Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1167

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 11 1938

11
MEI 1988

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

Ben» chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEWNGEN
VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR
DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

23E
3AARGANO

WOENSDAG 11 MEI 1938

No. 1167

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. L’ieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. ie Vries en

H.
M. H.
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Th. van Luytelaer (waarnemend Redacteur-Secretaris).

iledactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West,
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel.. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonne?nentsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-St atis-

tisch Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandscit Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

Blz.

DÉTOURNEMENT
DII POUVOIR €N ORDENING
door Prof.

Dr. H. W. C. Bordewijk ……………………..
354

:u:outgas-tractie door
Dr. B. Amnierlaau …………..
356

Eet eerste jaar der internationale suikerconventie door

A. W. Vols ………………………………..
357

BULTENLANDSOHE MEDEWERKING:

Roosevelt’s nieuwe uitgaven’programma; een her-

haling van het oude schema door
Dr. F. Pinuer
358

Een nieuwe Franc en nieuwe noodverordeningen

door Dr H. Weichmann ………………….
360

AANTEEKENINGEN:

1-let reederijbedrijf in Nederland …………….382

Een analyse van de arbeidsproductiviteit in Neder-

land………………………………….363

De 24ste publicatie van het Nederlandsch Econo-

misch Instituut …………………………
365

ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..365

Statistieken:

Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………..
365, 368
Groothandelsprijzen ………………………………..
366-367

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De voornaamste gebeurtenis van deze week was het
verschijnen van den Da.ladier-Franc. De gevallen beslissing heeft het voordeel, dat weer een minimum-niveau is aange-
wezen, waartoe de Regeering de koersdaling vi1 beperken.
Wij hadden aan de hand van de door het Fransohe Egali-
satiefonds gevoerde i iiterventiepol.itiek reeds cle conclusie
getrokken, dat uien in geen geval een noemenswaard hei-
stel van den Franc wilde, en dat men eerder aan den lagen
kant wilde blijven. Blijkbaar heeft er onder cle Ministers wel eenige oneenigheid geheei’scht ten aanzien van de te
volgen politiek, maar tenslotte hebben zij gezegevierd, die geporteerd waren voor een nieuwe koersdaling tot een ni-
-‘eau, dat algemeen als een onderwaardeering werd opgevat.
Aldus is geschied, en door •de nieuwe koersval wei-d een
groote vraag naar :Francs uitgelokt, in de eerste plaats
zijclens de speculatie, die tot indekken overgiag. Dit doel is volkomen bet-eikt, en uit de termijnkoersen blijkt duidelijk,
dat de speculatie thans ni&ts durft te ondernemen. In de
tweede plaats kwam er van den kant van handel én itidus-
ti.ie aanbod van deviezen. Reeds.in den laatsten tijd
was
de
situatie aldus geweest, .dat deze groepen mondjesmaat de-
viezen in Francs omzette als de bedrijfsfinanciering het
noodzakelijk maakte. Na de recente belangrijke daling, die
voor het moment althans eerder een kans op stijging dan
op daling van dec Franc waarschijnlijk maakt, is uit deze
groepen omvangrijk aaisbocl losgekomeit. Daarnaast is er
repatriatiie van particulier kapitaal, een beweging, die ech-
ter, naar men algemeen aanneemt, nog geen grooten om-
vang heeft aangenomen.
De nieuwe Fra.ncsdaling heeft niet nagelaten druk uit
te oefenen op de Belgische Fraiics, die reeds maanden-
lang eenigszins aangeboden waren. Men vraagt zich af of
cle Belgische expertindustrie het zal kunnen bolwerken
tegen de Fi’ansche concurrentie. En de situatie wordt nog
moeilijker, omdat zij eoincideert met budgetaire moeilijk-
heden en ee.n dreigende regeer-ingscrisis. De contante koers
wordt uitstekend op peil gehouden door steuninterventie.
De termijnnoteeringen worden echter vrijgelaten en het gevolg is, dat een groot disagio is ontstaan, dat per drie
maanden 5 8. 6 pct. beloopt.
Wat cle overige valuta’s betreft, waren de fluctuaties
slechts gering. De Gulden was over het algemeen iets
lagér. Dit vet-loop kan verband houden met de gebeurte-
ci ssen in Frankrijk. Welisavaar waren hier geen omvang-
rijke bedragen vlotitend geld door Fransøhcn uitgezet, maar
op de effeotenmarkt heeft men wel degelijk het aanbod
kunnen bemerken. De hooge Pondenkoers, die Vrijdag ji.
werd bereikt, stond echter mede in verband met een zeer
kortstondige speculatieve beweging. De Pondenkoers fluc-
tueerde van 8.96 in het begin der week, via 9.— op ge-
noemden Vrijdag tot 8.98 in het begin der nieuue week. Dollars, die aanvankelijk ook eerder aangeboden waren,
stegen per saldo tot 1.80%. Van een overwegend Guldens-
aanbod is ondanks dit koersverloop -van Pond en Dollar
geen sprake geweest, in het begin der week moest het
Egalisatiefonds nog af en toe Ponden opnemen. In het
begin der nienwe week bood het fonds tegen oploopende koersen, zonder echter materiaal te bemachtigen, en men had min of meer den indruk, dat de stijging van den Pon-
denkoers, die toen weer rintrad, mede door deze tactiek
van het fonds werd veroorzaakt.
De goudprijzen waren zoowel voor baren als munt vaster,
aangezien het aanbod uit Fransche bron meer dan geab-
sorbeerd werd door vraag uit België.
De beleggingsmarkt blijft vriendelijk gestemd. Weder-
om zijn enkele uitgif-ten aangekondigd op een koerspeil
dat weinig afwijk van dat, hetwelk gold voor de onrust
dödr de Ansohluss gewekt.

354

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Mei. 1938

DÉTOURNEMENT. DE POLJVOIR. EN

‘ORDENING.

t.

Algemeene beschoi,wingen.

Het komt mij zeer wenschelijk voor eenigé béschoi-

wingen te geven over het beleid van den Minister van

Sociale Zaken ten aanzien van de bekende kwestie

inzake de ,,Arnoud”, de kalkzandsteenfabriek te 1-lil-

legom, aan wie destijds een vergunning voor nacht-
arbeid (twee-ploegenstelsel) was verleend, welke ver-

gunning door. den bedoelcleii Miniiter iiiet -is ver-

lengd. Ik zal bij deze beschouwingen mij onthouden

van alles wat betrekking heeft tot de strafzaak, velke

thans bij den Hoogen Raad aanhangig is en mij be-

perken tot een beoordeeling van het administratieve
beleid van den Minister.

Voorop nioge gaan het karakter van de Arheidswet.

1919. Het klinkt triviaal, dat zij de belangrijkste so-

ciale wet is op .het gebied der arbeidersbescherming. Maar ,,sociaal” is, ook bij de
gebruikelijke
technische
beperking tot arbeiders, eén zeer wijd en dus nogal
vaag begrip. Om den geest te vinden, die de geldende
Arbeidswet bezielt en heheerscht, moet dieper worden
gegraven, d.i. naar de
motieven
worden gezocht. Hier
staan ons een paar uitnemende bronnen ter beschik-

king, die op volkomen’ objectieve wijze inlichting ver-
schaffen. Meestal wordt bij een’ materie gelijk de

onderhavige, de koppeling ,,sociaal-economisch” hin-
nengesmokkeld, teneinde op verwarrende en onzui-

vere wijze de strekking eener zuiver
,soia.le
wet bui-
ten haar natuurlijke grenzen uit te breiden. Niet

ontkend kan worden, dat er
bij
welhaast eiken socia-
len maatregel economische repercussies zijn, door een
samenhang, di onweersprekelijk is en hieruit voort-
vloeit, dat de arbeid, naast den factor natuur, heel
de welvaart draagt,’ onderhoudt en verder hrengt.1

Dit moment is verdisconteerd. in het begrip sociale

wet, het is in confesso, en ei- behoeft niet verder
over te worden gepraat. Het verschil tusschen so-
ciaal en sociaal-economisch kan niet ijn, dat sociaal
van alle economie zou zijn gespeend in krasse tegen-

stelling tot sociaal-economisch, doch veeleer dit: dat
het eerste de eventueele economische gevolgen ter
wille van de verbetering der arbeiderspositie aan-
vaardt en op den koop toeneemt, het tweede daaren-
tegen, door de koppeling van beide begrippen, op
breeder grondslag steunt en naast het klasse-element
ook plaats inruimt aan algemeen economische ge
zichtspunten, die even doelbewust als het sociale in
het middelpunt van belangstelling en regeling komen
te staan. Zoo zal hijv. aan
accijnzen
en invoerrechten
op artikelen van nooddruft, behalve een fiscale, ook
een sociaal-economische
toets moeten worden aange-
legd, omdat zij, hoewel voor de arbeidersklasse van
groot belang, niettemin heel de bevolking raken en
huur velvaartspeil beïnvloeden. Zij kweeken duurte,
beperken de koopkracht, remmen de productie van
de betrokken goederen, doen uitzien naar vervangende
artikelen. Als bruto-heffingen
01)
goederen, die vaak met zeer ongelijke kosten zijn voortgebracht, welke
zij negeeren, drukken zij ongelijk op het bedrijfsleven
voor het deel, dat zich aan overdracht onttrekt. So-
ciaal, zeker, maar 66k en vooral economisch! Het is
zelfs vol te houden, dat het begrip sociaal zich hier
gaat verbreeden tot den juisten inhoud van ,,maat-
schappelijk”, niet tot de arbeidersklasse beperkt, doch
allen
omvattend, die leven in een bepaald verband,
dat wij gewoon zijn maatschappij te noemen.
* *
t
Men kan nu sociaal in den zin van voor-de-arbei-
ders-van-belang nader analyseeren door te gaan let-

ten op de motieven, die
hij
sociaal geheeten regelin-

gen aan het roer staan, en die verschillend kunnen
zijn. Het tref t’ gelukkig, dat de geschiedenis der Ar-
beidswet – in haat- verschillende edities -‘ ons hier-
bij grond onder de voeten geeft. Ik sprak-
zooeven

vdn een paar uitneinende broûnén ‘voor• de beginsel-

vraag ,iniake’ de Arbidswet. ‘De bronnen, die ik’ op

het oog heb, zijn het Aalbet-se-boek, dat in 1926 ver-
scheen na het aftreden van Minister Aalherse als een
hulde aan deen Minister wegens zijn werk als Hoofd
van het door hem geleide Departement, en dat tot

titel heeft ,,Het Departement van Arbeid, Handel en

Nijverheid onder Minister Aalberse, 1918-1925″. Na
een Inleiding, vkn den Secretaris-Generaal Mr. A. L.

Scholtens volgt als Hoofdstuk 1: Arbeidersbescher-

ming in ‘engeren zin door Mr. J. Westhoff, blz. 1-
60, ,vaarvan vooral het historische deel van belang

is voor het punt, dat ons bezig houdt. Ik aarzel niet,

deze
bijdrage
waardevol te noemen. En verder wijs ik

als tweede bron op de uitstekende Delftsche disserta-

tie van Ir. A. H. W. Hacke ,,De sociaal-economische
Beteekenis der Arheidswet (1931)”,
destijds
Hoofd-
Inspecteur van de Arbeidsinspectie in Groningen,

thans Directeur-Generaal van den Arbeid.

Wanneet- eenmaal ‘de kentering intreedt, dat arbei-

dersbescherming niet tot vrouwen, kinderen en jeug-
clige personen beperkt moet zijn doch ook op mannen
betrekking behoort te hebben, wordt meer en meer

de behoefte aan een i-echtsgrond voor het diepe, in-
grijpen gevoeld, dat voor de deur stond. Het is niet

een zaak, die zoo maar vanzelf spreekt, volwassen

mannen, die in vrijheid een beroep in de industrie

hebben gekozen, tegen de gevolgen daarvan, dus in
zekeren zin tegen zichzelven, in bescherming te ne-

men. In de bijdrage van Mr. Westhoff treft deze op-merking (blz. 6): ,,Gaat men na, welke motieven aan

de
wettelijke
maatregelen in dit tijdperk ten grond-

slag lagen, dan blijkt, dat het stoffelijk motief, be-

scherming van de ‘arbeiders tegen gevaarlijken en overmatigen arbeid, domineerde, al kwam hier en
daar het ethisch motief, de bescherming van de gees-
telijke belangen der arbeiders, om den hoek kijken.”
Riet’ zou men kunnen denken, dat zulk een stoffelijk

motief een economisch motief zou wezen, vooral in
een tijd, toen de economie geacht werd alleen stoffe-
lijke welvaart te omvatten. Dit is niet het geval ge-
weest. Wanneer de ‘arbeidei beschermd wordt tegen
gevaarlijk of overmatig werken, dan wordt
heel de
persoon
naar dezen kant beschermd, omdat de per-soon onsplitshaar is. Zei Minister Ruys de Beeren-
brouck in’1889 ,;dat de ingestelde bepalingen omtrent
den arbeid van vrouwen vooral ten doel hadden het
familieleven en de huiselijke belangen te bescher-
men”, dan wordt een motief ingevoegd, dat meer

ethisch ‘dan economisch is getint. Het is nog een zoe-
ken en tasten. Waartoe de bekende uiting van Mi-
nister Kuyper in de Memorie van Toelichting van
zijn ontw’erp1904 brengen, tot de economie of tot de ethiek, ‘gesteld dat de tegenstelling stoffelijk-geeste-
lijk opgaat? De zinsnede ,,Daarover, dat’ het arheids-
vermogen in den boezem der natie zonder bescher-
ming van overheidswege aan zichzelven overgelaten,
schade lijdt, bestaat thans weinig vet-schil van ge-
voelen meer.” Het arbeidsvermogen lijdt schade.
Dacht dr. Kuyper werkelijk ahstiact economisch?
Gingen de personen der arbeiders schuil achtei den
productiefactor ,,arbeidsvermogen”, of is toch als een
soort onderstrooming een element van sociaal gevoel
te onderkennen? Ik zou het laatste meenen, waar de
Minister zoowel voor hen, die subjectief in abnor-
malen toestand verkeeren als voor hen, die objectief
in abnormale bedrijven wei-kzaam
zijn,
als onloochen-
haren eisch stelt, dat de overheid haar schild ter be-
scherming en ter beveiliging opheffe: ,,dit is nood-
zakelijk èn met het oog op de thans levende arbei-
ders, èn niet minder met het oog op de gezonde le-
venskracht van het opkomend en toekomstig ge-
sI acht”. Laat het arheidsvermogen als economische factor voorop gaan, onpei’soonlijk is’ het zeker
niet

en de zorg voor het intact houden van dat arbeids-
vermogen wordt tot directe zorg voor levende Zarbei
ders” en ,,gezonde levenskracht”. Hier ligt toch, naast
de economie, alle ethiek der wereld in kiem besloten,

11 Mei 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

355

ook al wordt niet geschermd met het woord geestelijk.
Zèker is, dat in deze redeneering het sociale ele-

ment de richting geeft.
Wie
het opneemt voor het

arbeidsvermogen, neemt het voor den arbeider zelve
op en doet aan sociale politiek. Mr. Westhoff noemt

cle rnotie:Schaper van 24 Dec. 1906, die 5 Maart 1909 in behandeling kwam, en de daarbij gevoerde debatten

een kentering:
,,Zij
wijzen een kentering aan in cle

daaromtrent tot dusverre geldende opvattingen, zoo-

wel wat betreft de rnotieven voor dit onderdeel der
arbeidersbescherming als cle daarbij te volgen ge-
dragslijn”. De motie liep in hoofdzaak over den 10 uren dag voor volwassen arbeiders. Minister Talma

ging niet kracht tegen haar in. Deze bewindsman stel-

de het probleem, of de 10 urendag mogelijk was in

het belang der productie en daardoor van de arbei-

ders zelven. De
mogelijkheid
moest worden aange-
toond, dus dat er niet in belangrijke mate zwakkere
ondernemingen zouden bezwijken. Dr. Nolens wees op

de onmogelijkheid van zoo’n bewijs, noemde het een
prohatio diabolica. Mr. Aalberse verdedigde de motie.

Aalherse wilde in naam van de
volkswelvaart
– niet

te verwarren met
volksrijkdom,
volgens hem doo.r de

klassieke economie vereenzelvigd – den bewijslast

omdraaien en stelde de vraag:
,,Gij,
die weigert om
mede te werken aan een wettelijke verkorting van

den arbeidsdag, kunt gij in geweten verklaren, dat hij

een arbeidsduur van 11 uren en langer – waarbij
dan nog ongeveer 3 uur moeten worden gerekend
voor (Ie schafttijden en het gaan naar en komen van
de werkplaats – naar uw meening het redeljk

leven en niet in de minste plaats ook het gezinsleven

der arbeiders niet ernstig
moel
worden geschaad?”

Van hoeveel beteekenis deze spreker zijn motiveering
acht, blijkt uit zijn waarschuwng de zedelijke en stof-felijke begretizing van den arbeidsduur uiteen te hou-
den. De stoffelijke grens volgt de criteria van herstel
der arbeidskracht en handhaving van de volksgezond-
heid. Die gres moet dalen bij de toeneming der be-
(irijfsintensiteit: ,,De’ze stoffelijke begrenzing, die in
(Ie verschillende bedrijven anders is, leidt ertoe te
.redenceren, dat men hij een wettelijke regeling voor
ieder bedrijf of iedere groep van bedrijven een afzon-
clerljk maximum behoort te stellen”. Mr. Aalberse
fundeert den eisch voor één algemeene begrenzing
alléén op ethische gronden. volksontwikkeling, ge-
zinsleven, godsdienstig en zedeljk leven, eischen van
staatsburgerschap en van sociaal leven: ,,Deze vijf
zedeljke motieven gelden voor alle vakken en daar-
om is ook de zedeljke begrenzing van den arhcids-
(1uur voor alle vakken als minimum hetzelfde, al kun-
nen stoffelijke hegrenzingen van den arbeidsduur in
de verschillende vakken op verschillende wijze noodig
zijn.” Mr. Aalberse was vMr den algemeenen 10 uren-
dag wegens het praevaleeren van de zedeljke motie-
ven. Wanneer dan onder het vaderschap van Mr. Aal-
herse de Arbeidswet-1919 tot stand komt, steunt de
algemeene
8 urendag, gelijk vanzelf spreekt, geheel

0
1) ethisch fundament. Daarmede is deze vct als
sociaal-ethisch
gekenmerkt.

