Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1138

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 20 1937

0 OCTOBER
1937

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econom
—-i*sch Statistische
Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22
8
JAAROANO

WOENSDAG 20 OCTOBER 1937

No.
1138

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. tieftinck; N. J. Poluk; J Tinbergen; F. de Vries en

11. Al. i: A. van der Valk (Redacteur’Secretarisj

Redactie-adres: l’ieter de lloochweg 122, Rotterdam
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg
Telefoon Nr. 35000. Postreken.ing 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere p’igi

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties.

;Vijgh f van Dit,nar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am

strdam, ‘s-Oravenhage. l’ostchique’ en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in

Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-,Statis’

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Done’

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:
BIz.

EVENREDIGE VRAOUTVERnEELING

01′

HET WEENSCH

00NGES
door
Prof. Mr. B. M. Telders

…………
766

De internationale selirotmarkt door
J. W. F.
Sligting
767

De resultaten der monetaire politiek tot en met Juni

1937

door
Dr.
J. G.
Stridiron

………………..
770

De Rijksmiddelen over September 1937 …………..
775

AANTEEKENINGEN:

Het werkloosheidsvraagstuk in de Vereeniging voor

cle .Staathuishoudkunde……………………
776

Wiustuivelleering in de Amerikaansche industrie
778

ONTVANGEN BOEKEN…………………………..
779

IIAANDOIJFERS:

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
780

Emissies

in

September

1937

………………..
781

Statistieken:
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten

……………..
781,
784
Groothandeisprijzen …………………….

…………

782-783

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De verslagweek heeft een zeer vaste stemming voor den
,Franschen Franc te zien gegeven. Reeds in de vorige w’eek
was de dalende tendens tot staan gekomen, en toonde de
markt weerstand. Wij schreven toen, dat dekking van
baisseposities de voornaamste factor was, welke de vraag
naar Francs ‘teweegbraoht. Het schijnt, dat deze week, zij
het nog op bescheiden schaal, een.ige repiutrieering van
kapitaal heeft plaats gevonden. De uitslag van de kan
tonnale verkiezingen heeft de politieke onrust wat doen
verminderen, hetgeen aan dit verloop zeker niet vreemmid
is geweest.
Het Fransche Egalisatiefonds heeft deze situatie aan.ge’
grepen om zijn bezit aan de’vie’zen uit te breiden, waarbij
men dan ‘koers van den Franc ‘heel geleidelijk deed oploopen
tot iets boven 6.10. Intussehen was ook het .tersnijndisagio
belangrijk gedaald. Op een gegeven moment was de per.te
voor éénimaands-Francs teruggeloopen tot 3 ets. en voor ‘drieniaands tot 13 ets. Daarna is echter weer een stijging
van het disa’gio ingetreden tot resp. ciroa 9 en 23 ets. Wij wezen er de vorige week reeds op, dat de .termijnkoersen
er ongetwijfeld nog ongunstiger zouden uitzien wanneer
niet ‘het aanbod van termijnfranes c.q. de vraag naar ‘ter-
rnijnval’nta’s ‘in Frankrijk zou worden verminderd, door
dat de financiering van den Fransohen import ten deele
jui’st met het oog op de groote disagio’s i’ia visseltrekking
en -disconteering plaats vindt. De termijnkoersen duiden er dus ‘nog steeds op, dat het ver-trouwen niet overmatig
groot ‘is.
Het Pond Sterling was, deze week vrij vast, hetgeen wel-
licht mede is ‘toe te schrijven aan ‘de vraag naar Ponden
door het Fransche Egalisatiefonds. Voor zoover de vraag
naar Franes, d’ie dit fonds bevredigde om te sterke kors-
stijging
te
voorkomen, «afkomstig was uit omzetting van
Ponden ‘in Francs, schiep natuurlijk de operatie van het
Egalisatiefonds geen surplusvraaig naar Ponden, voor zoo-
ver tegenover de Franesvr.aag aanbod van andere valuta’s
stonden, ‘had de politiek van het fonds een opvaartsehen
druk op het Pond en een :neerwaar.tsehen druk op die
andere valuta’s tot gevolg.
De Belga ‘blijft zoowel wat contant als termijn betreft
nog steeds onder den druk van de speculatie. Dniemaands-
francs noteeren nog steeds 20 ets. d’isagio.
De stemming voor den Gulden bleef vrjival onveranderd.
Het Egalisatiefoads ‘behoefde echter vrijwel niet te inter’
venieeren, de Dollarkoers was vaak boven den aankoop-
koers van het fonds.
De ‘ge’ldniarkt ten onzent ‘blijft practisch onveranderd bij
gebrek aan faotoren, die de verihouding tussehen vraag en
aanbod beïnvloeden kunnen. Toch was de vraag naar papier, wellicht onder den druk van de internationale
situatie, niet groot en de agent ko,n niet zoo gemakkelijk
papier plaatsen op de geldende imoteeringen. I’ntusschen
heeft tooh ‘de markt het tbedrag noodiig voor de financie-
ring van de aflossing ‘van het niet -geeonveiteerde deel der
Indische leening verschaft. Dit bedrag was overigens
slechts gering van omvang, omdat de ‘schatkist eeuerzijds
over ruime mid’dlen beschikte en anderzijds geleidelijk
aan nog heel wat van de nieuwe stukken is ondergebracht.
De belnggi.ngsmarkt is de inzinking van ‘het begin van
de vorige veek, d’ie veeleer aan technische oorzaken te
wijten was, vrij snel te boven ‘gekomen. Wel staan nog de
nieuwere leeningen zoowel als de oude schuld onder het
hoogste ‘punt ‘dat onlangs werd bereikt, maar het koers-
verlies is toch grootendeels ingehaald.

766

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Ocioh,r 1937

EVENREDIGE VRACHTVERDEELING OP

HET WEENSCH CONGRES.

De titel i’an dit opstel bevat geen geforceerd ana-
chronisme: er
is
op het Weeusch Congres over even-
redige vrachtverdeeling uitvoerig gesproken en (le
debatten daarover zouden ons zelfs tot leering kun-
nen strekken.
Het onderwerp kwam ter sprake in de zgn. Rivie-
rencommissie (Commission relative la libre naviga-
tion des rivières), welker protocollen eerst door Kl-
her (Acten des Wiener Congresses III) en later in
de verzameling Rijndocurnenten (Nijhoff—Duncker
und Humhiot, 1918, T pag. 50 e.v.) zijn uitgegeven
1)

Aanleiding tot de discussie vormde het te Keulen
en Mainz van ouds bestaande ,,recht van lasthreking”
(,,droit de relâche forcée”), hetwelk door art. 3 van
het Oetrooiverdrag van 1804, tusschen het Duitsche
Rijk en Frankrijk gesloten, uitdrukkelijk was ge-
handhaafd (6). Het was de Nederlandsche gedele-
geerde Van der Spaen, die op die privileges in ver-
band met het beginsel van de Vrije vaart het eerst
de aandacht der Commissie vestigde (63). Dezelfde
afgevaardigde herinnerde bovendien aan de in art. 13
van het Octrooiverdrag neergelegde regeling, krach-
tens welke de Centrale Administratie, die het Ver-
drag van 1804 op den Rijn ingesteld had, hevoegd
en verplicht was voor het tusschen twee Frankforter
jaarmarkten iii gelegen tijdvak de te Keulen en Mainz
te betalen rnaximum-vrachtprijzen vast te stellen
(64). Hij verbond aan zijn opmerkingen het advies, over afschaffing of behoud dezer regelingen niet te
beslissen, alvorens de in Rijnzaken hij uitstek des-
kundige oud-directeur-generaal van het Rijn-octrooi
Eichhoff door de Commissie was gehoord.
De Commissie volgde dezen raad en zij deed zelfs meer. Zij hoorde niet alleen den heer Eichhoff, maar
ook de woordvoerders van twee belanghebbende ste-
den, Frankfort en Mainz. De meening van de heide
laatsten bleek echter – wat te verwachten was – door
een al te eenzijdige waardeering van eigen belangen
te zijn bepaald. De afgevaardigde van Mainz was
natuurlijk vôôr het behoud van het privilege, be-
werenci, dat de vracht lager kon zijn als de schipper
tengevolge van de concentratie der bevrachtingen
te Keulen en te Mainz te allen tijde van retour-
vracht was verzekerd, en de vertegenwoordiger van
Frankfort bepleitte de vrijheid van concurrentie als het beste middel de belangen van den handel te be-
vorderen. Men late het, zoo drong hij aan, aan de be-
langhebbenden zelf over den schipper, in wien zij
vertrouwen stellen, te kiezen en dwinge hen niet in
Keulen en Mainz een hun aangewezen vervoerder
voor hun goed te aanvaarden.
De oud-directeur-generaal van het octrooi Eichhoff
daarentegen bleek in zooverre behalve een deskun-
dig ook een onpartijdig voorlichter te zijn, dat hij
noch Mainz noch Fraukfort gelijk gaf (77). Hij
achtte behoud van het omslagrecht te Keulen en
Mainz nuttig
mits
onder zekere restricties.
Handha-

ving der privileges zonder meer zou volgens hem al
even verkeerd zijn als algeheele afschaffing. De om-slag (lastbreking) te Keulen herustte aanvankelijk op
vrijwilig aangegane overeenkomsten der belangheb-
bende Keulsche en Nederlandsche schippers (79). Al-
lengs was die regeling weliswaar tot misbruik ont-
aard, maar aan haar lag toch een juiste gedachte ten
grondslag: de concentratie van dan omslag in twee
steden verzekerde aan den inlacler de beschikking
over voldoende middelen van vervoer en aan den
schipper voldoende vracht, ook en vooral op den
terugweg. Van schadelijk misbruik kon z.i. slechts
worden gesproken in zooverre ook dan de onislag ver-
plicht was, als de reis even goed zonder omslag had kunnen wordeu voibracht. Was daarentegen wegens den aard van het goed of den toestand van het vaar-
1)
De in den tekst tussehen () aangegeven getallen ver-
wijzen naar de desbetreffende pagina’s van het eerste deel
der ,,Rijndocumenten”.

water omslag tôch geboden, dan bood concentratie
daarvan in Keulen en Mainz – resp. aan dle beneden-
en aan de bovengrens van den Midden-Rijn gelegen
– slechts voordeelen °- wuit Frankfort te dien aan-
zien ook wilde beweren.
De Commissie was aanvankelijk klaarblijkelijk on-
der den indruk van Eichhoff’s betoog: zij besluit
weliswaar eenstemmig de – privilges van Keulen en
tfainz af te schaffen, doch reserveert met zoovele
woorden de vraag, èf en vitir men den (voortaan
facultatieven) omslag zoude kunnen concentreeren
voor latere discussie (76). )
De voorlichting van Eichhoff strekte zich echter ook nog tot andere punten uit, die voor ons onder-
werp van belang zijn. Op verzoek der Commissie rap-
porteerde hij ni. (onder meer) ook over het sedert
1804 op den Rijn bestaande régime ten aanzien van
de vaststelling der vrachtprijzen, over de vakorgani-
saties der schippers (schippersgilden) en over het
onderscheid tusschen de groote en de kleine vaart in
verband met het vigeerende stelsel van evenredige
vrachtverdeeling.

Zie hier, in het kort, zijn bericht (97 cv.):
Bij cle vaststelling der vrachtprjzen krachtens het
Octrooiverdrag van 1804 was de Centrale Admini-
stratie van het Rijnvaartoctrooi verplicht het advies
van de Kamers van Koophandel van Keulen, Mainz
en Straatsburg en dat van de stadsbesturen van
Düsseldorf, Frankfort cii Mannheiin in te winnen (art. 13), ,,et si les avis ne sont pas uniformes dle
adôptera un taux moyen.” Het resultaat was natuur-
lijk, dat met dat gemiddelde niemand tevreden was
en dat het telkenmale na de vaststelling protesten
regende. De Centrale Administratie ,,fatiguée de ces
récriminations” had daarop aan de Kamers van
Koophandel de vraag voorgelegd ,,s’ii n’était pas plus
convenahie et plus juste, que le prix du frêt pour
toutes les directions se réglât de gré á gré entre le
hatelier et l’expéditionuaire, en laissant á ce dernier
(le choix de celui) qui lui ferait les conditions les
plus favorables, sans l’astreindre h aucun tour de
rôle.” Het antwoord der Kamers van Koophandel luidde echter ,,que l’intérêt bien entendu da corn-
merce exigcait, que le prix du frêt continuât d’être
sournis h mie
taxatton of ficielle;
et de rnême que le
transport des marchandises se fit ?t
tour de rôle.’
Reden: anders zouden de vrachtprijzen al spoedig
dalen beneden ,,le taux nécessaire pour l’existence
des hateliers, l’entretien des bateaux et des agrès, et
il en résulterait toutes serIes de risques et de pertes
pour les négocians étrange:rs.” (Volgt een uiteenzet-
ting dézer risico’s en nadeelen voor de iniaders; het dalen der vrachtprijzen beneden het bestaans-mini-
mum wordt dus uitsluitend als nadeel
voor de mia-
ders
gewaardeerd, elke
sociale
gedachte ontbreekt in

het betoog).

Eichhoff acht handhaving van het vigecrende stel-
sel van evenredige vrachtverdeeling op grond van
deze antwoorden noodzakelijk, doch waar voortaan
de scheepvaart op den Rijn voor allen zal open staan
bepleit hij, dat in den vervolge 66k het advies van
Kohlenz, Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en
Utrecht zal worden ingewonnen, terwijl in geval van
verschil van meening de Centrale Administratie ge
rechtigd zoude moeten zijn een billijken middenprijs
naar eigen inzicht te bepalen..

Van groot nut acht Eichhoff bij de uitvoering van
dit stelsel de schippersgilden, die vooral in Neder-
land reeds sedert ,,onheucheljke tijden” bestaan. Hij
kan dan ook de bezwaren niet zwaar tellen, die ,,des
individus froissés dans leurs intérêts privés”, onder
beroep op ,,het groote beginsel van de vrijheid des
handels”
2)
tegen de geprivilegieerde positie dier gil-

De Pruisische afgevaardigde Von fluinboidt deelt eCh-
ter al op de volgende zitting (86) mede, dat, zijn Regeering
tegen een dergelijke verplichte concentratie zal stemmen.
E. spreekt dus
niet
over het beginsel van de vrijheid
van scheepvaart!

20 October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

767

den in hebben gebracht. Desgevraagd hadden de Ka-
mers van Koophandel en stadsbesturen in 1812 bo-
vendien zelf verklaard: ,,Nous croyons que le système
des associations de hateliers est indispensahie pour le
bon orcire de in navigation et qu’il est cle l’intérêt da
commerce de sacrifier, sur ce poilit, les avantages de
in libre concurrence qui serait trop chèrerneut
achetée, ou plutôt serait
illusoire’.
Voor welke scheepvaart behoorde het stelsel ten-
slotte te gelden? Het Octrooiverdrag van 1804 be-
perkte de werking van den ,,tour de rôle” tot de
,,groote vaart” (art. 19) ,,c’est
á
dire celle qui se fait
d’une partie
á
l’autre da cours du Rhin, en passant
devant Mayence et Cologe”. Buiten de regeling viel
de ,,kleine” vaart, ,,qui a pour objet les relations
mutuelles des ports et pays des deux rives situés de manière a communiquer entre eux par le Rhin sans passer devant ces deux stations”. Het artikel had in
het verleden tot interpretatie-geschillen aanleiding gegeven. Eichhoff bepleit restrictie van het begrip
,,petite navigation”: aan de regeling zoude alleen
mogen ontkomen het vervoer tusschen nabij gelegen
plaatsen van ,,les productions [sic] du pays”, alle
,,expéditions du grand commerce” zouden door de
regeling moeten worden bestreken, onverschillig waar
cle plaats van inlacling en ontscheping was gelegen.
De regeling zelve zoude inhouden, dat het ,,groote”
vervoer, op den Rijn tussehen Straatsburg en Rotter-
dam, alléén door leden van erkende schippersgilden è.
tour de rôle en onder overheidscontrôle mocht worden
geëffectueerd. De overheid zou daarbij den vracht-
prijs vaststellen, ,,un prix de frêt modéré, mais équi-
table,
á
l’égard des bateliers”.
Als goed ambtenaar overtuigd van de voortreffe-ljkheid en onmisbaarheid van overheidsbemoeiing,
voorspelt de oud-directeur-generaal tenslotte, met
een sneer naar ,,les gens qui préférent leur intérêt
privé â celui du commerce en général”, niet minder
dan den ondergang van de Rijnvaart indien men zijn
raadgevingen niet opvolgt.

Het zal de eerste keer wel niet zijn geweest – en
het was stellig niet de laatste – dat een overigens
verdienstelijk ambtenaar zich t.a.v. de onmisbaarheid
van overheidsinmenging te goeder trouw verkeerde
voorstellingen heeft gemaakt. Eichhoff heeft met zijn
pleidooi voor evenredige vrachtverdeeling op den Rijn
de Weensche Rivierencommissie tenslotte niet over-
tuigd en…. de Rijnvaart is er niet aan te gronde
gegaan!

De zeer invloedrijke en bekwame Pruisische afge-
vaardigde Von Humboldt was van meening, dat de
vaststelling van vrachtprijzen van overheidswege,
vroeger ten nauwste verbonden aan het thans afge-
schafte omslag-privilege, ,,ue paraiss (ait) plus néces-
saire”, al kon de binnenkort in het leven te roepen
Centrale Rijuvaart Commissie, als zij daarover an-
ders dacht, een dergelijk stelsel natuurlijk weer in de
definitieve regeling opnemen (136). De Weensche Ri-
vieren-Commissie volgde Von Humboldt’s advies (vgl.
art. 27 van het Rijnregletnent). Wat de schippersgil-den betreft, werd besloten dat clezen geen enkel uit-
sluitend recht op den Rijn zoude toekomen. (art. 21
van het Rijnreglement; pag. 141). De onderscheiding
tusschen ,,kleine” en ,,groote” vaart was vanzelf nut-
teloos geworden nadat men het stelsel van evenredige
vrachtverdeeling had laten vallen. Art. 27 van het
Weenschc Rijnreglement legt dan ook uitdrukkelijk
vast, dat de in te stellen Centrale Rijnvaartcommis-
sie de ,,groote” en de ,,kleine” vaart slechts zal on-
derscheiden ,,si une pareille distinction,
(lui
ne peut
plus exister dans le sens que lui donne la convention
de 1804, devait être maintenuc sous .d’autres rapports
et pour d’autres raisons”.
De Mainzer Conventie heeft echter het onderscheid
tusschen groote vaart en kleine vaart niet weder
ingevoerd. Integendeel, art. 42 dier Akte verklaart
met zoovele woorden, dat de bezitter van een Rijn-
schipperpatent op den geheelen. Rijn zal mogen va-

ren ,,sans aucune distinction entre la grande et la
petite navigation et ce qu’on désigne sous le nom de
navigatio.n intermédiaire”, en art. 43 voegt daaraan

toe, dat alle rechten, voorrechten en gebruiken, in-
gesteld ,,pour favoriser le chargement par nu tour de
rôle. . . . sont et demeurent abrogés, sans qu’il en
puisse être rétabli sous quelque dénornination que
ce soit” of in het ditmaal nog kernachtiger Duitsch:
,,und durf en, unter weichem Namen es immer sey,
nie wieder eingeführt
werden,”
(242).
Zoo eindigde de eerste poging tot evenredige vracht-
verdeeling op den Rijn….
B.
M.
TELDERS.

DE INTERNATIONALE SCHROTMARKT.

Op twee wijzen ontstaat schrot; in de eerste plaats
als afval in de ijzer- en staalindustrie bij de voort-
brenging van halffahrikaten en eindp:roducten en in
de tweede plaats hij het afdanken en sloopen van
machines, installaties, schepen e.d., die onbruikbaar
zijn geworden.
De productie van het schrot, dat als afval ont-
staat, vindt derhalve plaats in landen, waar een ont-
wikkelde ijzer- en staalindustrie is gevestigd. Hoe
uitgebreider die industrie is, des te grooter zal dc
schrotproductie zijn. De omvang van de productie van schrot, dat afkom-
stig is uit de maatschappij, is vooral afhankelijk van
cle mate waarin in vorige jaren ijzer en staal zijn ge-
bruikt. Een groote productie van dit schrot vindt
derhalve plaats in landen, waar veel kapitaal is ge-
investeerd, want deze investaties hebben voor een
groot gedeelte den vorm gekregen van ijzeren en sta-
len apparaten en installaties: machines, schepen,
spoorwegen en roll end materieel, bruggen, bouwwer-
ken, enz., waarvan regelmatig een gedeelte vernieuwd
moet worden. Men kan zeggen, dat boe hooger de
kapitalistische ontwikkeling van een land.is
, des te
grooter de schrotproductie er zal zijn.
Van een klein gedeelte van het geproduceerde
schrot kunnen zonder veel bewerking nog wel biuik-
bare voorwrerpe
n
worden gemaakt. Verreweg het
meeste schrot heeft echter alleen waarde, doordat het opgesmolten kan worden om daarna in den vorm van
nieuwe ijzeren en stalen voorwerpen dienst te kun-
nen doen. Dit opsmelten geschiedt voor het grootste
gedeelte hij de productie van staal in de Siemens-
Martinovens.

Nu zijn in het algemeen de staalproduceerende,
dus de schrotverbruikende landen, tevens landen met
veel productie van schrot, hetzij doordat zij een be-
langrijke ijzer en staal verwerkende industrie hebben,
waar schrot als afval ontstaat; hetzij doordat in hun
economisch leven veel kapitaal geïnvesteerd is; hetzij

(en dit is wel het nieest voorkomende verschijnsel)
door heide oorzaken tegelijkertijd. Dit heeft tot ge-
volg, dat de internationale handel in schrot slechts
een, klein gedeelte omvat van de totale hoevèelheid,
die geproduceerd en verbruikt wordt. Toch heeft dè
internationale handel in schrot i.nteressa nte. aspecten,
doordat de in- en uitgevoerde hoeveelheden vrij sterk
fluctueeren en bovendien wel eens van richting ver-
anderen als gevolg van den invloed, dien de conjunc-
tuur heeft, zoowel op de productie als op het ver-
bruik van schrot.
* *
*

Vraag en aanbod in verband met het con2unctuur-
verloop.

Telkens, wanneer in jaren van hoogconjunctuu.r
de bedrijvigheid in de ijzer- en staalindustrie toe-
neemt en de ijzer- en staalprijze.n stijgen, neemt ook
de vraag naar schrot om opgesmolten te worden toe
en kunnen daarvoor hoogere prijzen worden betaald.
Het bijzondere van schrot is nu echter, dat in die
zelfde jaren de productie van schrot in zeker opzicht
een neiging heeft tot dalen.

