Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1104

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 24 1937

4 FEBRUARI 1937

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN.
Economisch-Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22
E
JAARGANG

WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937

No. 1104

COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lief tinck; Al. J. Pola/s; J. Tinbergen
;
. F. de Vries en

ii.
11J ii. A..
van der Val/s (Redacteur-Secretaris).

Assistent-R.edacte’wr: L. R. 1V. Soutend’ijk..

Redactie-adres. Pieter de Ftoochweg 122, Rot terdam

iauqctee/r.endc stuk/san: Bijkantoor Rusgeplaatwog.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties vôorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abomnementen en advertenties:

iV’ijgh d van Ditmar N. V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdans, ‘s-Gravenhuge. Posichdqne- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco P. P. in

Nederland f 16,—. Abonnementspr ijs Eeonomisc/i-Statis-

tisch Meandbericht f 5,– per jaar. Beide organen samen

f 20,— per.
jaar. ljuitanland en Kolonimn resp. f 18,—,

f 6,— en f23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandseh Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

BIz.

VERBETERINGEN IN HET NDERLANDSCHE SPOORWEG-

BEDRIJF GEDURENDE DE CRISISJAREN
door
Mr. H. van

Manen ……………………………………….6

De Engelsche banken
in 1936
door
Prof. Mr. Dr.
G.
M.

Verrjn Stuart. ……………………………. 140

De Arnsterdamsclie zee- en luchthaven in
1936 ……1.42

De toestand van ondersteunde verkloozen te Anister-

dam
door
Dr. R. Olaeys ………………………144

Diamantindustrie en Overheidssteun door
Mr. J. S.

Butlesum ………………………………….147

De theeinarkt door Mr. F.
W. A.
de Kock van Leeuwen 149

De kolenpositie in
1936 III
(Slot) ……………….151

De Rijksmiddelen over Januari
1937 …………….153

iAANDOIJFERS:

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……
154

Statistieken:

Groothandelspriizen …… — ……………………….

156-157
Geldkoersen-Wisselkoerscii-Bankstaten ………….


155, 158

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De in het vorige weekoverzicht gesignaleerde groo-
tei-e vraag naar valuta’s is practisch gesproken al
weer achter den rug. Wanneer men bedenkt, dat ook
iii die periode van hoogere wisselkoersen het Egalisa-
tiefonds niet heeft behoeven te intervenieeren om de
daling van den Gulden te remmen, zoodat de fluc-
tuatie, zonder ingrijpen, beperkt bleef tot de normale
marge tissheI.. .hoogste rp’laagste punt, die ook onder
de werking van den gouden standaard regelmatig
voorkwam, clan blijkt wel, dat het overschot van Gul-
densaanboci hoven vraag niet groot geweest kan zijn.
In de week onder verslag is de Dollarnoteering gelei-
delijk afgebrokkeld. Na een hoogste koers van 1.83
v
/s
zijn wij nu. weer beland op
1•82n116,
dus nog maar éèn
zestiende verwijderd van het ,,ijzeren minimum”, dat
het Egalisatiefonds steeds heeft gehandhaafd. Het
schijn.t trouwens, dat om de stijging van den Guldens-
koers iets te temperen het fonds deze week in Lon-
den nog kleine inte,rventie-operaties. heeft vet-richt. Dat deze koersontwikkeling tot stand kwam ondanks
de weer belangrijk toegenomen vraag naar Amen-
kaansche aaudeelen, die cle voorvorige week aanlei-
ding was tot de tijdelijke ,,doorbraak” van het hooge
Guldenspeil, spreekt vel voor de krachtige positie
van den. Gulden op de internationale wisselmarkt.
Onder de valuta’s vielen speciaal weer Fransche
Francs op door een wat flauwere houding, terwijl ook
termijn,francs eerder aangeboden waren. Nog steeds is het vertrouwen in Frankrijk’s – financieele en mo-
netire situatie niet hersteld. Wellicht dat de plan-
nen van de Fransche Regeering voor een adempauze
in de financieele en economische projecten het ver-
trouwen weer ietwat zullen doen terugkeeren.
De geldmarkt vertoonde vrijwel geen veranderin-
gan, geld blijft uitermate ruim. De schatkist kan
voorloopig de behoeften financieren uit het credit-saldo hij de Centrale Bank. Wel zal papier geëtnit-
teerd worden, waarschijnlijk voor het Egalisatiefonds,
maar dat client geheel ter vervanging van vervallend
papier. Voorloopig schijnt het de bedoeling te zijn om
die plaatsing geheel ondershancls te houden. Er is
tenminste geen openbare uitgifte voor aangekondigd,
maar een nieuv.- soort ondershandsche inschrijving.
Een tusscheuvoriu dus tusschen het over-de-toonbank-
plaatsen van destijds en de openbare uitgifte, zooals
die voor cl.e schatkistbehoefte self piacht te geschieden.
De heleggingsmarkt blijft nog altijd zeer gereser-
veerd. Vrijwel alle conversie-emissies mislukken. Toch
krijgt men den indruk dat het niet alleen een tijde-
lijke in.digestie van de markt is onder den druk van
den overstelpenden stroom uitgiften, want zeer op-
sa1lend is cle gestadige daling van cle oude 3 pOt. en
2i’S pOt. staatsschu.ld. De 2′ pCt. integralen, die kort
geleden nog circa 85 pOt. noteerden, zijn tot beneden
de 80 pOt. gedaald, en ook de 3 pOt, oude schuld is
per saldo met
4 h
5 pOt. teruggeloopen. Dit verloop
zou erop duiden, dat men een stijging van den rente-
voet niet uitgesloten acht, in elk geval geen ‘verdere
daling

dan 3′ pOt. voorziet, en daarom de lager ren-
tende leeningen niet meer attractief vindt.

136

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

VERBETERINGEN IN HET NEDERLANDSCHE SPOOR

WEGBEDRIJF GEDURENDE DE CRISISJAREN.

ilet jaar 1929 was, gelijk voor zoo menig bedrijf,
ook voor dat der Nederlandsche Spoorwegen hij uit-stek gunstig. De uitkomsten waren niet slechts beter
dan in eeuig vorig jaar; ook
01)
zichzelf beschouwd
mochten zij alleszins fraai heeten. Zij gedoogden,
zonder de gebruikelijke afschrijvingen en bijdragen
aan vernieuwings- en afschrijvingsrekeningen te
drukken of het door den Staat gegarandeerde divi-
clend van 5 pOt. in gevaar te brengen, een extra
uitkeering aan het personeel en de bestemming van
ruim negen millioen Gulden voor dekking van een
gedeelte van het tekort in het Spoorwëgpensioen-
fonds, afschrijving op aandeelenhezit en voorziening
tegen debiteuren. Neemt ïnen in aanmerking, dat
de auto-concurrentie zich reeds toen sterk deed ge-
voelen, dan was er te meer reden tot voldoening. Het
bedrijf scheen, dank zij veler inspanning en mede-
werking en vooral dank zij de offers, die alle in het
bedrijf werkzame personen in de jaren 1922 tot 1924
gebracht hadden, op een stevigen grondslag gekomen
te zijn en de toekomst met vertrouwen tegemoet te
mogen gaan. Wel vertoonden zich in het najaar tee-
kenen, die op het einde va
4
n de hoogconjunctuur we-
zen, doch aan eene inzinking, als wij sedert beleefd
hebben, dacht nog niemand en de met zorg verheide

nieuwe kanalen en nFeuwe spoorwegen
1)
zouden zich
nog eenige jaren laten wachten. In dien tijd kon de
achterstand in
afschrijvingen,
gevolg van het minder
gelukkige systeem der spoorwegovereenkomsten van
1890, mede met behulp van de door den Staat daar-
voor te geven bijdragen
2)
aanmerkelijk worden in-
geloopen en dus de rentelast verlicht. Een tijdvak
van rustige ontwikkeling, van verbetering en uitbrei-
ding van weg, werken en materieel scheen aange-
broken, een nieuwe algenieene tariefsverlaging, als
pas in 1926 doorgevoerd, werd reeds overwogen.

Edoch, de inzinking, die zich in 1929 aankondigde,
nam ongekende afmetingen aan en deed de behoefte aan vervoer van menschen en goederen voortdurend
en aanmerkelijk afnemen. Bovendien trok de auto,
vrij van velerlei lasten en verplichtingen, die op dan
spoorweg ,drukke’n, ijverig partij van haar bevoor-
rechte positie. Het spoorwegvervoer liep van jaar tot
jaar verder terug en reeds de rekening over 1931
.verd door het bedrijf met een tekort afgesloten.
Sedert werd het deficit, ondanks loonsverlagingen en
bezuinigingen op schier elk onderdeel van het be-
drijf, telken jare grooter, waartoe ook de opening
van het juliana-kanaal en die van het Twente-kanaal
krachtig medewerkten.
8)
Onder die omstandigheden
gaven meer dan anders de te verwachten geldelijke gevolgen bij de beslissing over bijkans eiken in het
bedrijf overwogen maatregel den doorslag. Risico
van eenige beteekenis mocht niet genomen worden.
Aan niet noodzakelijke verbeteringen, waarvan niet
met zekerheid mocht worden aangenomen, dat zij een
gunstigen invloed op de hedrijfsuitkomsten zouden
hebben, werd niet meer gedacht. De zorg voor de
financiën kwam onniiddeilijk na die, welke een spoor-
wegdirectie steeds als haar eersten plicht beschouwt,
de zorg voor de veiiighed van het verkeer. Niette-
min zijn in den loop der crisisjaren nog flinke
tariefsverlagingen ingevoerd en zijn, terwijl de exploi-

tatiekosten van ruim
•f
130.000.000 in 1929 tot onge-

veer
f
92.000.000 in 1936 teruggebracht werden, nog
aanzienlijke verbeteringen in het bedrijf tot stand
gekomen. Het ligt voor (Ie hand, dat zich daaronder
heel wat bevindt, dat uitsluitend technische of admi-
nistratieve waarde heeft en waarvan de bespreking
in dit Weekblad dus minder op haar plaats zou zijn.
Al hetgeen binnen de muren van bureaux, werkplaat-

Zie jaArverslag Ned. Spoorw.
1923,
biadz.
7
en 8.
Art. 8 der overeenicomster
1928 S.S.
en H.S.
‘) Waren deze kanalen niet gegraven, het spoorwegtekort
zou thans ongeveer
f
10.000.000 lager zijn!

sen of loodsen blijft zal ik daarom buiten beschou-
wing laten, doch het overige zal, voorzoover het van
voldoende heteekenis is, hieronder vermeld en be-
sproken worden.

Tarieven.
Onder den indruk van den geweldigen terugloop
der opbrengsten
1)
kwam de spoorwegdirectie in 1932
tot het inzicht, dat, al mocht daarvan dan onder de
bestaande omstandigheden zeker geen verhooging van
opbrengsten verwacht worden, een algemeene, zij het
ook niet gelijkmatige, verlaging van personen- en
goederentarieven noodzakelijk was. De spoorweg-
vrachtprijzen dienden zich reeds ter voorkoming van
verder verlies van reizigers en goederen aan andere
vervoermidclelcn aan te passen aan de ingetreden
algemeene
prijsdaling.
Besloten werd tot een verla-
ging vn ten hoogste 20 pCt. en tot vervanging van
de voornaamste tarieven door nieuwe, die in meer-
dere mate dan de oude voldeden aan de eischen van
den tijd en beter dan tot dusver concur.reerend varen
tegenover andere vervoermiddelen.
ilet eerst traden, op 1 januari 1933, nieuwe abon-
n.ementstarieven in werking. De weinig gebruikte en
vanuit een tariefoogpunt bezien niet gelukkige
groepskaarten kwamen daarin niet meer voor. Het
tarief der Algemeene Abonnementskaarten werd ver-eenvoudigd en ongeveer 10 pOt. verlaagd. De geldig-
heid dier kaarten kon voortaan in plaats van op dan
len en den lOen dag der maand, op eiken dag in-
gaan, terwijl zij vrijwel omniddellijk na aanvrage
verkrijgbaar waren. Achtdaagsche abonnementskaar-ten, die een geringe prijsverlaging ondergingen, wer-
den mede voortaan dagelijks afgegeven.
Op 1 April 1933 volgde cie verlaging van de prij-
zen der gewone enkele-reis-biljetten en der huurt-
verkeerbiljetten met bijna 20 pOt.
Ook enkele minder belangrijke reizigerstarieven
ondergingen eenige verlaging, terwijl de verhouding
van de
prijzen
voor de drie klassen voor alle soorten
plaatsbewijzen gelijk gemaakt en op 41% : 31% : 21% gebracht werd.
Door de verlaging der verschillende reizigerstarie-
ven werd ongeveer 15 pOt. der opbrengsten uit het
reizigersvervoer prijsgegeven.
Met ingang van 1 Mei 1933 konden tenslotte de
herziene en verlaagde goederentarieven
2)
ingevoerd
worden. De bestaande vier categorieën van vervoer,
nl. vrachtgoed, ijlgoed, hestelgoed en bestelgoed-snel-
vervoer, werden door samensmelting van ijlgoed en Ije-
stelgoed tot een nieuwe categorie snelgoed tot drie
teruggebracht, t.w. vrachtgoed, snelgoed en expres-
goed, den nieuwen naam voor bestelgoed-snelvervoer.
Bepaald werd, dat stukgoederen in alle plaatsen, waar
de Nederlandsche Spoorwegen een besteldienst heb-
ben, zouden worden besteld zonder dat daarvoor af-
zonderlijk betaald zou moeten worden. Voor stuk-
goedzendingen tot en met 30 kg bevatten de nieuwe
tarieven vrachtprijzen ongeacht den af te leggen, af-stand. Voor wagenladingen van minder dan 5000 kg
voerden zij een aanmerkelijk goedkoopere wijze van
vrachtherekening in. Verschillende bijkomende kos-
ten, o.a. de stationskosten, werden afgeschaft. Door
een en ander deed het bedrijf afstand van ongeveer
17 pOt. der opbrengsten uit het goederenvervoer.
De aangegeven tariefsverlagingen van 1933 hebben
het verwachte resultaat opgeleverd: eenige toene-
ming van vervoerde personen en goederen, doch ge-
heel onvoldoende om de prijsgegeven bedragen goed
te maken. Het aantal reizigers (exclusief die op
ahonnementskaarten of vacantiekaarten vervoerd)
liep in het eerste kwartaal 1933, waarin dat jaar
geen Paschen voorkwam, met bijna een en drie vier-

De opbrengsten verminderden in
1932
met bijna

f
25.000.000 of 15
pOt. (in totaal in de zeven crisisjaren
met ongeveer
f
85.000.000).
Uitvoerig toegelicht in een artikel van Jhr. Mr. P.
Elias, opgenomen in
No. 897
der Econ.-Sta.t. :Beinhten.

24
Februari
1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

137

den millioen terug, doch steeg in de volgende negen
maanden

dus na d.e tariefsverlaging

met meer
dan twee millioen. Het aantal vervoerde tonnen goe-
deren (uitgezonderd die door middel van zegels ver-
antwoord) verniinclercle in de eerste vier maanden
van 1933 niet ruim 400.000 en vermeerderde in de
volgende acht maanden

dus na de tariefsverlaging

met ruim 200.000. Deze cijfers toonen duidelijk
aan, dat de tariefsverlaging een groot verlies aan
reizigers en goederen voorkomen heeft.
Soortgelijk, weliswaar niet teleûrstellen.d, maar
toch slechts matig bevredigend, resultaat had de ver-
krijghaarstelling van dagretours voor alle verbin-
dingen tegen de prijzen van het gelijktijdig buiten
werking gestelde buurtverkeertarief. Dit geschiedde
net ingang van 1 Juli 1935 en deed de verminderin.g
van liet aantal reizigers (retou rkaarten. dubbel ge-iionien, doch zonder (le reizigers op abonnement-
kaarten of vacantiekaarten vervoerd), welke in het
eerste halfjaar 1935 de 1.300.000 overschreed, in het
tweede halfjaar tot ruim 800.000 inpeiken.

Van de minder belangrijke maatregelen op het
gebied van cle reizigerstarieven vernield ik uit de
jaren na 1929 nog: het invoeren van gezelschapshil-
letten 2e en 3e klasse voor een reis heen, en terug
op denzeifden dag voor ‘ten minste 25 personen, liet
verkrijgbaar teIlen van algemeene ahonnementskaar-
ten zonder bijbetaling geldig. in D-treinen, liet uit-
geven van. rijwielabonn.emen.tskaarter, het invoeren
van een speciaal tarief voor sportvereenigingen en
liet organiseeren van daguitstapjes voor gezelschap-
pen, zoowel van volwassenen als van kinderen, en
van goedkoope dagtochten voor individueele reizigers,
gedeeltelijk per spoorweg en gedeeltelijk per boot of autobus. Alle deze maatregelen werden genomen ter
o
ii
twikkeling van het reizigersvervoer, somtijds meer
in het bijzonder met het oog op concurrentie vau an-
dere niiddelen van, vervoer of ter voldoen
. .ing aa:n
gebleke:ii behoeften of wenschen van het publiek.
Niet aan alle wensche:n van die zijde kon natuur-
lijk gevolg gegeven worden, zelfs niet al varen zij,
die de verlangens uitten, overtuigd, dat ook het be-
lang van het spoorwegbedrijf door cle vervulling be-
vorderci zou „vorden. Di
t
is en. wordt met name tel-
kcn.s betoogd hij aandrang tot wederinvoering van
kin-boekjes en van meerdaagsehe retou.rhiljetten,
al-
thans voor het weekeinde, dus van Zaterdag tot
Maandag. De Directie denkt daarover echter anders.
Zij is
ii iet blind voor de voordeelen der genoemde
soorten van plaatsbewijzen, maar zij voorziet nadee-
len, clie grooter zijn.. Voor de km-hoekjes, die geen
belangrijke p.rijsreductie behoeven te geven om voor
het publiek aantrekk-elijlc te zijn, en, daar zij zelcer
liet reizen zouden bevorderen, dat offer waard zou-
den zijn, zijn. die gelegen in de omvangrijke adminis.
tratie, die zij veroorzaken. Het behandelen van km-
boekjes neem
t
cle piaatskaartenloketten veel meer in
beslag dan, het afgeven, van gewone piaatskaarten. Er
zouden dus ongetwijfeld op de grootere stations af-
zonderlijke loketten voor de behandeling van 1cm-
hoelcjes opengesteld moeten worden, rn.a.w. er zou op cle piaatskaartenbureaux meer personeel gesteld moe-
ten. worden. Verder heeft de ervaring i’n vroeger
jaren, toen km-boekjes uitgegeven werden, geleerd,
dat een uitgebreid bureau noodig is om alle, na ver-
bruik ingeleverde, km-hoelcjes te verifiee.ren. Per sal-
do verwacht de Directie daarom van de invoering
van
km-hoekjes, ook al houdt zij rekening niet de
door de vooruitbetaling te maken rente-winst, aller-
mii
in
St
verbetering van de hedrijfsuitkomsten.
Meerdaagsche retourbiljetten.

ook dat heeft
voorheen cle praktijk aangetoond

geven op groote
schaal gelegenheid tot knoeien, en helaas vindt een
deel van het publiek dat tegenover een groot bedrijf
als dat der spoorwegen even geoorloofd als belasting-
ontduiken. Daarbij komt, dat een retourbiljet om
voor den reiziger voldoende aantrekkelijkheid te heb-
ben een flinke reductie tegenover twee enkele reis-

biljetten moet geven, en dat betwijfeld wordt, of het
.reizigersvervoer dloor het verkrijgbaar stellen van
meerdaagsciie-retourbiljetten vol doende zal toenemen,
om de prijsgegeven opbrengst goed te maken. Zou
hijv.,
gelijk meermalen gevraagd wordt, de geldig-
heid
van
het op Zaterdag uitgegeven dagretour tot
Maandag verlengd worden, dan zou het ‘.reokeind
vervoer met meer dan een derde moeten stijgen om
dle spoorwegouderneming in dezelfde geldelijke posi-
tie te laten, aangenomen dan nog, dat dat zoo sterk
gestegen vervoer zonder het rijden van meer trei-
n.en,
dli.
meer lcosten, uitgevoerd zou kunnen worden.
Evenals ten aanzien van de reizigerstarieven zijn
ook met betrekking tot de goeclerentarieven in de
laatste zeven jaren behalve de ingrijpende herziening
van 1933 nog een aantal minder belangrijke maat-
regelen genomen. Bijzondere vermelding verdienen
daarvan:

het invoeren van een bijzonder tarief voor het
vervoer van treiniadingen Limbimrgsche mi,jnproduc-
ten van eenige niijnstations
naar
de kolenove.rslag-
haven aan het Julianakanaal te Bom,
de verlaging
van
het tarief voor kleine zendingen
snelgoed, in November 1935 tot stand gebracht in
overleg niet de Posterijen.. Het nieuwe tarief
maakte
ee.n einde aan. den jarenlangen concurrentiestrijd
met de P
.
T
.
T. Deze is nu goedkooper voor, zendingen
tot en met 3 kg, de spoorweg voor zwaardere zen-
dingen,

de invoering van speciale tarieven in verband met
liet in 1936 in samenwerkinm~
,
met cle Geldersche
Tramweg Maatschappij ingerichte streekvervoer in
den Achterhoek.
Hoewel dit niet de tarieven niets te maken heeft
en niet door, doch slechts op aandrang van de spoor-
wegen geschied is, moet te dezer plaatse ook gewezen
worden op de wijziging
van
artikel 31 der Spoor-
wegwet hij de wet van 2 Juli 1934, Stbl. Nr. 343. In
zijn oude redactie verbond dit artikel, dat den ver-
voerplicht van den spoorweg inhoudt, aan het ver-
leenen van v.rachtverlaging het gevolg, dat deze on-

middellijk ook zou gelden ,,voor alle goedieren van
,,gelijken aard, op hetzelfde baanvak en onder de-
,,zelfde voorwaa:rden te vervoeren” en de verplichting
tot onverwijlde openlijke aankondiging. Dat gevolg
was voo.r de spoorwegen geen bezwaar, doch de ‘er-
plichting gevoelden zij als een ernstige handicap in
den concurrentiestrijd. Beide konien in liet gewij-
zigde artikel niet meer voor, zoodat de spoorwegon-
dern.eming thans evenmin als eenige andere trans-
portonderneming in Nederland haar concu.rren ten
iii
de gelegenheid behoeft te stellen van de door haar
gesloten vervoerovereenkomsten kennis te nemen..
Tariefvrijheid, zooals de beurtvaart en de vrachtauto genieten, hëef
t
de spoorweg daarniede niet verkre-
gen, al wordt dit gaarne door den teleurgestelde.n
concu r.rent beweerd.. De spoorwegtarieven zijn
nog
steeds onderworpen,
aan
de goedkeu
.ilig
val.i,
den
Minister van ‘Tatersta.t

Diensreqeling.

Bij de dienstregeling van 15 Mei 1932 werd aan-
gevangen niet het opvoeren, van cle snelheid dcc mei-
zigerstreinen. In liet bijzonder geschiedde dit bij de
dienstregeling van 15 Mei 1934. Deze
was,
in ver-
band met de indienststeiling van diesel-electrisd:hc
treinstellen op den, ouden Rijnspoorweg en
Oj)
de lijn
Utrecht—Eindhoven, welke een aanmerkelijke uit-
b.reiclirmg en versnelling van den dienst op die spoor-
wegen mede zou brengen, voor het grootste gedeelte
van het net geheel nieuw opgezet. Dit is een moei-
lijk en zeer onivaugrijk werk, waartoe het bedrijf
noode overgaat, onidat het, hoevele en hoe groote
verbeteringen het ook brengt, onvermijdelijk ook voor
vele reizigers onaangenanie verschuivingen of zelfs
wegvallen van jarenlang gebruikte treinen insluit en
daarniede ontstemming wekt. De beteekenis van de
dienstregeling van Mei 1934 lag, behalve in verhoog-

138

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

de treinsnelheid en in verbetering van den treinen-
1001) op de door de diesel-electrische treinstelien te
bedienen spoorwegen, vooral in de verkorting van
den reiscluur voor een aantal verbindingen over lange
afstanden door het geven van goede aansluitingen op
ie knooppunten. Voor het bedrijf leidde de nieuwe
opzet tot een economischer gebruik van treinperso-
neel en van reizigersmaterieel.
De dienstregelingen van 15 Mei 1935 en van 15
Mei 1936 zijn slechts hier en daar verbeterde uit-
gaven van die van 1934. Ook met die van 22 Mei
1937 zal dat het geval zijn. Die van 15 Mei 1938
wordt weder ingrijpend herzien. Het is het voorne-
men van dien dag af de niet-doorgaande treinen op
de bovengenoemde spoorwegen electrisch te vervoe-
ren, de daardoor Vrij komende diesel-electrische trein-
stellen te bezigen voor het rijden van suelverhindin-
gen tusschen Amsterdam, Rotterdam en Den Haag

eenerzijds en Groningen, Limburg en Twente ander-
zijds en de snelheid der belangrijkste binneniaiidsche
treinen aanmerkelijk op te voeren. Vermoedelijk zal
het mogelijk blijken voor lange afstanden met be-
paalde treinen bekortingen van den reisduur met
ongeveer een uur te verkrijgen.
Dat intusschen sinds 1929 op dit stuk ook reeds
veel bereikt is moge blijken uit de navolgende voor-

beelden.

Verbinding
Reisduur

15
Mei
1929
15
Mei
1936
Bekorting

Amsterd. C.S.-Enschede
3.4′-3.37′
2.48′-3.14′
16′-23′
-Maastr.
3.54′-4.29′ 3.37′-3.43′
17′-46′
—Groningen
3.23′-3.55′ 3.16′-3.25′
7′-30′
W.P.-Arnhem
i.33′-1.57′
1.15′-1.31′
1 6′-26′
-Eindhov.
1.55′-2.41′
1.42′-i.49′
13′-52′
i)enF[amigS.S.-Enschede
3.58′-4.36′ 3.29′-3.55′
29′-41′
-Groningen
4.5′-4.28′
3.57′-4.1′
8′ 27′
-Arnhem
2.6′-2.23′
1.44′-1.58′
22′-35′
-Eindhov.
2.30′-3.10′
2.n’-2.16′
19′-54′
(over Utrecht)
DenllaagH.S.-Maastr.
4.24′-4.48′ 3.56′-4.18′
28′-30′
Rotterd. D.P.-Maastr.
3.55
1
-4.15′
3.30′-3.44′
25′-29′
Rot,terd.l4aas-Enschede
3.56′-4.33′
3.24
1
-3.50′
321-43′
-Groningen
4.5′-4.26′
3.52′ 3.56′ 13′-30′
-Arnhem 2.4
1
-2.21′
I.41′-1.55′
23
1
-34′
Groningen

-Maastr.
6.33′-7.7′
5.33′-G.8′
59′-60′

12

-Middeib.
7.11′-8.43′
6.27′ 6.59′
44
1
-1.44′
Hengelo

-Maastr.
4.57′-6.14′
4.1 9′-5.] 3′
38′-].]’
-Middeib.
5.21′-7.21′
4.58
1
-5.45′
23′-i.36′
Leeuwarden -Maastr.
6.38′-7.34′
5.46′-6.1 8′
52′-i.1 6′

11

-Middeib.
7.28′-9.5′
6.37′-7.12′
51′-1.53′

l3ehalve door versnelling hebben de spoorwegen
door vermeerdering van reisgeiege:nheid hun service
vergroot. Het aantal kiometers, dat op werkdagen
door reizigerstreinen afgelegd wordt, is dan ook, on-
danks Vrij belangrijke vermindering van den omvang
van het spoorwegnet, dat voor reizigersvervoer in
exploitatie is, sinds 1929 niet ongeveer 10 pOt. toe-
genomen, gelijk het volgende overzicht aantoont.

