan 1.770
millioen Yen. De huidige oorlog kostte tot 1 Januari
1940 aan Japan reeds 11.995 millioen Yen, dat is zes- k
zevenmaal zooveel. Aangezien deze kosten voornamelijk
gedekt moeten worden uit leeningen, is de nationale schuld
in een snel tempo gestegen. Gedurende liet boekjaar
1931—’32 bedroeg zij 6.002 millioen Yen; in 1937—’38
was zij reeds bijna het dubbele, nl. 11.892.millioen Yen
en in 1939—’40 was zij gestegen tot 16.222 rhillioen Yen.

Deelneming pan Engeland en de Vereenigde Staten.

Tenslotte nog enkele merkwaardige bijzonderheden
over de verhouding van Japan tot zijn concurrenten”
in China: Engeland
Cli
de Vereenigde Staten. Gedurende
den geheelen veldtocht heeft Japan deze landen tegen-
over zich gevonden, omdat zij – en terecht – vreesden,
dat zi.j van de bevoorrechte positie, welke zij in China
innamen, zouden worden verdrongen. Ofschoon zij Japan
nooit openlijk den oorlog verklaarden, steunden zij de
regeering Tsjang Kai Sjek zooveel mogelijk met wapen-
leveranties en credieten. Nadat de geheele kust door
Japan bezet was, geschiedde de invoer via Indo-China,
en Birma, waaraan Japan thans voorgoed een einde
tracht te maken.

Wanneer wij er ons echter rekenschap van geven, dat
Japan een land is, arm aan grondstoffen, in het bijzonder
aan petroleum en ijzer, dan rijst de vraag, hoe liet mogelijk
is, dat Japan al die jaren een oorlog heeft kunnen voeren,
die op zoo groote schaal juist deze grondstoffen verslindt.
En dan komen de volgende feiten aan liet licht. Volgens
de Chinese Council for Economie Researçli” te Washing

ton betrok Japan in 1936 en 1937 95 % van zijn petro-
leum uit de Vereen. Staten, Nederlandsch-Indië en Britsch-
Borneo; 90 % van zijn ijzer- en zinkertsen uit Britsch-
Malakka, China, de Philippijnen, Britsch-Indië, de Ver-
eenigde Staten en Engeland; 90 % van zijn ruwijzer
uit de Vereenigde Staten, Mandsjoekwo en Engeland;
96 % van zijn koper uit de Vereenigde Staten en Canada;
bijna 70 % van zijn lood uit Canada, Britsch-Indië,
Australië en de Vereenigde Staten; 89 % van zijn tin
uit de Straits-Settlements, China en Nederlandsch-Indië;
90 % van zijn aluminium uit Canada, Noorwegen,
Engeland, Zwitserland en de Vereenigde Staten; meer dan
96 % van zijn auto’s en auto-onderdeelen uit de Ver-
eenigde Staten, Duitschland en Engeland en 98 % van
zijn machines en motoren uit de Vereenigde Staten,
Duitschland en Engeland.
Wij hebben reeds gezien, dat het niet mogehjk is na te
gaan of er in deze verh6uding gedurende den oorlog
verandering is gekomen, aangezien ons de cijfers ont-
breken. Waarschijnlijk is dit intusschen niet, gezien
de feitelijke monopoliepositie, die al deze gebieden in-
nemen en de onmogelijkheid om zonder de bovengenoemde
producten een niodernen oorlog te voeren.
Wij moeten dus tot de conclusie komen, dat Japan
de economische hulpmiddelen, welke het tegen China
gebruikt, voornamelijk betrekt van Groot-Brittannië en
de Vereenigde Staten, welke mogendheden het als ideëele
tegenstanders tegenover zich aan de zijde van China
vond 5).

H. J. GROENEVELT Jr.

5) Zie terzake ook: ,,De invloed van het Chineesch-
Japansch conflict op het economisch leven van Japan”,
resp. van China; E.S.B. 1938, blz. 31, resp. blz. 48.

490

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1940

GROEI EN BETEEKENIS VAN HET

BEDRIJF DER ,,KONINKLIJKE”.

Vijftig jaar ,,Koninklijke”! De artikelen en beschouwin-
gen, waarmede de Nederiandsche dagblad- en financieele
pers het vijftigjarig bestaan van de Koninklijke her-
dacht, waren, zooals welhaast vanzelf spreekt, afgestemd
op den toon, dat, hoe belangrijk dit feit voor de maat-
schappij en vôor het Nederlandsche bedrijfsleven ook moge
zijn, de tijdsomstandigheden een. herdenking, zooals zij
anders zeker had plaats gevonden, niet gedoogden. Men zal deze opvatting ten volle kunnen deelen, en het
kunnen betreuren, dat ook, op een enkelè uitzondering
na
1),
de beschouwingen aan deze herdenking gew’ijd,
toch wel wat ,,onder demaat” bleven, en aldus niet de
gelegenheid werd te baat genomen, om iets omtrent den
groei en de huidige beteekenis van dit concern te vertellen,
al is het publiek omtrent een en ander toch w’el in groote
trekken op de. hoogte….juist door het voorlichtings-
werk van de pers.

De beteekenis van de Koninklijke is voor de Neder-
land-sche samenleving zoo groot, haar groei zoo verbazing-
w’ekkencl, dat een wat vollediger opsomming of beschrijving
wel op zijn plaats is, terwijl het vijftigjarige bestaan zoo
zeer tot een blik in het verleden en in het heden uitnoodigt,
dat er wel aanleiding toe bestaat, om iets uitvoeriger bij
deze ontwikkeling te blijven stilstaan, zonder met een dergelijke beschouwing af te dalen tot het – maar al te
dikwijls door critieklooze verheerlijk ing gekarakteriseerde
– peil van een juhileumartikel.
De publicatie van een samenvatting van zuiver zakelijke,

0
1) het bedrijf betrekking hebbende, feiten en cijfers in
een tijdschrift (en niet in een dagbiadartikel) kan boven-
dien het voordeel hebben, dat later de in zoo’n beschou-
ving hijeengebrachte gegevens, gemakkelijker kunnen
worden teruggevonden. Wil men zplk een samenvattend
overzicht geven, dan zal liet, afgescheiden van het feit;
dat voor vele data de continuïteit der bronpen ontbreekt,
echter ook in een tijdschrift niet mogelijk zijn, alle feiten
van jaar tot jaar te vermelden, ten deele omdat ook hier
de plaatsruimte niet onbeperkt is en ten deele omdat
het in sommige gevallen niet interessant is, voor elk jaar cijfers te publiceeren, die bv. van jaar tot jaar maar wei-t
nig verschillen. Voor de keus gesteld, eenige cijferreeksen
volledig en andere niet te publiceeren, of de meeste met zekere beperkingen te brengen, zal men voor de tweede
mogelijkheid moeten stemmen, vooral, wanneer het daar-
door mogelijk wordt, de latere ontwikkeling, die toch de
belangrijkste is, vollediger te bespreken dan de vroegere.
Dit vooral belangrijke, latere, verleden omvat voor de
Koninklijke de jaren sinds het samengaan met de ,,Shell”

(1903, resp. 1907), of, iets . beperkter, den tijd sinds het
einde van den wereldoorlog 1914-1918.
rf
ens
l
o
tt
e
is er nog een aanleiding, die het schrijven
van een dergelijke bescliouwing zou kunnen rechtvaardigen
ook in de oogen van hen, die meer naar de toekomst dan
naar het heden, en meer naar het heden dan naar het ver-
leden kijken: het is mogelijk, dat als gevolg van den
huidigenoorlog ook de structuur en het werkterrein van de Koninklijke en haar vorm van samenwerking met de
Shell wijzigingen zullen ondergaan. Niet, dat zulks op dit
oogenhlik ook maar in het minst vaststaat, maar de mo-
gelijkheid bestaat.

Ongetwijfeld zou een dergelijke beschouwing het best
door een oudgedienden leidenden functionaris van de
Koninklijke kunnen worden geschreven, maar aangezien
dit niet is geschied en waarschijnlijk ook niet zal geschie-
den, is het misschien geoorloofd, indien iemand, die in
den loop der laatste tw’ee decennia de lotgevallen en de

1)
Wij denken in dit verband aan het sympathieke
artikel in de ,,Telegraaf ddo. 16 Juli.

politiek van ditconcern nau’keurig heeft gevolgd, en
bovendien vaak critisch tegenover bepaalde gebeurte-
nissen en handelingen heeft gestaan, dit werk op zich
neemt, en daarmede tevens de hulde brengt, die elke groote prestatie verdient, mits zij niet met opoffering
van zedelijkheid en recht wordt betaald.

De tvinning der rucve olie.

Al staat niet aan het begin van elk groot petroleum-
concern de
vinning van rutve olie
– de uitzondering, die
den regel bevestigt, is niemand minder dan de Standard
Oil – de grondslag voor elk modern petroleumconcern
is en blijft de productie. De Koninklijke produceert en
verwerkt ruw’e olie sinds de eerste jaren van haar bestaan, haar
aandeel in de a’ereldpr3ductie
is gestadig gegroeid,
totdat het in het laatste twaalftal jaren steeds ongeveer
een negende heeft bedragen, een bewijs, dat de Koninklijke
den ontzaglijken groei van de wereldpetroleumindustrie heeft medegemaakt en in die jaren nooit van haar plaats
werd verdrongen. 1-laar aandeel in de wereldpetroleum-
productie sinds 1926, het jaar, waarin zij behalve haar
eigen productiecijfers voor het eerst ook haar schattingen
van de wereldproductie begon te publiceeren, blijkt uit
de volgende tabel:

Dc werehlproductie van ruwe olie en liet aandeel van de
Koninklijke Shell groep
1926-1938 (1000 kg/ton).