Hetzelfde oordeel is te vinden in de diiiertitie
van Dr. Ir. IE[aeke, den huidigen Directeur-Generaal
ran
den Arbeid
1).
Gewagende van de ,,andere motie-

ven” in de Arbeidswet 1919 neergelegd, zegt Dr.
Haôke woordeljk: ,,Tot de kern teruggebracht zijn
die motieven zuiver ethisch en dat is dan ook de
reden dat alle politieke partijen ertoe hebben mccle-
gewerkt. Dat de ethische motieven hartstochteljk
zijn bestreden en verdedigd niet economische, politie-
ke, sociaal-technische en hygiënische overwegingen,
bewijst nog niet de aanvechtbaarheid van de wen-
schei jkheid tot beperking van den arbeidsduur, maar wel twijfel aan de mogelijkheid. Onder mogelijkheid
moet worden verstaan, dat men de gevolgen der in-
voering van een Arheidswet, wat feitelijk heteekent
regeling van den arbeid, in totaal hooger waardeert

) T.ap. blz. 75.

dan den bestaanden toestand, waarbij de arbeid is
vrijgelaten. Mede moet men er onder verstaan, dat
men van de ingrijpende maatregelen niet alleen ver-

betering verwacht voor de personen, tot wier be-
scherming zij moeten dienen, maar dat men er van
overtuigd is, dat gewin niet gepaard gaat met een

welvaartsvermindering van het geheele volk en van

cle onbescherrnde personen in het bijzonder.” hier
komt hij 1-lacke het economisch moment om den hoek

kijken, echter als een
rem
tegen het te ver doordrj-

ven van het sociale streven. De gedachte, dat de ar-
heidersbescherming en speciaal de beperking tot
ccii

algerneenen arbeidstijd de productie niet (te zeer)

mag schaden is volkomen gezond. Er was verdeeld-
heid tusschen Talma cii Nolens over den
bewijslast,

maar nien mag niet aannemen, dat Nolens met zijn

beröep op de onaanvaardbare probatio diabolica, toch
zeker niet heeft willen zeggen, dat de beperking van
den arbeidstijd geen rekening zou moeten houden met
het nôg grootere belang van den omvang der bestaan-

de productie. Intussehen zijn wij door de geschiedenis
der Arheidswet wel vrij goed geïnformeerd aangaande
de beslissende motieven, clie hebben gegolden. Het

waren ethisch-sociale niotieven, en de
economie
asso-

cieerde zich zéS weinig daaraan, was z66 weinig gang-
niaakster, dat zij veeler een grens trok aan wat sociaal

verantwoord en mogelijk moest heeten! Bovendien
kan en moet uit het voorgaande de conclusie worden

getrokken, dat een hanteeren van de Arbeidsw’et hui
ten haar sociaal-ethisch terrein, bijv. om
een bepaalde

economisch-politieke richting in zake de
economische

structuur van het bedrijfsleven te forceeren, rn.a.i’. een. hedrjfseconomisch doel, dat men juist acht, te

helpen verwezenlijken, als volkomen strijdig met het
stelsel en den opzet dezer wet moet worden veroor-
deeld en afgewezen. Een dergelijk hanteeren van een
wet, welke ook, wordt tot misbruiken van de wet,
tot een omhuigen van het recht, dat zij heeft gefor-

niuleerd, tot een miskenning van de motieven die den
geest dor wet constitueeren, en daarmede tot on-
recht, tot een echten dutournernent de pouvoir.
De

Arbeidswet, zij moge door den samenhang eener één
en-ondeelhare materie: het bedrijf, gevolgen hebben
voor cle economie van heel het bedrijfsleven, zoo mag
dit niet blind maken. voor het feit, dat zij alleen

sociaal-ethische ordening beoogt
op het stuk der

arbeidersbescherming,
wat heel iets anders is dan

economische ordening van het bedrijf zelf.
Het is

toch maar goed, dat de wet, zal zij als voornaamste

rechtshron eerbied blijven verdienen, niet zoo maar
overgeleverd is aan politici met zekere inzichten van

maatschappelijke en economische
utiliteii,
en dat zij

veeleer steun kan viiiden hij een onafhankelijke recht-

spraak van
juristen,
voor wie de ,,geest der wet” en

,,het stelsel der wet” meer beduiden dan leege for-

mules.
De Nieuwe Rott. Ot. getuigt in haar uitnemend

anti kel ,, Averechtsche sociale oeconomi e”
(Zat.
1

Febr. 1938, Av. D) in geheel denzelfden geest, dat
een handhaving van de sociaal-ethische Arbeidswe

voor economische doeleinden niet den waren aard dier
wet strijdt en in waarheid een uitbreiding is van cle
wet buiten en tegen haar geest. Men mag dit ge-

bruik van de wet een
juridische doodzonde
noemen.

Stel u voor, dat z66 eens de vrijheid van den rechter
t.a.v. de strafwet werd opgevat! Welk een storni van
verontwaardiging zou opsteken! Men zegge niet: ja.
maar dat is dan ook de strafwet! immers ligt do

zaak principieel niet anders
bij welke wettelijk ge-

regelde materie dan ook. Ik moge uit dat artikel
eenige zinsneden aanhalen van zeer principieelen
aard, geheel liggend buiten de partijpolitiek, ook de
economische partijpolitiek, zinsneden, die mij uit het
hart zijn gegrepen. ‘De redactie seliiijft, na ‘de mis-
lukking van de ordeningpog.ing in de zandsteen-

industrie te hebben gememoreerd, gestrand als deze
was op gemis aan saneerende werking: ,,Doch,
it
la

barbe van alle principes komt minister Romme nu inL

356

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Mei 1938

eens een ordening
van bovenaf
opleggen, door han-teering van zijn bevoegdheden krachtens de Arbeids-

wet. Deze wet, die een sociaal doel heeft, de bescher-

iuing van de arbeiders door beperking van den ar-
beidstijd op ethische gronden, is voor een dergelijke

zuiver oeconomische ordening echter niet geschre-

ven. Bij de toepassing van de wet Spelen oecono-

mische factoren weliswaar een zekere rol
1)
(buy. dc

huitenlandsche concurrentie bij de verleening van
overwerkvergunningen), maar steeds is het
sociale
element het doel van cle wetstoepassing. Uit tal van

artikelen is dit aan te toonen; wij noemen slechts

art. 91, dat den minister tot tusschentijdsche intrek-
king van een vergunning enz. machtigt, alleen in-
dien hem blijkt, dat daardoor de
belangen dei arbei-
ders
worden geschaad.” Inderdaad, hieruit volgt

rechtstreeks het sociale karakter der wet. Maar is het

nu niet merkwaardig, dat dit sociale karakter niet

z66 urgent is geordeeld (door de wet zelve!) in het
geval van overweging nopens intrekking of wijziging

van zoo’n vergunning ex ait. 07, dat den Minister

geen initiatief is gegeven, daar deze
lijdelijk
heeft
af te wachten, of er binnenkomt een ,,verzoek van
een vakvereeniging waarvan arbeiders lid
zijn,
voor
wie de vergunning, machtiging of vrijstelling geldt”?

Eerst wanneer zoo’n verzoek er is, begint de dis-

cretionnaire macht van den Minister, waar art. 07

zoo slap mogelijk zegt, dat een vergunning enz. door
den Minister
kan
worden ingetrokken, indien hem

blijkt, dat door de vergunning enz. de belangen der
arbeiders worden geschaad. Dus, wanneer dit blijkt,
kan
(niet
zal)
worden ingetrokken. Ook is dit ,,blij-
ken” wel in 90 van de 100 gevallen een zaak van
ministerieele appreciatie. Conclusie: de Minister is
gebonden
aan een verzoek en
vrij
in de beslissing
daarop, zelfs nog wanneer ,,blijkt”! Er is hier geen strakke lijn te onderkennen. Er spreekt zekere aar-
zeling in de wet zelve, den Minister onder Mle om-
standigheden van ,,blijken” van schade aan de be-

langen der arbeiders, te dwingen tot intrekken of
wijzigen van cle vergunning, want anders ware de

imperatief ,,zal” gebruikt. Werkt hier de
economische
rem9
11.
W.
C. BORDEWIJK.

1)
Altijd, dit zij herinnerd, een het
sociale
moment
rem-
mende
rol, in verband met den eisoli, dat een
sociale
ver-
betering
econonsisch
moet zijn verantwoord t –
In het stelsel van Minister Romme wordt
niet het
so-
ciale moment door de economische mogelijkheid begrensd,
doch
het (nog maar quasi)
sociale moment
gebruikt als
gangmaker voor een bepaalde soort
economie,
wat vrijwel
in elk opzicht het omgekeerde is.

HOUTGAS-TRACTIE.

Een van de problemen die met het automobielver-
voer ten nauwste samenhangen is gelegen in de in-
ternationale verdeeling van de brandstoffen, die voor
de in standhouding van dit vervoer iioodig zijn. Ge-lijk bekend, produceeren slechts enkele landen deze brandstoffen, terwijl weer anderen contrôle uitoefe-
nen op het transport. Landen die in dit opzicht niet
tot de bevoorrechten hehooren zijn door dezen gang
van zaken ernstig kwetsbaar geworden. Autovervoer
immers vormt niet alleen een onderdeel van de mo-
derne oorlogstechniek, maar het heteekent ook een
onmisbare schakel in het bedrijfsleven.
Het spreekt vanzelf, dat deze ontwikkeling een ge-
vaar inhoudt voor de
onafhankelijkheid
van de be-
treffende staten en daarom hebben deze kosten noch
moeite gespaard om hun afhankelijkheid van bui-
tenlandsche vloeibare brandstoffen zooveel mogelijk
te beperken. Hierbij zijn twee geheel verschillen-
de wegen gevolgd. De eene heeft tot doel om
benzine en olie te bereiden uit grondstoffen, die
in het eigen land worden gevonden en de an-
dere om de in eigen land gevonden brandstoffen
direct in automobielen te gebruiken. In het eerste
geval dus worden cle brandstoffen bruikbaar ge-
maakt voor den bestaanden automobiel, in het tweede
geval wordt de automobiel bruikbaar gemaakt voor
de bestaande brandstoffen.

De resultaten, die bereikt zijn met de bereiding van
de benoodigde automohielhrandstoffen zijn vrij alge-

meen bekend. Men weet, dat met name vooral in
Duitschland en Italië een belangrijk deel van de
benoodigde benzine wordt bereid uit steenkool, bruin-

kool, leisteen en dergelijke grondstoffen. Men weet
echter ook, dat de bereidingsmethode op heden nog
Vrij kostbaar is, zoodat men zich groote offers moet
getroosten om op deze wijze het autovervoer van het

buitenland onafhankelijk te maken.
De resultaten die met de tweede methode op heden
reeds zijn bereikt,
zijn
lang niet zoo algemeen bekend

en dat is vooral daarom te betreuren, omdat ze in
sommige opzichten belangrijker zijn dan die welke
door de eerste methode werden verkregen. Men heeft

hierbij getracht het beoogde doel te bereiken door
zuiggasinstallaties te construeeren, die bruikbaar zijn
voor het aandrijven van automobielmotoren. Natuur-
lijk is daarbij vooropgesteld om den omvang dezer

installaties tot een minimum te beperken en dit kon
slechts bereikt worden door toepassing van zeer een-
voudige brandstoffen. De keuze viel daarbij aller-

eerst op hout en houtskool en de resultaten die daar-
mede tenslotte zijn bereikt hebben de verwachtingen

zeker verre overtroffen.

Helaas zijn nog geen cijfers beschikbaar over de
aantallen vrachtautomobielen en autobussen die door
brandhout worden gedreven, maar aan de hand van
diverse gegevens gelooven wij zeker niet te hoog te

grijpen wanneer wij het aantal in Europa schatten
op minstens 5000 stuks.
Alleen in Duitschland leverde één fabriek voor
binnenlandsch gebruik gedurende de laatste jaren
ruim 1500 houtgaswagens af. Ruim 1200 tankstations

hebben daar brandstof voor zuiggasautoinohielen in
voorraad. Verschillende vrachtwagens en autobussen

van de Rijkspost en de spoorwegen worden door
brandhout gedreven, terwijl ook reeds in diverse ste-
den en dorpen het busverkeer door rook- en reuklooze
houtzuiggaswagens plaats heeft.
In Italië is de toepassing van houtgastractie on-

geveer evenredig aan die in Duitschiand, maar ge-
gevens hierover
zijn
veel moeilijker
verkrijgbaar.
Ook
daar echter is de generatorwagen een gewone ver-
schijning geworden op de wegen en in vele plaat-
semi doet hij ook dienst in het stadsverkeer. Zoo bij-
voorbeeld wordt een groot deel, ruim honderd, van de
in Rome rijdende autohussen door brandhout ge-
dreven.
Ook in Frankrijk
liggen de verhoudingen ongeveer gelijk, terwijl in vele andere landen, o.a. Zwitserland,
Tsjecho-Slowakije, Polen, Lithauen, Letland, Zweden,
Portugal de houtgaswagens reeds een zeer uitgebreide
toepassing vinden.

*
*

Dat de resultaten die met houtgas zijn verkregen
in zeker opzicht belangrijker zijn dan die welke met
synthetische benzine
zijn
bereikt, komt doordat hout-
gastractie niet alleen onafhankelijk is van import-
brandstoffen, maar vooral omdat zij zelfs onder de
bestaande verhoudingen aanzienlijk goedkooper is. In
het verbruik staat 1 liter benzine of olie ongeveer
gelijk met 2 h 3 kg willekeurig brandhout, zoodat
duidelijk is, welke voordeelen hier te bereiken zijn.
Het spreekt wel vamizelf, dat onder deze omstan-digheden in de meeste landen voor de toepassing en
ontwikkeling van de houtgastractie in het automo-
bielvervoer groote belangstelling bestaat ook van
regeeringswege en dat van die zijde getracht wordt
dit vervoer te stimuleeren. In vele landen worden
dan ook aan de gebruikers van houtgaswagens aller-
lei faciliteiten verleefld. In Frankrijk
zijn
houtgas-

I.I. Mei 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

357

wagens belastingvrij, terwijl 13.000 tot 18.500 Francs
premie wordt gegeven bij aanschaffing. Bovendien

is bepaald dat, te rekenen vanaf 1 Juli 1939, alle
openbare diensten en ondernemingen, die meer dan

10 vrachtauto’s of andere voertuigen voor industrieele

of commercieele doeleinden in bedrijf hebben, ver-

plicht
zijn
voor ten minste 10 pOt. van het rollend

materieel hout als brandstof te gebruiken. Voor

sommige departementen zal dit percentage
01)
25 ge-

bracht kunnen worden. Natuurlijk is daarbij de mo-gelijkheid opengelaten om eventueel andere brand-

stoffen te gebruiken, voor zoover deze in Frankrijk

worden voortgebracht.
In Duitschland wordt 50 tot 73.3 pOt. belasting-
verlaging gegeven voor houtgaswagens benevens 600
R.M. premie bij aanschaffing van een nieuwen wagen
en 300 R.M. premie hij ombouw van een bestaanden
vrachtwagen of autobus. Italië geeft voor houtgas-
wagens gedurende 5 jaren belastingvrijdom, terwijl

bij aanschaffing 4000 tot 9000 Lire premie wordt
gegeven. In Zweden 50 pCt. helastingvermindering

en hulp
bij
financiering; in Lithauen 50 pOt. belas-
tingverlaging, in Tsjecho-Slowakije 2 tot 3 jaar be-

lastingvrijdom. In Zwitserland wordt of wel 500 Fr.
premie of wel belastingvrijdom, of wel vrij hout ge-
geven al naar gelang van het kanton waarin de ex-

ploitant is gevestigd. Enz., enz.

* *
*

Vragen wij nu welke houding ons land aanneemt

tegenover deze nieuwe ontwikkeling, dan
blijkt
dat

wij in dit opzicht een volslagen onverschilligheid aan
den dag leggen. Hoe weinig men zelfs van een en
ander op de hoogte is blijkt wel typisch uit de af-
beelding die onlangs verscheen op de fotopagina van
een onzer toonaangevende dagbladen. Deze afbeelding
stelde als rariteit een auto voor die gestookt werd
met. . . . brandhout, terwijl overigens het onderschrift heel sterk de dwaasheid van een dergelijk experiment
suggereerde.
Wij kunnen niet beoordeelen in hoeverre de ben-
zine- en olievoorziening in Nederland ook in
tijd
van

oorlôg is gewaarborgd. Wanneer deze waarborg niet
véél krachtiger is dan ze in 1914-1918 bleek te zijn,
dan mogen wij zeer zeker bij een toekomstigen oorlog
of mobilisatie een volkomen ontwrichting van ons
autoverkeer verwachten. In dat geval zou het dus
zeker aanbeveling verdienen om – gebruik makende
van de ervaring in andere landen – ons ten minste,
zooveel in ons vermogen ligt, tegen een dergelijke
ontwrichting tè wapenen.
Maar ook wanneer het waar zou zijn, dat onze ben-
zinevoorziening onder ‘alle omstandigheden voor de
volle 100 pOt. zou gewaarborgd zijn, dan nog zou
het de overweging waard zijn om de hier gesignaleerde
ontwikkeling in het autotransportwezen ook in ons
land ingang te doen vinden. Ons land immers be-
schikt over zeer groote hoeveelheden afvalhout, zoo-
wel uit de bosschen als uit de houtverwerkende in-

clustrieën, die thans
vrijwel
waardeloos zijn en waar-

voor op deze wijze emplooi is te vinden. Toepassing
van houtgastractie geeft besparing op den benzine-import en schept nieuwe werkgelegenheid in eigen
land.

Daar’komt nog
bij,
dat aan de vervaardiging van

cle benoodigde zuiggasinstallaties geen bijzondere
technische moeilijkheden zijn verbonden, zoodat deze

zeer zeker door de Nederlandsche industrie kan wor-
den ter hand genomen. Wij willen nog even aantip-
1)en, dat zuiggasmotoren reuk- en rookloos function-

neeren en alleen reeds daardoor, zeker in het stads-

verkeer, voordeel bieden boven de bestaande olie-

motoren.
Om al deze redenen hopen wij dan ook, dat spoedig
zoowel de Regeering als handel en industrie krach-

tige pogingen zullen gaan aanwenden om deze in het
buitenland reeds zoozeer verbreide ontwikkeling in
het autoverkeer ook in ons land ingang te doen

vinden.

B.
AMMERLAAN..

HET EERSTE JAAR DER INTERNATIONALE

SUIKERCONVENTIE.

