Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1107

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 17 1937

17 MAART .1937

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economischp,Stati”stische

Berl”chten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22E JAARGANO

WOENSDAG 17 MAART 1937

No. 1107

COMMISSIE
VAN REDACTIE:

P. Lie ftiuek; N. J. I’olak; J. Tinbergen; P. de Vries en

/1. M. [1. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

,.tssistent-Redacteur: L. R. TV. Soutendijk.

Redactie-adres: Pieter de ilooch’weg 122, Rotterdam.

Aangetee/cende stukken: Bijkantoor ituiçjeplaatW3(j.

Telefoon Nv-. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voor pagina. f 0,50 per rcgel. Andere pagi-

na’s f 0,40 jer regel. Pladtsing bij abonnement volgens

tarief. Admi,istratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-

stgvdam, ‘s-Gravenhage. I’ostchiqne- en giro-rekening

N . 145192.

Abonnernantsprjs voor het weekblad franco p. p. in

,Vederland f 16,—. Abonnemenisprijs Economisch-S tatis-

tisch Maandbericht fS,– per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland
CIV
Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Don.a-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en- het Maandbericht gratis en

genie-ten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

Blz.

DE AMERIKAANSOHE HANi)ELSPO[1TIEK
door Dr. F. H.

Fentener van Vlissingen ……………………..206

Mogelijkheid
van revalorisatie der Zweedsclie Kroon

door P. L. Jnstman Jacob ……………………210

De
recente
ontwikkeling
in
de ijzer- en
staalindustrie

door J. W. F. Sligting ……………………….212

Lage rentevoet van
lang loopende leeningen gawensclit?

door Jhr. F. W. L. de Bemifort ………………..215

De
huizenmarkt
na de devaluatie door A. W. Hermse 216

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:

Zweden wil
geen
inflatie door Dr. E. H. Regensbvvgcr 218
INGEZONDEN STUKKEN

Economische
wet ot toeval?
(100f
Ir. W. B. 1.. Hof-

man
…………………………………
. 220

?.IAANDOIJFERS:

Enjissies iii Januari 1937 ………………….222

Statistieken:

Groothandelspriizen ……………………………….
222-223
Cleldkoersen-Wisselkoerscn-Baiikstaten …………
220, 221, 224

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

01) de wisselmarkt ligt de Gulden eerder iets fiau-
war.
De Dollar was vrij regelmatig boven het ,,ijzeren
tniuimlum” vah 1.82%, en het Egalisatiefonds heeft
dan ook geen materiaal opgenomen. Anderzijds was liet aanbod van Guldens niet zoo groot dat het fonds
valuta’s moest afgeven. 0p een iets hooger koersni-
veau van Dollars en Ponden kwam dadelijk al weer
aanbod los, mede van de zijde van cultuurmaatschap-
pijen, die steeds deviezen te realiseeren hebben en
cladrvoor een gunstig moment afwachteii. Eenig aan-
bod van Guldens schijnt te hebben bestaan in verband
niet repatrieering van Fransch kapitaal. Vooral 1-lol-
lancische aandeelen waren van Fransche zijde nogal
aangeboden. Belangrijk was deze beweging overigens
niet.
De voornaamste belangstelling op de wisselmai-kt
gold uiteraard nog steeds liet Fransche devies. Reeds
de vorige week maakten wij ër melding van, dat in
de politiek van het Egalisatiefonds een radicale wijzi-
ging was gekomen en dat men de straffe minimum-
koers had losgelaten. De koersdaling die daarop ge-
volgd was heeft inmiddels weer plaats gemaakt voo.r
een stijging. De wijzigingen in de financieele politiek
van het kahinet-Bl.u.m, gevoegd.bij zijn jongste mde-
deelingen inzake een noodige adempauze hebben liet
wantrouwen in de toekornt van het Fransche ruil-
middel doen verminderen. De terugkeer van kapitaal
naar Frankrijk, gevoegd hij haisse-dékkingen deed de
vraag naar Francs dusda iig toenemen, dat liet Egali-
satiefonds nioest ingrijpen om een te sterke stijging
te voorkomen. De kapitaalbeweging zal ook verband
gehouden hebben met de emissie- van de nieuwe lee-
ning, waarvoor groote animo blijkt te bestaan. Door
de valuta-optieclausule is liet -Francsrisico voor deze
fondsen uitgeschakeld, zoodat de belangstelling onder
de Fransche beleggers volkomen begrijpelijk
is.
Wat
de duurzame ontwikkeling van -het koersverloop van
dit devies aangaat, moet men ngtuurljk bedenken, dat
de economische politiek van de Regeering nog weinig
verandering onderging, en juist daarin ligt ook voor
den Francs-koers een zwak punt. –
De geidmarkt bleef natuurlijk ruim. Het Egalisa-
tiefonds droeg in de afgeloopen week weer 41 millioen
goud over aan De Nede.riandsche Bank, hetgeen dus
een verdere verruiniing van de markt heteekent. Drie-maandspapier staat reeds op een nominaal niveau van
pOt., zesmaandspapier blijft % pOt., en zelfs het langste papier, niet een looptijd van
4l
jaar, brengt
nog maar 1% pOt. opl Van een noemenswaardige uit-
breiding van de vraag naar crediet is nog geen sprake,
zoodat voorloopig nog niet het eind van het tijdvak
van lage geldrente in zicht is.

De beleggingsmarkt toont nog niet veel verandering,
hoewel de steniming voor de oude schuld eerder iets
gunstiger
iiras.
De berichten uit Amerika spreken
echter van kans op stijging van de kapitaalrente en
onder die omstandigheden is het begrijpelijk, dat al-
thans de groote beleggers te onzent teruhoudervd
blijven.

206

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1937

DE AMERIKAANSCHE HANDELSPOLITIEK.

Enkele der aanbevelingen van liet ,,Comité Mixte”
van de Internationale Kamer van Koophandel en de
Carnegie Endowment
1)
bevelen een gedragslijn aan,
welke vrijwel overeenkomt met cle buitenlandsche
handelspolitiek van cle Vereenigde Staten, zooals deze
sedert Juni 1934 werd toegepast. Het lijkt mij van
belang na te gaan, welke ervaringen de Ver. Staten
met dit systeem hebben opgedaan en met name in
hoeverre de toepassing ervan tot een verruiming der
internationale handelsbetrekkingen heeft bijgedragen.
Ofschoon de meeste der inmiddels afgesloten han-
delsverdragen te kort in werking zijn om een defini-
tief oordeel te kunnen vellen, lijkt het moment om
zulks te doen gunstig, omdat de bevoegdheden aan
den President in dit opzicht verleend juist door het
Congres zijn vernieuwd en in verband hiermede de
v66r- en tegenstanders van de ,,reciprocal foreigu
trade agreements policy” ruimschoots gelegenheid
hebben gehad hun meening kenbaar te maken.

Krachtens de Trade Agreeine.nts Act van Juni 1934
werd de President voor een tijdperk va:n drie jaar
gemachtigd handelsovereenkomsten met andere lan-
den aan te gaan en het voorstel dezen termijn voor
een verdere drie jaar te verlengen werd zoo juist door
het Congres met een groote meerderheid aangenomen.
De betreffende machtiging is een wijziging van de
Tariff Act van 1930 en geeft den President de be-
voegdheid in verband met dergelijke verdragen voor

bepaalde goederen een vermindering van de bestaande
invoerrechten met ten hoogste 50 pCt. te decreteeren,
met dien verstande, dat aan invoerrechten onderhe-
vig zijnde goederen, niet op cle z.g. vrije lijst geplaatst
mogen worden.

Een interdepartementale Commissie werd in het
leven geroepen om de ingewikkelde taak van het on-
derhandelen omtrent desbetreffende overeenkomsten
met de verschillende landen voor te bereiden en te
helpen uitvoeren.
2)

Een Conimittee for Reciprocity Information geeft
doorz. g. public hearings aan belanghebbenden ge-
legenheid mondeling of schriftelijk van hun ziens-
wijze te doen blijken alvorens eenige overeenkomst
definitief wordt afgesloten.
Teneinde de onderhandelingen te vergemakkelijken
en den voortgang te bespoedigen, bepaalde de wet, dat
de veranderingen, welke dergelijke overeenkomsten
(agreernents) met zich meebrachten, van kracht zou-
den worden door een decreet van den President en
zonder dat daartoe een ratificatie door de w’etgevende macht, zooals deze voor verdragen (treaties) vereischt
wordt, noodig is.

Alle handelsovereenkomsten dienen echter, na tij-
dige kennisgeving aan de betrok-ken vreemde mogend-
heid, opzegbaar te zijn aan het einde van het 3de jaar
volgende op den dag van in kracht t:reding.

Tot dusverre werden uit hoofde dezer wet 15 han-
delsovereenkomsten aangegaan en wel met de navol-
gende landen: Cuha, België, Haïti, Zweden, Canada,
Brazilië, Nederland mci. Overzeesche G-ewesten, Zwit-
serland, Honduras, Columbia, Frankrijk mcl. Kolo-
niën en Protectoraten, Guatemala, Nicaragua, Fin-
land en Costa Rica
3).
Een van deze verdragen trad

in werking in 1934, drie in 1935 en tien in 1936.
Met sommige dezer landen onderhouden de Ver-
eenigde Staten zeer belangrijke economische relaties.
Canada is de.grootste importeur in de Vereenigde
Staten en op Groot-Brittannië na cle grootste kooper
op de Noord-Ainerikaansche markt. Frankrijk fun-
geert gewoonlijk als No. 4 of 5 op de lijst der be-
langrijkste koopers. Cuba, Nederland en België be-

l) Practische aanbevelingen No. 2, 3 en
4.
2)
Bestaande uit vertegenwoordigens van het State De-
pai’tment, de Tarif
1
Conimission, Department of Agricul-
tuns, Treasury J)epa.itineut en het Depa.i’tment of
Oom-
meree.
3)
Afgesloten clorh nog niet iii werking getreden.

hooren meestal tot de eerste 12, terwijl de buitenland-
schc handel der Vereenigcle Staten met de 15 landen
tezamen in 1934 ongeveer 37.7 pCt. van den totalen
buitenlandschen handel der Vereenigde Staten be-
droeg.

In 1929 exporteerden de Vereenigde Staten voor
een waarde van 2 milliard Dollars naar bovengenoem-
de landen, in 1934 nog slechts voor 690 millioen. Op een uitzondering na, nl. Cuba, bevatten al deze
overeenkomsten de onvoorwaardelijke meestbegunsti-
gingsclausule. Cuba verkreeg een preferentieel tarief,
hetgeen een toestand bestendigde, die sedert 1902
heeft bestaan en die geheel als een door verschillende omstandigheden van econom ischen en historisch-po-
litiek-en aard gewettigde uitzonderingspositie wordt beschouwd, daar overigens de Trade Agreement Pc-
licy van de Vereenigde Staten staat’ of valt met de
algemeene handhaving eener onvoorwaardelijke meest-hegunstiging.

De verlenging van de machtiging aan den Presi-
dent verleend werd als een resolutie (1-1. J. Res. 96)
ingediend in het ilouse of Represeutatives door een
van de leden en door het Huis verwezen naar de
Committee on Ways and Means.
De Commissie onderzocht het vraagstuk zeer uit-
voerig door middel van ,,hearings”, die plaats vonden
op 21,
22,
23, 25 en 26 Januari jl.
Gehoord werden o.a. Cordell Huli, Secretary of
State
1),
Daniel C. Roper, Secretary of Commerce
2)

Francis B. Sayre, Assistant Secretary of State, Ro-
bert L. O’Brien, Chairman U. S. Tariff Commission,
James S. Carson, representing the Chamber of Com-
merce of the U.S., Tiarper Sibley, President Charn-
her of Commerce U.S., in deze optredende voor de
Internationale Kamer van Koophandel, Frederic
Brenckman, representing the National G’range
3)
en
voorts vele congresleden en vertegenwoordigers van belanghebbende groepen of ondernemingen. Tal van
schriftelijke uiteenzettingen en veel statistisch mate-
riaal werden aan de Commissie overgelegd. Het ver-
slag van de Ilearings vormt dan ook een lijvig boek-
deel van ruim 550 pagina’s.
Voor al degenen, die belang stellen in den strijd,
welke in. de Vereenigde Staten p.ro en contra liberale
handelspolitiek gestreden wordt, is de lectuur van
dit verslag
4)
ten zeerste aan te hevelen.
Met 18 van de 25 stemmen v6(r kwam de commis-
sie tot de volgende conclusies:

1
,0p grond van een zorgvuidige studie betreffende
de resultaten van het ,,trade agreements program” in
de
2YL
jaar, gedurende welke het heeft gewerkt, en
van de wijze, waarop de wet werd toegepast door de
uitvoerende organe.n van onze Regeering, is de Com-
missie overtuigd, dat

de bwite.nlandscihe handelsovereeukomstct.i hu ii doel-
iiiatighwd hebben aangetoond in het dom epleven Van
r’nzen hnitenla.ndschen handel en in zijil beveiliging tegen
nadieclige dqscriniina.t1ie in het buitenland;
de bepalingen der wat zijn met zorg cii voorzichtig-
heid toege past en met nauwgazettc inaøhtn cmi eg van dc incest vooraanstaande belangen vail het land en de bedoe-
lingeri van het Congres toen het de uitvoerende macht
iiiaahti.gde ,handelsovereenkonistoii met het buitenland aan
‘te gaan;
de politiek door onze Regeering krachtens deze wet
toegepast heefi ertoe bijgedragen onzen invloed ten bate
van liet tot stand brengen en het handhaven van de be-
staansvoorwaardemi van den vrede te versterken door be
It ulpzaa.m ‘te zijn bij het nit ‘den weg ru inten Vall e ikele valt de meest gevaarlijke economische oorzaken voor oor-log; eis dat
4)
er tin .le sfeer van i ntrntutio’nale ecoitontische rein-
,) klinister van Buiteislaudsehe Zaken.
2)
‘li’n’iste•r van Efandel.
) G’iootste lammdbouivorganisatie in de ‘Ver. Staten.
4)
iieaciitgs before the Commimittee on Ways and Mait
Ifouse of Bepresentatives 75th Congress First Session on
ii:. J. Res. 96. Uieitcd States Uovernnient Prmnting Office.
Washington D.C.

17 Maart 1937

ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

207

ties een voor.tdu rende dringende noodzakelijkheid bestaat
voor doeltreffende actie langs de lijnen, welke t&t dusver
met een opmerkelijk succes bij de toepassing van de Trede
A
greemen ts Act gevolgd werden.

De Commissie komt derhalve tot de conclusie, dat
het van dringend belang is voor ons nationaal wel-
zijn,
dat de machtiging voor de voortzetting van het program, helichaamd in de wet van 12 Juni 1934, in
zijn tegenwoordigen vorm verlengd wordt voor een
tijdperk als voorzien in de bijgevoegde resolutie.
Zooals men ziet, acht de meerderheid der Commis-
sie de resultaten van de nieuwe politiek zeer gunstig.
De buitenlandsche handel der Vereenigde. Staten
wordt er door bevorderd zonder dat de binnenland-
sche producent benadeeld wordt; discriminatie ten
nadeele der Amerikaansehe exporteurs wordt er door
bef treden en zij heeft de strekking vreedzamer rela-
ties tusshen de verschillende volkeren tot stand te
brengen:

De bezwaren der minderheid richten zich in hoofd-
zaak tegen de outoelaatbaarheid der vermindering
van de bevoegdheden van het Congres en de delegatie
van macht aan de Uitvoerende Organen, tegen de on-wenschelijkheid der beknotting van de rechten van de
producenten, tegen de gevaren eener onvoldoende be-
scheiming aan het bedrijfsleven en de ondernemers
tegen de concurrentie van landen met een lageren
levensstandaard verleend en tegen de nadeelen van het
automatisch verstrekken van voordeelen aan landen,
die tegen cle Vereenigde Staten dliscrimineeren.

Het meerderheidsrapport verklaart, dat ondanks de
opleving, welke de wereldhandel heeft ondergaan, nog
tal van hinderlijke handelsbelemmeringen bestaan,
welke uit den weg geruimd zullen moeten worden
voor en aleer een blijvend herstel kan intreden. Het
zegt, dat er onmiskenbaar bewijsmateriaal voorhanden
is, dat de commercieele politiek van de Vereenigde
Staten onder cle Trade Agreements Act een groeiend
aantal aanhangers heeft verworven, zoowel in Ame-
rika als in andere landen, en vestigt er de bijzondere
aandacht op, dat geen der voor de Commissie ver-
schenen getuigen zich als tegenstander deed kennen
van de politiek van wederkeerigheidsverdragen in
haar algemeenheid. De weinige getuigen, die het
program niet in zijn geheel konden aanvaarden, zoch-
ten bescherming voor bepaalde goederen. Na zorgvul-
dige overweging kwam de meerderheid der Commissie
in al die gevallen tot de slotsom, dat de belangen
door den betreffenden getuige vertegenwoordigd niet
werden geschaad door de werking van de Trade
Agreements Act, maar dat zij zich integendeel in
betere prijzen en in een beteren omzet konden ver-
heugen dan tevoren. Daarentegen steunde, in tegen-
stelling met de enkele getuigen, welke zekere details
becritiseerden, het overstelpende gewicht der bewij-zen en verklaringen van de meeste getuige, inclusief
de vertegenwoordigers van de United States Chamher
of. Commerce, het program in zijn geheel. Dit pro-
gram heeft, voegt het rapport er aan toe, ongetwij-
feld den sterken steun van de groote meerderheid
van de producenten van het land.
Dat de bezwaren, welke in de heariugs naar voren
kwamen, z66 onbeteekenend waren als het meerder-
heidsrapport het op deze plaats wil doen voorkomen,
is wei eenigszins in tegenspraak met het feit, dat 13
van de 1.7 bladzijden van het raiport gewijd zijn aan de weeriegging van de critiek, die ,,enkele getuigen”
ten opzichte van ,,enkele onderdeelen” uitoefenden.
Trouwens, de delegatie van bevoegdheden, welke tot
dusverre aan het Congres behoorden, aan de Execu-
tieve Macht, kan bijv. mi. allerminst als een detail
beschoiwd worden.

De critiek te dien opzichte kveerlegde de meerder-
heid niet alleen met een beroep op precedenten, maar
vooral ook door er m.i. terecht op te wijzen, dat
prompte actie bij het sluiten van dergelijke overeen-
komsten noodzakelijk is en dat de practijk heeft aan-
getoond, dat de ratificatie van hadelsverdragen door

het Congres of door den Senaat heel wat meer voe-
ten in de aarde heeft dan in andere landen het
geval is.

Zij wijst er op, dat gedurende het geheele bestaan
van de Vereenigde Staten de Senaat slechts drie
wederkeerigheidsverdragen heeft geratificeerd en dat
nog wel alleen met landen, waarmede de Vereenigde
Staten in bijzondere betrekkingen staan, nl. Canada
in 1854, Hawaï in 1875 en Cuba in 1.902. Van. 1.844
tot 1902 werd omtrent 10 andere krachtens de alge-
meene bevoegdheid tot het sluiten van verdragen
overeenstemming bereikt; geen daarvan verkreeg de
noodige goedkeuring. Krachtens de bepalingen van
art. 4 van de Tariff Act van 1897 (Dingley Act)
werden 12 wederkeerigheidsverdragen gesloten; geen
er van verkreeg de vereischte ratificatie van het
Congres. Daarentegen werden 12 wedcrkeerigheids-
verdragen in verband met de Tariff Act van 1890 en
9 in verband met de bepalingen van art. 3 van de
1897 Act, waarvoor geen goedkeuring van het Con-gres vereischt was, van kracht.

Deze voorbeelden toonen, dunkt mij, wel aan, dat
een Amerikaansche handelspolitiek, die verruiming
van den internationalen goederenruil wil tot stand
brengen, in de eerste plaats de handelsbelemmering,
welke een vereischte ratificatie door het Congres
blijkbaar vormt, dient op te ruimen.
De critielc omtrent de beknotting van de rechten
van de belanghebbenden wordt door het meerder-
heidsrapport slechts weerlegd voor zoover de onvol-doende gelegenheid, welke voor hen zou bestaan om
betreffende de te sluiten overeenkomsten gehoord te worden, aangaat; het ontbreken van de mogelijkheid
om de kwesties uit de verdragen voortvloeiende voor
den rechter te brengen wordt er niet door behandeld.
De meerderheid ontkent, dat er onvoldoende gelegen-
heid voor de belanghebbenden bestaat om voor hun
belangen op te komen en verwijst in deze naar art. 4
van cle wet, hetwelk bepaalt, dat v66r het afsluiten
van overeenkomsten ,,reasonable public notice” gege-
ven moet worden, opdat de belanghebbenden in de
gelegenheid zijn hun bezwaren te berde te brengen.
Hieraan wordt toegevoegd, dat de Committee for
Reciprocity Informations thans bereid is ora uiteen-
zettingen omtrent speciale belangen aangaande het
geheele aspect van de trade agreements program ter
kennis te nemen in plaats van als tot dusver enkel
beschouwingen omtrent aanhangi go overeenkomsten.
Voorts zal publicatie worden toegestaan van een lijst
van al die producten, waarvoor in verband met een
bepaalde te sluiten handelsovereenkomst concessies
in overweging zouden kunnen worden genomen.

De voor ons belangrijkste gedeelten van het ant-
woord op de uitgeoefende critiek zijn echter die,
waarin de beweringen omtrent onvoldoende bescher-
ming en die, waarin nadeelige invloed van de meest-
beg unstigin gsclaus ule worden weerlegd.

Degenen, die over onvoldoende bescherming klaag-
den, meenden dat veranderingen van de invoerrech-ten slechts zouden mogen plaats vinden aan de hand van de beschikbare gegevens omtrent het verschil in
procluctiekosten in de Vereenigde Staten en die in
andere landen.
Het nieerderheidsrapport stelt zich
01)
het stand-
punt, dat de geheele wet tot een doode letter gemaakt
zou worden, indien, hierop werd ingegaan.

