Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 968

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 18 1934

18 JULI 1984

A
UTEURBRECHT
VOORBEHOUDEN.

Economi*sch’
.
,Stati
‘ssti*sche

Be
,
r’l
‘sc

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEÔEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E
JAARGANG

WOENSDAG 18 JULI
1934

No. 968

• NEDERLANDSCH ECONOMISCH iNSTITUUT.

Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P.
van
der Mandele, Penning-
meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree; Ch. J.
I. M.
Welter; 0. j.
P. Zaalberg.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. N. J. Polak;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Ren gers; Jan Schilthuis; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnensesEl
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adiver
tenties: Nijgh (C van Ditsnar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘B.Graveflhage. Postchèque- en giro-rekening No.
745192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar.. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
• Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD.
Blz.

DE CONFERENTIE TE LONDEN VAN DE UNIE TOT BESCHER-

MING VAN DEN INDUSTR1EELEN EIGENDOM
door
Prof.

Mr.J. van Loon

……………………………
618

Werkverschaffing inNederland door
Meyer deVries.

620

Deeconomischetoestand Lvan China 1929-1933 door

Mr. W. J. L.van Es

……………………….
621

De sterftetafels1921-1930 …………………….
623

De Indische middelen over Maart 1934 …………..
625

BUITENLANDSCHË MEDEWERKING:

1-Jet economisch stelsel van het Nationaal-Socialisme

door

Dr. Oskar Klug……………………..
627

AANTEEKENINGEN:

De productie van margarine in Nederland

……..
629

De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……..
629

Koffievernietiging in Brazilië………………..
629

Vorderingen van Nederland op vreemde mogendheden
630

De algemeene staking te San-Francisco

……….
630

INGEZONDEN STUKKEN:

Concurrentiekracht der landen, door
J. Rensen,
met

naschrift van het Centraal Bureau voor de Statis-

tiek………………………………….
630

BOEKAANKONOIOINGEN:

Les Banques Commerciales 1925-1933 …………
632

MAANDCIJFERS:

Overzicht van de Indische middelen ……………
632

STATISTIEKEN
…………………………..633-036

Geidkoersen.

Wisselkoersen.

Bankstaten.

17 JULI 1934.

Qe in ons vorig overzicht genoemde noteeringen

voor lang schatkistpapier hebben zich in de afgeloo-

peii weék vrijwel kunnen handhaven. December papier

o% pOt., Januari op
13
/is
pOt., 234 jaars op 2¼’en

5jaars op 2% pOt. Het disconto voor prima bank-

accepten was onveranderd
°Iis
pOt., prolongatie 1

pOt., call %i pOt.

* *
*

.Op ‘de wisselmarkt bleef de
£-$
koers met minieme
schommelingen stabiel op 5.04. Het Pond Fluctueerde

tusschen 7.43 en 7.44, terwijl de Dollar zich tusschen

1.47% en 1.47% bewoog. De termijnmarkt voor Pon-

den en Dollars echter kenmerkte zich ‘door een ge-
‘drukte tendens. Het geringe a’gio voor een-maands

Ponden wijzigde zich in een disagio van ct., drie-

maands Ponden liepen terug tot pan. Termijn-Dol-

lars noteerden tenslotte voor een maand
‘ho
ct., voor
drie maanden Ys ct. d’isa’gio. Marken trokken aan van

56.45 tot 56.60, ‘hoofdzakelijk weer op vraag uit Lon-

den. Voor Zwitsersche Fraucs zette weer ‘de gebrui-

kelijke zomenhausse in, zij kwamen van 48,—
OP

48,15, terwijl Fransche Francs de langzame stijging

voortzetten en ‘op 9.74 sloten. Belga’s, na in ‘het mi’d-

den der week flauw te hebben gelegen op 34.44,

konden wederom tot 34.47 monteeren. Van de Zuid-
Amenikaansche valuta’s onidergingen Argentijnsche

Pesos een lichte rijzixig van 35% tot 36. Overigens

‘ha’d de handel zeer weinig te -beteekenen en de mees-

te valuta’s handhaafden zich op het vorig niveau.

De gou’dprijzen bleven onveranderd. Baren Am-

sterdam en Londen ca.
f
1.649,50. Sovereigns 12.09,

Eagles 2.47% en ‘gouden tientjes 10,10.

618

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli
1934

DE CONFERENTIE TE LONDEN VAN DE UNIE TOT BE-

SCHERMING VAN DEN INDUSTRIEELEN EIGENDOM.

Het Verdrag van Parijs van 1883, waarbij de Unie
tot bescherming van den Industrieelen Eigendom
werd opgericht, schrijft in zijn artikel 14 voor, dat
het verdrag peri&diek zal worden herzien ,,en vue d’y
introduire les améliorations de nature è perfecti-
onner le système de l’Union.”
Op de landenconferentie van Den Haag (1925)
was besloten, dat de volgende conferentie zou plaats
vinden te Londen in 1933. Doordat echter een belang-
rijk aantal leden der Unie in verzuim gebleven is, de
verdragen van Den Haag
tijdig
te ratificeeren, zag
het Britsche Gouvernement, ‘dat tezamen met het
Bureau International te Bern ‘belast was met de voor-
bereiding der Londensche Conferentie, zich genood-
zaakt, den datum ‘der samenkomst te verschuiven tot
op een tijdstip, dat alle onderteekenaars van de Ver-dragen van Den Haag zouden ‘hebben geratificeerd.
Deze maatregel was noodig om te voorkomen, dat op het tij’dstip der Conferentie en ‘daarna, voor ‘de leden der Unie verschillende teksten der Verdragen zouden
gelden.
Zoo kon dan eindelijk in Mei 1934 de Conferentie
te Londen worden bijeengeroepen, teneinde te beslis-sen over de noodzakelijke wijzigingen in de verschil-
lende verdragen, betrekking hebbend op het recht
van den Industrieelen Eigendom.

Men kan niet zeggen, dat de conferentie met groot
optimisme werd aangevangen. Voor iedere, zelfs de
kleinste wijziging is unanimiteit noodzakelijk en de ervaringen van vroegere landenconferenties hebben
bewezen, hoe moeilijk het is, deze unanimiteit te ver-
krijgen. Er zijn dan ook in de laatste jaren reeds
stemmen opgegaan, om •de unanimiteit te vervangen
door een gequalificeerde meerderheid, teneinde op
die wijze ‘de starheid ‘der bestaande ver’dragen wat te
verzachten.

Weliswaar schrijft het Verdrag van Parijs nergens
deze unanimiteit v’oor, doch zoowel de Conferentie
van Rome (1886), als die van Den Haag, hebben uit-
drukkelijk het standpunt ingenomen, dat van de una-
nimiteit niet kan worden afgeweken.

De bezwaren, ‘die tegen vervanging der unanimiteit
door een gequalificeerde meerderheid zijn aangevoerd,
zijn van dien aard, dat het Britsche Gouvernement er niet toe heeft kunnen besluiten deze opvatting in een
voorstel te belichamen. In dit opzicht zijn de verdra-
gen dus even star gebleven als ze tot nu toe waren.
Veel is ook in de laatste jaren te ‘doen geweest over
de wenscheljkheid om in de verdragen de verplichte rechtspraak van het Permanente Hof van Internatio-
nale Justitie op te nemen. Te anderer plaatse
t)
wees
ik er reeds op, dat de moeilijkheid om een dergelijk
voorschrift in de verdragen opgenomen te krijgen,
terwijl toch ‘de groote meerderheid der ‘deelnemende
landen de in artikel 36 van het Statuut van het In-
ternationaal Gerechtshof vermelde facultatieve clau-
sule hebben aanvaard en dus toch reeds voor de ver-
dragen betreffende den Industrieelen Eigendom aan
de rechtspraak van het Internationaal Gerechtshof
gebonden zijn, ten ‘dui’delijkste bewijst, hoe weinig
soepel deze verdragen zijn.

Ook hierin heeft ‘de Londensche Conferentie geen
verandering kunnen brengen. Wel is door het Bureau
International voorgesteld een artikel 13bis in te las-
shen, lui’dende: ,,Les Etats contractants reconnais-
sent la compétence de la Cour permanente de Jus-
tice internationale pour statuer sur tout différend
entre eux concernant l’interprétation ‘de la Oonven-
tion. Le ‘différend sera porté devant la Cour par re-
quête présentée par l’Ëtat le plus diligent.”, doch
blijkbaar heeft ‘dit voorstel geen unanimiteit kunnen
verkrijgen.
Gequalificeerde meerderheid en verplichte recht-

1)
,,Markenschutz
und
Wettbewerb”
1933
pag.
179.

spraak van het Internationaal Gerechtshof blijven dus
voor ‘deze verdragen voorloopig tot •de vrome wen-
schen behooren.
Wat de positieve resultaten der Conferentie be-
treft, zou het mij te ver voeren, deze alle hier te ver-
melden. Ik zal mij ‘dan ook beperken tot de meest be-
langrijke. Want ‘inderdaad
zijn
er belangrijke resul-
taten bereikt, hoe pessimistisch men ook in den aan-
vang gestemd was.
Onder deze resultaten is naar mijn meening de ge-
wichtigste, ‘het wegvallen van het beruchte zinnetje:
,,sous réserve des ‘droits des tiers” uit artikel 4a der
Panische Conventie.
Het was ‘de Nederlandsche afgevaardigde Verniers
van der Loeff, die in 1883 te Parijs met het voorstel
kwam, om de oorspronkelijke redactie, waarin die re-
serve niet voorkwam, aan te vullen met de woorden
,,sauf les ‘droi’ts qui seraient déjá acquis légitimemeut
par ‘des tiers”. De daaruit onstane redactie ,,sous ré-
serve des droits ‘des tiers”, heeft daarop van 1883 tot
de thans te Londen gehouden Conferentie voortdu-
rend in het brandpunt der belangstelling •gestaan.
Men was ‘het volstrekt niet eens over ‘de beteekenis
ervan, zoodat ieder ‘der deelnemende staten het voor-
behoud uitlegde op de wijze als hem het beste paste.
Overigens kan ik volstaan met te verwijzen naar het-
geen Drucker hierover in zijn Handboek mededeelt. Reeds te Washington in 1911 is •getracht, ‘dit voor-
behoud te schrappen, doch zonder succes. Ook Den Haag in 1925 kwam niet verder. Londen 1934 heeft
ons eindelijk van ‘dit voorbehoud verlost en daardoor
voor de toekomst een einde gemaakt aan den onzeke-
ren status van het prioriteitsrecht. Dit wordt nog eens extra bevestigd door een nieu-
we passus in artikel 4b, welke het verkrijgen van
rechten door derden tijdens ‘den pnioriteitstermijn uit-
drukkelijk uitsluit.
Een’ wijziging, die meer moet worden opgevat als
een ,,beau geste” voor de Commission consultative
des travailleurs intellectuels du Bureau international
du Travail, doch ook als zoodanig wel van belang is,
vinden wij in artikel 4ter:
,,L’inventeur a le ‘droit ‘d’être men’tionné comme tel
dans le brevet”.