Dienstre elin

van

15
M

g

ar

e

n

e

ja Aantal
K.M.
spoorweg
voor den reizigers-
dienst in exploitatie

Aantal op werkdagen
gereden reizigers-
treinkilometers

3666
101.000
3679
103.000
1929

…………..

3679
105.000
3641
105.700

1930

…………..

3636
105.100

1931

…………..
1932

…………..

3540
112.700
1933

………….
1934

………….
3337
110.800
1935

………….
1936
3174
110.100

Een derde verbetering uit de crisisjaren, welke de
dienstregeling betreft, is de openstelling van snelle
1) nuenlandsche nachttreinen in verschillende richtin-
-gen voor het vervoer van reizigers. Er wordt slechts
een atig gebruik van gemaakt. Een poging dit
nachtelijk vervoer aantrekkelijker te maken door mid-
del van siaaprijtuige:n faalde. Het

aantal reizigers,

dat een bed begeerde, was zoo gering, dat cle slaap-
rijtuigen niet gehandhaafd konden worden.

Goederenv erv oer.

De wijze van vervoer, zoowel van stukgoederen als
van wagenladingen, onderging in de jaren 1933 tot

1936 een radicale verandering.
Tot October 1933 werden stukgoederen door de
Nederlandsche Spoorwegen, evenals op nagenoeg ge-
lijke wijze elders geschiedt, in zoogenaamde koers-
wagens vervoerd. Dat waren wagens, die een vasten loop hadden, welke bij iedere nieuwe dienstregeling vastgesteld werd, en die vervoerd werden in treinen,
welke op elk station, dat zij passeerden, stopten.
Tijdens het stationnement werden de goederen in-
en uitgeladen, terwijl op bepaalde overlaadstations onderling omgeladen werd. Met dit stelsel werd in
October 1933 gebroken. 1-let net werd toen voor het vervoer van stukgoederen in 39 groepen verdeeld en de stukgoederen worden nu in zoogenaamde groeps-
wagens, welke onderweg niet behandeld worden, in
rechtstreeksche treinen van het eene groepshoofd-
station naar liet andere groepshoofdstation vervoerd.
Daarheen en van daar worden de goederen van en naar de stations der groep overgebracht, hetzij per
spoorweg in zoogenaamde stortwagens hetzij per vrachtauto. Deze nieuwe vervoerswijze heeft niet
slechts besparing van exploitatiekostn doch ook aan-
zienlijke versnelling van het vervoer van stukgoede-ren opgeleverd. Kwam het v6Sr October 1933 voor,
dat het vervoer van vrachtstukgoed binnen de gren-
zen van liet eigen net drie dagen. vorderde, in het nieuwe stelsel is een vervoersduur van 24 uur het
maximum. Het vervoer geschiedt bovendien voorna-
melijk in de nachturen en de bestelling kan onmid-dellijk na aankomst aanvangen. Een groot deel der
goederen is reeds in den voormiddag van den dag,
volgende op dien der verzending, besteld. Practisch
geldt dan ook thans hij de Nederlandsche Spoorwe-
gen voor het vervoer van vrachtstukgoederen op het
eigen net: heden verzenden, vannacht vervoeren, inor-
gen bestellen.
De groote verkorting van den vervoersdwir der
vrachtstijkgoederen heeft voor het publiek nog het
voordeel, dat liet zich in veel minder gevallen dan
vroeger behoeft te bedienen van het duurdere snel-
vervoer.
Het groepssysteem voldeed hij liet vervoer van
stukgoederen in die niate, dat het in October 1935
ook werd ingevoerd voor het vervoer van wagen-
ladingen. Wagenladingen worden dus thans door de
Nederlandsche Spoorwegen ook vervoerd in recht-
streeksehe, in den regel onderweg niet stopperide,
treinen van groepshoofdstation naar groepshoofcista-
tion (de groepen zijn hier 24 in getal). De vervoers-
duur van wageniadingen is zôo niet langer dan die
van stukgoederen. Ook hier werden dus aanzienlijke
versneilingen. bereikt.
In de practijk heeft liet nieuwe, geheel Nederland-
sche, stelsel tot dusver voortreffelijk gewerkt. Het
wacht nu op den vuurproef eemier periode van ge-
sloten water.
Weg en werken.

De afnemiiig van, het vervoer deed uit den aard
der zaak menige behoefte aan uitbreiding van be-
staande inrichtingen, verdwijnen en de slechte he-
drjfsuitkomsten noopten de noodzakelijkheid van elk
werk, waarvan de uitvoering gewenscht was, gestren-
ger dan ooit te toetsen. Gaandeweg is dientengevolge
het aahtal werken in–uitvoering zeer verminderd en
zijn geen nieuwe werken van. beteekenis meer ter

hand genomen. In de c:risisjaren kwamen, behalve een
âaiitaÏ vbor rijks.rekeuing uitgevoerde werken, nog tot stand kostbare voorzieningen tegen baanverzak-
king -van den spoorweg Rotterdam—Gouda, veruh-
beling – van de brug hij Zaithommel en – van het aan
weerszijden aansluitende spoor in den spoorweg

24 Februari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

139

Utrecht—’s-Hertogenbosch, een tweede brug nabij
Zwolle in den spoorweg Amersfoort—Zwolle, een
nieuw station te Lutterade, een revisieloods voor
electrisch materieel te Amsterdam, belangrijke ver-
bouwingen van enkele centrale werkplaatsen en een
aantal werken, welke verband hielden met de electri-
ficatie van de spoorwegen Amsterdam—Alkmaar en
Rotterdam—Dordrecht. In uitvoering zijn nog om-
vangrijke werken ter verbetering van spoorweg- en
verkeerstoestanden aan de oostzijde van Amsterdam,
welke echter meer het wegverkeer clan den spoorweg
ten goede zullen komen en waarvan de kosten dan ook
slechts voor ongeveer één derde
01)
(ie spoorwegreke-
ning zullen drukken, en verhooging van spoorbanen rondom Utrecht ten behoeve van het wegverkeer en
voor rekening van het Werkfonds.
De bovenbouw der Nederlandsche Spoorwegen vor-
derde in de laatste zeven jaren niet meer dan gere-
geld onderhoud en normale vernieuwing, die waar
noodig met verzwaring gepaard ging. Nu echter de
snelheid der treinen
01
een aantal lijnen in 1938
boven 100 km gebracht zal worden, is het noodzake-
lijk den bovenbouw dier
lijnen
te versterken. Dit kan
zich beperken tot het bijsteken van dwarsliggers.

Trac
lie.
Kenden de Nederlandsche Spoorwegen reeds véér
1929 naast stoomtractie electrische- en verbrandings-
inotor-beweegkracht, in de volgende jaren zijn zij
meer en meer tot aanwending van beide laatstge-
noemde tractievormen overgegaan. Het aantal stoom-
locomotieven voor hoofd- en locaalspoorwegen is in
verband daarmede van 1328 op 31 December 1929 tot 985 op ulto. 1936 teruggeloopen.
De electrische tractie, die, afgezien van andere
voordeelen, hij een frequenten dienst en niet te hooge
stroomprjzen
1)
goedkooper is dan stoorntractie, werd in 1931 ingevoerd op de
lijnen
Amsterdam—Alkmaar
en Velsen—Uitgeest, in 1934 op cle lijn Rotterdam-
Dordrecht en in 1935 op de lijnen Schiedam—Hoeic
van Holland en Haarlem—Zandvoort. De omvang
van het electrische net bedraagt dientengevolge thans
ruim 230 km. hij zal in 1938 met rond 275 km toe-
ncmen bij het in dienst stellen van (le electrische
tractie op de spoorwegen Amsterdam—Utrecht—Arn – hem; Rotterdam—lltrech t, ‘s-Gravenh age—Gouda en.
Utrecht—Eindhoven. Het belangrijke midclengedeelte
van het Nederlancische spoorwegnet zal clan geëlec-
trificeerd zijn en daarmede cle gelegenheid geopend
om bij behoefte aan nieuwe locomotieven voor het
vervoeren van doorgaande ieizigerstreinen en van
goeclerentreinen tot het aanschaffen van electrische
locomotieven over te gaan. Vooralsnog is er voor deze
machines, die kostbaar zijn en dientengevolge pas voordeelig in de exploitatie indien er een intensief
gebruik van gemaakt kan worden, in het Nederland-
sche spoorwegbedrijf, dat voor locale treinen aan
motorrijtuigen de voorkeur gegeven heeft, geen vol-
doende emplooi. Elke electrificatie was tot dusver
een succes. Zij leverde nimmer technische bezwaren op, verbeterde telkens de exploitatie en deed op elke
lijn, waar
zij
haar intrede deed, het aantal reizigers
stijgen en de exploitatiekosten dalen.
De verbrandingsmotor kwam in 1934 op groote
schaal in toepassing door de in dienst stelling van
veertig diesel-electrische treiustellen, uitgerust met
snelloopende motoren. De spoorwegdirectie, door het
uitvallen van stoomlocornotieven verplicht tot het
aanschaffen van een belangrijke hoeveelheid nieuwe
trekkracht, had gemeend te mogen overgaan tot den
hecloelden tractievorm, die in menig opzicht aan-
trekkelijk is. Hij is in exploitatie goedkooper dan
stoorntractie en in aanschaffen minder kostbaar dan de electrische, omdat hij geen bovenleiding met on-

t)
De Nederlandsche Spoorwegen mogen niet zelve elec-
trischen stroom opwekken, doch zijn door de Regeering
verplicht dien van provinciale en gemeentelijke centrales
te betrekken.

clerstations enz. vordert, terwijl hij boven deze laatste
voor heeft, dat hij niet aan een bovenleiding gebon-
den en dus op elken spoorweg te gebruiken is. Na een
kort succes openbaarden zich ernstige fouten in de
dieselmotoren, tengevolge waarvan nagenoeg alle
diesel-electrische treinstellen buiten cl ienst geste] cl
moesten worden. Gaandeweg konden zij met herstelde
en verbeterde motoren hun plaats in dan treinenloop
weder innemen. De motoren voldoen thans goed; voor
een definitief oordeel is de ervaring echter nog niet
voldoende.
De verbrandingsmotor vond ook aanwending in een aantal locornotoren, die de plaats van rangeerlocomo-
tieven innemen en voor rangeer- en convooidiensten gebezigd worden. Hun aantal bedroeg op 31 Decem-
ber 1929 slechts 3 en was op uit. 1936 gestegen tot
132. Hunne bediening kan door één man geschieden
en is z66 eenvoudig, dat daarvoor geen speciaal des-
kundig personeel noodig is. Een stationsbeambte
wordt er mede belast.
liet diesel-electrische en het in 1935 in dienst ge-stelde en het in bestelling zijnde nieuwe electrische
materieel is van lichten bouw en biedt door stroom-
ljnvorm geringeren weerstand, hetgeen voor brand-stof- en stroomverbruik van veel beteekenis is. Met
een gestrooniljnde locomotief worden proeven ge-
nomen, die door verbouwing van nog een drietal
locomotieven op grootere schaal voortgezet zullen
worden.
In 1934 werd, ongeveer
gelijktijdig
niet de ons
omringende landen, de handberemming van goederen-
treinen door een doorgaande rem vervangen. Dit
maakte belangrijke vergrooting van de snelheid der
goederentreinen mogelijk, terwijl de aanzienlijke uit-
gaven, aan het aanbrengen van de doorgaande rem
verbonden, ruimschoots vergoeding vonden in de
personeelbesparing, verkregen door het overbodig
worden van, honderden remmers.

Opheffen van lijnen en van sta.lions.

Tot de maatregelen ter verbetering van het be-
drijf behoort zeker niet het opheffen van spoorwegen
en van stations. Het bedrijf als zoodanig boet in aan
heteekenis naar mate het geringen omvang heeft en
minder plaatsen bedient, terwijl het bovendien in elk
geval met het vervoer over den opgeheven spoorweg
ook vervoer over aansluitende lijnen prijs geeft en
daarvan dus de opbrengsten doet dalen. De maat-
regel is intussehen, afgezien van den invloed, dien
hij op de geldelijke uitkomsten van het bedrijf heeft,
voor hem, die zich rekenschap geeft van de ontwik-
keling van het Nederlandsche spoorwegbedrijf in de
crisisjaren van te veel heteekenis om hem hier met
stilzwijgen voorbij te gaan. Aangeteekend zij daar-
om, dat in de jaren 1930 tot en met 1936 de exploi-
tatie van ruim 348 km spoorweg met het oog op de
zeer ongunstige geldelijice uitkomsten geheel gestaakt
en die van ruim
243
kin spoorweg tot het overbren-
gen van goederenvagens beperkt is, terwijl in die
jaren 87 stations en halten aan thans nog in exploi-
tatie zijnde spoorwegen opgeheven werden. Op dien
weg wordt nog voortgegaan,
zij
het evenals tot heden
langzaam, omdat het beoogde geldelijke voordeel toch
eerst geleidelijk verkregen wordt, ul. naar mate voor
het vrij komende personeel en materieel een andere
bestemming gevonden wordt.
Bij het opheffen van stations heeft niet steeds het
geldelijke motief een rol gespeeld.
In het moderne verkeersapparaat zal de spoorweg
zich in den regel behooren te bepalen tot het vervoer
over langere afstanden, alsmede tot het vervoer van
reizigers over trajecten met een zekere verkeersdicht-
heid en van reizigers en goederen in massa’s. Het
overige openbare vervoer dient aan tramwegen, auto-
bussen en vrachtauto’s toevertrouwd te worden, in
samenwerking met spoorweg en waterweg. Het zal
geen betoog behoeven, dat bij een
dergelijke
coördi-
natie van vervoermiddelen het best sluitende geheel

140

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24Februari 1937

verkregep zal worden, indien het geheel door ééne

hand geleid wordt. Goede aansluitingen – indien
mogelijk, zelfs hij de beste bedoelingen is het niet
altijd doenlijk behoorlijke aansluitingen tusscheu ver-
voermiddelen van één onderneming tot stand te bren-
gen – en doorgaande tarieven zijn clan verzekerd.
Nu is de eenige onderneming, die voo:r het beheer-
schen van al die aansluitende vervoermiddelce in
aanmerking kan komen, het Nederlanciche Spoor-
weghedrijf en hoewel (of juist omdat?) dit een ge-
meenschapshedrijf is, zal men dat in ons vaderland
wel niet aanvaarden. Men zal nu moeten trachten
het ideaal te benaderen door scherp overheicistoezicht,
dat elk vervoermiddel noopt zijn taak in het geheel
behoorlijk te vervullen en zich daartoe te beperken.
Ook zoover zijn wij iritusschen nog niet en in af-

wachting daarvan hebben de spoorwegen in de laatste
jaren er naar gestreefd hetzij door middel van hunne
dochteronderneming de ,,A.T.O.” hetzij door het tref-
fen van overeenkomsten met andere ondernemingen
1)

te werken in de boven aangegeven richting. Waar dit
gelukt is, heeft het tot sluiting van stations geleid.

Dank zij de in dit artikel opgesomde verbeteringen
zijn de Nederlandsche Spoorwegen thans niet minder
goed, doch beter voor hun taak berekend dan véér
de crisis. Zij, en hun toegewijd personeel zeker niet
minder, verlangen niets liever dan dat zij dit door
het even goed doch sneller dan voorheen bewerkstel-
ligen van een toenemend vervoer van reizigers en
goederen zullen kunnen aantoonen.
H. VAN MANEN.

‘)Bijv. met de Geidersohe Tr.amwcg Maatschappij voor
het- vervoer ‘van goederen naar en van dcii Geldersehen
Achterhoek, met den autebusdienst A.D.O.Z. voor het ver-
voer van personen op shot traject Deventer-Zwolle.

DE ENGELSCHE BANKEN IN 1936.

Een gevaarlijk pleidooi voor duurzaam lage rente.
in het Engelsche bankwezen hebben zich gedu-
rende’ de laatste jaren enkele belangrijke verschui-
vingen voltrokken, die ten zeerste de aandacht ver-
dienen. De halansen der groote banken, welke de
vorige maand gepubliceerd zijn, geven hiervan we-
derom duidelijk blijk. Onderstaand staatje, waarin
de balansposten van de Big Five (Midland Bank,
Westminster Bank, Barclays Bank, Lloyds Bank,
National Provincial Bank) sinds 1929 zijn gecom-
bineerd onder toevoeging van enkele percentagebe-
rekeningen, moge dienen ter illustratie van de inge-
treden veranderingen. ‘Hierin valt in de eerste
plaats de aanzienlijke stijging van cle deposito’s op.
Deze bereikten einde 1936 een recordstand. De groei
van dezen balanspost valt niet moeilijk te verklaren.
Sinds het verlaten van den gouden standaard heeft
de Engelsche geldpolitiek gestaan in het teeken der ‘reflatie. De basis van de geldcirculatie, het door de
ceutrle bank in omloop gebrachte bankpapier en het
door deze instelling gecreëerde giraalgeld, werd door
vermeerdèring van den goudvoorraad als gevolg van
de gestie van het Equalisation Account en door een
politiek van lage rente verruimd. Daardoor werden
de particuliere banken in de gelegenheid gesteld om

harerzijds eveneens haar uitzettingen te vergrooten
en daarmee haar deposito’s te -doen aanzwellen.
Bij het bedrijfsleven konden de particuliere ban-ken in de eerste jaren na het verlaten van den gou-
den standaard geen emplooi vinden voor de bedra-
gen, waarmee zij haar uitzettingen wilden vergroo-
ten. De post voorschotten bewoog zich tot en met
1933 in dalende richting. ‘Hierdoor werd de moge-
lijkheici geschapen om uitbreiding te geven aan cle

beleggingen, die
bij
de Big Five i.n hoofdzaak bestaan

uit Staatsfondsen en welker toeneming bijna even
groot is geweest als het bedrag, waarmee de deposi-

to’s zijn gestegen.
Deze vermeerdering van de beleggingen heeft de
markt voor Overheidsfondsen verruimd en steun ge-
boden aan het streven tot renteverlaging van de

Overheid.
De gevolgdé gedragslijn is in een periode van
depressie alleszins verdedigbaar, daar zij door ver-
vanging van het afnemend crediet aan het be-
drijfsleven en door uitbreiding van den totaleit
omvang der uitzettingen een correctief vormt tegen
de deflatie van den geldsomloop. In dezen gedachten-
gang zal echter de belegging van hankgeld in staats-
fondsen niet anders dan een tijdelijk karakter mogen
dragen. Herstelt zich de particuliere ereclietvraag,
zoo is het verstandige politiek, wanneer alsdan de
beleggingen der banken in staatsfondsen worden ver-
minderd, zoodra mag worden, aangenomen, dat een.,
voldoende mate van reflatie heeft plaats gevonden.
Anders toch zou een op zichzelf volkomen ve.rdedig-
hare reflatiepolitiek ontaarden in een nieuwe even-
wichtstorende in.fiatie, die uiteindelijk toch weer
Op

ccii depressie moet uitloopen en waardoor aan het
economisch leven de stabiliteit zou worden onthou-
den, waaraan het thans mee.r dan ooit behoefte heeft.
In ieder land, dat in een depressieperiode een po-
litiek van geldverru.imi ng volgt, rijst daarom na
verloop van tijd de lastige vraag, wanneer het oogen-
blik gekomen is om met de uitbreiding der geld-
circulatie op te houden, opdat aan de gevaren van
een nieuwe inflatie kan worden ontkomen. In Ame-
rika is deze quaestie aan. de orde van den dag, maar
blijkens de jaarredevoeringen van de Chairmen der
groote banken maakt men zich er in Engelsche bank-
kringen voorloopig minder zorgen over. Weliswaar
nemen sillds 1933 de voorschotten der banken weer
toe. Aanvankelijk geschiedde dit in een langzaam
tempo, dat laatstelijk aanzienlijk sneller werd. Doch
daarin w’ordt geen teek-en van overspanning van
het crediet, maar veeleer een symptoom van gezond
herstel gezien. Dat deze voorschotten ook na eenige
jaren van hausse zelfs nog niet tot het peil van het
dep:ressiejaar 1930 zijn gestegen, doch nog belangrijk
daaronder zijn gebleven, wordt overigens voor een
deel toegeschreven aan, andere financieri ngsmethoden
van het bedrijfieven zelf. Oude credi’eten hij banken
werden afgelost door nieuw opgenomen kapitaal.
Fusies en reorganisaties vethoogden de mogelijkhe-
den tot interne financiering buiten de banken om.
En tenslotte is door de binnenlandsche geldverrui-
ming in Engeland de geldelijke opbrengst van het

bedrijfsleven en daarmee de winst aanmerkelijk ge-

(in millioenen £)

Jaar
Depo-
.

,
sito
S

Kas
Saldi
1)ij
en cheques
01)
andere

1
Cail-Mo-
ney en
Short

Wissels

Beleggioigen
________
________
Voorschotten
________ -.—
Accepten

in
o/

,
in
01

V.
in

nh

V.

De

P.

banken
Notice
i)ep.
Dep.

Ï929.
.
1.625,4
210,1
12,9
67,4
124,3
196,1
196,5
12,1
887,7
54,6
154,4

1930..
1.697,3
211,4

12,5
60,0
119,0
‘288,4
236,3
13,9
828,8
48,8
108,4

1931..
1.563,4
185,3
11,9
56,3
102,5
211,4
234,4
1.5,C
,

809,2
51,8
93,9

1932..
1.773,0
198,1
11,2
57,3 109,8
355,4


398,8
22,5
689,9
38,9
82,4

1933..
1.744,0
202,0
11,6
58,6
106,7
269,9 481,9
27,6
658,2
37,7
103,9

1934..
1.771,4
,

196,7
11,1
62,5
138,4
232,5 505,4

28,5
,

677,9
38,3
112,6

1935..
1.874,3
215,9
11,5
69,0
129,5
277,3 520,5
27,9

704,3
37,6
88,3

1936..
,

2.011,3 225,5
11,2 76,3
167,2
267,6
52,7
27,5
764,5
38,0
,
89,8

24 Februari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14.

stegen, waardoor de behoefte- aan bëclrijfs- en expan-
siecrecliet in belangrijke mate uit de winst kon wor-
den gedekt.

Intusschen, het feit blijft, dat de credieten aan het
bedrijfsleven in de stijgende lijn zijn en dat cle beleg-
gIngen niet zijn afgenomen, doch nog verder gestegen,
zoodat zich, mede in verband met de oploopende goe-
derenprijzen, de vraag begint op te dringen, hoe lang
dit alles nog kan doorgaan zonder gevaarlijk te worden.
Nu mag men zich ter heoordeeling van de vraag,
of er een overmatige gelcicreatie heeft plaats gevon-
den, niet uitsluitend beroepen
01)
de groote toene-
ming der deposito’s. Dit door de particuliere banken
geschapen giraalgeld vormt slechts een der compo-
nenten van de geldcirculatie. Of het nieuwe geld in-
derdaad invloed heeft op het prijsniveau en daar-
mee op den gang van zaken in het bedrijfsleven,
hangt mede af van den anderen component van den
geidsoinloop, de omloopssnelheid, of in dit geval de
omzetsnelheid der han.ksaldi.
Van de UPS en downs der effectieve geldcircu-
latie (geldquanturn maal omloopssnelheid) kan men
zich bij benadering ecu beeld vormen aan de hand
van de in de hankclearing verrekende bedragen. De
Londensche clearing vertoont sinds het jaar 1929,
waarin de conjunctuuromslag zich heeft voltrokken,
het volgende beeld:

Clearing te Londen (maandgemid. in miii. £)

J a a r

1
Bedrag

1
J a a r
1

Bedrag

1929

1

3.328

1933

2.310
1930

3.232

1934

2.561 1931

2.651

1935

2.704
1932

2.319

1936

2.920
De cijfers toonen, (lat de clearingomzetten welis-waar stijgende zijn, maar zich toch nog op een aan-
merkelijk lager peil bevinden dan in het eerste
depressiejaar 1930. Hierin kan dus nog geen grond
voor acuut gevaar worden gezien.

Een markante stijging vertoonen laatstelijk de
cijfers van de groothandelsprijzen; het prijzenpeil
is gemiddeld in 1936 nog weinig gestegen, maar het
eindpeil van 1930 bevond zich toch ongeveer 10 pCt.
boven dat van het vorige jaar en daarmee boven het
gemiddelde van 1930.
Bij
levenskosten en bonen is
u iteraarcl de beweging veel langzamer. Onderstaand
staatje geeft van een en ander een beeld.

1924 = 100

t

Index van
osen van
aarge-

index van

K
groothandels-

gernidd. weeki.
levensonderh.
middelde

prijzen

Min, of Labour Loudon & Corn.

Boarci of Trade

Econ. Serv.

1929

82,2

94

99,3
1930

71,9

90

98,3
1931

63,3

84

97,0
1932

61,6

82

95,3
1933

61,6

80

94,0
1934

63,3

81

94,1
1935

63,9

82

95,1
1936

67,8

84
1)

98,32)
‘-) Voorloopig cijfer.
2)
Jan.
t/m.
Oct.
1936.

De winstvoet van het bedrijfsleven heeft zich vol-
gens de bekende statistiek van The Economist krach-
tig hersteld, doch blijft nog onder het niveau van
1930. (Zie staatje bovenaan volgende kolom).
De leiders der groote banken in Engeland zijn,
zooals gezegd, de meening toegedaan, dat cle toestand
momenteel bevredigend genoemd kan worden. In-
tusschen zal het wel duidelijk zijn, dat, ook al,zou

men het tot dusverre ingetrede herstel van den
omvang der geidcircuiatie en van de goederenprijzen
een uiting van geonde reflatie mogen achten
1
), een
1)
flat er i’eden tot twijfel niet betrekking -tot dit punt
bestaat, leeien de onderzoekingen van Prof. Tinbergen in
J)e Ned. Conjunctuur,
Aug. 1936,
die het conjunctureele
evennicht in Engeland reeds in
1936
door de hausse ver-
stoord achtte.