Ervaring opgedaan bij de uitvoering van art. 336
van de Tariff Act van 1930 heeft onomstootelijk aan-
getoond, dat het onderzoek nooclig voor de vaststei
hing van dergelijke gegevens maanden en soms een
jaar in beslag neemt. De tallooze onderzoekingen, die
in dit geval noodig zouden zijn, zouden het sluiten van

iedere overeenlcomst voor onbepaalclen tijd vertragen.
Buitendien wijst het rapport er op, dat vooraanstaan-
de deskundigen de zelfkosten-formule als basis voor
tariefpolitielc hebben verworpen. Het beroept zich
hierbij op Robert L. O’Brien, Chairman of the
United States Tariff Commission en Thomas Walter

208

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1937

Page, in leven Ohairman of the Tariff Oommission.
Tenslotte wijst het rapport op het feit, dat de
wetenschappelke basis voor het vaststellen van de

zelf kosten der producenten in een bepaald land tea
cenerimale ontbreekt. ,,Tliere is no such thing as
,,the cost” roept het uit.
Voorwaar een aangenaam geluid in cle ooren van
onze exportee.rende industrie, die nog maar al te goed
al de ellende verbonden aan de zeifkosten-formule
van de Arnerikaansehe douanepolitiek in herinnering

heeft.
i).e beweringen omtrent den nadeeligen i:nvloed
van de meestbegunstigingselausule worden door het meerderheidsrapport weerlegd door er op te wijzen,
dat, indien men discriminatie ten opzichte van eigen
uit te voeren goederen wil vermijden, men weder-
kecrig aan vreemde goederen, die in het eigen land
worden geïmporteerd, eveneens een niet-diserimina-toire behandeling moet waarborgen. Dientengevolge

worden de concessies door de Vereen.igde Staten niet als exclusieve differentieeie concessies gegeven maar
worden zij eveneens verleend aan alle landen, clie niet
tegen den Amen kaanschen handel cliscni mineeren.
De heteekenis van de exteosie van (leze concessies aan derde landen is echter beperkt door cle noodzakelijker-
wijze daarbij behoorencte politiek, welke bij het on-
derliandelen omtrent de handeisverdragen wordt ge-
volgd
onc slechts voordeelen toe te staan ten opzichte
van producten van welice het andere land in ieder
speciaal geval de voornaa?flste of althans een belang-
rijZe leverancier is.
Eet rapport vindt dan ook geen grond om aan te

nemen, dat de Vereenigde Staten iets weggeven zon-
der daarvoor i.ets terug te krijgen. Dc verleening
over en weer van niet discriminatoire behandeling is
p zichzelf een beding evenzeer als een bijzonder in-
voorrecht of andere concessies. De Vereenigd.e Sta-
ten verleenen hun concessies aan derde landen in ruil
van het verleenen aan hen van alle concessies, welke
deze aan alle andere landen hebben verleend of in de
toekomst zullen verleenen.
liet we]hegrepen eigen belang van de Vereenigde
Staten brengt dus mede deze politiek te volgen en
het rapport constateert, dat tot dusverre de door de
Vereenigde Staten in dit opzicht verleende conces-
sies ongeveer $ 30.000.000 aan omzet omvatten, ter-
wijl in ruil daarvoor tenminste 265 millioen Dollar aan Amen kaansche goederen voor diseriminatoire
behandeling werden gevrijwaard.
Tenslotte spreekt het rapport zijn overtuiging uit,
(lat de zaak van den vrede door discriminatie ten
zeerste in gevaar gebracht wordt en door de .,goocl
nei ghbou r poli cy” van cie meestbegunsti ging slechts
gediend kan worden.
Hun, die helangstellen in het handelspolitieke
vraagstuk betreffende exclusieve prefereutie, voor-
waardelijke of onvoorwaardelijke ineestbegunstiging,
kan ik de lectuur van dat gedeelte van de verkla-
ring gedurende de heariug afgelegd door Francis
B. Sayre, Assi.stant Secretary of State
1),
dat hierop

betrekking heeft, nl. blz. 116 tfm. 124, ten zeerste

aanbevelen.
Uitvoerig gaat het meerderheidsrapport voorts in

0
1) de bewertngen tijdens de hearing gehoord, dat
bepaalde bedrijfstakken, maar ook het bedrijfsleven
als een geheel genomen, door de toepassing van de
Trade Agreements Act zou zijn benadeeld. Een van de
hoofdaanvaispnnten van de critiek was de verminde-
ring van het gunstig saldo der handelsbalans der

Vereenigcle Staten.
De uitvoer van de
T
er
eenigdc Staten bedroeg in
1936 $ 2.453.437.000, d.i. $170.613.000 meer dan in
1935; de invoer in 1936 2.419.229.000 hedragende was $ 371.744.000 moer dan in 1935. Omtrent den
vermeerderden uitvoer zwijgt de critiek, doch het
ineerderheidsrapport schrijft hem voor een belangrijk

i) Schrijver van de bekende broghure ,,Ainerica must
Act”.

gedeelte toe aan de tengevolge van cle handelsover-eenkomsten verlaagde invoerrechten of verminderde handelsbelemmeringen, liet staaft zijn meening door
te becijferen, dat de export van de Vereenigde Staten
naar de 10 landen, met welke minstens 6 maanden
vbbr December 1936 een handelsovereenkomst van

kracht was, gedurende de eerste 11 maanden van
1936 12.3 pOt. hooger was dan in dezelfde periode
van 1935, terwijl de geheele uitvoer der Vereemgde
Staten gedurende dit tijdsbestelc slechts met 8 pOt.

vermeerderde. Over de eerste I.I. maanden van 1936
toont de uitvoer der Vereenigde Staten naar Canada
een verhooging van bijna 17 pot. ten opzichte van
1935, naar Cuba van I.I. pOt., naar Zweden van 9 pCt.
en naar Brazilië van ii. pOt. Naar enkele der 10
landen gaf de uitvoer der Ver. Staten geen of wei-
nig vermeerdering te zien, maar bijna zonder uitzoni-
clening verkregen d.e Vereenigcle Staten desniettemin
een grooter aandeel in den totalen invoer van het

betreffende land.
Over de vermeerdering van den invoer en het feit,
dat deze de vermeerdering van den uitvoer belang-
rijk overtrof, is gedurende de heanings heel wat te
berde gebracht. De schade door dien verhoogden in-
‘oer aan de Amerikaansehe volkshuishoudi.ng in haan
geheel – vermindering van liet uitvoersaldo van de
handelsbalans – of in speciale gevallen toege-
bracht vormde naast de kwestie dci- delegatie van be-voegdheden het voornaamste aanvalspunt «oor de op-
positie.
De klachten omtrent schade in speciale gevallen
toegebracht kwamen meerendeels van den Icant der
landbouworganisaties. Zij betroffen o.m. cle reductie
met 50 pOt. van de invoerrechten op bloembollen op-
genomen in de handelsovereeukomst met Nederland.

De verklaringen der vertegenwoordigers van het
State Department en het Department of Corn-
merce, zoowel als het meerderheidsrapport ontkennen
de gegrondheid dezer klachten.
Belangrijker van een algemeen standpunt uit be-
zien zijn de discussies omtrent de vermindering van
het uitvoersaldo van de handelsbalans, vooral ook,
omdat hieruit de mentaliteit, die nog steeds in breecle
kringen in de Vereenigde Staten heerscht, sterk tot
uitdrukking komt.

Verschillende leden van de minderheid noemen
met de opposanten dit verschijnsel alarmeerend
sinister developm,ent -. Volgens hen blijkt er ten
duidelijkste uit, dat er van wederkeerigheid in de
handelsovereenkomsten geen sprake is of althans
dat deze onvoldoende tot uiting komt. De Vereenigde
Staten geven veel meer weg dan zij ontvangen, de
Amen kaansche onderhandelaars worden,, out-sman-
ted” door dengeen, met wien zij onderhandelen, en
hoe kan de welvaart toenemen als de handelsbalans
ongunstig zal
zijn
geworden, iooals weldra liet geval
zal zijn, indien op dezen weg wordt voortgegaan? ‘)
Charles W. Ilolman, Secretaris van de National
Coöperative Milic Producers’ Federation, vindt ,,that
we should he safer to keep a plus halauce of our trade than try to collect our dehts”. liii berekent,
dat voor alle landen, waarmede handelsovereenkom-

sten werden afgesloten, de handelsbalansen voor de
periode, gedurende welke de overeenkomsten van
kracht waren, in totaal bijna $ 111.000.000, ongunsti-
ger zijn geworden.
Eet is ongetwijfeld van belang van deze cijfers
kennis te nemen, onidat zij, zij het dan ook nog maar
zeer voorloopig, een aanwijzing kunnen vormen hij
cle beantwoording van de zoo belangrijke vraag of de wijze waarop de Trade Agreements Act in toepassing
wordt gebracht slechts de tendens heeft den handels-
omzet van de Vereenigde Staten met de contractee-

t)
Herold Knutseri. lid van de minderheid: in
1934
had-
den wij een gunstig saldo van
$477.000.000,
over de eerste
ii maanden van
1936
nog slechts van
$ 49.000.000.
Het
is nog maar een kwestie van een of twee jaar, voordat
wij met roode cijfers zullen werken.

17 Maart 1937

ECONOMTSCH-STATIS’FÎCÜE
BERICHTEN

269

rende landen in het algemeen te ve.rhoogen; of dat de
Vereenigde Staten daarbij teven bereid blijken de
heaande verhouding tusschen in- en uitvoer in ver-
band met hun cre.dteurpositie in eeonmisch juiten
zin te wijzigen.

Francis Sayre heeft zich hij de hearings veël moei-
te gegeven de heerschende wanhegrippen omtrent het

saldo der handelsbslans recht te zetten, zonder ech-
ter toe te geven, dat de toepassing der Trade Ag.ree-
ments Act de voo.ropgezette bedoeling zou hehbn het

voor dehiteu.ren der Vereenigde Staten, hetr dan tot
dusverre het geval was, mogelijk te maken, in goede-
rcn en diensten te betalen. Immers, hij verklaart in
een aan de Commissie overhandigd memorandum uit-
drukkelijk:
,,Wat
de recente vermindering van het
z.g. gunstige saldo van onze handelsbalans betreft, is
het volkomen duidelijk, dat deze is toe te schrijven
aan factoren, welke geen verband houden met de
h and elsovereenkomsten”.

Hij zoowel als het tneerderheidsrapport brengen
de bijzondere factoren, die hiertoe
wel
hebben bijge-
dragen, zooals de vermeerdercie invoer tengevolge van
de inisoogsten in de Vereenigde Staten cii de ver-
hoogde import van grondstoffen itis gevolg van cie
sterk gestegen industrieele activiteit, sterk op den
voorgrond.

liet meerderheidsrapport zegt weliswaar, dat: ,,de
crediteurpostie van de Veree.nigde Staten, zooals clie
thans bestaat, beslist een grooteren import van goe-
(Ieren en diensten vereischt(excl. interest en dividen-
(IeR) clan de uitvoer van goederen en diensten, behal-
ve in zooer als inkomsten uit beleggingen weer in
het buitenland Icunnen worden belegd (hetgeen slechts
uitstel van de betaling van interest en ciividenden
heteekent) of dat vereffenung kan plaats vinden door
een voortdu rende vermeerdering van de goudvoorra-
den in de Vereenigde Staten”.

liet haast zich echter, als ware het geschrokken
van eigen moed, hieraan toe te voegen: ,,Zuiks wil
niet zeggen, dat onze goederenruil op zichzelf geno-
men een ongunstig saldo zou moeten aanwijzen, maar
onder de tegenwoordige omstandigheden beteekent
het beslist een geringer saldo van den goederenuit-
voer dan in. het verleden, tenzij wij opnieuw op
grootc schaal aan het buitenland willen gaan leenen”.

liet rapport voegt hieraan toe, dat het belangrijk-
ste feit daarin gelegen is, dat de goederenruil naar
heide richtingen in 1936 met meer dan een half mii-
liird Dollar gestegen is en dat de crediteurpositie
en het verlangen van cie Vercenigde Staten om hun
exportmarkt te behouden en te, ontwikkelen het nood-
zakelijk maken een grooter hoveelheid goederen in te
voeren, indien deze althans de binnenlandsche pro-
ductie niet ontwrichten maar veeleer bijdragen tot
een toenemende welvaart, waan n alle bedrijfstakken
participeeren. De voorzichtigheid, waarmede het Tra-
de Agreements Program in dit oizicht werd uitge-
voerd, het hooge prijspeil en cie goede gang van zaken
in de bedrijfstakken, waarin invoerrechten werden verminderd, evenals in andere, en dc aard van den
vermee.rderden invoer zooals deze blijkt uit de ge-
maakte analyses, zij alle staven het feit, dat de wij-

zigingen, welke hebben plaats gevonden, fu n clamen-
teel het economisch belang van het land in zijn geheel
dienen.

Zooals men ziet verdedigt de meerderheid (ier Com-
missie
01)
zeer krachtige en rn. i. overtuigende wijze
niet alleen dc merites van het stelsel, maar ook de
wijze, waarop het werd toegepast.

Desalniettemin wekt het eenige teleurstelling, dat
het zeer afdoende feitenmateriaal geen aanleiding
gaf rondweg te erken nen, dat alles er op wijst, dat
in de eerstvolgende jaren de goederenstroom van
A merika naar andere landen belangrijk kleiner be-
hoorde te zijn dan die naar Amerika gericht, en dat
hiermede niet alleen in het belang der volkshuis-
houding van de wereld maar ook in dat van Amerika

bij de toepassing der 1
.r mie Agreeinents Act rekening
diende te worden gehouden.

. . Misschien is dit ook wat veel op eend verhcngd ên
zeker dienen wij ons reeds te verheugen over cie snelle
verandering in mentaliteit, welke in breede kringen
in de Vereenigde Staten ten opzichte van de te ‘oe-
ren handelspolitiek valt waar te nemen. lIet is waar-
lijk verfrissehend een vertegenwoordiger van de
geering van de Vereenigcle Staten de funeste gevol-
e’n van de Smoot Hawley Tariff Act.
1.)
te hoorn
uiteenzetten en met voorbeelden te hooren toelich-
ten
2)

Het doet daarbij weldadig aan, dat zooveel wel-
sprekende pleidooien komen getuigen van de uôod-
zakelijkheid van de expansie van den wereldhandel
in een land, w’aar nog zoo kort geleden de slogan
‘,Foreign trade may go to hel!” populair was.
3)

Van de veranderde mentaliteit getuigt Daniel’ 0.
Roper, de Seeretary of Cornmerce, als hij verklaart:
,,llet verheugt mij te kunnen zeggen, dat dit prb-
giain
4)
uitzonderlijk goed is ontvangen door zaken-
lieden. Behalve vele gunstige uitingn van insteun-
ming, welke ik van leden van de Business Advisôry
Couneil, samengesteld uit ongeveer 60 practische
representatieve lieden, mocht ontvangen, werden in
het openbaar verklaringen van steun afgelegd dooi’
de United States Chamher of Commerce, the Na-
tion’al Foreign Trede Council, the American Menu-
facturers’ Export Association, en Kamers van Koop-
handel van onze belangrijke eommereieele dentra.
Robert L. O’Brien, Chairman van de United Sta-
tes Tariff Commission, lid Van de Repub1ikeunchc
partij, verklaart niet alleen, dat hij een krachtig ‘voor-
stander van de handelspolitiek van Cordeil Ilull is,
doch tevens, dat het de grootste fout was, die zijn
partij kon begaan, toen zij zich er tegen verklaarde. Het was volkomen juist, hetgeen reeds gezegd was,
dat nimmer een andere methode van tariefspolitiek
zulk een veel verspreide en bijna algemeene instem-
ming had gevonden. Er is nauwelijks eed courant in
dit land, betoogde hij, niet tot de ,,Hearst-chain” he-

hoorende, die niet het iluli-tariefonderhandelings-
plan heeft goedgekeurd.

Zelfs hij, die steeds sceptisch tegenover de tnogô-
lijkheid om ooit een liberal(
,
opvatting ten opzichte

t.)
De laatste zeer belangrijke verhooging vhn het tarief
van invoerrechten iii de VereenigdeStaten, aangeilomelt
in
1930.
Mr. Ticurston,
is it not truc that most of the other
nations of the world in,erosed tihetr tariffs Oiarply pi-ini’
to
1936
.

and that we itere obliged to retaliate by inercasilig
ours?
Air. &I,yre. No.
Sir; that is untruc. As ii inattet’ of .faet,
the Snioot-Uaçtvlev Act was ‘passed in
1930.
inimediatcly
after that Canada, .for instance, began increa.sing its ta-
riffs. Bloit’ after blow it struuk at the Iiiii’ted States iii
i’etaliation .for ‘the Smoot-1
.
..ewley tar.iff whinh Catiachi nt-
derstoed as a direct blow against Canada.
T (ionfess that there ‘vete many Caita.diaii goeds
of
exceedi lig iiinpontance. the duty on wit ich was i nereased
by the Rawley-Smoot tarif.f. Canada. T say, started strik-
ing back, and .befoi’e it got througih it had redueed the
‘trade he.tween Oajnada and the United States to a rnere
shr.uiiken i’ivult c’ompared to the river
of
trade that
existed before.
‘I
1
hen uex’t caune the Ottawa agi’erinents. (‘ reat Britain
and all the Dominions. rcali’i.’ing that the United States
was building up its ‘tariff walls higher and higher, and
tht, they must take care of theitiselves – T won ‘t say
in i’etaliation but T
will
say largely asaresult of the
Snuoot-}T.an’Jey taniff – .si.gned the Ottawa agreements.
Mr. ‘I’l(vrston. You claim the rates
of the iiTawley-Smoot
Act were too high?
Air. &njre.
T claim that unauty of them it

ere entii’elv
uit justifiable from an economie viewpoi itt.
,,Wherever foroign tnade bas been allowed to languish
hy ili-advised acts of shortaighted governmeuits. the ‘inva-
riable nesult ‘tas been the {estnciction of industria,l w’eaith
and ‘the impoverishment of large segrnents of thit’ peo-
ples.” Daniel C. Roper. bi.
37
van het verslag dci’ heanings.
t)
Bedoeld is liet trade agreeunents ti’ogi’aiu,

210

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1937

van den goederenruil in de Vereenigde Staten te
doen doordringen hebben gestaan, zullen moeten toe-
geven, dat het tijd wordt, dat wij hier in Europa
beginnen te begrijpen, dat het Amerika van de
Smoot-1E[awley Tariff Act heeft plaats gemaakt voor
een Amerika, dat meer en meer een open oog krijgt
voor de economische nooden van onze wereld en voor
de noodzakelijkheid deze te helpen oplossen door de
toepassing van economische beginselen, die, indien
men de zwartzieners mocht gelooven, reeds op het
kerkhof waren opgeborgen.

Onder degenen, die zich voor de Commissie als
warme voorstanders van de Trade Agreements poli-tiek deden kennen, behoorde de heer Harper Sibley,
President van de United States Chamber of Commer-
ce, in deze echter optredende voor de Internationale
Kamer van Koophandel. In de verklaring, welke hij
aflegde, vond hij gelegenheid er op te wijzen, dat
het onderwerpelijke systeem in overeenstemming was
met de aanbevelingen van het z.g. Comité Mixte en
met de economische richtlijnen door de Kamer uit-
gestippeld. Naar ik van verschillende zijden mocht
vernemen heeft zijn getuigenis zoowel op de Commis-
sie als naar buiten grooten indruk gemaakt.
Tenslotte nog een enkel woord over de behaalde
resultaten. Zooals reeds gezegd, loopen de practische

ervar:ingen met het systeem opgedaan nog over een
te kort tijdsbestek om aan de hand van statistische
gegevens definitieve conclusies te kunnen trekken,
daar nog slechts één overeenkomst gedurende twee
jaar van kracht was. Buitendien mag men niet uit
het oog verliezen, dat het aantal landen, waarmede
overeenkomsten werden afgesloten, nog slechts ge-
ring was en dat tengevolge van de onvoorwaardelijke meestbegunstigingsclausule het verminderen der han-
delsbelemmeringen zich bij een toenemen van het
aantal verdragen automatisch accentueert.
Uitvoerige analyses zijn nog slechts gemaakt voor
het recente handelsverkeer van twee van de betref-
fende staten, nl. Canada en Cuba, en het beeld, dat
deze te zien geven, is zeer bemoedigend. Behalve de
talrijke gevallen van belangrijke uitbreiding van den
goederenruil over en weer toonen ook de tariefver-

minderingen, die werden toegepast,
0])
zichzelf reeds
aan hoe belangri:jk de veibetering is, die bereikt
werd.

Enkele gegevens, die een denkbeeld kunnen doen
vormen van de uitbreiding van de handelsbetrekkin-
gen van de contracteerende staten, mogen hier
volgen:

Export van de Vereenigde Staten naar Cuba ver-
meerderde van 35 millioen Dollar in het jaar aan de
overeenkomst
1)
voorafgaande tot 55 millioen in het
eerste contractjaar en tot 64 millioen in het tweede.
Deze vermeerdering gaat de doorsnee-vermeerdering
van den invoer in Cuha ver te boven.
De uitvoer der Vereenigde Staten naar België ver-meerderde in het eerste contractjaar met 1.1 millioen
Dollar, zijnde 2334 pCt. meer dan in het jaar tevoren,
terwijl de totale import in België slechts met 5 pOt.
toen cm.

De invoer, uit de Vereenigde Staten in ons land
nam in de eerste 11 maanden van 1936 met 6.9 pCt.
toe, onze export naar de Vereenigde Staten met
22.3 pCt.

In de eerste 1.0 maanden van de handelsovereen-
komst met Canada bedroeg de uitvoer van de Veree-
nigde staten naar eerstgenoemd land 315 millioen
Dollar tegen 274 millioen Dollar in de eerste 1.0
maanden van 1935.