Dat de Conferentie niet verder is gegaan en over-eenkomstig het advies van het Bureau International
zich er niet aan gewaagd heeft, voorschriften te geven
omtrent ‘het recht van den uitvinder in dienstbetrek-
king op een billijke vergoeding voor het gemis zijner
octrooien, moet worden gebilljkt.
Dergelijke
voor-
schriften ‘behooren thuis bij een regeling van het ar-
beidscontract.

Van meer belang, vooral voor ons land, is de wijzi-ging van artikel 5, betrekking hebbend op de sanctie’s
bij niet-uitoefening van een octrooi binnen een zekeren
termijn. Véér de Conferentie van Den Haa’g in 1925
luidde dit artikel als volgt: ,,L’introduction, par le
breveté, dans le pays oi le brevet a été •délivré, d’ob-
iets fabniqués dans l’un ou I’autre des pays de
l’Union, n’entraînera pas la déchéance.

Toutefois, le breveté restera soumis â l’obligation
d’exploiter son brevet conformément aux bis du pays
oui
il introduit les objets brevetés, mais avec la re-
striction que le brevet ne pourra être frappé de dé-
chéance pour cause de non-exploitation dans un des
pays ‘de l’Union qu’après un délai de trois aus, compté
â partir du dépôt de la demande dans ce pays, et seu-
lement dans le cas oii le breveté ne justif’ierait pas
des causes de son inaction.”
Twee artikelen der Nederlan’dsche Octrooiwet hou-
den verban’d met artikel 5 der Conventie, nl. artikel
43: ‘de dwanglicentie, welke in het belang van de nij-verheid in ‘het
Rijk
of in ‘de koloniën of bezittin.gen
of om andere redenen van algemeen belang wensche-
lijk is, en artikel 50: intrekking van het octrooi, in-
dien de octrooihouder niet zelf of ‘door een licentie-
houder, binnen vijf jaren na de dagteekening ervan,

18 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

619

binnen liet Koninkrijk een inrichting van nijverheid
in werking heeft, te goeder trouw en in voldoende
mate dienende tot vervaardiging van het voortbreng-
sel of tot toepassing van de werkwijze of verbetering,
tenzij geldige redenen voor het ontbreken van zoo-
danige inrichting blijken te bestaan.
Vooral voor cle vrijhandeislanden was dit oude arti-
kel 5 der Conventie van uitnemend belang. Immers,
het waren juist de vrijhandelslanden, waar de buiten-
landers misbruik maakten van hun octrooirechten
doordat zij de geoctrooieerde producten uit het bui-t
tenland invoerden en hun octrooien in het land zelf niet uitoefeuden, maar wel verhinderden, dat ande-ren in dat land de in die octrooien beschermde vin-
dingen exploiteerden. De landen, die door hooge in-
voerrechten of andere maatregelen, hun industrie he-
schermden, hadden van het euvel van oc’trooim’ishruik
practisch niet, of althans zeer weinig, ‘te lijden, omdat

door de beschermende maatregelen de buitenlanders
toch reeds gedwongen waren in het beschermde land
zelf te fabriceeren. Bovendien hadden de hescherm•
de landen er het grootste belang hij, juist hun oc-
trooien te kunnen misbruiken om de opkomst van
nieuwe industrieën in andere landen te beletten.
Dat het onder deze onistaiidig1ieden voor een land als
Nederland een card’inale fout was, bij de Conferentie
van Den Haag in 1925 ermede accoord te gaan, dat
in dit artikel 5 een bres werd geschoten, behoeft geen
nader betoog, ‘temeer, waar het te voorzien was, dat
na dit eerste succes verdere afbraak van dit artikel
zou volgen.
Dit is dan ook inderdaad het geval gebleken. Ter-
wijl de wijziging in 1925 zich in hoofdzaak beperkte
tot liet naar voren schuiven ‘der dwanglicentie in
plaats van intrekking wegens niet-uitoefening, is de

Conferentie ‘te Londen nog iets verder gegaan in het
ontkrachten van ‘het voor ons land zoo belangrijke ar-
tikel 5 der Conventie, of, zooals ,,La Propriété Indus-
trielle” zegt: ,,(La Conférence) a encore atténué la
ri’gueur ‘des sanctions susceptibles d’être appliquées
au titulaire ‘d’un brevet d’inven’tion en cas de non
exploitation dir brevet.”
Thans is de toestand zoo geworden, dat een actie
tot intrekking of verval van het octrooi wegens niet-uitoefening slechts aangevaugen kan worden, indien
twee jaren zijn verloopeii sedert de verleening der
eerste dwangliceutie. Is dus geen enkele’dwan’glicen-
tie verleend, •dan kan ook geen intrekking of verval
geëischt worden.

Daar komt nog bij, ‘dat ‘de dwanglicentie wegens
niet-uitoefening niet in •de Nederlandsche Octrooiwet geregeld is. Men moet zich voor de dwanglicentie dus
‘hahelpen met ‘de dwanglicentie van artikel 34, welke
in het belang van de nijverheid in het Rijk of in de
koloniën of bezittingen of om andere redenen van al-
gemeen belang wenschelijk is. Deze dwanglicentie is
echter zeker niet identiek met een dwanglicentie we-gens niet-uitoefening.
1-Jet is zelfs zeer ‘de vraag, of onze wet wel toelaat
een dwangliceutie wegens niet-uitoefening te eischen. Onder deze omstandigheden is het dus waarschijnlijk,
dat in Nederlan’d de intrekking van een octrooi we-
gens niet -uitoefening practisch onmogelijk is gewor-
den, al kan men hieraan toevoegen, dat ‘de Octrooi-
raad alle mogelijke pogingen doet, om tusschen de moeilijkheden, welke de artikelen 34 en 50 der 0e-
trooiwet in verband met artikel 5 der Conventie ‘hem
biedt, door te zeilen. Doch moeilijkheden van d’ezen
aard kunnen gemakkelijk worden opgelost door een
behoorlijke herziening der Octrooiwet en zijn dus niet
onoverkomelijk.

Maar het is te betreuren, dat over den weg van ar-
tikel 5 ‘der Conventie, de ontwikkeling -der Neder-
landsche industrie noodeloos wordt belemmerd en
hieraan is niets te ‘doen zoolang artikel 5 ‘der Con-
ventie in zijn hui’digen vorm blijft bestaan, tenzij Ne-derland ertoe zou besluiten de Conventie niet te rati-

ficeeren; een paardemiddel, dat toch ook groote be-
zwaren niet zich brengt.
Men komt er dan ook toe, zich ernstig de vraag te ltelleft, of artikel 5 der Conventie wel thuis hoort in
èen Conventie betreffende het recht van den Indus-
trieelen Efgen’clom en of het niet veel beter ware, het
geheele artikel te schrappen, zoodat de daarin behan-
delde materie kan worden getrokken in ‘de sfeer der
algemeene handels- en industriepolitiek van het land,
want daar behoort deze stof eigenlijk thuis. Hoe het
ook zij, de verzwakking van artikel 5 ‘der Conventie
nieenen wij, alt’hans voor Nederland, op de de’betujde
der Londensche Conferentie te moeten hoeken.
Ook wat handels- en fabrieksmerken betreft, zijn
enkele belangrijke beslissingen genomen. Z’oo maakt
artikel 5e sub 2 het mogelijk, hetzelfde merk met be-
trekkin’g tot ondergeschikte ken merken,’die niet het
onderschei’dend karakter van het merk wijzigen, te
varieeren in verband met het land, waar het wordt
gebruikt of ingeschreven, zonder ‘dat de bescherming
van het merk ‘daardoor wordt verminderd of opge-
lieven.
Een niet minder belangrijke wijziging vinden wij in
artikel 6d, ‘dat de onafhankelijkheid van het merk
vaststelt ten aanzien van hetzelfde merk ingeschreven
in het land van oorsprong.
Nieuw is artikel G’quater, •dat een eind maakt aan
den onmogeljken eisch, ook door onze Nederlandsche
rechtspraak gesteld, dat, indien hij de overdracht van
een merk, de door het merk gedekte waar van meer
dan één fabriek of handelsinrichting afkomstig is, al
‘die fabrieken of handelsinrichtingen, waar ook geves-ti’gd, moeten oveigaan (II. R. 24 Mei 1929 W: 11992).
Volgens artikel Oquater der Conventie is het vol-
doende, dat liet gedeelte van de fabriek of handels-inrichting in het betreffende land wordt overgedra-
gen niet het uitsluitend recht, oni ‘daar de producten,
die van ‘het gecedeerde merk worden voorzien, te f a-
briceeren of te verkoopen.

Verder heeft een wijziging van ‘liet Arrangemént
van Madrid betreffende ‘de internationale inschrijving
van merken, het niogeljk gemaakt, internationaal in-
geschreven merken voor een gedeelte der waren of
voor een gedeelte der aangesloten landen, over ‘te dra-
gen.

Ook het Arrangement van Madrid betreffende on-
juiste herkonistaan’cluidingen is eenigszins gewij-
zi.gd. Overigens is dit Arrangement voor ons land van
weinig belang, daar wij er niet bij zijn aangesloten.
Het Arrangement van Den Haag betreffende inter-
nationale inschrijving van teekeningen en – modellen
van nijverheid, heeft enkele kleine wijzigingen ouder-gaan, die hier niet behoeven te worden vermeld.
Belangrijker zijn de door de Conferentie aangeno-
men ,,Résolutions et voeux”, omdat deze eenigsrins
de lijnen aangeven, waarlangs ‘de Oonventies zich ver-
der zullen ontwikkelen. Ten eerste wenscht de Con-
ferentie een nieuwe ,,réunion technique”, zooals er
reeds vroeger hebben plaats gehad, teneinde ‘de for-
maliteiten voor het aanvragen van oetrooien te for-
maliseeren en eveneens ‘de publicaties op het gebied
van den industrieelen eigendom. Hier ligt nog een
uitgebreid terrein voor de administraties ‘der ‘deelne-
mende landen braak en kan nog zeer veel goed werk
•worden verricht.
Een tweede resolutie heeft betrekking op de waren-classificatie voor de inschrijving van merken. Een ge-iijklui’dende classificatie voor alle aangesloten landen
zou werkelijk ‘de merkenhou’ders voor veel ongerief
behoeden.

Verder wenscht de Conferentie, dat de internatio-
nale bescherming van den handelsnaam in studie
wordt genomen.
Interessant en van belang is ook resolutie No. VII,
waarin ‘de Conferentie den wensch uitdrukt, ‘dat de
aanges1oten landen zich wat meer de belagen’ de
uitvinders zullen aantrekken, met name de uit’inders

620

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli
1934

in dienst’betrekking, en dat zij de mogelijkheid zullen

overwegen om den uitvinder een termijn toe te staan
voor publicatie en gebruik van zijn vinding, zonder
dat dit verlies van zijn recht op ‘octrooi tengèvolge
‘heeft.
Ik ben er mij van bewust, in het bovenstaande
slechts een zeer •beknopt résumé te hebben gegeven van de resultaten •der Londensche Conferentie, vol-
doende echter om te doen zien, dat ondanks enkele zeer verheugende resultaten, ook ac’dere te boeken
zijn, die een gevaar opleveren voor de normale ont-
wikkeling der Nederlandsche industrie.
J. VAN LOON.

