15 NOVEMBER 1939
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
E
B
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
24E
JAARGANG
WOENSDAG 15 NOVEMBER 1939
No. 1240
COMMI.SSIE VAN REDACTIE:
GELD-, KAPITAAL. EN WISSELMARKT.
P.
Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen,
De afgeloopen week heeft op de wisselmarkt nogal
H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries.
vat beweging te zien gegeven, zoowel wat betreft
M. F. J. Cool – Secretaris van de Redactie.
Redactie-adres. Pieter de Floochweq 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408. –
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh d van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening
Io. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.
‘f
18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
BIz.
liet goudprobleem en de huidige oorlog door
Dr. F. A.
G
. Keesing ………………………………..840
Het einde van het Slerlingblok door
C. A. Klaasse .. 841
Banken en kapitaalexport door
Prof. Mr. Dr.
G.
M. Ver.
rijn Stuart ………………………………..843
Levensverzekering en oorlogsrisico door
M. F. J. Cool 845
De Securities and Exchange Commission en de beurs
door
Mr. Dr. F. E. &hmey ………………….
847
AANTEEKENIN01N:
liet gebrek aan stabiliteit der New-Yorksche effecten-
beurs………………………………….
851
MAANDOIJFERS:
Gecombineerde Maandstaat van de Nederlandsche
en Nederlandsch-Indische Grootbanken ………..
852
Statistieken:
Verkorte opgavei der Groothandeisprijzen ……………….
853
UccIkoersen-Wissetkoersen-nanxstaten ……………..
853, 854
koersen als omzetten. In de eerste plaats was er een
ruim aanbod in Ponden, waardoor de noteering, die
de. vorige week reeds een lichte afwijking met de
Londensche koersen vertoonde, krachtig omlaag werd
gedrukt, waarbij een koers van 7.20 werd behaald
Het dieptepunt van de New-Yorksche noteering heeft
zelfs nog lager gelegen. Intusschen is er een herstel
ingetreden, dat ook in het begin van de nieuwe week
aanhield en den koers op, om en nabij de 7.30 bracht.
Wij hebben er vroeger reeds op gewezen, dat, zoolang
de verkoop van Engelsche fondsen aan buitenlanders
geheel vrij blijft, en de uit die verkoopen resulteeren-
de Ponden ook vrij verhandeld kunnen worden, ee
druk op den Sterlingkoers in tijden, dat men weer bij-
zondere aanleiding heeft om uit Engeland kapitaal
weg te halen, niet kan uitblijven.
De tweede valuta, die een noemenswaard koersver-
lies boekte, was de Belga. Van rond 31.50 aan het be-
gin van de week, daalde de koers tot 30.50, waarna
weer een licht herstel volgde, dat in het begin van
de nieuwe week werd geaccentueerd. De politieke ge-
ruchten om de beide Westelijke neutrale landen waren
natuurlijk niet vreemd aan dezen druk op den Belga.
Dat de Gulden zich geheel onveranderd, hield tea
aanzien van den Dollar is uitsluitend te danken aan
de interventies van het Egalisatiefonds. Dit keer was
de situatie niet, zooals in den laatsten tijd bijna steeds
het geval was, dusdanig, dat af en toe de autoriteiten
met beperkte bedragen aan de markt moesten komen
om het evenwicht te handhaven. De vraag naar Dol-
lars was buitengemeen groot, en men mag aannemen,
dat in zeer korten tijd voor eenige tientallen millioe-
nen Guldens van deze valuta werd afgegeven. De
kapitaalvlucht was weer in vollen gang. De. spanning
werd zeer duidelijk gedemonstreerd aan de hoogte van
den koers, die voor Dollarbaukpapier werd betaald.
Deze kwam aan het eind van de week op 2.10, nadat
tijdelijk zelfs nog hoogere prijzen waren betaald.
De geldmarkt gaf een verkrapping te zien; terwijl
in de laatste maand de discontonoteeringe steeds om-
laag gegaan waren, is nu een ommekeer in die bewe-
ging te zien. Prolongatie steeg tot 2%.
De beleggingsmarkt had van aanbod te lijden, maar
de koersdalingen bleven binnen betrekkelijk enge
grenzen. In het begin van de nieuwe week was er
eenige verbetering te constateeren. Opvallend was
zoowel bij de flauwe houding in de vorige week als
bij de lichte verbetering in de nieuwe, dat aandeelen-
en obligatiemarkt dezelfde tendëns vertoonden.
840
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 November 1939
HET GOUDPROBLEEM EN DE HUIDIGE
OORLOG.
Het lijdt weinig twijfel, dat deze oorlog, evenals
zijn voorgangers, een reeks economische problemen
niet zich zal brengen. Naar den aard der vraagstuk-
ken, die zich eerlang zullen presenteeren, kan men
meerendeels slechts gissen. Een ,,long run” beschou-
ving, die op dit moment van onzekerheid en ontwrich-
ting wordt opgesteld, moet uiteraard met alle voor-
behoud worden geïnterpreteerd. Niettemin kan het
van beteekenis zijn eenige speculaties te wagen op
grond van overwegingen, die plausihel lijken. Het na-
volgende betoog beoogt dan ook geen prognose te zijn,
maar ten hoogste een poging om eenige bestaande ten-
denzen in haar mogelijk verloop te volgen.
De vraag dringt zich op, op welke wijze het goud-
probleem door het huidige conflict zal worden beïn-
vloed. Het behoeft geen betoog, dat de positie der
Vereenigde Staten in dit verband van primordiale
beteekenis zal zijn. Speciaal door de recente wijziging
der neutraliteitswet heeft dit probleem aan actuali-
teit gewonnen.
De periode 1914-1919.
Het is allereerst van beteekenis eenige vergelijkin-
gen te trekken tusschen de periode 1914-1919 en de
huidige situatie. De moeilijkheid doet zich echter
voor, dat eenigszins nauwkeurige betalingsbalans-
cijfers van den vorigen oorlog niet beschikbaar zijn.
De betalingsbalans is eerst ongeveer 15 jaar geleden
als object van statistisch onderzoek ontdekt en over
de periode van voor 1925 bestaan in het algemeen
slechts verspreide gegevens. Toch leveren ook deze
ten aanzien van het onderhavige onderzoek een.ige
belangrijke indicaties op.
Onderstaande tabel illustreert allereerst de ontwik-
keling der handelsbalansen van Frankrijk, Engelanl
en de Vereenigde Staten.
Frankrijk
Engeland
Ver. St.
Invoer-
$
koers op
Invoer-
$
koers op
Uitvoer-
saldo
31
Dec.
saldo
31
Dec.
saldo
miii. Frs.
Frs./$
X mill.
£
$/.e
><
miii.
$
1913..
1.541
–
5.18
134
4.87 692
1914..
1.534
5.16
170
4.86
324
1915..
9.099 5.86
368
4.74
1.778
1916..
14.425
5.85
345
4.76
t.091
1917..
21.541
5.74
467
4.76
3.281
1918..
21.065
5.46
784
4.76
3.118
1919..
21.759
10.92
669
3.76
4.018
Omtrent de wijze, waarop dit enorme Amerikaan-
sche exportoverschot door de Geallieerden werd be-
taald, zijn de cijfers onvolledig. Het valt echter op, dat het gedeelte van den abnormalen invoer, waar-voor Frankrijk en Engeland goud beschikbaar stel-
den, in het licht der huidige verhoudingen bezien,
als verrassend klein moet worden beschouwd. De in
ounces gemeten stijging van den Amerikaanschen goudvoorraad gedurende de jaren 1914 tot en met
1919, die waarschijnlijk nog voor een deel op reke-
ning der binnenlandsche productie moet worden ge-
steld, was geringer dan de goudaanwinst gedurende
de eerste acht vredesmaanden van 1939. De hoeveel-
heid goud, die Frankrijk en Engeland tijdens den
duur van den vorigen oorlog verloren, was geringer
dan het quantum, dat gedurende de afgeloopen jaren
soms binnen het verloop van een paar weken naar de
Vereenigde Staten werd verscheept.
Goudvoorraad der Centrale Bank + goud in circulatie
(X miii.
goud $)
1).
1 31
Dec.
1913 131
Dec.
1919 1
Verschil
Frankrijk
1192
1078
– 114
Engeland
764
574
– 190
Ver. Staten
2930
4183
+ 1253
‘) Gegevens oiitleend aan het Voikenbondsverslag van
de internationale finaneieeie con ferentie te Brussel,
1920.
In het algemeen speelde het goudverkeer tijdens
den vorigen oorlog dus een zeer onbeteekenende rol.
De totale zichtbare goudvoorraad steeg van 1913 tot
en met 1919 met minder dan $2000 mill.; de goud-
productie liep gedurende den oorlog gestadig terug.
De vereffening van het meer dan $ 15.000 mill.
groote Amerikaansche exportsaldo geschiedde in
hoofdzaak via de kapitaalmarkt. Omtrent het totaal
aan vorderingen op de Vereenigde Staten, dat door
de geallieerden werd geliquideerd, staan geen nauw-
keurige gegevens ten dienste. Het is echter bekend,
dat Amerika in 1923 op diverse Europeesche landen
vorderingen had tot een gezamenlijk bedrag van bijna
$ 12.000 mill.
De huidige toestand.
De situatie van 1939 onderscheidt zich in diverse opzichten van die van 1914. Het voornaamste ve:r-
schil is ongetwijfeld, dat de Vereenigde Staten thans
geen debiteur-, maar een belangrijke crediteurstaat
zijn. Voor een deel zullen Frankrijk en Engeland ook
thans in staat zijn vorderingen op Amerika ten be-
hoeve van hun import te liquideeren. Het laat zich
echter aanzien, dat deze bron ditmaal spoediger uit-
geput zal zijn dan destijds.
De betalingsbalanspositie van Engeland is aanmer-kelijk zwakker dan 25 jaar geleden. Volgens een zeer
globale schatting van de Board of Trade leverden
de loopende posten van de Britsche betalingsbalans in 1913 een batig saldo op van £ 200 mill. Gedurende de
beide afgeloopen jaren daarentegen registreerden zij
telkenmale een nadeelig saldo van £ 50 mill. Het uit-
vloeisel hiervan is dan ook, dat Engeland, in tegen-stelling tot den vorigen oorlog, onmiddellijk tot het
instellen van deviezenrestricties is moeten overgaan.
Destijds was het de Dollar, die den eersten schok
moest opvangen. Na het begin der vijandelijkheden
in 1914 daalde de Dollarkoers in Londen tijdelijk tot
bijna 7 $/, terwijl in de Vereenigde Staten in allerijl
een fonds werd gevormd van $ 150 miii. om
den Dol-
lar te steunen. Het contrast met de huidige situatie
behoeft geen toelichting.
Technisch zullen de Vereenigde Staten ongetwij-
feld in staat zijn hun uitvoersaldo opnieuw belang-
rijk op te voeren. Wanneer het conflict van langen
duur zal blijken en wanneer men rekening houdt niet de groote Amerikaansche werkloosheid, de gestegen
productiecapaciteit per hoofd der bevolking, de be-
volkingstoeneming, alsmede de daling van de goede-
renwaarde van den Dollar, lijkt zelfs een grooter
uitvoersaldo dan het recordoverschot van $ 4000 mill.
in 1919 alleszins denkbaar. De eerste vliegtuigbestel-
ling na de afkondiging der gewijzigde neutraliteits-
wet geeft reeds een indruk van de mate, waarin de
Geallieerden van de Amerikaansche ressources gebruik
denken te maken. Neemt men in aanmerking, line-
zeer het Amerikaansche uitvoersaldo gedurende 1938,
dat slechts $ 1133 mill. beliep, de valutamarkt ont-
wrichtte, dan kan de reactie der te verwachten ex-
portstijging eenigszins worden gepeild.
Amerika zal thans niet op crediet leveren.
Een herhaling van den vorigen oorlog, in dien zin,
dat Amerika opnieuw met papieren schuldbekentenis-
sen genoegen zal nemen, behoeft niet te worden ver-
wacht. Wanneer de bestaande Dollarsaldi en het bezit
aan Amerikaansche effecten zullen zijn geliquideerd,
zal dus overdracht van goud onvermijdelijk worden.
Van technisch standpunt behoeft dit voorloopig geen
moeilijkheden op te leveren. Zoowel in Frankrijk als
in Engeland is de goudvoorraad thans grooter dan
in 1914. Bovendien is het allesbehalve waarschijnlijk,
dat de goudproductie ditmaal in oorlogstijd zal wor-
den beperkt. Het tegendeel ligt voor de hand. In
Zuid-Afrika zijn de laatste jaren slechts de armste
ertsiagen geëxploiteerd; de beste goudgebieden zijn
in reserve gehouden en niet voor niets wordt de Rand
thans de ,,Maginotline of the Empire” genoemd. De
15 November 1939
ECONOMISCH..STATISTISCHE BERICHTEN
841
teekenen wijzen er dus op, dat bij een conflict van
langen duur de Amerikaansche goudvoorraad zijn
gestadigen groei van de laatste jaren in versneld tem-
po zal kunnen voortzetten.
Het goudbezit der Vereenigde Staten passeerde
kort geleden het totaal van $ 17.000 mili. en bedraagt
thans omstreeks twee derden van den wereldvoorraad.
liet is uiteraard niet te voorspellen, hoe deze verhou-
ding er over eenige jaren zal uitzien, maar de onder-
stelling lijkt niet gewaagd. dat het proces van samen-
trekking van den wereidgoudvoorraad in één hand
voortgang zal hebben.
Het is in dit stadium niet mogelijk, de eventueele
gevolgen van de te verwachten goudverplaatsingen te
overzien. De vraag kan echter worden opgeworpen,
of de geschetste ontwikkeling geen potentieele be-
dreiging inhoudt voor de functie van het goud als
staudaardmetaal. Het is moeilijk voor te stellen, hoe het goud nog als saldeeringsmiddel dienst kan doen,
wanneer de Vereenigde Staten liet goudbezit der
aarde min of meer zullen hebben gemonopoliseerd.
Zooals Morgenthau onlangs heeft toegegeven, kan
Amerika de waarde van zijn tegenwoordigen goud-voorraad slechts op peil houden door ook in de toe-
komst onbeperkten goudinvoer toe te staan. Aan den
anderen kant lijkt het vooralsnog twijfelachtig, of de
Vereenigde Staten van een stijging van hun goad-
voorraad met bijv. $ 10.000 mill. meer genoegen zul-len beleven, dan van de dubieuze vorderingen, die zij
uit den vorigen wereldoorlog hebben overgehouden.
Hier doet zich een vicieuze cirkel voor, waarvan mo-
menteel niet kan worden voorzien, hoe hij uiteindelijk zal worden doorbroken. Dat cle ontwikkeling de kiem
in zich draagt van nieuwe problemen,
lijkt
echter
zeker.
Dr. F. A. G. KEESING.
HET EINDE VAN HET STERLINGBLOK.
Reeds véér het begin van den oorlog, toen de En-
gelsche monetaire autoriteiten den steun aan den
Sterlingkoers hebben stopgezet, is de ontbinding van
het Sterlingblok begonnen. De valuta’s, welke sedert
het loslaten van den gouden standaard in September
1931 aan het Pond gekoppeld waren en de depreciatie
van deze munt niet alleen geheel gevolgd hebben,
maar deze zelfs in meerdere of mindere mate hebben
overtroffen, hebben zich geheel van de Sterlingnotee-
ring losgemaakt. Voor de Zweedsche en de Noorsche
Kroon geschiedde dat vrijwel onmiddellijk, nadat
eind Augustus de Engelsche autoriteiten haar inter-
ventje op de wisselmarkt staakten, en bovendien met dien verstande, dat de Dollarnoteering werd gehand-
haafd, die gold toen het Pond nog ,,gepegd” was op
4.68 Dollar. Van het moment af, waarop het Pond
onder ,,00rlogsdruk” kwam te staan, hebben deze beide
Scandinavische valuta’s zich dus zelfstandig gemaakt,
of juister uitgedrukt: den Dollar als monetaire basis
aangenomen, en daarmee derhalve indirect het goud.