Jaar
Wereld
Koninkl.-
Aandeel
Shell
Kon-Shell
0/

1926
155.721 15.537 10.0
1927
178.044
16.999
9.6 1928
187.674
22.063
11.8 1929
211.046 25.184
11.9
1930
199.957 23.980
12.0
1931
189.272
20.533 10.9
1932
179.905 20.986 11.6
1933
197.696
21.953
11.1
1934
208.261 24.078 11.6
1935
226.819
26.620
11.7
1936
247.130 28.480
11.5
1937
286.916
31.987 11.2
1938
280.76
29.924
10.7

Deze indrukwekkende reeks van cijfers wordt nôg
helangwekkender, wanneer men zich voor oogen houdt,
dat de
productie
van de I(oninklijke in 1903, toen de
samenwerking met de Shell tot stand kwam,
niet meer
clan 1
pCt.
(één percent) van de in elk van de laatste drie
jaren,
waarover cijfers beschikbaar zijn (1936/38),
behaalde
productie
beliep. In 1919 was het cijfer van 1903 tot on-
geveer het vijftienvoudige gestegen; maar zelfs de winning
van dit eeFste jaar na den wereldoorlog was in 1937 tot
bijna het achtvoudige opgevoerd, terwijl ook in 1938
,
de
productie ruim het zevenvoudige bereikte van 1919.
lIet beloop der winning van ruwe olie sinds de oprichting
van de Koninklijke was als volgt:

be productie der Koninlljke
1892-1938
(1892-1902 in kisten, gezuiverde olie; 1903-1938 in kg/ton
ruwe olie)

Hoeveelheid

Hoeveelheid

Hoeveelheid
Jaar

Kisten *)
Jaar

kg/ton

Jaar

kg/lon gezuiverde olie

ruwe Olie

ruwe Olie
1892

145.000

1903

281.490

1914

4.719.420
1893

401.370

1904

467.586

1915

4.370.735
1894 1.042.943

1905

476.500

1916

5.311.771
1895 1.243.249

1906

593.360

1917

5.114.187
1896 1.851.512

1907

?

1918

4.159.669
1897 4.564.987

1908 1.204.132

1919

4.151.611
1898 5.479.694

1909 1.245.359

1920

4.957.602
1899 1.806.367

1910 1.242.950

1921

6.450.993
1900 1.347.313

1911 1.624.301

1922

8.999.345
1901 3.296.377

1912 1.478.132

1923 14.686.031
1902 4.353.959

1913 3.743.586

1924 13.388.110

*)
1 Kist = ± 37.8 LitCr


‘y_’

F1 oeveelheici

Hoeveelheid

II oeveelheid
Jaar

kg/ton

Jaar

kg/ton

Jaar

kgjlon
ruwe Olie

ruwe olie

ruwe.olie

1925 .13.927.392

1930 23.980.027

1935 26.620.019 1926 15.536.651

1931 20.532.758

1936 28.172.570
1927 16.998.551

1932 20.986.330

1937 31.987.047 1928 22.063.411

1933 21.953.473

1938 29.924.281
1929 25.184.387

1934 24.078.012

Er dient, w’iI men de beteekenis van de Koninklijke
in dit verband juist beoordeelen, de aandacht op te worden
gevestigd, dat de groep, vooral in de Vereenigde Staten,
nog belangrijke hoeveelheden ruwe olie
aankoopt
en ver-werkt, zoodat haar
directe en indirecte contrôle
over de
productie feitelijk nog grooter is dan een negende van de wereldwinning. Welke
landen
tot deze winning hebben
bijgedragen en hoeveel, blijkt uit de volgende opstelling:

t

491

van deze overzichtsperiode gedaald – niet door een
achteruitgang van de winning aldaar, maar door een
absoluut en relatief veel sterkere stijging in andere landen.
Waarschijnlijk zullen over eenige jaren nog eenige andere
landen tot de winning van de groep bijdragen – in de
eerste plaats misschien Columbia, Ecuador en, laat ons
hopen, ook Nederlandsch Nieuw-Guinea.

De aer(verking der ruae olie.

Veel kariger dan de gegevens betreffende de winning
van ruwe olie zijn die betreffende de
oerwerking.
Kort
geleden
2)
hebben wij te dezer plaatse het aandeel van de
Koninklijke-Shell groep in de wereldraffinage- en in de
kraakcapaciteit op resp. 1.1.4 en 11.9
0
/ berekend. Nog
recentere gegevens geven geen werkelijk belangrijk ver-
schil tegenover de uitkomst van dit onderzoek.

7 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

De winning van ruwe olie volgens landen 1921-1938 (1000 kg/ton).

Land

1

19211

19221

19231

19241 19251

19261

19271

19281

19291

19301

19311

19321

19331

19341

19351

19361

19371

1938
‘enezielt

….
241
350
539
1A62
1.641,
3.122
4.1,98
7.125 8.800 9.656
7.703
7.564
7.598
8.169 8.469
8.687
10.281
11.309
Ver. Staten
1.244
2.692
5.616 54.92 5.636
5.793 5.898
7.703
7.581,
5.524
4.937
1.927
5.515
5.519

6.840
7.577 7.992
7.630
Ned.-Indië

. . .
2.296
2.324
2.764
2.826
2.999 2.905 3.448
3.971
4.746 4.807
3.812 4.057 4.193 4.479
4.271
4.371,
5.096
5.407
Rocmentë
334
407
414
451
393
632
594
706 852
1.034
1.120
1.246
1.304
1.701
1.54O
1.725
1.682
1.515
215 800
874 972
978
14.99
2.64′
4.633 2.695 2.412 2.135
1.582 1.423
2.053
1.838
1.731
1.929
2.016
2.151

3.148
3.674
4.194 954
Br.-]3orneo

). .
203 410
567 599 613
712 712
751
760
702
535 528
623 674 729 685 793
914
Argentinië

.
. .

Irak

……………………………………………………………………

5
18 51
IS
10
248
346
351
477
454
506
556 544

Mexico

)

…….

Trinidad
54
51
60 66
65
103
128
163
126
120
149
191
197
246
987
184
172

……………….

153
163
179
172
183
268
272 282
285
265 232
215
176
182 170
226
Egypte

………
Duitschiand….
——————————
,


4
9

Totaal . ……
6.4511 8.9991 14.6861 13.41.21 13.9271 15.5371 16

)
Vanaf
1925
Corona en Aguila; tevoren alleen Corona.
“) Serawak en Brunei.

hieruit kan men zien, welke veranderingep in de
beteekenis der afzonderlijke productielanden in den loop
der jaren zijn ingetreden, hoe enorm de belangen in de
Vereenigde Staten en nog meer in Venezuela zijn gestegen,
hoe gestadig de productie ook in Nederlandscli-Indië
is toegenomen, en hoe grillig het verloop van de winning
in Mexico was. Rusland, waar de Koninklijke juist in de
jaren vôér den oorlog 1914-’18 en ook tijdens dien oorlog
zeer groote belangen had verworven, komt, tengevolge van de confiscatie van hare bezittingen aldaar,niet in deze tabel voor, terwijl het in 1938 sterk gedaalde productiecijfer van
Mexico de onteigening in dat jaar weerspiegelL De cijfers
voor 1939 zullen geen productie voor Mexico meer ver-
melden, al is het niet volkomen uitgesloten, dat later toch
nog een regeling tot stand komt, die een hervatting van
de activiteit van de groep in dit land mogelijk maakt.
Welke bijdrage – in percenten – de
afzonderlijke
productielanden
tot de totale winning van de Koninklijke in
de jaren 1921/38 hebben geleverd, toont de volgende tabel:

184! 23.9801 20.5331 20.9861 21.9531 24.0781 26.6201 28.4801 31.9871 29.

Zulks blijkt uit de ommestaand afgedrukte opstelling van
de
raffinaderijen
der Koninklijke, haar ligging, arheidsge-
bied, dagehijksche ralfinage- en kraakcapaciteit, alsmede het
kraakprocédé, dat zij gebruiken. Zoowel wat de raffinage,
als ook wat de kraakcapaciteit betreft, staan de Vereenigde
Staten aan de spits van de tvintg landen, waar de Ko-
ninklijke in de petroleumverwerking werkzaani is; de
tweede plaats w’ordt door Nederlandsch West-Indië en
de derde door Nederlandsch Oost-Indië ingenomen.
Venezuela bezet in de reeks dezer landen slechts de iie
plaats; de verklaring hiervoor is, dat de Venezolaansche
ruwe olie voor het grootste gedeelte in Nederlandsch
West-Indië (Curaçao en Aruba) wordt geraffineerd.
Verreweg het grootste gedeelte der kraakinstallaties
werkt volgens het ])uhhs-procéd. Immers de Koninklijke
ii tezamen met de Standard Oil Co. of California, eigena-
resse van de Universal Oil Products Co., die het Duhbs-
kraakprocédé en tal van andere procédô’s en octrooien
uitgewerkt heeft, welke o.m. ook op de meeste moderne

Het pereentueele aandeel van de verschillende landen in de productie der Koitinklijke.

Land:

1

19211

19221

19231

19241

19251

9261

19271

19281

19291

19301

19311

19321

19331

19341

19351

19361

19371

1938
Venezuela

. . .
3.7
3.9 3.7 8.7
11.8
20.1
26.5
32.3
34.9 40.3 37.5 36.0
34.6
33.9
31.8 30.5
32.1
37.8
ej.

Staten
19.3 29.9
33.2 40.8
40.5
37.3
34.7
34.9
30.1
23.1
24.0
23.5
25.1
23.1
25.7 26.6
25.0
25.7
Nccl.-Jndië
35.0 25.8
18.8
21.0
21.5
18.7
20.3
18.0
18.8
20.0
18.6
19.3
19.1
18.6 16.0
15.3 18.9
18.1
Roemenië
5.2
4.5
2.8
3.4
2.8
4.1
3.5 3.2
3.4
4.3
5.5
5.9
5.9 7.0 5.8
6.1
5.3
5.1
0.9 3.0
3.1
3.0
3.3
Mexico

)
30.2
29.4
31.5 20.0
17.3
13.7
9.3 6.5 8.2 7.7
8.4
9.2
9.2 0.2
11.8
12.9
13.1
3.2
Br.-Borneo
“).
3.1
4.6 4.0 4.5
4.4
4.6
4.2
3.4
3.0
2.9 2.7 2.5
2.8
2.8 2.7
2.4
2.5 3.0
…….
.