Het eerste jaar der Internationale Suikerconventie
is tot dusver niet fortuinlijk geweest. Afgesloten ruim
één jaar geleden en in werking sedert 1 September
1937 met de bedoeling de suikerprijzon op een hoo-
gere basis te brengen, heeft de conventie niet kunnen
beletten, dat de prijs voor ruwsuiker te Loïiden in

dien
tijd
van Sh. 6/6 cif tot Sh. 5/- cif gedaald is.
Toch moet daaruit niet geconcludeerd wordei, dat de
tot stand gekomen conventie nutteloos is. Van het
begin af aan was men het erover eens, dat het vast-
gestelde totale exportquotum voor de vrije markten
te hoog was, doch waar geen der vertegenwoordigde
landen tot grootere concessies bereid was en men
zich in een periode van stijgende consumptie hij o-gaande conjunctuur bevond, meende men de uitein-
delijke aanpassing aan de toekomst te kunnen over-
laten. De omstandigheden zijn echter tegengevallen;
de betere conjunctuur hield geen stand, vooral niet
in Amerika, en de stijgende suikerconsunaptie kwam
tijdelijk tot stilstand en veranderde in verschillende
landen zelfs in een achteruitgang, waaraan bijv, in
het Verre Oosten de zich uithreidende strijd in
China schuld was.
In de laatste week van April vergaderde in Londen
de Internationale Suikerraad teneinde de gerezen
moeilijkheden onder de oogen te zien. lIet resultaat
dezer besprekingen was het besluit om alle export-
quota voor het eerste jaar eindigende 31 Augustus

met 5 pOt. te verlagen. Tot een grootere verminde-
ring had de raad geen bevoegdheid; daarin zouden
alle landen, die hij de conventie aangesloten zijn, ge
kend moeten worden en alhoewel de meerderheid in
den raad ten gunste eener reductie van 10 pOt. ge-
stemd was, stuitten verdere stappen in deze richting

In metrieke tons:
1937,38
oorspronkelijke
quota

Waarvan afstand_gedaan:


Netto quota

laatste zitting

5% reductie
Tegenwoordige
quota
in de over-
eenkonist
later
gedurende

België
mci.
Congo
20.000
5.000
5.000 5.000 5.000
250
4.750
Brazilië …………….
60.000
30.000
15.000 15.000
750
14.250
940.000 940.000 47.000 893.000
Tajecho-Slowakije
340.000
340.000
17.000
323.000 400.000 400.000
20.000
380.000
120.000
70.000
20.000 30.000
1.500
28.500

..

32.500
1.625
30.875
20.000
10.000
10.000
500 9.500

Cuba ………………..

Duitschland …………..

Nederland
mcl.
Koioniën
1.050.000
1.050.000
52.500
997.500

San Domingo …………

Haïti
……………….32.500
Hongarije
……………40.000

Portugal
mcl.
Koloniën
30.000 30.000
1.500
28.500
330.000
25.000 20.000
285.000
14.250
270.750
120.000
20.010
5.000 95.000
4.750
90.250
Peru

………………..

230.000
11.500
50.000
168.500
8.425 160.075
Polen ………………..
Rusland

…………….
47.500
22.500
12.500
12.500
– –

Reserve ………………

Totaal….
3.760.000
149.000
102.500 107.500
3.401.000
170.050
3.230.950

358

ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN

11 Mei 1938

af op den tegenstand der gdelegeerden voor Java,

die voorloopig .niet verder dan 5 pCt. wenschten te

gaan. Vrijwillig werd tijdens de zitting door verschil-
lende landen icfstand gedaan van gezamenlijk 107.500

tons.
De ekportquota, met de wijzigingen sedert de con-

ferentie in April verleden jaar, volgens C. Ozarnikow,

zijn opgenomen in den staat aan ded voet van blz. 357.

Tegenover de totale q.uota van 3.230.950 tons staat

thans’ een geraamd verbruik van 3.000.000 tot 3.100.000

tons
Vrije
suiker.
Een belangrijke mededeeling werd in dit verband

door den Engelschen Minister van Financiën gedaan
bij indiening zijner begrooting op 26 April, nI. dat

de Regeering het wenschelijk vindt in geval van nood

over een behobrlijken voorraad van eenige der voor-

naamste consumptie-artikelen, waaronder suiker, te
beschikken en dat clie voorraden reeds gedurende de

laatste maanden door de Regeering aangekocht zijn.
Kwantiteiten werden daarbij niet genoemd, doch ver-
ondersteld mag worden, dat wat suikei betreft het

gekochte kwantum ongeveer 200.000 tons bedraagt.
Daar :dit kwantum voorloopig uit de markt. gehpuden

wordt, kan het geyoegd worden bij het verbruik van

het eerste conventiejaar, zoodat de bovenstaande ex-
pbrtquota en het geraamde verbruik plus de geblok-

keerde voörraad der Regeering elkaar in evenwicht
houden. Onder deze omstandigheden zoude een ver-

mindering der Vrije exporten met 10 pet, in plaats

van 5 pOt. misschien tot een verhooging van den

wereldprijs geleid hebben. Intusschen werd door den
Suikerraad besloten op 5 Juli wederom bij elkaar te

komen teeinde de positie nog eens te overzien en

eventueel nieuwe besluiten te nemen.
Al heeft de suikerconventie haar doel – verhoo-
ging van den wereldprijs – dus nog niet bereikt, zoo
moet, zooals reeds gezegd, gewaarschuwd worden
tegen voorbarige conclusies in negatieven zin. De

conventie is van het grootste belang voor het behou-
den van een gedeelte. der Engelsche markt voor vrije
suiker en zeer nuttig voor het overleg plegen op ge-
paste tijdstippen tusschen de verschillende produc-
tielanden. Zoolang de goedkoopste – productielanden

in de meeste afzetgebieden op douane-barrières stui-
ten en moeten concurreeren tegen zwaar gesubsidieer-
de suiker, kan van een ,,survival of the fittest” gean

sprake zijn. Samenwerking tot behoud der nog over-
gêbleven Vrije markten en uitbreiding daarvan moet
het streven zijn en misschien mag men ook hopen,
dat de geheele kunstmatige en zoo dure suikerpoli-
tik der verschillende landen, die een normaal ver-

bruik tegenhoudt, eenmaal onder de loupe genorner

zal wordén.’
A.
V
.


BU’TENLANDSCHE MEDEWERKING.

ROOSEVELT’S NIEUWE UITGAVEN-PROGRAMMA;

EEN HERHALING VAN HET OUDE SCHEMA.

Dr. F. Pinner te Jackson Heighs, Long Island,

N.Y., schrijft ons:

Na maanden van’wachten op een automatische con-
junctuuropslag heeft President Roosevelt er wel

goedschiks of kwaadschiks toe moeten besluiten,
weder naar het middel van de actieve conjunctuur-
politiek te grijpen. Hij heeft dezen stap, geenszins

graag :gdaan, want eenerzijds had de ondervinding
geleerd, dat- bij dergelijke experimenten’ op •het ge-

bied’ der co’njunctuurpolitiek de toeneming van de
Staatsschuld zeer groot, doch het conjunctureele
voordeel veel minder winstgevend en duurzaam is,
terwijl anderzijds nog niet lang geleden de politiek

van den President wel degelijk gericht was op het

evenwicht van de berooting.
Zelfs ‘de verdedigers van de uitgavenpolitiek, die
,reeds omstreeks 1933 de opvattinghuldigden; dat men
crises niet door beperking, doch integendeel door
verhooging van’ de Staatsuitgaven moest overwin-

nen, hadden echter niet de theorie van de eeuwig
deficitaire hegrooting verdedigd. ‘Zij hadden s1echt

als hun meening kenbaar gemaakt, dat het niet noo-
dig is, dat de Staatsbegrooting elk jaar in evenwicht

is, doch dat men ermede kon volstaan, wanneer het
evenw’icht over een’ reeks van jaren werd bereikt. In

de Vereenigde Staten – waren inmiddels vijf jaren
voorbij gegaan, dat de begrooting verre van in even-

wicht was. ,Ook volgens de theorie van de voorstan-

ders van een actieve conjunctuurpolitiek werd het

langzamerhand tijd, niet alleen weder eens een even-wichtige begrooting te verkrijgen, doch ook een deel
van het oude tekort door aflossing van schulden weg
te werken. Dit was de politiek en de vaak uitgespro-

ken tendens in het jaar 1937 geweest, welke des ,te

noodzakelijker scheen te worden, toen men in den
winter van 193611937 meende, dat het gevaar dreig-

de, dat de conjunctuur in- een boom zou overgaan.

Theorieën zijn zoo geduldig als het papier waar-

op zij worden geschreven. Maar de economische wer-
kelijkheid is ‘niet even gedwee. Sedert November
1937, toen de productiecijfers
van het Amerikaansche
bedrijfsleven achteruit gingen loopen, en zelfs in
sterke mate, tot Maart 1938, troostte men zich te
Washington met de verzekering, dat de ingezette

terugslag slechts een ,,recession”, een
natuurlijke
en

zelfs gewilde reactie van de opwaartsche trend was.
Toen echter geleidelijk bleek, – dat de automatische op-
leving noch in het voorjaar noch in den verdern loop

• van 1938 zou volgen, kon men de oogen niet meer
sluiten voor de opvatting, dat uit de ,,recession” een

– regelrechte depressie was ontstaan.

Men kon dit feit des te minder negeeren, daar de
verkiezingen voor het huis van afgevaardigden en de
gedeeltelijke verkiezingen voor den Senaat haar
schaduwen langzamerhand’ vooruitwierpen. Alleen met
polemiek tegen de ,,big business”, of met kleine be-
lastingconcessies aan het particuliere bedrijfsleven

was weinig te bereiken. De President mocht niet
verwachten met dergelijke middelen den steun te
verkrijgen van de zich’ van hem afwendende con-
servatieve vleugel van
zijn
partij. Bovendien moest
• hij vreezen, dat hij ook de links georiënteerde kiezer-
massa’s zou verliezen, wanneer hij de teugels verder
in den schoot liet rusten.
De dynamiek van de New Deal was verdwenen en
• had zich tegen hem gekeerd. Ook het programma van
hervormingen stokte en wel omdat de meerderheid
van het Congres niet bereid was hem hierbij te on-.
dersteunen. Voor het opstellen van een constructief
programma voor de periode tot aan de komende ver-
kiezingen ontbrak de tijd. Er bleef dus slechts over
het schema eenvoudig te herhiden, dat vroeger resul-
taat had gehad, hetwelk bestond uit een vijfjarige,
door de devaluatie van den Dollar voorafgegane en
• aangewakkerde uitgavenpolitiek, die slechts zeer
geleidelijk en geenszins explosief had gewerkt. Zal

• dit schema in een tweede oplage weder werken, nadat
nu de illusie van de eerste toepassing door het in-
eenstorten van de conjunctuur van de New Deal
werd verstoord, zal het snel genoeg werken, om vSôr de verkiezingen in den herfst en de voorverkiezingen
van den zomer nog tot resultaten te leiden?

Aanvullende werlcloozensteun.

Ook bij het thans gepubliceerde programma moet
een onderscheid worden gemaakt tusschen’ -theorie en
werkelijkheid. Op papier ziet het nieuwe program-
ma er zeer gigantisch uit. Volgens de cijfers in de
Amerikaansche pers gaat het om rond $4X
,
milliard,

welke door hegrootingsuitgaven en -credieten- in het
bedrijfsleven zullen worden gepompt. Daar de pu-
blieke opinie in ,dit land gewoonlijk geneigd is naar
hoven af te ronden, heeft men er zich aan gewend,
kortweg van een 5 milliarden-programma te spreken.
Mocht dit met de werkelijkheid overeenstemmen,
dan zou het hier inderdaad om het grootste uit-
gavenprogramma gaan, dat ooit in eenig jaar van

11 Mei 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

359

de Roosevelt-politiek werd uitgevoerd. Het reus-

achtige
cijfer
zal
over het algemeen niet onder de

loupe worden genomen, doch door vriend en vijand worden aanvaard. De vrienden van de uitgavenpoli-

tiek aanvaarden het, omdat zij daarmede de psycho-logisch werkende kracht van het nieuwe programma

zoo sterk mogelijk zouden willen accentueeren, de
vijanden aanvaarden het eveneens, omdat zij daarmede
het door en door ongèzonde Van het programma willen

aantoonen.
In werkelijkheid is de additioneele beteekenis van

de nieuwe uitgaven veel geringer. De $ 1.55 milliard,
welke in de eerste zeven maanden van het op 1 Juli

1938 aanvangende fiscale jaar 1939 voor Work Re-
lief, d.w.z. uitvoering van noodwerken voor de te-

verkstelling van werkloozen, zullen worden toege-
staan, zijn niet zuiver additioneel, doch zij vormen
slechts een surplus van ongeveer $ 1 milliard, dat
boven de reeds vroeger voorziene Reliefuitgaven voor

deze periode wordt verlangd. Gemeten naar den hui-
digen feitelijken stand van de Reliefbetalingen, is

dit surplus nog belangrijk geringer en dientengevolge
heeft de President er terecht op gewezen, dat dit
gedeelte van het uitgavenprogramma slechts op zeer

kleine schaal het scheppen van nieuwe koopkracht tengevolge zal hebben. Het resultaat kan in hoofd-
zaak slechts bestaan uit het op peil houden van de

huidige koopkracht.

Additioneele noodcredieten.

Het tweede gedeelte van het programma heeft be-
trekking op credieten tot een maximum van $ 1.5
milliard, welke de Reconstruction Finance Corpora-
tion (R.F.C.) uit haar voorradige middelen, aan be-
drijven welke crediet behoeven, zal verstrekken en wier
credietwaardigheid voor gewone bankcredieten niet
voldoende is. In hoofdzaak denkt men daarbij aan
bedrijven in de kleinere en middelmatige zakenwe-reld. Daar echter de capaciteit tot terugbetaling van
dergelijke credieten moet worden gewaarborgd, zullen
slechts illiquide bedrijven – ongezonde bedrijven zijn
bijvoorbeeld uitgesloten – dergelijke crediethulp deel-achtig kunnen worden. Dit zal tengevolge hebben, dat
slechts een betrekkelijk gering gedeelte van dit fonds
voor de ,,small business” beschikbaar zal zijn.. Voor de verdere besteding dezer middelen wil men ook ondernemingen die eigenlijk tot de groote zaken-

wereld behooren
bij
deze crediethulp betrekken; bijv.
spoorwegen, welke daarmede nieuwe aanschaffingen
kunnen financieren, openbare nutsbedrijven welke
onder de huidige omstandigheden geen kapitaal voor
investeeringsdoeleinden op de open markt kunnen
opnemen. Echter ook met inbegrip van deze laatste
grootere credieten, rekent men dat in den ioop van
het volgende jaar niet meer dan de helft van het ge-
heele fonds zal kunnen worden aangewend.

Het feitelijke ,,purnp priming”.

Hebben de uitgaven voor Relief betrekking op
dragen, welke dc totale koopkracht niet aanzienlijk
zullen verhoogen, de R.F.C.-credieten zullen slechts
in hoofdzaak dienen tot steun en niet tot aanzwen-
geling voor de conjunctuur. Met het deficiet van
den Staat hebben deze middelen slechts in zooverre
iets te maken, dat in geval zij niet verstrekt wor-
den, zij er voor zullen kunnen worden gebruikt, om de Staatsschuld te verminderen. Een grootere con-
junctuur stimulans zullen slechts die bedragen van het programma kunnen uitoefenen, welke voor het

maken van openbare werken
zijn
bestemd. Het be-

tref t hier inderdaad iiivesteeringen, zooals plannen
voor woningbouw tot het maken van goedkoopere
woningen, highways, openbare gebouwen, enz. De be-
dragen moeten, in den vorm van rentelooze credieten
aan Staten, gemeenten, euz. worden verstrekt en wel
zoodanig, dat de credietnemers binnen een termijn van ongeveer 5 jaren voor de terughetaling moeten zorgen.
Desgewenscht kunnen de bedragen ook voor 55 pCt.

als rentegevende credieten en voor 45 pOt. als niet te-
rug te betalen voorschotten worden verstrekt. In geen
geval echter zal het geheele bedrag voor openbare

werken meer dan $ 1 milliard mogen bedragen.
Deze post van $ 1 milliard dient, in tegenstelling

tot de beide eerstgenoemde, voor het scheppen van

additioneele groote investeeringen, en zal de conjunc-
tuur niet alleen voor verdere inzinking dienen te be-

hoeden, doch deze tevens positief moeten stimuleeren.
Welisw’aar is de grootte van deze post niet zoodanig,
(lat de opleving op zichzelf beschouwd zeer groot zou
kunnen zijn. Men beschouwt den inzet van dezen post
hier echter uit het oogpunt van het zg. pump prim-

ing, d.w.z. men rekent ermede, dat deze één milliard
die in liet bedrijfsleven gepompt wordt, een veelvoud
van particuliere activiteit zal losmaken.

Voor. het tot stand brengen van die openbare
werken heeft men namelijk grondstoffen, mate-
rialen enz. noodig, welke door het particuliere be-
drijfsleven geleverd moeten worden. Het aandeel van

de grondstoffen bij dergelijke investeeringen is in

ieder geval veel grooter dan dat bij de uitvoering
van noodwerken van het zg. Work Relief, waarbij de
arbeidskracht de voornaamste rol speelt. Daarom
moeten de investeeringen voor openbare werken op
grootere schaal de industrieën van kapitaalgoederen
bevruchten, terwijl de baten van de uitgaven voor

Relief in de eerste plaats aan de verbruiksgoederen-industrieën ten goede dienen te komen.
Of dit eene milliard wel een voldoende sterke sti-
mulans zal zijn voor een veel grootere bedrijvigheid
van de kapitaalgoederenindustrieën wil ons twijfel-achtig voorkomen. Nog meer te betwijfelen valt, of
de kapitaalgoederenindustrieën de haar uit de ,,public
works” toestroomende grootere
bedrijvigheid
als mo-
tief zal doen gelden voor uitbreiding van haar eigen
bedrijven. De ijzerindustrie b.v. heeft haar capaci-
teit reeds gedurende de laatste jaren uitgebreid en
juist de inkrimping van de industrieele bouwbedrij-
vigheid met eenige milliarden Dollars gedurende
het laatste jaar heeft de groote daling van de bedrij-

vighei d in de kapitaalgoederenindustrieën veroor-
zaakt.

Het tekort en de financiering uit de reserves van
de begrooting.

Dit is het nieuwe programma. Het heeft tegen-

over de aanvankelijke begrooting voor het begroo-
tingsjaar 1939 in ieder geval ruim $ 2 milliard meer-
dere uitgaven en wanneer men er rekening mede
houdt, dat ook in het verdere verloop van het vol-
gende jaar nog additioneele werkloozensteun noodig

zal zijn en (lat de belastinginkomsten in dit jaar een
door de conjunctuurdaling veroorzaakte achteruit-
gang zullen te zien geven, dan zal men tot de con-
clusie komen, dat het bruto tekort van dit jaar on-
geveer $ 4 milliard zal bedragen.