Verhouding
v.
winst

ernidd dividend

J a a r tot prei, en gewoon

op gewone aan-
kapitaal in
0/,

1

deden in
0/,

1929
10,5
.

10,5
1930
9,8 9,5
1931
7,2 7,2
1932
5,8
5,9 1933

6,1
5,8
1934
7,2
6,5
1935
8,5
7,4
1936
9,7
8,2

verdere verruiming van de geldcircnlatie zeer licht
tot ongezonde uitwassen Ican leiden.
Nu trekt het in de redevoeringen, die cle groote
bankiers in Londen in Januari ji. hebben gehouden,
cle aandacht, dat zij over het geheel sterk geporteerd zijn voor een voortzetting van de politiek van goed-
koop geld, welke ook in de achter on.s liggende jaren
werd gevolgd. Niet allen gaan op dit punt in den
breede in. De heer McKenna van de Midiand Bank,
behandelt de zaak met eenige uitvoerigheid. Een
echte ,,hoorn” acht hij, ondanks cle duidelijke waar-
neembare hausseverschijnselen, nog niet aanwezig.
Maar mocht deze komen, zoo zou dat z.i. moeten
blijken uit een toenemende ontwrichn#vn de
Engeische betalingsbalans. Zou dan de Bank of
England doorgaan met het verruimen van de geld-
circulatie? ,,Fo-r my part 1 should not expect it,
and

in the circumstances of our own economie life 1
should regard a persiste.nt deficit on the halance of payments as the truc warning of boom condi-
tions. Happily, however, that cvii does not appear
to be at hand”, aldus deze bankier.

Het betoog maakt geen bijzonder sterken indruk.
Immers, als eerlang in alle toonaangevende landen
de geldcirculatie zou aanzwellen of blijven toenemen,
dan zou er met de Engelsche betalingsbalans weinig
gebeuren en niettemin zou er -een toestand van ge-
vaarlijke credietoverspanning kunnen intreden.
Maar, aldus een tweede vraag, wat zouden nu de
particuliere hapken moeten doen, indien er inder-
daad een groote ,,hoom” met speculatieve excessen
zou ontstaan? Het antwoord van den heer McKenna
luidt, dat in dat geval het bedrijfsleven geholpen
moet worden met crediet tot een lagen rentevoet,
maar dat de credieten aan speculanten beperkt moe-
ten worden. ,,Genuine business would not he affec-
ted; there would be stili
cheap
money and ahundance
of credit for legitimate trade, hut there would he
no easy money for the mere speculator. 1 repeat,
there are no sufficient indications at presen.t of dan-
gerous speculation, but should this appear a power-
ful remedy could he provided by the concerted and
direct action of the hanks without recourse to high
rates and indiscriininate restriction of credit. The
country ought not to be required to subutit to
general – stagnation as a cure for the activity of
specuiators.” –

Ook dit betoog vervult ons met twijfel en bezorgd-
heid. Vooreerst zal men, als men de speculatie wil belemmeren, er voor moeten zorgdragen, dat deze
zich niet,

ook al vindt zij de bankdeuren gesloten,
buiten de banken om van de noodige geldmiddelen
voorziet en daardoor het bedrijfsleven, dat anders van deze middelen had kunnen gebruik maken, in
de armen der banken drijft, die het gevraagde be-
drijf sered jet, als het in het algemeen voldoende
solide schijnt, volgens de leer van den heer McKenna
niet zullen kunnen weigeren.

Ons hoofdhezwaar is echter, dat goedkoop crediet aan het bedrijfsleven een voortreffelijke maatregel s
in tijden van depressie en monetaire defIatie, doch
dat – in. een periode van toenemende geldcirculctie,
stijgende prijzen en algemeene bedrijfsexpansie juist het tegenovergestelde zal moeten geschieden ter sta-

142

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

hilisatie van het economisch leven. Over het tijdstip
van koersverandering kan men twisten en het is zeer
wel mogelijk, dat datgene, wat tot dusverre in
Engeland is geschied, wel gedaan was. Maar daaruit
de conclusie te trekken, dat nu ook eeus en voor
altijd een politiek van goedkoope bankrente voor
,,reëele zaken” moet worden gevolgd, hetgeen impli-
ceert, dat daarmee eventueele tendetizen tot rente-
stijging op de kapitaalmarkt, zooals deze zich reeds
thans beginnen te openbaren, worden tegengewerkt,
beteekent niet anders, dan dat men in tijden van
hausse niet een heilzarne, stabiliseerende rem door
het bankwezen aan het bedrijfsleven doet aanleggen,
doch op de hausse nog eens een flinken schep boven-

op doet.

Zou de gedragslijn van den heer McKenna in de
toekomst worden gevolgd, zoo zouden de bedrijfs-
credieten der banken blijven toenemen zonder dat de
banken zich daartegen zouden verzetten, zoolang niet
haar eigen liquiditeit ertoe zou noodzaken. Dat is
gevaarlijk. En dit temeer, omdat cle vraag, of dan
niet een vermindering van de beleggingen zou moe-ten intreden door verkoop van staatsfondsen al naar-
mate de voorschotten aaii het bedrijfsleven zouden
stijgen, een zeer delicaat punt is geworden in ver-
band met de groote bewapeningsfinanciering. Deze

is juist na de redevoeringen der bankiers naar voren
gebracht, maar men kan zich moeilijk aan den in-
druk onttrekken, dat de geestdrift voor lage rente
mede geïnspireerd is geworden door het verlangen
om den Staat aan goedkoop geld te helpen, hetgeen
door verkoop van staatsfondsen door de banken zou
worden bemoeilijkt. Dat standpunt moge in patriot-
tisch opzicht begrijpelijk zijn, het is niet te looche-
nen, dat een hierop gebaseerde monetaire politiek
groote economische gevaren met zich brengt.

Het is daarom te hopen, dat in Engelsche bank-
kringen spoedig een gezonder inzicht moge rijpen
ten aanzien van de rentepolitiek, die in verband met de conjunctuurgolven door de banken gevolgd moet
worden. Engeland is er in geslaagd, de wereld te

bevrijden, van een dogma, dat hierin bestond, dat de
gouden standaard een bruikharen grondslag voor een
waardevast ruilmiddel opleverde. Het heeft in de
eerste jaren van a-metallisme een zeer succesvolle
monetaire politiek gevolgd. Het kan de wereld een
nieuwen dienst bewijzen door aan te toonen, dat
tijdig remmen in een periode van hausse de daarop
volgende depressie, zooal niet geheel voorkomt, dan
toch aanmerkelijk kan verminderen.

Maar het land zou zijn historische taak als mone-taire Mentor van de wereld mankeeren, wanneer de
leidende financiers en staatslieden er thans een
nieuw dogma gingen huldigen, het dogma van den gelijkmatigen en lagen rentevoet. Zulk een stabili-satie van den rentevoet dwars door de conjunctuur
heen is hoogst gevaarlijk en daarom is het te hopen,
(lat tijdig zal worden beseft, dat in tijden van hausse
en toenemende particuliere bedrijvigheid de banken
den ouden en heproefden regel ook nu nog dienen
te handhaven, t.w. renteverhooging, zoo noodig ge-
paard aan verkoop van fondse.n op de open markt.

Of deze opvatting zich na de groote bewapenings-
plannen nog laat verwezenlijken, dient te worden
afgewacht. Maar ontkend kan niet worden, dat de
kansen op verwezenlijking van een gezond economisch
programma er door factoren, buiten de economie ge-
legen, de laatste maanden niet beter op zijn gewor-
den. Wanneer de gezonde economie haar kans niet
meer krijgt door het medespelen van de ,,hooge poli-
tiek”, dan kan men nog zoolang praten en hetoogen
als men wil, maar dan is ook de beste geidpolitiek
tot mislukking gedoemd. En het zou helaas wel eens
kunnen zijn, dat dit in de naaste toekomst het geval
was.
G. M. V.
S.

DE AMSTERDAMSCHE ZEE- EN LUCHTHAVEN

IN 1936.

Zee/raven.
De jaai’cijfers van het scheepvaart- en

het goederenverkeer in de Amsterdamsche haven voor
1936 toonen nog slechts in geringe mate den stij-
genden invloed, welke verschillende in den loop van
het jaar tot stand gekomen maatregelen op het
scheepvaart- en havenbedrijf uitoefenden.

Zeescheepvaart.
Het aantal der
itt
de haven aan-

gekomen zeeschepen vermeerderde van 2893 in 1935
tot 3023 in 1936; de totale tonnenmaat der aange-
komen zeeschepen van 4.178.271 Netto Register Ton
in 1935 tot 4.280.127 N.R.T. in 1936. Het aantal in
ballast binnengekomen schepen nam toe van 231 in

1935 tot 296 in 1936.
Het aantal schepen, hetwelk de Amsterdamsche
haven uitsluitend aandeed om te bunkeren, hetwelk
in 1935 op een bijzonder laag peil was gekomen, nam
in het afgeloopen jaar weder toe. Over de jaren 1929,
1930, 1931, 1932, 1933, 1934, 1935 en 1936 bedroeg
het aantal dier schepen resp. 192, 95, 133, 147, 138,
108, 55 en 120. De hoeveelheid in de haven gebuuker-
de brandstoffen nam toe. Voor kolen en olie bedroe-
gen de cijfers voor 1935 resp. 258.716 ton
i)
en 46.012

ton; voor 1936 289.312 en 67.232 ton.

Rijnvaart.
Het getal de.r te Amsterdam aangeko-mcii en vandaar vertrokken Rijnschepen liep in het
afgeloopen jaar weder terug. Zooals uit het op
pag. 143 geplaatste overzicht blijkt, verminderde het
aantal beladen aangekomen schepen van 1666 in 1935
tot 1636 in 1936. Het aantal ledig aangekomen sche-
pen verminderde eveneens, nl. van 110 in 1935 tot 41
in 1936. Bij de vertrokken schepen daalde het aan-
tal beladen naar Duitschiand vertrokken schepen van
982 in 1935 tot 975 in 1936, het aantal ledig daar-heen vertrokken schepen van 230 tot 118, vermin-
derde het aantal beladen naar elders vertrokken sche-
pen van 20 tot 18 en nam het aantal ledig naar elders
vertrokken schepen toe van 517 tot 562. (Zie Staat T).

Goeclerenverkeer ). 1
tet totale havenverkeer
3)
bleef
ongeveer op dezelfde hoogte als in 1935. Het bedroeg
5.794.343 ton in 1935 en 5.753.722 ton in 1936. In-
tusschen blijkt uit het hieronder opgenomen staatje
van cle aan- cmi afvoeren per maand, dat er een stij-
ge.iide tendens in de goederenheweging valt op te
merken.

Te Amsterdam per zeeschip aan- en afgevoerde goederen
in tons van 1000 kg.

Maand

1935

1936

Januari …………
460.877

430.700
Februari ……….
430.632

383.826
Maart …………
437.994

399.054
April …………..
385.926

413.299
Mei…………….
369.557

349.981
Juni …………..
377.391

380.212
Juli …………..
354.383

457.005
Augustus … .. . ….

427.811

364.201
September ……..
366.608

444.072
October …………
472.614

441.621
November ……….
443.191

472.977
December ……….
408.918

463.838

) Onder ,,toa” wordt hier en in het vervolg, waar ge-
sproken wordt van goedereuhoeveelhedcn, een hoeveelheid
van 1000 kg verstaan.
) Bij de …n1enstelling van de eijferoverzichten en dc
grafiek betreffende het goederenverkeer is gebruik ge-
maakt van de maandstatistiek van den in-, uit- en door-
voer, Ze deel, van het Centraal Bureau voor de Statistiek
te ‘s-Gravenhage.
9s Hieronder wordt vet’staan de som van de in de maand-
statistiek vermelde hoeveelheden, gelost bij invoer ter zee
en langs rivieren en kanalen en de hoeveelheden geladen
bij uitvoer ter zee en langs rivieren en kanalen vermeer-
derd met het hoogste der beide cijfers, welke men ver-
krijgt bij optelling; eenerzijds van de hoeveelheden, ter
Zee en langs rivieren en kanalen bij dooevoer aangeioerd,
anderzijds van de hoeveelheden, tem- zee en langs rivieren
en kanalen bij doorvoer afgevoerd.

Goederenver-

keer in de

Amsterdomsche

haven


lolale

oederen

verkeer

—-aanvJer
Zee

—-
_..afv, Ier zee

aww

riven
I(W1,

++++OfV 10P155

e
l(m
j 154
4936


vt

24 Februari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

143

Staat 1.

Aantal en inhoud (in 1000 M
3
.) der aangekomen en vertrokken Rijuschepen.

Aangekomen
Vertrokken

Beladen
Ledig
Beladn

Ledig
Beladen

L e d i g
jaren
naar Duitschiand
naar elders
Laad-

Laad-
Aan-
tal
ver-
Aan-
tai
ver-
Aantal
Laadver-
Aantal
Laadver-
Aantal
Laadver-‘
1
1

1
Aantal
Laadver-
mogen
mogen
mogen
mogen

mogen
mogen

1929

.
2762
2064
171
186
1362
1049
334 309
80 46
1278 1007
1930

.
2570
1855
117 127
1323
987 267 233
109 85
1176
853
193j

.
..
2319
1689
92
93
1150
795
294 275
48
29
1040
779
1932

….
1514 1114
51
51
959 665 184
175
19
9
583
449
1933

.
..
.
1596
1141
126 114
1112
789
164 146 24
13
580
457
1934

….
1789
1298
193
174
1210
862 249 215
24
11
571
484
1935

….
1666 1189
110
105
982
652 230
181
20
10
517
434
1936

….
1636
1141
41
26

975 624
118
94
18
9
562 459

De verhouding tusschen stukgoed- en massagoed-
verkeer
1
) verschoof weer verder ten gunste van het
stukgoedverkeer. Van het totale havenverkeer vormde
het stukgoedverkeer 50.2 pOt. (1935 48 pOt.); het
niassagoedverkeer 49.8 pOt. (1935 52 pOt.).
Het aandeel, hetwelk de afvoer vormt van den aan-
voer, nam eenigszins toe, zoowel bij het zeeverkeer
(van 44.1 pOt. in 1935
01)
46.3 pOt. in 1936) als bij
het verkeer langs rivieren en kanalen (van 55 pOt.
in 1935 tot 60 pOt. in 1936).
Een overzicht van het totale havenverkeer van de
verschillende massagoederen verschaft den volgenden staat:

Totaal havenverkeer van massagoederen te Amsterdam.
(in 1000 tonnen)
Artikel

1929 1930 1931 19.32 1933 1934 1935 1936
Kolen ……..
1877 1768 1705 1486
(alle bunkerkolen inbegrepen)
1662 1583 1650 1355 1328
Hout ……..
739 627 514 360 461 368 258 269
Minerale oliën:
Petroleum …
. 134 130 126 121 136 141 161 162
Benzine ……
133 109 141 160 180 208 225 206
Gasolie ……
51

47

56

51

79 117 139 168
Stookolie . . . .

84

67

62

54

(alle bunkerstookolie inbegrepen)
76

95 144 141 101
Ruwe aardoliën en
n.a.g.derivaten
113 102

73

49

76 109

65

31
Zaden ……..
329 259 426 409 276 264 336 193
Granen , ……
408 402 506 454 363 338 202 207
Ertsen……..
103 167 184 167 160 172 136 205

De achteruitgang van het
cijfer
voor benzine is een
gevolg van het ontbreken van aanvoeren uit Sovjet-
Rusland en Iran-Afghanistan en van een vermin-
dering van den aanvoer uit Roemenië. Het hoogere
cijfer voor gasolie is veroorzaakt door grooteren aan-
voer uit de Vereenigde Staten van Amerika; het
lagere cijfer voor stookolie door geringeren aanvoer
uit Curaçao. Het veel lagere cijfer voor, zaden moet
worden toegeschreven aan sterk verminderden aan-
voer van lijnzaad uit Argentinië. Het hoogere cijfer
voor ertsen is een gevolg van een grootere hoeveel-
heid uit Ned.-Indië ten doorvoer aangevoerd.
Ook de cijfers voor verschillende stukgoederei’i on-
dergingen wijzigingen. Vermeerdering vertoonden
o.a. copra, zuidvruchten, kalk, tras, cement, chemi-
sche producten, plantaardige oliën en vetten, suiker.
Vermindering o.a. koffie, cacaoboonen, tabak, salpe-
ter, kunstmest. Het hiernaast volgende overzicht
geeft een vergelijking van de genoemde en eenige an-clere voor de Amsterdamsche haven van belang zijnde
stukgoederen in de laatste jaren.
Gaat men na in welke mate het verkeer, onder-scheiden naar de verschillende transportwegen en
-richtingen, vermindering of vermeerdering onder-
ging ten opzichte van 1935, dan blijkt het volgende:
de invoer ter zee verminderde van 2.485.328 ton
tot 2.347.289 ton, derhalve met 5.5 pOt.;
de overzee aangevoerde hoeveelheid bestemd ten
doorvoer, vermeerclerde van 699.535 ton tot 778.083
ton of met 1.2 pOt.;

1)
Onder massagoederen woi-den in lit overzicht ver-staan: koleij, ertsan, minerale oliën en erivatcn daarvan,
hout, granen en zaden.

.m….uu..u.

•UU••iPA•UR•l

••Rr4U•UE•I•&

..
……..

AiiUUPURIlI•

••UU
U•

m

..

ommaam

n

4921 4923 1925 1927 4929 4934 4933 4935

100.000 °fl

•u••uu••ai•uw

IUIÂIRU••U•RUU•

auuiriiii•uu•uu•u

PuI*lï4IV4

*us*uuu•uiuu

•••uuau•uu•u•u

IU••IIUU••UIUE

4924 4923 4925 1927 4929 4931 19

1933

Totaal l,avenverkeer van enkele stukgoederen te Amsterdam
(in 1000 tonnen).

Artikel
1192911930119311193211933119341193511936

Cacaobooneii

.
87
84
81
55
56
76 75 68
106
97
101
93
86
84
66
57
28 26
22
20
18 15
15
90 89
96
69
71
66
57

Koffie

…………
Thee
………….26

Copra

………..
115
64
61
86
83
108 103 118
Zuidvruchten .
. .
56
64
55
64
64
53 51
59

Tabak

………..92

Hennep

………
19 18
23 21
22
17
21
19
Kalk, tras, cement
239 245
194
90
92
79
63 66
Salpeter,

kunstm
175
161
228
191
112 180
194
173
Chemische prod.,
geneesmiddelen
151
148
125
107
119
137
133
143
Plantaardige oliën
en vetten ……
85
73
50
47
60 65
74
Huiden en vellen
19
.

54
23
20 20 30
29
30
28
Papier

……….
163
154 125
131
112 127
128
Vaartuigen, vlieg-
.
32
42
31
60.
20 28
21
Suiker

(ruwe en
.

73
geraffin.) ……
202
101
70
118
130
75
.

89
42
49
27
22
22
25
21;
23
Machines, Werk-

.76

85

.

66 36
23
27
26′
30
33

machines
…….37

25
28
31 10 3
19
3
4

Wijn ………….

Specerijen
6

.

4,5
.
4,5
5
4,5
5 7
6

tuigen, en’,…….

Plantaardige looi-

Traan

………..

16
13 17
21
21
23

15
stoffen
………8
13
14 15
13 9
22 22
Palmpitten
…….9
Zout ………….
19
23 21
20
28
22 20

80

70
60
50

40

30

20

40

t’

80

60
40

20

‘fourIadins-

oe
lij kI.ie i d

toer uil9ednM iii

ian des aanvoer

—5oederesve’

keer Ier zes


-5oederenvee

keer langb

nv
en
kcr.

144

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

cle uitvoer ter zee nam toe van 990.451 ton tot
1.061.706
ton,:
derhalve met 7.2 pOt.;
cle overzee afgevoerde hoeveelheid, welke ten door-
voer bestemd was, steeg van 760.588 ton tot 813.708 ton en vertoonde derhalve een toeneming van 7 pOt.;
de invoer langs rivieren en kanalen verminderde
met 4.3 pOt.;. kwam al. van 843.852 ton op 807.688
ton;
de langs rivieren en kanalen ten doorvoer aange-
voerde hoeveelheid nam toe van 504.657 ton tot
5.32.697 ton, derhalve met 5.6 pOt.;
de uitvoer langs rivieren en kanalen daalde van

270.520 ton tot
226.259
ton en verminderde derhalve
met 16.4 pOt., terwijl tenslotte de tea doorvor be-
stemde hoeveelheid goederen, welke lannu rivieren

SCI-IIPI-IOL

22

LUCI-ITI-IAVEN

DER

GEMENT AMSTPDAM

@20

GODRN EN POSTVEPVOEQ

18
IN 100 TONNEN – TON=1000Ki1

TOTAAL.

H
it16

• TPANSITO.

IIIII1k44

12

40

8

6

4
2

22 23 24 25 262728293031 32 33343536
0

SCI-IIPI-IOL

LUC-lTI-1AVEN

DP

GEMEENTE AMSTERDAM

IIPAS5AGIEPSVEPVOEQ OP DE

50
IILUCHTL’JNEN j X 1000

TOTAAL.

• TRAN51TO.

111111
1111.40

30

20
10

0
22 2324 ‘25262728293031 323334 3536

en kanalen werd afgevoerd, vermeerderde met 23.4
pOt., nl. van 320.168 ton tot 394.914 ton.
Een overzicht van het huitenlandsche spoorwegver-
keer van Amsterdam in de laatste jaren, in zijn ver-
houding tot het buitenlandsche haven- en spoorweg-
verkeer tezamen, verschaffen onderstaande cijfers:

Spoorwegverkeer
1)

aanvoer
2)
afvoer
2

289.858
115.602
1930 ……
217.781 101.789
1929 ……

179.350
82.086
1931 …….
1932 ……
126.664
62.541

1933……

133.146

57.401
1934……

130.715

51.060
1935……

114.806

34.372
1936……

122.619

30.465
1) Zoowel onder aanvoer als onder afvoer is
heid gelost (geladen) ten doorvoer begrepen.
) in tonnen van 1000 kg.
3)
Hieronder zijn alle bunkerkolen en -stookolie •begre-
pen (Nederlandsche en vreemde schepen), terwijl onder cle
andere cij4ers alleen de bunkerkolen en -stookolie van
vreemde .sghcpen zijn opgenomen.

Luchthaven Schiphol.
Het verkeer op de lucht-
haven bewoog zich in het afgeloopen jaar over het
algemeen in stijgende lijn.
Het aantal luchtreizigers van, naar en via Amster-
dam steeg van 50.455 in 1935 tot 58.629 in 1936. Het
in bovenstaande cijfers begrepen aantal transito-rei-
zigers via Amsterdam op de Europeesche lijnen ver-
toonde wederom een belangrijke stijging nI. van
18.247 tot 24.819.
Het postvervoer bedroeg 398.700 kg tegen 271.200
kg in 1935, een stijging dus van 127.500 kg, d.i.
47.01 pOt.; onder deze cijfers zijn begrepen resp.
223.800 kg en. 130.700 kg transito. De Indië-lijn ver-voerde circa 55. 992 kg post van, i.aar en via Amster-
dam tegen 39.517 kg in 1935.
Het goederenvervoer liep als gevolg van geringe
goudverschepingen eeuigszins terug, al. van 1.475.700
kg in 1935 tot 1.329.200 kg in 1936. Het transito-
verkeer hieronder begrepen bleef ongeveer gelijk. Het
bedroeg 448.500 kg in 1935 en 436.341 kg in 1936.
Het totaal aantal vluchten der geregelde verkeers-
diensten van en naar Schiphol bedroeg 14.505 (12.759).
Van dit totaal. aantal vluchten voerde de K.L.M.
8.212 en de buitenlandsche maatschappijen de ove-rige (6.293) uit.
De grafieken geven de ontwikkeling van het ver-
keer sinds 1920.

DE TOESTAND VAN ONDERSTEUNDE WERKLOOZEN

TE AMSTERDAM.

1-let onderzoek naar de levensomstandigheden van
gezinnen . van ondersteunde werkloozen., dat in he4 laatste kwartaal van 1932 te ‘s-Graveahage werd ge-
houden en waarvan in Maart 1933 enkele voorloopige
cijfers en in den zomer van 1934 de definitieve uit-
komsten gepubliceerd werden, trok in breede krin-
gen de belangstelling. Dat was alleszins begrijpelijk: de crisis woedde sedert verscheidene jaren, de wérk-
loosheici was groot en vele gezinnen waren voor hun
levensonderhoud uitsluitend aangewezen
01)
den steun
der overheid;. welke gevolgen zou dit hebben voor de levenswijze van de betrokken groepen der bevolking?
Ook de Amsterdamsche gemeenteraad hield zich
met deze vraag bezig en reeds op 28 April 1933, dus
slechts enkele weken na het verschijnen van de eerste
Haagsche cijfers, besloot hij Burgemeester en Wet-houders uit te noodigen., een soortgelijk onderzoek
te doen instellen, waarop Burgemeester en Tethou

ders een commissie benoemden, die onder voorzitter-
schap van den Directeur van het Burèau voor Maat-

Haven
,
en spoorweg- verkeer
1)

aanvoer
2)
1
afvoer
2)

6.765.118 6.350.979
6.021.222 4.827.945

4.878.943
5.190.031
4.648.178 4.588.376

3.331.521
2.859.419 2.594.508 2.093.140
2.291.518
3
)
2.375.596
3
)

2.549.055
3
)
2.380.455
3
)
2.527.052
3
)

de hoeveel-

24 Februari 1.937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

145

schappelijken Steun P. Keulemans, met het instellen
van het onderzoek belast werd. Door allerlei omstan-
cligheden kon cle arbeid niet eerder clan in het na-
jaar 1934 een aanvang nemen. Van October 1934 tot
Februari 1935 werden bij een, aantal gezinnen de
gegevens verzameld, clie, nadat in Augustus 1935 de
hoofcicijfers waren gepubliceerd, in het thans versche-
nen rapport zijn neergelegd.
liet verschijnen van dit rapport stelt ons voor een
belangrijke vraag. Heeft een dergelijk rapport, dat ons in den aanvang van 1937 leert hoe de toestand
in den aanvang van 1935 is geweest, nog wei eenige
beteekenis voor de beoordeeling van den toestand
op dit oogenblik? Deze vraag is zoo belangrijk, dat,
indien zij outk-ennencl moet worden beantwoord, cle
tijd, die voor de bewerking noodig was, moet geacht
worden aan de cijfers een groot deel van hun prac-
tische waarde te hebben ontnomen en het nut van
het onderzoek Vrij sterk te hebben verminderd. Die
vraag moet echter niet ontkennend worden beant-
woord. Sedert dan winter 1934/’35 is in de steun-
regeling geen wijziging gekomen, waardoor de ge-
zinnen van werkloozen zich thans met een geringer
sten nbedrag zouden moeten behelpen dan toen. In
September 1930 heeft de Regeering, zooais men weet,
een dergelijke wijziging in de regeling gebracht, maar
cle omstandigheden hebben ertoe geleid, dat het effect
daarvan geheel teniet gedaan werd. Wel kan in het
algemeen worden aangenomen, dat twee jaa.r langer
werkloosheid vele gezinnen minder dan vroeger in
de gelegenheid zullen hebben gebracht den steun nog
eenigszins aan te vullen met geldmiddelen, verkre-
gen door verkoop of beleening van sieraden of huis-
houdelijke voorwerpen (de staat van kleeren- en lin-
nenkast en meubilair, hoewel bij dit onderzoek niet
uit het oog verloren, valt buiten het gebied der cij-
fers), daar staat echter tegenover, dat de prijzen voor
vele verbruiksartikelen sedert de enquête zijn ge-
daald, zooals blijkt uit het verloop vaihet index-
c••fer der kosten van het levensonderhoud, dat in De-
cember 1936 4 pOt. lager
WiLS
dan in December 1934.
De uitkomsten van het onderzoek geven de levens-
wijze weer van 78 gezinnen, die gedurende ten minste
10 weken de hun verstrekte huishoudboekjes hebben
ingevuld. Behalve die boekjes werden ook vragen-
lijsten verzameld, waarop de huisbezoeksters, die ge-
regelci met de gezinnen in contact waren, allerlei in-
lichtingen hadden vermeld omtrent de gezinsverhou-
dingen en het maatschappelijk leven der geënquêteer-
den. Dit, omdat deze enquête breeder clan een gewoon
budgetonderzoek werd opgezet. Zoo behandelt een af-
zonderlijk deel van het rapport ‘), het derde en laat-
ste, de huiselijke en sociale omstandigheden der ge-
zinnen. Het bevat o.,a. gegevens over de huisvesting, den staat van kleed ing en beddegoed, de activiteit in
werkzoeken, het besteden van den tijd, de gezins-
verhoudingen, de religieuse en politieke belangstel-
ling, de gemoedsstemming der gezinnen. liet budget-
onderzoek zelf werd bewerkt op liet Bureau van Sta-
tistiek. Het leverde het materiaal voor de ontleding
der inkomsten en uitgaven, welke in het eerste deel
gegeven wordt en van de hand is van schrijver (lezes,
alsmede voor de berekening van de voedingswaarde
der verbruikte hoeveelheden voedsel, welke uitgevoerd
werd door den onder-directeur van den Keurings-
dienst van W’tren Ir. Jan Straub en waarvan de
resultaten in het tweede deel zijn neergelegd.
Aan de eerste twee deelen worden hieronder enkele
van de voornaamste gegevens ontleend.

