Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1080

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 9 1936

9 SEPTEMBER 1936

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Statistische

Ber’i*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAARGANO

WOENSDAG 9 SEPTEMBER 1936

No. 1080

COMMISSIE VAN 1tEDACTIE:

1
1
. Lietinck; N. J. Potak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. jL R. A. van der Volk (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: L. R.
W.
Boutendijk.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Rui geplaat weg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voor pagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertentses:

Nijgh 4 van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postchèque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-St atis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,—
en
f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.
Blz.

WAT IS UW PLAN? T
door
Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan 636

De

koffiesteun

………………………………639

Het aspect van cle woningmarkt door
Oh.
Glasz
.

641

De financiën van Japan door
E.
D. van Walree …… .644

De wereldhandelsvloot door
Mr. H. E. Scheffer ……..
648

?ilIAANDOIJFERS:

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen……….
649

Statistieken:

Groothandeisprijzen
……………………………..
.652-653
Geldkoersen-Wisselkoerseii-Bankslaten
……………..
651, 654

ROTTERDAM,
7
SEPTEMBER.

In principe mogen de non-interventie pogingen
van de Fransche ‘Regeeripg een gunstig onthaal heb-
ben gevonden, in de practijk schijnt er aan de door-

voering van deze politiek wel het een en ander te
mankeeren. Ook de houding van de Fransche com-
munisten kan tot moeilijkheden leiden, als zij op open-
lijken steun aan de inmiddels uiterst links geworden
Spaansche Regeering blijven aandringen. De afzet-
ting van den Roemeenschen minister van buitenland-
sche zaken maakt de internationale oriënteering van
dat land zeer onoverzichtelijk. Zoowel toenadering
tot Duitschland als een Fransch-Russische richting, worden mogelijk geacht. Naast Polen, dat eveneens
tusschen deze beide polen heen en eer slingert,
schijnt ook Roemenië een onzekere factor in het
reeds zoo labiele Oost-Europa te worden.
Bij de aanwezigheid van zoovele haarden, waar op
het oogeublik een conflict kan ontbranden, doet het
aangenaam aan te”lezen van een plan, door een Ame-
rikaansch dagblad aan Roosevelt toegeschreven, voor
het geval deze herkozen mocht worden als president
der Vereenigde Staten. Hij zou de leiders van de
groote mogendheden voor een vredesconferentie bij-
een willen roepen en. daardoor de kiemen van een
oorlog willen uitroeien, althans een oorlog voor lan-
gen tijd denken te verschuiven. Als een dergelijke
conferentie mogelijk blijkt, zou inderdaad veel ge-
wonnen zijn, maar op het,00genblik zal men ‘zich met
kleinere lichtpunten tevreden moeten stellen. Het
medewerken van ltalië aan de a.s. Volkenbondsver-
gadering, waarvoor de secretaris-generaal besprekin-
gen te Rome houdt, zou er een kunnen worden, even-
als het door Duitschland aan Lithauen voorgestelde
pact van non-agressie, waarbij ook de andere Bal-
tische landen zich zoudei” kunnen ‘aansluiten.
Op economisch gebied vertoonde de afgeloopen
week weer eenige symptomen van de geheel verschil-
lende ontwikkeling ân de conjunctuur in verschil-
lende landen.
Terwijl
de onlangs in België uitgegeven
leening een herstel van de kapitaalmarkt aldaar
aanwijst, in de Vereenigde Staten een leening
van bijkans een milliard Dollar wordt aangekondigd
en Zwitserland een groote weerbaarheidsleening gaat
plaatsen, is in Frankrijk de toestand van de kapitaal-
markt nog steeds ongunstig. Hier te lande is het
emissiehedrijf weer eenigszins herleefd, zij het voor-
loopig slechts voor kleine conversieleeningen.
Het verschil in conjunctuurbeloop werd ook onder-
streept door den voorzitter van het Verbond van Ne-
derlandsche Werkgevers. Deze wees op de verbetering
van cle wereldconjnnctuur, die zich ook in Ned.-Indië
doet gevoelen, maar waarbij Nederland, als gevolg van
door hem gesignaleerde oorzaken achterblijft.
Een tweetal Nederlandsche bedrijfstakken heeft
tezelfdertijd zijn nood geklaagd. Het mosselbedrjf
maakt melding van een onrustbarenden toestand,
voor een belangrijk deel het gevolg van door het Cen-
traal Verkoopkantoor voor mosselen getroffen maat-
regelen; het slagersbedrijf heeft zijn noodtoestand
onder meer geweten aan de crisismaatregelen en -hef-
fingen, doch ook aan overmatige concurrentie.

66

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1931

WAT IS UW PLAN?
Het gaat met Nederland geheel volgens
verwachting: de werkloosheid neemt
voortdurend toe.
E.-S.B. 22 April
1936.

T.
Het is tegenwoordig in de mode om plannen te
maken, plannen te propageeren en plannen te ver-
werpen, met hooghartige minachting voor alle plan-

nenmakerij.
Er zijn natuurlijk goede en slechte plannen. Maar
ook het minder goede, ja het allerslechtste is toch
altijd nog beter dan in-het-geheel-geen plan; dan het
lukraak handelen of lukraak afwachten zonder een,
zoo nauwkeurig mogelijk oudèr cijfers gebrachte

schatting van de gevolgen.
Want wie een plan maakt, dwingt zichzelf om, hoe
gebrekkig dan ook, zich een beeld te vormen van de
vermoedelijke ontwikkeling in de toekomst; hij reali-
seert zich of deze ontwikkeling, aan haar zelf overge-
laten, min of meer beantwoordt aan hetgeen hij ziet
als een begeerenswaardig doel en hij zoekt vervolgens
naar middelen, naar nieuwe interventies of naar het
afschaffen van bestaande interventies, om deze ont-
wikkeling in meerdere mate op het door hem ge-

wenschte doel te doen uitkomen.
In het bedrijfsleven is de gedachte van een plan-
matige heheersching van de resultaten der onderne-
ming sinds tientallen jaren bekend. In het bijzonder
na de crisis van 1920 heeft zij zich in sterke mate
verbreid en een geheele techniek tot ontwikkeling
gebracht om ook voor zeer groote en wijd vertakte
ondernemingen de resultaten tot in onderdeelen zoo-
veel mogelijk te doen beantwoorden aan een vooraf

opgemaakt project.
Men mag aannemen, dat dit alles niet onopge-
merkt is voorbijgegaan aan de verantwoordelijke lei-
ders van de Nederlandsche economische politiek.
Evenals leiders van groote ondernemingen, zullen zij
uit den aard der zaak het plan, dat
zij
met vastbera-

denheid volgen, niet aan de groote klok hangen. Maar
het zou toch geen kwaad kunnen, al ware het alleen

slechts ter sterking van het moreel der Nederland-
sche bevolking, die de lasten van hun plannen te dra-
gen heeft, indien zij nu en dan eens, zij het ook maar
met een enkel
cijfer,
in het licht wilden stellen, hoe
het met de uitvoering van het plan der Nederland-

sche aanpassing staat.
Er zit in het aanpassingsplan natuurlijk één on-
metelijk en van Nederland uit onheheerschhaar risico.
Van den beginne af is er, ook door den schrijver van
dit artikel, op gewezen, dat het geheele streven om
het door devaluatie eensklaps met 40 pOt. verlaagde
prijsniveau van de wereldmarkt, in Nederland te
evenaren door telkenmalige loon- en prijsverlaging
alleen dn eenige redelijke kans van slagen zou kun-
nen bieden, indien men practisch gesproken de zeker-
heid heeft, dat devaluatie in de Angelsaksische lan-
den niet opnieuw zal worden toegepast. Deze zeker-
heid ontbreekt ten eenenmale. Alleen reeds op dezen
grond zou het een zaak van verstandig beleid zijn
geweest, den veldslag tusschen devaluatie en aanpas-
sing niet met zulke ongelijke wapens te aanvaarden. Maar men moet het in de discussie zijn tegenstan-
ders niet te moeilijk maken. Give them the benefit of
the doubt. Laat ons dus de
bij
de verdedigers van den

gaven gulden zoo geliefkoosde militaire beeldspraak
nog een oogenblik voortzetten in de onderstelling, dat
verdere devaluatie der Angelsaksische valuta voor de

eerste tientallen jaren achterwege blijft.
In den modernen stellingoorlog gaat een generaal,
die .zijn vak verstaat, niet tot den aanval over, véér
hij een nauwkeurige calculatie heeft gemaakt van den
vermoedeljken duur van den veldslag, van de te ver-
bruiken munitie, van het aantal te verwachten dooden
en gekwetsten en van de noodige hulptroepen, die

hij tijdens den veldslag in het vuur kan brengen
,,pour alimenter la bataille”.

Men mag er dus in elk geval op rekenen, dat de
twee of drie personen, die de zware verantwoordelijk-
heid op zich hebben genomen, het Nederlandsche
volk tegen de devaluatie in het vuur te brengen, over
nauwkeurige calculaties beschikken betreffende:
le. den vermoedeljken duur van het aanpassings-
proces;
2e. het aantal slachtoffers, d.w.z. het aantal werk-
loozen en het aantal werklooze manjaren, dat door
dezen veldslag van het Nederlandsche volk wordt ge-
vraagd.
Niets is in den oorlog gevaarlijker dan een onge-
motiveerd optimisme bij de liding. Met Ooué politiek
van het soort: ,,Het gaat in Nederland iederen dag
al een beetje beter” komt men er niet. Het is daarom
goed, dat Mr. Trip in zijn laatste jaarverslag na een
voorzichtig inleidend zinnetje:

,,Het valt niet te ontkennen, dat de aanpassing niet ten
einde is”

het kort daarna nog eens duidelijker en forscher zegt:
.,Nederland zal in sneller tempo moeten voortgaan met
aanpassing”.

Men zou evenwel het realistisch inzicht van den
heer Trip onrecht aandoen, indien men hem de ge-
dachte toeschreef, dat het tempo der aanpassing door
enkele woorden in een jaarverslag, zij het dan ook in
het jaarverslag van De Nederlandsche Bank, kan wor-
den beïnvloed.
De heer Trip zou de eerste zijn om tegen dit mis-verstand protest aan te teekenea en hij schreef daar-
om terecht:

,,T:Iet is in nagenoeg alle pha.sen der wereldontwikkeling
sedert het uitbreken van dan oorlog in
1914
te constatee-
ren, dat vele voorspellingen en uitspraken vooral in dien zin mank gaan, dat de tijdsduur voor het doorwerken der
economische wetten benoodigd, onderschat wordt. Erger is
het wellicht, dat, wanneer dit doorwerken meer tijd vor-
dert dan verwacht werd, de neiging ontstaat om aan de
werkzaamheid dier wetten twijfel ‘te koesteren en te
wekken.”

De voorstanders van devaluatie behoeven zich deze
laatste polemische zinswending niet aan te trekken.
Hunnerzijds is nooit betoogd, dat, wanneer men de
werkloosheid maar jarenlang liet voortwoekeren, er
niet ten langen leste een toenadering tusschen het
Nederlandsche en het wereld-prijsniveau zou zijn te
bespeuren. De discussie kan enkel loopen over de
quantitatieve vraag van tijdsduur en hoeveelheid
slachtoffers en vervolgens over het ,,Werturteil” of
de gave gulden dit een en ander waard is.
In de laatste vraag willen wij voor heden niet
treden. Maar nu de President van De Nederlandsche
Bank er zoo uitdrukkelijk op wijst, dat men de quan-titatieve zijde van het aanpassingsproces toch vooral
niet moet onderschatten, lijkt het gewenscht, hier-
over eenige globale berekeningen te publiceeren.

A.
Duur van het aanpass’ingsjroces.

Enkele technische opmerkingen vooraf.
Als maatstaf ‘voor het beloop van de aanpassing is in
het onderstaande genomen de vergelijking tusschen de
kosten van levensonderhoud in Nederland en in Engeland.
De keuze van Engeland ‘is gerechtvaardigd, omdat het
prijsniveau van het Britsehe Imperium practisoli reeds op
zïohzelf de wereldmarkt beheerscht en dit te meer, nu de
aansluiting van de Sca.ndinavische landen bij het sterling-
blok en de devaluatie van den Amerikaanschen Dollar in
practisch dezelfde verhouding als het Engelsche Pond, nog
belangrijke andere economische gebieden in hetzelfde vaar-
water hebben gebracht.
En de keuze ‘van de kosten van levensonderhoud in
plaats van het indexcijfer der groothandeisprijzen is ge-
rechtvaai’di’gd, omdat dit laatste immers ‘een overwegende
invloed toekent aan die artikelen, welker prijsvorming ook
zelfs nu nog op internationale basis geschiedt.
De vergelijking van de kosten van levensonderhoud
daarentegen geeft het zuiverste inzicht of een land, in
vergelijking ‘met andere, als duur of als goedkoop moet
worden gequal.if’iceerd.
Alle cijfers voor het jaar
1936
zijn verkregen door die
over •de eerste 5 of
6
maanden van dit jaar te deelen

9
September
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

637

op de overeenkomstie cijfers over dezelfde periode van
het vorig jaar; niet de aldus verkregen coëffioidnteu is
dan het getal over 1935 vermenigvuld-igd, om dat over
1936 aoo goed mogelijk -Ge -schatten.
3. De- indexcijfcrs van de kosten van levensonderhoud,
zooals deze sedert bijna 20 jaar gepubliceerd worden door
het Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam, zijn
voor de eerste helft
VaTT
1936 berekend over een nieuw op-
gemaakt budget. Indien de oude methode gevolgd ware,
zou de ‘index, die in 1935 stond
01)
136.2, gedaald zijn tot
134.6. Als gevolg van liet nieuw opgenomen budget daalde
de index schoksgewijze tot -131.1. Het aldus ontstane ver

suhil van- 3.5 punten is gelijkmatig verdeeld over de ge-bede periode 1926-1936 (1927 dus een vermindering van
0.35, 1928 een vermindering van 0.70, enz.). Op deze wijze
is de onderi i itge vergelijkhaarheid der cijfers behoorlijk ge-
waarborgd.
‘4. D& suhattingn val het beloop der indexcijfers na
1936 brengen eenvoudigiheiiclshaive -den conjunctuurcyclus
niet
in
beeld,- maar slechts de Trend. -Dit is ook geoorloofd,
omdat de conju jictuur liet beloop van de cijfers in Nedej:-
land en in Engeland op vrijwel dezelfde wijze zal be’
invloeden en dws voor -hun onderlinge toenadering geen grooten rol kan spelen.

Tabel
1
en fig. 1 A en 1 B geven aan, hoe de thans
bestaande toestand uit het evenwicht van
1929
is ont-

staan. Het Nederiandsche iudexcijfer is gedaald van

166.9
in
1929
tot
131.1
in
1936,
dus van 100 OP
78.6.

Het Engelsche indexcijfer is in ditzelfde tijdvak ge-

daald van
164
in
1929
tot
148
in
1936,
dus van 100
0
1) 90.2.
Het Engelsche Pond daalde van
1929
tot

1936
van 100 op
61.0.
Het Engelsche indexci.jfer in goud gemeten daalde dus van 109 in
1929
tot
61.0 X

90.2 = 55.0
in
1936. .joe
Het écart tusschen het Nederlandsche prijsniveau
en het Engelsche wordt dus bepaald door de verhou-

ding van
78.6
tot
55.0,
dus van 100 tot
70,
of van

142.9
tot 100.
Het Nederlandsche prijsniveau is dus sterker ge-
daald dan het Engelsche in Ponden gemeten, maar
het groote écart van
64
punten, dat door de daling
van het Engelsehe Pond tot
60
pOt. van zijn vroe-
ge.re goudwaarde is ontstaan, is daardoor nog slechts
teruggebracht van
64
tot
43.
Na 5 jaar çznpassing moet men dus constateeren,,
dat het verschil tusschen het Nederlandsche en het
Eng.elsche prijsniveau thans nog grooter is dan in
1933.
En wanneer men voor het vermoedelijk beloop in
cle toekomst aanneemt, dat de daling van het Ne-
deriandsche prijsniveau blijft voortgaan in hetzelfde
tempo als gedurende de periode
1931-1936
en daar-enboven de optimistische, maar niet zeer waarschijn-
lijke hypothese maakt, dat de goudwaarde van het
Pond niet verder daalt, dan komt men tot de con-
clusie, dat voor een volledige aanpassing nog 2 nieu-
we perioden van
5
jaar minstens noodzakelijk zul-
len zijn.

INDEXCYFERS VAN DE KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD
IN NEDERLAND EN IN ENOELAND
1929-1936 (N


NEDERLAND

EE


ENGELAND

1929

1930

1931

1932

1933

1934 – 1935

1936
Fig. la.

70
1.
,
‘lJB
ECARTTUSSCI-IENDEKOSTENVANHETLEVENS-
..-
-…

ONDERHOUD
IN
NEDERIKNO EN IN ENGELAND-
.-
.

1929- 19365N GOUD)
– –
7
DOOR
/
AANPASS
/
-…
GEWONN
RAJ

ii

NOG
DOORLI
ECART DOOR DEVALUATIE VAN HET £
– ECARTTUSSCWEN HEDEN ENG PRYS

1929

1930

1931

1932

1033

1934

1935

Fig. ib.

Want het nog te doorloopen traject van
78.6
naar

55.0
is meer dan
2
maal zoo groot als het reeds afge-
legde traject van
89.5
naar
78.6.

Een nadere analyse van het vraagstuk maakt ech-
ter waarschijnlijk, dat deze suppositie de zaak nog belangrijk te gunstig, voorstelt. Een vluchtige blik
op de cijfers van tabel 1 of op de lijn, welke in fig.
1 A het Nederlandsche prijsheloop in beeld brengt,
doet reeds zien, dat de prijsdaling gedurende de jaren

1931-1936
-voor meer dan de -helft tot stand is ge-
komen in het eerste jaar. En dit is ook volkomen ver-
klaarbaar. –

18

50
.

Tabel T – Vergelijking van het Nederlandsche en het Eugelsche prijsniveau in nationaÏ geldeenheden en in goud.


1.929
1930
1

1931

1
1932
1

1933 1934

1
1935
1

1936

Inclexcïjiers

kosten

van levensonderhoud in

A 166.9
159.5
149.4 138.7
136.9 137.3
133.1
131.1
1
)
Nederland

………………………….
B
100.0
95.6 89.5
88,1
82.0
82.3 79.8
78.6
1
)
Indexcijfers 1929
=

100 …………………
Idem 1936
=
142.9 (lig. 3)
183.0 176.0 164.0 153.0 150.0
151.0_

146.0 142.9

Indexeijfers

kosten

van levensonderhoud in
164.0 158.0 147.0
144.0 140.0
141.0 143.0 148.0
2
)
Engeland

in

£
………………………..
Incjexcijfers 1929

=

100………………..
C
100.0
96.3
89.6 87.8 85.4 86.0 87.2
90.2
2
)
Idem 1936
=
100 (fig. 3)

.
111.0
107.0 99.0 97.0 94.5 95.0 96.5
100.0

100.0 100.0
93.2
72.0
68.1
61.8
59.8
.
61.02)
Goudwaarde van liet Eng.
£

…………….D
Iudexcijfers

kosten

van levensonderhoud in
. =
Engeland in goud
OxD
100.0
96.3 83.5 63.2
58.2
53.1
52.1
55.0

Verhouding tusschen Engelseh en Nederlandsch

prijsniveau als gevolg van devaluatie van het
E’
=
£,.zonder aanpassing
1: D
100.0
100.0
107.3
138.9 146.8 161.8 167.2
163.9

Werkelijke verhouding tusschên Nèderlandsch

G
en Engelsch prijsniveau


B
:
E
100.0
99.3
107.2
131.5
140.9
155.0
153.2
142.9

1)
Op basivan:6 maanden’van 1936.
2)
Op.basis van 5 maanden van 1936.

638

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

Wanneer de maatschappij, op volle prosperiteit
werkende, plotseling in de crisis wordt gestort, dan
is de eerste reactie een vrij sterke prijsdaling, omdat
de winstmdrges en vaste-kostendekkingen geheel of
gedeeltelijk uit het prijsniveau verdwijnen. Aan het
werkelijke kostenniveau in de bedrijven

is dan nog
niets veranderd. De ondernemingen zijn alleen in
meer of minder sterke mate in het verlies gedompeld.
Het proces van de loonsverlaging, dat dan een aan-
vang neemt, gaat veel trager.

Bovendien werd de grootste prijsval tusschen 1931
—1932 sterk gestimuleerd door de daling van het
Pond, welke een aantal groothandelsprijzen schoks-
gewijze omlaag bracht.

* *
*

Om zich een juist denkbeeld te vormen over den verderen duur van het aanpassingsproces mag men
dus hetgeen zich heeft afgespeeld gedurende de af-
geloopen 5 jaren niet eenvoudig extrapoleeren, maar
men doet goed over een veel langer tijdsverloop de
geschiedenis te raadplegen over de snelheid, waar-
mede in het verleden aanzienlijke prijsdalingen zijn
tot stand gekomen.

Omgekeerd echter mag men er ook mee rekenen,
dat het wereldmarktniveau gedurende de komende
jaren, vooral gestimuleerd door de thans ingetreden

wedstrijd in bewapening, een regelmatige stijging
gaat vertoonen.

Het schema van de verschillende aanpassingsmo-gelijkheden, welke in abstracto denkbaar
zijn,
is in
beeld gebracht in fig. 2. De mogelijkheden zijn dus
de volgende:

I. Wereldprjsniveau daalt, Nederlandsch prijs-
niveau daalt sterker.

H. Wereldprijsniveau constant, Nederlandsch prijs-
niveau daalt.

rI:[. MTereldprjjSnjveau stijgt, Nederlandsch prijs-
niveau daalt.

Wereldprjsniveau stijgt, Nederlandsch prijs-
niveau constant.
Nederlandsch prijsniveau stijgt, Wereldprijsni-
veau stijgt sterker.