WERKVERSCHAFFING IN NEDERLAND.

Nu al eenige jaren achtereen, worden in ons land
rond 200.000 personen, meereudeels hoofden van ge-
zinnen en/of kostwinners, doch ook kostgangers, bui-
ten de gewone armenzorg om, van Overheidswege ge-
holpen, omdat zij, hoewel valide en bona-fide, zelf
niet in staat zijn hun brood te verdienen. Van deze
200.000 mannen, ontvangen er wekelijks ongeveer
150.000 steun ingevolge de bepalingen van cle steun-
regeling, terwijl 50.000 bij een werkverschaffing zijn
geplaatst.

Om misverstand te voorkomen zij er •op gewezen,
dat de
cijfers,
welke wij hier geven, globaal zijn.
De wenscheljjkheid om hen, die werkloos zijn, door
middel van werkverschaffing een inkomen te verze-
keren, heeft al lang bestaan. In de geschiedenis komen
wij meermalen bewijzen tegen, dat verkverschaffing
is toegepast, al droeg alles evenwel véér 1914, toen
de sociale opvattingen dikwerf anders waren dan nu,
bijna steeds uitgesproken het karakter van armen-
zorg. Er was ni. in de jaren v66r, 1914 nog slechts
heel weinig van een eenigszins redelijke werkloozen-
zorg aanwezig.

Dat andere en meer menschwaardige verhoudingen
ten opzichte van de werkloozen ontstonden, vindt
o.m. haar oorzaak in de zeer uitvoerige adviezen,
welke in 1913 door een Staatscommissie zijn uitge-
bracht.

Naast de vakbeweging, welke steeds is opgekomen
voor goede werkloozenzorg, was het de serni-officiëele
Nederlandsche Bond voor Werkverschaffing, die hier
baanbrekend werk verrichtte. In woord en geschrift
wees deze bond erop, dat het maken van vuurmakers
en brandhoiit, het kloppen van keien, enz. niet de
arbeid was, welke diende te worden opgedragen aan
volwaardige arbeiders.

De arbeid van het Koninklijk Nationaal Steunco-
mité moge hier verder met eere worden genoemd.
Toen dit Comité zijn taak beëindigde, ging het Rijk
verder.

Werkverschaffing wordt daarom in alle kringen
toegejuicht, omdat, gelijk men terecht zegt, werken
beter is dan steun. Echter is het niet steeds gemak-
kelijk, objecten te vinden, die geschikt zijn. Het is
ni. een algemeen erkende regel, dat werken die, ook
al is er geen werkloosheid, toch gebeuren moeten,
niet in aanmerking dienen te komen om in. werk-
versehaffing tegen arbeidsvoorwaarden, die afwijken
van de gebruikelijke, te worden uitgevoerd.
Wanneer principiëel een ander standpunt zou wor-
den ingenomen, werd de gequalificeerde werkver-
schaffing
regel
en het gewone werk
aanvulling.
Het
moet dus juist andersom, ook al, omdat anders tal-
loozen, die niet voor hulp ingevolge werkverschaffing
of steunregeling in aanmerking komen, bv. met het
oog op leeftijd, gezinsomstandigheden e.d., practisch
voor goed uit de arbeidsmarkt zouden worden ge-
stooten.
• Het is niet eenvoudig, in het kort een beeld te
geven van de plaats, welke de werkverschaffing bij
de werkloozenzorg inneemt, omdat de werken zelf
een min of meer eentonige serie zijn van heide-ont-

ginningen, aanleg van wegen, kanalen, slooten, sport-
velden, rioleeringen, zwembaden, ed.
Een beschouwing te geven over het zielkundig
voordeel, dat werken heeft boven het ontvangen van steun zonder tegenprestatie, behöeft zeer zeker niet;
er moge hier worden volstaan met op te merken, dat
in breecle kringen, niet het minst bij de arbeiders
zelf, een groote drang bestaat om te mogen werken.
Arbeidsschuwheid als verschijnsel van eenigszins om-
vangrijke heteekenis, bestaat niet. Vele verhalen
welke rond gaan over geweigerden arbeid – ,,rnoet
,,ik voor een paar gulden werken als mijn steun zoo
,,en zooveel bedraagt” is een opmerking, die nogal eens rondgaat als te zijn heusch waar – vinden on-
gecontroleerd hun oorsprong achter bittertafel of in

treingesprek, om van duimzuigerige kwaadwilligheid
maar te zwijgen. Doch dit vergete men niet. Lange, jarenlange werkloosheid – in het Noorden des lands
zijn tallooze’ flinke arbeiders, die wel al tien jaar op
de hulp van de Overheid zijn aangewezen – depri-
meert. Men hoede zich echter voor te sterke critiek,
indien men zelf, dag in dag uit, het geluk van den
arbeid kent.

Veel weteriswaardigs omtrent de werkverschaffing
in de oorlogsjaren 1914-1918 en eenige jaren na
deze periode, is neergelegd in de verslagen van het
Kon. Nat. Steuncomité, van den Ned. Bond voor
Werkverschaffing en in die van den Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling.

Teneinde niet al te wijdloopig te worden, zal de eer-
ste periode thans niet behandeld worden, doch hier
worden stilgestaan hij de Rijksbemoeiingen op dit
gebied, welke van begin 1919 dateeren.
Dat in de eerste jaren van de Rijksbemoeiing met
de werkverschaffing, het werk nog beperkt kon blij-
ven, blijkt uit de volgende cijfers, welke betrekking

hebben, op het bedrag der uitbetaalde Rijkssubsidie.

Tij d vak
1919
1920
1921

1 Nov. 1919_
31
Aug.
1920
1

177.315,95
1 808.409,404

1
Sept.
1920_
31
Dec.
1920„
14.269,994,,
515.008,704

1
Jan.
1921_
31
Jan.
1921

62.036,654

1
Febr.
1921-
28
Febr.
1921

,,

87.319,50ff
82.571,18
1’Mrt. 1921_
31
Mrt.
1921„

671,66
41.010,381,,
195.496,22k

Totaal.
.
1

192.257,604
f1.513.784,66
fiö67[Ö

Het aantal gemeenten, dat steun ontving van het
Departement van Arbeid in ‘het tijdvak van 1 Novem-
ber 1919 tot en met 31 Maart 1920, bedroeg 93, het
aantal waterschappen, vereenigingen en particulie-
ren, 22. In de periode van 1 April 1920 tot en met
31 Maart 1921, bedroegen de aantallen achtereenvol-
gens 115 en 20.

De steun werd op onderscheidene wijzen verleend. In de meeste gevallen werd toegezegd een zeker per-
centage van het loon, dat aan de tewerkgestelde
werkloozen werd uitbetaald, varieerende van 10 pOt.
tot 90 pOt. dier bonen. Dat laatste percentage werd
evenwel slechts in zeer bijzondere gevallen verleend;
gewoonlijk bewogen zich. de subsidies tusschen 25 en
40 pOt. Soms werd, doch ‘ook weer in uitzonderings-
gevallen, een gedeelte van de kosten voor materialen
en toezicht vergöed. In andere gevallen weer, werd
het verschil in kosten berekend tusschen uitvoering
op normale wijze, d.w.z. door geschoolde krachten, en
uitvoering door minder geschoolde, en betaalde het
Rijk een deel dier extra-kosten. Ook werd een en-
kele maal rentelooze voorschotten verleend ten einde
gemeentebesturen in staat te stellen, gronden voor
ontginning aan te koopen.
Bij de beoordeeling van elke aanvrage werd steeds
met een aantal factoren rekening gehouden, om. met
omvang en aard der werkloosheid, de financiëele posi-

18 liuli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

621

tie der gemeente, de kosten der werken, de hoogte
der bonen, de beroepen der werkboozen die geplaatst
werden, meer of mindere noodzakelijkheid van het

werk, enz.
In deze jaren konden alle aanvragen om subsidie
nog behandeld worden in een commissie, waarvan
wijlen Mr. Th. Heemskerk voorzitter was.

Aantal tew erkgestelci en.
Het gemiddelde aantal

tewerkgestelden hij de verschillende werkverschaff in-
gen bedroeg in het tijdvak 1919-1920 6000; in het

tijdvak 1920-1921 7000.

Uitgaven.
Uit de verstrekte gegevens was niet
altijd met zekerheid op te maken, hoeveel de uitga-
ven, gesplitst naar bonen en andere kosten, bij de
verschillende werkgelegenheden bedroegen. Een zoo
nauwkeurig mogelijke schatting. inzake de bonen
geeft aan, dat betaald is (voor een deel der gemeen-
ten is in de volgende cijfers ook begrepen een post

voor materialen):
Tijdvak
1919-190: f
3.400.000; tijdvak
1920-

191: f
3.600.000.

Wij willen nu eenige perioden overslaan en eens
rond zien in de jaren 1926-1929.
Op de begrooting van het Departement van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw was ten behoeve

van de werkverschaffing voor het jaar 1927

f
4.000.000, voor 1928
f
3.750.000 en voor 1929

f
3.750.000 uitgetrokken. De redactie van den post
was in den loop der tijden een weinig gewijzigd en luidde in de genoemde jaren: ,,Subsidiën en kosten
,,in verband met bestrijding van buitengewone werk-
,,loosheid; voorschotten op subsidiën en andere voor-

,,schotten.”
De steun dien het Rijk aan een aantal gemeente-
besturen verleende, bestond ook toen nog in het al-
gemeen uit een bijdrage in de aan de tewerkgesteide
werkloozen betaalde arbeidsloonen. De grootte van het subsidiepercentage werd vastgesteld in verband o.a. met den financiëelen toestand der aanvragende
gemeente, den omvang der werkloosheid en den aard
der uit te voeren werken.
Het gemiddeld aantal tewerkgestelden bij de van

Rijkswege gesubsidiëerde werkverschaffingen be-
droeg:

in het tijdvak 1926-1927 pim. 3900 arbeiders;
in het tijdvak 1927-1928 pim. 3200 arbeiders, en in het tijdvak 1928-1929 pim. 2600 arbeiders.

Door de gemeentebesturen (in de hieronder ver-
melde cijfers zijn niet begrepen de uitgaven die an-
dere organen deden), welke voor de werkverschaff in-
gen van het Rijk subsidie ontvingen, was uitbetaald:
in het tijdvak 1926-1927:

aan arbeidsloonen …………………
f
2.814.400
aan andere kosten ………………..,,

511.500

Totaal ….
f
3.325.900
in het tijdvak 1927-1928:
aan arbeidshionen ………………..
f
2.265.500
aan andere kosten ………………….600.000

Totaal….
f
2.865.500
in het tijdvak 1928-1929:

aan arbeidsloonen ………………..
f
1.582.000
aan andere kosten ………………….659.500

To-taal. . ..
f
2.241.500

In het volgende artikel zal worden stilgestaan bij
de beteekenis van de semi-officiëele Outginnings-
maatschappijen ten opzichte van de werkverschaffing. MEYER
na
VRIEs.

DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN CHINA

1929-1933.

Het jaarverslag van de Bank van China en het
rapport Salter, opgenomen als ,bijlage van ,,T•he
Economist” van 19 Mei 1934, verschaffen ons mate-
riaal over de ,,depressie”, die China sedert 1931 heeft
getroffen. Wij moeten het geboden materiaal met
voorzichtigheid verwerken, omdat de volgende moei-
‘lijkheden bestaan, die men vaak over het hoofd ziet
en ook in heide rapporten niet geheel tot hun recht

komen.
1) Toldoende statistieken ontbreken. 2) Het land

omvat een half werelddeel, uiteenvallend in onder-
scheiden economische gebieden. 3) Slechts de kust-
strook en daarmede gemakkelijk verbonden gebieden,
ondervinden den weerslag van de depressie in het
buitenland. 4) De verhooging van in- en uitvoerrech-ten in 1931, maken de statistieken moeilijk vergelijk-
baar. 5) Burgeroorlogen, de ouofficiëeie oorlog met
en de boycôt tegen Japan, zijn factoren welker ge-
volgen wij piet precies kunnen beoordeelen. 6) Het

verlies van Mandsjoerje medio 1932, dat met
‘/ii
der

bevolking voor ongeveer
Ve
in den invoer, voor 35

pCt. in den uitvoer deelnam, ‘bemoeilijkt de vergelijk-
haarheid der statistieken, en belet een juisten kijk op
de oogenschijnljk grondig veranderde betalingsbalans.
Sterk verhoogde belastingen, die bijv. op grond ver-
ciubbeld heeten, benadeelen de welvaart. De Bank van
China. geeft een statistiekje voor een eigenaar in
Kiangiu (aan de kust), waarbij de inkomsten bruto
met 18 pOt. afnamen van 1931/’33; de belasting, die
in 1931 ongeveer 1416: pOt. ‘bedroeg, is nu, ruim ver-
dubbeld, ruim 36 pCt. van het bruto inkomen.

Een denkbeeld van de depressie in de kuststreek

geven de volgende cijfers:

Index’bi’tsis
1926,
gemeten in zilver.
1927 1929 1930 1931
Sept.
1933
Granen Shanghai …….
101

97 110

94

62

Voedingsmiddelen N.-China
107 116 119 114

85

Textiel Shanghai ……..
101 102 105 119

84

N.-China ………
100 106 104 117

99

– Men ziet, hoe Shanghai met de ‘beste binnen- en
buitenlandsche verbindingen, meer getroffen schijnt
dan N.-Ohina, .dat voldoende verbindingen heeft.
Shanghai is tevens centrum der textiel-industrie.
Maar men mag niet vergeten, dat de grondstof, ka-toen, tusschen Maart 1931 en 1933 met niet minder
(lan 40 pOt. in goud daalde, maar ook in zilver (daar
goud, na zijn stijging tot Febr. 1931, sedert tegenover
zilver vrij stabiel bleef)
1)
Het
indexcijfer
voor tex-

tiel, is dus op zichzelf geen overtuigend bewijs van
industriëele depressie.

Agrarische productie.
Hier is de depressie niet te ontkennen. China is
een importland voor granen (tarwe, rijst etc.), zoo-
‘dat overproductie elders, den import moet verster-
ken. Tusschen 1928/’33 steeg de import van rijst van 98 tot 153 mill. Dollar’; die van tarwe plus meel, van
52 tot 117 mill. Dollar. Bij een bevolking van 400
mill. zielen,
blijft
dit een gering ‘bedrag, en betreft
dan ook de kuststrook. Ter vergelijking met de goud-
wereld kunnen wij den
prijs
van La Plata nèmen
(hoewel in China tegenwoordig in hoofdzaak Ahs-
tralische geïmporteerd wordt, bezit ik daarover geen
gegevens). Wij beginnen bij 1929, toen zilver en goud
normale pariteit hadden bereikt.

Graanprijs
1929-1933,
baiis
1929.
in goud:

1929 1930 1931
Sept.
1933
La Plata Rotterdam ……….
100

81

38

‘ 27
in zilver:
La Plata Rotterdam ……….
100 112

70

56
Granen Shanghai ………….
100 113

97

63

De hoogere prijs van granen te Shanghai in 1931.
is vermoedelijk nog beïnvloed door de tot Sept. in
goud ‘berekende vrachtprijzen, terwijl goud op 200

1)
Het jaargemiddelde daalde in China
20
pCt.

C22

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1934

pOt. stond.
1)
Zoowei 1930, met ahnormaal hoogen
prijs, als 1933 met ahnormaal lagen prijs, houden
verband met den wereldmarktprijs voor graan, zoo-
dat de agrarische depressie, die ook voor katoen en
tabak merkbaar is, rechtstreeksch gevolg is van de
depressie in het buitenland. Een prijsverhetering al-

daitr, zal met verdubbelde kracht in China werken,
dai toch ongetwijfeld dubbel zoo goed af is, als de
goudwereld. Het agrarisch herstel in China, zal on-
middellijk en snel kunnen zijn.

Industriëeie productie.

– De verhooging der invoerrechten begin 1931 hield
geen direct verband met de depressie. Zij werd na
meer clan twintig jaar strijd tegen de ongelijke ver-
dragen, in dat jaar doorgevoerd. Zij leidde tot te
snelle industriëele ontwikkeling, en merkhare over-
productie, op het oogenblik, dat de agrarische depres-

sie« in het buitenland de Chineesche kust bereikte.
De lucifersproductie steeg van 1929/’32 van 600.000
kistn op 730.000, de hivoer daalde tot 50.000. Ee.n
prijsval volgde van 20 pCt. voor superieur, van 40
pÇlt. voor inferieur. Het aantal spindies der katoen-industrie steeg van 1931 tot Maart 1933 met 10 pCt.
tot 5 miii., waarbij de prijs van garen met 15 pOt.
viel, maar de val van de grondstof met 20 pCt. mag
niet over het hoofd worden gezien. De gloeilampen-
productie, met een geschat verbruik van 17 miii.
stuks, bereikte 20 mill., terwijl bovendien uit Japan
7 mili. stuks werden ingevoerd. Meelfabrieken wor-
den tot diep in het binnenland opgericht, maar die aan de kust bereikten het verzadigingspunt. Over-
productie bracht in veel industrieën de jonge zwak-
ke ondernemingen tot stilstand. De zijdecultuur cmi
industrie leed onder de kunstzijde, de uitvoer daalde
van 1928/’33 van 282 tot 93 miii. Dollar. De alge-
meene industrialisatie had grooten invloed op de
vermindering van importen van eindproducten, maar
ook op in- en uitvoer van grondstoffen. De cultuur
van tabak steeg van 1932/’33 met 25 pCt., die van
katoen 1931/’33 met 50 pCt. Voor suiker zijn slechts
de sterk verminderde importen bekend, maar neemt
men nog 100 pCt. smokkel aan.

In- en uitvoer van China in miii. zilveren Dol-
lars en in pCt. van import 1929.

1928 % 1929 % 1931 % 1932 % 1933 %
invoer
. . 1794 91 1970 100 2233 113 1633 82 1345 68
uitvoer
. 1345 68 1580 80 1414 71 770 39 612 31
mv. saldo
449
,
23

390 20 819 42 863 43

733 37

• De Bank van China rekent bij in- en uitvoer na
1931 met 10 pCt. smokkel. Mede rekening houdend
met het wegvallen van Mandsjôerije, mogen wij voor
het jaar 1933 den invoer schatten op 1700 en den
uitvoer op 1000 mili. Dollar, wat bij 1928 geen slecht
figuur maakt. Het zou onjuist zijn om bijv. den im-
port met 1931 te vergelijken, toen de nog starre
goudprijzen, den zilverprijs van import sterk deden
stijgen. Ondanks de correctie van Pond en Dollar,
zijn deze tegenover zilver nog te hoog, wat, met do
invoerrechten, veel importgoederen nog te duur
houdt. De ,,structuurverandering”, die China daar-
door ondergaat, deed den import dalen bijv. van
1928/’33 voor ruwe katoen van 280 op 98 mill Dol-
lar(zelfs in 1931 was hij 281 mili. Dollar), van tabak
van 93 op 30 mill., van katoentextiel van 284 op 69
iiil. . Dollar, alles gedekt door grooter katoen-, tabak-
en textielproductie in het binnenland.

1)
Lang was Amerika hoofdieverancier voor tarwe en
meel, zoodat de hooge prijs in
1931
te Shanghai ook ver-
band kan houden met de ilooverpolitiek in U.S.A. Na
1931
krijgen wij den invloed van de graan-autarkie in
Europa, waardoor voor het overtollig graan der export-landen nieuwe markten gevonden moesten worden, na.
ook in China, door sterk verlaagde prijzen. Australië,
welks Pond Sterling reeds eind
1931
tot
pl.m. 50
pCt.
gecorrigeerd was, wist dezen lagen graanprijs nog ren-dabel te maken. Ook de prijs van rijst viel van
1931/’33
tot
55
pCt.

Onmiddellijk daalde de uitvoer na 1929 (hij was
in 1930 zelfs iets lager dan in 1931), een bewijs, dat
de door depressie getroffen goudwereld de overigens goedkoope Ohineesche producten niet koojen kon, in
liet bijzonder de grondstoffen. Toch steeg de uitvoer
van textiel 1928/’32 van 96 op 141 miii. Dollar. Van
1932/’33 dlaalde de uitvoer van iuwe zijde, ruwe ka-
toen, zijden goederen en enkele kleinere posten, maar vooral, door het wegvallen van Mandsjoerije, die van
olienooten, zaden, granen, veekoeken, boonen en erw-

ten, tot een totaal bedrag van 180 mili. Dollar, of
46 pOt. van dat van het vorig jaar. De uitvoer steeg,
o:ndanks het verlies van Mandsjoerije, voor: eieren en
producten, katoengaren, metalen en mineralen, hui-
den en pelzen, katoenen goederen, wol en enkele klei-
nere posten, met 50 mill. Dollar, of 26 pOt. Bij zulk
een nauwkeuriger ontleding blijkt, dat er een sterke
vermeerdering van export is voor den romp van
China, zoodat de economische klap, die China tenge-
volge van de wereiddepressie in zijn export trof, van
voorbijgaanden aard schijnt.