768

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20
October 1937

Natuurlijk levert de jzer en staalindustrie zelf in
tijden. van grooter bedrijvigheid een evenredig g.rOO-
tere hoeveelheid schrot als afval op. Ook geven de
hoogere prijzen aanleiding tot een intensiever verza-
meling van oud ijzer, dat uit de maatschappij voort-
komt. Tenslotte is er reden om aan te nemen, dat in
een tijd van hoogconjunctuur extra veel vernieuwiri-
gen van apparaten en installaties plaats vinden, ter
vervanging van materiaal, dat eigenlijk nog wel mee
kon. Hierdoor krijgt het ijzer een verhoogde omloops-
snelheid, hetgeen zeggen wil, dat hèt eerder is uit-
gediend en tot schrot vergaat dan in een depressie-
periode. Daar staat echter tegenover, dat de hoog-

conjunctuur niet
bij
uitstek de tijd is, waarin veel
van het bestaande wordt afgedankt en gesloopt zonder
dat het wordt vervangen. Men kan dan ook in zulk
een tijd naast het streven om tot vernieuwingen over
te gaan, een neiging constateeren om oude en half-
versleten deelen van het productie-apparaat zoo lang
mogelijk in bedrijf te houden. Dit veroorzaakt, dat
het aanbod van schrot juist de tendens heeft beperkt
te zijn in een tijd, waarin de ijzer- en staalindustrie
ruim emplooi heeft voor deze grondstof. Omgekeerd
vinden de groote slooperijen veelal plaats in tijden
van dalende conjunctuur, dus wanneer in de ijzer-
en staalindustrie slapte heerscht.
Een enkel voorbeeld mag dit illustreeren. De be-
drijvigheid in den scheepsbouw – een groote consu-
ment van staal – en die bij de scheepsslooperijen – groote producenten van schrot – kunnen volkomen
tegen elkander inloopen, zooals uit de volgende cijfers

blijkt:

Te water gelaten
Gesloopte
tonnage
tonnage Wereldcijfers in
Br. reg. ton.
1930
2.889.472 848.530
1931
1.617.115
1.018.174
1932
726.591
1.346.140
1933
489.016
2.413.189
1934
967.419 1.740.895
1935
1.302.080
1.151.278
IGQA
9117Q54
993904

Deze tendens tot divergeeren van het aanbod van
schrot met de bedrijvigheid in de ijzer- en staalindus-
trie heeft grooten invloed op den internationalen
handel in dit artikel. Het duidelijkst ziet men dien
invloed
bij
de vergelijking van cle Duilsche staal-
productie met den in- en uitvoer van schrot gedu
rende de laatste tien jaren. De desbetreffende cijfers luiden als volgt:

Productie
Invmr
Uitvoer
Saldo
van staal
van schrot
in millioenen tonnen
in
duizenden tonnen
1927

……..
16.3
646
228

418
1928

……..
14.5
354
310

44 1929

……..
16.2
358
238

120

1930

……..
11.5
162
254
+

92

1931
8.3
90
305
+
215
1932
5.7
99
293

194

1933
7.6 348
186

162

1934

………
11.9
501
94

407

1935
1
)
16.4
277
74

303

1936
1
)
19.2
332
58

274

Jah./Aug.’37’)
12.9
302
1

301
1)
Inclusief
Saargebied.

Men riet uit deze cijfers, dat Duitschland geduren-
de de jaren van groote of stijgende staalproductie
(1927-1929 en sedert 1933) schrot tekort komt, doch
een overschot heeft, wanneer de staalproductie gering

is (1930-1932).
Dit verschijnsel, het afwisselen van een tekort met
een overschot, doet zich ook in Engeland voor, al is
daar de: samenhang. met den omvang van de staal-
productie nie.t altijd zoo duidelijk geweest. De laatste

jaren is met de sterke stijging van de staalproductie
echter duidelijk een eveneens sterk toenemend in.
voers.aldo van shrot gepaard gegaan. Van 125.000
ton in 1934 steeg het invoersaldo tot 963.000 ton in

1936.

Ook in andere landen is de staalproductie en daar-
mee cle behoefte aan schrot omhoog gegaan. Landen,
die altijd een invoersaldo hebben, voeren thans he-
langrijk meer in, hetgeen geleverd wordt door de
enkele landen, die regelmatig schrot over .hebben.
Dit zijn de Vereenigde Staten, Frankrijk, België,
Nederland en eenige kleinere leveranciers. Deze lan-
den profiteeren van de groote vraag, die thans naar
schrot bestaat, en kunnen er hooge prijzen voor ma-ken, doch voor zoover zij zelf staalproducenten zijn
cii dus ook schrot gebruiken, hebben zij het onbe-
hagelijke gevoel gekregen, dat een kostbare grondstof
voor de eigen industrie uit het land wordt getrok-
ken. Met name is dat het geval in Frankrijk en
België, waar dan ook handelspolitieke maatregelen

zijn genomen om den vrijen uitvoer van schrot te
belemmeren. Tlierop zal aanstonds nog worden terug-

gekomen.
Eerst willen wij wijzen op een tweede gevolg van
de tendens tot divergeeren van de productie van
schrot met de bedrijvigheid in de ijzer- en staalin-
dustrie. Tegenover het als gevolg van deze tendens
minder elastisch reageeren van het aanbod van schrot
op prijsveranderingen, staat, dat de productie va.
ijzererts vrij gemakkelijk reageert
01)
fluctueerende
prijzen. Wanneer de vraag naar ruwijzer stijgt, trekt
al heel spoedig de prijs van ijzererts aan, en dan
wordt het loonend uit ongunstig gelegen mijnen, die
in tijden van geringe bedrijvigheid niet geëxploiteerd worden, ijzererts te delven.
Zoo worden, om enkele voorbeelden te noemen,
thans in Zweden mijnen in exploitatie genomen, die sedert den wereldoorlog hebben stilgelegen. Verder zijn enkele partijen erts door Joegoslavië, dat tot nu
geen exporteur naar West-Europa was, in Engeland
geleverd, en is een belangrijk contract voor levering
in 1938 met Duitschland gesloten. Ook Brazilië, een land uraarvami de ertsmijnen een slechte verbinding hebben met de havens, voert thans toenemende hoe-
veelheden naar West-Europa, in het bijzonder naar

Engeland, uit.
Dit verschil in reactiesnelheid tusschen de pro-
ductie van ijzererts en het aanbod van schrot, heeft
tot gevolg, dat in tijden van groote vraag de schrot-
prijzen neiging hebben sterker te stijgen dan de prij-
zen van ijzererts en van het daaruit gemaakte ruw

ijzer. Dit leidt ertoe, dat dan
bij
de staalhereiding
naar verhouding minder schrot en meer ruwijzer
wordt gebruikt. Men kan ni. in de Siemens-Martin-
ovens in ruime mate de verhouding tusschen het
gebruik van schrot en dat van ruwijzer wijzigen. Wij
zien dan ook, dat in Engeland in de jaren 1932 tot
1936, terwijl de staalproductie steeg van 5.3 mii-
lioen ton tot 11.8 millioen ton per jaar en er dus
een toenemende vraag naar grondstoffen was, het
percentage schrot, dat in de Siemens-Martin-ovens
werd gebruikt, daalde van 54.2 tot 46.0.
* *
*

De vraag naar sc1crot in verband met die naar

ruwijzer.

Dit neemt echter niet weg, dat door de jaren heen
het gebruik van schrot, dat absoluut sterk toenam,
ook relatief, d.w.z. ten opzichte van ruwijzer, be-
langrijk gestegen is. Men kan dit gemakkelijk con-
stateeren door vergelijking van de p.roduetiecijfera
van ruwijzer en staal.

Wereldproductie van
ruwijzer

ruwstaal
in millioenen tonnen

1913
79

76
1925
77

92
1929
99

122
1932 40

•.

51
1936
91

124

Men ziet hieruit, dat de staalproduetie veel ster
k-er is gestegen, dan de ruwijzerproductie. Deze laat-
ste had in 1936 de terugslag van 1929 nog niet ge-

20 October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

709

heel overwonnen; de staalproductie bereikte toen
echter reeds een nieuw recordniveau. Voor een klein
gedeelte is dit verschil in ontwikkeling het gevolg
van de omstandigheid, dat de moderne techniek thans
in vele gevallen staal gebruikt, waarin vroeger ge-
goten ijzer aangewend werd. Daardoor wordt tegen-
woorclig een grooter gedeelte van de ruwijzerproduc-
tie verwerkt tot staal, dan voorheen. Voor het overige
moet dit verschil echter worden verklaard door toe-
genomen gebruik van schrot, waardoor minder ruw

ijzer voor de staalbereiding noodig werd.
De omstandigheid, dat, behalve een betrekkelijk belangrijk percentage, dat verslijt en door corrosie
en andere oorzaken verloren gaat, al het in gebruik
genomen ijzer en staal na zekeren tijd weer als schrot
uit de maatschappij te voorschijn komt – een voor
de voorziening van grondstoffen zer gelukkige om-
standigheid – moest noodzakelijk tot deze ontwik-
keling leiden.
Het is interessant een oogenblik stil te staan hij
de vraag hoe in de toekomst de verhouding tusschen
het gebruik van schrot, dus het regenereeren van
oud ijzer, en het gebruik van ijzererts, dus het pro-
duceeren van nieuw metaal door te putten uit den
voorraad grondstoffen, zich zal ontwikkelen.
Wanneer het verbruik van ijzer en staal in cle toe-
komst omhoog zou gaan volgens een rekenkundige
reeks, d.w.z. dat elk volgend jaar eenzelfde hoeveel-
heid meer noodig zou zijn, dan in het jaar daarvoor,
dan zou, – afgezien van het percentage, dat door
slijtage enz. verloren gaat en ook afgezien van toe-
vallige schommelingen in de productie van schrot
en verder onder voorbehoud, dat de tijd, waarin nieuw
materiaal tot schrot wordt, gemiddeld gelijk blijft –
elk jaar niet meer dan een gelijkblijvende hoeveelheid
ijzererts noodig zijn. Immers de hoeveelheid sch.rot,
die aan de markt zou komen, zou dan volgens de-
zelfde rekenkundige reeks stijgen, zoodat alleen een
van jaar tot jaar gelijkblijvende hoeveelheid nieuw
ijzer en staal door verwerking van ijzererts zou be-
hoeven te worden geproduceerd. Het is duidelijk, dat
in dit hypothetische geval de beteekenis van schrot
ten opzichte van die van ruwijzer steeds grooter zou
worden.

Mocht de toeneming van cle behoefte aan ijzer en
staal zich sneller ontwikkelen, dan hier is veron-
dersteld, dan zou ook een toenemende hoeveelheid
ijzererts noodig zijn, aangezien de productie van
schrot daarmee dan geen gelijke tred zou houden.
Zou daarentegen de behoefte minder snel omhoog gaan, dan zou aan den voorraad ijzererts, die in de
aarde is verborgen, en die overigens voorloopig nog
niet uitgeput dreigt te raken, jaarlijks een afnemen-
de hoeveelheid moeten worden onttrokken. Hoe deze
ontwikkeling zich op den langen duur, over de con
junctuurgolven heen, zal voltrekken, is niet te zeg-
gen. Het is echter wel zeker, dat dc absolute betee-
kenis van schrot nog zal toenemen. Steeds grooter
zal de hoeveelheid oud ijzer zijn, die na opsmelting
een nieuwe bestemming krijgt.

Een belangrijke kwestie, hierboven reeds even aan-
geroerd, is die van de ,,omloopssnelheid” van ‘het
ijzer. De gemiddelde levensduur van ijzer en staal is
wel berekend op 20 á 25 jaar. Den laatsten
tijd
be-
staat er neiging tot de veronderstelling, dat de levens-
duur korter is geworden, doordat het materiaal in-
tensiever wordt gebruikt en doordat thans ‘sneller
dan vroeger, een economische veroudering zou optre-
den. I’Iier staat echter tegenover, dat de lcwaliteit
verbetering heeft ondergaan en vooral, dat thans een
grooter percentage van het gebruikte ijzer.en staal
wordt aangewend in gebouwen en ondergrondsche werken, waar het beter tegen slijtage en corrosie is
beschermd. Het spreekt vanzelf, dat, wanneer de ge-
middelde levensduur van ijzer korter zou worden,
het aanbod van schrot zou toenemen en omgekeerd.
Intusschen zullen als gevolg van de conjunctuur-
golven, die groote fluctuaties veroorzaken in de be-

hoefte aan ijzer en staal en tegelijkertijd veel invloed
hebben, en wel, zooals wij hebben gezien, gedeeltelijk in tegengestelden zin, op het aanbod van schrot, tijden
van schaarachte worden afgewisseld door tijden, waar-
in het schrot overvloedig wordt aangeboden, met, alle

gevolgen daarvan op de
prijzen;
op de verhouding,

waarin het,wordt gebruikt en op de handelspolitieke
maatregelen.
Omtreiit de feitelijke ontwikkeling gedurende cle
laatste jaren, waarin cle staalproductie sterk is toe-
genomen en er dus veel emplooi voor schrot bestond,
worden hieronder, nog enkele mededeelingen gedaan.

* *
*

In- en uitvoer van schrot.

Hierboven was reeds sprake van
Duitschla.nd
en
Engeland,
landen, die afwisselend een schrotover-
schot en een tekort aan schrot hebben en die de
laatste jaren, nu de staalproductie sterk is toegeno-
men, belangrijke hoeveelheden meer in- dan uit-
voeren.
In Duitschlaud, waar de geheele grondstoffen-
voorziening ,,überwacht” wordt, bestaat een uitvoer-
verbod van schrot. Kleine partijen werden nog wel
naar naburige landen uitgevoerd, vooral naar Polen,
de laatste ‘jaren op grond van een haudelsovereen-
komst, maar sedert het begin van dit jaar staat de
uitvoer practisch stil.
In Engeland zijn de staalproducenten met de
schrothaudelaren tot overeenstemming gekomen om-
trent een regeling, waardoor aanbiedingen naar het
buitenland worden voorkomen. Op die wijze heeft
men voorkomen, dat een uitvoerverbod noodig werd.
Andere belangrijke Europeesche invoerlanden zijn
Italië
en Polen.
In tegenstelling tot Duitschland en
Engeland, zijn deze landeii regelmatig koopers van
schrot, zij het ook dat zij uit den aard der zaak in
tijden van depressie minder invoeren, dan in tijden
van groote bedrijvigheid.
Beide landen beschikken slechts over weinig ijzer-erts. Er wordt dan ook veel minder ruwijzer gemaakt
dan staal en de staalproductie is vooral aangewezen op de verwerking van schrot. Zelf leveren deze lan-
den daarvan niet voldoende op, zoodat een belangrijke
hoeveelheid moet worden ingevoerd. – In Italië be-
draagt die invoer de laatste twee jaar ongeveer 1 mil-
lioen ton per jaar; gedurende de depressiejaren werd
wat minder ingevoerd, doch in 1929 was het ook bijna
1 millioen ton. Uitvoer van schrot kent Italië niët.
Polen voert de laatste jaren 300.000 â 450.000 ton
in. Dit jaar zal dit nog wel meer worden, aangezien
gedurende het eerste halfjaar 1937 317.000 ton inge-
voerd werd. Uitvoer is er zoo goed als niet.
Verder hebben in Europa nog
Zweden, Tsjecho-
Slowakije, Hongarije
en
Oostenrijk
een invoersaldo
van schrot. In de twee eerstgenoemde landen neemt
de schrotinvoer ‘ sterk toet Al deze landen hebben
maatregelen genomen om te voorkomen, dat schrot
vrij het land uitgaat. Vooral Oostenrijk heeft zijn
uitvoer belangrijk beprkt; daardoor kon de invoer
in dat land verminderen.
De belangrijkste lcooper op ‘de intern atiönale
schrotmarkt is thans een niet-Europeesch land, mil.
Japan.
In dit land is de staalproductie sedert 1924
ongeveer vervijfvoudigd ondanks een heel kleine
ertsbasis., Men was dus wel zeer op de ver-werking
van schrot aangewezen, en aangezien de Japansche
samenleving met haar betrekkelijk korte historie van
ijzer- en staalverbruik nog niet zon veel schrot kan
oplevereh, moest- de invoer daarvan noodzakelijk gioo.
te vormen aannemen. In 1924 bedroeg de- invoer nog

slechts 42.000 ton, in 1930 reeds 490.000 ‘ton en’ in
1936 -1.5 millioen ton. In het eerste halfjaar van 1937
werd bijna 1 millioen ton- ingevoerd.
Zooals’ hierboven reeds’ terloops is gezegd, staan tegenover deze landen met een behoefte aan schrot,
behalve eenige kleine leveranciers, slechts vier lan-
den met een uitvoersaldo van beteekenis. Dit zijn de

1

j

1
770

2
i

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 October 1937
11

Vereenigde Staten, Frankrijk, België en Nederland.

De
Vereenigcle Staten
zijn daarvan de belangrijk.

ste. Dit groote gebied met zijn sterk ontwikkeld ka-
pitaalintensief economisch leven heeft uit den aard
der zaak een enorme schrotproductie. Natuurlijk
wordt daarvan het meeste in het land zelf opgesmol-
ten. Amerika beschikt echter over overvloedige erts-
mijnen, die voor een belangrijk deel in het bezit zijn
van de groote staalproducenten. Daardoor oefenen
hooge schrotprijzen, die elders te maken zijn al heel spoedig hun invloed uit, en doen het schrot het land
verlaten. Kleinere Amerikaansche staalproducenten,
die niet zooals hun groote collega’s over eigen erts-
mijnen beschikken, zien dien grooten uitvoer van
schrot met eenige ongerustheid, omdat zij de prijs-
stijging van de grondstoffen sterk gevoelen. Er is
van die zijde dan ook er op aangedrongen den schrot
uitvoer onder contrôle te stellen, zooals elders ten
behoeve der staalproducente.n is gedaan, maar tot nu
toe heeft de Regeering daartoe geen maatregelen
genomen.
liet totale verbruik van schrot in de Vereenigde
Staten in 1936 wordt geschat op 36 millioen ton.
i3ij deze hoeveelheid zinken de kwantiteiten, die de
Eu:ropeesche staalproducenten en ,Tapan tekort kwa-
men, feitelijk in het niet, zoodat het geen al te groote
verwondering behoeft te wekken, dat Amerika in
staat was door een uitvoer, die in de jaren 1934—
1936 ca. 2 millioen ton per jaar bedroeg, mede te
helpen in deze behoeften te voorzien. In 1937 wordt
dc Amerikaansche uitvoer waarschijnlijk belangrijk grooter, aa:ngezien in het eerste halfjaar reeds meer
dan 2 millioen ton is uitgevoerd.

Frankrijk
beschikt over de rijkste ertsvoorraden van Europa. Daardoor is de ijzer- en staalindustrie
daar te lande vooral ingesteld op cle verwerking van
erts en veel minder op het opsinelten van schrot dan
in landen met een smalle ertsbasis.

Doordat het Fransche bedrijfsleven echter minder
kapitaalintensief is dan bijv. dat in Duitschland en
de Vereenigde Staten, en de ijzer- en staalindustrie
er voor een grooter deel dan in die landen op export
is aangewezen, heeft Frankrijk naar verhouding ook
een minder groote schrotproductie. Men kon er daar-
door niet in berusten, dat het beschikbare schrot vrij
door andere landen werd opgekocht. Reeds in 1920
is Frankrijk ertoe overgegaan den uitvoer van schrot
onder contrôle te stellen. In jaren van geringe be-
drijvigheid kon het uitvoerregime soepel gehanteerd
worden, maar nu de bedrijvigheid weer is toegeno.
men, is in het begin van 1937 een uitvoerrecht inge-
steld van Frs. 300 per ton, dat dezer dagen is ver-
hoogd tot Frs. 500.
De Fransche schrotuitvoer beliep in de jaren 1934
—1936 620.000, 744.000 en 688.000 ton. Gedurende het eerste halfjaar van 1937 werd slechts 119.000 ton
uitgevoerd.

In
België
wordt bij cle staalprocluctie ook weinig
schrot opgesmolten. Van het schrot; dat hij de ver-
werking van staal in walserijen en constructiewerk-
plaatsen ontstaat wordt veel uitgevoerd. Daarentegen
voert België vrij belangrijke hoeveelheden schrot van
mindere kwaliteit in. De uitvoer is de laatste jaren
gestegen van 337.000 ton in 1934 tot 546.000 ton in
1936. In het begin van 1937 is de uitvoer van som-
mige kwaliteiten aan een licentiestelsel onderworpen,
hetgeen beperkend heeft gewerkt. Gedurende de eer-
ste zeven maanden van dit jaar werd slechts 205.000

ton uitgevoerd.

