8
NOVEMBER 1989
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEî1.
Economi
‘
o
sch
,
-dStatistische
Berl”chten.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÊNEN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
24E JAARGANG
WOENSDAG 8 NOVEMBER 1939
.
No.
1245
COMMISSIE VAN REDACTIE:
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
0
P. Lieftinck; N. J. Polak; J. Tznbergen;
Godurende liet grootste deel vwn de verslagweek w’aron
ii.
M.
H. A. van der Valk; F. cle Vries.
de OfliZett011 op dc wise1rnaik.t miuiiinaad n de koers-
&honinie1ingeu uiterirnate gerdn. ])e Ster.liiigiiotcering
sehoinnielde ‘tussehen 7.52 en 7.53, derhai1ve uiet ver van
JI. F. J. Gooi – Zecrctaris van de Redactie.
de officieeie Guldenenoteeriiig te Loiden. In ht login van
–
deuiieuwe week echter lag liet Peud sterk gedrukt. Dc no-
Redactie-adres: Pieter de
li000hwcq
122, Rotterdam.
tcering daaido tot 7.45 en fwas derhal-ve niet onaanz’ienJijk
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
lager dan de toen te Londen geldende officieele Guideaskoers
van 7.52-58. Voor het eerst sedert geruimen tijd werd
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
dus weer
een noemeaiswaai’,d éeart tussehen ,,binnen”- en
–
,,bu
iten”-noteeiing van de Sterliagvaluta waargenomen.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi- De nteanndng was reeds aan het eind van de vorige week
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
betrekkelijk ongunstig, maar de koers wist ziclh toen nog
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Vrij goed te. handihaiven. Men spreekt weer van versohdr-
pinig der deviezeamaatregelen en dat heeft waarschijnlijk
Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Aan-
opnieuw aanbod uitgelokt. Nog steeds is bet mogelijk, om
sterdam, ‘s-Gra.venhage. Postchèque- en giro-rekening
Engelsehe fondsen te Londen ite verkoopen en het provenu
No. 145192.
te reajiseeren. Ook de beschikking over oude saldi is nog
geheel vrij. Er zijn echter te Londen al meermalen stem-
Abonncmentsprjs voor het weekblad franco p. p. in
men opgegaan om
werkelijk
tot een afdoende deviezejncon-
trôle over te gaan, ‘inclusief blokkade van oude saldi en
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Btatis-
belegiu;gen dus. Voorloopig heeft de Engeisahe regeering
tisch Maandbericht f S,— per jaar. Beide organen samen
daar’voox nog geen ooren, maar er zijn toch houders van
f 20,— per jaar. Buitenland en Kolonièn resp. f 18,—,
in’vestecriageu, die, zoolang de deur nog niet dicht ‘is, van
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona
de gelegenheid tot ontsnappen gebruik willen ‘maken.
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
De overige valuta’s waren ‘zeer kalm, rnt inbegrip van
Beiga’s, waarvan dit keer cie no’teer’ingen nauwelijks zijn
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
veranderd. De Gulden bleef ten aainzien van den Dollar
genieten een reductie op de verdere publicaties,
steeds in •de buurt van het Egali.satieîonds-plafond. Msn
heeft den indruk, dat de in’teiwewbies van dit fonds maar
zeer gering in omvang en fInquentie waren.
INHOUD:
Blz.
1
De termijnmarkt ligt bijna dood, de inateeringon zijn
groatendeels nominaal. De goudmarkt is eveneens vrij
Bouwen in mobilisatietijd door
Dr. ir. II. 0. vanetsekom
820
stil, de prijs was eerder iets lager.
De geldmarkt blijft
i
‘ruim, en de diseontonotecrngen heb-
De handelsolitiek in Nederland door
Prof. Mr. Dr.
G.
ben nog altijd de ‘neerwaartsohe beweging niet beëindigd.
Al. Verrijn Stuart …………………………..
822
.1
De kapitaalmarkt gaf voor inheemsehe obligabiën een
vaste stemming te zien. Verscheidene overwegingen spelen
De aanpassing van het voedselrantsoen aan de moge-
daarbij wellicht een rol. Ensdeeis realiseert men nicih, dat
lijkheden van de bodemproductie in oorlogstijd door
in de eerste oorlogaweken de markt wei zeer veel toekom-
Dr. W. K. H.
Feuilletau cle
Bruyn……………..
825
stige .rantestijgin.g in de koersen heeft verdiseonteerd,
vooral omdat ook reeds, ‘in de periode van spanning daar-
De landbouwerisisdienst en de voedselvoorziening in
vOOr, de koersen gedaald waren. Tenslotte stond de kapi-
oorlogstijd door
Dr. P.
G.
Knibbe …………….
828
taalren’te hier te lande op om en nalbij de 3 pOt., ‘toen alles nog rustig was. En nu zijai wij op eirea 4
pOt. T
Een stijging, relatief veel grooter dan gedurende den hee-
De repatrieering van de Balten uit Esti and en Letland
len vorigen oorlog. Daarbij komt het nog steeds ontbre-
door
Dr. A. Winsemius ……………………..
831
ken van beriehen over een staaitsleening, en d& ervaring
in Dngelamd, dat de markt, voordat daar een leening wordt
AANTEEKENINOEN:
uitgegeven, hard aan het stijgen is. Verschillende obliga-
Uevolgen van de economische politiek in Ierland.., 832 biën staan daar al 5 punten boven liet in het begin van den
oorlog ‘vastgestelde minimunspeil. Men schijnt zich meer
iIAANDOIJFERS:
en meer bewust ‘te worden, dat de Regeerinig bij het hul-
dige rentepeil het sluiten van een vaste ‘leeniag nog zal
Hypotheekrente in Nederland ………………..834
opschorten, en bovendien dat, ‘wanneer op allerlei gebied
ONTVANGEN BOEKEN …………………………834
de prjseontrôle werkt, de Regeering toch moeilijk zal kun-
nec nalaten, deze ook op de kapitaalmarkt toe te passen,
Statistieken:
zoodra zij zelf moet gaan leenen, wanneer althans zonder
pressie niet een ,,redeijke” rente is te bereiken. De kapi- Oroothandelsartikelen ……………………………..836-837
taalgever kan niCh niet op kostprijssitijging beroepen!
Geldkoersen-Wlsselkoersen-Banksiaten ……………..835, 838
820
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
BOUWEN IN MOBILISATIETIJD.
Tot de bedrijven, welke door den heerschenden oor-
logstoestan.d in West-Europa groote moeilijkheden
ondervinden, behoort zeker niet in de laatste plaats
het bouwbedrijf. Niet echter in den zin van zoovele
andere bedrijven, die door de beperking van het in-
ternationale handeisverkeer de vraag naar producten
zagen
afnemen en daardoor in hun afzetmogelijkheid
werden beperkt.
In het bouwbedrijf, en in het bijzonder in den wo-
ningbouw, waarover in dit artikel in het bijzonder
zal worden gehandeld, liggen de moeilijkheden niet
bij den afzet. De vraag naar woningen is door den
oorlogstoestand niet belangrijk verminderd. De moei-
lijkheden liggen bij de productie, die reeds betrek-kelijk spoedig na het intreden van den oorlogstoe-
stand belemmeringen ondervond.
Stiging der rnateriaalp’rijzen.
Slechts enkele dagen, nadat op Zondag 3 Septem-
ber 1939 1de oorlogstoestand tusschen Engeland en
Duitschiand was ingetreden, werden op verschillende
in uitvoering zijnde bouwwerken moeilijkheden on-
dervonden, doordat enkele materialen, welke voor de
voortzetting van den bouw noodig waren, reeds dade-
lijk niet meer te krijgen waren. Natuurlijk kon hier
nog geen sprake zijn van onmiddellijke schaarschte.
Er was slechts uitzicht op stagnatie van den aanvoer
en dit bleek reeds voldoende om hier en daar de
voorraden vast te houden in de hoop op een toekom-
stige prijsstijging.
De prijten van enkele materialen gingen met
sprongen naar boven, in het bijzonder het hout, waar-
van de aanvoer uit Finland over zee zeer onzeker
was geworden, en verschillende metalen. Hierbij
kwam nog, dat de militaire autoriteiten groote voor-raden uit de markt namen, met name van hout, ijzer
en cement, welke materialen op groote schaal noodig
waren voor het aanleggen van versterkingeri.
Het gewone vurenhout steeg van
f
37 tot
f
60 per
betonijzer van
f
9.75 tot
f
13 per 100 kg, lood
van
f
18 tot
f
33 per 100 kg.
Deze cijfers zeggen intusschen op zichzelf slechts
weinig. Voor de beoordeeling van den invloed van
de prijsstijging van een bepaald materiaal op de
bouwkosten van een woning is in de eerste plaats
van belang de hoeveelheid, welke van dit materiaal
per woning noodig is. Of met andere woorden, de
verschillende materialen moeten naar hun gewicht
in den bouw worden beoordeeld.
De stijging der bonwkosten.
De Hoofdinspecteur van de Volkshuisvesting heeft
in No. 10 van het Tijdschrift voor Volkshuisvesting
en Stedebouw van October 1939 cijfers gegeven be-treffende het prijsverloop van het voor de arbeiders-
woning benoodigde bouwmateriaal. Deze cijfers heb-
ben betrekking op een theoretische woning, waarin
de verschillende voor den bouw van een woning ge-
bruikte materialen in een gemiddelde hoeveelheid
aanwezig zijn.
Volgens deze gegevens zijn, om slechts de belang-
rijkste materialen te noemen, de kosten van het hout
van 1 Juli tot 1 October 1939 gestegen van
f
586.07
tot
f
804.66 en die van de steen van
f
292.46 tot
f
328.57.
De totale materiaalkosten van een arbeiderswo-
ning bedroegen op 1 Juli
f
1359.30 en op 1 October
f
1685.36, terwijl de kosten midden 1036 op
f
1086.90
werden gesteld.
Stelt men laatstbedoeld cijfer = 100, dan was het
indexcijfer op 1 Juli 1.1. 125 en op 1 October 155.
Deze cijfers schijnen in hooge mate verontrustend.
Een stijging van de kosten der voor een woning be-
n.00digde materialen met 55 pOt. sedert 1936 zou
ernstige reden tot bezorgdheid kunnen verwekken.
Voor de verschillende materialen afzonderlijk is,
wanneer weer 1936 = 100 wordt gesteld, het index-
cijfer op 1 October 1.1. als volgt: grond 136, steen
1.37, bindmiddelen (kalk, cement, enz.) 132, hout 174,
ijzer 154, lood, zink, sanitair, enz. 149 en glas, verf
en behang 146.
Toch mogen deze cijfers, ook al wijzen deze onweder-
sprekelijk uit, dat de voor een arbeiderswoning be-
noodigde bouwmaterialen in drie jaren tijd met 55
pOt. zijn gestegen, hetgeen overeenkomt met een stij-
ging der totale bouwkosten van wellicht 35 pCt., niet
zonder meer worden gebezigd om daaruit conclusies
voor te nemen maatregelen t.e treffen. Er is nog een
andere omstandigheid, die niet mag worden voorbij-
gezien.
Het punt van vergelijking.
De vraag moet worden gesteld, waarom midden
1936 als punt van vergelijking wordt gekozen en waar-
om de prijs op 1 Juli van dat jaar = 100 wordt ge-
steld. Er is inderdaad aanleiding om dit punt te kie-
zen. Immers heeft kort daarna de devaluatie van
het ruilmiddel plaats gehad, waardoor een ingrijpen-
de verandering in de prijsverhoudingen plaats greep.
De prijs op 1 Juli 1936 kan dus in zekeren zin gel-
den als de laagste prijs, die onder normale omstan-
digheden is tot stand gekomen.
Anderzijds echter kan deze prijs niet als een
normale worden beschouwd, naar welken de volgende
kunnen worden afgemeten. De prijs in 1036 toch was
door allerlei omstandigheden abnormaal laag. Veel-
eer is de prijs gedurende de jaren 1924 tot 1931 als
de normale te beschouwen en kan die van. 1936 als
een crisisprijs worden aangemerkt.
Na de geweldige prijsstijging, die gedurende den
oorlog 1014-1918 en kort daarna heeft plaats ge-
vonden, is omstreeks 1021 een scherpe daling inge-
treden, welke haar einde vond in een periode van tamelijk constante prijzen, die van 1924 tot 1931
heeft geduurd. Het indexcijfer van de stichtingskos-
tea van een woning, vergeleken bij 1914, lag toen op
1.50 iï 1.60.
Gedurende deze periode heerschte in het bouwbe-
drijf vrij algemeen de opvatting, dat een constant
prijzenpeil was bereikt, dat behoudens geringe fluc-
tuaties gedurende een menschenieeftijd wei niet
meer zou veranderen. Voortaan zou men ermede
te rekenen hebben, dat een woning 1.5 h 1.6 maal
zooveel kostte als in 1914. Zulks leverde intus-
schen geen enkel bezwaar op, omdat ook het index-
cijfer van de kosten van levensonderhoud destijds
nog tenminste 1.70 bedroeg. liet geheele kostenpeil
lag hooger dan in 1914 en daarmede vergeleken
waren de bouwkosten en dientengevolge ook de huren
nog aan den lagen kant.
Zoo standvastig achtte men in dien tijd het kosten-
peil, dat op aandrang uit de Tweede Kamer een
Staatscommissie werd ingesteld om te onderzoeken in
hoeverre het gedeelte van de stichtingkosten van de
in den duursten tijd gebouwde woningwetwoningen,
dat het normale peil van die genoemde periode te
boven ging, zou kunnen worden afgeschreven. Nu de
stichtingskosten tot wat men een normaal peil achtte
waren gedaald, meende men, dat een aanmerkelijk
zuiverder toestand zou worden verkregen door het-
geen bepaalde complexen meer gekost hadden af te
schrijven. De Commissie-Vliegen bracht over deze
kwestie een helangwekkend rapport uit, dat intus-
schen geen practische gevolgen heeft gehad. Dit doet
evenwel niet af aan het feit, dat de meerderheid der
Commissie en velen met haar een standvastig kosten-
peil voor de toekomst vrijwel verzekerd achtten.
Ook deze betrekkelijke zekerheid is tenslotte hoogst
wankel gebleken. In September 1931 werd het En-
gelsche Pond losgemaakt van het goud. Verschillende
landen, waaronder de Scandinavische, volgden dit
voorbeeld. Ons land echter bleef vasthouden aan het
goud. Getracht zou worden hier te lande een zelfde daling van het kostenpeil in goud te bereiken als in
de genoemde landen, doch langs den weg van de
8 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
821
rechtstteeksche prijsdaling. liet is niet noodig, thans
op de werking en de gevolgen van deze defiatiepoli-
tiek in te gaan, die tenslotte op de vaste lasten moest
stranden. Eén object echter was er waarbij het doel
van de aanpassing tea volle werd bereikt: de stich-
tingskosten van een woning.
Onmiddellijk na den val van het Pond Sterling
zette in ons land een sterke daling van de prijzen der
bouwmaterialen van buitenlandschon oorsprong in.
T-let hout bijv. daalde tot een prijs, die ver lag bene-
den dien van 1914. Andere materialen werden in deze
daling meegesleept, terwijl ook de bonen der bouw-
vakarbeiders werden verlaagd, éénmaal zelfs hij een
tussohentijdsehe wijziging van het Landelijk Collec-
tief Contract onder drang van de Regeeriug.
Al deze factoren leidden tot een voordien ongeloo-
feljk geachte daling van de bouwkosten van een wo-
ning. Ondanks het feit, dat het loonpeil op een heel
ander niveau was gekomen dan in 1914, waren èn
tengevolge van de fabelachtig lage prijzen van som-
mige materialen èn tenvolge van de rationalisatie
van het bedrijf, de bouwkosten in het begin van 1936
gedaald tot een peil, dat niet hooger was dan 1914,
terwijl de kosten van levensonderhoud zich nog altijd
ruim 30 püt. boven het peil van 1914 bevonden.
1-let is dus niet te veel gezegd, dat het kostenpeil
van het bouwen. in 1936 een abnormaal laag kosten-
peil was, dat niet als basis van vergelijking voor de
toekomst mag dienen. Wil men betrouwbare verge-
lijkingen maken voor een eenigszins langdurige pe-
riode, dan moet men het kostenpeil van, het tijdvak
1924-1931 nemen.
Vergelijking met cle periode 194-1931.
Toen in September 1936 de Gulden van het goud
werd losgemaakt, was daarvan het onvermijdelijke ge-
volg een stijging van de prijzen der buitenlandsche materialen. Aangezien de koersdaling van ons ruil-
middel intusschen lang niet zoover ging, dat de ver-
houding tot het Pond van v66r 1931 werd hersteld,
bleef deze prijsstijging beperkt. Volgens de door den
Hoofdinspecteur van de Volkshuisvesting gepubli-
ceerde gegevens bleef de stijging van de kosten der
gezamenlijke materialen voor een arbeiderswoning
gedurende de periode van September 1936 tot Sep-tember 1939 steeds beneden 30 pOt. Dit beteekent,
dat de totale stichtingskosten van een woning zeker
niet hooger kwamen dan 120 pOt. van 1936.
Thans is opnieuw een stijging van de materialen
van buitenlandschen oorsprong ingetreden. Schakelt
men den invloed van de schaarsehte uit, die begin
September reeds dadelijk tot speculatieve prijsver-
hoogingen leidde, dan ligt de oorzaak van de stijging
voornamelijk in de onzekerheid van den aanvoer en
cle groote moeilijkheden, verbonden aan het transport
over zee. De oorlogsbehoeften van de groote Euro-
peesclie landen hebben voorts een stijging van de we-
i’elclmarktprijzen van verschillen cle materialen ten-
gevolge gehad.
Een cii ander heeft als gezegd geleid tot een stij-ging der totale materiaalkosten voor een arbeiders-
woning tot 155 pOt. vergeleken bij 1914 en 1936, ter-
wijl cle totale bouwkosten op pl.m. 135 pOt. zij.n te
stellen.
Een geheel ander beeld verkrjgt men echter, wan-
neer men het kostenpeil van heden legt naast dat
van de periode 1924-1031. In het
–
reeds genoemde
overzicht, van den Hoofdinspecteur komen uit die
periode slechts de kosten van midden 1930 voor,
welke feitelijk nog beneden het gemiddelde der ge-
noemde periode liggen. De vergelijking geeft dan het
volgende beeld. (Zie tabel bovenaan volgende kolom).
Uit dit overzicht blijkt, dat de materialen, die ge-
heel of grootendeels van inheemschen oorsprong zijn,
nog aanzienlijk beneden het prijzeupeil van 1930
staan. Speciaal hout en ijzer echter zijn belangrijk
daarboven gestegen. De totale materiaalkosten per
‘woning bedragen thans ongeveer evenveel als mid-
Indexcijfer
Materiaal
Kosten
Kosten
October
1939 midden
1930
October
1939 (1930 = 100)
grond …………..
f
50
f
46.13
92
steen
…………..,
385
328.57
85
biu-clnii-ddelcn ………
175
152.15
87
hout ……………..
715
804.65
112
ijzer,
da.
………
..
105
129.50
123
lood, zink, sanitair, enz
160
164.15
11)3
glas, vei’l
cii
behang
,,
60
60.20
100
Totale matcriaalkosten
f 1650
f 1685.36
102
den 1930; het verschil is niet noemenswaard. Zou-
den gemiddelde cijfers voor de geheele periode 1924 —1931 bekend zijn, dan zou de vergelijking voor het
lieden nog gunstiger uitvallen.
Om de totale bouwkosten van een woning te bepa-
len, moet ook de loon.factor’ in aanmerking worden
genomen. De loou.en der bouwvakarbeiders nu zijn thans aanmerkelijk lager dan in 1930. Het contract-
loon van een timmerman of metselaar was in 1930
in de gemeenten van de hoofdklasse 80 cent, terwijl
het thans 66 cent bedraagt. Voor de kleinere gemeen-
ten bestaat een soortgelijke verhouding.
De totale stichtingskosten van een woning liggen
bij een indexcijfer van de materialen van 102 en van
de bonen van 80 A 85 dus thans zeker nog aanmer-
kelijk beneden die van de periode 1924-1931, de
periode, waarop gedurende jaren de verwachtingen
van een blijvend constant kostenpeil gebaseerd waren.
Wat dit betreft is er dus nog wel eenige marge aan-
wezig.
Intusschen moet bij een woning in de eerste plaats
gerekend worden met de rentabiliteit. Een woning
moet een bepaalde huur opbrengen, die door den be-
woner moet worden betaald. Op het oogenblik zijn de
bouwkosten, zooals gezegd, te stellen op ten hoogste
35 püt. boven het zeer lage peil van midden 1936 en
misschien 15 pOt. boven het peil van midden 1939.
Dit beteekent, zoolang zich geen onrustbarende stij-
gingen van den rentevoet voordoen, een huurstijging
tegenover het peil van enkele maanden geleden, die
tusschen 5 en 10 pOt. zal blijven. Deze stijging zal
het Nederlandsche volk zich moeten getroosten.
De taak voor de naaste toekomst.
In de eerstvolgende maanden zal gedaan moeten
wrorden wat mogelijk is om verdere stijgingen zoo-
veel doenlijk te voorkomen. Tijdens den vorigen oor-
log was één van de voornaamste oorzaken van de in-
getreden stijging der bouwkosten het tekort aan ma-
terialen en aan arbeider
–
s en het geaccumuleerde wo-
ningtekort, hetwelk noopte om te bouwen tot elken
prijs. Dit zal thans in ieder geval moeten worden
voorkomen.
Een belangrijke factor hierbij zal zijn, dat de bouw
zooveel mogelijk regelmatig voortgang heeft, opdat
geen tekort kan ontstaan. Anderzijds echter moet ge-
waakt worden tegen een zoo groote bouwbedrijvig-
heid
i
dat een tekort aan bouwmaterialen zou ont-
staan. Een tekort toch leidt onherroepelijk tot prijs-
stijging.
Deze laatste is niet te voorkomen door rantsoenee-
ring. Anders dan de suiker kan men de bouvmateria-
len niet beschikl)aar stellen tot een zeker percentage
van wat iedere aanvrager wenscht. Immers zou dan op
ieder werk te weinig aanwezig zijn en zou men om
een werk te kunnen voltooien – wat toch het nood-
zakelijke einddoel is – de ontbrekende materialen
tegen kettiughandelprijrzen moeten aanschaffen. En
dat is het juist wat voorkomen moet worden.
De rantsoeneering moet, indien zij noodig is, plaats
hebben bij de bouwwerken. Aan enkele materialen zal wel nooit een tekort ontstaan, zoolang ons land
niet daadwerkelijk in den oorlog wordt betrokken,
omdat dleze hier te lande worden geproduceerd van grondstoffen, welke de bodem of de zee van Neder-
land opleveren. Voorbeelden hiervan zijn baksteen,
dakpannen, scheipkalk, enz. Zelfs enkele materialen,
die gedeeltelijk uit het buitenland komen, zijn thans
822
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
volop beschikbaar,. zooals bijv. cement, (fat door
Duitschiand, welk land thans zooveel mogelijk tracht
te exporteeren, onbeperkt wordt geleverd. De
schaarschte zit bij het hout en de metalen.
Regeling der productie.