In Denemarken heeft men met het nemen van
een definitieven stap wat langer geaarzeld, en toen
deze tenslotte gedaan werd, heeft men een tusschen.-
weg gekozen. Zoolang de Dollar in Londen niet be-
neden 4.32 zou dalen, bleef de Deensche Kroon aan
de Sterlingvaluta gekoppeld, daalde de Dollar te Lon-
den beneden dat niveau, dan werd de Kroon overge-
schakeld op Dollarbasis. Practisch beteekent dit, dat,
sedert de genoemde beslissing werd genomen, ook de
Deensche munt van het Pond is losgemaakt, maar
dat men toch van de ,,00rlogsdepreciatie” nog 7 pOt.
heeft ,,meegenomen”.
Nadat aldus de drie oudste ,,leden” van het Pon-
denblok zich uit dit verband hadden losgemaakt,
volgde eenigen tijd later Japan. Blijkbaar hebben de
Japansche autoriteiten het raadzaam geacht, eerst
nog eenigen tijd de depreciatie van den Sterlingkoers
mee te maken, omdat men voor den Yen deze beweging
wenschelijk achtte. Toen echter het Pond, voorloopig
althans, weer op omstreeks 4 Dollar werd gefixeerd,
heeft men den band, die Yen en Pond verbond, door-
gesneden en de Japansche munt ook aan den Dollar
gekoppeld.
De opsomming van symptomen van de inkrimping
van de Sterlingsfeer zou niet volledig zijn zonder
vermelding van de houding van den Gulden. Welis-
waar heeft onze munt nimmer tot het Sterlingbiok
behoord, maar toch is onze monetaire politiek niet
steeds geheel buiten die invloedssfeer gebleven. Men
herinnere zich in dat verband de daling van den Gul-
den eind 1938 en begin 1939, een beweging, die een
gedeeltelijke aanpassing aan de, kort voordien gere-gistreerde, daling van den Pondenkoers beteekende,
en die moeilijk aan andere motieven kon worden toe-geschreven dan aan den wensch om geen al te groote
afwijking tusschen het Icoersverloop van Gulden en
Pond te laten standhouden. Nadat men die aanpas-sing tot stand had laten komen, is er in de Ponden-
noteering practisch geen. wijziging meer gekomen tot
kort véér den oorlog. In dat tijdvak kon men dus de
vraag van de oriënteering van den Gulden op Dol-
lar of Pond buiten discussie laten. Toen men te Lon-
den het Pond losliet, werd de vraag weer acuut en
het behoeft geen betoog, dat, waar reeds de oude
leden van het Sterlingblok het oogenblik gekomen
achtten om over te schakelen naar den Dollar, ook. de
Gulden op den Dollar georiënteerd bleef, en wel
onder handhaving van denzeifden maximumkoers, die
voorheen steeds was aangehouden.
Ontstaan en beee1cenis van het Sterlin..qblolc.
Het voornaamste motief, dat destijds verschillende
landen heeft doen besluiten om de munt te koppelen
aan het Pond Sterling, is zonder twijfel geweest de
wensch om een ontwrichting van den internationalen
ruil en het prijssysteem te ontgaan. Landen, welker
buitenlandsche handelsbeweging, in het
bijzonder
de
uitgaande, relatief sterk op Engeland was georiën-
teerd, zouden van een waardedaling van de Engelsche
munt ten aanzien van de eigen munt een ernstige ver-
storing van het economische leven moeten vreezen.
Vooral in die gevallen, waar Engeland een zoo belang-
rijk kooper was, dat het de markt min of meer be-
heerschte, moest men hiervoor beducht zijn. Om dit
bezwaar te ondervangen, had men de keus tusschen
twee wegen: ,,aanpassing” van het eigen prijs- en
kostenpeil langs den weg van deflatie met den aan-
kleve daarvan, ôf den wisselkoers aanpassen. Het eer-
ste proces vordert uitermate veel tijd, en in den over-
gangstijd wordt er op het bedrijfsleven een uiterst
zware druk uitgeoefend, terwijl na voleindiging van
het proces – indien dat al geheel lukt – permanent
de hooge reëele last der vaste kosten een schier on-overkomelijk bezwaar blijft. Geen wonder, dat men
tenslotte nergens deze consequentie heeft getrokken. Waarom nu de Scandinavische landen van den be-
ginne aan den weg van de muntaanpassing kozen,
waartoe men elders pas later, en schoorvoetend, is
overgegaan, is waarschijnlijk aan verschillende facto-
ren toe te schrijven, die bovendien wellicht nog ver-
schillend waren voor elk dezer landen. Voor Dene-
marken gold ongetwijfeld het bovengenoemde argu-
ment, dat de buitenlandsche handel in. zeer hooge
mate op Engeland wras geconcentreerd en dat voor
de prijsvorming der uitvoerartikelen dat land een
machtige positie innam. Voor Zweden buy, was dat
in mindere mate het geval. Maar hier realiseerde men
zich, dat, los van de handelsbeweging, depreciatie
van het Pond ook een vèrstrekkenden invloed
01)
het
inheemsche economische leven kon uitoefenen door
de beïnvloeding van het wereldinarktprijsniveau van
basisgrondstoffen, die juist voor de Zweedsche eco-
nomie van zoo groot belang zijn. In dat opzicht heeft men juist gezien; de ijzerprijs immers, die na den val
van het Pond even was gestegen (in Ponden uitge-
drukt), was binnen een minimum van tijd op het
oude Pondenprijspeil terug, en dus in goud uitge-
842
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 November 1939
Het uiteeuvadien van het Sterliag-blok.
cl,
liagkoers in New-York
Londen
Jam
t
Boenos Aires
–
opogen
Oslo
–
–
Stockholm
—
——-
T
Amsterdam
Bert
– –
—
– –
_
•.__•.-.»–_____•__
25
3011
5 10 IS 10
15 SV S
IV IS 10
15
.50
S
IV IS
Augustus
September
October
November
drukt, sterk gedaald. En zoo was het met verschil-
lende andere stapelartikelen.
Wil men in enkele woorden de basis van de vor-
ming van het Sterlingblok aangeven, dan kan men
dit dus als volgt doen: de beteekenis van Engelands
monetaire macht voor het wereldprijsniveau was der-
mate belangrijk, dat de betrokken landen het raad-
zaam achtten, zich te beschermen tegen de ontwrich-ting van het eigen prijspeil, hetzij speciaal wat betreft
op Engeland gerichten export, hetzij geheel los daar-
van, door in het kielzog van het Pond te blijven.
Was dit het uitgangspunt, de uitwerking van dit
principe heeft natuurlijk gelegenheid opengelaten
voor ,,varianten” op het Engelsche voorbeeld. Van een volkomen homogeniteit van het Pondenblok is
geen sprake geweest. De Deensche Kroon bijv. zakte
– tot de laatste Pondendaling – rond 10 pOt. meer in
dan het Pond. Dat gebrek aan volkomen homogeniteit
was trouwens ook al naar voren gekomen, toen in
Zweden een strooming ontstond om reeds lang voor
de laatste Pondendaling de munt losser te maken
van Londen. Er is immers zelfs een tijd lang ernstig
gesproken over de mogelijkheid van ,,revaluatie” van
de Zweedsche Kroon, een probleem, dat weer spoe-dig van de baan raakte, toen het algemeene prijspeil
de toenmalige opwaartsche beweging onderbrak. Men
kan gerust zeggen, dat reeds meer dan een jaar het
Sterlingblok slechts heeft kunnen standhouden, door-
dat de fluctuaties binnen betrekkelijk enge grenzen
bleven. Een erustige daling van de Sterlingnoteering
zou, althans in enkele landen, de vraag, of men die
beweging weer moest volgen, aan de orde gesteld
hebben, ook wanneer zulk een daling niet had plaats
gevonden onder de abnormale omstandigheden, die
nu daartoe hebben geleid.
Alen bedenke daarbij, dat in 1931 en volgende jaren
de Pondendaling gepaard ging met een zware econo-
mische depressie, die den druk door de Pondendaling
uitgeoefend op het peil der wereldprijzen (in goud
uitgedrukt) uitermate begunstigde. Zou een verdere
daling nu gevallen zijn in een tijdvak van opleving
en
stijgende
tendens der wereldgrondstoffenprjzen,
dan ware het bovengenoemde motief van beïnvloeding
van liet prijssysteem niet geldend geweest. En du.s
zou buy, een land als Zweden heel anders hebben
kunnen reageeren dan destijds.
Wat betreft de beteekenis van het Pondeublok, kan
het volgende worden opgemerkt. Toen eenmaal het
blok was ontstaan en zich geleidelijk meer landen daar-
bij aansloten, kreeg de groepsvorming een beteekenis
als factor op zichzelf, los van de leidende valuta dti.
Hoe uitgebreider het blok, hoe meer de valuta pri-
maire factor werd en het prijsniveau secuudair; men
kon zeker niet meer spreken van de wisselkoersen der bloklanden als functie van liet prijsniveau in verhou-
ding tot de wereldmarkt, eerder was het omgekeerde
het geval. Daartegenover stond echter, dat met de
toeneming van den omvang van het blok de mone-
taire manipulatie als middel om de economische situa-
tie te beïnvloeden, steeds minder zin kreeg. De waar-
de van monetaire experimenten met den wisselkoers
is te geringer naarmate er minder outsiders zijn.
Het uiteenvallea van. het ,Sterlingblok.
–
Over de oorzaak van het uiteenvallen van het blok
kunnen wij betrekkelijk kort zijn. Reeds wezen wij
erop, dat de innerlijke kracht en de homogeniteit
van de groep in de laatste jaren er niet op vooruit-
gegaan was. Met den oorlog nu kwam er in het ver-
loop van den Pondenkoers een geheel nieuwe factor.
Eenerzijds kwam de valuta onder den druk van kapi-
taalbewegingen en van bijzondere importen. Voorts
wordt de internationale handelsbeweging door den
oorlog dermate vervormd, dat de reden, die er onder
normale omstandigheden voor landen, welker handels-
verkeer in hooge mate op Engeland is georiënteerd,
was, om zich, wat de valuta betreft, aan dit land aan
te sluiten, nu nauwelijks meer kon gelden. En ten-
slotte is door de prijscontrôle, in Engeland toegepast
ook op groothandeisprijzen van stapelartikelen, elke
band tusschen het inheemsche Engelsche
prijspeil
en
het wereldniveau verbroken, zoodat ook in dat opzicht
de ratio van een band met het Pond is verdwenen.
Waren dus alle factoren, die destijds voor aanslui-
ting konden worden aangevoerd, thans vervallen,
daartegenover stonden wel vele bezwaren tegen aan-
houden van den band. De valuta van een land, dat in
oorlog is, staat bloot aan vele invloeden, waarvan men
zich zoover mogelijk verwijderd moet houden, wanneer
men niet in dezelfde omstandigheden verkeert.
De speciale positie van. den. Cctnadeesche’n. Dollar.
Wat dit laatste betreft, is het dus volkomen logisch,
dat wel de aansluiting bewaard hebben: Frankrijk
en Zuid-Afrika zoomede Australië. Zelfs is het Pon-
deublok uitgebreid, doordat Canada, welks munt zich
sedert de stabilisatie van den Amerikaanschen Dollar
geheel onafhankelijk van den Sterlingkoers had ont-
wikkeld, en voortdurend aansluiting aan den Amen-
kaaiaschen Dollar had behouden, daarin is opgenomen.
Weliswaar is de daling van den Canadeeschen Dol-
larkoers sedert het begin van den oorlog belangrijk
geringer dan die van het Pond, maar men heeft toch
den indruk, dat deze valuta in de toekomst de lotge-
vallen van het Pond min of meer zal deelen. Vol-
komen zekerheid daaromtrent bestaat intusschen niet!
Opmerkelijk is het, dat in den vonigen wereldoorlog
de Canadeesche Dollar vrijwel steeds om en nabij
paniteit met den Amerikaanschen Dollar is gebleven.
In de laatste vijf jaar is de Canadeesche Dollar even-
eens ongevoelig gebleven voor de schommelingen van
het Pond. Het feit, dat Canada, wat zijn handelsverkeër
betreft, in veel meerdere mate op de Vereenigde Sta-
ten is aangewezen dan op Engeland, is daarvoor zeker
mede oorzaak. Waarom men thans een anderen weg
is ingeslagen, is niet geheel duidelijk. Het feit, dat
Canada in de laatste jaren op omvangrijke schaal
buitenlandsch kapitaal heeft zien binnenvloeien, dat
thans geneigd was weer uit deze tijdelijke haven te
vluchten, kan hieraan debet zijn. Een afdoende ver-klaring is dit niet, nu immers Canada is overgegaan
tot een effectieve deviezencontrôle, die veel verder
gaat dan die in Engeland, en bijv. verkoop van fond-
sen door buitenlanders onmogelijk maakt.
Er moeten dus andere motieven zijn. Wellicht moet
men deze zoeken in het feit van de maximumprijzen,
die Engeland heeft vastgesteld voor vele grondstof-
fen, die de dominions moeten leveren. Bij de krach-
tige . daling van het Pond Sterling zou dat voor de
Canadeesche leveranciers een belangrijke schadepost
hebben beteekend, dien men nu wellicht op deze wijze
heeft willen verzachten. C. A. KI.
4.40 4.20
4.00
24
23 22
21
20
19
25
24
23
23
22
15 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
843
BANKEN EN KAPITAALEXPORT.
In het nummer van de vorige week hebben wij een
overzicht gegeven van de debatten over de Neder-
landsche handelspolitiek, welke op 4 November ji. gevoerd zijn in de jaarvergadering van de Vereeni-
ging voor de Staathuishoudkunde. Wij hebben er ter-
loops op gewezen, dat de verwijten, door
Dr. De
Graaf f
gericht tot het Nederlandsche bankwezen, aan-
leiding hebben gegeven tot verschillende beschouwin-
gen, en in uitzicht gesteld, dat wij op dit punt nog
even in een afzonderlijk artikel zouden terugkomen.
Aan dit voornemen moge thans uitvoering worden
gegeven.
Klachten over tekort aan activiteit der Nederland-
sche banken.
Ernstig was het requisitoir van
Dr. De Graaf f
tegen het Nederlandsche bankwezen. De lezer zal zich
herinneren, dat Dr. De Graaff de op zichzelf alleszins
plausibele stelling had verkondigd, dat Nederland
zich in toenemende mate zal hebben toe te leggen
0
1
)
de productie van kapitaalgoederen en dat de uitvoer
daarvan zich het best kan ontwikkelen, wanneer men
aan de ,,jonge” landen, waarvoor deze goederen be-
stemd zijn, tevens het noodige kapitaal voor den
aankoop daarvan beschikbaar stelt. Op deze wijze kun-
nen bijv. de aanleg van buitenlandsche havens, de aan-
koop van machines, e.d. worden bevorderd ten bate
van de bedrijvigheid hier te lande. Voor dezen kapitaalexport is echter, aldus de heer
De Graaf,
f.,
de hulp van het bankwezen gewenscht.
Daarvan was echter in de laatste jaren heel weinig
te. bespeuren. In des schrijvers praeadvies leest men
o.m. het volgende:
,,Op een enkele uitzondering na, heeft de Nederlandsohe
bankwereld aioh in de laatste jaren geheel afzijdig gehou-
den. Zij
bleek tot financieriagen in het buitenland niet
bereid. Voor miljoenen orders zijn op die
iwijze
aan ons
land ontgaan. Dit is te ernstiger, omdat liet hier veelal
niet gaat om een installatie, welke voor eenmaal wordt
geleverd, maar om leveranties, welke jarenlange relaties
mt zioli brengen.
,,Wij zijn niet blind voor de moeilijkheden, welke onze
bankiers deden besluiten geen credieiten te geven, nadat
zij in het verleden bittere ervaringen hebben opgedaan.
Maar juist deze moeilijkheden versterken ons in onze
opvatting, dat onze bankiers in groote meerderheid geen
bankiers zijn, maar niet anders dan een moderne incar-
natie van de vroegere kassiers. bevelen hebben geweten,
waarop ij geld gaven en de mogelijkheden r&iel onder-
zocht?