Argentinë ……

Irak

…………………………………………


0.1
0.2
0.1

1.2
1.7 1.6
1.9
.7
1.8
1.7
1.8
Trinidad
– – –
………….
0.4
0.’
0.4 0.4
0.3 0.4 0.5
0.8 0.6 0.6
0.6 0.7 0.7
0.8
1.3
Egypte

………
2.9
1.9
10
1.2
.3
1.1 1.1
1.2
1.1
1.2 1.4
1.3
1.1
0.9
0.7 0.6 0.5
0.7
Duilschlancl….

Totaal ……1
100.01 100.01

100.01 100.01 100.01 100.01 100.01 100.01

100.01

100.01

100.01

100.01

100.01 100.01

100.01

100.01 100.01

100.0

)
Vanaf
1925
Corona en Aguila; tevoren alleen Corona
“) Serawak en Brunei.

Nog duidelijker dan de absolute cijfers geven deze
percentages de beteekenis van elk land weer, maar tevens
komt hierdoor tot uiting, hoe sterk het belang van
het westelijk halfrond voor de Koninklijke in dit tijdperk
is gestegen, en dit ondanks den achteruitgang van het
aandeel’van Mexico, dat eens meer dan drietienden van de
totale productie der groep voor zijn rekening nam. Thans,
zooals steeds sinds 1929, staat
Teneziiela
aan de spits der
productielanden, gevolgd door de Vereenigde Staten.
liet aandeel van Nederlandsch-Indië is in de eerste jaren

methodes voor de productie van vhiegtuigbenzine enz.
betrekking hebben.
Een samenvattend overzicht over de raffinage- en kraak-
capaciteit van de raffinaderijen van het concern

voor
het overgroote gedeelte gebaseerd op gegevens, ontleend
aan het ,,Oil and Gas Journal”

wordt in het staatje gegeven, dat op hlz. 493, ie kolom, staat.

2)
Zie Economisch-Statistische Berichten van 10 April 1940, blz. 274 e.v.

1
1

1
492

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1940

De raifhuulerjen van de Koninklijke-Shell groep;

0W
;o.
(0

Cd
0

Land en plaats.

Maatschappij.
e.
.e.
(12

(2
Vereenigde Staten

Californië,

Martinez

(Shell

Oil

Co.

Inc.)

.
…………….
S.-C.L.A.
25.500
25.000
Dubbs eigen

Wilmington

(idem)

……………..
S.-C.L.
38.000
33.200
Dubhs

OiI

Fields

(idem)

…………….
S.
6.600

Illinois,

Wood

River *)

(idem)

…………….
S.-C.L.A.
47.000
31.500
Duhbs-Cross T.T.P.

lndiana, East Chicago **)

(idem)

…………….
S.-C.
30.000
21.000
Dubbs
Louisiana,

Norco

(idem)

………… . …
S.-C.A.
21.000 14.000
Duhbs
Texas,

Houston

(idem)

…………….
S.-C.
74.000
52.000
Dubbs

Totaal

……………………..
242.100
176.700

Nederlandsch West-Indië

Aruba,

Druif

(Arend

Petr.

Mij.)

……………………..
S.-C.
20.000
2.200
Dubh.

Curaçao, Emrnastad (Curaçaosche Petr.
mci.
Mij.)
S.-C.
200.000
96.000
Duhhs-Cross

Totaal.

……………………
220.000
98.200

Nederlandsch Oost-Indië

.Borneo, Balikpapan (De Bataafsche Petr. Mij.)

……….
Comp.
35.000
7.400
Dubbs

Java, Tjepoe

(idem)
S.-C.
14.000
600
Duhbs

Wonokromo

(idem)
S.
2.500
– –

Sumatra, Pankalan Brandan

(idem)
S.
18.000

Pladjoe

(idem)
S.-C.L.
45.000
2.500
Dubbs

0

Totaal

……………………..

114.500
10.500

Roemenië

Ploësti

(Astra

Romana)

…………. . …………….
Comp.
40.000
14.000
Dubbs

Ploësti-Noord

(idem)

…………………………
S.
6.000

Totaal

……………………..
.


46.000
14.000

Trinidad

Point Fortin (United British Oilfields of Trinidad)
S.-C.
40.000
10.000
?

Ver. Koninkrijk
England,

Shell I-Iaven (Shell Refineries,

Ltd.)

……….
S.-L.
15.000

Stnlow, Manchester Slip Canal (idem)

……..
Comp.
15.000
?
?

Schotland, Ardrossan

(idem)
-Comp.
5.000
1.500
?

Totaal

……………………..
35.000 1.500

Frankrijk

Pauillac

(S.

A.

des

Pétroles

Jupiter)
.
………….. …….
?
10.000
7.000
Dubbs

Roeaan

(idem)

………………..

15.000
7.000
Duhhs

Totaal

……………………..
25.000
14.000

Argentinië

Buenos Aires (,,Diadema Argontina” S.A. de Petroleo)

S.-C.

20.000

14.400 Dubbs

Palestina

0

I-Iaiffa (Consolidated Refineries, Ltd.)

………………Comp,.

%v.40.000 1- v.20.€YoüKellogg

Serawak

Lutong (Sarawak Oilfields, Ltd.)

………………….S.-L

20.000

Venezuela

San Lorenzo (Caribbean Petroleum Co.)

…………….S

16.000


Tarra-veld (Colon Development Co.)

………………S

600

Totaal

………………………
16.600

Nederland

Pernis-Rotterdam (De Bataafsche Petroleum Mij.)

S.A.C.15.000

12.500 Dubbs

Egypte

Suez (Anglo-Egyptian Oilfields, Ltd.) …………………15.000

4.100

Dubbs

7 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

493

S)

Land en plaats.

Maatschappij.
S
ZE
U7

Duitschiand

Ilarhurg-Wilhelrnsburg (Rirenania Ossag Mineralölwerke 4.G.
S.L.A.
5.000


(idem)
S.
1.200


Hamburg-Grasbrook

(idem)
S.L.
2.000


Monheim

(idem)
S.L.
2.000
Reisholz-Dusseldorp

(idem)
S.
1.200


Freital-Dresden

(idem) L.
200


Regensburg

(idem)
S.
300


Doilbergen

(Deutsche

Gasolin

A.G.)

…………………
.
V.
800


Emmerich

(idem)

………………..
,?
j
.
v.
1200
– –
Weenen (A.G. der Sheil-Floridsdorfer Mineralöifahrik)
2.000 750
7

Totaal

……………………..
14.400
750

Canada

Quehec, Montreal E. (Shell Oil Co. of Canada, Ltd.) ……
S.-C.
7.000
5.500
Dubhs
i3ritish-Columbia, Shellburn (Shell Oil Co. of Br.Golumbia,Ltd.)
S.
3.800
– –

Totaal

……………………..
10.800
5.500

Italië

Spezia (Societè. pes Industria Italiana dcl Petrolio)

……

S.-C.

Hongarije

Csepel-Budapest (Shell Mineralöl A.G.) ………………S.L.

Australië

New South Wales, Clyde, (Shell Co: of Australia) ……..

Zuid-Slavië

Gaprag (Shell Oil Co.. of Jugoslavia) ……….. . ……..

S.

5.000

4.000 Dubhs

3.850

2.000

1.000

?

2.000

Irak

Baha Gurgur (Iraq Petroleum Co., Ltd.) …………….S.

v. 1500

Comp. = ,,complete plant”. Benzine, lampolie, gasolie, stookolie, smeeroliën, paraffine, petroleum coke, asphalt,
kraak-installaties.
S. = ,,skimming plant”. Benzine, lampolie, gas- en stookolie.

L. = ,,lubricating plant”. Smeeroliën.
A. = ,,asphalt plant”. Asphalt

C. = ,,cracking plant”. Benzine, lampolie, gas- en stookolie.

*) Caiaciis:it zal spoedig tot
75.000
barrels ter vervanging van de raffinaderij East Chigaco worden opgevoerd.
* *) 1)cze raffinaderij zal in een ,,terminal” worden veranderd.

Samenvatting der raffinage- en kraakeapaciteit.

1
De organisatie san oeiooer en opslag

Dageiijksche
Naast productie en verwerking staat als derde belang-

Land
Aantal
raffinage-
kraak-
rijke tak van de petroleumindustrie de afdeeling
Qers’oer

capaci
.
ei
en opslag.

fen

deele wordt

deze werkzaamheid,

voor
zoover het ruwe olie betreft, als tusschenstadium tuschen
Ver. Staten
7
242.100
176.700
de winning en de verwerking uitgeoefend en ten deele,
Nederl. West-Indië
2
220.000
98.200
voor zoover het de eindproducten betreft, als tusschen-
Nederl. Oost-Indië
5
114.500
10.500
stadium tusschen de verw’erking en den vierden grooten
Roemenië

…………
2
46.000
14.000
•tak, den verkoop. Pijpleidingen dienen vooral voor het
Trinidad

…………
1
40.000
10.000
vervoer van ruwe olie,

alhoewel de pijpleidingen voor
Ver. Koninkrijk
3
35.000 1.500
benzine in de V.S. sinds een aantal jaren van niet te
Frankrijk
2
25.000 14.000
onderschatten heteëkenis zijn geworden
3).
Zoowel benzine-
Argentinië
1
20.000 14.400
als ruwolie-pijpleidingen zijn dikwijls het gemeenschappe-
Palestina

…………
(1)
20.000
10.000
lijke bezit van een aantal maatschappijen. De opslagtanks
Serawak

…………
.1 20.000
dienen uit den aard
des:
zaak eveneens gedeeltelijk voor
Venezuela
2
16.600
ruwe olie en gedeeltelijk voor eindproducten.
Nederland
1
15.000
12.500
De gegevens omtrent de
pijpleidingen
en
opslagtanks
Egypte

…………
1
15.000
4.100
zijn betrekkelijk schaarsch. In totaal beschikt de groep
Duitschiand

………..
8

(2)
14.400
750
tegenwoordig over ongeveer 14.000 1cm verzamel- en hoofd-
Canada

…………
2
10.800
5.500
leidingen, hetgeen méér is dan een derde van den omtrek
Italië…………….
1
5.000
4.000
der aarde. De opslagcapaciteit moet ongeveer 30.000.000
Hongarij
e

…………
1
3.850
tpns heloopen,

zoodat ongeveer de productie van een
Australië

…………
1
2.000
1.000
Zuid-Slavië

……….
1
2.000
3)

liet zeer belangrijke
adrdgasbcdrjf
met zijn uitge-
Irak

……………
i

(1)
375
.
breid net van gaspijpleidingen en zijn installaties

voor
e
de winning van aardgasbeiizine uit dit aardgas,

blijve
Totaal

…………..
43.j. (4)
867.625 377.150
hier buiten beschouwing.