Goud- en zilverbeweging.
De totaaigoudexport, die in 1931 aanving, wordt,
inbegrepen belangrijke smokkel, netto geschat op 300
mili. Dollar. In afwijking van anderen meen ik hier-
in geen ,,nood” te zien, als gevolg van de betalings-
balans, maar vernioed eerder winstverkoopen, sedert
het goud in Febr. 1931 zijn hoogen stand bereikte.
Indien de opbrengst gerepatriëerd is, kan dit op die
balans gunstig gewerkt hebben, hoewel, wij van die
betalingsbalans te weinig afweten. Evenmin is daar-

door met zekerheid te zeggen, of het verlies van
Mandsjoerije werkelijk een gat in de betalingsbalans
van overig China geslagen heeft. Deze zich snel Ont-
wikkelende provincie stond voor een groot deel buiten
het economisch leven van overig China, al verscheen
zij in de statistieken. Het is daarom mogelijk, dat de
sterke netto-invoer van zilver in vroeger jaren, direct of indirect verband hield met de metaalbehoefte dier
snel wassende provincie. De netto-totaal invoer van
zilver bedroeg van 1901/’31 1 milliard Dollar, waar-van in 1928/’30 gemiddeld 140 mill. Dollar. In 1931
gedaald, veranderde dit in een uitvoersaldo van 11
mill. Dollar in 1932, 14 miii. Dollar in 1933. De
Bank van China meldt, dat in het halfjaar v66r de
Wereldconferentie, toen de zilverprijs van 163’I tot
2034, d. steeg, een netto-uitvoer van 34 miii. Dollar
plaats vond, daarna, toen zilver wat zakte, de netto-
invoer in het 2e halfjaar 20 mdl. Dollar was. Dit
maakt waarschijnlijk, dat de schommelingen in de netto-in- en -uitvoeren van zilver, behalve met het
wegvallen van Mandsjoerije, mede sterk verband hou-
den met speculatie in zilver tegen Ponden, nadat
het zilver tegen goudpond in 1931 zelfs beneden 13 d.
gedaald was en daarna tegenover Ponden sterk
schommelde. Er is dus geen reden voor ‘bhvend pes-
simisme en ook de groote ‘beduchtheid ten aanzien
van de Amerikaansehe zilverpolitiek, die van zekere zijde nogal wordt aangewakkerd, houdt weinig reke-
ning met de werkelijkheid, nl. dat er heel wat méér
moet gebeuren, wil men zilver uit
zijn
baan drijven.

Zilvervoorraden.

Met statistieken in de hand, is er op papier een
paniekstemmiug ontstaan, nu de zilvervoorraad in Shanghai van Dec. 1930/’33 van 275 op 503 mili.
Dollar steeg. Men spreekt al van ,,drainage” van het binnenland, ,,ziiverdeflatie” als oorzaak der depres-

sie, en vanzelf gaan er al stemmen op voor bewuste
inflatie, zelfs voor ,,mun’tcorrectie”. Waar de bank-
biijottenomloop in dienzelfden
tijd
met 103 mill. tot
353 mill. Dollar steeg, verminderde de geldomloop
met 125 miii. Dollar. De agrarische depressie, de ver-
hoogde belastingen, die nu in het nabije Nanking
,,gespendeerd” worden, maar vooral de groote onrust
in het binnenland, zouden een belangrijker daling
hebben kunnen doen verwachten. In elk geval is het

18 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

623

volkomen ongegrond om, zooals de heer Salter dot,
den econornischen omslag te verklaren uit ean ,,zil-
verinflatie” tot 1931 (ten onrechte afgeleid uit de
depreciatie tegenover goud, of zelfs tijdelijk van 1926
-1931 tegenover goederen) en een ,,zilverdeflatie”
uit de ,,appreci atje” tegenover gecorrigearden Dollar
en Ponden, daarna, daar de bovenstaande verklaring
eenvoudiger is.

VII. Slot.
Beide rapporten bevatten overigens nog tal van
gegevens over de pogingen om China weer omhoog te
stuwen, in het bijzonder schijnt de coöperatie snel
voortgang te maken. Op bovenstaande gronden mag
worden aangenomen, dat de ,,depressie” in China niet
mag worden overdreven, en dat er reeds elementen
aanwezig zijn, die aantoonen, dat men op den weg
is naar herstel.
VAN ES.
DE STERFTE-TAFELS 1921-1930.

Men schrijft ons:
Verschenen zijn de sterfte-tafels, welke zijn afge-
leid uit de uitkomsten van de einde-1930 gehouden
volksstelling. Men heeft thans cle beschikking over
vergelijkbaar materiaal gedurende een tijdvak van
50 jaren. De eerste sterfte-tafels hadden betrekking
op de jaren 1870-1879.
Uit de zeer uitgebreide stof kan men drieërlei
bijzonderheden putten, ni. de sterfte-kansen; de ge-
evens inzake den gemiddelden levensdunr; cijfers
inzake het gemiddeld aantal leveude.n, dat telkens uit
100.000 geboorten is overgebleven.
In de eerste plaats de sterftekansen, afzonderlijk
voor mannen en vrouwen. Hieruit blijkt van eau
sterke verbetering der levenskansen. Beide geslachten
hebben daarvan geprofiteerd, in het eene gevel meer
dan in het andere. Ziet men in dit verband eerst
naar de sterftecijfers volgens den leeftijd, berekend per 1000 levenden, dan blijkt, dat sedert 1875-1884
het aantal sterfgevallen van pasgeborenen, d.z. de
kinderen jonger dan 1 jaar, daalde voor de jongens
van 238.1 tot 58.5 en voor de meisjes van 193.3 tot
44.9 in de jaren 19311’32. De 1-4-jarigen vertoonen
een daling van 29.9 en 29.2 tot 5.5 en 4.7. Ook de andere leeftijden geven een krachtige inzinking te
zien. Het algemeen sterftecijfer daalde van 24.49 in
1870-1879 tot 9.63 in 1931 en 8.99 in 1932. 1-let
kon dan ook niet anders, of dit moest zijn weerslag
vinden in een verbetering der sterftekansen, gelijk
dan ook hieronder blijkt.

De sterfte onder de mannen is, hoewel in vee]
mindere mate dan vroeger, nog steeds hooger dan
clie der vrouwen.
1)

Over de geheele linie, in het eene geval meer dan

1)
1-let sterfte-cijfer van beide geslachten afzonderlijk,
dat in
1870-1879
resp. gemiddeld
25.28
en
23.57
bedroeg,
gevende een versciul van
1.71,
was in
1932
gedaald tot
resp.
9.07
en
8.92,
een verschil van derhalve van niet meer
dan 0.15 per 1000. De sterfte der mannen verminderde in
dezen tijd met
64.13
pCt., die van de vrouwen niet iets
minder, ni.
62.11
pCt.

in het ander zijn de sterftekansen verbeterd. Voor
de pasgeborenen, kinderen beneden 1 jaar, zijn zij
ingezakt tot 29.44 en 26.85 pOt. van het gemiddelde
in de jaren 1870-1879; hij de 5-jarigen bedraagt dit
percentage 20.39 en 18.23.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de sterftekansen

der mannen niet op alle leeftijden hooger zijn dan
die der ;vrouwen zijn. Zoo vijn de gemiddelden van
de vrouwen van 30, 40 en 50 jaren honger dan die
van de mannen van denzelfden leeftijd. Vroeger was
dit doorgaans ook het geval bij de meisjes van 10
jaren, doch niet bij de vrouwen van 50 jaar. Gaat
men nu voor heide geslachten de afzonderlijke leef-
tijden na, dan blijkt, dat de sterftekansen van de
jongens in de afgeloopen periode tot en met het 12e
(1910-1920: 8ste) jaar hooger, van het 13e tot 17e
jaar (1910-1920: 8ste-17e) lager zijn dan die van
de meisjes. Vervolgens geven de mannen tot en met
het 24e (26e) jaar weer ongunstiger cijfers en in
de periode, welke daarna tot het 51e (43e) jaar volgt,
zijn de rollen omgekeerd. Nadien blijven de sterfte-
kansen van de mannen hooger.

Na een dieptepunt op het 10e jaar, is de sterfte-
kans van de mannen op het 20ste levensjaar geste-
gen tot een peil, gelegen boven dat van het 30ste.
Deze onregelmatigheid ziet men bij de vrouwen niet.
De jongens bereiken, evenals in de vorige periode,
op het 12e jaar met 0.00124 (1910-1920: 0.00185),

het dieptepunt. Het gunstigste gemiddelde voor de
meisjes, 0.00109 op 11-jarigen leeftijd, blijft ditmaal
beneden dat

van de jongens; in het vorige tijdvak
werd het optimum voor de meisjes eveneens op dan
leeftijd van 11 jaren gevonden, doch het was .toeii
honger dan de gunstigste sterftekans der jongens. Op bijna alle leeftijden zijn de uitkomsten voor
beide geslaghten beter dan in voorafgaande perioden.
In het bijzonder verdienen de aandacht de sterfte-
kansen der vijf eerste leveusjaren. In 1870-1879 be-
droeg het gemiddelde daarvan voor de jongens
0.07038 en voor de meisjes 0.06326, gevende een ver-
schil van 0.00712, thans vindt men resp. 0.01869 en
0.01502, een verschil derhalve van niet meer dan
0.07038 en voor de meisjes 0.06326, gevende een ver-

in dezen tijd dus met 0.05169 (73.45 pOt.) en van:
de meisjes met 0.04824 (76.26 pOt.). De verbeteing
is het sterkst voor de kinderen beneden 1 jaar, ni.
voor de jongens 0.15629 en voor de meisjes 0.13791.

De verhouding tusschen de sterftekansen van jon-
gens en meisjes gedurende de eerste vier levensjaren
heeft zich belangrijk in het voordeel van de meisjes veranderd. Uitgedrukt in procenten van ‘de sterf te-
kansen van de jongens, vindt men voor de meisjes
de volgende verhoudingen:

Leeftijd

Verhouding

Leeftijd

Verhouding
in jaren
1921-’30 1910-’20 in
jaren
1921-’30 1910-’20
0

77.6

81.1

2

85.3

93.3 –
1

88.5

95.5

3

84.2

92.1

Een ‘zeer gevaarlijke periode blijft nog steeds de
eerste maand na de geboorte. De sterftekanse be-
droegen voor de jongens 0.02439 en voor de meisjes 0.01847 tegen 0.02684 en 0.02018 in 1910-1920:

Sterftekansen.