Als
zij nu geld benen op veelvoudige zekerheden,
treden zij stellig meer als kassiar dan als bankier op,
meer als beleener dan als credietschepper.”
Hadden de banken in geen enkel opzicht kapitaal
aan het buitenland verstrekt, zoo zou deze negatieve
houding tenminste consequent zijn geweest. Maar dat
deden zij nu weer niet. Op groote schaal hebben zij
vreemde effeçten aan de markt gebracht van vaak
tweede- of derderangs gehalte. Dat was niet anders
dan weggeven van Nederlandsch kapitaal aan het
buitenland, waarvan onze volksgemeenschap geen
voordeel had.
De conclusie, waartoe dit alles voert, is, zooals
Dr.
De Graaf f
ook nog eens mondeling ter vergadering
heeft uiteengezet, deze, dat èf de banken van hou-
ding zullen moeten veranderen, bf dat anders een
nieuw soort van organisatie in de plaats van het hui-
dige bankwezen zal moeten treden ter behartiging van
een rationeelen en voordeeligen kapitaalexport.
De beschuldiging is, gelijk men ziet, ernstig. Zij
bleef intusschen niet onweersproken. De heer
A. A.
van Sandick, Mr. H. F. van Leeuwen
en schrijver
dezes hebben uiteengezet, dat en waarom zij de geuite
verwijten niet gerechtvaardigd achtten. Slechts
Prof.
Goudriaan,
van wien wij vroeger wel eens betoogen
tea gunste eener actieve bankpolitiek hebben beluis-
terd, verklaarde zich in de gegeven omstandigheden
geheel accoord met het feit, dat de banken zich tot
het kassiersbedrijf bepalen, althans in belangrijke
mate; of deze voorkeur voor een gereserveerde hou-
ding van het bankwezen alleen voortspruit uit de
feitelijke onmogelijkheid van rationeelen kapitaalex-
port in den huidigen oorlog, dan wel ook in andere
omstandigheden door dezen spreker zou worden ge-
voeld, bleek ter vergadering niet; wij vermoeden, dat
het eerste het geval is, want bij een zoo dynamische
figuur als de President-Directeur onzer Spoorwegen
kunnen wij moeilijk een groote liefde voor een duur-
zaam ingedommeld bankwezen hier te lande veron-
derstellen!
Zooals gezegd, vonden verschillende sprekers de
verwijten van
Dr. De Graaf f
aan de Nederlandsche
bankiers niet gerechtvaardigd. Hun overwegingen
kwamen in hoofdzaak op het volgende neer.
Dat een
rijk
land tot kapitaalexport overgaat, kan
in tal van gevallen niet anders dan gewenscht zijn.
Het kapitaal dient bij voorkeur daar te worden aan-gewend, waar daaraan de grootste behoefte bestaat.
En als deze behoefte elders grooter blijkt te zijn dan.
ten onzent, zoo kunnen wij, als wij hier – gelijk in
het verleden gemeenljk het geval was – een over-
schot aan besparingen hebben, dit surplus bezigen
tot verlevendiging van de economische activiteit el-
ders. Dat heeft onder bepaalde voorwaarden een uiter-
mate gunstige werking op de geheele wereldeconomie
en op die van het kapitaalexporteerende land in het
bijzonder. Kapitaalexport toch geschiedt als regel
niet in den vorm van geld, maar uiteindelijk in dien
van goederen. Een kapitaalexporteerend land begint dus met zijn eigen export te stimuleeren.
Daarvan plukt het later in den vorm van rente –
die uiteindelijk eveneens in goederen en niet in geld
wordt getransfereerd – de vruchten; het voert daar-
door zijn welvaartspeii op. En als de kapitaalexport
in het buitenland werkelijk een bevnichtend effect
heeft gehad, zoo zal zich het bekende verschijnsel
voordoen, dat, naarmate andere landen welvarender
zijn, ook wij daarvan den terugslag ondervinden, niet
alleen in den vorm van de rente, die wij uit het bui-
tenland ontvangen, maar ook doordat voortdurend de handelsbetrekkingen met dit in welvaart toene-
mende buitenland veelzijdiger en intenser zullen
worden.
Voorwaarden voor kapitaalexport.
Dat alles is echter gebonden aan zeer bepaalde
voorwaarden, die alle vervuld moeten zijn, wil de
kapitaalexport tot zijn recht komen.
In de eerste plaats kan kapitaalexport slechts
geschieden naar landen, waar een behoorlijke rechts-
orde en stabiele politieke toestanden heerschen. Daar-
door was in de laatste jaren al reeds aanstonds het
beleggingsgebied voor kapitaalexporteerende landen
beperkt. Dat deze beperking thans door den oorlog
nog veel aanzienljker is geworden, behoeft geen be-
toog.
In de tweede plaats kan slechts kapitaal geëxpor-
teerd worden naar landen, welker geidwezen niet on-
derhevig is aan ernstige fluctuaties van inflatori-
schen of deflatorischen aard. Zulke fluctuaties kun-
nen voor de positie van den crediteur bedenkelijke
gevolgen hebben en in elk geval werken zij zeer sto-
rend in het land van den debiteur, die daardoor aan zijn kaptaalverschaffer niet die mate van zekerheid
kan geven, welke deze in redelijkheid mag verlangen.
In de derde plaats moet de kapitaalexport worden
gegoten in den juisten vorm. Al te zeer is in het ver-
leden uit het oog verloren, dat men duurzame kapi-
taalinstallaties niet met kort crediet mag financie-
ren. Zoowel de ervaringen, met de groote suikercrisis
van 1884 in Indië opgedaan, als de in 1931 ingetreden
débâcle van de credietverleening aan Duitschland,
hebben wel duidelijk getoond, hoe groot de gevaren
zijn van het gebruik van ,,kort” geld voor doeleinden,
waarvoor ,,iang” geld noodig is.
En tenslotte, het kapitaalimporteerende land zal op
844
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 November 1939
den duur de mogelijkheid moeten krijgen om rente en
aflossing, resp. dividend op aandeelen, naar het bui-
tenland te transfereeren met behulp van geidbedra-
gen, die uit export van goederen zijn verkregen.
M.a.w. voor een behoorlijke afwikkeling van den ka-
pitaalexport is een groeiende uitvoermogelijkheid voor
het debiteurenland een onontkoombaar vereischte. Dit
beteekent natuurlijk niet, dat de debiteur aan zijn
crediteur rechtstreeks de noodige goederen zou moe-
ten leveren; slechts zelden zijn bilaterale regelingen
mogelijk; zij blijven beperkt tot landen, die elkauders
economisch complement vormen. Maar wel is noodig,
dat de debiteur ,,überhaupt” in de wereld voldoende
afzet voor zijn uitvoer kan vinden en dat de credi-
teur zich realiseert, dat kapitaalexport op den duur
moet leiden tot een verineerderden invoer van goe-
deren en dat het daarom, wil men den debiteur be-
hoorlijke afdoening van zijn verplichtingen mogelijk
maken, volstrekt noodzakelijk is, dat ook de crediteur
in ruime mate zijn grenzen voor invoer openstelt.
Kort gezegd, kapitaalexport loopt slechts dan goed af,
wanneer er in de wereld een redelijke mate van han-
delsvrijheid heerscht.
Gaat men nu eens na, hoe het in de laatste jaren
rnct de voorwaarden voor een gezonden kapitaal-
export gesteld was, zoo zal men moeten erkennen, dat
deze, althans wat Nederland betreft, niet gunstig
waren. Over het gebrek aan internationaal-politieke
zekerheid behoeven w’ij in deze dagen waarlijk geen
woord meer te zeggen; deze zekerheid is door de
banken eer over- dan onderschat en men kan haar
dus beter het verwijt maken, dat zij te veel gedaan
hebben in plaats van te weinig.
Op het gebied van het geldwezen werd de wereld
gekenmerkt door zeer groote instahiliteit. De lezer wect, dat wij het zeer wel mogelijk achten om een
geldste]sel te bedenken, dat intern en tegenover het
buitenland werkelijke stabiliteit zou vertoonen. Maar
zulk een geldsteisel is, hoe rationeel het ook zoude
kunnen worden opgezet, nog niet aanwezig. En nu
mag men niet doen, alsof het er wel ware en maar
vast met den kapitaaiexport beginnen. Niets toch is
gevaarlijker dan dat in credietzaken, en dan nog wel
in internationale credietzakeri, de wensch de vader
der gedachte wordt.
Tegen het gebruik van kort geld voor lange doel-
einclen kan men zich natuurlijk altijd wapenen; de
credietgever heeft het zelf in de hand hier den.juisteu
weg te blijven volgen. Dat behoeft dus in de toekomst,
die met de lessen uit het verleden haar nut kan doen,
niet het grootste bezwaar op te leveren.
Maar tegenover de vierde der hierboven vermelde
voorwaarden, een redelijke mate van handelsvrjheid,
staan de banken weder machteloos ;zij kunnen, ho
gaarne zij deze vrijheid ook verwezenlijkt zouden zien,
niet forceeren, dat deze er komt.
Alles tezamen genomen, wil het ons dus voorkomen,
dat men den banken moeilijk gebrek aan activiteit
kan verwijten in een wereld, die zich voor deze acti-
viteit niet leent.
Kapi taal export binnen. het Nederla.n.dsche imperium,.
Dit neemt iutusschen niet weg, dat naarstiglijk
moet worden gespeurd naar mogelijkheden om van
den kapitaalexport te doen herleven, wat op gezonden
grondslag herleven kan. Nederland zal dan wel in
hoofdzaak zijn aangewezen
01)
kapitaalexport naar de
eigen koloniën. In het verleden hebben onze banken
Indië op agrarisch gebied helpen opbouwen; na aan-
vankelijk gemaakte fouten hebben de cultuurbauken,
die aan het korte credietbedrijf de participatie in
cultuuronderriemingen en de eigen exploitatie daar-
van hebben gepaard, groote verdiensten gehad, inzon-
derheid in de drie laatste decennia v66r den oorlog
van 1914. Iets dergelijks kan in een land, welks poli-
tieke positie Nederland zelf beheerscht, op welks geld-
wezen het beslissenden invloed vermag uit te oefenen
en dat als exporteur van grondstoffen steeds aanzien-
lijke exportmogeljkheden zal blijven bezitten, weder-
om geschieden met betrekking tot de zich daar vol-
trekkende industrialisatie.
Wellicht zijn er nog meer gebieden in de wereld
te vinden, waar het Nederlandsche kapitaal nuttig
werkzaam kan zijn. Maar al te groot mag men zijn
verwachtingen niet stellen. De banken kunnen den
kapitaalexport niet forceeren; de voorwaarden voor
rationeelen kapitaalexport hebben zij slechts voor het
kleinste deel zelf in de hand.
Vooruitzichten voor den internationalen kapitaal-
export.
Er zullen dus nog heel wat grondige veranderingen
in de wereld moeten plaats vinden, voordat van
grootscheepsche hervatting van kapitaalexport sprake
zal kunnen zijn. Na herstel van den vrede zal men
vooreerst hebben af te wachten, of dan aan het geld-
wezen een rationeele oplossing zal worden gegeven; na 1919 is men domweg tot den vroegeren standaard
teruggekeerd, zonder wezenlijke waarborgen van sta-biliteit der geldswaarcle ten opzichte van goederen en
diensten. Het is niet te verwachten, dat deze fout
thans wederom gemaakt zal worden, maar of in plaats
van opportunistische zweefvluchten der diverse valu.
ta’s een werkelijk hecht fundament voor de geldpoli-
tiek zal treden, is een open vraag.
Ook moet worden afgewacht, in hoeverre het besef
zal doorbreken, dat een crediteur niet volstaan kan
met kapitaalverschaffing, maar dat dit de moreele
verplichting met zich brengt om de betaling van rente
en aflossing weder te aanvaarden in den vorm van
goederen en diensten, de plicht derhalve om de gren-
zeia niet te sluiten, doch deze juist open te houden.
Eerst wanneer dat alles zich bevredigend zal heb-
ben opgelost en eerst wanneer de banken dan nog
,,kassiers” en nicts meer dan dat zouden blijken te
zijn, dan eerst is er plaats voor de verwijten van
Dr.
De Graaf,
f,
eerder niet. Wij hebben onzerzijds genoeg
vertrouwen in de Nederlandsche activiteit, ook op
financieel gebied; om te durven voorspellen, dat, als
de fundamenteele, niet door de banken, maar door de
Staten beheerschte voorwaarden voor kapitaalexport
zijn vervuld, voor beschuldigingen wegens gebrek aan
ondernemingslust geen plaats meer zal zijn.
Maar zoover zijn wij nog lang niet. Wat ons man-
keert, is de ondernemingslust eener vorige periode.
Angst voor ondernemersrisico, een ware ,,phohie” voor
import kenmerken dezen
tijd,
die in dat opzicht –
het is ter vergadering van 4 November meermalen
opgemerkt – bij sommige volkeren bedenkelijke ver-
schijnselen van economische en sociale ,,veroudering”
aan het licht brengt. Eerst een generatie met moed
en ondernemingslust zal het probleem van den inter-
nationalen handel en van het internationale crediet-
verkeer tot bevredigende oplossing weten te brengen.
Naast verbetering van economisch inzicht behoeft
onze tijd v66r alles verbetering van mentaliteit, her-
leving van den waren ondernemingsgeest en uitban-
ning van het bij al zijn rumoer en nationalistischen
bombast tenslotte van innerlijke zwakte getuigende
Neo-Mercantilisrne. Of wij dien tijd ooit beleven zul-
len, is nog de vraag, maar wanneer men er niet voor
blijft pleiten, dan komt hij zeker nooit.
Dat is wel de voornaamste les, die uit het debat
van 4 November kan worden getrokken. En al moes-ten wij
Dr. De Graaf f
afvallen daar, waar hij een
o.i. ongerechtvaardigde kritiek op de Nederlandsche
banken uitoefent, zoo moeten wij daar toch met dank-
baarheid tegenover stellen, dat wij elkander ontmoe-
ten in een gemeenschappelijk verlangen: den wenscl1
tot ,,verjonging” van Nederland en tot verbetering
van de economische mentaliteit van onze dagen.
G. M. V. S.
15 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
845
LEVENSVERZEKERING EN OORLOGS-
RISICO.
1)
En réalité, l’a&surance n’est pas i-n
coninierce de garanties, alle est plutôt
ene industrie de quiétude, alle doit in.-
spirer, mais, per iâ mime, ,,prodeit” le
sentiment de le sécurité.
Ferdinand
Gros – ,,L’assurance – sen sans his-
terique et social” btz.
12/13.
De regeling tot dekking der extra-verliezen door
oorlogssterfte, welke een aantal der grootste levens-
verzekeringsmaatschappijen onlangs heeft getroffen,
bracht veel pennen in beweging. Dit is alleszins be-
grijpelijk. In de eerste plaats toch heeft de vergroo-
ting van risico’s, die het uitbreken van den oorlog
allerwegen heeft veroorzaakt, de menschen als het
ware overgevoelig gemaakt voor de gevaren, die uit
de situatie voortvloeien.. Ten tweede is het levens-
verzekeringsbedrijf in ons land zoo nauw verbonden met het bestaan van een zeer groot aantal. Nederlan-
ders, dat deze zaak bijna een iegeiijk aangaat. Ten
derde brengt de juridische formuleering van de ver-zekeringspolis met zich mede, dat wijzigingen in de
voorwaarden daarvan vaak ter kennis komen van be-
langhebbenden in een vorm, die het den gemiddelden
lezer moeilijk maakt de portée van het geheel dada-
lijk te overzien, terwijl tenslotte het oorlogsrisico
zelve zich van andere door een levensverzekerings-
overeenkomst gedekte risico’s nog onderscheidt door
het feit, dat niet over gegevens wordt beschikt om
de grootte van dat risico voor een toekomstigen oor-
log met voldoende nauwkeurigheid te benaderen.
De aard van hei oorlogsrsico.
De verzekeringsmaatschappijen loopen in oorlogs-
tijd in hoofdzaak een tweeledig risico, t..w.:
door beleggingsverliezen,
door oorlogssterfte.