494

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1940

geheel jaar in deze tanks zou kunnen worden opgeslagen,
waarbij wij, aangezien deze gegevens niet ter beschikking
staan, geen poging wagen, om de capaciteit der tanks voor
ruwe olie en voor de verschillende eindproducten te
schatten.
Dezelfde beteekenis, die de pijpleidingen voor liet ver-
voer te land bezitten, heeft de
t’tnlwloot
voor liet vervoer
ter zee. Dienaangaande beschikken wij over meer ge
gevens. Sinds 1914 is het draagvermogen van deze vloot
bijna vertienvoudigd. Deze thans, inclusief de gecharterde
tonnage, ongeveer 300 schepen tellende vloot heeft in de
jaren 1937 en 1938 telkens meer dan 25* millioen kgt
getransporteerd, een hoeveelheid, die grooter is dan die
van den totalen Nederlandschen invoer. De eigen vloot
heeft ongeveer een kw’art milliard gulden gekost en men
weet, welken steun de Nederlandsche scheepsbouw juist
in zijn moeilijkste jaren van de orders van de Konink-
lijke heeft ondervonden. De volgende tahel geeft een
overzicht over het draagvermogen en de getransporteerde
hoeveelheden sinds 1914.

De tankvloot en de transportiii van aardolie en aardolie-

producten.

Jaar

Draag-

Waarvan GedransOorleerd T:tar,ifl

vermogen

Eagle 011

(kg/ton)

Eagle 011 &

(lOn)

Shipping Co.

1914
.
255.965

?

1918
263.746

1919
544.669

?
1920
519.912*)
7
?
?
1921
1.144.000
?
7
?
1922
1.294.298
7
7
?
1923
1.300.000
7
-7
7
1924
1.500.000
2
11.200.000

1925
1.600.000
?
11.200.000
1926
1.624.696
420.369 12.859.000 2.659.000
1927
1.762.421
405.640 14.345.000 2.645.000
1928
1.878.747
359.226
15.135.000
2.535.000
1929
2.000.000 16.000.000 2.875.000
1930.
2.261.903
7
19.911.250
2.661.250

1931
2.211.527
?
17.651.650 2.451.650

1932
1.872.358
7
16.623.000
2.348.000
1933
1.818.425
.
.

?
16.166.000
2.277.000
1934
1.825.140
7
.
18.176.000 2.580.000
1935
1.926.987
?
18.855.000
2.647.000
1936
2.056.563
20.862.000 2.956.000
1937
2.148.474
7
25.747.000
3.696.000

1938
2.302.577
?
25.501.000
3.408.000

*) Incius. ,,gecôntroleerde tonnage” ongeveer 1.000.000
ton.

Petroleum en peti-oleu mproducten w’orden voorts nog
in
tankragons
(per spoor) en in
tanlcrvagens
(automobielen,
op den weg) vervoerd. hoe groot liet tankwagons- en
tankwagenpark van de groep is, is niet bekend. Wel werd
kort geleden eens vernield, dat deze voertuigen jaarlijks
niet minder dan 400 millioen km afleggen, d.w.z. tien-
maal de lengte van den evenaar.
Met de vermelding dezer gegevens hebben wij reeds
het gebied van de
distributie,
van den verkoop, benaderd.
Omzetcijfers
publiceert cle Koninklijke niet. Indien men
mag aannemen, dat het bedrijf van de Shell Union OiI
Corp. drietienden van het totale bedrijf van de Koninklijke
omvat — de ruwolieproductie van de Shell Union beloopt
iets meer dan een vierde – dan zou men, verder aannemen-
de, dat de prijzen in de overige wereld gemiddeld niet al
te veel verschillen van die, welke in de Vereenigde Staten
gelden, hetgeen natuurlijk eenigszins een gewaagde ver-
onderstelling is, tot de conclusie moeten komen, dat de
totale omzet aan de Koninklijke tenminste achthonderd
millioen dollar of anderhalf milliard guldens beloopt, doch

oermoedelijk eerder hooger dan lager is.
(De omzet van
de Shell Union beliep immers in 1939 $ 248.4 millioen,
en die van de Standard Oil Co:, New Jersey, was in 1936
$ 1173.7 millioen).
Voor den verkoop van het hoofdproduct, benzine, dien-
den ongeveer een jaar geleden 217.336
benzinepompen.
De tankers van de Koninklijke deden niet minder dan
167 haoen.s
in alle deelen van de wereld aan, en op 2400
vliegaelden
en
luchthat’ens
was benzine (en de smeerolie)
van de Koninklijke verkrijgbaar. Haar
afzetgebied
bestreek
in Noord-Zuidelijke richting 123
°
; immers waren de uiter-
sten 1-Tammerfest in het Noorden en Punta Arenas in het
Zuiden, gelegen op 70
°
Noorder-breedte en 53
°
Zuider-
breedte.

In een vol
g
end artikel eenige nadere bijzonderheden

omtrent de financieele structuur van deze zoo belang-

rijke en interessante Maatschappij.
W. MAUTNER.

AANTEEKENINGEN

Ovcrheidsmaatregelen op economisch gebied.

HAN.J)EL EN N1JVE1ifiEI1).

Betalingsverkeer
met Dantzig
enz.
FIet ‘Nederlandsch
Duitsche betalingsverkeer is thans ook van toepassing op het verkeer tusschen Nederland en de Vrije Stad Dantzig,
Eupen, Mairnédy en Moresriet, benevens de hij Duitsch-land gevoegde Poolsche gebieden (dus niet liet General-
gouvernement voor de bezette Poolsche gebieden). (E.V.
26/7/’40, pag. 930).

Papieren zakken.
Verzoek ingediend door een aantal
papierzakken-fabrikanten tot algemeen verbindendver-
klaring van een ondernemerovdreenkomst voor deze
industrie. Deze overeenkomst houdt in: een afzetquota-regeling, prijsregeling en regeling van leveriugs- en he-
talingsvoorwaarden. (E.V. 26/7/’40, pag. 930; Stct. No.
137).

Verlenging van Wetten en Besluiten. De bepalingen
van de volgende wetten zijn, voorzoover zij met de ver-
anderde staatsrechtelijke verhoudingen vereenigbaar zijn,
tot nader order verlengd:
De Bodemproductiewet 1939.
De Distributiewet 1939.
De Prijsopdrijvings- en hamsterwet 1939.
De Zeeschépenvorderingswet 1939.
De Wet behoud scheepsruimte 1939.
De Zee- en Luchtvaartverzekeringswet 1939. De voorschriften, op grond van deze wetten uitgevaar-
digd, blijven, voorzoover uit den inhoud ervan niet anders
blijkt, tot nader order van kracht. (E.V. 26/7/’40, pag.
927;
erordeningenblacl No. 13).

%Vol. Met ingang van 15 Juli is den schapenhouders
en anderen houders van wol, scheer 1940, gedurende 2
maanden vergunning gegeven de in hun bezit zijnde wol
te verkoopen aan de daarvooi- aangewezen handelaren,
ingeschreven bij het Rijkshureau voor ‘Wol en Lompen
tegen afgifte van een bon, vermeldende prijs en hoeveel-
heid. Vaststellen van maximum-richtprijzen voor de ver-
schillende kwaliteiten. (].V. 26/7/’40, pag. 929).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENLNG.

Boselibouw.
Aanvulling van Bodeni productiebeschik-
king 1939 (art. 7 his), waarbij de productieconimissaris
voor den hoschbouw en de houtteelt, den gebruiksge-
rechtigde van hosschen en andere houtopstanden kan
gelasten deze geheel of gedeeltelijk,
01)
bepaalde wijze,
te rooien of te vellen. De ontbloote oppervlakte moet op
last en aanwijzing van den productiecomniissaris binnen
en bepaalden termijn weer worden heboscht. (DV. 26/7/’40,

pag. 930; Stct. No. 140).

7 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

495

Oesters en garnalen.
Verlenging met een jaar tot 1 Juli
1041 van het Crisis -Oesterbesluit 1937 en het Consumptie-
Garnalenbes.luit 1936 (E.V. 26/7/40, pag. 930; Verorde-ningenhlad No. 13).

