Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1140

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 3 1937

3 NOVEMBER 1937

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisc*h~Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN
VAN DE CENTRALE COMMiSSIE VOOR DE RJJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22E JAARGANO

WOENSDAG 3 NOVEMBER 1937

No. 1140

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lieftinek;
N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

R. M. H. A. van- der Valk (Redacteur-Secretaris)

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaa t weg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi

na’s
f0,40
per -regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh van Ditin.ar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Arn-

sterdans, ‘s.Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in

Nederland f 16,—. A bonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

– –

– INHOUD:

BIz.

PRIN0IPIEELE DEOORDEEL1NO VAN DE RUBBEÎUtESPRIC-

TIE
door
J. F. Hacco4………………………..
806

Het werkloosheidsdebat in de Vereeniging voor de

– Staathuishoudkunde door
Pror.
Mr. Dr. G. M. Verrijn

Stuart……………………………………
807

Clearing
of
betalingsregeling met Duitschiand door

C. A. Klaasse………………………………
809

Staats- en particuliere conjunctuur in de Vereemmigde

– Staten door
Dr. Felix Pinner ………………..
810

AANTEEKENINGEN:

Kan de werelclwelvaart gehandhaafd worden? …. 813

Openbare werken en conjunctuurbeweging……..816

De 23ste publicatie van het Nederlandsch Econo-

mischInstituut …………………………817

Vergadering Nederlahdsch Economisch Instituut.. 817

Statistieken:
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten
…………….
817, 820
Croothandelsprijzen
………………………………..
818-819

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

In cle verslagweek heeft de koers van den Fran-
schen Franc nogal sterk gefluctueerd, hetgeen zoowel
voor cle contante als voor de termijnkoersen geldt.
1-let Fransche Egalisatiefonds heeft meermalen inge-
grepen, hetgeen niet wegneemt, dat men niet voort-
durend een vast koerspeil heeft nagestreefd, doch
binnen zekere grenzen schommeling toeliet, hetgeen
bedoeld kan zijn om de speculatie af te schrikken. Wat betreft de vooruitzichten der economische en
financieele politiek, heeft de situatie ook nogal ver-
schillende wijzigingen ondergaan. Eenerzijds lijkt de kans niet groot, dat in de sociale politiek een belang-
rijke wijziging zal komen; aan de 40-urige werk-
week wil men in elk geval vasthouden. Anderzijds
was er het congres der radicaal-socialisten, waar bleek,
dat hij een gevaarlijke extreme politiek, waardoor de
financiën verder bedreigd zoudemi worden, het Volks-
front niet op den steun van deze groep kan rekenen.
De contante Francskoers schommelde afvisselnd on
der den indruk der recente visie-wijzigingen tusschen
6.02 en 6.10. De driernaandsterinijnkoers bereikte een
hoogtepunt op 30 cts. disagio, het slot was ruim 20 cts. disagio. Van een werkelijken terugkeer van het
vertrouwen is dus nog allerminst sprake.
De Dollar ligt internationaal eerder aangeboden
door een samenloop van omstandigheden, die moeilijk
te analyseeren valt. De verschuiying van vlottend ka- –
pitaal uit Europa naar de Vereenigde Staten, die in
vorige weken een vaste houding van den Dollar ten-
gevolge had, schijnt geluwd te zijn. De voortdurende
stemmingsverandering aan de beurs van New-York
heeft natuurlijk voortdurend afw’ijk-ende invloeden op
de betalingsbalans. Van Zwitsersche zijde was aanbod
op te merken.
Hier te lande bleef de Dollarnoteering onveran-
derd op den koers, dien het Egalisatiefonds aanlegt,
maar ondanks het aanbod van dit devies kreeg men
niet den indruk, dat het fonds
omvangrijke
posten

behoefde op te nemen..
Goud blijft nog voortdurend gevraagd, voor oppot-tingsdoeleinden doen daarbij natuurlijk niunten voor-
al opgeld. Het hamsteren van goud heeft de, voor be-
trekkelijk korten tijd nog allerwege de aandacht trek-
kende problemen, samenhangend met de groote goud-productie, geheel overschaduwd. Het aanbod van Dol-
lars, de quaestie van de sterilisatie, de goudfixingpo-
litiek, zijn vraagstukken die met de vraag naar goud
van de baan zijn. Op het oogenblik zijn zelfs eerder
vragen van omgekeerde strekking aan de orde.
De geidmarkt te onzent geeft een lichte verbetering
te zien, nadat dè vorige week het aanbod van schat-
kistpapier tot toewijzing op vrij hoog renteniveau had
aanleiding gegeven. Het fonds heeft in de verslag-
week 30 millioen goud aan De Nederlandsche Bank
overgedragen zonder dat daartoe de recente interven-
tie aanleiding kan hebben gegeven, zoodat men ge-neigd is te concludeeren, dat deze transactie beoogt
de financiering wat meer onafhankelijk van de geld-
markt te makeil, nu deze

voor het langere papier
wat terughoudend blijkt te zijn.

306

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

3 November 1937

PRINCIPIEELE BEOORDEELING VAN DE

RUBBERRESTRICTÏE.

Zooals bekend, komt zoo langzamerhand het viaag-
stuk van de verlenging van de rubberrestrictie aan
cle orde; immers, tusschen 1 Januari en 31 Maart
1933 moet het internationale comité daaromtrent zijn
oordeel geven. Uit persberichten is bekend, dat een
zeer groote strooming voor verlenging der regeling,
al dan niet gewijzigd, bestaat; Prof. Van Gelderen
constateerde enkele maanden geleden in een inter-
view kort, en goed, dat over de wenschelijkheici om de rubberrestrictie ook na 1938 voort te zetten, geen
verschil van meening bestaat, doch dat men het er
unaniem over eens is, dat het handhaven van een
restrictiesysteem een absolute noodzakelijkheid is.
Wij willen, dit vraagstuk nog eens principieel
overwegen.
De rubberproductie is een bedrijfstak – een over
jarige cultuur – waarin eerst minstens 6 a 7 jaar
na de ontginning ratioiieel kan worden getapt, zoodat
elke uitbreiding van den aanplant eerst jaren later
aan het aanbod toevoegt. Doordat de rubberhoom zeer
sterk is – en dus cultuurtechnisch veel verdraagt –
doch ook doordat hij met zijn kruin boven cle andere
gewassen uitsteekt, is hij zeer sterk in (len strijd om
het bestaan en in tegenstelling met koffie en thee
leidt een verwaarloozen dus niet zoo spoedig tot een verloren gaan. Wel zal natuurlijk een verwaarloozen
van een aanplant schadelijk zijn voor de hoomen en
in een jongen aanplant den diktegroei tegenhouden,
dus het productiviteitsstadiuin naar later verschuiven.

Door de groeiperiode hebben wij in het verleden
een merkwaardig geprononceerde cyclische beweging
van prijs en uitbreidingen van het areaal waargeno
men, doch sedert 1900 is de productie tot de jaren
1920 steeds in opgaande lijn geweest. In de laatste
periode hebben wij, de beide restrictieperioden geheel
daargelaten, waargenomen, dat cle omvang van de
wereldproductie ook verminderend op den prijs rea-
geert en dit was in 1933 zelfs zoover gekomen, dat
vraag naar en aanbod van rubber in evenwicht waren.
Toen kwam de restrictie, die reeds vooraf tot prijs-
stijging en vergrooting van de wereldproductie leidde.

De wereldprod,u,ctie – dus het aanbod – bestaat uit twee componenten, nL een onelastisch en een
elastisch deel. Onelastisch is dat gedeelte van de pro-
ductie, dat bij een prijsdaling aanvankelijk niet of
in een vermeerdering reageert. Dit gedeelte van het
aanbod wordt beheerscht door het vraagstuk van den
kostprijs; de voortbrengin.g vermindert niet als de
productie verlies geeft, doch eerst dan indien zelfs de
direct voor het verkrijgen van het product besteede
offers niet meer in den prijs worden vergoed. De ten-
dens is hier veeleer een, vergrooting van de productie,
welke de boom binnen zekere grenzen ook toestaat. Dat
de prijs zelfs beneden de voor het verkrijgen van het
product gebrachte offers kan dalen zonder dat de
voorthrenging wordt gestaakt, wordt hierdoor ver-
klaard, dat een tijdelijk prijsgeven van den aanplant
later weer offers voor het herstel zal vragen. Onder de
direct voor het verkrijgen gebrachte offers nemen wij
naast de tap-, bereidings-, afvoer- en verkoopkosten
ook dat gedeelte der onderhoudsuitgaven voor aan-
plant, gebouwen en installatie, alsmede die overige
uitgaven, die bij stopzetten van den tap zouden wor-
den bespaard. Tot deze categorie producenten behoo-
ren, dus de rubberondernemingen, voor welke de af-
weging kosten en opbrengst de beslissing omtrent de
voortbrenging geeft, dus de ondernemingen, welke,
vermogen in dezen bedrijfstak hebben geïnvesteerd.

Nu’ zullen deze offers bij de verschillende onder-
nemingen ook zeer verschillend zijn en’ het gevolg
van een dalenden prijs zal zijn,
dat
geleidelijk steeds
meer producenten uit deze categorie de productie
zullen moeten staken Hoewel dus het individueele
aanbod onelastisch is, komt voor het totaal inderdaad
na zekere grens een elasticiteit.

liet elastische deel van het veeldaanbod word,t
gevormd door de Ned.-Indische bevolkingsrubber, de
small holdings. op Malakka en de z.g. wilde rubber,
onder welke wij dan hier tevens de Braziliaansche op-
nemen. De
prijs,
die aan deze categorie van produ-
centen wordt betaald, hangt nauw samen met den
wereldprjs, doch

in veel sterker mate dan door kos-
tenoverwegingen wordt hier de intensiteit van de
productie bepaald door de economische aantrekkelijk
heid van den tap, verband houdend met de kosten
van het levenspeil en de mogelijkheid om met ander
werk een inkomen te verwerven. Zoodoende kan ook hier een prijsdaling tijdelijk wel tot intensievere pro-
ductie leiden, doch een verdere daling doet de pro-
ductie snel terugloopen.
De vraag naar rubber is zeer conjunctuurgevoelig,
hetgeen verband houdt met de belangrijke positie,
die de autornobielindutrie met betrekking tot de
rubber inneemt.
* *
*

Een gedwongen restrictie heeft ten doel te komen
tot een gedwongen horizontale vermindering der pro-
ductie, d.w.z. tot een stelsel, waarin elke onderne-
ming gedwongen wordt een deel van zijn productie-
capaciteit op te offeren. Dit in tegenstelling tot de
natuurlijke, door de economische omstandigheden ver-
oorzaakte, verticale productiebeperking, nl. het afval-
len van producenten. Een prijsgeven van een deel
der productie-capaciteit van elke bedrijfshuishouding
verstoort de verhoudingen in het bedrijf en is dus
zonder meer uit dezen hoofde reeds met maatschap-
pelijk oneconomisch te bestempelen. Daarbij komt
echter, dat ook aan minder economisch werkende pro-
ducenten een plaats wordt toegewezen, waardoor dus
in feite een reeds oneconomische productie nog ver-
der wordt bevorderd, omdat een meer economische
voortbrenging aan een minder economische wordt ten
offer gebracht. Dit feit verandert niet, doordat men
de licenties mag vervreemden; immers, in wezen
komt dit erop neer, dat de meer economisch werkende
producent een offer moet brengen aan een, die in
de bepaalde omstandigheden geen reden van bestaan
meer heeft, alleen omdat cle laatste nog bestaat.
Een horizontale restrictie heeft alleen dan recht
van bestaan, indien zij tot een betere productie zou
kunnen Jeiden of indien het offer, dat zij meebrengt,
kleiner zou zijn dan het te verwachten nut. Wij zou-
den ons hijv. kunnen denken, dat zeer tijdelijk het
verbruik vermindert, doch dat de zekerheid bestaat,
dat in de toekomst de heele productie zal worden
opgenomen. heeft men hieromtrent echter geen
zekerheid, clan wordt het een speculatie, waarbij de
zekerheid van de oneconomische voortbrenging staat
tegenover een kans en in dit geval beslist, naar het
ons voorkomt, cle feitelijkheid en moeten dus de econo-
mnische verhoudingen beslissen. Ware de zaak alleen
uit nationaal oogpunt te zien, d.w.z. had een bepaald
land een monopoioïde-positie – monopolie-posities
komen uiterst zelden, vermoedelijk practisch niet
voor – dan zou zich wellicht (doch reeds met een
groot vraagteeken) ook, van practisch – politiek
standpunt, een restrictie laten denken als middel
om de nationale welvaart te bevorderen, doch waar
internationaal meer productie-gebieden, werkende
onder verschillende economische voorwaarden deelne
men, worden de zuivere economische verhoudingen
geaccentueerd en treden nog meer op den voorgrond.
Vast staat dus een oneconomische productie. Daar-
tegenover staat, dat elke beperkingsregeling in eerste
instantie ten doel heeft den prijs op te schroeven tot
een peil, dat zonder haar op dat, oogenblik niet zou
zijn bereikt. Immers, een productie-capaciteit, die
tot een teveel leidt, veroorzaakt uiteraard een prijs-daling, die hij de rubber, zooals wij hebben gezien,
zeer scherpe proporties kan aannemen en langen
tijd duren. De restrictie leidt dus, naast tot een on-
economische productie, tot een relatief te hoog prijs-
peil, dat dus helpt verhinderen, dat een ernstig stre-

3 November 1937

ECONOMISCH-STA’ISTISCHE BERICHTEN

807

ven tot vergrooting van het verbruik groote resul-
taten heeft. liet is daarom ook volkomen logisch,
dat de producenten het research-werk ter hand nemen,
doch de eerste belemmering voor de vervulling der
doelstelling scheppen zij zelf.
Maatschappelijk gezien kan dus een restrictie als
de onderhavige zeker niet op economische gronden
worden verdedigd en zulks te minder zoolang er nog
producenten werken, die met winst een deel van de
vraag tegen een lageren dan den door de beperking
outstanen prijs hadden kunnen bevredigen. Wij zouden
zelfs nog verder willen gaan en constateeren, dat
maatschappelijk-economisch gezien deze restrictie een
tegenstelling bevat, nl. zij belemmert door de prijs-
zetting juist cle noodzakelijke vergrooting van het
verbruik.
Daarnaast opent of verbetert zij, door de prijszet-
ting, de mogelijkheid voor surrogaten om zich een

plaats te veroveren. Tot deze surrogaten behoort naast
de reclaimed ook de synthetische rubber, over welke
men kan denken zooais men wil, doch die men toch
nooit mag onderschatten.
Tenslotte leidt zij tot een streven om ook met he-
hulp van rubberleverende planten elders te gaan
voortbrengen, waarvan, evenals trouwens van de ge-
regenereerde en synthetische rubbers, de consequentie
is, dat de heperkers zich voortdurend grootere offers
moeten gaan opleggen. De koffie, waarbij het experi-
ment in Brazilië reeds jaren loopende is, geeft een
helaas te goed voorbeeld van de resultaten van een
dergelijke politiek; de producenten moeten in het
loopende oogstjaar 70 pCt. van hun productie tegen
een miniemen prijs afstaan om voor hun resteerende
30 pOt. dan nog groote moeilijkheden bij den afzet
tegen een loonenden prijs te vinden.

Privaat-economisch gezien hangt er veel van af in
welke positie men zich bevindt. Een producent, die
niet mee kan, is met elke regeling, door welke hij
nog iets krijgt, gebaat. Een producent, die ondanks
den lagen prijs nog met winst werkt, komt tot een
afweging van het nut, waarbij hij er echter rekening
nice zal houden, dat, heeft hij zonder restrictie den
strijd met liet uit te schakelen gedeelte zijner con-
currenten ten einde gestreden, cle prijs ongeveer tot
een zoodanig niveau zal oploopen, dat dit juist
niet de productie kan hervatten. Scherpe prijsdalingen
in de rubbercultuur zijn niet iets onverwachts, doch
integendeel iets normaals, waartegen men zich in zijn vermogensstructuur en in
zijn
afschrjvings- en winst-
politiek dient te wapenen. De selectie in de rubber-
cultuur is inderdaad die van de survival of the fittest,
mits dit ,,fittest” maar juist wordt geïnterpreteerd.
Het sterkste, meest geschikte productie-areaal over-
wint, waarbij het uiteraard onverschillig is of het om
de débâcle te overleven in andere handen overgaat.
Vandaar, dat de eigenaars van de incest geschikte
productie-arealen op den duur, naar het ons voor
komt, slechts voorstanders kunnen zijn van een uit-
zieken van een rubbercrisis en zich moeten verzetten
tegen een regeling, waarbij de zwakkere broeders wor-
den gehandhaafd. Dit niet alleen, omdat zij daardoor
duurzaam tot een oneconomisché productie worden
gedwongen, doch ook omdat daardoor de kans op de
eveneens inhaerente gunstige conjunctuur hun ont-
nonien wordt, terwijl de gevaren van de niet-aange-
sloten producenten van natuurlijk, geregenereerd en
synthetisch product een dreiging voor de toekomst
vormen. Voor de goede producenten- kan de technische
voortbrenging alleen maar ongunstiger worden.

Dit temeer, indien, zooals bij deze restrict.ie, tevens
liet consumentenbelang op den voorgrond wordt ge-
steld. Immers, stelt – men, dat de productie steeds
tegen redelijken prijs aan de vraag moet kunnen vol-
doen, dan leidt dit tot een belangrijke consequentie en wel deze, dat aangezien de omvang van het toe-
komstige verbruik onbekend is en het ruim 6 jaar
duurt voor een nieuwe aanplant product geeft, een
continuë overproductie-capaciteit moet worden ge-

schapen, die al naar de mate, waarin men zich ver-
gist, erger zal zijn. Erger zal zijn en in de toekomst
dus zwaarder zal drukken. De moeilijkheid van voor-
uitzien is ook daarom te grooter, omdat weliswaar de
– rubber een conjunctuurgevoelig product is, doch de
waarschijnlijkheid niet uitgesloten mag worden ge-
acht, dat in de toekomst een stabilisatie in den voor-
uitgang intreedt, zonder dat zulks veel aan den terug-
val in de laagconjunctuur behoeft af te doen. Het is een greep in het duister, waarbij in elk geval ernaar
moet worden gestreefd niet te laag te grijpen, omdat
in liet laatste geval het verbruikersbelang in de knel
zou komen. Voor den producent, die economisch tot productie in staat is, is dit dus een argument temeer,
om zich tegen een overheidsingrijpen ten bate van
zijn zwakkere broeders te verzetten.
liet proces van vernietiging kan weliswaar lang
duren, doch moet o.i. maatschappelijk-economisch en
privaat-economisch voor economisch-werkende produ-
centen als de eenige mogelijkheid, welke
0.1)
den duur
tot een bevredigende oplossing kan leiden, worden
gezien. Het komt ons voor, dat de vrees voor dien
strijd en zijn duur alsmede liet aantrekkelijke van een
spoediger beter prijspeil de factoren zijn, die, gevoegd
bij een thans bestaande, doch in casu niet toepasse-
lijke geesteshouding, ertoe hebben geleid, dat de res-
trictie is ingevoerd en dat er thans een algemeene
overtuiging bestaat, dat een verlenging wenscheljk
is. Doch wij meenen, dat daarbij de veel grootere ge-varen voor de toekomst, die werkelijk heel reëel zijn,
op een gevaarlijke wijze, tot schade van de economisch
werkende producenten worden onderschat. J. F. R.

HET WERKLOOSHEIDSDEBAT IN DE VEREENIGING

VOOR DE STAATHUISHOUDKUNDE.