Gedurende de eerste zes maanden (voor verdere
maanden zijn nog geen gedetailleerde gegevens be-
schikbaar) bestond de vermeerdering van den uitvoer
van de Vereenigde Staten naar Canada, welke tbtaal
$23.200.000 bedroeg, voor $15.500.000 uit goederen,
waarvoor een tariefreductie was toegestaan, $ 5.800.000

1)
Afgesloten 3 September 1934.

uit producten, voor welke cle bestaande tarieven of
vrijdom vaja invoerrecht contractueel waren bedon-
gen en voor slechts $ 1.900.000 in goederen niet in de
overeenkomst vermeld.
Met verschillende voorbeelden kan worden aange-

toond, dat de uitvoer van belangrijke agrarische pro-
ducten, maar ook van industrieele producten zooals
automobielen, kantoormachi nes, radio-apparaten en
dergelijken, naar belangrijke afzetgebieden van de
Vereenigde Staten onmiddellijk na de :intreding van
de Trade Agreemeuts zeer belangrijk steeg en in vele
gevallen zelfs verdubbelde.

Indien men van dit alles kennis neemt, moet men wel tot de conclusie komen, dat de verandering van
de buitenlandsche handelspolitiek van Washington tot
een belangrijke verruiming van den buitenlandschen

handel der Vereenigde Staten heeft geleid. Dat de
gegevens, voor zoover zij thans beschikbaar zijn, er
op wijzen, dat deze verruiming meer in de richting

van een verhoogden import in dan van een vermeer-
derden export uit de Vereenigde Staten gaat, mag,
gezien de crediteur-positie van de Vereenigde Staten, zeker niet betreurd worden.
Stelt men zich daarbij een oogenblik voor, dat de

kring der landen, waarmede een handelsovereen-
komst werd afgesloten, zou worden uitgebreid met
verschillende der economisch belangrijke landen, die
daarin nog ontbreken, zooals bijv. Groot-Brittannië,
en dat dientengevolge, alleen reeds door het toepas-
sen der meestbegunstigingsclausule, de aan elk der
verdrag sluitende staten verleende handelsconcessies
zich over een zeer veel grooter aantal artikelen zou-
den uitstrekken, dan wordt het mi. duidelijk van
hoe groot belang het is, dat alle landen meewerken
om de door cle Vereenigcle Staten gevolgde handels-
politiek te doen slagen.
Deze politiek levej-de, zooals wij zagen, reeds be-

langrijke resultaten op nu 15 landen, welke 37.7 pCt.
van het buitenlandsch handelsverkeer der Vereenigde
Staten representeeren, Trade Agreements afsioten,
doch zij zal, zooals vanzelf spreekt, eerst haar volle effect kunnen sorteeren, zoodra do overeenkomsten
een gebied bestrjken, waarbinnen zich bijv. 70 of 80 pCt. van den goederenruil der Vereenigde Staten af-
speelt.
Mocht zulks verwezenlijkt kunnen worden, dan zou
inderdaad de Trade Agreements Policy van de Ver-
een:igde Staten den weg hebben gebaand voor een
vrijer internation aal mi iverkeer en dientengevolge
voor een toenemenden en meer verzekerden voor-
spoed op de wereld.
F. H. FENTENER VAN VLISSINGEN.

MOGELIJKHEID VAN REVALORISATIE DER
ZWEEDSCI-IE KROON.
Gedurende de laatste week hebben een groot aantal
gezaghebbende Zveedsche economen gepleit voor een
revalorisatie van de Zweedsche Kroon, om den in-
vloed van de sterke internationale prijsstijging’op het
Zweedsche prijsniveau te neutraliseeren. Het gevolg
is geweest, dat men met deze mogelijkheid direct
rekening is gaan houden, zoodat de Kroon op termijn
een niet onbelangrijk agio deed. De Minister van
Financiën heeft echter sedertdien verklaard, dat cle
Regeering er niet aan dacht om de huidige koers-
verhouding tot het Pond Sterling los te laten. Hij
voegde aan deze verklaring echter de opmerking toe,
,,dat de verandering in de kosten van levensonder-
houd niet van dien aard zijn, dat zij een wijziging
van de valuta rechtvaardigen”, daarmede, zooals
hieronder nog zal blijken, de beteekenis van zijn ver
klaring belangrijk verzwakkend.
Er zijn echter zeer steekhoudende argumenten aan
te voeren en aangevoerd voor de waardevermeerde-
ring van de Zweedsche Kroon, zoodat de controverse
zeker niet door de ministerieele verklaring als afge-
daan moet worden beschouwd; veeleer bestaat de’
môgelijkheid, dat de Regeering zich over eenigen

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

211

tijd gedwongen zal zien om deze richting in te slaan.

Zweden volgde in 1931 snel het Engelsche voor-beeld en maakte de Kroon los van het goud. Merk-
waardig is, dat direct daarop de Regeering officieel
meedeelde, dat haar valutapolitiek
niet
gericht zou

zijn op het verkrijgen van concurrentievoordeelen
door relatief groote clepreciatie, maar uitsluitend en
alleen geleid zou worden door den wensch om het
binnenlandsch prijsniveau, zooals dat tot uiting komt
in de kosten van levensonderhoud, constant te hou-
den. Tot
01)
den dag van heden is dit, volgens de uit-
latingen der Regeering, steeds de eenige richtsnoer
der valutapolitiek geweest. Oordeelend naar het in-
(Iexcljfer van de kosten van het levensonderhoud
heeft de Regeering haar doel volledig bereikt: het indexcijfer voor 3anuari 1937 lag slechts 1.8 punt boven dat van September 1931, dat als basis werd aangenomen. Dat dit succes echter voor een groot
deel aan een zeer gelukkigen samenloop van omstan-
digheden te danken is, zal direct blijken.

In de eerste periode na het loslaten van den gou-
den standaard hield de Rijksbank de waardedaling
van cle Zweedsche Kroon eenigszins tegen, omdat
men inflationistische prijsverhoogingen vreesde. Deze
bleven echter geheel uit, en het prijsniveau daalde
zelfs nog iets, zoodat men in het voorjaar van 1933 de Kroon liet zakken tot ouder de oude verhouding tot het Pond. De wisselkoers op Londen werd vast-
gesteld op 19.40 (de goudpariteit was 18.16 geweest)
cii is sindsdien niet meer gewijzigd.

Deze maatregel had succes. Het bleek nl., dat de
kosten van levensonderhoud vrijwel niet meer ver-
anderden. Natuurlijk stegen de groothandelsprijzen,
maar dit werd wegens de daaruit voortvloeiende ver-
mindering der dispariteit met de kosten van levens-
onderhoud, juist als zeer welkom beschouwd. De
export vond in de waardedaling der valuta in 1933
een krachtigen steun, die, omdat de export zoo’n
groot deel der totale Zweedsche productie uitmaakt,
zich weldra aan vele andere
bedrijfstakken
meedeelde.
Bovendien kregen de industrieën, die voor de binnen-
landsche markt werkten, meer armslag, omdat de
huitenlandsche concurrenten door de waardedaling
van de Kroon zich automatisch

in hun afzet beperkt
zagen. De opleving in Zweden vond dus haar oor-
sprong in de verandering van de constellatie va.u.den
Zweedschen internationalen handel na de valutada-
Ling in 1933. Dat de vaste wisselkoers op Engeland
en de aansluiting bij het Sterlingblok groote betee-
kenis hebben gehad voor het snelle conjunctuurher-
stel in Zweden is wel duidelijk. Men kan daarom ook
gevoegelijk constateeren, dat de valutapolitiek der
Regeering, zoogenaamd uitsluitend gericht op stabi-
liteit van de kosten van levensonderhoud, zulke heil-
zame gevolgen heeft gehad, omdat zij samenviel met een vastkoppeleti van een ondergewaardeerde Kroon
in 1933 aan het Sterlingbiok!

Deze onderwaardeering van de Kroon blijkt heel
duidelijk uit het feit, dat sedertdien de betalings-
balans alleen sluitend kon worden gemaakt door goud-
remises naar Zweden. Zelfs de politiek van het laten
uitvoeren van groote openbare werken, die in 1934
en 1935 haar hoogtepunt had en die de, uit de onder-
waardeering van de Kroon voortgekomen opleving,
verder omhoogstuwde, trok nog voordeel uit dien
goudstroorn. De goudstroom veroorzaakte ni. een on-
gekende geldruimte, zoodat de leeningen, noodig ter
financiering der groote werken, tegen lagen koers
en zonder eenige credietschepping door de Rijksbank,
gretig door de banken en het publiek werden op-
genomen.

In begin 1936 was de conjunctuur reeds zoozeer
verbeterd, dat de uitvoering van openbare werken
stopgezt moest worden; ee.n klein jaar later was de
toestand zoo, dat de Regeering de belastingen niet
wilde verlagen, omdat zij bang was daarmee de
hausse te veel te stimuleeren en daarom de over-

schotten bestemde voor aflossing der enkele jaren
tevoren aangegane leeningen.
Op het oogenblik is de economische toestand in
Zweden van dien aard, dat van een volledige hausse
in alle bedrijfstakken gesproken moet worden, zoodat
de conjunctuurpolitiek thans alleen ten doel mag
hebben verdere toeneming der bedrijvigheid te rem-
men. De huidige toestand bergt echter eenige krach-
ten in zich, die gemakkelijk tot een overspanning
van het economisch bestel, tot ,,Fehlinvestierungen”
e.d. aanleiding kunnen geven. Allereerst is daar de
zeer groote liquiditeit van bankwezen en bedrijfs-
leven, waardoor credietverkrijging tegen lage rente
gemaickeljk is en waardoor tevens de Rijlcsbank de
macht over de geidmarkt goeddeels verloren heeft.
Dan komt daar nog bij, dat deze gevaarlijke expansie-
mogelijkheid nog steeds versterkt wordt door het bin-
nenstroomende goud: een eenmaal ingezette alge-
meene prjsverhooging zou thans geen enkele rem op
de geldmarkt ontmoeten.
Merkwaardig is het, dat dit gevaarselement even-
zeer als de huidige harmonische welvaartstoestand,
die er door bedreigd wordt, terug te leiden is op de
onderwaarcieering der valuta.
*
S

Uit het voorgaande blijkt, dat de voornaamste taak,
die men in Zweden heeft, wanneer men de huidige
hausse wil verhinderen om in een ongezonde over-
spanning over te gaan, is te zorgen, dat de kosten
van levensonderhoud niet merkbaar omhoog gaan. Dit
zou immers oogeuhlikkelijk loonsverhoogingen, ver-
hoogingen der kosten en prijzen en dus weer van de
kosten van levensonderhoud tengevolge hebben; m.a.w.
het prijsniveau zou in een vicieuze cirkel ronddraai-
end steeds hooger worden met alle uiterst onaange-
name gevolgen van dien.
Het is begrijpelijk, dat, met dit voor oogen, velen
in Zweden de snelle prijsstijgingen op de wereld-
markt met ongerustheid gadeslaan, wel wetende, dat
een voortzetting van deze tendens vroeg of laat de
Zweedsche kosten van levensonderhoud ook in bewe-
ging moet brengen. Daar komt nog bij, dat de moge-
lijkheid niet uitgesloten is, dat de Engelsche bewa-
pening tot een vorm van inflatie in Engeland zal
voeren, die zich ook in Zweden voelbaar zou maken,
via de vaste pariteit, die thans tusschen Pond en
Zweedsche Kroon bestaat.
Door deze ontwikkeling der gebeurtenissen in de
wereld en met name in Engeland is Zweden, wat zijn
monetaire (conjunctuur) politiek betreft, in een merk-
waardige dwangpositie gekomen. Eenerzijds moet het
als klein land ten zeerste ‘rekening houden met de
monetaire ontwikkeling in de groote landen en is
derhalve niet in staat om zonder meer een monetaire
politiek te voeren, die zich alleen op het stabiel hou-
den van de kosten van levensonderhoud richt. Ander-
zijds heeft het als klein land het voordeel, dat het
veranderingen in de waarde van zijn valuta kan aan-
brengen zonder bevreesd te moeten
zijn
voor repre-
saille-maatregelen, terwijl, zooals de ervaring leert,
het manipuleeren der wisselkoersen voor Zweden de
snelste en tevens meest controleerbare methode is om
het binnenlandsch
prijsniveau
te dirigeeren.
Hieruit volgt, dat ,,technisch” de revalorisatie van
de Zweedsche Kroon het beste middel is om het bin-
nenlandsch prijsniveau constant te houden, wanneer
dit wil gaan stijgen. De alternatieve middelen zijn
discontoverhooging of openmarktpolitek der Rijks-
bank. In wezen is hun effect hetzelfde: het prijsni-
veau door een deflatie onder druk zetten. Aan deze
alternatieve mogelijkheden behoeft, geen aandacht te
worden geschonken, omdat zij, zooals de vroegere
goudbioklauden wel heel duidelijk gedemonstreerd
hebben, weinig kans hebben het gewenschte effect te
sorteeren.
De vraag resteert of revalorisatie ook het ,,econo-
misch” beste middel is om een stijging der binnen-

212

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1.7 Maart 1937

lancische prijzen te bestrijden. Reeds eenig9 malen
werd erop gewezen, dat de Zweedsche Kroon onder-gewaardeerd is en dat hierin de grootste oorzaak van
het conjunctuurherstei in Zweden moet worden
ge-

zocht, maar men moet wel bedenken, dat de stimu-
leerende werk-ing der onderwaardeering nu nog be-
staat eu dus naar overspanning der hausse drijft.
lyTjj

men werkelijk de hausse remmen, clan dient aan deze
oriderwaardeering een einde te worden gemaakt. Hier-
voor staan slechts twee wegen open: een verhooging
van het binnenlandsche prijsniveau of gedeeltelijk
ongedaan maken der vroegere depreciatie door een
revalorisatie. Terecht schrikt de Regeering terug
voor de eerste methode, de zoo opgewekte tijdelijke
extra-infiatiehedrijvigheid zou erger zijn dan de
kwaal. Dus blijft over de revalorisatie, die ongetwij-
feld nadeelen heeft vooi het economisch leven, maar
deze zijn vermoedelijk het kleinere euvel, speciaal
onder de huidige omstandigheden.
Revalorisatie heeft juist het tegengestelde effect
van devaluatie: belemmering van den export, toene-

ming van de concurrentie van het buitenland op de
binnenlandsche markt, verlies
0
1) den goudvoorraad.
Bij de huidige marktverhoudingen zullen de nadee-
len voor den Zweedschen export echter betrekkelijk
gering zijn; de prijsindex van de Zweedsche export-
artikelen stijgt ni. nog steeds sneller dan die van de
ingevoerde producten. Ook het verlies op den goud-
voorraad behoeft niet al te ernstig te worden opge-
vat, want men is in Zweden zoo verstandig geweest
om den goudvoorraad te blijven waardeeren op basis
van de oude goudpariteit. Het eenige effect van de
revalorisatie zou derhalve bestaan in een verminde-
ring van de later te realiseeren devaluatiewinst.

* *

Of men bicnenkort in Zweden tot revalorisatie zal
overgaan, lijkt, ondanks de vele voordeelen, die deze
handelswijze als middel der conjuuctuurpolitiek zou
hebben, niet waarschijnlijk. In de eerste plaats, om
dat de stijging in de kosten van levensonderhoud, het
,,gevaarsignaal”, nog slechts minimale proportis
heeft aangenomen en de Regeering de hoop koestert,
dat deze stijging binnen zeer enge grenzn zal blij-
ven. Of deze verwachting niet al te optimistisch is
kan’ alleen de toekomst leeren. In de tweede plaats is
Zweden niet geheel vrij om zijn valutapolitiek uit-
sluitend op richtlijnen van binnenlandsche politiek
in te stellen. De circulatiehanken der vier Scandina-
vische landen werken zeer nauw samen, zoodat Zwe-
den zich vermoedelijk aan ernstige consequenties zou
bloot stellen door tot een geïsoleerde verhooging van de Zweedsche Kroon over te gaan. Verder is het hui-dige tijdstip, waarop juist gestreefd wordt naar meer-
dere internationale stabiliteit der valuta’s, allerminst
geschikt voor Zweden om als eerste deze saamhoorig-
heid weer te verbreken. In de derde plaats zal de
Regeering met de politieke beteekenis van het ver-
zet in de export- en landhouwkringen rekening moe-
ten houden.
Deze bezwaren in aanmerkiÏg nemende, is het dus
niet waarschijnlijk, dat de Regeering tot valorisatie
zal overgaan voordat het dringend noodig is en zoo-
ver is het, gezien den stand van de kosten van levens-onderhoud, voorloopig nog niet.
P. L. ,JUS’I’MAN JACOB.

DE RECENTE ONTWIKKELING IN DE IJZER- EN

STAALINDUSTRIE.

De verbetering van het economisch leven, welke
zich hier en daar reeds gedurende de laatste jaren,
doch meer algemeèn en vooral meer uitgesproken ge-
durende het laatste halfjaar heeft voorgedaan, heeft
grooten invloed gehad op de ijzer- en staalincustrie.
Dat is niet verwonderlijk. De ijzer- en staalindcistrie
staat bekend als eenzeer conjunctuurgevoelig bedrij

f.
Gedurende depressiejaren is ‘de vraag naar ijzer en
staal gering. De oorzaak hiervan ligt voor de hand.
liet productie-apparaat ondergaat dan weinig uit-
breiding; nieuwe machines worden niet in belang-
rijke mate aangeschaft; de spoorwegen bouwen geen
nieuwe wegen en gaan in zoo beperkt mogelijke mate
over tot vernieuwing van het rollend materiaal; de
bouwnijverheid stagneert en de vraag naar autoino-
hielen en andere duurzame verhrui ksgoecleren is sterk
verminderd. In jaren van opgaande conjunctuur is
dat alles geheel anders. De verbetering, die zich dan
in de verschillende takken van het bedrijfsleven voor-
doet, doet een geaccumuleerde vraag naar ijzer en
staal ontstaan.
Gedurende de jaren 1930—’32 is dan ook het ver-
bruik en daarmede de productie van ijzer en staal
aanmerkelijk gedaald. Toen zich echter in de tweede
helft van 1932 in. enkele landen eenige verbetering
van het Q2onomisch leven begon te voltrekken, kreeg
de ijzer- en staaiproductie een stijgende tendens. On-
derstaande cijfers, die de. ontwikkeling geven sinds
1925, laten dit duidelijk zien.
We.rcldproductie
ruwijzer

ruwstaa.1
in inillioeuen tonnen 1925

………………….
77.8

91.5 1926

………………….
79.9

93.3
1927

………………….
87.1

102.7
1928

………………….
89.3

110.5
1929

…………………..
99.0

121.5
1930

………………….
80.5

95.0
1931…………………..
56.1

69.0
1932

………………….
40.1

50.5
1933

………………….
49.4

68.0
1934

………………….
62.8

82.2
1935

………………….
74.1.

99.6
1936

………………….
90.9

123.7

Zooals men ziet was in 1936 de productie van ruw

ijzer nog ongeveer 8 pCt. lager dan in 1929 en heeft
de ruwstaalproductie het niveau van 1929 reeds
eeuigszins overschreden.
Wij hebben niet zonder reden ook de productie-
cijfers van de jaren 1925-1928 in bovenstaatid
staatje opgenomen. Alen kan daardoor constateeron,
dat 1929 wel een recordproductie heeft opgeleverd,
doch dt in de daaraan voorafgaande jaren de pro-
ductie &veneens belangrijk was, heel wat belangrijker
althans dan gedurende de jaren, die aan 1936 vooraf-
gingen. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat
gedurende de laatste jaren tal van nieuwe uitvindin.-
gen en werkwijzen in toepassing zijn gebracht, os.
om
te voorzien in het gebrek aan grondstoffen, dat
zich in enkele landen voordoet, waarvoor belangrijke investeeringen noodig varen, wanneer men er boven-
dien rekening mee houdt, dat zich in landen als Ja-
pan en Ruslafid een ijzer- en staalindustrie heeft
ontwikkeld, waarvan de productie in bovenstaande
wereldcijfers is begrepen, doch die vooral werkt ter
voorziening in nieuw opgekomen hinnenlandsclie be-
hoeften, en wanneer men tenslotte bedenkt, dat thans
een belangrijk grootere vraag bestaat van de zijde der
bewapeningsindustrie, dan in 1929, dan ligt de con-
clusie voor de hand, dat de behoefte aan ijzer en
staal nog sterker gestegen is dan de productie. Tot deze conclusie komt men ook door kennis te
nemen van het aspect dat de markt vertoont, die vol-komen een ,,seller’s market” is geworden met opioo-
pende prijzen en lange levertijden. Teneinde dit marktbeeld beter te kunnen verklaren
zullen wij de omstandigheden, waarin de voornaamste
productielanden verkeeren, afzonderlijk nagaan.
In
Duischlan4
bedroeg de productie van ruwijzer
en ruwstaal in 1936 resp. 15.3 en 19.2 millioen ton.
Dit was aanmerkelijk meer dan in. 1929, toen resp. 13.4 en 16.2 millioen ton werd voortgebracht. Ver-
dere uitbreiding van de productie is voorloopig niet
tiiogelijk. De productie is de laatste maandeu zelfs lager clan in het derde kwartaal van 1936. Dit is in
overeenstemming met de opdracht, die de overheid
heeft gegeven Om de ‘productie te beijerken, aangezien

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

213

de deviezenpositie niet mogelijk maakte den invoer
van ijzererts op het toen bereikte niveau te handha-
ven. De binnenlandsche behoefte aan ijzer en staal is
sterk gestegen door cle bewapening en door de leven-
clige bedrijvigheid, die samengaat met de investeerin-
gen, die voor bestrijding van het grondstoffentekort
noodig zijn. In deze behoefte moet in de eerste plaats
worden voorzien. Alle overige binnenlandsche behoef-
ten zijn op rantsoen gezet. Verder wil men zooveel
mogelijk product voor den uitvoer beschikbaar hou-
dec, omdat daardoor deviezen worden opgebracht.
Desalniettemin lag de export van ruwijzer in 1936
met 241.150 ton belangrijk onder het niveau van 1929.
toen 387.750 ton werd geëxporteerd. Ook de uitvoer
van stalen producten is heel wat geringer geworden. Men kan dan ook zeggen, dat de gestegen behoeften
op de wereldmarkt onvoldoende bevrediging van
Duitsche zijde vinden.
In
Engeland is
de productie in 1936 eveneens boven
het niveau van 1929 uitgekomen. In 1929 werd 7.6
millioen ton ruwijzer en 9.6 millioen ton ruwstaal
geproduceerd. In 1936 waren deze cijfers resp. 7.7
en 11.7 millioen ton. Ook hier is het de binnenland-
sche markt geweest, die tot de stijging der productie
aanleiding heeft gegeven. De binnenlandsche behoef-
te gaat nog belangrijk boven de gestegen productie
uit, zoodat Engeland aanmerkelijke hoeveelheden ijzer
en staal heeft moeten invoeren. Wat ruwijzer betreft
had men zich in Juni 1932 van het buitenland afge-
sloten door een invoerrecht van 33 pOt. Alleen
product uit Britsch-Indië kon vrij worden ingevoerd.
De binnenlandsche behoefte steeg echter dermate,
dat in 1936 ook uit Rusland, het eenige land, waar-
voor de tariefmuur blijkbaar geen belemmering vorm-
de, een belangrijke hoeveelheid werd ingevoerd, ter-
wijl voor uitvoer weinig beschikbaar was. Zoodoende
kreeg Engeland in 1936 ondanks het hooge invoer-
recht een invoersaldo van ruwijzer.
Ook de invoer van staal werd in 1932 door een
hoog invoerrecht getroffen. In 1935 werd dit recht
verlaagd tot 20 pOt. voor zoover betreft den invoer
van een hoeveelheid waaromtrent tusschen de Engel-
sche producenten en het Internationaal Ruwstaal
Kartel overeenstemming was bereikt. Deze hoeveelheid
bedroeg slechts 675.000 ton. Dit kwantum bleek te
laag voor de stijgende behoeften, zoodat extra invoer-
vergunningen moesten worden verleend en Engeland
in 1936 in totaal 1.5 millioen ton staal invoerde.
De Engelsche verbruikers trachten de laatste maan-
den in Rusland belangrijke hoeveelheden ruwijzer te
koopen. In de Vereenigde Staten moeten zij dezer
dagen 50.000 ton gekocht hebben. Teneinde den in-
voer te vergemakkelijken is begin Maart 1937 het
invoerrecht op ruwijzer geheel afgeschaft, dat op
staal tot 10 püt. verlaagd. Het moet de vraag geacht
worden of de Engelsche invoer hierdoor onmiddellijk
helangrjk grooter zal worden. De markt is daarvoor
te beperkt. Op die beperkte markt heeft de Engelsche
maatregel intusscheu uit den aard der zaak een ver-
stijvenden invloed.