Pluimveestapel.
Met het oog
01)
de beschikbare voor-
raden voedergranen zal de kippenstapel tot ongeveër
6.000.000 stuks, d. i. ongeveer 1/3 gedeelte van de nor-
male grootte, worden gereduceerd. Deze inkrimping
zal uiterlijk 15 September haar beslag moeten hebben
gekregen. Daartoe zullen de voedertoewij zingen geleidelijk
lager worden. Per medio September zal dan niet méér
voeder worden verstrekt dan voor ten hoogste 20 pCt.
van het pluimvee, dat hij de September-inventarisatie
1939 aanwezig was. De voedselvoorziening voor kuikens
zal tevens 01) dien datum ophouden.
Bij de inkrimping zal men er voor dienen te zorgen,
dat een goede kern overblijft, waaruit de stapel later
‘eer kan worden opgebouwd.
Particulieren, die tot nog toe kippen hielden, kunnen
eeiige dieren aanhouden, om op deze wijze het huis-
afval tot waarde te kunnen brengen.
De marktproblemen, ontstaan door deze plotselinge
inkrimping, zullen zooveel mogelijk
wolden
verminderd
door opslag in koel- en vrieshuizen, voorzoover de be-
perkte opslagcapaciteit dit toelaat, alsmede door export
naar Du itschland.
Indien mogelijk zal er voor gezorgd worden, dat na de
inkrimping van den pluimveestapel de eierprijs verbetert,
waardoor de nadeelen van de inkrimping voor de direct
betrokkenen voor een deel zouden worden opgeheven.
Ook de eendenstapel zal een zeer sterke inkrimping
moeten ondergaan. Daarbij zal in het oog worden gehouden,
dat de afzet van eendeneieren onder de huidige omstan-digheden ‘Looveel meer moeilijkheden oplevert dan die
van kippeneieren.
(E.V.
2/8/’40, pag. 957.)

Voedernormen. Nieuwe îaststelling van veevoeder-
toewijzing voor het tijdvak van 22 Juli-19 Augustus.
(E.V. 26/7/’40, pag. 930; Stct. No. 140)..

RANTSOENEERING EN i)ISTRIBUTIE.

Boter, Vetten, enz.
Regeling van de verstrekking van
banderolles, in verband met de distributieregelingen, aan
de bij de afdeeling IVÏargarine,Tetten en Oliën van de Zui-
velcentrale georganiseerden en toegelaten tot de groep Vet-
smelters K op basis van de door hen aan huti afnemers
geleverde hoeveelheden. (BV. 26/7/’40, pag. 933).

Brood.
Op een bon van het broodbonboekje kan, in
afwijking van de bepaling, dat deze recht geeft op het
koopen van 100 gram brood, indien het roggebrood
betreft, een hoeveelheid van 125 gram worden verkregen.
T-let wekelijksch broodrantsoeri bedraagt dus 2500 gram
roggebrood of 2000 gram ander brood. (E.V. 26/7/’40, pag. 932; Stct. No. 140).

Brood .voor hotels.
Sedert 22 Juli mogen hotels enz.
de voor hun bedrijf noodige hoeveelheid brood slechts
tegen afgifte van bonnen, verkrijgbaar bij den plaatselijken
distributiedienst voor hoevealheden, die max. 75 pCt. van
het verbruik in dezelfde maand van het vorig jaar be-
dragen, van hun leverancier betrekken. Bakkers moeten,
voor het verkrijgen van meeltoewijzingen, opgave doen
van de hoeveelheid brood, sinds het invqeren van de
hroodclistributie tot 15 Juli geleverd aan hotëls enz.
(E.V. 26/7/’40, pag. 932).

eweven stoffen en selioenwaren voor de Duitselie
weerinaelit.
Met ingang van 27 Juli zijn militaire distri-hutiekaarten ingevoerd voor den aankoop van geweven
stoffen of schoenwaren, die onder de distributie vallen,
of waarvan het verbruik in het algemeen verboden is,
door leden van de Duitsche w’eermacht. (BV. 2/8/’40, pag. 958; Verordeningenblad no. 14.)

Grutterswaren. Rantsoeneeringsmaatregelen met in-

gang van 22 Juli voor alle soorten rijst, gebroken rijst,
rijstemeel, havermout, havervlokken, griiitten, gort, maï-
zena, griesmeel, macaroni, spaghetti, vermicelli en pud-
d ingpoeders (alleen
.
puddingpoeders, welke vervaardigd
zijn van of hodfdzakelijk bestaan uit producten, bereid
uit granen, rijst of tapioca). Industrieën, welke een dier arti kelen verwerken, kunnen. een aankoopvergu nning bij de Meel-Centrale aanvragen.
1-let ligt in de bedoeling voor zeer jonge kinderen een
toeslag op het normale rantsoen van bepaalde artikelen
te geven. (BV. 19/7/’40, pag. 908 en B.V. 26/7/’40, pag. 933; Stct. No. 135; Verordeningenblad No. 10
d.d. 13 Juli.)

Levensmkldelcnkaarten voor het ])uitsche leger. Tr-
stelling van Wehrmachtshezugscheine (militaire distri-
butiekaarten) en Wehrm achtsmarken (militaire distri-
butiebonnen) met onheperkten geldigheidsduur voor aan-
koopen van daarop vermelde hoeveelheden en soorten
goederen. (BV. 26/7/’40, pag. 932, Verordeningenhlad
No. 11).

Metalen. Non-ferro-.
De Non-îerro-metalenheschikking
No. 1 vervangt de bepalingen -betreffende deze metalen
in de Metaalbeschikking 1939 No. 1. Nader zal worden
aangewezen, welke ondernemingen verplicht zijn een ver-
zoek tot inschrijving bij het Rijksbureau voor non-ferro-
metalen in te dienen. Verwerkings- en verhandelings-
verbod voor deze metalen behoudens vergunning van den
directeur van genoemd Rijkshureau (E.V. 2/8/’40, pag.
960; Verordeningenblad No. 14.)

Motorbra.ndstof. Nieuwe distributieperiode en regeling
voor motorbrandstof, als bedoeld in de Motorbrandstof-
beschikking 1940, No. 1, van 1 t/m 31 Augustus. Vervoer-
vergunningen dienen opnieuw te worden aangevraagd en
worden slechts onder bepaalde omstandigheden en voor
beperkte hoeveelheden verstrekt.
(BV.
26/7/’40, pag.
934; Stct. No. 140).

Teer en teerprodueten.
Wijziging van het afleverings-
verbod voor deze producten d.d. 23 Mei 1940 (zie ook
E.-S.B. (1274) pag. 401). Zonder toestemming van den
directeur der sectie koolteer van het Rijksbureau voor
Chemische productn is de aflevering verboden van teer
van alle soorten, alsmede van geheel of gedeeltelijk uit
af
met teer bereide producten of residus daarvan. In be-
paalde gevallen w’or.dt onder zekere voorwaarden dispen-
satie van dit verb9d verleend. Wat betreft de producten
houtteer (bruine of Stockholmer teer), mastiek, asfalt-
papier, dakiak, naphtali ne, creoline, cresolproducten (lysol)
en pyridine geldt eveneens een algemeene dispensatie
van het afleveringsverbod, voor zoover het leveranties
betreft van normale hoeveelheden aan regelmatige af-
nemers.

Voorts is het aan handelaren in koolteer en w’atergasteer
en aan producenten van en handelaren in carbolineum,
black-varnish, ijzerlak en soortgelijke teerverfstoffen ver-boden, gedurende liet tijdvak 1 Juli tot 31 December 1940
van deze producten voor verfdoeleinden meer af tè leveren
– en wel uitsluitend aan regelmatige afnemers – dan over-
eenkomt met 50 pCt. van de afgeleverde hoeveelheid in
het basistijdvak 1 Juli tot 31 December 1938, zoodat de-
taillisten, winkeliers en verbruikers rekening dienen te
houden met dezelfde beperking van hun afgifte en ver-
bruik.
rf
ens
l
o
tt
e
is het verboden teer of teeroliën als brandstof te gebruiken. (E.V. 12/7/’40, pag. 880).
Textielproducten. In verband met de voorbereiding
van een meer definitieve distributieregeling en een inven-
tarisatie hij den handel wordt de verkoop van zekere
textielproducten voor eenigen tijd (28 Juli tot 12 Augus-
tus) verbodert en stopgezet.
Iedere handelaar in textielproducten dient zich te laten
inschrijven, ter verkrijging van een vergunning, hij het
Rijksbureau voor de Distributie van Textielproducten

496

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1940

door den 1-landel. Ondernemingen en handelaren, die na
12 Augustus niet in het bezit zijn van zoodanige ver-
gunning, zullen door de industrie en andere leveranciers
niet meer mogen worden bediend. (E.V. 2/8/’40, pag.
958.)

Turf. De dispensatie van het verbod tot het verkoopen, afleveren en vervoeren van alle soorten turf (zie E.-S. B.
(1277), pag. 438 onder ,,]3randstoffen”) is op 29 Juli inge-
trokken. Deze handelingen zijn dus thans, behoudens schrif-
telijke vergunning van den directeur van het Rijkskolen-bureau, verboden. (BV. 2/8/’40, pag. 960; Stct. No. 145.)

GELI, C1tEIDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.

• Beursvoorschriften. Heropening van de beurzen voor
den geld- en fondsenhandel op 15 Juli (Stct. No. 130).
Een viertal Nederlandsche Staatsleenitigen is aange-
wezen als fondsen ter opneming in de dagelijksche no-
teering in de prïjscouranten der beurzen.
De vastgestelde Beursvoorschrifteri 1940 (Stct. No. 137)
zijn bij het Secretariaat van de Vereeniging voor den
Effectenhandel te Amsterdam verkrijgbaar (zie ook
E.-S.B. d.d. 24 Juli 1940, pag. 458 en 464). hier zijn
ook verkrijgbaar afdrukken van de prijscourant (Stct.
No. 127), waarin de vastgestelde onderpand- en executie-
koersen, bedoeld in art. 10 en 11 der Beursvoorschriften
1940, zijn opgenomen. (BV. 12/7/’40, pag. 881).