Jongstleden Zaterdag werden te Utrecht in de
jaarvergadering van de Vereeniging voor de Staat
huishoudkunde en de Statistiek de praeadviezen be-
sproken, van welker inhoud in de beide vorige num-
niers van dit weekblad een overzicht is gegeven. Het
debat was enorm van lengte, al te lang naar onzen
smaak. Niet minder dan
22
clebaters hebben het woord
gevoerd. Niet allen hebben zich aan de ter bespre-
king aan de orde gestelde praeadviezen gehouden; er waren er, die niet een eigen, mondeling voorge-
dragen praeadvies voor de vergadering traden, en
zulks niet altijd van fonkelnieuw gehalte; zoo iets
ligt, zooals de Voorzitter in zijn slotwoord opmerkte,
wel een weinig buiten de lijn van de gehouden bijeen-
konist. Anderen weer vertoonden een opmerkelijk ge-
brek aan inzicht ten aanzien van datgene, wat een
vergadering wèl en wat deze niet kan bevatten en
verwerken; omvangrijke cijferreeksen, ja zelfs econo-
metrische formules werden mir nichts, dir nichts”
voorgedragen met waarlijk ontstellende vlotheid,
maar dat zij tot de vruchtbaarheid van het debat
hebben bijgedragen, kan moeilijk worden volgehou-
den. En menig hoorder zal na deze discussie de ver-
zuchting geslaakt hebben: Weuiger wiire mnehr!”

Wij kunnen er hij een zoo groote veelheid van
uitingen in de gevoerde discussie niet aan denken
oni ook maar in de verte te streven naar een volledig
overzicht der bespreking en zullen ons daarom ook
dit jaar moeten bepalen tot het weergeven van enkele
hoofdindrukken.

Of wij hier te lande een duurzaam verhoogd peil
der werkloosheid hebben te verwachten, is een vraag,
die zoowel door
Prof. Gondriaa.ri
als door
Dr. Van
der Wacrden
ontkennend wordt beantwoord. Mits aan
zekere voorwaarden wordt voldaan en mits bepaalde,
ten dccle diep ingrijpende maatregelen worden geno
men, kan de toekomst niet optimisme worden be-
schouwd. Prof. Goudriaan ging zelfs zoo ver, dat hij
in zijn praeadvies verklaarde:- Nederland heeft in de
toekomst de werkloosheid, die het zelf verkiest”.
Minder hoopvol is de heer
Serrarens;
oplossing

808

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 November 1937

van het vraagstuk der duurzame werkloosheid acht
hij in de huidige omstandigheden niet wel mogelijk,
zoodat moet worden volstaan met maatregelen tot
beperking daarvan en tot verzachting ian de gevol-
gen, zonder dat men naar zijn opvatting de kwaal
geheel zal kunnen genezen.
Bezien wij eerst het betoog van
Prof. Goudriaan.
De kern daarvan is hierin gelegen, dat de instabili-
teit van het economisch leven, veroorzaakt door de
onhepaaidheid van de vraag naar goederen, moet
worden gecorrigeerd door een doelmatige inrichting
van het geldwezen. Daarom wordt, gelijk men weet,
door dezen praeadviseur een ,,grondstoffen- en pu-
blieke-werken-valuta” aanbevolen. Wie de denkbeel
den van Prof. Goudriaan principieel wil bestrijden,
zal zich derhalve in de eerste plaats hebben te uiten
over diens plannen op monetair gebied.
Het was te verwachten, dat de ingrijpende wijzi-ging van het geidstelsel, door Prof. Goudriaan ver-
dedigd, door verschillende debaters zou worden aan•
gevallen. Naast enkele sceptische opmerkingen van
den metallist
J. H. Cohen Stuart
valt in dit verband
vooral te vermelden de oppositie van den heer
W.
Willems,
terwijl daarnevens vermeld moet wor-
den de eveneens zeer principieele oppositie van
Prof. Mees.
De heer
Wille?ns
slaagde er in den namiddag in
om de vergadering, di reeds enkele teekenen van
oververzadiging begon te vertoonen, wakker te schud.
den met een vlammend betoog, dat op onmiskenhare
wijze de hoorders geboeid heeft, zelfs al dwongen de
omstandigheden den Voorzitter om den spreker niet
al den spreektijd toe te staan, dien deze gaarne gehad
zou hebben.

Prof. Goudriaan, aldus cle heer Willems, gevoelt zich voortdurend bedreigd door het gevaar van een
algemeene ineenstorting. van de geldcirculatie door
oppotting van geld en een daaruit voortvloeiende
lawine van omlaag stortende prijzen. Deze ,,lawine-
theorie” kan men, zooals de heer Willems opmerkte,
steeds vernemen, als zich ter beurze een flauwe stem-
ining openbaart. Maar het ware een misvatting de
koopers van goederen en effecten te beschouwen als
een serie van op één rij gezette dominosteenen of
tinnen soldaatjes, waarvan er slechts één behoeft te
worden omgestooten om de gehele rij op het nul-
punt te doen aanlanden. Deze visie op het geval mis-kent volgens den heer Willems volkomen den tegen-
werkenden invloed, die bij prijsdaling uitgaat van
nieuwe, in de markt komende koopers. Er ontwik-
kelt zich dus geen lawine, wanneer uien het natuur-
lijk evenwichtsherstel, gebaseerd op de door prijs-
daling geprikkeicle nieuwe vraag, behoorlijk tot ont-
wikkeling laat komen. Wil men van Overheidswege
iets doen aan de ontwikkeling van het economisch
leven, zoo zal dit niet moeten gaan in de door
Prof. Goudriaan gewenschte richting, doch gericht
moeten zijn op het wegnemen van alle beletselen
tegen de ontplooiing van de vrije prijsvorming.

Nu kan men, naar het ons voorkomt, den heer
Willems gereedeljk toegeven, dat in de economische werkelijkheid van ccii lawine eindigende op het
nul-
punt,
nimmer sprake is; dit zou immers heteekenen,
dat het economisch leven tot algeheelen stilstand zou
komen, hetgeen een onmogelijkheid is. Maar tusschen
volledige activiteit en algeheele stagnatie ligt een
groote afstand. En wanneer nu de natuurlijke reactie
op een intredende prijsdaling door een proces van
aanvankelijk toenemende oppotting van geld en cre-
dietbeperking niet dusdanige traagheid intreedt, dat inmiddels een ernstige ontwrichting van de produc-
tie en van de tewerkstelling van arbeidskrachten
heeft kunnen plaats vinden, zoo is er alle aanleiding
tot het aanbrengen van een regulateur van het geld-
wezen, waardoor de geidcirculatie voor ongewenschte
uitwassen in op- en neerwaartsche richting wordt he-
hoed. Of dit nu bepaaldelijk de regulateur van Prof.
Goudriaan moet zijn, dan wel of zich een betere op-

lossing laat vinden, is een vraag, waarover mee-
ningsverschil mogelijk is. Moeilijk te betwisten schijnt
het ons echter, dat men met een toepassing van het
,,laissez faire”-beginsei, n.iet slechts op de goederen-
productie en op de tewerkstelling van arbeidskrach-
ten, maar ook op het geidwezen, in onze maatschappij
niet tot een bevredigende en gelijkmatige economi-sche ontwikkeling kan komen; wij hebben behoefte
aan stabiel geld, en dat krijgen wij niet, als wij de
zaken op hun beloop laten. Regelend ingrijpen is op
monetair gebied gewenscht.
Deze regeling zal er zooveel mogelijk op gericht
moeten zijn de instahiliteit zelve van de geldcircula-
tie te bestrijden. Dat wil Prof. Goudriaan, maar dat
wil niet
Prof. Mees.
Deze acht stabiel geld een onbe-
reikbaar ideaal en heeft daarom jl. Zaterdag weder-
om een pleidooi gevoerd voor het herleidingssteisel,
mede omdat hij dat uit een oogpunt van hillijkheid
beter acht dan stabiel geld. Zooals den lezers van
dit weekblad bekend is, heeft schrijver dezes meer-
malen zijn vooriceur te Icennen gegeven voor stabili-
satie der geldcirculatie hoven de a-posterioristische bestrijding van waardeschommelingen van het geld
door middel van een herleidingsstelsel; de heschou-
wingswijze van Prof. Goudriaan komt ons voor de
oplossing van het geldvraagstuk en daarmee van de
werkloosheid vruchtbaarder voor dan die van Prof.
Mees.

Een andere vraag is intusschen, of men ter be-
strijding van de werkloosheid alleen zal kunnen vol-
staan met monetaire maatregelen, dan wel of bij in-
tredende werkloosheid bovendien moet worden over-
gegaan tot een zekere verlaging der geldloonen ter
bevordering van economisch evenwichtsherstel. Ter
vergadering hebben wij het laatste standpunt ver-
dedigd. Loonsverlaging bevordert het herstel van dc
rentabiliteit in het economisch leven, zoo dikwijls
deze, door welke oorzaak het ook zijn moge, verstoord
is geraakt.
Prof. Goudriaan
achtte verlaging der
geldloonen in strijd niet den ook onzerzijds erkenden
eisch van stabiel geld, daar hij als gevolg van loons-
verlaging een algemeene prijsdaling vreesde, waarbij
hij zich op Keynes beriep. Dit schijnt ons niet juist.
Er kunnen ook hij stabiele geldcirculatie omstandig
heden zijn, die tot een hergroepeering van productie.
factoren nopen, hijv. wijziging in de behoeften of
verlies van buitenlandsche afzetgehieden. In zulke
gevallen zal het van wijs beleid getuigen, de bonen
te verlagen en aan te passen hij de gedaalde renta-
biliteit, daar anders door een verkeerden verdeelings-
voet tusschen arbeid en kapitaal dit laatste zich zal terugtrekken en precies die toestand van oppotting
en verlamming ontstaan zal, dien Prof. Goudriaan
vreest. Wij meenen derhalve, dat er gevallen in de
practijk van het economisch leven zijn aan te wijzen
en zich, o.a. in de achter ons liggende jaren, ook hier
te lande hebben voorgedaan, waarin naast maatregelen
tot stabilisatie der geldcirculatie verlaging van het
peil der geldloonen niet schadelijk, maar juist bevor-derlijk is voor een zoo groot mogelijke economische
activiteit. De bestrijding van deze meening door
Prof. Goudriaan komt ons voor een restant te vor-
men van de befaamde – of, als men wil, beruchte –
,,koopkrachttheorie”, hetgeen zijn betoog, dat in an-
dere opzichten zooveel instemming verdient, ontsiert.

Geheel eens zijn wij het weer met Prof. Goudriaan,
wanneer hij het stelsel van Overheidsloontoeslagen
als middel van economisch evenwichtsherstel, ter ver-
gadering verdedigd door
Prof. Tinbergen
en door
den heer
A. Bijl,
verwerpt als zijnde onhanteerbaar.
Het wil ons voorkomen, dat aanvaarding van zulk
een stelsel in tijden van aanzienlijke werkloosheid
niet zou leiden tot herstel van economisch even-
wicht, maar tot het in het leven roepen of houden
van een aantal ondernemingen, waarvan het de vraag
is, of zij bestaansrecht zouden hebben, indien haar
verlies- en winstrekening eens niet met loontoeslagen
gedoteerd werd.

3 November 1937

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

809

In den aanvang van dit artikel merkten wij reeds
op, dat ook
Dr. Van der Waerden
de toekomst met
zeker vertrouwen tegemoet ziet en zich niet al te zeer
ter neer gedrukt gevoelt door de dreiging der duur-
zaine werkloosheid. Nog steeds stelt hij vertrouwen
in de compen.satietheorie, al moet hij toegeven, dat
in de huidige omstandigheden en. als gevolg van de
laatste depressie de toestand veelszins bedenkelijk is.
Daarom volstaat hij dan ook niet, gelijk hij nog eens
uitdrukkelijk ter vergadering naar voren bracht, met
het uitspreken van vertrouwen in de compensatie,
doch eischt hij daarnevens andere maatregelen: steun voor omscholing van arbeiders en behoorlijke wacht.
geidregeling hij ,,wegrnechaniseeren” van arbeiders,
te betalen uit een rationalisatiefonds, dat betaald
moet worden door de bedrijven en weiks vorming
een heilzame rem zal verschaffen tegen geforceerde
mechanisatie.

Op een enkel punt werd dit betoog ter vergadering
aangevuld door den heer
Van Wageningen,
die ook
met betrekking tot het Rotterdamsche havenbedrijf,
ten aanzien waarvan voldoende compensatie door Dr.
Van der Waerden in twijfel was getrokken, de wer-
king van de compensatie alleszins bevredigend achtte.
Daarentegen werd de coinpensatietheorie ter ver-
gadering bestreden door den heer
Kupers,
terwijl
ook de heer
Serrarens
den twijfel, door hem te dezen
aanzien reeds in zijn praeadvies aan den dag gelegd,
in het debat nog eens onderstreepte. De heer
Knpers
pleitte behalve voor uitvoering van openbare werken
in den geest van het Plan van de Arbeid, ook voor
verlenging van leerplicht ter verhooging van den
toelatingsleeftijd tot het bedrijfsleven, voor vervroeg-
de pensioneering en voor werktijdverkorting, welke
laatste maatregelen alle ook in het praeadvies van
den heer Serrarens waren aanbevolen. Met betrek-
king tot verlenging van de leerplicht vond dit stand-
punt wrarmen bijval van de zijde van
Mej. Tellegen,
die zulk een verlenging mede in verband met de
aanzienlijke werkloosheift va.n onderwijskachten ge-
wenscht achtte.

Slechts ten deele kon
Dr. Van der Wcserden
zich
met deze denkbeelden vereenigen. Wel betoonde hij
zich een groot voorstander van verkorting van den
arbeidsduur daar, waar deze zich boven het normale
peil van 48 uur per week bevindt, maar in de huidige
omstandigheden achtte hij een algemeene verlaging van
den norm, zooals deze door den heer Kupers was aan
bevolen, een te zware belasting voor het bedrijfsleven.

En w’at zijn compensatietheorie betrof, zoo merkte
Dr. Van der Waerden in zijn antwoord aan de deba-
ters op, dat het ook hier van belang is zich het oude argument van de vrjhandelaren te realiseeren: ,,wat
men ziet en wat men
niet
ziet in het economisch
leven.” Het is heel. gemakkelijk een aantal bedrijfs
takken aan te wijzen, waaruit arbeiders weggemecha
niseerd zijn, maar daartegenover staan er vele, die
door mechanisatie zijn groot geworden. M.a.w. men
hoede zich voor het aanvoeren van incidenteele ge-
vallen, doch hezie het vraagstuk in zijn geheel en
liefst over een ruime tijclsperiode. Dan zijn de resul
taten van de compensatie in het algemeen bevredi-
gend te noemen, hetgeen, gelijk wij reeds opmerkten,
niet wegneemt, dat Dr. Van der Waerden voor het
opvangen van schokken bepaalde maatregelen, o.a.
het instellen van een rationalisatiefonds op kosten
der bedrijven, zeer noodzakelijk acht.
,,Wat
men ziet en irat men niet ziet”, dat was ook
het antwoord van Dr. Van der Waerden aan een
homo novus in de Vereeniging,
Mr. Kiciceri,
Secreta-
ris van cle Crisis-invoercommissie, die het met alle
welbekende protectionistische overwegingen opnam
voor de contingenteeringspolitiek. Wij hebben ge-
zocht naar nieuwe argumenten, maar er geen enkel
ontdekt. De Vereeniging is dus weer een volbioed protectionist rijker geworden, zoodat men niet be-
vreesd behoeft te zijn, dat de oude argumenten der
protectionisten, die in bescherming een middel tot

werkverruiming zien, en die mccc lang weerlegd waan-
de, begraven zullen worden!
Dat er aanleiding kan zijn tot afweer van buiten-
landschen invoer in geval van tijdelijke dumpi.ng
, en
dan nog alleen maar, wanneer kan worden aange-
toond, dat het belang van den afnemer kleiner is,
dan dat vcin den inheenischen producent, het zij den
Nederlandschen protectionisten toegegeven. Maar elke
stap, welken men verder op het pad der bescherming
zet, brengt meer na- dan voordeel.
Dat geldt, dunkt ons, ook van de regelingen tot
,,ordening van den internationalen ruil” ter aan-
passing van den invoer bij cle Nederlandsche ,,be-
hoefte”, waarvoor de eertijds onverdachte vrijhan.de-
laar
Van der Waerden
thans het pleit voert. Het
richtsnoer van deze ,,behoefte” is ons ook na de
repliek van Dr. Van der Waerden op een dezerzijds
gestelde vraag nog altij cl niet duidelijk geworden.
Wij begrijpen, dat men eenig inzicht kan
krijgen
in
elkanders kostprijs, maar hoe men op basis daarvan
kan vaststellen, hoeveel wèl en hoeveel niet in ons
land mag worden ingevoerd, is een vraag, die wij
slechts voor beantwoording vatbaar achten, wanneer men de ,,behoefte” meet aan de koopkrachtige vraag
op de binnenlandsche markt, m.a.w. wanneer men
blijft vasthouden aan het stelsel van prijsvorming
als richtsnoer voor productie en handel.
* *
*
Wij laten het bij deze grepen uit het omvangrijke
debat van jl. Zaterdag. Het is een strijd geweest tus-
scheu werkloosheidsoptimisten, die als krachtigsten
woordvoerder
Prof. Goudriacin,
hadden, en werkloos-
heidsdefaitisten, van welke vooral de heer
Serrarens
op den voorgrond trad. Wij zijn geneigd om het met
de eerste groep te houden. ,,Nederland zal de werk-
loosheid hebben, die het zelf verkiest”. STerkloosheid,
anders dan voor een norale arbeidsreserve, is niet
noodig, is een ongerijmdheid, zooals Prof. Goudriaan
heeft gezegd. Maar men doet deze ongerijmdheid
slechts verdwijnen, wanneer men de middelen aan-
vaardt, die voor de bereiking van dat doel effectief
geacht kunnen worden. Daartoe behoort in de eerste
plaats een goede regeling van het geldwezen en in
de tweede plaats een soepele loonvorming. Daarne-vens kunnen nog andere middelen worden vermeld,
waartoe het wel eens komen zal, zooals verkorting
van werktijd en verlenging van den tijd van voorbe-
reiding voor het beroepsleven, maar deze middelen
dragen toch voorshands een secundair karakter. Een
stabiele geldeenheid, waarin opbrengst en kosten der
productie op betrouwbare wijze kunnen worden uit-
gedrukt, en een loonvorming zonder de bekende ver-
starringsverschijnselen, dat schijnen ons de voor-
naamste grondslagen voor de oplossing van het werk
loosheidsverschijnsel hier te lande. Deze werkloosheid
is niet een onontkoombaar fatum, zij is menschen-
werk en kan door menschelijke maatregelen worden
voorkomen of genezen. G. M. V. S.

CLEARING OF BETALINGSREGELING MET
DUITSCHLAND?

Sedert het tekort in de clearing Nederland-
Duitschiand tot het verleden behoort is een onder-
werp discutabel geworden, dat voorheen wegens prac-
tische onuitvoerbaarheid niet aan de orde gesteld kon
worden, nl. de vraag: is het wenscheljk de clearing
te handhaven, of is het te prefereeren daarvoor een
betalingsregeling in de plaats te ‘steliën, zooals
Engeland, België en Frankrijk die kennen? Zooals
gezegd, was dit probleem niet acuut, zoolang het de-
ficit in de clearing bestond, omdat immers een
wijziging in het systeem dadeljk op onoverkome-
lijke bezwaren zou zijn gestuit juist terzake van de
liquidatie van den achterstand in de clearing. Men
kon niet weer, zooals hij den overgang van het Son
derkonto op de clearing destijds geschiedde, den be’

staanden achterstand losmaken uit het loopende be-
talingsverkeer en een geleidelijke liquidatie bewerk.