Tenslotte
Nederland,
het laatste land met een uit-
voeroverschot van schrot van heteekenis. T-let hier
te lande geproduceerde schrot is afkomstig van de
scheepsslooperijen, van de spoorwegen, die regelma-
tig railstukken, laschplaten, bouten, oude wielen en
wielbanden en meer dergelijk materiaal verkoopen,
van de scheepswerven, machinefabrieken, construc-
tieverkplaatsen en andere ondernemingen, die ijzer

en staal bewerken en verwerken. Ook komt veel
schrot uit de maatschappij voort.
Slechts een gering deel van deze schrotproductie wordt door de Nederiandsche industrie, ni. door de
ijzer- en staalgieterijen als grondstof gebruikt. De
rest wordt uitgevoerd. Aangezien de export uit ons
land geheel vrij is, is de uitvoer de laatste jaren en
vooral in 1937, nu Frankrijk en België hun export
hebben beperkt, sterk toegenomen. Gedurende de
jaren 1934-1936 bedroeg de uitvoer resp. 260.000,
214.000 en 300.000 ton; gedurende de eerste 8 maan-
den van dit jaar werd niet minder dan 347.000 ton
uitgevoerd. Het uitgevoerde materiaal gaat in hoof d-zaak naar Duitschiand, Polen, Engeland en België.
* *

liet internationale schrotkartel.
De schaarschte aan schrot, die een gevolg was van
de sterke toeneming van de staalproductie en van de
uitvoerheperkingen, die in verschillende landen wer-
den toegepast, heeft den prijs van dit materiaal in
het begin van 1937 aanmerkelijk doen stijgen. Daar-na is echter een prijsdaling van ongeveer 35 pOt. in-
getreden.
De oorzaak van deze prijsdaling is voor een deel
van denzelfden aard als die, welke op de markten
van verschillende andere grondstoffen haar invloed
deed gevoelen. In het begin van dit jaar bestond de algemeene neiging de behoefte aan grondstoffen te
groot te schatten en de mogelijkheid om de produc-
tie ervan uit te breiden, te beperkt.
Daarbij is wat schrot betreft, nog op twee speciale
momenten te wijzen. In de eerste plaats kon de pro-
ductie van ruwijzer, dat, zooals wij gezien hebben, bij
hooge schrotprijzen in ruimer mate bij de staalberei-
ding wordt gebruikt, in verschillende landen nog
sterk worden uitgebreid. In de tweede plaats hebben
de schrotverbruikende staalproducenten zich in het
begin van 1937 in
een
internationaal schrot/cartel
vereenigd.
Dit kartel is betrekkelijk zonder moeite tot stand
gekomen. Twee omstandigheden hebben de oprichting
zeer bevorderd, ni. het bestaan van sterke kartels voor
den verkoop van staal en de contrôle-systemen
0
1
)

de verschillende binnenlandsche schrotmarkten. Door
dit laatste was de vrije schrotmnarkt heel klein ge-

worden.
Bij dit kartel zijn de ijzer- en staalindustrieën van
Duitschland, Engeland, Italië, Polen, Zweden, België,
Tsjecho-Slowakije, Oostenrijk, ilongarije, Joego-Sla-
vië, Roemenië, Finland en Japan aangesloten. Deze
schrotverbruikers vormen nu een gesloten front te-
genover de schrotproducenten en schrothandelarcu
en zijn er daardoor in geslaagd prijsopdrijving le
voorkomen. Zooals gezegd is de prijs zelfs sedert ‘met
optreden van het kartel circa 35 pOt. gedaald. liet
kartel organiseert een gemeenschappelijken inkoop
van schrot en de distributie daarvan over de verbrui-
kers. Zoo noodig zal men ertoe overgaan de verbrui-
kers te eontingenteeren. Tot nu toe was dit niet noo-
dig, aangezien voor den eerstvolgendeii tijd voldoende
materiaal bleek te kunnen worden aangekocht.
J. W. F. SL1GTINO.

DE RESULTATEN DER MONETAIRE POLITIEK
TOT EN MET JUNI 1937.

De resultaten der monetaire politiek.
Ten vervolge op een reeks artikelen in den loop
der jaren over dit onderwerp gepubliceerd’) zouden
wij thans willen nagaan hoe in 1936 en het eerste
halfjaar 1937 de vroeger besproken tendenzen in de
twee groepen van landen, welke een verschillende
monetaire politiek hebben gevolgd, zich hebben ont-
wikkeld.
Dat de drie goudlanden, Nederland, Frankrijk en
1)
E.-S.B. 20, 27
September en 11 en
25
October
1933;
E.S.-B. 14, 21 en 28
Maart
1934; E.-S.B. 26
September,
3
en
10
October
1934; E.-S.B. 8
April
1.936
en Tijdschrift vao Ned. Ver, voor Waarde-vast Geld, April
1935.

20 October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

771

Zwitserland, ih Septeniher 1936 ex-goudianden wer-
den, heeft geenszins tot gevolg, dat een verdeeling
naar vroegere goudianden en. niet-goudianden zinloos
wordt. Integendeel is het zeer helangwekkend na te
gaan, in hoeverre de divergentie in de ontwikkeling
der vroegere goud- en ni’et-goudlanden tengevolge
van de devaluatie der geldeenheden in de ex-goudian-
den reeds is opgeheven.
De voornaamste vergelijking
zal
thans ook weer die
zijn tusschen de landen der groep A: ,,Niet-goudlan,-
den”: Engeland, Z’eden, Noorwegen, Denemarken,
en die van de groep B: ,,Ex-goudlanden”: Nederland,
Frankrijk, Zwitierland, terwijl de ontwikkeling van
Tsjechoslowakije en België afzonderlijk zal worden
onderzocht.
De cijfers voor de berekening zijn ontleend aan het
,,Bulletin Mensuel de Statistique” van den Volken-
hond. Evenals vroeger zijn de indices omgerekend
op basis
1927 + 1928 + 1929 = 100

De cijfers betreffende het eerste halfjaar 1937 zijn
alle ter betere vergelijking op basis van een geheel
jaar gebracht met behulp van de formule:

– iste halfj. 1937
X
1936
,,lste halfjaar 1937′ – lste halfj. 1936

Op
deze wijze werden seizoeninvloeden geëlimineerd.

I. Het verloop der groothandeisprijzen en kosten
van levensonderhrnld.

Tabel la.

Niveau van groothandelsprijzen en kosten van

levensonde nhoud.

1931
1935 1936
Iehalfj.
1937
Landen
‘IK.
v
.L.
IK.v.L.
Gr.h.KVL
‘lK.v.L.
pr.
pr.

,,Niet. Goud-
landen”
Engeland ..
67.-
88.5
70.7
86.1
75.0
88.5 89.6 92.7
Zweden ….
76.7
93.0 80.2
91.6
83.0
92.2
95.2
94.3
Noorwegen
.
77.4
87.4 80.5 86.3 85.0 88.6
97.5
93.0
Denemarken
75.0
.88.6
‘)91.5 ‘)98.2
96.7 99.5
110.-
102.6

,,Ex-Goud-
landen”
Nederland

)
75.0
89.3
60.5 78.8 62.8
78.4 77.0 80.9
Frankrijk
. .
78.6
107.4
53.0
91.2 64.3 95.7 94.6
115.7
Zwitserland
76.9
93.4 63.0
79.7
67.0 81.2
82.01
85.1

Totaal Gr. A..
.
74.01
89
.
4
1
80.71
90.41
84.91
9
2
.21
98.11
95.6

Totaal Gr. B…
1

7
6
.8
1
96.71
58.81

83.21
64.71
85.11
84.51
93.9

‘) Gecorrigeerd.
) Nieuwe index grh.pr
. Index K.
v.
L. gecori.igeerd
voor ,,spron’g”
in
1935.

Tabel Ib.

Afstand •tussehen,groothaudeisprijzen en kosten van

levensonderhoud.

Afstand in

Verschil
Landen

afstand

1931
1
1935
1
1936

Iehalfj.1l93615te

1937

halfj. ’37

,,Nit-Goudlanden”
Engeland ……..

21.5

15.4

13.53.1

10.4
Zweden ……….

16.3

11.4

9.2 – 0.9

10.1
Noorwegen …… 10.0

5.8

1.6 – 4.5

6.1
Denemarken…… 13.6

6.7

2.8 – 7.4

10.2

,,En.Goudlanden”
Nederland ………14.3
18.3
15.6
3.9
11.7
Frankrijk

………
28.8
38.2 31.4 21.1
10.3
Zwitserland …….
16.5
16.7
14.2
3.1
11.1

Totaal Gr. A ………
15.4
9.7

1
6.8
2.4
1

9.2

Totaal Gr. B ……..
‘1
19.9
24.4

1
.20.4
j

9.4
1

11.0


Tabel le.
Niveau van groothaudel’sprijze’n en kosten van levens-
onderhoud ‘in de goudlandeu gedurende de eerste
9 maanden van 1936.

Niveau in de eerste

Afstand

Verschil 9 maanden van 1936

in Iste

in afstand
Landen

.9maanden

1935

Grh.pr.

K.v. L.

van 1936 9 m. 1936

B.
,,Ex-Govdlanden”

Nederland……….60.9

78.1

17.2

1.1

Frankrijk ………59.9

93.6

33.7

4.5

Zwitserland …….64.8

80.9

16.1

0.6

Totaal Gr. B ………61.9

84.2

22.3

2.1

Totaal Gr. A. verschil in afstand 1935-1936 . . ..

2.9

Uit voreustaande tabellen blijkt, dat de groothan-
delsprijzen in de ,,niet-goudlanden” in 1936 t.o.v.
1935 met 5.2 pOt. zijn gestegen, in het, eerste half-
jaar 1937 lagen de groothandeisprijzen, op een veel
hooger niveau (15.6 pOt. hooger dan gem. .1936). De
scherpe stijging der groothandeisprijzen sinds Sep-
tember 1936 stagneerde echter in het 2e kwartaal van
1937. De kosten van levensonderhoud waren in 1936
gemiddeld 1.3 pOt. hooger dan in 1935, terwijl het
gemiddelde van het lste halfjaar 3.7 pOt. höoger was
dan het jaargemiddelde van 1936.
In de ex-goudlanden was het verloop van beide
indices in hoofdzaak hetzelfde.
De gemiddelde groothandelsprijzen in, de. eerste
negen maanden van 1936 (voor devaluatie) waren
5.3 pOt. hooger dan in 1935, de overeenkomstige stij-
ging ‘voor de kosten van levensonderhoud ‘bedroeg 1.2 pOt. De kosten van levensonderhoud in Neder-
land (Amsterdam) ware.n echter in 1936′(lite 9 mnd.)
nog lager dan in 1935. Na devaluatie ètijgén iii de
goudlandeu zoowel de kosten van levensonderhoud als
de groothandelsprijzen, deels natuurlijk als een gevolg
van de hierboven vermelde algemeene prijsstijging.
In het eerste halfjaar 1937 waren de kosten van
levensonderhoud 10.4 pOt. hooger dan de gemiddelde
kosten van levensonderhoud in 1936; vooral in Frank-
rijk (Parijs) stegen de kosten van levensonderhoud
snel. De groothandelsprjzen waren 30.6 pOt. hooger,
ook in de goudlanden hielden in het 2e kwartaal van
1937 de stijgingen nagenoeg op.

GRAFIEK 1

VERLOOP OER GROOTI.IANDELSPRYZEN EN KOSTEN VAN LEVENSONDERI.IOIJD

NIET-GOUOLANOEN

-_-.KOSTEN VAN LEVENSONDERUGIJD
..GROOTI.IANDELSPRYZEN

EX- GOUDLANOEN

………KOSTN VAN LEVENSONDERWOUD
.._6ROOTHANDELSPRVZEN

NEDERLAND •.

ZIiT1T
7

._KOSTEN VAN LEVEN$ONDwoUD

…GROOTI4ANDELSpRYZN

ltrzi
7928
1929 1930 1931

1932 1933′ 1934 1935 1936 19.37

120

loo

80

60

90

120

loo

80

80

40

120

100

80

60
40

7:72

.

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERÏCI4TEN

20 October 1937

De ,,spanning!’ tusîhen de groothandels’prijzen en
de kosten van levsoderhoud is vooral na de deva-
luatie veel niinder gewôrden in de ,,goudlanden”,
waarbij de ontwikkeling in Frankrijk de minst gun-
stige. is. In de ,,niet-goudlanden” sloeg de spanning
door naar den anderen kant; terwijl in 1936 de span-
ning 2.9 puntçn lager was dan in 1935 Was het ver-
schil tusschen de spanningen van het iste halfjaar
1937 en 1936
9.2
punten, waaruit duidelijk blijkt de
sterke hausse in de groothandelspri.jzen, welke in het
laatste kwartaal van 1936 en het eerste kwartaal van
1937 plaats greep.

Jaar
index gr.h.pr. basis
1927-1929
=
100

index K.v.L.
1927-1929
=
100

Afstand
tusschen
gr.h.pr.enK.v.L.

Tsjecho-Slowa)cije
. .

1)
96.2
100.-
3.8
85.4 97.8
12.4
77.5
93.4
15.9
71.6
91.7 20.1
69.4
90.7
213

1929

…………
1930 …………

71.2 89.6
18.4

1931

………….

74.2 92.3
18.1

1933

…………
1934 …………

74.4
93.1 18.7
1935

………….

le halfjaar 1937
80.6
.

93.5 12.9

1932 …………

België
100.5
104.5
4.0 87.8
108.3
20.5 74.0 97.2 23.2

1936

…………

1930 …………

62.8 87.4 24.6

1929 ………..

59.2 86.3 27.1

1931

…………

55.9
83.0
27.1

1932

………..
1933

…………

63.4 83.5 20.1
1934

…………
1935-………….
69.4 88.5
19.1
1936

…………
le halfjaar 1937
82.9
94.8
11.9
lNieuwe reeks.

In 1936 stokte in beide landen Tsjechoslowakije en
België de aanpassing van het groothandelsprijzen-
niveau aan dat der kleinhandeisprijzen.
Tsjecho-Slowakije devalueerde medio October 1936
opnieuw haar geldeenheid, zoodat haar waarde thans
tot 70 püt. van de vroegere goudpariteit is gedaald.
In het eerste halfjaar van 1937 werd de spanning
tusschen beide prijsniveau’s zoowel in België als in

Tabel A.
Indexcijfers van de kosten van levensonderhoud in
Iandsvaluta (1929 = 100).

,,Niet-Goudianden” ,,Ex-Goudlanden”

jaar
Enge- Zwe- Noor-
Dene-
Ned.
Frank-
Zwit.
.
Bel-
gif
land
den
weg.
marl
.
land
rijk
seri.

1) 2)
1929

….
100 100
100
100 100 100 100
100
100
1930

….
96 97 97 95 96 105 98 98 104
1931


.
90
94
92
89
89
102
93
93 93
1932

….
88 92 90 89
84
95
86
92
84
1933

….
85 90 89 93
82
94
81 91
83
1934

….
86
91
89 96
82
93
80
90
79
1935

….
87 92
91
99
79
87 80
92
80
1936

….
90
93
93
100
79 91
81
93
85
lste halfj.
1937

….
94
95
98
103
1

81
110 85 93
1

91
Gecorrigee•rd voor sprong in 1935/36.
Nieuwe reeks.

Tabel B.


Indexeijfers van de kosten van levensonderhoud in
goud (1929 = 100).

,,Niet-Goudlanden”
1
,,Ex-Goudianden”

Jaar
Enge-i
Zwe-INoor-IDene.
Ned.
Frank-
Zwit.
5
..a
Bel-
gif
land
den
weg.
mark.
land
rijk
seri

1929

….
100
100 100
100
100
100
100
100 100
1930

….
96 97
97-
95 96
105
98
98
104
1931

….
83
88
86
83
89 102 94 93
93
1932

.
..
.
63
64
60 63
84
95
86
92
84
1933

….
58 58
-56
52 82 94 82
91
83
1934

….
53

1
53 50
48
82 93
80
76
79
1935

….
52 52 50 48
79 87
79 77
63
1936

….
54
53 52
49
75
84
75 76
61
iste halfj.
1937

….
55
53 53
50
65 74 60 62
64

Tsjecho-Slowakije geringer, maar blijft echter nog
steeds tamelijk groot, zooals uit vorenstaande cijfers
(lste talel, lste kolom) blijkt.

In tabel A worden de indices van de kosten van
levensonderhoud in de ,,niet-goudlanden.” en de ,,ex-
goudlanden” en Tsjecho-Slowakije en België uitgedrukt
in een percentage van 1929 en in tabel B ddzelfde per-
centages, doch op goudbasis berekefld (waarbij even-
eens 1929 = 100 is genomen). Uit deze tabel blijkt
duidelijk dat de devaluatie der geldeenheid in goud-
landen de K. v.
L.
in goud nidt gedrukt heeft tot het
peil van het ,,Sterlingblok”. Het niveau dezer in
goud gemeten in.dices voor de Sterlinglanden was

in
1937 (iste halfjaar): 53, voor de andere ianden.65.

II.
De omvang der werldoosheid.

Het statistisch grondmateriaal werd opnieuw cri-tisch bekeken en hier en daar aangevuld.
Op
grond
hiervan werden de volgende wijzigingen aangebracht,
die o.i. evenzoo vele verbeteringen beteekenen.

Engeland:

Rekening werd gehouden met het
permanent aanwezige deel tijdelijk
werkloozen.
Zweden:

Het aantal werklooze vakvereeni-
gingsleden werd vermeerderd met het
aantal werkloozen ingeschreven bij
de Staatscommissie tegen werkloos-
loosheid.

-.

Nederland: De werkloosheidpercentages tot en
met 1931 werden gewijzigd op grond
van een nieuw geconstrueerde -werk-
loosheidsindex voor Nederland op
basis der werkloosheidspercentages
in de vakgroepen der georganiseerde
werknemers.

België:

De gedeeltelijk werkloozen werden
voor één derde meegeteld.

Tsjecho-Slow.: De indices werden gecorrigeerd voor
de inmiddels bekend geworden nieu-
we beroepstelling cijfers.

Tabel ii.

Werk1oos-heidscoëfficinten.

(U = aantal werkloozen, W = -aantal in beroep wer.kz-aimen).

Formule 100U

Landen
1931
1934
1935
1936

,,
Wiet-GoucUanden”
Engeland ………..
12.9
10.2
9.4
8.1
6.6
Zweden ………….
4.1
7.2
5.1
3.8
3.4
Noorwegen

………
2.3
2.9
3.0
2.7
2.3
Denemarken
4.0
6.4 6.0
6.0
6.5
Rekenk. gem.

……
5.8
6.7
5.9 5.2
4.7
,,Goudlanden”

5.4 9.9
11.3 12.0
10.8
0.2

.

1.7
2.1
2.2
1.8
Nederland

………
Frankrijk ………..
5.9
9.8
11.8
13.2
10.4
Zwitserland ………
Rekenk. geni.

…….
.
3.8 7.1
8.4
9.1 7.7

Bovenstaande werkloosheidscoëfficiënten demon-
streeren duidelijk hoe de werkloosheid in de goud-
landen tot de devaluatie steeds toenam, terwijl
na de devaluatie zich direct een verbetering laat be-
speuren. De werkloosheid in de Sterling-landen bleef
zich in dalende lijn bewegen.
Grafiek
II
geeft duidelijk de oi

ntwikkeling der be-
drijvigheid weer in de verschillende landen gemeten van het aantal werkloozen, waarbij de divergentie in
verloop na 1932 der werkloosheid in goud- en niet-
goudianden zeer opvallend is, alsmede de verbeterig
welke in de goudlanden na de devaluatie v.an hun
geldeenheden optrad.
De werkloosheid in Tsjechoslorakije, welke in 1935
iets was toegenomen, daalde in 1936. Ook het eerste
halfjaar 1937 vertoonde weer een gunstiger cijfer. In
België was de ontwikkeling eveneens gunstig hetgeen duidelijk uit navolgende
cijfers
blijkt.

20
October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE,BERICHTEN

7
.
73

GRAFIEK ii

GRAAD VAN BEDRYVIGHEID VOOR EN NA DE CRISIS…

GEMETEN AAN HET AANTAL WERKLOOZEN
.
1ôO

99

98

97

96

.-
95

«.v

94
;

93

•7′.
92

,/

91

go

89

••
N
88

NIET-GOUOLANDEN

87 .__• EX-GOUDLANDEN
..p. NEDERLAND

Wenklooshedscoëff.iciënten van Tsjedho-Slowsskije en België.

Jaar

Tsjeoho-Slowakije

België

1929

0.6

0.4

1930

1.5

1.1

1931

4.1

3.4

1932

7.9

6.1

1933

10.4

6.2

1934

9.5

6.6

1935

9.6

5.7

1936

8.7

4.3

lste halfj.
’37

6.9

3.5

111.
De ontwikkeling van den export.

Evenals in vorige artikelen geven wij hieronder
een overzicht van de exportontwikkeling (in lands-
valuta) van eenige belangrijke ,,niet-goudlanden” en
van eenige ,,(ex)-goudlanden”. Uit dit overzicht blijkt,
dat cle export-waarde stijgende bleef in de niet-goud-
landen, terwijl deze tot 1935 bleef dalen in de goud-landen. Dat reeds in 1936 de export-waarde iets ge-
stegen is in de goudlanden komt daardoor, dat de
groothandelsprijzen (welke internationaal zijn) in dit
jaar stegen, terwijl bovendien in de laatste drie maan-
den zich reeds de devaluatie deed gelden.

Oorrigeeren wij echter de exportwaarde-cijfers voor
de prijsontwikkeling, hetwelk twee voordeelen mee-
brengt, ni.

lo. de onderlinge waardeveranderi.ngen der geldeen-
heden worden uitgeschakeld,

2o. algemeené I)rijsstljgingeu of dalingen worden
geëlimineerd,

dan blijkt uit deze cijfers (Tabel IV) dat de export
in de ex-goudlanden tot 1936 ongunstiger werd, ter-wijl de export der niet-goudlanden zich gedurig ver-
beterde. Terwijl de export in het eerste halfjaar 1937
in de ,,ex-goudlandeu” tengevolge van de devaluatie
sterk toenam, was dit niet in die mate het geval in
de niet-g6udlanden. Vermoedelijk hebben de goudlan-
den iets van hun verloren.terrein teruggenomen door
hun, door de devaluatie plotseling verhoogde, con-
currentiekracht.
Tabel V geeft de voortzetting van de vroeger ge-publiceerde cijfers waarbij de exportwaarde-cijfers
zijn gecorrigeerd met de kosten van levensonderhoud

GRAFIEK1

.

OVERZICHT VAN HET VERLOOP VAN DE EXPORT IN WAARDE
GECORRIGEERD MET DE INDICES DER KOSTEN VAN_____

.

.-

LEVENSONDERHOUD

13
12

11•

10

9

8
7

6

5

4

3

om op deze wijze de •divergentie, ijelke door deva-
luatie tusschen de verschillende landen was ontstaim,
te elimineeren. In grafiek III zijn deze cijfers afge-
beeld.

Tabel III.

Overzicht van het verloop van den export in waarde
(landsvaiuta).
(1927-1929 = 100).

lste h
Landen
1931
1934 1935
1936
j.

1937

A. Engeland

………
54.-.
55.-
59.1
61.2
74.1
Zweden

………..
67.3
77.6 77.4 90.2
115.6
66.-
81.9 85.8 96.9
119.0
82.-
76.2
78.6
86.3 97.8
70.4
97.8
98.0
113.8
135.9

Noorwegen ……….

49.1′)
44.1
1
)
46.7
1
)
53.7
67.9

Denemarken …….
B.

Finland

…………

72.7
80.-
92.3
1)

104.0
132.6
C.

Br. Indië

.
………
Australië

………
65.8
89.8
88.4
108.0
133.0
N.-Zeeland ………
Japan
5.6
108.2
124.3
1333
1167.3

Subgr. A…………
67.3

.
72.7

1
75.2
1

83.6
1101.6

Totaal

……………
64.9
1
)1
79.01)

83.4
1
)
94

A. Nederland ……..
67.-
36.3
34.5
38.1
63.7
Frankrijk

……..
58.-
34.-
29.5 29.5 45.2 64.6
40.5
39.4 42.3 60.9
67.4

.. ..