Geval II en IV
zijn
zeer goed voor berekening toe-
gaike]jk, indien wij aannemen, dat het Nederland-
sche prijsniveau de sterkste daling, respectievelijk het
wereldprjsniveau de stérkste stijging vertoont, welke tot dusver in de economische geschiedenis in verge-
lijkbare gevallen is voorgekomen.
Geval III, een combinatie, geeft dan misschien nog

gunsiger resultaten (zie beneden).
Maar indien wij voor geval II en IV reeds de sterk-
ste daling en de sterkste stijging, welke practisch is
voorgekomen, hebben aangenoman, is het zonder meer
duidelijk, dat geval 1 en geval V tot aanzienlijk lan-
gere.n duur van het aanpassingsproces moeten leiden.

SCHEMA VAN DE VYF MOGELYKHEDEN VAN AANPASSING TUSSCHEN HET-
NEDERLI.NDSCHE EN HET ENGELSCIIE FRYSNIVEAU

GROOTSTE 5006106

40

GE EAN9SCO PR050IVEAU

130

143

E066ISCOE PRYZEN

110-

100

_EN6E15CIIIRYSNIVCAU

”2’TlIl
T
GROOTSTE 04006

90.

. 100 IN JAREN

NEDEFTI. PRYZEN.

Fig. 2.

Geval 1 representeert daarin de mogelijkheid van
voortgaande daling van Ponden en Dollars in goud
gemeten, hetgeen wij uit hoffelijkheidsoverwegingen van verder onderzoek willen uitsluiten.
Geval V (wereldprijsniveau stijgt, Nederlandsch
prijsniveau stijgt mee) is alleen denkbaar in het wei-
nig waarschijnlijke geval, dat de zuiver Nederlandsche
kostenelementen niet of althans in totaliteit minder
zouden dalen dan de stijging van de buitenlandsche
kostenquote in het Nederlandsche prijsniveau. Ge-
geven de geringe beteekenis van deze laatste (zie
beneden) is dit geval hoogst onwaarschijnlijk te
achten.

Beginnen wij dus met geval H. Welke is de snel-
ste daling, welke men van een prijsniveau, afge-

zien van conj unctureele schommelingen, gedurende
een reeks van jaren en over een zeer aanzienlijk traject, nl. van 100 op 70, dus rond 30 pOt., kan
verwachten?

Gevallen van plotselingen prijsval na een buitenge-
wone prosperiteitsperiode, zooals onmiddellijk na de
spitsen van 1920 of 1929, moet men daarbij uitslui-

ten. Het gaat er om te onderzoeken, hoe snel een
prijsniveau kan dalen in een maatschappij, welke reeds
in de phase van depressie verkeert.
De groote depressieperiode na den Frausch-Duit-
schen oorlog geeft tusschen de jaren 1873-1887 een
prijsdaling te zien van 122 op 89, dus van 27 pOt.
in 14 jaar, dus
bijna
2 püt. per jaar. )
Over een langer tijdsbestek gezien, namelijk van 1873-1896, ging de daling slechts voort tot 83, dus
32 pOt. in 23 jaar of gemiddeld 1.4 pOt. per jaar.
Beide berekeningen staan dan nog bloot aan de
critiek, dat zij als beginpunt een hausse en als eind-
punt een baisse nemen. Wij willen op dit verschil
niet insisteeren, maar komen op grond van het boven-
staande tot de conclusie, dat men de daling van het
Nederlandsche prijsniveau stellig te gunstig, dat wil
dus zeggen te vlug voorstelt, indien men aanneemt, dat deze kan plaats vinden in een gemiddeld tempo
van 2 pOt. per jaar.

Het Nederlandsche prijsniveau daalde van 1932 tot
1936 dan ook slechts van 138.7 op 131.1, dus met 5.5
pOt. in 4 jaar of rond 1.4 pOt, per jaar.
Maar een tempo van 2 pOt. per jaar beteekent
reeds, dat het nog te doorloopen traject van 100 naar
70, 15 jaar zal kosten en de aanpassing dus bereikt
zal worden omstreeks 1951.
Bezien wij thans geval IV. Welke is de grootste

prijsstijging, welke men van een prijsniveau geduren-
de een reeks van jaren en over een aanzienlijk traject,
nl. van 100 tot 143, kan verwachten?
MT
anneer
men zijn hoop niet stelt op het spoedig
uitbreken van een wereldoorlog, noch op het uiterst
onwaarschijnlijke geval van een aperte inflatie in de
Angelsaksische landen, dan vindt men een goede parallel voor den tegenwoordigen toestand in het

prijsbeloop gedurende den bewapeningswedstrijd, die
aan den vorigen wereldoorlog voorafging, dus gedu-
rende de periode 1896-1914.

Van 1896 tot 1912 steeg het Engelsche indexcijfer
van de kosten van levensonderhoud van 83 tot 103,
dus met 24 pOt. in 16 jaar, of gemiddeld met 1.5 pOt.
per jaar.

Prijsstijgingen doen zich in het economische leven
met zijn practisch onbeperkte expansiemogelijkheden
steeds trager gevoelen dan prijsdalingen. Het is dus
rationeel om het tempo der prijsstijging kleiner te
taxeeren dan dat der prijsdaling. Daarom is verder
gerekend met bovengenoemd accrespercentage van

1.5 pOt. Dit beteekent dus, dat het traject van 100
naar 143 doorloopen wordt in rond 28 jaar, dus dat
de aanpassing, indien deze alleen verkregen zou moe-
ten worden door stijging van Thet Engelsche prijsni-
veau, bereikt zal worden in het jaar 1964.
Uit het bovenstaande blijkt wel hoe fantastisch het

1)
Layton, The
study
of
prices. App. E, table I.

SCI1ATTIN6 VAN DE VERMOEOEIYFE DUUR VAN HET MNPÂSSJNGSPROCES
190
180

170

160
150
140

130
120

119

100
100

50

1964

5808IJUDSCH
PR908IVEAU IN GULDENS

1429

0

c

ENGE

SCH
PRO
GIVEAU IN

192q
lQffl
l’flR
‘I
T
laan

lQaÇ

laan

IÔÇÇ

,nnn

9 September 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

639

is, wanneer men thans in oppervlakkige krantenarti-
kelen leest, dat de noodzaak van devaluatie ver-
vallen is, omdat het wereldprijsniveau een opwaart-
sche richting is ingeslagen. Aan quantitatieve
schattingen plegen de courantiers zich niet te be-
zondigen.
Men heeft trouwens nog een voorbeeld uit het
jongste verleden bij de hand, waaruit blijkt, hoe lang-
zaam een prijsstijging zich doorzet. De eerste, inder-
tijd door mij bewerkte indexcijfers over de stijging
van de kosten van levensonderhoud in de eerste jaren
van den oorlog, welke loopen over de periode Augus-
tus 1914 tot Februari/Maart 1917, toonen een stijging
aan van 100 op 132, dus van rond 12 pOt. per jaar.
Zelfs met deze
stijging
zou het traject van 100 op
143 dus nog 3 á 4 jaar vereischen. Maar het is na-
tuurlijk volstrekt buitengesloten, dat de snelheid van stijging, welke in het
Nederlandsche
prijsniveau ver-
wezenlijkt werd tijdens
20/
jaar
wereldoorlog,
ge-
eveaard kan worden door het Engelsche prijsniveau
in een periode van gewapenden vrede met hoogstens
hier en daar een oorlogje van beperkten omvang, over-
eenkomende met de betrekkelijk kleine territoriale
conflicten uit de periode 1896-1914.
Wij krijgen nu geval III, de combinatie van de
daling van de Nederlandsche met een
stijging
van
de Engelsche prijzen. De lijnen van de snelste daling
en snelste stijging in de grafiek van fig. 3 snijden
elkaar in het punt S, dat ongeveer valt in het jaar
1946.
Dit punt is echter practisch niet bereikbaar. Want
wanneer
wij
aannemen, dat het Engelsche prijsni-
veau de sterkste stijging vertoont, die onder ,,no.r-
male” omstandigheden is voorgekomen, dan impli-
ceert dit, dat in Engeland en dus op de wereldmarkt
de groothandelsprjzen stijgen en de eenheidsprjzen van alle door Nederland in het buitenland gekochte
goederen. De waarde van deze invoerquote in de
totale waarde der Nederlandsche productie is in het
rapport over het ,,Onderzoek naar den invloed van
het arbeidsloon op den kostprijs der producten” voor het jaar 1929 aangenomen op 33.5 pOt.
2)
De heer Reuchlin heeft in zijn studie over werk-
verruiming uitgerekend, dat voor het jaar 1934 de
beteekenis van deze importquote teruggeloopen was
tot 22.5 pOt.
2)

.Wij willen haar, om niets te overdrijven, niet hoo-
ger aannemen dan 20 pOt.

Voor het geval III moeten wij er dan mee reke-ning houden, dat zich in het Nederlandsche prijs-
niveau een quote van 20 pOt. bevindt, welke dezelfde
beweging vertoont als het wereldprijsniveau. Dit be-
teekent dus, dott zij niet alleen niet verder daalt,
maar gedurende de aanpassingsperiode stijgt.
Van het traject van 43 punten, dat het Nederland-
sche prijsniveau in 15 jaar zou dalen, gaat dus 20
pOt. verloren wegens het
niet dalen
van de buiten-landsche importquote en vervolgens 1.5 : 2 van dit-
zelfde .bedrag wegens
stijging
van deze importquote.
In totaal gaat dus 35 pOt. van de 43 verloren. De
grootste daling van het Nederlandsche prijsniveau,
welke dus samenvalt met een maximale
stijging
van
het Engelsche, beloopt niet 43 punten in 15 jaar,
maar slechts 65 pOt. van de 43 = 28 punten.
Deze daling is voorgesteld in fig. 3 door de lijn
N-D, welke de
lijn
E-B, die de grootste stijging van
de Engelsche prijzen in beeld brengt, snijdt in het
punt C. Dit valt dan omstreeks het jaar 1948.

Onze conclusie is dus de volgende:

De meest optimistische verwachting, welke op
grond van het verleden gekoesterd mag worden aan-
gaande den duur van het aanpassingproces, is deze,
dat het prijsevenwicht tusschen Nederland en de

Deel II, pag.
41.
Pag;
54.
Pubhcatie No.
12
van het Nederlandsch
loonow.iseh- Insttuut.

Fig. 3.

Engelsche (wereld)markt, dat in 1929 bestond en in
1931 door de devaluatie van het Pond radicaal ver-
broken werd, op zijn vroegst door aanpassing bereikt
kan worden in het jaar 1948. De totale duur van het
aanpassingsproces is dan 5 + 12 = 17 jaar.
Men ziet echter het aanpassingsvraagstiik veel te
optimistisch in, indien men meent, dat mn er dan
is. Op dat oogenblik zal Nederland komen te verkee-
ren in den toestand, die door Mr. Hart zoo duidelijk
geschetst werd voor Nederlandsch-Indië: ,,Indië is
aangepast, maar hbt is straatarm.”
Het oogenblik van aanpassing is het oogenblik,
waarop het maximum vn werkloosheid en het mini-
mum aan welvaart wordt bereikt. Dan begint ,,der
Weg zurück”. De moeilijke strijd om het tot verlam-
ming en ontbinding gebrachte deel van het econo-
misch organisme wederom tot nieuw leven te wekken.
Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat dit
herlevingsproces vlugger zal gaan dan het afster-
vingsproces. Bouwen gaat nu eenmaal langzamer dan
verwoesten. En men kan den totalen duur van het
aanpassingsplan dus veilig taxeeren op het dubbele
van de periode, die noodig is om uitgaande van de
verstoring in 1931, een nieuw evenwichtspunt te
bereiken.

De minimum duur van het aanpassingsproces
,,heen en terug” is dus 34 jaar, maar het is vol-
strekt niet uitgesloten, dat het 50 of 100 pOt. langer
wordt.

Het doet er tenslotte ook weinig toe of Mr. Trip
er de voorkeur aan geeft, zijn aanpassingsproject ge-
annonceerd te zien als een 20-jaren of als een 40-
jaren-plan.

Vast staat in ieder geval, dat het ruimer van visie
en grootscher van opzet is dan alles wat tot dusver
op dit gebied is vertoond. Het laat alle 5-jaren-plan-
nen, Plannen van den Arbeid e.t.q. verre achter zich.
Het plan-Trip geldt niet alleen voor •de tegen-
woordige generatie; het werkt door tot op het tweede
en derde geslacht.
In een volgend artikel zullen wij zien, welke resul-
taten het voor het nageslacht belooft af te werpen.
(Slot volgt.)

Prof. Dr. Ir.
J. GOUDRIAAN.

640

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

DE KOFFIESTEUN.

Een onzer medewerkers schrijft ons:

Nadat in Maart van dit jaar hier te lande tijdelijk
de contingenteering van koffie werd ingevoerd, welke
later werd vervangen door een invoerrecht, waaruit
de middelen tot steun aan de Indische koffiecuituur
moeten worden verkregen, is thans, ruim 5 maanden
later, de ordonnantie, welke de hoofdlijnen voor die
steunverleening aangeeft, hij den Volksraad inge-
diend. Gedurende dien tijd zijn verwachtingen met
betrekking tot den steun voor 1936 ook in het prijs-
verloop tot uitdrukking gekomen, welke thans met
een enkele penuestreek worden vernietigd: 1936
brengt geen steun, ten eerste omdat de beschikbare
gelden
(f
780.000) te gering zijn en ten tweede, om-
dat het grootste deel van de hevolkingskoffie uit
dezen oogst reeds in andere handen is overgegaan.
Het eerste kunnen wij nu niet bepaald als een sterk
argument beschouwen., omdat tegenover dat weinige
geld ook een kleine na-oogst staat; het tweede is met
het artikel
1)
inzake den koffiesteun voor oogen,
weinig overtuigend.

De ingediende ordonnantie bevat in groote lijnen
een regeling, welke hierop neerkomt, dat een koff ie-
fonds zal worden gesticht, waarin gestort zullen
worden de bedragen, welke van Nederland uit de
heffing van een invoerrecht op basis van 12 ets. per
kg ongehrande koffie worden ontvangen, terwijl daar-
uit bestreden zullen worden de export-premie als-
mede uitgaven voor marktonderzoek, propaganda,
technische voorlichting en de kosten der uitvoering.
Op het eerste gezicht een nogal groot programma
voor een raming aan ontvangsten van 2Y
2
á 3 mii-

lioen gulden.

De steunverleening zal geschieden in den vorm van
een export-premie. Ook aan de jongeren onder hen,
die werden ingewijd in de geheimen van het econo-
misch gebeuren, is nog geleerd, dat een, export-premie
tens16tte een premie aan den buitenlandschen consu-
ment beteekent en cle vraag is dus zeker niet mis-plaatst of zulks hier dan juist hij uitzondering niet
het geval zal zijn.

Het Gouvernement toch bedoelt met deze maatre-
gelen de producenten te hulp te komen en blijkens
de toelichting moet het uitgesloten worden geacht,
dat exporteurs de premies geheel of gedeeltelijk aan-
wenden om de koffie goedkooper aan te bieden. De
bedoeling is dus eenvoudig deze, dat het prijsniveau
in Indië met het bedrag der premie wordt verhoogd
en dat het bedrag van de premie, dat de exporteur
bij uitvoer uit het Fonds terugkrijgt, in den prijs
aan den producent wordt vergoed. In theorie kan dit
inderdaad sluiten; alleen komt het ons voor, dat de
werkelijkheid ietwat anders zal zijn, omdat ook de theorie anders is dan degene, die haar heeft opge-
steld, meénde. Gaat men van een wereld-koffieprijs
uit, dan inderdaad zal Ned.-Indië’s aanbod weinig
invloed op het prijsbeloop hebben en zal de koffie
tot de vroegere prijzen afzet vinden, doch deze prae-
misse is onjuist. Allereerst reeds daarom, omdat er
zeer veel soorten koffie zijn, welker pri.jsheloop wel
samenhangt, doch die toch in principe eigen mark-
ten hebben. Niet alleen geldt dit voor het smaak-
prôduct, doch ook voor het massa-product. Boven-
dien bestaan er tegenwoordig zooveel belemmeringen,
dat van een vrije markt en een vrije prijsvorming
maar zeer betrekkelijk ken worden gesproken.

Ook de Indische koffies – en de verschillende
soorten individueel – hebben haar eigen prijsvor-
ming, welke weliswaar met andere soorten samen-
hangt, doch zeker niet zuiver parallel loopt.

Het gevolg van de exportpremie nu zal o.i. zijn,
dat de koffieprijs in Ned.-Indië, dus ook de prijs

voor het biunenlandsch verbruik daar,
stijgt
en aan-

1)
,,Merkwaarclige gevolgen van overheidsingrijpen” in
Keonomisch-Statistisehe Berichten van 29 Juli ji.

gezien de in Indië geconsumeerde koffie overwegend
massa-product is, heeft, blijkens de ervaring, de prijs-
stijging de tendens tot een afneming van het ver-
bruik te leiden. De Indische koffie-consumptie is
groot; zij wordt op ongeveer 500.000 picols per jaar
getaxeerd, d.w.z. op meer dan X der productie.
Neemt de consumptie inderdaad af, dan ontstaat
er een vergroote drang tot uitvoer en aangezien het
hier dan een product betreft, dat bestemd is om aan
het massa-verbruik te voldoen en het aantal afzetge-
bieden, dat daarvoor open staat, slechts beperkt is, resulteert hieruit een prijsdaling op cle buitenland-
sche markt of een geschenk aan den buitenlandschen
consument.
Daarbij komt, dat de heffing in Nederland, voor
zoover hier (le koffie als massa-drank, dus niet aller-
eerst om den fijnen smaak der goede koffies, wordt
genoten, ook hier dezelfde tendens schept, omdat de
heffing het product met ongeveer 16 ets. per kg ge-
brand duurder maakt. In Nederland zouden dan ook
allereerst de slechtere koffies – waartoe voor een
deel die van onze koloniën behooren – worden ge-
troffen, hetgeen hier tot een vermindering van het
verbruik van Indische koffies en dus elders, alle
vorige omstandigheden gelijkblijvend, tot een ver-
groot aanbod zal leiden met hetzélfde gevaar, terwijl
aan den anderen kant het bedrag voor den steun
kleiner zal worden.
Wij meenen zoodoende, dat het gevolg van den
gekozen vorm voor verleening van den steun zal
zijn, dat slechts een deel ervan aan den producent
en een ander deel aan den buitenlandschen consu-
nieut ten goede komt. Wij zouden nog verder willen
gaan en vreezen zelfs, dat daar waar een preferentie voor eigen koloniaal product bestaat (Frankrijk) het
gevolg zal zijn, dat deze exportpremie als een agres-
sief middel zal worden beschouwd en tot een verhoo-
ging van het invoerrecht, om de prijsverlaging op te
vangen, zal leiden. Aangezien de baten hier ten nutte
van de Fransch-koloniale koffie komen, zou dan onze
exportpremie ten deele dienen om een concurreerend
product te helpen. En Frankrijk is, speciaal voor
onze ordinaire koffies, een belangrijke afnemer! Wil men de koffie steunen, clan doet men, naar het
ons voorkomt, goed dit te bewerkstelligen in den vorm van een directen steun aan de producenten,
waardoor niet slechts bereikt wordt, dat onderweg
van exporteur tot producent niets verloren gaat, doch
bovendien geen prijsstijgende werking op het In-
dische prijsniveau wordt geoefend met de gevaren
van dien. Wel zal dan natuurlijk het totale steun-
bedrag aan de cultuur kleiner zijn, omdat het alleen
de bedragen uit Nederland omvat en niet ook het
verschil der prijsstijging voor de binnenlandsche
consumptie, doch de drang tot export wordt geringer
en één der grootste gevaren, een relatief teveel aan
te exporteeren product, wordt vermeden.
Bovendien, hoe denkt men zich met een dergelijke
regeling de contrôle? Contrôle niet alleen op het
feit, of de producenten wei den hoogeren prijs ont-
vangen, doch moeilijker nog of de exporteur niet
beneden den ,,te maken prijs” verkoopt! Koffie, een
individueel product, in den gemaakten prijs nauw-
keurig te controleeren lijkt ons voor deskundigen
niet gemakkelijk, omdat geen zuivere nauwkeurige
maatstaf bestaat, voor den ambtenaar echter on-

mogelijk.
Doch met het beschikbaar komende geld wordt
nog meer gedaan: op bescheiden schaal zal markt-
onderzoek en propaganda plaats vinden. Propaganda
op bescheiden schaal, een reclame-deskundige zal dit
aanstonds beamen, kan weinig tastbaars uitrichten;
tenslotte behoort niet het geld den omvang der pro-paganda, doch de noodzakelijk geachte propaganda
het benoodigde bedrag te bepalen en dat een cam-
pagne, welke op den duur succes mag doen verwach-
ten, groote sonimen.zal eischen, behoeft geen betoog.
Bovendien vragen wij ons af
of propaganda voor

9 Sep lember 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

641

Indische koffie – behalve het smaak-product en in
Indië zelf – noodzakelijk is; er is
niet in Indië
een
teveel, dat juist de prijsvorming voor zijn koffies
bederft,
doch in de wereld is een teveel,
waarvan
Biazilië gedwongen de lasten, wat de hoeveelheid be-
treft, draagt.
Wat het marktonderzoek hetréft, ook hiervoor zul-
len slechts beperkte bedragen beschikbaar zijn; overi-
gens mag hier de vraag gesteld worden, of de Regee-
ring zich bij dit deel der regeling wel voldoende
voor oogen heeft gehouden, dat de Indische en Ne-
derlandsche koffiehandel, één der belangrijkste in
den bedrijfstak, zelf elke mogelijkheid, die zich voor-
doet, dadeljk benut, dat hij zich ondanks de moei-
lijkheden die hij voortdurend weer ontmoet, steeds
over nieuwe wegen oriënteert en nieuwe afzetgehie-
den zoekt; de koffiehandel verschilt tenslotte wel
zeer grondig van den toestand bij de kapok!
Tenslotte zal een deel van den steun genoten wor-
den in den vorm van verbetering van het product,
cl.w.z. de ondernemers krijgen in een of anderen vorm
een deel hunner kosten der proefstationsorganisatie
vergoed, terwijl de bevolkingsproducenten een betere
voorlichting zullen ontvangen, welke tot een verbe-tering van de kwaliteit zal leiden. Men kan hierover
verschillend oordeelen, feit is in elk geval, dat het
zeer de vraag is of deze verbetering ook uitdrukking
zal vinden in den prijs, welken de bevolking en de
exporteur voor dat betere product zullen maken; dit
is echter een vraag, welke zeker niet gewoon ontken-
nend kan en mag worden beantwoord.