Leeftijdin
Mannen
Mannen
jaren
1870179
J

1890,99
191020
1921,30
1870179
1890,99 1910/20
1921
1
30
,

0

………
0.22117
0.14046 0.10184 0.06528
0.18853
0.11769
0.08256

0:05062
5

——–

0.01206 0.00496

0.00414 0.00246 0.01146 0.00463 0.00382 0.00209
10

——–

0.00494 0.00226
0.00200 0.00131 0.00517
0.00228 0.00205
0:001-20
20

………
0.00950
0.00507 0.00466
0.00280
0.00684 0.00384
0.00381

‘0:00261
0.00870
0.00475
0.00463
0.00276 0.01004 0.00517
0.00514

0:0031-9


0.01109
0.00679 0.00574 0.00380 0.01254 0.00710 0.00646

0.0047-1
0.01720
0.01177 0.01009 0.00774
0.01368
0.01009
0.00898


0.00796

30

………

0.03209 0.02429
0.02266 0.01912
0.02613
0.02075
0.01910
– –
0:01760

40

………
50

………
60

………
0.06843
0.05743
0.05442 0.04932
0.06227
0.05174
0.04843
– –
0:04019
70

………
80

………
0.1481
0.1370
0.1336
0.1273
0.1452 0.1278 0.1233 0:1180
90

………
0.302
0.29 0.29
0.2762 0.288
0.27
0.26

-0:2543

624

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1934

De sterfte-tafels van de belangrijkste gemeenten
hebben ditmaal niet meer betrekking op de gemeen-
ten met meer dan 20.000 inwoners, doch men heeft zich bepaald tot die gemeenten, waarvan het aantal
inwoners op 31 December 1920 meer dan 100.000
bedroeg. Dit waren Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag en Utrecht. De sterfte-kansen in deze vier ge-
meenten wijken in verschillende opzichten af van die,
welke voor het geheele Rijk berekend werden.
1)
Voor

de vijf eerste levensjaren vinden wij als gemiddelde
van de sterfte-kansen resp. 0.01447 en 0.01177, het-
geen 0.00422 en 0.00325 lager is dan het Rijkscijfer,
terwijl in deze gevallen het verschil tusschen de
sterfte-kansen van jongens en meisjes 0.00270 be-
draagt en dus eveneens lager is dan dat voor het

gheele Rijk.
Vergelijkt men de gegevens omtrent Nederland
met de laatst bekende uit Duitshland (1924-1926),
Denemarken (1921-1925), Noorwegen (1912-1921)
en Zweden (1926-1930), dan blijken deze in het
algemeen niet ‘oo gunstig te zijn als de Nederland-
sche. Alleen vertoonen in Noorwegen en Zweden de
hoogere leeftijden vaak betere cijfers. Bepaald on-
gunstig steken hierbij af de Fransche (1920-1923)
en Italiaansche (1921-1922). Zoo bedroegen in

Frankrijk de sterftekansen voor de 20-jarigen reeds
0.00639 en 0.00519; voor 40-jarigen 0.00898 en
0.00674; 0.01430 en 0.01037 voor 50-jarigen. De
sterftekansen zijn voor de mannen veel ongunstiger

dan voor de vrouwen.
Op
de jeugdigste leeftijden

zijn de Italiaansche cijfers het slechtst: men vindt
hier voor de pasgeborenen een sterfte-kans van
0.13563 en 0.12128 tegen 0.10823 en 0.08821 in

Frankrijk.

Een tweede zeer belangrijk gegeven is het mate-
riaal inzake den gemiddelden levensduur. Deze cij

fers spelen bij verschillende sdhrjvers bij hun schat-
tingen omtrent de toekomstige bevolking van Ne-

derland een groote rol.
2)
Het cijfer van den gemid-

delden levensduur, – het is misschien overbodig dit
te zeggen – mist natuurlijk voor den individu

waarde.
Uit den volgenden staat blijkt van de verbetering

van de levenskansen, van het aantal jaren, dat in

Voor de mannen zijn zij tot en met het 43e jaar, be houdens een enkele uitzondering, gunstiger en na dezen
leeftijd, eveneens met dezelfde beperking, hooger en dus minder gunstig dan die voor het geheele Rijk. De sterfte-
kansen van de vrouwen in de grootste gemeenten zijn
over het geheel beter dan het Rijksgemiddelde.
Zoo achtte .het laatst Ir. P. Bakker Schut in zijn
studie over de bevolkingsbewegiug in Nederland en in
het bijzonder te ‘s-Gravenhage een maximalen levensduur
voor het Nederlandsche volk van gemiddeld 61 jaren niet
onmogelijk. Hiermede is, blijkens het onderstaande, niet
ver misgetast. In de toekomst ligt het antwoord op de
vraag, of, en hoever deze verlenging van den gemiddelden
levensduur nog voortgang zal hebben. Toen in 1927 de
resultaten van de in 1925 in Duitschland gehouden volks-
telling gepubliceerd werden, maakte het Statistische
Reichsarnt eveneens van dit criterium gebruik bij zijn
berekeningen omtrent de te verwachten toeneming van
de bevolking in een aantal landen, w.o. Nederland.

een bepaalde periode een persoon van zekeren leef-
tijd gemiddeld nog te leven had.

Gemiddelde levensduur.
.eftijd
1870179
1890199
191020
1921130
187079 190199
191020
1921130

0.

..

.
38.4
46.2
55.1
61.9 40.7 49.0
57.1
63.5
5.

..

.
50.9
55.5
59.5
63.1
51.6
56.8
60.2 63.4
10.
.. .
48.0
51.7
55.4 58.7
48.7
53.0 56.0
58.9
20.
.. .
40.3
43.4
46.7
49.7
41.2 ‘44.8
47.5 49.8
30.
.. .
33.7
35.9
38.8
41.0
34.3 37.1 39.5 41.1
40…
.
26,5 28.1 30.5
32.1
27.9
29.7
31.4 32.5
50.
. . .
19.6
20.7
22.4 23.5
21.0 22.2
23.4
24.1
60…
.
13.3
14.0
15.1
15.9
14.1
15.0
15.9
16.4
70.
.. .
8.2 8.6
9.1
9.6
8-4
9.0
9.6 10.0
80.
. . .
4.6
4.7 5.0
5.2 4.7 5.0
5.3
5.5
90.
.. .
1.9
2.1
2.3 2.7
1.9
2.4
2.6
2.9

De gemiddelde levensduur van een pasgeboren jon-
gen is derhalve sedert 1870-1879 met 23.5 en
voor een pasgeboren meisje met 22.8 jaren geste-

gen. En, ‘zelfs, wanneer men naar het einde van de
vorige eeuw teruggaat, is de verbetering n’iet on-
aanzienlijk, nl. voor de jon’gens met 15.7 en voor de
meisjes met 14.5 jaren. Al zijn de gemiddelde levens-
kansen van de meisjes en vrouwen hooger te waar-
deeren, de gemiddelde levensduur van de jongens en
van de mannen verbeterde krachtiger.
Sedert 1870-1879 ziet men telkens hoogere ge-
middelden eu steeds, doch in het afgeloopen tijdvak
het meest, gaven de pasgeb’orenen de grootste stij-
ging te zien. Voor de jongens beneden 1 jaar be-
droeg deze ditmaal 6.8 en voor de meisjes van dien
leeftijd 6.4 jaren. De cijfers uit de jaren 1910-1920,
en dit geldt in mindere of meerdere mate voor alle
leeftijden, hebben onder den invloed van de groote
sterfte aan ‘griep in 1918 gestaan. De stijging be-
droeg toen, in vergelijking met de daaraan vooraf-
gaande periode bij de 0-jarigen resp. 4.1 en 3.7 jaren.
De gemiddelde levensduur van de kinderen van 1 jaar
bedraagt thans 65.3 en 65.8 jaren, of wel 5 en 4.7
jaren langer dan van een pasgeborene.
De verlenging ‘van den levensduur heeft zidh nim-
mer tot de eerste levensj aren bepaald, al worden met
het klimmen van de jaren de verschillen natuurlijk
kleiner. Sedert 1870-1879 steeg de gemiddelde
levensduur van de 5-jarigen resp. met 12.2 en 11.8
jaren; van de 10-jarigen met 10.7 en 10.2 jaren. Het
gemiddeld aantal jaren, dat een m’an of een vrouw
van 50 jaren nog te leven ‘had, steeg sedert 1870-
1879 nog met 3.9 en 3.1 jaren.

In het verleden is dus de gemiddelde levensduur
tijdens de eerste levensjaren soms vrij krachtig ge-
stegen. Is eenmaal op zekeren leeftijd het maximum
bereikt, dan neemt het cijfer geleidelijk af, belandt
liet weer op het peil van de(n) pasgeborene om
daarna verder in te zinken. In 1870-1879 ‘bedraagt
de gemiddelde levensduur van een pasgeboren jongun
en meisje 38.4 en 40.7 jaren. Het hoogste gemid-
delde voor beide geslachten vond men toen op het

Gemiddeld aantal over,levehden

Leeftijdin
M a n n e n
V r o u w e n
-‘

jaren
1870179 1890199
1910120 1921130 1870179
1890199
1910120

1921 30

0

……..
•lOO 000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
68.128 75.991
85.1`90
90.860 71.208 78.846 87.273 92.633
65.363
74.334
83.940
90.006 68.420 77.157 86.066


91.906
5

……….
..

61.996
71.747
81.649 88.425
64.721
74.364
83.578 90.339
10

……….
20

……….
56.616 67.354
77.920 85.912 59.570
70.403
79.948

87.800

51.498 62.726
74.143
83.219
53.051
65.012
75.561
84.506

44.943 56.276
68.891
78.965
46.792 59.055
70.212
79.731

30

………..

35.705
46.368
59.256 69.976 39.053
50.675
61.756 71.025

40

……….
50

………

22.374
30.519
41.740
51.512
26.033
35.467
45.344
53.446
60

………
70

………
80
7.620
11.303 17.203
22.770 9.260
14.288
20.084 24.779

90
668 1.135 1.909
2.822
911
1.684
2.699 3.630

18 Ju1i 1934

ECONOMISCHSTATISTISCHE
BERICHTEN

625

4e jaar, ni. 51.2 en 51.9 jaren. Er bestond toen dus
een, aanzienlijk, versdhil van 12.8 en 11.2 jaren. Bij
elke volgende periode van 10 jaren is dit kleiner. In
1900-1909 geven de kinderen van 3 jaren met een
levensduur van onderscheidenlijk 59.3 en 60.6 jaren
een verschil van siedhts 8.3 en
7.2
jaren met een pas-

geborene. In 1910-1920 was dit ingekrompen tot
6.0 en 4.7 jaren, terwijl blijkens de meest recente
gegevens een 3-jarige jongen een meerderen levens-
duur van slechts 2.7 jaren en het meisje van 1 jaar
een langeren levensduur van 2.3 jaren heeft dan een

pasgeborene.

Verder was in 1870-1879 de gemiddelde levens-
duur van de mannen van 24 jaren (37.8) en van de
vrouwen van 21 jaren (40.5) weer ongeveer gelijk
aan dien van een pasgeborene. In de volgende perio-
den valt het moment, waarop de levensduur van een
ouderen dien van een pasgeborene weer kruist, steeds
vroeger. In 1910-1920 lag dit bij de jongens van
10 jaren (54.8) en bij de meisjes van 9 jaren (57.6),
terwijl het thans gelegen is bij de jongens op •het 7e
(61.4) en bij de meisjes op het 5e jaar (63.4).