34.6
34.6
1
)
36.1
89.6
Zwitserland

……..
B.

Italië

…………..
37.4
35.4
‘39.3
47.5
Polen

………….71.9
C.

Ned.-Indië ………
48.1
34.7
1
)
31.5
1
)
39.5
68.5

Subgr.
A.

……..

T
36.9
1

34.5

1.
36.6

1
56
.
6T

il’otaal
62.8
1
)1
36.21)1
34.1.
1
)1.
37.5
1

62.6

) (‘ecortigeerd.

.

Tabel IV.

Oveizic1it van het verloop van dec export in waarde
gecorrigeerd met de ind;ices der •grooth.andelsprij;zen
– (1927-1929 = 100).


Landen
1931
1341935
1936

Engeland …………
.

81
81
84
82
83

88-
99-97
109
121
Zweden …………….
Noorwegen

……….
.

85


104..
107
114 122
Denemarken

………
109
861

1

)
.87
1).

89
89.

Totaal
91
92
1
)
94
1
)1
98
1

104,

89
1
)
59
1)
57
‘)
61
83
Nederland……. … ……..
74

56

46
48
Frankrijk
. . .;………….
Zwitserland
. ………..
84.
64 63
63
74

Fotaal
82
1
)1
60
1
)1
59 57
.

.68

1) Gecorrigeerd.

-I

774

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 October 1937

Tabel V.
Overzicht van het verloop van den export in waarde
gecorrigeerd met de indices der kosten van levetisondenhoud.

Landen
1931
1934 1935 1936

61
65 69
69 80
72
86 85
98 122
Engeland
………….
Zweden
……………
75 97
99 109
128
Noorwegen

………..
Denemarken

………
93
80
1)
81 ‘)
87
95

Totaal

……………
75
82 83
91
106
75
44
1)
49
7,9
Nederland

…………
54 45
1
1

35 32
31
39
Frankrijk
…………..
Zwitserland
………..
69
50
50
52
71

Totaal

……………
66
43
4Z
44
63

) (kecor.rIgeerci.

De overeenkomstige indices voor Tsjecho-Slowakije
en België, opgenomen in onderstaande tabel, laten
voor Tsjecho-Slowakije een minder gunstige ontwik-keling zien dan voor België. De herhaalde devaluatie
in. Tsjecho-Slowakije blijkt echter cle exporten gedu-
rende het eerste halfjaar 1937 sterk gestimuleerd te

hebben.

J a a r
Export
ongecor-
rigeerd
Exp. gecorr.
met indices
der grh.pr
.

Exp. gecorr.
met indices
der K.v.L.

Tsjecho-Siowakije
1)

1929..
………
99.5
103 99
84.7 99
87
1931
……….
63.6
82 68
1930
………..

1932
……….
35.6
50
39
1933
………..
28.4
41
31
1934
……….
35.1
49 40
1935
……….
36.0
49
39
1936
……..
..
38.9
52
42
lste halfjaar
1937 61.1
76 65

1929
……….

106.7

106

102
1930
……….

87.6

100

81
1931 …………77.5

105

80 1932
……….

49.8

79

57
1933
…………
47.3

80

55
1934
……….

82

..45.5
1)

1

55
1)

1935
…………
53.1
1)

84
1)

64
1)

1936
…………
66.3

96

75
iste halfjaar
1937

94.6

14

100
1)
Gecorrigeerd.

Naast ‘de export in waarde geen wij een verge-
lijking ti,lsschen de ex’portcijfers 1h hoevéellieden. Zij
hebben echter o.i. ter beoordeelin’g vatf de export
situatie minder waarde, daar het ongewogen gemid-
delden zijn van zeer heterogene groepen van uit-
voerartikelen.
De cijfers zijn wat betreft Engeland, Denemarken,
Noorwegen, Zweden en Tsjechosldwaki,je ‘berekend op
de
wijze als in E.-S.B. van’25 Odtdher 1933 is mee-
gedeeld.

Tabel VI.
Ovenz:ieht ‘an ‘het verloop van den export in hoeveelheden.

lSteh.
Landen
1931
1934
1935 1936

,,Niet.Goudlanden”
88
90 92
112
.
81 76
85 94
A.
Engeland

………68
Zweden

………..76
89 88 97
100
Noorwegen
………75
Denemarken
……
.10
100
101
106
108
112 112


120 113
Finland

…………71
Japan
…………
86
113
124 130
141
‘Subgr.-A
……….
.82
89
89
’95
103

Totaal

……………
81
97
98


105
111

,,Ew-Goudlanden”
109
86
81
87
109

A.
Nederland

………

Frankrijk

………
76
71
’74
”72
75
Zwitserland
68
51
43
52
.58
91
71
’65
62 76
B.’Polen

………….
89
97
101
106
128
C.

Ned.-Indië
………
Subgr.A
…………
84
69
,66,…
70
81

Totaal

…………..
1

87
1

75.

1
1

76
1

89

GRAFIEK 17
VERLOOP VAN DEN EXPORT IN HOEVEELHEDEN

130

ia

110

100

go

80
70
..NIIUUUULMJ’lIJI
60

EX-GOUDLAN DEN
4+• NEDERLAND

50
– 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 19361937

In grafiek IV zijn vorenstaande cijfers uitgebeld.

Jaar
Tsjechoslowakije
België
1929
96
100.
1930
80
93
1931
64 96
1932 64
76
1933
55
78
1934
63
79
1935
73
80
1936
83
86
late Jialfj.
’37
106
102

• IV.
Het industrieel crediet.

De grootte van het industrieel crediet is gemeten
aan de indices der koersen van de industrieele aan-
deelen. (Zie Tabel VII).

GRAFIEK V

OVERZICHT VAN HET KOERSVERLOOP ‘VAN
INDUSTRIEELE AANDEELEN
130

120

110

100

90

80

70

60

50

40

30
20

In grafiek V valt de groote divergentie in ontivik-
keling van heide groepen van landen na 1932 dade-
lijk op. Na de devaluatie in de goudianden herstellen
de koersen zich echter krachtig, terwijl in de niet-goudlan.den de koersen in 1936 een sterke stijging
vertoonen t.o.v. voorgaande jaren, welke stijging zich
in het eerste halfjaar 1937 voortzette. In Tsjecho-Slowakije berstelden zich de koersen in
1936 en in het eerste halfjaar 1937 zeer krachtig: een analoge ontwikkeling was er in België te be-
speuren. Onderstaande cijfers geven van één en ander

een

beeld.

20 October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

775

Tabel VII.
Overzicht van ihet koersverloop van industrieele aandeelen.

Landen
1931
1934
1935 1936
Istehalfj.
1937

,,Niet- Goudiancien”
64.4 92.6
103.7
119.2
120.7
67.0
47.9
,

54.7 70.3
92.4
Noorwegen ……..
73.0 85.3
98.9
128.3
190.2
Denemarken …….
88.3 99.4
102.0 109,2
115.2
Rekenk. gem …….
73.2
81.3 89.8
106.7
129.6

Engeland

………
Zweden

………..

Goudian den”

.

54.8

..

42.2 40.7 47.4 79.4
75.3
45.9
47.1
43.3
58.6
Nederland
i)

…….

Frankrijk

……….
72.6 68.2 72.8
83.8
117.9
Zwitserland

…….
Rekenk. gem……..
67.6
52.1
53.5 58.2
85.3
1)
Nieuwe reeks.

Jaar
Tsjecho-Slowakije
België
1929
111.4
96.0
1930
91.2
65.5
1931
72.4
47.5
1932
57.6 35.9 1933
63.1
34.9
1934
67.0
29.6
1935
73.1
35,91)

1936 98.6 45.1
late halfj.
’37
138.5
62.5
)
Gecorrigeerd.

Résvmé.
Uit bovenstaande onderzoekingen blijkt zeer dui-
delijk, dat onze vroegere conclusies geheel gehand-
haafd kunnen worden. De devaluatie der goudianden
heeft bovendien in de stimulans die zij aan de con-
junctuur in de ex-goudianden heeft gegeven, beves-
tigd, hoezeer haar uitstel vroeger de crisis noodeloos
verscherpt heeft. Ook thans nog blijken de eerder
gedevalueerden, en met name de Sterling-landen, een
niet onbeduidende voorsprong te bezitten, welke niet
zoo gemakkelijk zal zijn in te halen.
De volgende conclusies mogen uit vorenstaande
gegevens worden getrokken en zijn een logisch ver-
volg op de in vorige ‘artikelen gegeven conclusies.
Dat de afstand tusschen groothandelsprijzen en
kosten van levensonderhoud in de ex-goudianden be-
langrijk grooter blijft dan die in de niet-goudlanden,
wijst op meer interne verstoring. Wat betreft Ne-
derland, zien wij dat het evenwichtsherstel daar ver-
der is dan gemiddeld in de ex-goudlauden.
Dat de werkloosheid, die in de ex-goudlanden véér het uitbreken der crisis geringer was dan in de
uiet-goudlanden, daarna grooter is geworden en dat
met name in Nederland, de werkloosheid zich naar een, voor dat land uitzonderlijk ongunstige, positie heeft ontwikkeld. Na de devaluatie der geldeenhe-
den in de goudlanden nam de werkloosheid tamelijk snel af. Dat de procentueele vermindering van den ex-
port der goudlanclen in waarde gemeten aanzienlijk
sterker is dan die der niet-goudlanden, terwijl een
zekere herleving van den export na 1932, in ratio-
neele maat gemeten, zich vrijwel uitsluitend beperkt
tot de niet-goudlanden; na de devaluatie der munt-
eenheden in de goudlanden herstellen zich deze lan-
den echter krachtig, vooral Nederland; niettegen-
staande bereiken zij nog niet het niveau der expor-
ten der niet-goudlanden.
Dat de sterkere positie van den export in de
niet-goudianden, die gebleken is ‘uit de vergelijking
der waarclecijfers, bevestigd wordt door de vergelij-
king der hoeveelheid cijfers. Hieruit blijkt ook het
krachtige herstel, vooral in Nederland, na de deva-
luatie in de ex-goudlanden.
Dat de koersen van industrieele aandeelen in de
niet-goudianden hooger staan- dan in de goudlanden, hetwelk wijst op een hooger aanslaan van de rentabi-
liteit en cle credietwaardigheid voor het particulier
bedrijf en ook hier weer, natuurlijk, zien wij het
krachtige herstel na devaluatie in de ex-goudlanden.

Nederland, dat, wat betreft bijv. de bedrijvigheid,
één der ongunstigst geplaatste goudlanden was, her-
stelt zich na devaluatie krachtig, hoewel de werkloos.
heid nog zeer hoog blijft.

Tsjecho-Slowakije en België, welke reeds eerder ge. devalueerd hadden, terwijl Tsjecho-Slowakije opnieuw
in October 1936 devalueerde, bleven zich over het
algemeen in gunstige richting ontwikkelen. De kleine
terugslag in 1935 in Tsjecho-Slowakije werd door de
verdere devaluatie overwonnen.
Dr.
J.
G. STRIDIRON.

DE RIJKSMIDDELEN OVER SEPTEMBER 1937.

Het gaat met de belasting-ontvangsten nog steeds –
cresceudo, al wordt de record-opbrengst van Juli jl.
ook niet meer gehaald. Intusschen was September
1936 de laatste maand véér de devaluatie van den
Gulden; bijgevolg is het in dit nummer voorkomende

middelen-overzicht het laatste van het eerste jaar,
waarin de bekende maatregelen der Regeering op mo-
netair gebied hun invloed hebben dcen gevoelen.
Vermoedelijk zal dus de volgende middelenstaat tot
het overzicht van dezelfde maand van 1936 wel in eenigszins andere verhouding staan. Het overzicht
van September jl. is evenwel nog een van het type,
waaraan wij in het laatste jaar gewoon zijn gewor-
den. In totaal brachten de niet-directe heffingen
f 36.193.800 op tegen
f
31.926.000 in September 1,936
en vertoonden derhalve een vooruitgang van

f
4.867.800. Ook de gemiddelde maandraming werd
overschreden (met f 5.650.100). Verreweg de meeste
middelen wezen een hooger opbrengstcijfer aan;
slechts de dividend- en tantièmebelasting, de zoutac-
cijns, de successierechten en de loodsgelden konden
de ontvangst van September 1.936 niet halen. De ge-
middelde maandraming werd niet verkregen bij de
dividend- en tantièrnebelasting, den zoutaccijns, cle
couponbelasting en de successi.erechten.
De totale opbrengst over de eerste drie kwartalen

van 1931 bedraagt
f
326.746.500 tegen
f
267.518.600

in hetzelfde tijdvak van het vorige jaar en laat dci’-
halve een stijging zien van
f
59.227.900. Geen enkel

middel heeft in deze periode minder opgeleverd dan
in hetzelfde tijdvak van 1936. Wat de i’aming aan-
gaat, deze werd nog maar alleen niet bereikt bij den

gedistilleerclaccijns, die
f
189.500
bij
de verwachting

ten achter bleef. De overige middelen brachten te-

zamen f46.642.200 méér dan de raming op.
De dividend- en tantièmebelasting bracht ditmaal f 418.500 minder op dan in dezelfde maand van het
vorige jaar. Na de buitengewoon hooge ontvangst
van Juli ji., toen in één maand niet minder dan
f 8.347.400 binnenkwam, is het niet te verwon deren,
dat de volgende maanden iets minder gunstig zijn.
Waar de dividend- en tantièmebelasting op onregel-
matige wijze wordt ontvaigen, biedt een enkele
maand trouwens geen geschikte basis van vergelij-
king. Gerekend over negen maanden heeft dit middel
in liet loopende jaar
f
6.811.900 meer in ‘s Rijks
schatkist gebracht dan in het vorige. In dien tijd
werd reeds f4.934.100 meer ontvangen dan het ge-
heele voor 193

7 geraamde opbrengstcijfer.
De invoerrechten blijven bijzondere hooge baten
geven. De ontvangst bedroeg ditmaal f 8.319.600 of
f 1.157.500 meer dan in September 1.936. De gemici-
delde maanclraming werd overtroffen met f ‘715.400.
Dat de invoerrechten in de laatste maan den zoci
ruim vloeien, is in de eerste plaats een gevolg van
cle prijsstijging op de wereldmarkt van tal van goe-
deren, die uit het buitenland moeten worden betrok-
ken; daarnaast is er ook een toeneming van de hoe-
veelheid ingevoerde goederen. De toeneming van den
totalen omvang van onzen buitenlandschen handel
blijkt voorts uit de stijging van het statistiekrecht.
Laatstgenoemd middel bracht in d.e afgeloopen maand
f 95.300 méér op; gerekend over negen maanden be-
draagt de toeneming f 805.000, hetgeen bij een jaar-

776

ECONOMISCH.STATISTISCHE
,
BERICHTEN

20 October. .1937

iijksche .rarning van
f
1.600.000 een zeer belangrijke stijging bcteekent.
0

‘lIet
de
groep der, accijnzen gaat het den laatsten
tijd beter. Met uitzondeing van den zoutaccijns lie-
pen zij alle in opbrengst vooruit. Voorts is er nog
maar Sn accijns, clie over het tijdvak J’anuari tot
e.0
met September de raming niet heeft kunnen
halen. liet zout verschafte
f
6.200. minder, waarvoor
een bepaalde oorzaak niet aanwijsbaar is. De ge-
slachtsaceijos beweegt zich nog voortdurend in stij-
gende lijn als gevolg van cle sterk gestegen rundvee-
prijzen; het accrcs bedroeg ditmaal f42.300 en over
negen maanden niet minder dan
f
856.200. Aan wijn-

accijns werd in de afgeloopen maand
f
80.400 meer
ontvangen; de loop van dit middel is in den laatsten tijd zichtbaar verbeterd. De gedistil’leerdaecijns gaf
een’ toeneming in opbrengst te zien van f 366.800,
doch deze stijging is slechts schijnbaar, daar de maand
September ditmaal een verschijndag van den crecliet-
lermijn moer telde dan in 1936. Toch hebben de eer-
ste negen maanden nog een voorsprong van
f
675.700

gegeven boven hetzelfde tijdvak van 1936. De ont-
vangsten uit den hieraccijns zijn’ den laatsten tijd be-
vredigend; ditmaal kon een hoogere ontvangst van

f
219.1.00 worden geboekt. De opbrengst was aanzien-
lijk, immers f 295.600 boven de maandraming en
hooger dan in jaren werd bereikt. Ook de snikerac-
cijns geef t bevredigende ontvangsten; hoewel de op-
brengst van September 1936 hoog was, kon ditmaal
toch nog een verneerdering van f 112.400 worden
geconstateerd. Voorts werd de maandraming met

f
636.300 overtroffen. Het peil is in de laatste maan-
den aanmerkelijk hooger dan in het eerste halfjaar
van 1931. Tenslotte de tabaksaccijns, die een voor-

uitgang aanwees van f 319.400 en
f
496.400 meer op-

leverde dan waarop blijkens de gemiddelde maandra-
ming was gerekend. De stijging van den laatsten tijd
is vermoedelijk toe te schrijven aan het oploopen van
de kleinhandelsprijzen van sigaren. liet accres over
de eerste drie kwartalen bedraagt f 1.328.500.

De belasting op gouden en zilveren werken ver-
schafte f11.500 meer. De omzetbelasting gaf weer
een hooge opbrengst, nl. f 6.71.6.000, of f 1.020.300
meer clan in September 1936 en f1.507.600 boven de
inaandrarning. De toeneming van het verbruik en de
prijsverhooging van zeer veel artikelen zijn de aan-
wijsbare oorzaken van dit gunstige resultaat. in de
geleidelijke stijging van de omzetbelasting (de eerste
negen maanden hebben f 0.481.100 méér opgeleverd)

manifesteert zich de algemeene opleving in het land.
De couponbelasting vertoonde ditmaal weer een ac-
cres (van f 59.800). N
Liettegenstaande de vele conver-
sies, ciie hebben plaats gehad, blijft de loop van deze heffing bevredigend; tot dusver werd f 523.000 meer
ontvangen dan in dezelfde maanden van het vorige
jaar.

Na de inzinking, die de zegelrechten. in Augustus
jl. vertoonden, is het peil :in cle afgeloopen maand

zeer belangrijk gestegen; er lcwam ditmaal f 3.072.000
binnen, of ‘[1.436.100 nieer dan in September 1936.
Van laatstgemelci bedrag was f 296.300 toe te schrij-ven aan een ruimer vloeien van cle beursbelasting. In
de afgeloop.cn maand heeft cle beurs weer een leven-
diger beeld vertoond; voorts hebben nog voortdurend
converteeringen plaats. De registratierechten liepen
op met f 453.500; ook hierin komt de verbetering
van de conjunctuur tot uitdrukking, liet geheele
voor 1937 geraamde opbrengstcijfer werd hij beide
middelen reeds ruimschoots overschreden.

De suecessierechten stelden eenigermate teleur;
d.e opbrengst bedroeg
f
18.300 minder dan in Sep
tember 1.936. Het geldt hier evenwel een uiterst wis-
selvallig middel en het zal daarom aanbeveling ver-
dienen den loop van deze heffing nog even aan te
zien. Door de stijging van cle waarde der vermogens
na de bekende monetaire maatregelen der Regeering, mag ongetwijfeld worden verwacht, dat de successie-

:rhten binnenkort. ccxi. niet onbelangrijke stijging te
zien zullei:Lgeven. IDe lOQds’gelden daalden in de afge-
:
lOÖpen maand met. f.4.200, doch tie ontvangsten: van

September 1936 waren bijzonder hoog. Op zichzelf
bcschouw’d was de ontvangst der afgeloopen maand
niet ongunstig; immers er kwam’f 23.100 hoven de
inaandnirnin ‘binnen. . . ..

Over de directe belastingen Icunnen wij kort zijn.
Het nieuwe belastingjaar werkt door. Aan gron.dhe-
lasting is thans• .f 149.600 meer op”kohier gebracht dan het overeenkomstig’e dienstjaar o 30 S’pternber
1036 aanwees: I

Iierin mag een normaal accres wor-
dea gezien. De stand der inkomstenbelasting vertoont
in vergelijking met het vorige jaar een aecres van
f 4.866.400; deze toeneming is. vzijwel geheel toe te
schrijv cii aan ‘de verbetering van den nconomisehen
toestand. Ook do vermogensbelasting en de verdedi-
gingsbelasting 1 laten een stijging zien, dank zij de gestegen offectenkoersen en de waardestijging van
het vaste goed.

AANTEEKENINGEN.

Het werkloosheidsvraagstuk in de Vereeniging

voor de Staatshuishoudkunde.

Ter behandeling in de op 30 October a.s. te Utrecht
te houden jaarvergadering van bovengenoemde Ver-
eeniging zijn cle volgende vragen aan de orde gesteld:
,,Valt hier te lande, ook na verbetering der conjunc-tuur, een blij•’eid verhoogd peil der werkloosheid te
verwachten:
a. op
grond van factoren, gelegen bij het aanbod van w’erkkrachten op de arbeidsmarkt;
b.
op grond van factoren, welke dit peil beïnvloeden
van de
zijde
van cle vraag naar arbeidskrachtenl
Welke middelen kunnen worden aangewend teneinde
den invloed dezer factoren te verzachten of uit te
schakelen?”
Lijvige praeadviezen zijn over deze vragen uitge-
bracht in een tweetal bundels. De eerste band behelst
het praeadvies van Dr. Ir. Th. van der Waerden
be-
iievens een nota van
Mr. Dr: J. H. van Zanten
over
,,De invloed van den groe.i der bevolking op de ar-
heicismarkt”; de tweede band bevat de praeaclviezen
an
Prof. Dr. ir. J. Goudriaan en den heer
P. S. J.
S errar ens.
Wij zullen deze week in het kort den inhoud van
den eersten band der praeaclviezen weergeven en
hopen
de
volgende week op de beide andere praead-
viezen terug te komen.
in de eerste plaats vraagt de nota van
Mr. van
Zanten
de aandacht; deze toch werd geschreven v66r
de praeadviezen en aan de praeadviseurs ter kennis-
neming voorgelegd. De
schrijver
heeft op grond van
geboorte, sterfte, migratie en beroepstelling en onder
de veronderstelling, dat de beroepswerkzaamheid
aanvangt met het bereiken van den 14-jarigen leef-
tijd en eindigt op 65 jaar, berekend, hoeveel mannen
en vrouwen jaarlijks hun intrede doen :in het beroeps-
leven ‘en hoeveleii daarvan. moete,n dienen om ui.ttre-
denden en afgestorvenen te vervangen. Deze cijfers
worden berekend over ‘de periode 1020-1949, een
tijdvak, dat de schrijver nader splitst in drieën, t.w.
in de jaren 1.920-1020 (vôôr de crisis), 1.930-1.93
(crisis) en 1.936-1950 (toekomst).
Van belang is uiteraard het aantal dergenen, die
een, nieuwe functie zoeken. Bij de mannen Leflep
dit in 1029 37.766, een aantal, dat tot en met 1933
niet in belangrijke mate heeft gefluctueerd. Daarna
springt het aantal in verband met de sterke toene
ming der geboorten na den oorlog omhoog tQt 51.506 in 1934 om vervolgens met eenige fluctuaties te dalen
tot 35.300 in 1949.