In het belang van een regeling der productie.
schijnt het noodzakelijk, dat, zoodra een tekort aan
bepaalde materialen dreigt, het in aanbouw brengen
van bouwwerken wordt gerantsooneerd, buy, in dien
zin, dat het verboden wordt een bouwwerk in uitvoe-
ring te brengen, tenzij aangetoond wordt, dat de be-noodigde materialen beschikbaar zijn. De autoriteit,
in wier handen dit zal worden gelegd, zal daartoe
moeten beschikken over een urgentieprogram, waar-
op de in voorbereiding ziSnde bouwwerken in volg-
orde van urgentie zijn gerangschikt. Het bovenaan-
gehaalde overzicht van den Hoofdinspecteur van ‘de
Volkshuisvesting wijst reeds in deze richting.
In de eerste plaats zullen daarop moeten voorko-
men de bouwwerken ten behoeve van de landsverde-
diging. Daarna zullen moeten volgen andere werken, clie van vitaal belang zijn voor de volkshuishouding:
waterkeeringen, fabrieken en opslagplaatsen ten be-
hoeve van de voedselvoorziening in
oorlogstijd,
enz.
Daarna echter zal we] heel spoedig de bouw van
volkswoningen moeten volgen, om’dat deze voor de in-
standhouding van de volkskracht, in het bijzonder in
dezen critieken tijd, van het hoogste belang is.
Door een ordening als hier bedoeld zal in de eer-
ste plaats worden bereikt, dat een ongewenschte
prijsstijging wordt vooricomen, zonder dat daaraan
urgente voorzieningen behoeven te worden opgeof-
ferd, en voorts, dat mocht te eeniger tijd door een
niet te voorziene oorzaak de geheele aanbouw tot stil-
stand komen, de meest urgente werken gereed zijn.
Onder de vele vraagstukken, waarvoor de ingetre-
den oorlogstoestand ons land heeft geplaatst, is dit
zeker niet één van de minst belangrijke. Een voort-
gang van de woning-voorziening tegen betaalbare huren is een groot volksbelang. Reeds nu loopt de
particuliere bouw in ernstige mate terug, doordat
men bvreesd is voor prijsstijging tijdens ‘den bouw.
De aannemers van werken voor den Staat zijn door
een overeenkomst met de Regeering, waardoor deze
85 pOt. van eventueele stijgingen voor haar rekening
neemt, voldoende tegen risico gedekt. Het belang van
de woning-voorziening echter eischt, dat een verdere
stijging zooveel mogelijk wordt voorkomen, omdat de
huren bezwaarlijk een verdere verhooging kunnen
lijden.
Daarom schijnt ordening noodzakelijk. Ordening in
dien zin, dat een overheidsinstantie alle voorgeno-
men bouwplannen bijeenbrengt en slechts toestem-
ming tot uitvoering geeft voor diegene, waarvoor de
benoodigde materialen beschikbaar kunnen worden
gesteld.
Dit zal geen eenvoudig werk zijn. Het groote be-
lang van een voldoende voorziening in de behoefte
aan woningen tegen huren, die door de betrokkenen
kunnen worden betaald, wettigt echter den moei-
zamen arbeid, die voor het volbrengen van deze taak
noodig zal zijn.
Dr. Ir. H. G.
VAN BEUSEKOM
DE HANDELSPOLITIEK IN NEDERLAND.
(De discussie in. de Vereeniging voor de Staathuis-
houdicunde en. de Statistiek.)
Over de problemen van den internationalen han-
del en over de richtlijnen van de hier te lande te
rolgen handelspohittiek is in de op 4 November ji.
gehouden jaarvergadering van de Vereeniging voor
de Staathuishoudkunde levendig en opgewekt gede-
batteerd aan de hand v?n de omvangrijke en gedegen
praeadviezen, waarvan
‘
1
in de drie laatste nummers
van dit weekblad overzichten werdeh gepuhliceerd.
De waarlijk petillante wijze, waaroii de twee bekende
tegenstanders, de praeadviseu r
Dr. Kortenhorst,
voorstander van ,,actieve” hanclelspohtiek, en de vrij-
handelaar
Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta,
wederom
de degens hebben geicruist, was voor de toehoorders
een waar genot.
Deze phase van het debat speelde zich af in deu laten namiddag, en, mochten wellicht sommigen –
zooals dat in dergelijke vergaderingen meer gaat –
bij ‘de veelheid van sprekers en argumenten zekere
vermoeidheidverschijnselen zijn gaan vertoonen en
bij de verwerking van het hun toegediende geeste-
lijice voedsel in het stadium der ,,afnemende meerop-
brengsten” zijn aangeland, zoo werden zij door het
geestrijk duel tussehen twee sprekers, die alleszins
aan elkander gewaagd zijn, zeker volkomen meegeno-
men in cle prikkelende sfeer van een discussie, waar-
in de vonken er aan alle icanten af vlogen. Terecht icon dan ook, wat dit punt betreft, de Voorzitter in
zijn slotwoord den dag dezer vergadering als een
feestdag voor de economie betitelen.
Desiderata van p’raeadviseurs en sprekers.
Komen wij nu echter tot de zaak zelve, waarom het
in deze disenssies ging, zoo moeten wij bekennen, .dat
er, nu wij ons ,,post festum” aan het sohrijven van
dit overzicht zetten, minder reden is om juichtonen
aan te heffen. Immers, de met veel gerucht aangekon-
digde ,,nieuwe” richtlijnen voor onze handelspolitiek
kunnen oolc na het debat van jl. Zaterdag niet na-
laten een gevoel van teleurstelling te wekicen. En
men kan zich moeilijk onttreklcen aan den indruk, dat heel wat geestelijke energie hier te lande thans
in een verkeerde richting wordt aangewend.
ederland is op het gebied der handelspolitielc in
een aangename impasse geraaict. Door groote struc-
tuurveranderingen in de wereld om ons, door een
heftige crisisperiode in de korte golfbeweging der
conjunctuur en door al te lang vasthouden aan een
verkeerden grondslag voor de geldvoorziening zijn
in het laatste decennium zoo aanzienlijke doelen van
ons economisch leven met acuten ondergang bedreigd
geworden, dat Overheidsingrijpen op het gebied van
den i,:nternationalen handel onvermijdelijk was. Nie-
mand ter vergadering van ji. Zaterdag heeft zich in
dezen zin geuit, dat ook in de bewogen jaren, die
achter ons liggen, algeheele Staatsonthouding wen-schelijk zou zijn geweest. Uiteraard is de noodzaak
tot Staatsingrijpen nog versterkt door hot uitbreken
van den oorlog.
Impliceert dit alles nu, ‘dat ook in de toekomst een
toenemende mate van ,,ordening” van den internatio-
nalen ruil in combinatie met een dergelijke ordening
van productie, handel en verkeer in het binnenland
de meest gewenschte gedragslijn moet worden geacht?
Daarover liepen de meeningen evenals vroeger zeer
uiteen. Zooals uit de in dit weekblad opgenomen
overzichten der praeadviezen is gebleken, ging het
betoog van
Dr. De Graaff
in de richting van een wel
niet geheel vrijen internationalen handel, maar dan
toch in een richting, ‘die daar tamelijk wel mee over-
eenicomt. Van de dehaters gaven
Prof. W. C. Mees,
Prof. Josephus Jitta, schrijver dezes en in zekeren
zin ook
Dr. M. D. Dijt
aan een vrij internationaal
ruilverkeer of althans aan een aanmerkelijke mate
van economische vrijheid nog een goede kans.
Aan
Prof. Van Gelder en
staat, gelijk de lezer weet,
een volledige planhuishouding als ideaal voor oogen.
Daarvoor zijn in de vergadering geen stemmen naast
de zijne opgegaan, hetgeen overigens niet zeggen wil,
dat er onder de aanwezigen geen medestanders van
dozen praeadviseur waren. Aan de zijde van den naar
onzen smaak ietwat opportunistischen ordenaar
Dr.
Kortenhorst
schaarde zich, zij het met afwijkende nu-
anceering,
Mr. H. Ll. I-fulshoff Pol.,
terwijl
Prof.
(Joudriaan in
de huidige omstandigheden rondweg
pleit voor een op autaricie gerichte mercantilistische
politiek ter vermeerdering van ons nationaal bezit
en ter verruiming van werkgelegenheid.
Mr. Dr. A.
8 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
823
A. van Rhijn
verdedigde de door
Dr. De Graaf f
van
stel eIioosheid betichte hen delspolitiek der Regee-
ring, clie volgens genoemden spreker in de practijk te
zoeken heeft naar ,,hiliijke compromissen” tusschen
tegenstrijdige belangen en daarvoor z.i. in tal van ge-
vallen op een bevredigende wijze de oplossing heeft
gevonden.
Het is onmogelijk om in het bestek van dit artikel
alle argumenten pro en contra uiteen te zetten. Dat
is trouwens ook niet noodig; de belangstellende lezer
zal deze te zijner tijd kunnen vinden in het gedrukte
steuografische verslag, dat van deze vergadering zal
verschijnen. Wij willen ons daarom tot enkele hoofd-
punten bepalen.
Normen der handels politiek.
De oude vrijhandelsleer ging uit van de gedachte, dat de economische krachten het beste kunnen wor-
den aangewend, wanneer dit geschiedt op grondslag
van de rendabiliteit van het bedrijfsleven. Dit richt-
snoer moge niet steeds ideaal zijn, het is zeer wel
bruikbaar om na te gaan, wat wèl en wat niet gemoL
tiveerd is in de productie van een bepaald volk. Het geeft een zeker houvast, een zekere norm voor dat-
gene, wat economisch verantwoord mag worden ge-
acht. Het compas, waarop men vaart, is de prijsvor-
ming. Erkend wordt – o.a. is daarop door
Prof.
Mees
en ook door schrijver dezes gewezen – dat bij
bepaalde uitwassen op het gebied der
prijsvorming
in
den vorm van dumping tegenmaatregelen tegen zulke
practijken zich zeer wel laten inpassen in een systeem
van vrij handelsverkeer, ja zelfs daarvoor een nood-
zakelijke voorwaarde vormen. Ook al komt men dus niet tot een volstrekt onbeperkte handelsvrijheid, het
beginsel als zoodanig is duidelijk en klaar; het ont-
leent zijn zin hieraan, dat de rendabiliteit een aan-
wijzing geeft ten aanzien van wat in het economische leven, van de producenten verlangd wordt en waar de
grens tusschen economische en niet-economische aan-
wending van productiekrachten is gelegen.
Nu wordt aan dezen vrijen handel met betrekking
tot het verleden alle eer bewezen door hen, die er
thans niet meer van willen weten.
Dr. Kortenhorst
heeft in zijn praeadvies en ook ter vergadering ver-
klaard, dat vroeger, met name in de 19e eeuw, de
economische vrijheid tot groote welvaartsvermeerde-
ring heeft geleid, en ook
Prof. Van Gelderen
was van
meening, dat in de genoemde periode de vrijhandel
zeer wel paste. Destijds toch stonden groote gebieden
ter expansie van den afzet van de Europeesche pro-
ductie open, zooclat tijdelijke terugsiagen spoedig door
een nieuwen impuls gecompenseerd konden worden.
Ook had toen het vaste kapitaal in de productie niet
zoo groote beteekenis als nu; daardoor was èn de
prijsvorming minder blootgesteld aan abnormalitei-ten, die in de practijk op veelszins deloyale concur-
rentie neerkomen, èn de industrie veel beter in staat zich om te schakelen, zoodra daartoe aanleiding be-
stond.
Thans is dat alles anders geworden. De prijsvor-
ming heeft als richtsnoer voor de aanwending van de
productieve krachten gefaald en zij, die daaraan nog
eenige waarde hechten, worden door
Prof. Van Gel-
der en
uitgemaakt voor onverheterlijke optimisten, die
de theorieën van hun grootvaders verkondigen, maar
die in elk geval met hun tijd niet meegaan. Deze tijd eischt dan, volgens dezen praeadviseur, de systema-
tische voorbereiding van een planhuishouding.
Nu is van meer dan één zijde ter vergadering, t.w.
door
Dr. Dijt,
door
Prof. ,Jitta
en door schrijver dezes,
aan hen, die, gelijk
Prof. Van Gelderen op
zeer prin-
cipieele wijze eu gelijk
Dr. Kortenhorst
met een zekere
dosis opportunisme doen, den vrijhandel afwijzen, de
pertinente vraag gesteld, welke .ormen zij dan in de
plaats van de rendabiliteit van
t
het bedrijfsleven – tea
grondslag willen leggen aan de door hen aanbevolen
politiek van ,,geordenden ruil”.
lIet antwoord luidt verschillend.
Prof. Van Gelde-
ren
verwees in dit verband naar punt 3 van de aan
het slot van zijn praeadvies opgenomen ,,Directieven
voor Nederland”, luidende als volgt:
,,Stelselrnatige versterking en uitbreiding van het Ne-
derla.ndsohe productie-apparaat, zoowel agrarisch als in-
dustrieel, dient het centrale doelwit van ailen economisohen
arbeid te zijn. Dit zal slechts op doelnimutige wijze kunnen
geschieden ‘door planmatig onderzoek en het verder uit-
wei-ken van de leidinggevende en ordenende -taak •der
overheid.”
Er zal dus een plan… . moeten komen. Hier stokt cle lezer van het praeadvies even en de hoorder ter
vergadering opent met eenige verbazing den mond.
Er is geen plan, het is – de praeadviseur haalde zelf
een suggestieven titel van een artikel in The Econo-
mist aan – momenteel zon gesteld, dat wij moeten
verklaren. ,,An Economie Policy Wanted”. Oftewel:
de systematiek, die voor ,,ordening” toch noodig va-
re, heeft tot dusverre ontbroken en iets beters kun-
nen de voorstanders van een planhuishouding voor-
loopig nog niet aanbieden. Zij verwijzen naar onder-zoekingen, die nog zullen moeten plaats vinden. Wij
meenen niet te veel te zeggen, als wij beweren, dat
dit alles rijkelijk vaag klinkt en bitter weinig ver-
trouwen inboezemt.
Ook de negatieve zijde van het betoog, de afwijzing
van den vrjhandel, is niet sterk. Als men de vaste
lasten op den keper beziet, blijken zij, zooals
Dr. De
Graaf f
uiteenzette, veelal weinig belangrijk. En wat
de expansie betreft, waarop de 19de eeuw zou heb-ben gedreven, deze is thans inderdaad in den ouden
vorm niet meer mogelijk. Maar wel bestaat in het
leven van practisch elk volk ‘een enorme reeks van
onbevredigde behoeften, die slechts op bevrediging
wachten, zoodra het mogelijk zal blijken om op goed-
Icoope wijze consumptiegoederen te produceeren. Daar-
door zijn in den loop van de laatste decennia tal van
nieuwe industrietakken ontstaan. Kuustzijde, gloni-
lampen, radio, automobielen, straks vliegtuigen, om
van vroegere consumptieverruiming in den vorm van
hijv. het rijwiel hier te lande niet te spreken, bieden
even zoovele voorbeelden van een volkomen vreedzame
expansie van de productie, waarvoor toch waarlijk
niet in alle gevallen overzeesche agrarische en grond-
stoffenlanden noodig zijn.
Ook de bestrijding, die het in- en uitvoerargument
ter vergadering heeft gevonden, o.a. bij
Mr. Van Rhijn
en
Prof. Goudriaan,,
komt ons verre van sterk voor.
Dit argument zegt niets meer en niets minder, dan
dat een land behoudens credietverleening niet meer
goederen en diensten van het buitenland kan koopen
dan het zelf kan verkoopeia, en dat het omgekeerd, als
het wil verkoopen, bereid zal moeten zijn om de
tegenwaarde daarvan nu of later van het buitenland
in ontvangst te nemen in den vorm van goederen en
diensten.. Dat was vroeger zoo en dat is ook nu nog
het geval.
Terecht heeft
Dr. Diii
gewezen op den plicht der
crediteurenstaten oni rente en aflossing op aan den
vreemde verstrekte credieten in den vorm van goe-
deren in ontvangst te nemen; willen zij dat niet, dan
zullen zij wellicht met goud worden overstroomd,
waaraan zij niets hebben, en dan zal tenslotte een
,,keiharde” saneering van bestaande schulden onver-
mijdelijk zijn in den vorm van drastische afschrijviug.
Het argument van
Mr. Van Rhijn,
dat bij be-
lemmering van den invoer van bepaalde goederen,
bijv. van eindfabrikaten, slechts de samenstelling,
niet het bedrag van den invoer zal verminderen (bijv.
omdat er nu in plaats van eindfahrikaten meer ma-
chines ingevoerd zullen worden), is al meermalen
weerlegd, o.a. door den ouden Pierson, die er terecht
op w’ees, dat kapitaalgoederen per saldo een mindere
waarde moeten vertegenwoordigen dan de daaruit
door toevoeging van menscleljke arbeidsprestaties
verkregen finaalgoedercn. Hoe men de zaak ook
wendt of keert, mian het’ verband tusschen in- en uit-
voer ontkomt men niet.
824
ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN
8 November 1939
Maar, aldus dan verder
Prof. Van Gelderen
tot de vrijhandelaars, ik bied u een plan (lees: ik zal, als ik
mijn zin krijg, een aantal lieden aan de studie zetten.
om
een plan te maken), en gij hebt er geen. Inder-
daad, de vrijhandelaar heeft geen ander ,,plan” noo-
dig, dan dat de Staat hem een redelijke mate van
rechtszekerheid verschaft, dat er goede verkeersmid-
delen zijn, dat het geidwezen stabiel blijft en dat de
nationale veiligheid is gewaarborgd.
Binnen dit kader verlaat hij zich op de particuliere
energie. Het kan zijn, dat in bepaalde tijden deze
energie een weinig moet worden aangewakkerd; dan
komen wij in de sfeer van de ,,opvoeding”, die ons
sinds Friedrich List goed bekend is en die de vrijhan-
delaren niet uit beginsel behoeven te mijden, al zullen
zij de gevaren van deze opvoeding wellicht eerder dan anderen onderkenuen. Het kan voorts zijn, dat
door acute structuurveranderingen bepaalde groepen
der bevolking tijdelijk gesteund moeten worden om
den overgang naar een anderen toestand in sociaal
opzicht minder pijnlijk te maken. Maar overigens
hebben de ,,onverbeterlijke optimisten” aan een plan
weinig behoefte, en zeker niet aan een plan, dat nog
gemaakt moet worden en waarvoor de richtlijnen na
het overboord zetten van liet beginsel der rendabili-
teit niet worden aangegeven. Als de vrijhandelaren
een ,,plan” begeeren, dan is het er een om op syste-
matische wijze de verschi]lende belemmeringen van
den handel en van het bedrijfsleven af te breken en
om de algemeene voorwaarden voor een gezond be-
drijfsleven (rechtszekerheid, stabiel geld, e.d.) zoo
goed mogelijk te waarborgen. In deze richting gaan,
als wij hem goed interpreteeren, ook de ,,plannen”
van den praeadviseur
Dr. De Graaf f;
met planhuis-
houding hebben zij niets gemeen.
Veel minder ver dan
Prof. Van Gelderen
gaat
Dr.
Kortenhorst,
al is er, naar o.i. terecht door
Prof.
Jitta
werd opgemerkt, wel eenige kans, dat deze
praeadviseur tenslotte – en dan wellicht tot zijn
eigen displeizier – in het schuitje der volledige plan-
huishouding zal belanden. Voorshands echter wil
Dr.
Kortenhorst
daarvan niets weten. Gevraagd naar de
normen van de door hem begeerde handelspolitiek,
antwoordde hij, dat hij als eenig richtsnoer erkent
het
,,bon.uni commune”;
dat is – hij moest het zelf
toegeven – ietwat vaag, maar het geeft hem blijk-
baar houvast genoeg.
Doch hoe dan binnen dit zeer algemeene kader na-
der te handelen? Daar gaat
Dr. Korten.horst
een heel
eind in de door ons als juist beschouwde richting; hij geeft uitdrukkelijk toe, dat cle rendabiliteit het richt-snoer van de productie moet blijven. Het particuliere
initiat.ief moet prevaleeren boven de Staatshulp; deze
laatste moet worden beheerscht door het z.g. subsi-
diariteitsbeginsel, d.w.z. de Staat moet slechts optre-den, indien en vôor zoover particulieren zich niet bij
machte vertoonen liet ,,bonum commune” op bevre-
digencie wijze te behartigen.
Levert dit nu de voor de toekomst geweiischte
norm? Het moet, dunkt ons, worden betwijfeld. In
de huidige, tamelijk chaotische toestanden is Staats-
interventie – wij merkten het reeds hierboven op –
onvermijdelijk.
Dr. Kortenhorst
aanvaardt nu de poli-
tiek, die hier in Nederland gevolgd is, voorloopig als
werkbasis, doch acht den tijd voor het opstellen van
een nieuwe theorie van den internationalen handel,
die in de plaats van de vrijhandelsleer zou kunnen
treden, nog niet rijp; onze ervaring is nog te gering en te kort van duur.
Nu hebben wij den indruk, dat deze nieuwe theorie
lang op zich zal laten wachten. Wat toch is de moei-
lijk-lieid, waarvoor degeen, die haar wil opstellen, zich
geplaatst ziet? Wanneer men, zooals dat bij
Dr. Kor-
tenhorst
het geval is, een zekere, zij het niet onbe-
perkte bescherming van de binnenlandsche markt ge-
weuscht acht tot het behoud van de rendabiliteit van
liet bedrijfsleven, zoo ontkomt men er niet aan, of er
zullen meer of minder aanzienlijke stukken van dit
bedrijfsleven zijn,
die slechts danld zij de bescherming
rendabel zuilen zijn.
En dan staat men terstond voor
de vraag, welke bedrijven de Overheid wèl en welke
zij niet voor dit soort van ren dabiliteit in aanmer-
king zal doen komen; zij kan dan wel zeggen, dat
dit dan maar volgens het criterium der prijsvorming
op de binnenlandsche markt moet worden uitgemaakt,
maar deze prijsvorming is in zulke gevallen zelve
afhankelijk van het optreden van de Overheid, zoo-
dat deze laatste in een kringetje ronddraait, als zij
de oplossing van dit vraagstuk zoekt.
Daarom wordt, naar het ons wil voorkomen, de
essentieele vraag, waarom het in dezen gaat, ook door
Dr. Kort en.horst
niet beantwoord.
Con.tingenteerin.g en int oerrechten.
Het spreekt wel vanzelf, dat behalve het vraagstuk
van de normen der handelspolitiek nog een menigte
andere problemen op de vergadering zijn ter sprake
gekomen. Zoo bestreed bijv.
Mr. Van Rhijn
de een-
zijdige voorliefde van
Prof. Van Gelderen
tenaanzien
van de contingenteering als middel tot belemmering,
c.q. regeling van den invoer; hij achtte invoerrech-
ten in bepaalde omstandigheden een deugdelijk mid-
del naast of in plaats van contingenteeringen. Nog
verder ging in dit opzicht
Mr. Hulshoff Pol,
die van
contingenteeringen wegens het daaruit voortvloeien-
de gevaar van verstarring niets moest hebben en veel
meer gevoelde voor een systeem van telkens plaats-vindende wijzigingen van het tarief van invoerrech-
ten. Dit laatste denkbeeld werd als zijnde volkomen
onpractisch verworpen door
Prof. Van Gelderen,
die
tegenover het betoog van
Mr. Van Rhijn
mede een
beroep deed op de gunstige ervaringen, welke men in
Indië met de contingenteeringen heeft opgedaan. Voo.r deze en andere vragen moeten wij verwijzen
naar het verslag, dat later gepubliceerd zal worden.
Bankpolitielc.