Clearing met buitschiand.
In verband met de ontwikke-

ling van het handelsverkeer met Duitschiand is te ver-
wachten, dat in de clearing met dat land aan deze zijde
weder een tekort en dientengevolge een wachttermijn zal
ontstaan bij de uitbetaling van stortingen, welike ten
gunste van Nederlandsche crediteuren te Berlijn hebben
plaats gevonden. Aan Nederlandsche zijde zijn thans
maatregelen genomen, waardoor de bedoelde wchtter-
mijn tot 6 weken zal worden beperkt. (E.V. 12/7/40,.

pag. 881).

Conpotibelasting. Aanvulling van het begrip , ,effecten”
gegeven in de Wet van 29 December 1933 (St.hl. No. 780),
gewijzigd hij Wet van 27 December 1938 (St.hl. No. 413),
met ingang van 27 Juli 1940 (E.V. 2/8/’40, pag. 962;
Terordeniigenblad No. 14.)

Deviezenbanken. I)e Nederlandsche Bank heeft met
ingang van 15 Juli aangewezen als deviezenbank in den
zin van de Deviezenveiordening 1940, de volgende instel-
lingen:
Amsterdamsche Bank;
rIw,entsci1e
‘Bank; handel-Mij.
ii. Albert de Bary & Co.; Heldring & Pierson; Ilope &
Co.; Incasso-Bank; R. Mees & Zoonen; Nederlandsche
1-landel-111aatschappij; Nederlandsch-Indische Escompto
Maatschappij; Nederlandsch-Indische Flandelsbank; Pier-
son & Co.; Rotterdamsche Bankvereeniging. (E.V. 19/7/’40,
pag. 905.)

Deviezenbekendmaking 1. 1-let is aan ingezetenen zonder
vergunning van het Deviezeniristituut geoorloofd (tenzij in bijzondere gevallen door het Deviezéninstituut anders
bepaald wordt) ten gunste uan niet-ingezetenen cred jet
te
verleenen, voor zoover zulks geschiedt ter betaling van:
kosten van onderhoud en studie van hier te lande
verblijvende leden van een gezin van een niet-ingezetene;
verplichte of vrijwillige ondersteuning van inge-
zetenen;


pensioenen, verschuldigd aan ingezetenen.
Binnen een week na het beëindigen van ieder kwartaal
moet aan het Deviezeninstituut schriftelijke oI)gave
worden gedaan van alle gedurende dat kwartaal op grond van zoodanig crediet verrichte betalingen. (BV. 26/7/’40,
pag. 935; Stct. No. 141).

Deviezenbekendmaking 2. Onverminderd het bepaalde
bij andere wetten en verordeningen, is het aan executeurs-
testamentair en aan notarissen, belast met de véreffe-
ning van boedels en nalatenschappen van ingezetenen,
waarin niet-ingezetenen gerechtigd zijn, zonder vergun-

ning van het Deviezeninstituut geoorloofd alle gerechte-
lijke • en buitenrechtelijke handelingen te verrichten,
welke noodig zijn om
den boedel tot effenheid
te brengen.

Betalingen in binnenlandsche betaalmiddelen aan execu-
teurs-testamentair en aan notarissen, zoomede andere
handelingen, als bedoeld in art. 15 der Deviezenverorde-
ning 1940, ten gunste van den boedel zijn eveneens zonder
vergunning van het Deviezeninstituut geoorloofd. Scheiding en deeling van boedels en nalatenschappen
van ingezetenen, als hierboven bedoeld, kan zonder af-
zonderlijke vergunning van het Deviezeninstituut worden
tot stand gebracht, met dien verstande, dat het slechts met vergunning van dat Instituut geoorloofd is aan de
deelgerechtigden-niet-ingezetenen een grooter deel van
de in den boedel aanwezige buitenlandsche waarden toe
te scheiden dan met hun aandeel overeenkomt.
Beschikkingen over de hij de boedelscheiding door
de deelgerechtigd en-niet-ingezetenen verkregen waarden
blijven onderworpen aan de bepalingenvan de Deviezen-
verordening 1940. (BV. 26/7/’40, pag. 936; Stct. No, 141).

Dcviezenbekendmaldngcn 3 en 4. 3. Flet is sedert 29 Juli
aan ingezetenen veroorloofd zonder vergunning van het
Deviezeninstituut: ci. Qver buitenlandsche waarden,
vallende onder hel Duitsche ,,Transferabkommen”, te
beschikken, voor zoover zulks noodig is om de bij wege
van storting hij de ,,Konversionskasse für deutche Aus-
landsschulden” hun toekomende ren tehedragen, zoomede
verdere opbrengsten van kapitaal en ‘ermogenshestand-
deden, te erlangen.
b.
,,Reichsmark-Ausweisungen” op de ,,Konversions-
kasse fOr deutsche Auslandsschuldn” voor niet getrans-
fereerde rente- en ophrengstbedragen naar Duitschland
uit te voeren en overeenkomstig de daarvoor geldende
bepalingen aldaar over deze w’aarden te beschikken.
4. Sedert 29 Juli mogen betalingen wegens het leveren
van roerende goederen, het verrichten van diensten en
het afstaan van rechten, alles voor zoover zulks mid-
dellijk of onmiddellijk geschiedt aan of voor ingezetenen
van het bezette Belgische gebied, slechts worden over-
eengekomen in helga’s. Voor het overeenkomen van een
betaling in een andere geldsoort dient vergunning van
het Deviezeninstituut te worden verkregen. (BV. 2/8/’40,
pag. 962; Stct. No. 145.)

beviozeuverordening. (Zie ook E.-S.B. (1274), pag. 402
onder Devieenhescherrning. Overgangsmaatregelen).
De uitvoering van de Deviezenverordeiing 1940 en van de hierover nog uit te vaardigen uitvoeringsvoor-
schriften, berust, behalve. bij de in deze verordening ge-
noemde ambtenaren, ook bij de ambtenaren van het
Duitsche Deviezenbeschermingscommando. Ambtenaren
van de bureaux van den Rijkscommissaris zijn bevoegd in
het bezette Nederlandsche gebied een onderzoek in te
stellen, dat noodig is voor de opheldering en het teneinde
brengen van in het Rijksgehied aanhangige of aanhangig
te maken opsporings- en strafzaken in aangelegenheden
van deviezen, belasting en douanerechten. (BV. 12/7/’40,
pag. 882; Verordeningenblad voor het bezette Nederland-
sche gebied, Stuk 9 d.d. 6 Juli).

ltijkscredietkasbiljetten. De koers hiervan is met ingang
van 17 Juli als volgt gewijzigd: een gulden = 133 Reichs-
pfennige. (E .V. 1 9/7/’40, pag 905; Verordeningenbiad
No. 11.)

Trauisfcr-betaliuigen. De transfer van kapitaalophreng-
sten van Duitschland naar Nederland wordt in den tot
dusverre gebruikelijken omvang hervat. (BV. 26/7/’40,
pag. 936).

VERKEER.

Autobanden.
Instelling van autobandenkaarten, waar-
op de merken, maten en nummers der op het motorrijtuig en den aanhangwagen gemonteerde banden worden gere-
gistreerd. Deze kaart, welke f 0.25 kost, dient tevens

7
Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

497

als aanvraagformulier voor het verkrijgen van een nieu-
ven band. Zij moet, tenzij voor aanvraag opgezonden,
steeds in het motorvoertuig aanwezig zijn. (E.V. 19/7/’40,
pag. 906.)

Xuistvaart. In verband met de hervatting van de vaart
Oj)
de Oostzee met kustvaartuigen wordt het volgende
medegedeeld:

1-Jet uitvaren van schepen zonder vergunning van het
Rijksbureau Zeescheepvaart is niet toegestaan en ceze
vergunning wordt slechts onder bepaalde voorwaarden
verleend, o.a dat de reeder of kapitein/eigenaar is aan-
gesloten bij den Bond van Werkgevers in het Kustvaart-
bedrijf in Rotterdam of zich aansluit bij het eerstdaags
op te richten bureau van de Centrale Groninger Kust-
vaart-Organisatie. De bevrachting geschiedt (inkomend
en uitgaand) centraal bij het Rijksbureau Zeescheepvaart
c.q. hij het opgerichte (E.V. 2/8/’40, pag. 963) Centraal-
Bevrachtingsbureau voor de Kustvaart. liet ligt niet in
de bedoeling de scheeps- en vrachtmakelaars uit te
schakelen. (BV. 26/7/’40, pag. 937).

Postchèque- en postwissclverkcer met Duitseliland. Dit
is in beide richtingen opengesteld. Het maximumbedrag
voor postwissels bedraagt R.M. 200 tegen een herleidings-.
koers van 75.60. (BV. 20/7/’40, pag. 936).
IRcizigersvervoer. Bepalingen betreffende den verplich-
ten aankoop van een bepaald percentage clearingmarken hij de aanschaffing van reismarken zijn op 17 Juli buiten
werking getreden. (BV. 26/7/’40, pag. 936; Stct. No.
142).

ONTVANGEN BOEKEN, STATISTIEKEN EN

BROCHURES.
BOEKEN.

.Landboun’-coperatie in Nederland,
door Dr. Ir. G. Min-
derlioud 1. i. (Groningen-Batavia 1940; J. B.
Wol-
ters’ UiLg.-Mij. Prijs f 3.90.)
Gemeentelijk jaarboek noor
1940, waarin opgenomen het
verslag van de werkzaamheden van de Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten over het jaar 1940
(s-Gravenhage 1’40).
Reknopt leerboek der handeiskennis,
door
W.
Speerstra
(Groningen-Batavia 1940; J. B. Wolters’ Uitg.-Mij.
Prijs ingen. î 2.90; geb. f 3.25).
Rationalisatie en n’erkloosheid
door Ch. L. H. Truijen.
Proefschrift; (Leiden 1940; N.V. Boek- en Steen-
drukkerij Eduard IJdo).
Die Bibliot hek des Instituts für JVelunirtschaft, Voraus-
selzungen und Grundlagen tneltwirlschaftlicher For-
schung,
door Dr. Wilhelm Gülich. Overdruk uit het ,W’eltwirtschaftliches Archiv” (Jena 1939; Verlag
von Gustav Fischer).
/?jnanzçvjsschenschafz
door Dr. H. Müller en Dr. W. Eck-
hardt. Schaeffers Grundrisz des Rechts und der
Wirtschaft. Band 18 (Leipzig 1940; Verlag W. Kohl
1

hammer. l’rijs R.M. 3.30).