Dat de Engelsche productie in de gegeven omstan-
digheden niet met groote sprongen omhoog gaat ligt
natuurlijk niet, zooals in Duitschiand, aan gebrek aan
deviezen. Hier is het vooral het gebrek aan grond-
stoffen, dat een belemmering voor de uitbreiding
vormt. Op dit groudstoffenvraagstuk komen wij aan-
stonds terug.
De ijzer- en staalproductie van
Frankrijk
heeft nog
lang niet het niveau van 1929 bereikt. De ruwijzer-
])roductie bedroeg in 1936 6.2 millioen ton, de ruw-
staalproductie 6.7 millioen ton
teken
resp. 10.3 en
9.8 millioen ton in 1929. Frankrijk heeft gedurende
de laatste jaren niet die opleving van de binnenland-
sche markt gekend als Engeland en Duitschland.
Daarmede hangt de geringe verhooging van de ijzer-
en staalproductie sedert 1932 samen. Het heeft ook
geen profijt kunnen trekken van de opleving elders,
aangezien deze zich grootendeels voltrok op bescherm-

de hinnenlandsche marktn. Zelfs de laatste maan-
den, nu de vraag naar ijzer en staal in de wereld zoo
dringend is geworden, blijkt Frankrijk niet in staat
te zijn de productie althans op korten termijn belang-
rijk uit te breiden. Hier moet de oorzaak voorname-
lijk gezocht worden in gebrek aan .arbeiders door ver-
korting van den arbeidsdag zoowel bij de ijzer- en
staalbedrjven zelf als hij de productie van erts en
steenkool.

De Fransche ertsproductie was in 1936 slechts wei-

nig grooter dan in de onmiddellijk voorafgaande
jaren, ni. circa 33.2 millioen ton en heel wat geringer dan in 1929 toen 51 millioen ton geproduceerd werd.
Ook de steenkoolpositie is moeilijk geworden door de invoering van de 40-urige werkweek. Bovendien wa-

ren de voorraden reeds verminderd door de stakin-
gen in Juni en de vacantie in Augustus.
Na deze drie belangrijke West-Europeesche pro-
ductielanden te hebben besproken, willen wij thans
iets zeggen over
Rusland.
In dit land is de ijzer- en
staalproductie de laatste jaren sterk toegenomen, zoo-
als uit de volgende cijfers blijkt:

Productie
Uitvoer
in du47endeu tonnen ruwijzer

ruwstaal
ruwijzer
1929

…………….
4.320

4.908

1930

…………….
5.017

5.863

1931

……………..
4.871

5.614

1932

…………….
6.161

5.927

1933

…………….
7.110

6.842

1934

…………….
10.440

9.565
115.
1935

…………….
12.507

12.405
331
1936

…………….
14.317

16.339
711

Wij hebben hierbij gevoegd de cijfers betreffende
den uitvoer van ruwijzer uit Rusland. Men ziet daar-
uit, dat Rusland in 1934 als exporteur begon op te
treden en de twee daaropolgende jaren belangrijke
hoeveelheden op de wereldmarkt afzette. De eigen-
aardigheid is nu dat Rusland zich de laatste maan-
den niet meer zoo actief op den export blijkt toe te
leggen, juist nu de vraag naar ruwijzer zoo dringend
is geworden. De exportcijfers van de laatste maanden
van 1936 zijn veel lager clan die van het midden van
het jaar. Welsprekender is nog, dat Rusland het con-
tract, volgens hetwelk groote hoeveelheden ruwijzer
in 1936 aan Japan geleverd werden, niet heeft ver-
lengd en dat de uitvoer naar Scandinavië en de Rand-
staten, die de afgeloopen jaren veel Russisch ijzer
kochten, vrijwel tot stilstand is gekomen. De verkla-
ring van deze verandering in de Russische houding

kan men vinden door de productiecijfers van ijzer en
staal, die wij hierboven geven, aandachtig te bekij-
ken. In de jaren 1929-1931 was de staalproductie
grooter dan de ruwijzerproductie, d.w.z. dat men voor
ruwijzer goed emplooi had bij de staalhereiding. Ge-
durende de jaren 1932-1934 overtrof de ruwijzer-
productie die van staal. Alen kreeg toen een overschot
van ruwijzr en begon dat in 1934 te exporteeren. In
1935 was de staalproductie nog slechts weinig gerin-
ger dan de ruwijzerproductie en in 1936 was de vroe-
gere verhouding hersteld. Daardoor is Rusland voor
het oogenblik blijkbaar als leverancier van ruwijzer
uitgeschakeld. Of het in een verdere toekomst de
leveringen zal hervatten, of dat het als leverancier
van staal zal optreden moet afgewacht worden.
Nu Rusland geen ruwijzer meer aan Japan levert,
koopt Japan in de Vereenigde Staten.
Wij hebben
gezien, dat ook Engeland daar een hoeveelheid heeft
gekocht. Hiermede ontstaat een nieuwe figuur op de
markt en wel export van ruwijzer uit de Vereenigde
Staten. De laatste jaren was die export nauwelijks
van eenige beteekenis. Slechts kleine hoeveelheden
gingen naar Midden- en Zuid-Amerika en naar
Canada.

Op het Europeesche continent wordt op het oogen-
blik ook Amerikaansch ijzer aangeboden. Het is ech-
ter niet bijzonder waarschijnlijk, dat de Vereenigde
Staten een zoodanige rol op de exportmarkt gaan

214

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1937
vervullen, dat zij in de huidige schaarschte aan ruw-
ijzer zullen kunnen voorzien. Wel kan de onbenutte
capaciteit der hoogovens nog groot genoeg geacht
worden en ook zijn er geen moeilijkheden wat be-
treft den aanvoer van grondstoffen, althans niet bin-nen een redelijken termijn, maar bij de stijgende be-hoefte van de Vereenigde Staten zelf, als gevolg van
de verbeterende conjunctuur en van de Regeerings-
opdrachten, is het meer waarschijnlijk, dat men in

hoofdzaak voor binnenlandsch verbruik zal moeten
produceeren. Het feit, dat Engeland slechts 50.000

ton
ruwijzer
kon koopen en moeite heeft bij het on-
derbrengen van verdere orders wijst hier ook wel op.
Wat staal betreft zijn de Vereenigde Staten de
grens van de capaciteit genaderd ook al doordat de
invoering van de 40-urige werkweek gebrek aan ge-
oefende vakarbeiders heeft doen ontstaan. Zeer groo-
te bedragen zullen in 1937 worden besteed voor den
bouw van nieuwe bedrijven en voor moderniseering
van bestaande. Daarmede zal de capaciteit, die sedert
1929 practisch onveranderd is gebleven, echter niet
belangrijk grooter worden, daar de nieuwe bedrijven
in hoofdzaak zullen dienen ter vervanging van ver-
ouderde en de moderniseering vooral gericht moet
zijn op verlaging van de productiekosten.

* *
*

Wij hebben dus gezien, dat de situatie op de ijzer-
en staalmarkt gekenmerkt wordt door een sterk ge-
stegen vraag als gevolg van een achterstand in de
voorziening gedurende de laatste jaren, de opleving
van het economisch leven en den bewapeningswed-loop. Tegenover die vraag staat een aanbod, dat mo-
menteel onvoldoende is en door een complex van
oorzaken binnen korten tijd niet belangrijk grooter
kan worden.
Wel is er waarschijnlijk nog heel wat onbenutte

productie-capaciteit in de
ijzer-
en staalindustrie in

verschillende landen. Voordat men echter bedrijven
of gedeelten daarvan, die jaren lang hebben stil ge-
legen, weer in productie kan brengen, moet er ge-
w’oonlijk heel wat gedaan worden om verouderde en
versleten onderdeelen te vervangen en moet ook heel
wrat nieuw materiaal worden aangeschaft. Al zullen
de daarvoor vereischte investaties thans geen finan-
cieele bezwaren ontmoeten, zij hebben de eigenaar-
digheid, dat er veel ijzer en staal voor noodig is en
dat is niet vlot te krijgen. Men moet met een langen
levertijd genoegen nemen. Dit is de eerste omstan-
digheid, die een uitbreiding van het aanbod van ijzer
en staal op korten termijn in den weg staat.

Een tweede omstandigheid is gelegen in het ge-
brek aan vakarbeiders, dat zich in enkele landen,
met name in Frankrijk en de Vereenigde Staten,
voordoet. De belangrijkste oorzaak van de onelastici-
teit van het aanbod van ijzer en staal is echter het
heerschende gebrek aan grondstoffen.

In West-Europa is de ertspositie sterk beïnvloed
door de situatie in Spanje. De leveringen uit Spanje
zijn niet tot stilstand gekomen, maar wel vermin-
derd. De laatste vijf maanden van 1936 werd in West-
Europa bijna 30 pOt. minder Spaansch ijzererts in-
gevoerd dan in de overeenkomstige maanden van 1935. –

De schaarschte aan steenkolen vormt een nog ern-
stiger belemmering voor uitbreiding van de ijzerpro-
ciuctie. Die schaarschte is ontstaan eenerzijds door
de opleving, welke de industrie in het algemeen on-
derging en de ijzer- en staalproductie in het bijzon-
der, en door de toenemende behoefte aan steefikool
om er door hydreering vloeibare brandstof uit te
maken, anderzijds door stakingen en verkorting van
den werktijd, waarover wij hierboven reeds spraken.
Landen als Frankrijk en België, die ter bescherming
van de eigen steenkoolproductie den invoer hadden
gecontingenteerd, moesten tot toelating van grootere
kwantiteiten overgaan. In Engeland blijkt niet zoo zeer gebrek aan steenkolen te bestaan, als wel aan
kooks, die in hoogoêns wordt gebruikt. Men •is er
dan ook doende nieuwe kooksovens te bouwen.
Door al deze oorzaken zal de ruwijzerproductie in
de naaste toekomst geen groote uitbreiding kunnen
ondergaan. Blijft de vraag aanhouden, dan zullen op
den duur echter de aanvoer van grondstoffen, de
capaciteit van het productie-apparaat en het aanbod
van arbeiders zich daarbij wel aanpassen.
Eenigszins anders is het echter met de ruwstaal-
productie. Ruwstaal wordt vervaardigd uit ruwijzer
en schrot, oud ijzer. Aan dit laatste is ook groot ge-
brek ontstaan, en daarin zal waarschijnlijk nog min-
der gemakkelijk voorzien kunnen worden.
Wanneer men de in dit artikel opgenomen pro-
ductiecijfers van ruwijzer en ruwstaal bekijkt, dan
ziet men dat de verhouding, waarin deze cijfers tot
elkaar staan, in den loop der jaren aanmerkelijk is
veranderd. Wanneer wij als voorbeeld nemen de cijfers
betreffende de wereldproductie, dan zien wij, dat de
staalproductie in 1925 gelijk was aan 118 pOt. van
de ruwijzerproductie, in 1929 was dit percentage 123
en in 1936 136. De omstandigheid, dat de moderne
techniek in toenemende mate staal gebruikt in ge-
vallen waar vroeger gegoten ijzeren materiaal werd
toegepast, zoodat thans een grooter percentage van
het geproduceerde
ruwijzer
dan vroeger tot staal
wordt verwerkt, kan deze sterke wijziging in de ver-
houding tusschen de productie van ruwijzer en ruw-
staal niet veroorzaakt hebben. In hoofdzaak is deze
wijziging een gevolg van het gebruik van een steeds
grooter percentage schrot bij de staalbereiding.
Aan dit schrot is nu groot gebrek ontstaan.
Bij
de
tegenwoordige conjunctuur is dat niet verwonderlijk.
In de depressiejaren zijn vele schepen gesloopt en
werden tal van andere ijzeren en stalen producten
voor oud ijzer van de hand gedaan. De schrotvoor-
raden, die daardoor ontstonden, zijn echter opge-
bruikt. Nu in de conjunctuur een omslag heeft plaats gevonden, komt lang niet zooveel oud materiaal aan
de markt. Bovendien wil men elk object, dat rijp
voor den schrothandel geacht wordt, eerst nog ver-
vangen zien door een nieuw. Zoodoende gaat aan-
bod van schrot hand aan hand met vraag naar nieuw
staal.

liet gebrek aan schrot heeft bijna alle staalprodu-
ceerende landen genoopt tot het nemen van handels-
politieke maatregelen met het doel de voorziening
van de eigen industrie zooveel mogelijk te verzekeren.
In Frankrijk is de uitvoer van schrot reeds jaren
lang niet vrij. Sedert kort bestaat daar een ?itvoer-
recht van Frs. 300 per ton, hetgeen met een uit-
voerverbod overeenkomt.
In België is de uitvoer aan een licentiestelsel on-
derworpen, waarbij de export van schrot afkomstig
van gesloopte schepen geheel wordt toegestaan, die
van andere soorten schrot echter beperkt wordt tot
50 pOt. van de hoeveelheid, die in 1936 werd uitge-
voerd.

Sedert 1 Januari jl. is het in Zweden bestaande
uitvoerverbod opnieuw geregeld. Thans kunnen uit-
voervergunningen worden verkregen, mits de betref-
fende Partij tegen een onder contrôle staanden prijs
vooraf aan de inkoopcentrale van de Zweedsche ijzer-
en staalindustrie is aangeboden en door deze niet is

gekocht.
Noorwegen kent sedert eenigen tijd een uitvoer-
verbod van schrot. In Oostenrijk is de uitvoer even-
eens verboden, slechts in bijzondere gevallen worden
uitvoervergunningen tegen betaling van een export-
recht gegeven.
In Duitschiand staat de geheele schrothandel on-der toezicht van de Ueberwachungsstelle für Eisen
und Stahi; van eenigen uitvoer is geen sprake.
Engeland kent geen officieel uitvoerverbod van
schrot. De uitvoer is echter practisch onmogelijk
gemaakt door een overeenkomst tusschen de British
Iron and Steel Federation en de Scrap Merchant’s
Association, waarbij de schrothandel gecentraliseerd

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

215

werd en de handelaren zich verbonden geen schrot
naar het buitenland te verkoopen. Wanneer het bui-
tenland zelf zou trachten belangrijke objecten op te
koopen, dan zal de centrale iiikooporganisatie dit
door overbieding tegengaan. De distributie van schrot
over de verbruikers is georganiseerd en de prijzen
zijn gestabiliseerd.
De Vereenigde Staten voeren belangrijke hoeveel-
heden schrot uit en die uitvoer is nog vrij. De toe-
neming van de staalproductie doet het binnenland-
sche verbruik sterk stijgen, terwijl zich bovendien
moeilijkheden voordoen bij het charteren van schepen
voor export naar Europa, zoodat Amerika niet zal
kunnen voorzien in de behoefte, welke zich hier zoo
sterk voelbaar maakt. De prijs van staalschrot is in
cle Vereenigde Staten gestegen tot $ 23.50 per ton en
heeft daarmee een niveau bereikt, dat sinds April
1923 niet is voorgekomen.
Het ziet er inderdaad naar uit, dat door gebrek
aan schrot het aanbod van staal voorloopig belangrijk

geremd zal worden.

Wij schreven hierboven, dat de ,,seller’s market”
van het moment gekarakteriseerd wordt door lange
levertijden en oploopende prijzen.
Men moet bij de beschouwing der prijzen van ijzer
en staal onderscheid maken tusschen die, welke op
beschermde en door binnenlandsche kartels beheersch-
te markten worden genoteerd en die, welke voor
export gelden. De eerste zijn lang niet zoo bewege-
lijk. Een extreem voorbeeld daarvan zijn de Duitsche prijzen. Het Duitsche ruwijzer Deutsch III heeft bijv.
sedert November 1932 geen prijsverhooging onder-
gaan. De noteering werd toen vastgesteld op R.M. 63
per ton ab Oberhausen en deze noteering geldt thans
nog. Zooals gezegd zijn de Duitsche verbruikers ech-
ter gecoutingenteerd; wanneer zij materiaal in het
buitenland kunnen koopen zijn zij niet ongenegen
daarvoor een hoogeren prijs te betalen.
In Frankrijk is de prijs van gieterij hematiet, die
in December 1934 gedaald was tot Frs. 310 per ton,
intusschen gestegen tot Frs. 605. Ook deze prijs heeft
geen enkel verband met den prijs op de wereldmarkt;
de Regeering oefent er veel invloed op uit, hetgeen
echter ook hier niet belet, dat voor ingevoerd mate-
riaal meer wordt betaald.
De situatie in Engeland is ongeveer dezelfde. De
Regeering, die de productie tot voor kort door een
hoog invoerrecht beschermde, ging sterke prijsverhoo-
gingen tegen. De thans geldende noteeringen van
81/- voor het gieterij-ijzer Cleveland No. 3 en van
97/6 voor heinatietijzer zijn te laag om export naar
Engeland aantrekkelijk te maken.
De Belgische binnenlandsche markt heeft meer
contact met de wereldmarkt. De prijs van gieterij-
ijzer is daar gestegen tot ongeveer Frs. 750 na Frs.
275 in 1932 en nog ruim Frs. 500 in eind 1936. Ook
hier worden evenwel hoogere prijzen betaald.
Voor het niveau van de wereldmarkt is moeilijk
een juiste noteering te geven. Toen Frankrijk en En-
geland nog belangrijke exporteurs waren, gaven de
noteeringen van Lux III fob. Antwerpen en van
Oleveland No. 3 fob. Middlesbrough dit niveau heel
goed aan. Thans komen slechts sporadisch affaires
op deze basis voor, zoodat de noteeringen nominaal
zijn geworden. Wil men een idee hebben van de prijs-
verhooging, die ruwijzer op de wereldmarkt onder-
ging, dan geeft daarvan de Belgische binnenlandsche
markt het meest juiste beeld.
In de Vereenigde Staten is de ruwijzerprijs min-
der sterk gestegen, dan op de wereldmarkt. De min-
der groote bedrijvigheid bij de gieterijen en de om-
standigheid, dat de hoogovens niet in die mate als
in Europa moeilijkheden ondervonden bij de grond-
stoffenvoorziening hielden de prijsstijging eenigszins
tegen. Den laatsten tijd heeft de prijs echter een ver-
hooging ondergaan. De noteering van East Penn. No.

2x is thans $ 25.56 tegen $ 13.84 in het laatst van 1932.
Op de staalmarkt doet zich ongeveer hetzelfde voor.
Ook daar reageeren de binnenlandsche prijzen moei-
lijk. In Duitschland is de prijs van staafstaal sedert
Maart 1932 onveranderd gebleven. De noteering is
echter R.M. 110, wat nog altijd vrij hoog is.
Wat de wereldmarkt betreft, kan gemeld worden,
dat het Internationale Staalkartel voor den export
100 goudshillings per ton fob. Antwerpen noteert. De
laagste prijs was in Augustus 1932 42 goudshillings. Er worden thans echter belangrijke toeslagen op den
officieelen prijs bedongen.
Tenslotte een enkel woord over de vooruitzichten.
Dat de vraag naar ijzer en staal binnenkort zal af-
nemen is niet waarschijnlijk. In de meeste landen zijn
nog geen aanwijzingen, dat een vermindering van de
algemeene bedrijvigheid voor de deur staat. Nu is
het wel waar, dat de vraag naar ijzer en staal ge-
woonlijk reeds reageert, voordat zich in het algemeen
een reactie voordoet, doch voorloopig kan men aan-
nemen, dat een vermindering van de vraag uit hoofde
daarvan meer dan gecompenseerd zou worden door
de nog steeds toenemende bedrijvigheid in de bewape-
ningsindustrie, waardoor overigens het algemeene
economisch leven ook beïnvloed wordt. Eventueele
verdere prjsverhoogingen zullen op de vraag ook
geen sterk drukkende werking hebben.
Het aanbod reageert evenmin sterk op pri.jsver-
hoogingen, althans niet op korten termijn. Toch zal
de productie wel grooter worden, doch bij de bestaan-
de en voorloopig nog te verwachten constellatie van
de markt is daarvan geen drukkende invloed op de
prijzen te verwachten.
J. W. F. SL1(TINO.