810

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 November 1937

stelligen. De rangorde moest bij de afwikkeling wor-
den gehandhaafd en, wanneer men voor nieuwe ex-
porten betaling buiten de clearing om zou willen –
doen plaats vinden, kon dat, met inachtneming van
dit uitgangspunt, alleen maar gebeuren door den
achterstand ineens af te dekken. De henoodigde de-
viezen daarvoor ontbraken Duitschiand, zoodat daar-
mee vaststond dat de clearing moest blijven door-
loopen totdat het heele deficit was ,,ingeloopen”. Dit
is intusschen gebeurd en daarmee heeft men dus
nu de handen vrij.
Is de clearing essentieel voor de waarborging van
een goedeu gang van zaken in het betalingsverkeer
met Duitschland? Om die vraag te kunnen beant-
woorden dient men eerst na te gaan, welke redenen hebben geleid tot de instelling van de clearing, ter-
wijl tevens moet worden nagegaan, of die redenen
nog van kracht zijn.
-. Wanneer men teruggaat tot de eerste clearing, die
in 1934 werd ingesteld, nadat de Sonderkonto-rege-
ling van December 1932 was ,,vastgeloopen”, dan kan
men constateeren, dat er toenmaals één overheer-
schende .overweging was: zorg te dragen dat de gel-
den, die Nederland uit hoofde van goederenimport
e.d. aan Duitschland te betalen had, ook aangewend
zouden worden om onze vorderingen op Duitschland
uit hoofde van export ed. daadwerkelijk te betalen.
De Sonderkonto-regeling had denzelfden opzet, maar
die opzet had om tweeërlei reden gefaald: de impor-
ten, die de Duitsche autoriteiten tot betaling op
die rekening toelieten, waren veel te omvangrijk, en anderzijds werd een groot deel van onzen invoer uit Duitschlahd buiten het Sonderkouto om betaald.

De primaire opzet van de clearing was het beta•
lingsverkeer in eigen hand te nemen, in de eerste
plaats te zorgen dat geen betaling van Duitsche
iniporten door ons meer geschiedde zonder dat die
ten goede kwam aan onze exporteurs, en in de tweede
plaats te zorgen, dat de export naar Duitschland
werd geregeld naarmate de uit importen heschik
baar komende gelden vereffening toelieten. Dat later
de rentebetalingen volgens de transferovereenkomst
in de clearing werden ondergebracht, dat ook het
reisverkeer via.de
bijmenging van clearing met regi
termarken tot het fonds ging bijdragen, terwijl an-
derszijds voor het Duitsche reisverkeêr naar ons land
uit de clearing werd geput, zijn technische bijzon-
derheden, die niets afdoen aan de beide opgemelde
essentialia.

Twee grondslagen van de clearing blijven der-
halve: bevrediging van vorderingen door verreke-
ning met schulden beide uit het loopende financieele
verkeer (dus zonder kapitaaisvorderingen), en: be
perking van den export binnen de grens der beta-
lingsmogelijkheden. Om het eerste doel te bereiken wefd importeurs de

verplichting opgelegd tot stor-
ting in de clearing, om het tweede te kunnen bewerk-
stelligen werd hand in hand met de clearing het
instituut van de uitvoerces-tificaten van het O.U.B.
opgebouwd.

Kan men thans clie beide principes missen? Niet
missen kan men in elk geval de beperking van den
uitvoer naar Duitschland, omdat dit land nu een-
maal nog een deviezenrestrictie kent en er nog geen
teekenen zijn, dat men die voorshands zal kunnen
missen. Eveneens staat in dat verband vast, dat men
die regeling niet g?heel kan overlaten aan Duitsch-
land, omdat daar cle tendens zou bestaan om hij
voorkeur Devisenhescheinigung af te geven voor die
producten, waaraan men grpote behoefte heeft, en
bij de toedeeling te verwaarloozen die artikelen, die
niet ,,lebensvictig” zijn. Het stelsel der betalings-
contingenten, op gezette tijden door beide partijen
in onderling overleg vastgesteld, moet derhclve nog
in vollen omvang blijven bestaan. Ook ten aanzien

van de rentregeling geldt hetzelfde.
Dit alles wil echter nog niet zeggen, dat de tech-niek van de clearing onmisbaar is. Zij is dat alleen,
wanneer men het niet verantwoord acht om de ten-
uitvoerlegging van een betalingsregeling, zopals die
wordt overeengekomen, in handen van -de tegenpartij –
te leggen. Feitelijk zou het eenige- verschil van een
clearing en een hetalingsovereenkomst deze zijn, dat
een preventieve contrôle ouzerzijds wordt vervangu
door een repressieve. In principe zou natuurlijk een
overeenkomst dezelfde grondslagen moeten hebben:
behoudens een percentage vrij ter beschikking van
de Reichsbank, zou het geheele bedrag, waarover
Duitschland de beschikking krijgt, uit exporten naar
Nederland disponibel moeten blijven ter betaling van
onze invoeren volgens een samenstelling door beide
regeeringen regelmatig overeen te komen benevens
voor rentebetaling overeenkomstig de . transferover-
eenkomst.

Welke aanleiding zou er kunnen zijn om de clearing
door een hetalingsovereenkomst te vervangen? Feite
lijk is er maar één argument te noemen, dat er voor
pleit om de clearing te liquideeren, maar dat is dan
ook een klemmend argument, althans bij de te onzent
geldende opvatting van overheidsingrijpen in het
algemeen. Daar waar het economisch verkeer zich
zonder bezwaar voor de gemeenschap vrij kan bewe-
gen, mijdt men ingrijpen van de overheid en mijdt
men zeker het overnemen van een taak van het
particuliere bedrijfsleven door de overheid. Nu is
het internationale betalingsverkeer het terrein van de
banken. Door den nood gedwongen heeft men in het
verkeer met verschillende landen die taak door de
overheid doen overnemen. Maar het is wenscheljk zich te realiseeren, dat die toestand niet langer be-
stendigd moet worden dan strikt noodzakelijk is. Men
kan met recht de vraag stellen, of bijv. ten aanzien
van Duitschland en Italië niet reeds het moment is
aangebroken, waarop men de banken haar plaat
in het betalingsverkeer kan laten hernemen.
C.A.Kl.
STAATS- EN PARTICULIERE CONJUNCTUUR IN DE
VEREENIGDE STATEN.

In ons vorig artikel hebben wij uiteengezet, dat en
waarom de poging, het evenwicht van de Amerikaan-
sche Staatsbegrooting te herstellen, onverschillig of
zij wordt volbracht en of zij definitief slaagt, de voor-
naamste dynamische bron, die tot dusver de conjunc-
tuur heeft gevoed, tot een contractie moet brengen.
Wij hebben daar de conclusie uit getrokken, dat de
,,zuinigheidspolitiek” in Washington tot een vertra-
ging in het conjunctuurverloop misschien zelfs tot.
een omslag kan leiden, wanneer niet een andere con-
junctureele krachtbron – en die kan alleen het par-
ticulier initiatief zijn – thans de leiding neemt.
Het is een tamelijk moeilijk dilemna, waarvoor cle
administratie op het oogenblik staat, misschien zon-der dat zij als geheel en in het bijzonder aan den top
zich reeds het feit en de ernst van dit dilemna be-
vust is geworden.
T
at
deze top, de President zelf,
betreft, hij heeft nog eenige weken geleden in de
rede, die hij bij de bezichtiging van de Bonneville-
stuwdam op zijn Western-trip . hield, zijn herhaalde-
lijk gegeven belofte staande gehouden, dat de begroo-
ting van de federale regeering -in het volgende be-
grootingsjaar definitief zou wor.de,n gestabiliseerd.
Verscheidene teekenen verraden daarentegen, dat er
te Washington kringen zijn, die uit den aanval van
zwakte, die het economisch leven en den .nog groo-
teren aanval van zwakte, dien de beurs in het begin
van den herfst heeft, ondergaan, de conclusie trek-
ken, dat met de uitgavenpolitiek niet op de beoogde
wijze kan worden opgehouden, maar dat’ tot voeding
van de conjunctuur integendeel zoo noodig nieuwe
staatsuitgaven gecreëerd zouden moeten worden.
De President zelf evenwel schijnt tamelijk sterk
gebonden te zijn. Het zou in dit land niet hinderen,
dat de koers binnen afzienbaren tijd toch weer wordt
veranderd. Maar het omgooien yan het roer, reeds
het ideologische en politieke alleen, om nog te zwijgen

3
November
1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

811

van het administratieve en tecimisôhe, vereischt tijd.
Daarom is het waarschijnlijk, dat de conjunctiireele.
krachtbron van de openbare uitgaven zelfs dart in de
toekomstige periode zal vertragen, wanneer het he-; grootingstekort voor het loopende jaar – tengevolge
van niet voldoende verminderde uitgaven en niet
overeenkomstig de aanslagen stijgende ontvangsten
– boven de raming van
$418
millioen zou uitgaan.

Zijn particuliere investeeringen nog te calculeeren?
Daar nu echter de Staatsinvesteering als conjunc-
tuurdynamische bron in de eerstvolgende periode zal
verzwakken en de invloeden van een eventueele ver
sterking zich op zijn vroegst in de tweede helft van

1938
zouden kunnen vertoonen, schijnt het be-
langrijker en actueeler te zijn, zich met cle vraag
bezig te houden, hoe het met de aanvaarding der con-
junctuurerfenis door het particulier initiatief is ge-
steld. Wij hebben aangetoond, dat het aan belangrijke
en voor de particuliere ondernemers aanlokkelijke
investeeringsreserves in de Amerikaansche economie
niet ontbreekt. Haar verwerking zou het mogelijk
maken, de conjunctureele opgang in de Amerikaan-
sche economie nog ean reeks van jaren – ongeveer

tot
1940
of
1941
– voort te zetten. Maar in een
situatie, waarin het niet meer uitsluitend gaat om
het vraagstuk van de conjunctureele dynamiek, maar

om de
wijziging van de structuur,
waarbij het pro-
bleem van het behalen van winsten bijna achter het
1)rohleem der winstverdeeling schijnt te zijn terugge-
drongen, is de bereidvaardigheid tot optreden ve.n
het particulier initiatief niet meer uitsluitend afhan-
kelijk van de aanwezigheid van investeeringsreserves.
Het is ook de vraag – en dit is een vraag, die par-
ticul iere ondernemers zichzelf tegenwoordig niet
alleen in de Vereenigde Staten, maar bijna overal ter wereld stellen – hoe het met
de verhouding
tas-

schen kans en risico
tusschen opbrengsten en kosten
gesteld is, en w’elke mogelijkheden, eventueel bezwa-
ren, zich voor nieuwe particuliere investeeringen in
grooten omvang zouden kunnen voordoen.
In beide opzichten zijn investeeringen ook in vroe-
gere hausses in Amerika en elders, in het bijzonder op het tijdstip van een zoo ver gevorderd conjune-
tuurverloop als thans in Amerika is bereikt, dik-
wijls onjuist gecalculeerd. Dat leverde dan tijdelijke
of ook definitieve onjuiste investeeringen
01),
die tot

de oorzaken van de cyclische ommekeer van de con-
junctuur behoorden en wanneer zij zeer omvangrijk
waren, den ernst van de crises aanzienlijk verscherp-
ten. Thans is de stand van zaken voor het particulier
initiatief echter zoodanig, dat de rationaliteit en
rentabiliteit van nieuwe investeeringen bijna niet
meer te calculeeren
zijn.
In vroegere
tijden
vergisten de ondernemers zich
bij hun calculaties dikwijls, doordat zij de autonome
conjunctureele cumulatie verkeerd taxeerden. Men
wist niet, hoe snel en hoe hoog de bonen, de rente,
de grondstoffenprijzen en de afzet zouden
stijgen
en
welke invloed deze stijging
0])
de calculatie der in-
vesteeringen zou hebben. Thans, d.w.z. in een stadium,
waarit nog geen evenwichtige stelselihatige econoinie
bestaat, weet men dit nog niet, maar men weet boven-
dien ook nog vele andere dingen niet. Zoo kan geeii
enkele onerneme.r thans vooruitzien, op welke wijze
de Staat in det vorm van wetten, adninistratieve
maatregelen enz. in de economie en in cle structuur
van, industrieën zal ingrijpen.
In het bijzonder in Amerika is deze onzekerheid
zeer groot, omdat bij een duidelijk zichtbare neiging
tot staatsinterveutie van een evenwicht der politieke,
economische, juridische en sociale machten, die er
over beslissen, hoe ver dit ingrijpen zal gaan en van
welke middelen zij zich zullen bedienen, geen sprake kan zijn. De ondernemers zijn, gelijk in den loop van
deze’n zomer hij de staking hij de onafhankelijke staal-maatschappijen is gebleken, in dit land ook thaims nog
hij machte arbeidsconflicten te winnen en daar zelfs den steun van ‘de openbare meening voor te verkrij-

gen. Het is ook mogelijk, dat deze of gene op het
economisch «leven betrekking hebbende wet door de
openbare meenin, ja zelfs door den invloed der on-
clerneme’rs onmogelijk werd gemaakt of door het
1-Iooggerechtshof, nadat zij reeds van kracht was ge-
worden, weer wordt opgeheven. Maar •waa,r de “lijnen
van den geringsten weerstand ‘en de sterkste aanvals-
kracht liggen en iii de toekomst zullen liggen, kan
niemand voorspellen, omdat in dit land niet gelijk
hijv. in Engeland een traditioneel gegroeide politieke en economische structuur bestaat, maar een uit ratio-
nalisme en irrationeele conservatieve traagheid
samengesteld systeem, dat thans echter in verande-
ringstoestrnd, zon niet in ontbinding verkeert
1)

In zeker opzicht hebben zelfs de ondernemers in de
staatssocialisti che dictatuu rlanden het gemakkelijker
clan de Amerikaansche. llurt wordt gezegd, wat zij
te investeeren en niet te investeeren hebben. De loo-
nen zijn hun gegarandeerd, grondstoffen en kapitalen
worden hun verstrekt. Het is een zeer beperkt arheids-
veld, waarop hun initiatief zich ken ontplooien, maar
met de geringere kans is ook hun risico evenredig ge-
ringer geworden. In Amerika verbiedt of belooft geen
enkele autoritaire instantie de ondernemers iets. Zij
zijn schijnbaar geheel vrij, maar in werkelijkheid af-
hankelijk van een systeem van gebondeuheden, dat eerst in wording is en waarvan nog niemand de ge-
steldheid kent.

Stelselmatige economische en sociale politiek be-
langrijker dan uitgav enpolitiek?
Thans nog, in dit wordings- en overgangsstadiuin,
liggen in Amerika sectoren en krachtvelden van de
sterkste en meest starre staatsinterventie plotseling
naast domeinen van vrije economie, waarin nog on-beperkte concurrentie heerscht.
11 orizontale
kartel-
len, trusts en prijsovereenkomsten zijn door de ,,old
fashioned” antitrustwetten evenals vroeger ten
strengste verboden. Daarentegen wil een wet betref-
fende fair tracle prijsafspraken in
verticale
richting,
d.w.z. tusschen voorthrengers, groothandelaren en
detaillisten, afdwingen en in het bijzonder bij merk-
artikelen een volledige prijsbescherming invoeren. Roosevelt’s koers is ten opzichte van het vraagstuk
van het staatsinterventionisme ondanks herhaalde veranderingen in de middelen en in de tactiek van
het begin af steeds dezelfde geweest. Juist echter om-
dat het Hooggerechtshof en dikwijls ook de politieke
oppositie – dat is in zijn tweede amhtsperiode voor
namelijk de oppositie in zijn eigen partij – hem dit of
dat wapen uit de hand sloegen, dezen of genen weg afsloten, juist daarom i het’ voor de Amerikaansche
ondernemers zoo onberekenbaar geworden, te weten
en vooruit te zien, welken weg zij tenslotte naar, hun
doel zullen vinden.
Het komt er voor het effect van zijn politiek en
haar invloed op de particuliere economie ook in het
geheel niet op aan, of zijn plannen goed gefundeerd
en weloverwogen zijn, maar slechts hierop, of hij ge-
luk en kracht genoeg bezit en in de toekomst zal
bezitten, om ze ten uitvoer te brengen. Dat is echter
tot dusver vrijwel steeds het geval gëweest. De Presi-
clent heeft echter niet altijd, den laatsten tijd eigen-
lijk nog slechts zeiden, geluk gehad maar ook Waar hij pech had, onhandig en dikwijls dwaas operee’de,
kon hij tenslotte toch bijna steeds ijn doel, bereiken.
Zijn politiek was er van het l)eifl af op gericht, niet
alleen de crisis te overwinnen, maar tevens de struc-
tuur te veranderen. Het was hem niet alleen om côn-
junctureele dynamiek, op vergrooting der activiteit
en der winsten, maar ook om vè.rstrekkencle verande-
ring van de winstverdeeling te doen.
Thans na een kennismaking gedurende bijna vijf
jaren met zijn persoonlijkhèid en zijn politiek heeft
men den indruk, dat hem deze sructureleverande-
1)
i)aarom vergissen ‘zioh juist dc zoogenaamde ,,oudste en beste kenners” van de Anierikaicnsohe omstandigheden
zoo vaak
in
hun oordeel over de ontwikkeling van essen
.tiee]e quaesties in de Vereen.igde Staten.

812

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 November 1937

ringen nader aan het .hart lagen (lan de overwinning
van de crisis alleen. Uitavenpo1itiek, d.w.z. de aan-wending van vele milliarden tot aandrijving van. de
conjunctuur, voor tewerkstelling van of steun aan
werkloozen, voor uitvoering van publieke werken, nu
ja, dat was een noodzakelijk kwaad, maar het was
niet de kern van zijn politiek. Deze, voornamelijk be-
lichaamd in de N.R.A. en A.A.A., was in het alge-
meen als New Deal gedacht, als nieuw spel, nieuwe
verdeeling. New Deal was voor hem niet de popu-
laire draperie van een deficitpolitiek, maar de kern
en het doel van een sociologische hervorming. Bij de
bepalingen van de N.R.A. was de looncompensatie,
die het aandeel dci’ arheidersschap in de opbrengst
van de productie zou vermeerderen, belangrijker dan
de verkorting, van den werktijd, waarvan het directe
doel was, de crisiswerkloosheid te verminderen. Bij
de agrarische wetgeving was de contrôle der produc-
tie, die ten doel had, een stabielen farmerdollar te
bereiken veel belangrijker dan de betaling van sub-
sidies ter compensatie van de gedrukte prijzen.
Het zijn juist deze dingen geweest, die in de jaren
1934 en 1935 door het Hooggerechtshof als strijdig
met de Grondwet, als inbreuk van de Bondsregeering
op de rechten der staten werden opgeheven en juist deze opheffing was het, die het particulier initiatief
in deze jaren tot zelfstandig optreden aamnoedigde,
ofschoon door de opheffing ook aan de ondernemers
belangrijke steunpunten van veiligheid en risicocom-

pensatie werden ontnomen.
Thans staat de tweede oplage van de New Deal op
het programma en nu gaat het nog bijna uitsluitend om regelingen van stelselmatige economie. De uit.
gavenpolitiek is vaarwel gezegd. De stelselmatige eco-
nomische politiek zal blijven of in eenigszins gewij-
zigden vorm aan de Grondwet, eventueel aan de stel-
lingen van het Hooggerechtshof worden aangepast.
Alle nieuwe wetten, die de administratie bijzonder
na aan het hart liggen, welke in de afgeloopen zitting van het Congres niet meer konden worden behandeld en de voornaamste strijdobjecten van de toekomstige
zitting zullen orinen, vertoonen duidelijk dezen ka-
raktertrek van stelselmatige economie.
Deze trek komt sterk tot uiting in het wetsontwerp op de landbauwcontrôle; hij is de ruggegraat van het
wetsontwerp betreffende de miniinumloonen en den
maximum werktijd; hij ligt ten grondslag aan het
denkbeeld van den President, de waterkracht van het
land in verbinding met de stichting van groote stuw
dammen en de water en bodemcontrôle (flood control
and soil conservation) tot een stelsel van staatselec-
ti-iciteitsbedrijf in acht groote districten uit te brei-
den en ter completeering van deze stelselinatige ele-
tro-economie de particuliere openbare nutsbedrijven
onder staatscontrôle te brengen. Ook is hij de as der
belastingpolitiek van de administratie, die er duide-
lijk op is gericht, de groote inkomens en vermogens
zoo sterk mogelijk te belasten, ze te nivelleeren en
daarmede een soort gedwongen kapitaalvorming ten
gunste van den Staat te ontwikkelen, de middelmatige
en lage inkomens echter te versterken en te ontzien.