Het kastekort zal echter niet zoo groot zijn als het
bruto tekort, en wel om twee redenen. Eenerzijds
werken de
bijdragen
voor de Social Security verzeke-
ring (ongeveer $ 1 milliard), hoewel zij de Staats-

schuld doen toenemen, als echte belastinginkomsten, daar de betaling van de uit deze verzekering vloeien-(le ouderdomspensioeneu eerst in 1942 zal beginnen
Ten tweede wordt door de dessterilisatie van het in-
actieve goudfonds een begrootingsreserve van $ 1.4
milliard liquide, welke voor de
bestrijding
van uit-
gaven van de volgende begrooting kan worden ge-
bruikt. Dientengevolge heeft de President gelijk,
als hij er op wijst, dat het nieuwe programma
slechts een verhooging van de bruto Staatsschulcl met
ongeveer $ 1Y2, milliard zal medebrengen.

De verhooging van het potentieele crediet.

De combinatie van het liquideeren van het mac-
tieve goudfonds met het uitgavenprogramma vormt
wel het interessantste punt van het geheele plan.
Deze combinatie dient voor twee doeleinden. Eener-

360

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Mei 1938

zijds wordt daardoor de financiering van de uitgaven

vergemakkelijkt en anderzijds wordt door de des-
sterilisatie de crediethasis van het bankapparaat, van
cle Ver. Staten enorm uitgebreid. De surplus reser-

ves van de Nationale Banken, die tot nu toe reeds $ 1.7 milliard beliepen, stijgen hiermede tot $ 3.1

milliard. Daar bovendien de verplichte reserves van

de banken nog met $ 750 millioen worden verlaagd,
moeten binnen afzienbaren tijd de totale surplus re-

serves tot hoven $ 3.8 milliard stijgen, d.w.z. tot het

hoogste bedrag, dat zij ooit hebben bereikt. Reeds de

eerste weekstaat van de Federal Reserve Bauks na
de bekendmaking van het programma geeft een ver-
hooging met $ 2.4 milliard te zien, welke voorloopig

uit de plotseling ingetreden verlaging van de ver-

plichte reserves is te verklaren. In welk tempo de

verdere verhooging van de reserves zal plaats vin-

den, hangt af van de wijze waarop de regeering over

het, uit de dessterilisatie van het goud, beschikbaar
komende geld zal beschikken. Indien zij er zich toe
zou beperken, de bedragen alleen voor de stijgende
uitgaven op basis van het uitgavenprogramma te be-
steden, dan zal het tempo van de toeneming der re-
serves van de banken betrekkelijk langzaam
zijn.
De

regeering .heeft echter een anderen weg bewandeld,
welke tot een sneller tempo moet leiden.
Zij
betaalt

namelijk met de middelen van het gedessteriliseerde
goudfonds de helft van haar elke week vervallende

Staatsschulden terug, en deze schulddelgiug moet
natuurlijk de overtollige reserves van de banken even-

redig sneller doen toenemen.

Het gebruilten van het potent’ieele crediet.

De vooritter van de Federale Reserve Board, Eccles
heeft op de vraag, of de verhooging van de reserves hij de banken inflatie beteekent, geantwooid, dat zij
wel de basis voor een infiationistische credietexpan-sie vormt, echter niet een dergelijke credietexpansie
zelf heteekent. Dat is juist. Het credietpotentieel

wordt enorm verhoogd; of en in welke mate het be-
drijfsleven daarvan echter gebruik zal maken, hangt
ervan af, hoe het uitgavenprogramma verder op het

initiatief van het particuliere bedrijfsleven zal in-
werken. De heer Eccles zegt ongeveer het volgende
aan het bedrijfsleven ,,Indien gij voor een nieuwe
conjunctuuropleving cediet noodig zult hebben, dan
‘staat het u in bijna onbeperkte mate ter beschik-
king”. Hij belooft daarmede ook indirect, dat hij in
de toekomst wanneer daarvoor weer aanleiding mocht
bestaan, de surplus reserves niet zoo sterk zal be-
snoeien, als hij in den winter 1936/’37 door een drie-
maal verhooging van de verplichte reserves hêeft ge-
daan, om daardoor de ontsporing van de hausse, in
een boom en in een gevaarlijke inflatie, te voorkomen.
Op het oogenblik kan hij deze belofte doen, omdat hij
zegt, dat het gevaar voor een boom ver verwijderd
is en oolç bij ten uitvoer legging van het huidige
programma nauwelijks imuut. zal worden. Weliswaar
zal een restrictieve politiek ditmaal ook niet zoo, ge-

makkelijk zijn als in den herfst van 1936, want het
eenmaal gedessterilisee.rde goud laat zich niet zonder
nieer weer steriliseeren, al zouden de Federal Re-
serve Banks, bijna haar geheele, ongeveer $ 2.5 mil-
hard bedagende, portefeuille aan Staatsobligaties
voor het opzuigen van de surplus reserves bezigen.
De geschiedenis van het economisch leven in Aine-

rika in de laatste decenniën toont, dat overtollig en
goedkoop geld alleen nog niet voldoende is, om het
particulier initiatief te mohiliseeren. Een moeilijk te
elimineeren complex van wantrouwen vormt daarvoor

heden ten dage de voornaamste hinderpaal; alleen

door een nieuwe dosis New-Deal bedrijvigheid is dit niet te overwinnen. Want de wortel van dit wantrou-
wen ligt juist daarin, dat de Staat te sterk in het
bedrijfsleven heeft ingegrepen en dat men niet weet,
in loeverre hij in cle toekomst rneclezeggingschap zal wenschen. Het eindoordeel over het nieuwe uitgaven-
programma luidt dus: Te weinig voor ontketening

van een inflatie met behulp der Staatsfinanciën, niet

voldoende voor een effectieve aanzwengelin.g van het
particulier initiatief, maar wellicht voldoende voor

het scheppen van een een igszins gunstige verkiezings-
atmosfeer.

EEN NIEUWE FRANC EN NIEUWE NOOD-

VERORDENINGEN.

Dr. H. Weichniann te
Parijs
schrijft ons:
Na de uitvaardiging van de jongste, niêuwe nood-
verordeningen en na cle aankondiging van een uieuwe

étappe in de monetaire politiek staat het saneerings-
werk van het kahinet-Dalacliér in zijn systematisch

ontwerp thans vast. Men kan het in zijn verband en,
..wat zijn vooruitzichten betreft, als volgt kenschetsen.

De monetaire politiek.

De door cle regeering aangebrachte wijziging in de

monêtaire politiek volgt, wat tijdsvolgorde betreft,
op cle verordeningen, komt systematisch echter in de

eerste plaats. Met de verordeningen wordt het bouw-
materiaal gereed gemaakt, waarmede het Fransche

financieele en economische raderwerk weder op gang

moet worden gebracht, met de monetaire politiek wor-
den in de eerste plaats hiervoor de fundeeringswerk-
zaamheden verricht.

De nieuwe positie van den Franc is niet, om het
zoo eens uit te drukken, een positie de jure maar een
positie de facto. Men gaat niet over tot een stabili-

seering van de valuta, doch de stabiliteit van den
Franc zal worden gegarandeerd. Deze door den Mi-

nister van Financiën Marchandeau gebezigde anti-

these tusschen stabiliseering en stabiliteit wil zeg-
gen, dat de regeering voor den nieuwen Franc geen
wettelijkeu, doch een maximumkoers heeft vatge-
steld. De Franc blijft technisch een ,,glijdende
Franc”; de richting van het glijden is evenwel ge-

wijzigd. De Franc mag nog wel
stijgen,
echter niet
verder dalen; hij mag niet meer hoven den vastge-

stelden maximumkoers van 179 Franc per Pond Ster-
ling uitkomen.

De heteekenis van de wijziging van de Fransche
monetaire politiek ligt in de eerste plaats niet in de
verandering van den nieuwen koers, doch in de wij-
ziging van het principe. Niet langer de waarschijn-

lijkheid van een verdere devaluatie, doch in nog groo-
tere mate de vrees voor een revalorisatie van de
valuta moet thans de hefkracht tot het teweegbrengen
van een conjunctuuromslag vormen.
Deze tactiek komt ongetwijfeld overeen met de
heerschende omstandigheden. De onzekerheid van
valuta was in den laatsten
tijd
steeds meer een sto-
rende factor van de eerste grootte geworden.
01)
het
gebied van den. goederenruil stonden de zaken sedert
maanden stil. Men verkocht niet, omdat de eigenaar
van goederenvoorraden bezwaren had om zijn zekere,
zakelijke waarden te ruilen tegen een in zijn sub-
stantie vluchtig geworden geld. Men kocht evenmin,
omdat vele bedrijven de voorkeur gaven aan de zekere
winst uit de ommvisseling van hun liciuide middelen
in cleviezen boven cle twijfelachtige winst uit den ver-
koop van goederen.
01) het gebied van de productie waren de toestan-
den eender. De door de onzekerheid van de valuta

veroorzaakte onzekerheid van cle
prijzen
verlanide liet

initiatief, het aannemen van orders werd wegens ge-
brek eau een vaste calculatiebasis geweigerd, leve-
riugstermijnen werden niet geaccepteerd, naar nieu-
we afzetgehieden werd niet meer gezocht.
Op het gebied vmn het, kapitaalverkeer benam de
onzekerheid van de valuta vrijwel de mogelijkheid
van een normale kapitaalbewegiug, de opgepotte gel-
den bleven in hun schuilplaatsen en namen steeds
meer toe, de gevluchte kapitalen waren niet geneigd
terug te keeren. Elk saneeringspoging, die kans op
succes wilde hebben, moest dientengevolge aan de
noodzakelijkheid aanknoopen, den storenden factor

11 Mei 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

361

van de onzekerheid van de valuta uit den weg te
ruimen.

Met cle thans ondernomen wijziging van cle mone-
taire politiek gaat stellig geen automatisdhe ophef-
fing van de crisis gepaard, de onvermijdelijke voor-

waarde voor haar opheffing is er evenwel mede ge-
schapen. De beslissende vraag is thans, of de regee-
ring ook metterdaad in staat zal zijn den thans vast-
gestelcien maximumkoers te handhaven.

In vergelijking met cle oude is de jongste deva-
luatie buitengewoon groot. Tegenover den nog

eenige dagen geleden genoteerden koers van 158
Francs bedraagt zij bij den huicligen koers van 178
tot 179 Franc t.o.v. het Pond Sterling ongeveer

13 pOt. 1-let goudgehalte van den Franc is tot 20
milligram gedaald, nadat het voor den Franc Bon-
net van 30 Juni 1937 tot 43 milligram, voor den
Franc Auriol van 1 October 1936 tot 49 milligram
t.o.v. den Franc Poincaré met 65 milligram was ver-

minderd. Op andere wijze en omgerekend, ni. op de
pariteit van
véôr
den oorlog, vertegenvoordigde de
Franc Poincaré 20 goudcentimes, de Franc Auriol
15 •goudcentirnes, de Franc Bonnet 13 goudcentimes,

terwijl de Franc Daladier nog slechts een waarde
heft van 8 goudcentimes. De Franc is
01)
dit niveau uit zuiver handelspolitiek oogpunt ongetwijfeld te
laag gewaardeerd, daar cle Fransche
prijzen
in goud
herleici reeds vó6r de laatste devaluatie beneden de
goudpri.jzen van de overige landen lagen, zooals uit
de volgende tabel blijkt.

Basis 1913/1914.
Groothandeisprijzen in goud
1935 1938
1938
Gemiddelde
Januai-i
Januari
Frankrijk

……….
71
73
61
Engeland

……….
64
73
78
Duitschiand

……..
102
105
106 België

………….
60
68
69

Met de nieuwe devaluatie heeft de regeering dus
een niet geringe zekerheidsmarge geschapen.
Anderzijds kwam voortdurende bedreiging van de
valuta echter minder van het tekort op de handels-
balans dan van cle geschokte positie van de Staats-kas. De eeuwigc nood van de Staatskas was op haar
beurt wederom slechts cle wreerspiegeling vande
hardnekkige economische crisis. De vraag is dus, of

het door cle regeering verwachte financieel herstel
nu ook inderdaad zal plaats hebben.

Het eerste antwoord van de markten op deze vraag
was bemoedigend en overtrof zelfs de vcrwachtingen.
De kapitalen begonnen direct op massale wijze te
re-
patrieeren en wel zoodanig, dat men mag aannemen,
dat het egalisatiefonds reeds goud en deviezen ten
bedrage van zijn oorspronkelijke dotaties met Fr. 10
milliard en wellicht nog meer kon verkrijgen. Voor
het eerst na vier jaren werd de Franc weer met een
deport verhandeld. Tegelijkertijd getuigden de koers-sprongen op cle aandeelen- en obligatieinarkt van een
ingetreden ommekeer Van de tendeis.
Voorts moet er rekening mede worden gehouden,
dat door cle nieuwe devaluatie het -relatieve gewicht
van de schuldenlast van den Staat is verminderd.
De Staatsschuld, berekend in gouden Francs van de

vooroorlogsche pariteit, bedraagt thans slechts onge-
veer Fr. 45 milliard en is daarmede bijna op den
stand van de vooroorlo-gsche schulden van Goudfrancs
40 rnilliarcl gedaald. Bovendien kan de Schatkist ech-

ter nu een buitengewone herwaardeeringswinst boe-
ken. Do goudvoorraad van de Bank van Frankrijk is

nog op basis van een fijngoudgehalte van 43 milli-
gram gewaardeerd; de uit een herwaardeering van
den goudvoorraad voortspruitende winst kan dus
0
1)
ruim 30 milliard Franc worden geraamd, waarbij

winst kan dus op ruim 30 milliard Franc worden
geraamd, waarbij ingeval van een stabiliseering ook
het door het Egalisatiefoncls beheerde bedrag van oor-
spronkelijk Fr. 10 milliard (op basis van 43 milli-

gram) komt. Uit de herwaardeeringswinst en uit de

liquidatie van het stabiliseeringsfonds kan dus het

in den ioop van de laatste twee jaren opgenomen
crediet van de circulatiebank van Fr. 40 milliard

geheel worden gedekt, terwijl er bovendien nog een

aanzienlijk bedrag beschikbaar blijft voor de Staats-
kas.

Met deze verwijzing naar – de eerste, gunstige ge-
volgen is echter de vraag naar de uiteindelijke soli-

diteit van den nieuwen monetairen toestand nog niet beantwoord. De tot nu toe ondernomen repatrieerin-
gen van kapitaal beteekenen, ondanks den omvang,

slechts een bescheiden deel van de opgepotte of naar

het buitenland getrokken kapitalen, welke volgens den
huidigen keors, op ongeveer Frs. 160 milliard kun-
nen worden geschat.

Ter versterking van de terugvloeiing der kapitalen
en véér alles voor een vruchtbare inschakeling van
deze kapitalen in het economisch proces is het noo-
clig, dat aan de beschikbare middelen ook gezonde

investeeringsmogelijkheden worden geboden. De be-
trekkelijke vermindering van de Staatsschuld betee-
kent clan slechts een werkelijke vooruitgang, wanneer
de begrootingsbases overigens gezond zijn. Een gezon-

de economische toestand en gezonde grondslagen voor
de hegrooting zijn dus de verderc voorwaarden, na het
wegnemen van de onzekerheid t.a.v. de valuta, voor
het succes van het saneeringswerk.

Op dit punt beginnen nu, in systematisch verband
beschouwd, de jongste noodverordeningen van de re-
geering.

De noodverordeningen.

De nieuwe noodverordeningen gaan logisch van de
beide zoo juist geschetste noodzakelijkheden uit:, het
scheppen van een gezonde economische basis en sanee-
ring van de Staatsfinanciën.

-Op het gebied van de begrootingspolitiek tracht de
regeering met haar noodverordeningen een drieledig
doel te bereiken, het herstel van de tot dusver door
een veelvoud van speciale kassen problematiek ge-
worden eenheid der begrooting, de verscherping van
de contrôle op de uitgaven en het herstel van het
evenwicht in de begrooting. Het zwaartepunt ligt hierbij op het gebied van het evenvicht in de be-
grooting.

De regeering heeft van het begin af afgezien van
speciale bezuinigingsmaatregelen. In de inleiding tot
cle verordenngen wordt dit feit uitdrukkelijk gecon-

stateerd en daarmede gemotiveerd, dat 67 püt. van
de uitgaven komen voor rekening van den dienst der
schulden en de kosten voor bewapening, terwijl de
overige 33 pOt. der uitgaven van administratieven
aard reeds niet meer kunnen worden verminderd.
Deze motiveering is aanvechtbaar, daar een vermin-
dering van den schuldenlast vroeg of laat voor de

san eering van de Staatshuishouding onvermijdelijk
zal zijn.

Men zal toch w’el eenmaal tot conversie van lee-

ningen moeten overgaan. 1-let is duidelijk, dat in een
programma, dat gericht is op de saneering uit eigen
kracht van het bedrijfsleven en niet p staatsinter-
ventionisme, de regeering niet terug grijpt naar n
voorbeeld van Léon Blum, nl. het staken van cle af-
lossingen, doch de vermindering van den schulden-
dienst verdaagt tot het tijdstip dat de markt rijp is
voor conversie. Daar cle regeering bovendien, in te-
genstelling tot het programma van Blum, t.a.v. de
financiering van de uitgaven voor bewapening heeft
besloten een beroep te doen op de emissiemarkt en
niet de methode van massieve inflatie in het kader van een gesloten nationale huishouding toe te pas-
sen, was ook een gedwongen ingrijpen in het rente-
niveau niet mogelijk.