S
* *

Vatten wij onzen indruk van de koffiebelangen-
ordonnantie samen, dan moeten wij constateeren, dat
het doel, dat de Regeering zich, blijkens de Toelich-
ting, heeft gesteld, nl. rechtstreekschen financieelen
steun aan de bedrijven, hier ver voorbij geschoten
wordt en zeker met een directen steun beter zou kun-
nen worden bereikt, dat reeds (le vorm van een
export-premie op zichzelf vermoedelijk niet doeltref-fend zal blijken, omdat eenerzijds hij de schakels tus-
schen producent en exporteur daarvan iets zal blij-
ven hangen, terwijl anderzijds een deel aan den con-
sument zal komen. Aan de andere maatregelen, welke
aan de steunregeling verbonden worden, bestaat o.i.
onder de tegenwoordige omstandigheden geen be-
hoefte.
Dat bovendien de eenige basis voor een steunrege-
ling, de behoefte aan hulp, geheel uit het oog wordt
verloren – zij het dat de in uitzicht gestelde ver-
schillende behandeling van arabica en robusta er
even aan herinnert – is voorts een zeer ernstig he-
zwaar.tegen den opzet; immers, bij een export-premie
krijgt de uitgevoerde koffie, onverschillig de moei-
lijkheden van hem, die haar produceerde, een ver-
goeding, waardoor dus een welgestelde producent ge-
lijk behandeld wordt met iemand, wien het water reeds tot bij den neus gestegen is, en dit kan toch
nooit de bedoeling van den steun zijn.
Niet. de cul-
1uur,
doch de levensvatbare, in moeilijkheden ver-
keerende producenten moeten,
in den gedachtengang
van de Regeering,
geholpen worden
en dat is via een export-premie niet mogelijk. Dat hier een groot on-
derscheid bestaat, het reeds genoemde artikel over
dezen steun in E.-S.B. van 29 Juli jl. toont dit aan en het is dan ook te hopen, dat het onderzoek, dat
het Gouvernement doet instellen naar de mogelijk-
heden van een ander stelsel, met succes bekroond zal
worden en zal leiden tot een stelsel, waarbij de pro-
ducenten meer op den voorgrond zullen komen en de
steun allereerst daar terecht komt, waar hij noodig
geooideeld wordt.

HET ASPECT VAN DE WONINGMARKT

Na de bespreking van eenige recente publicaties,
betreffende het vraagstuk van de ordening van de wo-

ningmarkt zullen wij ons nu bezig houden met de
ontwikkeling, die op de woningmarkt thans valt waar
te nemen, opdat wij ons eenige voorstelling kunnen
vormen van het ingrijpen, dat in de verhoudingen
van deze markt eventueel noodzakelijk zou zijn. Wij
zullen trachten deze ontwikkeling in groote lijnen
aan te geven, ons daarbij bepalende tot die verschijn-
selen, die in de grootste gemeenten zich min of meer
analoog voordoen. Daarbij dient vooral aandacht te
worden gewijd aan de zich wijzigende verhoudingen van den woningvoorraad; mede omdat de beteekenis
van den woningvoorraad als een levende, aan sterke
innerlijke veranderingen onderhevige, factor van het
toekomstige woningaanbod in de verschillende, tot
nu toe besproken, publicaties ten eenen male onvol-
doende wordt onderkend.
Tot vooi kort waren de voorhaamste verschijnselen:
de scherpe huurdaling voor de duurdere woningen;
een minder omvangrijke huurdaling, doch een zeer
toenemend leegstaan, voor de z.g. middenstandswo-
uingen; en geen of althans een onbelangrijke huur-
daling voor de goedkoopere woningen, waarvoor leeg-
staan, ten minste voor aan redelijke eischen voldoende
perceelen, uitzondering was.
Daarbij kon men nog waarnemen, dat het samen-
wonen sterk toenam. In het algemeen viel vast te
stellen, dat, afgezien van de duurdere perceelen, wier
aantal van den woningvoorraad slechts een gering
percentage uitmaakt, het
huurprijsniveau
een uitge-
sproken ,,Beharrungstendenz” vertoonde. Van een
aanpassing van het
huurprijsniveau
aan het verlaagde
inkomstenpeil kou nauwelijks gesproken worden.
Bedriegen de verschillende teekenen niet, dan vol-
trekt zich evenwel thans op de woningmarkt een pro-
ces, dat reeds enkele jaren op zich liet wachten, ni. het
doorwerken van de huurdaling in de categorieën van
de goedkoopere woningen, gepaard gaande met een
toenemend leegstaan in deze categorieën. Deze huur-
daling demonstreert zich in de statistieken, die den
woningvoorraad, gesplitst naar huurklassen, vermel-
den in dezen vorm, dat de voorraad in de goedkoo-
pere huurklassen door verschuiving van woningen
van de duurdere klassen naar de goedkoopere klassen
toeneemt. Zeer opvallend deed zich dit verschijnsel
in de laatste twee jaren te ‘s-Gravenhage voor.
1)

Jaarhuur-
October 1933. October 1934.
1

October 1935
klassen
Voorraad
1

leeg
Voorraad
1

leeg
1Voorraad
1

leeg

208-250
8.479
296
8.440
341
9.355
622
250-300
14.980
399
15.225 680 18.404
1.729
300-350
17.085
625
18.930 1.219
18.881
1.335
350-400
15.350
1.173
18.053
1.805
18.573
1.434
400 450
12.013
968
12.632
1.261
12.007
836

Deze cijfers zijn uiterst instructief. Wij zien hier
geïllustreerd, hoe de huurdaling doorwerkt van boven
naar beneden. Van October 1933 op October 1934
zien wij een groote toeneming van den voorraad wo-
ningen in de huurgroepen
f
300-350,
f
350-400 en

f
400-450. In de huurgroepen
f
208-250 en
f
250
—300 hebben dan geen opvallende mutaties plaats.
Reeds gedurende het volgend jaar, van October. 1934
op October 1935, blijken de toestanden geheel ver-anderd en blijven de cijfers der duurdere huurgroe-
pen, behoudens eenige onderlinge verschuiving, na-
genoeg ongewijzigd
2),
terwijl de voorraad woningen
van
f
208-300 met niet minder dan 4094 woningen

Maandcijfers van het etatistisch Bureau der Gemeen-
te ‘a-G-ravenhage, afleveringen Dec.
1934
en Dec.
1935.
Dit zegt natuurlijk allerminst, dat in deze huur-
groepen geen wijzigingen plaats vonden, doch slechts dat
per saldo
liet aantal woningen in deze groepen zich wei-
alg wijzigde, d.w.z. dat in deze groepen vanuit duurdere
groepen ten naaste bij evenveel woningen kwamen als zij
zelf aan billijker groepen verloren.

642

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

toeneemt! Het aantal leegstaande woningen in deze
laatste groep nam in dit laatste jaar met niet min-
der dan 1330 toe, zijnde een stijging van 130 pOt.
ilet is belaugwekkend te zien, in hoeverre dit ver-
schijnsel zich in Amsterdam heeft voorgedaan. De
cijfers van den Gemeentelijken Woningdienst zijn:

Jaarhuur-

Jan.
1934

Januari 1935.

Januari 1936
klassen

Voorraad
1
Voorraad 1 leeg

Voorraad
1
leeg

208-250

18.347

346
1
18.604

689
250-300

j

26.545

458

27.442

898
300-350

23.195

24.536

843

28.617

1.518
350-400

29.178

32.474

2.024

33.423

2.124
400-450

21.907

23.997

1797

24.332

1.673

Deze
cijfers
leeren ons, dat hoewel in de groepen
van
f
208-300 de voorraad in Amsterdam gedurende
1935 is toegenomen met 1154 woningen (in 1934
nam deze categorie n.b. nog met 420 woningen af!)
en dus het verschijnsel van het doorwerken van de
huurdaling in de lagere groepen niet te miskennen
valt, dit verschijnsel toch niet een dergelijke om-
vang heeft aangenomen als in ‘s-Gravenhage. Wij
zouden kunnen zeggen, dat Amsterdam met de huur-
daling
bij
‘sGravenhage wat achter is, wat zich
vooral hierin demonstreert, dat de groote verschui-vingen, die wij voor de huurgroepen
f
300-400 in
‘s-Gravenhage van October 1933 op October 1934
zien, zich in Amsterdam vooral voordoen van Januari
1935 op Januari 1936.
De uit bovenstaande cijfers te trekken conclusies
vinden steun in de zoo juist gepubliceerde resultaten
van het in Mei van dit jaar door het Gemeentelijk
Bouw- en Woningtoezicht gehouden onderzoek naar
de wijzigingen in de huren van circa 3700 woningen
te ‘s-Gravenhage
1
), welk onderzoek t.a.v. deze wo-
ningen halfjaarlijks (met een enkele onderbreking) sinds 1927 wordt verricht. Bij deze 3700 woningen
kwamen in het laatste halfjaar, t.w. van November
1935 tot Mei 1936 niet minder dan 1229 huurverla-
gingen voor, een getal, dat zoolang dit onderzoek
loopt, nimmer werd bereikt. In de hieronder genoem-
de weekhuurklassen maakten het aantal verlaagde hu-
ren de volgende percentages van het aantal opgeno-
men huren uit (de tusschen haakjes geplaatste per-
centages betreffen Mei—November 1935):

f
4—f
5 ………
30.8
pCt.
(25.7
pOt.)
6 ……..31.1

,,

(22.5
7 ……..47.1

(23.-
8 ……..26.6

,,

(27.9

Uit deze percentages blijkt wel hoezeer de woning-
markt in beweging is en dat huurprijsveranderingen
in den bestaanden woningvoorraad a.h.w. aan de orde
van den dag
zijn.’)
De omvang van de huurdaling
voor de goedkoopere categorieën woningen moge tot
nu toe nog niet van groote beteekenis zijn geweest
voor de woningen van
f
4 tot
f
6 per v’eek is het
hoogst bereikte huurpeil in 1933 thans met circa
7 pOt. gedaald

de sterke neiging tot verdere huur-
daling is niet te ontkennen. ‘)

Het verband tusscheh deze in gang zijnde alge-
meene huurdaling en het in de laatste jaren zoozeer

.Maandcijfers vail het Statistisch Bureau der Gemeen-
te ‘s-Gravenhage, all.
Mei
1.936.
Hoezeer
het aan.ta.l leegstaande, goedkoopere woningen
te ‘s-Gravenhage Wo-
ningen wordu aangeboden o.a. Complex Trekweg
f
3.45-

f
5.30 per week, Complex Spoorwijk
f
3.OS—f
5.40 pet
~
yeek-
eii Duindorf
f4.70—f
5.50 per week, alsmede zeer
goedkoope Jzofjeswoni-n.gen..
‘)Tot ons
leedwezen
zijn wij niet in staat voor Rotter-
&ain
cijfeis
a1s-voornsterda.m:en ‘s-Gravenhage te geven.
J dze gemeeite
i
nl
de..wdningst’atistiek in
1935
be-
langijk vrbëterd, waardoor vèrgeljking van de cijfers
van nu met ‘die van vSSr de verbetering, ons niet wen-
schelijk voorkomt.

toegenomen leegstaan is evident. De door dit leeg-
staan zeer daadwerkelijk geworden concurrentie tus-
schen de huiseigenaren blijkt in haar invloed op de
huurprijsvorming thans sterker geworden te zijn dan
de vele factoren, die de daling van het huurpeil
tegenhouden. Met de beteekenis van het verschijnsel
leegstaan moeten wij ons thans nog even bezighou-
den. Leegstaan kan zich in
vrij
aanzienlijken om-
vang gedurende geruimen tijd voordoen zonder dat
zich in de huurgroepen, waar zich dit leegstaan
voordoet, een huurprijsdaling van beteekenis demon-
streert. Wetende dat verlaging der huren niet zonder verzet van huurders kan worden ongedaan gemaakt,
verzetten de huiseigenaren zich zoo lang mogelijk
hiertegen. Wij schreven hieromtrent het volgende’):
,,Een huiseigenaar met 20 woningen, die
f
40 per
maand doen, zal, indien hiervan twee leeg staan,
hetzelfde huurbedrag per jaar ontvangen dan wan-
neer hij al
zijn
huurders met 10 pOt. verlaagt en hen
dus
f
36 per maand laat betalen (gesteld dat daar-
door leegstaan wordt voorkomen). Toch zal hij den
eersten vorm kiezen.

Het vasthouden van den huiseigenaar aan de no-
minale huren is een zeer bekend verschijnsel in den
depressietijd.
Hij
zal zijn huurders op andere wijze
tegemoet willen komen, door aan andere wenschen
van hen te voldoen, hij zal zelfs personen, die zich voor zijn leegstaande huizen aanmeldén, verschei-
dene maanden om niet latenwonen, indien
hij
daar-
door zijn nominalè huren kan handhaven.” Een der-
gelijke toestand is evenwel niet blijvend, want al
naar mate het leegstaan in omvang toeneemt, zal de
kans om de bovengeschetste politiek met succes te
blijven toepassen, afnemen. Het tijdstip blijft niet uit,
waarop het den huiseigenaar voordeeliger zal
zijn
in
een huurverlaging toe te stemmen. Leegstaan zou
men kunnen noemen een verkapte huurdaling, ge-
woonlijk aan de daling der huurprijzen voorafgaande.

Uit hetgeen wij tot nu toe zagen volgt tevens, dat
het leegstaan van woningen in een hoogere huur-
klasse geenszins onverschillig is voor de toekomstige
prijsvorming in de lagere huurklassen; immers de op dit leegstaan volgende huurprjsverlaging werkt, zoo
als
wij
uit het voorbeeld van de mutaties in de ver-
schillende huurgroepen te ‘s-Gravenhage en Amster-
dam zagen, naar beneden toe door. Zien wij uit de
hierboven vermelde cijfers voor Amsterdam, dat al-
daar op 1 Januari 1936 in de huurgroep
f
350-400
2124 leegstaande woningen voorkomen, dan
i’s
het
duidelijk, dat dit leegstaan voor de prijzen der wonin-
gen, die thans bijv. in de groep van
f
208-250 voor-
komen, op den duur niet zonder belang is. De eigena-
ren, die dit leegstaan niet zullen kunnen handhaven, zullen hun prijzen moeten verlagen om tot verhuren te komen; een aantal woningen komt daardoor in de
categorie
f
300-350, daar onevenwichtigheid veroor-
zakend, of liever de onevenwichtigheid vergrootende,
want in deze categorie blijken ook reeds 1518 wonin-
gen leeg te staan. Dit heeft als gevolg, dat een aan-
tal woningen uit deze categorie wordt gestooten in
de categorie
f
250-300 en zoo werkt dit proces,
via het telkens in goedkoopere
.
huurgroepen toene-
mend leegstaan, verder.

Onze conclusie mag dus
zijn,
dat op den duur de
woningmarkt een nieuw evenwicht schept tusschen
de beide verschijnselen, die wij thans nog waarne-
men, nl. het teveel aan z.g. middenstandswoningen
en het tekort aan z.g. arbeiderswoningen of goed-
koope woningen en dat men thans
01)
weg naar dat
evenwicht is. De verbindende schakel tusschen dit
teveel en dit tekort is de omstandigheid, dat de ver-
schillende huurgroepen van de woningmarkt tuut
elkaar ,,in flieszendem Zusammenhange” staan, zoo-
als von Wieser
2)
dit noemt. De prijsveranderingen

1)
1.5e publicatie van het
Ned.
Econ. Instituut, blz.
82.

‘)
Prof. Dr. F. von Wieser: Die Theorie der st9dtisohen
G rundrente.

9 September 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

643

zullen ook niet eindigen, voordat het leegstaan
tot de normale verhoudingen is teruggegaan. Pier-
son’s uitspraak: ,,Op den duur blijven geene wo-
ningen openstaan; het aanbod — immers zoolang de
huurprijs de kosten van onderhoud en de grondlasten overtreft – is hier onvoorwaardelijk” ‘) heeft ook voor
onzen tijd haar gelding behouden. Dat thans overi-
gens niet te bezien valt of bij het bereiken van de
nieuwe evenwichtstoestand op de woningmarkt ook
de verhouding huren-inkomens afdoende verbeterd
zal zijn, behoeft geen betoog.
Hoeveel tijd met het voltrekken van het proces
gemoeid is, is a priori niet te zeggen. Allerlei invloe-
den kunnen het bovendien verhaasten of vertragen
2).

Zoo zal naar ons gevoelen de huurdaling zeer wor-
den gestimuleerd, indien de door de Regeering in
haar circulaire van 31 Juli jl., met betrekking tot de
intrekking van den huurtoeslag aan werkloozen, aan-
gekondigde voorschriften, in werking treden. Immers
de positie van de huiseigenaren tegenover de huurders
is in het algemeen gesproken te zwak, dan dat deze
laatsten er niet in zouden slagen althans een belang-
rijk deel van de door hen te lijden schade op de huis-
eigenaren af te wentelen. Dat het gevolg van deze
maatregelen zou zijn, dat thans weer het meerendeel
der slechte goedkoope perceelen, die thans leeg staan,
zouden worden betrokken, achten wij, gezien de huidige
verhoudingen op de woningmarkt, een zeer pessimisti-
sche voorstelling van zaken. Verder werken de
overige door de Regeering aangekondigde maatrege-
len als: huurverlaging van Woningwetwoningen,
aanbouw ‘van goedkoope woningen en vergunning
aan’ de geinenten te verleenen om de huur van wo-
ningen, die naar het oordeel der Gemeenten vol-
doende in huur zijn verlaagd, af te houden van de
steunbedragen, alle de huurdaling ten zeerste in de
hand, om van het dreigement van den Minister van Sociale Zaken, dat mocht de wijziging in de steun-
regeling leiden tot onredelijke uitzettingen, hiertegen maatregelen zouden worden genomen, nog maar niet te spreken. De psychologische werking van het thans
door de Regeering gehuldigde en in de practijk ge-
brachte standpunt, dat men zou kunnen formuleeren
als volgt: ,,de huren moeten dalen en wij weigeren
verder door de practijk der huurtoeslagen de star-heid van het huurpeil te steunen”, is in het proces
van huurdaling, dat wij thans beleven, van niet te
onderschatten belang.

Het is waarlijk niet overbodig op de beteekenis van
het hierboven geschetste; thans op de woningmarkt in ontwikkeling zijnde proces, de aandacht te vesti-
gen; immers de Vrij algemeen gehuldigde opvatting
is een geheel andere
8)
Nog steeds wordt het bouwen
van woningen voor de laagste huurklassen als de
vrijwel eenige weg tot een betere verhouding huren-
inkomens aangeprezen. In het persverslag over de

bijeenkomst van de wethouders der zeven grootste

Leerboek der Sta’athuishoudkunde. Deel T, blz. 149.
Wij denken kier bij’v. aan de latente vraag naar wo-
ningen, die schuilt in het samenwonen, welke vraag ook
niet bij benadering valt te schatten, daar vrijwel alle gege-
vens omtrent dit samenwonen ontbreken, al weet nagenoeg
‘iedereen uit zijn eigen omgeving hoezeer dit verschijnsel dc laatste jaren is toegenomen.
2)
.Zoo werd in de ledenvergadering van den Na’tionalen
Woningraad, in Juni 1934 gehouden, een resolutie aange-
nomen, waarin voorkomt: ,,Dat ‘het, zoowel ter bevorde-
ring van een algemeene huurdaling voor arbeiderswonin-
gen als ter bestrijding van de werkloosheid noodzakelijk is,
dat de aanbouw van goedkoope woningen krachtig -ter
‘hand genomen wordt.” Dezelfde gedachte vinden wij terug
bij Dr. Delfgaauw in zijn artikelen ‘in de Aprilnummers
van 1935 van In- en Uitvoer, waar wij ‘lezen:
,,Wij komen nu tot de vraag: langs welken weg kan
huurverlaging op de meest doelmatige wijze worden be-
vorderd? Het antwoord moet naar mijn meening luiden: er is slechts één natuurlijke weg om het gestelde doel te
bereiken, en die weg loopt over verruiming van het
aanbod van woonruimte.”

gemeenten, op’ 26 Aug. jl. te Amsterdam gehoudeii,
naar aanleiding van de hierboven genoemde circulaire
van den Minister van Sociale Zaken van 31 Juli jl.,
treft ons de volgende zinsnede, waarin deze visie weer
tot uiting komt: ,,van verlaging van huren van de
arbeiderswoningen toonden zich de wethouders warme
voorstanders, zij meenden echter dat die op andere
wrj
z
e moest worden bevorderd, o.m. door renteverla-ging voor de hypotheeklasten en
door het op groote schaal met overheidssteun, doen bouwen van goed-
icoope wer1manswoningen.”
Bègrijpelijk is deze visie wel; men heeft zoolang
de starheid van het huurpeil waargenomen, dat men
de hierbovengeschetste ontwikkeling van de verhou-
dingen van den woningvoorraad niet heeft gezien
en men eenvoudig in een daling van het huurpeil
der goedkoopere woningen, zonder’ verruiming van
liet woningaanbod door bouwen, niet meer gelooft.

Het behoeft na het hierboven uiteengezette weinig
betoog, dat het door den Hoofdinspecteur voor de
Volkshuisvesting ingenomen standpunt, dat in de
drie grootste gemeenten, alsmede in die gemeenten
waar de woningmarkt een analoog beeld vertoont, een
grootscheepsche voorziening van Overheidswege ‘niet
gerechtvaardigd schijnt, zoolang het aantal leegstaan-
de woningen van lage huur blijft toenemen, als juist
moet worden erkend. Alleen zouden wij als argument
niet wiliën bezigen het toenemen van het aantal
leegstaande
woningen in de lagere huurklassen –
immers daar kunnen wel veel slechte woningen bij
zijn – maar het toenemen van den woningvoorraad
in de lagere huurklassen, dus van bewoonde zoowel
als leegstaande woningen.