Van deze risico’s is, kwantitatief beschouwd, het
eerste ongetwijfeld het grootste. De tegenwoordige
oorlogvoering eischt dusdanig veel van de bronnen
van productie en welvaart en veroorzaakt dergelijke
verschuivingen in de economische constellatie der
verschillende landen, dat met de mogelijkheid van
belangrijke heleggingsverliezen rekening zal moeten
worden gehouden. Bovendien versliudt de moderne
oorlogvoering zulke groote bedragen dan overheids-
gelden, dat groote overheidstekorten moeten worden
verwacht. De vernieling door den oorlog, – niet het
minst door het luchtwapen, zal voorts veel beleg-
gingen, die tot nu toe geacht werden veilig te zijn
– omdat zij niet in sterke mate invloed ondervin-
den van den stand der conjunctuur – belangrijk in
waarde aantasten.
‘)
Zie o.a. ,Dekking van het oorlogsrlsico door de
Ne-
der.landsøhe Levensverzekeringama2utschappijen” in E.-S.B.
van
25
October
1939, blz. 784.
Bij het beschouwen van deze kwestie valt nog op
te merken, dat voor de maatschappijen, als geheel be-
schouwd, vermoedelijk het grootere sterfterisico welis-
waar in de jongere leeftijdsklassen zal vallen, doch
dat het grootste gevaar voor beleggingsverliezen weer voortspruit uit de bedragen, die tegenover de gevorm-
de reserves staan, welke reserves voor de oudere pos-
ten uiteraard het grootst zijn.
De oorlogssierfte.
Het risico door oorlogssterfte is uitermate moei-
lijk te meten. De beste cijfers, die mij hierover ter
beschikking kwamen, zijn die, welke verzameld zijn
niet betrekking tot den oorlog 1914–1918. Onder-
staande tabel
2)
van het aantal gemobiliseerden en
gesneuvelden in de oorlogvoerende landen in 1914-
1918 geeft aan de sterfte van cle gemobiliseerden in
die landen gedurende den geheelen oorlog, ontleend
aan een drietal verschillende bronnen.
Deze cijfers kunnen echter geen beeld geven van
het risico, dat de leveusverzekeringsmaatschappijen uit hoofde van oorlogssterfte loopen. Immers, onder
de geinobiliseerden is een zeer groot percentage jon-
geren, die nog geen verzekering hebben afgesloten,
terwijl in een verzekeringsportefeuille van normale
samenstelling een groot aantal posten voorkomen,
betrekking hebbende op personen boven den 45-jari-
gen leeftijd, die al zeer weinig kans hebben in den
oorlog als militair te worden betrokken.
De hier bedoelde verschillen komen uiterst duide-
lijk tot uitdrukking in de aan hetzelfde artikel ont-
leende op blz. 486 herdrukte tabel, waarin aan de hand
van Fransche sterftestatistieken is nagegaan, in hoe-
verre de oorlogssterftekan.sen van den oorlog 1914-
1918, vergeleken met de normale sterfte voor vier jaren en 3 maanden, volgens de tafel van de voor-
naamste gemeenten 1900-1909, deze normale sterfte
in de verschillende ieeftijdsklassen overtreffen voor
een bevolkingsgroep van 10.000 personen van gelij-
ken leeftijdsopbouw als die van een normaal type
verzekeringsportefeuille.
De vraag zal mogelijk rijzen, waarom hier in liet bijzonder Fransche gegevens zijn verwerkt. Bij het
nagaan van de literatuur betreffende de geschiede-
nis van het verloop der
sterftecijfers
in den oorlog
1914-1918 ontmoette ik wei sterftecijfers van andere
landen, maar geen indeeling van, die cijfers naar de
leeftijdsgroepen. Waar de cijfers van Frankrijl
]III
geen geval lager zullen zijn clan die van nndert
den en de gevonden cijfers uit officic’ele startte-sta-
tistieken goed kloppen met de gegevens van den heer
Alting von Geusau, kwam het mij volkoti.iea verant-
woord voor om mij op
zijn
publicatie te baseeren.
2)
De tabellen in dit artikel verwerkt, zijn ontleend aan
het artikel over ,,De dekking va.n het oorlo
g
srisico in de Levensverzekering” door Alting von Geusau i.n ,,De Le-
vensverzekering” van
1936,
blz.
113
e.v.
Aantal gemobiliseerden en gesneuvelden der oorlogvoerende landen
1914-1918.
Revue MiIitaie Française
VernichtungsschlachtOunther Franz
Sanitltsbericht ueber das Deutsche Heer
1923
1928
im
Veltkriege
1934
C)C)
Landen
>
._
1
,
1
–
,:
In duizendtallen
In duizendtallen
_
In duizendtallen
Duitschland
13.250
1.950
14.7
13.250
2.000
15.1
13.387
1)
2.001
1)
14.9
Oost-Hongarije
9.000
1.047
11.6
1
9.000
1.543
17.1
Frankrijk ……
8.194.5
1.457
17 S
1
7.935 1.400
17.6
1
7.792
2)
1.246
2)
16.0
9.496.4
1.010
10.6
1
8.586
1.041
12.1
1
Engeland …….
België 380
115
30.2
1
365
41
11.2
Servië
450 322
71.6
1
1.001
365
36.2
1
1)
Zonder
marine
en
Koloniën
gemiddeld
aantal
gernobiliseerden
per jaar
6.372.509.
2)
Bulletin
trimestriel de
l’institut
des
actuaires
1
rançais.
1931.
Koloniale
troepen
niet medegerekend. In
totaal geeft het Bulletin trimestriel
1.357.818
gesneuvelden.
846
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 November 1939
Oversterfte, gegrond op de in den wereldoorlog opgedane ervaringen ten opzichte van de tafel der voornaamste
gemeenten
1900/1909.
Sterfte in
%
v. Ii.
aantal
1
Portefeuille, omvattende
10000
gemengde verzekeringen
Leeftijd bij
waarnemingen
Oversterfte in
1
Alle verzekerden van
20
jaar en ouder Verzekerden in de leeftiidsgroep
den aanvang
Gedurende den
Gedurende
4114
%
van het
1
aantal waar-
20-45
jaar
.
Verdeeling van de
A
te verwach-I
ten oorlogssterf-
1
Verdeeling van de
Aantal te verwach
ten oorlogssteif
v.
d. waar-
neming wereldoorlog
(4
1
41.)
in het
jaar volgens de
nenlingen
1
Fransche leger
slerftetafel
190019
(2)
miliuS (1)
1
verzekerden over
gevallen
llUO
van
1
verzekerdenover
gevallen
11100
van
volg. Bernus
1)
de leeftijden
(4)
X
(5)
de leeftijden
(4)
X
(7)
2
1
3
.
4
1
5
1
6
1
7
82)
20
29,2
2,0
27,2
64
17,4
39
10,6
21
26,9 2,0 24,9
43
10,7
26 6,5
22
277
2,0 25,7
62
15,9
37
9,5
23
24,1
2,1
22,0
88
19,4
53
11,7
24
24,1
2,1
22,0
131
28,8
79
17,4
25
23,1
2,1
21,0
255
53,6
155
32,6
26
22,3
2,1
20,2
205 41,4
125
25,3
27
20,8
2,1 18,7
212
39,6
129
24,1
28
19,5
2,1
17,4
241
41,9
146
25,4
29
19,5
2,2
17,3
294
50,9
178
30,8
30
19,8
2,2
17,6
401
70,6
244
42,9
31
19,2
2,2
17,0
346
58,8
210
35,7
32
18,7
2,3
16,4
361
59,2
218
35,9
33
17,7
2,4
15,3
361
55,2
219
33,5
34
16,3
2,5
13,8
129
59,2 260
35,9
35
12,2
2,6
9,6 518
49,7
314
30,1
36
10,7
2,7
8,0
425
34,0
258
20,6
37
8,5 2,8
5,7
473
27,0
287
16,4
38 7,4
3,0
4,4 535
23,5
324
14,3
39 6,9
3,2
3,7
585
21,6
355
13,1
40 6,5
3,4
1
3,1
726
22,5
441
13,7
41
6,3
3,6
2,7
638
17,2 387
10,4 42
4,5
3,9
0,6 597
.
3,6
362 2,2
43
4,2 4,1
0,1
.598
0,6
363
.0,4
44
3,7 4,4
1
–
0,7
652
–
4,6
396
–
45 3,3 4,7
1
–
1,4
760
-10,6
461
–
boven
45
1
–
Totaal 1
10.000
1
807,1
t
10.000
499,0
‘) Ontleend aan ,,1’Assurance de i-isque de .guerre”, P. Ber:nus; Bulletin triniestriel de 1’ijistituL des actuaires
français.
2) J)e negatieve ovarsterfteperce•n.tages uit ko1m
4 zijn voor berekening van de grootheden in deze kolom op 0
gesteld.
Deze gegeven leeren ons dus, dat de meerdere
sterfte in Frankrijk gedurende den geheelen. oorlog
voor een volle verzekeringsportefeuille van normale
samenstelling rond 5 pOt. van het aantal verzeker-
den heeft bedragen.
Wat zeggen. ons nu deze cijfers voor den tegen-
woordigen of voor een toekomstigen oorlog? Uiter-
aard heel weinig. Niets garandeert ons, dat de ont-
wikkeling der techniek van oorlogvoeren niet een
zooda.nige zal zijn, dat het breken van den psychi-
schen weerstand van het z.g. hurgerfront, dat immers
zoo uiterst belangrijk is voor de voorziening met
grondstoffen van het strijdende leger, zal nopen tot
het uitvoeren van rigoureuze aanvallen op de bur-
gerbevolk-ing in een veel en veel grootere mate dan
dit in den oorlog 1914-191.8 het geval is geweest.
L’assurance n’est pas nu commerce cle garanties.
Het dekken van sterfterisico door de levensver-
zekeringsmaatschappijen is in wezen een bedrijf van een sterk gemeenschappelijk karakter. Niemand kan
door het op gelijke wijze stelselmatig opzij leggen van
een zeker bedrag de gevolgen van zijn overlijden voor
zijn nabestaanden even afdoende regelen als dit moge-
lijk is bij de coliectiviteit van verzekerden. De eenvou-
dige oorzaak van dit verschijnsel is, dat, over een
groot aantal menschen genomen, het aantal sterfge-
vallen zich in den tijd vrij constant verdeelt over
de verschillende leeftijdsgroepen. Het is deze eigen-
schap van het versterf der menschee die het verzeke-
ren van sterfterisico stogelijk maakt. Daarom kuneTei
de levensverzekerinsmaatschappijen berekenen, welk
bedrag zij regelmatig van eiken verzekerde aoeten
ontvangen om aan de verplichtingen tegenover alle verzekerden op de juiste tijdstippen te kunnen, vol-
doen.
Een der grootste factoren vitu onzekerheid is wel
de duur va.n het menschenleven; menigeen drukt het,
dat men mogelijk niet in staat zal zijn in het ge-
geven eindige leven van onbekenden levensduur dat
tot stand te brengen, wat men als taak op zich heeft
genomen.
Het is daarom zoo gelukkig, dat men de constant-
heid van de verdeeling der sterfte over de leeftijden
reeds lang geleden heeft begrepen als het middel om
deze onzekerheid van het individu af te nemen door
dit risico collectief te dragen. De mate van zekerheid,
die door deze bedrijfsuitoefening vooi de menscheit
in het algemeen is ontstaan, is, sociaal gezien, een
zegen. Dat deze psychologisch diep ingrijpende func-
tie van het levensverzekeringsbedrijf hooge eischen
stelt aan de bedrijfsvoering om op geen enkele wijze
deze op vertrouwen gebdseerde zekerheid en rust te
beschadigen, behoeft wel geen betoog.
Het risico van ooriogssterfte onderscheidt zich van
het normale sterfterisico vooralsnog door zijn onbere-
kenbaarheid. Deze onberekenbaarheid heeft tot ge-
volg, dat de verzekeringsrnaatschappij;welke dit risico
toch tegen een vaste premie dekt, daarmede aan-
vaardt, dat de taxatiefout moet worden opgevangen
ddor de andere veiligheidsmarges van het. ,,norfnale”
bedrijf of wel, dat verzekerden terzake een te groot
offr hebben moeten brengen. Overnemen van dit
risico brengt dus in de bedrijfsuitoefening een specu-
latief element, dat er in wezen nidt in thuishoort.
15 November
1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
847
Zooals hierboven kortelings aangeduid en nader
uitgewerkt in het genoemde artikel in dit blad van
5 Oct. ji., heeft de karakterw’ijziging, ‘die het oor-
logvoeren in de laatste decennia heeft te zien ge-
geven, een werkelijke risicoversehuiving teweegge-
b:L’acht.’Een veel nauwere helangenove.t-ecnstemming
van het geheele volk is ontstaan. Het ooriogsrisico is
niet meer beperkt tot hen, die beroepsmilitairen zijn
of hun militairen dienstplicht’ vervullen, maar wordt
in meerdere of mindere mate eveneens door de bur-
gerbevolking geloopen. Het uit burgerzin vrijwillig
aanvaarden van hulpdiensten in
tijden
van nood laat
zich kwalijk vereenigen met het beschouwen van het
loopen van oorlogsrisico als een aangelegenheid, die
de alleen feitelijk betrokkenen raakt.
3)
Dekking van
een dergelijk algemeen risico, dat een iegelijk loopt,
zal onder de tegenwoordige omstandigheden alleen
dan als billijk worden aangevoeld, indien ook ieder-
een daaraan meedraagt. Dit brengt, naar het mij
voorkomt, het al of niet aanvaarden van oorlogs-
risico buiten de sfeer van het vrije contract.
Aan een regeling van het oorlogssterfterisico te
stellen eischen,.
Uit hetgeen hieraan voorafgaat over de grootte en
het karakter van de overster’fte door oorlogsrisico en
over het wezen van de functie der levensverzekeriugs-
maatschappijen vallen eenige cischen te formuleeren
met betrekking tot een te treffen regeling van de
geldelijke gevolgen. In de eerste plaats blijkt, dat
de werkelijke grootte van een te verwachten oorlogs-sterfte, zooa.ls wij die thans zien, i’n tegenstelling tot
de verschillend@ andere sterfte-oorzaken, die in de
sterftetafels der levensverzekeringsmaatsohappijen
haar neerslag vinden, vooralsnog valt buiten de men-
schelijke berekening, en daardoor kennelijk een spe-
culatief element in zich draagt. 1-lieruit volgt voor
dit bedrijf, naar het mij’ voorkomt, onafwijsbaar als
eerste eisch, in verband met het feit, dat de rege-
ling zekerheid moet geven voor de totale groep van
verzekerden:
De gevolgen van oorlogssterfte dienen te blijven
buiten het nonnale bedrijf der leve.nsverzelcerings
maatschappijen.
Voorts volgt uit het karakter van de huidige oor-
logsvoering, dat de gevolgen van oorlogssterfte niet
meer als vroeger mogen worden gedragen door een bepaalde groep der samenleving, in casu de militai-
ren, maar dat:
Het risico, zonder onderscheid tusschen burgers en
militairen, voor alle verzekerden behoort te worden
gedekt en door allen te worden gedragen.
Dit zijn de voornaamste criteria, waaraan een te
treffen regeling zad moeten voldoen; van geringere
impo’rtantio is dan voorts nog, dat de billijkheid ver-
langt:
Dat cle mate, waarin het dekken van dit risico
drukt op de verzekerden, evenredig zij met de gelds-waarde van het te loopen risico.
En ten slotte, dat de rust en de zekerheid, waarin
de bedrijfsuitoefening slechts tot bloei kan komen,
eischen, dat:
De te treffen regeling is eenvoudig van bouw en
begrijpelijk voor den ge,nidclelden verzekerde en
wordt gehouden buiten cle concurrentie der verschil-
lende maatschappijen.
In een volgend artikel stel ik mij voor de getrof-
fen regeling te toetsen aan de hierboven geformd-
leerde eriteria.
+0
M.C.
3)
Een uitzonderïng is uiterard het dienstnenien bij een
vreemde mogendheid.