Raadpleegt men ook hier een aantal buitenland-
sche cijfers, dan blijkt Nederland thans met •Dene’
marken en Zweden, – resp. 60.3 en 61.9; 61.19 en
63.33 -. bovenaan te staan. Deze gegevens dateeren uit de jaren 1921-1925 en 1926-1930. Nadien komt
een groep, waarin Duitschland (1924-1926) met
55.97 en 58.82; Noorwegen (1911/’12-1920f’21) met 55.62 en 58.71. Na het 50e jaar zijn de ge.middelden
van Noorwegen met die van Zweden het hoogst. Ver-
der kan men tot deze groep rekenen de gemiddelden
van Zwitserland (1920-1921) nl. 54.48 en 57.50 en
van Engeland en ‘Wales (1921) resp. 55.5 en 57.50,
hoewel de gem’iddelden voor het goheele Vereenigd
Koninkrijk lager zijn. Het laagst waren de cijfers
van Frankrijk (1920-1923) 52.19 en 55.87 en van
Italië (1921-1922) met 49.25 en 50.75.

Tenslotte de z.g. A’bsterbe-Ordnung, waarmede wordt aangegeven het gemiddeld aantal levenden,
dat op verschillende leeftijden uit 100.000 geboorten
is overgebleven. Ook ‘hier ziet men, ‘blijkens de neven-
staande tabel, groote veranderingen. In vergelijking met voorafgaande perioden worden
op de verschillende leeftijden per 100.000 gemid-
deld steeds meer levenden aangetroffen. Behoü-
overlevenden onder de vrouwen hooger blijft. Wel
is, behalve bij de 5-jarigen, wanneer men met
behulp van bovenstaand staatje het gemiddeld aan-
tal overlevende vrouwen op 1000 mannen bere-
kent, het aantal mannen relatief vermeerderd. In
1870-1879 telt men op 1000 overgebleven jon-
gens van 10 jaar gemideld 1047 meisjes, ditmaal
bedraagt dit verhoudingscijfer 1021. Bij de 30-jarigen
zakte het in van 1052 tot 1022; bij de 70-jarigen van
1164 tot 1037 en bij de 80-jarigen van 1215 tot 1088,
terwijl
bij
de oudsten het verschil weer minder groot
was, nl. 1364 en 1286.

DE INDISCHE MIDDELEN OVER MAART 1934.

Algemeen.

In ‘de maand Maart bedroeg de opbrengst der
Lan.dsmidde1en in totaal
f
28.7 mi’llioen tegenover

f
30.- millioen in dezelfde maand van het vorige
jaar. Hierdoor werd de totaal-mi’d.delenopbrengst over
het eerste kwartaal van 1934
f
89.- millioen, tegen-
over
f
88.5 millioen in ‘de eerste drie maanden van
1933.

De opbrengst der verschillende hoofdgroepen van
middelen in vergelijking met de ramingen, bedroeg in
millioenen guldens ‘onderscheidenlijk:

1/12

3/12

ram.

Maart

ram. Eerste 3 mud. van
Groep 1934 1934 1933 1932 1991 1934 1934 1933 1932 1931
Belasting. 20.3 15.5 16.1 15.5 15.7 61.- 44.5 45.3 47.3 53.7
Monopol. 3.6 3.5 3.6 4.3 5.1 10.8 9.7 10.4 13.2 15.3
Producten 3.- 2.4 2.2 2.9 4.7 9._ 9._ 6._ 6.8 12.4
Bedrijven’ 6.5 5._ 5.9 6.9 8.8 19.4 18.6 19.9 24.9 .27.5
Div. middel. 2.8 2.3 2.2 2.4 2.6 8.3 7.2 6.9 8.3 9.3

Totaal. . 36.2 28.7 30._ 32._ 36.9 108.5 89._ 88.5 100.5 118.2

Ter toelichting van de verschillen moge het navol-
gende dienen.

Belastingen.

A.
Niet-kohierbelastingen.

Met uitzondering van de uitvoerrechtn brachten
de voornaamste belastingen van deze groep in de ver-slagmaand alle minder op dan’ in de overeenkom4tige
maand van het vorige jaar.

Opbrengst in niillioenen guldens

Omschrijving

Mrt. Eerste 3 mnd. Tariefswijzigingen
’34
1
33 ’34
1
33 ’32
Invoerrechten .. 3.9 4.1 10.9 12._ 11.2 20 opc. vanaf

1_1_’32
50 id. 15_6_’32
Nieuwe tariefwet
vanaf 10 Jan. ’34

met 50 opc.
IJitvoerrechten .. 0.35 0.24 0.80 0.55 0.84
Acc. op petroleum 0.7 0.8 2.8 ‘ 2.5 2.6 Accijns op benzine 1.3 1.4 3.8 3.9 5.3 200pc.
v.
1_1_’32
33 113 id. 16_3_
1
32
Accijns op lucifers 0.2 0.3 0.7 0.9 1.7
Accijns op tabak 0.6 0.9 2.0 2.6 0.02 vanafl6Dec.’32
20
0
/0′ V.
d. klein-
handeisprijs
Accijns op suiker 0.5 – 1.6 – – Vanaf 1 Jan. ’34
2.- p. 100 K.G.
Zegelreclit ……O;8 0.8 2.0 2.1 2._

Totaal ……8.4 8.5 24.6 24.6 23.7

Dat ondanks ‘de op 10 Januari ji. in werking ge-
treden nieuwe tariefwet de opbrengst dër invorrech-
ten in ‘het eerste ‘kwartaal achterbleef bij die van de-
zelfde periode in het vorige jaar, ‘hangt, samen met
dé belangrijke vermindering van den ‘totalen invoer,
welke moge blijken uit onderstaand overzicht.

I n v o e r

Gewicht in

Waarde in
Tijdvak

1000 tonnen

miii. guldens
Eerste drie maanden ’31

682

155

Idem

1
32

502

118

Idem

1
33

479

82

Idem

1
34

341

62

B.
Kohierbelastin gen.

De kohierbelastin.gen bleven in ‘de verslagmaand,
zooa’ls uit de hieronder opgenomen vergelijkende spe-
cificatie ‘blijkt, met uitzondering van de
Inkomsten-
belasting
en de
Verponding,
alle bij 1933 ten achter.

Opbrengst in mill. guldens
Omschrijving
Maart
Eerste
3 mnd. van
1934 1933
1932
1934
1933 1932
Personeele belasting..
0.23
0.24
0.31
0.6 0.6

0.9
Ink.bel.en crisishef fing
2.8 2.6 2.9 6.9
7.1

9.8
Vennootschapsbelast
1.3
1.9
0.4
2.7
2.6

.2.5
Verponding ‘ ……..
0.3
0.1
0.3
2.6
3.1

3.7′
Landelijke inkomsten
1.2 1.4
1.1
3.2 3.3

3._
Vermogensbelasting..
0.08
0.13

0.2
0.4

Totaal. …
9.5 6.4
5.0
16.2
17.1

19.9.

De Landelijke inkomsten, nader uitgesplitst, geven
‘het volgende beeld:

Opbrengst in mili. guldens’
Maart Eerste 3 mnd. van
Omschrijving

1934 1933 1932 1934 1933 1932

LandrenteJavaenMadoera. . 1.1 1.1 1._ 2.8 2.6 2.3
Alle overige …………..0.1 0.3 0.1 0.4 0.7 0.7

Totaal…. 1.2 1.4 1.1 3.2 3.3 3.0

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

De
overige belatin gen.
brachtea in de verslagmaand

/ 1.4
ittillioen op tegen
/
1.1 millioen in dezelMe

intand ian
1933;
terwijl de totaal-opbrengst over de

ste drie maanden van
1934
gelijk is aan die over

het eerste kwartaal
1933,
nl.
/
3.6
millioen.

Op
de
motorvoertuigenbelasting Java en Madoera
wdrd in de maand Maart voornamelijk gestort door

de proinciés West- en Midden-Java.
De opbrengst der nieuwe
couponbelasting,
welke

itt. ‘dé erslagmaand voor het eerst in ‘s Lands kas
werd gestort, bleef belangrijk achter bij. de raming als gevolg van de verlate inwerkingtreding ‘der or-
donnantie
(25
Februari ji.).

Monopolies.

..D.e betalingen •bij de
monopolies
waren in de ver-
slagmaand rond
f 0.07
millioen minder dan in Maart

1933,
terwijl de totCal-opbrengst in de eerste drie
maanden van
1934
rond
f 0.7
millioen achterbieef
hij die over -dezelfde periode van
1933.

312

In millioenen guldens
Onlsçhrij.ying raning

Opbrengst erste 3 mud.

1934

1934

1933

1932
Opiudi ………..

3.-

2.8

3.3

4.9
Pandhuiten ……3.5

2.7

3.5

4.8
Zôiit……………
4.2

43

36

3.5

totaal

10.7.

9.8

10.4

13.2

Producten.

-. .D

exjloitati•eoutvangsten van de
producten
be-
doégen itt Maart
1934 f 2.4
millioen tegen
f 2.2
miLlioen over de.blfde maand in
1933
of
/
0.2
mil-
lioen mr, terwijl de totaal-opbrengst in de eerste
drie maanden van
1934
.f
3
millioen meer bedroeg dan in hht eerste..kwartaal van
1933.
Het verschil is aldus sameiigesteld:

In millioenen guldens
Opbrengst eerste 3 mnd. van:

Omschrijving

1934

1933

1932
Kïna en thee …………….0.060

0.034

0.048
Landscaoutchoucbedrijf ……0.549

0.235

0.328
Boschwezen ………………1.509

1.469

1.783
Banktia ………………..5.790

3.186

2.997
Steenkdlen ……………….1.078

1.020

1.640

.
..Totaal ……9._

5.9

6.8

Bedrijven:

De exploitatie-ontvangsten voor de bedrijvengroep, verdeeld naar de diverse bedrijven, geven het volgen-
de beeld.:

In millioenen guldens

1112

. 3/12
Omschrijving rarning Maart raming Eerste 3 mnd.
1934 1934 19331932 1934 1934 1933 1932
ilavenwezen •

1._ 0.5 0.5

0.6 2.9 4.4 3.9 4.8
Bagèri1ienst

0.2 0.2 0.2

0.4 0.5 0.5 0.5 1.1
Waterkrachten
E1ctriciteit •

0.2 0.2 0.3

0.2 0.8 0.7 0.7 0.7
Landsdrukkerij

0.1 0.06 0.08 0.002 0.3 0.2 0.25 0.5
P.T.T. ……….

2._ 1.7 2.1

2.2 5.9 5.4 6.14 6.8
S.S………………3._

2.32.7

3.4

9_

74

8.4

11._
:

Totaal

6.5 5._ 5.9

6.8 19.4 18.6 19.9 24.9

Dat .de achteruitgang der.
S.S.
.ontvangsten geheel
door de Javalijnen wordt veroorzaakt, kan uit de hier-na ‘gegeven uitsplitsing blijken.