Waar niet kan worden bezuinigd, moet nieuw geld
worden geschapen. Als gevolg van deze onvermijde-
lijke logica brengen de noodverordeningen nieuwen
belastingdruk mede. De methode, welke daarbij werd
gekozen, is even eenvoudig als veelomvattend. Men

362

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
S

11 Mej 1938

heeft van alle belastingfinesses afgezien, om daar-

voor een belastingverhooging zonder onderscheid met

8 pCt. voor alle directe en indirecte belastingen voor
te schrijven. Naast deze oplossing is slechts één bij-
zondere belasting ingesteld, namelijk een speciale

heffing van de in de bewapeningsbedrijven verkregen
winsten.
De opbrengst van deze nieuwe belastiugmaatrege-

len wordt op Fr.- 3.7 milliard geraamd. Het is vol-

doende om de tot dusver via de speciale kassen ge-
dane en thans weder van de gewone begrooting deel

uitmakende uitgaven te dekken. Het is daarentegen
niet voldoende, om het
vermoedelijke
tekort op de

loopende gewone begrooting, ten bedr’ge van Frs. 4

milliard, te elimineeren. De dekking van dit restee-

rende bedrag moet dus nog worden gevonden en daar
een verzwaring van. den belastingdruk niet mogelijk

is, kan zij slechts via een verhooging van het rende-

ment van het bedrijfsleven worden verkregen.
Hier raakt men dan ook het tweede gedeelte van

de noodverordeningen, nl. die welke de, voor de sa-

neering van den economischen toestand van het land
noodige maatregelen willen nemen. Op twee manie-
ren gaat de regeering te werk, om de economische
crisis te overwinnen; zij heeft ni. maatregelen op het

gebied van de productiepolitiek en op dat van de

credietpolitiek voorgesteld.
Op het gebied van de productiepolitiek moet een

onderscheid worden gemaakt tusschen maatregelen
van fiscalen en van socialen aard.
Op fiscaal gebied voorzien de noodveordeningen
in een reeks van belastingverlagingen teneinde het

initiatief van het bedrijfsleven van het land een nieu-
ven stimulans te geven. Voor het bouwbedrijf komen
renteverlagingen tot stand, voor de exportbedrijven

wordt de meerdere export vrijgesteld van de omzet-
belasting, voor de industrie in het algemeen wordt
elke meerdere productie door vrijstelling van de pro-

ductiebelasting gesteund. Tenslotte heeft de regee-ing ook een tot dusverre in de openbare discussies

nauwelijks uiteengezetten, echter zeer interessanten
maatregel gedecreteerd, namelijk het niet-heffen van
de belasting op bonen en salarissen wat betreft de

bedragen aan loQnen en salarissen voor gepresteerden

surplusarbeid.
Op sociaal gebied zijn voorschriften voor een elas-

tischer handhaving van de werktijdbepalingen aange-
kondigd, gepaard gaande met een uitbreiding van de
sociaal-reehtelmjke beschermingsbepalingen op het ge-
bied van de collectieve overeenkomsten. Meer werk

en grootere arbeidszekerheid vormt de hoofdgedach-
te van dit deel, terwijl de nog te verwachten nood-
verordeningen de hiervoor noodzakelijke juiste pre-

ciese bepalingen zullen bevatten.
De zoo juist geschetste ontlasting van het bedrijfs-
leven van factoren, welke de productie belemme-
ren, ware niet volkomen, zooals de officieele -moti-

veering terecht constateert, wanneer het bedrijfsleven
niet gelijktijdig in staat werd gesteld, zich de voor
het benutten van betere productiemogelijkheden nood-

zakelijke bedrijfskapitalen te verschaffen. Ter ver-lichting van de moeilijkheden, welke t.a.v. de kapi-
taalverschaffing bestaan, dienen nu de credietpoli-
tieke maatregelen. Voor de particuliere ondernemnin-
gen wordt de tot dusver in Frankrijk niet zeer ge-
wilde inbetalingneming van wissels verplichtend ge-
steld. Wat betreft de opdrachten van de overheid
nemen de verordeningen maatregelen voor een snel-

lere accetatïe van de door den Staat als opdracht-
gever aangegiinë schulden. De wissels op de kas voor
Staatsopdrachten zullen op de gebruikelijke wijze

door verdisconteering verhandelbaar worden.
De vraag is nu, in hoeverre deze door de noodver-
ordeningen vastgestelde maatregelen den -geweusch-
tea ommekeer in het conjunctuurverloop zullen kun-

nen teweeg brengen.

T
7
oorurtz11chten voor de toekomst.
De maatregel-en inzake de productie steunen op er-

varingen in het buitenland en doen volgens deze ge-

boven, dat zij een zeker effect tot stimuleering zul-
len uitoefenen. Zij zijn echter in hoofdzaak van se-
cundairen aard.

Van meer beteekenis
zijn
de maatregelen op, het
gebied der credietpolitiek. Zij behoeven een kort
commentaar. Vele groote firma’s in

Frankrijk legden
tot dusverre een buitengewone vrees aan den dag om

haar naam door het afgeven van wissels op de markt

te doen verschijnen, omdat zij bang waren hiermede

afbreuk te doen aan haar crediet. De thans voorge-
schreven dwang tot inbetalingneming neemt deze
mogelijkheid van een verkeerde uitlegging weg. Daar-

enboven leent deze zich ertoe de crediettransacties
van de banken belangrijk te stimuleeren. Vroeger

moesten leveranciers, de hun verstrekte opdiachten

financieren uit eigen middelen of door een beroep op
het hun binnen beperkte grenzen toegestane bank-

crediet. Met het afgeven van wissels is een ruimer
credietverkeer mogelijk. De banken behoeven niet

meer bevreesd te zijn voor onderpanden en nog min-
der voor beperking van haar liquiditeit door uitbrei-
ding van hun voorschotten, daar zij bij het wissel-
crediet te allen tijde op het herdisconto van de Bank

van Frankrijk een beroep kunnen doen.
Het initiatief inzake productie en het kapitaal-

verkeer krijg-t daarmede ongetwijfeld vele mogelijk-

heden tot expansie.
Met iets meer terughoudendheid moet de aanmoe-diging van het wisselverkeer door middel van de be-
taling van Staatsdrders worden beschouwd. Hier be-
staat een zeker gevaar voor inflatie, maar het wordt
in ieder geval verzacht door het feit, dat aan deze

w’issels toch effectieve goederentransacties ten grond-
slag liggen en ook door de, van de belastingverhoo-
gingen uitgaande, deflationaire druk.
Een definitieve beoordeeling van de door de
Fransche regeering op touw gezette saneering is op
het huidig
tijdstip
echter nog niet
mogelijk:
De juiste

vaststelling van de werk-tijdbesluiten dient nog te
worden afgewacht, en evenzoo de reeds aangekondig-
de tweede reeks verordeningen. Volgens den eersten
indruk lijkt de nieuwe monetaire politiek in haar

verband met de nood-verordeningen -een gesloten en
op de eigenmogeljkheden tot saneering van het be-
drijfsleven opgebouwde, gezondé conceptie.

De vraag, welke nog beantwoord moet worden, kan
men evenwel niet uit den weg gaan. De nieuwe be-
lastingverhoogingen werken rechtstreeks als een nieu-
wen druk op het bedrijfsleven. De tot stand gebrach-
te stibiulansen kunnen daarentegen pas mettertijd
effect sorteeren. De vraag – blijft dus, wat sneller
werkt, de druk of de stimulans. De beslissing zal daarbij in hoofdzaak van de atmosfeer afhangen,
waarin de volgende phase zich afspeelt, van de poli-

tiekegebeurtenissen in het buitenland en voor alles
van de kracht, waarvan de regeering blijk zal geven bij de beheersching van den toestand in het binnen-
land. Het monetaire en economische vraagstuk, voor
zoover het blijft bestaan, is daarom in hoofdzaak een
probleem van gezag.


AANTEEKENINGEN.

Het reederijbedrijf in Nederland.

Het Verslag over 1937 van de Neçlerlandsche Ree-
dersvereeniging en de rede door den voorzitter van die vereeniging, Mr. D. A. Delprat, uitgesproken in
de jaarljksche algemeene vergadering op 27 April

jl.,
geven blijk van een gematigd optimisme. De omme-
keer in den- toestand van het Nederlandsche scheep-

vaartbedrjf, welke in de tweede helft van 1936 plaats
greep en welke reeds in het voorgaande verslag aati-
leiding gaf tot het -uitspreken van de hoop, dat thans
de jaren van inzinking en van achteruitgang voor-
bij zouden zijn
1),
had tot gevolg, dat de resultaten

1)
Zie E.-S.B. van 7 April 1.937 pag. 268.

11 Mei 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

363

van het afgeloopen jaar niet beneden de verwachtin-

gen zijn gebleven. Zonder uitzondering kunnen de
Neclerlancische reederijen
01)
een gunstig jaar terug-
zien, al hebben sommige ondernemingen wegens den
aard van haar bedrijf minder voordeel van de ver-

beterde omstandigheden kunnen trekken dan andere.
In het bijzonder gaf 1937 goed emplooi voor die

schepen, clie zich met de algemeene vrachtvaart bezig
houden. De in het afgeloopen jaar uitzonderlijk hoog’

gestegen trampvrachten gaven de betrokken reederijen
veel betere inkomsten dan voorheen. Dergelijke bui-

tengewone vrachtverhoogingen deden zich echter bij
de ljnvaart, welke verreweg het grootste deel der Ne-
derlandsche koopvaardij omvat, niet voor; voor zoo-
ver de ljnvrachttarieven in sh. genoteerd w’aren,
kon
profijt
getrokken worden van de depreciatie van den Gulden, terwijl de in Guldens genoteerde vrach-
ten matig konden worden verhoogd. Ook de hoeveel-heid aangeboden lading toonde een aanzienlijke toe-
neming.

Hiertegenover staat evenwel de zeer merkbare stij-
ging der exploitatiekosten tengevolge van duurdere
brandstoffen, meer kosten van onderhoud en repara-

tie, verhoogiug van gages, bonen en salarissen, hooge
assurantiepremies e.d. Het spreekt vanzelf, dat één
jaar loonende exploitatie de verliezen van het ver-leden niet heeft kunnen goed maken en voldoende
herstel teweeg brengen. De totale verliezen aan reser-
ves en kapitaal over de jaren 1930. t/m. 1936 van 23 Nederlandsche reederjen zijn door de BENAS

OP
ruim 190 millioen geschat, waartegenover de
di-
recte
staatssteun circa 18 millioen heeft bedragen
(hierbij komen nog de gewone hypothecaire BENAS-leeningen ad 12.8 millioen).
Uit de in het verslag opgenomen statistieken blijkt,
dat de toeneming van den wereldhandel, die zich in
1937 voortzette, in het derde kwartaal van dat jaar
voor een beweging in omgekeerde richting moest
plaats maken. Tevens blijkt, dat slechts de omvang van den handel in grondstoffen eenigszins gelijken tred heeft gehouden met de toeneming der produc-tie terwijl de handel in voedingsstoffen en speciaal
in fabrikaten zeer belangrijk is achtergebleven hij de
productie daarvan. Dit teekent wel den invloed van
het streven naar zelfgenoegzaamheid van verschil-
lende groote staten. Het is een element in de ont-
w’ikkeling van het scheepvaartverkeer, dat tot ernstig
nadenken stemt.

In dezelfde gedachtensfeer past het verschijnsel
door Mr. Delprat met groote bezorgdheid gesigna-
leerd, dat niet in alle ,,trades” het beginsel der vrije
vlag consequent wordt volgehouden en dat vlaghe-
voorrechting in welken vorm dan ook haar intrede
dreigt te doen. Het kan niet krachtig genoeg ge-
zegd worden, dat elke vlagbevoorrechting op den duur
moet
leiden tot het afkappen van internationale sa-
menwerking, welke alleen dan van duurzamen aard
kanzijn, wanneer een ieder gelijke kansen geboden
worden.

Een element, dat in de scheepvaartpolitiek steeds
meer op den voorgrond wordt gebracht, is het be-
lang van een koopvaardijvloot voor de nationale de-
fensie. In zijn in November 1937 aan het Amen-
kaansch Congres uitgebrachte rapport legt de heer
Joseph P. Kennedy, President van de U. S. Man-
time Commission, zeer sterk den nadrmk op de nood-
zakelijkheid de oorbogsmarine met een aan redelijke
eischen voldoende handelsvloot aan te vullen. Dit be-
lang wordt door hem zelfs grooter geacht dan de be-
teekenis van de nationale koopvaardij voor den handel.
Ook in Engeland gaan telkens gezaghebbende stem-
men op, die met een beroep op het sterk geslonken
aandeel van de Bnitsche vlag in de wereldvloot sinds den oorlog, amndningen op dienstbaarmaking van de vloot aan defensiebelangen en op uitbreiding van het
aantal schepen met het oog op oorlogsgevaar.
In andere groote zeevarende landen als Duitsch-
land, Frankrijk, Italië en Japan staat eveneens het

Staatsbelang bij instandhouding van een krachtige
koopvaardijvloot voorop. Steunmaatregelen ten be-

hoeve van den bouw en exploitatie van schepen en
inperking van de concurrentievrijheid tracht men
hiermede te verdedigen.

Dergelijke belangen en overwegingen van niet-

economischen aard spelen een jaarlijks aan heteeke-
nis winnende rôl; des te meer reden is er tot vol-

doening, dat ondanks deze nationalistis-he tendenzemi
de internationale samenwerking tusschen reeders niet
slechts in stand is gebleven, doch zelfs op hechteren
grondslag is gebracht.

De voorzitter legde in zijn jaarrede in het bijzonder
den nadruk op dit streven naar internationale samen-
werking, als illustratie waarvan
hij
vermeldde het
internationale overleg, dat plaats gevonden heeft op
de ,,Internationale Telegraafconferentie”, welke in
Februari jl. te Caïro is gehouden, op welke conferentie
ook de ,,International Shipping Conference” verte-
genwoordigd was, namelijk door den ecretanis van

de Nederlandsche Reedersvereeniging. De ,,Interna-tional Tankerpool”, het internationaal overleg inzake
de minimum vrachteuschema’s in de graanvaart, het

,,Baltwhite Timber Scheme”, toonen aan wat door
eendrachtige samenwerking bereikt kan worden.

Geenszins hebben de reederijen bij de behandeling
van deze aangelegenheden haar recht op critiek prijs-
gegeven, maar daarnaast hebben zij met volle over-tuiging en uit vrijen wil de noodige maatregelen ge-
nomen om deze internationale samenwerking te doen
slagen en op deze wijze zonder hulp of drang van de
overheid of regeeringsorgaan, orde in eigen huis te
brengen en eigen zaak te regelen.

Een analyse van de arbeidsproductiviteit in

Nederland.

Van de hand van Dr. Ir. F. J. C. van der Schalk
zal een dezer dagen verschijnen de 24ste publicatie
van het Nederlandsch Economisch Indistuut, t.w.
,,De wiskundig statistische analyse van de arbeids-
productiviteit en haar practische toepassing op eenige bedrijfstakken en ondernemingen in Nederland”.
Nadat de schrijver in een voorwoord heeft gemoti-
veerd, waarom hij voor deze analyse de voorkeur geeft
aan de methode van de wiskundige statistiek, wordt
in het eerste hoofdstuk een korte beschrijving van
deze methode in het algemeen gegeven. De wiskun-
dig-statistische analyse is de meest objectieve metho-
de. Ze geeft niet alleen aan, 6f er een verband tus-
schen de te onderzoeken verschijnselen bestaat, doch stelt tevens den quantitatieven samenhang dezer ver-
schijnselen vast. Wanneer aan de hand van de deduc-
tieve methode verschillende theoriën opgesteld kun-
nen worden, maakt zij het mogelijk de juistheid daar-
van aan de feiten te toetsen en tot een dfinitieve
uitspraak te komen.
Het tweede hoofdstuk behandelt de wiskundige pro-
blemen, die bij een wiskundig-statistische analyse te
pas komen. Getracht is deze bespreking zoo populair
mogelijk te houden. Alle hoogere wiskunde is verme-
den en de afleidingen van de verschillende formules
zijn gegeven met behulp van de wiskunde, zooals deze
op de middelbare scholen onderwezen wordt, zoodat
cle lezer, om dit betoog te kunnen volgen, niet meer
kennis van de wiskunde behoeft te bezitten dan voor
het eindexamen H.B.S. noodig is.
Behalve een beschrijving van de bij de wiskundig-
statistische analyse toegepaste correlatie-rekening
wordt ook een beschrijving gegeven, van de regressie-
analyse van
Frisch,
welke dient om de bruikbaarheid
van de in de analyse betrokken factoren te onder-zoeken. Dit is de eerste n’iaal, dat deze regressie-
analyse, die
Frisch
in 1934 publiceerde, bij een der-
gelijk onderzoek wordt toegepast.
In hoofdstuk III wordt aan de hand van de deduc-
tieve methodé besproken van welke factoren verwacht
mag worden, dat zij invloed op de arbeidsproductivi-

364

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Mei 1938

teit uitoefenen. In cle eerste plaats worden drie hoof d-
groepen onderscheiden, te weten: 1. de ‘factoren met

een min of meer onregelmatig verloop; 2. cle fac-
toren met een regelmatig stijgend of dalend verloop

(de trend); en
3.
de incidenteel optredende of toe-

vallige factoren.
Tot de eerste groep, de factoren met een min of

meer onregelmatig verloop, hehooren hij de analyse

var cle ,arheidsproductiviteit:
• lo. De arbeidstijd, waarvan verwacht mag worden,

dat hij verkorting hiervan de arbeidsproductiviteit

zal toenemen. Deze toeneming van de arbeidsproduc-
• tiviteit zal echter niet evenredig zijn met de verkor-
ting van den arbeidstijd, doch bij verdergaande ver-
korting verminderen, tenslotte nul worden en dan bij

• nog verdergaande verkorting van den arbeidstijd in
een vermeerdering van de arbeidsproductiviteit ovr-

gaan.

2o. De conjunctuur. Bij stijgende conjunctuur is

eveneens een vermeerdering van de arbeidsproducti-

viteit te verwachten en bij een dalende conjunctuur
een vermindering. Het omgekeerde is echter langs
deductieven weg eyeneens te verdedigen, dus bij stij-
gende conjunctuur een afneming en hij dalende con-

junctuur een toeneming van de arbeidsproductiviteit. De wiskundig-statistische analyse zal nu aan de hand
van de feiten moeten vaststellen, welke van deze

heide theorieën in de practijk de juiste is.