THE SECURITIES AND EXCHANGE
COMMISSION EN DE BEURS.
1)
De regeling van de interne en externe beursorgani-
satie, alsmede van den effectenhandel ter beurze en
daar buiten vormt den hoofdschotel der Securities and Exchange-wetgeving. De sedes materiae is de
Securities Echange Act van 1.934, waardoor tevens
de S.E.O. werd ingesteld, alsook ‘de door deze ge-
maakte uitvoeringsbepalingen (rules and regulations)
en haar administratieve en rechterlijke beschikkingcii
en beslissingen.
Interne en externe beursorganisatie.
Onder externe heursorganisatie verstaan wij in het hier behandelde verband dat gedeelte der heursorga-
nisatie, waarmede het publiek in aanraking komt. In tegenstelling hiermede duiden wij met den term ,,in-
terne beursorganisatie” de gezamenlijke voorschriften
en bepalingen aan, die de inwendige regeling van
haar mechanisme betreffen en waarbij dus het pu-
bliek slechts een secun.dair belang heeft.
De externe heursorganisatie is dan ook, gezien het
hiermede gemoeide grootere belang, terecht reeds door
den Securities Act in de hoofdlijnen geregeld, en de
practische uitwerking en verwezenlijking dier wet-
telijke bepalingen werden door de S.E.O. onmiddellijk
ter hand genomen. Daarentegen heeft de S.E.O. van
de haar verleende machtiging, ook in de interne
beursorganisatie in te grijpen, pas zeer veel later ge-
bruik gemaakt, toen nl. de openbare meening door
het befaamde geval Whitney hiervoor rijp geworden
was. En zelfs dan nog heeft men de voorkeur er aan
gegeven de noodig geoordeelde herzieningen van het
inwendige raderwerk der beurs, met name der New-Yorksche Effectenbeurs, formeel langs den weg van
het zeifhestuur tot stand te doen komen. Desalniette-
min kan de in 1938 tot stand gekomén wijziging der
interne Organisatie van de New-Yorksche Stock-Ex-
change niet in den eigenlijken zin vri5willig genoemd
worden, aangezien de stok achter de deur stond: zij
is tot stand gekomen onder den druk van de zeer dui-delijke bedoeling der S.E.O. van haar kant de noodig
geoordeelde voorzieningen te treffen, ingeval de beurs
niet zelf bereid mocht blijken haar interne organisa-
tie naar genoegen van de S.E.C. te wijzigen.
Geregistreerde en, vrij gestelde effect enbeurzen.
De Securities Exchange Act van 1934 voorziet in
de eerste plaats in een onderverdeeling van alle Ame-
rikaansche effectenbeurzen in ,,geregistreerde.” en
,,vrijgesteide”. Vrijgesteld van de verplichting tot
,,registration” zijn slechts effectenbeurzen met zuiver locale heteekenis. Er bestonden op 1 Maart 1939 bin-nen de Vereenigcle Staten twintig geregistreerde (na-
tionale) effectenbeurzen, terwijl zeven locale effecten-
beurzen vrijgesteld waren. Hoe echter de relatieve
heteekenis van deze twee groepen is, leert een blik op
de omzetten: over Februari 1.939 bedroeg nl. de totale
waarde der op de zeven vrijgestelde effectenbeurzen
verhandelde effecten slechts 1.03 pCt. van den omzet
der twintig ,,geregistreerde” instellingen. Van de na
tionale effectenbeurzen wederom eischten de New-
Yorksche Stock-Exchange en de New-Yorksche Ourb-
Exchange gezamenlijk, zooals steeds, het leeuwenaan-deel voor zich op: over dezelfde maand Februari 1939
bedroeg het aandeel van de twee leidende New-York–
sche effectenbeurzen volgens gegevens, gepublicerd
door de SEa., 94.6 pOt, van den totalen omzet ad
$ 781.3 millioen, t.w. 93.6 pOt. van den totalen aan-
deelenomzet ad $ 645.6 millioen en 99.5 pOt. van den totalen omzet van obligatiën ad $ 126.7 millioe.n.
Uitsluitend de geregistreerde effectenbeurzen zijn
1)
Zie,
eveneens ,,Voorgesehiedeois en aehtergrond van
de S(ecuriities and) E(xchazige) C(ommissi&u) en, haar
werk” in E.-S.B. van
16 Aug. 1939, ,hlz. 618
en ,,De
Secum’ities and Excha.nge Commission en het bankwezen”
in E.-S.B. van
11
Oct.
1939,
blz.
757.
.1
848
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 November 1939
toegelaten als markt van den effectenhandel, die 1
zich i.utstrekt over het gebied van meer dan één der afzonderlijke staten der Unie. Haar externe Organi-
satie dient te beantwoorden aan de eischen door den
Securities Exehange Act van 1934 en door de S.E.C.
op grond van wettelijke machtigingen te dien aan-
zien gesteld. Is de S.E.C. van oordeel, dat deze voor-
waarden niet of niet meer aanwezig zijn, dan gaat
zij over tot schorsing of intrekking van de toelating
als nationale effectenbeurs. Een dusdanige maatregel,
die tot nog toe niet in de practijk is toegepast, zal
voor de betrokken effectenbeurs en al haar leden het
zeer pijnlijke gevolg hebben, dat zij onmiddellijk haar
deuren zal moeten sluiten. Iimme.rs, het verhandelen
van effecten op een nationale effectenbeurs, die de
geld.ige toelating mist, is krachtens de wet nietig, in
civiel opzicht een onrechtmatige daad en bovendien
een federaal misdrijf.
De materieele ?vetsbepalin gen..
De materieele bepalingen van de Secu.rities Ex-
change Act van 1.934, voor zoover betrekking hebben-
de op de externe beursorganisatie en dan effecten-
handel ter beurze, kunnen gerangschikt worden in
vier groepen:
Persoonlijke en zakelijke quaiificaties der beurs-
leden
;
solvabiliteit, opnemen van crediet. door hen.
Credietverleening door beursleden aan de clientèle.
De effectenhandel ter beurze in den eigeulijken zin,
met name het tot stand brengen der noteeringen.
Contrôle van factoren en handelingen, waardoor de
koersbeweging op onregelmatige wijze beïnvloed zou
kunnen worden ook en vooral buiten de beurs om.
Persoonlijke qualificaties der beursleden.. De persoonlijke qualificaties der heursleden bevat-
ten: onbesproken gedrag (veroordeeling wegens eenig
vermogensrechteljk misdrijf, met name wegens over-
treding der Securities and Exchange wetten, disqua-
lificeeren zonder meer), credietwaardighei’d en het
beschikken over een toereikend bedrijfskapitaal. Dit
laatste behoeft niet noodzakelijk eigen kapitaal te
zijn, het kan ook door z.g. ,,special partners” ter he-
chikking worden gesteld. Aangezien deze special
partners” de positie van zeer bevoorrechte comman-
ditaire vennooten hebben en zoodoende speciaal in
tijden van slapte een zwaar drukkenden last voor de
beursfirma’s vormen, is deze oplossing verre van
ideaal. Terecht zijn dan ook door de wetswijziging
van 1936 o.m. de special partnerships in de bijzondere
aandacht der S.E.O. aanbevolen. De Commissie im-
mers heeft het recht en den plicht van geval tot geval
te heoordeelen, of door de privileges der special part-
ners de aansprakelijkheid van de beursleden tegen-
over hun clientèle niet in het gedrang komt.
De grootte van het bedrijfskapitaal is een zeer be-
langrijke factor, aangezien de totale verplichtingen
van eenig beurslid inclusief het kapitaal, met inbe-
grip van het tegoed van zijn cliënten, der ,,speeiai
partners”, 2000 pOt. van het bedrijfskapitaal niet te
boven mogen gaan; door de New York Stock Exchange
is dit percentage op 1500 gesteld. Beursleden en af-
fectenhandelaren in het algemeen mogen zonder
schriftelijke toestemming van den eigenaar niet over-
gaan tot prolongatie of herprolongatie van effecten
hunner clientèle. Evenmin mogen zij effecten van
cliënten, die zij onder zich hebben, ,,leenen” zonder
uitdrukkelijke schriftelijke toestemming.
De functies van bankier en broker
zijn
in de Ver-
eenigde Staten, het Engelsche voorbeeld volgend, van
oudsher gescheiden, althans ten opzichte van de ban-
ken, die in den rechtsvorm der N.V. zijn georgani-
seerd.
De Rooseveltsche hankwetgeving van 1934 voegde
hieraan toe de scheiding der functies van deposito-
banken en emissie-huizen, welke takken van het bank-
bedrijf met elkaar onvereenighaar werden verklaard.
Dit had onder meer tot gevolg, dat de z.g. securities affiliates” der groote deposito-banken, wier verlies-
brengende activiteit in belangrijke mate tot de vrij-
wel algemeene bank-déconfiture van 1033 had bijge-
dragen
;
afgekapt moesten worden.
De Seeurit.ies and Exchange Act van 1934 beoogt
nu een nog verdergaande scheiding der verschillende hij den effectenhandel betrokken functies, althans op
langeren termijn. Weliswaar kon men het den beursle-
den niet eensklaps verbieden voor eigen rekening effec-
tenzaken te •doen, doch werd hun activiteit op dit
gebied, met name het z.g. floor.trading” aan het toe-
zicht der S.E.C. onderworpen en van de naleving
der door haar te maken uitvoeringsbepalingen af-
hankelijk gesteld. Deze bevoegdheden van de S.E.C.,
die ook de mogelijkheid van een algeheel verbod van het doen van nostro-zaken door beursieden insluiteu,
strekken zich eveneens uit tot de z.g. ,,odd-iot dealers”
,,specialists”, en zelfs tot de vrijgestelde effecten-
beurzen.
Het wantrouwen van den wetgever tegen de vroe-
gere luchthartige emissie- en financieringsmethodes
was zelfs zoo groot, dat het den commissionnairs in
effecten verboden werd binnen de zes maanden, nadat
zij hij oenigerlei emissie betrokken waren, de pas ge-
emitteerde effecten op prolongatie te verkoopen.
Tenslotte bevat de Securities Exchange Act van
1034 de befaamde opdracht aan de S.E.C., het vraag-
stuk eener algeheele scheiding der functies van broker
en dealer te bestudeeren; evenwel is deze scheiding
tot nog toe niet verwezenlijkt.
Credietv erleen.in.g door effect en.handelaren..
De credietverleeniug door heursleden en andere ef-
fectenhandelaren aan hun clientèle is krachtens de
Securities Exchange Act van 1934 gebonden aan
richtlijnen, die van tijd tot tijd niet door de S.E.C.,
doch door de Federal Reserve Board, thans Board of
Governors of the Federal Reserve System geheeten,
gemaakt worden Dit zijn de befaamde z.g. margin
requiremeuts, waardoor men getracht heeft de specu-
latie speciaal van minder gegoeden te beteugelen. Dat
tot de bediening van dit zekerheidsventiel niet de
S.E.C., doch de centrale leiding van de federale cir-
culatiebanken werd geroepen, vindt zijn oorzaak hier-in, dat men meeri:de ook langs dezen weg de Amen-
kaansche geldmarkt te kunnen ,,hesturen”. Doch ook
de S.E.C. heeft binnen haar invloedssfeer getracht,
cle marginhepalingen gelding te verschaffen, hijv.
door eenigen tijd geleden
VOO]’
te schrijven, dat ook
cle riostro-rekeningen van beursieden aan de margin
requirements dienden te beantwoorden.
Beursko ers en. afreken.ingskoers.
De Amerikaansche effectenhandel is onvoorwaar-
delijk verplicht elke effectenorder tegen den effectief
gemaakten koers af te rekenen. Uitvoering van orders
buiten de beurs om mag niet geschieden dan met
uitdrukkelijke toestemming van den cliënt. Deze
heeft e:r recht op, dat de hem verstrekte afreke-
ningen het preeieze tijdstip, waarop de order is
uitgevoerd, alsmede de namen van de betrokken
heursleden en den gemaaicten koers, vermelden, één
en ander, teneinde hem in de gelegenheid te stellen,
den koers aan de hand van de tikker-tape te contro-
leeren. Aangezien de in New-York uitsluitend in
gebruik zijnde tikker-toestelien ook de omzetten ver-
melden, is de cliënt, die zich in de nabijheid van de tikker bevindt, in de gelegenheid de uitvoering van
zijn orders te volgen. Van deze contrôle-mogelijkheid
maakt overigens ook de S.E.C. zelf gebruik: de tik-ker-noteerin gen worden nergens nauwkeuriger ge-
volgd dan in het Regional Office der S.E.C. te
New-York, en elke opvallende koersbeweging wordt
door een onderzoek als het ware op den voet gevolgd.
Het koersverloop.
De belangrijkste groep vormen cle bepalingen, die
de materieele voorwaarden van een regelmatig koers.
verloop moeten scheppen, althans verzekeren.
15 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
849
Meer van formeelen dan van materieelen aard is
het verbod, het koersverloop op eenigerlei manier te
manipuleeren en/of te dien einde bedriegelijke mid-
delen toe te passen, waaronder vallende het versprei-
den van ouware geruchten. iierdoor wordt de civiel-
rechtelijke, disciplinaire en strafrechtelijke aaspra-
keli5kheid der bij een dusdauige manipulatie betrok-
ken beursleden vastgesteld, clie door de practijk der
S.E.O. zeer daadwerkelijke beteekenis heeft gekregen:
er werden in den ioop der jaren herhaaldelijk zelfs
zeer vooraanstaande heursfirma’s en ha.re
firmanten
ter verantwoording geroepen, toen gebleken was, dat
zij’, hetzij voor eigen rekening, hetzij in samenwerking
met emittenten of met andere belanghebbenden ge-
tracht hadden het koersverloop van eenig ter beurze
genoteerd papier op onregelmatige wijze te beïnvloe-
den, bijv. door het stelselmatige geven van afgestemde
kooporders tegen oploopende koersen e.d. Het einde
van deze procedures heeft dan veelal hiei-in bestaan,
dat de betrokken firnianten, hetzij voor bepaalden
tijd, hetzij voor goed van hun beurszetel afstand
deden, teneinde uitsluiting van hun firma’s te voor-komen. Ook de manier, waarop emittenten van pas
geïntroduceerde effecten steun verleenen, heeft voort-
durend de aandacht der S.E.O. Met name het z.g. ,,pegging” is het onderwerp van een vrij uitvoerig
onderzoek en van langdurig overleg met het bestuur
der New-Yorksche effectenbeurs geweest, zonder dat
de S.E.O. tot nog toe heeft kunnen besluiten, door
het verbod van bepaalde maatregelen andere practij-
ken vrij te laten, die wellicht hetzelfde, met den geest
van de Securities Exchange Act even tegenstrijdig,
doel zouden kunnen beoogen en treffen.
P’ubliciteitsbepalin gen.
De publiciteitsbepaimgen, voorkomende in de Se-
curities Exehange Act
–
van 1934, hebben betrekking
ten eerste op de ondernemingen, wier aandeelen en
obligatiën, hetzij ter heurze of officieel dan wel niet
officieel (op grond van ,,unlisted trading privileges”)
worden verhandeld, hetzij in den vrijen effectenhan-
del (,,over the counter”) omgaan.
In de tweede plaats moeten de verhoudingen, be-
staande bij de managing group van elk dier onderne-mingen, zeer nauwkeurig gepubliceerd worden, ten-
einde elke misvatting van het heleggende publiek van
meet af aan uit te sluiten.
Ten derde strekken de publiciteitsbepalingen zich,
sedert 1938 naar aanleiding van het geval Whitney in
verscherpten vorm, ook uit tot cle financieele verhou-
dingen der beursledea en sluiten daarmede aan op
het gebied der interne heursorganisatie.
Publiciteit der ondrnemin gen.
De publiciteitsbepalingen, betrekking hebbende op
de ondernemingen zelve, hebben twee centrale punten,
te weten: het ,,registration statement” en het jaarver-
slag, dat aan de S.E.C. dient uitgebracht te worden.