Tevens volgt uit het huidig aspect van de woning-
markt, dat thans over de voorzieningen door de Over-
heid op langen termijn t.a.v. de woningmarkt te tref-
fen, nauwelijks iets te zeggen valt- Eerst wanneer
na de zich thans voltrekkende verschuivingen zich
een nieuw evenwicht op de woningmarkt doet onder-
kennen, waarbij dan tevens tal van andere, nu vol-
komen onzekere factoren, die het aanbod van en de
vraag naar woonruimte beïnvloeden, zich duidelijker
in hun beteekenis aan ons voordoen, zal hetgeen op
langen termijn door de Overheid moet worden ‘na-
gestreefd, te bepalen zijn.

Welke taak op korten termijn te vervullen, blijft
dan nog voor de Overheid? Wij zullen trachten deze
in het kort in groote
lijnen
aan te geven.
1. Noodzakelijk is concrete feitenkennis. Hiertoe is
noodig:

Een nauwkeurige inventarisatie van onzen wo-
ningvoorraad.
2)
Een diepgaand onderzoek over de verhouding
huren-inkomens in de verschillende plaatsen.
Een afdoende verbetering van onze zoozeer on-
bevredigende statistiek van het hypothecair crediet.
2)

Een enquête naar de toestanden in particuliere
woningexploitatie.
2)

2. Krachtig dient ter hand genomen te worden de
bouw van woningen, welke beoogt het opheffen van
slechte woniugtoestanden en het saneeren van slechte
wijken.

In het algemeen zijn de woniugtoestanden hier te
lande in de laatste veertig jaren veel verbeterd en ons land kan ten aanzien van de volkshuisvesting
menig ander land tot voorbeeld strekken. De erken-
ning van dit feit moet ons evenwel niet de oogen
doen sluiten voor de vele mogelijkheden, die hier be-
staan, om nuttig werk te doen. Immers de verschillen
tusschen ,de woningtoestandeu in de onderscheidene
gemeenten zijn buitengewoon groot; men neme slechts

,Het best zijn wij geïnformeerd over Amsterdam,
‘s-Gravenhage en Rotterdam. Over andere plaatsen is het
over het algemeen moeilijk ‘iets te weten .te komen, dat
een inzicht geeft in de constellatie van de woningmarkt.
Eenige nadere motiveering van deze eisehen, 15e pu-
blicatie van het Ned. Econ. Instituut, blz. 34, 35 en 118.

644

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

als voorbeeld de gemeente ‘s-Gravenhage eenerzijds
en een aantal Drentsche gemeenten anderzijds.
In de meeste gevallen zijn de woningtoestanden in
cle grootere gemeenten gunstiger dan in de kleine ge-
meenten. Voorzoover betreft de grootere gemeenten,
waar de woningmarkt meermalen een tot op zekere
hoogte analoge constellatie als in de drie grootste ge-
meenten, zooals door ons besproken, zal vertoonen, zal in het algemeen het bouwen van goedkoope wo-
iingen met overheidssteun ter verbetering van
Ø

ningtoestanden minder urgent lijn. Toch hebben ook
de meesten dezer gemeenten een dankbare taak ten
aanzien van de volkshuisvesting te vervullen. Zelden
hebben zij immers een zoo gunstige gelegenheid als
nu gehad om de krotopruiming, de woningverbete-
ring, de saneering van slechte wijken en het tegen-
gaan van de overvulling van woningen te bevorderen.
Veel slechte en ongewilde woningen zijn immers nu
verlaten; er kan voor gezorgd worden dat deze wo-
ningen, voorzoover noodig, nimmer meer worden be-
trokken. En in verband met de steeds ruimer wor-
dende woningmarkt, ook voor de goedkoopere wonin-
gen, kunnen de hierboven aangeprezen maatregelen
met kracht worden doorgezet.
Wat betreft vele kleinere gemeenten, zijn de voor-
komende onbevredigende woningtoestanden
1)
veelal

een gevolg van de omstandigheid, dat de gemeentebestu-
ren of geen oog hebben voor de groote belangen, die
met de verbetering van de volkshuisvesting zijn ge-
moeid, of terugschrikken voor de financieele conse-
quenties aan deze verbetering verbonden. ) Daarbij

spelen ook de levensstandaard en de woonbeschaving
van hen, die geholpen zouden moeten worden, een rol.
Vandaar, .dat wij hier meermalen een stilstand in de
hemoeiingen van Overheidswege, hetgeen wil zeggen
een achteruitgang van de woniugtoestanden, waar-
nemen. Dergelijke toestanden kunnen evenwel niet
blijven bestaan zonder blijvende schade voor onze
volksgemeenschap en een krachtig ingrijpen wordt
door velen naar ons oordeel terecht bepleit.
Het feit, dat met den woningbouw ter verbetering
van voningtoestanden een groot sociaal belang ge-
diend wordt en, gelijk uit ons bovenstaand betoog
voortvloeit, slechts hier – voor zoover althans den
woningbouw betreft – de Overheid kan bijdragen tot
vermindering van de zoo nijpende werkloosheid in
het bouwbedrijf, maakt dat dit vraagstuk als urgent
moet worden gezien. De ,,conjunctuurreserve”, die hier in de minder gunstige woningtoestanden in tal
van meestentijds kleinere gemeenten, schuilt, moet
ni worden gebruikt en bij de bestemming van mid-
delen hiervoor, moet worden rekening gehouden met
de groote belangen, die hiermede
zijn
gemoeid.
Het spreekt vanzelf, dat er nauwkeurig op moet
worden toegezien, dat de nieuw te bouwen woningen
slechts beschikbaar zijn voor die gezinnen, die der-
gelijke lage inkomsten hebben, dat zij op de ,,vrje”
woningmarkt niet een redelijke woning zouden vin-
den. Deze gezinnen mogen nimmer worden geweerd
ten behoeve van andere gezinnen, die ook wei deze
goedkoope woningen zouden willen bewonen, doch die
door hun financieele positie niet in aanmerking
komen voor woningen, waarvan de Overheid een deel
der lasten betaalt en waarvan de stichting voor de
Overheid omvangrijke risico’s medebrengt.

3. De eisch van een zekere verhouding tusschen de
inkomsten van hen die een met Overheidssteun ge-
stichte woning bewonen en de door hen te betalen
huur moet niet alleen bij de verhuur van de nieuwe
met behulp der Overheid te stichten woningen wor-den gesteld, doch evenzeer bij de bestaande wonin-

t)
Interessante cijfers geeft hier de Woningtelling
1930.
2)
Zie o.a. Mr. Lietaert Peerbolte ,,De Woningwet”, in-
leiding. Voorts de verslagen van Jhr. Ir. G. de Graeff en
I)r. Ir. F. Bakker-Schut, inspecteurs voor de Volkshuis-
vesting, in het Jaarverslag van den Hoofdinspecteur voor
de Volkshuisvestiug over 1935.

gen, waarbij de Overheid financieel betrokken is. Ir.

Van der Kaa vermeldt in
zijn
verslag, dat in Zwe-
den, zoowel door de Regeering als door de gemeente
Stockholm in de ,,billiga hus”, d.w.z. de goedkoope
woningen, die met allerlei faciliteiten en steun van
Overheidswege worden gebôuwd, slechts gezinnen
worden toegelaten, wier inkomen ten hoogste vier
maal de huur bedraagt. Wie ook maar iets meer ver-
dient dan vier maal de huur wordt geacht op de
,,vrije” markt een woning te kunnen vinden. De
juistheid van een dergelijke bepaling moet worden
erkend. In hoeverre de in Zweden geëischte verhou-
ding oök voor ons – land zou moeten gelden kan in
het midden worden gelaten, zeker is dat de Overheid,
.rekening houdende met de gezinsgrootte, een grens
moet stellen aan de inkomens van degenen, die zij
hij de voorziening van de behoefte aan woonruimte
steun biedt. Doet zij dit niet, dan bevordert zij daar-
mede wanverhoudingen op de woningmarkt, die on-
aanvaardbaar zijn.
Beperkt de Overheid haar taak, op korten termijn.
uit te voeren op deze w’ijze, dan vergroot zij niet de
moeilijkheden der huiseigenaren en der hypothecaire
crediteuren, voor wien het hoofdprobleem thans dat
van de scherpe waardedaling der onroerende goede-
ren is. De positieve taak van de Overheid ten aan-
zien van deze möeilijkheden is thans• niet een punt
van bespreking. .
CH. GLASz.

DE FINANCIËN VAN JAPAN.

Met het oog op de voorname rol, welke Japan
tegenwoordig in de wereld speelt, en het belang, dat
genoemd land ook voor Nederland en Nederlandsch-
Indië heeft gekrege:n, mag de toestand zijner finan-
ciën ook te onzent op belangstelling aanspraak maketi.
Dikwijls hoort men de meening verkondigen, dat
Japan voor een van nature stiefmoederlijk bedeeld
land te veel hooi op zijn vork neemt, en dat zulks
onvermijdelijk op een débacle moet uitloopen. In hoe-
ver deze meening door de feiten wordt gestaafd, zal

uit het volgende blijken.
Gaan wij eerst de overheidsschulden na, omdat deze
een weerspiegeling heteekenen van het financieel be-

heer in het verleden, dan vinden
wij
de volgende

cijfers voor de staatsschuld:

31
Maart
1926………. 4999
millioen Yen
1930……….

5959

1932……….

6187
1933……….

7054

1934……….

8139

,,
1936 ……….

9090

,,

,,
1

Van laatstgenoemd totaal was 7687 millioen bin-
nenlandsche schuld en 1.403 millioen buitenlandsche
schuld. De binnenlandsche schuld è. 7687 ‘millioen
was slechts tot een totaal van 2689 millioen gefun-
deerd; de rest te weten 4998 millioen was uitgegeven
in den vorm van schatkistbons met langen looptijd,
doorgaans geëcheloneerd vervallende binnen 12 S 15
jaren. Over 4617 millioen werd 5 pOt. interest be-
taald, over 715 millioen 416 pOt. en over 2355 mil-
lioen 4 pOt.; in den laatsten tijd zijn evenwel ce.
2000 millioen 5 pOt. schatkistbons in
31/2
pOt. ge-

converteerd. De interest van de buitenlandsche schuld
is, aanmerkelijk hooger; over 725 millioen bedroeg de
interest meer dan 5 pOt., tot 634 pOt. toe, over 677

millioen 5 pOt. en lager. In totaal was voör den dieiast der staatsschuld ver-
eischt, resp. uitgetrokken in de begrootingen voor de
jaren

1925-26 ……………..221
millioen Yen
1929-30 …………….-280

1931-.-32 ……………..213
1932-33 …………….241 933-34 ……………..335
1934-35 ……………..379

1935-36 …………….389

– 1)
De Yen noteert reeds sedert en jaar onistrek4
43

9 September 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

645

Bijeen bevolking vaii nagenoeg 70 millioen in
eigenlijk Japan beteekent het laatste cijfer niet meer
dan circa 54 Yen per hoofd, of hoogstens
f
2.50 in

Nederlandsch geld.
Van het totaal der schuld pér 31 Maart 1934 ji
8130 millioen, wordt opgegeven besteed te zijn voor:

Spoorwegen …………….
1947
rnillioen
Andere publieke werken . ..

280
Koloniale gebieden ……….
611
Militaire uitgaven ……….
2213
Schade door aardbeving……
668
Andere doeleinden – ……….
1547
Voorziening in deficit……..
873

JIet totaal der uitstaande schuld van provinciën,
steden en gemeenten wordt per 31 Maart 1934 opge-
geven met 2957 millioen (waarvan 225 millioen in

het buitenland), welke als volgt besteed waren:

l’ublieke werken …………
1135
niillioen
Eleetriciteit, gas ec. ……..

639
Gezondheidsdienst ……….
308
Fabrieken ………………
224
Onderwijs ………………
184
Diversen………………..
4
6
5

Afgescheiden van de snelle toeneming der staat
schuld in de laatste jaren, kan men niet zeggen, dat
de tot dusver gegeven cijfers een slechten indruk
maken. Zij getuigen van een voorzichtig beleid in liet verleden, wat temeer in het oog springt wanneer mcii in aanmerking neemt, dat tegenover de schulden zeer
aanmerkelijke bezittingen staan. Het Ministerie van
Financiën publiceert een staat, volgens welke die
bezittingen- in 1934 een waarde vertegenwoordigden
van 8593 millioen Yen, ongerekend 1132 millioen Yen in Korea en andere koloniale gebieden. Het is
echter niet duidelijk of, en op welke -basis, in deze
cijfers ook bijv. oorlogsschepen en kanonnen zijn be-
grepen. Wel worden publieke gebouwen meegeteld,
en voorts de domeinen en de talrijke deelnemingen in banken, fabrieken en andere ondernemingen. De
bijna 16.000 km lange staatsspoorwegen alleen hebben
3682 millioen Yen gekost, en, wat gewichtiger is, de
exploitatie laat immer nog een overschot van bijna
100 millioen Yen. En daargelaten nog de staats-
eigendommen kan Japan er op boged een welgere-

geld, goed bestuurd land te
zijn
met een flink onder-

wezen:, intelligente en arbeidzame bevolking, hetwelk
zonder twijfel ook als een actief mag worden aange-
merkt. –
Overgaande tot de budgetaire positie, vindt men
in de begrooting voor 1935—’36 de volgende uitgaven

roorzien

Keizerlijk
huis ……..4,5
millioen Yen
Buitenlandsche Zaken

30 Binnenlandsslie Zaken

164
Financiën: Staatsehuld.

389

11

Overigens .

99
Leger ………………

493
Vloot ………………
530
Justitie…………….
38
Onderwijs …………..
150
Land. en boschbouw …

93
Handel en industrie …

14
Verkeerswezen ……..
190
Overzeesche Zaken……
21

Tezamen ……….
2215,5
inillioen Yen

Daartegenover werden de in de volgende kolom
bovenaan weergegeven inkomsten geraamd.
Deze cijfers toonen een begroot deficit van 771 mii-
lioen, waarin door leening zoude zijn te voorzien. In
de drie voorgaande jaren bedroeg dit begroote def
j
cit

resp. 659, 753 en 881 millioen Yen, tegen een gemid-
(lelde van 85 millioen gedurende de acht daaraan

voorafgaande dienstjaren.
Aangezien leger en vloot en dienst der staatslee-
ningen tezamen 1412 millioen Yen vergden, kan men
zeggen dat nagenoeg het geheele overige bestuur des
lands uit opgenomen gelden werd bëkostig’d Sedert
1931 werd niet minder dan een totaal van 3064 mil-

Belasting op land
.
.. …
58
millioen Yen


inkomen
. .
196

zakenwinsten
51
successie ..
29
Bizondere winstbelasting
30 Accijns op gedistilleerd.
.


212 suiker

…….
78

textielwaren
.

33
Douane
.
……………..
130
Andere belastingen


.
41

Zegelrecbten

……….
82
Monopolies

…………
196
Bosschen

…………..
41
Posterijen …………..
78

Bank van Japan

……..
25

Anderegewoneontvangsten
84 Buitengewone ontvangsten
71

Saldo van vorig jaar ….
7

Tezamen
……….1444
millioen Yen

lioen Yen staatsuitgaven door ‘leening gefinancierd,
hetgeen het snel oploopen der staatssehuld verklaart,
en in het afgeloopen jaar is de zaak op denzeifdeii
voet voortgezet, zoodat de staatsschuld thans de 10
inilliard snel nadert. Hierbij is nog in aanmerking te
nemen, dat in Japan, evenals in Nederland en andere
landen, een aantal uitgaven tegenwoordig over bizon-clere rekeningen of fondsen loopen, en dat het budget
alleen daarom geen volledig overzicht over de finan-
ciën geeft. . –
– Het ligt voor de hand, dat onder de bekwame ban-
kiers en economisten, die Japan telt, menigeen zich
-met den geschetsten gang van zaken niet kan vereeni-
gen, en dat. e herhaaldelijk op aan is gedrongen het
gat niet door leening, maar door belastingverhooging
– te vullen. De oude, onlangs vermoorde Minister van
Financiën Takahashi, heeft zich evenwel altijd daar–
tegên verzt; redeneerende dat de staat het zich pas
uit een hevige crisis herstellend bedrijfsleven niet
door belastingverhooging diende te bemoeilijken en te
remmen. Zeker is het, dat de plaatsing van schatkist-
bons tot dusver zonder veel moeite is kunnen geschie-
den, en dat de positie van de Bank van Japan geens-
zins op een gespannen toestand wijst. De winsten van
handel en industrie zijn blijkbaar aanzienlijk genoeg
geweest om de geldruimte te veroorzaken, welke de plaatsing der schatkistbons heeft mogelijk gemaakt. Einde Mei 1936 bedroegen de vreemde gelden bij
alle particuliere banken 7756 millioen Yen en de uit-
zettingen 5509 millioen Yen, terwijl de effectenporte-
feuille 4692 millioen Yen beliep, en ongetwijfeld
voor een overwegend deel uit openbare fondsen bé-
staat. Het groote publiek in Japan is nl. nog slecht
vertrouwd met het bezit van effecten; de weinig
soliede bouw van de huizen, gevoegd bij de gevaren
van brand en aardbeving, is niet bevorderlijk aan, het
thuis bewaren van waardepapieren, en het safe-.depo-
sitsysteem is nog weinig.verbreid. Overgespaarde gel-
den worden daarom toevertrouwd aan de postspaar-bank, welke -47 millioen boekjes heeft uitstaan met
een totaal van 3261 millioen Yen, aan de gewone
banken en aan de trustmaatschappijen, die geén depo-
sito’s op korter termijn dan 2 jaren mogen aannemen.
En al deze gelden vloeien, dan .weer voor een flink
deel naar de -markt voor openbare fondsen, voor zoo-
ver de postspaarbank betreft via -een soort consig-
natiekas, welke voor allerlei bizondere staatsdoelein-
den wordt gebruikt, en buiten contrôle van het par-
lement wordt gehouden. Eenige jaren geleden is of-ficieel erkend, dat het fonds van deze kas niet intact
was.
Emissies van staatsleeningen plegen niet openbaar
te. worden gehouden, of door een banksyndicaat te
gaan, maar onderhands te geschieden aan de Bank
van Japan, die de stukken dan weer uitsljt aan de
banken en andere beleggers. Dit gaat natuurlijk niet
altijd even gemakkelijk en geregeld, maar over het
geheel is het resultaat toch niet onbevredigend. Einde
1935, d.i. na 4 jaren leenpolitiek, bezat de Bank van
Japan voor 729 millioen Yen gouvernemeutspapier,

646

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

een op zichzelf tegenover de gemiddelde bankbiljet-
tencirculatie van 1247 millioen Yen niet onbelangrijk

bedrag.
Op 2 Juli 1936 bedroegen bij de Bank van Japan

de circulatie …………
1408
millioen Yen
de deposito’s…………
158
de goudvoorraad ……..
524
de uitzettingen……….
628

Onder diie uitzettingen is voor een bedrag van 480
millioen aan door den staat gegarandeerde hankpro-
messen begrepen, welke tijdens de bankcrisis van 1927
tot redding van den toestand zijn overgenomen. De
goudvoorraad is nog
altijd
gebaseerd op de vroegere
goudwaarde van den Yen, en bevat derhalve, nu de
Yen tegenover het buitenland ca. 60 pOt. is gedaald,
een aanmerkelijke reserve, welke intusschen tegen-
over de kwaliteit der besproken bankpromessen wel
noodig is.
Nieuw gewonnen goud (90 millioen Yen in 1935),
waarvan de productie vooral in Korea van belang is,
wordt tegenwoordig echter met een premie betaald
ter voorkoming van smokkeluitvoer.
Tot dusver hadden de Bank van Korea en de Bank
van Formosa afzonderlijke emissies van Yen-bank-
biljetten, maar men is thans bezig die in te trekken en door biljetten van de Bank van Japan te vervan-
gen. Laatsteljk is ook de waarde van den Manchoe-
rjschen Dollar in de practijk met die van den Japan-
schen Yen gelijk gebracht.
Al mogen de cijfers omtrent de Bank van Japan
bevredigend worden genoemd, en al wijst de geringe
hoogte der circulatie allerminst op inflatie, zoo mis-
kent men in financieele kringen in Japan toch geens-
zins de gevaren, welke uit de ougedektheid der bud-
getten kunnen voortspruiten. Algemeen beseft men
ook, dat Japan met zijn snel wassende bevolking, met
zijn over het geheel armen bodem en met zijn gebrek
aan industrieele grondstoffen, alleen dan een voor-
name plaats in de wereld zal kunnen innemen, wan-
neer het er in slaagt zijn diensten voor het buiten-land acceptabel te blijven maken. Japan tracht die
diensten in het bizonder te bewijzen op het gebied
van buitenlandschen handel, van industrie en van
scheepvaart. De omvang van den buitenlandschen
handel wordt alle 10 dagen gepubliceerd, en druk in de pers besproken; een overschot van invoer, welke
in het eerste halfjaar regel is, wordt als ongunstig,
en omgekeerd een overschot van uitvoer als gunstig
beschouwd.
Over het jaar 1935 bedroeg de invoer van goederen
2472 millioen Yen (inclusief Korea en Formosa 2617
millioen), en de uitvoer 2499 millioen Yen (inclusief
Korea en Formosa 2603 millioen). Hiervan waren bij
den invoer:

V
oedingsmiddelen ………………
8
0
10
Grondstoffen……………………
61 %
Haiffabrikaten ………………….
19
0/
Fabrikaten ……………………
12
0
/0

en bij den uitvoer:

Voedingsmiddelen, eveneen

……..
8 u1
0

Grondstoffen

………………….
4 o/o
ilalifabrikaten,
mcl.
ruwe zijde ……
27
Fabrikaten …………………..
58
0
,
1
0

Deze cijfers stellen duidelijk in het licht in welk
een groote mate Japan buitenlandsche grondstoffen
ten behoeve van buitenlandsche afnemers verwerkt.
Bij de beoordeeling der cijfers moet overigens in
het oog worden gehouden, dat Japan voor den dienst van zijne baitenlandsché schulden (staats- en stede-
lijke, benevens ca. 300 millioen Yen schulden in Ame-
rika der electriciteitsmaatschappijen) een overschot
in zijn betalingsbalans noodig heeft, en dat onder de
uitvoeren groote posten voorkomen wegens kapitaal-
belegging in Manchoerje en elders, betaling van den
Oost-Chineeschen spoorweg aan Soviet-Rusland, enz.,
waarvoor geen betaling in goederen wordt verkregen.
De Yokohame Spécie Bank, welke als semi-offi-
cieele bank de buitenlandsche wisselkoersen in het
oog houdt en in het goede spoor tracht te leiden, pu-
bliceert jaarlijks een proeve van betalingsbalans,
waarin, afgescheiden van de goederenbeweging, voor
1935 de volgende cijfers voorkomen.