LAGE RENTEVOET VAN LANG LOOPENDE
LEENINGEN GEWENSCHT?

In het nummer van E.-S.B. van 24 Februari jl.
wijst Prof. G. M. Verrjn Stuart zeer terecht op de
gevaarlijke atmosfeer, welke op het oogenblik in En-
geland heerscht, waar vele leidende financiers en
staatslieden pleiten voor het dogma van den gelijk-
matigen en lagen reutevoet. Hij vreest, dat aldaar
de ,,hooge politiek” de gezonde economie geen kans
meer geeft.
Hoe is nu de toestand in ons land? Bestaat aldaar
hetzelfde gevaar? Hier zijn de leidende financiers
meestal minder spraakzaam dan hun collega’s in het buitenland. Bovendien hebben andere vraagstukken
dan de financieele na de devaluatie meer dan vol-
doende de algemeene aandacht getrokken.
De lange periode van depressie met haar gebrek
aan vertrouwen en psychische gevolgen heeft plaats
gemaakt voor tijden van oploopende prijzen, meer
werk, zoowel voor werkgever als werknemer, stijgende
aandeelenkoersen, en eveneens rijzende obligatieno-
teeringen. De overheid is in staat een groot deel harer
schulden te converteeren op lagere basis en eveneens
te consolideeren, er is wederopleving van het hypo-
theekwezen en van de onroerende goederenmarkten,
en als gevolg van dit alles een lage rentevoet. Ver-moedelijk is deze lage rente te wijten aan dezelfde
oorzaken als de rentedaling, welke zich eenige jaren
eerder in Engeland heeft voltrokken, waarbij nog
komt de terugkeer van gevluchte kapitalen.
Al zijn al deze oorzaken natuurlijke, toch kan men
niet geheel spreken van een geheele vrije vorming
door de werking van vraag en aanbod. De groote in-
vloed, welke de Regeering daarop uitoefent door haar
eigen fondsen maakt dit niet geheel mogelijk. Hoe is nu de toestand, begin Maart 1937? De ren-
tevoet van overheidsleeningen was in een vrij snel
tempo gedaald tot ongeveer 334 pOt. De laatste con-
versieleeningen zijn bijna allen mislukt. Tweeërlei
factoren werkten hiertoe mede. Eerstens de aankon-
diging van de groote Engelsche bewapeningsleenin-
gen en ten tweede een toenemende tegenzin van den
belegger zijn inkomen steeds te zien verminderen,

216

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

17 Maart 1937

van de huurophrengsten, zich geen verandering ten
goede heeft voorgedaan en. de tendens van huurver-
laging, welke v66r het loslaten van den gouden stan-
daard zeer sterk ook tot de publieke tneening sprak
– doch welke toen dreigde vast te loopen op de
groote inelastische vaste kosten aan de exploitatie
van het onroerend goed verbonden – ook thans nog,
zij het op minder in het oog vallende wijze, aanw’ezig
is. Het loslaten van den Gulden heeft aan den offi-
cieel van overheidswege aangeheven leuze van huur-
verlaging voorloopig een einde gemaakt en zulks is
o.i. psychologisch een gunstige omstandigheid. Ver-
wacht mag thans worden, dat vraag en aanbod op
de woningmarkt weer een meer normale rol zullen
gaan spelen. Een stijging van het huurpeil achten
wij niet waarschijnlijk; integendeel meenen wij, dat
over het geheel een verdere huurdaling moet worden
tegetnoet gezien. De factoren, welke hiertoe leiden,
zijn o.i.:
bet practisch stabiel blijven van het veel te groo-
te w’onmgoverschot op de woningmarkt;
de, naar onze meening tijdelijk, beteekenende
toeneming van den aanbouw van nieuwe woningen.
Vooral dit laatste verschijnsel is daarom merk-
vaardig en bevreemdend, omdat het loslaten van den
Gulden voor de bouwnijverheid heeft gevoerd tot een
aanzienlijke verhooging van den kostprijs van den
nieuw’houw. Met reden mocht worden verwacht dat
mi 26 September 1936 de, voor dien datum reeds
aanmerkelijk ingeperkte, particuliere bouwnijverheid
nog meer zou inschrompelen. In feite moet thans
een sprongsgew’ijze uitbreiding worden geconstateerd
en de oorzaken hiervan moeten worden gezocht in:
het feit, dat verschillende gemeenten haar gron-
den thans uitgeven tegen prijzen, welke 10 20 pOt.
lager liggen dan voorheen;
de door de landsoverheid gevoerde financieele
politiek, welke voor zoover betrekking hebbend op het rentetype van door de overheid uitgegeven lée-
ningen, de groote particuliere geldschieters als bijv.
de levensverzekeringmaatschappijen uit de papieren
beleggingen hebben doen vluchten en die thans over-
gaan tot het beleggen van gelden in neuwgebouwde
onroerende ‘goederen.

Al hoewel dit verschijnsel wellicht van tijdelijken aard is, dreigt op deze wijze het uitzonderlijk hooge
woningoverschot op korten termijn nog met een aan-
zienlijk aantal uitgebreid te worden, en het resultaat
hiervan kan naar onze meening in de toekomst moei-
lijk anders dan een verdere druk op het huurpeil
beteekenen.
Indien hier dan nog bijkomt dat van overheidswege
bij verschillende ge’egenheden is betoogd dat,. naast
de devaluatie, de aanpassing zal moeten voortgaan,
is de vrees o.i. niet ongerechtvaardigd, dat de indi-
recte hemoeiingen der overheid met het huurpeil zich
in de toekomst zullen kunnen demonstreeren door
een mogelijke afschaffing van het restant van den
indertijd tot overgangsbijlage gepromoveerden huur-
bijslag. Het gevaar is zeker niet denkbeeldig, dat in
dit verband getracht kan worden een drang naar
loonsverhooging, als gevolg van stijging van de kos-
ten van levensonderhoud, door verdere huurverlaging
op te vangen. Zoolang niet duidelijk is gesteld, dat deze overgangsbijlage een blijvend karakter krijgt,
moet met deze mogelijkheid o.i. rekening worden
gehouden.
Waar voorts de overheid er tamelijk wel in is ge-
slaagd de rente
OP
haar leeningen tot een lager peil
terug te brengen, is hierdoor tevens de mogelijkheid
geschapen dlat van overheidswege, zooals reeds in
het verleden is geschied,
OP
indirecte wijze een ver-
dere di’uk op het huirpeil van particuliere wonin-
toe in aanmerking komende factoren nader he- gen kan worden teweeggebracht. Zulks kan geschie-
schouwen. den door aan woningbouwvereengingen en met over-
T
iLlll
)eer
wij ons dan hierbij allereerst bepalen tot heidssteun gebouwde woningen een nog lager rente-
die factoren, welke direct verband houden met de type dan het thans geldende in rekening te brengen.
exploitatie dlan blijkt dat, wat betreft de grootte Alles bijeengenomen komt het ons dan ook voor,

met cle groote mate van waarschijnlijkheid daarop ka-
pitaalsverliezen te moeten lijden, zonder een enkele
winstkans. Weinig beleggers kun n.en. zich de weelcie
veroorloven hunne gelden onhelegd te laten en zoo
gaan veel obligatiehouders ertoe over deze in aan-
deden, om te zetten.
01)
zichzelf valt dit verschijnsel
na de lange jaren van depressie niet te betreuren.
Toen was het een zelden voorkomend verschijnsel,
dat gelden gebruikt werden om in de aancleelenmarkt
te gaan of om de zaken uit te breiden. De overheids-
maatregelen droegen dikwerf het hare ertoe bij
0fl)

den belegger af te schrikken, zoodat deze zucht tot
zeifhehoud van den belegger in de. afgeloopen jaren
de crisis ernstig verscherpte. Ook het bankwezen had
in deze jaren van prijsdalencle aanpassing de dure
plicht groote terughoudendheid te betoonen. Een
reactie daarop was ook noodzakelijk. De crisis heeft
in ons land dan ook langer geduurd dan in enkele
naburige rijken
Al is dus de reactie
01)
den bestaanden wantoestancl
niet te betrew.en, toch is het wel n.00clig zich af te
vragen of de toestand zich :niet in de omgekeerde
richting dreigt te bewegen. Zooals in de natuur
zomer en winter zich afwisselen, zoo hebben in het
monomische leven steeds de tijdperken van groote bedrijvigheid plaats moeten maken voor tijden van
crisis en afbraak. Ondanks alle pogingen daartoe zijn wij nog zeer ver verwijderd van een steeds gelijkma-
tige conjunctuur, zoo deze al gewenscht mocht zijn.
Als onnoodig, ongewenscht en zelfs gevaarlijk moet
echter alles beschouwd worden, wat hetzij in crisis-
tijden verscherpend werkt, anderzijds in tijden van
conjunctuu roplevi ng, deze hooger opzweept en daar-
door den komenden terugslag zooveel ernstiger maakt.

In dit licht bezien dreigen in het snelle tempo,
waarin de rentevoet de laatste maanden gedaald is,
wei degelijk gevaren. De groote omvang waarmede
gelden naar de aandeelenmarkt zijn overgegaan kan
niet steeds eet) rechtvaardiging vinden in een steeds
verbeterende rentabiliteit. Eens zullen cle winsten wei
weder verminderen en groote teleurstellingen zu liet) niet uitblijven.

Deze gevaren worden getemperd door natuurlijke
oorzaken. Houdt de belegger in zijn terugitouding vol
dan zullen vanzelfsprekend de geldnemers een hoo-
geren ren tevoet moeten toestaan. 1

let is echter ook mo-
gelijk en waarschijnlijk, dat, zij het ook in een lang-
zamer tempo, de overheid in staat is een lageren ren-
tevoet door te zetten.

De ernstige vraag dringt zich echter op, of in
plaats de dalende rentevoet met welgevallen gade te
slaan, het niet veel meer gewenscht is het proces van
een lichte verhooging te bevorderen. De huidige geld-
politiek van België, een groote leerting te plaatsen
voor ver toekomstige doeleinden, kan zeer zeker mede-
werken tot temperen der conj unctuurgolven.
Een nationale geldpolitiek, onafhankelijk van het
buitenland, zal ons land nimmer kunnen voeren. Ook
wij zuilen de terugslag voelen van wat in Engehtnd
gebeurt onder den schaduw van de ,,hooge politiek”.
Maar toch kan er m.i niet genoeg op worden aan-
gedrongen, dat in ons land alles nagelaten wordt, wat
den rentevoet naar beneden drukt en moet voor het
oogenhli k eet) h oogere rentevoet gewensch t worden.
F. W. L.
DE BdAuFoRT.

DE HUIZENMARKT NA DE DEVALUATIE.

Voor zoover het mogelijk is in dit stadium na te
gaan of, en in hoeverre, het loslaten van den Gulden
op
26
September van het vorig jaar tot wijzigingen
in cle verhoudingen op de markt der onroerende goe-
deren heef t o-evoerd willen wij de verschillende daar-

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

217

dat voor de toekomst de verhoudingen op de markt
vaardeda1iugan het onroerend goed als gevolg

an der

onroerende

goederen,

wat

het

aanbod

betreft,
de gevoerde

deflatie-politiek,

in

vele

gevallen niet
zullen moeten voeien tot een verdere huurverlaging.
meer gedekt waren. In den zomer van 1936 kwam het

*

*
veelvuldig voor dat tot executie der onderpanden niet
*
werd overgegaan omdat de prijzen, welke hiervoor
T
a
t de exploitatie-uitgaven betreft willen wij ons waren te maken, de hypotheken niet dekten. In der-
bezighouden met

de

drie groote rubrieken t.w.

de
gelijke gevallen üamen de hypotheekbanken dan, het-
overheidsiasten, retite en aflossing en onderhoud.
zij de onderpanden zelf in, hetzij genoegen met huur-
Inzake de overheidsiasten moet worden geconsta-
cessies, met behulp waarvan de banken cle eploita-
teerd dat hier, sinds

September, geen enkele wijzi-
tie zelf voerden of rechtstreeks hierop toezicht uit-
ging

ten goede

is

ingetreden.

Noch

grond-

noch oefenden,

en uit

de

opbrengsten waarvan

zij

zich
straatbelasting,

noch

kosten

van

waterleveriiig

zijn
zooveel mogelijk voldeden.
verlaagd.
Aan het doormartelen op deze wijze zal naai: onze
,,Rente

en

aflossing”,

dit

belangrijkste

gedeelte
meening voorloopig wei geen einde komen,

indien
der

exploitatielasteij,

heeft

eveneens

sinds

dien

da-
de hypotheekbanken niet besluiten tot het onmiddel-
tuin

practisch nog gmn

vermindering te zien ge-
lijk doorgeven van de renteverlaging hunner pand-
geven.

Eerst

sinds

eenige

weken

is,

op

ruimere
brieven aan hun dehiteuren, los van de. hoegrootheid
schaal, door het gros der hypotheekbanken het voor-
der marge tusschen de mornenteele waarde. van het
beeld gevolgd van de Nederlandsche en de Friesch-
onroerend goed en de daarop rustende schuld. liet
G-roningsche

Hypotheekbank,

welke

beide

laatste
w’are in het belang van gezonde verhoudingen op de
hankinstellingen

reeds

geruimen

tijd geleden, dank
niarkt der onroerende goederen, en dus ook in het
zij hun financieel krachtige positie, in staat bleken
belang der hypotheekbanken zelve, indien zij

met
hun pandbrieven van 4 pOt. en hooger in lager ren-
in

achtneming van. het noodzakelijke

verschil

van
tende pandbrieven om te zetten.
Yi pOt.

aan elk hunner debiteureu uit eigen be-
7Tjj
vreezen echter, dat deze thans geschapen tech-
weging deze renteverlaging doorgaven. Waar de ex-
nische mogelijkheid

om

de

renteverlaging

aan

de
ploitatie-uitkomsten zulks mogelijk maakten, zouden
debiteuren,

cle

huizenexploitanten,

door

te

geven
de banken hieraan de voorwaarde kunnen verbinden
practisch

niet

zonder

meer zal

worden

toegepast.
dat, de op deze wijze bespaarde bedragen behoorden
Het verleden stemt in dit opzicht niet optimistisch.
te strekken tot vermindering der hoofdsom. Op deze De hypotheekbanken, die daartoe wel in staat varen,
wijze zouden de thans nog loonende exploitaties wor-
hebben slechts in enkele op zichzelf staande gevallen
den ontlast ten behoeve van een gézonde verhouding
deze renteverlaging aan hun debiteuren doorgegeven.
tusschen waarde en schuld, terwijl de met moeilijk Dit geschiedde gewoonlijk slechts daar, waarbij het
heden te kampen hebbende exploitaties meer of min-
debiteuren mogelijk was zôôveel extra af te lossen,
der aan elasticiteit zouden winnen. Wordt tot deze
dat de nieuw af te sluiten hypotheek wederom in
maatregel niet overgegaan dan vreezen wij, dat t.z.t.
normale verhouding kwam te staan tot de getaxeerde aan executies op grooten schaal niet zal kunnen wor
,

waarde van het betrokken onroerend goed. Daar ech-
den ontkomen. Wij toonden ni. reeds aan, dat voors-
ter

het

huizenexploitatie-bedrijf

reeds

jaren

in

de
hands

de

netto-exploitatiesaldi

niet

noemenswaard
knel zit en het gros der huiseigenaren hun reserves
zullen toenemen, eerder nog verder zullen inkrimpen.
reeds hebben ingeteerd en tot geen extra-aflossingen
Vermindering van hoofdsommen als gevolg van pe-
meer in staat zijn, hebben de banken hierin het mo-
riodieke

aflossingen

uit

de

exploitatie-saldi

zal
tief gevonden om de renteverlaging, zoo deze über
practisch weinig voorkomen. Daarnaast staat, dat de
haupt werd toegestaan, tot
Y4
pOt. of minder te he-
in de laatste jaren tot stand gekomen nieuwbouw in
perken. De in de afgeloopen maanden nieuw afge-
handen is gekomen van kapitaalkrachtiger beleggers,
sloten hypotheken vermochten dan ook over het alge-
welke laatsten de concurrentiemogeljjkheid met de
ineen uit dezen hoofde weinig aan rentelast te ver-
reeds sinds jaren verzwakte bezitters van oudere on-
minderen. Hierbij kwam nog dat, wegens de onmo-
roerende

goederen

gemakkelijk

kunnen

doorstaan.
gelijkheid om extra-aflossingen te doen, de periodieke
Slechts bij een grootere depreciatie van den Gulden
aflossing normaliter op 2 pOt. gehandhaafd bleef,
zal er, bij dezen geschetsten gang van zaken, aanlei- Als gevolg van een en ander moet worden vastge-
ding kunnen zijn tot de verwachting, dat normale
steld,

dat practisch de verlaging van de uitgaven-
verhoudingen tusschen waarden en schulden zullen
rubriek

,,rente

en

aflossing”,

van

weinig

of geen
worden hersteld. Thans bestaat

het

groote

gevaar
beteekenis is, zoodat de reedi plaats gehad hebbende
dat, waar de exploitatiesaldi zelve geen verruiming
cii in de toekomst

vermoedelijk

nog

noodzakelijke
te zien geven, de stijging van de waarde der onroe-
huurverlagingen, door besparing op deze rubriek niet
rende goederen uit hoofde van de prijsstijging der
zullen kunnen worden opgevangen.
materialen en de daling der heleggingsrente, tot ge-
Vat tenslotte de derde rubriek, de ouderhoudskos-
volg zal hebben, dat de banken, aan de hand van de
ten, betreft staat wel vast, dat het loslaten van den
hun in de cessie verleende bevoegdheid, geleidelijk
Gulden de prijzen van verschillende materialen, voor
tot verkoop zullen overgaan.
onderhoud van

onroerende goederen vereischt,

met
Tav. de inoeihjkheden betreffende het gebouwd
circa 20 pCt. heef t doen stijgen. Waar verder, ten-
onroerend goed op erfpachtsgrond heeft de Vereeni
gevolge van de hierboven, gesignaleerde woningover-
ging van hypotheekbankdirecteuren haar leden on-
schotten, de restauratiekosten der woningen, wegens
langs geadviseerd geen hypotheken te verstrekken op
veelvuldige verhuizing, niet zullen verminderen, moet
te bouwen onroerende goederen op nieuw uitgegeven
met een verdere stijging

van

de

onderhoudskosten
erfpachtsgronden, zoolang de canon op de vroeger
rekening worden gehouden.
uitgegeven gronden niet wordt verlaagd tot hetzelf-
Het is op deze gronden waarschijnlijk te achten,
de niveau, waarop deze nieuwe gronden thans ter
dat de marge tusschen huurontvangst en noodzake-
beschikking” voor woningbouwdoeleinden worden ge-
lijke exploitatie-uitgaven nog verder zal worden ver-
steld.
smald;

o.i.

ziet uit dezemi hoofde de toekomst voor
De vereeniging gaat hierbij blijkbaar uit van de
het

huizenexploitatie-becirjf

er

nog

somber

ge-
gedachte, .dat ‘de tot stand gekomen, nieuwbouw op
iioeg uit. den. nieuw uitgegeven, g’oedkooperen, erfpachtsgrond
Wij willen thans nog even nagaan of er sinds Sep-
tot gevolg zal hebben een

verdere druk, op de eer-
tember een wijziging ten gunste ,is gekomen tusschen
tijds verstrekte hypotheken op onroerend goed belast
de waarde der onroerende goederen en de daarop rus-
met den ouden hoogeren canon. Slechts indien deze
tende schulden. Vi6r September was langzamerhand
verlaagd wordt, waarmede de concurrentievea-houdin-
algemeen, bekend geworden dat de, in een vroegere
ger tusscuen de nieuw te bouwen woningen in dit
periode,

aangegane

schuldverplichtingen,

door

de
opzicht zouden geljkbljven met de oudere woningen,

218

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1937

zou zij nieuw geld voor woningbouw beschikbaar wil-

len stellen.
Waar het vaststaat dat de rente, waartegen ook de
gemeentelijke overheid thans kan leenen, aanmerke-
lijk lager is dan voorheen, mag worden aangenomen
dat ook de leeningen, welke indertijd zijn aangegaan
t.b.v. de financiering van het gemeentelijk grondbe-
drijf, van deze renteverlaging hebben geprofiteerd.