Bij cle vrouwen was het aantal van haar, die een
nieuwe functie zochten, resp. zullen zoeken, in 1920
12.680; het maximum vormt ook hier het jaar 1934
met 18.1.05, waarna het aantal daalt tot 14.980 in
1949. ‘

20 October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

777

Met deze cijfers wordt de omvang der werkloosheid
vergeleken. De gemiddeld.en over de drie genoemde
perioden toorien voor de mannen het volgende beeld:

Gemiddeld per jaar

Periode’In een beroepi

Uit het

1
Een nieuwe
1

Aantal
1
wenschende
1
beroep ge-
1

functie

werkloozen

1
te treden
1

treden

1
zoekende

1920-1929

72.000

32.000
1
40.000

43.600

1930-1935

78.000

36.000

42.000

268.000

1936-1950

82.000
1
42.500

40.500

Uit deze cijfers blijkt, dat vddr 1930 elk jaar weer het aantal werkioozen ongeveer
gelijk
was aan het
aantal van hen, die een nieuwe functie zochten. Het gelukte toen derhalve ieder jaar om deze nieuwelin-
gen in het bedrijfsleven op te nemen.
Tijdens de crisis verandert het beeld geheel.
216.006 personen zijn beschikbaar gekomen om de uit
het beroep tredencien te vervangen, terwijl ruim
250.000 naar een nieuwe plaats solliciteerden. Wan
neer men nu in aanmerking neemt dat in den zomer
van 1936 het aantal wrkloozen niet minder dan
482.700 beliep, zoo blijkt het, dat niet eens de uittre-
denden zijn vervangen, zoodat zij, die een nieuw be-
roep zochten, daardoor vanzelf reeds niet aan de
beurt kwamen. ,,Daaruit volgt, aldus de schrijver,
voor het heroepsleven als geheel beschouwd, dat tot
dusverre nog slechts inkrimping van het bedrijf door
nietvervanging van uittredenden heeft plaats, maar
slechts zeer weinig door opzettelijk ontslag. In de toe-
komst zal op de maatschappij de last rusten: le. de
tegenwoordige werkloosheid op te heffen, voorzoover
dn huidige werkloozen daarvoor niet te oud zullen
zijn geworden; 2e. de door overlijden of leeftijd uit
het beroep tredenden te vervangen; 3e. jaarlijks voor
40.000 tot 1946 en daarna voor 35.000 mannen
nieuw

werk te vinden.”
Voor de vrouwen zien de jaargemiddelden er als

volgt uit:

Gemiddeld per jaar

Periode’In een beroepi

Uit het

1 Een nieuwe
1

Aantal

1
wenschende
1

beroep

1

functie

werkloozen
1
te treden
1
getreden
i zoekende

1920_1929

19.500
1

5.800

1

13.700

1.830

1930-1935

21.200

5.700

15.500

14.150

1936-1950

22.400

6.300

16.100

VSSr de crisis is de werkloosheid, ondanks de bijna
14.000 vrouwen, die elk jaar een nieuwe functie
zochten, niet toegenomen, en tot 1929 zelfs vermin-
derd. Zelfs mèt de buitenlandsche dienstboden kon-

den de nieuw aankomenden gemakkelijk worden ge-
absorbeerd. Tijdens de crisis is tot en met 1935 slechts
in 1.934 het aantal werkloozen iets grooter geweest
dan het aantal nieuw aangekomenen, zoodat deze ook
toen nog elk jaar allen in een beroep konden worden
opgenomen. In 1936 was dat niet meer ten volle het
geval: ,,Voor de toekomst moet dus, naast het ver-

vangen van
alle
uittredenden, gerekend worden op
de opname van ten minste 15.000 tot 16.000 nieuwe

vrouwen per jaar.”
* *
*

Dr. Ir. Th. van der Waerden
knoopt in zijn prae-

advies aan
bij
de beschouwingen, welke hij in zijn
in 1933 voor de Vereeniging uitgebracht praeadvies
heeft gewijd aan het vraagstuk der rationalisatie.

Teljm
,
aar is de vraagstelling, die thans aan de orde
is, ruimer dan die van 1933, maar bij een beschou-
ving van de niet-conjunctureele werkloosheid speelt
(te z.g. ,,techndiogische” werkloosheid toch zeker een belangrijke rol.
De lezers van dit wèekblad zullen zich herinneren,
dat Dr. Van de Waerden zich in 1933 op het stand-
punt stelde, dat de z.g. ,,compensatietheorie”, krach-
tens welke vermindering van werkgelegenheid als

gevolg van mechanisatie in bepaalde
bedrijven
in het
algemeen gecompenseerd wordt door toeneming van
den omvang der productie in denzelfden bedrijfstak of door vergrooting van werkgelegenheid in andere
bedrijven, niet op overtuigende wijze bestreden was
en dat ten gunste van deze theorie een aantal feiten
konden worden aangevoerd
1)
Deze conclusie meent
de schrijver in hoofdzaak ook thans, nog te kunnen
handhaven; hij is nog steeds van meening:

,,dat de ‘bestrijding van de compensatietheorie niet over-
tuigend is; dat de’ ervaring over een tijdperk van
150
jaar vertrouwen ‘geeft in .het vermogen der productie de
uitgeschakelde arbeidskrachten te absorberen, ook voor
de toekomst; dat ook in de ontwikkeling van een groot
land als Amerika – dat de ontwrichting door een gefor-
ceerde rationalisatie als in Duitsehiand niet gekend lieef t
– gedurende een lange pe’riode vöör de wereldcrisis over
het geheel genomen een evenwicht -van uitstoting en op
neming heeft vertoond; dat in dat deel der nijverheid,
hetwelk gericht is op voorziening van dagelijkse beno-
digdheden, welke een ‘vaste markt hebben, in de tienjarige periode tot
1930
‘geen enkele ‘aanwijzing te vinden is van een blijvend overtollig worden arbeidskrachten, ofschoon daar de rationalisatie in een gestadig tempo voortschrecd.
(Dat ook in ‘deze industrialn in de latere crisisjaren
wèl
inkrimping van de werkgelegenheid Plaats vond,
spreekt vanzelf bij een zô diepe en langdurige inzinking
van de koopkracht. Ook dc concurrentie van opkomende
landen als Japan deed zich hierbij gelden. I)eze invloeden
hebben echter met rational’isatie-verschijnseleu ‘niet te ma
ken) ; ‘dat de veroiit,’usten•de verschijnselen zich in ‘hoofd-
zaak coicen’treren op luxe bedrijven en
01)
die van pro-
duktiemiddelen, dus op bij uitstek conjunktuu rgevoelige,
terwijl iwelisivaar bedrijven als de (oudere) kolen,mij-nen
een somber ‘perspectief bieden, doch hier werken andere
invloeden (kolen-economie), die het beeld vertroebelen.”

Ook al handhaaft Dr. Van der Waerden deze con-
clusies uit het jaar 1933, zoo maakt hij een zekere
reserve met betrekking tot de voormalige goudlanden,
inzonderheid Nederland, waar door een jarenlange
deflatiepolitiek een geforceerde rationalisatie heeft
plaats gevonden. Daardoor zal het compensatieproces
hier een bijzonder langen duur hebben.
Ondanks compensatie in het algemeen zal toch
voor bepaalde bedrijven een overcompleet aan arbei-
ders kunnen ontstaan. Omscholing voor een ander vak en wachtgeldregelingun vormen daartegen de
remedie. De kosten van een en ander dienen te wor-den gedragen door een fonds, waarin de werkgevers
het henoodigde bedrag voor een billijke afloopende
uitkeering aan uitgestooten arbeidskrachten moe-
ten storten, hetgeen tevens geforceerde mechanisatie
breidelt.

Na de rationalisatie behandelt de schrijver den
invloed van gewijzigden leeftijdsopbouw van het per-
soneel; uitschakeling van oudere arbeidskrachten is
inderdaad een gevaar, waartegen gewaakt dient te
worden door een goede regeling tot herscholing, zooals
die hier en daar in de
practijk
reeds wordt nage-streefd. Daarnaast dient met behulp van verplaat
singstoeslagen de bewegelijkheid van den arbeid be-
vorderd te worden; in het algemeen toch is de
Nederlandsche arbeider veel te hokvast. Het gebrek
aan geschoolden, dat thans in Nederland kan ont-
staan,
i0
niet een bewijs van welvaart, zooals bijv.
in Zweden, alwaar het een rechtstreeksch gevolg van
de geweldige opleving is, maar juist van verarming hier te lande.
De conclusie van dit deel van het betoog luidt als
volgt:

Sanenvattend kan dus worden ‘gezegd, dat de out’
scholing en ont-wenning aan arbeid na langdurige werk-
loosheid, gepaard aan de ge-wijzigde eisen ten gevolge van
de voortgang ‘der techniek en de strukturele verschui-
vingen, in verschillende bedrijven een gewijzigde leeftijds-
opbouw van het personeel zal veroorzaken. ])e werkgele-
genheid zal sterker toev.allen aan de goedkopere, jonge
arbeidskrachten, daar de ouderen toch ook nieuwe scholing
of training behoeven. Er dreigt dus een ernstig gevaar,

1)
Zie over de behandeling der mechanisatie in
1933
Econ.-Stat. Ber. van 11 en 18 October en
1
Novcenber 1933.

778

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 October 1937

dat ,in die bepaalde beroepen nog volkonien valiede en be-
kwame, z.g.,, oudere” arbeiders niet meer tewerk gesteld
zullen worden, tenzij ingrijpende niaatregele ii genomen
worden
,,De Overheid zal hier bevorderend kunnen optreden
‘oor een normale personeelbezetting door trainings- en
verplaatsingstoesiagen, door spoedcursussen voor her- en
omscholing in h-t leven te roepen door verlenging clet
leerplicht en uitbreiding van de gelegenheid tot vakop-
leiding der jeugd. Daarnaast zal de Overheid zelf moeten
voorgaan in het tewerkatellen der aclite-ngesteldearbei-
dersgroepen.”

liet gevaar van loonverstarring als oorzaak van
werkloosheid acht de schrijver na het loslaten van
den gouden standaard gering; hij merkt daarom-
trent op:

,,Als slotsom mag uien aannemen, dat de ..looustanheid”,
die in werkelijkheid een gestad’ige loondaling was, -na de
devaluatie plaats -maakt voor enige beweging to-t herstel,
doch dat deze beweging gematigd en bekwaam zal worden
geleid, ‘zich in de eerste plaats conecutrereud op de
slechtst-betaalden, en niet.een open oog voor het instand-
houden van de werkgelegenheid.
,,Wanneer aan deze voorwaarde wordt voldaan, is het
duidelijk, dat ‘het gevaar van blijvende werkloosheid -ten-
gevolge van te grote loonopdrijving, en ook van de drang
om -zich door uiterste rationa-lisat-ie van te zware loo’nla,st
te ontdoen, kan worden gekeerd.”

Uitvoerig bespreekt de schrijver vervolgens de pro-
blemen van industrialisatie en haadelspolitiek. In
beginsel staat hij nog steeds op het standpunt van
den vrijhandel; de vrije prijsvorming was wel geen
perfect richtsnoer voor de productie, maar véér de

crisis was er

,,vokloende stabiliteit -in het bedrijfsleven, en de stan-
daards voor kostprijsberekening benaderden elkaar in vol-
doende mate, om -liet prijsmechauisme in staat te s-tellen
als aamvijzer te bevredigeii, en cle positie van den vrijhan’
delaar onaan’tastbaar -tc maken voor de aanvallen van
hele of halve protectioniste-n.”

Van principieele verwerping van het richtsnoer
der prijzen is dus geen sprake:

,,Zou het prijsmechanisme in volkomen vrijheid werken,
dan zou ‘het -zelfs een ideaal kompas kunnen zijn. In een
maatschappij met stabiele behoeften, standvastige produk-
tiviteit, vaste inkomens en vrij goederenverkeer zou men
zich -geen beter behoeven
te
wensen.”

In de huidige omstandigheden acht de schrijver dit
richtsnoer echter niet meer bruikbaar. Inzonderheid
in verband met de prijsdiscrïminatie, waarvan het
,,dumping” een der scherpste vormen is, faalt z.i.
het stelsel der vrije prijsvo:rming.
Daarom verlangt Dr. Van der Waerden een zekere
ordening
van het internationale ruilverkeer onder
medewerking van in te stellen Bedrijfschappen, die
gecoördineerd moeten zijn in een Centralen Econo-
mischen Raad. Van gewone protectie in openlijken of verkapten vorm wil de schrijver niet weten; uit-
drukkelijk pleit hij voor verruiming van invoer. Maar
wèl verlangt hij, dat hij de regeling van dezen invoer
meer clan tot dusverre zal worden uitgegaan van ,,een
vooraf bepaalde, zoo nauwkeurig mogelijk geschatte
hehoefte-bevrecliging”.
Na ordening van het ruilverkeer teneinde dit

te
bevrijden van prijsbederf als gevolg van prijsdiscri-
minatie en met liet doel den invoer beter bij de he-
hoef ten aan te passen is Dr. Van der Waerdeu hoop-
vol gestemd ten aanzien van de verdere ontwikke-
ling van de nijverheid hier te- lande. Bij gezonder ruilverkeer zal het bedrijfsleven zich kunnen aan-
passen bij cle – steeds wisselende omstandigheden. De
conclusie vau den schrijver is dus in dit opzicht in
optimistischen toon gesteld.
Bij verdere voortzetting van het economisch her-
stel hier te lande acht de
schrijver
het mogelijk en
zelfs w’aarschijnljk, dat de werkloozen onder de door
hem genoemde voorwaarden geabsorbeerd zullen wor-
den. Daarbij dient echter te worden gewaakt tegen
een streven naar geforceerde topbezetting der be-
drijven:
,,Bij -alle verschil van mening bestaat onder economen
althans een grote mate van overeenstemming op di-t punt:
.dat conjunktuurbe-heersing wenselijk, moeilijk, maar mo-gelijk is. Zou deze slagen, dan sluit zich bij ‘het voorgaan-
de logisch als conclusie aan, dat, indien mocht blijken dat
bij een gelijkmatig peil van bedrijvigheid een belangrijk aantal werklozen zou overschieten, een redelijke ver-de
li’ng vati het beschikbare werk iii ‘het maatschappelijk
belang zou moeten leiden tot
verkorting ven cle ‘werk-
periode in het arbeidsic-ven: op later leeftijd beginnen
(uitbreiding leerplicht),
op vroeger leeftijd eindigen; en
in de tweede pleets verkorting van de arbeidsdaur.”

De moeilijkhêid voor Nederland is echter, dt het
wel zijn nationale problemen kan oplossen door een
gezonde geidpolitiek, door industrialisatie, door het aansturen op economische toenadering tot gelijkge-
zinde landen, e.d., niaar dat Nederland de algemeene
politieke onrust en den hewapeningswedioop niet kan
doen verdwijnen. Dat blijft een voortdurende bedrei-
ging voor de welvaartsontwikkeling. De schrijver ziet
echter één lichtpunt: geen enkel econoom acht vol-
ledige autarkie mogelijk of wenschelijk; slechts nood-
gedrongen streeft men in die richting, maar reeds
thans zijn schuchtere pogingen tot internationale
toenadering merkbaar. Dr. Van der Waerden besluit
-daarom zijn praeadvies met de volgende woorden:

,,Het -is daarom, dat men mag aannemen, dat de krach-
ten gericht op -zelfvoor-ziening, industr.ial’isatie van grond-
stoffenlanden en heragrari-satie van Europa zwakker zul-
len ‘blijken -dan d-ie welke de handclsbewegi.n’g opvoeren en
het conju nktnn rherstel (en de pi-ijsatijgi ng) bewerken.
Daarvoor zal echter nodig zijn dat gezonde monetaire
verhoudingen z-ioh bevestigen, vertrouwen en zekerheid
toenemen, en daardoor -de kapitaalex-port -de vroegere in-
tensitei-t weer ‘hei-krijgt.
,,Zij, d-ie ‘geloven, d-ie -de drang in zih voelen opnieuw
op te bouwen wat kapot geslagen is, die weten dat dooi
internationale -samenwerking, en zo al-leen, -de wel-vaart
voor ons land -te ‘herkrijgen is, zullen met volharding en
overtuiging bij voortduring hun stem moeten laten -horen;
zij zullen stuwers en werkers moeten ‘zijn -aan deze organ-i-
s-atje voor ‘doelinatige wereldvoorz’icn’ing; en -zij zullen zich
niet mogen laten -teru-gschri-kken door de sce-ptiei, die hun
activiteit diskwal-if.iceren dooi van utopie te spreken.”

Winstnivelleering in de Amerikaansche industrie.

liet bestaan van een tendens tot nivelleering van
de winstper.entages
it:1
‘.1e ve.rschiliend taKkeil van
nijverheid ii een klassiëke ‘leerstelling der economie. Evenwel, na eeb onderzoek van dit verschijnsel in de
Vereenigde Staten, concludeert Dr. -R. C. Epstein in
zijn boek ,,Industrial Profits in the United States”,
dat in de periode 1919-1928 deze tendens, zelfs met
een correctie voor het verschil in risico, uitermate gering is gewreest. De takken van nijverheid, vier
winsten de gemiddelde opbrengst van de geheele nij-
verheid het meest overtroffen en zoodoende geken-merkt waren door het bezit van groote wiustcapaci-
teiten, verloren dit karakter in geen enkel opzicht
gedurende een periode van 6, 8, zelfs van 10 jaar.
Deze verschillen in winstpercentages in de verschil-
lende takken van nijverheid kunnen niet verklaard
worden uit ecn conipensatie voor grooter of kleiner
risico.

In de American Economie Review bestrijdt R. S.
Tucker echter deze conclusie van D:r. Epstein en heeft
cle volgende bezwaren tegen het door hem verrichte
onderzoek.
In. de eerste plaats maakt Dr. Epstein uitsluitend
een analyse van de bedrijfsuitkomsten van groote
maatschappijen, die een gunstig beeld vertoonen. Al-
leen die maatschappijen zijn in het onderzoek opge-
nomen, welke gedurende de betrokken periode 1919
—1928 niet van het tooneel zijn verdwenen en die in
1919 reeds bestonden. Een onderzoek, dat alle maat-
schappijen had omvat, die in 1919 bestonden, dus in-
ciusief de gefailleerde of om andere redenen verdwe-
nen, hadden volgens Tucker een juister beeld van
de v,’erkelijkheid gegeven. Bovendien bevat het mate-
riaal alleen de groote ondernemingen en voor deze

20 October 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

779

is het gemakkelijker- een reorganisatie uit te stellen,
maar daarentegen weer moeilijker om het – eenmuil
geïnvesteerde kapitaal in een andere richting aan
te wenden. Een laag winstpercentage gedurende de
voorspoedige jaren zei daarom niet een terugtrek-
king van kapitaal tengevolge hebben.
In de tweede plaats vormen de winsten geen ver-
gelijkbaar materiaal wegens verschillen in bereke-
ningsmethoden. De opbrengstcijfers zijn in den eenen
tak van nijverheid een meer betrouwbare aanwijzing
voor winst op de werkelijke investeering clan in den
anderen. Zoo gaven groote maatschappijen hun bezit-
tingen in den loop van de twintiger jaren lager aan dan zij werkelijk w’aren door hun goodwill op hun
balans lager te noteeren dan deze in werkelijkheid
bedroeg. Tevens heeft Dr. Epstein nagelaten de win-
sten te verminderen met het bedrag, dat aan belas-
ting te betalen was. Deze belastingheffing vertoont
een zekere mate van progressiviteit, zoodat de takken
van nijverheid met relatief gunstiger resultaten even-
redig meer hieraan zouden moeten bijdragen dan de
minder winstgevende takken. Een vermindering van
de winstcijfers met het aan belasting te betalen be-
drag zou zoodoende een nivelleerend resultaat t.a.v.
resteerende winstcijfers geven.

Evenmin kan men, volgens Tuck’er, het door Dr.
Epstein onderzochte materiaal representatief noemen
voor de» geheele nijverheid. De riskante takken van
nijverheid zijn zeer slecht vertegenwoordigd, omdat op dit gebied den ondernemingen slechts een korten
levensduur is beschoren geweest en ze dus niet kun-
nen zijn verwerkt.
Als groote winsten alleen een compensatie betee-
kenden voor grootere risico’s, dan behoeft dit nog
geenszins te beteekenen, dat de geheele tak van in-
dustrie een hoogere opbrengst zou moeten geven.
Dit geldt alleen voor de individueele onderneming.
De beste risicotest uit de cijfers van Dr. Epstein
is het vergelijken van de mate van veranderlijkheid
in opbrengsten van jaar tot jaar. Daartoe wordt de
gemiddelde opbrengst voor eiken tak van nijverheid
berekend over een periode van tien jaar en de wer-
kelijke opbrengst in eik jaar hiermede vergeleken.
Als resultaat bleek de zoo verkregen veranderlijkheid
in opbrengsten veel grooter te zijn in de nijverheids-
takken met hooge opbrengsten dan in de andere. De
groepen met de gunstigste bedrijfsresultaten bleken
een meer dan normale veranderlijkheid in opbrengst
te geven, hetgeen als risicosymptoom kan worden
beschouwd.

In tegenspraak met de» tendens tot winstnivellee-ring zijn de investeeringen in bestaande maatschap-
pijen, waarbij de verkregen winsten op dat nieuwe
kapitaal kleiner zijn dan die, welke met dat kapitaal
in andere industrieën zouden kunnen worden verkre-
gen. ‘Dit feit is niet zoo merkwaardig als het lijkt. Immers, er wordt toch geïnvesterd in de eigen in-
dustrie, als de verwachte opbrengst maar bevredigend
is, oolc al zou men bij investeering in andere indus-
trieën misschien hoogere opbrengsten kunnen ver-
krijgen.