Actief

Opbrengst van uitzettingen in het buiten- land en winst op buitenlandsche onder-
nemingen ……………………..
218
millioen Yen
Overmaking van bonen …………….
76
Inkomsten van de scheepvaart……….
168
11

wegens assurantie ……….
7
Uitgaven door toeristen …………….
81

Tezamen ………………
550
millioen Yen

Passief

Dienst van leeningen in het buitenland.
. 202
millioen Yen
Uitgaven buitenslands door Japanners ..
60
Winsten van buitenlanders in Japan ….
19

Regeeringsuitgaven in het buitenland . .
84
Saldo kapitaalverplaatsingen ……….
230

Tezamen ………………
595
mibbioen Yen

cijfers, welke natuurlijk niet op nauwkeurigheid aan-
•spraak maken.

Over het geheel is het in 1935 niet al te moeilijk
gevallen de buitenlandsche wisselmarkt te beheer-
schen, en den Yen zonder gouduitvoer op de ge-
wenschte pariteit van 1 Shilling 2 Pence te hand-
haven. Wel is voor 225 millioen Yen aan zilver uit-
gevoerd, dat grootendeels uit China werd binnenge-
smokkeld, en op de een of andere wijze moet zijn be-
taald, al is daaraan door Chineezen en Japanners bei-den dik verdiend. Ook in het eerste halfjaar van 1936 heeft de Yoko-

hama Specie Bank den Yen op peil weten te houden,
niettegenstaande het invoeroverschot in dat tijdvak
ca. 300 millioen Yen bedroeg, tegen 150 millioen in
1935. Toch kan men zich niet aan den indruk ont-
trekken, dat de financieele positie ten opzichte van
het buitenland eenigszins moeilijk begint te worden.
Wel heeft Japan in de goede jaren een aanmerkelijk
deel van zijn schuld aan het buitenland teruggekochi
(ik heb 50 pOt. hooren ramen), maar aan den ande-
ren kant is er weinig kans, dat Japan, ofschoon het
immer nauwgezet aan zijne verplichtingen heeft vol-
daan, nieuwe leeningen zal kunnen aangaan, resp.
vervallende oude leeningen vernieuwen, nu de inter-

nationale markt voor buitenlandsche fondsen zoo be-
perkt en huiverig is geworden. Pogingen om een per
ulto. 1935 vervallende sterling-leening van den Zuid-Manchoerjschen spoorweg, groot £ 6.000.000, te ver-
nieuwen, zijn althans niet gelukt, en, behoudens wij-

ziging van de politieke constellatie, moet Japan er
derhalve op voorbereid zijn ook de overige buiten-
landsche leeningen
bij
verval te zullen moeten terug-
betalen, hetgeen, gezien de gegeven cijfers, vermoede-
lijk slecht zal convenieeren.

Het is in dit verband intusschen niet overbodig te
releveeren, dat Japan reeds meer voor heete vuren
heeft gestaan. In de 40 jaren, gedurende welke ik de
ontwikkeling van Japan heb kunnen volgen, is zijn
financieele toestand meer dan eens dermate precair
geweest, dat een algemeene instorting werd verwacht.
Door inspanning en beleid is Japan er steeds in ge-
slaagd zonder ongeval langs den rand van den af-
grond te loopen. Daarbij heeft het geluk stellig ge-
diend, eerst in den vorm van de oorlogsschatting van
China (Rusland heeft niets betaald), en later door
de economische kansen als gevolg van den wereld-
oorlog ontstaan.

Terwijl de jaren 1900-1914 een totaal invoer-
overschot van 708 millioen Yen hadden opgeleverd,
overtroffen de uitvoeren de invoeren in de jaren
1915-1918 met 1408 millioen Yen. Samenvallend
met de periode der leeningen in het buitenland, was
het dientengevolge mogelijk in de volgende 10 jaren 3268 miljoen Yen meer te importeeren dante expor-
teeren, en daardoor de industrieele outillage van het

9 September 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN

647

land te voltooien, terwijl van het in de oorlogsjaren
geïmporteerde goud ter waarde van 1134 millioen
Yen tot 1930 slechts weinig behoefde te worden af-
gestaan. Sedert 1929 heeft het jaarlijksch excedent
der invoeren gemiddeld 70 millioen Yen bedragen om
eerst weder in 1935 voor een klein excedent van uit-voeren plaats te maken. Daarentegen heeft het exce-
dent van den uitvoer van edel metaal in de jaren
1930—’32 tezamen 832 millioen Yen bedragen.
:Na het prijsgeven van den gouden standaard, einde
1931, is de buitenlandsche handel een tijdperk van
bloei ingetreden, en heeft de stijgende afzet van
Japansche fabrikaten in het buitenland een sterke
toeneming der invoeren, zoowel als een uitbreiding
der scheepvaart, mogelijk gemaakt. Daar de goud-
waarde van den Yen geleidelijk veel meer (60 pOt.)
is gedaald dan die van Engelsch Pond en Amen-
kaansche Dollar (40 pOt.) heeft Japan bij zijn export
een belangrijke monetaire voorsprong gekregen, waar
van het op energieke wijze heeft gebruik gemaakt
om zijn handel op oude markten uit te breiden en
zich op nieuwe te vestigen. Aanvankelijk was de on-
derlinge concurrentie der exporteurs en fabrikanten
dermate scherp, dat de buitenlandsche afnemer nage-
noeg met het geheeie voordeel ging strijken, later
zijn onder den invloed van de Regeening en de mede-
werking der exportgilden betere winstmarges behou-
den. De voorspoed van handel en industrie heeft be-
vruchtend op het geheele nationale leven gewerkt,
en is bijvoorbeeld niet alleen aan de spoorwegen, maar
ook aan de opbrengst der belastingen ten goede ge-
komen. –

Volgens statistieken, verzameld door de Mitsui
Bank, hebben 1250 maatschappijen in Japan over het
jaar 1935 gemiddeld. 11.2 pOt. over het gestorte kapi-
taal verdiend; over het tweede halfjaar leden hiervan
slechts 61 maatschappijen verlies, en keerden slechts
193 maatschappijen geen dividend ü’it. Met het oog
op de beinoeiljking, welke de Japansche export meer
en meer op verschillende markten ondervindt, wordt
een terugsiag intusschen niet onwaarschijnlijk geacht,
ofschöon de binnenlandsche markt over het geheel be-
vredigend blijft, zij het ook, dat in de landbouwdis-
tricten nog veel armoede heerscht. –
Deze laatste factor, te weten de wanverhouding
tusschen den toestand ten plattenlande en dien in
de steden, een verschijnsel w’aarin Japan volstrekt
niet alleen staSt, is •een der groote zorgen van de
Regeening te Tokio. Wel hebben de verkiezingen in
Februari 1.1. uitgewezen, dat de provincie niet ge-
zind is de militaire partij te volgen in en politiek
van roekelooze expansie, maar aan den anderen kant
begrijpen Regeering en Parlement, dat de boog niet
te strak gespannen kan blijven. ‘Bij het optreden van
het Ministerie Hirota heeft de nieux.’e Minister ‘van
Financiën Baba verklaard, dat hij niet alleen aan

de leenpolitiek van zijn voorganger Takahashi een
eind wilde maken, en de belastingen wilde verhoo-
gen, maar ook dat bij de herziening der belastingen
de te zware druk op het platteland zoude worden
opgeheven of althans verzacht.
Ondertusschen is van deze goede voornemens nog
niet veel in vervulling gegaan. Zooals immer zijn schier alle ambtelijke organen aanstonds met een
verlanglijst voor den dag gekomen, verlangens waar-
van de verwezenlijking uitgaven zoude heteekenen,
die de draagkracht van het zoo sober levend volk
verre te boven zouden gaan. Meer in. het bijzonder
hebben leger en vloot zich niet onbet.iigd gelaten,
ondanks de onevenredig’ hooge eischen, nel’ke de mili-
taire uitgaven de laatste jaren reeds aan de schat-
kist hebben gesteld. Er is sprake van een extra
crediet van 2.000 millioen Yen, over 5 jaren ver-
deeld, ter bekostiging van de moderuiseenin.’der be-wapenihg en vooral van het luchtwapei. !)Q veroor-
deëling door den Keizer
.
van de rebellie van 26
Februari schijnt de extreme elementen ondér de mili-
tajren .nog niét voldoende te .hebben bekoeld
;
en zoo
blijft het militaire probleem aan den voorspoed des
lands knagen. Daarnevens zullen groote sommen noo-
dig zijn voor verbetering van verkeerswezen, onder-
wijs, volksgezondheid, enz., om van de eventueele ex-
pansie naar Ohina maar niet te gewagén.
Vermoedelijk zal de oplossing van het financieele
vraagstuk op een compromis uitdraaien, zullen de
militaire departementen evenzeer als de burgerlijke
bestuursorganen hunne wenschen althans gedeeltelijk
verhoord zien, zullen de belastingen eenigszins maar
niet drastisch worden verhoogd, en zal het platteland
wel eenige maar niet voldoende verlichting ontvan-
gen. Voorts wordt er ovei gedacht aan de bestaande
monopolies van tabak, zout en kamfer nieuwe toe te
voegen, o.a. vitn suiker. Maar wanneer de ontwikke-
ling aldus verloopt, dan zal het gewoon geworden
deficit op het budget van 7 á 800 millioen Yen niet
alleen niet verdwijnen, maar waarschijnlijlk zelfs nog
vermeerderen, en zal Minister Baba zijns ondanks
moeten blijven leenen. Het is echter te vreezen, dat
eene verdere gestadige toeneming van de staatsschuld
niet zal kunnen plaats hebben zonder den nog immer
betrekkelijk hevredigenden toestand der financiën
ernstig te bedreigen.

Uit een economisch oogpunt beschouwd is het
zeker merkwaardig, dat een over het geheel rob göed
bestuurd land als Japan er niet voor schroomt zich
op een weg te begeven, welke volgeiis orthodoxe be-
grippen tot, onheil’ mbet leide. Hiertegen kan wor-
den ingebracht, dat” Japan ook in dit, opzicht ‘weer
niet alleen staat, doch dat het slechts’ in het zog vai.rt
van de Vereenigde Staten, en van een ssntal arme
landen, ooals Duitschiand, die in den laatsten tijd
insgelijks een ‘politiek van leenen met vbérbedachten
rade volgen. Gaat men wat dieper op de zaak in, dan
is die politiek misschien toch ‘ niet zoQ geheel ver-
werpelijk als zij er a priori uitziet, mits tegenover
cle gestegen ‘staatsschuld en gelijke of hoogere aan-

was van het nationaal vermogen staat. Men dient
daarbij te bedenken, dat wegens de groote verliezen,
door oorlog en crisis veroorzaakt, het particuliere
kapitaal in vele landen schichtig is geworden, en dat
de risico’s aan groote industnieele ondérneiningen
verbonden door de nimmer rustende vorderingen van
de techniek, en den invloed der sociale wetten, nau-welijks meer door particulieren’ kunnen worden ge-
dragen, zoodat bedoelde groote ondernemingen voort-
aan wel meer en meer voor rekening van het alge-
meen, d.i. van den Staat zullen dienen te komen.
In Japan doet dez’e factor zich intussehen nog. wi

lig gelden, omdat het particuliere kapitaal, gelijk
wij zagen, nog immer ruime winsten afwerpt, en de
ondernemingsgeest dan ook nog gèenszins is’ bekdeid.
Overigens is het duidelijk, dat althans in Japan
de toeneming der staatsschuld meer aan ‘de militaire
dan aan de economische uitrutiiig ten goedé’ is geko-
men, en dat eerst in de toekomst zal kunnen b1ke.n
of en in hoeverre die militaire u
itrusting indirect al
een factor van waarde voor het volkswelzijn rnng vor
den beschouwd. Menigeen gelooft, .dat het’ met het
oog op de snel toenmende bévolk-ing. op arde, en
de heerschende mentaliteit van internationale af-
gunst en wantrouwen volstrekt nog niet zoo zeker is,
dat de va banque methode op den duur tot slechter resultaten moet leiden dan de conservatieve finau-
cieele politiek, welke elders nog wordt gehuldigd en
in practijk gebracht. Men meent dat een oplevend
volk in dat bpziôht wel iets m’g’ niskeerei Het’ is
zeker een ‘belangwekkend verschijnsel, dat in e’e aan
tal landen de staatsalmaéht ertöe’ ö’vet clé t5ékbdi’
stige ubeidspiestatie v’tu het volk door langloopej,de
•leeningen aan het bestade kapitaal te verpandon;
wat de gevolgen daarvan, mogeij wpzeli. . En de. vraag
rijst of de overige landen niet gecloenid .worden even
eens dien jweg op te gaan,. op. gnaar .van. anders ach:
ter- te zuilen blijven.

mr
elk geval lijdt het geen twijfel, dat de methôdé
van ‘onhekrompen ‘leenen; . zelfs ‘waar zij in eeste

648

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
September
1936

instantie aan de oorlogsindultrie ten goede kwam, er
toe heeft bijgedragen het Japansche bedrijfsleven in
zijn geheel weer op gang te brengen, en dat zij daar-
door groote werkloosheid heeft voorkomen. Een der
beste kenners van Japan, de heer
G.
B. Sansom, Corn-

mercial Counsellor van de Britsche Ambassade te
Tokio, resumeert in zijn verslag over
1933
en
1934

deze opvatting als volgt:
,,It can reasonably be contended that, as a short-
run method of dealing with a situation which in
other countries has led to unemployrnent, stagnation


of industry and loss of export trade, it has so far
been effective. It may be regarded as an experiment
in recovery from depression by an unorthodox pro-
gramme of public works financed by public loans.

It is true that a considerable part of the expenditure,
in so far as it has been devoted to armaments, may he strictly regarded as improductive, but its imme-
diate effect in creating employment and purchasing
power is probably not different essentially from that
which would have followed had it been devoted to
other and ostensibly more beneficent purposes.”
Sedert de verschijning van het bedoelde verslag
heeft de toestand geen ander aspect gekregen. Zoo-
lang de economische toestand gunstig blijft, behoeft
de positie der financiën niet te verontrusten, dat is
wel duidelijk. Van eenige spanning op de binnen-
landsche geldrnarkt valt niets te bespeuren, integen-
deel het geld blijft overvloedig en goedkoop. De ren-
tevoet is. dalend, getuige de conversie der langloopen-
de schatkistbiljetten van
5
in
3
pCt. Bij gebrek

aan emplooi heeft de semi-officieele Industrial Bank
of Japan, welke einde
1933
meer dan 400 millioen
Yen aan de industrie had uitgeleend, zelfs enkele
harer leeningen vervroegd terugbetaald.
Maar ook deze medaille heeft hare keerzijde. 1-let
zoude van lichtvaardig optimisme getuigen te ver-
helen, dat Japan, indien het afgesloten blijft van
andere geldmarkten, in groote financieele moeilijk-
heden kan geraken wanneer de bedrijfswinsten zou-
den verdwijnen, of wanneer het land te eeniger tijd
zware tegenslagen op politiek of economisch terrein
zoude ondervinden.
E. D. VAN WALREE.

DE WERELDHANDELSVLOOT.

De onlangs verschenen
jaarcijfers
van Lloyd’s
Register doen na vier jaren van gestagen teruggang
van de ,vereldv1oot ditmaal weder een stijging zien,
gelijk blijkt uit onderstaande cijfers:

Stoom- en motorschepen
Zeil-
schepen
aa
Totl
Vermeerdering of vermindering, bij voorafgaand
jaar
in B.R.T.
30 Juni 1930 68.023.804
1.583:840
69.607.644
.j-

1.533.332
1931 68.722.801
1.408.239
70.131.040
+

523:396
1932 68.368.141
1.366.169
69.734.310

396.730
1933 66.627.524
1.292.661
67.920.185

1.814.125
1434 64.357.792
1.218:820
65.576.612

2.343.573
1935 63.727.317
1.158.655
64.885.972

690.640 1936 64.004.8851
1.058.758 65.063.643
+

177.671

Deze kleind vërmeerdering moet bovenal in ver-
band gezien worden met de toeneming van de tank-
vloot, welke van
8.896.437
B.R.T. in
1935
gestegen

is tot
9.195.421
B.R.T., een toeneming derhalve van

298.984
B.R.T. of blangrijk meer dan de netto-toe-
neming van de totale wereldvloot.
De cijfers omtrent de tonnage, diê verloren ging
of gesloopt werd, bedroegen de laatste jaren:

1931: 1.335 708 B.R.T., waarvan gesloopt: 1.018.714 B.R.T.
1932:
.

1.696.245

,,

.,

,,

1.346.140

1933: 2.733.458

,, .

,,

2.413.189

1934: 2.071.662

,,

,,

,,

1.740.895

1935: 1.421.006

,,

,,

,,

1.151.278

baarnaast verhielden zich de cijfers der te water

gelaten tonnage als volgt:

1931

……….
1.617.115 B.R.T.
1932

………..
726.591
1933

……….
489.016
1934

……….
967.419
1935

……….
1.302.080
le halfjaar 1936 ……….
863.488

Na het jaar
1933,
toen de sloopcijfers een nimmer
behaalde hoogte en de bouwcijfers een laagterecord
bereikten, hebben deze cijfers zich dus weer in tegen-
gestelde richting ontwikkeld; de verhouding keerde
zich zoodanig om, dat in
1935
meer tonnage te water

gelaten werd dan bij den slooper terecht kwam.
Blijkens de kwartaalcijfers over
1936
houdt de
stijging van den aanbouw aan:

In aanbouw Te water gelaten Op stapel gezet
B.R.T.

B.R.T.

B.R.T.
le kwaitaai 1933 . 749.944

92.733

141.099
ie

1934 . 1.079.171

86.102

461.060
le

,,

1935 . 1.269.534

.279.263

321.667
4e

,,

1935 . 1.543.153

358.536

587.212
ie

1936 . 1.820.114

396.676

584.639
2e

1936 . 1.951.005

466.812

672.774

Het is moeilijk aan dergelijke globale cijfers ver-
wachtingen omtrent de toekomst van het scheepvaart-
bedrijf vast te knoopen. De verscheidenheid van
vaarten en transportwegen, van scheepstypen en van
omstandigheden, waarin de vele reederijeu in de ver-
schillende landen verkeeren, is zoo groot, dat men
eerst door van iedere groep afzonderlijk den toestand,
aan de hand van de kwantiteit en kwaliteit der ton-
nage, na te gaan voldoende inzicht omtrent de pers-
pectieven kan verkrijgen.
In het algemeen kan echter worden vastgesteld,
dat de gegevens betreffende den wereidhandel en de
goederenbeweging in de groote wereidhavens in den
laatsten tijd een stijgende lijn vertoonen. De kwar-taalcijfers van den Volkenbond over
1935
omtrent het kwantum van den wereidhandel bedroegen achter-
eenvolgens
(1929 =100): 77.1; 77.6; 76.7
en
84.5;
in het eerste kwartaal van
1936
daalt het echter
tot
79.4.
Het goederenverkeer was in
1935
in de
meeste wereidhavens grooter dan in
1934;
daaren-
tegen loopt het goederenverkeer door het Suezkanaal,
dat in
1934
belangrijk gestegen was, sindsdien sterk
terug; in het eerste halfjaar
1936
werden
12.3
mii-
lioen ton door dit kanaal vervoerd tegen
13.7
mil-

1925

B.R.T.

wereld-
vloot

1930

B.R.T.

wereld-
vloot

1934

B.R.T.

wereld-
vloot

1935

B.R.T.

wereld-
vloot

1936

B.R.T.

wereld-
vloot

19.304.670
30,9
20.321.920
29,8
17.629.548
27,4
17.298.432
27,1
17.182.857
26,1
11.931.562
19,1
10.645.730
15,6
9.795.126
15,2
9.664.665
15,2
9.434.414
14,7
3.919.807
6,2
4.316.804
6,3
4.072.707
6,3
4.085.650
6,4
4.215.690
6,6
4,1
3.663.237
5,3
3.980.101
6,2
3.966.719
6,2
4.053.655
6,3
3.006.270
4,8
4.199.096
6,1
3.680.353
5,7
3.693.298
5,8
3.708.202
5,7

Japan

……………………..
Noorwegen …………………2.618.445

3.319.645
5,3
3.470.591
5,1
3.259.594
5,1
2.989.386
4,7
2.972.979
4,6

Gr.
Brittannië en Ierland ……..
Ver. Staten (zeeschepen) ………

Duitschland

……………….

2.930.836
4,8
3.261.922
4,8
2.875.183
4,5
2.838.354
4,5
3.056.753
4,8
2.587.789
4,1
3.079.000
4,5
2.612,377
4,0
2.553.776
4,0
2.507.354
3,9

Frankrijk

…………………

1.253.900
2,0
1 594.313
2,3
1.597.314
2,5
1.540.890
2,4
1.506.557
2,4

Italië

…………………….
Nederland

…………………

..
1,4
1.390.899
2,0
1.507.260
2,3
1.711.165
2,7
1.800.850
2,8
Zweden

……………………
Griekenland

……………….894.542
Spanje

………………….
1.142.924
1,9
1.207.093
1,8
1.164.489
1,8
1.164.271
1,8
1.145.531
1,8
Denemarken

……………….
.
1.021.617
1,6
1.071.521
1,6
1.100,778
1,7
1.098.648
1,7
1.134.029
1,8

9
September
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

649

lioen ton in de eerste helft van
1935
en
14
millioen

ton in de eerste helft’ van
1934.
Het goederen-
verkeer door het Panamakanaal nam evenwel in het eerste halfjaar van
1936
toe.
Op
toenemend bedrij-
vigheid in de scheepvaart wijst voorts de ‘erminde-
ring der opgelegde tonnage, die thans nog slechts
op circa
5
millioen B.R.T. geschat wordt, een ver-
mindering des te opmerkelijker omdat het sloopen
van schepen niet meer op groote schaal schijnt plaats
te vinden.
Dat onder deze omstandigheden, die in ieder geval
niet op diepere depressie wijzen, de aanbouw van
schepén omvangrijker wordt, kan niet verwonderen,
temeer omdat de meeste reederijen een achterstand
van jaren in de verhieuwing van hun vloot hdbben
in te hiden en de nieuwe vindingen der scheepsbouw-
techniek beschikking over moderne schepen uit een
coricurrehtie-oogpunt noodzakelijk maken. Het ver-
eischt voorts geen nadere tpelichting, dat in vele lan-den nationale en defensiehelangen, meer dan de eco-
nomische behoeften van het verkeer, een rol bij den
bouw, evenals hij de exploitatie, van schepen spelen.
Het aandeel van de verschillende vlaggen in de we-
reld vloot (stoom- en mdtortonnage) blijkt uit voren-
stmind overzicht.
Vergeleken met het jaar
1931,
toen zij haar groot-
steh omvang bereikte, is de wereldvloot’ met
7
‘pOt.
verminderd; met eenzelfde percentage is de Italiaan-
sche vloot afgenomen. Sterkere achteruitgang ver-
toonen de Amerikaansche vloot met
9
pOt., de Zweed-
sche rn’e’t’lO ])Ot., de Duitsche met 12 pOt., de Brit-

MAANDCIJFERS.