Lnyman’s econony.
Wij merkten reeds op, dat de vraag van de onmid-
dellijke rentabiliteit voor het lot van de thans weer
in zijn Western-trip-redevoeringen opnieuw gefor-
muleerde Planwirtschaftsdenkbeelden van den Presi-
dent niet de beslissende rol zal spelen, ofschoon hij
zelf niet alleen aan hun superieure rechtvaardigheid,
maar ook aan hun economische waarde gelooft ‘). Vaklieden zullen tegen den President aanvoeren en
hebben reeds tegen hem aangevoerd, dat de verspil
ling van de nationale hulpbronnen in den tijd van
het kapitalisine zelfs in Amerika, waar zij tijdelijk
vrij groot was, toch niet zoo verschrikkelijk is ge-

1)
De President zal niissch.ieu weldra het begrip laymaim’s
econoiny ten doop houden, gelijk hij reeds de begrippen
Iayinan’s begrootimig en layman’s constitutie heeft inge-
voerd.

weest ads de voorstanders van stelselmatige economie
het nu willen laten voorkomen. Er zijn bijv. zeer
ernstige agronomen, die van meening zijn, dat de
ongebreidelde onthossching in den kolonisatietijd lang
niet de ernstige roofbouw is geweest als hoedanig zij
graag wordt voorgesteld, omdat slechts door deze ont
bossching de noodige ruimte voor landbouwterrein
kon worden verkregen en het oerwoud voor systema-
tische houtcultuur toch niet geschikt zou zijn geweest.
Financieele experts zullen er daarentegen den Pre
sident op kunnen wijzen, dat de schuldvermeerdering
alleen van den Staat met $ 17 milliard in den loop
van een enkele crisis ook niet bepaald een zorgvuldige
behandeling van de hulphronnen van het land ge-
noemd verdient te worden. De electriciteitsvaklieden
zullen het argument kunnen aanvoeren, dat electrici-
teit uit kolen, gelijk tegenwoordig algemeen wordt
erkend, meestal goecikooper komt te staan dan dec
triciteit uit water
1).
Sceptici daarentegen zullen mis-
schien zelfs de vraag stellen, wat hevloeiing en dec-
trificatie van tot dusver verwaarloosde gebieden en
de daardoor mogelijk geworden vergrooting der oog-
sten voor waarde heeft, wanneer reeds thans in goede
oogstj aren gedeelten der landbouwproductie door be-
perking van de bebouwde oppervlakte of opslag van
de markt weggeorganiseerd moeten worden.
Dit mag allemaal juist zijn, maar het komt daar
niet in de eerste plaats op aan. De particuliere econo-
mie had haar wijze van zuinigheid en van verkwis-
ting, de stelselmatige economie zal haar eigen vormen
van zuinigheid en stellig ook van verkwisting en on-
juiste investeeringen ontwikkelen. Het belangrijkste
is, dat de drijfkracht, die thans in Amerika het meest
actief is, uit den sector van het interventionisme
komt en gericht is op regelingen van stelselmatige
economie. Het nuchtere rekenen, gelijk de particu-
lier-economische vorm der ondernemingen het ver-
langt, heeft tegenwoordig niet zoozeer het oor der
openbare meening als het dynamische construeeren.
Natuurlijk is ook thans Wallstreet nog een macht
in dit land, omdat van zijn tendensvorming sterke
invloeden in positieven of negatieven zin op de econo-
mie uitstralen. Maar als ideologie is deze macht op
het oogenblik tot een tamelijk diep punt gezonken.
Toen eenige maanden geleden de wet tegen de tax
avoidauce in het Congres werd doorgedreven, een ,wet,
die technisch vrij slecht in elkaar zat, en in het bij-
zonder de pèréoonlijke holdingmaatschappijen veel
zwaarder belastte dan de particuliere kapitaalbezit-
ters, werd zij in beide huizen met bijna algemeene
stemmen, d.w.z. ook met instemming van de repu-
blikeinsche senatoren en afgevaardigden, aangenomen.

Geen even.wicht tusschen kans en risico.
Ten dccle kan deze antipathie van groote groepen
der bevolking en politici jegens het mobiele groot-
kapitaal hieraan te wijten zijn, dat de ‘herinnering
aan de iloover-ad,ministratie, waarin volgens veler
meening de politiek van het ,,laissez faire” zoowel in
de conjunctuur als in het bijzonder in de crisis in
ruime mate heeft gefaald, nog steeds doorwerkt. Ten
dccle kan zij ook hiermede verband houdeh, dat de
groote industrie en de haute finance in de politiek
van de New Deal, de herverdeeling van het sociale
product, niet slechts de onoverwogen experimenten,
maar ook de rechtvaardige sociale verlangens bestrij-
den, waarvan de vervulling in de Vereenigde Staten
reeds lang noodig zou zijn geweest.
De starheid op beide fronten, dat van de onder-
nemers en de arbeiders,, tracht de administratie nu
met een buitengewoon groote elasticiteit te overwin-
nen. Zij demonstreert weliswaar haai- algemeene rich-
ting, die tot een herverdeeling der opbrengsten moet
leiden, maar zij zegt niets hepaalds over de afzonder-
ljke étappes en de middelen,, waarmede zij deze
Stappes denkt te bereiken.
1)
Het Committee of lJt’ility Executives of the PrJvate
IJ’t’il’ities of the ‘U.S.A.. ‘heeft daarvan onlangs ‘het bewijs
geleverd.

3 November 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

813

Misschien, zelfs waarschijnlijk, zal eens weer een
tijd komen, waarin de speelruimte van het particulier
initiatief sterker en duidelijker ten opzichte van de
teudenzen tot economische en sociale stelselmatige or-
dening begrensd zal zijn. Thans is deze begrenzing
niet aanwezig eh op grond van de ‘tegenwoordige poli-
tieke en economische krachtsverhoudingen misschien
ook niet mogelijk. Daardoor is een situatie ontstaan, waarin het particulier initiatief niet de mate van vei-
ligheid, niet de congruente verhouding van kans en
risico kan worden gewaarborgd, die het noodig heeft,
om nieuwe investeeringen op groote schaal ter hand
te nemen en de leiding der conjunctuur tot zich te
trekken op het oogenblik, waarop de Staat de bereid-vaardigheid toont, in de openbare investeeringen een contractie aan te brengen. Om een werkelijk afdoen-
de verschuiving van staats- naar particulier initiatief
ie laten plaats hebben, zouden andere en verder strek-
kende beveiligingen en prikkels noodig zijn dan de
onlangs door de federale reservebanken aangekondigde
vergemakkelijking in de disconteering van wissels
van het particuliere bedrijfsleven.

Kringloop van bonen en prijzen.
‘Groote investeeringen op het gebied van de parti-
culiere industrie zouden echter op het oogenblik niet
alleen
mogelijk
zijn omdat aanzienlijke investeerings-
reserves in zeer vele industrieën aanwezig zijn. Zij
zouden ook
noodig
zijn om de kostenrelaties vrij te maken van de verstarring, waarin zij thans dreigen
vast te raken. Rooseveits conceptie, die het uitgangs-
punt van de New Deal vormde, wortelde, gelijk be-
kend, in de opvatting, dat voor een tamelijk lang tijd-
perk een toestand van over-investeering en over-
capaciteit bij de productieniiddelen bestond, die bij
gebrek aan voldoende koopkracht bij de consumen-
ten de groote economische depressie had ontketend
i),

De politiek van den President was er derhalve op
gericht, de koopkracht van de consumenten zoodanig
te versterken, dat zij om zoo te zeggen in het te groote
productie-apparaat kon groeien. Zelfs indien deze
conceptie in het jaar 1933 juist zou zijn geweest, is
zij toch na vier jaren actieve conjunctuurpolitiek,
die voornamelijk op versterking van de koopkracht
der massa was gericht, onjuist geworden. Thans zijn de productie-installaties bijna in geen enkele indus-
trie meer te groot. Waar vernieuwingen plaats von-
den, dienen zij – afgezien van een aantal z.g. nieuwe
industrieën – voornamelijk slechts ter modernisee-
ring van verouderde installaties, niet tot sterke ver-
grooting der capaciteit.
Het gevolg van den toestand, dat in de meeste
industrieën de grenzen der capaciteit het laatste jaar
ten deele bereikt, ten deele bijna bereikt waren, moest
echter dit zijn, dat in de tegeuwoordige conjunctuur
de
prijsspanningen
een ongewenschte scherpte aan-
namen (waartoe ook de invloed van de Engelsche
bewapening bijdroeg). Wanneer de bedrijven niet ten
volle gebruikt zijn, zullen zij er naar streven, hun
afzet te vergrooten en er van af te zien, prijsverhoo
gingen in te voeren, die het bereiken van dit doel
niet anders dan zouden bemoeilijken. Bereikt echter
de afzet ongeveer de maximum-grens, clan zal de ten-
dens tot prjsverhoogingen toenemen, te meer omdat
dan de mogelijkheid, door kostenvermindering de op-
brengsten te verhoogen, feitelijk is uitgeput.
De prjsverhoogingen, die het gevolg van een der-
gelijke situatie zijn, maken het levensonderhoud
van de massa duurder. Daaruit vloeien eischen tot
loonsverhooging voort, die weer de kostprjzen der
ondernemingen doen stijgen, zonder dat wegens het
ruime gebruik van de productiecapaciteit de moge-
lijkheid bestaat, deze kostenverhoogingen uit de loon-

1)
Deze conceptie vormde ook
het uitgangspunt voor de
op zichzelf moeilijk begrijpelijke wet op de heffing vn
onverdeelde winsten, die de uitbreiding der bedrijven dooi
eigen financiering moest bemoeilijken en de winsten zoo-
veel mogelijk aan het consuniptiegebied ten goede laten
komen.

sfeer door kostenvermindering met behulp van ver-
grooten omzet te compenseeren. Prijsverhoogingen en
loonsverhoogingen komen daarmede in het proces van
wederkeerige opdrijving, dat thans ook de inflatori-sche geldvermeerdering in de Amerikaansche prijs-
structuur virulent maakt, nadat zij in de jaren van
de nog niet geschiede volledige benutting van de
capaciteit tamelijk latent was gebleven. Karakteris-
tiek voor dezen kringloop der spanningen is het feit,
dat de Amerikaansche automobielfabrieken voor het
eerst weder de prijzen van hun wagens hebben ver-
hoogd en dat zelfs Henry Ford zijn principe van
voortgezette prjsvermindei-ing ontrouw moest worden.
Dat is de situatie, waarin de Amerikaansche econo-
mie verkeert. Zij zou verzacht kunnen worden, wan-
n.eer de Am’erikaansche industrie er in ruime mate
toe zou overgaan, haar capaciteit uit te breiden, om
daarmede de prijsspanningen van de zijde van het
grooter aanbod uit te overbruggen. In, ,normale con-
junctuurperioden” zou dat reeds lang zijn gebeurd,
thans blijft het achterwege, omdat de bedreiging van
onbepaalde, noch in haar aard, noch in haar omvang
te voorspellen interventie van staatswege de calcula-
tie van nieuwe investeeringen buitengewoon bemoei-
lijkt, zon niet onmogelijk maakt. Volgens recente
berichten hebben de meeste Amerikaan,sche indus-
trieën
zelfs de
matige uitbredingsprogrammas
die
zij in den loop van den zomer hadden geprojecteerd,
nog verder beperkt
omdat de terugslag ter beurze
niet alleen de financieringsmogelijkheden, niaar ook
de commercieele vooruitzichten in een te onzeker
licht hebben geplaatst. Maar de terugslag ter beurze
staat niet op zichzelf, doch is de resultante van een
situatie, waarin de staatsinvesteering haar einde
nadert, terwijl de particuliere investeering om de
hierboven beschreven redenen geen grootere ruimte
durft te nemen. Dr.
FEUIX PINNER.

AANTEEKENINGEN.

Kan de wereidwelvaart gehandhaafd worden?

Is de huidige inzinking op bepaalde gebieden van
het economisch leven van voorbijgaanden aard, of
schuilt er iets ernstigers achter den toestand van
onzekerheid der laatste weken?
Dat zich in de Vereenigde Staten een zekere terug.
gang zal voordoen is niet onwaarschijnlijk, en zelfs
niet ongewoon, wanneer men de ontwikkeling van
de conjunctuur na den oorlog eens nagaat. De Ver-
eenigde Staten immers geven een duidelijk beeld
van de cyclische beweging niet een periode van 3
4 jaar, die haar toppen had in 1920, 1923, eind 1926
en 1929.
Wanneer nu het herstel in 1933 als een dergelijk
verschijnsel beschouwd mag worden, dan is het in
overeenstemming met de ervaring, dat een iieuwe
top begin 1937 gepasseerd werd (pim. 34 jaar later).
Het is nu de vraag, of de crisis op de effecten-
en goederenbeurzen van de laatste weken, die een
gevoel van onzekerheid en nervositeit demonstreert,
dat zeker niet alleen toe te schrijven is aan de crisis
in de internationale politiek, doch ook aan een stag-
natie en teruggang in bepaalde takken van het econo-
misch leven, het begin zal zijn van een depressie
van het ,,onschuldige” soort (zooals die van 1924 en
1927), dan wel van een ,,major depression”.
In een Supplement van Svenska 1-landelsbanken’s
Index van October 1937
1)
gaat Prof. B. Ohlin deze vraag na en noemt hij een aantal factoren, die op
de ontwikkeling der huidige situatie van invloed
kunnen zijn.
De productie heeft zich tot nu toe nog vrij goed
kunnen handhaven, en voor een voortgezette welvaart
van eenige jaren zijn nog voldoende voorwaarden aan-
wezig. Toch zal een teruggang gedurende de komende
winter moeilijk te vermijden zijn; of deze evenwel

t)
Can World :Prospei-ity be inaintained?

814

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 November 1937

zal ontaarden in een ernstige depressie, staat geens-
zins vast.
Veel zal afhangen van de ontwikkeling in Frank-
rijk en de Tereenigde Staten, waar nog niet een toe-
stand van werkelijke welvaart werd bereikt.
‘T
an
t

het is waarschijnlijk gemakkelijker het economisch
leven een stijgende curve te doen volgen (na een
periode van aarzeling of lichten teruggang), in een
land, dat nog geen langdurigen boom gekend heeft,
dan in die landen, waar dit wel het geval is (zooals
hijv. Engeland en de Scandinavische landen). –
T
anueer
meji er in zou kunnen slagen, een her-
nieuwde opgaande beweging van productie en handel
in de Vereenigcle Staten en Frankrijk eenigen tijd
gedurende 1938 tot stand te brengen, dan zou dit
voor de komende jaren een grooten steun aan cle con-
junctuur ook in andere landen geven.
Deze sleutelpositie van de Vereenigde Staten en
Frankrijk in de momenteele wereldconjunctuur,
brengt voor deze landen een groote verantwoordelijk-
heid met zich. Daarom is het van belang na te gaan
wat de voornaamste economische problemen zijn,
waarmede beide landen te worstelen hebben, en in
welke richting mogelijkheden voor een oplossing van een stabiele ontwikkeling gelegen zijn.

Frankrijk.
Hier is de ontwikkeling in de laatste 3 jaar
niet bijzonder gunstig geweest. Veel te laat vond

hier een devaluatie-proces in 2 étappes plaats, dat
toch nog niet het gewenschte evenwicht bracht. Het
nationale inkomen was door de deflatie-politiek te
zeer aangetast om voorshands voldoende belastingen
op te kunnen brengen. 1-Jet begrootingstekort bleef

zoo bestaan.
De concurrentie-kracht van de Fransche industrie
was sterk verminderd door de voortdurende loons-
vérhoogingen en sociale maatregelen. Deze factoren
waren oorzaak, dat het vertrouwen uitbieef en het
naar het buitenland gevluchtte kapitaal niet terug-
keerde. Ook de handelsbalans werd steeds ongunstiger.
Dit alles maakte een derde devaluatie noodig in
het begin van den herfst van dit jaar.
De concurrentie-kracht van- de industrie is daar-
door zeker hersteld, tenzij de kosten weer belangrijk stijgen. Het vertrouwen heeft zich tot op heden ech-

ter nog niet hersteld. –
Het budgetvraagstuk is va.n groot belang. Ook
het door Prof. Ohlin geschatte nationale inkomen
over 1938 zou nog niet voldoende zijn om cle hooge
lasten van den dienst der publieke schulden en oven-
gé uitgaven te dragen. Om hierin verbetering te
brengen zou een zeer sterke productie-uitbreiding
noodig zijn. Voorwaarde hiervoor zijn: gelijkblijvende

productie-kosten. De stijgi.ng
van de kosten van
levensonderhoud heeft evenwel de tot stand gekomen
loonsverhoogingen van den laatsten tijd vrijwel, ge-compenseerd, zoodat in het belang van den socialen
-vrede een nieuwe verhooging onvermijdelijk schijnt. Een belangrijke verlenging van de arbeidsweek zal
noodig zijn, ook al omdat er in vele industrieën ge-

brek aan geschoolde arbeiders is.
Zoo men geen officieele invoering eener 45-urige
werkweek wil, zou zulks ook te bereiken zijn met een
gemakkelijke regeling der over-uren. Voorts zou cle
efficiency van de produgtie moeten worden opge-
voerd door het invoeren van nieuwe machines..
Aan de samenwerking tusschen werkgevers en
werknemers ontbreekt in Frankrijk echter nogal wat.
Ook heerschen er vele foutieve opvattingen over deze
materie in Frankrijk. Zoo kan men hijv. geen hoogeren
levensstandaard krijgen door een kortere werkweek
zonder gelijktijdige verhooging der productie per uur.
De winsten over 1934 en 1935 waren niet van
dien aard, dat men ten koste daarvan een belang-
rijke loonsverhooging zou kunnen doorvoeren. Vermindering van vaste kosten zou slechts bereikt
kunnen worden door opvoeren van den omvang der
– productie, via – over-uren en toegenomen efficiency.

Het groote probleem is, dat de koopkracht moet
worden opgevoerd. Dit is niet, zooals velen in Frank-
rijk meenen, te bereiken door loonsverhooging. Er
moet een stijging van vraag en koopkracht gecreëerd
worden,
niet
begeleid door hoogere kosten. Bijv. door
publieke werken, clie zoodanig gefinancierd worden,
dat de particuliere industrie haar eigen leeningen en
investeeringen niet vermindert. –
De openbare meening in Frankrijk is er echtem
van overtuigd, dmtt de Staat het leenen moet staken,
zoodat de uitvoering van bovengenoemde w’erken zal
nioeten wachten, tot het herstel goed op gang is.
Ook aan het Fransche helasti ngsysteem schijnt
nogal wat te haperen. Ondanks de verhoogingen van
Minister Bonnet vielen de inkomsten tegen, terwijl
toch het prijsniveau belangrijk gestegen was.
Voorts zou het aanbeveling verdienen de contin-
genteeningen, die een element van de voorheen ge-
volgde defiatie-politiek uitmaken, op te heffen.
Frankrijk zou dan, wat zijn export betreft, een –
betere behandeling door het buitenland kunnen ver-
wachten. Tevens zou de stijging van de kosten van
levensonderhoud geremd worden en daarmee een be-
langrijke loonstijging gemakkelijker te voorkomen zijn.
Zou Frankrijk niet geneigd zijn of er niet iii
slagen de hoven ontwikkelde politiek te voeren, dan
zou een hernieuwde depreciatie van het ruflmiddel
noodig zijn.
De gevolgen hiervan voor de wereldgeldmarkten
die zich in den laatsten tijd weer in een, zij het be-
trekkelijke, stabiliteit mogen verheugen, zouden zeer
ernstig kunnen zijn.