Beide documenten zijn openbaar, d.w.z. zij liggen niet
alleen ten hureele der S.E.C. te Washingto:n ter in-
zage voor iederen belangstellende, doch er worden ook
dagelijks aangevulde registration records in duizenden exemplaren verspreid.
Het ,,registration, stateinent”.
Het registration statement vertoont eenige gelij-
kenis met de soortgelijke schriftuur, clie in verband
met elke nieuwe emissie bij de S.E.O. ingediend moet
worden, het is echter met het oog op het veel om-
vangrijkere gebied zijner toepassing iets eenvoudiger
gehouden: vooral ontbreken alle bepalingen ter con-
trôle van de belooning van oprichters en promotors,
de waardeering van den inbreng enz. Daar staat tegen-
over, dat elk ter beurze verhandeld fonds door een
geldig registration statement gedekt dient te zijn, bij
gebreke waarvan het verhandelen van een dusdanig
fonds nietig en strafbaar is.
Het registration statement dient de volgende op-
gaven te bevatten:
de voorwaarden van emissies, die gedurende de
3 voorafgaande jaren hebben plaats gehad;
de namen van alle commissarissen en direct.euen,
alsmede emittenten, benevens die van ingeschreven
aandeelhouders, op welker naam meer clan 10 pCt. van
eenigc
-aandeeiencategorie is geregistreerd, dan wel
die langs directen of indirecten weg de beschikkings-
macht over een dusdanig aandeelenbezit hebben; de namen van alle andere personen, die van de on-
derneming eenige vergoeding van $ 20.000 of hooger
‘s jaars aan salaris en/of uit anderen hoofde ont-
vangen;
de halansen en winst- en verliesrekeningen – pu-
blicatie van deze laatsten is onder het in de Ver-
eenigcle Staten gebruikelijke balansschema anders niet
gebruikelijk -, één en ander op verlangen van de
S.E.O. gewaarmerkt door een onafhankelijken erken-
den accountant;
de statuten en bestaande votirig-trust agreemeuts
(zijnde bindingen van de majoriteit van aandeel-
houders).
Van de algemeene bevoegdheid, certificeering van
halansen en andere cijfers door onafhankelijke ac-
countants te eischen, heeft de S.E.C. ruimschoots
gebruik gemaakt, over het algemeen met goed gevolg.
Er is echter in dit verband opnieuw gebleken, dat ook
het beste accountantsonderzoek geen voldoende ga-
rantie vormt, indien opzettelijk te kwader trouw wordt
gehandeld, bijv. in de geruchtmakende zaak McKesson
& Robhins.
De S.E.C. heeft het recht vooi- bepaalde categorieën
van ondernemingen bijzondere eischen vast te stellen,
waaraan het registration statement dient te beant-
woorden. Zij heeft dit onder meer gedaan ten opzichte
van deelnemingen in de royalties van de grondeige-
naren, wier terreinen door aardoliemaatschappijen
worden geëxploiteerd.
De toelatingsprocedure is als volgt geregeld: op
grond van een door het betrokken beursbestuur afge-
geven verklaring, dat het fonds ter noteering is toe-
gelaten wordt het registration statement automatisch
na afloop van dertig dagen van kracht en blijft gel-
clig, totdat het door de S.E.C. geschorst of ingetrok-
ken is. Aan den anderen kant kan een eenmaal toe-
gelaten fonds niet dan met verlof van de S.E.C. van
de koerslijst geschrapt worden.
Soortgelijke, iets eenvoudiger, bepalingen bestaan
ten opzichte van niet officieel genoteerde fondsen,
die al dan niet ter beurze verhandeld worden en wel
sedert een wetswijziging van 1936. Ook effectenhan-
delaren, die uitsluitend aan den vrijen effectenhandel,
buiten de beurs om, deelnemen, zijn sedert dezelfde
wetswijziging van 1936 allen aan toelating door de
S.E.C. gebonden.
Daarnaast staat de verplichting van alle onderne-
mingen en ondernemers, die effecten hebben uitge-
geven, die op het grondgebied van meer dan één der
afzonderlijke staten worden verhandeld, zeer gedetail-
leerde jaarverslagen bij de S.E.C. in te dienen, die
eveneens openbaar zijn, alsook elke belangrijke wij-
ziging in hun bedrijf, met name ten aanzien van de
lcal)itaalstructuur, aan de S.E.C. te rapporteeren.
Jaarverslcegen.
Deze periodieke en andere rapporten dienen alle
voor de heoordeeling van het betrokken bedrijf noo-
dige gegevens ruimschoots te bevatten, zoodat het
euvel van de vroegere, in qualitatief meer nog dan in cuautitatief opzicht, gebrekkige publiciteit der Ame-
rikaansche ondernemingen afdoende is verholpen. Ook
de salarissen en andere vergoedingen van bestuurders
en andere leidende functionarissen dienen in de jaar-
verslagen één voor één te worden opgegeven, en cie
Rooseveitsche regeering heeft zich niet ontzien, in
de periode van haar strijd tegen de ,,economic royal-
ists” herhaaldelijk juist aan deze cijfers bijzondere.
publiciteit te geven.
850
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15
November 1939
Publiciteit der ,,mana ging group”.
Tot zoover de publiciteitsverplichtingen die de
ondernemingen zelve treffen. Daarmede echter niet
genoeg, zijn door de Securities Exchangc Act van
1934 ook vergaande formeele en materieele ver-
plichtingen aan de bestuurders en ,,hoofdparticipan-
ten” der betrokken ondernemingen opgelegd:
Commissarissen, directeuren en andere leidende
functionarissen, alsmede de groote aandeelhouders,
deze laatsten mits zij met hun, familie langs directe”
of indirecten weg meer dan 10 pOt. van het aandee-
lenkapitaal dan wel van eenige aandeelencategorie
bezitten, dienen zelve benevens hun aandeelenbezit
bij de S.E.C. geregistreerd te zijn en zijn verplicht,
iedere verandering in hun aandeelenbezit op te geven.
Ook deze opgaven zijn openbaar en worden regel-
matig en vrij uitvoerig door de S.E.C. gepubliceerd.
Hierdoor moet voorkomen worden, dat de managing
group tegen het beleggende publiek en op zijn kosten
speculeert.
Dit is ook de bedoeling van de hierop aansluitende
materieele bepalingen: de genoemde personen zijn
immers wettelijk verplicht, winsten, gemaakt uit
transacties in ,,eigen” aandeelen, die binnen de 6
maanden afgeloopen zijn, op verlangen van belang-
hebbenden aan de ondernemingen af te dragen, ter-
wijl echter op dusdanige transacties geleden verliezen
voor hun eigen rekening blijven. Voorts mogen zij
geen ,,eigen” aandeelen in den wind geven, tenzij de
blanco-verkoop binnen het kader van de effectieve
arbitrage-transactie mocht plaats hebben.
Doch ook afgezien van den kring der insiders vor-men blanco-verkoopen van effecten een punt, dat de
bijzondere aandacht der S.E.C. heeft: uitgaande van
de ietwat naïeve opvatting, dat de baisse-speculatie
bij machte zou zijn een nadeeligen invloed op de
conjunctuur uit te oefenen, heeft de S.E.C. door uit-
voeringsbepalingen voorgeschreven, dat ook het
groote publiek bij iederen verkoop van effecten op
moet geven of deze ,,long” of ,,short” is. Door deze opgave moet de S.E.C. in staat gesteld worden, •de
loopende blanco posities te overzien en de activiteit
van de ,,bears” ingeval van nood te beteugelen, hijv.
door de margin-bepalingen in samenwerking met de
Federal Reserve Board te verscherpen en door op de
brokers en bankers, die dusdanige posities gefinan-
cierd en resp. geherfinancierd hebben, druk uit te
oefenen.
Beperking der speculatie.
De margin-bepalingen en de zoo juist gereleveerde
verplichting, blanco-verkoopen als zoodanig kenbaar
te maken, zijn de eenige restricties door de Securi-
ties Exehange wetgeving aan het publiek opgelegd.
Zij hebben haar doel bereikt in zooverre, als het den
kleineren speculant, die over onvoldoende eigen mid-
delen beschikt, thans heel wat moeilijker is gemaakt
bovenmatig groote posities op te bouwen. Ten aan-zien van de groote speculanten zijn echter gemelde
restricties gebleken een greep in de lucht te zijn: de
macht der S.E.C. houdt ni. aan de landsgrenzen op,
en zij heeft dan ook niet kunnen verhinderen, dat
in het buitenland, met name in Londen, zeer belang-
rijke posities worden aangehouden, die noch aan de
margin requirements noch aan de short sales bepalin-
gen beantwoorden. Dat echter ook cie handel in Ame-
rikaansche fondsen te Londen door de S.E.C. niet uit
het oog wordt verloren, blijkt uit het feit, dat zij
eenige maanden geleden een vertegenwoordiger voor
Europa in Londen heeft geïnstalleerd.
Contrôle der interne bevrsorganisatie.
De bevoegdheden der S.E.C. in de interne beurs-
organisatie in te grijpen zijn door de wetswijziging
van 1936 in belangrijke mate uitgebreid. De S.E.C.
•heef t sedertdien de bevoegdheid door uitvoeringsbe-
palingen voor te schrijven, hoe de administratie van
de effectenbeurzen, van de beursleden en van effec-
tenhandelaren in het algemeen ingericht moet zijn en
op welke wijze deze gecontroleerd dient te worden.
Buitendien zijn alle brokers, die aan hun cliëntèle
crediet verleenen, verplicht hiervan regelmatig ge-
specificeerde opgaven te doen. Deze laatste gegevens
gaan als ,,brokers’ loans” in alle financieele statis-
tieken over, en haar veranderingen worden door de
beursprofeten soms in gunstigen en soms in ongun-
stigen zin geïnterpreteerd.
Het is wellicht niet onaardig op te tellen, welke
verdere onderwerpen, grootendeels de interne beurs-
organisatie betreffende, de S.E.C. bij uitvoeringsbe-
palingen kan regelen ,,teneinde te verzekeren, dat de
effectenhandel ter beurze op regelmatige wijze plaats
hebbe”. Zij kan immers:
eischen stellen ten opzichte van de financieele ver-
antwoordelijkheid der heursleden en voorzorg treffen
dat hun aansprakelijkheid niet door het gebruik van
vennootschapsrechtelijke vormen en van special part-nerships ontdoken wordt;
den handel in pas geëmitteerde effecten beperken;
opneming van effecten in de koerslijst en schrap-
ping daarvan toestaan, gelasten en weigeren;
de beursuren bepalen;
bepalen langs welken weg en op welke wijze de
beursleden mogen trachten orders te verkrijgen (,,soll-
iciting business”); het gebruik van gefingeerde en anonieme hoofden
van rekeningen beperken of verbieden;
de manier regelen, waarop levering en betaling
plaats moeten hebben;
de
wijze
van bekendmaking der koersen en omzet-
ten ter beurze door middel van de tikker voor-
schrijven;
de commissies bepalen;
de minimum hoeveelheden van aandeelen vaststel-
len, die ter beurze leverbaar zullen zijn (dit zijn de
z.g. ,,rouud lots”);
bepalingen maken betreffende den handel in en de
leverbaarheid van kleinere hoeveelheden van aandee-
len (,,odd lots”);
het minimum bedrag vaststellen, dat op margin-
rekeningen van cliënten aanwezig moet zijn; soortgelijke punten regelen (!).
Hieraan is nog slechts toe te voegen, dat de Secu-ritie.s Exchange Act van 1934 daarenboven nog een
opdracht aan de S.E.C. bevat, een modelreglement
voor alle Amerikaansche effectenheurzen te ontwer-
pen, teneinde zich een juist beeld te kunnen vor-
men, hoeveel of hoe weinig van de vroegere autono-
mie der New-Yorksche Stock Exchange thans nog is
overgebleven.
De vrije effectenhandel.
De S.E.C. is haar bemoeiingen langzamerhand ook
tot den effectenhandel buiten de beurs om gaan uit-
strekken. Op de wetswijziging van 1936 berust het
verleenen van ,,unlisted trading privileges” voor ef-
fecten en de officieele toelating van ,.over the
counter brokers and dealers”; ik heb er reeds op ge-
wezen, dat het deze twee nieuwe groepen van zaken
resp. personen zijn, waarvoor de eisch van ,,registrat-
ion” bij de S.E.C. eveneens toepasselijk is verklaard.
Beursleden als zoodanig, d.w.z. voor zoover zij uit-
sluitend ter beurze zaken doen, zijn
niet
verplicht,
zich bij de S.E.C. te doen registreeren, aangezien zij
corporatief, als ,,nationale effectenbeurs” zijn gere-
gistreerd en daarmede aan het toezicht der S.E.C.
zijn onderworpen. Evenwel behoeven 66k beursleden,
die tevens den vrijen effectenhandel buiten de beurs
om beoefenen de ,,registration” als ,,over the counter
brokeLordealer”. In dezelfde richting wijst een vrij
recente wetswijziging van Juni 1938: hij deze wet
werd de S.E.C. gemachtigd ook organisaties van vrije
effectenhandelaren, dus geen beursleden
zijnde,
te
erkennen en te registrecren. Hieruit valt af te leiden,
15 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
851
dat cle S.E.C. zich tot doel heeft gesteld, den vrijen
effectenhandel op een corporatieve manier te organi-
seeren, zooals d.it ten opzichte van dan effectenhandel
ter beurze van oudsher het geval is geweest.
De procedure.
Ten opzichte van de formeele bepalingen meen ik
kort te mogen
zijn,
aangezien de geheele procedure in
hoofdzaak op dezelfde leest geschoeid is als voor-
zien door de Securities Act van 1933 ten opzichte
van de emissies
2):
men heeft ook hier te onderscheiden
tusschen de administratieve en rechterlijke functies
der SEa., die heide op gelijken voet onderworpen
zijn aan de contrôle door den federalen rechter. De
partij, die zich door een beschikking of beslissing,
door de S.E.C. als zoodanig, d.w.z. door de vijfiedige
commissie zelve, genomen, bezwaard voelt, kan in hoo-
ger beroep gaan bij het federale Gerechtshof, en van-
daar staat nog langs den gewonen weg cassatie-beroep
bij het United States Supreme Court open.
De S.E.C. geeft rechterlijke beslissingen ter zake
van schorsing en intrekking van ,,registrations” van
effectenbeurzen, van ,,registrations” van effecten en
van effectenhandelaren (,,over the counter brokers
and dealers”).
Aansprakelijkheid.
Aan het nemen van dusdanige maatregelen dient
vooraf te gaan een contradictorisch onderzoek door
één van de zijde der S.E.C. aangewezen ,,trial
examiner”, gevolgd door mondelinge verhandeling
voor de eigenlijke Commissie. In tegenstelling hier-
mede neemt de S.E.C. nagenoeg alle andere maat-
regelen als administratieve beschikkingen, in hoofd-
zaak langs schriftelijken weg.
De materieele bepalingen van civielrechtelijken en
strafrechteljken aard nopens de aansprakelijkheid
voor onjuiste registration statements en andere pu-
blicaties en mededeelingen komen in hoofdzaak over-
een niet die van deSecurities Act van 1933; de straf-
bedreiging is iets anders: Op opzettelijke overtreding
van de hiervoor uitdrukkelijk aangewezen bepalingen
van de Securities Exchange Act van 1934 staat geld-
boete tot een maximum van $ 10.000 en/of gevange-
nisstraf tot een maximum van twee jaar
voor elke
overtreding,
met dien verstande, dat effectenbeurzen,
die als zoodanig strafbaar worden, bloot staan aan een
geldboete van maximaal $ 500.000 voor iedere over-
treding; voorts werd het z.g. ,,mail fraud statute” in
1938 in de formuleering opnieuw verscherpt.
Ook de Securities Exchange Act van 1934 is in
haar voornaamste onderdeelen een z.g. lex plusquam-
perfecta, d.w.z. rechtshanclelingen in strijd niet deze
wet voorgenomen zijn nietig, verplichten tot civiel-
rechtelijke schadevergoeding en worden, indien op-
zettelijk is gehandeld, met straf bedreigd.