Tenslotte melden wij’ nog, dat een passage uit het
praeadvies van
Dr. De Graaff,
die de banken hier te lande in verband met haar houding ten opzichte van
den kapitaalexport aan hartige critiek had onderwor-
pen, bestrijding vond bij den heer
A. A. van Sandicic,
Mr. H. F. van Leeuwen, Prof. Goudriaan en schrij-
ver dezes. Deze kwestie vormt een onderwerp op zich-
zelf, waarop wij de volgende week nog in een kort
artikeltje hopen terug te komen.
Het bovenstaande moge toonen, dat er nog heel wat
open vragen zijn gebleven, waarover het laatste woord
nog niet is gezegd. Terecht kon dan ook de Voorzit-
ter, de heer
Th. Ligthart,
in zijn slotwoord opmer-
ken, dat de haudelspolitiek, die nu voor de derde
maal in de Vereeniging is behandeld, een onderwerp
vormt, waarover de discussie niet tot stilstand komt,
en dat er niets geen bezwaar tegen zal zijn om over
een jaar of tien dit probleem – laat ons hopen, dat
het dan onder meer vreedzame omstandigheden kan
worden besproken dan thans – nognaals aan de
orde te stellen.
Tenslotte, de sfeer van het internationale handels-
leven is thans in het teeken van bruut geweld ge-
plaatst; de gevoelens van haat en naijver laaien hoog
op en het schijnt wel, dat wij verder dan ooit verw
–
ij-
derd zijn van het oude vrijhandelsideaal van ,,Peaee
and Goodwill Amongst Nations”. In deze sombere
tijden zal het degenen, die de vergadering van jl. Za-
terdag hebben bijgewoond, aangenaam hebben getrof-
f en, dat men hier te lande ook over vragen, waarover
heftig meeningverschil bestaat, kan debatteeren met
groote scherpte en dat men toch na afloop daarvan
kan uiteesigaan in een stemming, niet van verbitterd-
heicl, maar van onderlinge waardeering en zelfs van
vriendschap. Zoolang dit mogelijk blijft, zal bij alle
verscheidenheid van nieeningen en standpunten niet-
temin een vruchtbare samenwerking in het belang
van de economische wetenschap en van de practische
economische politiek verwezenlijkt kunnen worden.
G. M. V. S.
8 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
825
DE AANPASSING VAN HET VOEDSEL-
RANTSOEN AAN DE MOGELIJKHEDEN
VAN DE BODEMPRODUCTIE IN
OÖRLOGSTIJD.
In een vorig artikel
1)
is vastgesteld, aan welke
theoretische
normen het voedselrantsoen moest voi-
doen. Het is echter geenszins onverschillig, in
welk en
vorm
van voedsel de noodzakelijk geachte hoeveel-
heden eiwit, vet, koolhydraten en vitaminen in het
oorlogsrantsoen worden verstrekt. Alen zal verplicht
zijn zich daarbij zooveel mogelijk aan te passen aan
de voedingsgewoonten van de bevolking.
Nu hebben weliswaar van jaar tot jaar vrij be-
langrijke verschuivingen plaats in de consumptiecij-fers, die voortspruiten uit de veranderingen in koop-
kracht, de voortdurend wisselende prijszetting, enz.
Maar zij blijven toch van beperkten omvang.
De prac-
lijk
heeft
echte?’ geleerd, dat het zeer moeilijk is,
ons in de voedingsgewoonten van een volk op korten
termijn ingrijpende veranderingen te brengen.
Dergelijke verschuivingen van beperkten omvang
hebben bijv. plaats gehad in het margarineverbruik,
dat in 1932 per hoofd in Nederland 14.7 kg bedroeg
en in 1936 11.4 kg, een zeer belangrijke daling van
ongeveer 22.5 procent, die voor een groot deel aan
de verminderde koopkracht der arbeidersbevolking
moet worden toegeschreven. Sterke schommelingen
van jaar tot jaar vertoont het rund- en kalfsvleesch-
verbruik. Van 19.3 kg in 1929 daalt dit eerst tot 15.8
kg in 1931 om dan weer te stijgen tot 19.6 kg in 1933,
wederom te dalen op 16.9 in 1934, weder te stijgen
op 18.9 kg in 1935 en tenslotte weder te dalen op;
14.3 kg in 1937. Hier zijn het vooral de prijsschom-
melingen en de crisismaatregelen ten aanzien van
den veestapel, die hun invloed hebben doen gelden. Daarnaast wijken de voedingsgewoonten der ver-
schillende volken sterk van elkander af en het is
daarom niet gewenscht om oorlogsrantsoenen, die
in het buitenland goed hebben voldaan, klakkeloos:
voor Nederland over te nemen.
Die soms zeer belangrijke verschillen in voedings-
gewoonten blijken voldoende uit onderstaand staatje
en het is wel duidelijk, dat een voedselrantsoen, dat
aangepast is aan de bestaande voedingsgewoonten van
het Italiaansche of het Engelsche volk, niet kan worden
overgenomen zonder dat daar ernstige economische,
en sociale moeilijkheden uit zouden voortspruiten:
Zoo rees onlangs in het Zwitsersche kanton Tessino,,
waar veel rijst gegeten wordt, maar bijna geen haver-
‘lokken, scherp verzet tegen het veel te kleine rijst-
rantsoen van 250 gram in de maand en het veel te
groote rantsoen havervlokken, dat uniform voor heel
Zwitserland was vastgesteld. Ook bij ons kan het
gewenscht zijn om het rantsoen aan dergelijke locale
verschillen in voedingsgewoonten aan te passen.
Verbruik per hoofd der hevolki.ng en per jaar in
verschillende landen.
Italië- Engel. Duitschi. Nederland
gernidd. gemidd.
1936 1935-36 1934
2
36
1936
Tarwe ……kg
118.6 89.3
– 109.5
(mci.
verbr.
v.
vee)
Alle granen. kg
149.9 95.4 113.-
Aardappelen kg
29.6 98.8 190.- 115.2
(mci.
verbr. v. vee)
Groenten en
vruchten kg
91.1 106._ 81.4 –
Suiker ……kg
6.7 41.8 21.5 25.6
Koffie ……kg
0.6
0.3
2.3 374
Vleesch
kg
16.1 63.- 52.8 16.3
1zond. varkensvi.)
Visch ……kg
5.6 21.- 10.6 –
Kaas ……kg
4.3
4.3
5.6 7.8
Boter ……kg
1.1 11.5
7.5 5.6
Eieren ……kg
6.6
9.5
6.7 8.2
Cons. melk
Ir
32.8 88.6 122._ 120
a
150
Wijn……..Ir
100.4
1.4
7.4 0.95
Intusschen dient hij de bestudeering van boven-
staanden staat, die voor wat Nederland betreft aan
1)
,,Het voedseiraintsoen in oorlogstijd” in 1. -S.B. van
1
November jl., blz.
806.
de ,,Jaarcijfers van Nederland” is ontleend, rekening
te worden gehouden met het feit, dat de verbruiks-
cijfers voor Nederland niet volledig bekend zijn. Wel
geven zij een algemeen beeld van de voedingsgewoon-
ten van ons volk. Maar moeilijkheden geeft vooral
het niet bekende totale verbruik aan alle soorten
vleesch (want alleen dat van rund- en kalfsvleesch is
bekend) en van het verbruik van visch. Ook het reu-
zelverbruik is niet bekend, terwijl in het tarwe- en aardappelverbruik ook het verbruik van het vee is
begrepen.
De verbruiksstatistiek biedt dus geen vol-
doende houvast voor het vaststellen van het oorlogs-
rantsoen en het is noodig om zich rekenschap te
geven van de verschuivingen in het voedselverbruik,
die tijdens de oorlogsjaren mogelijk zijn gebleken.
De verschuivingen in de voedselgewoonten in Ne-
derlancl tijdens de oorlogsjaren 1914-1918.
Door den nood gedrongen hebben tijdens den oorlog
1914-’18 in bijna alle landen min of meer belangrijke
verschuivingen plaats gehad in het voedseiverbruik.
Daarbij volgde men uit den aard der zaak de lijn
van den minsten socialen weerstand, waarbij men
gewoonlijk experimenteel en maar in enkele gevallen
systematisch te werk ging. Zoo hebben ook in ons land
belangrijke verschuivingen plaats gehad tijdens de
oorlogsjaren. Voor het vaststellen van een voedsel-
rantsoen, zijn deze experimenteel mogelijk gebleken
verschuivingen van practische beteekenis.
Een beeld van den teruggang van het voedselver-
bruik in de oorlogsjaren krijgt men uit den volgen-
den staat.
Consumptie per hoofd der bevoildug van eenige voedings-
en genotmiddelen
2).
Artikel Eenheid
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1923
Tarwe
hi
1.56
1.36 1.84 1.80 0.84 0.60
1.49
Rijst……kg
14.03
6.48 6.66 7.27 7.70
1
11.03
Aardappel hi.
3.46
3.67 4.16 3.64 5.81
6.34
2.89
Koffie …. kg
5.78
6.35 4.32 4.36 2.96 1.16
6.09
Thee……kg
0.89
0.95 0.99 0.76 0.82 0.07
1.80
Suiker… kg
16.24 16.05 16.66 19.00 21.08 25.92 25.07
Bier ……lr
28.89 27.77 27.59 26.84 19.- 10.77 25.80
Gedistill ir
5.23 5.57 4.51 4.75 4.89 3.23 2.43
Vleesch (z.
varkensvl.) kg
15.21 15.91 18.20 17.50 26.9 14.60 19.37
Boter .. kg –
6.28 5.60 5.40 5.30 7.34 6.3
(192 1_’25)
Kaas
kg
–
– – 4.48 5.10 5.75 6.3
(192 1_’25)
Margarine kg
3
3)
– – – 4.80 2.70 7
•
_
3
Tabak
kg
3.14
2.96 2.07 2,47 2.99 1.33
3.12
Bij de bestudeering van dit staatje moet er reke-
ning mede worden gehouden, dat de hooge verbruik-s-
cijfers van tarwe en aardappelen in 1915 voortsprui-
ten uit het feit, dat hierin ook het verbruik van het
vee is begrepen. Het tarweverbruikscijfer is echter in
1918 tot op % van dat van 1915 gedaald. Maar in
1918 werd alle tarwe als broodgraan verbruikt en in
dit cijfer is dus geen veevoederverbruik meer begre-
pen. Het broodrantsoen daalde toen tot 200 gram per
dag. Voorts is het aardappelenverbruikscijfer 1% maal
zoo groot geworden, terwijl het verbruik aan suiker
met 60 pCt. is toegenomen. Hoewel het vee ook met
aardappelen is gevoerd in 1918, is toch ook het aard-
appelrantsoen der meuschelijke consumptie belangrijk
gestegen.
Een zegen voor de volksgezondheid is het sterk verminderde verbruik van alcohol, dat ook na den
oorlog verder belangrijk is gedaald.
Omtrent de vermindering van het vetgebruik valt
niets met zekerheid te zeggen, daar het verbruik aan
reuzel niet bekend is.
Ditzelfde geldt ook voor de vermindering van het
Samengesteld naar tabel 4B van ,,De Nederlaudsehe
Volkshuiahoud-ing
1914-1918″.
De Nederlandsdhe Conjunc-
tuur
1939
No.
3
en H. W. Methorst in ,,The Netherlauds
in -the world War Dl. II p.
333.
C. J. P. Zaalberg. The Manufauturing Industry p. 100
in ,,T-he Netherlands -in fAse world War”, Dl. II.
826
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
verbruik van varkensvieesch en spek, omdat omtrent
het verbruik van varkensvieesch weinig bekend is.
In 1917 werd liet varken.svleesch gerantsoeneerd naar
rato van 2 varkens a 100 kg voor 1000 inwoners eener
gemeente, wat neerkomt op 130 kg vleesch en 30 kg
vet per week voor 1000 personen, dus op 19 gram
vleesch en 4.3 gram vet per dag en per hoofd. Maar
de slagers zelf moesten toen al
f
1.85 per kg slacht-gewicht betalen en het indexcijfer voor den prijs van
varkensvleesch steeg van 108 in 1913 (1901—’10 =
100) op niet minder dan 415 in 1919
4)
en velen kon-den geen varkensvieesch koopen.
Voorts kan een vermeerdering van liet verbruik
van zuivelproducten in oorlogstijd, in het bijzonder
van boter en kaas, geconstateerd worden. Door de om-
standigheden gedwongen ziet men in Nederland in de
voedselvoorziening der laatste oorlogsjaren dezelfd
tendenzen zich ontwikkelen als in Denèmarken, ni.
liet afsiachten van de varkens, de vermeerdering van
liet aardappelgebruik en het terugvallen op het melk-
vee voor de vet- en eiwitvoorziening. Maar in Dene-
marken deed men dit doelbewust, volgens een tevoren
uitgestippeld plan, terwijl men zich in Nederland liet
leiden door den loop der dingen.
Van groote heteekenis is echter, dat ook hij ons is
gebleken, dat deze verschuiving, tegen de normale
voedingsgewoonten in, mogelijk is gebleken.
De voorbereiding en uitvoering van nooclzakel?:jk
geworden v eranderin gen in de voedingsgewoonten.
Imikrimping van het broodrantsoen zal men kunnen
compenseeren door een grooter verbruik van aard-
appelen en groenten, dus door over te gaan tot één
broodmaaltijd en twee warme maaltijden. Maar dan
zal men ook moeten zorgen voor meer groenten, vet
en vleesch of visch, omdat men nu eenmaal de bevol-
king moeilijk kan dwingen vele maanden lang één
maaltijd van uitsluitend aardappelen te consumeeren.
Er bestaat dus een zelc ere samenhang tusschen de
voedingsmiddelen van een rantsoen, die men bij de
samenstelling daarvan niet kan verwaarloozen, zon-
der ernstige sociale wrijvingen te veroorzaken.
Evenmin is het mogelijk, om in oorlogstijd een
meerder verbruik van bijv. schapenvleesch, visch en
mosselen te decreteeren. Wel is misschien eenig suc-ces te verwachten van een zorgvuldige voorbereiding
in vredestijd tot meerder verbruik van die voedings-
middelen. Dit kost echter veel tijd. Zoo wist men het vischverbruik per hoofd in Duitsch land op te voeren
van 10.2 kg in 1934 tot 13.7 kg in 1937, dus met on-
veer 210.000 ton per jaar. Maar dit heeft men alleen
kunnen bereiken door een intensieve reclamecam-
pagne, een vermeerderden aanmaak van vischfilet, het
laaghouden van de vischprijzen, het in goede condi-
tie houden van de visch en vooral door liet geven van
gratis openbare cursussen in koken en bakken van
visch, het maken van vischgerechten en vischsausen.
Door een actie met steun van de Regeering, daar
het visscherijbedrijf de kosten eener reclamecam-pagne moeilijk kan dragen, zou men het visch- en
mosselengebruik in Nederland kunnen stimuleeren.
Daardoor zou de binnenlandsche afzetmarkt voor onze
visscherij in vredestijd ook vermoedelijk niet onbe-
langrijk kunnen worden vergroot.
Zou eenzelfde resultaat als îu Duitsehiand worden
bereikt, dan zou dit neerkomen op een grootere afzet-
mogelijkheid van 3.5 kg per hoofd of 31.000 ton per
jaar aan visscherjprodueten op de Nederlandsche
markt ).
Dr. F. E. Post&humna.. Food Supply and Agrieulture p.
261.
The Netherlands in the World war, Dl. II.
H. W. Methorst. The Netherlands in the World war,
Dl.
II p. 310.
In liet tijdvak
1929-1938
bedroeg de ma.xirnumop-
brengst van de zeevisseherij in 1937 147.700
ton, terwijl de
minimumopbrcngst in
1933 83.000
ton heeft bedragen. De grootste opbrengst in
1931
van de kustvissoherij bedroeg
Toch kan men in oorlogstijd van een dergelijke actie
alleen voor de volksvoeding profijt trekken, als er
voldoende vetten en oliën beschikbaar zijn voor de
bereiding van de vischgerechten en sausen.
De calculatie van het voedselrantsoen.
Een volledige calculatie van het voedselrantsoen,
de daaruit voortvloeiende teeltregelingen, de toewij-
zing van de hoeveelheden van voeder enz., die bij het
opstellen van een voedselvoorzieningsplan noodig zijn,
is aan de hand der gepubliceerde gegevens niet moge-lijk. Wel beschikt
de Regeering
thans over juiste ge-
gevens omtrent de voorraden voedsel en veevoeder
enz., die in ons land beschikbaar zijn.
Zij
heeft
deze
cijfers echter niet gepubliceerd.
Publicatie van die
gegevens is in verband met de economische inlichtin-
gendiensten van alle oorlogvoerende landen, die in
ons land werkzaam zijn, thans ook niet gewenscht.
Zelfs is het noodzakelijk, dat maatregelen worden ge-
troffen, dat deze cijfers niet door onvoorzichtigheid uitlekken. Het ondervolgende moge tot verduidelij-
king strekken van deze meening.
Generaal Bosboom, die tot eind 1917 Minister van
Oorlog was, beklaagt er zich over, dat niet voldoende
gebruik werd gemaakt van het weigeren van uit-
voerconsenten van vee en zuivelproducten om Duitsch-
land te dwingen de gecontracteerde hewapeningsleve-
ranties na te komen. Aanvankelijk zag men het nut
daarvan nog niet voldoende in. . De Duitschers dach-
ten daar anders over. De toenmalige Duitsche consul-
generaal in ons land, Gneist., bleek steeds op een
verbijsterend juiste wijze op de hoogte te zijn van
wat er in ons land aanwezig of noodig was aan ver-
schille.nde goederen. Pas in Mei 1916 werd een spe-
ciale consulaire ambtenaar bij ons gezantschap te
Berlijn geplaatst, teneinde ons de gegevens te ver-
strekken, die wij voor onze economische verdediging
noodig hadden. Economische tegendruk werd door
ons togen ,,economic pressure” van Duitsche zijde
toentertijd onder meer uitgeoefend door het beletten
van den uitvoer van hooi, paarden, kaas, boter, enz.
8).
Kan het dus geen twijfel lijden, dat publicatie van
die cijfers en het blootleggen van onzen economischen
toestand in verband met de werkzaamheid van bui-
tenlandsche inlichtingendiensten ongewenscht zijn, zoo
is hieraan toch ook een zeer groot gevaar verbonden.
Opbouwende criti ek op Regeeringsmaatregelen
wordt hierdoor onmogelijk gemaakt. De ervaringen, die wij met de gedirigeerde economie in de oorlogs-
jaren hebben opgedaan, hebben ons echter geleerd, dat
het maken van erustige misrekeningen en fouten
(zooals trouwens bij iedere gedirigeerde economie liet
geval is) onvermijdelijk is. Men kan echter liet ma-
ken van die fouten zooveel mogelijk tegengaan door
het benoemen van adviseerende raden van personen
uit het bedrijfsleven. Bepalingen zullen dan moeten worden gemaakt, dat deze raden niet tot dien utatus van ornament kunnen worden gedegradeerd, terwijl
tegen ambtenaren, die zich aan ernstige fouten heb-ben schuldig gemaakt en tegen die adviezen in heb-
ben gehandeld, scherpe tuchtmaatregelen dienen te
worden getroffen.
Autarlcische voedselvoorziening en prijsstijgingen.
De oorlogservaring van 1914-1918 heeft ons ge-
leerd, dat de prijzen van voedsel en grondstoffen,
die uit het buitenland moeten worden ingevoerd, aan-
zienlijk hooger stijgen, dan die, welke hinnens-
lands geproduceerd worden. Zoo waren de maximum-
indexcijfers, die in Nederland in de jaren 1914-1921
bereikt werden voor boter en melk, 239 in 1919 (1900
—1910 = 100); voor kaas 266 in 1921; voor erwten
303 in 1916; voor aardappelen 282 in 1921; voor tar-
we 338 in 1919; voor suiker 219 in 1920. Het index-
128.400
ton, de kIeinst opbrengst in
1933 100.200
ten. De
maximumexport heeft in de laatste vijf jaren
149.600
ton
bedragen in
1938,
de rnin.imumexpor’t
124.600
ton in
1935.
8)
N. Bosboom. In moeilijke omstandigheden,
p. 107
en volgende.
8 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
827
cijfer voor maIs steeg echter op 368 (in 1018), dat
van gerstop 580 (in 1920), van rijst op 580 (1920), van katoen op 440 (1920), van vlas op 793 (1920),
van henuep tot 614 (1018); van hout tot 424 (1920).
Vast staat dus, dat van die hodemproclucten, waar-
van de autarkische productie slechts ten deele of
heelemaal niet mogelijk was, de pr.ijsindex het hoogste
steeg.
Ook om financieele redenen is het dus geboden de
voedselvoorziening zooveet ,nogeli.ik in te stellen op
cle producten van eigen bodem.
Alle middelen, die eenige kans bieden op succes,
dienen te worden aangewend om onze voedingsgewoon-
ten zooveel mogelijk in te stellen op die producten.
Onze melk- en zuivelproductie als voedselbron.
De huidige rnelkproductie, inclusief de melk die
niet fabriekinatig verwerkt wordt, bedraagt thans
ongeveer 5.5 inillioen ton tegen 4.55 millioen ton in
1933. Door betere kort-grasbeweiding op kleine per-
ceelen, doelmatige bemesting, selectie van het vee,
enz., zijn de veedichtheid per ha en de gemiddelde pro-
ductie per koe in de laatste jaren sterk gestegen. In
1933 bedroeg die productie per meikkoe 3340 kg per
jaar tegen 3700 kg in 1936. De totale kaasproductie
bedraagt thans rond 125.000 ton, de hoterproductie
rond 101.000 ton.
In tegenstelling met wat wel eens oppervlakkig ge-
meend wordt, is het aantal calorieën van de melk be-langrijk. Zoo bedraagt het aantal calorieön van 1 ons
vleesch maar 200, van een ei maar 74, maar van 1
liter melk 610 calorieön. Ons volk gebruikt echter
aan consumptiemelk maar 0.3 h 0.4 liter per hoofd en
ondanks een intensieve reclamecampagne is het niet
gelukt om onze melkconsumptie, zooals in Denemar-
ken, tot 0.7 liter per hoofd op te voeren. Voor oor-
logsomstandigheden is dan ook niet veel te verwachten
van pogingen om de melkconsumptie te verhoogen.
Men zou de bevolking misschien kunnen dwingen,
meer pap en daardoor meer melk te gebruiken door
het broodrantsoen te verkleinen en daarnaast een
rantsoen gort en havermout te verstrekken.
Toch dient dit ontraden te worden. Men past zich
beter aan de voedingsgewoonten van ons volk aan, door
het consumptiemelkrautsoen op gemiddeld 0.25 liter
per hoofd terug te brengen en de melk zooveel mogelijk
te gebruiken voor boter- en kaasbereiding. Daarnaast
zal men de magere melkeiwitten, die beschikbaar blij-
ven na de boterbereiding, moeten uitbuiten voor onze
voeding. Want deze ondermelk heeft 3.2
ut
3.6 pOt.
hoogwaardig eiwit en 3.9
lt
4.6 pOt. melksuiker. In
1936 voerden wij nog 89.435 ton gecondenseerde sui-kerhoudende ondermelk uit en 13.029 ton ondermelk-
poeder. Het eiwit van deze ondermelk is het goed-koopste en het hoogwaardigste eiwit dat er te krij-
gen is. Rekening houdende met de verteerbaarheid
is eioreneiwit 20 maal zoo duur, vleescheiwit 10 maal
zoo duur, pineteneiwit 5 b 8 maal zoo duur als onder-
melkeiwit.