De Vereenigde Staten.
Er is alle aanleiding toe, om hier van een radicale
verstoring van het e3onomisch leven te spreken. Men
denke aan de beurzen en goedereamarkten, den han-
del en de industrieele en houwbedrijvigheid.
Wijst dit alles evenwel op de komst van een
,,major depression”?
Tegen deze opvatting pleiten een aantal gunstige
factoren, zooals de nog steeds aanwezige groote vraag
naar nieuwe en reparatie van oude gebouwen, naar
spoorweg-installaties en een uitbreiding van de capa-
citeit der public utilities. Van over-investeering is
voorts in vrijwel geen enkelen belangrjken bedrijfstak
sprake, terwijl de c.redietiituatie nog betrekkelijk
gunstig is.
Wat verklaart evenwel cle stagnatie in het herstel-
proces en de bljkhare komst van een teruggang van
een of andere sort?
Volgens Prof. Ohlin heteekent de vraag namtr duur-
zame goederen, dw.z. de werkelijke investeering, de
sleutel-positie met betrekking tot de conjunctuur.
hij toont op grond van eenige theoretische be-
schouwingen aan, dat het hier vooral gaat om -de
duurzame p.roductiemiddelen, waarvan de vraag
vordt heheerscht door de winstverwachtingen. Eenige
percenten meer of minder oefenen in dezen een be-
laugrijken invloed uit. Veel minder zal de invloed
hiervan zijn op de vraag der consumenten.
hoe is het nu met deze winst-verwachtingen -ge-
steld in de Vereeigde Staten in cle verschillende
bedrijfstakken? – –

De bouwbedrijvighe-id.
hierin is een ormmiskenhare daling te constateeren. –
liet is een bekend feit, dat men nu eenmaal geen
nieuwe huizen gaat bouwen, wanneer •de huren, die
berekend zijn
01)
het dekken -van rente en afschrij-
ving, te hoog zijn voor cle draagkracht-val) het publiek.
Voorheen waren het vaak de hooge rentevoet- of
andere crediet-belem meningen, die nieuwe investee-
ringen bemoeiljkten. Ook de hooge prijzen van he- i
paalde kap itaaisgoederen varen in zekeren zin oorzaak.
Thans is het crediet in de Vereenigde Staten vrij
overvloeclig; de ,,hottle neck” is nu voornamelijk het
aanbod van bepaalde materialen en geschoolden arbeid –

van bepaalde typen. –

3 November 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

815

De hooge bouwkosten worden vooral veroorzaakt
door: 1. de hooge materiaalprijzen (ontstaan door
den herbewapeningsboom in Europa en door verhoogde
bonen in de bouwniaterj alen-fabriceerende i ndus-
trieën); 2. het streven naar te hooge winsten per een-
heid product; 3. (vooral) de stijgende bonen op de
bouwvak-arbeidsmarkt (verkregen, doordat de ge-
schoolde bouwvakarheiders schaarsch zijn tengevolge
van de langdurige depressie).
De huren stegen niet overeenkomstig deze bouw-
kosten. Naast de hooge bouwkosten zelf, hield ook de
onzekerheid aangaande hun ontwikkeling, door het
risico van arbeidsconflicten ontstaan, velen van het
bouwen af.

De Spoorwegen.
Hoogere bonen, belastingen en materiaalonkosten
hebben vooral gedurende het laatste kwartaal de net-
to-winsten sterk aangetast. Hierin zal slechts verbe-
tering te brengen zijn door tariefsverhooging gepaard
gaande met vervoerstoeneming tengevolge van een
algemeen economisch herstel.
De daling van de spoorwegwinsten enateriaai-
aankoopen is een van de belangrijkste factoren, die den
teruggang van de laatste paar maanden verklaren.

De goederenma.rkten.
In het begin van dit jaar was hier sprake van een
zekere overspeculatie, vnl. tengevolge van •de her-
bewapening, die verwachtingen wekte omtrent
schaarschte van bepaalde goederen en aldus tot het
opstapelen van groote voorraden leidde.
Deze gang van zaken kwam op een voor Amerika
zeer ongunstig moment; het herstel was daar nogal
kwetsbaar.
Niet alleen stegen de prijzen tot een onrustbarende hoogte, waardoor belegging minder voordeelig werd,
maar ook de overspecubatie, die volgde, leidde tot een
terugsiag.
Het breken van een speculatieve golf brengt, zoo-
als bekend, een sterke prijsdaling met zich, die eer-
der de voorraden doet verminderen dan tot nieuwe
aankoopen leidt.
De gewone teruggang van de in 1936 vrij hoog op-gevoerde productie der textiel- en schoenenindustrie,
versterkte de onzekerhei.

De monetaire politiek.
De verscherpte terugslag in dit voorjaar, de ver-
hooging van de reservepercentages op een moment,
dat een – opleving meer crediet vroeg en kreeg, deed
vele memher banks staatsobligaties verkoopen. De
koersdaling veroorzaakte een algemeene stijging van
het rehte-niveau op langen termijn met meer dan
een
Y2
pOt.
De houding van d2 financieele wereld t.o.v. de
Capital gains tax en de regeling van cle kapitaal-markt door de S.E.C., is moeilijk te beoordeelen.
Teekenend is evenwel de vermindering van de uit-
gifte van nieuwe obligaties en aancieelen.

Het risico van een ernstige depressie.
Bovenstaande factoren, alsook eenige gunstige (o.a.
toegenomen koopkracht der landbouwers, die even-
el voor 1938 al veer lager geschat wordt’)), doe.n
een zekeren teruggang in den komenden winter ver-
wachten. Dit ktn de ,,adem-pauze” zijn, die Amerika
elke 3 á 4 jaar ervaart.
Velen wijzen de mogelijkheid van een lange en
ernstige depressie af, op grond van het goedkoope
-en overvloedige crediet
2),
alsmede het ontbreken van
ôverinvesteering, gedachtig aan 1929.

‘) De Telegraaf van 2 Nov. 1937.
2)
Op dezen kant wordt ook geveJc4i in -het weekbericht
van 27 Oct. ji. van ht ,,Institut fürKonjunkturforschung”
te Berlijn. De. conclusie van dit Instituut is-. ,,Mit dern
all soli selbvtvei

sttn-cllieh night gesagt sein, dasz die
Baisse keine Störung des Konjunktur-ablaufs darstelit.
Aber -die G-e-fahr, d:isz die Wirtsohaft obwohl sie ,,an sich”
durehaus nooh eines we-iteren Aufsohvungs fithig viirc,
durch den ,Eiurszusan,menbruoh iii ciiie Krise gedringt
i-ei-.den könnte, ist kaurn grosz.”

Onzekerheid aangaande de overheidsmaatregelen –
t.a.v. de beurs heeft reeds tot belangrijke reacties
geleid. Een toepassing van meer soepele marge-voor-
schriften (vooral bij dalende markt, waarbij de kans
op nog grootere daling geringer wordt), zou zeer
gewenscht en ook rationeel zijn.
Wallstreet kan men als den primairen factor beschou-
wen, die thans een zekere ,,wait and see”-houding in
de Vereenigde Staten schept. Daarnaast komt als
secundaire factor de vtees voor verdere overheidsbe-
moeiing met het economisch beven (bijv: de ,,wage
and hours legislation”) ‘).

Merkwaardig is, dat vrijwel alle financieele krin-gen thans een begrootingsevenwicht verlangen, ter-
wijl toch het leenen van de Regeering in de afgeboo-pen periode de stijging der koopkracht van het Ame-
rikaansche publiek sterk gestimuleerd en daardoor
het herstel van de laatste vijf jaar zeer versneld
heeft, ondanks de vrees van velen, die deze politiek
als ongezond beschouwden.

Er is evenwel geen enkele reden voor om het
budget elke 12 maanden in evenwicht te brengen.
De ontvangsten zijn laag en de uitgaven hoog in- een
depressie, zoodat een eveuwichtsperiode zoowel goede
als slechte tijden zou moeten omvatten. Een even-
wicht zou dus in een tijdperk van werkelijke wel-
vaart tot stand gebracht moeten worden. Kan men
hiervan in de Vereenigde Staten thans evenwel
spreken?

liet deficit is bovendien reeds belangrijk vermin-
derd en is in het geheel niet onrustbarend.
Men zou zich kunnen afvragen, of cle overheid niet
te weinig
leent en daardoor de ontwikkeling van
het economisch beven in het komende jaar ongunstig
beïnvloed zal worden.

De publielce leeningen zijn van $ 200 millioen per
maand tot vrijwel niets teruggeboopen; voegt men
daarbij de verminderde uitgaven van spoorwegen

en
bouwnijverheid, dan zijn de teruggangstendenzen van
den laatsten tijd zeer begrijpelijk. –

Men gelooft, dat de
arbeidsmarkt
ook nog voor de noodige onzekerheid kan zorgen. De vakveeeni-
gingen verzamelen krachten voor nieuwe acties in
het komende voorjaar, waarbij ongetwijfeld ook hdo-
gere bonen ter sprake zullen komen met een beroep
op de publieke opinie voor het stimuleeren der pro-
ductie door vergroote koopkracht. –

Dat dergelijke pogingen in het hêgin van 1938 wel
hééb ongewenscht zijn, behoeft geen hetoog, wanneer
men nagaat, dat de toch al lage winstverwachtingen
door een hernieuwde ongunstige beïnvloeding de in-
vesteeringen totaal zouden doen stagneeren. –
Ondanks groote werkloosheid ii er in Amerika
vrijwel geen surplus aan geschoolde arbeidtkrach

ten.
De resteerende werkloosheid wordt dus allerminst ge-
holpen met een werktijdsverkorting. Integendeel, er
zal een grootere werkgelegenheid voor de ongeschool-
den ontstaan, wanneer de geschoolde arbeid op een of
andere wijze zou kunnen worden opgevöerd. –

OoIc de
agrarische toestand is
e2n bron -van onze-
kerheid. Slechts maatregelen t.a.v: overproductie,
zooals reeds door de Secretary

of Agriculture *er-
den voorgesteld, zullen het risico van prijsdaling der –
belangrijke landhouwproducten kunnen beperken. –

De kansen op een belangrjken teruggang
zijn
dus –
groot. Toch zijn er verschillende omstandigheden, dlie –
een veel gezonder beeld te zien geveil dan in 1929.
Van groote beteekenis zal zijn, welke economische
politiek
i
er gevolgd wordt.
Slaagt men erin, de herstelheweging in 1938 veer
op gang te brengen, dan zijn de vooruitzichten v6or
cle komende 5 jaar gunstig, wanneer men eenige
veranderingen van latere orde zou aanbrngen. –
Wanneer de Vereenigde Staten èn Frankrijk iich
van de in deze uiteenzetting geschetste f,aak naar

i) – Zie hierover ook -de artikelen vais ])r. Pinner in dit en in het vorige nummer.

816

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 November 1937

behooren kwijten, dan zijn de vooruitzichten van de
ontwikkeling der wereldwelvaart in de komende jaren
gunstig.
Bij dit alles aannemende natuurlijk, dat er zich
geen nieuwe groote oorlog voordoet.
Eenige wenschen op internationaal economisch
gebied blijven er vanzelfsprekend ng wel; men den-
ke slechts aan de handelsbelemmeringen (vooral En-
geland zou hierbij een groote rol kunnen spelen) en
aan het autarkisch streven van sommige landen, doch
deze schijnen niet van zoo primair belang. Gi.

Openbare werken en conjunctuurbeweging.

1

let vraagstuk, of en in hoeverre het mogelijk is
door een doelbewuste hanteering van de overheids-
uitgaven een reguleereiiden invloed op den loop
der conjunctuur uit te oefenen, staat vooral de laat-
ste jaren in het centrum der belangstelling en be-
hoort tot cle theoretisch en practisch meest omstreden
problemen van de economische politiek. De in den
loop van de komende week verschijnende 23e publi-
catie van het Nederlandsch Economisch Instituut,
t.w. Openbare werken en conjunctuurheweging door

Dr. Ir. A. Baars, is aan dit onderwerp gewijd.
Deze studie houdt zich bezig met een onderzoek,
aan de hand van verschillende feitelijke gegevens,
naar de mogelijkheid van een conjunctuurpolitiek
der Overheid, zoowel met behulp van de uitgaven
voor kapitaaldoeleinden als door andere middelen,
zoodat door deze politiek de conjunctuurschommelin-
gen in het bedrijfsleven worden verzacht.
Hoofdstuk 1 begint met een uiteenzetting van de
wijze, waarop het statistische materiaal uit de ge-
meenterekeningen van ‘s-Gravenhage is verzameld.
Alle kapitaaliiitgaven dezer Gemeente zijn gedurende

de periode 1924-1935 gerubriceerd. In twijfelachtige
gevallen, die meestal betrekking hebben op den aan-
koop van gronden, moest een keuze worden gedaan
ten aanzien van de rubriek, waaronder de uitgave
werd opgenomen. Het schoolbouwfonds, waaruit de
bouwkosten van lagere en voorbereidende scholen tot
1928 werden betaald, en dat niet op de gerneentereke-
ningen voorkomt, werd eveneens in de samenstelling
der kapitaaluitgaven opgenomen. Eveneens werden de
buitengewone inkomsten en de opbrengst der leenin-
gen getabelleerd. Door vergelijking met het nadeelige
saldo der kapitaalrekening aan het begin en het
eind van ieder jaar was hierbij een contrôle op de
vervaardigde tabellen mogelijk, daar het totaal der
inkomsten plus de verandering in het nadeelige saldo
gedurende het jaar, gelijk moest zijn aan het totaal
der kapitaaluitgave.n. Dit hoofdstuk eindigt met en
zestal tabellen, waarin de aldus berekende gegevens
zijn opgenomen.
In hoofdstuk II zijn de verschillende soorten uit-
gaven tot indexcijfers omgerekend. Deze cijfers zijn
samengesteld voor alle uitgaven, voor diezelfde uit-gaven zonder die voor grondaankoop, voor de kapi-
taalverstrekking aan de gemeentebedrijven en voor
den stratenaanleg. Behalve de uitgaven voor den aan-
koop van grond blijken alle andere een gelijksoortige beweging te toonen, en vel parallel aan de algemeene
conjunctuurbeweging, echter met een vertraging van
enkele jaren ten opzichte van die conjunctuur. De leeningen geven niet hetzelfde beeld te zien, daar
het nadeelige saldo der kapitaalrekening van jaar
tot jaar varieert. Het bedrag der nieuwe leeningen
is in de crisisjaren na 1932 sterk gedaald.
Deze indexcijfers worden in hoofdstuk III grafisch
door vloeiende lijnen voorgesteld, die volgens de
methode der kleinste vierkanten zijn berekend, om de toevallige afwijkingen van jaar op jaar te elimineeren
en de trendbeveging te bepalen. In grafiek 1 is eén
tweedegraadskromme geteekend voor het totaal der
gemeentelijke uitgaven, terwijl in grafiek 2 een meer
bevredigende benadering is gevonden door een stelsel

van twee rechte
lijnen.
De eerste lijn geldt voor de
periode 1924-1932, de tweede voor de jaren 1932-
1934. In deze grafiek is dezelfde benadering ook ge-teekend voor andere indexcijfers, die in hoofdstuk II
werden afgeleid.
Voordat tot het trekken van conclusies wordt over-
gegaan is in hoofdstuk IV het resultaat van de cijfers
van de gemeente ‘s-Gravenhage met ander materiaal vergeleken. In de eerste plaats met de kapitaaluitga-ven van de Nederlandsche gemeenten met meer dan
100.000 inwoners en met die van alle Nederlandsche
gemeenten tezamen. Ook daar blijkt eenzelfde soort
beweging dier uitgaven te bestaan, waarbij echter het
maximum in 1931 ligt, terwijl in ‘s-Gravenhage in
1932 het maximum werd gevonden. Voorts zijn ook de uitgaven der provincies voor dezelfde doeleinden
nagegaan, die eveneens dezelfde beweging vertoonen,
en de uitgaven van het Ministerie van Waterstaat en
van het Wegenfonds, waarvan het resultaat tnders is,
echter door duidelijk aanwijsbare oorzaken. Voor Ne-
derland blijkt, dat verreweg het grootste deel der
kapitaaluitgaven door de Overheid voor rekening der
gemeenten komen. Als vergelijkend materiaal worden
dan een aantal gegevens voor de Vereenigde Staten
en voor Nederlandsch-Indië vermeld, waaruit ook de
sterke beïnvloeding door de conjunctuurbeweging
blijkt.

Tenslotte worden de in hoofdstuk II berekende
indexcijfers in hoofdstuk V herleid teneinde de groote
prijsdaling na 1930 uit te schakelen. Van de herleide indexcijfers is een nieuwe benaderde kromme getee-
kend, ter eliminatie van toevallige schommelingen,
ditmaal een vierdegraadskromme, die in grafiek 4
is opgenomen, terwijl een betere benadering werd
gevonden met behulp van twee tweedegraadskrommen,
die in grafiek 5 zijn weergegeven. Thans is het zeer
duidelijk, dat 1932 nog een jaar met grooten omvang
der overheidswerken is geweest en dat de belangrijke
inzinking hierbij van 1933 dateert.
Na de analyse der verschillende gegevens wordt in
hoofdstuk VI en VII het vraagstuk van de beïnvloe-
ding der conjunctuurheweging door de overheidsuit-
gaven diepgaander behandeld. Er wordt een overziëht
gegeven van de gangbare meeningen over dit onder-
werp, en deze worden beci-itiseerd. Tevens wordt aan-
getoond, dat er weinig concrete, welomschreven voor-
stellen zijn gedaan. Het cijfermateriaal schijnt aan
te toonen, dat men geen al te hooge verwachtingen mag koesteren van de resultaten van een dergelijke
overheidspolitiek, hetgeen met behulp van de gege-vens omtrent de werkloosheid in de bouwvakken in
Nederland (grafiek 6) nader wordt toegelicht. Er
blijkt wel een zeer diepgaande indirecte invloed
van de overheidsuitgaven voor groote werken te be-
staan, die evenwel niet terstond uit de cijfers kan
worden berekend, maar de directe uitwerking van
deze werken is minder groot dan blijkbaar algemeen
wordt aangenomen. Schijnbaar wordt – de omvang der
werkloosheid door vermeerdering of vermindering van
deze overheidswerken nagenoeg niet beïnvloed.
Van de technische zijde bezien, staat men voor
groote moeilijkheden, omdat het in een periode van
bloei uiterst moeilijk is verschillende werken, vooral
wanneer het om uitbreiding van overheidsbedrijven
gaat, niet ten -uitvoer te brengen. Ook moeten d
genieenten straten voor rekening van derden aanleg-
gen, wanneer zulks door de eigenaars van den grond
wordt verlangd, en dit brengt noodzakelijk belang-
rijke uitgaven met zich mede. Men zou in een crisis
vooruit kunnen werken, maar mist dan den leidraad
der voelbare behoeften, daar men moet bouwen het-
geen eerst in een verdere toekomst noodig zal zijn.
1-let financieele schema stelt als eerste voorwaarde,
dat de overheidswerken in een bloeiperiode tot een
minimum worden gereduceerd en zooveel mogelijk de
uitstaande schulden worden gedeigd, maar technisch
kan (lat niet zonder ernstige voorbereiding, en zonder
dat men weet, wat op den langen duur de trend van

3 November 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

817

de overheidsuitgaven op dit gebied behoort t’e zijn.

Het laatste gedeelte der studie houdt zich met de
berekening van die trend bezig.

In hoofdstuk VIII worden de voorwaarden afge-
leid voor een continu evenwicht in een maatschappij
met groeiende bevolking en stijgende productiviteit, nadat deze voorwaarden eerst voor een samenleving
met constante bevolking en constante productiviteit zijn afgeleid. De eerste voorwaarde houdt in, dat de
welvaart een zekere stijging moet vertoonen, de twee-
de evenwichtsvoorwaarde verlangt een bepaalde tij-ging der investeeringen boven het niveau, dat in een
maatschappij met onveranderde productiviteit be-

staat.