Nieuwe perspectieven.
ilet laatste artikel van de Securities Exchange
Act van 1934 bevat
3)
een wissel op de toekomst, die
sedertdien is ingelost. Door dit wetsartikel werd im-
mers aan de S.E.C. de opdracht verstrekt een uitge-breid onderzoek in te stellen naar de activiteit, door
particuliere commissies van velerlei aard ontplooid
in verband met reorganisaties van ondernemingen,
en omtrent haar bevindingen verslag aan het Congres
uit te brengen. Bedoeld onderzoek heeft sedertdien
plaats gehad, en naar aanleiding van het door de
S.E.C. uitgebrachte rapport werd in 1938 de federale
faillissementswet gewijzigd en werd aan de S.E.C.
een belangrijke taak in de procedure van faillisse-
ment en surséance van betaling toegewezen.
Dit onderwerp zal o.m. in een volgend artikel be-
sproken worden. Mr. Dr. F. E. SOHMEY.
Vergi. Sdfrniey, E.-S.l. No. 1241.
Code of hhe United Stwtes ’34 Title 15 Oh. ZB Sec.
78 jj.
AANTEEKENINGEN.
Het gebrek aan stabiliteit der New-Yorksche
effectenbeurs.
In een artikel in de New York Times van 16 April
j.l. van de hand van E. M. Friedman, waaraan hier-
onder het een en ander is ontleend, wordt cle
overgevoeligheid van Wall Street aan een beschou-
wing onderworpen. De schrijver is van oordeel, dat
deze onevenwichtigheid moet worden toegeschreven
aan de beperkende reguleeringen van de S.E.C.
De Europeesche politieke crisis was een toetssteen
voor het mechanisme van de New-Yorksche Effee-
tenbeurs onder de S.E.O. maatregelen. De Dow Joncs
index van industrieele aandeelen daalde op 8 April
onder de laagtepunten van Januari ’39 en van Sep-
tember ’38. Ofschoon Londen en Parijs zeker meer
aan de oorlogsbedreigingen moeten zijn blootgesteld
dan New York, bereikten deze centra in April niet de
laagtepunten van Januari of September, zooals uit
onderstaand koersoverzicht blijkt.
April
Januari September
Laagtepunten:
1939
1939
1938
New-York (DowJones) 121.44
136.42
129.91
Londen (Fin. Times) . .
95.2
91.4
91.2
Parijs (Conj. Instit.)..
53.6
50.7
49.2
Men ziet hier een groot verschil tusschen het ge-
drag van Wall Street en dat van Londen en Parijs,
waarbij zich de vraag opdringt, wat er faut is in het heursmechanisme van New-York. Wellicht kan het
antwoord worden gevonden in de studie over de
,,liquidity”
i)
in de New York Stock Exchange Bulle-
tin van November 1937, dat de relatieve dalingen bij
de koersineenstorting van 1929 en 1937 vermeldt. De
periode van 4 September tot 25 November 1929 toon-
de een daling, die slechts
Y4
bedroeg van den achter-
uitgang van 16 Augustus tot 30 October 1937, indien
men eenzelfde eenheid van de omgezette aandeelen,
nl. 1 pOt. van de totale aan de beurs genoteerde aan-
deelenkapitalen, in aanmerking neemt. Ter verduide-
lijking van deze uitspraak onderstaande opstelling:
Verhandelde % koersdaling
Procen- in verhouding in verhouding
tueele tot genoteer- tot % verhan-
koersdal. de aandeelen delde aandeel.
(a)
(b)
(a b)
1929: 3 Sept.-13 Nov.. . 47
27.0
1.7
1937: 12 Aug._19 Oct. .. 40
5.0
8.0
1939: 11 Mrt.- 8 April
20
1.9
10.5
Wanneer men derhalve de procentueele koersdalin-gen in verband brengt met de verhouding tussehen de
verhandelde en genoteerde aandeelen, dan was de
daling in liet jongste voorjaar zesmaal zoo groot als
die in den herfst van 1929, m.a.w. de markt is steeds
sterker gaan schommelen op geringere omzetten.
De oorzaken van deze overgevoeligheid van dc
markt moeten bij het veranderde mechanisme van
Wall Street worden gezocht. De krachten, die de ten-
dens hadden de beurs meer in evenwicht te houden,
zijn geëlimineerd. De massa der effectenbezitters ver-
valt steeds in uitersten bij stijgingen of dalingen. De
millioenen ,,kleine lieden” koopen in overmoed op
topprijzen en verkoopen in doodsangst op bodemprj-
zen. Zij vormen een publieke bedreiging. Daarentegen
koopen de groote speculanten en insiders van de be-treffende ondernemingen aandeelen in een daling en
verkoopen in een stijging. Zij zijn publieke weldoe-
ners. De reguleeringen van de S.E.O. zijn ontworpen
om aan eerstgenoemden het terrein vrij te laten en
laatstgenoemden te straffen. Onnooze]e halzen en
amateurs worden aangemoedigd. Verstandige en goed
geïnformeerde handel wordt ontmoedigd. Bepalingen,
die verantwoordelijk zijn voor deze onevenwichtigheicl
van de markt, zijn de volgende: 1. Volgens par. 16 kunnen directeuren, groot-aan-
deelhouders en andere belanghebbenden niet in een
dalende markt koopen of verkoopen, in een stijgende
) Met ,,liquidity” wordt hiex bedoeld: gemakkelijke
verhaudelbaarheid, courantheid, aanwezigheid van vol-
doende vlottend materiaal, ruime omzetten, enz.
852
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 November1939
markt binnen een periode van 6 maanden, op straffe
van een aanklacht van een of anderen ontevreden
aandeelhouder of chantage plegenden advocaat. Daar-
om nemen dergelijke handelaars geen risico.
Volgens par. 9 van de S.E.C. kunnen ,,floor
traders” of groepen, die bij dalende koersen koopen
om te verkoopen bij oploopende koersen, van mani-
pulaties beschuldigd worden, ongeacht het feit, hoe
eerlijk hun methode of sociaal-gezond hun doelstel-
lingen ook zijn. Daarom wenschen zij geen risico aan
te gaan. Een koersstabiliseerende transactie wordt
tegenwoordig als illegaal beschouwd.
Zakenlieden, niet tot de vorengenoemde groepen
behoorende, die koopen bi.j daling in een paniek en
verkoopen bij stijging in een herstel, zijn onderwor-
pen aan hooge inkomstenbelastingen, tenzij zij hun aandeelen gedurende 18 maanden vasthouden. Wie zal echter onder de tegenwoordige critieke verhou-
dingen in de wereld een transactie voor den duur van
18 maanden wenschen aan te gaan? Men denke slechts
aan de gebeurtenissen in Europa gedurende een der-
gelijk tijdvak! Dergelijke belastingwetten bestaan niet
in Engeland en Frankrijk. Belastingen op kapitaal-
avans van effecten zijn alleen van toepassing op han-
delaren en vaklieden en niet op zakenlieden en par-ticuliere beleggers. Dit zijn de oorzaken van de fun-
darnenteele gebreken van de New-Yorksche beurs.
Stabilisatie is echter noodzakelijk. Zelfs de regee-
ring ziet dit in en zij heeft een stabilisatiefonds voor
staatsschuld en voor de wisselkoersen. Indien de
staatsschuldmarkt aan soortgelijke beperkingen als de aandeelenmarkt zou zijn blootgesteld, zou deze waar-
schijnlijk heftige fluctuaties vertoonen en het ver-trouwen van het publiek evenzeer verstoren als, dit
thans met de aandeelenmarkt in de oogen van parti-
culiere zakenlieden het geval is. Een regulator be-
waakt de oinwentelingen van een vliegwiel, doch Wall
Street heeft zulks niet en toch zou deze markt als
een goed geconstrueerde auto kunnen functionneeren,
die gemakkelijk hellingen neemt en goed controleer-
baar is bij de daling. In plaats daarvan lijkt de markt op
een rutschbaan op een kermis, met haar duizelingwek-
kende stijgingen en haar schrikaanjagende afdalingen.
De aandeelenmarkt functionneert echter in een an-
dere sfeer. Zij is het instrumentenbord van de Ame-
rikaansche industrie. Wanneer de markt daalt, loo-
pen de autoverkoopen achteruit en dan volgt staal.
Bouwplannen voor fabrieken worden stopgezet. Klein-
handelsverkoopen verminderen. Het publiek voelt zich
armer. De New-Yorksche beurs kan onder de tegen-
woordige reguleeringen geen crisis het hoofd bieden.
A. A. Berle Jr. schrijft in ,,Liquid Claims and
National Wealth”, dat de markt niet liquide behoeft
te zijn, omdat de
practij’k
aantoont, dat bij een ver-
mindering van de beleggingsvraag de koersen dalen,
het aanbod dan vanzelf ophoudt en de beursmachine-
rie dan gaat stilstaan, m.a.w. de omzetten nemen af
en de koersdaling wordt geremd. Daartegenover stelt
Friedman, dat, wanneer de markt omlaag gaat, de
omzet juist toeneemt. Teneinde dan een ineenstorting
te voorkomen, sluit men de beurs, doch niet uit gebrek aan zaken. Verkoopen door de beleggers houden nooit
op en toen New-York in 1914 werd gesloten, out-
stond een zwarte beurs.
Men diene als proef voor de periode van een jaar
alle beperkende maatregelen ter beurze op te heffen,
doch dan gelijktijdig alle transacties van ,,floor
traders”, directies, insiders, groot-aandeelhouders en
van vennootschappen, die in hun eigen aandeelen
handelen, te registreeren en te publiceeren en dan af
te wachten, hoe de stabiliteit van de beurs zich zou
ontwikkelen. Men kan het oude kwaad van op’zette-lijke manipulaties, van’ misleidingen van het publiek
en van geheimhouding vermijden. De doelstellingen
van de New Deal ware:n. gezond, doch de techniek er-
van bleek heel ongezond te zijn. Een herziening
van cle belasting op kapitaalwinsten, teneinde de
bepalingen inzake den tijdsduur tusschen twee trans-
acties te elimineeren, of de periode tot een paar
maanden te beperken, zou een stabiliseerende factor
voor de markt zijn. De belasting op kapitaalwiusten is
onbillijk. De regeering neemt de winsten, doch de
stabihiseerende handelaar lijdt •de verliezen. Waarom
straft men hem aldus?
New-York is het beurscentrum van de geheele
wereld. Zijn onberekenbare, felle reacties maken
beurzen in andere landen overstuur. De beurs is een
gids voor den consument hij’ het bepalen van zijn
aankoopen, voor den fabrikant om plannen te maken
voor zijn voorraadvorming, zijn verkooppolitiek en
voor uitbreiding van zijn bedrijf. Sensationeele markt-
dalingen vernietigen het vertrouwen en verschrikkeu
het bedrijfsleven.
Toen de Duitsche beurs in 1896 over-georganiseerd
werd, waren er hieftige fluctuaties en een dunne markt
was er het gevolg van. De bepalingen werden her-
zien. Op 11 Juni 1864 verbood het Congres termijn-
transacties in goud. Het agio op goud steeg van 95
pCt. op 18 Juni tot 185 pCt. op 1 Juli. De wet werd
op 2 Juli ingetrokken en den volgenden dag daalde
de premie aanzienlijk. Zal de geschiedenis aantoonen,
dat het Congres van 1864 meer hersenen en moed
had dan het Congres van 1939?
MAANDCIJFERS.
Gecombineerde Maandstaat van de Nederlandsche en
Nederlandsch-Indische Grootbanken.
(In millioenen gu1dens)
Nederi.
Ned.jnd.
Totaal
31Aug.I30
Sep.
31Aug.I30
Sep 3IAugJ30
Sep.
Aotiva:
Kas, kassiers en dag.
146 135
79
67
225
202
Nederi. en Ned..Indisch
120
141
71
63
191
204
266
276
150
130
416
406
Ander overheidspapier
24
24
12
11
36
35
28
31
45
51 73
82
Bankiers in binnen- en
72 70 55
51
127
121
geldieeningen
……..
Prolongaties
en
voor
schotten op effecten
96
96
87
87
183
183
220
221 199
200
419
421
schatkistpapier
……..
Wissels
…………….
266
268
160
168
426 436
buitenland
…………
Effecten en Syndicaten
53 50
37
37
90
87
Deeln. (incl.voorSchOtt.)
12
12
30 30 42 42
Debiteuren
…………
331
380
227
235
558
565
16
16
14
14
30 30
Gebouwen
…………..
Diverse rekeningen
(mci. oven, posten)
–
–
–
4
–
4
Belegde bestemmings-
Effecten leendepot
.7
2
17
–
–
–
–
2 17
2
17
852 862
590 583
1442 1445
Passiva:
513
526
354
349 867
875
Wissels —éigen accept.
13
12
10
11
23
23
reserve
………….2
—
derden
…
.
5 4 2
1
7 5
18
16
12
12
30
28
Crediteuren
…………
Deposito’s op termijn..
38 40
101
98 139
138
Diverse rekeningen
. .
11
9
9 9
20
18
Bestemmingsreserve ..
2 2
–
–
2
2
Effecten leendepot
….
17
17
–
–
17 17
599
610
476
468
1075 1078
Werkzaam kapitaal
252 252
115 115
367 367
Aandeelenkapitaal
170 170
87
87
257 257
Reserve
…………..
82
82
28
28
110
110
..
252 252
115 115
367
367
15 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
853
STATISTIEKEN.
Groothandeisprijzen van belangrijkevoedings- en genotmiddelen en grondstoffen.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).
Laatste noteeringen (7-14 Nov. 1939).
A r t i k e l
Vreemde
munt
I
Prijs in
lindex-
Guldens
cijfer
Gerst
…………………………
–
C
Male
termijn
………………….
–
.!
Maïs,
La
Plata ………………….
–
.
Rogge
………………………….
‘
Tarwe,
termijn
………………..
–
I
Tarwe,
Roemeensche
… ………
–
_*)
sh.7/l’/,’)
2,22 34,0
t 0,802)
…
0,80
38,8
Rijst
……………………………
Kaas ……………………………
–
…
…
…
…
…
21,-
46,1
–
5,85 72,9
o
Boter
…………………………….
–
68,-
71,8
0)
Eieren
…………………………..
Ge81.
runderen
…………………..
•
Geel,
varkens
……………………
..
–
75,50
88,5
sh. 518
2,11
71,3
sh. 1151-
42,88 64,4
–
11,75
34,0
j,
Bevr.
Arg.
rundvieesch
………….
–
0,175
35,7
Bacon
…………………………..
Cacao
…………………………..
Koffie
Robuata
…………………
o
Koffie,
Sup.
Santos
…………….
>
Suiker
…………………………
–
0,185
31,3
Thee
……………………………
–
0,57
75,2
‘Jute
…………………………..
–
–
$
d
.
s 9,82
…….*)
0,185
39,3
0
Katoen, Mid.
Upland
…………….
0
Katoen, Sup. Fine Oomra
………
penc.5,64
3
)
0,177
49,3
‘
Austr.
Wol,
Crossbr. 001. Carded
Austr.
Wol,
Merino
…………….
*)
3,40
4
)
–
6,40
–
50,0
C
Rubber
……………………….
penc.il,l28
..
0,34 51,3
Grenenhout
……………………
£25.216
184,17
80,1
….
–
135,-
88,4
0
Jap.
Zijde
………………………$
Koehuiden
…………………….
–
.
18,-
44,9
Vurenhout
………………………
Copra
…………………………
–
.
12,50
5
)
40,8
*)
..
.
– –
o
Grondnoten
……………………..
Lljnzaad
………………………..
–
*)
–
Goud
……………………………
sh. 168/-
61,55
119,6
‘0
Koper
…………………………
_*)
–
–
_*)
–
–
£
230-1-
..
1685,90
58,0
sh. 1081-
39,60 94,0
0
Tin
……………………………..
sh. 1421-
52,05
131,2
Lood
…………………………….
Ijzer,
Cleveland
…………………
_*)
–
–
0)
Gleterij-ijzer
……………………..
?Zlnk
…………………………….
penc. 23
1
/2
0,72 55,4
–
12,50
114,5
$ 1,02
1,92
62,2
>
Benzine
……………………….