Het
schijnt
billijk, dat de erfpachters van voorheen,

die thans onder zoo groote exploitatie-moeilijkheden gebukt gaan, een verlaging van den canon wordt toe-
gestaan teneinde daardoor tot verlichting van de
zwaar drukkende exploitatie-uitgaven te geraken.
Toch achten wij het aanbevolen middel niet juist,

omdat:
door een dergelijke maatregel weliswaar de

hoofdsommen der hypothecaire vorderingen op oud,
op vroegeren erfpachtsgrond gebouwd onroerend goed
veiliger worden gesteld; daarnaast echter en mede
daardoor de dekking der hypotheken verstrekt op
oud onroerend goed op eigen grond nog verder zal

worden uitgehold;
de oorspronkelijke tegen-contractant van het

gemeentebestuur in verschillende gevallen van deze
regeling, welke toch eigenlijk slechts voor deze wordt
bedoeld, niet zal profiteeren;
het ons foutief en tevens gevaarlijk lijkt om de
grootte van den canon vast te koppelen aan de hoog-
te van de rente, welke de overheid voor door geleen-

de gelden heeft te betalen.
Een toelichting op ons eerste bezwaar lijkt ons
niet noodig; het spreekt voor zich.
Wat betreft het tweede punt meenen wij, dat in
de verschillende, door ons hierboven vermelde geval-len, de sociale rechtvaardigheid door dezen maatregel
in het gedrang zou komen. Den toevalligen eigenaar
van op ouden erfpachtsgrond gebouwde goederen zou
hierdoor een toevallig voordeel in den schoot vallen,
dat aan een vorigen eigenaar, die dit onroerend goed
intusschen wellicht op zeer onguustige voorwaarden
heeft moeten verkoopen, behoorde toe te komen. Eer-
der komt hiervoor o.i. de volksgemeenschap zelve in

aanmerking.
Wat tenslotte ons derde bezwaar betreft willen wij
vaststellen, dat het koppelen van den canon aan de rente voor de toekomst ernstige moeilijkheden kan
opleveren. Eenmaal het beginsel van de glijdende schaal aanvaardend, ligt hierin opgesloten de ver-
plichting om in de toekomst, bij een gestegen rente-
voet, een verhooging van den canon te aanvaarden.
Indien dan de daardoor noodzakelijke huurstijging
uitblijft of niet plaats heeft in evenredigheid met
den verhoogden canon, moeten hieruit voor de toe-
komst ernstige moeilijkheden met betrekking tot de
exploitatie van het gebouwd onroerend goed op erf-pachtsgrond voortvloeien, lIet is verder evident, dat
de verkoopmogelijkheden van dergelijke op erfpachts-
gronden gebouwde onroerende goederen, door het
hierop uit dezen hoofde rustende servituut, zullen worden ingeperkt, hetgeen o.i. niet kan zijn in het
belang van de eigenaren.
Wil de Vereeniging van ilypotheekbankdirecteuren
medewerken aan de saneering van het gebouwd on-
roerend goed, dan behoort zij o.i., ongeacht de hoogte
van den canon of ongeacht de prijs, waarvoor de over-
heid haar grond wenscht te verkoopen, in geen geval
hypotheekgelden ter beschikking voor den aanbouw
van nieuwe woningen te stellen, zoolang het woning-
overschot zoo ahnormaal groot is als thans het geval

blijkt.
Alleen op deze wijze zal men er o.i. in slagen langs
geleidelijken w’eg tot saneering van het bedrijf zelve,
uit factoren van dit bedrijf, te geraken. De katalysa-
tor daartoe kan deze Vereeniging zich verschaffen
door haar leden met klem te adviseeren en te door-
dringen van de noodzakelijkheid om de lage pand-
briefrente door te geven onverwijid en onverplicht

aan al haar debiteuren.
A. W.
IIERMsE.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

ZWEDEN WIL GEEN INFLATIE.

Dr. E. H. Regensburger te Stockholm schrijft ons:
De sedert vier jaren in Zweden gevoerde politiek
van goedkoop geld, waarvan de beteekenis voor het
overwinnen van de depressie niet mag worden onder-schat, begon in den laatsten tijd in steeds toenemende
mate haar schaduwzijde te vertoonen. Het gevaar voor

een inflatorische ontwikkeling wordt steeds duidelij-
ker, en daar de circulatiebank t.a.v. den heerschen-
den geldovervloed haar heerschappij over de markt
geheel heeft verloren, was een snel ingrijpen van den
kant van de Rijksbank en van de Regeering samen
vereischt. Nadat de Regeering, ten minste voor den
eersten tijd, het door de thans leidende Zweedsehe
economen en een deel van het bedrijfsleven verlang-
den middel tot voorkoming van een ontaarding van
de hoogconjunctuur in een boom door opvoering van
de buitenlandsche waarde van de Kroon van de hand
heeft gewezen, moet thans het andere alternatief wor-
den gekozen; t.w. een inkrimping van den omloop van
geld en crediet door kunstmatige maatregelen met
handhaving van de huidige muntpariteit ten opzichte
van het Pond. Van het door de conjunctuurpolitiek
gewenschte staken van openbare werken is daarbij,
ondanks de hoogconjunctuur, geen sprake. Ook de ter
voorkoming van verdere prijsstijgingen ongetwijfeld
zeer effectieve verlaging van de hooge invoerrechten
op landbouwproducten kan om redenen van binnen-
landsche politiek niet tot stand komen, ten hoogste
schijnt een niet zeer ver werkende reductie van eenige
industrieele invoerrechten (bijv. voor ijzer) mogelijk.
Zooals in een voorstel van de Rijksbank aan de
Regeering wordt uiteengezet, beschikt de circulatie-
bank over drie maatregelen om invloed uit te oefenen
op de geidmarkt in restrictieven zin. Ten eerste kan
zij van haar recht tot betaling van rente op de bij

haar uitstaande deposito’s gebruik maken, ten tweede
kan de markt door den verkoop van staatsobligaties
worden ingekrompen en ten derde kunnen de parti-
culiere banken door een wijziging van de bankwet
worden genoodzaakt bepaalde verplichte deposito’s bij
de Rijkshank aan te houden. Den eersten weg kan de
Rijksbank op elk tijdstip inslaan, waarmede zij ook wel niet zal dralen, teneinde de beide andere maat-
regelen te ondersteunen. Om deze beide andere mo-
gelijkheden, welke geheel analoog zijn aan het kme-
rikaansche voorbeeld, te kunnen toepassen, stelt de Rijksbank thans de noodige wettelijke maatregelen
voor, welke binnenkort bij de uiteenzetting van de
geheele muntpolitiek bij den Rijksdag zullen worden
ingediend.
Het voorstel van de Rijksbank voorziet in een wij-
ziging van § 49 van de bankwet van 22 Juni 1911 in
dier voege, dat, indien zulks noodzakelijk mocht blij-
ken, de particuliere banken kunnen worden verplicht,
25 pCt. van haar dagelijks opeischbare deposito’s
en van haar met ten hoogste een maand opzeg-
bare deposito’s door middel van kasmiddelen en
girotegoed bij de circulatiehank te dekken, waar-
bij voorloopig % van deze reserves bij de Rijks-
bank moet worden gehouden. Volgens de balansen van
einde Januari bedroegen de aan deze nieuwe reserve-
voorschriften te onderwerpen verplichtingen van
28 Zweedsche banken Kr. 1.530 mill. (met uitzonde-
ring van haar spaardeposito’s, ten bedrage van Kr.
708 miii., welke echter ook tot een bedrag van
Kr. 1000 per maand op eik moment kunnen worden
teruggetrokken). Hiervan zouden dus 25 pOt. of Kr.
383 mill. als verplichte reserve worden aangehouden, en
wel in den vorm van kasmiddelen; in den eersten tijd
zou hiervan % (een percentage, dat echter elk oogen-
blik kan worden gewijzigd) of Kr. 287 mill. bij de Rijks-
bank berusten. De banken hezaten einde Januari
Kr. 79 mill. aan kasmiddelen alsmede Kr. 468 mill.
aan deposito’s op de Rijksbank-girorekening, zoodat
de in totaal vereischte 25 pOt. met Kr. 165 miii. werd

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

219

overtroffen en op het verplichte girotegoed bij cle crculatiebank een bedrag van Kr. 181 miii. te veel
dekking was. 1-Jet scheen hierdoor, alsof het voor-
schrift van de verplichte reserves bij den huidigen
geldovervloed in het geheel geen beteekenis zou
hebben.
Dit is echter niet het. geval, want bij nadere be-
schouwing bhjkt, dat als gevolg van de vèrgaande con-
centratie van de bankzaken slechts de vier grootste
banken na voldoening aan de voorgestelde eischen nog
,,overschot-reserves” bezitten, en wel van in totaal
Kr.
212
miii., resp. op girorekening Kr. 232 miii.,
waarvan alleen Kr. 130 miii. resp. Kr. 140 miii. voor
rekening van de Skandinaviska Kredit A.B. komt.
Hieruit blijkt, dat de overige 24 in de provincie ge-
vestigde bankinstellingen in totaal Kr. 47 miii. voor
de aanzuivering van haar verplichte reserves en zelfs
Kr. 51 mill. voor de aanzuivering van haar dekking
bij de Rijksbank noodig zouden hebben. Om dit tekort
te dekken, moeten deze kleinere banken hetzij haar
tegoed bij de groote banken, waarvan zij tot dusverre
rente maakten, op de rentelooze girorekening bij de
Rijkshank overbrengen, of obligaties of andere activa
verkoopen of beleenen, of ook haar credieten in-
krimpen.
In geval zij ingebreke blijven met de noodzake-
lijke verplichte reserves, moeten zij zelfs een boete-
rente, die maximaal 1 pOt. hooger is dan het dis-conto van de Rijkshank, betalen, d.w.z. thans ten
hoogste 3 pOt. De directe gevolgen van een in
werking stellen van de voorgestelde bepalingen, welke
vooreerst tot 28 Februari 1938 zuilen duren, bestaan
dus uit een belangrijken achteruitgang van de positie
en van de winstmoge]ijkheden van de talrijke kleine
banken, waartegenover de positie van de groote ban-ken onder de huidige omstandigheden eerder gunsti-
ger wordt. Daar bovendien de spaarbanken en de
agrarische eredietinsteilingen niet aan de nieuwe ver-
plichtingen worden onderworpen, zou een bepaald
gedeelte van de zaken van de provinciale banken
daarheen vloeien en daardoor in dezen omvang de
gewenschte credietrestrictie denkbeeldig maken.
Ditzelfde bezwaar geldt ook voor de bij de banken ge-
storte spaargelden, waarvan de beperkingen tot uitbe-
taling bij een voortduren van den geldovervloed slechts
theoretische beteeketiis hebben. Voor zoover de res-
trictie of haar psychologische gevolgen zich echter
doen gelden, zullen in de eerste plaats de kleine
credietnemers en inzonderheid het zeer gevoelige
bouwbedrijf worden getroffen (welke reeds onder de
groote hausse van de ijzer- en houtprijzen lijdt), ter-
wijl de grootindustrie zeer liquide is en deposito’s
van honderden miilioenen bij de groote banken ter
beschikking heeft.

Teneinde de Rijksbank in staat te stellen de open-
markt transacties weder ter hand te nemen met het
doel de binnenkomende goud- en deviezenbedragen te
steriiiseeren, om haar credietexpansieve gevolgen te
neutraliseeren en tegelijkertijd de geldmarkt minder
hquide te maken, wil men de statuten van den Dienst
van de Rijksschulclen wijzigen. Want doordat de

circuiatiehank geen noemenswaardige posten staats-
ohhgaties bezit, moet zij zich deze eerst bij den
Dienst van de Rijksschulden verschaffen. Deze heeft
echter geen behoefte aan geld. Men is het der-
haive eens geworden omtrent de nieuwe constructie,
dat de Rijksschuldendienst aan de circulatiebank
schatkistwissels of leeningen met een iooptijd van
meer dan een jaar afstaat, welke de Bank op de markt
of aan bepaalde kringen kan verkoopen, en waarvan
de opbrengst gedurende den looptijd van de obligaties
op een Sperrrekening hij de Rijkshank wordt gestort. De
• Rijksbank geeft aan de papieren teikenmale de samen-
stelling overeenkomstig den toestand van de markt
of overeenkomstig de vermoedelijke groepen van koo-
pers. Ook de rente hiervan moet door de Rijksbank
worden opgebracht. Voor zoover dit echter door haar
verminderde winsten niet mogelijk is, zuiien daar

voor tenslotte toch het Rijk, resp. de belastingbetalers
moeten opkomen. Een maximum bedrag voor de uit-
gifte van dit schatkistpapier is niet vastgesteld. De
Rijksschuldendienst wil voorloopig slechts toestem-
ming geven tot 31 Mei 1937; verwacht wordt echter,
dat het dezen termijn dan eveneens tot einde Februari
1938 zal verlengen.

De beide bovengeschetste maatregelen, welke in
den vorm van een volmacht voor de Rijkshank en de
Regeering zullen worden opgesteId, waarvan echter in geval van aanneming door den Rijksdag vermoe-
delijk zeer spoedig gebruik zal worden gemaakt, zijn
een belangwekkende poging, om langs administratie-
ven weg de muntpolitiek van Zweden, zooais deze tot
dusverre werd gevoerd, te kunnen handhaven. De
meeningen hieromtrent, of dit experiment zal siagen en of niet de zekere nadeelen grooter zullen zijn dan
mogelijke voordeelen, zijn zeer verdeeld. Terwijl Re-
geering en Rijksbank het natuurlijk vol vertrouwen
beoordeelen, achten de leidende Zweedsche oeconomen
en de toonaangevende bankiers deze politiek verkeerd,
zoo niet direct schadelijk. Daarenboven bestaat het
gevaar, dat het muntvraagstuk door de eigenaardige
constructie van deze maatregelen tot een prQbleem
van binnenlandsche politiek zal worden gemaakt,
waardoor wellicht ook de tot dusverre handig ver-
meden tegenstelling tusscheu de beide regeeringspar-
tijen, de sociaal-deinocratén en de agrarische kringen,
tot uiting zal komen.
De tegenstanders van het voorgestelde plan leg-
gen er vooral den nadruk op, dat door deze kunst-
matige maatregelen de fundarnenteele nadeelen van
de te hooge waardeering van de Kroon t.o.v. het Pond
niet worden weggenomen en de toevloed van deviezen
derhalve, alhoewel vertraagd, zal aanhouden. Het is
echter niet mogelijk voor de sterilisatie van deze be-
dragen maar steeds schatkistpapier af te geven en
voor de rente daarvan belastingmiddelen te gebrui-
ken. Dit te minder, daar Zweden op deze wijze de
opbrengst voor zijn waardevolle exportartikelen ren-
teloos hij de Rijkshank zou opsluiten en gevaar zou
loopen, dat deze deviezen ingeval van een verdere
daling van het Pond in waarde zoude verminderen, of
hij een voortduren van de
prijsstijging
op de wereld-

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000
kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
7-13
Mrt.
Sedert
Overeenk.
7-13 Mrt. Sedert
Overeenk.
1937
1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936

33.480
265.951 227.776
2.466 9.166
4.361
275.117 232.137
13.162 72.714
48.290

647
400
73.361
48.690
Tarwe

……………..
Rogge

………………
Boekweit
………………..

2.036
3.511


100
2.036
3.611
MaIs ……………….
27.90 5
266.277
182.532
2.969
41.513
36.702
307.790
219.234
14.905
102.403
61.415

4.354 5.535
106.757
66.950
11.369
41.971
10.667

2.180
20
44.151
10.687
2.850
29.861
38.704
4.646
51.268 60.998 81.129
99.702

Gerst

……………..
Haver

……………..

1.880
11.365
19.037


175
11.365
19.212
Lijnzaad

……………
Lijnkoek ……………
..
7.227
4.986
115
1.340
891
8.567 5.877
Tarwemeel

………….842
&ndere meelsoorten
1.840
10.408
6.447
400
1.086 556
11.494
7.013

220

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1.7 Maart 1937

markt daarvoor later minder goederen zouden kun-
nen worden geköcht.. Door. het invoeren van ver-
plichte reserves vreest men groote verschuivingen in
het credietwe.zen en eeii ongunstigen invloed op de
markt voor staatsfondsen. Men kan evenmin ont-
kennen, dat de nieuwe politiek, indien zij zal slagen,
een aantrekken van de rentetarieven en een rem op
de conjunctureele ontwikkeling rai medebrengen.
Door het duurder worden van de rente wordt ook de
prikkel voor cie buitenlandsche speëulatie h la hausse
in Zweedsche Kronen nog versterkt, zoodat in dit ge-
val de circulatiehank er wei niet voor zal terugdein-
zen het aannemen van bepaalde buitehiandsche valuta
te beperken. Hierdoor zou het oude feit, dat eik over-
heidsingrijpen in het bedrijfsleven een volgend ingri.j-
pen medebrengt, weder bewezen worden.
Tegenover deze meeningen legt de Regeering er
den nadruk op, dat, nadat men eenmaal tot hand-
having van de Po.nd-pariteit heeft besloten, een an-
dere uitweg niet meer mogelijk is. Er di&nt rekening
mede te worden gehouden, dat reeds een groot ge-
deelte van de toekomstige deviezen van tevoren door
de exporteurs aan de Rijkshank werd verkocht, zoo-dat met een groote daling van het deviezenaanhod in
de naaste toekomst moet worden gerekend. Voorts
mag men verwachten, dat als gevolg van de hoog-
conjunctuur de invoer zal stijgen, terwijl een vergroo-
ting van den uitvoer naar hoeveelheid hij cle rac-
tisch geheele benutting van de industrieele capaciteit
niet meer mogelijk is, zoodat ook hierdoor het over-
aanbod aan deviezen rai verminderen. Het vastieg-
gen van de deviezen heteekent natuurlijk een bepaald
risico, dat men echter in het belang van het hand-
haven van de valuta op haar huidig niveau moet aan-
vaarden, evenals het betalen van de rentehedragen
voor de bovengeschetste doeleinden.
Ondanks alles blijkt echter, dat ook door deze ver-
klaringen de vele vraagteekens achter de nicuwe
Zweedsche conj unctuurpol itiek niet kunnen worden
weggenomen. Een verstijving van cie geidmarkt is
evenei mogelijk. Of en in hoeverre echter prijsstij-gingen kunnen worden voorkomen, zal in de eerste
plaats afhangen van de monetaire politiek van Enge-
land. Ook de Regeering moet er zich van hewust zijn,
dat het kleine Zweden geen geïsoleerde politiek kan
voeren. Uit de vroegere uitlatingen van den Minister
van Financiën mag men echter afleiden., dat de Re-
geering, indien het huidige experiment zal misluk-
ken, ondanks alle bezwaren er niet voor zal terug-schrikken, als laatste middel de Zweedsche Kroon
van het Pond los te maken.

INGEZONDEN STUKKEN.

ECONOMISCHE WET OF TOEVAL?
1)

Afziende van liet irrelevante citaat uit Prof. Mit-
chell’s werk, zou ik ten aanzien van het zakelijke deel
van het betoog van den heer
.
Reitsma de volgende
opmerkingen willen maken.
Wat betreft het door den heer Reitsma betviste be-staan van een phaseverschuiving wil ik eenige feiten
ter staving van mijn bewering aanhalen uit: ,,Het
Economisch Getij” door S. de Wolff.
De heer De Wolff constateert op pagina 160 van
genoemd werk een phaseverschuiving van ca. drie jaar van den gemiddelden koers van 5 industrieele
fondsen ten opzichte van de conjunctuur. Op pagina
163 wordt voor het aantal geplaatste obligaties van.
Duitsche hypotheekbanken een phaseverschuiving van
2 jaar geconstateerd, op pagina 164 van ruim één jaar
voor de afgeleverde hoeveelheid ,,Formeisen”, op
pagina 168 voor het percentage der werkloozen in
Duitschland van ruim,één jaar, terwijl de opbrengst-
daling der Duitsche spoorwegen eerst inzet in No-
vember-December 1913 en dus tegelijk met het be-
gin van de crisis optreed.

t)
Naar aanleiding van het ingezonden stuk van dan
herr Ir. J.
Al. T.
Reitsnia (Zie E.-S.B. van
3
Maart pag.
175).

Al deze economische gegevens vertoonen dus een
grootere of kleinere phaseverschuiving ten opzichte
van het spoorwegvervoer. Ook de werkloosheid ont-
komt daar niet aan. Het inkomen der bevolking moet
dus een phaseverschuiving van de grootte-orde van
rond een jaar v6ér het spoorwegvervoer vertoonen..
Ten overvloede zij hier nog het volgende aange-haalci uit Prof. Goudriaan’s inaugureele rede (,,De
oorzaken der werkloosheid en de middelen ter he-
stiijding”, pagina 17): ,,Wanneer er, door welke oor-
(Zie vervolg pag. 222.)

STATISTIEKEN.

Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdan. op
1 Maart
1937
voor
tetegrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
Bank-
disconto

Europa.
0
/0
Londen *)
£

8.924
2
100 Mark
59.26e
73.45
4
100 Franc

8.35
4
Brussel
*)
100
Belga
24.90
6

30.834
2
100 Franc
6.228
7.71
Zürich) ……….
100

,,

41.70
14
100 Kronen

6.38
3

Berlijn

)…………
Parijs
*) ………….

100 Schilling
35.01
34.224
34


..

100 Pengö
43.51
36.50
4

Praag …………..

100 Lei
1.488 1.374
44

Weenen

)
………..
Boedapest

……….

100 Leva
1,797
2.25
6
Boekarest

……….
Sofia

…………..
Belgrado ……….
100 Dinar

4.25
5
Istanbul ………..
Turkscb
£
..100 Drachme

1.454

1.65
6

Luxemburg

………

Athene

…………
h[ilaan

…………
100 Lira

9.65
44
Madrid
5)
100 Peseta
48.-

5
Escudo

0.084
44
Kopenhagen
)
100 Kronen

..


39.85
4
Oslo

) …………
100.,,

44.85
4
100

,,
.-
46.024
’24
100 IJsI. Kr.

40.35
100 Zioty

..

27.90
9

34.75
5

Lissabon ………..

Stockholm
)
……..

Kovno (Litauen)

..

100 Lita
24.88
31.25
54

Reickjavick

……..
Warschau

……….

Riga
(Letland)

100 Lat
48.- 36.-
5-54 Tallinii (Estland)
100 list]. Kr.

50.-
44
100 Finninrk.

3.95
4
Tjerwonets

33.50
Elelsingfors

……..
Moskou

………..
(100
Boebel)
Danzig

………..
100 Gulden
27.90
9

34.70
5
.A merika.
New.York
)
$
1.46°
].823;,
14
Canad.
$

1.821
24
Mex. Dollar

0.494
Buenos Aires ……
Peso (papier)

0.554
La Paz (Bolivia)
8)

Boliviano


Rio de Janeiro
Milreis (Pap.)

0.114
34
Peso (papier)

..

0.15
0.07
0)

Montreal

………
Mexico

………..

Bogota (Coiumbia)
8)

Peso

1.044
Valparaiso ………

Quito (Ecuador)
Sucre

0.174
Sol

0.464
Montevideo (Urug.)
Peso

1.004
Lima (Peru)

…….

Caracas (Venezuela)
Bolivar

0.464 Gulden

1.004
San

José (C. Rica)
(Jolon


Quetzal

1.82

Paramaribo

…….

Willemstad (Curaç.)
Gulden

1.004
Managua (Nicar.)
8)

Cordoba


San Salvador
3)
….