In deze voorwaardenvergelijkingen worden thans
de cijfers ingevuld, die uit het statistische materiaal

bekend
zi3n
of met behulp daarvan geschat kunnen
worden. Het gaat om den groei der productiviteit in

Nederland, die door het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek is onderzocht, de amortisatie en verbetering,
bereikt door het bij amortiseering vervangen van
oudere machines door modernere, een zuiver be-
drijfstechnisch gegeven, en voorts om de verhou-
ding tot uitbetaald loon, productie en geïnvesteerd
kapitaal in het iNederlandsche bedrijfsleven. Nadat
deze gegevens in de vergelijkingen zijn ingevuld,
wordt een oplossing gevonden, die aangeeft, wat de welvaartsstijging en de investeeringen in Nederland
hadden moeten bedragen, indien er in 1926 evenwicht zou hebben bestaan tusschen productie en verbruik en
wanneer dit evenwicht in latere jaren gehandhaafd
had moeten worden. Gedurende dezelfde jaren is deze
berekening ook uitgevoerd voor de Vereenigde Sta-
ten aan de hand van de gegevens uit het Statistical
Abstract of the United States en daaruit afgeleide
gegevens. Er wordt vastgesteld, dat vooral de inves-
teeringen de bedragen, die uit de evenwichtsvoor-
waarden volgen, in beide landen zeer belangrijk over-

troffen.
Na deze berekeningen wordt het mogelijk terug
te komen op de overheidsmaatregeleu ter stabilisee-
ring van de conjunctuur, waaraan het slothoofdstuk
is gewijd. Allereerst volgt uit de vergelijkingen de
noodzakelijkheid van een nagenoeg constant prijs-niveau. Verschillende voorstellen hiervoor worden
behandeld, o.a. de denkbeelden van Prof. Goudriaan
omtrent een grondstoffenvaluta, waarop iets dieper
wordt ingegaan, in verband met de mogelijkheid cle
activiteit der valuta-egalisatiefoudsen ook tot grond-stoffen uit te breiden. Verder wordt de noodzakelijk-
heid van een contrôle en een belasting op investeerin-
gen verdedigd. De opbrengst van die belasting ware
te gebruiken ter bekostiging van overheidswerken in
een bloeiperiode, welke werken het ‘productievermo-
gen der samenleving zoo weinig mogelijk dienen te
vergrooten. Op deze wijze is cle eerste voorwaarde te verwezenlijken, dat in een bloeiperiode de overheids-
schulden in ieder geval niet toenemen, eii zoo moge-
lijk krachtig worden verminderd. Ontwikkelt zich

een crisis, dan kan de Overheid op zeer groote schaal
leenen voor diverse werken.
In verband met de technische moeilijkheden, ver-bonden aan deze manipulatie met overheidswerken,
is een ernstige en langdurige voorbereiding noodig, die in handen gelegd moet worden van een centraal
en nieuw te scheppen regeeringsorgaan. Echter zal
een coujunctuurpolitiek uitsluitend hij de uitvoering
van overheidswerken nooit succes kunnen opleveren,
indien de Overheid niet tevens tracht de algemeene
oorzaken der conjunctuurschommelingen te bestrij-den. De kracht van deze in het particuliere bedrijfs-
leven wortelende conjurictuurheweging is zoo groot,
dat de uitwerking ervan slechts weinig kan worden
verzacht door: een conjunctuurpolitiek, die zich be-
perkt tot rnanoeuvreering met de publieke werken.

De 23ste publicatie van het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut.

In den loop van deze week zal de 23ste publicatie
van het Nederlandsch Economisch Instituut verschij-nen, t.w.: Openbare werken en conjunctuurbeweging
door Dr. Ir. A. Baars. Deze studie wordt in den han-del gebracht voor
f
2.-. Voor donateurs en leden
van het Nederlandsch Economisch Instituut geldt de
verminderde prijs van
f
1.50.
Donateurs en leden kunnen zoowel bij het Secreta-
riaat van het N.E.I., Pieter de U’oochweg 122, Rot-
terdam-West (Giro No. 158477) als hij den boekhan-
del en de uitgevers bestellen. Anderen
v,itslssitencl
hij

den boekhandel en de uitgevers (De Erven F. Bohn,

Haarlem).

Vergadering Nederlandsch Economisch Instituut.

Donateurs en leden worden opgeroepen tot hijwo-
uing van de vergadering van stichters, beschermers
en curatoren op Vrijdag, 5 November 1937, te 16.30
in het gebouw van de Nederlandsche Handels-Hooge-
school, Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

STATISTIEKEN.

OPEN MARKT.

1937

II
1936
II
1935
II
1914

30

1
25130
1
18123
1
11116

26131
ij
21126
11
20124
Oct.

Oct.

Oct.

Oct. i Oct.

Oct.

Juli
Partic. disc.
11
4

11
4

11
4

114
1
1
14_
1
12
3lj2_518
3
1
1s_
3
11a
Prolong.
11
112
1
12
1
12
2
114
2314-314

2
1
14-
3
j4
Londen
Daggeld.
112-1 113-1
1
1-1
1
12_1
1
12-1
1
12

1
13/4-2
Partic. disc.
171_9/
1

17
(31_
9
(16
17
132-
9
!16
.’
7
132-
9
I16
116

I8
1I16I8
4i14_314

Berlijn
Daggeld
2
7
1s-3
1
/s
2’j-3
1
I8
211_719

2
5
18-3
251-3
3
1
3_31
4


MaandeId
2
3
14-
7
18
2
3
14-
7
/8
214-
7
/8
3
2
5
1-
7
,
3-
1
18
1

Part, disc.
2
7
/8
2
718
2
7
18
2
7
18
2
7
1-3
3
-1
18
2
1
18-
1
12
Warenw.
. .
4_11 4_11
4

4_11
4

4114
4-112
411

New York
Daggeld ‘)
1 1 1
1
1
114
_31
4

I314’2
1
12
Partic.disc.
11
11
3

11 11
114
5
116

1)
Koerg van 29 Oct. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.

AANVOER VAN GRANEN. (In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
24-30
Octoberi
Sedert
Overeenk.
4-30
October’
Sedert
Qvereenk.
193
7

1936 1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936

26.216 1.284.084 810.440
220
19.200 9.061
1.303.284 819.501
1.821
235.662 218.532

.3.375
1.976
239.037
220.508

12.281
20.605
– –
350 12.281
20.856
Tarwe

……………..

Mais ………………
1.066.978
621.348
50
127.697 124.276
1.194.675
745.624

Rogge

……………….
Boek
weit ……………….

18.009
313.289 270.103
700
12.464 19.675
325.753
289.778
Gerst

……………..
23.6
.57

458
122.911
80.161

3.180
1.675
126.091
81.836
Haver

……………….
Lijnzaad

……………
5.600
169.133
225.264
600
183.170
147.581
352.303
372.845
400
58.201
42.107


375 58.201
42.482
Lijnkoek ……………
540
33.794
31.108 200 6.645 7.646 40.439
38.754
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
905 34.338
29.539
80
6.995
1.121
41.333
30.660

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT

,
,

.

.

.
GERST.
651

kg
MAIS
Rotterdam

per 2000 kg.

74kgRussi-
R000E
TARWE
Rotterdam per 100 kg.
BURMA RIJST
Loonzein
BOTER
P

kg.
(AAS
E1mmer
EIEREN
ff•
1)
:t:aem
Gem. not.
Eiermijn

v. 27 Oa.j1.
La Plata
Locoprijs
per 100 kg.
La Plata
1)
Locopriis
eering
.

per2000 kg.
1 of 2 mnd.
of 2 mnd.
HerLNed.Ct.I_Not.
•Centr
per5okg.
.
t
%
_7_ _7_
5
1
%
t
%
f
%
%
-:–

y


ï

t
%
t
%
1927.
237,-
110,2 171,50
89,3
176,-
87,1

1
2;475
102,5
13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5 11131
2,03
98,4

43,30 95,0 7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9

13,15
108,1
12,575
100,1
13,475
99,9 6,43 98,4
IO!TIi
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0

10,875
89,4
11,275
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
106
2,05 99,4

45,40 99,6
8,11
101,1
1930•
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5

51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09
77,9
85
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72
83,8
1931
187,25
49,9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55
37,4
4,65
37,0
5,55
41,1
3,09 47,3
56
1,34
64,9

31,30 68,7
5,35
66,7
1932 100,75
46,8
72,-
37,5 77,25
38,2
4,62
5
38,0 4,70
37,4 5,22
5

38,7 2,59 39,6 5j11
1
12
094
45,6

22,70 49,8 4,14 51,6
1933
70,-
32,5
60,75
31,6 68,50
33,9 3,55
29,3
3,75 29,9
5,025 37,2
1,84
28,2
41512
0,61
29,6 0,96
20,20
44,3
3,71
46,3
1934
.
75,75 35,2 64,75 33,7 70,75
35,0
3,32
5
27,3 3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
4731

0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
z
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,125 30,6
2,07 31,7
5/8
1
12
0,49
23,
0,99
14,85
32,6 3,20
39,9
1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,27
5
35,1
5,75 45,8
6,27
5

46,5 2,19 33,5
517L12

0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,6
Jan.

1936
22
63,50
29,5
54,-
28,1
56,-
27,7 3,52
5
29,0 5,10
40,6
5,45 40,4
1,81
21,7
4/111/
2

0,57
27,6
0,95
16,80
36,9 4,04 50,4
Febr.
64,50 30,0
52,-
27,1
55,25 27,4 3,40
27,9
4,92
5

39,2 5,22
5

38,7
i,89
28,9
512
1
14
0,61
29,6 0,92
5

17,37
5

38,1
3,375

42,1
Maart
69,75
32,4
56,-
29,2 59,50 29,5 3,50 28,8
4,92
5

39,2
5,225
38,7
2,03
31,1
517
0,46
22,3


1,04
17,70
38,8
2,69 33,5
April
_.
70,-
32,5

30,2
64,-
31,7 3,45 28,4 4,85
38,6
5,175
38,4
2,10
32,1
5l9ij
0,44
21,3
1,025
16,825
36,9 2,49
31,0
Mei

,,
0
72,25
33,6

30,7
63,75
31,6
3,175
26,1
4,65
37,0
5,125
38,0
2,11
32,3
5/5ij4

0,47
22,8 0,99
18,75
41,1
2,52
31,4
.

Juni
Z
71,50 33,2
60,75 31,6
66,-
32,7 3,45 28,4 4,62
5

36,8 5,05
37,4
2,12
32,4 518’jz 0,57 27,6
0,89
20,20 44,3
2,69 33,5
.

Juli
74,75
34,8 65,75
34,2
71,75 35,5 3,65 30,0 5,15 41,0 5,625 41,7
2,06 31,5
517
0,60
29,1
0,815
19,35
42,5
2,91
36,3
Aug.
88,-
40,9 79,75
41,5
84,-
41,6
4,02
5
33,1
5,95 47,4 6,35
47,1
2,17 33,2
5(10/2
0,62
30,0
0,80
17,87
5

39,2
3,31
5

41,3
Sept.
88,-
40,9
79,-
41,1
85,-
42,1
4,40 36,2
6,-
47,8
6,50 48,2 2,22 34,0
5 II

2
0,58
28,1
0,79
16,25
35,6 3,63
45,3
Oct.
,
120,50
56,0
94,75
49,3
97,50
48,3 6,025 49,5 7,775
61,9 8,80
65,2 ?,57
39,3
517
12

0,63 30,5
0,77
5

17,55
38,5
4,85 60,5
Nov.
Dec.
(1)
121,50
56,5
89,75
46,7
89,50
44,3 5,725
47,1
7,27
5

57,9 8,55
63,4 2,46
37,7
515’l4
0,70
33,9
0,78
16,07
5

35,3
5,15 64,2
129,-
60,0
95,25
49,6
97,-
48,0
6,97
5

57,3
7,87
5

62,7 8,17
5

60,6
2,71
41,5
6j-j
0,65
31,5 0,82
5

15,75
34,6
4,36
5

54,4
Jan.

1937

61,4
99,75
52,0
97,50 48,3 7,975 65,5 8,015 64,3 8,40 62,3 2,74 41,9
611
1
i2
0,66 32,0 0,85
17,07
5

37,5 3,45
43,0
Febr.
0
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8 8,72
5

71,7 7,925
63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5110’14
0,69
33,4 0,80
18,75
41,1 3,81
47,5
Maart

61,8
104,25
54,3
106,-
52,5 9,02
5

74,2
8,72
5

69,5
9.15 67,8
2,57 39,3
5f9tj4

0,68
33,0
0,80
18,82
5

41,3
3,86
48,1
April
149,75
69,6
110,75
57,7

115,-
56,9

10,-
82,2 9,40
74,9
10,175
75,4
,72 41,6
6(14
0,69 33,4 0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
Mei

,,
Juni
144,40
67,1
107,-
55,7

1
10,-
54,5

10,-
82,2 8,92
5

71,1
9,725
72,1
2,64
40,4
5/1012
0,71
34,5
0,725
17,32
5

38,0
2,89 36,0
148,75
69,2
99,-
51,6

105,-
52,0

10,15
83,4
7,52
5

59,9 8,95
66,3
2,63 40,3
5/10114
0,74
35,9 0,70
19,82
5

43,5
2,98
37,2
juli
149,25
69,4
108,25
56,4

III,-
55,0 9,85
81,0
8,57
5

68,3
9,975

73,9 2,08 41,0
5111114
0,77 37.4
0.68
20,15

44,2 3,74
46,6
Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5

112,1
55,4 9,30 76,4 7,82
5

62,3 9,225 68,4
2,86 43,8
614
0,78
37,9
0,64
21,50
47,2
3,84 47,9
Sept.
129,50
60,2
107,-
55,7

122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,525 63,2
2,96 45,3
617
0,85
413
0,52
5

21,-s-
46,1
4,69 58,5
Oct.
19-26 Oct.
136 25 134,50
63,3 62,5
109,-
110,25

56,8

114,75

57,4

1
15,-
56,8
56,9
8,57
5

7,45 70,5 61,2
7,62 5
7,52
5

60,7 59,9
8,50
8,40 63,0 62,3
2,96
2,90 45,3 44,4
6/714
6
1
5/4
1
,
1,02
48,5 49,5
0,42 0,40
23,

22,50
50,5
4,99 62,2
26 Oct.-2 Nov.
134,50
62,5
110,75!
57,7

115,50
57,2
7,42
5

61,0 7,575
‘60,3
8,45
62,6
2,86
43,8
6/012
1,08
52,4 0,40 21,25 49,4 46,6
5,-
4,90 62,3
61,1


JUTE Marks”
,,First KATOEN
AUSTRALISCI-IE VOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
Middling Upland
Super Fine C. P.

c.i.t. Londen
l

olie gekamd
;
loco Bradford per lb.
13114 Dernier
Stand. Ribbed C o

b ed C 1

ja!
derd 5

,
Merino 64’s Av.
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
0

ra
Liverpg

per Ib.
wit Dr. D. te
New
,
York per Ib.
Srnoked Sheets
loco Londen p.lb.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
llerl.Ned.Ct.
1

Not.
FlerI Ned.Ct.1
Not.
l-lerhNed.Ct.
Not.

1927
s2
1
442,38
%
103,4
£
36.101-
cts.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%
102,1
pence
7,27
cts.
133,8
%
96,8
pence
26,50
cts..
244,9
%
104,8
pence
48,50
f
13,55
%
105,8
$
5,44
.cts.
93
%
140,2
penc
18,50
1928
1929
445,89
104,2
36.16/11
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
III,!
51,50
12,60
98,4 5,07
54
81,4
10,75
.
<
395.49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-

1228
95,9
4,93
52
78,4
10,25 1930
1931
z
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75 8,50 66,4 3,42
30
45,2
5,87
1932
u.
192,15 146,86
44,9 34,3
17.117
16.181-.
21,1 15,9
44,8
33,8
8,50 6,40
20,1
19,5
55,9 54,3
4,28 5,39
60,9 42,5
44,0
30,7
13,

11,75
109,0
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,12

.

1933
128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
79,7
96,9
34,1
41,5
22,-
28,25 3,87
3,21
30,2
25,1
1,56
1,61
12
II
18,1
16,6
3,37!
3,25
. .

1934
;
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50

95,8 41,0
30,75
1,92
15,0 1,29
19
28,6 6,25

.

1935

.

1936.
.
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5
14,-
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
445,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
Jan.

1937 166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2
5,88
88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92 30,6 2,14
5

38
57,3
10,37

Febr.
Maart

,,
>
169,23
174,86
39,5 40,9
18.18/2
19.911
24,0 26,6 51,0
565
13,15
14,45
21,8 23,3
60,7
64,8
5,85
6,25
85,6 88,6
61,9
64,1
23,-
23,75
133,6
57,2
35,75
3,53
27,6
1,93
40
€0,3
10,50
April
189,96
44,4
21.313
26,0 55,2
14,35
23,1
64,3
6,16 96,5
69,8
25,75
138,9 144,9
59,4 62,0 37,25
38,75 3,59
3,56
28,0
27,8
1,96
1,95
44 44
66,3 66,3
12,-
11,62
Mei

.
Juni
_
201,20
47,0
22.7(6
24,3 51,6
13,35
22,7
63,2
6,04 97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25 3,25 25,4
1,785
38 57,3
10,25
!’
Juli
186,90
189,87
43,7
20.16j7
22,9
48,6
l,CO
22,3
62,1
5,96 95,6
69,1
25,50
140,2
60,0 37,50
3,28
25,6
1,80
36 54,3
9,62!
,
Aug.
188,67
44,4
44,1
21.113
20.1716
22,4 47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8 37,75 3,42 26,7
1,885.
34
51,3
9,12

Sept.
Z
186,01
43,5
18,8
39,9
1035
19,6
54,5 5,19
98,9
71,5
26,25
145,0 E2,0
38,50
3,30

25,8
1,82
33
49,7
8,85
Oct.
188,16
20.14/3
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4 4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19 24,9
1,76
34 51,3
9,-
19-26 Oct.


(
l87,3
44,0
43,8
20.19/8 20.18/9
15,2
15,1
32,3
32,1
8,42 8,34
‘5,5
15,8
43,!
44.0
4,15 4,23
83,6
83,1
60,5
60,1
22,50
22,25
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
26 Oct.-2 Nov.
192,75
45,0
21.101-
14,5
30,8
8,03
15,3
42,6 4,10 81,2 58,7
21,75
116,7
115,8
49,9 49,6 31.25
31,-

2,99
3,08
23,3
24,0
1,655
1,70
5

28 28
42,2 42,2
7,50
7,3V

.

KOPER
Standaard

LOOD
geni. prompt en
Lo
o
T
ind

c
IJZER
Cleveland No. 3
GIETERIJ-IJZER
(Lux III)

.
ZINK
gem. prompt en
ZILVER
cash Londen
..
.
.
Loco Londen per Eng. ton
1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton
E

en
per

ng.

0fl
franco Middlesb.
per Eng. ton
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen


1ev. 3 maanden
Londen p. Eng. ton per Standard
Ounce
: –
Herl.Ned.Ct.
llerl.Ned.Ct.

Herl.Ned.Ct.j
Not.
ilerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.J
Not.

.

1927
1
675,10
%
85,9
55.13111
f
295,75
%
106,5
£
24.811
t
3503,60
%
120,6
£
289.115
f
44,10
.