3o.
De bonen, welker stijging zoowel een toene-
• ming als een afneming van de arheidsproductiviteit

• tengevolge kan hebben.
• 4o. De prijzen. Zoowel de grondstofprjzen en de
prijzen van de producten afzonderlijk als het verschil
tusschen deze beide kunnen invloed uitoefenen op de

arheidsproductiviteit.
5o. De speciale factoren, die alleen op een bepaald

bedrijf betrekking hebben.
De tot de tweede groep behoorende factoren, na-

melijk die met een regelmatig stijgend of dalend ver-
loop, kunnen slechts gezamenlijk als de trend in de
analyse betrokken worden. Sommige van deze facto-
ren zijn bekend, zooals bijvoorbeeld de drang van den

ondernemer of den bedrijfsleider om door opvoering
van de arbeidsproductiviteit steeds goedkooper te
producëeren; het geleidelijk overgaan van vele kleine
fabriekjes in enkele groote ondernemingen of con-
cerns; de langzame technische en’ structureele ver-
anderingen in een bedrj’f of een fabriek; de anti-
pathie van de arbeiders tegen alle pogingen tot ver-
hooging der arbeidsproductiviteit, enz. Vele factoren
blijven hierbij echter onbekend.
Onder de derde groep, de incidenteel optredende of

toevallige factoren, kunnen o:a. gerangschikt worden:
stakingen; uitvindingen nieuwe producie-procédé’s;

de invoering van wettelijke bepalingen e.d. De neeste
dezer factoren zullen echter onbekend zijn. Getracht
kan worden, wanneer het tijdstip van het optreden
van zulk een toevalligen factor bekend is – zooals
hij de onderhavige analyse bijvoorbeeld de invoering
van de Arheidswet 1919 – de reactie daarop in de

analyse terug te vinden.
Hiermede eindigt het eerste deel, dat dus een be-

schrijving geeft van de wiskundig-statistische analyse

van de arbeidsproductiviteit. In het tweede deel is

deze analyse uitgevoerd’ voor een vijftiental bedrijfs

takken en een vijftal afzonderlijke ondernemingen in

Nederland. Deze zijn:

Bedrijfstakken:
het steenhouwers- en steenzagersbedrijf,

de oliefabrieken,
het
bedrijf
der steenkolenmijnen,

de blikwarenfabrieken,
de metaainijverheid,
de scheepsbouwwerven,

de papierfabrieken,

de aardappelmeelfabrieken,

de azijnmakerijen,
de beetwortelsuikerfabrieken,

de bierbrouwerijen,
de branderijen en de gist- en’ spiritusfabrieken,

de cacao- en chocladefabrieken,

de meelfabrieken, de zuivelfabrieken. Afzonderlijke ondernemingen:

een glasfabriek,
het
bedrijf
der Staatsmijnen in Limburg,

een blikfabriek,
een papierfabriek,
een speculatieve aardappelmeelfabriek.

In hoofdstuk IV worden de samenstelling en de
bronnen van de statistieken voor deze bedrijfstakken

en ondernemingen behandeld. Daar de oorspronkelijke
opzet van het onderzoek was om na.te gaan, wat de

invloed van de invoering van de Arbeidswet 1919 op
de rationalisatie in Nederland geweest is, moesten de
statistieken oQk een periode véôr 1921 omvatten. A’an-
gezien de productie-statistieken voor Nederland eerst
hij 1921 aanvangen, kon hiervan dus geen ‘gebruik
gemaakt worden en zijn de statistieken uit verschil-lende bronnen samengesteld. De statistieken van de

twintig hierbovengenoemde bedrijfstakken en afzon-
derlijke ondernemingen zijn in een losse bijlage, ge-
titeld: ,,Tabellen”, afgedrukt, zoodat zij steeds naast

den tekst geraadpleegd kunnen worden.
In hoofdstuk V worden eenige korte toelichtingen

gegeven op de uitgevoerde analysen en op de’ daar-
uit verkregen resultaten. Voor één bedrijfstak is de
analyse in haar geheel beschreven, zoodat de lezer er

zich een duidelijke voorstelling van kan voimen, op
welke’ wijze te werk is gegaan. De resultaten der ana-
lysen zijn vermeld in drie tabellen, die mede in de
losse bijlage ,,Tahellen” zijn opgenomen. In een twee-

de losse bijlage ,,Grafieken” vindt men de regressie-
en correlatie-diagrammen.
In deel III zijn de conclusies, die uit deze analyse
van de betreffende bedrijfstakken en ondernemingen getrokken kunnen worden, vermeld. In hoofdstuk VI
wordt speciaal besproken, welke factoren de arbeids-
productiviteit hebben beïnvloed, terwijl in hoofdstuk
VII wordt gewezen op het verband, dat blijkens de
uitgevoerde analysen tusschen enkele van deze fac-

toren onderling bestaat,
Zoo heeft volgens hoofdstuk VI de analyse o.m.

uitgewezen:

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

— –

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

1-7 Mei
Sedert
Overeenk.
1-7 Mei
Sedert
Overeenk.
1938
17
1938
1 Jan. 1938
tijdvak 1937
1938
1 Jan. 1938

tijdvak 1937

9.916
449.869
637.267

3.750
17.474
453.619
654.741

Rogge

……………..
2.788 57.806
107.931


2.875
57.806 110.806

220 5.526
3.738
– – –
5.526
3.738

Maïs’………………
2.495
413.200,
444.319
845
48.822 57.955
462.022

502.274

Tarwe

……………..

2.549
142.280.
134.129
264
5.828 6.189
148.108
140218

Boekweit ……………..

1.155
88.026 60.023
4.062
7.012
2.280
95.038
62.303
Gerst

……………..

43.156 84.927
15.367
108.831
94.401
151.987
179.328 Haver

………………
Lijnzaad

……………-
Lijnkoek

…………..
1.150

26.897 23.286



26.897
23.286

Tarwemeel

…………. .1.481
21.174
12.813
250 5.919
1.625
27.093
,

14.438

Andere meelsoorten ….
910
12.570
17.170
190


1.849
1.293
14.419′
18.463

ii Mei 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

365

dat
bij
de arbeids-intensieve bedrijven de ver-

korting van den arbeidstijd een vermeerdeîing van
do arheidsproductiviteit tengevolge heeft, terwijl bij

de kapitaal- intensieve
bedrijven
de arbeidsproductiv-

teit
in
het algemeen ongevoelig is voor veranderin-

gen van den arbeidstijd;

dat het
invoeren
van een wettelijke verkorting

van den arbeidstijd aanvankelijk
ccii
vermindering

van
de arbeidsproductiviteit verQorzaakt, die zich ech-

ter spoedig weer herstelt
en
dan overgaat
in
een ver-

meerdering ervan;
dat de arheidsproductiviteit bij stijgende con-

junctuur toeneemt en bij dalende conjunctuur af-

neemt;
dat in het algemeen bij een vermeerdering van

het uurinkomen ook dc arheidsproductiviteit
stijgt
en

omgekeerd,
In hoofdstuk VII wordt o.a. geconstateerd, (lat cle

analyse mede heeft aangetoond, dat de verkorting van
den arbeidstijd een ve.i-meerdering van het uurinko-
men ten gevolge heeft gehad.

De 24ste publicatie van het Nederlandsch Eco-

nomisch Instituut.

Dezer dagen zal de 24ste publicatie van het Ne-
derlandsch Economisch Instituut verschijnen, t.w.:
De wiskundig statistische analyse van de arheids-
productiviteit en haar practische toepassing op
eenige bedrijfstakken en ondernemingen in Neder-
land door Dr. Ir. F.
.
T. C. van der Schalk. Deze
studie wordt in den handel gebracht voor
f
2.50.

Voor donateurs en leden van het Nederlandseh Eco-
nomisch Instituut geldt de verminderde prijs
van

.f
1.85. Donateurs en leden kunnen zoowel hij het

Secretariaat
van
het N.E.I., Pieter de Ilooghweg 122,
Rotterdam West (Giro No. 158477) als hij den boek-
handel en de uitgevers bestellen. Anderen
nitslwiteiri

bij den boekhandel en de uitgevers (De Erven F.

Bohn, Haarlem).

ONTVANGEN BOEKEN.

Gemiddeld uurloon en gemiddeld uurinkomen der
werklieden werkzaam bij’ de leden van den Me-
tao2boitd 1 Januari 1938.
Mededeelingen No. 46

van het Normalisatie-Bureau voor Arbeidszaken in de Metaalnijverheid (NAM.). (‘s-Gravenhage,

Maart 1938; N.A.M. Prijs
f 2.-).

Die geschiiftlichen Beziehun gen zwischen den Euro-
pijisc hen Notenba,nlcen und dens Slaat unter be-
zonder er Berücksichtigvng der Periode 1928-
1935 door Dr. Walter Stii.uber. (Zirich 1937;
Art. Institut Oreli Füssli).

La navigation intérieure en Belgique
door Willem P.

van Walle, Licencié en sciences commerciales,
finaucières et maritimes. (Brussel 1938; Fonds de la Batellerie Rhénane Belge .Prijs Fr. 40.-).

Le commerce ei l’organisa.tion des
marchés
door H.

Laufenburger, Professeur h la Facult de Droit
et des Scienoes politiques de Strasbourg. (Parijs
1938; Recueil Sirey. Prijs Fr. 90.-).

N.1.D.E.R. Documentatiegids voor Nederland 1937.
Samengesteld door het Nederiandsch Instituut
voor Documentatie en Registratuur. (‘s-Graven-
hage 1937; Martinus Nijhoff).
Het Noderla.ndsch
Instituut voor Documentatie en Re-
gistraituur heeft bij de vervulling van zijn
doelstelling:
,,het zoo gemakkelijk mogelijk toegankelijk maken van de
resultaten van intellectueelen arbeid” het gemis gevoeld
van een onontbeerlijken schakel tussche’n de intellentueele
en industrieele bevolkingskern en de in Nederland aan-
wezige geclassificeerde cultuurwaarden en heeft op grond
daarvnn
de samenstelling ter hand gvnomen van een
N.I.D.E.R. Documentaitiegids voor Nederland, zijinde een
repertorium van in Nederland aanvezige instellingen,
welke op
het gebied van zuivere
en
toegepaste weten-
schappen, van kunst en van bedrijf, in staat zijn ‘bibli-
ografisehe inlichtingen of andere voorlichting van weten-
sehappelijken of i.nfoimatorisohen aard te verschaffen.

STATISTIEKEN.
BANK
DlUONI’O’.

Ned

Dise.Wissels. 2

3Dec.’36
Lissabon

. . .
.411
Aug.’37

BkeBifl
1Vrach.inR.C.
2
*
3Dec.’36
Londen ……2
30 Juni’32

2*
3Dec.’36
Madrid ……5

9Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Batavia

……..
3
14Jan. ’37
Oslo

……..
*

5Jan.’38
Belgrado ……..
5

1Febr.’35
Parijs

……
312 Nov.’37
Berlijn ……….
4 22$ept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest ……..

*
15Dec.’34
Pretoria

. .
.3

15Mei’33
Brussel ……….
4

10 Mei’38
Rome ……..
*
18 Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm

.
.21

1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.46
11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Weenen …… 31
10Juli’35
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau ..
..
4118 Dec.’37
Kopenhagen

….
4
19Nov.’36
Zwits.Nat.Bk.1*25Nov.’36

OPEN MARKT.

1938
1937 1936

7 2
1
7
25
1
30
19
1
23
3/8

94

4/9
~2
01

24

Mei Mei
April April
Mei Mei
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
11
4
11
4

11
4

11
4
114
l’18-2314 311_3/1
Prolong.
1
12
1
11
1
12
11
1
I
1
142
21/4-3j4
(,ondcn
Daggeld.
‘/,-1
1
121
1
12I
1
12-1
1
12-1
1
12-1
1
3
14-2
Partic. disc.
17/
33

17132
17
132-
1
I18
17
1n
17
132
-1
1,6

171n-1/16
4114.314
Seri/In
Daggeld
.
2
1
12-
3
1
2
1
/23
1
/4
2
3
14

3
3
/5
214-3
271,-3
27153114
4aandeld
2’14-3
2
3
14-3
2
3
14-3 2
3
/4-3
211
3
314

2
3
14-3

Part, disc.
2
7
18
2
7
/s
2
7
18
2
7
I8
2
7
18
3
2I1_1/
2

Warenw.
..
4_11
411
4

4.11
4

4_1/
4

4_11
4

411
4

r’Jew
York
Daggeld ‘)
1
1 1
1
1
314
1314-‘2112
Partic.disc.1
1;
11
2

11
1
12
9
1_
5
1
116

1)
Koers van
6 Mei en daaraan voorafgaande weken t m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERiEN iN
NEDERLAND.

D
ata
New
Londen

Berlijn Parijs
Brussel
Batavia
York’)
*)
)
)
‘)
1)

3 Mei

1938
1.79
13
%
8.
9
6%

72.25
5.41
30.28k
100%
4

1938
1.79%
8.96%

72.28 5.29
30.25
100%
5

1938
1.79%
8.963.

72.23
5.01
30.26
100%
6

1938 1.80%
8.98%

72.40
5.04%
30.35
100
7

,,

1938 1.79%
8.96%

72.35 5.06
30,24
100%
9

1938
1.80,
8.98%

.72.47+

5.051.
30.35
1003%
Laagste d.w’)
1.79%
8.95%

72.15 5.00
30.17+

99%
Hoogste d.w’)
1.80% 8.99

72.50
5.46
30.40
1003%
Muntpariteit
1.469
12.1071

59.263
9.747
24.906
100

D ata
Zn’it-
serland
Praar
Boeka-
Milaan
Madrid
rest’)
)

3
Mei

1938
41.30
6.27
– – –
4

1938
41.24
6.26



5

1938
41.22
6.26
– –

6

,,

1938
41.22%
6.27

– –
7

,,

1938
41.19 6.26



9

,,

1938
41.27%
6.26



Laagste d.w
1
)1
40.15
6.22
1.40
9.521

Hoogste d.wt)
41.35
6.29
1.45
9.571

Muntpariteit
48.003
1

7.371

1
1.488 13.094
48.52

Dat
a
Stork-
holm’) hagen’)
Kopen-
Oslo’
Hel-
Buenos-
Aires
1)

Mon-
treal’)

3 Mei1546.22
40.05
45.07.
,

3.97
47%
1.79
4

,,

1938
46.17. 40
02*

45.05
3.97k
47%
1.79
5

,,

1938
46.17* 40.02+
45.05
3.94
4734
1.78%
6

1938
46.32* 40.12*
45.05
3.98
47%
1.78%
7

,,

1938
46.22*
40.05

45.07*

3.97
47%
1.79%
9

,,

1938
46.30

40.12+

45.15
4734
1.79%
Laagste d.w’)
46.12+
39.95
3.95
47
1.78
Hoogste d.w
1
1
46.40

40.20
45.22+

4.00
47%
1.799
Muntpariteit
46.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
‘)Noteering
te Amsterdam.
“)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In
‘t
late of 2de No. van iedere maand komt
een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen,

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da
Londen
(5
per £)
Parijs
($
p. 100 Ir.)
Berlijn

(5
p. 100 Mk.)
1
Amsterdam
1 ($ p. 100 ald.)

3 Mei

1938
4,98%
3,02
40,2 1%
55,63%
4

1938
4
,
9 9 y
,

2,89% 40,21%
55,71
1938
4,993%
2,80
40,2134
55,71
6

1938
4,98% 2,80
40,25
55,52
7

1938
4,98% 2,80%
40,22 55,55
9

1938
4,973%
2,80 40,20 55,37
10 Mei

19371
4,93%
4,48%
40,21%
54,91%
£sluntpariteit..
1

4,86
3,90%
23,81%
403%

366

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENO1
GERST
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS EIEREN
«


64,

kg
USSISC
e
Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russi-

Rotterdam
per 100 kg.
Loonzein
Edammer
Alkmaar
Gem. not.
.
1-1e

Ing
.
1)
sche
1)
loco
Rotterdam
per cwt. t.o.b …
RangoonjBassein
Leeuwar-
der Cornm.
J

Eiermijn
Roermond
••
.
..
La Plata
1)
Rottam
per

g.
ocopris
oteering
00 St.
P.
16Mrt.jt.
_
!!_
2
O®j
:

1 of 2 mnd.
No 21)
1
of 2 mnd.
HerhNed.Ct.I Not.
Centr.
per 50 kg.

f
%
t
%
1
%
1
%

f
%
t
%
t
%
sh.
f
%
f f
%
f
%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3

176,-
87,1
12,475
102,5

13,82
5
110,1
14,75
109,3
6,83
1045
11(3
1
(4
2,03 98,4

43,30
95,0 7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6 226,-
111,9
13,15
108,1

12,575
100,1
13,47
5

99,9 6,43
98,4
1017
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99 99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1

204,-
101,0
10,87
5

89,4

11,27
5

89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
2,05 99,4

45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7

136,75
67,7
6,225 51,2

8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09 77,9
815
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72
83,8
1931
107,25
49,9
78,25 40,8
84,50
41,8
4,55.
37,4

4,65
37,0 5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7 5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2 4,62
5

38,0

4,70 37,4
5,225
38,7
2,59 39,6
5111
1
12
0,94 45,6

22,70
49,8
4,14
51,6
1933
z
70,-
32,5
60,75 31,6 68,50
33,9 3,55
29,3

3,75 29,9
5,02
5

37;2
1,84
28,2
415112

0,61
29,6
0,96
20,20
44,3
3,71
46,3 1934
u
75,75 35,2
64,75
33,7 70,75 35,0 3,32
5

27,3

3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
41714
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3

3,87
5

30,9
4,12
5

30,6 2,07 31,7
5/8
1
(
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,0 1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36.6
4,27
5

35,1

5,75 45,8
627
5

46,5 2,19
33,5
517
1
(2
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5 3,50
4,6
1937
Li
137,75
64,0
105,75 55,1

1
1 1,-
55,0 8,95 73,6

8,02
5

63,9
8,92
5

66,2 2,70
41,3
61-
0,78
37,9 0,67
19,75
43,3
3,96
49,4

Jan.

1937

61,4 99,75
52,0
97,50
48,3
7,975
65,5

8,075
64,3 8,40 62,3
2,74
41,9
61112
0,66 32,0 0,85
17,07
5

97,5 3,45
43,0
Febr.

,
0
129,-
60,0
102,5
53,1

100,50
49,8
8,72
5

71,7

7,92
5

63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5j10ij4
0,69
33,4 0,80
18,75
41,1 3,81
47,5
Maart

61,8
104,25
54,3

106,-
52,5
9,02
5

74,2

8,72
5

69,5 9,15 67,8
2,57
39,3
519
1
1
4
0,68
33,0
0,80
18,82
5

41,3 3,86
48,1
April

,,
149,75
69,6
110,75
57,7

115,-
56,9
10,-
82,2

9,40
74,9
10,175
75,4 2,72
41,6
6
1

1
4
0,69
33,4
0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
Mei

,
144,50
67,2
107,-
55,7

110,-
54,5
10,-
82,2

8,92
5
71,1
9,725
72,1
2,64 40,4
5/10(2
0,71
34,5
0,72
5

17,325
38,0
2,89
36,0
Juni

,,
IL)
148,75
69,2
99,-
51,6

105,-
52,0
10,15
83,4

7,52
5
59,9
8,95 66,3
2,63 40,3
5110
1
14
0,74 35,9 0,70
19,82
5

43,5
2,98
37,2
Juli

.,
149,25
69,4
108,25
56,4

III,-
55,0
9,85
81,0

8,57
5

68,3
9,975

73,9 2,68 41,0
5111
1
14
0,77 37,4
068
20,15
44,2
3,74 46,6
Aug.