*

Twee omstandigheden hebben ertoe geleid, dat de
economische toestand der onderzochte gezinnen op
scherpe wijze naar voren komt.
In de eerste plaats het feit, dat het Bureau van

1)
Bewerkt door dan ouci-hoofdeoninries F. de Vries in
samenwerking met den secretaris van het ]3ureau voor
Maatsohappelijken Steun
Mr.
Dr. J. C. Sehi’euder.

Statistiek gedurende het jaar 1 Maart 1934 tot

1 Maart 1935 een algemeen onderzoek instelde bij een
groot aantal gezinnen uit verschillende kringen der
bevolking, waaraan over de ove.reenkomstige maanden
de gegevens konden worden ontleend betreffende 37
gezinnen, clie geheel met de deelnemers aan het
werkloozen-onderzoek gelijk stonden wat gezinsom-
standigheden, beroep van het gezinshoofd, woon-
buurt ed. betreft, doch met deze laatsten alleen ver-
schilclen door de omstandigheid, dat de man niet
werkloos was. Deze gezinnen hadden dus normale
inkomsten, en uitgaven, waarmee de gegevens van de
werkioozeri telkens konden worden vergeleken.
En in de tweede plaats de mogelijkheid van ver-
gelijking met de Haagsche werkloozen van 1932. De
verschillen tusscben de cijfers voor de Haagsche en
clie voor de Amsterdamsche werkloozen worden be-
heerscht door hoofdzakelijk twee factoren In Den

Haag ivaren alleen georganiseerden in het onderzoek
betrokken, terwijl te Amsterdam behalve georgani-
seercien ook niet-georganiseerden, die een lageren
steun genieten, aan de enquête deelnamen. Weliwaar
staat daar
,
tegenover, dat in Den Haag de georgani-
seerden cleozelfden luurtoeslag ontvangen als te Am-
sterdam de niet-georganiseerden, zoodat in laatstge-
noemde gemeente cle huurtoeslag der georganiseerden
hooger is dan in Den Haag, maar in hoeverre dit
feit den invloed van het verschil tusschen de twee
groepen medewerkers neutraliseert, is natuurlijk niet
uit te maken. Daarnaast echter moet in herinnering
worden gebracht; dat de steu.nregeling in de periode
tussehen l)eide onderzoekingen tweemaal gewijzigd
werd en wel in October 1933 en in Juli 1934. Vooral
de laatste wijziging was vrij ingrijpend; zij gold voor
alle categorieën: ui tgetrokkenen en du hbel-uitgetrok-
kenen, zoowel als ongeorganiseerden en betrof zoowel
het grondbedrag als den kinderbijslag. De daling van
het indlexcijfer van December 1932 tot December 1934
kan de invloed hiervan op den toestand der gezinnen
niet hebben gecompenseerd: zij bedroeg niet meer
danipOt.

Aan werkloosheidssteun genoten de Amsterdamsche
werkloozea gemiddeld per week
f
14.03, tegen de
Haagsche
f
18.18, beide bediagea exclusief den
brandstoffentoeslag. Een grootere
^
gezinssterkte van
de Haagsche gezinnen ligt aan dit verschil niet ten
grondslag, want het gemiddeld aantal personen per
gezin was in Den Haag 4.59, overeenkomend met 3.14
,,verhruikseenheden”, te Amsterdam 5.33 of 3.90 ,,ver-
bruikseenheden”, Met steun van andere zijde (familie, kerk of vakbond), brandstoffentoeslag, andere inkom-
sten in geld (bijv. rente, onderhuur, verkoop van
huisraad, geleende bedragen), goederen ontvangen in
natura en verdiensten, hebben de gezinnen te Am-
sterdamn hun
f
14.03 weten op te voeren tot een
totaal van gemiddeld
f
19.09 per week, terwijl die iii
Den Haag hebben beschikt over
f
22.40Y2 en de ge-
zinnen van niet-werkloozen over
f
35.77. Vooral het
bedrag van cle verdiensten trekt de aandacht:
f
2.72
te Amsterdam tegen
f
1.17 in Den Haag. Het feit,
dat de gezinnen te Amsterdam grooter waren, zal zich
hierin weerspiegelen. Aan den anderen kant zal deze
grootere verdienste het steunbedrag hier ook wel meer
hebben gedrukt. Dat er zoowel naar boven als naar
beneden sterke afwijkingen van het gemiddelde voor
kwamen, behôef t geen uitvoerig betoog: er waren 2
gezinnen niet een totaal weekgemiddelde van
f 11.016. Zooais vermeld is, werd ook de waarde van de in
natura ontvangen goederen onder de inkomsten –
en natuurlijk ook onder de uitgaven – opgenomen.
Tot deze goederen in natura behoort de schoolklee-
ding en -voeding. Hierbij bleek het merkwaardige
feit, dat de gezinnen in veel geringere mate, dan zij
hadden kunnen’ doen, hiervan gebruik maakten. Van
de 53 gezinndn met .129 kinderen, die voor school-
voeding in aanmerking kwamen, benutten 39 met 87
de geboden gelegenheid niet; van de 45 gezinnen met
86 kinderen, die kleeding konden krijgen, maakten

146

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

34 met 62 hiervan geen gebruik. Op deze wijze ont-
ging hun gedurende hun medewerking aan het uit-
derzoek een totale waarde van
f
688.50 aan voeding

en van
f
432.58 aan kleeding.
De gemiddelde weekuitgaven bedroegen
f
19.30.

Er was derhalve een tekort van gemiddeld
.f
0.21

per gezin per week. Ook hier is het duidelijk, dat
een gemiddelde cle mogelijkheid van belangrijke af-
wijkingen openlaat. Zoo waren er zelfs 41 gezirwen
met een overschot, doch in cle meeste gevallen be-
droegen deze gemiddelde overschotten slechts eenige
centen, terwijl de individueele tekorten in het alge-
meen grooter waren; 4 gezinnen hadden zelfs over
alle weken van hun medewerking een gemiddeld te-

kort per week van
,f
3.05,
.f
4.18i,
f
2.95 en
f
5.30.
Van 1 dezer gezinnen geldt als bijzonderheid, dat

het elke week
.f
1.50 uitgaf als afbetaling op een
rijwiel. 1-let is duidelijk, dat deze gegevens ijiet vol-
doende zijn ter beoordeeling van den algemermen
financieelen toestand der gezinnen, daar hiervoor ook
nauwkeurige cijfers zouden noodig zijn. omtrent de
schulden, voortspruitencl uit het koopen op ered et en uit het aangaan – ook vSSr den aanvang van liet
onderzoek – van leeniugen. Zooals liet rapport na-
cirukkelijk vermeldt, was het verza melde cijfermate-
riaal echter niet voldoende om hierin een volledig
inzicht te verschaffen, daar hij vele gezinnen cle ge-
dane pogingen om betrouwbare inlichtingen te ‘er-
krijgen, geen succes hadden.
Het belangrijkste object van een budgetoiaderzoek
blijft intusschen de verdeeling der gezinsuitgaveii.
Zooals mag worden aangenomen, hebben de bekroni-
pen inkomsten sterk hun stempel hierop gedrukt.
Een van de eerste punten, w’aarop de onderzoeker
pleegt te letten, met name het percentage van cle
voedinguitgaven t.o.v. het totaal, lijkt bij dit onder-
zoek gunstiger, dan een oppervlakkige beschouwing
zou doen denken. Dit percentage bedraagt 41.1. Bij de 37 gezinnen van niet-werkloozen is het niet zeer
veel lager, ni. 35.7. Bij een onderzoek, dat het Bureau
van Statistiek in 1923 heeft ingesteld, was het hij 21 gezinnen met eell inkomen tot
f
1800 46.3 en bij 66

gezinnen met
f
1800-f 2400 40.4. Maar de bekende
regel, dat het voedingsperceutage hooger is, naar-
mate de welstand daalt en dat dit percentage dus
min of meer als graadmeter van dien welstand mag
worden beschouwd, komt hier niet tot zijn recht.
Het percentage van 41.1 legt een van de problemen
van het leven onzer werkloozen open. Wel is de be-
hoefte aan voeding de eerste der menschelijke behoef-
ten. Doch de andere cijfers leeren, dat andere be-
hoeften, andere onderdeelen van het budget een zoo-
danig dringend karakter hebben, dat zij een belang-
rijk deel der uitgaven voor zich opeischen, dat anders
aan de voeding kon worden besteed. Een dier rubrie-
ken is de huishuur, die beslag legt
01)
30.7 pOt.
van de beschikbare geldmiddelen; een volkomen ab-
normale verhouding (18.3 pOt. bij de niet-werkloo-
zen), welke hiervan het gevolg is, dat de werkloozen
in het algemeen aan cle woning, welke zij v66r de
werkloosheid betrokken, blijven vasthouden en daar-
door in hun gewijzigde omstandigheden een relatief
veel te hoogen huurlast hebben. Het trekt dan ook
de aandacht, dat de gemiddelde weekhuur bij de niet-
werkloozen die bij de werkloozen in veel geringere
mate overschrijdt, dan met andere uitgaafposten het

geval is:
f
6.51 tegen
f
5.92. En verder kunnen
worden genoemd: belasting (die echter slechts bij
3 gezinnen voorkwam), fondsgelden (26 gezinnen),
verzekeringen (33 gezinnen), contributies (28 ge-
zinnen), dagblad (56 gezinnen) en schoolgeld (15
gezinnen), welke gezamenlijk 5.3 pOt. van het ge-
heele budget vorderden. Zoodat deze verplichte uit-gaven 36 pOt., of meer dan een derde, van het totaal
opeischten en er na bekostiging hiervan en van de
voeding, slechts 22.9 pOt. voor alle overige behoeften
tezamen overbleef. Een soortgelijke wanverhouding
werd ook gevonden te ‘s-Gravenhage, hoewel zij in

deze gemeente, in verband met de ruimere inkomsteb,
iets minder groot was: fondsgelden 5.4, contributies
een percentage, dat niet nauwkeurig uit de cijfers
kan worden opgemaakt, huur 24.5 pOt., voeding
38.2 pOt.
Ten aanzien van de huur kan nog worden ‘er-
meld, dat van de totale weekhuur van
f
458.8834 een
bedrag van
f
353.25, of 77 pOt., gedekt werd door
een
overheiclshijdrage,
hetzij in den vorm van het
voor huur bestemde gedeelte van den steun, het’Jij
in dien van het bedrag, dat in sommige gevallen als
huurtoeslag nog werd vergoed.
Gaven de gezinnen in totaal gemiddeld per week

f
19.30 uit, voor voeding was hierin begrepen
.f
7.92V2,
voor huur, zooals reeds meegedeeld,
.f
5.92, voor klee-
ding
f
0.94, voor huisraad
f
0.2514, voor brandstof

1
0.81, voor gas en electriciteït
f
1.14, voor fondsen

.f
0.6414, voor contributies f 0.1634. Alles, desvoor-
komend, met inbegrip van hetgeen in natura w’erd
ontvangen en dat voor kieeding 32 pOt. en voor
huisraad 29 pOt. van den deshetreffenden Post he-
cl raagt. Het gein iddelde voor contributies staat na-
tuu lijk sterk onder den invloed van het feit, dat
slechts 28 gezinnen hiertoe bijgedragen hebben. Be-
schouwt men cle cijfers voor deze 28 gezinnen afzon-
derlijk, dan blijkt, dat de wekelijksche contributie,
afgezien. van 8, die 20 of 25 cents betaalden, van

.f
0.35 tot
f
0.81 bedroeg. Een soortgelijke nadere
beschouwing is noodig voor een goed begrip van den
post rooken. Het gemiddelde voor de 78 gezinnen
was
j
0.17. Een 13-tal gezinnen echter gaven hiervoor
niets uit;. bij de 65 overige schommelde de uitgave
tusschen
.f
0.0234 en f06934 per week, met een ge-
niiddelde van f 0.21.

Ter verfijning van de resultaten, werden de ge-
zinnen verdeeld in drie groepen: alleen steun, daar-naast ook andere inkomsten doch geen verdiensten,
ook verdiensten. Voor alle hier vermelde gegevens
loopen de cijfers der drie groepen begrijpelijkerwijze
sterk uiteen. Zoo waren bijv. de totale uitgaven
voor de drie groepen resp. f
15.9934,
f
19.13 en

f
21.48. De heoordeeling van deze verschillen wordt
gemakkelijker, wanneer daarbij rekening gehouden
wordt met het verschil in samenstelling van de ge-
zinnen dezer groepen. Die van de eerste groep hadden
gemiddeld 2.99 verbruikseenheden, van de tweede
3.58 en van de derde 4.63. Van de gezinnen met uit-
sluitend steun tot de gezinnen met verdiensten ziet
men de gezinssterkte dus geleidelijk toenemen. On-
getwijfeld zal juist de aanwezigheid van meer kin-
deren en van oudere kinderen tot het hebben van
verdiensten hebben bijgedragen. Deze belangrijke stij-
ging der gezinssterkte heeft echter dit merkwaardige
gevolg, dat met het toenemen van het absolute be-
drag, dat voor de behoeftehevrediging van het ge-
heele gezin wordt aangewend, gepaard gaat een ver-
mindering van het gedeelte van dat bedrag, dat aan
elke eenheid ten goede komt. Immers in de drie
groepen, die in totaal resp.
f
15.99 34,
f
19.13 en

f
21.48 uitgaven, komt voor rekening van één ver-
bruikseenheid resp.
f
5.35,
f
5.34 en
f
4.64, terwijl
een indeeling der gezinnen uitsluitend naar het aan-
tal eenheden zelf uitwijst, dat de gezinnen zonder
kinderen (1.9 verbruikseenheden) gemiddeld voor
elke eenheid
f
6.69 beschikbaar hebben, die met meer
dart 6 verbruikseenheden slechts
f
3.9434. Derhalve
een vrij sterke vermindering met het grooter worden
van het aantal ee.uheden en wel van de kleinste ge-
zinnen tot de grootste een vermindering met 41 pOt.
Daarmee vergeleken geeft nu de voeding een ge-
heel ander beeld: voor de drie groepen van gezin-
nen gemiddeld resp.
f
6.6334,
f
7.1634,
f
9.09; per
verbruikseenheid in die groepen evenwel resp.
f
2.22,

f
2.00 en
f
1.96; in de gezinnen zonder kinderen
f 2.2434 per eenheid, in de grootste gezinnen f 1.86 34,
of een vermindering met slechts 17 pOt.
Uit deze betrekkelijk kleine verschillen blijkt,
welke geringe speling in het bedrag der uitgaven de

24 Februari, 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

147

behoefte aan voeding openlaat. Maar in de samen-
stelling van het voedingsbudget, in den aard der
genoten voeding zijn voor de onderscheiden groepen
wel belangrijke verschillen aan te wijzen.
De groote gezinnen zijn, zelfs wanneer zij ruimere inkomsten hebben, in cle ongunstigste omstandighe-
den; zij verkeeren in de noodzakelijkheid om niet
het voor de voeding beschikbare bedrag zooveel mo-
gelijk te doen en zij vermijden daarom in het alge-
meen cle duurdere levensmiddelen en schaffen bij
voorkeur de goedkoopere aan. Brood, waarvan de
grootste gezinnen 54 cents per eenheid verbruikten
togen cle gezinnen zonder kinderen 41Y2 cents, gaat
in de voeding een overwegende plaats innemen;
merkwaardigerwijze is dit met aardappelen niet het
geval, het gebruik hiervan is in alle groepen onge-
veer gelijk; kruidenierswaren, suiker, kaas, groenten,
vleesch, zelfs vetten, komen minder voor, naarmate
hct aantal verbruikseenheden toeneemt; vleesch ver-
dwijnt zelfs bij de grootste gezinnen practisch geheel
van liet budget; de drie grootste, met resp. 9, 12 en 12 personen, hebben bijv. hiervan verbruikt
f 0.11,

f
0.21 en
f
0.36 per week voor het geheele gezin.
Fruit is een soort luxe. Melk vertoont een toene-
ming van de gezinnen zonder kinderen tot de groep
met 3 eenheden – dat is die met in hoofdzaak jonge
gezinnen – om in de verdere groepen eveneens te
verminderen. Bij de vergelijking met de I-Iaagsche
werkloozen van 1932 en met de niet-werkloozen vindt
men dan verschillen, welke in liet licht van het boven-
staande te verwachten zijn. Om ons te beperken tot
enkele cijfers, telkens in de volgorde Amsterdamsche
werkloozen, Haagsche werkloozen, Amsterdamsche
niet-werkloozen: suiker 14.9, 16, 22.9 cents per
verbruikseenheid; melk 24.5, 38, 38.2 cents; kaas
1.9, 5, 7.3 cents; vleesch 16.0, 35, 62.3 cents; vetten
32.5, 45, 58.8 cents; groenten 11.5, 20>, 21.3 cents;
fruit 2.4, 3i4, 20.7 cents.

Tot soortgelijke beschouwingen geeft de bestudee-
ring van de hoeveelheden, die van de verschillende
artikelen gebruikt zijn, aanleiding. Enkele bijzonder-
heden verdienen nog hierbij te worden vermeld. Naar-
mate de gezinnen in grootte toenemen, stijgt liet ver-
bruik van boonen en erwten; wordt relatief voor
minder geld een grootere hoeveelheid brood gekocht,
hetwelk hieraan toe te
schrijven
is, dat de groote
gezinnen in sterkere mate dan de kleine, oud brood,
dat iets goedkooper is, hebben aangeschaft; daalt het
aandeel in den post vleesch van goedkoop vleesch
in blik, dat ten tijde van het onderzoek verkrijgbaar
was; stijgt daarentegen het gedeelte van den post
kuustboter, dat in den vorm van de voor werkloozen
beschikbare goedkoope margarine werd gekocht.
De hoeveelheden
zijn
den grondslag van de bere-
kening van de physioiogische waarde der voeding.
Deze laatste is uitgevoerd aan de hand van de ,,Nah-rungsmitteltabelle” van Schall-Heisler voor de bepa-
ling van liet eetbare deel der voedingsmiddelen, en
van de voedseltabellen van Dr. D. G. Cohen Tervaert
voor de herleiding tot hoeveelheden eiwit, vet, kool-
hydraten en caloriedn, aangevuld met eigen onder-
zoekingen van den heer Straub voor zoover het brood
en de schoolvoeding betreft.
Ook hier blijkt, dat de cijfers voor de werkloozen
aanmerkelijk ongunstiger zijn dan die der niet-werk-
loozen, zoowel in aantal calorieën, in aantal gram-
men vet en eiwit, dat aan het organisme is toege-
voerd, in verhouding van het dierlijk eiwit tot het
totale eiwit. Voor de drie groepen van gezinnen ech-
ter zijn de cijfers niet zeer verschillend: het eiwit
blijft ongeveer 74 gr. per verbruik-seenheid en kan
beschouwd worden als voldoende; de verhouding dier-
lijk eiwit – totaal eiwit vermindert slechts van 32.1
voor de laagste tot 29.0 pOt. voor de hoogste groep
en daalt daarmee niet belangrijk beneden de 33 pCt.,
die door Engelsche physiologen noodzakelijk worden
geacht. Wel is er verschil in het calorieën-cijfer:
2776 voor de laagste, 2692 voor de hoogste groep.

Voor zoover er derhalve verschil bestaat tusschen de
groepen, is dit ten ong’unste van de groep der gezin-
nen met de hoogste inkomens – doch in ‘t algemeen
met de grootste gezinslasten. Telkens weer ziet men
clie twee factoren elkaar doorkruisen.
Om hier meer licht te brengen, werden behalve de
groepeering naar deji aard der inkomsten ook andere
groepeeringen uitgevoerd en wel naar de gezinsgroot-
te, naar de kosten per 100 verkregen calorieën en
naar het aantal calorieën per verbruikseenheid per
dag. Van de eerste worden de resultaten hier nog
even ‘vermeld.
Bij de rangschikking uitsluitend naar de gezins-
grootte ziet men het aantal calorieën per eenheid stij-
gen van 2682 in de laagste tot 2821 in de hoogste
groep; de schoolvoeding zal hier wel een rol spelen;
liet eiwitcijfer neemt dienovereenkomstig toe van 72 tot
78 gr. T-Jet dierlijk eiwit echter daalt van 26 tot 21 gr.
en de verhouding dierljk eiwit totaal eiwit ver-
mindert van 36.1 tot 26.9 pCt. Ook de vetten ver-
minderen en wel van 93 tot 87 gr., de koolhydraten
stijgen echter van 374 tot 415 gr. en het aantal z.g.
brood-calorieën neemt toe van 32.8 tot 41.5. De uit-
gaven voor voeding per verbruikseenheid per dag
dalen van 32.9 tot 27.5 cents en de uitgaven per
100 calorieön van 1.22 tot 0.97 cents; zulks hoewel
de uitgaven voor voeding per gezin per week toene-
men van
f
4.97 tot
f
11.79. Een regelmatige vermin-
dering derhalve van de kwaliteit der voeding.
Het gemiddeld aantal calorieën voor de 78 gezin-
nen is 2711, tegen 2987 in Den Haag in 1932 en
3176 voor de gezinnen van niet-werkloozen. Het eerste
cijfer is dus belangrjic lager dan wat de voeding van
gezinnen niet normale inkomsten oplevert. Welis-
waar nemei de werkloozen minder lichaarnsbeweging
en verrichten zij minder spierarbeid dan werkende
arbeiders, waardoor zij met minder calorieëu kunnen
volstaan, doch dit is natuurlijk niet voldoende om
het groote verschil in calorieën te rechtvaardigen.
Toch is het genoemde aantal van 2711 als voldoende
te beschouwen, wanneer het getoetst wordt aan een
norm, die nog niet lang geleden van gezaghebbende
zijde is vastgesteld; het
cijfer
2400, plus zooveel maal
50 (tot 75), als er uren lichte lichaamsheweging wor-
den genomen, door de Organisation d’Hygiène van
den Volkenbond in haar rapport van 1935 als mini-
mum-eisch geformuleerd. De Volkenbond bedoelt
weliswaar ,,verteerde” calorieën, calorieën, die aan
liet organisme werkelijk ten goede komen, terwijl de
Amsterdamsche statistie.k alleen het aantal ,,gegeten”
calorieën weergeeft, zonder rekening er mee te hou-
den, dat een aantal hiervan het lichaam onverteerd
verlaat. Tusschen beide kan een verschil van 5 á 10
pOt. bestaan. Maar daar tegenover staat, dat de Vol-
kenbond aan zijn berekening een andere schaal van
verbruikseeuhederi ten grondslag legt dan, het Bureau
van Statistiek bij al zijn hudgetonderzoekingen heeft
toegepast, waaruit een verschil van omstreeks 5 pCt.
in de andere richting voortspruit. Daar de schaal van den Volkenbond ook bij de enquête in. Den haag ge-
bruikt werd, behoort men dit hij de beoordeeling van
het Haagsche
cijfer
van 2987 calorieën te bedenken.
Dr.
R. CLAEYS.

DIAMANTINDUSTRIE EN OVERHEIDSSTEUN.

In zijn beschouwing over ,,De vooruitzichten van
het bedrijfsleven in Nederland”, opgenomen in
,,Economisch-Statistische Berichten” van 20 Januari
1937, schrijft de heer J. P. Zaalberg over de diamant-industrie:

,,De eens zo onoverwinnelijk lijkende diamantindustrie
is de verdwijning nabij geweest. Overheids’hulp was nodig
om een klein deel der arbeiders nog in het bedrijf te
houden. Ook hier zien we in de laatste maanden een
krachtig herstel en, gaat werkelijk de wereld een periode
van groter welvaart tegemoet, clan zal dit typisnh Am
sterdamse be’drjf weer de trots van Amsterdam worden.”