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

sche met
15
pOt., de Fransche iiiet
16
pOt.
De ver-
mindering van de Nederlandsche tonnage is van alle
vloten met meer dan 1 millioen ton hei grootst en
bedraagt niet minder, dan 20 pOt.
1);
de Nederland-
sôhe vloot is thans kleiner dan in
1925.
Daarentegen
hebben de Noorsche en Deensche vloten na eenige
jaren van gerin’gèn achteruitgang thans weer. den
omvang van
1931
bereikt, de Japansche liep slechts
1 pOt. terug, terwijl de Grieksche v.l6ot sinds
1931
met
29
pOt. en de Russische met
102
pOt. gestegen
zijn. Zeer snel groeit deze laatste; in
5
jaar tijds is
de vloot van Sovjet-Rusland
2)
verdubbeld tot
1.214.937
B.R.T. hiermede de Deensche vloot met
80.908
ton reeds te boven gaande.
Het aandeel van de Britsche vlag in de wereld-
vloot is, gelijk uit bovenstaande tabel blijkt, weder-
om gedaald; het Nederlandsche aandeel, dat in 1980 nog 4.5 pOt. bedroeg, is thans tot beneden de 4 pOt.
verminderd.
Daartegenover is het aandeel van de

Wat de sor.gwekkende achteruitgang, aoowel in kwan-
titatief als kwalitatief opzicht van de Nederlandsohe vloot
betreft, zij voor bijzonderheden verwezen naar de desbe-
treffende besohouwi n.gen in de Eeonomisoh-Sba.tistische
Maandberichten ‘van res’p. 22 Mei en’ 26 Juni 1936. Aan-
dacht verdient in het bijzonder, dat de verindening der
toiLnage naar verhouding tot andere landen nog bela.ngnijk
grooter is, wanneer men de Nederlandsche tan.kvloot, die
in giiheel andere omstandigheden dan de algemeene vracht-
en passagiersvaart verkeert, buiten beschouwing laat. Lloyd’s teekerit aan, .dat in verband met de moeilijk-heid over Rusland controleerbare gegevens te ‘verkrijgen,
de genoenicle cijfers weliiht niet volledig 2ij,n

Indexcijfers van 12 aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.

Basis 2 Januari 1929 = 100.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons önderstaand overzicht

Banken
K
Industrie
Eleetri- citeit
dl
e
e
r

Mijnbouw
Olie
Rubber
.
s
Suiker
Tabak

Thee
Totale
beurs-

’29
101.9
73.1
119.-
114.4 95.6 88.6
99.1
100.2
95.-
99.9 87 3
92.7
103.2
’30
94.2
34.1
90.1 100.4
‘71.6
63.9
93J
52.1
71.-
76.2
65.5 74.5 84.3
’31
73.6 22.7 60.7
83….
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3 45.5 46.3
55.1
’32

48.3
13.6
45.6
70.7
38.4


33.4
34.1
17.6 29.3
27._
25.8
30.8
37.-
’33’
51.5
10.7
48.7 80.7
41.-
40.- 41.-
26.7
28.2
27.4 25.4 39.5
40.5
’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6
22.2
23.2 26.2
50.2
39.4
’35
.
50.-
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4 43.8 43.2
23.7

.
24.4 29.3
47.1
42._

Jan. ’35
47.4
14.6.
50.3

70.3 37.7
48.-

34.9
43.6
2L-
2.7
27.4 49.9 38.6
Febr.
49.9.
14.9
51.7
71.2 39.1
47.-
35… 43.4 22.4
23.5
27.5
49.-
39.6
Mrt
49.7
14.9
50.7 70.8
38.2
44.1 34.1
40.2
21.4
23.-
27.5 44.4 38.7
Apr.
50.8

15.3

51.7
71.2
39.3
47.
37.9

.
41.8 21.6
24.2 26.9
44.9
40.3 Mei
51.3
14.3
52.8.
71.9
39.7
48.2
42.5
43.1
21.4
23.9 25.7 46.6 41.7
Juni

,,
51.9
14.7
53.9
72.1
41.3 49.5 46.8
47._
23,.!
23.8 28.5
46.7
43.5
Juli

,,
50.7 14.8
53.8
71.3
40.3
50._
46.9 45.3 23.3
23.-
29.3
45.5
43.2
Aug.

,,
50.5
14.3
.
53.6
.

70.7
40.2
50.3 49.1
44.2
23.9 23.4 30.5 46.3
43..7
Sept.
49.-
13.6
51.2
66.6
39.2
50.-
47.2
41.4
24.-
22.8 29.7 46.5 42.2
Oct.

.,,
.48.7,
.12.9
51.1 64.9 38.7 51.3 47.7 42.1
24.9
25.5
30.1
48.6 42.5
Nov.
50.6
12.7
52.7 68.7 41.1
53.6 52.6 43.4 29.3
29.5
34… 48.4 45.4
Dec.

,,
49.9
12.5
52.-
69.7
42.2
53.7 52.5
42.3 28.9
29.6
36.-
48._
45.2

Jan. ’36
52.2
12.8
53.4
71.9
44.6
54.1
56.6
46.9 31.9 32.2 39.2 48.8 47.8
Febr.
52.8
12.9
54.4
76.2 45.8 54.2
60.5 50.5
31.1
32.3 39.4
50.1
49.3
Mrt.
52.6
11.9
52.5
74.3 44.2 53.6
59.1
48.7 28.9
31.1
38.1
49.-
48.-
Apr.
51.8
11.8
52.-
74.3
43.7
53.2
61.1
47.-
27.4
30.4 38.4
47.8
48.1
Mei
52.-
11.8
52.6
73.6
44.-
51.1
63.8 44.4 26.6
29.1
38.6
46.4 48.6
Juni
53.1
11.8 53.5
74.1
46.-
52.7 68.3
45.9
29.1
32.7
41.6
45.5
50.8
Juli

,,
54…
11.9
53.7 77.9
47.2
52.4 66.3 50.1
29.8
33.7
45.8 47.3
51.1
Aug.
54.7
12.6
53.6 77.9
48.-
53.2
69.7
.

50.6
31.1
34.5
44.7 47.2
52.1

lndexcijfer der totale beurswaarde 2 Januari 1936 f 2.558.015.500 =100.

2 Januari
100.-
4 Maart
104.4
6 Mei
103.9
1

Juli.
109.2
8


102.1
11
103.2
13
105.2
8
108.6
15

,,
104.4
18
103.7 20
..
105.5
15

,,
109.6
22
104.9
25
103.9
27
106.3
.22
112.2
29

,
106.2.
1, April
105.1
3 Juni
109.9
29

,,.
112.5
5 Februari 107.8
8
104.8
10

.
109.4
5Augustus
113.-

12

.
107.4
15
104.9.
17


110.5
12
113.-
19
107.7
22
104.4
24

,,
109.8
19

,,
112.7
26

‘ .
104.3
29

101.3
.

,
26
112.3
Nactritk verboden.

50

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

Noorsche vlag:, dat in 1925 nog• gelijk was aan dat
van Nederland, gestegen tot -6.3 pOt., terwijl de
Grieksche tonnage na verloop van ruim 10 jaren van
1.4 tot 2.8 pOt. van de wereldvloot is gegroeid.
Voor de beoordeeling der sterkteverhoudingen is
nast de kwantiteit niet minder de kwaliteit van be-
lag. Hieromtrent geeft de leeftijd een belangrijke
aaiiwijzing. De traagheid in de vlootvernieuwing ge-
durende de crisisjaren blijkt uit het feit, dat de ton-
nage van schepen minder dan 5 jaar oud, die in 1931
nog 17.3 pOt. der wereldvloot uitmaakte, thans ge-
daald is tot 7.7 pOt. De grootste leeftijdsklasse is
telkenmale opgeschoven; thans is het die tusschen
15 en 20 jaar, welke 29.7 pOt. van het totaal uit-
maakt.

Bij de Nederlandsche vloot vormde de groep van
schepen jonger dan 5 jaar in 1931 nog 25.3 pOt.
van het totaal; dit cijfer is in 1936 gedaald tot 8.9;
pOt.; bijna driekwart van de Nederlandsche tonnage
is thans tusschen 5 en 20 jaar oud. Een verge-

lijking van don leeftijdsopbouw van de vloten der voornaamste landen geeft de hierna volgende op-
stelling.

Minder dan

25 j.
5
jaar
.

5-10
j.
10-15
j.
15-20
j.
20-25
j. en ouder
Wereldvloot
7,7 18,8
15,9
29,7
10,1
17,8
Engeland

..
9,5
25,5
24,0
22,8
10,3
7,9
Ver. Staten
2,9
6,6
3,8
70,4
7,6 8,7
Japan

…..
12,6
13,9
9,0
38,7
9,0
16,8
Noorwegen
.
12,6 33,7
13,3
21,9
7,4
11,1
Duitschiand 8,0 24,4
29,5 19,7
6,0
12,3
Frankrijk

..
12,3 14,4
22,3
27,1
13,1
10,7
Italië

……
5,8
14,3
20,2 25,8
13,1
21
Nederland

8,9
31,3
21,3 21,5
9
8,1
Griekenland
0,5
2,4
2,7
33,2
26,1
35,2

De hoogste percentages worden thans aangetroffen
in Japan en Noorwegen (beiden 12.6 pOt.) en in
Frankrijk (12.3 pOt., een cijfer, waarop een oceaan-
reus als de ,,Normandie” van grooten invloed is).
Opvallend is de ouderdom van de Grieksche vloot,
waarvan bijna 95 pOt. ouder dan 15 jaar is.
De motortonnage is sinds de vorige jaarperiode
met bijna 1 millioen ton toegenomen en bedraagt
thans 12.290.599 B.R.T. of 19 pOt. der wereldvloot.
Verscheidene landen vertoonen hoogere percentages,
zoo buy, omvat in Noorwegen de motortonnage 51.8
pOt. van de totale vloot, in Denemarken 46.1 pOt.,
in Zweden 38.7
pOt.,
in Nederland 86.9 pCt.,
in
Japan 23 pCt., in Duitschland 21.2 pOt. en in Ita-
lië 21.1 pOt. Kleiner is dit percentage in Engeland,
waar de motorschepen slechts 18.5 pOt. van het totaal
uitmaken, terwijl het percentage in Frankrijk 9.8
pOt. en in de Vereenigde Staten slechts 6.1 pOt.
bedraagt.

Was in 1914 nog ongeveer 89 pOt. der wereldvloot
op het gebruik van kolen als brandstof aangewezen,
dit percentage is thans gedaald tot 49 pOt.; daar-
tegenover is het percentage van schepen, ingericht
voor het stoken van olie, dat in 1914 ruim 2Y21 pOt.
bedroeg, gestegen tot 30.4 pOt. De motortonnage erbij
rekenende, kan dus meer dan 49 pOt. der wereldvloot

met olie worden gestookt, hetgeen niet wil zeggen,

dat dit ook werkelijk geschiedt, omdat verscheidene
dezer schepen ook voor het stoken van kolen inge
richt zijn, voor het geval dit met het oog op de
bunkerprijzen of anderszins wenschelijk mocht blij-ken. Het aandeel van de zeilschepen, lichters e.d. in
de totale vloot is sinds 1914 van 8 tot 1.6 pOt. terug-
geloopen.

In den aanvang werd reeds de tonnenmaat der
tankvloot (schepen grooter dan 1000 ton) genoemd.
Het aandeel dezer groep bedraagt 14.3 pOt. van het
totaal. Voor meerdere bijzonderheden hieromtrent
zij
verwezen naar de desbetreffende beschouwing in
E.-S.B. van 15 Juli jl. Als aanvulling hierop diene,
dat inmiddels de in aanbouw zijnde tanktonnage in

het 2de kwartaal van 1936 tot 656.626 B.R.T. blijkt
te zijn gestegen.

Een beeld van de tonnage, welke bestemd is voor
het algemeen oceaanvervoer van personen en goede-
ren, verkrijgt men door van de wereldvloot achter-eenvolgens af te trekken de tankvloot, de schepen,
welke de Amerikaansche meren bevaren, de schepen
van minder dan 4000 ton inhoud, de houten schepen,
visschersschepen, sleep-, bergings- en huipvaartuigen,
lichters, zeilschepen en schepen ouder dan 25 jaar
(met uitzondering van enkele, die nog een behoor-lijke snelheid kunnen ontwikkelen). De verdeeling
der alsdan overblijvende tonnage over de verschillende
landen is als volgt:

Grootte der stoom- en motortonnage ter beschikking van
liet passagiers- en vrachtvervoer in de groote vaart.

1930

in 1000

%
wereld-
B.R.T.

totaal

1936

in 1000

%
wereld-
B.R.T.

totaal
Gr.

Brittannië
en Ierland
10.440 38.47
10.818
36.06
Ver. Staten
.
5.373
19.80
5.148
17.16
Duitschland ..
2.151
7.93
2.194
7.31
1.739
6.41
2.168
7.23
Japan

………
Italië ………..
1.492
5.50
1.840
6.13
Frankrijk
1.588
5.85
1.693
5.64
Nederland
1.732
6.38
1.378
459
Noorwegen
515
1.90
1.016
3.39
Wereldtotaal

.
27.136
100
30.000
100

In de laatste zes jaren is deze ,,kwaliteits”-tonnage
in alle genoemde landen toegenomen, met uitzonde-
ring van de Vereenigde Staten, waar zij met 224.540
B.R.T. en van Nederland, waar zij met niet minder
dan 353.701 B.R.T. of 2O pCt. verminderde.
In den-
zelfden
tijd
is deze tonnage in Noorwegen bijkans
verdubbeld. De aandacht verdient, dat deze groep,
die in de internationale cdncurrentie verreweg de
hoofdrol speelt, in totaal, afgezien van nationale ver-
schuivingen, slechts weinig wijziging ondergaat. De
hier bedoelde tonnage nam van 27 millioen in 1930
tot 30 millioen in 1934 toe; daarna is zij met A
millioen teruggeloopen. Het geringe verschil ver-
klaart eenigszins, hoe weinig verandering de bedrijfs-
toestand in de groote vaart de laatste jaren heeft
ondergaan.
H. E. SOHEFFEa.

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam Amsterdam
Totaal
Artikelen
30Aug I5SeptI Sedert
Overeenk.
3OAug./sSept.I
Sedert
Overeenk.
19
36

1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935
1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935
1935

6.77.9
646.544
1300.421

8.311 13.842
654.855 614.263
1.636
156.094
148.062

1.976
701
158.070
148.783
65
19.414
14.220

350

19.764 14.220
Boekweit ………………
MaIs ………………
506.882
515.683
4.116
108.968

.
86.601
615.850
602.284

Tarwe

………………

5.873
206.597 212.451

12.994 23.523 219.591
235.974

Rogge

………………

4.505
67.535
95.441 200 880
1.660
68.415
97.101

6.1
.57

6.918
169.440 130.734
1.885
144.916
258.461
314.356 386.195

Gerst

……………..
Haver

……………..

900 35.867
31.868

175

36.042 31.868

Lijnzaad

……………
Lijnkoek ……………
585
24.895
13.792
170
6.536
4.387 31.431 18.179
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten 390
21.736
19.499
25
1.101
2.280 22.837 21.779

9 September
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

651

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
N d IDisc.Wissels.
Bel.Binn.Eff
3 7
Juli ’36
Lissabon ….
41 5Mei ‘SC
’36
Bk

31 7
Juli
Londen ……
230 Juni’32
IVrsch. inR.0
+ 7
Juli ’36
Madrid …….5

9
Juli ’35
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
4
1Feb.’34
Batavia……….
4

1 Juli ’35
Oslo

……..

+
22Mei’33 Belgrado

……..
5
lFebr.
’35
Parijs

……3

9
Juli’36
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……3

1 Jan.’36
Boekarest ……..
+
15Dec.’34
Pretoria

….
3+15Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..+
18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

.. 21
1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….

3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5

21Oct.’35
Weenen ……

+
10Juli’35
Helsingfors ……
4

S
Dec.’34
Warschau…. 5
260ct.’33
Kopenhagen

….
3
22Aug.’35
Zwits. Nat. Bk.
2+
3
Mei’35

OPEN MAJtKT.

1936

5

31 Aug.!

24129

17/22
Sept.

5 Sept.

Aug.

Aug.

1935

2/7
Sept.

1934

318
Sept.

1914

20124
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1
1
18
11183182)
1’I4-1,6

1
1
14
3
18
5
°h,
3
1
18-I16
Prolong.
1
1
2)
1
1114
5_113
1
211
4
-31
4

Londen
Daggx1…
1
/2-I
‘I,-I
1’1
‘!,-1
1
13.1
3
14
-1

1
3
14-2
Partic. disc.
1
132J16
1
13I16
17
132_
5
116
1
7I32_5I16
0116.618
i4116
4114_314
Bert/in
Daggeld…
31/
4

3_314
2
3
14-3
3
18
2
1
4-3
3.
1
12
45112

Maandgeld
27/-3
2
7
18-3
2
3
14-
7
16
2
3
4-
7
18
2314-31/4

412-6

Part, disc.
3
3 2
7
18-3
2
7
I8
3
331
4

2
1
18
112
Warenw. . .
4_11
4_114
4_
1
14
4_11
4

4.11
3

4_11

New York
Dageld
1)
1 1
1 1
114
1
131
4
211
3

Partic.disc.
11
4

11
4
2)
2/4
1

1
14

1
6
116
5
116

1)
Koers van 4 Sept. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vr1jdag.
2
)115 Sept.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Dafa
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bal avla
York)
8)
*)
8)
8)
1)

1 Sept. 1936
1.47%
7.41%
59.23
9.69%
24.85+
100%
2

,,

1936
1.47%
7.41%
59.22+

9.69%

2
4.85+
100%
3

,,

1936
1.47%
7.41%
59.23
9.69%
24.87
100%
4

,,

1936
1.47%
6

7.42%
59
.
2
3+
9.70 24.89
100%
5

,,

1936
1.47%
7.42%
59.24
9.70
24.89
100%
7

,,

1936
1.47K
6

7.42%
59.23 9.70
24.90+

100%
Laagste d.w1)
1.47
7.40%
59.20
9.69%
24.84
100%
Hoogste d.w
1
)
1.47%
7.42%
59.27+ 9.70% 24.92
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

af a
ZW1t

serland
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
9
t)
rest
1)
*8)
8*)

1 Sept. 1936
48.01

6.08+
1.10


2

1936
48.01

6.09
1.10


3

1936
48.01

6.09
1.10


4

1936
48.03

6.09
1.10


5

1936
48.04

6.09
1.10


7

1936
48.03%

6.09
1.10


Laagste d.w
1
)
47.98
27.70
6.07
1.05
11.60
Hoogste d.w’)
48.05
27.85
8.11 1.15
11.70
Muntpariteit
48.003
1

35.007
7.371 1.488
13.094 48.52

D ata
Stock-
holm
8)

Kopen-
hagen8)
°
o
t *
Hel-

J,!f
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

1 Sept. 1936
38.22+

33.10
37.22+

3.26
41%
1.47%
2

,,

1936
38.22+

33.10
37.25
3.27
419/
4

1.47%
3

,,

1936
38.25
33.12+
3
7.27+
3.
27+
41′
1.47%
4

,,

1936
38.
2
7+
33.15
37.30
3.
2
7+
4 1 1V
16

1.47%
5

,,

1936
38.27+

33.15
37.30
3.27+
41%
1.47%
7

,,

1936
38.30
33.15
37
.
32
+
3.27+
41% 1.47%
Laagste d.w’)
38.10
33.-
37.15
3.22
41
1.47
Hoogste d.w
1
)1
38.37+

33.25
37.40
3.30
42%
1.47%
IVluntpariteit 166.671
.

66.671
66.671
6.266
95%

2.1878
9
Noteering te Amsterdam.
8*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data

L.

1 Sept.

1936
5,0311/32
c
58
K6
40,22
67,91
2

,,

1936
5
,
0313
/32
6,58%
40,23 67,92
3

,,

1936
5,0325/33
6,58K
6

40,23%
67,91
4

1936
5,0321/
33

6,58%
8

40,24
67,89
5

1936
5,03
19
/
33

6,58%
40.23
67,89
7

1936



9 Sept.

19351
4,93%
6,59%
40,23 67.58
Muntpariteit..
1

4,86
3,90%
23.81%
40

KOERSEN TE LONDEN.