1928

%
104,7
sh.
7219
f
39,10
%
98,9
Sh.
6416
1
345,46
%
108,8
£
289111
cta.
132
%
101,5
pence
26
1
1
16
..
1929

771,20
98,1

63. 14/9

256,15

92,2

21.314

2749,50
94,6
227.4
1
8
39,85
94,6
65110
37,90 95,9
6218
305,75

96,4
25.515
135
103,8
26
1
14
1930

912,55
116,1
75.9
1
7
281,10
101,2
23.4
1
11
2465,65
84,8
203.18!
1
0
42,45
100,8
70
1
3
41,55
105,1
68
1
9
300,80 94,8
24.17
1
8
123
94,6
24
7
1
16
1931
0
661,10

84,1
54.1317
218,70
78,8
18.1/5
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1

16.1619
89
68,5
17″J16
1932
431,85 275,75
54,9
35,1
38.7
1
9
31.14(8
146,60 104,60
52,8 37,7
13.-/7
1
2-19
1332,55 1181,30
45,9 40,6 118.9
1
1
135.18
1
10
33,-
25,40 78,3
60,3 58
1
8
58
1
6
28,90
73,1
51
1
5
140,05
44,1

12.8
1
11
69
53,1
145j
1933
‘<
268,40
34,1
32.11
1
4
97,25
35,0
11.16(1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
22,20
21,-
56,2
53,1
51
1
1
51
1

118,95
129,80

37,5

13.13
1
10

40,9

15.14/11
64
62
49,2
47,7
171
8
1
1,
18
1
/
1934
1935
226,80 230,95
28,8 29,4
30.6/5
31.1811
82,65
103,40
29,8
37,2
11.1/-
14.518
1723,15 1634,25
59,3
56,2
230.7/5
225.1415
25,-
24,70
59,3 58,6
66/11
6812
20,25
2025
,
51,2 54/1
103,05
32,5

13.15(6
66
50,8
2111
4

1936
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40 67,4
73/-
22,40
51,2
56,7
56/-
5717
102,65 116,55

32,3

14.316

36,7

14.1917
87
65
66,9 50,0
2815(
16

20
1
116
kn.

1936
br.
253,-
32,2
34.14
1
11
112,50
40,5
15.8
1
11
1528,35
52,6
209.18
1
9 25,50
60,5
701-
20,10
50,9
55
1
2
106,30
33,5

14.12
1
1
61
46,9
39
1
/16
Maart
257,35 262,25
32,7
33,4
35.71

36.1
1
6
117,05 121,30
42,2
43,7
16.118
16.13
1
9
1508,85
51,9
207.512
25,50
60,5
701-
20,10
50,9
5512
111,10
35,0

15.5/?
60
46,2 l93,
April

6.
269,45
34,3
3
7
-13
117,70
42,4
16.314
1551,15 1524,80
53,4
52,5
213.7
1
3
209.911
25,45 25,50
60,4 60,5
70
1

701-
20,10
20,10
50,9 50,9
55
1
3
5512
116,95
111,10

36,9

16.1
1
9

35,0

15.512
60
61
46,2 46,9
19
3
1
4
201116
Me!


269,95 34,3
36.14
1
6
114,45
41,2
15.11
1
4
1489,20
51,2
202.12
1
2
25,75
61,1
70
1

20,20
51,1
54/11
107,75
34,0

14.13
1
2
62
47,7
20
3
J
Junj

Juli
1

269,80
34,3
36.712
112,90
40,7
15.413
1360,45
46,8
183.6111
25,95
61,6
701-
20,20
51,1
5415
103,95
32,8

14.-12 .61
46,9
1934
,,
Aug.

Z
274,90
283,40
35,0 36,0
37.511
116,95
42,1
.15.1711
1374,30
47,3
186.415
27,70
65,7
75/-
20,05
50,7
5414
100,20
31,6

13.1117
60
46,2
1951
Sept.,z
290,20 36,9
38.5111
38.19/

124,10
134,15
44,7
48,3 16.15
1
5
18../2
1360,70 1451,85
46,8 50,0
183.17/8
194.17/7
27,75
27,95 65,9
66,3
75/-
75/-
20,05 50,7
54/2
100,10
31,5

13.10/7
60
46,2
19
1
2
Oct.
Nov.
365,90
46,5
40.214 168,25
60,6
18.8111
1836,45
63,2
201.713
34,20 81,2
75/-
20,20
27,45
51,1
69,5
5413 6012
103,65 132,70
.327

13.1812
41,8

14.11/1
61
75
46,9
57,7
19
5
/8
l9’J16
Dec.
397,95
413,45
50,6 52,6
43.19/6
45.19/9
196,60
229,80
70,8
82,8
21.14
1
6.
25.11/2
209
1
,

2087,95
71,9
231.-/l1
232.5/1 33,95
80,6
75/-
29,35
74,3
.
64/10
147,75
46,6

16.6/6
79
60,8
21
,,
71,8 36,40 86,4
81/-
32,75
82,9
72/10
161,45
.50,9

17.19/2
.80
61,5
2114
4

Jan.

1937
Febr.
LL.
0
461;70
58,7
51.1018
244,05
.87,9 27.4
1
10
2060,25 70,9
229.18
1
9
36,30
86,2
81
1

34,20
86,5
.
76
1
4

:188,60
59,4

21.-(Il
78
60,0
20
7
/
8

Maart

,,
522,10
638,40
66,4
.81,2
.
58.7(2
71.9/6
248,

292,95
89,3
105,5
27.14/4
32.16/-
2080,65
2498,25
71,6
86,0
232.11/3
279.14/-
36,25
36,15
86,0
85,8
81/-
811-
34,75 87,9
77/6
219,45 .69,2

24.10/8
75
57,7
201!
April
Mei.
Z
559,70
.71,2
62.7
1
6
235,50
84,8 26.4
1
10
2404,95 82,8 268.

/

36,35
86,3
81
1

48,20
54,25
122,0
137,3
108/1.
120/11
289,65
238,65.

91,3

32.8
1
8

75,2

26.615
77
78
59,2 60,0
2021
1
16
203/1
,,
Juni
545,95 69,4
60.151

214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
811

59,65
150,9
13219

.209,35
z66,0

23.51
11
76
58,5
2011&
».
Juli

,,
ç
499,70
510,10 63,6
64,9
55.1315
56.11
1
3
205,40 213,70
74,0
77,0
22.1718 23.13(11
2245,10 2365,20
77,3 81,4
250.216
262,5,-
36,35
45,55
86,3
108,1
811

101
60,60
153,3
1351

194,55
61,3

21.1315
75
57,7
20
Aug.
517,55
65,8
57.6/-
20j,25
73,9
22.14/6
2388,50
82,2
264.9/

45,60
108,2

101/-
59,63
48,60
150,8 123,0
132.6
109/

205,75 215,35

64,8

22.13/6

67,9

23.16/8
75 75
57,7 57,7
20
19
1
jg
Sept.

Oct.
474,25
603
52.15/11
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9 258.1216
45,35
07,6
101/- 44,65
113,0
995
191,80
60,4

21.7
1
1
74
56,9
19
1
18
19-26 Oct.
.
413,15 379,45
52,5 48,3
46.1/11
42.76
164,80 155,90
59,4
54,4
18.7/8
17.8/2
2036,85
1831,30
70,1
63,0
227.5/-
204.10/-
45,25 45,20
107,4
107,3
101/- 101/-
42,30
107,0
94/5
162,05 51,1

18.117
75 57,7
20
!6Oct.-2 Nov.
384,90 1
49,0 1
42.17j6
159,10
57,3
17.1415
1851,60
63,7
206.51-
45,35
107,6
1011-
40,30 39,30
102,0
99,4 1
90/-
.8716
147,20
150,651
46,4

16.8/9
47,5 116.1518
’74
74
56,9
56,9
l9′
5
/
19718

IIDDELEN EN. GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/in 1929= 100.

.

,
:’.
.

.
.

GE-
SLACF1TE
GE-
SL7tCHTE

DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
.
CACAO OF.
KOFFIE
Loco Rdam(A’dam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind thee-
_

..

..

..

..

-t,.
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
ccra per 50 kg
c.i.f. Nederland
per
‘ja
kg.
suiker loco
Rotterdaml
veiling A’dam
Gem.Java- en
Robu sta
uperior
.
.

oer 100 kg
oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per 8 lbs.
Amsterdam Sumatrathee
t-ten.
__________
Ned.Ct.I
ïît
_____________
H

N

1-terI.
_______________
Ned.Ct.I
Not.
.
totterdam
1otterdam
Santos
per 100kg.
per
‘l

kg.
..
-Tj—–;
0-j
%_Ysf%
sh.
1927
– –


65,15 97,8
1076
233
92,2
416
41,21 119,4
681-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,12
5

119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-

98,2
7750
90,8
6680
100,3
11015
3,03
102,4
51- 34,64
100,4
5713
49,625
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
,

1929
96,40
101,8
93,125
109,2 67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25 91,4
94,1

1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
859
94/7
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
3810
64,4 9,60 60,0
60,75
80,2
12,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
3572
53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
401
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46 38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25 37,3
43,0
1933
52,-
54,9 49,50 58,0 30,74 46,2
7417 1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,325

34,5 32,75 43,2 31,0
1934
61,50 64,9
4,65
54,7 32,94 49,5
8811
1,42
48,0
3/9’ji
8,15
23,6
21110 16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8 34,9
1935
48,125 50,8
51,625
60,5
32,-
48,1
8815
1,19
402
301
8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
257
3,85
24,1
34,50
45,5
82,5
1936
53,42
5

56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
9316 1,48
50,0
31912 12,05
34,9
3014
13,62
5

27,8
16,87
5

285
4,02
5

25,2
40
52,8 39,2

Jan.

1936
44,-
46,5 50,87
5

59,6
32,09
48,2
8812
1,41
47,6
3110112
8,49
24,6
2314 13
26,5
15
25,4
4,32
5

27,0 39,50
52,1
35,4
Febr.
43,775
46,2
48,25
56,6
33,85
50,8
93f-
1,27
42,9
3/53/4

8,62 25,0
23,8
13
26,5
15,50
26,2
4,125
25,8
38,50
50,8
34,0
Maart
45,75
48,3
46,57
5

54,6
34,35
51,6
9416 1,23
41,6
3/4
1
12
8,48 24,6
2314
13
265
15,50
26,2 3,92
5

24,5
37,25
49,2
33,8
April
48,50
51,2
45,375

53,2
33,85
50,8
931-
1,30
43,9
317
8,67
25,1
23110
13
26,5
15,50
26,2
3,975

24,9
36,50 48,2 33,0
Mei

•,
51,60 54,5
44,30
51,9
33,38
50,1
90110
1,33
44,9
3/7
1
/2
9,25
26,8
2512 13
26,5
15,50
26,2 3,65
22,8
37
48,8
33,9
uni

•,
54,15
57,2
46,25
54,2
34,13
51,3
921-
1,51
51,0
41_3,4

10,42
30,2
2811
13
26,5
15,50
26,2 3,85
24,1
36,50
48,2
35.1
:juii

.
57,35 60,6 47,75
56,0
34,53
51,9
9317
1,52
51,4
411
1
(2
10,33
29,9
281- 13,12
5

26,7
15,50
26,2 3,70
23,1
36,25
47,9
36,5
Aug.
60,40 63,8 50,20
58,8
37,-
55,6
1001-
1,54
52,0
412
10,92
31,6
2916
13
26,5
15,50
26,2 3,55 22,2
36,75
48,5
38,8
Sept.

,,
61,05 64,5
51,87
5

60,8
37,25
55,9
1001-
1,51
51,0
4/_L12

12,20
35,3
3219
13
26,5
17,50
29,6
3,475

21,7
37,50
49,5 39,2
Oct.
,,
58,85
62,1
52,30
61,3
44,15
66,3
96/10
1,65
55,7
3/7
1
1
17,21
49,9
3719
14,87
5

30,3
19,50
33,0
4,475

28,0
46,50
61,4
48,4
Nov.
56,-
59,1
49,87
5

58,5 40,73
61,2
901-
1,69
57,1
3(814
17;42
50,5
3816
15,25
31,1
20,50
34,7
4,575

28,6
48,50
64,0
48,0
Dec.
59,80
63,1
49,70 58,3 41,35
62,1
921-
1,80
60,8
41-
22,48
65,1
501-
16,25
33,1
21,50 36,3
4,72
5

29,5 48
63,4 50,4

‘Jan.

1937
64,60 68,2
.52,75
61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
41_
1
1
24,50
71,0
5418
16,75
34,1
22,12
5

37,4
5,575

34,9 50,50 66,7 52,0
Febr.
64,17
5

67,8 53,32
5

62,5
38,49
57,8
861-
1,80
60,8
41-14 21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6 5,72
5

35,8 53,50 70,6
52,4
Maart
66,15
69,9 54,82
5

64,3
39,83
59,8
891-
1,67
56,4
318
3
14
23,-
66,7
51,6
18
36,7
23,80
40,2 6,10
38,1
55
72,6 53,7
April
71

75,0
56,25 65,9
42,32 63,6
9413 1,72 58,1
3110
20,83
60,3
4615
17,875
36,4 23,37
5

39,5
6,12
5

38,3
54,25,
71,6 54,4
Mei

,,
7332
5

.
77,4
56,75 66,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
412
3
/4
17,30
50,1 3816
17,50
35,7
23
38,9 6,07
5

38,0
55
72,6 53,6
.luni

,,
80,25 84,7
55,75 65,3
39,87
59,9
88110
2,04 68,9
4/6
1
/2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9
6,52
5

40,8
50,50
66,7
52,7
juli
78,45
82,8 60,85 71,3 42,63
64,0
94/6
1,97
66,6
4/4
1
1
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,87
82,2 67,87
5

79,6 46,32
69,6
10216
2,13
72,0
4/8
1
/2
17,61
51,0
39/-
17
34,6
23
38,9
6,50 40,6
54,75
72,3
55,3
Sept.
,,
72,42 76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102/10
1,96
66,3
4
/
41
12
15,97
46,3
35,7
16,75
34,1
23
38,9
6,32
5

39,6
56
73,9
55,1
Oct.
69,97
5

73,7 70,20
82,3 43,70
65,6
97(6
1,91
64,5
413
12,55
36,4
281- 15,75
32,1
22,87
5

38,7
6,40 40,0
55,25
72,9 55,0
9-26 Oct.
70,-
73,9
70,-
82,1
42,57 63,9
951-
1,87
63,2
412
11,66
33,8
261-
15
30,6
22,50 38,0
6,50 40,6

.
55,75
73,6
.53,7
16 Oct.-2Nov.
69,30
73,2
72,50
85,0 40,33 60,6
901-
1,87
63,2
4,2
12,09
35,0
271-
1
15
30,6
22,50 1
38,0 6,37
5
1
39,9
54,75
72,3 53,4

GRENENHOUT
VUREN-
HOUT
KOE-
HUIDEN
I

COPRA
GRONDNOTEN
LIJNZAAD
GOUD
,
Zweedsch ongesor-
teerd 2
1
1

x
7
basis 7″ f.o.b.
Gaat,open kopi
Ned.-lnd.
1.
Gepelde Coromandel,
per longton
L. Plata
loco
cash Londen

E
per standaard
Zweden/FinI.
57-61 pond
1
I

per 100 kg
c.i.f. Londen
Rotterdam
per ounce line
perstandaard
van 4.672 M
3
.
Veiling te
Amsterdam
i
Amsterdam
per 1960 kg.
Flerl.Ned.Ct.I

Not
50
d.
Hen. Ned. Ct.
Not,
Herl.Ned. Ct.
1
Not,


T

“I’
T”.
“5”
“T”
“7” “3?”
“T’
%
sh.
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18111
362,50
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21.-/-
363,-
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0
100,2 94.6
1929
229,71
99,9
19.-/-
1
146,-
95.6
32,25 80,5
27,37
5

89,4
230,16
92,0
19.-/9
419,25
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7 95,4 84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3 22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3 51,40
99,9
85/-
69,6
75,3
60,0
1931
187,88
81,7 16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
187,-
49,0
52,-
101,1
92/5
47,6 54,2
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69;-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
137,-
35,9
51,25 99,6
118/-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.19/4
148,-
38,8
51,35 99,8
124/7
33,1
39,2
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814.
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5 71,90 28,7
9.1213
142,50
37,3 51,50
100,1
137/8 31,6
37,4
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50 39,0
12,54
31,3. 9,15
29,9
.104,26
41,7
14.8/-
131,75
34,5
51,50
100,1 14212
32,2
37,3
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50.
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,3
40,7

Jan.

1937
181

78,7
20.4/-
118,75′
77,8
21,50
53,6
‘20,625
67,3
145,64
58,0
16.3/9
201,50 52,8
63,45
123,3
14118
55,1
56,3 58,5

187:95
8
1
,7
21′.-!-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
194,50
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
57,1
59,5
Maart
201,84 87,8
22.12/-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.811
209,25
54,8
63,60
123,6
14214
57,5 61,6
64,8
April
208,19 90,8
23.51-
135,-
88,4 28,50
71,1
16,875
55,1
138,95′
55,6
15.918
224,50
58,8
63,45
123,3
141/5 59,3 60,5
63,6
Mei
211,29 91,9
23.101-
137,-
89,7 26,25 €5,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
220,50 57,8
63,15
122,7
14018
56,7 60,3
58,2

Juni
,
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25 60,5
14,32
5

46,8
130,85
52,3
14.11/7 216,50
56,7 63,10
122,6
140/74 54,8
59,1
56,1
juli


212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,52
5

47,4
137,65
55,0
15.5/4
221,75
58,1
63,15
122,7
140/-
55,2
60,3
56,3
Aug.

212,40 92,4
23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14-16
225,50
59,1
63,05
122,5
13917
53,7
59,2
55,3
Sept.
,,
211,08
91,8
23.101-
135,-
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
226,-‘
59,2
63,05
122.5
14014
52,3
57,9
55,3
Oct.
210,65
91,6.
23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
228,75
59,9
63,-
122,4
140164
50.4

56,2
51,2
19-260ct
,,
210,63
91,6
23.10/-,
135,-
88,4
23,-
57,4
12,87
5

42,0
116,42
46,5
13.-/-
228,-
59,8
62,95
122,4
140/74
49,6
54,7
48,6
?6Oct.-2Nov.
210,59
91,6
1
23.10/-
135,-
88,4
23,-
51,4
12,87
5

42,0
ll2,22
44,9
12.10/-
227,50
59,6
€3,05
122,5
140(54
49,3 54,6 48,5

‘ÏËNKOLEN
Westf /14011.
PETROLEUM Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 64/66
0

KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bij
ST E EN EN
af fabriek
bunkerk. ongez.
f.o,b. R’dam(
33 t.m. 33.9° Bé s. g.
per
franco schip
AMMONIAK
franco schip
groote part.
binnenmuurlbuitenmuur
A’dam per
te N.-York p. barrel
U.S. gallon
Ned.perlookg
bruto
Ned. per 100kg
franco wal
Ned.pertonl)
per
per

Herl.Ned.Ct.I
.
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not,
.1000kg.
1000 stuks 1000 stuks

%
7″



%
7

_7_

_7_ —
1927
11,25
103,1
3,21′
103,6
1,28
37
f28,0
14,86
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-
99,1
14,50 107,4
18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3
96,5


99,0
1929
11,40 104,4
3,116
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50 101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4 95,8
1930 11,35
104,0
2,76 89,6
III
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
19,50
107,3
12,50
92,6
20,75
106,9
83,7 17,3
1931
10,05
92,1
1,42 46,1
0:57

1
2,38 42,8
4,98
8,61
71,0 7,73
69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7 54,7
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15 55,0
4,20
37,6
12,-
66,1
9,25
68,5
15,-
77,3
49,6

430

1933
7,-
64,1
114
37,0 0,57 9,24 32,0
4,63
6,18
55,2 4,63 41,5
12,-
66,1

74,1
12,75
65,7
46,8
40,6
1934
6,20
56,8
1:40 45
,5
0,94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
12,-
66,1
8,50′
63,0
10,50
54,1
45,2 39,0
-,

1935
6,05
55,4
1,39
45,1
‘0,94
7,65
26,5 5,18 5,89
52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7
8,75
45,1
47,1
40,3
1936
6,60 60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70
51,0
4,82 43,2
II,-
60,5
7,50
55,6
9,50
48,9
48,7
44,3

jaii.