Het kan waarlijk geen verwondering wekken, dat

148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

in een luxe-bedrijf als het diamantvak de crisis in
bijzonder hevige mate heeft ingewerkt. Inderdaad is
het zoo, gelijk de heer Zaalberg mededeelt, dat de al-oude Amsterdamsche diamantindustrie haar verdwij-

ning nabij scheen en dat zij, zonder hulp van de
overheid, zich niet had kunnen staande houden.
Wanneer is die hulp gekomen en op welke wijze
werd en wordt zij verleend?
Reeds einde 1930 is daarvan sprake geweest. De toen bestaande, nadien uit Amsterdam verdwenen,

N.V. Diamantmaatschappij Eduard van Dam heeft
op 12 November 1930 bij den Minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid een plan ingediend tot oplei-ding van 200 slijpers, 50
snijders
en 25 verstellers

voor de bewerking van de z.g. chips en blocks, welke
branche sinds jaren te Amsterdam niet meer werd
beoefend, omdat zij zich tengevolge van overmatige
loonconcurrentie naar België en Duitschiand had ver-
plaatst.
Met deze motiveering van haar plan heeft de ge-
noemde Diamantmaatschappij de kern van het pro-
bleem aangeraakt. De oorzaak van de moeilijkheden
moet namelijk gezocht worden in de buitenlandsche
loonconcurrentie. In België heeft zich in het diamant-
bedrijf een uitgebreide plattelandsindustrie ontwik-
keld, in welke huisindustrie diamant bewerkt werd
voor zulke ongelooflijk lage bonen en in zulke over-
matig lange werktijden als waarvan men hier geen

begrip heeft. In Duitschiand is eveneens een diamant-
industrie onder gelijksoortige omstandigheden opge-komen. De levensstandaard in Amsterdam gedoogde
niet den diamanthewerker op eenzelfde manier te
exploiteeren. Voeg daarbij de ongelijke valuta-ver-
houdingen en tenslotte de overal gedaalde koopkracht
van het publiek, dat zich hoe langer hoe minder de
betere diamantsoorten, waarin de Amsterdamsche
diamantindustrie excelleert, kon aanschaffen – dan
begrijpt men, hoe het gekomen is, dat de diamant-nijverheid in Amsterdam zoozeer in den put is ge-
raakt, dat zij voor een belangrijk deel op overheids-
hulp werd aangewezen.
Het lag nu in de bedoeling der Diamantmaatschap-
pij Eduard van Dam om in een tijdvak van 3 á 4
jaar jonge werkkrachten in klassikaal verband op te
leiden voor de bewerking der genoemde ruw-soorten.
Zij vroeg den Minister in de kosten dezer opleiding,
door haar begroot op
f
790.000, een subsidie van

f
350.000 van de overheid te ontvangen. Zij zelve zou

f
440.000 voor haar rekening nemen, in de verwach-
ting dit bedrag uit de werkpraestatie der leerlingen
te kunnen
bestrijden.
Bovendien zou ten laste der
overheid komen de leerpremie, begroot op
.f
47.500.
In antwoord op daaromtrent door het toenmalige
lid van den Gemeenteraad, den heer S. J. Pothuis,
tot Burgemeester en Wethouders gerichte vragen,
deelde het college mede, dat de directeur-generaal van
den Arbeid, voorzitter van cle commissie van advies
voor werkloozensteun, het plan der firma Van Dam
in handen had gesteld van een speciaal daarvoor be-
noemde commissie, waarvan de wethouder voor den
Maatschappeljken Steun, de heer J. Douwes Jr.,
voorzitter was en waarin om. cle voorzitters van de
Algemeene Juweliersereeniging en van den Alge-
meenen Nederlandschen Diamanthewerkershond zit-ting hadden. Deze commissie achtte het blijkens haar
op 18 Mei 1931 uitgebracht advies niet wenscheljk,
nieuwe leerlingen op te leiden in een branche, waar-
omtrent de toekomst geen enkele zekerheid biedt, en
oordeelde ook een vierjarige opleiding in het alge-
meen te lang. Wilde de firma tot opleiding overgaan,
dan zou zij daarvoor leerlingen kunnen nemen, die
reeds 1 jaar of langer bij het diamantvak in oplei-
ding
zijn
geweest. Zij zouden dan in 1% â 2 jaar tot
bekwame achtkanthewerkers gevormd kunnen worden.
Ook meende de commissie, dat de firma door de
praestaties der leerlingen haar kosten en risico’s zou
kunnen dekken, waarom zij tot afwijzing van cle aan-

vraag adviseerde.

Hierop wijzigde de firma haar plan in een twee-
jarig leerplan voor 275 reeds in opleiding zijnde lepr-
lingen, welke opleiding voor allen tegelijk zou begin-
iien. De firma Van Dam schatte de kosten der op-
leiding van dit tweede plan
01) .f
29.000.
De commissie was in meerderheid er voor te vin
den om een proef te nemen, aanvankelijk met 50 leer-
• lingen. Bij welslagen der proef zouden er na 4 maan-
den weer 50 leerlingen kunnen bijkomen en na een
jaar nog 100. De minderheid der commissie bestond
uit den heer Douwes, die de mogelijkheid van e9n
opleving der chips-branche in Amsterdam niet ver-
mocht in te zien, ofschoon in het buitenland in dien
tijd groote hoeveelheden chips tot achtkant verwerkt
werden. Het college van B. en W. meende tegen de
opvatting van het eenige deskundige lid uit zijn
midden niet te moeten ingaan en adviseerde ongun-
stig, waarom de Regeering het plan van de hand wees.
De heer Douwes zelf, die met een ander plan voor
den dag was gekomen, was daarmede fortuinlijker.
Het bestond daarin, dat ondersteunde werklooze
diamantbewerkers te werk zouden worden gesteld bij
verschillende Amsterdamsche firma’s, zoo noodig met een loonbijslag van gemeentewege tot ten hoogste het
bedrag, dat anders gemiddeld aan ondersteuning zou
zijn uitgekeerd.
Omtrent dit denkbeeld werd eveneens door de ge-
noemde commissie van advies een rapport uitgebracht
en wel in gunstigen zin. Zij adviseerde tot het doen
slijpen van klein brillant en achtkant naar den maat-
staf van cle huitenlandsche tarieven (met bijslag van
gemeentewege) en daarvoor alle werkgevers en eigen-
werkmakers, leden van den Diamanthewerkersbond,
mits zij een bepaald minimum-aantal slijpers te werlc
stellen, in aanmerking te doen komen.
B. en W. vereenigden zich met dit rapport en ver-
zochten de Regeering haar goedkeuring aan cle uit-voering van dit denicheeld te willen hechten en een
gelijke bijdrage in de kosten dezer werkverruiming
te willen verleenen als de gemeente zal ontvangen in
de kosten van ondersteuning van crisiswerkloozen.
Zoo is het plan-Douwes tot verwezenlijking geko-
men. De bedoeling was du.s het gemiddelde bedrag der
steunuitkeering van Maatschappeljken Steun be-
schikbaar te stellen als bijslag op het te verdienen
loon. Natuurlijk kon het loon slechts laag zijn, om-
dat de bui tenlandsche bonen (België en Duitschland)
als basis genomen moesten worden. Achtkant en klein
briljant tot de sorteering 60-4 (zestig steentjes uit
vier karaat), welke soorten in het buitenland op
ruime schaal bewerkt werden en hier vrijwel ver-
dwenen waren, zouden naar den opzet van het plan
in bewerking genomen worden. De werkgevers, die
aan de uitvoering wilden deelnemen, moesten ten minste tien slijpers in dienst nemen, makende met
verstellers, snijders en zagers ongeveer 15 man. Als
arbeiders werden in de eerste plaats aangenomen ge-steunde werklieden. Bovendien mochten 15 pOt. der
niet-gesteunde arbeiders in dienst worden genomen,
waarvoor Rijk en Gemeente een extra-subsidie gaven.
1-let loon, met inbegrip van den bijslag, kwam ge-
micidelci op
f
25.50 per week.
Na verloop van tijd werd de wenschelijkheid ge-
voeld om aan dit werkverschaffingsplan uitbreiding
te geven en de grens ervan ruimer te stellen dan tot
60-4, hetgeen geschiedde in Juni 1933 en wel tot
cle sorteering van
21-4.
Ofschoon het plan-Douwes het aan ettelijke hon-
derdtallen diamanthewerkers mogelijk heeft gemaakt
aan het werk te blijven en zoo aan den demoraliseeren-
den invloed van het niets-doen te worden onttrokken,
heeft het echter tenslotte tengevolge van de voort-
schrijdende verslechtering van de conjunctuur niet
aan de verwachtingen voldaan. In het begin van 1934
waren er nog maar 300 molens bezet met arbeiders,
die op de voorwaarden van het plan aan het werk
waren, hetgeen ertoe leidde, dat de Regeering aan de
betrokken werkgevers mededeelde, dat op 1 Februari

24 Februari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

149

1934 de werkverschaffiug volgens het plan-Douwes
kwam te vervallen.
Hiermede werd de diamantindustrie echter niet
aan haar lot overgelaten, want er kwam een ander
plan voor in de plaats. Er werd namelijk een Combi-
natie van werkgevers gevormd, de Waarborg- en
Trust-Maatsehappij, waarvoor de Amsterdamsche
Bank een crediet van zes millioen guldens opende,
waarvan door Staat en Gemeente ieder voor
f
500.000
werd gegarandeerd, terwijl de werkgevers, die zich
erbij aansloten, een gezamenlijk risico van
.f
300.000
en de Diamantbewerkersbond, de A.N.D.B., een van

f
200.000 aanvaardden. De opzet van dit nieuwe plan
was, dat het ruw centraal zou worden ingekocht en
daarna ter bewerking onder de deelnemers Worden
verdeeld, waarna het geslepen product zou worden
gecentraliseerd voor sorteering, prijsbepaling en ver-
koop,, teneinde daardoor de onderlinge concurrentie
bij den geslepen-verkoop uit te schakelen. De toeslag
voor de bewerking der kleine sorteeringen zou be-
dragen
f 10
per week per gesteunden werkman, na.
een half jaar tot
f
8 worden teruggebracht en daarna
telkens met
f 1
worden verminderd om tenslotte te
verdwijnen.

Tegen deze regeling, die onverwachts was inge-
voerd, zonder dat de belanghebbende instanties allen
in de gelegenheid gesteld waren er tevoren kennis
van te nemen, rezen bedenkingen vooral bij de kleine
werkgevers en eigenwerkmakers, die geen deel uit-
maakten van de Combinatie en wier zaken niet door
overheidsgaranties gerugsteund werden. Deze toestand
bleek op den duur niet bestendigd te kunnen worden.

en
0])
21 Dedember 1934 werd dan ook bekend ge-
maakt, dat de Regeering voortaan ook aan de werk-
gevers en eigenwerkmakers in het vrije bedrijf
f
8
per w’eek per gesteunden werkman voor de daarbij
bepaalde sorteeringen als toeslag zou uitbetalen. Ook
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam gingen
hiermede accoord, zoodat van dit oogenblik af de con-
dities, waaronder zoowel groote en kleine werkgevers als eigenwerkmakers kunnen laten werken, voor allen
gelijk gemaakt werden.

Toen einde Maart 1935 de Belgische Franc deva-
lueerde, kwamen cle zaken in de Amsterdamsche
diamantindustrie weder op losse schroeven te staan, aangezien de afstand tusschen de productiekosten in
Amsterdam en in. België zoo groot w’as geworden, dat
van een overbrugging door de bestaande toeslagen
geen sprake meer was.

In de vergadering van den Gemeenteraad van
11 April werd in verband hiermede het volgende voor-
stel met algemeene stemmen aangenomen:

,,De rand, van oordeel, dat door de deva.luatiie van den
Belgischen Frane de bestaansmogelijk’he’id van de Amster-
damsohe diamantindustrie wederom ernstig we
rdt
be-
dreigd
;

dat onmiddellijk hulp vanw’ege de Regeerimig en de
Gemeente
in
den vorm van hooger subsidie voor bijslag
op de bonen en voor een belangrijke verlaging van de be-
drijfskosten het gevaar van ondergang van deze Amster-
da nische ‘industrie kan afwenden;
noodigt B. en W. uit zich dienaangaamide ten spoedigste
met de Rcgeerin.g, zoomede niet andere daartoe bevoegde
instanties, in verbinding te stellen.”

Einde Mei werd daarop een nieuwe toeslagregeling
ingevoerd, waarbij verhoogde toeslagen, gedifferen-
tieerd naar de verschillende sorteeririgen, werden
vastgesteld.

In het begin van 1936 werd deze regeling gehand-
haafd, maar met ingang van 1 Mei werd cle toeslag
verminderd met
f 1
per week per gesteunden werk-
man. Van 1 Februari tot 30 April bedroeg de ver-
mindering
f
0.50. De noodzakelijkheid van bezuini-
ging op de staatsuitgaven had de overheid genoopt
deze vermindering door te voeren.

De depreciatie van den Gulden is voor het diamant-
bed rijf van groote hêteekenis gebleken. Gelijk de heer
Zaalberg terecht opmerkt, is er sindsdien een herstel

ingetreden, hetgeen er vanzelf toe leidde, dat de Re-
geeringshulp kon worden verminderd.
Op
1 Novem-
ber en 1 December 1936 zijn de toeslagen dan ook
telkens met 10 püt. verminderd en van 4 April 1937
af zullen zij opnieuw een verlaging van 10 pCt. on-
dergaan.
Mocht het herstel doorzetten ,,en gaat” – om met
den heer Zaalberg te spreken – ,,werkelijk de wereld een periode van grooter welvaart tegemoet”, dan zal tenslotte de Amsterdamsche diamantindustrie weder
op eigen beenen kunnen komen te staan en de over-
heidssteun geli,quideerd kunnen worden en ,,dan zal dit typisch Amsterdamsche bedrijf weer de trots van
Amsterdam worden”. Mr. J. E.
HIIaESUM.

DE THEEMARKT.

De theemarkt verkeert in een eenigszins moeilijke
positie. De lezer behoeft, dit vernemende, niet te
schrikken, want daarvoor is waarlijk nog geen aan-
leiding. Het prijsniveau stijgt, de voorraden nemen
af en dus zou een oppervlakkige beschouwer licht
denken: de markt is zoo gezond als een viseh! Maar
men zij voorzichtig.
Het valt niet te ontkennen: de prijzen, bewegen
zich nog steeds in stijgende
lijn.
Een jaar geleden
bedroeg.de middenprijs in veiling te Amsterdam on-
ge.veer 38 ets. per pond en thans 53 ets. Een bedui.-
dend verschil, derhalve van 15 ets. per pond. Hiervan
kan men rondweg 10 ets. stellen op rekening der
muntverzwakking te onzent en de rest op die der al-
gemeene prijsstijging voor het product. De totale
veiling-middenprijs te Londen bedroeg in cle eerste
week van 1936 1 sh. 1.18 d. per lb. en een jaar later,
dus in de eerste Januari-veiling van 1937, 1 sh.
1.31 d., een verschil van 0.13 d. of ca. ‘6 ets, per
pond. In Januari/Februari van dit jaar ving de al-
gemeene stijging aan, zoodat het Londensche veiling-
gemiddelde op 11 dezer 1. sh. 2.1.6 d. beliep.
Te Amsterdam bracht het geringe aanbod Nedèr-
landsch-Indisehe thee en de groote export-vraag naar
bladsorteeringen een nog grootere stijging teweeg
van ea. 5 ets. per pond.
Voor de Nederlandsch-In dische theecultuu.r, die ongeveer 130 millioen pond per jaar mag uitvoeren
beteekent di.t derhalve een totale inkomsten-vermeer-
dering van 634 millioen Gulden.
De jongste
prijsstijging
moet o.i. hoofdzakelijk wor-
den toegeschreven aan de zeer gunstige voorraad-
cijfers van Londen:

tjlto December
1927

1930

1933

1936

in millioenen Ibs. ……
213

262

270

215

‘(Jito. Januari
1928

1931

1934

1937

in millioenen lbs…….
231

274

275

208

Men ziet: in stede van de normale stijging onder-
gingen de voorraadcijfers gedurende de maand
Januari ji. een niet onbedu.i.cl
.ende vermindering en
wel als gevolg der thee-restr.ictie. Dat het niet, al-
thans njet in belangrijke mate aan verbeterde con-
sumptie ligt moge blijken uit de totale Engelsehe in-
klarings-eijfers over de laatste 5 jaren. Het Ver-
eenigd Koninkrijk nam in 1931 de grootste hoeveel-
heid thee op ten bedrage van 462 mill.ioen lhs. Sinds-
dien waren de cijfers van de verbruiksinklaringen
(in millioenen lbs.):

1932…. 455

1935…. 443

1933…. 438

1936…. 444
1934…. 432

Een toeneming van het verbruik van heteekenis
in het voornaamste consumptie-land is o.i. niet te
verwachten, in April jl. w’erden de invoerrechten met
2 d. per Ib. verhoogd, d.w.z. voor thee van Britschen oorsprong verdubbeld. Sindsdien zochten de Engel-
sehe pakkers het debiet te behouden meerencieels door
lcwaliteits-vermi.ndering, deels door verhoogi ng der
detail-prijzen met 2 d. De jongste prijsstijging is we-

150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

derom aanleiding geweest cle kleinhandelsprijzen voor
thee op 15 dezer met 2 d. per 11). te verhoogen. Dat
de koopkracht van de groote theedrinkende massa
reeds zoover verhoogd zou zijn, dat deze verhoogin-
gen zonder nadeel van het verbruik gedragen kunnen
worden wil er bij ons nog niet in.
In andere Europeesche landen is het geurige pro-
duct meestal z66 zwaar belast, dat ,,de goedkoopste

niet alcoholische volksdrank” buiten het bereik van
cle groote massa gedrongen is. Bij ons dreigt het dien-
zelfden kant op te gaan. De muntverzwakking en
daaruit voortvloeiende verhooging van de groothan-dels-prijzen heeft noodwendig geleid tot een verhoo-
ging der detailprijzen met 1.0 cts per pond, omdat de
Minister van Financiën ondanks ernstige vcrtoogen
van de zijde van den handel niet overtuigd kon wo den van de noodzakelijkheid om cle enorme rechten
op thee (tezamen ca. 41. cts. per pond) te vermin-

deren.
Nu zich na de depreciatie-invioed ook een, zij het

veel minder verrei.kende, algemeene stijging van de
buitenlandsche groothandelsprijzen heeft voorgedaan,
die zich natuurlijk ook te onzent doet gelden, kan
een verdere verhooging vati den kleinhandelsprijs der
goedkoopste merken nauwelijks, uitblijven. Wij ver-
namen dat enicele bekende merken dez,er dagen alweer
5 cts. per pond hooger geprijsd werden.

Het is ook in Nederland zeer de vraag of de alge-
meene koopkracht reeds zoodanig is gestegen, dat

hierdoor de prijsverhooging wordt gecompenseerd.
Afgaande op hetgeen daaromtrent gepubliceerd is,

moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Het
valt uitermate te betreuren, dat het Departement van
Financiën in dit opzicht niet heeft kunnen besluiten
tot een wat soepeler houding. De rechtstieeksche in-
komsten-dcrving voor de schatkist zou – naar men
mag aannemen – gedeeltelijk worden vergoed, door
een stuiting van de daling, welke onmiskenbaar te
constateeren valt, wellicht zelfs een toeneming in het
verbruik per hoofd, terwijl daarnaast vele indirecte
voordeeleri zouden hebben gestaan, bestaande uit
goedkooper behoefte-bevrediging, moer vervoer, meer
handel, meer werk. Zouden deze factoren per saldo
niet nèg belangrijker zijn dan het voorloopig behoud
van eenige miljoenen voor de schatkist dnder de hui-
dige omstandigheden? Bovendien zou zulk een ver-laging o.i. volkomen hebben gepast in het kader der
Regeerings-politiek om de voornaamste levensbehoef-

ten zoo min mogelijk te doen stijgen.

De uitbreidingsmogelijkheden voor de consumptie
van thee liggen hoofdzakelijk buiten Europa: in de
Vereenigde Staten (waar geen invoerrecht op thee
bestaat), liet dichtbije Oosten en Afrika. hier ken
de grootscheepsehe en kostbare propaganda voor thee nog wel wat bereiken, doch de mogelijkheden zijn be-
perkter, naarmate de groot-handelsprijzen stijgen.
Men ziet het, de theeprijzen worden aan den produc-
tie-kant gunstig beïnvloed door de restrictie, doch
het effect daarvan kan onmogelijk ten volle tot zijn
recht komen aan de consumptie-zijde wegens den
zwaren strijd tegen te hooge rechten alsmede handels-

of betalings-belemmeringen van velerlei aard, waar-
tegen propaganda weinig of niets kan uitrichten.
D.e Nederlaridsclie Regeering heeft het in de hand
om ton deze vé6r te gaan, althans niet langer aan
andere landen een voorbeeld te geven van hooge in-
voerrechten te heffen op een product, dat wij hoo’f d-

zakelijk uit onze eigen gebieden betrekken.
Daarnaast willen wij wijzen op nog een gevaar, dat
om zoo te zeggen met den dag grooter afmetingen
aanneemt: de Oost-Afrikaansche thee uit Nyasa-
land, Tanganyika, Kenya en Uganda. Bij de bespre-
kingen, die in 1932133 plaats vonden vSSr de Britsch-
Nederlandsche thee-restrictie een feit werd, is uiter-aard ook het ,,outsider”-gevaar bekeken. De conclu-
sie waartoe men toen kwam was deze, dat geen groote
uitbreiding van de Chineesche en Japansche thee-
cultuur ten koste van Nederiandsch-Indië, Britsch-

Indië en Ceylon te verwachten was. Deze verwach-
ting is ten deele juist gebleken: China’s uitvoer is
sinds 1934 blijven dalen, Formosa is zich meer op
zwarte, dan op groene thee gaan toeleggen, maar
overigens is de uitvoer in vergelijking met vroeger niet abnormaal gestegen. Een
relatief
vrij belang-

rijke toeneming vertoont daarentegen cle uitvoer uit
Japan. Volgens de gegevens van het International
Tea Committee voerde Japan (in millioenen lbs) de

volgende hoeveelheden uit:

1930…. 20.3

1933. . . . 29.4

1931…. 25.4

1934…. 31.7

1932…. 29.5

1935…. 37.2

In 1936 (Jan./Nov.) is de uitvoer echter ruim 3
millioen bij dien van 1935 ten achter gebleven, do6h
niettemin is het aandeel van de zwarte thee daarin
nog met 3 mill’ioen lbs. gestegen! Te verwonderen
valt dit niet, de drang naar goedkoope zwarte ‘thee
is – wij zeiden hierboven reeds waarom – steeds
krachtiger geworden en de Japanners hebben niet
geaarzeld daarvan gebruik te maken.
Bij de restrictie-besprekingen is echter betrekke-
lijk weinig aandacht gewijd aan hetgeen de Engelsche
vrienden (wo. zeer groote thee-firma’s) in Oost-
Afrika bezig waren te doen. Men legde daar in 1925
126 gröote thee-plantages aan (in Nyasaland begon
men reeds 40 jaar geleden) met het gevolg dat de
uitvoeren als volgt stegen (in 1000 lbs.):

Nyasaland Kenya Uganda Tanganyika
1927
………….
1.170
1


1929
…………
1.755
8
1


1931
…………
1.963
354
3
1933
…………
3.276
1.956
30


1935
…………
6.043
5.052
38

21

De totale uitvoer dezer gebieden bedroeg in 1935
meer dan 11 millioen lbs. en moet in 1,936 nog hoo-
ger vlucht hebben genomen: immers de aanvoer in
Engeland uit Nyasaland, die in 1935 5.8 millioen lbs.
bedroeg, steeg over 1936 tot 6.8 millioen. Wanneer
wij in een recent verslag nopens de Afrikaansche
thee-industrie van een lid eener groote Londensche
thee-firma, afgedrukt in The Tea and Rubber Mail
van 11 Februari, lezen over met waterkracht gedre-ven electrische, hyper-moderne fabrieken, dan doet
het toch wat eigenaardig aan, dat deze ondernemin-
gen (waarvan velen het eigendom
zijn
van groote En-
gelsche thee-firma’s, die 66k belangen hebben in
Britsch-Indië en Ceylon) maar zonder eenige beper-
king thee mogen fabriceeren en uitvoeren, terwijl
men in Nederlandsch-Indië, om de met de Engelsche
vrienden aangegane verplichtingen na te komen, in-
tern meer dan 40 pCt beperken moet, waardoor
vooral de kleinere ondernemingen liet zwaarst ge-

troffen worden.
Wij weten wel, dat de Engelsch.e ondernemingen
in Oost-Afrika zich ertoe verbonden hebben om hare
arealen gedurende de loopeud e restrictie-peri ode niet
boven een zekere grens uit te breiden, maar men
krijgt toch een schrijnend gevoel waniieer men ziet,

dat in Nederlandsch-Indië, waar toch ook nog onder-nemingen in staat van opbouw verkeerden, geen H.A.

mag worden bijgeplant.
In het licht van deze feiten en van wat wij schre-
ven omtrent den wedloop naar de goedkoopste tlieeën
(w.o. Afrika, Japan en sommige China-theen) kan
het haast niet anders of de aanvoeren van deze soor-
ten in Londen moeten sprongsgewijze toenemen. in
totaal werden uit bovengenoemde gebieden
(mcl.
Formosa) bv. gedurende Januari te Londen- aange

voerd:

in
1935….

614.000 lbs.

1936. . . .

1.167.997

1937… .

3.053.865

Ook de samenstelling van de Londensche voor-
saden hoeft beteekenisvolle veranderingen ondergaan.
Het deei afkomstig uit de 3 restrictielanden is aan-
zienlijk afgenomen (in millioenen lbs.):

24 FebruarÏ 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

151

per ultimo Januari
1935 1936 1937
Br.-Indische

thee
186 168 137
Ceylon
59
50
41
Ned.-Indische

,…….
20
16
_lO

Gezamenlijk

………….
265
234
188
Het overige voorraadbe-
standdeel bleef even groot
20
19
20

Totale voorraden ………
285
253
208

Deze gang van zaken houdt o.i. een ernstige waar-
schuwing in. Niet alleen dienen de Nederlandsch-In-
dische belangen zich vooral van de ontwikkeling der
Engelsche thee-belangen in Afrika zeer goed op de
hoogte te houden, maar bovendien ware het o.i. een groote fout, om een nieuwe restrictie-overeenkomst
met de Engelschen af te sluiten zonder dat hunne
Afrikaansche ondernemingen daaraan een gelijk-
waardige bijdrage leveren.
Mr.
F. W. A. DE ROCK VAN LEEUWEN.

DE KOLENPOSITIE IN 1936.