Japan und die Vereinigten Staaten im Paz if ischen Baum
door Professor Dr. Wilhelm Credner (Jena 1940;
Verlag Gustav Fischer. Kieler Vortriige gehalten
im Institut für Weltwirtschaf t an der Universitit
Kiel. 1-lerausgegeben von Dr. Andreas Predöhi).

STATISTIEKEN.

Statistiek noor den detailhandel in textielrnaren V
(1938-
1939). Uitgave van het Economisch Instituut voor
den Middenstand (‘s-Gravenhage 1940).

Jaarstatistiek can den in-, uit- en doornoer oner
1939. Deel I.
Bewerkt door het Centraal Bureau voor de Statistiek
(‘s-Gravenhage 1940; N.V. Drukkerij Albani. Prijs
3.35.)

Ongenallenstatistieh betreffende het kalenderjaar
1938,
sa’nen-
gesteld te, noldoening aan de bepaling ean artikel 10
der rpet op de Rijksoeizekeringsbank en de Raden nan
Arbeid
(Amsterdam 1940; J. ii. de Bussy).

BROCHURES.

Uitko;nstep nan een psychologisch onderzoek in de JJ’ieringer-
mee,’
door E. D. Wiersma. No. 4 der Publicaties
van de Stichting voor het bevolkingsonderzoek in de
drooggelegde Zuiderzeepolders (Aiphen a. d. Rijn
1940; N. Samsom N.V. Prijs voor inteekenaars op de
geheele serie ,f 0.80, afzonderlijk 1′ 1.-).
Phonotypologische beschrijning van de bevolking der lUie-
!’ingerm eer, I.
Alg. Gedeelte, door L. Kaiser, met mede-
werking van M. van der Toorren en J. Boon. No. 5
der Publicaties van de Stichting voor het bevolkings-
onderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders.
(Alphen a. cl. Rijn 1940; N. Samsom N.V. Prijs voor
iriteekenaars op de geheele serie f 1.60, afzonder-
lijk f 2.-.)

MAANDCIJFERS.

IIYPO’I’IIJOEKIlJINTE IN NI4DERLkN
1).

AITr-
ster-
dam
Aj
.
fl-
em

Ben haag
Volle

Erf-

(10

pacht Mudel-
mrg
Rot-
ter- lam
Zwolle

1933

– – . .
4.67
4.98 4.93
5.01
4.98
4.70
4.89
1934

. – . .
4.49
4.65
4.69
4.95
4.89
4.52 4.65
1935

. . . –
4.54 4.54
5.58
4.80 4.50
4.40
4.44
1936

.

.

. .
4.58 4.69 4.63
4.876
4.50
4.47
4.51
1937

– . . .
4.-
4.-
4.04
434
4.-
4.12
4.03
1938

.3.74
3.77
3.72
3.91
3.81
3.79 3.59
1939

. . . .
3.76
3.80
3.82
4.08 3.83
3.93
3.63

lan.

1939
3.50
34
3.75
4.-
4-35
1
)
3.35
34
Febr.,,
3.50
34-4
3.75

4-34 ‘)
3.57

31-4
Maart

,,
3.50
34
3.75
4.-
4-35 ‘)
4.-
34
April

,,
3.50
34
3.75

4-34 ‘)
3.70
34 Mei

,,
3.50
34
3.75
4.-
4-34 ‘)
3.74
3-4
Juni

,,
3.50
34-4
3.75
4.25
4-34 ‘)
4.-
34
Juli
3.50
31-4
3.75
4.-
4-34 ‘)
3.82
3.1-4
Aug.
4.-
4
3.50

4-35 ‘)

34
Sept.,,
4.25
34
4.-

4-34 ‘)

4
Oct.,,
4.06

4.-
4.25
4
4.35
34-4
Nov.,,
3.75
4-4
– –
4
4.32
4
Dec.,,
4.50 4-4
4.25

4-44 ‘)
4.42
4

Jan.

1940
4.50
41-4

4.50
4.75
4-44′)
4.50
4-5
Febr.
6.50

4.50

44

4-4
Maart.
4.12′

4.37′

44
4.23
4-4
April
4.25

4.50

44
4.31
4.17
Mei
4.-
44
4.37′

44
4.47
4.2
Juni
4.75


– –
4.50

Juli
4.75
4-5
44


4.17
_6)
6)
Op gebouwen deels 4 pOt., deels 34 pCt.; op landerijen 34 pOt.; ‘) Op gebouwen 4 pCt.; op landerijen 34 pOt. ‘) Op gebouwen 4 pOt.;
01)
landerijen deels 34 pot.; deels 6 pOt. ‘) Op landerijen 4 pCt.;
op andere objecten 44 pOt. ‘) Niet ontvangen.

STATISTIEKEN.
OFI’ICIE I6LE
.
W’ISSELKOERSJhN’ NEDERLANDSCIJE
DANK
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)

IN-York
1
Berlijn
1Brussel
1

Züi’ich ISLoekli.1helsinki
16 Juli

1940
1.88
1
/,
75.354
30.14
42.69
40.854
3.814
17

,,

1940
1.88’1, 75.354
30.14
42.73
44.854
3.815
18

,,

1940
1.88
3
/, 75.354
30.14
42.764
44.854
3.814
19

,,

1940
1.88
1
1,
75.354
30.14
42.764
44.854
3.814
20

,,

1940
1.88
1
1,
75.355
30.14
42.765 44.854 3.814
22

,,

1940
1.88
3
/, 75.354
30.14
42.765
44.854
3.814
Laagste d.w..88’/,.
75.28
30.11
62.65
44.81
3.81
Hoogste
d.w..88’f,.
75.43
30.17
42.81
44.90
3.82
23

Juli 1940
1.88
3
1,
75.354. 30.14
42.7134
44.854 3.815
24

,,

1940
.88’1, 75.354
30.14
42.764 44.854 3.814
25

,,

1960
1.88
3
/,
7 5.3 54
30.14
62.764 44.854 3.815
26

,,

1940
4 .88’/,
75.354
30.14
42.764 44.854
3.814
27

,,

1940
1.88’/,
75.354
30.14
42.764 44.854
3.815
29

1940 1.88
1
/,
75.355
30.14
42.764 44.854
3.814 Laagsl:e cl.w.
1.88
1
1,,
75.28
30.14
42.72
44.81
3.81
Hoogste d.w.
1.88
1
1,.
75.43 30.17
42.81
46.90
3.82
30 Juli

1940
1.88
1
/,
75.354
30.14
62.764
44.854
3.815
31

,,

1960
1.88’1, 75.354
30.14
42.764 44.854
3.814
Aug. 1940
1.88
1
/,
75.354
30.14
42.764
44.854
3.814
2

,,

1940
1.88’1,
75.355
30.16
42.764
66.854
3.814
3

,,

1940
1.88’1, 75.354
30.14
62.764
44.854
3.814
5

,,

1940 1.88
3
/,
75.354
30.14
42.764
44.854
3.814
Laagste d.w.
1 .88’/,,
75.28
30.11
42.72
46.81
3.81
Hoogste d.w.
1 .88’/,,
75.43 30.17
42.81
44.90
3.82
3luntpariteit
1.469

1
59.263
24.906
48.003
66.671
6.266

. .,-,

. ‘r–‘

“•

‘-

m:”

yt’!

.

498

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus
1940

KOERSEN TE LONIHIN.
Plaatsen en
landen
Not.
eenh.
22127
Juli
’40
Luagste iffoo
g
gstel
1940
27
J-1i129J-li/3A-g’40i
Loogsic
1
Hoogste
3
Aug.
1940

Officieel:
New York
S P.
£
4.021

4.03e
4.03
4.02fr
4.036
4.03
Parijs
Fr.p.



– –

Stockholm
Kr.p.t
16.85

16.95
16.90
16.85 16.95
16.90
$
p.
£
Montreal

4.43

4.47
4.45
4.43
4.47
4
.
45
]3uenos Aires
Pes.p2
6.90

17.13
I7.01 16.90
17.13
l7.01
Niet .Officieel:
Alexandrië
P. j).
£
97.50

97.50
97.50 97.50 97.50 97.50
Athene
Dr.p.t
525

525
525 525 525
525
Bangkok
Sh. plint
22.12

22.12
72.12
22.12 22.12
22.12
Boiubay
d. p. r.
18.-

18.-
18.-
18.-
IS.-
.18.-
Budapest
P. p.
£
18.50

19.-
18.75
18.62
1 8.7
18.75
Hongkong
cl. p.

$
15.-

15.-
15.-
5.-
IS.-
IS.-
Istanbul
TIp.
515

1

515
515 515
515 515
1(00e
d.

P.

yin
14.62

15.-
14.75
14.75 14.93 14.75
Lissabon
Ess.p
£
00.- lOO.-
100.-
lOO.-
100.-
lOO.-
Madrid
Pt.p.
£
37.70

37.70 37.70 37.70
37.70 37.70
Montevideo
d.p. p.
22.-

23.-
22.50
22.-
23.-
22.50
Rio cle Janeiro
d. p.

mii
noin.

3.25
3.25
3.25
3.25
3.25
Shanghai
d. p. S
3.87

3.93
3.93
3.87
3.93
3.87
Singapore
d. p.
28.18

28.18
8
16.18
28.18
16.18

DE NEDERr,AND5CIIE BANK.
Verkorte balans op 5 Augustus

1940.
Aetivms.
Binnenl. Wissels,

(
Ilfdhank.

f
90.380.838
l’romessen, enz.

llijbank.,,
456.000
(
Agentsclm .,,.3.998.966

Papier op het Buitenland
. .

f
300.000
Af: Verkocht maar voor de bank nog niet

afgeloopen

Beleeningen mci.