1936
6,15
.
56,3.
1,48
48,1
1,01
8,51
29,4
5,80
5,80
51,8
4,85
43,5
II,-
60,5
8,25
61,1
10,-
51,5
45,5 40,8
‘Febr.
6,15
56,3
1,51
49,0
1,04
8,57
29,6
5,88
5,85
52,3
4,90 43,9
II,-
60,5
8,

59,3 9,50
48,9
45,9
40,9

Maart
.6,15
56,3
1,52
49,4
1,04
8,60
29,7
5,88 5,90
52,7
4,95
44,4
II,-
€0,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,5
41,1
April.’
,,
t°,20
56,8
153
49,7
1,04
8,55′
29,6 5,80
5,95 53,2
5,-
44,8
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
.52,8
46,4
41,0
Mei
6,25
57,3

154
50,0
1,04 8,41
29,1
5,69
6,-
53,6
5,05 45,3
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,3
40,0
,
Juni

,;

6,30
57,7
.
.

1,54
50,0
1,04
8,32
28,8
5,63
6,-
53,6
5,05 45,3
Il,
€0,5
7,75
57,4
10,
51,5 45,7
40,6
Juli
,;
6,25

.
57,3
-1,53
49,7
.

1,04
8,08
27,9 5,50
6,-
53,6
5,05
45,3
II,-
60,5
7,-
51,9′
9,25
47,6 45,6
41,2
Aug.

‘.,,
6,30
57,7
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0 5,50

5,25
46,9
4,45
39,9
1l,
60,5
6,50
48,1
9,
46,4
44,9 41,2
‘Sept.

,,
6,35


‘58,2
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0
5,49
.

5,35
47,8
4,55
40,8
II,-
60,5
7,-
51,9
9,-
46,4 45,9
42,0
Oct.
7,80
71,4
1,94
63,0
1,04
10,16
35,1
5,46
5,40
48,3
4,60
41,2
II,-
60,5
7,25
53,7
9,-
46,4
54,9
51,2
.
Nov.
..

,,
7,70
.70,5
1,93
62,7
1,04
10,28
35,6
5,55′

5,45 48,7
4,65
41,7′
II,-
60,5
7,25
53,7
9,25
47,6
57,9 53,9
Dec,

;
7,85
71,9
‘1,91
62,0
1,04
10,32
35,7
5,63 5,55
49,6
4,75 42,6
11,
60,5
7,50
55,6
9,
46,4 60,4 51,2

lan.

1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65
50,5
4,85
43,5
II,-
60,5 7,50
55,6
9,”
46,4
62,5
59,1
1ebr. .
,,
8,25
‘75,6
2,12
68,8
1,16
10,95
37,9
5,99
5,70
51,0
4,90
43,9
11,85
65,2
7,50
55,6
9,
46,4
65,0
60,1
Maart-.,
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10
5,75
51,4
4,95 44,4
11,85
65,2′
8,-
59,3
9,25
47,6
74,1
66,6

April
.
8,55

78,3
2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
11, 85

65,2 8,25
61,1
9,50 48,9
68,6
64,4
..Mei
9,-
..

82,4

.
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30
5,85
52,3 5,05
45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50 48,9
11,1
64,5
Juni

9,-
82,4′
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05
45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9

70,1 63,1
Juli

,,

82,4
2,11
€8,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60,
50,1
4,80
43,0
11,85


65,2 8,50
63,0
9,75
50,2
70,5
63,5
Aug.


9,-
82,4


2,10
€8,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70 51,0
4,90
43,9
11,85
65,2 8,50 63,0
9,75
50,2
68,4 61,1
-Sept.

‘,
9,-

82,4
2,11-
.
68,5
1,16
11,56
40,0 6,38
5,75 51,4
4,95
44,4
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2
65,8
59,7
Oct,
8,95
82,0
2,10
68,0
1,16
11,25
38,9 6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2
62,4
56,9
9-26Oct.
8,95 ‘82,0
2,10
68,0
1,16
11,30
39,1
6,25
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2 8,50 63,0
9,75
50,2
60,2
55,3
6Oct.-2Nov.
9,-
82,4
2,10
68,0
‘1,16
1
11,09
38,4
6,13 5,85
52,3
1

5,05 45,3
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75 50,2
60,5
55,4

820

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 November 1937

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Da a
t
New
Londen
Berlijn
Parijs
IBrussellBatavio
York
6)
6)
6)
6)
6)
1)

26 Oct.

1937
1.80%
8.95K6
72.64
6.05
30.51
100%
27

,,

1937
1.809.
8.96%
72.64
6.04%
30.53
100%
28

,,

1937
1.80%
8.96%
72.64
6.08
30.55
100%
29

,,

1937
1.80%
8.97%
72.65
6.09%
30.56
100%
30

,,

1937
1.80%
8.98%
72.65 6.11
30.61
100/
1 Nov. 1937
1.809 8.97%
72.68
6.10%
30.63
100%
Laagste d.w’)
1.80%
8.95
72.60
6.01%
30.48
100
Hoogste d.w’)
1.81%
8.98%
72.75 6.12
30.64
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
serland
Weenen
Praaf
Boeka-
Milaan
1
Madrid

26 Oct.

1937
41.69

6.34



27

1937
41.71

6.33

– –
28

1937
41.72%

6.34

– –
29

1937
41.73%

6.33



30

1937
41.81

6.34



1 Nov. 1937
41.86

6.34



Laagste d.w
1
)
41.65 34.15
6.31
– –

Hoogste d.w’)
41.90
34.17%
6.37
1.45
9.574

Muntpariteit
48.003
1

35.007

1
7.3711
1.4881
13,094
48.52

Data
Stock- Kopen- °

H l
Buenos-
Man
holm’)
hagen6)
,Pfi
Airesl)
treall)

26 Oct197
46.174
39.974
45.-
4.96
53% 1.80%
27

,,

1937
46.224 40.024
45.05
3.95 53%
1.80%
28

,,

1937
46.224 40.024 45.05
3.95
53%
1.80
1
y
1
,
29

,,

1937
46.274
40.074
45.10
3.96
53%
1.80%
30

,,’

1937
46.324
40.124
45.15 3.96
53%
1.81
1 Nov. 1937
46.30
40.10 45.124
3,97
5331
1.80%
Laagste d.w’)
46.124
39.924
44.95
3.93
53%
1.80%
Hoogste d.w’1
46.35 40.15
45.174
4.-
54%
1.81%
liuntpariteit
66.671
66.671
66.671 6.266
95%
2.1878
-;
roJteerilig
Ie
JmsIeruam. ••
NOt,
te Kotteraam. ) rart. opgave.
in ‘t Iste of Zde No, van ieder maand komt een overzicht
voor
van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

a
Da
Londen
($ per 11)
Parijs
($ p. IOOfr.)
Berlijn
(3
p. 100 Mk.)
Amsterdam
(3
p. 100 gld.)

26 Oct.

1937
4.95% 3,38%
40.16%
55,29
27

,,

1937
4,95% 3,35%
40,16%
55,29
28

,,

1937
4,95%
3,36%
40,17
55,29
29

,,

1937
4,96K
6

3,37%
40,17% 55,29%
30

,,

1937
4,96%
3,37% 40,20 55,29
1 Nov.

1937
4,96%
3,37%
40,19%
55,29
2 Nov.

1936
4,88
31
1
32

4,65%
40,22
54,11
Muutpariteit..
4,86
3,90%

1

23,31%
40%

1OERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
16
Oct.
1937

1

123 Oct.
1937

1

25130 Oct. ’37
[LaagstelHoogstel
130 Oct.
1937
Alexandrië..
Piast.p.
97%
97X
97%
97%
97%
Athene

….
Dr. p.
547%
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1110%
1/10%
1110%
1110%
Budapest’)..
Pen. p. £
25
25
24% 25%
25
BuenosAirés
2

p.pesop.
16.534 16.624
16.60
16.75 16.724
Calcutta ….
Sh. p. rup.
1/6%
1/6%
1
1
63
1
3
2
116
6/
32
1/6%
Istanbul

..
Piast. p.
620 620 620
621
621
Hongkong ..
Sh. p. $
113 113
1/234
1/3%
113
Sh. p. yen
112
112
111
81
/
32

112
1
1
52

112
Lissabon….
Escu.p.,€.1i0%
6

110%
110
110%
110%

Kobe

…….

Mexico

….
$per
18 18
1734
18%
18
Montevideo
3)

d.per
28
27%
26%
27%
27
Montreal

..
$ per £
4.95%
4.95
4.94% 4.96%
4.96k
Rio d.Ju neir.’
d. per Mil.
225/35

2
47
/
64
2″1
2%
2
28
/
32

shanghai

..
Sh. p. $
112%
1/2%
112
1/2%
112%
8ingapore ..
id. p. $
2/4
8
/
s
,
2/4
8
/
59

2/434
e

2/4%
2/45/
s
,
ValparaisoS).
$per
124 124 124
124
124
Warschau •.
ZI. p. £
26%
26%
26
26%
26%
‘) ornc.
not. lu
uec.
Ib’j.

‘)
Uitte,

not. 15 laten, gem. nOt.,
welke imp
.
hebben
te
betalen
10
Dec.
1936 16.12.
8)
Offic. not.
26Aug. 39131.
4)
Id.
II Mrt.
1935 411
4
. 5)
90 dg.
Vanaf
28 Aug. laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
3)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
26 Oct.

1937..

19′ 44%
26 Oct.

1937….

140/7
27

,,

1937..

19
1y
16

44%
27

1937….

14018
28

,,

1937..

19′ 44%
28

1937….

14017
29

,,

1937..

19′
44%
29

1937….

140/64
30

,,

1937..

19%

30

,,

1937….

140144
1 Nov. 1937..

19%
44%
1 Nov. 1937….

140154
2 Nov. 1936.. 20
44%
2 Nov. 1936….

142124
27 Juli

1914.. 24’%
59
27 Juli

1914….

84110%
1) in pence p.
oz.stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz.
fine.
3)
in sh. p. oz. fine

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 1 November 1937.

Activa.
Binnen!. Wis. ffffdbk.
f

8.838.439,25
sels,Prom., Bijbnk.

170.246,53
u1se..tig.acu. ,,

051.005,81

f
9.659.691,59
Papier o. h. Buiteni. in disconto

• …..,,

Idem eigen portef.

f

5.118.000,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.


5.118.000,_
Beleeningenr Hfdbk.
f
160.709.722,282)
nc1. vrsch.
in rek.-crt.
Bijbnk.
i

4.187.830,39

op onderp.t.
1 Ag.scb.

31708.366,03

f 196.605.918,70

Op Effecten

…..
.f
194.711.682,47
1
)
OpGoederenenSpec.

1.894.236,23
,,
196.605:918,70
1
)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud .. ….
f

113.607.470,- Muntmat., Goud .. ,,1.241.036.457,57

fl.354.643.927,57
Munt, Zilver, enz.

17.808.404,63
Muntmat. Zilver

.


1.3 72.4 52.332, 20e)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
39.926.173,08
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.600.000,-
Diverse

rekeningen ………………,,
6.065.391,84
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5i’32, S. No. 221)
10.193.915,19

Pasaiva.

-.
f
1.644.621.422,60

Kapitaal …………….. . ……….

f
20.000.000,-
Reservefonds ………….
………..

..
4.338.707,82
Bijzondere

reserve

………………,,
6.600.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
11.144.268,29
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
910.843.150,……
Bankassignatiën in omloop ……….,,
293.547,41
Rek.-Cour. ( Het Rijk
f

17.955.404,80
saldo’s:

Anderen

,,670.817.419,80
688.772.824;60
Diverse

rekeningen ………………

,,
2.628.924,48

f
1.644.621.422,60

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
732.668.953,36
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.83 1.672.380,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..,,

2)
Waarvan aan
Nederlandsch-lndjë
(Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad
No.
99)
……..
t
65.883.125,-
‘)

Wasrvan

In

het buitenland

…………………….
..72.191.204,32

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Data
Goud
Circulatie
Andere
opeischb.
i
schuldeni

Beschikb.
Metaal-
Dek-
kings
Munt IMuntmat.
saldo
perc.

1 Nov. ’37 113607
1.241.036
910.843 689.066 732.669
86
25 Oct.

’37 113607
1.217.073 855 975
736.359
712.335
85
25 Juli

1
14
65.703
96.410 310.437
6.198 43.521
54

Data
Totaal
bedrag Schatkist-
promessen
i
e-
e
en

ni
e
n

Papier
op
het
Diverse reke-
discon to’s
_rechtstreeks
______g
buitenl.
ningen
2
)

1 Nov. 1937
9.660

196.606 5.118
6.065
25 Oct.

1937
9.609

197.135
5.118 5.829
25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
2)
Onder de
activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud

Zilver

Circulatieopelschb. metaal-
schulden saldo

30Oct. ’37
2
))
133190
190.580
96.910
18.194
23

,,

‘372)I
133.070 191.730
95.500
18.178

2 Oct. 19371
195.487
83.810
21.431 116.574

1
16.575
25Sept.19371
116.574
15.681
195.183
82.553
21.160
2
5Juli19141
22.057
J
31.907
110.172 12.634
4.842

Data
Wissels,
bulten
Dis-
1
Belee-

1
Diverse
reke-
Dek-
kings-

_____________
N.-Ind.
betaaib.
conto’s
ningen
1

1
nin gen
1)
percen-
tage

30Oct. ’37
2
)
4.290
96?040
68.140
46
23

,,

1
375)
4.760 89.830 73.600
46

2 Oct. 1937
4.037 72.266
48
T2.237 1
60.930
25Sept.1937
4.828
12.058 I
57.255 71.209
48
25 Juli 1914
6.395
7.259

1
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

Bijlagè
van ,,Weekblad Economisch-Statistische
Berichten”

TIENDE

EFFICIENCYDAGEN

te houden door het

NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR EFFICIENCY

en het

NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR DOCUMENTATIE EN REGISTRATUUR

op

25 en 26 November 1937, in De Doelen, Coolsingel 36 te Rotterdam

Op bovenaangegeven data zullen door de ge-

noemde Instituten voor de 10e maal ,,Efficiency-

dagen” wôrden gehouden.

De eerste dag, 25 November, staat onder voor-

zitterschap van Mr. J. L. C. van Meerwijk, voor-

zitter van het Nederlandsch Instituut voor’ Effi-

ciency.

De tweede dag, 26 November, staat onder voor-
zitterschap van Mr, J. Alingh Prins, voorzitter van

het Nederlandsch Instituut voor Documentatie ‘en’

Registratuur.

De Efficiency-dagen zijn uitsluitend toegankelijk

op vertoon van toegangs- of introductiekaarten.

Alle leden ontvangen één toegangskaart. Bedrij-

ven, welke lid zijn, kunnen voor hun personeel

meerdere toegangskaarten aanvragen.
Niet-leden kunnen ter kennismaking introductie-

kaarten aanvragen.

De leden ontvangen de prae-adviezen gratis.

Deze zijn niet in den handel verkrijgbaar! Leden

kunnen voor eigen gebruik meerdere stellen prae-

adviezen ontvangen ad
f
4.— per stel.

Niet-leden kunnen dus geen prae-adviezen krij-

gen! Het verdient dus aanbeveling lid te worden.
Zij, die zich thans voor 1938 als lid opgeven, zijn

gratis lid tot 31 December 1937 en ontvangen kos-

teloos een stel prae-adviezen.

Minimum contributies: Studenten
f
2.50, parti-
culieren
f
10.—, bedrijven en diensten
f
25.— per kalenderjaar.

Tijdens het Congres kunnen inlichtingen wor-

den verkregen omtrent den door het Nederlandsch
Instituut voor Documentatie en Registratuur inge-

stelden Inlichtingendienst voor het verstrekken

van literatuur-, en octrooigegevens. Voorts stelt

Centen’s

Wetenschappelijke Boekhandel een ver-

zameling boeken op het gebied’ van Efficiency in

het algemeen en in verband met de prae-adviezen

in het bijzonder, ten toon.

Op 25 November vindt na afloop van de bespre-

kingen om omstreeks drie uur een ‘excursie plaats

naar de N.V. Van den Bergh’s Fabrieken Nassau-

kade 3 te Rotterdam. Vertrek van De ‘Doelen in

autobussen. Aangezien de deelname aan deze

excursie beperkt is, moeten vooraf excursi’ekaarten

op naam worden aangevraagd. – –

Op 26 November zullen de congressisten na af-

!oop der besprekingen worden ontvangen door het

Gemeentebestuur van Rotterdam in de Burgërzaal

van het Raadhuis.

Er bestaat voor de deelnemers op beide dagen

gelegenheid gezamenlijk te lunchen in de dak-

tuinzaal van Hotel ,,Atlanta”, Coolsingel 97. De

kosten voor deze eenvoudige lunches bedragen

fl.35 met inbegripvan koffie. Voor het vaststellen

van het aantal deelnemers moeten de lunches voor-

uit besproken worden. De kosten van de lunches

moeten rechtstreeks met den kellner worden af-

gerekend, dus
niet
worden gegireerd.

Betaling van contributies en een extra stel prae-

adviezen behoort te geschieden door overschrijving

op postrekening No. 13500 van het Girokantoor

der Gemeente Amsterdam, met vermelding: ,,voor
het Nederlandsch Instituut voor Efficiency N 800″
en aanduiding waarvoor de betaling is bedoeld.
Inlichtingen bij het Bureau, Willem Witsenplein
6, ‘s-Gravenhage, Tel, 774520.

DAGINDEELING

DONDERDAG 25 NOVEMBER 1937

Voorzitter: Mr. J. L. C. van Meerwijk, Voorzitter

van het Nederlandsch Instituut voor Efficiency.

10.00-10.30

Opening.

10.30-11.20

C.
J. Ph, Zaalberg,
Voorzitter van den Nijverheids

raad, ,,Efficiency en rationalisatie steeds dringen-

der noodzakelijk in bedrijf en bestuur”.

11.20-11.40

Gelegenheid tot het gebruiken van koffie

11.4Ö-1150

0

Mededeelingen van
Prof. Th. Limperg Jr.
over het

Viie Internationaal Congres voor Wetenschappe-

lijke Bedrijfsorganisatie, dat in 1938 te Washing-

ton zal worden gehouden,

111.50-12.40

Ir. A. Bargeboer,
Directeur der N.V. Dikkers

Bargeboer, ‘s-Gravenhage, ,,Research in samen-

werking met rationalisatie”.

12,40-14.10

Pauze. Gezamenlijke lunch in de daktuinzaal van

Hotel ,,Atlanta”, Coolsingel 97.

14.10-15.00

Ir. E. van Dieren,
s.i,, Raadgevend ingenieur,

,,Efficiency van zeevrachtschepen”.

15.10

Excursie naar de N;V; Van den Bergh’s Fabrie-

ken, Nassaukade 3.

VRIJDAG 26 NOVEMBER 1937

Voorzitter:
Mr. J. Alingh Prins,
Voorzitter van het

Nederlandsch Instituut voor Documentatie en Re-

gistratuur.

10.00-10.20

Opening met een inleiding door .den voorzitter over

het belang van documentatie voor techniek en ad-

ministratie.

10.20-11.10

J. E. Spinosa Cattela,
Lid van het Nederlandsch

Instituut van Accountants, ,,Variabele kostenbud-

getteering”.

1.1.10-11.30.

Gelegenheid tot het gebruiken van koffie.

11.30-12.20

Mr. Dr. H. J. Rorneijn, . Qud-Wethouder van

‘s-Gravenhage, Advocaat en procureur, , ,Toepas-

sing van de graphische methode bij analyse en

synthese van wettelijke bepalingen”.

12.20-13.50

Pauze, Gezamenlijke lunch in de daktuinzaal van
Hotel ,Atlanta”, Coolsingel 97.

13.50-14.40

Dr. Jac. van Dael,
Leider van het Psychotechnisch

Laboratorium der Scheepvaart Vereeniging Zuid,

,,Het psychotechnisch onderzoek, toegelicht met

voorbeelden uit het onderzoek van havenarbei-
ders”.
0

14.40-15.30

J. Haspet, Administrateur ter Gemeentesecretarie,

Chef van de Afdeeling Financiën en Bedrijven te
Rotterdam, ,,Doelmatig gemeentebeheer”.

15.30

Officieele ontvangst door het Gemeentebestuur van

Rotterdam in de Burgerzaal van het Raadhuis.

Auteur