III
(Slot.)
Onze vaste medewerker voor kolen schrijft ons:

Nederland.
De productie der gezamenlijke Neder-
landsche mijnen bedroeg in 1.936:

Kolen, cokes en briketten
1936 …………12.802.538
ton
1935 …………11.877.845
ton
Bruinkolen
1936
…………ca

89.000
ton
1935 …………126.491
ton

Het aantal arbeiders op 1 Januari 1937 was 29.574
cii wel 19.033 ondergronds en 10.541 bovengronds. De
bruinkolenindustrie gaf werk aan 75 arbeiders. Wij
zien bij een productievermeerciering van ca. 887.000 ton
een toename in het aantal arbeiders van 495 man.
Deze vermeerdering is toe te
schrijven
aan de steeds verder doorgevoerde rationalisatie, erop gericht het
bedrijf op zoo economisch mogelijken leest te schoeien.
Bracht reeds dit een daling van de procluctiekosten te-
weeg, zoo werd het resultaat onzer kolenindustrie door
nog andere factoren ten gunste beïnvloed, ni. door de
algemeene stijging van het werelcikolenverbruik, wat
een prijsstijging op de wereldmarkt tengevolge had,
waarvan de export kon profiteeren, door den val van
den Gulden omdat kolen op de wereldmarkt algemeen
in Sterling genoteerd worden en dus de guldensop-

brengst van den export steeg en tenslotte door de
steunmaatregelen van de Regeering in den vorm van
de contingenteeri.ng
van den invoer, waardoor de
bi nnermhi ndsche markt het priJsnLvean van de wereld-
markt niet behoefde te volgen. i-l.00fdzaak is natuur-
lijk geweest het verrassende, volledige herstel in de
internaton.aie kolenpositie, clie zich in de tweede helft
van 1036 begon te manifesteeren om in de laatste maan-
den een ougekencien groei te beieiken. Het plotse-
ling sterk gestegen verbruik van kolen tengevolge
van cle industrieele opleving in ijzer, staal, scheeps-
bouw, scheepvaart, oorlogsi n cl u strie, etc. absorbeer-
de snel de betrekkelijk geringe voorraden, die ge-
woonlijk slechts eenige procenten van de productie
bedragen, en overal streefde men naar productie-
uitbreiding. Allereerst door cle tewerkstelling van
de werklooze mijnwerkers zooclat overa], behalve in
Zuid-Wales, de werkloosheid onder de mijnwerkers

vrijwel tot het verleden behoort, alle verzuimdien-
sten afgeschaft zijn en men op volle capaciteit
werkt. Productieverruiming is echter niet zoo een-
voudig. De productie kan clan oolc ternauwernood
het verbruiic volgen en overal heerscht schaarschte.
Van een kolen-overschot, waarvaic een jaar geleden
nog sprake was, is men plotseling in een sterk ]colen-
tekort vervallen, dat steeds ernstiger gestalte gaat
aannemen.
De invoer van icolen liep over 1936 nog verder
terug en wel met ca. 200.000 ton vergeleken bij 1935,
dat reeds 650.000 ton bij 1934 achterbleef, in welic
jaar de lcoleninvoer nog een vermeerdering van

340.000 tofi vertoonde, ondanks de contingenteering,
die midden 1934 in werking trad. De cokesinvoe,r liep in 1936 iets op, die van briketten daarentegen daalde een weinig. Een vergelijking van de cijfers
der laatste jaren geeft het volgende beeld:

1936

1935

1934

Steenkolen ……….
4.870.408

5.060.736

5.714.121

Cokes …………..
373.876

311.218

357.623
Steenkooibriketten .

335.293

352.719

359.673
Bruinkolen

90

37

48
Bruinkooibriketten

134.269

134.419

143.316

5.71.3.936

5.859.129

6.573.781

De contingenteering van den invoer bleef op de-
zelfde basis als gedurende 1935 gehandhaafd. Zonals
uit het volgende staatje blijkt, liep de invoer uit
Duitschland, Engeland en België terug, terwijl die
uit Rusland en Polen iets opliep:

Invoer uit
1936
1935
1934
Duit,schland

……..
8.335.577 3.459.294
3.747.621
België

…………..
291.685
317.660
364.847
Groot-Brittannië

. . .
1.117.171
1.171.413
1.335.081
Sovjet Rusland
18.446
12.699
13.783
Polen

…………..
106.554
97.868 244.667

De kolenuitvoer liep met 230.000 ton op, de cokes-
uitvoer met 167.000 ton en die van briketten met
33.000 ton. Zooals wij reeds aanstipten, kreeg Neder-
land zijn deel van de vervulling van de algemeen
gestegen behoefte, terwijl bovendien de val van dec
Gulden aan den éénen kant ee.n hooger guldensren.-
dement verzekerde, aan den anderen kant de gele-
genheid schiep de prijzen te verlagen in concurren-
tie met buitenlandsche producenten. De juiste uit-
voercijf.ers over 1936 en 1935 en 1.934 zijn:

1936
1935 1934

Steenkolen ……….
3.164.254 2.938.732 3.159.646
Cokes

……………
2.305.323
2.138.829 2.075.048
Steeukoolbriketten
.
337.544 304.946
326.342
Bruiokoolbriketten
.
4.195
4.079
7.063

5.811.316 5.386.586 5.568.099
Btmnkerkolen:
Vreemde schepen:
Op

uitvoer ……….
213.770
102.737
259.068
Op

doorvoer
.
……..
1.911.582 1.569.067
1.526.852
Nederi. schepen:
Op

uitvoer ……….
160.605
126.514 108.772

01)

doorvoer

……..
510.910 454.459
467.517

(Al

deze

cijfers

zijn ontleend aan
publicaties
van het
Centraal Bureau voor de statistiek).

De kolenuitvoer naar italië daalde van 154.425
ton in 1935 tot nihil in 1936, clie naar
vrijwel
alle
andere landen nam toe, het sterkst naar België (toe-
name 160.000 ton), Frankrijk (toename 160.000 ton),

Zwitserland (toename 60.000 ton) en Argentinië
(toenamé 450.000 ton).
Zooals blijkt, is ook de levering van bunkerkolen
aanmerkelijk toegenomen en wel met 544.000 ton,
dank zij de opleving van de scheepvaart en vooral
van den export en doorvoer van kolen, cokes en bri-
lcetten over de J-lollandsche havens, met Rotterdam
verreweg als voornaamste. Voor de Nederlandsche
bunkerkolen zien
wij
een
stijging van 145.000 ton
60 pOt. en voor de buitenlandsche een stijging van

400.000 ton, = 20 pOt.
Het kolenverbruilc in Nederland over de laatste
drie jaren was:

1936

1935

1934

Totaal productie.. ca.
12.891.538
t.
11.995.402

12.467.352
invoer .. . .

5.713.936

5.859.129

6.573.781

ca. 18.605.474

17.854.531

19.041.133
Totaal uitvoer
..

5.811.316

5.386.586

5.568.088

ca.
12.794.158

12.467.945

13.473.03
Bunkerkolen op uitvoer

374.375

229.251

357.840

ca.
12.419.783

12.238.694

13.105.194
Verbruik Ned. schepen

671.515

580.973

576.2’9

ca.
13.091.298

12.819.667

13.681.483

152

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 .Febrtïari 1937

-Omtrent het prijsverloop meldden wij reeds een
stijging in de exportprijzen. In het binnenland heeft
het prijsgeven van den gouden standaard voor den
kolenhandel weinig te heteekenen gehad, daar kolen
door de Regeering opgenomen werden in de lijst van
artikelen waarvan de prijs niet verhoogd mocht wor-
den. Huisbrandkolen b1’en tot April a.s. tegen de-
zelfde prijzen verkrijgbaar en de industriekolen, voor
zoover aan contracten gebonden, konden ook niet in
prijs verhoogd worden totdat cle contracten afgeloo-
pen waren, en alleen diegenen, die geen contracten
hadden loopen of bepaald buitenlandsche kolen op
losse order wilden hebben, hebben meer moeten be-
talen. De vraag, vooral naar cokes en anthraciet, was

de laatste maanden van het jaar zeer levendig en er
kwamen groote achterstanden in de afleveringen
door de mijnen.

In ons vorig jaaroverzicht maakten wij melding
van de beëindiging van den loonstrijd in de Nader-
iandschc mijnen, en merkten terloops op, dat het
rapport van den regeeringsgedelegeerde, die den toe-
stand nader zou onderzoeken, in 1935 niet gepubli-
ceerci werd. Pas eind October 1936 bereikte het Rap-
port-Verschuur de Tweede Kamer en in het begelei-
dend
schrijven
van den Minister werd er op gewe-

zen, dat: ,,de toestand niet onbelangrijk gewijzigd is
en in verscheiden opzicht zich minder ongunstig laat
aanzien, waardoor verschillende opmerkingen in het rapport niet meer terzake dienende zijn”. Inderdaad,
de mijnindustrie kende een opleving, die in tijden
niet gezien was; er was veel vraag naar industrie-
en huisbrandkolen, cle saneering van de distrihuie
was zoo goed als geregeld tusschen de Regeering en
de kolenconventie, door den val van den Gulden werd
de reeds gecontingenteerde invoer nog sterker be-
lemmerd, terwijl cle uitvoer er door opleefde. Geluk-
.kig bleven wij, evenals Duitschiand en in tegenstel-
ling met Frankrijk, België en Engeland, voor sta-
kingen gespaard, hoewel de mijnwerkers toch op een
moment getracht hebben van de hausse in den mijn-
bouw te profiteeren. Een dreigend conflict bij
Oranje-Nassau kon nog juist in de kiem gesmoord
worden. 1-let :is echter de vraag hoe lang wij in den
mijnbouw buiten verdere conflicten zullen kunnen
blij «en. De gebruikelijke Kerstgratificati e, die vorig
jaar niet gegeven kon worden, werd dit jaar (1936)

weer verleend.

Tot slot nog iets over de vooruitzichten voor 1937.
Men mag wel aannemen, dat het grootere verbruik door de industrieele opleving voorloopig bestendi-
ging zal vinden. De vrees voor een kolentekort, dat
zich overal min of meer ernstig begint te manifes-
teeren, heeft tot stand gebracht wat jarenlange onder-
handelingen niet vermochten te creëeren, en wel de
opheffing, geheel of gedeeltelijk, van de handelsbe-
lemmeringen. Reeds werden practisch de contingen-
teeringen in Frankrijk, België en Zwitserland opge-
heven, terwijl in Duitschlaud het ten invoer toege-
laten kwantum steeds stijgende is, daar het recht
evenredig is het het binnenlandsche verbruik. De

vooruitzichten 0])
uitvoermogelijkheden voor Neder-
land zijn clan ook in 1937 belangrijk gunstiger nog dan zelfs gedurende cle laatste maanden van 1936.
De prijzen stijgen gestadig door de groote vraag en
het matige aanbod door de betrekkelijk weinig stij-
gende productie. De vraag is nu of steunmaatrege-len voor de Nederlandsche mijnindustrie, waarvan
cle contingenteering van den invoer vel de voor-
naainste is, opgeheven kunnen en moeten worden.

1-let ongerijmcle van een toestand, waaronder de
verbruikers in het eigen land – door welke invloe-
den of nalatigheden of juridische vondsten dan
ook – gebrek aan brandstof beginnen te voelen en
de indat eigen land liggende mijnen voortgaan een deel harer productie naar het buitenland te zenden,
heeft niet nagelaten de publieke aandacht te trek-
ken. De N.R.Ct. heeft zich tot tolk gemaakt van cle
ontevredenen en levert in een gedocumenteerd be-

toog van een harer correspondenten, indien het
interview goed is weergegeven, het bewijs, dat de
Staatsmijnen er niet mede af zijn te zeggen, dat
de contracten ,,stipt worden uitgevoerd” en dat de
schuld ligt bij de vertegenwoordigers van het Duit-
sche Kolensyndicaat, die niet genoeg naar Neder-
land invoeren. Immers, aan cle hand van de cijfers
van het Centraal Bureau voor de Statistiek is aan.
te toonen, dat over de laatste drie maanden (Januari,
December en November) nog 5.000 ton Duitsche
brandstoffen méér zijn ingevoerd dan over dezelfdc
periode v66r een jaar (965.000 ton tegen 960.000 ton).
Men zou zoo zeggen, dat de Duitschers schoon ge-
lijk hebben niet nôg meer hierheen te brengen, daar
ze op de wereldmarkt méér voor hun waar kunnen
krijgen dan hij ons. Wij kunnen slechts hopen, dat
na 1 April (het boekjaar in den kolenhandel loopt
sinds me.nschenheugenis van 1 April-31 Maart),
wanneer de oude leveringscontracten afloopen en er,
ook hij ons, voor brandstoffen betere prijzen te maken zijn, de Duitschers weer naar Nederland zullen willen
leveren wat ons land effectief te kort komt.
Er mag ook nooit uit het oog verloren worden, dat
de Nederlandsche mijnen niet in staat zijn de binnen-
landsche vraag te hevredigen, daar zij niet over de
geschikte soorten, althans niet in voldoende mate, he-
schikken. Goede anthraciet is er slechts zeer weinig
en (hoogvluchtige) gaskolen in het geheel niet.
In de in de N.R.Ct. van 21 dezer aangehaalde
uitingen van het Verkoopkautoor der Staatsmijnen
wordt met zooveel woorden erkend, – alweer: in-
dien ze correct zijn, dat er een tekort is. En nu
is het heel gemaickelijk om te zeggen, zooais voor-
noemd Verkoopkantoor doet, dat het onjuist is te
denken, dat een opheffing van de contingenteering in
het kolentekort zou kunnen voorzien. Men zou even-
wel deze krasse bewering gaarne beredeneerd, nog
liever: bewezen willen zien.
De Steenkolen-llandelsvereeniging te Utrecht be-
vestigt in haar schrijven aan de N.R.Ct., dat 66k bij
haar ,,stipte uitvoering” plaatsvindt, doch zij voegt er in één adem aan toe, dat afnemers, die getroffen zou-
den worden, zelven in hun tekort kunnen voorzien
door hij haai andere -geschikte brandstoffen, zooals
anthracietnoteu 1/11 of eierbriketten te bestellen, die
prompt geleverd kunnen worden. Het wil ons voor-
komen, dat eenig verwijt voor het tekort, dat in con-
fesso is, de vertegenwoordigster der Duitsche mijnen
hier te lande niet kan treffen.
Of de Staatsmijnen – en hetzelfde geldt voor
Oranje-Nassau, Doman.iale en de andere particuliere
mijnhouwondernemingen in Limburg – inderdaad
den gulden middenweg hebben bewandeld, d.w.z. zon-
der den zoo loon.enden uitvoer geheel te verwaarloo-zen toch aan de binnenlandsche afnemers in de eerste
plaats gedacht hebben, moge in het midden blijven.
Men zou geneigd zijn te zeggen, dat zij dit reeds uit
welhegrepen eigenbelang zullen gedaan hebben en
men vraagt zich veeleer af of het geklaag soms niet
voortkomt uit kringen, die er de voorkeur aan geven
hun behoefte in Engeland, Polen of elders te dekken!
Weliswaar toonen de door de N.R.Ot. gepubliceerde
cijfers van het Centr. Bureau v. d. Statistiek aan,
dat de Nederlandsche productie, die in November
en December 1935 heeft bedragen: 2.002.000 ton, in
dezelfde maanden van 1936 is gestegen tot 2.275.000
tdn, een vermeerdering dus van 273.000 ton in twee
maanden. De cijfers van de maand Januari 1937 zijn
nog niet bekend. Daarentegen werd over de genoemde
twee 1935-maanden uitgevoerd 920.000 ton en over
dezelfde twee 1936-maanden 1.213.000 ton, oftewel
293.000 ton meer! De stijging van den uitvoer over
deze twee maanden heeft dus de stijging van de pro-
ductie met 20.000 ton overtroffen!
Wij moeten voor één ding oppassen, nl. dat de
Staatsmijnen slechts spreken voor zichzelf en niet
aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de gesties
van de overige Ned. Mijnbouwmaatschappijen, die elk

24 Februari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

153

voor zich naar eigen inzicht handelen, ook ten aan-
zien van den uitvoer, waartegen – en gelukkig maar
– geen restricties bestaan.
Kan men nu de.n Nederlancischen mijnen verwijten,
dat zij willens en wetens het tekort teweeggebracht
hebben? Onzes inziens néén. De schaarschte heeft
zich feitelijk eerst duidelijk waarneembaar gemaakt
van begin October af en het is duidelijk, dat eenmaal
aangegan.e verplichtingen – ook jegens het buiten-
land – moeten worden nagekomen. De Nederland-
sche kolenproducenten hebben zoomin de faculteit in
cle toekomst te zien als wie ook, en huitendien heb-
ben zij hun bedrijven 66k commercieel te leiden en
niet te vergeten, dat zij deze in de crisisjaren slechts
daardoor op peil hebben kunnen houden, doordat het
buitenland van hen wilde koopen. Zij zijn hierbij in
uitmuntend gezelschap. Oolc Engeland cultiveert zijn
koletiexport, alhoewel het daardoor verplicht is te
importeerert. En importeeren van kolen wil voor
Engeland nog heel iets anders zeggen dan voor ons!
Maar laat clan ook hunnerzijds alle gepraat over
de doelmatigheid of, wil men, de schulcieloosheid van
de contingenteering ophouden. Deze heeft, naar onze
bescheiden meening, geen enkel, doel meer, indien zij
dat ooit gehad heeft. Men wil immers niet terug naar
den tijd van Centrale Verrekenbureaux?

De toestand op de internationale kolenmarkt is
thans z66, dat aan den éénen kant staat de snelle en
nog steeds voortdurende prijsstijging en aan den an-
deren kant het stijgende verbruik 66k in Nederland.
Ondanks de groote vraag naar kolen in Nederland
zitten wij nog met de contingenteering van den in-
voer, waarvan het eenige gevolg is, dat het schaarsch-
te-spook steeds meer naderhijkomt.

De grenzen wijd open, opdat er weer brandstof van
elke begeerde hoedanigheid voor
alle
behoeften be-
schikbaar kome. De prijzen i.nogen dan wat stijgen
en médr in overeenstemming geraken met de wereld-
markt, maar de kolen zijn er. Overigens schijnt het
in de bedoeling te liggen, dat de Kolenconve.ntie door
haar invloed op de prijzen, deze ook voor 1937/’38
ietwat onder de wereldmarkt
V,ril
houden. Tant mieux
voor de verbruikers, mits er maar voldoende aan-
bod zij.

Rotterdam,
22
Febr. 1937.

DE RIJKSMIDDELEN OVER JANUARI 1937.

Na cle ruime ontvangsten van cle drie maanden
van liet laatste kwartaal van 1936 wekt het in dit
nummer voorkomende Overzicht van ‘s Rijks midde-
len over de eerste maand van het nieuwe jaar eenige
teleurstelling. De niet-di rect.e belastingen brachten
tezamen
f
30.364.200 op, een opbrengstcijfer, dat in
cle aan cle devaluatie van den Gulden voorafgaande
maanden ook meestentijds wel werd gehiald. En, wat hedenkelijker is, cle maandraming werd in Januari jl.
zelfs niet verkregen (tekort
.f
779.500). Bij dit laat-
ste moet worden opgenierlct, dat de gemiddelde
maandraming dit jaar slechts
f
183.300 hooger is
dan in 1936. iliertegenover moet intusschen worden
bedacht, dat cle eerste maand van het jaar in den
regel lagere ontvangsten geeft dan cle meeste andere
maanden van het jaar, zoodat aan het niet-bereiken
van de raming niet te veel gewicht mag worden ge-
hecht. Voorts vertoonde de afge.loopen maand in
ieder geval een vooruitgang van
f
2.620.700 in ver-
gelijlcing met de ontvangsten, van Januari 1936. Aan
lit gunstig resultaat werd door de overgroote meer-
derheid der verschillende middelen bijgedragen;
slechts een viertal accijnzen (dc wijn-, de gedistil-
leerd-, d.e bier- en de tabaksaccijns) brachten min-
der op. En wat de raming betref t, ook hier valt een
nadere analyse mee; alleen de dividend- en tantième-
belasting, de invoerrechten, de wijuaccijus, de bier-
accijns, de belasting op gouden en zilveren werken
en de omzetbelasting bleven hij de verwachting ten

achter. Bij de laatstgenoemde heffing bedroeg het
tekort
f
1.1.09.800.
Gaan wij nu de verschillende middelen in het kort
na, dan blijkt de dividend- en tantièmebelasting een
surplus van
f
146.500 te.. hebben opgeleverd. In hoofdzaak is dit gunstig resultaat te danken aan de
opcenten, welke ingevolge de wet van 20 December
1935 (Staatshlad No. 725) worden geheven. Dat cle
raming niet werd bereikt, behoef t bij deze heffing
niet te verwonderen, daar verreweg het grootste ge-
deelte van de dividend- en tantièmebelasting in
slechts enkele maanden in het midden van het jaar
wordt ontvangen.
De invoerrechten brachten in de afgeloopen maand

f
211.100 meer op dan in dezelfde periode van het
vorige jaar, doch bleven
.f
953.700 bij de gemiddelde
maandramirig ten achter.
. Inderdaad beteekent de
ontvangst van Januari ji. een belangrijke teruggang
b.ij de hooge opbrengsten van de laatste maanden van
het vorige jaar. Hieruit blijkt wel, dat de plotselinge
stijging na het loslaten van den Gulden voor een
groot deel moet worden toegeschieven aan de groo-
tere aankoopen uit angst voor prijsstijgingen, waar-
op niet blijvend te relcenn valt. Aangeteekend zij
nog, dat de jaarranhing voor 1937 gesteld is
up
91.250.000, of
,f
7.250.000 hoog.er dan die voor 1936.
Beter staat het er met het statistielcrecht voor, dat
ditmaal
f
61.500 meer ophracht dan in dezelfde
maand van 1936 en
f
54.700 boven de gemiddelde
maandrarning. Hieruit valt af te leiden, dat de bui-
tenlandsche handel niet onbelangrijk is toegenomen.
Met de groep der accijnzen gaat het over het al-
gemeen nog steeds minder gunstig. De vier midde-len, die in de afgeloopen maanden de opbrengst an
Januari 1.936 niet haalden, waren, zooals reeds werd
opgemerkt, alle accijnzen. Toch was het geen daling
over de geheele lijn. Zoo vertoonde de zoutaccijns
een stijging van
f
36.500, waardoor de maandraming
met
f
55.200 werd overschreden, voor welke toene-

ming intusschen geen aanwijsbare oorzaak aanwezig
is; wellicht is hier een wisselwerking met de vooraf-
gaande maanden, toen de zoutaccijns bijzonder on-
gunstig was. Ook de geslachtaccijns gaf een flink
accres te zien (van
f
147.300) en overtrof de ver-
wachting (met
f
46.400), dank zij de hoogere rund-
eeprijzen..Daarentegen liep cle
wijnaccijns
terug
met
f
15.800 en de gedistilleerdaccijns met
f
136.000.
Toch was de opbrengst van laatstgenoemde heffing
op zichzelf beschouwd, niet zoo ger:ing, immers

f
136.000 meer dan de gemiddelde maandraming. Dit
klemt te meer, indien men overweegt, dat Januari.
ditmaal een verschijndag van den crediettermijn
minder telde dan in 1.936. Het bier verschafte

,f
37.700 minder; voorts bedroeg de opbrengst

.f
95.700 minder dan de raming. Door de tijdsom-
standigheden loopt het verbruik hlijlcbaar nog steeds
terug. De suikeraccijns leverde
.f
198.800 meer op,
waarbij de ramiug werd overtroffen met
.f
31.600. In
het begin van 1936 gaf cie suilceraccijns echter lage
ontvangsten; in het tweede halfjaar heeft dit mid-
del veel ruimer gevloeid. Tenslotte de tabalcsaccijns,
die
f
343.100 minder in ‘s Rijks schatkist bracht. De
opbrengst van Januari 1.936 was evenwel bijzonder hoog; op zichzelf beschouwd waren de ontvangsten
va.n de afgeloopen maand niet zoo ongunstig, im-
mers
f
79.700 meer dan de gemiddelde maandramirig.
Het volgend overzicht geeft een vergelijlcing van
de voor de jaren 1936 en 1937 aangenomen rainings-
cijfers:

Ra.rning
1936

Ra.miing
1937

Zout …………………
f 2.500.000

f 2.000.000

Geslacht ……………….
5.000.000

6.000.000

Wijn …………………,,
2.000.000

,, 1.800.000

Gedistilleerd. ………….. …
28.250.000

27.500.000
Bier –

..
7.000.000

,. 7.000.000

Suiker ………………. .
53.000.000

,. 53.000.000

Tabak ………………….
35.000.000

,. 32.500.000

De belasting op gouden en zilveren werken ver-

154

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

schafte
f
38.000, of
f
3.000 meer dan in Januari 1936.
Ook de omzetbelasting gaf een accres te zien (van

f
241.200), doch dit middel kon de gemiddelde
raming niet halen (tekort
f
109.800). De ontvangst
van de afgeloopen maand heteekent een belangrijke
teruggang, indien men haar vergelijkt met die van
de daaraan voorafgaande maanden. De invloed van
de groote koopiust van het publiek, onmiddellijk na
de depreciatie van den Gulden, is blijkbaar uitge-
werkt; bovendien is de eerste maand van het kwar-
taal voor deze heffing van minder belang dan de
beide overige maanden. Aan den anderen kant val.t
er een kleine stijging van groothandeisprijzen te con.
stateeren. De couponbelasting gaf weer een flink
overschot hoven de gelijknamige maand van 1936;
de toeneming bedroeg
f
164.000. De raming werd
met een ongeveer even groot bedrag ( 165.500) over-
troffen. De jaarraming is voor de beide hier bespro-
ken middelen respectievelijk
f
2.500.000 en
f
500001
hooger gesteld clan voor 1936.
Met de z.g. corijunctuurheffingen blijft het goed
gaan. De zegelrechten vertoonden ditmaal een stij-
ging van
f
746.000, waarvan
f
515.400 op rekening

komt van een ruimer vloeien van de beursbelasting.
De maandraming werd bij de zegelrechten overschrd-
den met f 1.007.200. In deze cijfers weerspiegelt
zich de koortsachtige bedrijvigheid op de fondsen-
markt van den laatsten tijd en de vele conversielee-ningen, die met het oog op de daling van den rente-
stand zijn uitgegeven. Ook de registratierechteii zijn
ddn laatsten tijd zeer verbeterd; ditmaal werd

f
259.800 meer ontvangen dan in Januari 1.0:36, ter-
wijl cle maandrami ng werd overtroffen met
f
201.200.
Er is blijkbaar iets meer handel in vast goed. De
jaarraming is voor deze beide middelen resp.
f2.200.000 en
f
2.000.000 lager gesteld dan voor 1.036.
Hoewel de successierechten den laatsten tijd hooge
ontvangsten hebben opgeleverd, gaf deze heffing oolc
nu een belangrijke stijging te zien (van f 009.800).
oornamelijk is dit gunstig resultaat te danken aan de 20 opcenten, welke in het begin van liet vorige jaar hun wericing nog niet konden doen gevoelen.
De looclsgelden liepen op met f 27.800 en overtrof-
f en de verwachting met
f
34.000, hetgeen vrij bevre-
digend is te achten.
Tenslotte nog een enkel woord over de i)irecte
Belastingen. Voor cle grondhelasting is een bedrag van f2.601.700 op kohier gebracht (ultimo Januar.i
1936 was de stand
f
2.050.600). 1-let verschil in meer
is te daniceri aan een vlugger verloop van de aan-
slagregeling voor 1037. Wat cle inkomstenbelasting
betreft, bedraagt het zuiver bedrag der kohieren

f
21.399.400, hetgeen een daling beteekent van
f 1.301.300 bij den stand van den overeenkomstigen

dienst
0
1) 31 Januari 1936. Daarentegen is hij de
vermogensbelasting een lclein.e verbetering waar te
nemen (van f5.432.100 tot f5.507.700), terwijl de
stand van cle Verdedigingsbelasting 1 iets lager is
dan op hetzelfde tijdstip van het vorige jaar (terug-
gang f3.400). De belastiug van de doode hand komt

op den middelenstaat voor tot een bedrag van
f 234.300 (het vorige jaar voor
f
198.600).