Coloti

0.734 Azië.
Calcutta ………..
Rupee

0.674
3
Batavia

………..
Gulden 1.0.

1.004
3
Yen

0.524
3.281
Dollar

0.554
Shanghai

……..
Dollar

0.544

()uatemala ……….

Straits DolI.
1.41
1.05
Phil. Peso

0.91
Teheran
4
)(Perzi6)
Pahiavi

11.20

Kobe

………….

Baht

0.824

Hongkong ………

Afrika.

Singapore

………

Kaapstad
£

.


8.914
34

Manilla

………..

Bangkok ………..

A.lexandrië ……..
Egypt.
£

9.16
Australië.
Melbourne, Sidney

.

en Brisbane
£

7.14
Nieuw Zeeland
£

7.194
24
1)
0ff. 0.36 vrije markt 0.09.
2)
Milreis Goud.
J)
Goudpeso.
4)
Munteenheid =
Rial (= een Kran.)
5)
Nou.

) Not, te A’dano. 0v. not, part. opg.

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

221

BANK DISCONTO’S.
Disc.Wissels.
Ned
2

3Dec. ’36
Lissabon

….
4

5Mei’36

Bk

Bel.Binn.Eff.
iVrsch.inR.C.
2

3 Dec.’36
Londen ……
230 Juni’32
2j
3 Dec.’36
Madrid ……
5

9Juli ’35,
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B.
l,7
Feb.’34
Batavia……….
3
14Jan. ’37
Oslo

…….’.
4

7Dec.’36
Belgrado

……..
5
1
Febr.
’35
Parijs

……
428 Jan.’37
Berlijn

……….
4 22Sept.’32
Praag

……
3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
415Dec.’34
Pretoria


3153fei’33
Brussel ……….
2
16
Mei
’35
Rome ……..
q
18Mei’36
Boedapest

……
4 28 Aug.’35
Stockholm

. .
2j 1 Dec. 33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
ToKio….

3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
4

2Jan.’37
Weenen ……
310Iuli’35
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau….
5
26Oct.’33
Kopenhagen……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.
125 Nov.’36

OPEN MARKT.

1937 1936
1935
1914

13
Mrt.
8113
Mrt.
1

116
Febr.
1

22127
Febr.
9114
Mrt.
11(16
Mrt.
20124
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
11
4

1/
4

11
4

11
4

1
1
18_
1
j2
°Ia
31143114
Prolong.
1 1
1
1
(3(4-2
1
2
1
I4
-3
14
Londen
Daggeld
‘IlI
1
12-1
‘/,-1
12.1
‘(,-I
21
4
.1
131
4
-2
Partic. disc.
1
(32(24
17
1n-
9
/16
1
I32-I16
‘(:o-/i
°116
116I8
41(4_3j4
Seri/in
Daggeld..

2
3
14-3
3
18
2
3
14-3
2-3
1
1
211-3’1
33/
4
_4

Maandeld
2
3
14.15
16

23(
4
-15/
14

2
3
14-
1
51
14

214.2
1
51

1

4
3.1(
4

31
4
_5(
5


Part, disc.
3 3
3
3
3
33
21(51(
2

Warenw.
. .
4_1/
4.
1
12
4_1/
4(2
4_1
4_1j
4


r’jew York
Daggeld
1)
1 1 1
1
3
14-1
1
13(
4
211
5

Partic.disc.
/s
‘Is
Is
54

13(

711e
5
I16

1)
Koers van 12Maart en daaraan vooratgaande weken tim. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D
a a
t
New Londen
Berlijn
Par
ij
s
Brussel
I3ataeia
York,)
8) 8) 8)
8)
1)

9 Maart1937
1.82%
8.92%
73.45 8.35
30.831
10u
8

10

,,

1937
1.82%
8.93%
73.45
8.35%
30.801
10014
ii

1937
1.82%
8.93%
73.50 8.37%
30.81
100
12

1937
1.83%
8.94%
73.571
8.39%
30.85
1003′
13

1937
1.83
8.94
73.571
8.40
30.831
100
15

1937
1.83
8.94%
73.60
8.40%
30.84
100
Laagste d.w
1
)
1.82%
8.91%
73.40 8.30 30.76
100%
Hoogste d.w’)
1.83%
8.95
73.70
8.41
1
4 30.871
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

ala
ZWit
_
d

serlun
Weenen
Praag
Boeka-
Miiaan
Madrid
S)
1)
rest
1)
*5)
*5)

9Maart1937
41.70

6.40



10

1937
41.71

6.38



II

,,

1937
41.70

6.37

– –
12

1937
41.75

6.371
– – –
13

1937
41.68

6.38



15

1937
41.69

6.37



Laagste d.wl)
41.65
34.35
6.321



Hoogste d.wl)l
41.77%
34.35
6.43
1.50
9.70

Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
1,3.094
48.52

Do a
Stock-
Kopen-
0

1

*
Hel- Buenos-
Mon
holm
hagen
5
)
Aires’)
(real’)

9Maart1937
46.021
3985
44.85 3.94
55
1.82%
10

,,

1937
46.05
39.87
44.90
3.95
55
1.82%
Ii

1937
46.071 39.90 44.90
3.94
55
1.82%
12

1937
46.15 39.921
44.95
3.94
55
1.83%
13

1937
46.10
39.90
44.901
3.90
55 1.83
15

1937
46.121 39.921
44.95
3.94
55
1.831
Laagste d.w1)
45.95
39.77k
44.77J,
3.92
54%
1.82%
Hoogste d.wi)
46.17k
40.- 45.-
3.98 55%
1.8314
Muutpariteit
66.671
6(j.(;71
66.671
6.266
9 5 %
2.1878
S)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
in ‘t lst.e of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
° °
Londen
(3 per £)
Parijs
(
$ P.
iOOfr.)

Berlijn
($
p. 100
Mk.)
Amsterdam
1(3
p. 100
gid.)

9 Maart

1937
4,88
12
32

4,57%
1

40,23
54,72
10

,,

1937
4,88l/
35

4,57 40,23 54,72
11

1937
4,88
13
32

4,58%
40,23
,
54,64
12

1937
4,88
17
/
52

4,59%
40,21%
54,66
13

1937
4,88
17
/
31

4,59%
40,22%
54,64
15

1937
4,88
21
/
32

4,59%
40,23
54,65

16
1
111’aart

1936
,
4,97%
,
6,64%
40,50
68.50′
llüntpariteit..
4,86
3,90% 23.81%
40%

KOERSEN TE LONDEN

Plaatsen en Landen
Noteerings-
eenheden
27
Febr.
1937
6Mrt.
1937
1

8113
Mrt.
1937
LaagsteHoogsfe
13
Mrt.
1937

Alexandrig..
Piast.
p.
97%
9’7″
97%
97%
97%
Athene

. .. .
Dr.
p.41
54734
5.47%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1110%
1110
1
/
s

1/10%
1110%
Budapest
1)..
Pen.
p. £
27
97
26 28
.
27
BuenosAires
p. peso p.X
16.25
16.22 16.15
16.30
16.25
Calcutta
. . . –
Sh.
p.
rup.
1/6%
1,6%
1/6
3
/
33

1/65/82

116%
Instanbul

. .
Piast.
p. £
613 613 610
613
610
Uongkung
..
Sh.
p. $
1
1
1
2%
11219.
1/2%
13%
1/2%
Kobe

…….
Sh.
p.
yen
1,2
1/2
1/1
31
/
38

1
21/33

1/2
Lissabon….
Escu.p..c
110%
11094′
110
110%
110%
4

Mexico

. .. .
$per
E
18
18
17%
18%
18
Montevideo
8
)
d.per.E
26%
26% 26%
27
26%’
Montreal

..
$
per
£
4.88%
4.87*

4.873i
4.89% 4.88%
Rio
d.Janeir.
4

d. per Mil.
3 3 281/35
3
1
/
32

3
Shanghai

..
Sh.
p. $
1/2
17
/
3
3

1/2
1/2%
1/2%
l/2.(
4

Singapore
..
id.
p. $
2/4%
2f4%
2/4%
2/4%
2
1
4
%8
Valparaiso
8).
$
per
£
128
128 128
128
128
Warschau ..
– Zi. p. £
25% 25% 25% 26% 25%
‘) unic. flOt.

IU
Dec.

lb'(.

‘) (Atic.
imp. hebben te betalen
’10
Dec. 16.12.
not.
15
laten, gem. not., welke
3)
Offic. not. 6 Oct. 3971
4
.

4) Id.
II
Mrt. 1935 411
4
.
5)
90 dg. Vanaf 28 Aug.
laatste .export”noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
t.ondenk)
N.Vork’)
Londen
9Maart1937.. 20
44%
.9 Maart1937….

142/61
10

1937..
20K6

44%
10

,,

1937….

142/21
ii

1937..

20%
45
11

1937….

142/41
12

1937.. 20’%
45.(
12

1937….

142/51
13

,,

1937..

20′

1.3

,,

1937….

142/41
15

1937.’20%
45%
15

1937….

142/3%
16 Maart1936. .

19’3.
44%
16 Maart1936….

141/1
27 Juli

1914.. 24%
59
27 Juli

1914….

84/10%
1)
in pence p.oz. stand.
2)
Foreign silver
in
$c. p. oz.
(me.
3)
in ah.
p.oz.
(me

STAND VAN

a
RIJKS KAS.
Vordenngen.
/

2lFebr.19:37
1

6Maart1937
Saldo val,
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
t
62.613.624,15
f
63.968.851,24
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
.,

764.991,75
,,

465.388,06
Voorschotten
op
ultimo Januari 1937
ald. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te

derlandsche Bank
……………….

keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
– –
Voorschotten aan Ned.-lndië
………
..65.028.442,84
65.909.781,72
Idem aan

Suriname ………………
…13.648.190,48

13657.856,19
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl

112.831.069,16
111.865.643,48
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

,,

28.201.505,31

35.434.569,08
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
.



Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)
,.

7.390.481,93
6.605.746,96 Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (sald()


Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in

omloop ………
1355.095.000,-
f345.480.000.-
Schatkistpromessen in omloop
……
.420.000,-
,,

23.200.000,-
Zilverbons in omloop
…………….
1.120.170,-

.

1.119.904,-
Schuld

op

ultimo Januari

1937 a/d.
..

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand.
t.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die
bel, en
op
de vermogensbelasting
,,

4.564.256,30
,,

4.564.256,30
Schuld aan Curaçaoi)
…………….
1.314.915,40
1.203.467,21
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
6.220.222,65

7.349.405,45
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1)
Id. aan andere Staatsbedrijven 1)

»

91.463.803,62

100.766.241,81
6.750.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ………
..6.750.000,-
97.566.048,12

97.562.898,12
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks SchatkIst.

..

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
C
Maart
IQ.47

1 11
Maart
lQ11
Vorderingen:
Saldo Javasche Bank …………………-


Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

350.000,-
/

467.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinsteli. . 65.910.000,-

52.966.000,,-
Schatkistpromessen in omloop …….
..6.750.000,- ,,

6.750.000-
Schatkisibiljetten in omloop …………1.000.000.-

,,

1.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.

1.514.000,- . 1.514.000,-
Idem aan de Ned,-Ind. Postapaarbank. ,, 1.319.000,-

(.256.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…….600.000,- ,,

600.000,-
Voorschot van de Javasche Bank … ,, 3.574.000,- ,,

798.000.-
1
) Rectificatie: in E.-S. II. van 10Maart zijn abusievelijk de data
onveranderd gebleven. Deze moesten zijn ,,27 Febr.” en ,,6 Maart”.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
,,.
‘”
motie
Andere
opeischb.
schulden
Discont.

6 Febr.

1937..
696
1.100
598

711
1.427
3
P
Jan.

1937..
094
1.120 529 710
1.431
23

1937..
696
958
557
710
1.411
16

1937..
688
1.012
.574
706
1.413
9

,,

1937..
687 1.082
607
701
1.409

1

Juli

1914..
645
1.100

1
560
735

1


396

222

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1937
zaak dan ook, een prijsdaling aan de importzijde der
onderneming heeft plaats gevonden, dan is het vol-
strekt uitgesloten, dat deze prijsdaling der grondstof-fen a tempo wordt doorgegeven in een daarmede cor-
respondeerende prijsdaling van het eindproduct”,
d.w.z. overgebracht zijnde op de menschelijke arbeids-
kracht als onderneming beschouwd, dat een prijsver-
andering in de verbruiksgoederen, die een arbeider
noodig heeft, niet a tempo wordt doorgegeven op den
prijs van zijn arbeidskracht en dat dus ook een ver-
andering in de levensgewoonten, waaronder zijn be-
hoefte aan vervoer, een phaseverschuiving vertoont
ten opzichte van de conjunctuurlijn. Dat deze phase-
verschuiving aanzienlijk moet zijn, wordt eveneens
geïndiceerd in de rede van Prof. Goudriaan (pag. 18)
de duur van deze phaseverschuiving is globaal-
weg gelijk aan het aantal maanden voorraad, dat aan
grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten
bij
fa-
brieken, grossiers en detaillisten aanwezig is”.

De conclusie is deze, dat het bestaan van een
phaseverschuiving tusschen inkomen en vervoer dus
inderdaad moet worden aangenomen en dat, of het
verband een rechte of een flauw gebogen kromme lijn
zal blijken te zijn, dan toch in ieder geval een derge-
lijke curve – en dus een phaseverschuiving van de
grootte-orde van rond een jaar -, als de empirisch
gevonden correlatie dient te worden aangenomen.

Op één en ander hoop ik te zijner tijd uitvoeriger

terug te komen.

Ir. W.
B. 1.
HOFMAN.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN JANUARI 1937.

Sta atsleeningen ).

Prov. en Gemeentel. Leeningen
2)
•…
f
1.410.167,50
zijnde:
Nederland
Provincie Zuid-Holland
f4.989.000′) 334 % oblig.

l 99% % ………….f 892.527,50
Nederland.sch-Inriië
Gem. Buiteuaorg
f 1.400.000
4)
4 %
oblig.
& 101 %

…………. ..
252.000,-
Stadsgem. Semaraug
f 5.764.000
5)
4 %
oblig

, –
a
101 % …………….
2
6
5
.
640
,

Industrieele Ondernemingen . ………,, 609500,–‘
zijnde
,Veclerland
Obliga.tiën:
De Korensuhoof N.V.
f700.000
8)
4 %
oblig.

& 9834% ………….f 609.500,-
Mijnbouw Maatschappijen ):
Rubber Maatschappijen
………….
,, 388.000,-
zijnde
Tederland
..stand.eelen:
Amsterdarn-Tnpauoeli Rub- ber Cultuur Mij.
f380.000
aand.
& 100/107
% 8) ..
f 388.000,-

STATISTISCH OVERZICH’]

GRANEN EN ZADEN
TIJINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARVE
ROGGE
MAIS

GERST
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
ROODE
KOOL
RUND-
VARKENS-
Bahia
Blanca loco
74 kg Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
kg
La Plata
La Plata
loco
Ie kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 KG.
le kwal.
1-5 pond
VLEESCH
(versch)
VLEESCH
(versch)
Rotterdam!
Amster dam
R’dam!A’dam
R’damiA’dam
loco Rotter-
damJA’ dam
R’dam(A’dam
per 100 KG.
Broek op
per 100 kg
per 100 kg
per 100 kg
per 100 kg.
per 100 kg.
per 2000 kg.
per 2000 kg.
per 1960 kg.
Broek op
Langendijk
Langendijk
Broek op
Langendijk
Rotterdam Rotterdam
5) 4)

t
%

t
%
t
%
f
%
t
%
t
%
t
%
t

%
t
%
t

ii

1925
17,20
100,0

13,07
6

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
4,555)

100,0
13,25
5
)
100,0
17,235)

100,0
93,
5
)
100,0
77,505)
100,0

Jan.

1936
5,45 31,7

3,52
5

27,0
55,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
4,47
98,2
2,26
17,1
6,41

37,2
44,-
47,3
50,87
5
65,6
l’ebr.
5,225
30,4

3,40 26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
4,50 98,9
2,59
19,5
7,43

43,1
43,775
47,1
48,25
62,3
Maart
5,225
30,4

3,50 26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
1.50,00
32,4
6,60
145,1
3,05
23,0
9,05

52,6 45,75
49,2
46,57
5
60,1
April
5,17
5
30,1

3,45
26,4
64,00
27,6 70,00
29,7
147,25
31,8 48,50
52,1
45,375
58,6
Mei


5,125
29,8

3,175
26,6
63,75
27,5
72,25
30,6
147,75
31,9 51,60
55,5
44,30
57,2
Juni
5,05 29,4

3,45
26,4
66,00 28,5
71,50
30,3
154,00
33,3 54,15
58,2
46,25
59,7
juli
5,625
32,7

3,65 27,9
71,75 31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.
6,35
36,9

4,026
30,8
84,00
36,3 88,00
37,3
170,00
36,8 60,40
64,9
50,20
64,8
Sept.

,,
6,50 37,8

4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1

61,05
65,6 51,87
5

66,9
Oct.

,,
8,80
51,2

6,02
5
46,1
97,50
42,1
120,50
51,1
199,75
43,2 58,85
63,3
52,30
67,5
Nov.

,,
8,55 49,7

5,725
43,8
89,50
38,7
121,50
51,5
193,00 41,7
0,85
18,7
1,60




















12,1
56,-
60,2
49,87
5

64,4
Dec.

,,
8,176
47,5

6,976
53,3
97,00 41,9
129,00 54,7
201,00
43,5 0,84
18,5
1,36


















—–









—-

10,3
1,48

8,6
59,80
64,3
49,70
64,1

Jan.

1937
8,40
48,8

7,975

61,0
97,50
42,1
132,00
55,9
201,50 43,6
1,05
23,1
1,29

—-

———

9,7
1,84

10,7
64,60
69.5
52,75
68,1
Febr.
8,25
48,0

8,725
66,7
100,50
43,4
129,00
54,7
194,50
42.1
1,06
23,3
1,22
9,2
2,25

13,1
64,175
69,0
53,32
5

68,8
1 Maart
8,40
48,8

8,825
67,5
101,50
43,8
125,50
53,2
198,50
42,9
1,-
22,0
0,87
6,6 2,03

11,9
65,705)
70,8
52,75
5
)
69,4
8

»

,,
8,55
49,7

8,82
5

67,5
102,50
44,3
129,50
54,9
203.50
44,0
65,90
6
)
70,9
55,_6)

71,0
15

,,
8,35
51,5

8,81′
67,9
103,00
44,5
131,50
55,7
203,50
44,0
‘)Men zie voor
de
toelichting op dezen
staat
de nos.
van
8, 15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15
Febr.
1933.

‘)
Tot Jan.
1931 Hard
Winter
No. 2.
van Jan.
1931 1
3)
Tot Jan. 1928
Western;
vanaf Jan.
1928 tol
15Dec. 1929
American
No. 2,
van 16Dec.
1929
tot 26
Mei 1930
7415
kg Hongaarsche;
vanaf
26
Mei 1930
tot 23 Mei
191
23 Mei 1932
6415 K.G.
Zuid-Russische.
Van
23 Mei-19
Sept.
1932
No. 3. Van
19
Sept.
’32 tot
24Juli
’33 62165kg
Z.-Russ.
Van 24 Juli ’33-7
Oct.’35
64165 kg La
Plat

MINERALEN

1

TEXTIELGOEDEREN

1

DIVERSEN

STEENKOLEN
Westiaalsche!
Hollandsche
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.

PETROLEUM
Mid. Contin.
Crude
33 tlm 33.9°

BENZINE
Gulf exp.
64166
0

cts. per

KATOEN
____________
_________ _________
WOL
gekamde
Australische
Merino, 64’s A’v.
loco Bradtord

WOL
gekamde
Australische,
CrossbredColo-
nial Carded,

KOE-
HUIDEN
Gaaf, open kop

KALK-
SALPETER
GId. per
100 kg
Middling
locoprijzen
F. G. F.
Sakella-
G. F. No. 1
R damjA’dam

.
g.
per barrel
U.S. gallon
New-York
rides
Oomra
Llverpool
per Ib.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per Ib. Liverpool
Bradford per Ib.

7i
ii
7
cts.•
%
cts.•
ii
cts.•
%
cta.•
%
cts.• cts.•
1925
10,80

1
100,0
4,16
5

100,0
36,85
100,0
57,7
100,0 147,5 100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7 100,0
34,70
100,0
12,-
100,0

Jan.

1936
6,15
56,9
1,525
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9 14,7
31,1
97,0 35,0
45,4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,3
Febr.
6,15

1
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2 27,7
18,8 13,8
29,3 97,0
35,0
46,6 31,4
15,-
43,2 5,85
48,8
Maart
,,
6,15
t

56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
I
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9 32,2
14,25
41,1
5,90 49,2
April

,,
6,20
1
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
13,8
29,2
99,5 35,9
47,9
32,2
14,-
40,3 5,95
49,6
Mei

,,
6,25
1
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
1

27,3
18,5 13,5
28,6
100,8
36,4 47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
50,0
6,30
1

58,3
1,525
36,6
8,33
22,6
17,6
30,5
1

27,4
18
1
6
16,8
35,7 97,0 35,0 46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
j
uni
uli

»
6,25
57,9
1,52
5
36,6
8,06
21,9
19,3
33,5 31,4 21,3
18,1
38,5 97,0
35,0
46,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Aug.

,,
6,30 58,3
1,52
5
36,6
7,94
21,5
17,9
31,0
33,3
22,5
17,2
36,6 99,5
35,9 46,6
31,4
13,50
38,9
5,25
43,8
Sept.

,,
6,35 58,8
1,54
36,9
7,81
21
1
2
18,0
31,2
32,3
21,9
17,8
37,8 99,5 35,9
49,1 33,1
14,50
41,8
5,35
44,6
Oct.

,,
7,80 72,2
1,95
46,8
10,27
27,9
23,0
39,9
42,0
28,5 21,9 46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
19,25
55,5
5,40 45,0
Nov.
7,70
71,3
1,925
46,2
10,19
27,7
22,6 39,2
43,4
29,4 21,4 45,4
131,4
47,4 73,4
49,4
19,25
55,5 5,45 45,4
Dec.