In. de gunstige jaren zhl’het proces van opbrengst-
rmivelieering langzamer voortgang vinden, omdat door
de afwezigheid van pressie van de zijde van de cre-
diteuren het onttrelcken van kapitaal aan de maat-
schappijen met de relatief lagere winstpercentages
niet zal plaats vinden. Dr. Epstein verdeelt 71 maat-
schappijen in acht groepen en rangschikt deze elk
jaar overeankomstig hun verkregen winstpercentages.
Er blijken nu aanzienlijke verschuivingen plaats te
vinden in hun onderlinge l)OSities op de ranglijst. De
verschuivingen in de periode 1919-1924 gaven een
aanwijzing voor een hooge mate van nivelleering. 01)
dezelfde wijze zijn 106 industrieën jaar voor jaar aan
de hand van hun winstpercentages gerangschikt en
ook hier constateerde men geweldige verschuivingen
gedurende perioden, van 9 of 10 jaar.
De cijfers van Dr. Epstein toonen de tendens aan,

dat de relatief ongunstige takken van nijverheid jaren
lang blijven doorwerken zonder verbetering in hun
resultaten te geven. Maar zij ondersteunen niet zijn
conclusie, dat de klassieké leerstelling, dat er een
tendens tot nivelleering van de winstpercentages be-
staat, in de laatste jaren niet is opgegaa:n. Integen-
deel, zij zijn niet in tegenspraak met de voorstelling,
dat de blijvende verschillen in wiustpercentages in de
diverse industrieën voor een groot deel het gevolg
zijn van risicoverschilien of van verschillen in bere-
keningsmethoden. Het proces van onttrekking van
kapitaal aan ongunstig werkende ondernemingen ge-
schiedt langzaam in de jaren van zichtbaren voor-
spoed
(1925—’29)
of kunstmatigen lagen rentevoet
(1927). –

ONTVANGEN ROEKEN

De beheersching der w ereldecoriornie.
Een onderzoek
betreffende de voorwaarden van stabiele welvaart
en wereldvrede door Dr. W. L. Vaik. (Den haag
1037; Uitgeversmaatschappij ,,De Stiuisvogel”.
Prijs
f
2.50).
Omdat de schrijver i n zijn beide vorige werken dc ver-cleeling van het maatschappelijk inkomen cii het conjunc-
tuurvmaagstuk aan een theoretische analyse onderworpen
heeft, meende hij het vraagstuk van cle mest wenschc-
lijke ordening onzer sazneiileving aan te kunnen vatten, om- de vraag te beantwoorden, hoe de dingen geordend
moeten voi-den, opdat zoowel van het – standpunt van de
verdeeting van het inkomen als met het oog op cle wcn-
schelijkheid van stabiFiti.t van tewerketelli’n.g een zoo
goed itiogeljke toestand, met naiile: werk voor de ar,bei-
dei-s, zekerheid voor de jeleggers, centraal gezag bij maxi-
male vrijheid, vi ede en -goede wil onder de volken en wel-
vaart voor allen, bei-eikt wordt.

Goudclausules
door Dr. John Gabiëls. (Rotterdam
1936; Nijgh & Van Ditinar N.V. Prijs
f
2.90).
Deze uitgave, dissertatie aan de Nederlandsche Han-
del-shoogeschool, geeft een overzicht van de wetgev-iing en
de jurisprudentie in een groot aantal landen, waarbij, waar
het vdÖr Sept. 1936 werd geschreven, een in-deeiing maakt
in landen waar depreciatie plaats vond en landen, waar
dit nog niet het geval was. Op de landsgewijze bespreking
volgt een samenva»btende en reehtsvergelijkende liehande-
ling, waarna schrijver zijn standpunt uiteenzet.

Het toezicht op den Gulden
door Mr. B. W. Kra-
nenburg. – (Assen 1937; Van Gorcum & Comp.
N.V.
Prijs
f
0.40).
Dit gesohriftje: ,,Vragen-van-nu” Nr. 25, bedoelt een
overzicht te geven van de directe en indirecte overheids-
contrôle op den wisselkoers van den Gulden, die zooveel uitgebreider is dan men meestal denkt.

Les va,leurs ci» revenu variccble.
(Parijs 1937; Les Edi-
tions financières de France. Prijs Fr. 10).

Brochure van ruim 370 pag. van handig formaat, waarin
gegevens (balans, enz.) betreffende alle te Parijs aan de
beurs (parquet en coulisse) genoteerde aandeelen.

Beurszegel
door Mr. P. J. Rogaar. (Haarlem 1037;
1

1. D. Tjeenk Willink & Zoon N.V. Prijs geb.

f
0.95).
Bewerking voor de praktijk van het IXe -hoofdstuk van
-de Zcgélwet
1917,
‘-nader v-a.tgestcild – bij ‘dc wet van 22
Apiil 1937,
Stbl»
No. 405
(bepalingen -Van liet Zegel-recht van effetennota’s en toewijzin-gsnota’s). Met aantee-
keningen.

L’Art cle gérer et de
défencire
sa fortune
door Con-
stantin Pion. (Parijs z.j.; Arthèmne Fayard & Cie.
Prijs Fr. 12).
Schrijver geeft in dit ruim
350
pag. tellende boekwerkje
zijn inzichten betreffende de kap’itaalbelegging in het al-gemeen als ook over beleggingen in dc verschillende be-
drjfstakke.n afzonderlijk, hierbij steunend op een jaren-
lange practische ervaring, welke hem ‘in staat stelt zijn
oordeel uitvoeri.g te argumen-teeren. Tav. Nederland is
schi’ijver speciaal ‘oor de fondsen van -de public util-ities,
als vul ‘waterleidingen, geportee rd.

Gids voor Incourante Fondsen 1937.
(Amsterdam
1937; C. A. Spin & Zoon NV.).
Gids,- samengesteld dooi’ Broekman’s Coinmissiebank voor
Ineou rente fondsen N.V. Amsterdam.

780

ECONOMISCH-STATISTISCHE .BEIICH•TEN

20 October 1937.

.

MAANDCIJFERS.
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.
:
OVERZICHT VAN DËN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
1

1
Dienst
1936/1937
Zuiver bedrag der
1
Zuiver bedrag der ko-
voorden dienst

Uit. September 1937 (in Guldens)
kohieren tot en met
de maand Sept.
1937
19351’36 tot en met de-
zelfde maand van
1936
AFDEEL1NG la
Kohieren voor
den dienst
1937
1
)
1

1
Dir. belastingen.

.
Gemeente.f.belast.
. .
1

57.117.262

1

60.783.660
Opc.verm.t.get.v.50
1

5.215.035

J

5.334.354
Bedragen,

Benaming de r

S

o

.

.w
elke

geven of

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1936.

Zuivere op-
middelen
Tota al
bedrag
andersdan
Zuiver
bed rag
Q O
.00
wegens
betaling
Bedrag van de
brengstoverhet
tijdvak van 1
op de koh.
.

‘ ‘
Benaming der middelen
raming
Jan. 19
36
tot en
afgeschr.
E
t de

aand
m
me
Sept.
1937
Grondbelasting.
Grondbelast. a)

10.385.526

21.580 10.363.946 10.214.350
(yt hoofdsom
+
20 opcenten
Inkomst.bel. b)

1
61.500.312 1.373.340 60.126.971 55.260.523
op de hoofdsom der gebouw-
Vermogensbel. c)

16.176.981

118.908 16.058.074 14.230.610
de eigendommen.)
10.125.000 10.160.354
Verdedig.bel. 1

9.925.509

107.258

9.818.251

7.852.176
Inkomstenbelasting
74.600.000 69.284.209
Bel.
v. d.
doodehd.

1.615.630

12.394

1.603.236

1.360.530
Vermogensbelasting
18.375.000
18.589.874

Totalen..

99.603.958 1.633.480 97.970.478 8

8.000.000
8.436.532

a)
1%
hoofdsom + 20 opcenten op de hoofdsom der ge-
Belasting v. d. doode hand

. Divid.- en tantiêmebelasting
2.000.000
13.800.000
1.737.632
13.813.156
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom + 60-78 opcenten. cl
84.000.000
86.243.265
Hoofdsom + 75 OpCefltefl.
Statistiekrecht
1.600.000
1.814.263
i)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
Accijns op zout

::::::
2.500.000
1.774.052

gedeelte
staan de venmelde bedragen uit
%

van het belas-
5.000.000
6.335.825
tingdienatjaar 1937/1938 en
3.

gedeelte van het belasting-
2.000.000
1.950.395
dienstjaar 1936
1
1937. ‘) Voor de belastingen naar inkomen
Accijns op gedistilleerd
28.250.000
27.774.046
en vermogen bestaan de vermelde bedragen uit
%
gedeelte
7.000.000
7.166.667
van het belastingdienstjaar 1936/1937 en

g
ed
eelte van

Terdedigingsbel.

1

………..

53.000.000 53.189.230
het belastingdienstjaar 1935
1
1936.
35.000.000
33.810.111

Rechten op den invoer ……..

Accijns op geslacht

……….

Belast, op gouden en zilverw
.

475.000 499.568

Accijns op

wijn

………….

Accijns op tabak

…………

60.000.000
5.000.000
62.273.765
5.778.104
AFDEELING lo
September
Sedit
1Jan.
Overeen-
komst lee
Overige maddelen.
1937 1937
periode
1936

Accijns

op

bier

…………..
Accijns op

suiker

………..

Omzetbelasting

………….

Rech
te
n en boeten van zegel
Rechten en boeten v. registr.
18.600.000
14.000.000 19.844.629 9.760.351
Benaming der middï’
Divid.- en tantièmebel.

943.586

18.734.065

11.922.137

Couponbelasting

………….

Rechten en boeten v. succes- Rechten op den invoer

8.319 587

72.860.112

62.567.282
sie, v. overgang bij overlj-
40.800.000 38.136.446
den en v. schenking ……
Opbrengst der loodsgelden
. .
500.000
655.677

Statistiekrecht

………..250.421

2.057.887

1.252.908
Accijns op zout

………..150.849

1.566.695

1.411.411
Accijns op geslacht

657.931

5.489.329

4.633.097
Totalen

….
484.625.000
479.028.151

Accijns op gedistill.

.

2.460.316

20.435.523

19.759.838
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN
TEN
BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSTJBSIDIEFONDS.

Accijns op wijn

……….511.742

1.700.419

1.504.797

Accijns op bier

………..878.959

5.814.031

5.463.891

Zuiver bedrag
Accijns op suiker

……5.052.960

40.730.168

39.047.569

Dienst 1937
Bedrag van
kohieren tot en
Accijns op tabak

…….3.204.698

26.551.647

25.223.170
Bel, op gouden en zilverw

51.619

398.818

337.508
_______________________________
raniing
met de maand
Omzetbelasting

………6.715.983

54
.
82
7.
2
06
1

45.345.493
Sept. 1937

Couponbelasting

……..455.523

5.071.986

4.548.949
Recht. en boeten v. zegel
13.071.994

)26.164.189

12.517.242
derd van de hoofdsom wegens
Recht. en boet. v. registr.

1.169.800

12.276.232

6.950.374
gebouwde eigendommen en vijf
Recht, en boet. v. succes-
en twintig ten honderd van de
sie, v. overgang bij over-
hoofdsom wegens ongebouwde
lijden

en

v.

schenking

2.832.448

31.459.594

24.592.564 10.000.000
9.378.064
Opbrengst d. loodsgelden

65.407

608.559

440.337
Personeele belasting (tachtig ten

Totalen..
. .
36.793.823 326.746.460 267.518.567
eigendommen)

…………….

honderd van de hooidsom naar

‘) Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van

Grondbelasting (veertig ten hon-

den eers
te
n, tweeden en derden

makelaars

en commissionnairs

in effecten, enz.
f
734.424
grondslag)

……………….
21.000.000
19.505.017

(Beursbel.).
2)
Id.
f
7.075.378.
Gemeentefondsbelasting

(vijf

en
twintig opcen
te
n op de hoofd-

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
14.000.000
10.647.613
som)

…………………….
Vermogensbelasting

(twee

en
twintig opoenten op de hoofd-

Enkomstenbelasting

(tien opeen-
2.025.000
1.838.711
Sept. 1937
1937
1936

Motorrijtuigenbelasting

1
.385.3411
17.661.5611 16.949.832
Rijwielbelasting
……..

139
.7
38
1

7.644.8021

7.559.888
..

som)

…………………….

4.500.000
3.445.306

Totalen ………1.525.0791 25.306.363124.509.720

te
n op de hoofdsom)

……….

Totalen ……
.
5L525.000
44.814.711

AANVOER VAN GRANEN. (In
tons van 1000 kg.)

Rotterdam

Totaal
Artikelen
10-16
October
Sedert
Overeenk.
Ih
1
0190i
t
ober

~i msterdam

Sedert
Overeenk.
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936
Jan.
1937
tijdvak
1936
1937
1936

17.737
1.238.062
778.485
861
18.596 9.061
1.256.658
787.546
6.734 224.431
209.196

3.375
1.976
227.806
211.172

Tarve

……………….

Boek weit
…………..

12.195 19.938
, –

350

.
12.195
20.288.

Rogge

……………….

Maïs
………………
991.952 599.455
5.969
127598
118.376
1.119.550
‘717.831
..50.401
10.566

……

274.252 249.955

10.764 16.593
285.016 266.548
Gerst

………………
100
120.210 75.968

3.180
1.175
123.390
77.143
Haver

…………………
Lijnzaad

…………….
9.022
163533
209.804
4.475 182.570 145.216
346.103
355.020
Lijokoek

…………….
400
55.751
40.757


375
55.751


41.132
30.244
.29.388
440
5.915
7.296
36.159
36.684
Tarwemeel

………….180
Andere meelsoorten
….
475
32.643
.27.727
125
6.760
1.121
39.403 28.848

20.0ctober:
1937.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

781

EMISSIES
IN
SEPTEMBER
1037.

Staa.tsleeningen ‘).

1’rov. en Gemeen tel. Leeiiingen
2)
f 1.699.455,-
zijnde: –
Nederland
Oeni. Enschede fl..69l.000
3’/ obi.
9.
10034%
…..
f
1.699.455

Bank- en Oredietinsteliingen.
3),

Industneele ondernemingen
………
,, 1.034.800,-
zijnde:
Nedcrlend.
Obligatiën.’
G.
Dikkers & Co
NV

f
675.000″) 4% le hyp.
obi. 9. 993%
………..
f

671.625
Geld ropsche T rirotfabrieken
,,Thveka.”
f
365.000
5)
4%
ie liyp. obi. 9. 9934%
……
363
.
175

Electr., Gas, Tel., Telgr. en Wateri. Mijen °).
Scheepvaart-Maatschappijen
………
f 1.171.890,-
zijnde:
Nederlan(1
.A.andeelcn
N.V. Hollandsche Stooniboot
Maatschappij
f
808.200
7)

aand. It 145%
……….
fl.l7i.890
Spoorweg-Maatschappijen
8),

Kerkelijke Leeningen
……………
..

23.400,-
Nederland
8)

Totaal
….
f 3.929.545,-

Guvei’sie:
Nedcrlanclsch-inclië:
Nederl.-Indische Lee-
Hing 1937 A f571.203.100 3% obi.
9.
96%% (van de totale
.leening, groot f912.050.000 is reeds een bedrag van

f
340.846.900 geplaatst).
Bovendien conversie:
Nederland:
Geni. Amste rdant

f
44.640.000 34 % oh!.
9.
100%; Gem. Eindhoven
f
1.550.000

314% obi.
9.
100 % (van de ‘totale leening groot

f
.1.950.000 is reeds
f
400.000 op emissievooiiwaar.den ge
plaatst); Gein. Rotterdam f
9
O.
000
.
000
334% oh!.
9.
99%%
(valt deze leeniug, groot
f
93.000.000, werd uitgesloten

f
1.860.000, zijnde het bedrag der eerste aflossing en

f
1.140.000 t.b.v. Pensioenfonds R.E.T.M.); Gem. Velseu

f
1
.
480
.
000
334% obi.
9.
100’/%.
1)
Cojiversie: Nederland:
N.V. Maatschappij voor Ge’
nicente-Crediet f4.000.000 334
0
/
0
ebi.
2
1 100%.
“) Van de leening, groot f800.000, vetd reeds
f
125.000

01)
CflI
issievoorwaa r.de.n otidershands geplaatst.
5)
Van de leen.in,g, groot
f
50.000, werd reeds fl35.000

01)
ensissievoorwa-arden geplaatst.
II)
Converaie:
Nederlan(l:
Stichting ,,])e dritikvaterlei-
ding Noord-West-Utrecht”
f
1.488.000
33.4%
ohl.9.
10034%.
Uitsluitend voor aandeelhouders 3
:
1.
Conve’rsie:
Nederl.-tndië:
N.V. Nederl.-Tndisnhe Spoor-
veg-5l:aatscha’ppij f
6
.
000
.
000
334% oh!. Ii 100%.
i)e Kerkelijke Lee-ningen zijn als volgt onderverdeeld:

Rente- Emissie-
Guldens voet koers
pCt.

pOt.
Coiigr. der Eerw. Zusters 1,Jrsuli tien
v.h. Bisdom Haarlem en St. Jo-
sephstiehiting te Bergen (.1e hyp.
obl.; coliversic)
……………
500.000

3-34

993.4
Ver, tot st. en inst.h. eener Cbr.
kweeksohool ter opl. nati onder-
wijzcrs en onderwijzeressen te
Dordreijht (cotiversie
f
102.200) . 120.000 4 100
Ver, tot ver’,.. van kinderen ,,De
Rudolph-Stichtiïig” ‘te ‘s-Graven-


hoge

(le hyp. obi.;

(•0tiV1
.
Si

f
344.400)

…………………
150.000

4

‘ .100
Voorts werd hier te lande de inschrijving opengesteld
op een beperkt bedrag Stad Oslo 1935
434%
oh!.
9.
69%.

Emissies in 1937.
(In Guldens.)
Nieuw kapitaal:
Conversie:
Obligatiën Aandeelen
Totaal
lan.’…..
2.055.167,50
3.606.372,-
l2

5.661.539,50
194.81 l.00,
ebr….
28.354.181,66
2.184.500,-
30.538.681,66
209.449.898,34
Maart .. . –
312.227,50
2.568.725,-
2.880.952,50
9.334.000,-
April
2.817677,50
‘17.255.930,-.

20.073.607,50
46.742.925,-
Mei
85000,-‘
2.160.250,-
2245.250,-
40.436000,-
luni ……
5.967.712,50
3.989.250,-
9.956.962,50

604.708000,-
)ulL
1.008.612,50
1.925.000,-
12.933.612,50
162.313.500,-
Aug..
….
6.207.160,- 5.437.500.-
11.644.660,

48.618.000,-
Sept …..
2.757655,-
1.171.890,-
3.929.545,-
721.307.700, –

59.565.394,16
40.399.417,-
99.864.811,16
2.037.721.523,34

STATISTIEKEN.
BANK DISCON TO’S.

Ned )Disc.Wissels.
2

3Dec.’36
Lissabon
. . . .4
11 Aug.’37
2
30Juni’32
Bel.Bmnnff.
Bk
jVrsch.inR.C.
24

8Dec.’36
Londen
……
Madrid
5

9
Juh’35
24

3Dec.’36
……
Athene
……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.R.l
26Aug.’37
Batavia

……..
3
14Jan.
’37
Oslo

……..
4

7Dec.’36
Belgrado
……..
5

1
Febr.
’35
Parijs

……
3

2 Spt. ’37
Berlijn
……….
4
22Sept.’32
Praag

……
3

1Jan.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria
. . .34
15Mei’33
Brussel ……….
2

16 Mei ’35
Rome ……..
44 18Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm . .24

1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Weenen ……
34
10Juli’35
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau
….5

26Oct.’33
Kopenhagen

….
4
19Nov.’36
Zwits.Nat.13k.l4251Vov.’36

OPEN MARKT.

1937
1

1936
1935
1914

16
11(16
4/9
27Sept.)
12/17
14(19
20)24
Oct. Oct.
Oct.
2 Oct.
Oct. Oct.
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
11
4

114

11
4

11
4

2119_
3
18
4)(
9
_5
3118_3116
Prolong.
11
3

1
11 11
3

11
3

2
1
j4
3
14
4
1
1_5
1
1
211
4
_3j
4

Londen
Daggeld

1121
l/_I
.
1
11-1
11-1
1J..1
1
12-1
131
4
.2
Partic. disc.

7
1n-
9
Iii
.’
7
1n-°/io
17
In
9
Iie
17
In
9
/16
17l32_9l16

9/n-“In
41/4_3/4

Berlijn
Daggeld
2
3
14-3
218-3
25j8-31
3-
1
12
2115-719
. 3.11
4


Maandeld
3
3
3
231-3
2,-3
3-
1
1

Part, disc.
2718
211s
2
718
2718
3 3
21
1
-1
12
Warenw…
4_11
4.114
4.11
4

4-12
4
1
/4
47
1
12

New York
Daggeld t)
1
1
1 1
1
11
4

1314.2112
Partic.disc.
112
11 11
3

11
3

114
5
116

1) Koers van 15 Oct. en daaraan voorafgaan e weken t/m. Vr dag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

°
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavia
York
5)
5)

)
S)
S)
1)

12 Oct.

1937
1.80%
8.9611
8

72.65
6.04
30.50
100%
13

1937
1.8019.4
8.97
72.65
6.07%
30.51 100%
14

1937
1.81
8.97%
72.65
6.10%
30.48
1O03
15

1937
1.80%
8.97%
72.65
6.09
1
4
30.484
100%
16

,,

1937
1.80%
8.97%
72.65
6.10
30.484
100%
18

,,

1937
1.80% 8.96%
72.64
6.10%
30.49
100%
Laagste d.wl)
1.80%
8.96
72.60
6.03
30.45
100
Hoogste d.w
1)1
1.81% 8.98%
72.70
6.11
30.52
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
1
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
ser and
Weenen
Praa2
Boeka-
Milaan
Madrid

1
rest’)
5*)
5*)

12 Oct.

1937
41.62%

6.33



13

1937
41.6234

6.34
– – –
14

1937
41.62

6.344



15

1937
41.62%

6.34



16

1937
41.63%

6.344



18

1937
41.63

6.34

– –
Laagste d.w
1
)
41.58
34.17%
6.31
– –
Hoogste d.w
1
)1
41.66
34.20
6.37
1.45
9.60

Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52

Data
Stock-
1

ho(in
5
)
Kopen-
hagen5)
Osl
° /
Hel.-

f5orf’)

Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)
12 Oct.