$cts6,25
6
)
0,1177
40,7
Zilver
………………………….
–
5,55
49,6
Steenkolen
…………………………
Petroleum
………………………..
.
Zwavelz.
ammoniak
…………….
–
.
5,05
45,3
.9
Kalksalpeter
…
…………………
C
Cement
. …………….. . ………
–
13,35
73,4
–
.
.
9,50
72,6
Steenen, binnenmuur
……………
Ø
Steenen,
buitenmuur
……………
–
12,-.
64,3
Nominaal. Noteering van 6 Nov.
Heffing Crisis Zuivel-Centrale.
3 Noteering van 1 Nov. 4 Noteering van 26 Oct.
5 Nominaal. Noteering van 31 Oct.
*) In verband met den internationalen toestand geen noteering
ten gevolge waarvan het berekenen van indexcijfers achterwege moet
bi ijven.
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistie-
ken deze week het gebruikelijk overzicht der groothandels.
prijzen.)
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’) N.Yorkl)
A’dam
3)
Londen
4
7 Nov. 1939.. 23
–
7 Nov. 1939.. 2080 168/_
8
1939.. 23% 34%
8
1939.. 2080 168/_
9
1939.. 23% 34%
9
1939.. 2085 168/_
10
1939.. 23% 34% 10
1939.. 2090 168/_
11
1939.. –
–
11
1939.. 2090 168/_
13
1939.. 23% 34% 13
1939.. 2090 168/_
14 Nov. 1938.. 19% 42% 14 Nov. 1938.. 2075 146/8
23 Aug. 1939.. 18% 37% 23 Aug. 1939.. 2110 1 148/6*
1) in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
5)
in guldens
per Kg. 100011000.
4)
In sh. p. os. line.
AANVOER VAN GRAN
OPEN MARKT.
1939
II
6/11
30Oct.!
23/28
Nov.
Nov.
4Nov.
Oct.
1938
7/12
Nov.
1937
8113
Nov.
1939
14/19
Aug.
Amsterdam
Partic.disc. 11
114
11114
1
1
18-
5
/
131
5
21(
4
31
’14
12
Prolong.
–
1
3
/4
1
3
14-2
2
11,
11
31
4
f.onden
Daggeld. .
314.11142)
314.1114 3)
3/
4
. 1114
3
142
1
14
1
12.1
111-1
115.3114
Partic. disc.
1
3
/26
2
)
1
5
132-
1
5132-
Is/
14
_U/,
8
17
32-
9
116
1/32-116
131_371
8erlijn
116 3)
31
6
Daggeld. .
2118-39 2)
21(8.314
3)
2
1
/8.
3
/
4
2-
6
/8
215-/2
218-/4
211
4
5/8
Maandeld
2
3
15-5/4 1)
2/8-518 3)
2
3
1-5/
2
3
18-
5
/8
2
3
14-3
2
3
14-
7
/8
2
3
15-
5
14
Part, disc.
23142)
2
3
/4
3
)
2
3
14
2
314
2
7
8
2
7
/
2
3
14
Warenw…
4..I/
2)
4_1/
2
3)
4.1/3
4
,
/2
4.
1
/2
4-/2
4.
1
/2
Wea,
York
Daggeld 1)
1
1 1
1
1
1
1
Partic.dlsc.
1
12
11 113
11
2
1
12
1
12
1
12
Koers van 10 Nov. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
4 Nov.
3)
30 Oct.14 Nov.
WISSELKOERSEN IN NE1)ERLAND.
D ata New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York *)
5)
5) 5) 5)
1)
7 Nov. 1939
1.88%
7.45%
75.25 4.23
31.41
100%
8
1939
188Ke
7.44% 75.30
4.22%
31.21 100%
9
,,
1939
1.88X
6
7.30%
75.-
4.14
30.94
100%
10
,,
1939
1.88%
7.27
75.
12
*
4.12%
30.65
100%
11
,,
1939
1.88%
7.29
75.371
4.14
30.80
100%
13
1939
1.88%
7.33
75.371
4.16
30.71 100%
Laagste d.w1)
1.88
7.19
74.50 4.05 30.40
100
Roogste d.w’)
1.88%
7.46
75.75
4.24
31.45
101
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid
7 Nov. 1939
42.24
–
–
–
–
8
1939
42.24
– –
–
–
9
1939
42.24
– – –
–
10
1939
42.24%
–
–
11
1939
42.26
–
–
–
–
13
1939
42.25
–
– –
–
Laagste d.wl)
42.20
–
–
–
–
Hoogste d.w
1
)
42.30
–
–
9.60
–
Muntpariteit
48.003
7.371
1.488 13.094
48.52
Data
Stock- Kopen-
Oslo5′
Hel-
Buenos-
Mon-
holm) hagen5)
‘
for!’)
Aires’)
treal’)
7 Nov. 3939
44.90
36.4
2
* 42.82*
3.74
44
168%
8
,,
1939
44.90
36.4
2
*
42.82*
3.72*
44
168%
9
,,
1939
44
.
92
*
3
6.4
2
*
42.8
2
*
3
.7
2
*
44 168
10
1939
4
4
.92* 36.4
2
* 42.82*
3.72*
44
166
11
1939
44.9
2
* 36.4
2
*
42.85
3.72*
43%
164
13
,,
1939
4
4
.9
2
* 36.42*
42.85
3.75
4334
166
Laagste d.w
1
)
44.80
36.30
42.70
3.70
43 163
Hoogste d.w
1
)
45.-
3650
42.92*
3.80
44%
169%
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
5) Noteering te Amsterdam, **) Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t late of 2de No.
van
iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p. IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gid.)
7 Nov.
19391
–
– – –
8
,,
1989
3,91%
2,22
40,15 53,08
9
,,
1939
3,8334
2,18
40,00
53,08
10
1939
3,89
2,21
40,15 53,08
11
1939
–
–
–
–
13
,,
1939
3,93%
2,23% 40,10 53,09
14 Nov.
1938
4,71%
2,63%
40,05
54,04
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%
N. (In tons van 1000 kg.)
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
6-12
Nov.
Sedert
Overeenk.
6-12
Nov. Sedert
Overeenk.
1939
i
–
1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938
1939
I
Jan.
1939
tijdvak
1938
5.593
680.559 1.302.703
–
62.325
7.525
742.884
1.310.228
560
141.918 194.343
–
1.700
–
143.618
194.343
–
11.920
14.377
– –
–
11.920
14.377
Tarwe
………………
2,4 47
567.197
1.060.381
2.852
75.641
81.488
642.838
1.141.869
Rogge
……………….
Boekweit ………………
Gerst
………….. .
2.625
231.335
446.755
–
12.500
22.747
243.835
469.502
MaIs …………
…….
4.250
173.335
198.465
–
2.360 8.462 175.695
206.927
Haver
……………..
Lijnzaad
…………….
2.410
132.270
137.743
4.762
222.560
196.727
354.830 334.470
Lijnkoek ………….1.900
74.538 51.078
–
150
225
74.688 51.303
Tarwemeel ….. ……
–
44.550
49.946
–
5.446
9.810
49.996
59.756
Andere meelsoorten ….
–
19.444
30.752
–
4.912 4.874
24.356
35.626
854
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15
November 1939
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 13 November 1939.
Activa.
Binnenl. Wis- rufdbk.
f
13.696.435,14
sels,1’rom., Bijbnk.
,,
1.140.157,74
enz.indisc.Ag.sch.
,,
2.769.889,09
f
17.806.481,97
Papier o. h. Buiten!.
f
1.575.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,
–
1.575.000,-
Beleeningen
f
173.459.784,46′)
mcl. vrsch.lHfdbk.
B
ij
bnk.
3.652.373,63
in
r
e
k.-crt
.Aff.SCh.
42.712.015,49
op onderp.
f
219.824.173,58
Op Effecten enz.
..
f
218.000.047,291)
OpGoederenenCeel.
,,
1.824.126,29
219.824.173,581)
Voorschotten a. h. Rijk …………..
,,
12.597.984,28
v1unt, Goud ……
f
105.497.605,-
Muntmat., Goud..
,,
953.100.995,17
f
1.058.598.600,17
Munt, Zilver, enz.
,,
11.126.504,11
Muntmat., Zilver..
–
1.069.725.104,28
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds …………………….
,,
43.874.676,90
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
28.529.278,23
Staatd. Nederl. (Wetv. 2715/’32,
S.
No.221)
7.629.955,16
f
Pasiva.
1.405.942.634,40
–
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
4.277.243,54
Bijzondere reserve ………………
,,
7.756.940,37
Pensioenfonds ………………….
,,
11.965.178,79
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
1.133.755.150,-
Bankassignati6n’ in omloop ……….
,,
48.747,72
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f
–
saldo’s: I Anderen
,,
223.451.799,95
223.451.799,95
Diverse rekeningen ………………
,,
4:687.574,03
f
1.405.942.634,40
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
526.790.123,07
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.316.975.300,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..
,,
—
L)
Waarvan aan Nederlandsch-lndie
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatsbiad No.
99)………..
f
60.612.475,-
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.
Goud
-I
1
Andere
Beschikb.
1
Dek-
Data Circulatie
opeischb.i
Metaal-
1
kings
1
Munt
1
Muntrnat.I
1
schuldenl saldo
1
perc.
13 Nov. ‘3911054981
953.101l1.133.7551223.500
1
526.7901
79
6
,,
‘3911054981
998,139
1.114.472
272.115
560
.
720
1
80
21Aug.’3910595Sj1.023.467I
1.011.582
401
.826 _
5
9
0.0
4
91
79
.
9
Totaal
1
1
Schatkist-
1
Belee-
1
Papier
1
Diverse
Data
bedrag
1
promessen
ningen
op het
reke-
_______________
Idisconto_slrechtstreeks
_
_buitenl.
_1ningen’)
13 Nov. 1939
1
17.606
–
1
219.824
1
1.575
28.529
1939
1
17.862
–
1
213.421
1.575
30.178
21 Aug.1939
1
21.297
–
214.812
1.575 11.581
1)
Onder
de activa.
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en INoteerings-I
21
Oct. 1
28 Oct. 30
Oct.) 4 Nov.’39 1
4
Nov.
Landen
I eenheden 1
1939 1 1939
i
Laagste
l
Hoogstel
1939
Alexandrië..
Piast.p..0
9734
97K
97
97
97
Athene
….
Dr. p. Y, 535 535
535
535
53.5
Bangkok….
Sh.p.tieal
–
–
–
–
–
Budapest
..
Pen. p. £
22.-
22.- 22.- 22.- 22.-
BuenosAires’
p. peso p.X
17.15
17.15 16.90
17.40
17.15
Calcutta….
8h. p. rup.
– –
–
–
–
Hongkong
..
Sh. p.
$
1/3
1/3
1/2% 1/3%
1/3
Istanbul
….
Piast.p.0
510 510 510 510 510
Sh. p.
yen
1/2
1/2%
1/2
1/2%
1/2%
Lissabon….
Escu.p..fl
110%
110%
109%
111
110%
Montevideo
.
d. per X
23
23
2131
24
22%
Montreal
..
$
per £
4.45
4.45 4.43
4.47
4.45
Kobe
…….
Rio d.Janeiro
d.per Mil.
3% 3% 3%
3 y
4
3%
Shanghai
..
d. p.
$
4%
5
4%
6
5%
Singapore
..
Sh. p.
$
2
1
1
4%
214%
2/4%
2/4%
2/4%
Valparaiso
9
).
$per Z
90
95 95
110 110
Warschau
..
Z!. p. £
– – –
–
–
‘)Offic. not.
15
laten, gem. not.,welke
imp. hebben
te betalen
15Nov.1938
17.13.
2)90 dg. Vanaf
13 Dec.
1937 laatste
,,export”
noteering.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilf.
.
Data
Metaal
lin
un
Bankingl Disc.and
circulatie
1
Deoartm.
1
Advances jsecurities
8 Nov. 1939
1
1.128
1
528.372
1
51.821
.
1
5.452
1
21.9
2
3
1
,,
1939
1
1.055
1 527.966
1
52.219
5.633
1
22.033
23Aug.19391247.2631508.064
_
38.353
1
5.711
_
24.334
1
OtherDeposits
1
1
Dek-
Data
Gov.
Sec.
I
Public
Depos.
Bankers
kin
g
s
_
1
Other
1
Reserve1
IAccountsl
1
perc.’)
8 Nov ’39
102.246
1
21.26710L859
1
41,477
1
52.7561
32,0
1
,,
’39
105336
1
10540
114.802
1
42.992
53.0891
31,5
23 Aug.’39
1
99.666
22.371
92.132 36.229
1
39.199
26,0
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANKVAN
FRANKRIJK.
Te goed
Wis-
Waarv.I
….elee-
Renteloos
Data
Goud
Zilver) in het
sels
I
op
het 1
ningen
_
voorschot
buitenl.
buitenl.l
la
d.Staat
2Nov.’39I1T’
1.2241
33 58
1
4.306 1
30.473
26 Oct.’39197.266
1.1731
28
~
13.416~
14.934
57
3.912
1
30.4713
l7Aug.’39j97.266
8631
14
9.617
705
1
3.825
30.577
Bons v. d.
t
Diver- t
Rekg.Courant
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
–
Staat
Zelfst.
1
Parti-
a,nort. k.
1
lamort.k.J
culieren
2Nov.’391
5.466
1
5.098
146.592
1
121
1
1.892
114.049
26
Oct.’391
5.466 4.765
144.379
1
107
1
1.896
114.790
17Aug.’39
5.466
3.051
123.135
3.013
2.104 20.538
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Goud
1
An
hè
dere wis-
Data
en
Rentebank- sels,cques
Belee-
dev lezen
scheinen
en schat-
ningen
kistpapier
7 Nov. 1939..
76,6
1
171,8
9.624,7
35,0
31 Oct.
1939..
76,9
1
168,5
9.358,2
34,9
23Aug.1939..
77,0
27,2
8.140,0
– 22,2
Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse ten
Activa
latie
Crt.
Passiva
7 Nov. 1939
1.218,4 11.628,6
10.583,5
1.552,1
–
31 Oct.
1939
1.440,5 11.873,6
10.819,5
1.520,0
–
23 Aug. 1939
‘
982,6
1.380,5 1
8.709,8
1.195,4
454,8
NATIONALE BANK VAN BELGIË (in BeIga’).
c
.
Goud
5
–
Rekg. Crt.
Data
0..,
.
d
.-
711
541
43
819 1 559 1 208 1 142
i9j
2
1
1
26/10.
13.6031
46
1
842
556
1126
142
329
5.3701
1
181
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
1
Wissels
Data
1
Goud-
Other
1
In her-
1
In de
Totaal
bedrag
I
certifi-
‘ash”
2
,
)
disc.
i’.
d.
open
member
i
markt
caten’)
I
banks
I
gekocht
11 Oct.’39
14.734,7
14.725,7
315,2
1
6,5
0,5
4’39
14.705,2
114.696,
2
325,2
_6,7
_0,5
Belegd
F. R.
1
1
Goud-
Algem.
Data
in U.
.
I
Notes
Totaal
i
GestortDek-
Dek-
Gov.Sec.
fl
circu-
1
_
,?’?;
IKapita&l _kings-
1
kings-
latie
1
1
1
perc.3)
i
perc.)
11 Oct.’39 2.764,9
4
.
757
,
8 1
1
2
.88
4
,
3
1
135,6
1
85,3
1
–
4
’39 2.784,9
1
4.732,1
12.916,31
135,5
1
85,2
1
–
%)
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100 op
59.06
cents werd gedevalueerd. 1)
Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis-
Reserve)
Data
Aantal
conto’s
Beleg-
de
1
Totaal
1
Waarvan
leening.1en
gingen
t
.
R.
depo-
time
sito’s
deposits
beleen.
i
banks
i
1 Oct.
‘391
1
8.375
14.125
9.826
32.678
5.236
27
Sep
.’391
1
8.350
14.069
9.794
1
32.524
1
5.233
De posten van De Ned. Bank, de Javasche Bank en de Bank of
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.