Door meer nageikaas en 20+ kaas te maken, zou
men in staat zijn een grooter deel van de melkeiwit-
ten in een voor de consumptie geschikten vorm te
brengen. Want al moge juist zijn, dat de calorieënwaar-
de en het vetgehalte van deze kaas niet onbelangrijk
minder zijn dan die van de 40+ kaas, zoo staat de
20+ kaas, wat de eiwitwaarde betreft, ongeveer op
hetzelfde peil als de 40+ kaas. Er zal echter veel
reclame voor deze magere meikkaas gemaakt moete.n
worden met medewerking van de Regeering, om het
vooroordeel, dat men tegen de 20+ kaas heeft, te
overwinnen. Ook voor de eiwitvoeding van werkloo-
zen is deze kaassoort van groot belang. Er is echter
een bezwaar aan het kaasverbruik verbonden. Som-
mige menschen kunnen geen joot kwantum kaas
verdragen en lichte of erustige symptomen van
idiosyncrasie kunnen dan uit het grootere kaasver-
bruik voortspruiten. Hun aantal is echter klein. –
Vroeger hebben alle huis- en boerenhakkers veel
onclermelk bij het bakken gebruikt. i:Iet eiwit van zui-
ver vatei-hrood verteert maar voor 50 pOt. Voegt men
echter 1 h 2 pOt. eiwit van magere melk aan het
meel toe, dus ongeveer 23′ pOt. ondermeikpoeder, dan
wordt het planteneiwit veel beter verteerd, zoodat
het ondermelkbrood dus voedzamer is. Bovendien
wordt het brood minder snel oudbakken door toevoe-
ging van ondermelk.
Voorts kan de ondermeikpoeder verwerkt worde.c
in pappen, soepblokjes, deegwaren, sausen, pudding,
gebak, chocolade (ook in den vorm van drank), sui-kerwerk enz. Vooral voor massavoeding in oorlogs-
tijd, voor schoolvoeing, gestichtsvoeding enz., kan
ondermelkpoeder in belangrijke hoeveelheden worden
verwerkt. Ook in worst kan 2 â 3 pOt. ondermelkpoe-der worden gebruikt, nadat dit poeder gerookt is, ten-einde een schadelijke reactie van de meiksuiker tegen
te gaan.
Voorts kan uit ondermeikpoeder het vleeschextract
van Eichloff woden gemaakt, dat chemisch ternau-
wernood van het Liebig-extract verschilt.
De ondermelk kan ook als veevoeder gebruikt won-
den en in Denemarken worden de baconvarkens er
mede opgefokt. Maar het rund verandert het ruwe
eiwit in veevoeder in de verhouding 1 op 4 A 5 in dier-
lijk eiwit van de melk op rundvleesch, het varken in
de verhouding 1 op 10 l 12 in vleescheiwit.
Vervoederen van ondermelk, dus dierlijk eiwit, aan varkens, is dus verkwisting en mag alleen geschieden
als men met de ondermelk geen weg weet. Ook wordt
ondermeik gebruikt voor caseïne-voedselpraeparaten,
dan wei voor de winning van caseïne, voor de lijni-
fabricage, voor de papier-, textiel- en kleurenindus-
trie, voor de bereiding van zeep, huidzalven, Sanato-
gen, Plasmon enz. Thans wordt in ons land caseïne
gemaakt voor de bereiding van lanital en andere soor-
ten kunst-textiel. Het is niet uitgesloten, dat wij in
oorlogstijd verplicht zullen zijn een deel van onze
ondermelk daarvoor te bestemmen. Ondermelk kan
ook gebruikt worden voor de bereiding van margarine
en in Duitschland is voorgeschreven, dat per kg mar-
garine een halve liter ondermelk wordt verwerkt. De ondermelk biedt dus als bron van hoogwaardig eiwit
in oorlogstijd nog vele mogelijkheden.
Voorts kan uit volle melk met pectine in bepaalde
hoeveelheden en bij. een bepaalde temperatuur een
dichte eiwit-einulsie worden neergeslagen. Uit het
overblijvende serum wordt bij drogen vooral door de Duitsche chemische industrie het alhugen gewonnen,
dat in de banketbakkerij soms voor 100 pOt., soms voor
50 b. 80 pOt. het kippen- of eendeneiwit kan vervan-
gen en. 75 pOt. goedkooper is.
Neemt men aan, dat van het melkeiwit, dat voor
3.39 pOt. in de melk aanwezig is, ongeveer 3.2 pOt.
in de ondermelk terecht komt, dan beschikken wij door de boterbereiding over ongeveer 100.000 ton
melkeiwitten. Daar het eiwitgehalte van vleesch van
18 tot 20 pOt. varieert, zou dat overeenkomen met de
eiwitten uit ongeveer 500.000 h 550.000 ton vleesch,
een hoeveelheid, die, zooals later zal worden aange-
toond, 1% maal zoo groot is als onze totale vleesch-
productie in oorlogstijd.
Indien wij er dus in slagen om deze ondermelk-
eiwitten in een smakelijlcen, voor het verbruik ge-
schikten vorm te brengen, kunnen wij afdoende in
onze
behoefte
aan eiwitten in oorlogstijd voorzien.
Zonder de melkeiwitten is echter onze dierlijke eiwit-
voeding in oorlogstijd bij èen teruggang van de vee-
teeltproducten niet al te ruim. Het in exploitatie
brengen van dezë eiwitbron eischt echter tijd en goede
voorbereiding.
Dr. W. K. H.
FEUILLETAU DE
13RTJYN.
‘t
3,
828
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
DE LANDBOUWCRISISDIENST EN DE
VOEDSELVOORZIENING IN OORLOGSTIJD
Reeds zijn verschillende beschouwingen geleverd
over den Landhouwcrisisdienst als staat in ‘den staat.
1-let uitvoerigse wel door H. W. Zwart in zijn Pri-
vaatrechtelijke instellingen in de Landbouworisiswet-
geving.
De rechtskring van dezen staat is zeer omvangrijk,
niet alleen alle landbouwers, veehouders, visschers,
tuinders, bloem- en bolle.nkweekers, pluimveehouders
vallen hieronder, maar ook allen, die crisisproducten
vervoeren, verwerken, verhandelen, enz. enz., zoowel
cle grootste olieslagerij als de kleinste molenaar, de
boekbinder, die stroocarton verwerkt, als de zuid-
vruchtenhandelaar en verveeuder.
Er zijn in dezen staat Ministers: de Regeerings-
commissarissen. Er is een onafhankelijke rechtspre-kende macht, zoowel civiel- als strafrechtelijk. Er is
eigen financieel beheer, het Landbouwcrisisfonds.
Echter: een parlement ontbreekt. De staat kan i.n
alle opzichten zonder beperking over het bedrijf der
,,hoorigen” beschikken. Op tientallen wijzen is het
vaak mogelijk inzonderheid den handelaar en fabri-
kant het bestaan te breken of ook tot uitzonderlijken
bloei te brengen. Dit hangt louter af van het inzicht,
dat de betrokken instantie op dat moment heeft.
Deze staat is opgebouwd op privaatrechtel.ijken
grondslag. De Landbouwcrisiswet 1933 geeft de he-
voegdhei’d te bepalen, dat niemand een crisisproduct
mag produceeren, verhandelen, vervoeren, enz. als
de betrokkene zich niet heeft aangesloten bij een
der vele stichtingen, welke tezamen dezen Landbouw-
crisisstaat vormen. Door toetreding tot een der pri-
vaatrechtelijke stichtingen uit dezen staat wordt men
onderdaan.
De banden, waarmede deze Landbouwcrisisstaat is
verbonden aan den Necleriandschen staat, zijn de Land-
bouwcrisiswet 1933 en de Ministei van Economische
Zaken. De Minister is verantwoordelijk. Daarmede houdt verband, dat deze ook de zeggenschap heeft.
De rechteloosheid, waardoor iedere ,,hoorige” en
iedere groep hoorigen grootelijks hevoor- of bena-
deeld kunnen worden, de willekeur, waaraan iedere
hoorige onderworpen kan worden, het gemis van een
behoorlijke rechtspositie, in één woord het practisch
volslagen ontbreken van een doelmatige, op de spe-
ciale behoeften van het bedrijfsleven afgestemde, ver-
tegenwoordiging van het bedrijfsleven bij de beheer-
schers van dezen Landbouwcrisisstaat en derhalve
ook bij den Minister, is wel het groote zwakke punt
in dit merkwaardige privaatrechtelijke staatsbestel.
Het verband met algemeen en bijzonder belang
De diep ingrijpende maatregelen, noodig om het
prijspeil in Nederland kunstmatig boven de produc-
tieprijzen in andere landen te houden, hebben niet
alleen den landbouwcrisisstaat met zijn rechts- en be-
staansonzekerheid doen ontstaan, maar waren ook
oorzaak, dat bijv. de voorraden veevoeder zoo angst-
wekken.d klein zijn.. De handel werd nl. eer als een
vijandige macht beschouwd, waarvoor men op zijn
hoede nioest zijn, dan als de factor, die leven en wel-
vaart bracht en ons land van voorraden moest voor-
zien. Doordat de handel onredelijke risico’s moest
loopen (denk o.a. aan de staking op de Rotterdam-
sche korenbeurs), werd en wordt inzonderheid de vee-
houderij door gebrek aan veevoeder in groote moeilijk-
heden gebracht. Schielijke prijsverhoogingen ki.mnen
de rampen, die over de veehouderij zijn gekomen, niet
afwen.den.
Als onze export, d.w.z. de veehouderij, evenals bijv.
in Denemarken het uitgangspunt van de landbouw.
crisismaatregelen was geweest, in plaats van het stre-ven om in elk geval den tarweverbouw op
den ouden
voet
loonend te doen blijven, zou dit voor ons land
in alle opzichten veel beter zijn geweest.
In Denemarken wordt de boterproductie slechts
weinig gesteund. In Nederland op de tegenwoordige
basis met 80 millioen gulden per jaar! Consument
betaal! Boter is dan nog maar één der gesteunde pro-
ducten. In Denemarken is dit het eenige exportarti-
kel, dat gesteund wordt. De richtprijs, welken de
Deensche boer voor zijn tarwe krijgt, is nog niet de
helft van wat de Nederlandsche boer ontvangt.
Crisisambtenarij ontbreekt in Denemarken geheel en
al, omdat er vanwege het gezonde reëele uitgangs-
punt geen ingrijpende maatregelen noodig waren; en
toch was in het algemeen de positie van den Deen-
schen boer niet ongunstiger dan die van den Neder-
landschen. Zonder de die]) ingrijpende crisismaatrege-
len zou de handel h.t.l. voor groote voorraden hebben
zorg gedragen en Nederland zou in de eerste jaren.
makkelijker dan thans zijn graanverhouw hebben kun-
nen O]voeren.
Mede als gevolg van het ontbreken van afdoende
contrôle en toezicht door de diverse belanghebbende
groepen, zoowel akkerhouwr als veeteelt, handel en nij-
verheid, is te orizent de landbouwcrisisdienst, in het al-gemeen geleid door speciaal hij den akkerhouw betrok-
kenen, vanaf zijn onjuist uitgangspunt staag in de
verkeerde richting doorgegaan, totdat men is uitge-
komen in den tallooze millioenen verslindenden staat in den staat. Eenzijdige bevoordeeling, zij liet met de beste bedoelingen; gemis aan een behoorlijke rechts-positie; liet oritbrelcen van een behoorlijke en krach-
tige vertegenwoordiging van de diverse belangengroe-
pen bij de overheid en de crisisoi’ganen; achterstelling
van veehouderij en van handel, het hangt alles zeer
nauw met elkander samen.
Zoowel bijzondere als zeer groote algemeene belan-
gen staan hier op het spel.
Bureavx voor Contrôle en Advies als Maatschappe-lijke Vertegenwoordiging van het Bedrijfsleven.
lIet kan in bepaalde omstandigheden nuttig zijn om ‘s lands productievermogen in een omvang en samen-
stelliugg te organiseeren, welke niet samenvallen met wat onder vrije mededinging zou ontstaan. Dergelijke zaken moet men bezien vanuit het algemeene belang.
liet is niet doelmatig zaken als deze zoodanig te or-
ganiseeren, dat bepaalde groepen haar speciale belan-
gen op een dergelijke wijze naar voren kunnen bren-gen, dat deze, ook waar het algemeene belang dit niet
vordert,, prevaleeren hoven anderer belangen.
Vandaar dat de Leidsche Kamer van Koophandel
gekomen is met de gedachte om het bedrijfsleven zoo-
wel landbouw als handel en nijverheid, in zijn totalen
omvang dus, in staat te stellen zich bij de diverse
privaatrechtelijke stichtingen en andere organen
krachtig te laten gelden, zulks door middel van Bu-
reaux voor Contrôle en Advies ‘).
Als elke daarvoor in aanmerking komende branche
in het bedrijfsleven een dergelijk Bureau mag stich-
ten en de Minister geeft, indien dit Bureau van een goede standing is, aan een dergelijk Bureau groote
reëele bevoegdheden, dan is althans een redelijk
tegenwicht tegen de uitzonderlijk groote macht der
privaatrechtelijke crisisorganen mogelijk. Het gaat
nI. bij de dezerzjcls bepleite ,,rnaatschappeljke ver
tegenwoordiging van het bedrijfsleven” niet alleen
over de groota- lijnen in de landhouwcrisispolitiek,
maar vooral ook over de regeling van duizenden vaak
zeer tecl.inische details.
Juist vanwege deze technische details, die telkens
weer beslissend zijn voor ondergang of bloei der on-
derneming, is het noodzakelijk een zeer sterk gedecen-
traliseerde vertegenwoordiging te hebben, en kan niet
volstaan worden met alleen organen als de Economi-
sche Raad, Nijverheidsraad enz., of met
algemeene
adviescommissies, gesteld zelfs deze zouden recht van
toezicht en contrôle ontvangen.
De noodzaak van een dergelijke maatschappelijke
vertegenwoordiging is sedert kort opnieuw zeer sterk
1)
Zie daartoe o.a.
het
adres dier Kamer over het
Voor-
ontwerp Landbouwordenin,gswet pag.
24
en
25.
8 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
829
naar voren gekomen, nu de werking van den Land-
houvcrisisdienst 1933 nog wee.r ver buiten haar oude
grenzen en zeer tegen de uitdrukkelijke wettelijke be-
paline’cn in, is uitgebreid.
De Distrïbvtiewet 1930 tegen de bedoeling van Re-
geerbng en 1
7
olksvertegenwoo”tî ging in ter zijde ge-
schov en.
Volgens de Distrihutiewet 1939 moest de geheele
distributie geschieden overeenkomstig de regelen van
deze wet. In het eerste ontwerp van deze wat kwam
dit niet zeer duidelijk uit. Om ten deze echter eiken twijfel weg te nemen is het geheele systeem van de
wdt omgezet. Bij het overleg over dit punt werd zelfs
in het Voorloopig Verslag gesproken over het feit,
dat volgens het eerste ontwerp het niet eens zeker
zou zijn of ,,veevoeder” wei onder de distrihutierege-ling zou kunnen vallen.
1 n de Memorie van Antwoord antwoordden de Mi-
niters van Economische en van Binneniandsche
Zaken, dat ook h.i. een istributieregeiiug voor de in
het. Voorloopig Verslag bedoelde artikelen moest kun-
nen worden getroffen. Het ontwerp in zijn nieuwen
vorm gaf daarom, volgens deze Ministers aan de Re-
geering voldoende bevoegdheden om ten aanzien van
alle daarvoor in aanmerking komende goederen een
distributieregeling vast to stellen. Elke mogelijke
beperking der wet t.a.v. bepaalde artikelen verdween
derhalve.
Ondanks dit alles is echter deze Distributiewet
1.939 voor een zeer belangrijk deel aan dan kant gezet.
i)it was formeel wettelijk mogelijk door het nood-
wetje van 30 September 1938, waardoor voorloopige
maatregelen konden worden getroffen ten behoeve
o.a. van de voedselvoorziening in oorlogstijd, weilce
maatregelen clan zoolang gebouwd zouden kunnen,
worden op de Landbouwerisiswet. 1933, zulks echter
,,in afwachting van een nadere wettelijke regeling”, zooais de considerans vermeldt. De Regeering oor-
deelde zeer terecht, dat, als plotseling de nood aan
den. man zou komen en er zou nog geen distributie-
vet zijn, de Regeering toch de noodige bevoegdheden
zou moeten bezitten. Toen echter de Distributiewet’
1939 deze bevoegdheden aan de Nederlandsche Re-
geering had verschaft, had mogen worden verwacht,
dat de te treffen maatregelen gebouwd zouden zijn
op de 1)istrihutiewet en niet meer op de Landbouw-
crisiswet.
In de Memorie van Toelichting op dit noodwetje
van 30 September 1938 zegt de Minister zelfs: ,,TJit
den aard der zaak is de Regeering er zich van be-
wust, dat een zoodanig gebruik (van deze noodwet)
slechts gerechtvaardigd is, zoolang geen nadere wet-
telijke regeling ter zake is getroffen.” Vandaar ook
dat de geldigheidsduur van deze wet tot 31 Decem-
ber 1939 werd beperkt
2)
Eet Rijkshureau
T
oor
b
ere
idiug Voedselvoorziening
in Oorlogstijd heeft echter, om welke redenen is niet
gezegd, zich niet gehouden aan de bedoeling van de
wetgevende macht, maar een groot deel der clistri-
hutieregelingen geusurpeerd voor den Laudbouwcri-
sisdienst en daardoor ons bedrijfsleven nog veel meer
en veel straffer dan voorheen aan dien dienst onder-
werpen.
liet Rijks bureau Voorbereiding Voedselvoorziening
in Oorlogstijd met stille trom door den Land bouwcri-
sisdienst geannexeerd.
Met dit Rijkshureau Voorbereiding Voedselvoor-
ziening in Oorlogstijd, het V.’V.O., zelf is het ook een
eigenaardig geval. Dit ressorteerde gewoon onder het
Departement van Economische Zaken. Op de Be-
2)
Onverklaapbaar is dan ook, dat een aantal leden, in het
Toorloopi.g Verslag op
T
etsont
.
,verI)
38, op 26 Oct. 1939
beweerde, dat bij de
wt
van
30 Sept. 1938
beslist zon
zijn. dat de Landbouwcrisiswet gebruikt moest worden.
Dit is vierkant in strijd ook met wat •de Minister bij
de mondelinge behandeling heeft verklaard.
grooting 1940 voor dit Departement is ten behoeve
van dit Rijksbureau ‘uitgetrokken de som van
f
155.000. De Staatscourant van 30 September 1939
No. 1.91 A. publiceerde evenwel, dat dit Rijksbureau
was opgenomen in de privaatrechtelijke ,,stichting”:
Regeeringsbureau voor de Uitvoering der Landbouw-
crisiswet 1.933. Met stille trom, zonder eenig gerucht,
zonder nadere verklaring is op deze wijze een zeer
belangrijk gedeelte van ons staatsbestel uit zijn voe-
gen gelicht en ondergebracht in het groote geheel
van den onoverzichtelijken Landhouwcrisisdienst en
is het V.V.O. een onderdeel geworden van dezen staat
in den staat, iets wat ook uit staatsrechtelijk oog-
punt bezien een hoogst bedenkelijk feit moet worden
genoemd.
In plaats dat volgens clan opzet van den Minister
de abnormale Lan.dhouwcrisisdienst in een normalen
landhouwdienst wordt omgezet en in plaats dat de
La.ndhouwcrisisdienst wordt uitgehold via de over-
dracht aan belanghebbenden, wordt i titegendeel
een zeer belangrijk onderdeel van onze staatsadmini-
stratie hij dezen Landbouwcrisisdienst ondergebracht,
zulks bovendien volkomen tegen de uitgesproken be-
doeling en den opzet van den wetgever in.
Terecht mag voorts de vraag gesteld worden, of het
Rijkshureau
Voorbereiding
Voedselvoorziening in
Oorlogstijd zijn taak (het laten aanleggen van vol-
doen de voorraden voedsel speciaal ook voor het vee,
toen dezen zomer de prijzen zoo laag waren als zij bij
menschenheugenis nooit waren geweest), wei goed
heeft voibracht. Moest ondanks het feit, dat de lei-
ding van liet V.V.O. ten. deze zeer ernstig in gebreke
is gebleven, het verband, dat met den Landhouvcri-
sisdienst reeds bestond, doordat de leiders dezelfde
personen waren, nog worden verinnigd, zoover zelfs,
dat het V.V.O. in dezen Landhouwcrisisdienst moest
ondergaan? Daardoor werd de invloed van de leiders
van den Landhouwcr.isisdienst op de voedselvoorzie-
ning in oorlogstijd eerst recht geconsolideerd. Decen-
tralisatie van plichten zou allicht tot beter resultaat
hebben geleid. Als een krachtige persoonlijkheid, on-
afhankelijk van den Landhouwcrisisdienst de leiding
zou hebben gehad, zou het er voor ons land, voor onze
boeren en voor handel en nijverheid, veel beter heb-
ben uitgezien.
lifet
bedrijfsleven door de .sfeer
van
Rechtsonzeker-
heid, kenmerkend voor den Landbouw crisisdienst,
hiervan de dupe.
Nu het gelukt is om, ondanks de Distributiewet,
het V.V.O. onder de Landhouwcrisiswet te brengen,
is de eerste slag voor het bedrijfsleven, voorzoover
dit belang heeft bij deze distributie, verloren. Moei-
zaam zal de strijd zijn om geleidelijk de nadeelen, die
daaruit, speciaal voor handel en nijverheid, voort-
spruiten en op den duur steeds duidelijker zullen
blijken, weer ongedaan te maken.
1-loe objectief de betrokken ambtenaren van den
Landbouwcrisisdienst ook trachten te zijn, zij zijn
gekomen in de sfeer van den Landbouwcrisisdienst en
onderdeel geworden van den landhouwcrisisstaat.
Daarbij komt,dat velen van hen sterk agrarisch en in verschillende gevallen sterk coöperatief gezind zijn,
zoodat hun waarde-oordeel over de te behartigen be-langen niet steeds gelijk zal zijn aan dat van iemand,
clie den particulieren handelaar en fabrikant hoog
aanslaat. De Ir ovinciale Voedselcommissarissen zijn
of waren o.a. bovendien allen leiders in landbouw-
organisaties of ]andhouwcoöperaties. Oolc de plaatse-
lijke hureauhouders zijn voor verreweg liet grootste
deel uit den agrarischen kring gerecruteerd.
Legio zijn reeds de klachten van handel en nijver-
heid geweest, welke verband houden met het feit, dat
de Landbouwcrisisdienst zoozeer agrarisch is georiën-
teerd. Nu de macht van dezen dienst nog weer zoo
ontzaglijk werd uitgebreid, is het bedrijfsleven nog
meer met handen en voeten aan het inzicht der cr1-
sisambtenaren onderworpen.
830
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
Om misverstand te voorkomen, moet hieraan echter
onniicldellijk worden toegevoegd, dat door de Pro-
vinciale Voeciselcommissarissen met zeer loffelijken
ijver en met zeer veel goeden wil getracht wordt om
aan allerlei hevoorrechting van de landbouwcobpera-
ties een einde te maken en om aan de wenschen van handel en nijverheid tegemoet te komen. liet gaat in
dit onderdeel van het betoog echter niet om de vraag
in hoeverre deze of die misstand thans nog bestaat.
liet betreft hier de principieele vraag in hoeverre
aan handel en nijverheid recht is wedervaren en op welke wijze deze hun belangen kunnen behartigen.