136,50
63,5
106,50
55,5

1
12,-
55,4 9,30 76,4

7,82
5

62,3
9,22
5

68,4 2,86 43,8
614
0,78
37,9
0,64
21,50
47,2
3,84 47,9
Sept.
z
129,50
60,2
107,-
55,7

122,-
60,4 9,22
5

75,8

7,55
60,1
8,52
5

63,2
2,96
45,3
617
0,85
41,3 0,52
5

21,-
46,1
4,69
58,5
0ct.
136 25
63,3
109,-
56,8

114,75
56,8
8,57
5

70,5

7,62
5
60,7
8,50 63,0
2,96
45,3
6(7(4
1
,-
48,5 0,42
23,
50,5
4,99 62,2
Nov.
1&1
133,50
62,1
106,25
55,3

1
16,-
57,4
7,22
5

59,4

7,10 56,5 8,12
5

60,2
2,53
38,7
517112

0,96
46,6
0,46
22,20
48,7
4,99
62,2
Dec.

,,
130,25
60,6
1 10,-
57,3

120,75
59,8
7,30
60,0

7,05
56,1
8,02
5

59,5
2,43
37,2
515
0,84 40,8
0,60
20,80
45,6
5,24
65,3

Jan.

1938
137,-
63,7
113,75
59,2

117,25
55,0
7,65
62,9

7,45 59,3 8.40
62,3
2,35
36,0
513
0,80
38,8
0,61
5

21,45
47,1
4,15 51,7
lebr.
135,75
63,1
106,-
55,2

110,75
51,9
7,60
62,5

7,275
57,9
8,30
61,5
2,39
36,6
514
0,81
39,3 0,65
22.12
5

485
3,65
45,5
Mrt.
132,-
61,4
104,50
54,4

109,75
51,5
7,10
58,4

6,77
5

53,9 7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56
21,70
47,6 2,80
34,9
Apr.

.
1 28,-
59,5
107,50
56,0

117,75
55,2 6,65
54,7

6,55
52,1
7,35
54,5
2,42
37,1
515
0,87
42,2
0,47
5

19,60
43,0 2,90 36,2
26April-3Mei
3-10 Mei ’38
125.50
58,4
104,5
54.6

116,-
54,4
6,30
.
51,8

6,25 49,8 50,0 7,15 7,10 53,0
52,6
2,54
2,61
38,9 40,9
518
5/111/
4

0,89 0,90
43,2
43,7 0,45
20,50
19,75
45,0
43,3 3,15
3,15 39,3 39,3
119,50
55,6
105,25
54,8
113,50
53,2 6,30
51,8

6,27
5

0,45

JUTE
KATOEN


AUSTRALISCHE WOL JAPAN. ZI DE
RUBBER
First Marks”

olie gekamd

loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling IJpland
Super Fine C.P.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
,
Merino 64 s Av.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per lb.
Oomra
Liverpool per Ib. wit Or. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets
loco Londen p. Ib

Herl.Ned.Ct.1
Not.
HerI.Ned.Ct.l
Not.

HerLNed.Ct.I
Not.
Herl.Nd.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.1 Not.
HerI.Ned.Ct.
Not.

1
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%

pence
cts.
%
pence
cts.
%
.
pence
f
%
$
cts.
%
penc
1927
442,38
103,4
36.101-
.
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8
26,50 244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2 18,50
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8,
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8

111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4 5,07
54
81,4
10,75
1929
395.49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92 81,9 59,2
16,25 134,8
57,7
26,75
8,50
.66,4
3,42
30
45,2
5,87
1931
192,15
44,0

17.117
21,1
44,8 8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97 46,6 2,40
16
22,6
3,12
1932
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3 5,39 42,5
30,7

.
11,75
79,7
34,1
22,-
.
3,87 30,2
1,56
12
18,1
3,37
1933
<
128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
.

II
16,6
3,25
1934
<
115,85
27,1
1.5.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8 41,0
30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6
6,25
1935
Z
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7
7,75
1931
u
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0 55,7
5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
35,50
3,30
25,8
1,865
36
54,3
9,50
CI,
.
Jan..

1937
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2 5,88 88,2
63,8 23,75
141,9
60,7
38,-
3,92 30,6 2,14
5

38
57,3
10,37
Febr.
169,23
39,5
18.1812
24,0
51,0
13,15
21,8
60,7
5.85
85,6
61,9
23,-
133,6
57,2
35,75 3,53 27,6
1,93
40
60,3
10,50
Maart

,,

.
174,86
40,9
19.911
26,6
56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25
3,59 28,0
1,96
44
66,3
12,.-
April

,,
189,96
44,4
21.313
26,0
65,2
14,35
23,1
64,3
6,16
96,5 69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56 27,8
1,95
44 66,3
11,62
Mei
Z
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7 63,2
6,04
97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25
3,25
25,4
1,78
5

38 57,3
10,25
Juni
186,90
43,7
20.1617
22,9
48,6.
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50′
140,2
60,0
37,50 3,28
25,6
1,80
5

36 54,3
9,62
Juli

.,
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5 59,8
5,71
95,8
69,3 25,50
142,2
60,8
37,75
3,42 26,7
1,88
5

34
51,3
9,12
Aug.

.
.
188,67
44,1
20.1716 18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9
71,5
26,25
145,0
62,0
38,50
330
25,8
1,82
33
49,7
8,87
Sept.

,,
186,01
43,5
20.1413
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34
51,3
9,-
Oct.
1-‘
188,16
44,0 20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5 43,1
4,15
83,6
60,5 22,50
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-
Nov.
)
185,91
.
43,4
20.12110
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3
4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5
27,75
2,86
22,3
1,585
27
40,7
7,12
Dec.
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
.8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2
7,37

Jan.

1938
Cz
168,56
39,4
18.1518 15,4
32,7
8,56
15,9
44,2
4,26 67,3 48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,495
26
39,2
7,-
1ebr.

,,
166,62
399
18.1117
16,1
34,2 9,00
16,5
45,9
4,41
63,9 46,2
17,-
98,1
42,0
26,25
2,78
21,7
1,55
5

27
40,7
7,12
Mrt.

,,
165,08
38,6
18.81-
16,1
34,2
8,91
16,1
44,8 4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7
6,75
Apr.

,,
156,59
36,6
17.915
15,8
33,5
8,76
15,5
43,1
4,15 60.7
43,9
16,25
95,6
40,9
25,50
2,75
21,5
1,52
5

22
33,2
5,87
26April-3Mei
156,25
36,5
17.819
15,6 33,1
8,67
15,3
42,6
4,11
.
60,7
43,9
16,25
96,2
41,2
25,75
2,79
21,8
1,55
21
31,7
5,50
3-10 Mei ’38
157,17
36,7
17.101-
15,6
33,1
8,67
15,3
42,6 4,10 61,6
44,6
!6,50
99,0 42,4 26,50 2,75
21,5
1,53
21
31,7
5,62

KOPER
LOOD
TIN
IJZER
GIETERIJ-IJZER
.

ZINK ZILVER
Standaard
gem. prompt en
1.oc oLonden
Cleveland No. 3
(Lux III)
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen
1ev. 3 maanden
per

ng.

on
E

t
franco Middlesb.
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
per Standard
per Eng. ton
Londen per Eng. ton
per Eng. ton
1. o. b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
N•t
iît
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.l Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
UerI.Ned.Ct.
Not

1
%
£
1
j
%
£
f
%
i1
7
%
Sh.
1
%
1T
ets.
%
penc
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26
1
i
1928

771,20
98,1
63.1419
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
26
3
/4
1929
912,55
116,1
75.9
1
7
281,10
101,2
23.4
1
11
2465,65
84,8
203.18!10

42,45
100,8 70
1
3
41,55
105,1
68
1
9
300,80
94,8
24.17
1
8
123
94,6
24
7
1ii
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70 78,8
18.115
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
96,1
671-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
11
1.
1931
431,85
54,9 38.719
146,60
52,8
13.-17
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
5818
28,00
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
1
4l
1932
.
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18
1
10
25,40 60,3
58
1
5
22,20
56,2
51
1
1
118,95
37,5
13.13
1
10
64
49,2
17
13
1
1933
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
1.1.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1
/
1934
226,80
28,8
30.615
.82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
.51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
21
1
14
1935
L
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
561-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
15
1
1936
2
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40 67,4
731-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
1
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.5/6
2176,70
74,9
242.7/10
41,30 98,0
91111
47,10
119,2
10511

199,80
63,0
22.4/4
75
57,7
20
1
/11

1937
461,70
58,7
51.10
1
8
244,05 87,9
27.4
1
10
2060,25
70,9
229.18
1
9
36,30
86,2
81
1

34,20
86,5
76
1
4
188,60
59,4
21-
1
11
78
60,0 20
7
1
8
k
n
r.

,,

522,10
66,4
58.712
248,-
89,3
27.1414
2080,65
71,6
232.1113
36,25 86,0
811-
34,75
87,9
7716
219,45
69,2
24.1018
75 57,7
201s
Maart
638,40 81,2
71.916
292,95
105,5
32.16/-
2498,25
86,0
279.141-
36,15 85,8
811-
48,20
122,0
10811
289,65 91,3
32.818
77
59,2
201
April

,,
559,70
71,2
62.7/6
235.50 84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.-!-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2 26.615 78
60,0
20
15
1
Mei

,
Z
545,95
69,4
60.151-
214,95 77,4
23.1815
2256,45
77.6
251.21-
36,40
86,4
81/-
59,65
150,9
132/9
209,35 66,0
23.5111
76
58,5
20
5
/1
,,
z
499,70 63,6
55.13
1
5
205,40
74,0
22.17
1
8
2245,10
77,3
250.2
1
6 36,35
86,3
81
1

60,60
153,3
135/-
194,55
61,3
21.13
1
5
75
57,7
20
juni
uli

.
510,10 64,9
56.1113
213,70 77,0
23.13/11
2365,20
81,4
262.51-
45,55
108,1
1011-
59,60
150,8
13216
205,75 64,8
22.1316
75
57,7
20
Aug.

,,
517,55 65,8
57.6
1

205,25
73,9
22.14/6
2388,50
82,2
264.9
1

45,60
108,2
101
1

48,60
123,0
109/-
215,35 67,9
23.16
1
8
75
57,7
19
7
/
8

Sept.

z
474,25 60,3
52.15111
187,55
67,5
20.1718
2323,10
79,9
258.1216
45,35 07,6
1011-
44,65
113,0
9915
191,80
60,4
21.711
74 56,9
19
7
18
Oct.

413,15
52,5
46.1111
164,80
59,4
18.7/8
2036,85
70,1
227.51

45,25
107,4 1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov.


i.
357,50
45,5
39.1319
150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4
191.141-
46,85
111,2
1041-
39,85
100,8 8815
143,20
45,1
15.17111
74
56,9
19
11
1
Dec.
362,70
46,1
40.712
14.,90
52,2
16.216
1734,45
59,7
193.-/-
49,-
116,3 1091-
38,80 98,2
8614
139,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
1s

k2
1938

om

367,75
46,8
40.19
1
6
143,50
51,7
15.19
1
9
1640,65
56,5
182.16
1

48,90
116,1
109
1

36,50
92,4
81
1
4
134,05
42,2 14.18
1
9
74
56,9
1
9
1
1

r.
,, Z
353,70
45,0
39.819
137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
183.1111
48,90
116,1
1091-
33,45.
84,6
7416
128,85
40,6
14.7(4
75
57,7
291/s
Mrt.
357,25
45,4
39.16/7
144,80
52,2 16.2/10
1649,65
56,8
183.1812
48,90
.116,1
1091-
31,80
80,5
70111
128,90
40,6
14.714
75
57,7
20
3
/i
Apr.


354,851
45,1
39.1117
141,35
51,9
15.1514
1536,80
52,9
171.915
48,85
115,9 1091-
32,80 83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
71
54.6
1811
6 April-3 Mei
345,551
43,9
38.1113
132,1

47,6
14.151-
1386,90
47,8
155.-/-
48,85
115,9
1091-
32,50
82,2
7216
111,75
35,2
12.95
70 53,8
18
11
1
3-10 Mei ’38
346,35
44,1
38.1113
131,65
47,4
14.1312
1506,60
51,8
167.151-
48,95
116,2 1091-
29,95
75,8
6619.
116,50
36,7
12.195•
70
53,8
18111

IIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(1i2dexeijferi3 gebaseerd op 11127 t/m 1929 = 100).

367
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
CACAO OF.
KOFFIE
Loco R’damjAdam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind thee-
_

RUNDEREN
VARKENS
middelgew. No.
1
. .
VLEESCH
Accra per 50kg
per
ij

kg.
suikerloco
veiIin

A’dam
E
(versch)
(v&sch)
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs.
c.i.f. Nederland
Rotterdam!
Oem

ava- en Robusta

1
Superior
er 100 kg
oer 100 kg
Amsterdam
Sumatrathee HerI.Ned.Ct.I
Not.

Herl.Ned.Ct.
Not.
Kotterdam
Iotterdam

Herl.Ned.Ct.
Santos
per 100 kg.
per’I2kg.

t
%
-i—:.-;i:—r
%
sh.


7

r

:

cts.
%
ets.
%
t
%

cts.
1927



65,15 97,8
1076
2,73
92,2

416
41,21
119,4
68)-
46,87
5

95,5

54,10 91,4

19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8

66,80
100,3
11015
3,03
102,4

51-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1

63,48
107,3
15,85
99,1
75,25 99,3 102,2
1929
96,40
101,8
93,12
6

109,2

67,81 101,8
11212
3,12
105,4

512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4

59,90
101,2

13,-
81,3
69,25
91,1 94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5

57,19
859
9417
2,97
100,3

4111
21,04
61,0
34111
32
65,2

38,10
64,4
9,60
60,0
60,75 80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3

35,72
53,6
6316
2,44 82,4

414
13,84
40,1
2417
25
50,9

27,10 45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4 37,50
44,0

25,46
38,2
5817
1,70
57,4

3111
11,77
34,1
2711
24
48,9

30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25 37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0

30,74
46,2
7417
1,54
52,0

319
9,30 26,9
2217
21,10 43,0

22,83 38,6
5,32
5

34,5
32,75
43,2
.

37,0
1934
1935
61,50
48,125
64,9 50,8 46,65
54,7

32,94
49,5
88/1
l,42
48,0

31912
8,15 23,6
21110 16,80
34,2

18,40
31,1
4075

25,5
40
52,8

34,9
51,62
5

60.5

32,-
48,1
8815
1,19
40,2

3/311
2

8,15
23,6
2216
14,10
28,7

15,21
25,7 3,85
24,1
34,50
45,5 32,5
1936
53,42
5

56,4 48,60 57,0

36,37
54,6
9316
1,48
50,0

319
1
1i
12,05
34,9
3014
13,62
5

27.8

16,875
28.5
4,02
5

25,2
40
52,8 39,2
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5

42,27
63,5
9411
1,90
:
64,2

413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9

22,37
5

37,8
6,225
38,9 53,50
70,6
53,6

P
n.

1937
64,50
68,2
52,75
61,8

41,22
61,9
921-
1,81
61,1

41-
1
12
24,50
71,0
5418
16,75
34,1

22,12
5

37,4
5,575

34,9
50,50
•66,7
52,0
ebr.
64,175 67,8 53,32
5

62,5

38,49
57,8
86/-
1,80
60,8

41-/4

21,09
61,1
4712
18,25
37,2

24 40,6
5,72
5

35,8
53,50
70,6
52,4
Maart
66,15
69,9 54,82
5

64,3

39,83
59,8
8912
1,67
56,4

318/

23,
66,7
5116
18
36,7

23,80 40,2
6,10
38.1
55
72,6 53,7
April
71

75,0
56,25
65,9

42,32
63,6
9413
1,72
58,1

3110
20,83
60,3
4615
17,87
5

364

23375
39,5 6,125
38,3
54,25 71,6 54,4
Mei

,,
73325
77;4
56,75 66,5

42,71
64,1
951-
1,90
64,2

412j4
17,30
50,1
3816
17,50
35,7

23
38,9 6,07
5

38,0
55
.
72,5
53.6
juni

,,
SOZ
84,7
55,75
65,3

39,87
59,9
88110
2,04
68,9

416
1
12
15,66
45,4
34111
17,50
35,7

23
38,9
6,52
5

40,8 50,50
66,7
52,7
Juli
78.45 82,8 60,85
71,3

42,63
64,0
9416
1,97
66,6

4l412
16,46
47,7
3616
17,50
35,7

23 38,9
6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,8fl
82,2 67,87
5

79,6

46,32 69,6
10216
2,13 72,0

418
1
13
17,61
51,0
391-

17
34,6

23
38,9 6,50
40,6
54,75 72,3 55,3
Sept.

,
72,42
5

75,5 69,20
81,1

46,17 69,3
102110
1,96
66,2

414112
15.97
46,3
357
16,75
34,1

23
38,9
6,32
5

39.6
56
73,9

55,1
0ct.

•,
69,97
5

73,7
70,20
82.3

43,70
65,6
9716
1,91
64,5

413
12.55
36,4
28/-
15,75
32,1

22,87
5

38,7 6,40
40,0 55,25
72,9 55,0
.
Nov.

,,
68,175
72,0
72,37
5

84,8

40,77
61,2
9016
1,95
65,9

414
12,18
35.3
2711
3,50 27,5

20
33,8
6,425 40,2
53,75
71,0 52,2
Dec.

,,
68,95
72,8
72,15
84,6

43,23 64,9
96/2
1,92
64,9

41312

11,07
32,1 2418
13
26.5

17,25
29,2
6,40
40,0 47,75
63,0 51,0

Jan.

1938
70,82
5

74,8 70,37
5

82,5

43,54
65,4
97)-
1,96
66,2

41411
2

1218
35,3
2712
13
26,5

16,10
27,2
6.175
39,6
51,25
67,7
51,3
70,25
74,2
6875
80,6

43,95
66,0
98/-
2,08
70,3

417
12
12,44
36,0
27/9
13
26,5

16
27,0
5,10 33,8 50.25
.
66,3 50,5
Mrt.


69,15
73,0 66,37
5

77,8

45,87
68,9
10212
1,90
64,2

413
13,30
38,5
2918
13
26,5

15,50
26,2
5,05
31,6
52,25 69,0 48,9
Apr.