Plaat sin
en
Landen
Noteerings-
eenheden
22
Aug.
1936
29Aug.
1936
31
Aug.15 Sept.’36
LaagstelHoogste
5
Sept.
1936

Alexandrië..
Piast.p..6
97X
97y
2

97% 97%
97%
Athene

….
Dr. p.
529 529
530 530 530
Bangkok. …
Sh. p. tical
1110
3
9
e

1110k
‘/’°T5
1/10
7
8
3

1/1078
v

Budapest
1
)..
Pen. p. £
27
27 26
28
27
BuenosAires
2

p.pesop.
17.97+

17.90
17.70
17.90
17.87+
Calcutta . . ..
Sh. p. rup.
1/6%
1/6%
1/6
3
1
33

1/6
6
1
88

1/6%
Constantin..
Piast.p.0
628 628 628 628 628
Hongkong . .
Sh. p. $
1/2%
112
28
1
32

1/213
1:3 1/2
29
1
82

Sh. p. yen
112%
1/2%6

112′ 32
128112
112%
Lissabon….
Escu.p..c
110%
6

11031,
0

110
110%
110%6

Kobe

…….

Mexico

. .. .
$ per £
18.10 18.40 17.90 18.90 18.40
Montevideo
2
)
d.perc
24%
25
24% 25%
2534
Montreal

..
$ per £
5.03%
5.03
5.02%
5.04
5.03%
Riod.Janeiro
d. per Mil.
2
51
1
64

2′
225
1
2
27
/
82

2′
Shanghai

. .
Sh. p. $
112
18
1
52

1/2
1
8/
39

1/2% 1/2%
‘1213/sa
Singapore ..
id. p. $
214
6
1
33

214
5
1
33

2
11
4%
6

2j4
2/4
6
/
33

Valparaiso 6).
$ per £
131% 131%
1311,5
131% 131%
Warschu ..
Zl. p. £
26%
26%
26%
27
26%
0 (3ffi,’

nnt

Ç

Ano

11471,

23
(lIft,.
,, n+


,,nf
m
tn
‘l’O6; 26Aug’ 17.05; 28 Aug. 1703;31 Aug.
17.02; 2 Sept. 17.00.
3)
Oftic. not. 19 Aug. 38
3
/4; 27 Aug.
393/4;
28 Aug.
38
1
i16; 29 Aug. 38′ ; 3 Sept. 38J9; 4 Sept. 38
3
14; 5 Sept. 3811116. 4) Id. II Mrt.
1935 4114. 5) 90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8)

Londen’) N.Yorkt)

Londen
1 Sept. 1936.. 19% 44%

1 Sept. 1936…. 138/2+
2 ,,

1936.. 19%

44%

2 ,,

1936…. 13813
3 ,,

1936..
192f

44%

3 ,,

1936…. 138,
2
+
4

1936.. 19%

44%

4 ,,

1936…. 138/+
5 ,,

1936.. 19%,,

5 ,,

1936…. 138/1+
7 ,,

1936.. 19%

7

,

1936…. 13811+
9 Sept. 1935.. 29%,,

65%

9 Sept. 1935…. 14112
27 Juli 1914.. 24% 59

27 Juli 1914…. 84110%
1) in pence p. oz.stand.
2)
Foreign silver in $c. p.oz. line.
3)
in sh. p.oz. line
STAND VAN

9 RIJKS KAS.
Vorderingen.

/ 22Aug1936 1 31Aug.1936
oa,uu van S IUJKS ocna,tsr oIJ ue lie-
derlandsche Bank …….. . ………
f
55.054.062,92
/ 37.909.650,67
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten

42.804,39
,,

442.870,45
Voorschotten

op

ultimo

Juli

1936
a/d. gealeent. verstr. op a. haar uit te

.

keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gen.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
1.114.030,86
1.114.030,86
,,

89.530.686,36
,,

87.505.451,01
Voorsch,tten aan Ned.-lndië ………
Idem aan

Suriname ………………
,,

12.364.619,32
,,

12.479200,73
Kasvord.weg.credietverst. a/h. buitenl.
.• 117.038.957,96
• 116.818.111,23
Daggeldleeningen tegen onderpand..

,,

3.000.000,-
Saldo de,’ postrek. v. Rijkscomptabelen
Vord. op andere Staatsbedrijven 1)….

37.102.087,13

4.188.310,30
,,

30.263.819,49
,

1.868.099,14
Verstr. ten laste de,’ Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…

35.923.706,40
1

34.281.210,52
Verplichtingen
vuursenot uoor ue lNeu. nana Ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkisibiljetten in Omloop ………
1435.012.000,-
f435.012.000,-
97.490.000.-
Zilverbons in Omloop …………….
1.168.568,-
.

1.167.702,50
Schuld

op

ultimo

Juli 1936 aan de

Schatkisipromessen in omloop ……..98.290.000,-

gem. weg. a. h.uitte keeren hoofds.d.

.

pers. bel., aand. i. d. hootds. d. grondb.

..

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
bel, en op de vermogensbelasting


Schuld aan Curaçao’) …………….
Schuld asn het Alg. Burg. Pensioenf. 1)
Id. a. h. Staatsbedr. P.T. en

,,

981.195,35
,,

346.524,59
,

1.022.160,47
,,

353.067,96
der

T. 1)
Id. aan andere Staatsbedrijven 1)
89.113.174,91

.

,,

77.012.939,17
2.790.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ……….
104.044.378,66
, 104.049.384,36
‘) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
29Aug. 1936
1

5 Sept. 1936
Vorderingen:’)
/

763.000,-
-.
Saldo Javasche Bank

…………….
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
726.000,-
f

266.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas

Rijksinstell.
e.a.
Schatkisipromessen in Omloop …….
87.505.000,-
,,
4.250.000,-
92.525.000,-
,
,,

4.250.000,-
2.000.000,-
2.000.000,-
Schuld asn het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,

1.264.000,-

..

1.264.000,-
Schatkisibiljetten in omloop ……
…..

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
839.000,-
,,

822.000,-
Belegde kasmiddelen Zeltbesturen…
850.000,-
.

850.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,

275000,-
1) Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 15 Aug. 1936
f
48.696.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
c’
atie
Andere
opeischb.
Discont.

25 Juli

1936..
736 1.063 507
630
1.481
18

1936..
737
1.070
506
617
1.469
11

1936..
739
1.165
515 608
1.438
4

1936..
738
1.198 512
608 1.461
27 Juni

1936..
759
1.209
461 607
1.417
1Juli

1914..
645 1.100 560 735
396
) Slultp. Oer activa.

652

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Séptember 1938.

STATISTISCH OVERZICH1

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
GERST
j

.
. –
DRUIVEN
TOMATEN
VROEGE
RUND.
VARKENS-
ani
0
a
oco
kg Bahia
La Plata
g
a

a a
La Plata



B’ack
Alicante
A
APPELEN
(versch) (versch)
Rotterdam/

Blanca loco
R’dam/A’dam loco R’dam/A’dam
.

.

loco R’damfA’dam
,

per kg
per 100 kg
k
per 100

g

per
ioo
kg
per 100 kg
per 100 kg.
per

kg.
per 2000 kg. per 2000kg.
per 1960 kg.

Westand
Westland
GOOt
Rotterdam
Rotterdam

f1.
°/o
f1.
11
f1.
01
f1.
Of
fi

0
(0
fi
0
10
fl

1
01
0

f1.
O
Jo
f1.
O(
fi
O/
.

192517.20100,0
13,075
100,0
231,50
100,0236,00100,0
462,50
100,0
– –
.

1926
15,90
92,4
11,75
899
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9

1927 1928
14,75 13,47
85,8
783
12,47
5

13,15
95,4
100,6
176,00
226,00
76,0
97,7
237,00 228,50
100,4
96,8 362,50
36300
78,4 78,5

080

100,0

20,-

100,0

4,93

100,O

93,-

100,-

77,50
100,
1929
12,25
71,2
10,87
6

83,2 204,00
88,1
l7,75
76,2 419,25
90,6
0,64 80,0
16,-
80,0
3,15
63,9 96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67 56,3
6.225 47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0.
.
0,62
77,5
20,-
100,0
4,12
83,6
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
0,49
.61,3
14,50
72,5
4,95
100,4
88
1

94,6
48,-
61,9
1932
5,22e
34
4,62
5

35,4 77,25 33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
0,41
51,3
11,50
57,5
1,69
34,3
61,-
65,6
37,50
48,4
1933
5,02
5
29,2
3,55
27,2.
68,50
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
0,31
38,8
8,21 41,1
0,85
17,2
52,-
55,9
49,50
63,9
1934
3,67e
21,4 3,32
5

..
25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8 0,27
33,8
5,53 27,7
3,23
65,5
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,125 24,0 3,07
5

23,5
61,25
26,5
68,00
28,8
131,75
28,5 0,29
36,3
6,64 33,2
3,14
63,7
48,12b
51,7 51,62
5

66,6

Juli

1934
3,80
22,1
3,30
25,3
71,50
30,9
78,75
33,4
151,25
32,7
8,28
41,4 3,52 71,3
63,-
67,7 44,62
5
57,6
Aug.
4,37 25,4
4,27
32,7. 83,25
36,0
93,50
39,6
159,25
34,4
0,35 43,8
5,89 29,5
2,93
59,4
63,95
68,8
43,30
55,9
Sept.
,
4,-
23,3
4,15
31,7 77,25 33,4
93,25
39,5
145,50
31,5 0,25
31,3
2,02
10,1
63,55
68,3
42,62
55,0
Oct.
3,50
20,3

3,70 28,3 69,50 30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
0,21
26,3 5,92 29,6

—————————–

60,70
65,3
42,12
54,4
Nov. •
3,50
20,3 3,45 26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
53,75 57,8 44,50
57,4
Dec.
20,1
3,55 27,2
76,25
32,9
91,00
38,6
134,00
29,0
53,15
57,2
44,65
57,6

Jan.

1935
3,30
19,2
3,52
5
27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
.
_
53,62
5

57,7
45,62
6
58,9
tebr.
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25
30,2
24,25
26,9 51,9
0

55,8 47,55
61,4
Maart
,,
3,20
18,6
3,07
5
23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
51,40 55,3 51,20
66,1
April

4,07
5

23,7
2,95 22,6 70,75 30,6
66,75
28,0
125,00
27,0 51,925
55,8 50,25
64,8
Mei

4,05 23,5
2,90
22,2 59,90 25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6
48,50
62,6
Juni
4,02 23,4 2,90 22,2
57,50
24,8 75,00
31,8
124,25
26,9














48,-
51,6
46,12
59,5
.
Juli

3,925 22,8
.
2,55
19,5
54,50
23,5
66,75
28,3
124,50
26,9
• –

————–

10,19

50,9 4,24
86,0
48,-
51,6
47,376

61,1
.. Aug.
,,
4,25
24,7
.

2,626
20,1
55,25 23,9 64,50
27,3
132,25
28,6 0,42 52,5
7,29
36,5 2,03 41,2 44,80
48,2 52,55
67,8
.
Sept.
4,75 27,6

22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2 0,27 33,8
4,45 22,3
_
43,37
46,6
56,62
6

73,1
Oct.
,
4,95
28,8 3,35 25,6
57,75
24,9 64,75 27,4
142,75
30,9
0,19
23,8
4,61
23,1
46,07e
49,5
64,625
83,4
Nov
4,65
27,0
.
3,20 24,5
55,00 23,8
59,75 25,3
137,75
29,8
42,75
46,0
56,85
73,4

Dec.


5,15 29,9
3,40 26,0 56,75 24,5
60,75
25,7
146,50
31,7





















—–

44,75
48,1
52,25
67,4

Jan.

1936
5,45 31,7
3,52
5
27,0
56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1








——













44,-
47,3 50,87
5

65,(
Febr.

,,
5,225
30,4 3,40 26,0
55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0
43,77
5

47,1
48,25
62,
Maart

5,225
30,4
3,50
26,8 59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4


45,75
49,2
45,575

60,1
April

5,175
30,1
3,45 26,4
64,00 27,6
70,00
29,.7
147,25
31,8



—–

—-





—–

—-

—.

48,50
52,1
45,375

58,€
Mei

5,125 29,8
3,17
5
26,6
63,75
27,5
72,25 30,6
147,75
31,9

51,60
55,5
44,30
57,
Juni

.,
5,05 29,4
3,45
26,4
66,00
28,5 71,50
30,3
154,00
33,3



——

—-









—-


54,15
58,2
46,25
59,7
Juli
5,625
32,7
3,65
2,9
71,75
31,0
74,75 31,7
162,50
35,1


7,47



——

—-





——

—-


37,4
2,06
41,8 57,35
61,7 47,75
61,(
Aug.
6,35
36,9
4,025 30,8 84,00
36,3
88,00 37,3
170,00
.
36,8
0,53 66,3
4,55



——

—-


22,8
2,81
57,0
60,40
64,9 50,20
64,8
31

,,
6,05
35,2

30,6
83,50
36,1
87,50
37,1
165,00 35,7
0,46 57,5
4,07
20,4
3,53 71,6
64,
5
)
68,8
53,50
5
)
69,C
7 Sept.
6,15
35,8
4,-
30,6 84,50
36,5
82,50
35,0
165,00
35,7
164,_6)
68,8
53,-
6
)
68,1 1)
Men zie voor
de
toelichting
op
dezen
staat
de
nos. van 26 Mei
8, 15
1930
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en
vanaf
15 Febr.
26 Mei
1933.
2)

1930 tot
TQt Jan.
23 Mei
1931
1932
hard
74 kg Zuid-Russische;
Winter
No. 2 van Jan. 1931
van 23 Mei
t
19
tot 16 Dec. 1929
Van 23 Mei-19
American
Sept.
1932
No. 2, van
No. 3. Van
16 Dec.
19 Sept. 1929 tot
’32
tot 24
Juli
1
33
kg
7415

62163 kg
Hongaarsche;
Z.-Russ. Van
24 Juli
’33-7 Oct.
’35
64165 kg
La Plata.
Van
7 Oct.
’35-18
Mei ’36 62163k

Vervolg
STATISTISCH
OVERZICH

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN

.
DIVERSEN

STEENKOLEN Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
.
KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
1

011

1fl.
Gulf exp.
A ge aiide
usra
ls,c
Australische,
HUIDEN
SALPETER
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
64166°
$cts.
per
Middling
locoprijzen
F.

F.
Sakella-
r
F
.

0.
00
1e

,
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Gid. per
100
kg
R’dam/A’dani
p

S.
er bairel
U.S.
gallon
New-York
rides
LivmoI
rpo
oco
erib
or
P

.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f1
O
ft
$
01
$cts.
°lo
$
cts.
°jo
pence
U
f

pence
0j
pence
01
0

pence
°l
11. Olo
11.
0j
1925
10.80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4 47,25 85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3 7,27
77.8 48,50
88,2 26,50 89,8
40,43
116,5
11,48 95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98 67,2 20.00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
.51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17.05
58,2
6,59
70,5
39,-
.70,9
25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,13
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04
33,9
8,60
37,0
7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50 30,3 6,45
27,7
5,21 17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8 0.45 26,8
3,61
24,3 6,75 29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50 32,2
13,26
38,2
6,18
51,5
1934
6,20
57,4 0.63 37,5 2,88
19,4
7,35
31.6
5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11
50,8
1935
6,05
5,60 0.625 37,2 3,02 20,3 7,05
30,3
5,16
17,6
2,96
31,7
16,75
30,5
.
8,50 28,8
12,54
36,1
5,89
49,1

Juli

1934
6,15
56,9
0.62
36,9
2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83 30,3
17,00
30,9
9,00
30,5
11,50
33,1
6,30
52,0
Aug.

,,
6,15
56,9
0.62 36,9
2,68
18,0
7,85
33,8
5,32
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9 5,80
48,3
Sept.

,,
6,00
55,6
0.62
369
2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
5,85
48,8
Oct.

,,
6,00
55,6
0.62 36,9
2,60
17,5
7,40
31,8 4,93
16,8
2.57 27,5
15,00
27,3
8,50
28,8
12,50
36,0
5,90
49,3
Nov.
6,10 56,5 0.62
36,9
2.53
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6
5,95
49,0
Dec.


6,05
56,0
0.62 36,9
2,76
18,6
7,50
32,3
5,43
18,6
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
11,25
32,4 6,05
50,4

Jan.

1935
6,05 56,0 0.625
37,2
2,97
5

20,0
7,55
32,5 5,38
18,4
2,99
32,0
14,75
26,8
8,25
28,0
10,75
31,0
6,15
51,3
Febr.
6,05
56,0 0.62
5

37,2 2,75
18,5
7,50
32,3
5,24
17,9
3,–
32,1
14,00
25,5 7,75 26,3
10.50
30,3
6,20
51,7
Maart
5,90
54,6
0.62
36,9
2,74
18,4
6,80
29,2 4,85
16,6
2,79
29,8
13,75
25,0 7,50
25,4
10,25
29,5
6,25
52,1
April
6,00 55,6 0.63 37,5
2,99
20,1
7,05
30,3
4,89
16,7
2,89 30,9
14,75
26,8 8,00
27,1
10,75
31,0
6,30
52,0
Mei
6,05 56,0 0.62 36,9 2,975
20,0
7,30
31,4
4,96
16,9
3,07
32,8
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9 6,30
.52,0
Juni
6,05
56,0 0.62 36,9 3,15 21,2
7,-
30,3
4,82
16,5
2,98
31,9
16,75
30,5
8,50
28,8
12,-
34,6 6,30
52,1
Juli
6,05 56,0 0.62 36,9
3,11
5

21,0 7,25
31,2
4,82
16,5
3,08
32,9
18,25
33,2
9,00
30,5
11,75
33,9
5,40 45,(
Aug.

,
6,15 56,9
0.62 36,9 3,08
20,7
6,80
29,2
4,91
36,8
2,83 30,3
18,25
33,2
9,25 31,4
12,-
346
5,40
45,(
Sept.
6,10
56,5 0.620 37,2 2,85
19,2
6,40
27,5 4,95
16,9
2,63
28,1
18,25
33,2
8,75
29,7
14,50
41,8
5,50
45,1
Oct.

,,
6,05 56,0
0.62
5

37,2
3,-
20,2
6,70
28,8 5,30
38,1
2,96
31,7
18,50
33,6
.

8,75
29,7
16,-
46.1
5,55
46,3
Nov.

,,
6,05
56,0 0.62
36,9
3,17
21,3
7,05
30,3 5,90
20,2
3,36 33,8
18,75
34,1
9,00
30,5
16,-
46,1
5,60 46,
Dec.
6,05
56,0
0.62 36,9
3,39
22,8 7,05
30,3
5,91
20,2
3,15
33,7
18,50
33,6
8,75
29,7
14,25
41,1
5,70
47,1

Jan.

1936
6,15 56,9
0.61
5

36,6
3,39
22,8
7,05 30,3
5,82
19,9
2,91
31,1
19,25
350
9,00
305
33,4
15-
15,-
432
43,2
5,80 5,85
48,3 48,1
Febr.


Maart

,
6,15
6,35
56,9 56,9
0.61
0.61
5
36,3
36,6 3,45 3,47 23,2 23,4
6,80 6,75 29,2 29,0
5,49
5,57
18,8 19,0
2,74 2,79 29,3
29,8
19,25 19,75
35.0
35.9 9,25
9,50
32.2
14,25
41,1
5,90
49,3
April
6,20
57,4
0.63
5

1

36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,47
18,7
2,73
29,2
19,75
35,9
9,50
32,2
14,-
40,3 5,95
49,1
Mei

.
6,25
57,9
0.61
5

36,6
3,43
23,1
6,90
29,7 5,42
18,5
2,67
28,6
20,00
36,4
9,50
32,2
13,75
39,6
6,-
50,1
Juni
6,30
58,3
0.61
5

36,6 3,36
22,6
7,10
30,5
5,43
18,6
3,34 35,7
19,25
35,0 9,25
31,4
13,-
37,5
6,-
50,(
Juli
6,25
57,9
0.63
5

36,6
3,25 21,9
7,80 33,5
6,24 21,3
3,60
38,5
19,25
35,0-
9,25
31,4
13,-
37,5
6,-
50,(
Aug
6,30
.

58,3
0.6l
36,6
3,20
21,5
7,20
33,0
6,60
22,2f
3,42
36,6
19,75
35,9
,.

9,25
31,4
13,50
‘38,9
6,-
50,1
31
,

,,

,,
6,30
58,3 0.615
36,6
3,25
2
)
21,9
695
29,9
6,30
4
)
21,5
3,374)

36,6
19,75
6
) 35,9
.
9,255)
33,4
13,50
8
)

38,9
6,-
50,(
7 Sept.

,,
6,30 58,3
0.615
3)

36,6
3,25
3
)
23,9
7,05
3
)
30,3
6,34)
21,7
3,375)

36,6
19,15
7
)
35,9
9,50
7
)
32,2
-‘
6,-
50,1
1)
Jaar- en maandgemiddelden
afgerond
op
1J

pence.
2)
29
Aug.
1)5

Sept.
4
)26 Aug.
5)
2 Sept.
6)

27 Aug.
7)
3Sept.
0)18
Aug.
9
)25
Aug.
10
)6
Aug:

September 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

653

AN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)


ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
.
KAAS
Edarnmer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland

I
GIETERIJ-
ZINK
1

GOUD
ZILVER
per
kg
Heffing

Alkmaar
Gem.
not.
Standaard
I
Locoprijzen
Locoprijzen
Foundry
IJZER
Locoprijzeni
cash cash
Leeuwar-
Crisis

Fabrieks-
Eiermijn
Locoprijzen
1
Londen Londen
No.3f.o.b.
(Lux
III) p.
Londen
t

Londen
Londen per
derComm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
per Eng. ton
per Eng.
ton
Middlesb.
Eng. t.
f.o.b.
per
I

per ounce
Standard
Noteering
Centr.

ki. m/merk
p. 100
st.
per Eng.
ton
per Eng.ton
Antwerpen
Eng.
ton
fine
Ounce
persokg.
1
Sh.
sh.
01
– –
0
10
sh.
01
pence
01
0

r

110
1E
ii:

0
10
f1.
Oj
010
110
‘T
11
Olo
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0
36.8
1
6
100,0
261.17/-
100,0 731- 100,0 671-
100,-
36.316
100,-
85/6
100,-
32’/
Is
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28111
16

89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
55.141-
89,7
24.41-
66,4
290.41-
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.101- 78,8 851-
99,5
26
3
1
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26116
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.141- 121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
85/-
99,5
24
7
/16
76,2
1930
1,66
71,9

38,45 68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.1/6 49,6
142.51-
54,3
67/-
91,8
5916
88,8
16.171-
48,6
851-
95
17
13
(
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3 36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
1082
1331t
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5 4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
23,6
92.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.16!-
27,1
1181-
138,0
12
7
/8
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35.6
7.1716
21,6 131.181-
50,4
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124/7
3
14
145,8
12
3
18
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45
37,6
18.1416
30,2
6.15(6
18,6
141.1916
54,2
40/-
54,8
3317
50,1
8.9/-
23,4
13717314
161,0
131116
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
19.116
30,7
8.1116 23,5
134.1616
51,5
3916 54,1 3318
50,2
8.101-
23,5
142(2
166,3
17
1
/16
55,1

Juli’34
0,40
17,3
1,-
2150
38,4
2,81
30,6
18.11jJ
29,9
6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111
161,4
12
3
(4
39,7
Aug.,
0,43
18,6
1,-
2090
37,3
3,32
1

36,2
17.61-
27,9
6.141-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
40,5
Sept.,
0,43
18,6
1,-
18,12
5
32,4
3,31 36,1
16.101-
26,6
6:516
17,2
137.171- 52,6
3916 54,1
3216
48,5
7.171-
21,7
141/-
164,9
13
1
(
40,9
Oct.
,
0,43
18,6
1,-
17,37
5
31,0 3,95
43,0
16.31-
26,0
6.61-
17,3 137.1916
52,7
3916
54,1
32/6
48,5
7.71-
20,3
141110
165,9
14
43,6
Nov.