Zooals de zak-en nu staan, zijn speciaal handel en nij-
verheid dubbel gehandicapt. Om een tweede misver-
stand weg te nemen, zij opgemerkt, dat ook dezerzijds
niet getwijfeld wordt aan het woord van den Minister,
dat het bedrijfsleven ook ten deze zal worden inge-schakeld. Het is slechts de vraag of formeel en ma-
terieel men daarbij het bedrijfsleven, sterk gedifferen-
tieerd als dit is, voldoende invloed zal geven.
Als men ziet, dat al de nieuw opgerichte Rijkshu-reaux, gebaseerd op de Distributiewet 1939, zooa]s
bijv. die voor wol, enz., alle geleid worden door de
voormannen uit de diverse branches en dat er slechts
telkens één ambtenaar van het Departement in het
bestuur van een dergelijk Rijksbureau zit en men
ziet clan, dat hij de voedselvoorziening het bedrijfs-
leven bij de leiding geheel is uitgeschakeld en slechts
advies kan geven, dan is het verschil wel zeer groot.
Formeel bestaat er geen beletsel. De distrihutiewet
geeft in art. 16 het recht, buiten de clistrihutiekrin-
gen en de burgemeesters om, de voorzieningen te tref-
fen, welke noodig geacht worden. Het woord Rijks-
bureau komt in de wet niet eens voor. De Regeering
is derhalve vrij de regeling der voedselvoorziening
te maken precies zooals deze naar haar meening be-
hoort te zijn. De eenige regeling, die indirect was
afgewezen, was die van de Landhouwcrisiswet.
Ten aanzien van de Rijkshureaux is de Minister
zijn toezegging om handel en nijverheid in te schake-
len nagekomen en heeft hij zijn belofte vervuld. Ook
de benoeming van distributie-inspecteurs, welke voor
den middenstand van bijzonder belang kunnen wor-den, is daarvan een bewijs. De middenstand ontving
bovendien zelfs een zeer duideljken wenk om zelf-
standig en uit eigen midden plaatselijke adviescom-missies in te stellen.
Alleen wat de voedselvoorziening voor mensch en dier betreft, is het bedrijfsleven tot een zekere onder-
worpenheid gebracht en zal moeten worden afgewacht,
hoe door landbouwcrisisamhtenaren daarover zal wor-
den beslist. En dit, terwijl een behoorlijk toezicht en doeltreffende contrôle van de zijde van het bedrijfs-
leven de beste waarborgen zouden geven, dat de aan-
wezige voorraden het meest efficiënt ten bate van
onze voedselvoorziening zullen worden gebruikt.
Aan cle T’oorbereiding van onze Voedselvoorziening
in Oorlogstijd heeft veel ontbroken.
Het is echter vooral de voorbereiding geweest, waar-
aan zeer veel heeft ontbroken. Als het Rijksbureau
Voorbereiding
Voedselvoorziening in Oorlogstijd zijn
taak goed had voibracht, dan zouden tea eerste vol-
doende voorraden aanwezig zijn geweest om althans
de wintermaanden goed door te komen. Ten tweede
zou het niet noodig zijn geweest zoo plotseling cle
meest drastische maatregelen te treffen, waardoor de
aanvoer van graan naar Nederland zoozeer werd af-
geschrikt, en groote partijen graan, die naar Neder-
land hadden kunnen komen, naar andere landen wer-
den verkocht.
Maar ook zou ten derde het V.V.O. alsdan hebben
zorg gedragen, dat er op basis van de voorgeschreven
Distributiewet een goede organisatie zou zijn gescha-
pen, die de regeling op zich zou hebben kunnen ne-
men. Dan zouden de leiders van het V.V.O. rekening
hebben moeten houden met de toezegging van den
Minister, gedaan in de Meinorie van Antwoord op
de Distributiewet 1930, dat goede aandacht gesclion-
ken zou worden aan den in het Voorloopig Verslag
geuiten wensch om hij de voorbereiding en uitvoering
der Distrihutieregelingen een plaats in te ruimen
voor de organisaties van den handel.
Overigens had de Minister reeds bij de mondelinge
behandeling van het noodwetje van 30 September
1938 verzekerd, dat niet met den handel alleen, maar
met het geheele georganiseerde bedrijfsleven zooveel
mogelijk overleg zou worden gepleegd en niet be-
langhebbenden nauw contact zou worden gehouden.
De Distributiewet 1989
zij
ook inderdaad Grondslag
der Distributie.
Het is daarom van het grootste belang, dat de ver-
king van de wet van 30 September 1938, welke met
31 December a.s. afloopt, niet wordt verlengd. Thans
is het nog mogelijk om alles opnieuw op te bouwen
voor zoover noodig en gewenscht met behoud van
tegenwoordige functionarissen. De strijd wordt niet
tegen personen gevoerd. Hoofdzaak is, dat handel en
nijverheid komen uit de sfeer van rechteloosheid,
welke zoozeer kenmerkend is voor den Landbouwcri-
sisdienst. Dit is zeer wel mogelijk en ligt in de be-doeling, wat o.a. ook blijkt uit de woorden terzake
door Minister Steenherghe op 29 Sept. 1938 gespro-ken, toen hij zeide: ,,Wat betreft den twijfel, welken
de Kamer uitspreekt, dat de maatregelen, welke thans
op de Landbouwcrisiswet worden gebaseerd, automa-
tisch zouden ophouden van kracht te rijn door het
vervallen van de onderhavige wet, kan worden opge-
merkt, dat het in cle bedoeling ligt, gelijk ook in de
Mernorie van Toelichting tot uiting komt, zoo spoe-
dig mogelijk een wetsontwerp in te dienen, hetwelk
deze materie regelt. Bij de inwerkingtreding van
de Landhouwcrisiswet worden de getroffen maatrege-
len op die nieuwe wet overgeschakeld.”
Tevens zou daarbij het voordeel kunnen worden
verkregen, dat de verwarring kan worden voorkomen,
welke thans soms hopeloos is, doordat, naast de Dis-
tributiewet 1939, nu eens liet V.V.O., dan weer de
Provinciale Voedselcommissarissen, dan weer de Ne-
derlandsche Akkerbouwcentrale en dan weer de Ne-
derlandsche Meelcentrale optreedt.
Als de wet van 30 September 1938 met bijv. een
jaar verlengd zou worden, zou wijziging van den toe-
stand later echter veel moeilijker worden.
Vooral thans Bureaux voor Contrôle en Advies
dringend noodig.
In afwachting, ter voorbereiding en ter aanvulling
van deze reorganisatie zouden echter aan het bedrijfs-
leven overeenkomstig de toezegging van den Mi-
ii ister groote bevoegdheden kunnen worden toege-
kend, d.w.z. geen, op den duur, onmachtige commis-
sies, vanwege den Lan dbouwcrisisdienst ingesteld,
maar Bureaux voor Contrôle en Advies of wil men als overgangsmaatregel: Commissies van Overleg,
door het bedrijfsleven zelf gevormd, die na erkenning
door den Minister
zelfstandig
kunnen optreden ecn
haar invloed op de genomen en te nennen maatregelen
kunnen laten gelden.
Als hij de Regeeringsbureaux, ingesteld krachtens
de Distributiewet 1939, het
bedrijfsleven
in zijn ge-
heel in zeer sterke mate zal zijn ingeschakeld, dan
client men niet schriel te zijn met het geven van be-
voegdheden aan de Commissies van Overleg, die ten
aanzien van de voedselvoorziening de belangen van
landbouw, handel en nijverheid voorstaan. Deze Com-
missies van Overleg, welke ook provinciegewijs zou-
den kunnen worden gevormd, zouden dezelfde be-
voegdheden kunnen verkrijgen als de Leidsche Kamer
van Koophandel gaarne zag toegekend aan de Bu-
reaux voor Contrôle en Advies. Daarmede zou een
eerste stap gedaan zijn in de richting van een ver-
tegenwoordiging
vanlaet
bedrijfsleven bij de organen,
die dit
bedrijfsleven
thans overheerschen. Onze maat-
schappelijke volksrechten en volksvrijheden zijn hier
in het geding.
Dr. P. G.
KNiBBE.
8 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
831
DE REPATRIEERING VAN DE BALTEN
UIT ESTLAND EN LETLAND.
De ,,Flurbereinigung” in het Noord-Oosten..
Na eenige malen door het uitbreiden van de rijks-
grenzen eeni betere congruentie van staats- en volks-grenzen tot stand te hebben gebracht, heeft Duitsch-
land het over den anderen boeg gegooid. Thans zullen op ee.nige punten de volksgrenzeo worden ingekrom-
pen om een meer afgerond. blok te krijgen. Volgens
de rijksdagrede, die de Rijkskanselier op 6 October ji.
hield, beschouwde hij als het voor Duitschiand be-
langrijkste punt: ,,Eine neue Ordnung der ‘ethnogra-
phischen Verhiiltnisse, das heisst eine Umsiedlung der
Nationalitiiten so, dass sich am Absehluss der Ent-
wicklung bessere Trennungslinien ergeben, als es
heute der Fail ist”.
De repatrieeriug van de Balten uit Estiand en Let-
land, die, wat betreft Estiand, reeds in vollen gang is,
terwijl ingevoige de Dui tsch-Letsch e overeenkomst de
in Letland wonende Duitschers v66r 15 December as. moeten zijn vertrokken, is de eerste schrede op dezeri
weg, die als eindpunt heeft de verdwijning van Duit-
sche minderheden in vreemde staten.
Kwantitatief is deze migratie van weinig belang.
In Estland waren in 1934 van de 1.126.413 inwoners
16.346 Duitschers, dus nog geen i pOt. In Let-
land was het aantal grooter, nl. in 1935 62.144, dit is 3 pOt. van de totale bevolking van 1.950.502. Beziet
men deze volksverhuizing echter zuiver numeriek, dan
doet men ze onrecht aan. Immers, sluit zij een periode
van ongeveer 700 jaren af, waarin, deze Duitschers
tot voor kort tot de economische en cultureele voor-
posten van West-Europa hebben behoord.
Geschiedenis.
Van de dertiende eeuw af, toen de Duitsche Kruis-
ridders, spoedig gevolgd door kooplieden, hun activi-
teit tot de Oostkust van de Oostzee uitbreidden, is
er een Duitsche minderheid in deze landstreken ge-
weest, die overigens in den regel de lakens uitdeelde.
Tot •het einde van den oorlog van 1914-1918 wist
deze groep zich, hoewel in de laatste helft der vorige
eeuw reeds een relatieve teruggang viel waar te ne-
men, zeer goed te handhaven. Zoowel economisch als
sociaal en cultureel, isoleerde zij zich sterk van de
inheemsche bevolking. De economische structuur van
deze landen, nl. een grootgrondbezit, dat vrijwel geheel
in handen was van de Balten, droeg er toe bij, dat
deze Duitschers zich zondér veel steun van het Moe-
derland eeuwen konden handhaven. Een overwoeke-
ring door de inheemsche bevolking was niet mogelijk,
daar de groeiende inheemsche bevolking op de groote,
extensief bebouwde landgoederen geen emplooi kon
vinden, en noodgedwongen moest emigreeren. Dit ge-
schiedde tet pl.m. 1850 overwegend naar Midden-
Rusland, daarna ook naar Amerika.
De stichting van de zelfstandige republieken Est.-
land en Letland heeft aan deze suprematie van de
Balten in één keer een einde gemaakt. De agrarische
hervormingen, die spoedig na de stichting, in (leze
landen werden doorgevoerd, tastten het grootgrond-
bezit en daarmede de economische positie van de Bal-
ten sterk aan, zelfs zoo sterk, dat de minderheid, dio
eeuwen lang stand had gehouden, niet meer de kracht had dozen schok op te vangen.
De gevolgen van de nieuwe bodemverdeeling – in
Estland bleef van de twee millioen ha land, die de
Duitschers tot 1919 in bezit hadden, slechts 15.000
ha over, in Letiand verminderde het Duitsche grond-
bezit tot 2 pOt. van vroeger – waren tweeërlei. In
de eerste plaats verloren de oude eigenaren, de Bal-
ten, hun overheerschende positie. In de tweede plaats
ging de inheemsche bevolking, waarvan de groei ge-
durende eeuwen geremd was, eén periode van een
relatieve welvaart tegemoet. Als gevolg van deze
schaarbeweging zijn de Balten na de agrarische her-
vormingen in Estiand en Letland in een steeds Ôn-
gunstiger positie gekomen.
Een ouder worden4 volk.
liet ove.rgroofe deel van de
01)
het platteland wo-
nende Balten trok naar de steden, waar het zich, voor
zoover deze plaatsen nog niet door volksgenooten wa-
ren bezet, een positie trachtte te veroveren in handel
of industrie, dan wel tot de renteniers ging behooren.
Van de Estlandsche bevolking woonde in 1934 onge-veer 29 pOt. in de steden, tegen 71 pOt. op het platte-
land. Voor het Duitsche hevolkingsdeel waren deze
percentages respectievelijk 81 en 19. In Letiand woon-
de in 1935 82 pOt. van de Duitsche bevolking in de
steden, tegen 36 pOt. van de totale Letsche bevolking.
Na 1920 toonen de Balten alle teekenen van een
uitstervend, renteuierend volk zonder expausieve
kracht.
Actieve en passieve bevolking in Letland
(1930)
Totaal
1
0/0
1
Actief
oi
1
Passief
Totaal ………
1.000.045 100 1.215.743 64
684.302 36
Letten ……….
1.394.957 100
927.122 66
467.835 34
Duitschers
69.855 100
37.040 53
32.815 47
Russen ………
201.778 100
124.227 62
77.551
38
Zooals uit bovenstaand staatje blijkt, bedroeg het
actieve deel van de Duitsche bevolking in Letland
slechts 53 pOt. van het totaal, hij een gemiddelde voor
het geheele volk van 64 pOt. In Estland is dit per-
centage zelfs nog iets lager.
De hevolkingsophouw in de beide landen is voor de
Balten zeer ongunstig wegens het groote aantal rela-
tief oudere personen.
Bevolkingsopbou’iv in Estiand (1934)
en Letland
(1935)
111 0/
Estiand
1
Letland
LeeftijdsgroepTot.
1
1
Duit-
‘ Duit-
1
schers
1
Tot.
schers
Minder dan
1
jaar)
1- 4
15.6
5- 9
,,
J
10714
144
15-19
20-24
17.9
25-29
30-34
”
15
3539
40-44
«
12.6
4
5
49
50-54
«
106
5559
60-64
”
80
65-69
70
jaar en ouder
5.6
In 1934 was van het totale aantal inwoners in Est-
land 24.2 pOt. ouder dan 49 jaar; bij de ouderwor-
dende Balten was dit percentage 34.4. In Letland, in
welk land de bevolking iets jonger is, was het bevol-
kingsdeel ouder dan 49 jaar 23.7 pOt. van het totaal.
Hoewel de veroudering der Balten in dit land min-
der sterk is dan in Estiand, was in 1935 het percen-tage der Balten ouder dan 49 jaar nog 30.6.
Bev olkin.gsafneming.
De veroudering van de Duitsche bevolking in Est-
land en Letland ging gepaard met een dalend geboor-
te- en een stijgend sterftecijfer, waardoor de natuur-
lijke toeneming reeds lang in een afneming is omge-slagen. Ook de andere bevolkingsdeelen in deze lan-den ontkwamen niet aan de daling van het geboorte-
cijfer. Deze teruggang leidde echter tot een geringer
accres, zonder dat er sprake is van een vermindering
van den bevolkingsomvang.
Bij het bovenstaande komt nog, dat de isoleering,
waaraan het te danken was, dat de Balten zich ge-
durende eeuwen vrij goed staande konden houden,
ook zeer snel verdween. De scherpe grenslijnen tus-
schen Baltische landeigenaren en inheemsche ar-
1.8
i..1
9.6
7.2
4.9
8.3
6.7
5.9
5.2
12.9
9.0
7.9′
9.5
8.0
15.7
8.8
8.0
7.1
6.9
13.6
6.5
6.5
6.2
6.9
13.8
6.0
7.3 5.7
7.1
13.9
5.3
6.5
11.6
112.7
17.0 8.9
832
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
Bevolkingsgroei in Estiand en Letland.
Estianci
Letlaud
Totaal
I
Duitschers
Totaal Duitschers
1927
+
349
—
151
+
12.669
–
190
1929
–
1.068
—
185
+
7.161
–
331
1931
+
1.437
—
145
-F
10.081
—
325
1933
+
1.736
—
143
+
8.257
—
351
1935
+
1.027
—
90
+
6.759
—
450
1937
—
—
+
6.780
—
465
beiders vervaagden, evenals de scherpe afscheiding
van de intellectueele Balten en de ongeletterde in-
heemschen. De agrarische hervorming in deze landen
gaf den arbeiders met steun van overheidswege de
kans zelfstandige boeren te worden. Door de krach-
tige wijze, waarop de Letsche regeering het onderwjs
aanpakte, daalde het percentage analfabeten onder
het gros van de bevolking (de Letten) tot 8 pOt.
in 1935, waarmede het het analfabetenpercentage en-
der de Duitsche Balten met slechts 5Y2, pOt. overtrof.
hoewel de Balten nog tot het welgestelde deel van
de bevolking bleven hehooren en tot op zekere hoogte
de intellectueele groep bleven vormen, had de ophef-fiiig van hun isolement tot gevolg, dat het aantal ge-Tnengde huwelijken snel vermeerderde. Over de pe-
riode 1.932 t/m 1.935 was in Estiand in 41. pOt. van de
huwelijken van Duitsche mannen de vrouw van an-
dere nationaliteit; bij 34 pOt. van de huwelijken van
Duitsehe vrouwen waren cle mannen van niet:Duit
sche nationaliteit. In Letiand waren in 1.937 de per-
centages van deze huwelijken respectievelijk 36 en 33.
Een nauwkeurige berekening van de reproductie-
cijfers van de Balten is niet te maken. Een ruwe
schatting geeft een uitkomst van ongeveer 0.6.
Op grond van het verloop der laatste jaren mag
men gerust aannemen, dat de Baiten in Estianci en
Letland self-liquidating waren geworden. Zij bleken
niet bestand tegen de economische hervormingen van
de laatste twintig jaren. Deze groep, die zich dank zij
een krachtige economische basis gedurende eeuwen
onder tal van wisselende politieke omstandigheden
had kunnen handhaven, verdween in eenige jaren,
toen deze basis wegviel. Indien thans niet een einde
was gemaakt aan de Duitsche minderheid in deze
landen, zou deze minderhei.d toch binnen afzienharen
tijd zijn verdwenen, voor een deel uitgestorven, voor
de rest geassimileerd.
Economische gevolgen voor de cmi gratie landen.
De plaats, die de Balten in Estland en Letland ge-
durende de laatste twintig jaren hebben ingenomen,
is niet zoodanig, dat deze emigratie belangrijke eco-
nomische gevolgen voor deze landen zal hebben. Be-
halve in den handel in de steden nemen de Balten vrijwel geen eenigzins belangrijke plaatsen in het economische leven van Estland en Let,land in. In
Estland is, met uitzondering van den groothandel,
die wat aantal bedrijven betreft voor 8% pOt. in han-
den van Duitschers is, de economische positie van cle
Balten zelfs vrijwel te verwaarloozen. Behalve in den groothandel toonen zij nog eenige activiteit op indus-
trieel gebied, terwijl het bankwezen vrijwel geheel in
handen van Estlanders is. In Riga, waar ongeveer
60 püt. van den handel in handen van de Balten is,
is het niet uitgesloten, dat zich aanvankelijk eenige
moeilijkheden zullen voordoen, zonder dat ‘deze echter
van langen duur kunnen zijn.
De regelingen inzake de liquideering van de Duit-
sche vermogens in Estland en Letiand zijn zoodanig,
dat hieruit evenmin ernstige complicaties kunnen
voortvloeien. De uit Estland vertrekkende Duitschers
mogen persoonlijke goederen ter waarde van Kr. 500.
medenemen, Estische valuta tot een maximum van
Kr. 50. De andere bezittingen zullen geleidelijk wor-
den verrekend. De Duitschers in Letlanid mogen hun roerende goederen, met uitzondering van om. devie-zen, valuta en edele metalen, medenemen; de onroe-
rende goederen zullen v66r eind 1941. vrkocht wor-
den. Hier komt nog hij, dat verschillende vermogens
van Esten en. Letten in Duitschland, die wegens den
uitgebroken oorlog naar hun landen wenschten terug
te keeren en ingevolge de Duitsche deviezenbepali.n-
gen hun vermogens niet konden overbrengen, thans
vermoedelijk met, de vermogens van de Balten zullen
worden verrekend.
Economische gevolgen voor Duitschla.nd.
Het ligt in de bedoeling de immigranten in het ge-
bied van den Poolschen Oorridor te vestigen, en door
een nieuwe Duitsche volksbr’ug met Oost-Pruisen oolc
hier een samenvallen van staats- en volksgrenzen tot
stand te brengen. liet. Duitsche karakter van Posen
en Pommeren is gedurende de laatste twintig jaren
sterk aangetast. Vergeleken niet 1910, is de Duitsche
bevolking in Ponimeren met 74 pOt., die in Pose.n
met 65 pOt. verminderd. De belangrijkste reden hier-
van is wel de doorgevoerde agrarische hervorming
geweest, die in Polen van 1.920 af systematisch is
doorgezet. De verkaveling van het grondbezit heeft
vooral de Duitschers, die van het platteland werden verdreven, getroffen. Hierdoor heeft Duitschland in
deze gebieden landarbeiders en boeren noodig, die het
onder de immigranten maar weinig zal vinden.
T
o
1
gens de volkstelling van 1930 waren in Letland nog
geen 6.000 Duitschers in den landbouw werkzaam,
een aantal, dat iii den loop der jaren ongetwijfeld
nog aanzienlijk verminderd is. In Estland is de situa-
tie ongeveer gelijk. Van de Duitsche bevolking von-den slechts ruim 800 personen, d.i. ongeveer 5 pOt.,
emplooi in de agrarische bedrijfstakken. 1)irecte economische winst is er voor Duitschiand
niet uit de migratie te verwachten. Het is zelfs zeer
de vraag, of de Balten op den duur krachtig genoeg
zullen blijken om zonder steun den Corridor weer ge-
heel te verduitschen. Dr.
A. WINSEMIUS.
AANTEEKENINGEN.
Gevolgen van de economische politiek in Ierland.
Alvorens een beschouwing te geven van de gevolgen
van cle economische politiek in Ierland, zullen wij
eerst in het kort uiteenzetten de economische struc-
tuur van dit. land en den aard van de door de Regee-
ring genomen maatregelen.
Ierland is een agrarisch land; 53 pOt. van het arhei-
dende deel van de bevolking is werkzaam in veeteelt of
landbouw, terwijl 70 püt. van de totale oppervlakte
van het land hiervoor in gebruik is ‘). Het overgroote
deel van den lersehen export bestaat dan ook uit vee-
teelt- en landhouwrproducten, terwijl er voor het
overige nog uitvoer plaats vindt van whiskey en hier,
welke uitvoer echter de laatste jaren sterk is terug-
gelooien, tengevolge van liet feit, dat de lersche on-
clern.emingen eigen fabrieken in Engeland openden.