1937
46.25 40.05
45.074
3.96
54%
1.82
13

,,

1937
46.25
40.05
45.074
3.96
547„
1.81
14

,,

1937
46.30
40.10
45.124
3.95 54%
1.8134
15

,,

1937
16

,,

1937
46.274
46.274
40.074
40.07k 45.10 45.10
3.96 3.96
54%
54%
1.8134
1.81

18

1937
46.30 40.05
45.074
3.96 54%
1.80134

Laagste d.wl)
46.174
39.974
45.-
3.93
54 1.8034
Hoogste d.w
1
1
46.324
40.124 45.15
3.99
54%
1.81%
lvfuntiiariteit
166.6711
66.671 66.671 6.266
95%

2.1878

5) Noteering te Amsterdam.
*5)
Not,
te
Rotterdam. 1) Part. opgave.
in ‘t 181e of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor va II een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

FiOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

0

Da
,
Londen
($
per £)
Parijs
($ p. IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gid.)

1.2 Oct.

1937
– – –

13

,,

1937
4,95134
3,36%
40,16%
55,29
14

1937
4,9634
3,37
40,17 55,26
15

1937
4,9634 3,36%
40,17
55,29
16

,, .

1937
4,95%
3,368/
4

40,17
55,29
18

,,

1937
4,95134
.3,38%
.40,17 55,29%

19 Oct.

1936
4,88
25
1
32

4,65%
40,24 53,60
tuutpariteit..
4,86
3,90%
23,5i13(
4034

.
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-

GENOT
_EN
GERST
6516kg
MAIS
R000E
TARWE
BURMA
RIJST BOTER
per
kg.
E
AAS

ammer
EIEREN
Russische
1)
Rotterdam
per
2000
kg.
74 k
La
Rotterdam
per 100
kg.
Loonzein
Alkmaar
Gem. not.
0

Heffing
1)
Zie blz.738

lOCO
van

ot er

,
PlataiS
Rotterdam
loco
per Rangoon/Bassein
cwt.
f.o.b.
Leeuwar-
der Co
rnm.
Crisis
Fabr.kaas
Eiermiln
Roermond
Termijn-
La Plata
Termijn-

La Plata
1)
R
noeerop
Locoprijs
per 100
kg
?
2
er
m

Locoprijs
H
Not
Noteering
tr.

eroig
P°°
:
f
%
f
%
f
%T%
sh.
t
%
t
1
%
f
%
..
89,3
176,-
87,1

12,475
102,5 13,82
5

110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
111314
2,03
98,4

43,30
95,0 7,96
99,3
“-
.,50
108,6
226,-
111,9

13,15
108,1
12,575
100,1
13,47
5

99,9
6,43 98,4
10!714
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6
19.
196,-
102,1
204,-
101,0

10,87
5

89,4
11,27
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
106
2,05
99,4
45,40
99,6
8,11
101,1
1930

111,15

52,0
118,50
61,7

136,75
67,7
6,22
5

51,2 8,275 65,9
9,67
5

71,7
5,09
77,9
85
1,66
80,5

38,45
84,4
6,72
83,8
1931

107,25

49,9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
56
,

1,34
64,9

31,30
68,7
5,35
66,7
1932

100,75

46,8
72,-
37,5
77,25
38,2 4,62
5

38,0 4,70
37,4
5,22
5

38,7
2,59 39,6
51 1 1

I2
0.94
45,6

22,70
49,8
4,14
51,6
1933

70,-

32,5
60,75
31,6
68,50
33,9 3,55 29,3 3,75 29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
4/5112

0,61
29,6 0,96
20,20
44,3
3,71
46,3
1934

75,75

35,2
64,75
33,7
70,75
35,0
3,32
5

27,3 3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
417
314
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
z

68,-

31,6
56,’-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,125
30,6 2,07 31,7
51812
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,9
1936

86,-

40,0
74,50
38,8
74,-
36.6 4,275
35,1
5,75 45,8
6,275
46,5 2,19 33,5
51712
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,6

Jan.

1936

22

63,50

29,5
54,-
28,1

.
56,-
27,7
3,52
5

29,0 5,10
40,6
5,45
40,4
1,81
21,7
4/111
2

0,57
27,6
0,95
16,80
36,9
4,04
50,4
Febr.

in
64,50

30,0
52,-
27,1
55,25
27,4 3,40
27,9
4,92
5

39,2
5,22
5

38,7
1,89
28,9
512
1
14
0,61
29,6
0,92
5

17,375
38,1
3,375

42,1
Maart

69,75

32,4
56,-
29,2
59,50
29,5 3,50 28,8 4,92
5

39,2 5,22
5

38,7
2,03
31,1
517
0,46
22,3
1,04
17,70
38,8
2,69
33,5
April

F.

70,-

32,5

30,2
64,-
31,7 3,45 28,4 4,85
38,6 5,175
38,4 2,10
32,1
519
1
1
0,44 .21,3
1,02
5

16,82
5

36,9 2,49 31,0
Mei

•,

0

72,25

33,6

30,7
63,75 31,6 3,175
26,1
4,65
37,0
5,125
38,0
2,11
32,3
5/831

0,47 22,8 0,99
18,75
41,1
2,52 31,4
Juni

Z

71,50

33,2
60,75
31,6
66,-
32,7
3,45
28,4 4,62
5

36,8
5,05
37,4
2,12 32,4
518
112
0,57 27,6
0,89
20,20
44,3 2,69
33,5
Juli

74,75

34,8
65,75 34,2 71,75
35,5
3,65
30,0 5,15
41,0 5,625
41,7 2,06 31,5
5i7
0,60
29,1
0,815
19,35
42,5
2,91
36,3
Aug.

88,-

40,9
79,75
41,5

41,6
4,02
5

33,1
5,95
47,4
6,35
47,1
2,17
33,2
5110
1
12
0,62
30,0 0,80
17,87
5

39,2
3,31
5

41,3
Sept

88,-

40,9
79,-
41,1

42,1
4,40 36,2
6,-
47,8
6,50
48,2
2,22 34,0
5111′
0,58
28,1
0,79
16,25
35,6
3,63
45,3
Oct.

120,50

56,0
94,75
49,3
97,50
48,3 6,02
5

49,5
7,775

61,9
8,80
65,2
2,57
39,3
517
12
0,63 30,5
0,77
5

17,55
38,5
4,85
60,5
Nov.

c’ 121,50

56,5
89,75
46,7
89,50
44,3 5,72
5

47,1
7,27
5

57,9
8,55
63,4
2,46
37,7
515
1
14
0,70
33,9
0,78
16,075
35,3
5,15
64,2
Dec.

129,-

60,0
95,25
49,6
97,-
48,0 6,97
5

57,3
7,87
5

62,7
8,175
60,6
2,71
41,5
6i-Ijs
0,65
31,5
0,825
15,75
34,6
4,36e
54,4

Jan.

1937

132,-

61,4
99,75 52,0 07,50
48,3
7,975

65,5
8,07
5

64,3 8,40 62,3 2,74
41,9
6111!
?

0,66
32,0
0,85
17,075
37,5
3,45 43,0
Febr.

,,

0 129,-

60,0
102,-
53,1

100,50
49,8
8,72
5

71,7
7,92
5

63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5110ij4
0,69
33,4 0,80
18,75
41,1 3,81
47,5
Maart

133,-

61,8
104,25
54,3

106,-
52,5
9,02
5

74,2
8,72
5

69,5 9.15 67,8 2,57
39,3
519
1
14
0,68
33,0
0,80
18,82
5

41,3
3,86
48,1
April

149,75

69,6
110,75
57,7

115,-
56,9

10,-
82,2
9,40
74,9
10,175
75,4 2,72
41,6
6II4
0,69 33,4 0,80
16,45
36,1
3,05 38,0
Mei

,,

144,40

67,1
107,-
55,7

110,-
54,5

10,-
82,2 8,92
5

71,1
9,72
5

72,1
2,64
40,4
511011
2

0,71
345
0,72
5

17,32
5

38,0
2,89
36,0
Juni

148,75

69,2
99,-
51,6

105,-
52,0

10,15
83,4 7,52
5

59,9
8,95 66,3
2,63
40,3
5110
1
14
0,74 35,9
0,70
19,82
5

43,5
2,98
37,2
Juli

149,25

69,4
108,25
56,4

III,-
55,0
9,85
81,0
8,57
5

68,3
9,975

73,9 2,68
41,0
5111
1
14
0,77
37,4
0,68
20,15 44,2
3,74
46,6
Aug.

136,50

63,5
106,50
55,5

1
12,-
55,4 9,30
76,4
7,825
62,3
1
9,22
5

68,4 2,86
43,8
614
0,78
37,9
0,64
21,50
47,2
3,84
47,9
Sept .,,

129,50

60,2
107,-
55,7

122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,52
5

63,2 2,96
45,3
617
0,85
41,3 0,52
5

21,
46,1
4,69
58,5
28 Sept.-5Oct.

13850

64,4
109,25
56,9

115,50
57,2
9,225
75,8
7,80
62,1
8,65
64,1
3,-
45,9
6/8ij4 0,92 44,7 0,45
23,50
51,6
5,-
62,3
5-12 Oct. ’37

136,50

63,5
109,-
56,8

114,50
56,7 8,77
5

72,1
7,65
60,9 8,50
63,0 3,03
46,4
619
0,93
45,1
0,45
24,25
53,2
4,95 61,7
12-19

135,50

63,0
107,75,
56,1

1
14,-
56,4
8,87
5

72,9 7,55
60,1
8,40 62,3
2,91
44,6
615/4
0,97
47,1
0,40
23,50
1

51,6
5,-
62,3

JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super Fine C.P.
.
c.i.f. Londen
co
Oomra
wit Gr. D. te
Smoked Sheets
Crossbred Colonial
per Eng. ton
New York per Ib.
Liverpool per Ib.
Carded SO’s Av.
Merino 64’s Av.
New York per Ib.
loco Londen p. Ib.

Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
Her.l.Ned.Ct.
1

Not.
11erl Ned.Ct.1
Not.
Uerl.Ned.Ct.I
Not.
f
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%
pence
cts.
%
pence
ets.
%
pence
f
%
$
cts.
%
penc
1927
0
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8 26,50 244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
1929
12
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07 54
81,4
10,75
<
395,49 92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
1228
95,9
4,93
52 78,4
10,25
1930
z
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25 134,8
57,7 26,75
8,50
66,4
3,42
30
45,2
5,87
1931
iu
192,15
44,9
17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28 60,9
44,0

109,0
46,6 23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,12
1932 1933 146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3
5,39 42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87 30,2
1,56
12
18,1
3,37
128,63
30,1
15.12(2
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9 41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30 13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0 30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6 6,25
1935
<
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18 27,1
6,-
1936
142,61
33,3
18.618 19,0
40,4
12,10
18,2
50,7 5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75

Jan.

1937
Febr.
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0
61,2
5,88
88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92
30,6
2,14
5

38
57,3
lO,37
,,
169,23
39,5
18.18/2
24,0 51,0
13,15
21,8
60,7
5,85
85,6
61,9
23,-
133,6
57,2
35,75
3,53 27,6
1,93

40
60,3
10,50
Maart
174,86
40,9
19.911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25 3,59 28,0
1,96
44
66,3
12,-
April
u;
189,96
44,4
21.3/3
26,0 55,2
14,35
23,1
64,3
6,16
995
69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56 27,8
1,95
44
€6,3
11,62
Mei
_
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7 63,2
6,04
97,4
70,4
26,-
142,9 61,1
38,25 3,25
25,4
1,78
5

38 57,3
10,25
Juni
0
186,90
43,7
20.1617
22,9
.48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28
25,6
1,805
36 54,3
9,62
Juli
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
1232
21,5 59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8
37,75
3,42
26,7
1,885
34
51,3
9,12
Aug.


188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9 71,5 26,25
145,0
62,0
38,50 3,30
25,8
1,82
33
49,7
8,85
Sept.

,,
28Sept.-5Oct.
Z
186.01
43,5
20.14/3
16,3
34,6
17,4
48,4
4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34
51,3
9,-

5-12Oct. ’37
ç
186,30
184,88
43,5 43,2
20.16j3
20.1216
15,3
15,1
32,5
32,1
8,48 8,33
16,0
15,2
44,5 42,3 4,29 4,08
89,5 85,9
64,7
62,1
24,-
23,
124,9
121,4
53,4
51,9
33,50 32,50
3,10 3,03 24,2 23,7
1,71
1,67
5

32 30
48,2
45,2
8,62!
8,-
12-1
9

,,

187,38
43,8
20.1716
15,4
32,7
8,52
15,6
43,4 4,17
81,2 60,9
22,50
116,9
50,0
31,25
2,98 23,3
1,64
5

29 43,7
7,75

KOPER
LOOD
IN
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard gem. prompt en
,
Cleveland No. 3
(Lux III)
gem. prompt en cash Londen Loco Londen 1ev. 3 maanden
ocoE on en
per

ng.

on
franco Middlesb.
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
per Standard
per Eng. ton
Londen perEng.ton

1
Herl.Ned.Ct.1Not.
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce Herl.Ned.Ct.j
Not.
l

lerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
HerI.Ned.Ct.I

Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
f
%
£
f
%
£
f
%
£
f
%
sh.
T
%
Sh.
f
%
£
cts.
%
pence
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26
1
116
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418 39,85
94,6
65110

37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
26
1
14
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65 84,8
203.18
1
10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,60
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
116
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95,
91,0 59
1
6
203,55
64,1
16.16
1
9
89 68,5
1711
16

1931
431,85 54,9
38.7
1
9
146,60
52,8
13.

/7
1332,58
45,9
118.9
1
1
33,-
78,3 58/8
28,90
73,1 5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14;8
1932 1933
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7 12.-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20 56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
1
/1,

1934
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
62
1

21,-
53,1
51
1

129,80
40,9
15.14
1
11
62
47,7
18
1
1
8

1935
226,80 230,95 28,8
30.6
1
5
82,65 29,8
11.1
1

1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5

13.15
1
6
66 50,8
211
1
4

1936
=
298,75
29,4
38,0 31.18/1
103,40
37,2
14.5/8
1634,25
56,2
225.14
1
5
24,70
58,6
68
1
2
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3

14.316
87 66,9
28151
16

Jan.

1936
Febr.

1)
52
253,-
32,2

38.811
34.14111

137,15
112,50

49,4
40,5

17.1217

15.8111

1592,-

1528,35

54,8
52,6

204.1218

209.1819

28,40
25,50
67,4
60,5

731-

701-

22,40

20,10

56,7

50,9

5717
5512

116,55

106,30

36,7

14.1917

33,5

14.1211

65

61

50,0
46,9

201
16

20
1
116

Maart

257,35
32,7
35.71

117,05
42,2
16.118
1508,85
51,9
207.512
25,50
60,5
701-
20.10
50,9
5512
111,10
35,0

15.512
00
46,2
19
7
,

April

C
262,25 269,45
33,4 34,3
36.116
37-13

121,30
117,70
43,7
42,4
16.1319
16.314
1551,15
1524,80
53,4 52,5
213.713
209.911
25,45
25,50
60,4
60,5
701-
701-
20,10 20,10
50,9
50,9
5513
5512
116,95
111,10

36,9

16.119

35,0

15.512
60
61
46,2 46,9
19
3
14
20
1
116
Mei

,,

269,95
34,3
36.1416
114,45
41,2
15.1114
1489,20
51,2
202.1212
25,75
61,1
701-
20,20
51,1
54111
107,75
34,0

14.1312
62
47,7 2018
Juni

f-
269,80
34,3
36.7
1
2
112,90
40,7
15.4
1
3 1360,45
46,8
183.6
1
11
25,95
61,6
70
1

20,20
51,1
54
1
5
103,95
32,8

l4.-/2
61
46,9
1914
Juli

274,90
35,0
37.511
116,95
42,1
15.1711
1374,30
47,3
186.415
27,70
65,7
751-
20,05
50,7
5414
100,20
31,6

13.1117
60
46,2
19
5
18
Aug.

Z

283,40
36,0
38.5
1
11
124,10
44,7
16.15
1
5
1360,70
46,8
183.17
1
8
27,75
65,9
75
1

20,05
50,7
54
1
2
100,10
31,5

13.10
1
7
60
46,2
1912
Sept.

z
290,20 36,9
38.191

134,15
48,3
18.-/2
1451,85
50,0
194.1717
27,95
66,3
751-
20,20
51,1
5413
103,65
32,7

13.18/2
61
46,9
19
5
/9
Oct.

365,90 46,5
40.2/4
168,25
60,6
18.8
1
11
1836,45
63,2
201.7
1
3
34,20
81,2
75
1

27,45
69,5
60
1
2
132,70
41,8

14.11
1
1
75
57,7

1
9/i
Nov.
397,95
50,6
43.19
1
6
196,60
70,8
21.1416
2091,

71,9
231.-/I1
33,95
80,6
75/-
29,35
74,3
64110
147,75
46,6

16.616
79
60,8
21
Dec.
Z
11.1
41345
52,6
45.1919
22980
828
25.1112
208795
718
232.511
3640
864,
811-
3275
829
72110
16145
509

17.1912
80
615
2111
4

Jan.

1937
461,70,
58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4110
2060,25
70,9
229.1819
36,30
86,2
811-
34,20
86,5
7614
188,60
59,4

21

111
78
60,0
20
7
1
Febr.

. ,,
Maart
0
522,10
66,4
58.7
1
2
248,

89,3
27.14/4
2080,65
71,6 232.11
1
3
36,25
86,0
81
1

34,75
87,9
77
1
6
219,45
69,2

24.10
1
8 75
57,7
20
1
18
638,40
81,2
71.916
292,95
105,5
32.161- 2498,25
86,0
279.141-
36,15
85,8
811-
48,20
122,0
10811
289,65
91,3

32.818
77
59,2
20
11116
April
0
559,70
71,2
62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.

/

36,35
86,3
81/-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2

26.615
78
60,0
2015116
Mei

,,
Z
545,95
69,4
60.151

214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
811-
59,65
150,9
132/9
209,35
66,0

23.5111
76
58,5
20
5
1i
Juni

,,
499,70
63,6
55.1315
205,40 74,0
22.1718
2245,10
77,3
250.216
36,35
86,3
811-
60,60
153,3
1351

194,55
61,3

21.1315
75
57,7
20
Juli

,,
c.
510,10 64,9
56.11/3
213,70
77,0
23.13(11
2365,20 81,4
262.5(-
45,55
108,1 101,

59,60
150,8
132,6 205,75
64,8

22.13
1
6
75
57,7
20
Aug.

51755
65,8
57.6
1

205,25
73,9
22.14
1
6
2388,50 82,2
264.9
1

45,60
108,2
101/- 48,60
123,0
109/-
215,35 67,9

23.16/8
75
57,7
19j
Sept.,,
474,25 60,3
52.15/11
187,55
67,5
20.1718
2323,10
79,9
258.12/6
45,35
107,6
lol!-
44,65
113,0
99
1
5
191,80
60,4

21.7
1
1
74
56,9

1
9
7
/s
28Sept.

5Oct.
449,30
57,1
50.2/6
175,90
63,3
19.12/6 2240,95
77,1
250.

/

45,25
107,4
1011

43,70
110,6
97/6
178,70
56,3

19.1819
74
56,9
1915118
5 – 1 2 Oct. ’37
416,80
53,0
46.101-
164,45
59,2
18.6111
2104,25 72,4
234.151- 45,251
107,4.
101/

43,70
110,6
97/6
163,35
51,5

18.415
75
57,7
20116
12-19

,,

1
46,95
51,8
45.716
162,85
58,6
18.312
1970,90
67,8
219.151- 45,30
1107,5
1011-
41,50
105,0 9216
158,95
50,1

17.1415
75
57,7
20

MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op
1927 t/m 1929 =
100.
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN ARG. RUND-
CACAO G.F.
O
Accra
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind thee-
RUNDEREN
VARKENS

.middelgew.
No. 1
VLEESCH
per 50 kg
per ’12 kg.
________ ________
suiker loco
veilin” A’dani
(versch)
oer 100 kg
(versch) oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs.
c.i.f. Nederland Rotterdam! Amsterdam
oem.Tava-
en
Sumatrathee
Robusta

1
Superior
Ned.Ct.I
Not.
Hen.
Ned.Ct.I

Not.

HerI.
Ned.Ct.j
Not.
Rotterdam
Iotterdam

HerI.
Santos
per 100 kg.

per
’12
kg.
j

%
1
%
%

%
sh.
ƒ
%
sh.
cts.
1927



65,15
978
10716
273
92,2

416
41,21 119,4 681-
4,87
5

95,5
54,10 91,4
19,12
5

119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8

66,80
100,3
11015
3,03
102,4

51-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2

67,81 101,8
11212
3,12
105,4

5/2
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
1012
13,-
81,3
69,25
91,4
94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5

57,19
859
9417
2,97
100,3

4111
21,04 61,0
34111
32
65,2
3810
64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
12,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3

35,72
53,6
6316
2,44 82,4

414
13,84
40,1
2417
25
50,9

27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0

25,46
38,2
5817
1,70
57,4

3111
11,77
34,1
27/1
24
48,9

30,04 50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0

30,74
46,2
7417
1,54
52,0

319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0

22,83
38,6
532
5

34,5
32,75
43,2
31,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7

32,94
49,5
8811
1,42
48,0

319
1
12
8,15
23,6
21110 16,80
34,2

18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9
1935
48,125
50,8 51,625
60,5

32,-
481
8815
1,19
40,2

3/3
11
8,15
23,6
2216
14,10
287

15,21
25,7 3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,42
5

56,4
48,60
57,0

36,37
54,6
9316
1,48
50,0

3/9
1
/
12,05
34,9
3014
13,625
27,8

16,87
5

28,5
4,025
25,2
40
52,8 39,2

Jan.

1936
44,-
46,5
50,875
59,6

32,09
48,2
8812
1,41
47,6

3(1012
8,49 24,6
2314
13
26,5

15
25,4
432
5

27,0
39,50
52,1
35,4
Febr.