,,
7035
74,3 64,40
75,5

47,29 71,0
1056
1,88
63,5

412
11,68
33,8
2611
13
26,5

15
25,4
4,65
29.1
5350
70,6
48,2
5 Apr.-3 Mei
70,-
73,9
63,50
74,4

47,94
72,0
1071-
1,90
64,2

413
10,87
31,5
2413
12,50
2,5

14
23.7
4,62
5

28,9 52,75 69,6
48,1
1-10 Mei ’38
71,70
75,7
62,-
72,7

48,40
72,7
1081-
1,87
63,2

412
9,42
27,3
211-
12,50
25,5

14
23,7
4,75
29,7
52,75 69,6
47,1

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
VUREN- HOUT
K5Ë
HUIDEN
COPRA
Ned.-Ind.
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
LIJNZAAD
La Plata
GOUD
5
211
2
X
7 per standaard
ex ops agpl. Londen
basis 7″ f.o.b.
ZwedenlFinl.
Gaaf,open kop
57-61 pond
m.s.
per
ioo
kg
per Iongton
Londen
c.i.f.
loco
cash Londen
per ounce line perstandaard
van 4.672 M.
Veiling te
Amsterdam
Amsterdam

Rotterdam
per 1000 kg.
1)
___________________
HerI.Ned.Ct.(

LN.
<
Hen. Ned. CI.

Not.
______________________
Hen. Ned. Cl- 1

Not.
_7__

ï


r

y


T

T
T
T
7
3
T
x
5h.
1927
230,28
100,1
19-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-)-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21./-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0
100,2
94.6
1929
229,71
99,9
19-/-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5

89,4
230,16
92,0
19.-f9
214,-
109,9
51 40 99,9
85/-
92,1
95,4 84.5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25.36
63.3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3 51,40 99,9
851-
69,6
15,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50 49,0
52,-
101,1
9215
476
54,6 44,7
1932 136,14
59,2
15.1314
.69,-
45,2
11.15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51.25
99,6
118/-
35,1
43,0
38,4
1933
13648
59,3
16.1112
73,50
48,1
13.26.
33,1
‘9,30,
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
38,8 51,35
99,8
12417
33,1
39,0 34,5
1934
134,02
•58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5 71.90
28,7
9.1213
72,75
37,3
5150
100,1
13718
31,6 37,3 36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2 37.0 34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15.40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43.6
54,60
106,1
14014
39,0 42,2 40,7
1937
205,35
89,3
22.17,2
132,25
86,6
23,35
58,2
15;225
49,7
127,81 51,1
14.4/8
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9 53,4 51,8 56,3

Lan.

1937
181,-
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,625 67,3
145,04
58,0
16.319
102,5
52,8 63,45
123,3
14118
55,1
56,4
58,5
rebr.


187,95
81,7
21-1-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
1
4
.151-
99,25
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
57,0
59,5
Maart


201,84
87,8
22.121-
135,-
88,4
25.-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81-
106,75
54,8 63,60
123,6
14214
51,5 61,5 64,8
April


208,79
90,8
23.51-
135,-
88,4 28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8 63,45
123,3
14115
59,3
0.4

63,6
Mei


211,29
.91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
112,50
57,8
63,15
122,7
140/8
56,1
60,2
58,2
Juni

,,
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
.
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
140l7
54,8 59,0
56,1
Juli

,,
212,-
92,2
23.10!-
136,25
89,5

59,9
14,52
5

47,4
137,65
55.0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,2 56,3
212,40
92,4
23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,50
50,6 14.-16
1 15,

59,1
63,05
122,5
13917
53,7

59,2
55,3
Sept.


211,08
91,8 23.101-
135,-
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4 57,9
55,3
Oct.
210,65
91,6
23.101-
135,-
88,4.
23,-
57,4
13,50
44,1
.
121,70
48,7
13.1 1j7
116,75
59,9
63,-
122,4
140161
504
56,1
51,2
Nov.

,,
209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8

44,9

.
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63.10
122,6
14011*
47,1
53,2 46,7
Dec.

,,
206,69 89,9
23.-J-
125,–
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3 62,85
122,2
139110
44,9
51,8
46,3

0
n.

1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6

47,4
11,87
5

38,8 99,85 39,9 11.2)6
109,75
56,3
62,65
121,8
1397
44,4
52,0
44,7
ebr.

,,
199,56
86,8
22,5f-
122,50
80,2
11,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
55.5
62,70
121,9
139/9
43,4
51,0
44,3
Mrt.

,,
197,49
85,9
22.-(-
116,25
76,1
IS,-
37,4
10,975
35,8 92,92
37,2
10.712
106,25
54,6 62,75
122,0 139/11
41,8 50,0 43,2
Apr.


197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,62
5

34,7
90,22
36,1
10.113
101,75
52,3
62,65
121,8
399
40,0 49,0 40,5
Apr. 3 Mei
197,13
85,7
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,815
35,5
91,85
36,7
10.5/-
100,75
51,8
62,50
121,5
139
§
39,9 48.5
. •

39,0
-10Mei ’38
197,20
85,8
22.-f-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,75
35,1
91,50
36,6
10.319
101,-
51,9
62,80
122,1
139,10 39,9
48,4
39,6

FÏNKOLEN
West ./Holl.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 64166
0

KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bij
ST
E E
N
E
N

.
0
0

bunkerk. ongez.
f.o.b. R’damj
33 tm. 33.9° B

5.
g.
per
franco schip
AMMONIAK
franco
50 ton franco
binnenmuur Oulteninuur

alS

A’dam per
te N.-York p. barrel
U.S. gallon
Ned. per 100kg
schip
Ned. per 100kg
voor den wa
p
1000 stuks P. 1000
stuks
Rood en

Klinkers en

Herl.Ned.Ct.I Not.

Herl.Ned.Ct.I
Not.
bruto
Rotterdam
.
Boeregrauw
Hardgrauw

T
x

r5r
Is.
,f
7T
,
Y
9,
1

r

r
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28

37
128,0 14,86
11,48 102,6
11,44
.102,5
18,-
99,0
13,65
104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20

24,85
85,9 9,98
11,48 102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
104,0 19,50
104,5
96,5 99,0
1929
11,40
104,4
3,06
99,4
1,23

24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
,
102,0
12,-
91,7

107,1
98,5 95,9
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11

21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
0,57

12,38

42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0

76,4
15,50.
83,0
61,9

.
55.4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81

11,99
41,5
4,83 6,15
55,0 4,20 37,6
12,-
66,0
8,50′
65,0
II,-
53
,9
49,6
43.0
1933
7,-
.64,1
1,14
37,0
0,57

9,24
,

32,0
4,63,
6,18
55,2 4,63 41,5
II,-
60,5
8,75 66,9
10,50
56,2 48,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94

7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50 45,5 44,8 38,8
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94

7,65
26,5 5,18 5,89
.52,7
4,81 43,1
II,-
60,5 6,75
51,6
8,50 45,5
46,4
89,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04

8,86 30,6 5,65
5,70
51,0 4,82
43,2
10,50
57,7 6,75
51,6
8,75 46,9 48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09 67,7
1,15

11,08
38,3 6,10
5,75
51,4 4,97
44,5
11,35
62,4 7,50
57,3
9,50 50,9
66,4
60,5

kan.

1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04

10,61
36,7
5,81
5,65 50,5 4,85
43,5
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
‘48,2
62,7
,
59.2
rebr.

,,
8,25 75,6 2,12
68,8
1,16

10,95
37,9
5,99 5,70
51,0 4,90
43,9
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
64,8

,
59,9,
Maart

,,
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16

11,16
38,6
6,10 5,75
51,4
4,95
44,4
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2 13,9 66,5
April
8,55
78,3
2,12 68,8
1,16

11,30
39,1
6,18 5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 .7,25
55,4
9,25
49,6 68,4 84,2
Mei

82,4
2,11
68,5
1,16

11,46
39,6
6,30 5,85
52,3 5,05
45,3
11,35
62,4 7,25 55,4
9,25
49,6
10,9 64,4
juni

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16

11,48
39,7
6,31
5,85
52,3 5,05 45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25 49,6
69,8 63,0
juli

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16

11,58
40,0 6,38 5,60
50,1
4,80
43,0
11,35
62,4
7,45 56,9
9,50 50,9
70,3
63,4
Aug.
9,-
82,4
2,10 68,0
1,16

11,57
40,0
6,38 5,70
51,0
4,90 43,9
11,35
62,4
7,45 56,9
9,50
50,9 68,2
61,6
Sept.


9,-
82,4
2,11
68,5
1,16

11,56
40.0 6,38 5,75
51,4 4,95 44,4
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9
65,8
59,8
Oct.

,,
8,95
82,0
2,10 68,0
116

11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2

62,1


56,8
Nov.

,,
9,-
82,4
2,09.
67,7
116

10,49
36,3 5,82
5,85.
52,3
5,05 45,3
11,35
62,4
825
63,1
9,75 52.2
59,0
53,9
Dec.

,,
9,35
.

85,6
2,09
67,7
1,16

9,60
33,2 5,34
5,95
53,2
5,15
46,1
11,35
62,4
825
63,1
9,75 52,2 58,5
52,3

Jan.

1938
9,90 90,7
2,08
67,4
1,16

9,34 32,3
5,20
6,05
54.1
5,25
47,0
12,85
70,7 8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
Febr.

,,
9,90 90,7
2,05
67,4
1,16′

9,10
31,5
5,09 6,10
54,5
.
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2 58,0
51,4
Mrt.

• 9,90
90,7
2,09
67,7
1,16

9,08
31,4 5,05
.6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
Apr.
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16

8,89 30,7
4,94
6,20
55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
9,-
.
68,8
12,-
643
57,5
49,5
Apr.-3 /iei
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16

8,
9
7
30,7
4,94
6,25

55,9
5,45 48,8
12,85


70,7
9,-
68,8
2,-
643
56,3
48.8
10Mei’38
9,90
90,7 2,09 67,7
1,16.

8,88
30,7
4,94
6,25 55,9 5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
63,8
12,-
64,3
56,2
48,6

368

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Mei 1938.

JiOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
23Apr.
1938

1

30Apr.
1938

1
Laagste
l
koogstel
217
Mei
1938
7 Mei
1938

Alexandrië..
Piast.p.
9734
9734
97%
97%
97%
Athene

….
Dr. p.
£
54734
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1
1
10
34
1/10%
1110%
1110%
Budapest

..
Pen. p.
£
.5%
2534
24%
25%
25%
BuenosAiresi
p.pesop.
19.00 19.05
18.95
19.08
19.021
Calcutta….
Sh. p. rup.
116
115%,
115%
16
115
29
/
32

Istanbul

..
Piast.p.
620 620 620 620
620
Hongkong ..
Sh. p. $
1/2%
112%
112%
1
1
1
3%
112%
Sh. p. yen
112 112
11119.
112%
12
Lissabon ….
E.scu.p.e.110′
5

110%
6

110
110%
110
Mexico

….
$ per £





Montevideo .
d.per,
20
20
19%
20%
19%

Kobe

…….

Montreal

..
$
per
£
5.01%
5.01%
5.01
5.03
5.01%
Rio d.Janeiro
d. per Mii.
2%
218/
1
,
213/„
2%
213/
1
,
Shanghai

..
Sh. p.
$
111%
1/1%
1/-
111%
1/-
Singapore ..
id. p. $
213
1
%
213%
213%
214%
2131
Valparaisos).
$per.
125 125
125
125
125
Warschau ..
Zi. p. £
26%
26%
26% 26%
26%
‘) utnc. not.

ID
laten, gem. not., welke imp. hebben te betalen 10
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste

export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 3)
Londen’)
N.York
2
)
Londen
3 Mei
1938.. 18%
42%
3 Mei

1938….

139/6
4

,,
1938.. 18%
42%
4

,,

1938….

13916
5

,,
1938..

18% 42%
5

,,

1938….

13917
6

,,
1938.. 18%
42%
6

,,

1938….

139/8
7

,,
1938.. 18%

7

,,

1938….

139181
9

,,
1938.. 18%
42%
9

,,

1938….

139110

10 Mei
1937.. 20%
45
10 Mei

1937….

14019

27 Juli 1914.. 24%
59
27 Juli

1914….

84/10%
I)
in pence p.oz.stand.
2)
Foreign silver in $c.p. oz.fine.
3)
in ah. p. oz. fine

STAND VAN ‘s RIJKS
KAS.

Voroeringen.

1 30April1938 1 7Mei1938
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne
derlandsche Bank ………………
..f120.229.730,87 f139.708.420,24
Saldo b. d: Bank voor Ned. Gemeenten » 683.976,88 70.030,22
Voorschotten op ultimo Maart 1938
– a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting


Voorschotten aan Ned.-lndië ……….25.341.986,74 ,, 10348.560,07
Idem aan Suriname ………………
….13.323872,63 ,, 13342.184,80
Kasvord wegcredietverst.a!h.bultenl. ,, 102.237.426,66 ,, 102.265004,34
Daggeldleeningen
teEen
onderpand. – –
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

41.871.988,24 , 50.390.665,81
Vord. op het Alg. Burg. Pensioent.’)…


Vord. op andere Staatsbedrijven’)

,,
9.187.119,85 – 9.872393,82
Verolichtineen
ank lngev.
verstrekt


Schatkistbiljetten in omlqop ………
.1234.233.000,- f234.233.000,-
Schatkistpromessen In omloop …….., 19.500.000.-

12.500.000,-
Zilverbons in omloop ……..
……..,,

1.093.48950

,,

1.092.051,-
Schuld op ultimo Maart 1938 a/d.
gem. weg. a. h. uit te keeren hootds. d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel. en op de vermogensbelasting
3.204.543.14

3.204.543,14
1.118377,58
1.095.061,80
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)

,,
32.060.49237
,,

34.567.318,63
Schuld aan Curaçao’)
………………,,

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)

,,
186.832.953,12
,,208.127.176,54
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
,,

25.500.000,-
Id. aan diverse Instellingen’)
………..
..25.500.000.-
.60.064.612,62
,, 160.837.637,62
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD. 1 30 April 1938 1 7 Mei 1938
Vorneringen:’)
Saldo Javasche Bank
…………….

.


Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
.
f

400.000,-
f

204.000,-
Verplichtingen:

..

Voorschot’s Rijks kase.a. Rijksinstell.
,,

25.362.000,-
,,

10.349.000,-
16500.000,-
,,

16.500.000,-
5.000.000,-
,

5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,

2.072.000,-
2.072.000,-

Schatkisipromessen in Omloop………
Schatkistbiljetten in omloop
…….
….

idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,

1.623.000,-

1.623.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,

510.000,-
,,

510.000,-.
Voorschot van de Javasche Bank

,,

274.000,-
2.137.000,-
1
)
Betaaimiddelen In ‘a Lands Kas
f
31.169.000,-.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in du,zenden guldens.

Data
Metaal
ci
Andere
opeischb.
latie

Discont.
ID

reke-

9 April

1938,.
878 1.166
601
559
1.176
2

,,

1938. .
878 1.185 566 564 1.183
26 Maart1938..
881
1.105
619 567 1.157
19

1938..
881
1.052
642 568 1.147
12

1938..
878 1.114 629 572
1.189

1

Juli

1914..
645
1.100

1

560
735
396
) oluup. uer acuva.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 9 Mei 1938.

Activa.

Binnenl.Wis-llifdbk.
f

8.610.740,82
seis, Prom.,

Bijbnk. ,,

120.573,21
enz.in
disc. (Ag.sch. ,,

473.779,50

f
9205.093,53
Papier o. h. Buiteni. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

5.400.000,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.


5.400.000,…….
Beleeniu
g
en
mci.
vrsch.
Hfdbk.
f
304.738.638.01
1
)

in rek.-crt.
Bijbnk.

2.887.679,86

op onderp.
Ag.sch. ,,

24.018.766,09

f
331.645.083,96

Op Effecten enz. .. f 330.947.464,401)
Op Goederen en Ceel. ,,

697.619,56
331.645.083,961)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud ……
f

113.537.485,-
?4untmat., Goud .. ,,1.366.736.349,16

[1.480.273.834,16
Munt, Zilver, enz.

,,

20.010.686,20
Muntmat. Zilver.


1.500.284.520,36
9
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
42.037.859,95
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
9.854.875,78
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
10.193.915,19

Pasalva.

f
1.913.221.348,77

Kapitaal ……
………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.338.707,82
Bijzondere reserve

………… …….

,,
6.600.000,-
Pensioenfonds

………….
………,,
.

11.388.041,81
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
931.013.135,_
Bankassignatiën in omloop

……….,,.
43.780,78
Rek..Cour.
f
Het Rijk
f
141.629.674,57
saldo’s:

Anderen

,,792.059.140,70

,,
933.685.815,27
Diverse rekeningen ………………

,,
6.148.868,09

f
1 913.221.348,77

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
754.885.803,08
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
1.887.214.510,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..

Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……..
f

65.883.125,-
Waarvan in het buitenland ……………… . ……
..91.344.098,46
Voornaamste posten in duizenden
‘uldens.

Goud
.
Andere
Beschlkb.
Dek-
Data
Munt
1
Muntmat.
Circu (alle
opeischb.
schulden
Metaal-
saldo
kings
perc.

9 Mei

’38 113537
1.366.736 931.013
933.733 754 886
80
2

,,

’38 113557
1.366.748 974.896 903.081
748.856
80

25 Juli

’14
65.703
96.410 310.437
6.198
43.521
54

Totaal
Schatkist-
B 1

Papier
Diverse
Data
bedrag
disconto’s
promessen
rechtstreeks
nl
e
nen

g
op
het
buiten
1.
reke-
ningen
1
)

9 Mei

1938
9.205

331.645 5.400
9.855
2

,,

1938
9.195

345.462
5.400
9.986

25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud

Zilver 1 Circulatie i opeischb. 1 metaal-
schulden saldo

7 Mei
1
38
5
)

136.710

190.950

62650 35.270
30 Apr.’38
5
)

136.720

186.240

74.250 32.524

2Apr. 1938 116.574

20.088 187.887

80 587 29.272
26Mrt.1938 116.574

20.092 183.575

83.680 29.764

25Juli1914 22.057

31.907 110.172

12.634

4.842

Data
buiten
N.-Jnd.
betaalb.

Dis-
conto’s
1

Belee-
t
ningen
I
1

Diverse
reke-
1

ningen’)

kingS-
percen-
lage

7 Mei
1
38
2
)
1.650
76:790
52.900
54
30Apr.’38
11
)
1.260
75.320
61.590
52

2Apr.1938
1.741
69.479
51
13.432 1
50.992
26 Mrt. 1938
1.810
13.330
49.627
70.382
51

25Juli1914
6.395 7.259
75.541
2.228
44
t) Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

Voorl
art.

Auteur