Twee factoren,
dliø
op dIo [ersche economische struc-
tuur van grooten invloed zijn, zijn:
a.
de geringe he-
volkingsdichtheid,ni. 3 niiilioen menschen op een land
2 maal zoo groot als Nederland,
b.
de jaarlijksche be-
voikingsafneming. Deze laatste is een gevolg van het
feit, dat het ernigratiecijfer het geboorte-overschot
overtreft.
Hierbij komt nog het verschijnsel van den trek van
de plattelartdsbevolking naar de steden, welke zoo
sterk is, dat in sommige graafsehappne de bevolking,
vergeleken met een eeuw geleden, tot op minder dan
een derde is teruggeloopen.
Van de landbouwcrisis van 1928, tengevolge van
de dalende prijzen van graan- en andere agrarische
producten, heeft Ierland weinig nadeel ondervonden.
Zelfs heeft het een tidelijk voordeel genoten, toen de
prijzen van het veevoeder in veel sterkere mate daal-
1)
82
pOt. vnu de oppei’vlailote, bij de boeien -in gebruik,
is ingenomen door grasiand. De rest van -de totale opper-
vlakte van
liet land is als volgt verdeeld: bosoh
1.4
pOt.;
stedelijke-grond, beag m
weiden -en woeste grond
pi. 29 pOt.
8
November
1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
833
den dan de prijzen van de veeteeltproducten. In 1932
begonnen echter de eerste moeilijkheden, toen de
daling in de prijzen van de veeteeltproducten zich nog doorzette, terwijl de voederprijzen niet langer daalden. Deze moeilijkheden namen nog in sterke
mate toe, toen in 1933 de economische kwestie met
Groot-Brittannië ontstond, waarbij van lersche zijde
cle aan het Vereenigd Koninkrijk verschuldigde afbe-
talingen gestaakt werden, waarop dit laatste land
retorsierechten op de lersche producten instelde. Aan-
gezien 93 pOt. van den lerschen uitvoer gericht is
op Groot-Brittannië, begonnen toen de moeilijke
tijden eerst met recht. De economische politiek van de lersche Regeering
kimnen wij met een enkel woord aanduiden als in-
dustrialisatie politiek. Zij bestaat in hoofdzaak uit
de volgende maatregelen.
Voor de veeteelt- en landbouwproducten werd een
exportprernie gegeven, die grooteudeels de door Groot-
Brittannië geheven invoerrechten compenseerde. Ver-
der is er een streven naar zeifvoorziening, waarbij
door middel van minimumprijzen en een maalgebod,
de graanbouw weer sterk is toegenomen; een derde van de benoodigde tarwe wordt thans binnenslands
verbouwd. Ook de teelt van suikerbieten is door den
Regeeringssteun sterk toegenomen; zij voorziet thans
voor de helft in de binnenlandsche behoefte van sui-
ker. Voor volledige zeifvoorzieniug met granen is
slechts 10 pOt. van alle weidegrond noodig. Bij een
juiste keuze van de gronden, zou een dergelijke ver-
schuiving den export van veeteeltproducten slechts
weinig beïnvloeden.
De industrie werd beschermd door middel van het
heffen van uitvoerrechten en door contingenteerin-
gen. De meeste bedrijven werden opgericht met kapi-
taal, verstrekt door de ,,Industrial Credit Company”,
een Regeeringsinstelling. Het binnenlandsche parti-
culiere kapitaal toonde geen belangstelling voor deze
nieuwe industrieën; wel heeft het buitenland er nog
vrij veel kapitaal in geïnvesteerd. Groote moeilijk-
heden ondervindt de industrie echter, doordat Ier-
land in het geheel niet beschikt over grondstoffen,
terwijl ook de kolenmijnen niet in de eigen behoefte
kunnen voorzien. –
AANVOER VAN GRANE
Dc bonen van de vakarbeiders zijn over het alge-
meen hoog, de industrieele ervaring is echter gering,
terwijl het industrieele crediet duur is. Een en ander
maakt, dat de productiekosten en dus de prijzen
hoog zijn.
De beide oogmericen van de lersche regeering bij de gevoerde politiek zijn: Ierland economisch onaf-
hankelijk te maken en tegelijkertijd de werkloosheid te
bestrijden. Deze laatste is ontstaan door het stopzet-
ten van de emigratie naar Amerika, doch is weer
gedeeltelijk geconipenseerd door een vergroote emi-
gratie naar Engeland na 1933.
De gevolgen van de genomen economisch-politieke
maatregelen kunnen het best beschouwd worden aan
de hand van een staat, welke opgenomen is in het
Juli-Angustusnummer van de ,,Monthiy Review”
van de Midlaud Bank te Londen, waarin de lersche
betalingsbalans wordt besproken. Deze staat geeft de
bedragen van sommige posten, of samenvattingen van
posten, van cle betalingsbalans sedert 1931.
De bedragen zijn in millioenen £,
creditcijfers
zijn
gemerkt +, debetcijfers
-.
1931
1933
1934 1935
1936
1937 1938
Invoer …….-49.7 -35.2 -38.8 -37.0 -39.4 -43.5 -41.0
Uitvoer …….+35.5 ± 18.4 + 17.6 + 19.6 — 22.0 +
22.2
+ 23.9
Invoeroverschot . . – 14.1 – 16.8
21.2 – 17.4 – 17.4 -21.3 – 17.2
Netto ontv. rente div. + 5.7 + 6.0 + 6.3 + 5.6 + 5.2 ± 5.3 + 6.2
vanemigr.± 4.4-1-35 + 2.7+29 + 3.0+3.0+30
v.pens oen. + 3.1 + 2.9 + 2.8 + 2.7 + 2.6 + 2.5 + 2.4
Andere inkomsten .- 2.5 + 3.1 + 3.0 + 2.5 + 2.9 + 3.1 + 2.8
Saldo . . . . – 3.3 – 1.3 – 6.3 – 3.7 – 3.6 – 7.3 – 2.8
Bezien wij de verschillende posten afzonderlijk, dan
blijkt, dat terwijl in 1931 70 pCt. van den invoer
werd gedekt door uitvoer, dit percentage in 1938 nog
beneden de 60 pCt. bleef. De oorzaken van de sterkere
daling van het uitvoercijfer, in vergelijking met het
invoercijfer, zijn:
a. De verminderde uitvoer naar Groot-Brittannië,
tengevolge van de economische kwestie met dit land.
Nadat in 1935 de z.g. ,,steenkool-runderen contrac-
ten” tot stand kwamen, trad hier al eenige verbete-
ring in, welke zich doorzette, toen men in 1938
volledig tot overeenstemming kwam, Groot-Brit-
tannië liet de invoerrechten op de lersche produc-
ten vallen, zoodat de uitvoerpremies konden wor-
N. (In tons van 1000 kg.)
1
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
300ct.-5Nov.
Sedert
Overeenk.
300ct.-5Nov.
Sedert
Overeenk.
1
1938
1.
1939
1Jan.
1939
t
ij
dvak
1938
1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938
4.653
674.966
1.288.626 3.085 62.325
7.325
737.291
1.295.951
. –
141.358
187.928
–
1.700
–
143.058 187.928
–
11.920
14.337
–
–
–
11.920
14.337
Tarwe
……………….
Rogge
…………………
14.8 00
564.750
1.048.095 9.286
72.789
78.457
637.539 1.126.552
Boekweit ……………….
M aIs……………….
Gerst ……………
–
228.710 437.800
–
12.500 22.747
241.210
460.547
Haver
…………………
–
…..
169.085
197.443
–
2.360 8.462 171.445
205.905
Lijnzaad
……………
1.500
129.860
135.793
300
217.798
191.718
347.658
327.511
Lijnkoek
……………
4.650
72.638
49.728
150
225
72.788 49.953
Tarwemeel…………..
–
44.550
49.115
–
5.446
9.625
49.996
58.740
Andere meelsoorten ….
700
19.444
29.602
100
4.912
4.554
24.356
34.156
Noot
bij
groothandeisprijzen.
(Zie blz. 836/837)
ij
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2; van Jan.
van
19 Sept.
1932 tot 24 Juli 1933 62/63 .kg Zuid-Rus-
1931 tot 26 Sept. 1932 79 kg La Plata; van 26 Sept. 1932
sische; van 24 Juli 1933-7 Oct. 1935 64/65 kg La Plata;
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot
van 7 Oct. 1935-18 Mei 1936 62/63 kg Zuid-Russische;
6 Juli 1936 80 kg La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov. van 18 Mei 1936-23 Aug. 1937 64/65 kg La Plata; van
1936 Manitoba;
van 30 Nov.
1936-2 Aug. 1937 Bahia
23 Aug. 1937-1 Jan. 1938 64/65 kg Russische; van 1 Jan.
Blanca
;
van 2 Aug.-16 Aug. 1937 La Plata; van 16-
1938-31 Jan. 1938 65/6 k.g iu.saische. Van 31 Jan. 1938
23 Aug. 1937 Bahia Blanca; van 23 Aug. 1937-19 Juni
-7 Juni 1938 64/65 kg Ru.ssische. Van 7 Juni 1938-20
1938 La Pla.ta; van 19 Juni-15 Aug. 1938 Bahia Blanca;
Maart 1939 64/65 kg Amer. No. 3. Van 20 Maart 1939-
van 15 Aug.-5 Sept. 1938. Hardwinter No. 2. Van 5-12
4 Sept. 1939 64/65 kg La Plata.
Sept. 1938 Hardwinter No. 1. Tot 28 Nov. 1938 80 kg Zuid-
Mais:
Tot Jan. 1937 2000 kg La Plata. Van Jan. 1937-
Russische.
4 Sept. 1939 Amer. Mixed No. 2.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western
;
vanaf Jan. 1928 tot 16
IÂjnzaad:
Vanaf 1 Jan. 1938 per
1000
kg tevoren per
Dec. 1929 American No. 2; van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei
1960 kg. De vroegere prijzen werden herleid
01)
basis van
1930 74/5 kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei
1000 kg.
1932 74 kg Zuid-Russisohe;
van 23 Mei
1932 tot 2 Oct.
Benzine.
–
Tot 11 Juli 1939 Gulf Exp. 64/66° 375 EP.
1933 No. 2 Canada; van 2 Oct. 1933-25 Oct. 1937 La Plata.
Kaas:
Van 29 Sept.-13 Oct. 1939 consumptie.
Van 25 Oct. 1937-20 Maart 1939 74 k.g Russisehe.
Cacao:
Noteering vanaf ii Sept. 1939 In Guldens.
Gerst: Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr.
Kelksalpeter:
Vanaf November 1939 niet meer verkocht
1931 Amerie.an No. 2; van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932
in jute ba.ln, dooh uitsluitend in papieren balen. De no-
64/5 kg Zu.id-Russisehe; van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3;
teeringen zijn vanaf Juli 1939 gereotificeerd.
834
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8
November
1939
den opgeheven, terwijl de lersche Regeering een
betaling van £ 10 millioen verrichtte aan het Ver-
eenigd Koninkrijk. Toch wordt de mogelijkheid van
eeti grooteren
afzet
aan Engeland door de Ieren
niet voldoende uitgebuit. Het lersche contingent in
den invoer van zuivelproducten in Engeland bedraagt
slechts
3
pOt., zoodat de Ieren dit nog sterk zouden
kunnen uitbreiden zonder dat dit de prijzen veel zou
beïnvloeden.
De prijzen van de veeteeltproducten zijn ster-
ker gedaald dan die van de verschillende ingevoerde
fabrikaten.
Voor de industrialisatie was invoer van grond-
stoffen, machines en halffabrikaten noodzakelijk. Er
bestaat nu hoop, dat de invoer, vooral van de laatste
twee soorten, eenigermate zal afnemen, nu de ver-
schillende ondernemingen langzamerhand gevestigd
zijn en op gang komen.
Tegenover deze tekorten staat evenwel het voordeel,
dat terwijl de waarde van de totale technische uit-
rusting voor de industrie in
1931 £
25 millioen be-
droeg, dit bedrag in
1937
gestegen was tot £
34Y2
mil-
lioen.
Uit de netto-ontvangsten aan interest en dividen-
den valt te zien, dat ook Ierland behoort tot een van
cle weinige crediteurlanden. Het in het buitenland geïnvesteerde kapitaal gaf in
1938 £ 13Y21
millioen
inkomen. Van de andere netto-ontvangsten, zooals
gelcizendingen door emigranten en pensioenen uit
Engeland mag worden aangenomen, dat deze zullen
afnemen, de laatste zelfs Vrij spoedig. Ook van de
,,andere inkomsten”, waarvan die van de Ziekenhuis-
Sweepstake een groot deel uitmaken, en van de uit-
gaven van Amerikaansche touristen, is men niet
zeker.
Daar niet van alle posten gegevens aanwezig waren,
zijn de saldi der betalingsbalansen niet geheel en al
betrouwbaar, doch men mag wel aannemen, dat, be-
halve misschien in het jaar
1933,
deze saldi steeds
negatief zijn geweest. Deze saldi moeten op de een
of andere wijze vereffend worden, hetzij door middel
van buitenlandsche activa, of door het opnemen van
leeningen. Blijkens de bankbalansen zijn in de jaren
1933-’34
en
1937-’38
veel buitenlandsche activa op-
genomen; de daarvan bekende cijfers staan echter
slechts in zeer verwijderd verband met de genoemde
saldi. De Minister-President De Valera heeft ver-
klaard, dat de
900
fabrieken en werkplaatsen, die voor deze verminderde buitenlandsche activa in de
plaats zijn gekomen van veel meer waarde voor het
lersche volk zijn, en dat hij het verder terugtrekken
van deze activa voor dit doel zelfs zou toejuichen.
Het rapport van
1938
van de Banking Oommission
bevat hiertegen echter een duidelijke waarschuwing.
De commissie
wijst
erop, dat de rentetransfer een
van de weinige posten is op de betalingsbalans, waar-
op men kan rekenen en die het land in tijden van
noôd door de kapitaalschaarschte heen kunnen hel-
pen, en het onafhankelijk maken.
Dit is echter niet de eenige critiek van de commis-
sie op de door de Regeering gevolgde politiek. Zij
wijst er ook op, dat de verschillende invoerrechten,
contingenteeringen, vrijstellingen hiervan voor be-
paalde fabrikanten, en andere maatregelen door teveel
verschillende instanties worden genomen en onvol-
doende openbaar worden gemaakt. Hierdoor ontstaat
een nieuw element van onzekerheid in het zakenleven,
dat een eenigszins verder vooruitzien onmogelijk
maakt. Verder dragen al deze maatregelen bij tot het
verhoogen van de kosten van levensonderhoud door
stijgende prijzen. Een en ander beïnvloedt weer de
productiekosten van de industrie, zoodat deze aldus
nooit voor export zal kunnen werken. Ook de finan-
ciering van de industrie is volgens haar niet op de
juiste wijze geschied; en te groot deel wordt inge-nomen door preferent kapitaal, waarop een veel te
hooge rentelast drukt. Samenvattend zien wij, dat de vooruitzichten voor
de veeteelt en landbouw in Ierland, vooral na de over-
eenkomst met Groot-Brittannië, gunstig zijn. Dit is
natuurlijk van groot belang, ook voor de nieuwe in-
dustrieën, wier bestaan afhankelijk is van de
binnen-
landsche
welvaart, daar zij geheel op deze markt zijn aangewezen. Gezien de geringe bevolking en de on-
waarschijnlijk van export, zullen deze industrieën echter steeds gedoemd zijn om kleine bedrijven te
blijven.
De bedoeling van de lersche Regeering zal echter
steeds zijn – zooais de Minister-President in het
debat over het ,,Banking-Oornmission Report” op-
merkte -, ,,te trachten zooveel mogelijk de dingen,
die wij noodig hebben, te produceeren met behulp van
eigen huipbronnen en eigen. arbeid, terwijl export
alleen zal worden aangemoedigd, voor zoover deze
noodig is om die producten te betalen, die wij zelf
niet kunnen produceeren”.
MAANDCIJFERS.
HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.
Am-
sterdam
rn ets
Den Haag
Volle
eigen.
dom
Middel-
burg
Rotter-
dam
Zwolle
4.67 4.98 4.93
5.01
4.08 4.70
4.89
1933………
1934 ……..
4.49
4.65 4.69
4.95 4.89
4.52
4.65
1935………
4.54
4.54
4.58
4.80 4.50 4.40 4.44
1936 ……..
4.58 4.69 4.63
4.87
5
4.50
4.47 4.51
1937 ……..
4.-
4.-
4.04
1
4.34
4.-
4.12 4.03
1938
……..
.3.74
3.77
3.72
3.91
3.81
3.79
3.59
Jan.
1938
4.-
4
3.90
–
4_34
1)
4.14
34_44
Febr.
……
3.75
4_4
4.-
4
4-34
1)
3.75
34-4
3.50
34_4
3.90
4.10
4_34
1)
4.15
34_4
3.60
34_4
–
4
4-34
1)
3.72
34_4
3.50
34_.4
3.75
3.75
4-34
2)
3.52
344
Mei
………
Juni
…….
3.50
34_4
3.75
–
4_34
i)
3.81
34-4
4.-
34_4
3.50
4.-
4
3.75
35-44
Aug.
……
–
34_4
3.75
–
4
3.69
34_5
Sept.
……
–
34-4
3.50
–
4-34
1)
3.50
34-4
Juli ………
Oct ………
3.75 35
3.75
4.-
4_35
1)
–
34
Nov.
……
4.-
34
3.50
3.50
4
3.76
34
Maart …….
April
…….
Dec ………
3.75
.
34_4
3.65
–
4_34
1)
3.92
34
Jan.
1939 3.50
..
35
3.75
4.-
4-34
2)
3.35
34
Febr.
3.50
…
.
34_4
3.75
—
4_35 ‘)
3.57
34-4
Mrt.
3.50
..
3j
3.75
4.-
4-35
1)
4.-
35
April
3.50
35
3.75
–
4_34
1)
3.70
35 Mei
3.50
34
3.75
4.-
4_35
2)
3.74
35_4
Juni
,,
3.50
34_4
3.75 4.25
4_35
1)
4.
34
Juli
..
3.50 34_4
3.75
4.-
4_34
1)
3.82
34_5 Aug.
,,
4.-
4
3.50
–
4_34 ‘)
–
34
Sept.
,,
4.25 34
4.-
–
4_34
3)
–
4
Oct……
4.06
–
4.-
4.25
4
4.35
3-4
Voor hypotheken op gebouwen
4
0
/0;
voor hypotheken
op landerijen
35
0
/0.
Voor hypotheken op gebouwen deels
4
0/,,,
deels
34
0/
0
;
voor hypotheken op landerijen
34°/0.
Voor hypotheken op gebouwen
4
0,,;
vor hypotheken
op landerijen deels
34
0/,
deels
4
/0
Nadruk verboden
ONTVANGEN BOEKEN.
Die Schalihebet der Konjunktur
door Paul Binder.
(München-Berlijn
1939;
Verlag von R. Olden-
bourg. Prijs R.M.
4.80).
Treasuries and central banks
door D. W. Dodweil.
(Londen
1934;
P. S. King & Sn. Ltd. Prijs 10/6).
Enige economische grondslagen voor de belastingpo-
hek
door Dr. B. Schendstok. Proefschrift. No. 46
der Geschriften van de Vereeniging voor Belas-
tingweten.schap. (Purmerend
1939;
J. Muusses).
Lijst van litteratuur nopens De Nederlandsche Bank,
in tijdschriften, dagbladen en mengelwerken tot
op
31
Maart
1939
verschenen, samengesteld door
A. M. van de Waal. (Amsterdam
1939;
J. II. de
Bussy).
8 November
1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
835
Flandbuch der Schweizerischen. Produlctio’n,
1939.
Uit-
gave van de Schweizerische Zentrale fi.ir E[an-
delsförderung. (Zürich-Lausanne
1939.
Prijs
Fr. 6.-).
Moderne kosiprijsopvattingen
door Drs. A. M. Groot.
(Purmerend
1939; J.
Muusses. Prijs
f
2.25).
Législation et activités sociales en Suède.
Uitgegeven
in opdracht van de Zweedsche Regeering. (Stock-
holm
1939;
Tryckeriaktiebolaget Tiden).
STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
1 Nov. 1939 voor
telegrafische
uitbetaling op:
Gulden per
Pari
Koers
Bank-
disconto
Europa.
610
Londen
)
£
–
7.534
2
100 Mark
59.26
8
75.60
4
100 Franc
–
4.27
2
Brussel
*)
100
Belga
24.90
8
31.39 24
Berlijn *)………..
100 Franc
6.22
8
7.87*
–
…………
Parijs *)
………..
Zürich *)
100
,,
42.23*
14
Luxemburg
……..
100 Kronen
.
–
6.45
–
Praag ………….
Boedapest
………
100 Pengö
43.51
33.25
4
100 Lei
1.48
8
1.35
34
Boekarest
……….
100 Leva
1.79
7
2.30
6
Sofia
…………..
Belgrado ……… .
100 Dinar
.-
4.42*
Turksch £
1.
4
6*
–
100 Drachme
–
1.30
6
100 Lira
–
9.5
2
* 44
Madrid
5)
100 Peseta
48.- 20.-
5
Lissabon ……….
..Escudo
–
0.0685
4
Kopenhagen
)
….
100 Kronen
–
36.42*
54
Oslo *)
100
–
42.82* 44
Stockholm
5)
100
–
44.90
25
100 TJ5l. Kr.
–
32.75
–
Istanbul ………..
100 Zioty
..
27.90
9
–
Athene
…………
Milaan
…………
Kovno (Litauen) ..
100 Lita
24.88
3
1.87*
Riga (Letland) ….
100 Lat
..
48.-
35.25
5
£allinn (Estiand) •.
100 EstI. Kr.
–
44.90
44
Reickjavick
……..
100 Finnmrk.
..
–
3.7
2
*
4
Warschau
……….
Moskou
……….
Tjerwonets
–
35.-
4
(100 Roebel)
..
100 Gulden
..
27.90
9
–
Danzig
…………
Amerika.
tew-York )
$
1.46
9
1.88
1
Eelsingfors
……..
Montreal
……..
Canad.
$
–
1.68*
Mexico
……….
M ex. Dollar
–
0.32
Buenos Aires ……
Peso (papier)
–
0
.
44
*
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
–
–
Rio de Janeiro….
Milreis (pap.)
–
0.10
Peso (papier)
0.15
0.
0
6*
Bogota (Columbia)
8)
Peso
–
1.20
uito (Ecuador)
..
Sucre
–
–
Sol
–
0.32k
Lima (Peru)
……..
Montevideo (Urug.)
Peso
.. ..
–
0.70
Caracas (Venezuela)
..
Bolivar
–
0.60
Valparaiso ………
Paramaribo
……
Gulden
–
1.00*
San José (C. Rica)
Colon
–
–
luatemala ……..
Quetzal
–
1
.88*
Willemstad (Curaç.)
Gulden
–
1
.00*
Managua (Nicar.)
8)
..
Cordoba
–
–
San Salvador
8)
…
Colon
.
–
–
Azië.
Rupee
–
0.57
34
Gulden I.G.
–
1
.
00
*
Yen
–
0.44
3.285
..
Dollar
–
0.47
Dollar
–
0.16
Singapore
………
Straits DolI.
1.41
0.90
Phil. Peso
–
0.94
Batavia
………..
reheran ‘)(Perzië)..
Pahlavi
–
–
Calcutta ………..
obe
………….
Baht
–
0.7
2
*
Afrika.
aongkong ………
Shanghai
………
aapstad
£
–
7.52
Manilla
………..
Bangkok ………..
Uexandrië ……..
Egypt.