MAANDCIJFERS.

JVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMLDDELEN.

Uit. Januari
1937
(in Guldens)

A1J)LALIN(j
la
Dir.
belastingen.
Kohieren voor
den dienst
1937)

Bedragen
welke
zijm
terugge-
0
o,,.

a.
Benaming der
Totaal
geven
of
Zuiver
middelen
bedrag
andersdan

bedrag
o 0


.o o
wegens
betaling
o
op de koh.
0 0
afgeschr.

Grondbelast. a)

2.601.664

2.601.664 2.059.583
lnkomst.bel. b)

21.691.802 292.391 21.399.411 22.700.691
Verrnogensbel. c)

5.531.957

24.226 5.507.731 5.432.054
Verdedig.bel.
1

2.731.759

11.967 2.719.792 2.723.209
Bel.v.d.doodehcl.

234.297

234.297

198.644

Totalen.. 32.791.479 328.584 32.462.895 33.114.181

a} 4 hoofdsom +
20
np’wnten op de hnöfdsom der ge
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom +
60-78
opcenten. c)
Hoofdsom +
75
opcenten.
‘) Voor
de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het met 1 Mci 1937
aa.nivau.gende belastingdienstjaar
193711938
en
gedeelte van het belasbingdienatjaar
1936/1937.
2)
Voor
de belastingen naar inkomen en vermogen bestaan de ver-
melde bedragen uit % gedeelte van het belasbingdienst-
jaar
1936/1937
en
Y
3
gedeelte van het belastingdienstjaar
.1935/1936.

AFDEELING Jo

1

Jan.

1Jan.

komst ige
Overige msddeten.

1937

1

Sedert

1

p

Overeen-

1937
eriode 1936

Divid.- e,n tantièmebel…

456.429

456.429

309 973
Rechten
01)
den invoer .
6.650 487

6.650.487

6.439.422
Statistiekrecht
………..188.061

188.061

126.566
Accijns op zout ………..
221.881

221.881

185.333 Accijns op geslacht . . . -.

546.412

546.412

399.084
Accijns op wijn

30.623

30.623

. 46.477
Accijns op gedistili. . . .
2.427.701

2.427.701

2.563.738
Accijns op bier ………..
487.676

487 676

525.328
Accijns op suiker ……
4.448.301

4.448.301

4.249.490
Accijns op tabak …….
2.788.074

2.788.074

3.131.175
Bel, op gouden en zilverw.

37.963

37.963

34.996
Omzetbelasting ………
4.098.548

4.098.548

3.857.300
Couponbelasting ……..
623.823

623.8331

459.808 Recht. en boeten v. zegel
12.373.9151)
2.373.915

1.627.952
Recht. en boet. v. registr.
1.126.225

1.126.225

$66.456
Recht, en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden en v. schenking
3.782.462

3.782.462

2.872.614
Opbrengst d. loodsgelden

75.637

75.637

47.886

‘ota1en. . . .
30.364.218 30.364.2181 27.743.598
1;
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f 939.246
(Beursbel.).

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
14-20 Febr.
Sedert
Overeenk. 14-20 Febr.
Sedert
Overeenk.
1937
1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1926

16.130 130.522
174.676
808
6.020
4.361
136.542
179.037
2.381
47.973
37.515

647

48.620
37.515
Tarwe

………………
Rogge

………………
330 1.598
2.868


100
1.598
2.968
Boekweit ……………..
MaIs ……. …………
21724
160 099
122 791
9.338 37.944
24.091 198.043 146.882
10.056
64.417
53.264
270
4.104 3.208
68.521
56.472
1.225
20.141 9.466

2.090

22.231 9.466
528
23.927 25.934
9.261
46.622
35.661
70.549
61.595

Gerst

………………
Haver

………………

9.135
12.467



9.135
12.467 Lijnzaad

……………
Lijnkoek
……………150
920
5.134
3.187
115 740
664
.
5.874
3.851
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
– . . ,
746
6.906 4.948

200 566
7.106
5.514

24 Februari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

155

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1936.

1

u,vere op-
1 brengstoverhet
Bedrag van de

tijdvak van
1
Benaming der middelen raming 1 jan.
1936
tot en
1
met de maand
1 lan.
1937

Grondbelasting.
(%
hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.125.000
10.205.224
Inkomstenbelasting
74.600.000 66.802.202
Vermogensbelasting
18.375.000 17.230.277
8.000.000 8.308.626
Belasting v. d. doode hand

.
2.000.000
1.646.251
Divid.- en tantiêmebelasting
13.800.000 13.895.444

Verdedigingsbel.

1

………..

84.000.000 86.243.266
1.600.000 1.813.472
Rechten op den invoer

……..
Statistiekrecht

…………..
Accijns

op

zout

…………
2 .500.000
1.818.250
..5.000.000
6.335.828
Accijns

op

wijn

………..
2
1.950.396
Accijns op

gedistilleerd

. . .
28.250.000
27.774.081

Accijns op geslacht

……….
..000.000

7.000.000
7.166.667
53.000.000 53.189.265 35.000.000
33.810.110.

Accijns

op

bier

…………..

Belast, op gouden en zilverw.

475.000 499.568

Accijns op

suiker

………..

60.000.000 62.273.730

Accijns op

tabak

…………

5.000.000
5.856.991
Omzetbelasting

………….
Couponbelasting

. .
.•. ……..
Rechten en boeten va

zegel
n
.
8.600.000
19.844.542
Rechten en boeten v. registr.

14.000.000 9.760.293
Rechten en boeten v. succes- sie, v. overgang bij overlij-
den en v. schenking
40.800.000
38.057.595
Opbrengst der loodsgelden
.
500.000 635.890

Totalen…. 1475.117.968

1484.625.000

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN

HET WERKLOOSHEIDSSTJBSIDIEFONDS.

Zuiver bedrag
Dienst 1937

Bedrag van kohieren tot en
ramung

met de maand
Jan.
1937

Grondbelasting (veertig ten hon-derd van de hoof.dsons wagens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig (ten honderd van de
hoofdsom wegens ongebouwde
eigendommen)

10.000.000

2.351.456
Personeele belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweeden en derden
grondslag) …………….. 21.000.000 64.957
Qemeentefondsbelasting (vijf en
twintig opcenten op de hoofd-
som) …………………..

14.000.000


Vermogcusbel.asting (twee en
twintig opeenten op de hoofd-
som)

2.025.000


Inkomstenbelasting (tien opeen-
ten op de hoofclsom) ……..

4.500.

Totale ii ……1

51

2.416.413

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS

Dienst
1936/1937
Zuiver bedrag der
ko.
Zuiver bedrag der
hieren voor den dienst kohieren tot en met
1935/36
tot en met de-
de maand Jan.
1937
zelfde maand van
1936

Gemeente.f.belast..
.
54.234.378 56.823.237
Ope. vérm. t. get. v. 50
4.636.944
4.636.857

iNKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS

Jan. 1937

j
1937

1
1936

Motorrijtuigenbelasting
1.181.1711 1.181.1711
1.359.718
Rij vielbelasting
12.7931 12.7931
15.390

Totalen

………
1.193.964
1
.1939641
1.375.108

STATISTIEKEN.
BANKD1SCONTO’S.
isc.Wissels. 2

3Dec.’36
Ned
Lissabon …. 44
5Mei’36

Bk
el.Binn.Eff.
Orsch.inR.C.
’36 24
3 Dec.
Londen ……
230 Juni’32
24
3Dec.’36
Madrid ……5

9Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF,R.B. 141
Feb.’34
Batavia ……….
3
14Jan.’37
Oslo

……..4

7Dec.’36
Belgrado

……..
5
lFebr.
1
35
Parijs

……
428
Jan.’37
Berlijn ……….
4
22Sept.
1
32
Praag

……3

1 Jan.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria

….
3415 Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei ’35
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

.. 24
1Dec.’33
Calcutta

.
…….
3
28Nov’35
Tokio….

3.285
7Apr.’36
Dantzig ……….
4

2Jan.’37
Weenen ……
34lOJuli’35
Helsingfors ……
4

3 Dec.’34
Warschau…. 5
260ct.’33
Kopenhagen……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.14
25Nov.’36

OPEN MAJIKT.

1937

20

15/20

8/13

1/6

Febr,

Febr.

Febr.

Febr.

1936

1722
Febr.

1935

18/23
Febr.

1914

20/24
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
511_114
1
14
5
116
9
116-
6
j10
7
18-1
1
1s
91.51
3618_316
Prolong.
1 1 1 1
1 -’12
l
211
4
.3/
4
londen
Daggeld
‘/-‘
‘/-t
1
13.1
‘/,-1
1
14.1
1
3
14-2
Partic. disc.
17/..9/
1

9/
17/..91
171_51
17/
33
.91
35

519/
411
4
.31
4

Seri/In
Daggeld.
211
3

2.11
3
2.1/
3

211
3
3115

211
2
31
4

351
8
_4

‘4aandeld
231
4
_151,
4

2
3
/415/14
2
3
/4-3
2(4-3
2
3
14-3
3519
.31
4


‘art. disc.
3 3 3
3 3
33/s
2518-I12
A’arenw.
. –
411
4.113
4_
1
13
4.6/
3

4_1J
4

4.1/
4


Vete York
)aggeld
1)
1 1
1
l
31
4

l
l
3
/2ij
‘artic.dlsc.
31
9
_31
4

31
4

31
/1618

1

1116
s
/is

1)
Koerc van
19
Febr, en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Da a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavlo
York)
)
)
) )
1)

16 Febr. 1937
1.83%
8.96%
73.70
8.53
30.884
100
17

1937
1.83
8.95%
73.62
8.52k
30.85
100
18

1937
1.823.1
8.95
73.60
8.51%
30.834
100f
19

,,

1937
1.82%
8.94+
73.574
8.51% 30.83 100%
20

,,

1937
1.82%
8.94%
73.55
8.51
30.824
100
22

1937
1.82%
8.93 73.50
8.50
30.81
100.
Laagste d.wl)
1.82%
8.93%
73.40
8.49%
30.78
100%
Hoogste d.w
1
)
1.83%
8.97
73.75
8.53% 30.90
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
snd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

16 Febr. 1937
41.75

6.40

– –
17

1937
41.74

6.40



18

,,

1937
41.72

6.40

– –
19

1937
41.72

6.40

– –
20

1937
41.72

6.40

.

22

1937
41.71

6.40



Laagste d.w
1
)
41.68 34.30
635

9.70

Hoogste d.wl)
41.80 34.35
6.45
1.55
9.75

Muntpariteit
48.003
35.007

1

7.3711.488
13.094 48.52

D a a
Stock- Kopen-
1
S
0

)
Hel- Buenos-
Mon-
holm
)
hagen*)
IOf
Aires’)
treal’)

16 Febr. 1937
4625
40.05 45.10
3.97
55%
1.83%
17

,,

1937
46.20
40.-
45.024
3.96
55%
1.82%
18

,,

1937
46.15
39.95
44.974
3.96
55%
1.82%
19

,,

1937
46.15
39.95
44.974
3.964
553
1.82%
20

,,

1937
46.124 39.924 44.974
3.96
54%
1.82%
22

,,

1937
46.074
39.90
44.924
3.96
55
1.82%
Laagste d.wi)
46.03 39.85 44.85
3.93
54%
1.82%
Eloogste d.w’)
46.30
40.10
45.121
3.99
56
1.83%
leluntpariteit
66.671166.6711
66.6711
6.266
95%
2.1878
S)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam.
J)
Part. opgave.
In ‘t Iste of Zde No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da
a
Londen
($
per
£)
Parijs
(8
p.
IOOfr.)
Berlijn
(S p. 100 Mk.)
Amsterdam
(S p. 100
gid..)

16 Febr.

1937
4,89
23
1
4,65%
1

40,23%
54,67
17

1937
4,89
15
/33

4,65% 40,23%
54,66
18

1937
4,8915.
33

4,65%
40,23 54,68
19

1937
4
1
89
15
1
32

4,65%
40,23% 54,70
20

1937
4,89′
3
/
4,65%
40,23
54,72
22

1937



24 Febr.

1936
4,99%
6,673%
40,67
68.66
Muutpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%

– –

STATISTISCH OVERZICHT
GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
ROGGE
MAIS
GERST
LIJNZAAD
WITTE,
KOOL UIEN
R000E
KOOL
NO
VLEESCH
VA°K
N

VL-

H
a ia
anca oco
kg Bahia Blanca loco
La Plata
loco
64165g
a

a a
La Plata
loco
Ie kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 kg
le kwal.
1-5 pond
(versch)
(versch)

:
A

er am,
RdamjA’dam R’damjAdam
°°°

er- R’damlA’dam
per 100 kg
Broek op
per 100 kg
per lOO kg
per 100kg
pSl

:

per 100
Per 2000

!;:!1

1960 kg.

::

LeC1d0k
Langendijk
L1d
0
k

Rotterdam Rotterdam

1925
17.20

100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


:

192615,9092,4
11,75
89,9
174,25
75,3196,7583,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
– –






1
9
2
8
13,4fl
78,3
1315
100,6
226,00
97,7
228,50 96,8
363,00
78,5

4,55

100,0 13,25
lOO,O

—-

17,23
100,0
93,-
100,0
7750
100,0
1929
12,25
71,2
108fl
83,2
204,00
88,1
17975
76,2 419,25 90,6 7,38
162,4 11,78
88,9
9,10
52,8 96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00 77,0 2,05
45,1

2,14
16,2
5,77
33,2
108,-
116,1
72,90
94,1
.
1931
5,55 32,3 4,55 34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
6,96 40,4
88,-
94,6
48,-
61,9
1932
5,225
30,4
4,625
35,4 77,25 33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8
8,07
60,9
1,84 10,7
61,-
65,6
37,50
48,4 1933
5,026
29,2
355
21,2 68,50 29,6 70,00 29,7
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52,-
55,9
49,50
639

1934

3,67e
21,4
3,32e 25,4
70,75
30,6 75,75
32,1
142,50
30;8
3,23 71,0
189
14,3
3,04
17,6
61,50
66,1
46,65
60.2
S

1935
4,I2
24,0 3,07
5

23,5
61,00
26,3
68,00
28,8
13175
28.
2,21
48,6
2,58
19,
5,25
30,5
48,125
51,7
51,62
5

666
1936
6,27b 36,5 4,27 32,7
74,00
32,0
86,00
36,4
166,50
360
3,45
75,8
217

16,4
6,10
35,4
53,425
57,4 48,60
62,7

Jan.

1935
3,30
19,2
3,525 27,0 74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
1,13
24,8
2,9
19,5
2,89
16,8
53,62
5

—-

57,7
45,62
5,9
rebr.
3,20
18,6
3,3fl
25,8 68,00 29,4
7125
30.2
124,25
26,9
0,91
20,0 2,14
16,2
4,26
24,7
51,90
55,8 47,55
61,4
Maart
3,20
18,6
3,076
23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
0,88
19,3
2,92 22,0 7,69 44,6
51,40
55,3 51,28
66,1
April
4,07
5

23,7
2,95
22,6
70,75 30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
51,92
55,8
50,25
64,8
Mei


4,05 23,5 2,90 22,2
60,00
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6
48,50
62,6
Juni
4,02
23,4
2,90
22,2
57,50 24,8 75,00 31,8
124,25
26,9

—-

48,-
51,6 46,12
5

59,5
Juli
_
3,92S
22,8 2,55
19,5
54,50
23,5
66,75
28,3
124,50
26,9
48,

51,6 47,375

49,87
5

61,1
Aug.

,.
4,25
24,7
2,62
5

20,1
55,25 23,9
64,50
27,3
132,25
28,6
48,2 52,55
67,8
Sept.

,,
4,75
27,6
3,-
22,9 55,75
24,1
64,50 27,3
139,50
30,2 46,6 56,62
5

73,1
Oct.

,
4,95 28,8 3,35 25,6
57,75
24,9
64,75 27,4
142,75
30,9

.
46,07
49,5
64,625
83,4
Nov.


4,65 27,0 3,20 24,5
55,00
23,8
59,75
25,3
137,75
29,8
3,83 84,2
2,65 20,0
.
42,75
46,0 56,85 73,4
Dec.

,,
5,15 29,9 3,40 26,0
56,75
24,5
60,75
25,7
146,50
31,7
4,32
94,9
2,59
19,5
6,17
35,8
44,75
48,1
52,25 67,4

Jan.

1936
5,45
31,7
3,525 27,0 56,00 24,2
63,50 27,0
153,50
33,1

4,47

98,2
2,26

—————

17,1
6,41
37,2
44,-
47,3
50,87
5

65,6
Febr.
5,22 30,4 3,40 26,0
55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0
4,50 98,9 2,59
19,5






—-








——–



7,43
43,1
43,775
47,1
48,25 62,3
Maart
5,225
30,4 3,50
26,8
59,50 25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
6,60
145,1
3,05



——-



44,80
23,0
9,06
52,6 45,75
49,2
46,57
60,1
April


5,17
5

30,1
3,45 26,4
64,00
27,6
70,00
29,7
147,25
31,8













43,37e







—–


48,50
52,1
45,375

58,6
Mei
,
5,12″
29,8
3,17
5

26,6
63,75
27,5
72,25
30,6
147,75
31,9 51,60 55,5
44,31)
57,2
Juni
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3 58,2
46,25
59,7
Juli

,.
5,62
5

32,7
3,65 27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
-.
57,35
61,7
47,75 61,6
Aug.
6,35
36,9
4,025
30,8
84,00
36,3
88,00
37,3
170,00
36,8
64,9
50,20
64,8
Sept.

,,
6,50 37,8 4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1
65,6
51,875
66,9
Oct.
8,80
51,2 6,02
5

46,1
97,50
42,1
120,50
51,1
199,75
43,2

—-





—-

-54,1
—-

—-





58,85
63,3
52,30
67,5
Nov.

,
8,55
49,7 5,725
43,8
89,50
38,7
121,50
51,5
193,00
41,7
0,85
18,7
1,60
12,1
56,-
60,2
64,4
Dec.
8,175
47,5
6976
53,3 97,00 41,9
129,00
54,7
201,00 43,5
0,84
18,5
1,36

—-





—-


60,40
—-









-61,05

10,3
1,48
8,6
5J,80
64,3
49,70
64,1

Jan.

1937
8,40
48,8
7,975
61,0 97,50
42,1
132,00
55,9
201,50
43,6
1,05
23,1
1,29
9,7
1,84 10,7
64,60
69,5
52,75
68,1
l

Febr.
7,85
45,6
8,525
65,2
96,00 41,5
131,00
55,5
191,50
41,4
1,23
27,0
l,45
10,9
2,67
15,5
69,9
53,5)

68,4
8

,,
8,4t
48,8
8,825
67,5
101,00
43,6
129,50
54,9
195,00
42,2
63,_
6
)
67,7
52,75
6
)
63,1
25

,,
8,40
48,8
8,82
5

67,5
104,50
45,1
129,50
54,9
197,00
42,6
63,-
7
)
67,7
53,50
7
)
69,0
22
8,30
48,3
8,72
5

t6,7
100,00
43,2
125,50
53,2
194,00′
41,9
1)
Men zie voor
de
toelichting
op dezen
staat
de nos.
van
8, 15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en IS
Febr. 1933.
2)

Tot Jan.
1931
Hard
Winter
No. 2
van Jan. 1931
tol
3)
Tot Jan. 1928
23 Mei 1932
Western;
64j65 K.O.
Zuid-Russische.
vanaf Jan. 1928
tot
Van
16 Dec.
23 Mei–19
Sept.
1929 American
1932 No.
No. 2,
3. Van
van 16 Dec.
19 Sept.
1929
’32 tot tot 26
24 Juli
Mei 1930
’33 62163
7415
kg
Z.-Russ.
kg Hongaarsche;
Van 24
Juli ’33-7
vanaf
26
Oct.
Mei 1930
’35
tot 23 Mei
64165 kg La
193
Plata

S

Vervolg
STATISTISCH
OVERZICHT

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
.
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
0fl
In.
ru e
Gulf exp. Â ge arn e
t&s ra

s
,
c

e,
Australische,
HUIDEN
SALPETER bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
.
3
m.
64166°
ets.
per
Middling
locoprijzen
F. G. F.
Sakella-

0.
1erun

dford
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
lOO kg
R’dam!A’dam
er baiel
U.S. gallon
New-York
rides
Liv
1′

1
oco
erlb
P

.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f
0
10
f

0
10
ets.

°jo
ets.

°lo
ets.

D(
ets. 0
ol
e

-.
ets.
0
U(
ets.

fo
/
010
f
‘Io
1925
10,80
100.0
4,165
100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0

1926
17,90 165,7
4,68
5

112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8 55,5 31,8
67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
3,225
77,4
36,85
100,0
43,4 75,3
84,6 57,3 36,6
77,8 244,4 88,2
133,6
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
2,97
5

71,4
24,75
67,2
49.6 86,0
96,8 65,6
37,9
80,4
259,6 93,6
153,7
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6
3,05
73,2
24,80
67,3
47,5 82,4
85.9 58,2 33,2
70,5
196.6
70,9
127,3
85,6 32,25
92,9
10,60
88.3
1930
11,35
105,1
2,78 66,7 21,75
59,0
33,6
58,3 60,5
41,0
19,8
41,9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,64 82,0

1931
10,05
93,1
1,44
34,5
12,50
33,9
21,3 37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1,
2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7 26,3
17,8
15,7
33,3
80,6
29,1
42,8
28,8
11,15
1

32.1
6,15 51,3
1933
7,00 64,8
1,11
26,8 8,95
24,3
16,7
29,0 25,9
17,5
14,0
29,7
97,0 35,0
47,9 32,2
13,26
38,2 6,18
51,5
1934,
6,20 57,4
1,56
37,5
7,14
19,4
18,2
31.6 26,8
18,2 13,5
28,7
97,0
35,0 51,7 34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,49 20,3
17,5
30,3
26,0
17,6
14,9
31,7 84,4
30,5
42,8
28,8
12,54
36,1
5,89
49,1
1936
6,60
61,1
1,62
5

39,0
8,79
23,9
18,9
32,8
32,4
22,0
17,0 36,1
106,2
38,3
53,4
35,9
15,40
44,4 5,70 47,5

Jan.

1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,38
20,0
18,7
32,5
27,1
18,4
151
32,0
74,3
26,8 41,6 28,0
10,75
31,0 6,15 51,3
Febr.
6,05
56,0
1,55
37,2
6,82
18,5
18,6
32,3
26,4
17,9
15,1
32,1
70,6 25,5
39,1
26,3
10.50
30,3 6,20
51,7
Maart
5,90
54,6
1,54
36,9
6,80
18,4 16,9
29,2 24,4
16,6
14,1
29,8
69,3 25,0 37,8
25,4
10,25
29,5 6,25
52,1
April
6,00
55,6
1,56
37,5 7,42
20,1
17,5
30,3
24,6
16,7
14,6
30,9
743′
26,8
40,3
27,1
10,75
31,0
6,30
52,6
Mei
6,05 56.0
1,54
36,9
7,38 20,0
18,1
31,4 25,0
16,9 15,5
32,8
80,6
29,1
42,8
28,8
11,75
33,9
6,30 52,6
Juni
6,05
56,0
1,54
36,9
7,81
21,2
17,4
30,1
24,3
16,5 15,0
31,9
84,4
30,5
42,8 28,8

34,6
6,30 52,6
Juli
6,05
56,0
1,54
36,9
7,73
21,0
18,0
31,2
24,3′
16,5 15,5
32,9
92,0
33,2
45,4
30,5
11,75
33,9
5,40 45,0
Aug.
6,15
56,9
1,54
36,9
7,64
20,7 16,9
29,2
24,7
16,8
14,3
30,3
92,0 33,2
46,6
31,4
12,
34,6 5,40
45,0
Sept.
6,10
56,5
1,55
37,2 7,07
19,2 15,9
27,5
24,9
16,9 13,3
28,1
92,0
33,2
44,1
29,7
14,50
41,8 5,50
45,8
Oct.
6,05
56,0
1,55
37,2 7,44
20,2
16,6
28,8 26,7
18,1
14,9
31,7
93,2
33,6
44,1
29,7
16,-
46.1
5,55
46,3
Nov.
6,05
56,0
1,54
36,9 7,86
21,3
17,5
30,3
29,7
20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4 30,5
16,-
46,1
5,60
46,7
Dec.
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8
20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44,1
29,7
14,25
41,1
5,70 47,5

Jan.

1936
6,15 56,9
1,52
5

36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9
14,7
31,1
97,0
35,0 45,4 30,5
15,-
43,2
5,80
48.3
Febr.
6,15
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8
13,8
29,3 97,0
35,0
46,6
31,4
15,-
43,2 5,85 48,8
,,
Maart
6,15
56,9
1,52
5
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8- 99,5 35,9
47,9
32.2
14,25
41,1
5,90
49,2
April
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
13,8
29,2
99,5
35,9 47,9 32,2
14,
40,3 5,95
49,6
Mei
6,25
57,9
1,52
5

36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4 47,9 32,2
13,75
39,6
6,
50,0
Juni

,,
6,30
58,3
1,52
36,6 8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6 16,8
35,7
97,0
35,0
46,6
31,4

37,5
6,-
50,0
Juli
6,25
57,9
1,52
5

36,6 8,06
21,9
19,3
33,5
31,4 21,3
18,1
38,5
97,0
35,0 46,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Aug.
6,30
58,3
1,525
36,6 7,94 21,5
17,9
31,0
33,3
22,5
17,2
36,6
99,5 35,9
46,6 31,4
13,50
38,9

5,25 43,8
Sept.

,,
(3,35
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2 32,3
21,9
17,8
37,8
99,5 35,9
49,1 33,1
14,50
41,8
5,35 44,6
Oct.