»
43,775
46,2
48,25
56,6

33,85 50,8
931-
1,27
42,9

315314

8,62
25,0
238
13
26,5

15,50
26,2
4,125
25,8
38,50
50,8 34,6
Maart
45,75
48,3
46,57
5

54,6

34,35 51,6
9416
1,23
41,6

314
1
12
8,48
24,6
2314
13
26,5

15,50
262
3,92
5

24,5
37,25
49,2
33,0
April
48,50
51,2
45,375

53,2

33,85
50$
931-
1,30
43,9

317
8,67
25,1
23110
13
26,5

15,50
26,2
3,975

24,9
36,50 48,2
33,6
Mei
51,60
54,5
44,30
51,9

33,38
50,1
90110
1,33
44,9

3/7
1
12
9,25
26,8
2512
13
26,5

15,50
26,2
3,65 22,8
37
48,8
33,9

j
uni

,
54,15
57,2
4,25
54,2

34,13 51,3
921-
1,51
51,0

4/-14
10,42
30,2
2811
13
26,5

15,50
26,2
3,85
24,1
36,50
48,2
35.1
uli

n

57,35
60,6
47,75
56,0

34,53 51,9
9317 1,52
51,4

4/112
10,33
29,9
281-
1312
5

26,7

15,50
26,2 3,70
23,1
36,25
47,9
36,5
Aug .,,
60,40
63,8
50,20
58,8

37,-
55,6
1001-
1,54
52,0

412
1092
31,6
2916
13
26,5

15,50
26,2 3,55
22,2
36,75
48,5
38,8
Sept .,,
61,05
64,5
51,875
60,8

37,25 55,9
100/-
1,51
51,0

41-’12

12,20
35,3
3219
13
26,5

17,50
29,6
3,475

21,7 37,50 49,5
39,2
Oct.
58,85
62,1
5230
61,3

44,15
66,3
96110
1,65
55,7

3/712
17,21
49,9
3719
14,87
5

30,3

19,50
33,0
4,475

28,0
4,50
61,4
48,4
Nov.

.
56,-
59,1
49,87
5

58,5

40,73
61,2
901.
1,69 57,1

31814
17,42
50,5
3816
15,25
31,1

20,50
34,7
4575

28,6 48,50
64,0
48,0
,
Dec.
59,80
63,1
49,70
58,3

41,35
62
f
1
921-
1,80
60,8

41-
22,48
65,1
501-
16,25
33,1

21,50
363
4,72
5

29,5 48
63,4
50,4

Jan.

1937
64,60
68,2
52,75 61,8

41,22 61,9
921-
1,81
61,1

41-12

24$
71,0
5418
16,75
34,1

22125
374
5,575

34,9 50,50
66,7
52,0
Febr.
64,175
67,8
53,325
62,5

38,49 57,8
861-
1,80
60,8

41

/4
21,09
61,1
4712
18,25
37,2

24
40,6
5,72
5

35,8 53,50
70,6
52,4
Maart
66,15
69,9
54,82
5

64,3

39,83 59,8
891-
1,67
56,4

318
3
/
23,-
66,7
51.6
18
36,7

23,80
40,2 6,10
38,1
55 72,6
53,1
April
71,-
75,0
56,25 65,9

42,32 63,6
9413
1,72
58,1

3110
20,83
60,3
4615
17,875
36,4

23375
39,5
6,12
5

38,3
54,25 71,6
54,4
Mei

,,
73,32
5

77,4
56,75 66,5

42,71
64,1
951-
1,90
64,2

4(2ij4
17,30
50,1
3816
17,50
35,7

23
38,9
6,07
5

38,0
55
72,6
53,6
Juni

,,
80,25
84,7
55,75 65,3

39,87
59,9
88/10
2,04
68,9

41612
15,66
45,4
34111
17,50
35,7

23
38,9
6,525 40,8 50,50
66,7 52,7
Juli
78,45
82,8
60,85
71,3

42,63
64,0
941€
1,97
66,6

414112

16,46
47,7
3616
17,50
35,7

23
38,9
6,57
41,I
55
72,6
55,1

Aug.

:
82,2
67,87
5

79,6

46,32
69,6
10216
2,13
72,0

418
112
17,61
51,0
391-

17
34,6

23
38,9
6,50 40,6 54,75
72,3 55,3
Sept.
72,42
76,5
69,20
81,1

46,17
69,3
lO2flO
1,96
66,3

4/4’f

15,97
46,3
35j7
16,75
34,1

23
38,9
6,32
5

39,6
56
73,9
55,1
28 Spt.-5 O”ct.
70,30
74,2
68,75
806

47,46
71,3
106f-

2,01
67,9

416
13,88
40,2
31f-
16,50
33,6

23
38,9
6,25
39,1
57
75,2 56,6
5-12 Oct. ’37
70,30
74,2
69,50
81,5

47,49
71,3
106/-
1,98
66,9

415
13,66
39,6
3016

1
16
32,6

23
38,9
6,37
5

39,9
57
75,2
56,1
12-19
70,-
73,9
70,25 82,3

44,40
66,7
991-
1,91
64,5

413
12,78
37,0
28j6

1
15;50
.
31,6

23
38,9
6,50
40,6
55,75
73,6
55,1

ORENENHOUT
VUREN- HOUT
KOE-
HUIDEN COPRA
GRONDNOTEN
LIJNZAAD
GOUD
.
Zweedsch ongesor-
teerd 2
1
12
X
7
basis 7″ f.o.b.
Gaaf,open kop
Ned.-Ind.
m.s.
Gepelde Coromandel,
per longton La Plata
loco

1
Herl.Ned.Ct.I

cash Londen
per standaard
Zweden/FinI.
perstandaard
57-61 pond
Veiling te
per 100 kg
c.i.f. Londen Rotterdam
per ounce line n,

van 4.672M.
Amsterdam Amsterdam
per 1960 kg.
Not.

Tte

ir
HerI.Ned.Ct.

Not.

T


%

1


1T

1

1

t

T
%
Y
%
sh.

1927
230,28
100,1
19.-f-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,625
1
106,5
266,03

106,4
21.18111
362,50 95,0
51,50
100,1
851-
105,3
104,4
124,1 1928
229,90
100,0
19-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
1
104,1
254,10

101,6
21.-!-
363,-
95,1
51,45
100,0
851-
102,0
100,2 94.6
1929
229,71
99,9
19.-f-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5
1
89,4 230,16
92,0
19.-19 419,25
109,9
51.40
99,9
851-
92,1 95,4 84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,3
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
1865
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2/11
187,-
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,2 44,7
1932 136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
137,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1 10.1914
148,-
38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
142,50
37,3
51,50
100,1 13718
31,6
37,4 36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81- 131,75
34,5
51,50
100,1 14212
32,2 37,3 34,8
1936 139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50
43,6 54,60
106,1 14014
39,0 42,3 40,7

Jan.

1937
181

78,7
20,4f-
118,75
77,8
21,50
53,6 .20,625
67,3
145,04
58,0
16.319
201,50
52,8
63,45
123,3
14118
55,1
56,3 58,5
Febr.

.,,
18795
81,7
21.-j-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151- 194,50
51,0 63,60
123,6
14211
54,1
57,1
59,5
Maart

,,
201,84
87,8
22.121-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
131,54
55,0
15.811
209,25 54,8 63,60
123,6
142/4
57,5
61,6
64,8
April

,,
208,79 90,8 23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
224,50 58,8 63,45
123,3
14115
59,3
60,5
63,6
Mei
211,29 91,9
2310f-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
121,60
51,0
14.4/-
220,50
57,8
63,15
122,7
14018
56,7
60,3
58,2
Juni

,,
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5

.
14,32
5

46,8
130,85
52,3
14.1117
216,50 56,7 63,10
122,6
140174
54,8
59,1 56,1
Juli
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
221,75
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,3
56,3
Aug.
212,40
92,4
23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-16
225,50
59,1
63,05
122,5
13917

53,7
59,2
55,3
Sept.
211,08
91,8 23.101- 135,-
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
1
13.911
226,

59,2 63,05
122,5
140/4
52,3 57,9
55,3
28Spt.-5 Oct.
210,44
91,5 23.101-
135,-
88,4
25,-
62,4
14,-
45,7
124,93
50,0
1
13.1819
227,-
59,5
63,-
122,4
140/61
51,9
57,9
54,1
5-12Oct.’37
210,56
91,6 23.101-
135,-
88,4
25,-
62,4
13,625
44,5
122,13
48,8
1

13.1216
227,50
59,6
63,-
122,4
140,64
51,0 57,0
52,0
12-19
210,80
91,7

1
23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
123,32
49,3
113.151-
232,50 60,9
62,95
122,4
140144
50,5
56,1
50,4

FÊNKOLEN
Westf./Holl. PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 64/66
0

KALK-‘
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bij
S T E EN EN
af fabriek
__________________
c
al
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’damj
33 tjno. 33.9° 845. g.
te N.-York p. barrel per
U.S.
gallon
franco Schip
Ned.perlookg
AMMONIAK
franco schip
groote part.
franco wa
=
‘binnenniuurlbuitenmuur
A’dam per
1000kg.
HerI.Ned.Ct.t Not.

Herl.Ned.Ct.I
Not.
bruto
Ned. per 100kg
Ned.perton”
per
1000
stuks
per
1000
Stuks
.-

‘D=

%
T
-‘-
T

ets.
%r
ets.
7
ir
T

%

T
7r
r

r
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28

37
128,0
14,86
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-.
99,1
14,50
107,4
18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20

24,85
85,9
9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,

99,1
12,

88,9
18,50
95,3 96,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23

24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50 101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4
95,8
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11

21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
19,50 107,3
12,50
92,6
20,75
106,9
83,7
77,3
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
‘0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7 54,7
1932

73,3
2,01
65,3
0,81

11,99
41,5 4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,1
9,25 68,5
15,-.
77,3
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0
0,57 9,24
1
32,0
4,63 6,18
55,2
4,63
41,5
12,-
66,1

74,1
12,75
65,7 46,8
40,6
1934
6,20 56,8
1,40
45,5
0,94
7,18
24,8 4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
12,-
66,1
8,50 63,0
10,50
54,1
45,2
39,0
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94
7,65
26,5 5,18 5,89
52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7 8,75
45,1 47,1
40,3
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65
5,70
51,0
4,82
43,2

60,5
7,50
55,6 9,50
48,9
48,1
44,3

Jan.

1936
6,15 56,3
1,48
48,1
1,01
8,51
29,4
5,80 5,80
51,8 4,85
43,5
II,

60,5
8,25
61,1
10,-
51,5
45,5
40,8
Febr.

,,
6,15
56,3
1,51

49,0
1,04
8,57
29,6 5,88 5,85
52,3
4,90
43,9
11,-
60,5
8,-
59,3
9,50
48,9
45,9
40,9
Maart

,,
6,

56,3
1,
15

52 49,4
1,04

8,60 29,7 5,88 5,90
52,7
4,95

44,4
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,5
411
April

6,20
56,8
1,53
49,7
1,04
5,55 29,6 5,80 5,95
53,2
5,-
44,8
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,4
41,0
Mei

»
6,25
57,3
1,54
50,0
1,04
8,41 29,1
5,69
6,-
53,6 5,05 45,3
11,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,3
40,8
luni

6,30
57,7
1,54
50,0
1,04

8,32
28,8
5,63
6,

53,6
5,05 45,3
II,-
60,5
7,75
57,4
10,-
51,5 45,7
40,6
juli

6,25
57,3
1,53
49,7
1,04

8,08 27,9 5,50
6,-
53,6 5,05
45,3
11,-
60,5
7,-
51,9 9,25
47,6 45,6
41,2
Aug.,,
6,30 57,7
1,53
49,7
1,04

8,10
28,0
5,50
5,25
46,9 4,45
39,9
II,-
60,5
6,50
48,1
9,-
46,4
44,9
41,2
Sept.,,
6,35 58,2
1,53
49,7
1,04

8,10 28,0
5,49
5,35 47,8 4,55
40,8
ll,

60,5
7,
51,9
9,
46,4 45,9
42,0
Oct.

7,80
71,4
1,94
63,0
1,04

10,16
35,1
5,46
5,40 48,3 4,60
41,2
II,-
60,5
7,25
53,7
9,-
46,4
54,9
51,2
Nov.

»
7,70 70,5
1,93
62,7
1,04

10,28
35,6
5,55
5,45
48,7
4,65 41,7
11,-
60,5
7,25 53,7 9,25
47,6
57,9 53,9
Dec.

»
7,85
71,9
1,91
62,0
1,04

10,32
35,7
5,63
5,55
49,6
4,75
42,6
II,-
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4 60,4 57,2

Jan.

1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04

10,61
36,7′
5,81
5,65
50,5
4,85
43,5
II,-
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4
62,5
59,1
1
7
ebr.

»
8,25
75,6
2,12
68,5
1,16

10,95
37,9 5,99
5,70
51,0 4,90
43,9
11,85
65,2 7,50
55,6
9,-
46,4
65,0
60,1
Maart

»
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16

11,16
38,6 6,10 5,75
51,4 4,95
44,4
11,85
65,2
8,-
59,3 9,25 47,6
74,1
66,6
April

,,
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16

11,30
39,1
6,18 5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50 48,9
68,6 64,4
Mei

9,-
82,4
2,11
68,5
1,16

11,46
39,6 6,30
5,85 52,3
5,05
45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
71,1
64,5
‘uni

82,4
2,11
68,5
1,16

11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
‘5,05
45,3
rI,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9

70,1 63,1
juli

»
9,-
82,4
2,11
6S,5
1,16

11,58
40,0 6,3$
‘5,60
50,1
4,80
43,0
11,85
65,2 8,50
63,0
9,75
50,2 70,5 63,5
Aug.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16

11,57
40,0
6,38 5,70
51,0
4,90
43,9
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2 68,4 61,7
Sept.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16

11,56
40,0 6,38
5,75 51,4
4,95
44,4
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2 65,8 59,1
28 Spt.-5 Ot.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16

11,55
39,9 6,38
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2 64,5 58,8
5-12 Oct.’37
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16

11,30
39,1
6,25 5,80 51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,50 63,0
9;75
50,2 63,0
57,5
12-19

»

,,
9,-
82,4 2,10
68,0
1,16

11,31
39,1
6,25
5,80
51,8
5,–
44,8
11,85
65,2
8,50 63,0
9,75
50,2
61,9 56,1

784

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20
October
1937

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
1Noteerings-1

1
eenheden
2
Oct.
1

1937
9Oct.
1937

1
Laagste
l
Hoogstel
11116
Oct.
’37
1
16
Oct.
1937

Alexandrië..
Piast.p.
97% 97%
97%
97%
97%
Athene

….
Dr. p.
54734
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110,
1
,
1110%
1110%
1110%
1,10%
Budapest’)..
Pen. p.
£
25
25
24%
25%
25
BuenosAires’
p. pesop.0
16.53
16.484
16.46 16.56
16.534
Calcutta
. .
..
Sh. p. rup.
1/6%
1161%

116
8
1
32

116
6
1
82

1/6%
Istanbul

..
Piast. p.
£
620
620 620
620 620
Hongkong ..
Sh. p.
$
113
113
112%
1/3%
1;3
Sh. p. yen
111
68
1
64

12
111
81
1
32

11211
33

112
Lissabon….
Escu.p..€.110%
6

110%
110
11039
110%
6

Kobe

…….

dexico

….
$per
18
18
17%
18%
18
Rontevideo
8)

d. per
£
28 28
27%
28%
28
Niontreal

..
$
per
£
4.95k
4.95
T
3
0
4.94% 4.96%
4.95%
Rio d.Janeir.
d. per Mii.
3
2
25
/
32

223132 225133
Shanghai

..
Sh. p.
$
112%
112%
1 2
112%
1/2%
Singapore ..
id. p.
$ 214
6
1
82

2145/32

214%
214%
2146.
81
Valparaiso
6).
$
per
£
124
124
1

124
124
124
Warschau ..
Zi. p.
£
26%
26%
26
26%
26%
‘) urnc. no,.
La
vee.
l0’I3.

‘)
urtic.

not.laten, gem. not.,
WCIKC
Imp. hebben te betalen 10 Dec. 1936 16.12.
3)
Offic. not. 26 Aug. 39
13
I16.
4)
Id. II Mrt. 1935 411
4
. 1)
90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste

export” noteering.

Z1LVERPRIJS
CQUDPRIJS
8)

Londen’)
N.York’)
Londen
12 Oct.

1937..

191%

12 Oct.

1.937…..

140/41
13

1937..

19 ty
l
,
44%
13

,,

1937….

14014
14

1937..

19’%
44%
14

,,

1937….

14014
15

1937..

20
44%
15

,,

1937….

140/44
16

,,

1937..

19i%

16

,,

1937….

140/4
18

,,

1937..

20
44%
18

,,

1937….

140144

19 Oct.

1936..

19% 44%
19 Oct.

1936….

142144

7 Juli

1914..

241
59
27 Juli

1914….

84/10%
1)
in pence p.oz. stand.
3)
Foreign silver in $c. p. oz. fine.
3)
in ah. p.oz. fine

STAND VAN ‘a
RIJKS
KAS.
Vorderingen.
1

7Oct.1937
15Oct.1937
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne.
f149.514.748,9l
f154.602.054,17
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

192.728,82
304.569,89
Voorsch. op uit. Sept. (resp. Aug.) 1937

derlandsche Bank
……. . …… …..

ald. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting


15.654.232,44
,,

16.054.889,63
Voorschotten aan Ned.-Indlë …………
Idem aan Suriname ………… . …..
12.166.972,30
,,

12.145.671,78
Kasvord.weg. credietverst. alh. bulteni
….
,, 103.617.772,47

105.140.152,42
Daggeldieeningen tegen onderpand


Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen
36.651.760,58 39.793.499,99
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.
1)


Vord. op andere Staatsbedrijven ‘)
4.820.506.48 5.040.024,83
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………
f251.020.000.-
1 250.586.000.-
62.200.000

,,

62.200.000,-
Zilverbons in omloop ……..

…….
,,

1.104.292,-

1.103.910,50
Schuld op uit. Sept. (resp. Aug.) ’37 ald.
gem. weg. a. h. uit te keeren hooids. d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.

Schatkistpromessen in Omloop ……….

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

..

bel, en op de vermogensbelasting ..

5.604.782,16

4.480.151,50

Schuld

het Alg. Burg. Pen8ioenf.
1)
aan
1.852.212,20 18.018.360,78
,,

1.901.775,76 18.344.683,23

,,
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)

,,
161.705.544,34
,, 158.739.660,18

Schuld aan Curaçao’)…………………

,,

13.500.000,-

13500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

……
Id. aan diverse instellingen’) ………
., 121.097.379,82
,,
125.062294,27
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
9 Oct. 1937

t
16 Oct. 1937
Vorderingen:’)

f

918.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

335.000,-
,,

90.090,-
Saldo Javasche Bank
..
………………..

Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinsteli.
,,

15.405.000,-

15.628.000,-
Schatkislpromessen in omloop …….
7.000.000,-
.

7.000.000,-
Schatkistbiljetten in omloop


Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
784.000,-
740.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.

,,

1.362.000,-.

1.043.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,

830.000,-
830.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
2

fl*

1..

‘..

t ….A

tt.,

1 Og
2.635.000,-
AOQ (5V2

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden auldens.

Circa-
Voor-
schotten
Dis-
Diverse

Diverse
Data
Metaal
laffe
aan de
conto’s
reke-
ningeni
reke-
ningen’
kolonie

1
September1937
5.075 6.382
123
48
2.114
112
1 Augustus 1937
5.053
6.125 80 44
1.803
107
1 Juli

1937
5.004
6.024
16
50
1.765
102
1 Juni

1937
4.908
6.132
143
91
1.737
112

1 September 1936
4.559
4.801 244
46
1.056
111
) niulIp. uer acuva.

Iultp. uer paasiva.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 18 October 1937.

Activa.
Binnen!. Wis.(Hfdbk.
f

8.847.408,96
sels, Prom.,. Bijbnk. ,,

209.214.97
enz.in disc.Ag.sch. ,,

605.649,70
f

9.662.273,63
Papier o. h. Buiten!, in disconto ……

Idem eigen portef.
f

5.118.000,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk.nognietafgel.

5.118.000,..
i3eleeningen 1 afdbk.
f
161.048.216,901)
nc1. vrsch. Bijbnk. ,, 4.185.402,17
in rek.-crt.1 Ag.sch. ,, 31.196.251,82
op onderp. 1.
f
196.429.870,89

Op Effecten ……
f
194.932.076,81
1
)
OpGoederenenSpec. ,, 1.497.794,08 196.429.870,891)

Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..

Munt, Goud ……
f
113.607.470,-
Runtmat., Goud •. ,,1 187.080.524,82

fl.
300
.
687
.
994,82

Munt, Zilver, enz.

17.776.073,46
Muntmat., Zilver.. ”

1.318.464.068,282)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,

40.488.227,33
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………,,

5.722.104,45
Staat d. Nederi. (Wet v. 27/51’32, S. No. 221) ,,

10.193.915,19

f

Passiva.

1.590.678.459,77
– kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,

4.338.707,82
Bijzondere reserve ……………… ..

6.600.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

11.105.102,02
Bankbiljetten in omloop ………….. ,,

863.840.725,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,

155.304,99
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
8.539.553,79
saldo’s: k Anderen

673.755.368,86

682.294.922,65
Diverse rekeningen ……………… ,,2.343.697,29

f
1.590.678.459,77

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
700.083.809,94
klinder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.750.209.520,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..,,


2) Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……..f 65.883.125,-
2) Waarvan in het buitenland ……………………. ..35.014.364,99

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt Muntmat. schulden saldo perc.

18 Oct. ’37 113607 1.187.081 863.841 682.450 700.034 85
11 ,, ’37 113607 1.177.208 849 020 688.908 693.025 85

25 Juli ’14 65.703 96.410. 310.437 . 6.198 43.521 54

Belee- ‘ ‘ “”‘
Data

1

1
op
het
1
reke-
Idisconto’slrechtsfreeksi

buiteni.
1
ninven
l)

18 Oct. 19379.662

5.118 196.430

5.118

5.722
11 ,, 1937

9.572

196.812

5.064

5.962

25 Juli 1914 67.947

61.886 20.188

509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data

1

Goud 1 Zilver 1 Circulatle

1

1

schulden
1
saldo

16Oct. ‘379)

132.170

196.080

82.480

20.746
9 ,, 1372)

132.980

199.860

82.670

19.968

188ept.1937 116.574

15.541

198.833

72.790 23.466
11 ,, 1937 116.574

15.031

202.726

73.871

20.967

25 Juli1914 22.057

31.907 110.172

12.634

4.842

Data

1
bj7te’

Dis-
1
Belee-

Diverse
1

1

reke-

1

1
N.-Ind.
1
conto’s
1
ningen

ningen’)
J
percen-

1
betaalb.

1

tae

16Oct. ‘372)
4.540
83210
72.640
47
9

,,

1372)
4.530
84.920 74.020
47

18Sept.1937
4.696
11.762
57.639
68.726
49
11

,,

1937
.4.633
11.508
57.584 74.462
48

25Juli 1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
1)
Sluïtpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

Auteur