Ç
Ilfdbank.

f
147.311.489 ‘)
voorschotten in

Bijhank.,,
5.314.710
rekening-courant
(
Agentsch.
69.585.164
op onderpand
222.211.364
Op

Effecten

enr.

……..

f
220.941.477 ‘)
Op Goederen en Ceelen ……
1.269.886

Voom’schotten

aan

het

Rijk

……………..
51 unt en mnuntrnateriaal:
Gouden munt en gouden
rnuntmnateriaal ……….f

1.127.610.405
Zilveren

munt,

en?
.
.

……

..
13.646.782

94.835.805

300.000

222.211.364 0
6.333.440

‘) Nominaal.
KOEItSEN ‘IE NEV-YORk. (Cuble).
Data

I..onden

Parijs

Berlijn

Amslcrdam

(5
per £)

(5 per 100 /r.)($ p. lOO Al/t.) ($ p. /100)
30 Juli 1940

3.83
1
14


40.05′)


31

.. 1940

3.83


.O.O5′)


1 Aug. 1940

3.87
1
1,

40.05′)


2

,, 1940

3.86’12


40.05′)


3

,, 1940

3.87’1,


40.05′)


5

,, 1940

3.89

40.05′)


7 Aug. 1939

4.68/,

2.64″f,,

40.13

53.32
Muntpariteit

4.86 •

3.90
1
1,

23.81 ‘/

40
1
1,,
1)
Nominaal.
ZILVERPRIJS

00001
,
EtIJS

Londen ‘)

N. York ‘)

A’clam ‘)

Londen
30 Juli 1940. . 22
1
1,

34
1
1, 30 Juli 1940. .

1
31

,.

1940.
..22’/,

34’1, 31

,,

1940.. 2105

1681-
1 Aug. 1940. . 22
1
1,,

34
1
1,
1 Aug. 1940… 2105

1681-
2

1940.. 22’1,,

34’1, 2

1940.. 2105

1681-
3 ,,

1940.. –

3

1940.. 2105

1681-
5

,,

1940. . 22’1,

34
1
1.

5

,,

1940.. 2105

1681-
7 Aug. 1939. . –

34
1
1, 7Aug. 1939. . –

23 Aug. 1939. . 20
1
1,,

37
1
1, 23 Aug. 1939. . 2110

14816
1
1,
‘) In pene p.
oz.
stand. ‘) Foreign silver In $e. p.
oz.
line.
‘) In gul,lens per Kg. 100011u00.

j In sh.
r’.
oz.
line.

S’J’ANl)
VAN ‘s
RIJKS 1(AS.

‘ order i n ge mi

31 Juli 1940

23 juli 1940 Saldo van ‘s Itijks Schatkist
bij de Nederlandsclme Bank


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten …………..
…f

587.308,44

f

120.355,35
Voorschotten op uIt .J uni
1940 aan cle gemeenten
verstr. op a. haar uit te kee-
ren ltoofds. der pers. bel.,
aand. in de lmooîds. der
grondbel. en der gern. fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op de vermno-
gensbelasting …………….1.467.489,81 ,,
11
67.489,81
Voorschotten aan Ned.-Indi0′) ,,

68.808.604,-

67.494.474,99
Idem aan Surinanme ‘) ……….9.616.982.70 ,,

9.566.982,70
Kasvord. weg. credietverst.
alla. buitenl.

…………
….79.569.008,61

,,

79.853.686,87
Daggelclieeningen tegen onder-
p
and

…………………….-


Saldo der postrek. v. Rijks-

comptabelen …………
….66.567.562,32

72.279.575,62
Vord. op het Alg. Burg. Pen-
sioenfonds ‘) ….
….
………..-


Vorci. op andere Staatsbedr.
en instellingen

56.432.854,49 ,, 60.589.082,48
V e r p1 i c h t i n g e n
Voorschot door de Ned. Bank
ingev. art. 16 van haar oc-
-trooi verstrekt ……….
..13.077.880,13 1 11.777.726,72
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt

Schatkistbiljetten in omloop

79.687.000,-
,,
79.687.000,-
Schatkistpromnessen in omloop ,, 556.700.000,-‘) ,, 532.100.000,-
1
)
Daggeldleeningen

Zilverbons in omloop ……
….22.6/,6.837,50

22.094.034,50
Schuld op ultimo Juni 1940 a/d. gein, wegens a. h. uit
te keeren hoofds. d. pers.
bel., aand. i. cl
. hoofds. d.
grondb. e.
cl
.
gein. fondsb.
alsin. opc. op die bel, en op
de vermogensbelastiiïg. . . – –
Schuld aan Curaçao ‘) ……
…….250.738,05

320.738,05
Schuld aan het Alg. Burg.
Pensioenfonds ‘)

…………27.297.694,06

,,

1.670.967,51
Id. a. ii. Staatsbedr. der P.T.
en’!’.
‘)

………………..188.719.028,17

,, 198.586.026,63
Id. aan andere Staatsbedrij-
ven ‘)

.

……. …. ……..
…21.500.000,-

,,

22.500.000,-
Id. aan div. Instellingen ‘) ..,, 69.902.362,59

,, 170.031.444,32
‘) In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist. ‘) Rechtstreeks hij De
Nederlandsche Bank f 66.000.000,-
1
1 Idem f 66.000.000,–

1.14 1.257.188
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,

45.367.680
Gebouwen en meubelen der Bank

…………..
.4.500.000
Diverse rekeningen

………………………17.605.033

t

1.532.410.512
Passlva.
Kapitaal

…………………………….
f

20.000.000
Reservefonds

…………………………..
4.454.251
Bijzondere

reserves ……………………..
..13.494.513
Pensioenfonds

…………………………..
10.900.181
Bankbiljetten

in

omloop

………………….
1.286.806.240
Bankassignatiën

in

omloop

………………..
87.361
Rek-Courant

Van het Rijk

f


saldo’s

Van anderen

,,

193.559.956
193.559.956
Diverse

rekeningen

……………………..
3.099.006
8

1.532.410.512
Beschikbaar

metaalsaldo

………………..
549.098.385
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de

Bank gerechtigd

is

…………..
1.372.745.960
Schatkistpapier, rechtstreeks bij do Bank onder-
gebracht

…………………………….
82.000.000
‘)

Waarvan

aan

Nederlanclsch-Indië
(Vet van IS Maart 1933, Staatsblad No. 99)
t

57.977.150

Vooriimemsmnste posten in duizenden gultlens.

Gouden
1

.
1

Andere
De/t-
Data
munt en
01
Gm
.opeisclmb.
1
.
Beschikb.
Metaal-
kings-
muntmaler.
1
schulden
saldo
perc.
5Aug. ‘4I
1
.127.610 1.286.806
193.647 549.098
77
29

Juli

‘601
1.120.317
1.276.559
196.633
543.796
±
7
7
22

,,

’40
1.118.003 1.252.233 216.272
542.371
77
6
Mei

‘4O
1.160.287 1.158.613
255.183
607.242
83
Totaal
Schatkist-
Bel’e-
Papier
Data
bedrag
prom.
op
het
reken.
disconto’s
rechtstr.
nengen
builenl.
(act.)
S
Aug. ’40
96.836 82.000
t

222.211
300
17.605
29
Juli

’60
81.461
66.000
1

226.415
300
16.829
22

,,

’40
81.712
66.000
226.657
300
15.104
6 Mei

’40
9.853

i

217.756
750
20.648
‘) Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.

1) U1TSCHE RI-JICSBANLC.

Goud
1

Rent en-
Andere wissels
1

Belee-
Data
1

en
1

bank-
chèques
en
1
deviezere

1

scheine
schalkislpa pier
1

nrtigen

31

Juli

1940
1

77,6
334,7
1
12.613,1
1

28,5
23

,,

1940
1

77,8
626,1
1
11.825,4
1

22,7
15

,,

1940
77,5
407,7
1
12.101,1
1

20,9
23 Aug.

1939
1
77,0
27,2
1
8.140,0
1

22,2

Data
E//ee-
1

Diverse
ircu-
1

Rekg.-

1
Diverse
ten
1

Activa latie
1

Cs’t.
Passiva
31

Juli “,O
114,3
1

II
4,4


12.7/,9,6

1
1.620,4

t
452,8
23

,,

’40 123,3
1
1.779,4

1
12.015,4

1
1.808,3

1
443,0
15

,,

’40
134,7
1.648,5

1
12.274,8
1
1.668,9

1
441,6
23Aug.’39
982,6
1.380,5

1
8.709,8

1
1.195,4

1
454,8

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilj. Bankbilj.

Other Securmlses
Data

Metaal

in

in Bank. Disc, and

Secu-

circulatie Deparlm. Advances

rities
31Juli ’40

1.110

609.540

20.700

3.270

21.500
25

’40

1.260

607.590

22.640

3.140

22.240
1840

1.370

608.920

21.320

3.030

23.040
II
40

1.610

610.380

19.860

3.870

23.140
23 Aug. ’39 247.263

508.064

38.353

5.711

24.334

Gov.

Public

Other Deposits

Dek-
Data

Sec.

Depos.
1
I3anieers

Olher

Reserve

kings-

Ace.

Lerc. ‘)
31 Juli ’40 152.860 22.680 106.260 52.270

21.560

11,9
25

,,

’40 154.100 30.270

103.960

50.970

23.650

12,8
18 ,,

’40 155.870 56.040

79.170 51.230

22.450

12,0
II

,,

’40 146.650 22.190 107.000 47.780

91.220

12,0
23 Aug. ’39 99.666 22.371

92.132 36.229

39.199

26,0
0 Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

Auteur