,,
7,85 72,7
1,90
5
45,7
10,25
27,8
23,6
40,9 39,2 26,6 21,4
45,4
135,2
48,8 82,2
55,3
20,25
58,4
5,55
46,3

Jan.

1937
8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8
23,8
41,2
38,2
25,9 22,0
46,7
141,9
51,2
88,2 59,3
21,50
62,0
5,65
47,1
Febr.

,,
8,25
76,4
2,125
51,0
10,95
29,7
24,0
41,6
37,4
25,4
21,8
46,3
133,6
48,2
85,6
S7,6
22,75
65
1
6
5,70
47,5
1
Maart
»
8,30 76,9
2,12
50,9
10,96′
29,7
24,7
42,8
34,0′
26,4
22,1′
46,9
135,7
3)

49,0 85,5
3
)
57,5
5,75
47,9
8

»

»
8,30 76,9 2,12 50,9
11,192

30,4 25,7
44,5
41,8
2

28,3
23,1
2

49,0
137,7
4)

49,7
86,5
4
)
58,2
5,75
47,9
15

,,

,,
8,30 76,9
2,125.j
51,0 27,2
47,1
1)3 Mrt. 2)10
Mrt.
3)
4
Mrt.
4
)
11
Mrt.
5)
2 Mrt.
6)
9 Mrt.
7)

Op
goudbasis
48,0.
8)
Op goudbasis
49,7.
3)
Op
goudbasis
50,3.

17 Maart 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

223

Scheepvaart Maatschappijen
………
/
3.218.372,-
zijnde

Ncderlan d
Aandeelen:
N.
7
Nederi .-Anie r. Stoom v.
Mij. Hoflaii•d-Ainerika biji
f 3.036.200
aaijd. Ii
106 % )

…………. f3.218.372.-
Kerkelijke Leeningen
…….. …….
,,

35.500,-
Nederland
10)
f

35.500.-

Totaal . . . .
f
5.661.539,50

t)
Conversic: Nederlandsch-Tndische Conversieleening
1937
(gegarandeerd door het Kon, der Ned.)
f150.000.000
3 %
oblig. t
96% %.

Bovendien con versie: Proi’. Zuid-Holland
,f 4.600.000
3% % ollig. t 1.00 %. 0cm.
Utrecht
f3.500.000 3% % oblig.
t 99% %.
Stads(rem. Batavia
f 4.720.000 3% %
oblig.
t
97% %.
Van het rietto-provenu dezer leetiing tis een bedrag van
f 4.084.000
voor conve rs ie afgetrokken.

Van het oetto-provenu dezer leening is een bedrag
van
f 1.152.000
voor eonversie afgetrokken.
59
Van het uetto-proveuu dezer ]eening is ccii bedrag van
f 5.556.000
voor co.iiversie afgetrokken.
0)
Vau het netto-provenu dezer leeniog is een bedrag van
f 80.000
voor conversie afgetrokken.
7)
Cenversie: N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Lirn-
bu rgsche Steenkolenmij nen genaamd Oranje-Nassau Mijnen
4
% eerste hypothecaire oblig.
t 95 %.

Voorkeursrecht aandeelhouders t 100 % mt inlevering
van
2
dividendbewijzen. Op 300 aancieelen ad
f 400
wordt
inschrijving opengesteld t
107 %.

Uitsluitend voor aandeelhouders.

De Kerkelijke Leeningon zijn als volgt onderver-
deeld

Rente- Emissie-

Guldens voet

koers

PCt.

pot.
Ver, tot Sticht. en Inst.i. van
Scholen voor L.O. en (M.)U.L.O.
op gerefonmeerden grondslag te
Rotterdani
11
)25,500 4%, 100
Stichting de R.K. Ziekonveeple-
ging te H.ilversuin
12
)10,000
4

100

Bovendien conversic: Congregatie van de 11. Catharina
van Senen
f300.000 4 %
oblig. ii.
99
% en
f300.000 4 %
oblig. t
99 %
zijnde de eerste en tweede serie van een
converse1eening totaal .groot
f 1.100.000.
1)
Van het netto-provenu dezer leening is een bedrag van
f 19.500
voor c’onversie afgetrokken.
12)
Van het netto-provenu cleier leetiing is een bedrag van
f 490.000
voor oonversie afgetrokken.

Emissies in 1937.

(In Guldens.)

Nieuw kapitaa.l:

Conversies:

Obligatiën A andeelen

Totaal

Jan.
2.055.167,50 3.606.372,- 5.661.539,50 194.811.500.-

VANGROOTHANDELSPRIJZEN’)
(De volledige statistiek werd het laatst opgenomen in E.-S. B. van 24 Februari
j.l.)

ZUIVEL EN EIEREN ME’ALEN

BOTER
BOTER
KAAS
Edammer
Alkmaar
EIEREN
Gem. not,
KOPER
Standaard
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD
1
ZILVER
cash
per kg
Leeuwar-
fg
Fabrieks-
Eiermijn Locoprijzen Locoprijzen Locoorijzen
Foundry
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
casli
1

Londen
Londen per
derComm.
Crisis-

Zuivel
kaas
Roermond
Londen
Londen
per Eng. ton
Londen per
Eng, ton
No. 3 f.o.b.
Middlesb.
Eng. I. f.o.b.
per 1 per ounce
Standard Noteering
Centr.

kI. m(merk
p. 100 st.
per Eng. ton
perEng.ton
Antwerpen Eng.ton
1

fine
Ounce
per5okg.

f
%
t
f
%
t
%
f•
%
f•
%
Je
%
t.
%
J•
%
f•
%
f•
%
cts.•
%
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00
100,0

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04
44,0
252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0
24,75
56,2
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50
37,4
Peb.,,
0,51
26,4
0,926
17,37
5

31,0
3,375

36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75 56,2
20,25 50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25
37,2
Mrt. ,
0,46
19,9
1,04 17,70
31,6
2,69
1
29,3
261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25 48,7
24,75
56,2
20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr. »
0,44
19,0
1,02
5

16,82
5

30,0 2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei
0,47 20,3
0,99
18,75
33,5
2,52 27,5 270,25
36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2
25,00
56,8
20,25
50,0
103,00
24,7
51,75
100,0
62,25
385
Juni
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69
29,3
268,50
35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9
25,00
56,8
20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli
0,60 26,0
0,815
19,35
34,6
2,91
31,7 275,25 36,6
117,75
26,7
1332,-
43,6
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
00,0
60,50
37,4
Aug.,,
0,62
26,8
0,80
17,87
5

31,9
3,31
5

36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,,
0,58
25,1
0,79
15,25
29,0 3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,6
20,25
50,0
104,25
23,81
51,75
100,0
60,75
37,5
.Oct. ,,
0,63
27,3
0,775
17,55
31,3
4,85
52,8
374,75 49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3 33,50
75,7
27,75
68,5
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75
46,8
Nov.,
0,70 30,3 0,78
16,07
5

28,7 5,15
56,1
397,75
53,0
196,25
44,5 2079,75
55,6
33,75 76,3
29,25
72,2
149,00
34,0
64,50
124,6
79,50
49,1
Dec.,
0,65
28,1
0,825
15,75
28,1
4,355

47,5
415,00 55,3
234,00
53,1
2076,00 65,5 36,50
82,5
32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2
79,75
49,2

Jan.’37
0,66
28,6
0,85
17,075
33,5
3,45
37,6 462,00
61,5
244,25
55,4 2061,25
65,1
36,25
81,9
32,50
80,2
188,50
43,1
63,50
122,7
78,00
48,1
Feb.,
0,69 29,9
0,80
18,75
33,5
3,81
41,5 522,00 69,5
248,50
56,4 2075,75 65,5
36,25
81,9
32,50
80,2 219,50
50,1
63,50
122,7
75,00
46,3
1 Mit.
0,67
7

29,0 0,80
22,505
40,2
4,45
48,5 592,00
78,8
282,50
64,1
2166,75 68,4 36,25
81,9
32,50
80,2 264,25 60,4
63,50
122,7
75,25
465
8

,,

,,
0,69e
29,9
0,80
18,00
10

32,1
4,10 44,7 639,25
85.1
303,75 68,9 2405,00 75,9
36,25
81,9
32,50
80,2 302,00 66,7
63,50
122,7
77,50
47,8
15

,,

,,
3,90 42,5 699,50 91,7 309,03
70,1
2781,25
87,8
3625
81,9
3,50
80,2
318,00
72,6
63,75
123,2
77,251
47,7
26 Sept. 193279
K.G. La
Plata;
van 26
Sept.
1932 tot
5 Febr.
1934
Manitoba
No. 2;
van 5
Febr. 1934
tot
6Juli1935
80kg La Plata;
van
6Juli1936
lot 30Nov.
1935
Manitoba,
74 kg Zuid-Russische;
van 23
Mei
1932 lot
2 Oct.
1933
No. 2
Canada.
4

Tot
Jan. 1928
Malting;
van
Jan.
1928
tot 9 Febr.
1931
American
No. 2, van
9 Febr.
1931
tot
Van 7 Oct.
’35-18
Mei
‘3662163kg
Z.-Russische.
5)

5 Mrt.
6)
13 Mrt.
7)4

Mrt.
8)
11
Mrt.
10)

12 Mrt.

BOUWMATERIALEN
.

KOLONIALE PRODUCTEN
INDEXCIJFEX

VURENHOUT
S T E E N E N
CACAO
COPRA KOFFIE RUBBER
SUIKER
THEE mdl-
basis 7″ f.o.b.
Zweden)
binnenmuur

buitenmuur
OF. Accra
Ned.-Ind.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Afl. N.-L theev.
Grond-
sche
ult
Finland
per
f.m.s.
Locoprijzen
Sheets
suiker loco
A’dam gem. pr
.
stoffen
voer-
per standaard
per

per
so
kg c.i.f.
per 100 kg
Rotterdam
loco Londen
R’dam/A’dam
Java- en Suma- pro-
van 4.672 M
ducten

1
3′
“T”
Ti
f

1
%
cts.’l”
f.

1%
f
%
ets.
‘5v”
1925 159,75

1100,0
15,50
100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
5

100,0
61,375 1100,0
1,80

1100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0

Jan.’36
63,00

1
39,4
8,25
53,2
10,-
52,6
8,47 32,9
11,12
5
1
31,0
13
21,2
0,21 11,6
4,325
23,1
39,50
46,7
35.5
29.3
Feb.,
63,00

1
39,4
8,-
51,6 9,50 50,0
8,62
33,5
10,62
5
1
29,6
13

1
21,2
0,22

1
12,3
4,125 21,3 38,50
45,5
35.6
29.8
Mrt.,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0 8,47 32,9
9,775
27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,95

20,9
37,25
44,1
35.6
30.0
Apr. »
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67 33,7 9,725
27,1
13
21,2 0,23
12,6
3,975

21,2
36,50
43,2
35.6
27.7
Mei ,,
65,00
40,7
8,-
51,5
10,25
54,0
9,23
35,9
9,525
26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2
29.3
Juni,,
68,00 42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10.34
40,2 9,90 27,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85
20,5
36,50
43,2
35.3
28.0
juli

»
71,25 44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
29,2
13,12
5

21,4 0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
25.7
Aug.,,
73,25
45,9
6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2 0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
27.7
Sep.
»

79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,275
31,4
13
21,2 0,24
13,3
3,475
18,5
37,50
44,4
37.2
28.6
Oct.
107,00
67,0
7,25
46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87
5

38,7
14,87
5

24,2
0,30
16,7
4,475

23,9
46,50
55,0
47.3
34.2
Nov. •
106,00
66,4
7,25 46,8 9,25
48,7
17,45
67,9
16,126
44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,575

24,4
48,50
57,4
49.9
39.2
Dec..
112,75
70,6
7,50
48,4
9,-
47,9
22,49 87,5
19,65
54,8
16,25
26,5
0,37
20,6 4,72
5

25,2
48
56,8
53.3
41.7

lan.’37
118,75
74,3
24,50
1

95,3
20,625
57,5
1

16,75
27,3
0,38
211
5,575

29,7
50,50
59,8
54.2
43.4
leb. »
125,00
78,2
21,09 82,0
7,95
50,0
1

18,25 29,7
0,40
22
:
2

5,725
30,5 53,50
63,3
56.9
43.4
1 Mrt.,
135,00
84,5
22.330)
86,9
17,62
5

49,1
1

18
29,3
0,40
22,2
5,87
5

31,3
555)
55,1
59.77)

44.0
8

»
135,00
84,5 22,98
6
)
89,4
18,12
5

50,5
1

18
29,3
0,42
23,3
6,-
32,0
61.98)
46.2
15

»

,,
135,00
84,5
18,37
5
1
51,2
1

18
29,3
0,44
24,4
6,25
33,3
62.6
0
)
49,0
•) De tegenwaarde
in guldens,
van
de
2
en
$
noteeringe,:,
berekend
tegen
den
wisselkoers
van
den dag.
(Zie E.-S.
B. san
7 Oct.
1936, Str.
733).

224

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
Maart
1937

NEDERLANDSCHE BANK,

Verkorte Balans op 15 Maart 1937.

Activa.

BinnenL Wis-(Hfdbk.
f
18.918.758,16
sels,Prom.. Bijbnk.
,,

352.632,98
enz.indisc.Ag.sch. ,,

1.343.896,93

f
20.615.288,07
Papier o. li. Buiten!, in disconto

…….,,

Idem eigen portef.

f

2.364.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,


2.364.000,-
Beleeningen

f
140.609.990,561)
snel. vrsch.l
Hfdbk.
Bijbnk.

4.115.268,90
in
rek.-crt.
Ag.sch.

31.586.936,31
op onderp.

f
176.305.195,77

Op Effecten …… 7T’72.282.677,76′)
OpGoederenen Spec. ,,

4.022.518,01
176.305.195,771)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..

..

4unt, Goud ……
f
124.107.370,- Muntmat., Goud
.. ,,
795.454.562,79

f
919 561.932,79
Munt, Zilver, enz.

17.989.265,49
Muntmat., Zilver


937.551.198,281)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

…….
……………..
39.522.448,53
Gebouwen en Meub. der Bank

……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………

..
6.527.002,81
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5J’32, S. No. 221),,
11.958.329,12


f
1.199.443.462,58
Pas8Iva
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………,,
6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….

..
10.291.080,57
Bankbiljetten in omloop …………..

..
786.039.260,-
Bankassignatiën in omlöop

……….,,
51.053,68
Rek.-Cour.
f Het Rijk
f

72.008.345,41
saldo’s:

‘l, Anderen ,, 296.176.161,54

,,
368.184.506,95
Diverse

rekeningen ………………

..
5.471.792,34

f
1.199.443.462,58

Beschikbaar metaalsaldo

………….
f
471 777076,79
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.191.942.692,_ Schatkistpapier, rechtstreéks bij de Bank ondergebracht

…………………
1)
Waarvan aan Nederlandseb-Indit
(Wet van 15Maart 1933, Staatsbiad No. 99)………..
f

68.518.450,-
1)

Waarvan in het buitenland ………………………
,,

85.343.329,93

Voornaamst.e posten in duizenden guldene.

Goud
1
1 Andere
1 Beschikb.
1
Dek-
Data
Icirculatielopeischb.I
Metaal- Iklngs
Munt
1
Muntmat.
1
1
schulden’
saldo

1
perc.

15
Maart’3711241071

795.454
786 0391368.236
476.777
81
8

,,

‘3711241071
795.470
1

794.3201356.928
477.908
1
81

25 Juli

‘141
65.7031
96.410
310.437)
6.198 43.521
54
1

Totaal
1 Schatkist-
1

8e/ee-

1
Papier
1

Diverse
Data
1

bedrag
,

1
promessen
1

h1gen

het
b
°
u’
2
tenl.
1

reke-
1
disconto sjrechtstreeksl
1
ningen
1)

15Maart1937′
20.615
1
176.3 05
1

2.364
1

11.958
S

,,

1937
19.880
1


1174.211
1

2.295
1

6.475

25 Juli

19141

67.947
1


1

61.686

1

20.188
509
‘)onaer 0e activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatle
Andere
opeischb.
schulden

Beschikl
metaal-
saldo

13 Mrt.’37
2
)
107.220 183.090
51.960
13.200
6

,,

‘371)
107.500 182.600
52.380
13.508

13Febr.1937
88.563
1

19.095
179.124
49.194
16.331
6

,,

1937
88.563
1

19.277
180.493
43.535
18.228

25Juli1914
22.057

1

31.007
110.172
12.634
4.842

1

Wissels,
1
1
Diverse
Dek-

Data
buiten
1

Dis-
Belee-

1
eke

I
kings-
1
conto’s
ningen
1
ningen’)
percen-
1

betaalb.
1
1
tape

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
Bankbilf.
1

Other
Securities
Data
Metaal
in
un Bankingl
Disc.and
Serities
circulatie
1
Departm.
I
Advances

3 Mrt. 1937
314.574 464.475
1

49.186
4.246
1
22.299
24 Febr. 1937
314.517
460.954
1

52.706 4.295
1

21.942

22 Juli

1914
40.164
29.317 33.633

1
1
Other
Deposits
1
Dek-
Data
Gov.
Sec.
Public

1

Depos.

1

Other
1
Bankers
1
Reservel
kings-
IAccountsl
1
per.c.
1)

3 Mrt.’37
1
90.074
16.957
1

93.8271

37.667
1
50.099I

33,7
24 Febr.’37
1
85.089
i

15.175
1

93.768
1

37.700

42

.1

85
1
53.5621
36,5

22Juli ’14
j

11.005
14.736
1
29
.
297
1

52
., vtrnuuulitg IlseectIelI ncscIvc cli LJCpUOILS.
BANK VAN FRANKRIJK.

Te goed

Wis

Waarv.I

t
Belee-
Renteloos
voorschot
Data
Goud
Zilver
in
h
t
buite
e
nl.

sels
op
het
buitnlf

ningen
lv.
d. Staat

5
Mrt.’37157.359

530
10
10.868
1.310
5.963
3.200
26 Feb.’37157.359
553
15
11.822
1.308
5.608
3.200

23 Juli_’141
4.104
640

1
1.541
.

8
769

Bons
v.
d.l.ver_
1

Rekg. Courant
1
Data
t

zelfst.
sen
1)
I
Circulatie
1
Zelfst.
Staat
amort.
k.
Iamort.k.l
culieren

5 Mrt.’37I
5.640
1

2.695
1

86.978
1

126
1

1.860
115.510
26Feb.’37I
5.640
1

2,695
1
87.062
1

461
1

1.854
115.386

23 Juli ‘141

1

1
5.912

1

401

1

1

943
oiuuposi actava.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere

Data
Goud
bij
bui-
als goud-
wissels
Belee-
tenl.
tire.
dekking
en
ningen
ban ken
1
)
geldende
cheques

6 Mrt. 1937
1
67,3
18
1
5
1

5,6
4.511,7
1

51,3
27 Febr. 1937
1
67,1
18,1
1

5,6
4.776,6
1

101,7

30
Juli

1914 11.356,9


750,9
1

50,2

Dato
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
tea
Activa
2
)
latie
Cr1.
Passiva

6Mrt. 1937
217,5
1

901,1
4.621,0
1

659,3
344,3
27 Febr.1937
221,8
1

879,6
48158
1

784,9
344,5

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
II
ûnhelast
fl
wo.
Rentenhankscheine6
Mrt.. 27
Febr, rein.
55.57
miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belga’s).

Data

Goud
.

Rekg. Cr1.

-.

1937
n
.
.ice

.0

11
Mrt.
3.651
13.6921
53
11.3651

36
155
40
4.482
118 691
4

,,
53
1.360
41
155
40
4.492
91
751

FEL)LKAL KtSKVt. UAINIÇ.S.

Goudvoorraad
Wissels

Data
,,Other
Goud-
In her-
In de
Totaal
1

certifi-
cash”
2)
disc.
v.
d.
i

open
bedrag
coten1.)
inember

1
markt
banks

_
gekocht

3 Mrt.’37
8.858,9
I

8.847,4
1

266,4

1
7,3
3,1
24Feb.’37
8.858,9
_8.847,4
270,6
4,1

_
3,1

Belegd
1
F. R.
Notes
1
Totaal

Gestort
1
Goud-
1

Dek-
Algenu.
i

Dek-
Data
Gov.Sec.
in circu-,
.
Kapitaal
kings-
1

kings-
latie
t
1
perc.3)

1

perc.
4
)

3 Mrt.’37
2.430,2
1
4.195,4
1
7.156,9
1
132,3
80,4
1


24Feb.
‘I
2.430,2
1
4.167,9
1
7.187,2
1
132,2
80,4
– –
‘) L,eie cc, (tIlcaLcIl WCIUCII UU)i US .JLI,aL,s, Laa,tUcl.ac, 11
gegeven voor de overname van het goud, toen de
5
op 31 Jan. ’34 van lOO op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,OtherCash” does not inciude Fedëral Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bonk
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiechbare
schulden:
F. R.
NoteB en netto deoilti’.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig t,etaalmlddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN A.ANUESLOTEN BiJ HET FED. RES. S’I’ELSEL.

1
Dis-
1
IReserve
1
Totaal
1
Waarvan
Dato
Aantal
conto’s
,

Beleg-

1

de
1

depo-
time

1
leenin.
en
beleen.
gingen

.
R.
1

banks
1

sito’s
1
,
deposits

24 Feb.’371

l

9.054
113.621
1
5.291

1
27.480

1

5.111
17

,,

‘1
3
1

8.968

1
13.621
5.333
27.532
1

5.093
De posten van
De
Ned. Bank, de Javasche Bank en de Bank of Eng.
land zijn In duizenden, alle overipe Oosten in mililoenan van de be,
treffende valuta. –

13 Mrt.’37
2
)
2.720
i

80980
58.010
46
6

,,

‘372)
1.960
84.610 54.760
46

13Febr.1 937
1.696
10.997
56.737 55.533
47
6

,,

1937
1.934
11.021
58.325 49.166
48

25
Juli
1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
0
Sluitpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

Auteur