£
–
7.72*
Aus tralië.
Melbourne, Sidney
.
en Brisbane
….
.
£
.
–
.
6
.0
2
*
ieuw Zeeland
£
–
6.07*
1)
0ff. 0.36 vrije markt
0.09.3) Milreis Goud.
3)
Goudpeso.
4)
Munteenheid
=
Rail
(=
een Kran.)
5)
Nom.
5)
Not, te A’dam.
0v.
not, part. opg.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels 3
28Aug.’39
Ned
Lissabon
…. 4
11Aug.’37
Bk
Bel.Binri.Eff
iVrsch.inR.C.
3428Aug.’39
Londen ……2
26 Oct.’39
3428Aug.’39
Madrid …… i
15
Juli’35
Athene ……….
6
4Jan.’37
N.-YorkF.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan.’37
Oslo …….. 4427
Sept.’39
Belgrado ……..
5
1 Febr.’35
Parijs
……
2
3
Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest
……
34
5Mei’38
Pretoria
…. 34
15Mei’33
Brussel
……..
24
1)6Juh’39
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
.. 24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Warschau…. 44
18Dec.’37
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk. 1425
Nov.’36
Kopenhagen
.
54
9 Oct.’39 1)
11/3%
bankwissels
i.z. verk. Belgische prod. in het buitenland.
OPEN MARKT.
1939
4
30Oct.!
23128
16121
Nov.
5Nov.
Oct.
Oct.
938
3
5Nov
1937
116
Nov.
1939
Aug.
Amsterdam
Partic.disc.
1
1
/5-
3
/5
1118-518
1315
21/
4
I3121/
3/_5
j8
1/4
112
Prolong.
1
3
/4
1
3
14-2
2 2
1
1
11
2
31
4
r.onden
Daggeld.
3(
4
.11/
4
2)
3
14.2
1
(4
1
)
314.2114
1
1
1-2
1
1
l/_t
‘(,-1
1
13-314
Partic.djsc,
I3/
2)
1
3
/16-
12
h,-‘
1
/,s
1
3
14-2
1
116
1
:32
–
16
132
–
116
13
116_3
7
18
9erl Ç/n
111
1)
Daggeld…
215-5/8 2)
2-
5
18
3)
2-6/s
17182114
23/
5
311
4
21133
2
1
1-
5
/
4aandgeld
23(8-5(8
2)
2/
5
(,
3)
2
3
(-5(
2
3
(-
5
/
2/4-3
21-
7
1
2
3
(-5(
Part, disc.
214 2)
23/
4
1)
2
3
14
2
3
14
271
21
2
3
/4
Warenw. ..
41/
2
2)
4_1
33)
4
1
/2
41/2
4-
1
/2
4-1/s
41/
Vew
York
Daggeld’)
1 1 1
1
1
1 1
Partic.disc.,
1;3
j
1/3
1
1
/2
1
115
11
1
12
1
12
1
12
Koers van 27 Oct. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
28 Oct.
3)
23-28 Oct.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
D
” ‘
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavis
York’)
31 Oct.
1939
1.88%
7.52%
7560
4.27 31.41
101
1 Nov. 1939
1
.
88
3
/
16
7.53%
75
60
4.2734
31.39
100%
2
1939
1.88%
7.53%
75.60
4.27%
31.40
101%
3
,,
1939
1.88% 7.52%
75.60 4.27
31.38
100%
4
1939 1.88%
7.50%
75.50
4.26% 31.37
100%
6
,,
1939 1.88%
7.47%
75.20
4.23%
31.46
100%
Laagste d.w
1)
1.88
7.40
75.-
4.23
31.30
100
Hoogste d.wl)
1.88%
7.50%
76.-
428
31.474
10131
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.283
9.747
24.906
100
Data
serland
Praaf
Boeka-
Milaan
Madrid
31 Oct.
1939
4225
–
–
–
–
1 Nov. 1939
42.23%
– –
–
–
2
1939
42.24
–
–
–
–
3
1939
42.23%
– – –
–
4
1939
42.23%
–
–
–
–
6
1939
42.25
–
–
–
Laagste d.wl)
4220
–
– –
–
Hoogste d.wi)
4230
–
–
9.60
–
Muntpaniteit
48.003
7.371
1.488 13.094
48.52
D ta
St
ock-
Kopen-
Oslo’
Hel-
Buenos-
Mon-
holm’)
hagen’)
/
lor!’)
Aires’)
treal’)
31 Oct.
1939
44.90
36.424
42.85
3.75
44%
168%
1 Nov. 1930
44.924 36.424
42 824
3.75 44%
169
2
1939
44.90
36.424
42.85
3.75
44% 169%
3
1939
44.90
36.40
42.85
3.75
44%
169%
4
1939
44.874 36.40
42.824
3.73
44%
169
6
1939
44.924 36.424
42.824
3.75
44%
168%
Laagste d.w1)
44.774 36.30
42.70
3.70 43%
167%
Eoogste d.wl)l
44.97JI 3650
42.90
3.80
44%
170%
Muntpaniteit 1
66.6711 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
*) Noteering te Amsterdam. “) Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Ca.ble).
1)
°
Londen
($
per
k)
Parijs
($
p. 100
fr.)
Berlijn
($ p. lOO Mk.)
,trnsteraun,
($ p. 100
gid.)
31
Oct.
19391
3,99%
2,2631
40,25
1
53,10
1 Nov.
1939
3,99% 2,27
40,25 53,10
2
1939
3,90%
2,27
40,25
53,1034
3
1939
3,99%
2,26k’
–
40,25 53,10%
4
.
1939 3,97
2,25% 40,10
53,10
6
1939
4,01%
2,27% 40,10
53,09
7 Nov.
1938
4,7634
2,66%
40,06 54,38%
Muntpaniteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%
836
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT-
GERST
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer EIEREN
–
(groote)
L)
Zie blz.833
59160 kg
Marokko’)
Rotterdam per 2000 kg. Bahia Blan-
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
per cwt. f.o.b.
Alkmaar
Gein, not.
Leeuwar- Heffing
Termijn-
noteer. op
La Plala’)
Termijn-‘
noteer. oiis
80kg Roe-
meensche’)
van
dit nwnmer
loco
Rotterdam
ca’) loco
Rotterdam
Rangoon)Bassein
der Comm.
Crisis
Zuivel-
Fabr.kaas
gang exp.
Eiermijn
Roermond per2000kg.
1 of 2 mnd.
per 100 kg.
1 of 2 mnd.
Locoprijs
___________________
HerI.Ncd.Ct.)_Not.
Noteering
Centr.
per 50kg’)
p100 st.
/
%
/
%f%f
%f%f%f%
sh.’T’%f
1%
1%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,47
5
102,5 13,82
5
110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
11
1
31
1
4
2,03 98,4
–
43,30
95,0
7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,57′
100,1
13,47
5
99,9 6,43
98,4
10!714
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,15
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5
89,4
I1,27
89,8
12,25
90,8
6,34 97,0
1016
2,05
99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,22
5
51,2 8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09 77,9
8/5
1,66
80,5
–
38,45
84,4 6,72 83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40
1
8
84,50 41,8 4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9
–
31,30 68,7 5,35 66,7
1932
100,75
46,8.
72,-
37,5
77,25 38,2
4,625
38,0 4,70 37,4
5,22
5
38,7
2,59
39,6
511
1
j,
0,94 45,6
–
22,70
49,8 4,14 51,6
1933
Z
70,-
32,5
60,75 31,6
68,50
33,9 3,55 29,3
375
29,9
5,02
5
37,2
1,84
28,2
4)5
1
),
0,61
29,6 0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75 35,2
64,75
33,7 70,75 35,0 3,32
5
27,3
3:25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4)73)4
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,0
1935
68,-
31,6
56,-
29,2 61,25 30,3
3
1
07
5
25,3 3,87
5
30,9
4,12
5
30,6
2,07 31,7
5(8
12
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20 39,9
1936
40,0 74,50
38,8
74,
36,6 4,27
5
35,1
5,75
45,8
6,27
5
46,5
2,19
33,5
5)7
1
),
0,58
28,1
0,88
5
17,55
38,5
3,50 43,6
1937
e
137,75
64.0
105,75
55,1
III,-
55,0 8,95 73,6 8,02
5
63,9 8,92
5
66,2 2,70
41,3
61-
0,78
37,9 0,67
19,75
43,3
3,96
49,4
1938 103,00
47,9
100,50
52,3
106,50
49,9
5,72
5
47,1
5,40 43,0 6,20
46,0
2,48
38,0
5/7
0,80 38,8
0,58
21,27
5
46,7 3,98
49,6
Dec.
1938
91,
42,3 97,25 50,7
106,75
50,1
4,42
5
36,4 3,52
5
28,1
3,75
27,8
2,05
31,4
419114
0,83
40,3
0,70
20,60 45,2 4,73 59,0
Jan.
1939
0
88,
40,9
96,75
50,4
106,25
49,8
4,30
35,3 3,15
29,9
3,85 28,5
2,12
32,5
4111
1
14
0,84
40,8 0,62
5
20,07
5
44,0 4,29 53,5
Febr.
z
84,50
39,3
89,-.
46,4
97,75
45,8 4,22
5
34,7
3,50
21,9
3,67
5
27,2 2,27 34,8
512’14
0,86
41,7
0,60
19,95
43,8
3,41
42,5
Maart
•
”
89,75 41,7
89,25
46,5
98,25
46,1
4,22
5
34,7
3,575
28,5 3,62
5
26,9
2,42
37,1
515314
0,80
38,8
0,60
18,15
39,8
3,50 43,6
April
,,
,,t,
93,
43,2
90,75 47,3
101,25
47,5
4,25 34,9
3,575
28,5
3,82
5
28,4
2,51
1
39,4
51931
4
0,75 36,4 0,55
16,57
5
36,4
3,55
44,3
Mei
,,
13
91
42,3
89,75
46,7
100,50
47,2
4,10 33,7 3,92
5
31,2
3,95
29,3
2,65
1
40,6
611
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3 3,40 42,4
Juni
,,
90:75
42
,2
90,50
47,1
97,25
45.6
3,90
32,1
3,47
5
27,7
3,82
5
28,4 2,62
1
40,1
5/1 l
3
/g
0,75
35,4
0,60
17,10
37,5 3,45 43,0
Juli
40,5
83,25
43,4
91,25
42,8 3,87
5
31,9 3,35
26,7
3,45
25,6
2,54 38,9
5/9
1
),
0,76
36,9
0,54
16,55
36,3 3,49
43,5
Aug.
,,
85,75
39,9 82,75
43,1
87,50
41,0 4,45
36,6
3,27
5
26,1
3,50 25,9 2,57 39,4
5/10)
4
0,72
35,0
0,55
15,95
35,0 4,04 50,4
Sept
0,73
35,4
0,59
23,15
0,8
4,06 50,6
Oct.’
:
0,80
38,8 0,72
5
25,95
55,9,
4,88 60,8
26 Sept.-3 Oct.
_*)
*)
0,80
38,8
0,65
30,50
66,9
4,70 58,6
3-I0Oct.’39
__*)
)0,80
38,8
0,65
30,25
66,4
4,85 60,5
10-17,,,
_*)_
._.*)_
_*)_
———————————————
s)-.
————————————-
_*)_
-s)
2,2434,37/11/,0,8038,80,65
27,
59,2
4,50
56,1
17-24,,,
_*)_
_*)_
————————————-
————————————
–
–
_*)_
_*)_
_*)_
_*)0,80
38,8 0,80
23,50
51,6
4,90
61,1
24-3lOct,
….*)
_*)
_*)
0,80 38,8 0,80
23,-
50,5
5,45
68,0
31 Oct.-7 Nov.
_*)
—————————–
———————————-
)l
–
2,22
34,0
7)1′!,
0,80 38,8 0,80
22,-
48,3
5,90
73,6
S)
In verband met den internationalen toestand geen noteering, waardoor ook het berekenen der indexcijfers achterwege moet blijven.
JUTE KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
– –
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
1314 Dernier
wit Gr. D. te
Stand. Ribbed
Smoked Sheets
Middling Upland
Super FineC.P.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.
,
erino
S
V.
c.i.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.
New York per Ib.
loco Londen p. 1h.
Herl.Ned.Ct.)
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not. Herl.Ned.Ct.)
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ncd.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
/
‘T”
£
cts.
%
$cts.
“is.
%
pence
ets.
%
penee
ets.
%
penee
/
%
8
ets.
%
penee
1927
442,38
103,4
36.10/-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96
1
8
26,50 244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,50 1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.14/3′
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
257,97 60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,87
1931
192,15
44,0
17.1/7
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28 60,9
44,0
13,-
109,0
46,6
23,25
5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,12
5
1932
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3
5,39 42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,375
1933 128,63
30,1 15.1212 17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9 41,5 28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934
115,85
27,1
15.9/9
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0 30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6 6,25
1935 134,52
31,4
18.1118 17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5
14,-
84,5 36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
u
142,61
33,3
18.6/8
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7 5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
1931
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0 55,7
5,34 89,0
64,4 23,75
132,7
56,8
35,50
3,30 25,8
1,86
5
36
54,3
9,50
1938 165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3
8,64
15,1
42,0
4,08
61,9
44,8
16,75
96,1
41,1
26,-
2,99
23,3
1,64
27
40,7 7,25
Dec.
1938
0
163,83
38,3
19.116
15,9
33,8
8,62
14,4 40,1
4,03
59,3
42,9
16,50
89,5 38,3
25,-
3,22
25,1
1,75
29
43,7 8,12
5
Jan.
1939
178,37
41,7 20.151-
16,5
35,0
8,91
14,8
41,2
4,14 58,5
42,3
16,25
89,2 38,2
25.-
3,37
26,3
1,83
29 43,7
8,-
Febr.
,,
203,23
47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40,9 4,05
58,6 42,4
16,-
90,1
38,6
24,75 3,80 29,7
2,03
29
43,7
8,-
Maart
,,
208,49
48,7
23.12/6
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3
4,13
59,8
43,2
16,25
90,8
38,9 24,75 4,07
31,8
2,16
30
45,2 8,25
April
•
z
236,15
55,2
26.16/3
16,7
35,5 8,86
15,2
42,3 4,15
59,9
43,3
16,25
89,2
38,2
24,25 4,38 34,2
2,32
29 43,7
8,’
Mei
s” 249,48
58,3
28.1113
17,7
37,6
9,51
15,8
44,9 4,33
62,3
45,1
17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5 2,57
5
29 43,2
51,125
Juni
,,
231,90
54,2 26.71-
18,7
39,7
9,91 16,2
45,1
4,42
65,3
47,2
17,75
91,4
39,1
25,-
4,71
36,8 2,50
30
45,2
8,25
Juli
0
217,84
50,9
24.15111
18,3
38,9
9,76
15,6
43,4 4,26
70,7
51,1
19,25
94,5 40,0
25,75 4,88
38,1
2,60
30
45,2
8,37′
Aug.
182,05
42,5
21.1
1
9
17,2
36,5
9,23
15,5 43,1
4,30
70,0 50,6
19,50
92,0
39,4
25,50
4,72
36,8
2,53
31
46,7
8,625
Sept.
,,
–
–
–
17,3
36,7
9,17
18,5
51,5 5,90
60,7
43,9
19,50
79,1
33,8
25,50
6,-.
46,9 3,20
30
45,2 9,125
Oct.
.,
Z
–
– –
17,4
36,9 9,25
17,5
48,7 5,55
–
– –
–
–
–
5,74
44,8 3,05
‘
32
48,2
10,25
26 Sept.-3 Oct.
–
–
_*)
17
1
5
37,2 9,33
17,9
49,8
5,73
–
–
5,79
45,2 3,09
30
45,2 9,625
3-I0Oct.’3913-‘
_*)
17,1
36,3
9,09
17,6
49,0
5,58
–
–
_*)
–
–
_*)
5,56
43,42,96
30
45,2 9,62
5
10-17,.
– –
_*)
17,3
36.7
9,21 17,2
47,9 5,43
–
–
_*)
–
–
_.*)
5,5843,62,97
32
48,2
10,12
5
17-24
.,
,,
–
–
_*)
17,5
37,2
9,30
17,4
48,4
5,54
–
–
_5)
–
–
_*)
5,58
43,6
2,96
34
51,3
10,75
24-3lOct..
–
–
_*)
17,637,49,34 17,749,35,63
–
–
–
‘
_*)
5,60
43,72,97
35
52,8
II,-
31 Oct.-7 Nov.
– –
_*)
17,6
37,4
9,33
17,7
49,3
5,64
–
-.
_*)
–
–
_*)
6,40
50,0
3,40
35
52,8
11,25
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng. ton
LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen per Eng. ton
L
»’1nd
n
,
p
r E
ton
IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng. ton
GIETERIJ-IJZER
(Lux III) per Eng. ton f.o. b. Antwerpen
ZINK
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng. ton
ZILVER cash Londen
per Standard
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
llerl.Ned.Ct.)
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.NedCt./
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Neu.Ct.1
Not.
/
%
£
/
%
£
/
%
£
/
%
sh.
/
%
Sh.
/
%
£
ets.
‘i/’e
1927
675,10
85,9 55.13/11
295,75
106,5
24.8(1
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
6416
345,40
108,8
28.9/11
132
101,5
26
1
116
1928
771,20
98,1
63.14/9
256,15
92,2
21.3/4
2749,50
94,6
227.4/8
39,85
94,6
65/10
37,90
95,9
62/8
305,75
96,4
25.5
1
5
135
103,8
26
3
1
,
1929
912,55
116,1
75.9
1
7
281,10
101,2
23.4/11
2465,65
84,8
203.18
1
10
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
116
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.1/5
1716,20
59,1
141.19
1
1
40,50
96,1
67/-
35,95 91,0
59
1
6
203,55
64,1
16.16/9
89
68,5
1
7
1
‘f,,,
1931
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13
–
17
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1 5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
145;8
1932
z
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18
1
10
25,40
60,3
58/6
22,20 56,2
51
1
1
118,95
37,5
13.13/10
64
49,2
17″!,,
1933
”
268,40
34,f
32.11/4
97,25 35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
1,
1934
226,80
28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.1
1
–
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66/11
20,25 51,2
54f
1
103,05
32,5
13.15/6
66
50,8
21
1
1
,
1935
ti,
230,95
29,4
31.18/.1
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
68/2
20,25 51,2
561-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28′
5
ji
1936
E
298,75
38,0
38.8/1
137,15
49,4
17.12/7
1592,-
54,8
204.12/8
28,40
67,4
73/-
22,40 56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7
65
50,0
20
1
1
16
1937
It
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.5/6
2176,70
74,9
242.7/10
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.4/4
75
57,7
20’/,
1938
361,40
46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.1311
48,45
115,0
1091-
30,30
76,7
6812
125,15
39,4
14.1)10
72
55,4
19
9
;16
Dec.
1938
372,90
47,4
43.81-
130,70
47,1
15.412
1842,55
63,4
214.816
46,90
111,3
1091-
29,20
73,9
67110
118,05
37,2
13.1419
72
55,4
20
11
Jan.
1939
tij
371.15
47,2
42.19
1
8
125,15
45,1
14.9
1
10
1857,55
63,9 215.2
1
6
42,65
101,2
99
1
–
28,90
73,1
67
1
1
118,35
37,3
13.14
1
1
73
56,2
20
1
/
4
Febr.
,,
371,40
47,2
42.911
125,55
45,2
14.711
1876,25
64,6
214.9)5
43,30
102,8
991-
29,55
74,6
6716
119,95
37,8
13.1413
‘
74
56,9
20
7
(16
Maart
379,65
48,3
43-14
130,35
46,9
14.1514
1902,50
65,5
215.1113
43,70
103,7
991- 29,80
75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75
57,7
20
5
116
April
370,30
47,1
42.-)-
126,75
45,6
14.716
1915,95
65,9
217.613
43,65
103,6
991- 30,05
76,0
6812
118,70
37,4
13.913
73
56,2
20
Mei
364,65
46,4
41.15/-
127,25
45,8 14.11(7
1970,55
67,8
225.12/-
43,25
102,7
99/
–
31,20
78,9
71
1
6
120,65
38,0
13.16
1
3
73
56,2
205/s
Juni
369,65 47,0
41.18/9
128,50
46,3
14.11(7
2000,25
68,8
226.18/9
43,65
103,6
99)..
32,25 81,6
73/2
125,20
39,5
14.4/1
73
56,2
193f
1
Juli
4
.
377,80
48,0
43.3/3
129,85
46,8
14.13/5
2020,95
69,5
229.16/6
43,55
103,4
99
1
–
31,05
78,6
70,7
126,15
39,8
14.6
1
11
62
47,7
l6/,
Aug.
,,
U.
379,50
48,3
44.l8i6
136,40
49,1
16.2/12
1942,50
66,8
229.17/6
42,15
100,0
99/
–
30,75
77,8
72)2
124,70
39,3 14.15/5
63
48,5
li
3
/,
Sept.,
t
–
.
–
–
–
–
– –
1693,6058,3229.5110
36,55
86,7
991
–
68
52,32
1
1
3
I
1
Oct.
,
”
–
– –
–
–
.
–
1735,10
59,7
229.19/6
37,35
88,6
99/
–
72
55,4
2213/,,,
26 Sept.-3Oct.
z
–
–
_*)
1730,05
59,6
229.17
1
6
37,25
88,4 99
1
–
5
)
67
51,5
211
1
4
3-10 Oct. ’39
0
–
–
–
‘1
–
–
-)
1741,40
599
230.
–
!
–
37,50
89
1
0
99
1
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
–
–
–
—-
–
–
5
)
72
55,4
22
7
1
,
10
–
17
,,
,,
–
–
_*)
–
–
_*)
1734,80
59,7
230.-/-
37,35
88,6
99/
–
–
–
—
–
–
–
–
–
—
–
–
–
–
–
5
)
73
56,2
23
1
14
17-24
.,
,,
–
–
_*)
–
–
-*
1737,10
59,8
230.-!-
37,40
88,8 99
1
–
–
–
—
–
–
–
–
–
——–
–
–
—
–
–
–
–
–
—
–
—
–
–
_*)
13
56,2
23
1
1
24
–
31 Oct.
,,
–
–
_*)
–
–
-*
1731,35
59,6
230.-(-
37,25
88,4
99/-
52,60
133,1
139(9
_*)
74
56,9
23
7
j,
31 Oct.-7 Nov.
–
–
_*)
– –
‘-
1718,40
59,1
230-/-
40,35
95,8
1081-
——-
–
——
5
)
72
55,4
231/16
IIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).
837
GE-
SLACHTE
GE- SLACHTE
DEENSCI-1
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
–
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Londen
Accra per 50kg
c.i.f. Nederland’)
per ‘/21g.
suiker loco Rotterdam!
veiling A’dam
Gem.Java- en
Robusta
Superior
per 100 kg
per 100kg Londen per cwt.
per 8 lbs.
–
Amsterdam
Sumatrathee
Hl
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.
–
Not.
Rotterdam
Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per’/akg.
f
7_
57
–
7
Ïi
cts.
%
cts.
T
f
%
ets.
%
1927
– –
-.