,,
7,80
72,2
1,95
46,8
10,27
27,9 23,0
39,9 42,0
28,5
21,9
46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
19,25
55,5 5,40 45,0
Nov.
7,70
71,3
1,92
5
46,2
10,19
27,7
22,6 39,2 43,4 29,4 21,4 45,4
131,4
47,4 73,4 49,4
19,25
55,5
5,45
45,4
Dec.

,,
7,85
72,7
1,905
45,7
10,25
27,8 23,6
40,9
39,2 26,6 21,4
45,4
135,2
48,8
82,2 55,3
20,25 58,4
5,55
46,3

Jan.

1937
8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8 23,8 41,2 38,2

25,9 22,0 46,7
141,9
5
1
,2
88,2
59,3 21,50 62,0
5,65
47,
1

1

Febr.

,,
8,05
74,5 2,12 50,9
1085
1
)
29,4
24,3
42,1
37,71)

25,6
22,2
1
)
47,1
136,9
4
)
49,4
87,6
4
)
58,9
22,75 65,6
5,70
47,5 8
8,30
76,9 2,12 50,9
10,98
2
)
28,9
24,0 41,6
37,1
2
)
25,2
21,9
2
) 46,5
133,0
5
)
46,0
86,25)
58,0
5,70
47,5
,,

,,
15

8,35
77,3 2,13
51,1
10,98
3
)
29,9
24,1
41,8
36,7
3
)
24,9
21,6
3
) 45,9
130,5
6
)
47,1
83,9
6
)
56,4 5,70
47,5
22
8,30
76,9
2,12
50,9
23,7
41,1
5,70
47,5
1)3
Febr.

2
)
10 Febr.
3
)17 Febr.
4)4

Febr.
5
)
11 Febr.
0)18
Febr.

7)
2 Febr.
8)9
Febr.
0)

16 Febr.
60)

Op goudbasis
44,2.
1)
Op goudbasis
45,1.
12)
Op
goudbasis
45,3.
‘)
Qp goudbasis
47,6.

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

ZUIVEL
ENEIEREN
METALEN

BOTER
BOTER

p.

g
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
L
IJZER
.JeveIan
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per

g
Leeuwar- Heffing
Crisis
maar
Fabrieks-
m. no
.
Eiermijn
an

r
Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
Locoprijzen
Londen
Foundr
No.3f.o.b.

“ZEe
(Itic III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derComm.
Noteerung
Zuivel-
Centr.

kaas
ki. m(merk
Roermond
p. 100 St.
Londen
per Eng. ton
per Eng. ton
perEng.ton
Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
per 50 kg.
per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
line
Ounce

f
(o.
f
t
0
1
f
0(
f•
°(o
f.
01
f•
ole
f•
01
f•
01
f.
0
10
/ •
010
cts.•
01
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
702,50
93,5
376,00
85,3
3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,03
94,3
51,75
100,0 144,50
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
614,00
89,7
292,75
66,4
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00 96,3
344,75
78,8
51,75
100,0
134,75
83,3
1928
2,11
91,3

48,05 85,8 7,99
87,0
772,00
102,8
254,75 57,8
2749,75 86,8 40,00
90,4
38,00 93,5
305,75

69,9
51,75
100,0
131,25
81,1
1929
2,05 88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
916,00
121,9
281,25
63,8
2465,75 77,8
42,75 96,6 41,50
102,6
301,00
68,8 51,75
100,0 123,25
76,2
1930
1,66
71,9

38,45 68,7
6,72
73,2
661,25
88,0
218,75
49,6
1721,25
54,3 40,50 91,8 36,00 88,8 204,00
46,6 51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3
438,75
58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0 33,25
75,3
28,75
70,9
139,50
31,9
51,75
100.0
67,50 41,6
1932
0,94
40,7

22,70 40,5 4,14
45,1
276,50
36,8
104,00
23,6
1175,00
37,1
25,50 57,5 22,50 55,2
118,50
27,1
51,75
100,0
65,00
40,1
1933
0,6!
26,4
0.96
20,20
36,1
3,71
40,4
267,75
35,6
95,25
21,6
1596,00
50,4
24,75
56,2 21,25 52,2
128,50
29,4
51,75
100,0
62,25
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45 37,6
226.50
30,2
82,00
18,6
1718,00
54,2
24,25 54,8
20,25
50,1
102,25
23,4
51,75
100,0
65,75
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75
30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5
24,00
54,1
20,25 50,2
102,75
23,5
51,75
100,0
89,25
55,1′
1935
0,58
25,1
0,88
5

17,55
31,3
3,50
38,1
301,00
40,1
139,00
31,5
1594,50
50,3 27,75 62,7
22,75 56,2
117,50
26,8
55,00
106,3
65,00
40,1

Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5

34,0
205,00 27,3
75,75
17,2
1676,50
52,9
24,00
54,1
20,75 51,5
88,75
20,4
51,75
100,0
74,25
45,9
Peb.
0,52
22,5 0,95
14,375
25,7
3,20
34,9
196,00
26,1
75,00
17,0
1650,50
52,1
24,00
54,1
20,75 51,5
86,75
19,8
51,75
100,0
74,75
46,1
Mrt.
0,37
16,0
1,025
13,30
23,8
2,74
29,8
198,50
26,4
77,25
17,5
1503,75
47,5 23,00
52,1
20,50 50,4
84,75
19,4
51,75
100,0
79,50 49,0
Apr..
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,315
25,2
222,75
29,6
88,00
20,0 1585,50
50,0 23,25
52,7
20,25 50,0
91,25
20,9
51,75
100,0
91,75
56,6
Mei
0,34
14,7 1,10
11,85
21,2
2,38
5

26,0
242,00
32,2
100,75
22,9
1636,75
51,7 23,50 53,4 20,25 50,0
106,25
24,3
51,75
100,0 100,75
62,3
Juni
0,41 17,7
1,-
11,95
21,3
2,41
5

26,3 227,50 30,3
103,75
23,5
1649,00
52,0
24,00
54,1
20,25 50,0
103,50
23,6
51,75
100,0
99,00
61,1
Juli
0,44
19.0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7
223,75 29,8
104,75
23,7
1701,00
53,7 24,00
54,1
20,25
50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25
57,0
Aug.
0,46
19,9
1,07
5

15,10
27,0
3,31
5

36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00 51,8
24,25
54,8 20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
90,00
55,6
Sept.,
0,58
25,1
0,97 20,25
36,2
3,16 34,4
248,25
33,1
117,75
26,7 1636,25
51,6
24,00
54,1
20,25
50,0
113,75
26,0
51,75
100,0
88,50.
54,7
Oct.
0,65
28,1
0,89
19,875
35,5 3,95 43,0
256,25
34,1
135,00
30,6
1556,25
52,3
24,00
54,1
20,25 50,0
121,25
27,7 51,75
100,0
88,75
54,9
Nov.

0,59
25,5 0,94
16,90
30,2 4,69
51,1
255,50 34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8
24,50
55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec. ,,
0,57 24,7
0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
255,50
34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4
24,75
56,2
20,25
50,0
110,00
25,2
51,75
100,0
77,25
47,7

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0 4,04 44,0
252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0
24,75
56,2 20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50
37,4
Feb. ,,
0,61
26,4
0,92
5

17,375
31,0.
3,375
36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,25
50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
50,25
37,2
Mrt.
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6 2,69 29,3
261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24,75
56,2 20,25 50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,
0,44
19,0 1,02
5

16,82
5

30,0
2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei
0,47
20,3 0,99
18,75
33,5 2,52 27,5 270,25 36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2
25,00
56,8
20,25
5&,0 108,00
24,7 51,75
100,0
62,25 38,5
Juni
»
0,57
24,7
0,89 20,20
36,1
2,69 29,3
268,50
35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9
25,00
56,8 20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli


0,60
26,0
0,81
5

19,35
34,6
2,91
31,7
275,25
36,6
117,75
26,7
1382,00
43,6
27,00
61,0 20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,,
0,62
26,8
0,80
17,875
31,9
3,31
5

36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75 37,0
Sep.,,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0 3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,6
20,25
50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75 37,5
Oct. ,,
0,63
27,3 0,77
5

17,55
31,3
4,85
52,8
374,75
49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3
33,50 75,7
27,75
68,5
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75
46,8
Nov.,
0,70 30,3
0,78
16,075
28,7
5,15
56,1
397,75
53,0
196,25
44,5
2079,75
65,6
33,75
76,3 29,25 72,2
149,00
34,0
64,50
124,6
79,50
49,1
Dec.,
0,65
28,1
0,82
5

15,75
28,!
4,36
5

47,5
415,00
55,3
234,00
53,1
2076,00
65,5 36,50 82,5
32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2
79,75 49,2

Jan.’37
0,66
28,6
0,85
17,075
30,5 3,45
37,6
462,00
61,5
244,25 55,4
2061,25
65,1
36,25
81,9
32,50
80,2
188,50
43,1
63,50
122,7
78,00
48,1
1 Peb.,,
0,69
8
)
29,9
0,80,
17,25′
30,8 3,75
40,8
471,50
62,8
235,00
53,3
2016,00
63,6
36,25
81,9
32,50
80,2
190,50
43,5
63,50
122,7
75,25
46,5
8

,,

,
0,69)
29,9
0,80
18,-
6
)
32,1
3,60
39,2
492,00
65,5 245,00
55,6
2031,00
64,!
36,25
81,9
32,50
80,2
203,25 46,4
63,5Q 122,7
74,50 46,0
15

,,

,,
0,69°
29,9
0,80
19,50
12

34,8 3,70
40,3
501,50
66,8
242,25
55,0
2059,75
65,0
36,25
81,9
32,75
80,9 213,75 48,8
63,75
123,2
75,25
46,5
22

,,
.
0,80
4,20
45,8
623,25
83,0
272,00
61,7
2216,00
69,9
3,25
81,9
32,50
80,2
270,25
61,7
63,50
122,7
74,75
46,1
2b
Sept.
193279 K.U.
La Flata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manftoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata; van 6Juli1936 tot 30Nov. 1936 Manitoba.
74 kg Zuid-Russische; van 23Mei1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 Anierican No. 2, van 9 Febr. 1931 tot
Van 7 Oct. ’35-18 Mei ‘3662163kg Z.-Russische.
5
)6 Febr.
0)
12 Febr.
7)20 Febr.
8)
4
Febr.
8)
11 Febr.
10)
18 Febr.
li)
5 Febr.
.12)
19 Febr.
VAN GROOTHANDELSPR!JZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN INDEXCIJFER

VURENHOUT
bs7″
f.o.b.
T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE

per

I(

kg.

RUBBER
Standaa1
SUIKER
THEE
1 d
sche
Zweden/
binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
Ned._lnd.
L
j
t
z
a
en

Ribbed Smoked
uit-

erstadard
per

per
50kg ci.!.
per 100kg Rotterdam
loco 1len
R’dam(A’dam
Java- en Sunia-
S
o en
Voer

,an 4.672

M
3
.
1000 stuks

1000 stuks
Nederland Amsterdam
per Ib.
per 100 kg.
trathee P.
1
(2
kg.
ducten

/
0
1
/
0
1
/
°lo
/
S
Io
/
al
o

cts.
01
/

5
10
/
01
cts.
°ls 1925
159,75
100,0
15,50
100,0
19,-
100,0 25,71
100,0
35,87
5

100,0
61,375
100,0
1,80
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6
19,50
102,6
29,65
115,3
34,-
94,8 55,375
90,2
1,21
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
82.9
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,62
5

90,9
46,875
76,4 0,93 51,6
19,125
102,0
82,75
97,9
87.5
79.7
1928
151,50
94,8
12,-
71,4
18,50
97,4 34,64
134,9
31,87
2

88,9
49,625
80,9
0,54
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
69.8
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
27,73
107,9
27,375
76,3
50,75
82,7
0,52 28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9 61.3
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12
82,2
22,62
5

63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
66.0 45.9
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
.

20,25
106,6 13,56
52,8
15,372
42,9
25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
36.9
1932
69,00
43,2 9,25 59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09
4,9
6,32
5

33,7 28,25 33,4
36.1
31.3
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28
36,0 9,30 25,9
21,10
34,2
0,11
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2
28.7
1934
76,50 47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
8,17
31,8 6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9
4,075
21,7 40
47,3
34.4
21.0
1935
59,50
37,2
7.25 46,8 8,75
46,1
8,12
31,6
9,15 25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85
20,5
34,50
40,8
33.8
26.3
1936
78,25
49,0 7,50
48,4
9,50 50,0
12,04
46,8
11,90
33,2
13,62
5

22,2
0,25
13,9
4,025 21,5
40
47,3
39.4
30.9
Jan.’35
66,00 41,3 7,25 46,8 8,50
44,7
8,52
33,1
8,77
5

24,5
16
26,1
0,20
10,9
3,50
11
87
33,75 39,9
32.9
26.5
Feb.
,
66,00
41,3
6,75
43,5 8,25
43,4
8,57
33,3
9,375

26,1
15,625
25,5
0,19
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4
26.0
Mrt.
.
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4 8,02 31,2 8,57
5

23,9
14,626
23,8
0,16
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9
23.9
Apr..
60,00
37,6
7,-
45,2 8,25
43,4
8,17
31,8 9,15
25,6
14,50
23,6
0,17
9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
25.6
Mei

,,
57,50
36,0
7,-
45,2
8,25
43,4 8,07 31,4 9,50 26,5
14,125
23,0
0,18
10,0
4,20
22,4
32,75
38,8
33.3
26.4
Juni

57,50
36,0
7,25
46,8
9,-
47,4 8,02 31,2 9,07
5

25,3
13,875
22,6 0,18
10,0
3,87
5

20,7 30,25
35,8
33.2
25.5
Juli

.
57,50
36,0
7,25
46,8 8,75
46,1
7,97
31,0
8,-
22,3
13,50
22,0 0,18
10,0
3,575
19,1
30,75
36,4
33.4
25.2
Aug.,
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
7,92
30,8
8,07
5

22,5
13,50
22,0 0,18
10,0
3,525
18,8
32,50
38,5
33.1
25.3
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4 8,12 31,6
8,47
5

23,6
13,50
22,0 0,17
9,5
3,72
5

19,9
36
42,6
34.2
26.1
Oct.
56,50
35,4
7,25
46,8 9,25 48,7 8,12 31,6
9,975
27,8
13,50
22,0 0,19
10,5
4,22
5

22,5 46,25 54,7
35.5 29.4
Nov.,,
57,75
36,2
7,25
46,8
8,75
46,1
8,02
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
28.0
Dec.,,
58,00
36,3
7,50 48,4
9,50 50,0
8,17
31,8
10,45
29,1 13
21,2 0,20
10,9
4,20
22,4 39,50
46,7
35.4 28.0

Jan.’30
63,00
39,4
8,25 53,2
10,-
52,6
8,47
32,9
11,12
31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,325
23,1
39,50
46,7
35.5
29.3
Feb.
,,
63,00
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
8,62
33,5
10,62
5

29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,125 21,3
38,50
45,5
35.6
29.8
Mrt.
,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0 8,47 32,9 9,775 27,2
13
21,2 0,23
12,6
3,92
5

20,9 37,25
44,1
35.8 30.0
Apr.
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0 8,67
33,7
9,725
27,1
13
21,2
0,23
12,6
3,975

21,2
36,50
43,2
35.8 27.7
Mei

,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
9,23
35,9 9,526
26,6
13
21,2
0,23
12,6
3,65
19,5 37
43,8
35.2
29.3
Juni

,,
68,00
42,6
7,75 50,0
10,-
52,6
10,34
40,2 9,90 27,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85 >
20,5
36,50
43,2
35.3
28.0
Juli

,,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
1
0,34 40,2
10,471
29,2
13,12
5

21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
25.7
Aug.

73,25
45,9
6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2 0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
271
Sep.
,,
79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,27
2
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,472
18,5
37,50
44,4
31.2
28.6
Oct.

,,
107,00
67,0
7,25 46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87
5
38,7
14,87
5

24,2
0,30
16,7
4,475

23,9 46,50
55,0
41.3
34.2
Nov.,,
106,00
66,4
7,25
46,8
9,25
48,7
17,45
67,9
16,126
44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,575
24,4
48,50 57,4
.49.9
39.2
Dec.,,
112,75
70,6
7,50
48,4
9,-
47,4
22,49
87,5
19,65
54,8
16,25
26,5
0,37
20,6
4,725 25,2
48
56,8
53.3
.
41.7
Jan.’37
118,75
74,3
24,50
95,3
20,62
5

57,5
16,75
27,3 0,38
21,1
5,575
29,7
50,50
59,8
54.2 43.4
1 Feb.,,
125,00
78,2
21,477)
83,5
18,-
50,2
18
29,3
0,39
21,7
5,75 30,7
53
2).
62,7
.

54.910)
42.4
8

,,

,,
125,00
78,2
21,915)
85,2
18,-
50,2
18
29,3
0,40
22,2
5,62
5

30,0
54
6) 63,9

56.1
11
)

43.0
15

,,

,,
125,00
78,2
20,40
9
)
79,3
18,375
51,2
18,50
30,!
0,40 22,2
5,75
30,7
56.5 2)
43.4
22
-n

,
125,00

78,2

17,375
48,4
18,50
.
30,!
0,39
21,7 5,75
30;7
59.213)
43.9
S)
De tegenwaarde in guldens, van de £
en
$
noteeringen, berekend tegen den uvisselkoers van den dag. (Zie E.-S. B. van 7 Oct. 1936, blz. 733).

158

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Februari 1937

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen enINoteerings-
Landen
eenheden
6
Febr.
1937
13
Febr.
1937

1Laagste
l
Hoogste
1
51
20
Febr.
1937
20Febr
1
93
7

Alexandrië..
Piast.p.
97%
97%
97%
91j
97%
Athene

….
Dr. p.0
547%
547%
540 555
547%

Bangkok….
Sh.p.ticai
1/10%
1110%
1110%
1110%
1110%

Budapestl)..
Pen. p.
£
27 27
26
28 27

BuenosAires2
p.pesop.
16.20 16.20
16.15 16.25
16.30

Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116
5
1
54

116
9
1
116%
1/6
5
/
33

116
9
1
54

Instanbul

. .
Piast.p.0
615 613 613
613 613

Hongkong ..
Sh. p.
$
1
1
2%
112%
1,213
16

113%
112%
Sh. p. yen
111
31
1
32

111
31
1
99

111
81
/
32

112
1
1
32

112

Lissabon….
Escu.p.
110%
6

110%
110
110%
110
%8
Kobe

…….

l’lexico

….
$per
18
18 1734
18%
18
Montevideo
8
)
d.perC
26% 26%
26%
27
26%
Montreal

..
$
per
£
4.89%
4.89% 4.89% 4.90%
4.89%
Rio d.Janeir.
4

d. per Mii.
3
3
1
1
3
31133
31/.
Shanghai

. .
3h. p.
$
112
17
1
32

112
17
1
32

112%
1/2’Xc>
11217135

Singapore ..
id. p.
$
2/4%
2f4%
2/4%
2/4%
2/4%
Valparaiso
5).
$
per
£
128
128 128
128 128
Warschau ..
Zi. p.
£
25%
25% 25%
26% 25%
fl
fl151,’

nöt

in
flp,-.

1fih!
fl
flffie
not.
15
laten.
eem. not..
weik(
imp. hebben te betalen 10
Dec. 16.12.

3)
Oltic. not.
8
Oct.
3971.

4)
Id.
II Mrt. 1935
41/
4
. 5)
90dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)

Londen’)
N.Yorki)

Londen
16 Febr. 1937.. 20%
44%

16 Febr. 1937,…

142/01
17

,,

1937..
20%

44%

17

,,

1937,…

142
1

0
18

,,

1937.. 20%
44%

18

,,

1937….

14211
19

,,

1937..

20y
16

44%

19

,,

1937….

14211
20

,,

1937,. 20%

20

,,

1937….

14214
22

,,

1937.. 20%

22

,,

1937….

14214

24 Febr. 1936. . 19%
448/
4

24 Febr. 1936,…

1411_

27 Juli 1914.. 24%
59

27 Juli

1914….

84110%
t)
in pence p. oz.stand.
2)
Foreign
silver In $c. p. oz. line.
3)
In sh. p.oz.fine

STAND
VAN
‘e
RIJKS
KAS.

Vorderingen.
6Febr.1937
1

15Febr.1937 Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne.
derlandsche Bank
……………….
1
69.816.260,31
f
72.155.173,-
Saldo b.
ii.
Bank voor Ned. Gemeenten

,

1.345.615,34
Voorsch.
op
uit. Jan. ’37 (relp. Dec. ’36)
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hooids. der pers. bel., aand. In
de hooids. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
– –
,

73.011.806.61
,

74.467.609,90
,,

13.523.168,06
,,

13.496.590,07
Kasvord.weg. credietverst. a!h. buitenl
,,
112.291.472,11

113.586.449,40

Voorschotten aan Ned.-lndië
……….

Daggeldleeningen tgen onderpand
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

.

32.595.681,75

34.688.061,60

Idem aan Suriname……………….

Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
– –
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)

11.155.997,10
11.028.931,46
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
– –
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
-.

Schatkistbiljetten in omloop ………
f355.111.000.-
f355.096.000,-
Schatklstpromessen in omloop
……
25.440.000,-
..
,
25.420.000,-
Zilverbons in omloop
……………..

.

,,

1.127.931,50
,,

1.121.242,-
Schuld
op
ult.Jan.’37(resp.Dec.’36)a/d.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d. pers. bel., aand.
1.
d. hooI ds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
oc. op
dle
bel, en
op
de vermogensbelasting
,,

843.272,74
,,

4.561.256,30

Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,

1.230.497,05

26.902.231,07

1.280.413,95
6.809.230,73
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1)
,,

95.669.357,01
,,
117.025.049,86

Schuld aan Curaçao’)
……………..

Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
,,

5.250.000,-
,,

5.250.000,-
Id. aan diverse instellingen
1)
………
..93.445.168,10
.
,,

93.432.735,64
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

Iq F.’hr

tQ7
1

20
Iphr. lQ7

Saldo Javasche Bank

…………….
t

3.200.000,-

Saldo b. d. Postchèque- en Glrodienst
,,

386.000,-
t

283.000,-
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
,
74.196.000,-
.
64.632.000,-
,,

6.750.000,-
,

6.750.000,-
Schatkisibiljetten in omloop
………
2.000.000,-
2.000.000.-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
1.514.000,-
,,

1.514.000,-

Schatkisipromessen in omloop……..

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,

523.000,-

..

1.085.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen
,,

600.000,-
,

600.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,

4.148.000,-
1)
Betaalmiddelen In
‘s
Lands Kas
op
16 Jan. 1937
/
39.710.000,-.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste tiosten
in
duizenden guldens.

Data
Metaal
ci
/f’
Andere
oP
,
isib.
Discont.
ID
fl7

23 Jan.

1937..
696 958
557
710
1.411

16

1937..
688 1.012 574
706
1.413

9

,,

1937..
687
1.082
607 701
1.409

2

,,

1936..
684 1.304 584 699 1.403
26 Dec.

1936..
690
1.117
484
699 1.475

1 Juli

1914..
645
1.100
560 735 396
1) bIuItp. oer acuva.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans
op
22 Februari
1937.
Activa.

Binnen!. Wis-(Hfdbk.
f

19.855.747,18
se1s,Prom..

Bijbnk.
,,

276.633,59
enz.indisc4Ag.sch.
,,

1.305.688,76

f
21.438.069,53
Papier
o.
h. Buiteni. in disconto

……,,

Idem eigen portef.

f

2.295.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.


2.295.000,-
Beleeningen

‘Illfdbk.
f
139.104.166,361)
mci.
vrsch.
in

rek..crt.
.Bijbnk.

3.460.637,85
tAg.sch.

30.086.620,98
op
onderp.J

f
172.651.425,19

Op
Effecten
……
f
168.918.750,73
1
)
Op Goederen en Spec.
,,

3.732.674,46
172.651.425,19′)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..

54unt, Goud ……f
124.107.370,-
Muntmat., Goud ..
,,
754.512.260,32

f
878.619.630,32
Munt, Zilver, enz.

19.533.446,30
Muntmat., Zilver.


898.153.076,622)
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

……………………,,
39.541.140,38
Gebouwen en Meub. der Bank

……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
6.149.435,17
Staatd. Nederl. (Wetv. 27,5’32,
S. No.
221),,
11.958.329,12

Passiva

f
1.156.786.476,01
_______________________
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
…………….
……..
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………
………
6.300.000,-
Pensioenfonds

………….
………
10.261.386,10
Bankbiljetten in omloop …………..

774.470.400,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,
494.488,413
Rek.’Cour.
f
Het Rijk
f

75.645.412,41
saldo’s:

Anderen ,, 261.205.362,81
336.850.775,22
Diverse

rekeningen
………………,,
5.303.657,22

f
1.156.786.476,01

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
454.362.617,93
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
1.135.906.545,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..,,

1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
t

68.518.450,-
1)

Waarvan in het buitenland ………………………
.
103.841.518,69

Voornaamste posten in duizenden guldens.

1
Goud
1 1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data

1
_
lCirculatiel
opeischb.I
Metaal-
Ikïngs
1
Munt
I
Muntmat.
1
schuldenl
saldo
perc.

22 Febr. ’37I1.241071 754.512
774.4701337.345
1
454.363
81
15

,,

’37l1241071
745.457
772.1871330.770
l
448.484
80

25 Juli

‘141
65.7031
96.410

310.4371
6.1981 43.521
54
1

Totaal
1
Schat,1

Belee-
Papier
Diverse
Data
1
bedrag
1
promessen
/

ningen

op
het reke-
1

1
disconto’sirechtst
reeks)
buitenl. ningen
1)

22 Febr. l937I
21.438
1


172651
l

2.295 6.149
15

,,

1937I
21.543
1


i
173.306
1

2.295
5.921

25 Juli

19141
67.947
1


1

61.686

1

20.188
509 ‘) Onder 0e act,va.
JAVASCHE BANK.
Andere
1
Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
1
metaal-
schulden
1

saldo

20Febr.’37
2
j
107.080
176.600 55.060
14.416
13

,,

‘372)
107.680 179.120 49.200
16.332

23Jan.1937
173.827 38.473
21.960
88.565

1
1315
16

,,

1937
88.565

1
18.727
175.730
37.675
21.930

25 Juli 1914
22.057

1
31.907
110.172
12.634
4.842

Data
Wissels,
buiten
Dis-
.

1
Belee-

1 1
Diverse
reke-

1

Dek-
kings
N.-Ind.
conto’s
ningen
ningen’)
percen-
betaalb.
tage

20Febr.’37
2
)
1.880
79460
56.940
46
13

,,

‘379)
1.700
77.020
55.530
47

23Jan.1937
1.771
39.650
50
10.819

54.331
16

,,

1936
1.774 10.802

52.718
43.224
50

25 Juli 1914
6.395 7.259

75.541
2.228
44
t)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

Auteur