0,47
20,3
1,-
17,-
30,4 4,52
5

49,3
16.11/6
26,7
6.81-
17,6
139.81-
53,2
40/-
54,8
3216
48,5
7.716
20,4
139/6*
163,2
14
7
18
46,3
Dec..
0,54
23,4
0,95
15,12
5
27,0
4,07
44,3
16.161-
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,5
3916
54,1
3411
50,9
7.416
20,0
14016*
164,4
14/I8
45,7

lan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5

34,0 16.191- 27,3
6.51-
17,2
138.111-
52,9
3916 54,1 3416
51,5
7.616 20,4
141110*
165,9
14
3
14
45,9
1eb. ,,
0,52
22,5
0,95
14,375
25,7
3,20 34,9
16.41-
26,1
6.41-
17,0
136.81-
52,1
3916
54,1 3416
51,5
7.316
19,8
14218
166,9
14j59
46,1
Mrt.
,
0,37
16,0 1,02
5

13,30
23,8 2,74 29,8
16.81-
26,4
6.716
17,5
124.516
47,5
381-
52,1 3319
50,4
7.-!-
19,4
14715
172,4
15314
49,0
Apr..
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,31
5

25,2
18.81-
29,6
7.516
20,0
131.-16
50,0
3816
52,7
3316
50,0
7.111-
20,9
14415
168,9
18/16
56,6
Mei
,
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
5

26,0
20.-!-
32,2
8.616
22,9
135.516
51,7
391-
53,4
3316
50,0
8.1516
24,3
142134
166,4
20
62,3
luni
,
0,41 17,7
1,-
11,95
21,3
2,41
26,3
18.161-
30,3
8.1116
23,5
136.516
52,0
3916 54,1 3316
50,0
8.111-
23,6
14116
165,5
19
5
18
61,1
)uli

,
0,44
19.0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7 18.101- 29,8
8.131- 9.111-
23,7
26,2
140.1116
135.1216
53,7
51,8
3916
401-
54,1
54,8
3316
3316
50,0
50,0
8.10/-
8.1816
23,5 24,7
140110
14014
164,7
164,1
186119
17
7
18
57,0
55,6
Aug.,
Sept.,
0,46 0,58
19,9 25,1
l,07
0,97
15,10
20,25
27,0 36,2
3,315 3,16
36,1
34,4 19.151-
20.1016
31,8
33,1
9.1416
26,7
135.4j6
51,6
3916 54,1
3316
50,0
9.81-
26,0
1411-
164,9
17
9
116
54,7
Oct.

,,
0,65
28,1
0,89
19,87
5
35,5 3,95
43,0 21.316
34,1
11.31-
30,6
136.1716
52,3
3916
54,1 3316
50,0 10.-16
27,7
14118
165,7
17
5
19
54,9
Nov.,
0,59
25,5
0,94
16,90
30,2 4,69
51,1
21.2/6
34,0
10.15/6
29,6
135.1316
51,8
4016
55,5
3316
50,0 9.161-
27,1
141/34
165,3
17
9
116
54,7
Dec.,
0,57
24,7 0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
21.2/6
34,0
10.1-6

27,5
132-16
50,4
411-
56,2
3316
50,0
9.21-
25,2
141/1 165,0
156/
1
6
47,7

Jan.’360,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04
44,0
20.1616
33,5 9.61-
25,5
125.616
48,0
411-
56,2
3316
50,0
8.1516
24,3
140111
164,8
12
37,4
Feb.,,
0,61
26,4
0,92
5

17,37
5

31,0
3,375

36,8
21.316
34,1
9.131-
26,5
123.816
47,1
41/-
56,2
3316
1

50,0
9.316
25,4
140110
164,7
11151
59

37,2
Mrt.,
0,46
19,9
1,04
17.70
31,6
2,69
29,3
21.12(6
34,8
9.1916
27,3
127.1216
48,7
411-
56,2
3316
I

50,0
9.131-
26,7
1411-
164,9
11
53
159
36,8
Apr.,
0,44
19,0
1,025
16,82
5

30,0
2,49
27,1
22.516
35,9
9.141-
26,6
125.17/-
48,1
41!-
56,2
3316
t

50,0
9.31-
25,3
140194
164,7
1248
37,7
Mei,,
0,47
20,3
0,99
18,75
33,5
2,52
27,5
22.616
36,0
9.916
26,0
123.12/-
47,2
41/6
56,8
33/6
50,0
8.1816
24,7
140114
163,9
12
3
/8
38,5
luni
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69
29,3
22.4/-
35,8
9.2/6
25,1
112.5/-
42,9
41/6
56,8
33/6
50,0
8.1416
24,1
138(114162,5
12
1
159
37,5
Juli
0,60
26,0
0,81
19,35
34,6
2,91
31,7
2215f-
36,6
9.1416
26,7
114.416
43,6
4416
61,0
33/6
50,0
8.71-
23,1
138/94
162,3
12
37,4
Aug.
0,62
26,8
0,80
1787
5
31,9 3,315
36,1
23.7/-
37,6
10.4/6
28,1
112.6!-
42,9
44(6
61,0
33/6
50,0
8.7/-
23,1
138(44
161,8
11
7
/8
37,0
31
0,63
7
)
27,3
0,80
I6,0
1
)
29,5 3,25 35,4
23.716 37,7
10.81-
28,6 115.31- 44,0
44(6
61,0
3316
50,0
8.8/6
23,3
13813
161,7
11
15
/56
37,2
7Sp..
0,618)
26,4 0,80
16,50
6
)
29,5
3,40
37,0
23.131-
38,1
10.1916 30,1
116.1616
44,6
4416
61,0
3316
50,0
8.61-
22,9
138114
161,5
11
1
5/1
37,2
Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata.
3)
Tot Jan. 1928 Western vanaf Jan. 1928
t 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russisctse.
-Russische.
5
)28 Aug.
6)
4 Sept.
7)
27 Aug.
8)
3 Sept.

AN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S T
E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE

per

1/

kg.

RUBBER SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Kolo-
basis 7″ f.o.b.
Zweden!
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
AfI.
N.

theev.

Finland
,
per
f. m.
s.
Locoprijzen
Sheets
suiker
loco
A’dam gem. pr
.
Grond-
nlale
per standaard
per

per
50kg c.i.f.
per
100
kg
Rotterdam
loco
Londen R’danllA’dam
Java- en Suma-
stoffen
pro-
van 4.672 M
3
.
1000
stuks

1000
stuks
Nederland
Amsterdam
per Ib.
per
100
kg.
trathee
p. 1/
7
kg.
ducten

o(
f
o(
s

sh.
O(
f
01
0

ets.
0
10

0.
O/

1
ets.
O/
1925
159,75
100 15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
2/11,625
100,0
18,75
‘100,0 1
84,5
100,0
100,0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6 19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8 55,375 90,2
21-
67,4
17,50
93,3
t
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50 100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5

90,9 46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9 49,625 80,9 -110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929 246,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,37
5

76,3
50,75 82,7 -110,25
28,8
13,-
69,3 69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,629
63,1
32

1
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2 60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25

1
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.8
2932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24

1
39,1
-11,75
4,9
6,32
5
33,7 28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30 25,9 21,10

1
34,2
-12,25 6,3
5,525 29,5 32,75
38,7
35.2
34.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
1316
31,8
6,90
19,2
16,80

1
27,4
-13,875
10,9
4,076
21,7
40

47,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2
7,25
46,8
8,75
46,1
1315
31,6
9,15 25,6
14,10
23,0
-13,625
20,2
3,85 20,5
34,50
40,8
33.6.
29.0

Juli’34
77,50
48,5 7,50 48,4
10,-
52,6
13111
32,7
6,92
5
19,3
16,75
27,3 -14,375
12,3
3,975

21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
Aug.,
75,50
47,3 7,25 46,8 9,50
50,0
12110
30,2
6,87
5
19,2
16,50
26,9
-14,5
12,6
3,976 21,2
39,75
47,0
33.9
31.4
Sept.,
73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
12/5
29,2 6,65
18,5
16,50
26,9 -14,5
12,6
3,72
5

19,9
33,50
39,6
33.1
29.5
Oct. ,,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1117
27,3
6,70
18,7
16,50
26,9
-14,125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8
32.7 27.8
Nov.

73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1213
28,8
6,62
5

18,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,15

16,8
33
39,1
32.7 27.6
Dec.,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
12/8 29,8 7,175
20,0
16
26,1
-13,875
10,9
3,375

18,0
34,50
40,8
32.7
28.6

lan.’35
66,00
41,3
7,25 46,8
8,50
44,7
1411
33,1
8,77
5

24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
23,75 39,9
32.9 29.5

F
eb.
,,
66,00 41,3 6,75
43,5
8,25 43,4
1412
33,3
9,375
26,1
15,625
25,5
-13,75
10,5
3

45
18,4
32
37,9
32.4
28.9
Mrt.
,,
59,00 36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
1313
31,2 8,57
5

23,9
14,62
6

23,8
-13,25
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9 27.4
Apr.

60,00
37,6
7,-
45,2
8,25
43,4
2316
31,8 9,15
25,6
14,50
23,6 -13,375 9,5
4,15
22,1
31,25 37,0
32.1
26.5
Mei
,
57,50
36,0
7,-
45,2 8,25 43,4
1314
31,4
9,50 26,5
14,125
23,0

-/3,5
9,8 4,20 22,4
32,75
38,8
33.3 28.6
luni

57,50 36,0
.
7,25 46,8
9,-
47,4
13
1
3
31,2 9,07
5

25,3
13,87′
22,6

1
3,625
10,2
3,87
5

20,7
30,25 35,8
33.2 27.8
)uli
57,50 36,0
7,25
46,8
8,75
46,1 13
1
2
31,0
8,-
22,3
23,50
22,0

1
3,5 9,8
3,57′
19,1
30,75
36,4
33.4
,
.
27.1
Aug.:
58,25 36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
13
1
1
30,8
8,07
5

22,5
13,50
22
,0

1
3,5
9,8
3,526
28,8
32,50
38,5
33.7
27.4
Sept.
7

57,75 36,2
7,-
45,2
9,-
47,4
1315
31,6
8,47
5

23,6
13,50
22,0
.13,375
9,5 3,725
19,9
36
42,6
‘34.2 28.8
Oct.
,
56,50 35,4 7,25
46,8
9,25
48,7
2315
31,6
9,975

27,8
13,50
22,0

13
75
10,5
4,225
22,5
46,25
54,7
35.5
.
31.9
Nov.,
57,75
36,2 7,25 46,8
8,75
46,1
1313
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0

375
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
31.1
Dec.

58,00 36,3
7,50 48,4
9,50
50,0
1316
31,8
10,45
29,1
13
21,2
-/3,875
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4
30.4

lan.’36
63,00
39,4 8,25
53,2
10,-
52,6
141-
32,9
11,12
31,0
13
21,2
-14,125
11,6
4,32
5
23,1
39,50
46,7
35.5 30.9
1eb.
,
63,00
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
1413
33,5
10,625
29,6
13
21,2

‘-/4,375
12,3
4,12
5
21,3
38,50
45,5
35.6
30.6
Mrt.
,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
141-
32,9
9,776

27,2
13
21,2 -14,5
12,6
3,92′
20,9 37,25
44,1
35.8
29.9
Apr.
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
14
1
4 33,7 9,725
27,1
13
21,2

1
4,5


12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6 29.8
Mei
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
1513
35,9
9,526 26,6
13
21,2

14,5

12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 29.9
luni,
68,00 42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
17/1
40,2
9,90
27,6
13
21,2

1
4,5
12,6
3,85
20,5 36,50
43,2
35.3
31.0
juli
71,25
44,6
7,-
45,2 9,25
48,7
17
1
1
40,2
10,476
29,2
13,126
21,4

1
4,75
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug.:
73,25
45,9
18/-
42,4
10,82
5

30,2
13
21,2
-/4,625
13,0
3,55
18,9.
36,75
43,5
36.2
31.1
31
,,

,
78,00
48,8
18
1
9
9
)
44,1
II,-
30,7
13
21,2
-/4,625
13,0
3,50
18,7
36,75
10
)
43,5
36.5
1

-31.9
7Sep.,,
78,00
48,8
II,-
30,7
13
21,2
-14,6875
13,2
3,62
5

19,3
37,25
7)1

44,1
36.7
1

32.2
B. Alle Pondennoteer.ngen vanaf 21 Sept.’81 zijn op goudbasisomgerekend; de Doilarnoteeringen vanaf 20 April ’33 zijn in verhouding van de depreciatle
4 den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

654

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1936

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 7 September 1936.

Activa.
Binnen!. Wis-
1
Hfdbk.
f

20.131.240,06
sels,Prom… Bijbnk.
,,

400.643,05
enz. in disc.
J
Ag.sch.
,,

2.256.616,84

f

22.788.499,95
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……
,,

Idem eigen portef.

f

2.192.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgeL

,,
2.192.000,-
Beleeningen )nfdbk.
f

81.682.240,651)
mcl.
vrsch.
l,Bijbnk.
,,

4.748.795,59
in
rek.-crt
.tAg.sch.
,,

33.092.986,05
op onderp.J

f
119.524.022,29

Op Effecten……
f
115.722.722,20
1
)
Op Goederen en Spec.
,,

3.801.300,09

,,
119.524.022,29
1
)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,

6unt, Goud ……
f
125.604.175,- Muntmat., Goud
..
,,
570.608.034,07

f
696.212.209,07
Munt, Zilver, enz.

21.444.766,90
Muntmat., Zilver
..

,,
717.656.975,972)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
39.512.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ……………….

5.632.880,94
Staat d. Nederi. (Wetv.27/5/’32, S. No. 221)
11.958.329,12

f
923.864.980,40
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………
,,
6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….
,,
10.291.349,41
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
766.304.225,- Bankassigiaatiën in omloop

……….
,,
17.987,50
Rek.-Cour.Het Rijk
f

43.983.446,57
,(
saldo’s:

‘l,
Anderen
,,
71.835.682,80

115.819.129,37
Diverse

rekeningen ………………

,,
2.026.520,08

f
923.864.980,40

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
365.227.225,87
Minder bedrag aan bankbiljetten inom-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
913.068.065,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

…………………
1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndi6
(Wet van 15Maart
1933,
Staatsbiad No. 99)………..
f
68.518.450,-
1)

Waarvan in het buitenland………………………
,,
27.409.097,67

Voornaamste posten in duizenden guldens.

1
Goud
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data

1
_
_
ICirculatielopeischb.I
Metaal-
Ikings
1
Munt
1
Muntmat.I
1
schulden’
saldo
perc.

7 Sept.
‘3611256041
570.608
766.3041115.837
365.227
80
1

,,

’36l25604l
556.546
1

781.284!
98.517
352.282
80,0

25Juli’141
65.7031
96
.
410

310.4371 6
.
1
98
43.521
54

1

Totaal
Schatkist-
1
Belee-

1
penl
Divï
Data
1

bedrag
_
promessen
jgei
_
op het
1

reke-
Idiscontosjrechtstreeksl
buitenl.
1
ningen
1
)

7 Sept.
19361
22.788

119.524
2.192 5.633
1

,,

19361
24.898
1


129.502
2.192
1995

25 Juli

1914J

87.947

1


1

61.686 20.188
509
j
unuer
ue acilva.

JAVASCHE BANK.
1

Andere
1
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
1
opeischb.
1
metaal-
1
schulden
1

saldo

5 Sept.’3691
101.350
160.090 21.820 34.586
29Aug.’36
2
)
107.540
157.000
25.000
34.740

8Aug.1936i
161.408
22.132
34.708 88.064

1
20.060
1

,,

19361
88.062
20.198
157.591
28.305
33.901

25Juli19141
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842

Wissels,
1 1
Diverse
Dek-
Data
1

buiten
1

Dis-
1

Belee-

1
reke-
kings-
1

N.-Ind.
1

conto’s
1
ningen
1
ningen
1)
percen-
______________
1

betaalb.
1

1
lage

5Sept.’36
2
)
2.120
701800

13.400
59
29Aug.’36
2
)
2.550
72.060

11.560
59

8Aug.1936
2.659
11.325 1

53

20

10.429
59
1

1936
2.868
11.299

55.075

10.869
58
,,

25 Juli 1914
6.395
7.259

75.541

2.228
44
1
1 Sluitpost activa.
2)
Cl
Iers telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilj.
1
Bankbilj.
I

OtherSecurities
Data
_Metaal
1

in

_’in
Bankingl
Disc.andlsecurities
____ 1
circulatie
1
Departm.
_
1
Advances

2 Sept. 1936
1
246.498

1
445.784
1

59.621
1

10.621

1

19.086
26 Aug. 1936
245.844
443.409

61.346
1

9.202

17.814

22 Juli

1914
1

40.164
29.317 33.633

1
1

OtherDeposits
t

Dek-
Data
00v.
Sec.
Public
Depos.
Reserve1
kings-
Ban kers
Other
Accounts
1
perc.
1)

2Sept.’36
1

85
.708!
1
8.
0
53!
101.067!

38.762
160.7141
38,4
26 Aug.’36
1

84.758! 17.2301100.91]
1

37.840162.435140,0

22 Juli ’14
1

11.005

1

14.736

1

42.185
1
29.2971
52
vçIItvuunIg tIIbDLilCli flC,CI VC CII UCpUaIL..
BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
1
Zilver’
Te goed
in h t

Wis

waarvj
op het
1

Belee

Renteloos
voorschot
sels
buitenl.l
ningen
v.d. Staat

28Aug.36I54.511
6131
8
13.478!

1.242
5.495
3.200
21

,,

‘36154.674
6171
8
12.965!

1.241
5.685
3.200

23
Juli’
14
1
4.104

6401

1
L541
8_
769

Bons v. ci.
1

1
Diver-
1
Rekg.Courant
Data
zelfst.
sen
Circulatie
1

1
Zelfst.
1

Parti-
amort.
,,
1

Staat

Iamort.k.l culieren

28Aug.’36
5.640
1

2.485
1

84.324
1

172
1

1.351
1

7.037
21

,,

’36
5.640
1

2.521
1

83.617
1

407
t

1.320
1

6.856

23 Juli’14

1


i

5.912

1

401

1


1

943
.,
oIu;tpuaI dLLIVd.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tenl. circ.
dekking
en
ningen
banken
1)

geldende
cheques

31 Aug. 1936
1
69,4 21,5
1

5,6
4.693,2
64,5
22

,,

1936
1
70,4
22,5
1

5,5
4.266,2
41,5

30 Juli

1914 1.356,9

1


750,9 50,2

Data
1

Effec-
Diverse
1

Circu-
1

Rekg.-
Diverse
ten
Activa2)
j

latie

1

Crt.
Passiva

31 Aug. 1936
1

220,3
1

566,4
1
1

728,5
229,6
22

1936
1

220,6
t

560,4
4.138,4
1

692,9 217,1

30 Juli

1914
1

330,8
1

200,4
.

1.890,9
944,-
40,0
)
!.JIflJj4


W .U. flCIItCIIUdh!ItbLiICIItC 01, == flU5. 1C). 10
1
LA) 111111.
NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belga’s).

Data

Goud

’22

,

-..

Rekg. Crt.

1936
3

.0
C
Q

3 Sept.
k727
700

52

~1.348~

78
157
40
4.515
46
806
27Aug.
53
1.377
75
157
40
4.479
25
917

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad
Wissels

Data
cas
,,Other
1

Goud-
In her-
In de
Totaal
certifi-
h”
2)
disc. v. d.
1
open
bedrag
caten

member
1
markt
banks

1
gekocht

12Aug.’36
8.238,8
1

8.225,0
290,0
7,9

1
3,1
5

,,

’36
8.224,8
1

8.211,0
288,6
4,0
3,1

Belegd
1
JJ
in circui
Totaal
Gestort
Goud-
1

Dek-
1
Aluem.
1

I5ek-
Data
in U. S.
1
Gov.Sec.
1
Kapitaal
kings-
.
kings-
iatie
1
1 perc.
2
)
1

perc.
4
)

12Aug.’36!
2.430,2
1
3.983,5
1
6.790,9
1

130,2
1

79,2
5

,,

‘361
2.430,2 3.979,8 6.764,9
130,2 79,2

‘)
,jez.e eertiiicaten wcruen uuur ue oenaia,at aan ur
fÇCSCVC
DaIIIeu
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31 Jan.’34 van
100
op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not lnclude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelachbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
VerhoudIng totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmIddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. BES. STELSEL.

Dis-

t
1
I’
Totaal
I
Waarvan
Data
Aantal
conto’s

1

Beleg-
bij
de
depo-
time
leening.1
en

gingen
F. p
sito’s
deposits
beleen.

1
banks
1

5Aug.’361

1

8.316
114.029

1
4.786

1
26.936
1

5.015
29Juli ’36!

8.294
1
14
.08
4

1
4.859
27.048
5.015
UPUIOI Wall
land zijn In duizenden, alle overige posten In mlllloenen van de be-
treffende valuta.

Auteur