–
65,15
97,8
10716
2,73 92,2
4/6
41,21
119,4
68/-
46,87
5
95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
102,8
1928
93,-
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
110/5
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
57/3
49,62
5
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3 102,1
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
112/2
3,12
105,4
5/2
27,70
80,2
45(10
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3 69,25 91,4
94,5
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94/7
2,97
100,3
4/11
21,04 61,0
34/11
32
65,2
38,10 64,4
9,60
60,0 60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
24/7
25
50,9
27,10 45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
52,9
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
58/7
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5
39,6
28,25
37,3
43,1
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
74/7
1,54
52,0
3/9
9,30 26,9
22/7
21,10
43,0
22,83
38,6
5,32
5
34,5
32,75
43,2
36,1
1934
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/91/2
8,15
23,6
21/10
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40 52,8
34,6
1935
48,125
50,8 51,625 60,5
32,-
48,1
88/5
1,19
40,2
3(31/1
8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50 45,5
32,3
1936
53,42
5
56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
93/6
1,48
50,0
3(91/2
12,05
34,9
3014
13,625
27,8
16,875
28,5
4,02
5
25,2
40
52,8 39,3
1937
71,275
75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
94/1
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5
33,9
22,37
5
37,8
6,225
38,9
53,50
70,6
53,8
1938
67,55
71,3
63,62
5
74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
4/4
1
/,
10,48
30,4
2318 13,20
26,9
14,91
25,2 5,20
32,5
51,-
67,3 46,4
Dec. 1938
63,35
66,9
59,75
70,0
41,46
62,3
9616
1,89
63,9
414314
9,03
26,2
211-
13,50
27,5
15
25,4
5,72
5
35,8 46,50
61,4
43,4
Jan.
1939
63,67
5
67,2
56,87′
66,7
41,93
63,0
9716
1,94
65,5
416
1
/4
8,95 25,9
20194
13,20
26,9
15
25,4
5,85 36,6
47,50
62,7
43,3
Febr.
,,
61,85
65,3
55,95
65,6
43,61
65,5
1001-
1,90
64,2
414
9,14
26,5
20110+
13
26,5
15
25,4
5,775
36,1
48,75
64,4
41,7
Maart
,,
62,475 66,0
55,825 65,4
44,39
66,7
10017
1,84
62,2
4/2
9,27
26,9
211-
13
26,5
15
25,4
6,275 39,2
50,50
66,7
42,1
April
,,
65,325 69,0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
1,75
59,1
3111
3
14
9,05 26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,325 45,8 53,50
70,6
42,9
Mei
67,-
70,7
55,95
65,6
39,28
59,0
90/-
1,85
62,5
4/2
3
14
8,85 25.6
20134
13
26,5
15
25,4 8,52
5
53,3 52,25
69,0
43,1
Juni
,,
65,47
5
69,1
54,70
64,1
40,23
60,4
9113
1,84
62,2
412
8,86 25,7
2011
12,75
26,0
14,50
24,5
8,07
5
50,5 51,25
67,7
42,7
Juli
65,25
68,9
59,17
5
69,4
43,05
64,6
981-
1,96
66,2
4/51/2
8,65
25,1
191811
4
12,50
25.5
14
23,7
8,10
50,7
50,-
66,0
42,4
Aug.
65,30
69,0
60,50
70,9
42,73
64,2 98/10
2,01
67,9
4(8 8,58 24,9
19194
12,50
25,5
14
23,7
6,70 41,9 49,50
65,3
42,4
Sept.
,,
71,85
75,9
68,12
5
79,9
37,65
56,5
100/-
1,87
63,2
51-
14,58
42,2
–
14,87
5
30,3
16,25
27,5
– .
–
52,50
69,3
Oct.
,,
69,80
73,7
76,62
5
89,8
41,21
61,9
1091-
1,89
63,9
51-
12,72
36,8
–
16,50
33,6
18,-
30,4
–
–
54,25
71,6
5 Sept.-3Oct.
71,30
75,3
73,-
85,6
37,53
56,4
100/-
1,88
63,5
51-
– –
–
16,-
32,6
17,50
29,6
_*)
–
54,25
71,6
1-10 Oct. ’39
71,30
75,3
78,-
91,4
37,90
56,9
1001-
1,90
64,2
51-
14,-
40,6
–
16,50
33,6
18,-
30,4
-)
–
54,25 71,6
1-17
,
69,30
73,2
76,-
89,1
41,79
62,8
110/-
1,90
64,2
51- 13,75
39,8
–
16,50
33,6
18,-
30,4
_*)
–
54,25
71,6
t-24
,,
,,
69,30
73,2
76,-
89,1
41,44
62,2
110/-
1,88
63,5
5/-
12,13
35,1
–
16,50
33,6
18,-
30,4
_*)
–
54,25
71,6
1-31 Oct.’39
69,30
73,2
176,50
1
89,7
41,61
1
62,5
110/-
1,89
63,9
51-
11,-
31,9
–
17,-
34,6
18,50
31,3
5)
–
54,25
71,6
1 Oct.-7 Nov.
69,30
73,2
76,-
89,1
43,29
65,0
115/-
1,88
63,5
51-
11,50
33,3
–
17,-
1
34,6
18,50
31,3
_*)
–
57,-
75,2
GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2L/2
x
7 per standaard ex opslagpl. Londen
VUREN-
HOUT
basis 7″ f.o.b.
ZwedenlFini.
per standaard
van 4.672 M
3
.
Kd
HUIDEN
Gaaf,
open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam
–
COPRA
Ned.-Ind.
I. m. s.
per 100 kg
Amsterdam
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
c.i.f. R’dam/Hamburg
LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.
1)
GOUD
cash Londen
per ounce fine
HerI. Ned.Ct.I
Not.
,,
._
.
Hen. Ned. Ct.
Not,
HerI. Ned.
c.
–
T
–
i”
£
f
i
‘7
i
7
Ï
f
%
T
%
sh.
1927
230,28
100,1
19.-(-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18(11
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,3
124,1
1928
229,90
100,0
19-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5
104,1
254,10
101,6
21.-(-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0 100,4 94,6
1929 229,71
99,9
19.-!-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5
89,4
230,16
92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40
99,9
851-
92,7
95,3
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5
73,9
175,55
70,2
14.10/4
181,75
93,3 51,40
99,9
851-
69,6
15,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2/11
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6
54,4
44,7
1932
136,14
59,2
15.13/4
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-(4
70,-
35,9
51,25 99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.11/2
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
38,8
51,35
99,8
124/7
33,1
38,9
34,5
1934
134,02
58,3 17.18/4 76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3 51,50
100,1
13718
31,6
37,2
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5 51,50
100,1
142/2
32,2
36,9
34,8
1936
139,98
60,9 17.19/10 78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6
23,35 58,2
15,22
5
49,7
127,81
51,1
14.4(8
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9
53,4
57,9 55,9
1938 189,94
82,6
21.717 109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5
32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9
63,30
123,0
14216
41,1
48,4 44,5
Dec.
1938
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1
14,50
36,2
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2/10
91,25 46,9
63,95
124,3
148110
40,2
46,6 45,3
Jan.
1939
174,17
75,7
20.51-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5
29,6
98,20
35,3
10.419
89,25
45,9
64,20
124,8
14818
40,7
46,5 45,7
Febr.
•
169,53
73,7
19.8(9
109,80 71,9
14,50
36,2
9,40
30,7
90,50
36,2
10.6111
90,50
46,5
64,90
126,1 14814
42,1
46,4
46,1
Maart
,,
169,89 73
1
9
19.5/-
116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
36,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148/44
43,5 47,5 47,8
April
,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9
16,-
39,9 9,475
30,9
91,89
36,7
10.815
94,50
48,5
65,45
127,2
14816
44,5 47,8
48,8
Mei
,,
178.52
77,6
21.-/6
119,50
78,3
16,50
41,2
9,85
32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3 64,85
126,0
148154
46,4 48,6
49,9
Juni
,,
186,26
81,0
21.2/6
126,25
82,7
17,-
42,4
9,975
32,6
106,46
42,6
12.117
99,75
51,2
65,55
127,4
148/84
47,5
49,1
50,0
Juli
,
186,71
81,2
21.51-
132,50
86,8
17,25
43,0 9,02
5
29,5
101,24
40,5
11.1013
94,-
48,3
65,30
126,9
14816
47,2 48,6
49,4
Aug.
,,
189,28
82,3
21.181-
132,50
86,8
18,-
44,9
9,975
29,3
104,26
41,7 11.18/9
94,50 48,5 64,50
125,4
15118
46,4 48,3
48,4
Sept.
,,
186,24
81,0
25.216
–
–
18,-
44,9
–
–
–
–
–
– –
62,30
121,1
1661
Oct.
,,
189,98
92,8 25.216
135,-
88,4
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
– – –
63,40
123,2
1681-
iSept.-3Oct.
188,56
82,0
25.216
– –
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
_*)
_*)
–
63,25
122,9
1681-
3-10 Oct. ’39
190,45
82,8
25.216
–
–
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
_*)
_*)
–
63,60
123,6
1681′.
)-17
,,
,,
190,89
83,0
25.216
_*)
–
18,-
44,9
13,-a)
42,4
–
–
_*)
_*)
–
63,35
123,1
168/-
1-24,,
.,
189,32
82,3
25.2/6
135,-
88,4
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
_*)
_*)
–
63,45
123,3
168/-
1-31 0ct.’39
190,07
82,7 25.216
135,-
88,4
18,-
44,9
13,-a)
42,4
63,25
122,91
1681-
1 Oct.-7 Nov.
189,16
82,3
25.216
135,-
88,4
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
_*)
_*)
–
62,75
122
,
0
1
168
1
–
a) Nominaal.
TÊNKOLEN
Westf./Holl.
bunkerk. ongez.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 tlm.
3390
Bé
5.
g.
BENZINE
Gulf Exp. 6062
0
65 OZ
1
)
per
KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
CEMENT
levering bij
S0ton franco
S T E E N EN
,,
”°
g
—
binnenmuur
buitenmuur
f.o.b. R’daml
A’dam per
te N.-York p. barrel
lHerl.
U.S. gallon
Ned. per 100kg
franco schip
Ned. per 100 kg
voor den wal
P. 1000 stuks
Rood en
p. 1000 stuks
Klinkers en
‘coc
‘0
1000kg.
Ti
Ned:Ct.I
N
brutot)
Rotterdam
Boeregrauw
Harderauw
.
o
–
x
T
–
ir
i
cts.
X
$
cts.
T
i
T
1
T
‘
7r
T’
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0 14,86 11,48 102,6
11,44
102,5
1
99,0
13,65
104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9
9,99
11,48 102,6 11,08
99,3
1
99,0
13,60
104,0
19,50 104,5
96,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06
994
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
1
18,55
102,0
12,
–
91,7
107,1
98,5
95,9
1930
11,35
104,0
2,76
89:6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
1
18,55
102,0
11,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
8,
–
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20 37,6
12,-
66,0 8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
114
37,0
0,57
9,24 32,0
4,63
6,18
55,2 4,63
41,5
II,-
60,5
8,75
66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1:40
45,5
0,94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8
38
1
8
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94
765
26,5 5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
‘
II
–
60,5 6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
886
30,6 5,65
5,70
51,0
4,82 43,2
1050
57,7
6,75
51,6
8,75 46,9 48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3 6,10
5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3 9,50
50,9
66,4
60,5
1938
9,75
89,3
2,03
65,8
1,12
8,84
30,6
4,87 5,95
53,2
5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9
56,7
48,0
Dec.
1938
9,50
87,0
1,77
57,3 0,96
8,11
28,0
4,41
5,90
52,7
5,15
46,1 12,85
70,7
9,50
72,6
12,-.
64,3
55,5
48,6
Jan.
1939
9,-
82,4
1,78
57,7
0,96 8,08 27,9
4,38 6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
55,1
48,5
Febr.
•
9,15
83,8
1,79
58,0 0,96 8,18 28,3
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
55,5
49,4
Maart
,,
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,31
28,7
4,41
6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
56,5
50,6
April
•
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,66
29,9
4,60
6,10
54,5
530
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,3 50,9
Mei
•
10,-
91,6
1,79
58,0 0,96
8,74 30,2
4,69
6,10
54,5
530
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3 56,9
52,1
Juni
•
10,25
939
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5
4,69
6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
58,0
53,2
Juli
,,
10,30
94,3
1,92
62,2
1,02
9,16
31,7
4,88
5,25
46,9
4,75
42,6
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3 56,5 52,4
Aug.
,,
10,25
93,9
1,91
61,9
1,02
9,18
31,7 4,90
5,35
47,8
4,85
43,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
56,6
52,0
Sept.
•
11,40
104,4
1,92
62,2
1,02 11,53
39,9
6,13
5,40
48,3 4,90
43,9
12,35
67,9
9,50 72,6
12,
64,3
Oct.
,,
11,50
105,3 1,92
62,2
1,02
12,-
41,5 6,38
5,45
48,7 4,95
44,4
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
6Sept.-3Oct.
11,50
105,3 1,91
61,9
1,02
12,33
42,6 6,56
5,45
48,7 4,95
44,4
13,35
73,4 9,50 72,6
12,
–
64,3
3-10 Oct. ’39
11,50
105,3 1,92
62,2
1,02
12,10
41,8
6,44
5,45 48,7 4,95 44,4
13,35
73,4 9,50
72,6
12,
64,3
0
–
17
,,
,,
11,50
305,3
1,92
62,2
1,02
12,12
41,9
6,44
5,45 48,7
4,95 44,4 13,35 73,4
9,50 72,6
12,-
64,3
7
–
24
,,
,,
11,50 105,3
1,92
62,2
1,02
12,02
41,6 6,38
5,45
48,7 4,95 44,4
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
4
–
31 Oct.’39
11,50
105,3
1,92
62,2
1,02
11,77
40,7
6,25 5,45 48,7
4,95 44,4
13,35
73,4 9,50 72,6
12,
–
64,3
1 Oct.-7 Nov.1
12,50 114,5 1,92
62,2
1,02
– –
_*)
5,55
49,6 5,05
45,3
13,35
73,4
9,50
72,6
i
12,-
64,3
838
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 November 1939
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en INotecrings-I 14 Oct. 1
21
Oct.
23128
Oct.
’39 128
Oct
Landen
I eenheden 1
1939 1 1939
LaaifeIHono.etel
1939
Alexandrië. . Piast.
p.I
9734
1
9734
1
97%
1
97%
1
9734
Athene
….
Dr. p.
£
535 535 535 535 535
Bangkok….
Sh.p.tical
–
– –
–
–
Budapest
..
Pen. p.
£
22.-
22.-
22.- 22.- 22.-
BuenosAires’
p. peso p.Y,
17.15 17.15 16.90 17.40 17.15
Calcutta….
Sh. p. rup.
-.
–
–
–
–
Hongkong ..
Sh. p.
$
1,3
1/3
1/2% 1/3%
1/3
Istanbul ….
Piast.p.0
510
510
510 510 510
5h. p. yen
1/2 1/2
1/1%
1,234
1/2%
Lissabon….
Escu. p.
£
110
11034
10934
fl1
11034
Montevideo
.
d.per X
23 23
22 24 23
Montreal
..
$
per
£
4.45 4.45
4.43
4.47
4.45
Kobe
…….
Rio d.Janeiro
d.per Mii.
3% 3%
334
334
3
Shanghai
..
d. p.
$
4% 4%
4%
534
5
Singapore ..
Sh. p.
$
2/434
e
21
1
434
6
2/434e
2
/
4
34e
2
/34e
Valparaiso
9).
$
per
£
90 90 90 95
95
Warschau ..
ZI. p.
£
– –
–
– –
1)
Offic. not. 15
laten, gem. not.,
welkc
imp. hebben
te betalen
15Nov.1938
17.13.
2
)90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’)
N.York2)
A’dam’)
Londen
4
31 Oct.
1939.. 23%
34%
31 Oct.
1939..
–
168/_
1 Nov. 1939.. 2334
343%
1. Nov. 1939..
–
168/_
2
1939.. 23%
34%
2
1939..
–
168/_
3
1939..
23%
343%
3
1939..
–
168/-
4
1939.. –
–
4
1939..
–
168/_
6
1939.. 23%
3634
6
,,
1939..
–
168/_
7 Nov. 1938..
195,
42%
7 Nov. 1938.. 2070
146/4
23 Aug. 1939..
]8%
1
3734
23 Aug. 1939.. 21101
148/6
2)
In pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. fine.
3)
In guldens
per Kg. 1000)1000.
4)
In sh. p. oz. line.
STAND VAN ‘.RIJKS KAS.
Vorderingen
1
230ct.1939
1
31Oct.1939
atao van
5
t(IJKS
CflatKiSt
Dij
ue I’4e-
derlandsche Bank
………………
–
–
Saldo b. d. Bank voor Ned. Ge m eenten
/
132.041,67
t
100.101,88
Voorschotten op uIt. September 1939
a(d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
…
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndië ………
82.071.497,34 82.748.182,98
Idem aan Suriname ……………….
,,
11.178.726.75
.,
11.178.990,95
Kasvord.weg. credietverst. a(h. buitenl
,,
89.917.193,90
,,
89.546.108,99
Daggeldieeningen tegen onderpand
Saldo der
–
…
–
postrek. v. Rijkscomptabelen
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)
59.897.439,05
–
,,
54.237.711,49
–
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
–
14.658.689.80
,,
15.989.577,81
Verplichtingen
Voorschot door de Ned. Bank ingev.
art. IS van haar octrooi verstrekt.,
f
9.423.230,14
f
15.000.000,-
Voorschot
door
de
Ned.
Bank
in
rekening-courant verstrekt
–
4.298.284,90
Schatkistbiljetten in
Omloop
………
,.
108.983.000,-
Schatkistpromessen in Omloop ……
219.500.000.-
23I.800.000,-
,.
1.068.005,50
,,
1.067.896.-
Daggeldleeningen ………………..
..108.983.000,-
5.000.000,-
•
5.000.000,-
Schuld op ultimo September 1939 ald.
..
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
Zilverbons
in
Omloop
………………
pers. bel., aand. id
. hoofde. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
….
bel, en op de vermogensbelasting..
,.
10.845.692.-
•
10.845.692,-
,,
1.798.552,52
,,
1.769.281,70
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,
1.555.714,41
,,
1.550.638,68
Schuld
aan
Curaçao’)
…………….
Id. a. h. Staadsbedr. der P. T. en T.’)
,, 189.741.613,35
193.169.214,29
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
,,
18.514.861,-
,,
20.014.861,-
Id. aan
diverse
instellingen’)
……..
…342.712.362,73
,, 343.440.463,78
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
28 Oct. 1939
1
4 Nov. 1939
Vorderingen:
–
–
Saldo
b.
d. Postchêque- en Girodienst
t
770.000,-
f
197.000,-
Saldo Javasche
Bank ……………..
Verplichtingen :
..
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinsteli.
,,
82.699.000,-
,,
8.928.000,-
Schatkistpromessen in Omloop …….
,,
30.001.00),-
,,
30.000.000,
–
–
–
Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen
.
20.00
,,
0.000,-
20.000.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
………….
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.
•
2.821.000,-
.
,,
2.824.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
.
31.000,-
18.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
995.000,-
•
995.000,-
Voorschot van de Javasctie Bank ……
3.287.000,-
•
6.297.000,-
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste oosten in
duIzenden guldens.
Data
Metaal
Circu-
latie
‘chotten)
aan de
Dis- conto’s
IDevkerse
re-.
ningen2l
n
i
n
g
en
2
1
Diverse
1
reke-
1 Septemb. 1939
9.826 7.777
1
280
116
1.739
127
1 Augustus 1939
9.829
7.815
176
1
118
1
1.789
141
1 Juli
1939
9.825
7.970
63
1
121
1.001
134
1 Juni
1939
9.823 7.583
4.458
1
122
1.464
125
1
Septesnb.
19381
8.059 7.647
1
281
89
1.439 1
121
2)
Slultp. der activa.
‘)Sluttp.
der passiva.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 6 November 1939
Activa.
Binnen!.
Wis-
(llfdbk.
f
14.097.824,60
sels, Prom.,j Bijbnk.
1.206.958,96
enz. in disc. (Ag.sch.
2.556.828,24
f
17.861.611,80
Papier o. h. Buitenl.
f
1.575.000,-
Af: Verkochtinaar voor
debk.nognietafgel.
–
1.575.000,-
Beleeningen )Hfdbk.
mci. vrsch.I,Bbflk
f
171.452.625,651)
in rek.crt.IAgsch
,,
3.110.743,01
,,
38.857.940,46
op
onderp.J
f
213.421.309,12
Op
Effecten
enz.
..
f
211.705.784,801)
OpGoederenen Ceel.
,,
1.715.524,32
213.421.309,121)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..
..
781.697,31
etunt, Goud
……f
105.497.605,……
Muntmat., Goud.. ,,
998.139.102,20
fl.lO3.636.707,20
Munt, Zilver, enz.
11.751.293,40
Muntmat., Zilver.
.
–
1.115.388.000,60
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
,,
43.832.375,90
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,
30.178.429,36
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/51’32,
S.
No. 221)
,,
7.629.955,16
Passiva
f
1.435.248.379,25
Kapitaal ……………….
………
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………
………
,,
4.277.243,54
Bijzondere reserve
……… ………
7.756.940,37
Pensioenfonds
………………….
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
11.964.190,91
,,
1.114.472.460,-
Bankassignatiën in omloop
……….
,,
110.522,22
Rek.-Cour.( Het Rijk
f
–
saldo’s:
Anderen,,272.004.632,96
,,
272.004.632,96
Diverse
rekeningen ………………
,,4.662.389,25
f
1.435.248.379,25
Beschikbaar metaalsaldo
………… f
560
.
720
.
252
j
38
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.401.800.630,
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
,,
—
1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99) ………..
/
60.612.475,-
Voornaamste posten in duiizenden guldens.
Data
Goud
1 1
Circulatie
Andere
Iopeischb.I
1
iiescIilkt,.
Metaal-
1
Dek-
1
kings
Munt
Muntmat.)
schulden)
saldo
Iperc.
6
Nov.
‘
39
1
1054981
998.139
1
1.114.4721272.1151
560.720180
30 Oct. ‘
391105498
1
1
.
002
.
337
1
1
.
125
.
6661316
.
230
1
542.8461
78
21Aug.39
10595811.023.46711.011.5821401.626
1590.0491
79.9
1
Totaal
1
Schatkist-
‘
Belee-
1
Papier
1
Diverse
Data
1
bedrag,
_
1
promessen
ningen
op
het
,
1
reke-
_____________
Idiscontosjrechtstreeks
_
_buiten!.
1
ningen’)
6 Nov. 1939
1
17.8 62
1
–
1
213.421
1
1.575
30.178
30 Oct. 1939
42.786
1
9.000
1
225.072
1
1.575
30.277
21 Aug. 1939
21.297
1
–
1
214.812
1.575
11.581
‘).
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
I
Circulatie opeischb, metaal-
schulden
I
saldo
4Nov.’39
2
)
145480
199.150
88.030
30.608
28Oct.
1
39
2
)
145.250
196.740
84.530 36.742
9 Sept. ’39
128.676
19.351
202.380
73.297
37.756
2
,,
’39
128.676 19.795
195.621
75.968 39.836
19Aug. ’39
128.676
19.235
1
198.914 72.384
39.392
Data
1
buiten’
1
Dis-
1
Belee-
Diverse
–
1 N.-Ind.
1
conto’s
1
ningen
I
eke
I
percen- 1 betaalb.
‘1
t
ningen’)
ta’e
4Nov. ‘392)
16.890
82.260 55.860
51
28Oct.
1
139
2
)
12.730
80.940
55.610
52
9 Sept. 1939
8.980
‘
13.991
54.439
50.598
54
2
,,
1939
7.542
13.727
55.661
48.228
55
19 Aug. 1939
9.300
13.890
48.920
519.42
55
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.