(In milliôdfiên guldens)
Eerste drie maaaden
1934

1933

1932

S.S.op Java . …………..6._

.. 7_

9.3

Sumatra’s Westkust 0.4

0.4

0.5

Zuid-Sumatra ……0.5

0.5

0.6
Atjeh

…………0.2

0.3

0.3
Andere ontvangsten

0.3

0.2

0.3

.

Totaal. …….7.4

8.4

11….

Div3rse rnidd4len.

De
opbrengstvan deze groep was in de eerste drie
madett .vah
1934 /0.2
miljoen hooger dan in de
ovëreenkom*tignperiode van
1933. –

Op afstand van grond
en
allerlei
werd in het eer-
ste kwartaal onderscheidenlijk
/
0.4
en
/
0.3
millioen
meer ontvangen dan in de eerste drie maanden van
1933.
Daartegenover staat echter een mindere op-
brengst aan
ontvangsten gevangeniswezen, af koop
heerendiensten en
schoolgelden
ten bedrage van resp.

/
0.1,
/
0.15
en
/
0.1 millioen.
Het algemeen verloop der landsmiddelen in het
loopende jaar in vergelijking met de vier vooraf-
gaande jaren moge blijken uit het volgende overzicht:

Opbrengst in millioenen guldens

Maand

per maand
t/m maand
1930 1931 1932 1933 1934
1930

1931

1932 1933
1934
Jan,
53.5 45.5 37.2 32.1

35._
53.5

45.5

37.2

32.1
35._
Febr.
42.2 35.9 31.3 26.3 25.3
95.7

81.4

68.5

58.4
60.3
Maart 43.7 36.9 32._ 30._ 28.7
139.4

118.3 100.5

88.5
89._
April
45._ 38.6 31.7 28.1
184.3

156.9 132.2 116.6
Mei
.
52.3 39.- 32.1

32.7
236.6 195.9 164.3 149.3
Juni
50.4 45.2 35.2 32.6
287.1 241.1 199.5 181.9
Juli.
65.4. 48.7

39.6 37.8 352.4 289.7 239.1 219.7
Aug.
52.5 46.3 38.8 31.9 404.9 336.- 278.- 251.6
Sept:
59.3 46.1

38.8 33.7
464.3 382._ 316.8 285.3
Oct.
57.2 41.7

35.4 34.4
521.5 423.7 352.2 319.7 Nov..
46.9 44.3 30.5 33.1
568.4 468._ 382.7 352.6
Dec.. .63.1
48.1

37.2 33.4 631.5 516.1 419.9 386.7

Begrootingsrelcenin gen Kohierbelastin gen.

Belastingjaar 1934 t.o.v. 1933.
eerste kwartaal van aanslag.

Belastingsoort

1934
1933

Toelichtingen

Personeele belasting

2._
2.1

Ondanks de verlaging der
grenshuurwaarden is de aan-
slag nog iets lager dan in
het vorige jaar
I.B. en crisisheffing 20.8
15._

Voor ’34 is de crisisheffing
met 70
o/
gestegen t.o.v. ’33.
Hiermede rekening houdend
is liet tempo van aanslag
in ’34 sneller dan in ’33
Vennootscliapsbel..

3,3
3._

Voor ’33 40 opc., voor ’34
100 opc.
Verporicling

……7.1
3.5

De aanslag ’34 gaat uit van
de reeds in ’33 opgelegde
aanslagen
Landrente J. en M.

7.8
9.1

in

tegenstelling

met

de
vorige

maanden

blijft

de
aanslag ’34 achter bij die
van ’33.

Aanslag in
mill. guldens Belastingsoort

1933

1932
Toelichtingen Personeele belasting

3.7

4.7
Vergelijkbare cijfers
I.B. en crisislieffing 38.1

52.3
De heffing is over liet ge-
heel genomen ongeveer even
hoog, vergelijkbare cijfers
Vennootschapsbel,.

6.3

8.4
In beide jaren 40 opcenten, vergelijkbare cijfers Verponding

……7.3

.10.2
Met ’33 ving het nieuwe
belastingtijdvak aan, daar-
door scherpe terugval
Landrente J. en
M.
27.3

28.2
Decrisisontheffingbedraagt
gem. voor ’32 15oj
0
envoor
’33

25 ol
o

van

den

bruto
aanslag

Stand begrootingsrekeningen der voornaamste kohier.
belastingen.
Dienstj.’34 Dienstj.’34
Dienstj.’33

Omschrijving Mrt. 1934
eerste 3 innd. eerste 3 mnd.

Personeele belasting
676
2.018 2.122
Ink.bel. en crisisheffing

8.946 21.465
15.785
Vennootschapsbelast
475 •
3.441
3.722
Verponding

……..
95
7.101
4.045
Landrente Java en
Madoera

……..
2.438
7.806 9.115

Totaal. ..
12.630
41.831
34.789

18 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

627
1)ienstj.’33
Dienstj.’33
Dienstj.’32
Omschrijving
Mrt. 1934 eerste
15 mnd.
eerste 15 mml.
Personeele belasting.
2
3.832
5.021
Inkomstenbelasting en
Crisisheffiug ……
230
39.090
54.987
Vennootschapsbelast
66
9.201
11.522
Terponding

……..
191
8.845
13.121
Landrente J. en M.
.

6
27.338 28.252

Totaal……
483
88.306
112.903

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

HET ECONOMISCH STELSEL VAN HET NATIONAAL-

SOCIALISME.’)

Dr. Oskar Klug te Hamburg schrijft ons:

Eet Nationaal-Socialisme gaat van het standpunt
uit, dat de taak van de volkshuishouding bestaat uit
de dekking van de behoefte en niet uit het verkrijgen
van een zoo groot mogelijke rentabiliteit van het
kapitaal. In het kader van een algemeenen arbeids-
plicht en met principiëele erkenning van den parti-culieren eigendom op zichzelf en van de productie-
middelen, heeft elke Duitscher het recht vrij over zijn hestaansmogelijkheid en de opbrengst van zijn arbeid te beschikken. Men moet dan, zooals vanzelf spreekt,
de algemeene ,,Rechtsverfassung”, ter onderscheiding
van de specifieke ,,Wirtschaftsrechtsverfassung” zoo-
danig w’ijzigen, •dat van eigendom en bekwaamheid
zoowel in het eigen- als in het algemeen belang beter
kan worden geprofiteerd dan tot dusverre het ge-
val was.
Het Nationaal-Socialisme staat met de bovenstaan-
de erkenning van de rechtsvoorwaarden, waarbij de
sociale ethiek: ,,algemeen belang gaat voor eigen be-
lang”, op den voorgrond wordt geplaatst, op den bo-
dem van ‘het nationaal-economisch en sociaal geregel-
de kapitalisme. Dit kan slechts een z.g. ,,plankapita-
lisme” of geordend kapitalisme zijn. Hierop dient in-
zonderheid de nadruk te worden gelegd ten aanzien
van degenen, die meenen weder een stelsel van libe-raal-kapi talistische concurrentie onder den dekman-
tel van Nationaal-Socialistische staatsinrichting te
kunnen invoeren. Teneinde een steekhoudende uiteen-
zetting te geven van dec werkelijken gang van zaken
en van het tot stand te brengen economisch stelsel,
wordt hier van geordend kapitalisme gesproken.
Ordening in een op den prijs ingestelde, op de
vrije keuze van de behoeftebevrediging gebaseerde
‘huishouding wil zeggen het bewust in overeenstem-
ming brengen van kosten en behoefte, dus niet

een oriënteeren op het zuivere kapitaalEbelang zonder
tevoren voorzichtig rekening te houden met de vraag
naar goederen en persoonlijke diensten in de eerste
plaats van het Duitsche volk. M.a.w. een bewuste, op de vrije keuze van de behoeftehevrediging ingestelde
ordening van de productie en de verdeeling (inclusief
de kapitaalhuishouding), welke juist met het oog op
•de bijzondere economische en sociologische voorwaar-
den van het Duitsche volk geen ordening vanuit een
centraal punt mag zijn.
Geordend kapitalisme is slechts een voorwaardelijke
,,Planwirtschaft” in tegenstelling met de socialisti-
sche ,,Planwirtschaft” of het Russische staatskapita-
lisme. Het doel is dus het bewust vaststellen van de
zoo juist mogelijke verhouding van de agrarische pro-
ductie tot de vraag, het zoo juist mogelijk vaststellen
van de productie van grondstoffen, half- en eind-
fabrikaten met ‘betrekking tot •de vraag, het met
elkaar in overeenstemming brengen van de productie
van den landbouw, de industrie en het ambacht en
het zoo goed mogelijk in overeenstemming brengen
van de kapitaalmarkt, haar beheerders: de banken,
met de agrarische en industriëele productiviteit.
En wel niet in den zin van een zuiver autarkisch

1)
Zie eveneens het artikel, ,,Het liberale kapitalisme” in het nummer van 4 Juli 1934.

economisch ideaal, doch door rekening te houden met
de buitenlandsche belangen, zooals clie bepaald zijn

door •de bevolkings-, de staats- en de cultureele poli-
tiek. Slechts uit deze nieuwe uniform ingerichte
staats- en volkspolitieke instelling is een constructie-ve economische politiek van staatswege mogelijk, zij
moet het geheele nationale stelsel, dat in het liberale
kapitalisme een fictie is, als uitgangspunt nemen.
De functie van de ondernemers en van de van hen
direct afhankelijke economische subjecten is in het
geordend kapitalisme in zijn Nationaal-Socialistische oriënteei-ing geheel verschillend van clie in ‘het libe-
rale kapitalisme. In principe heerscht ook in het ge-
ordend kapitalisme de concurrentiestrijd van de hij de
markt betrokkenen en de tendens van de kapitaal-
accumulatie, bedrijfs- en onciernemersconcentratie,
waarvoor geen maatstaf tot willekeurige, wetgevende regeling bestaat. Veeleer houdt zij vanzelf op, in zoo-verre als het geordend kapitalisme slechts in Duitsch-
land zal worden tot stand gebracht, hetgeen wil zeg-
gen, het harmonisch met ellcaar in overeenstem-
ming brengen van de ‘bedrijfstakken, d.w.z. zoo, dat
het kapitaal niet ronder meer wordt uitgevoerd, wan-neer het niet de grootst mogelijlce rentabiliteit in een
bepaalden bedrijfstak van ‘het land verlcrijgt, doch dat
het over de afzonderlijke bedrijfstakken doelmatig
wordt verdeeld.

Daarenboven wijzigt zich het karakter van den con-
currentiestrijd. In het liberale kapitalisme heerscht
een vijandige strijd op leven en dood van de geïso-
leerde of aaneengesloten ondernemers en consumen-ten. In het economisch systeem van het Duitsche Na-
tionaal-Socialisme heerscht een met verstand geregelde concurrentiestrijd van •de afzoncierlijice of met elkaa.r verbonden economische subjecten, die zich bewust zijn
van het feit, dat zij op elkander zijn aangewezen en
zich eveneens bew’ust zijn van hun functie in het ge-
heele maatschappelijke verkeer.

Uit het op den prijs georiënteerde particulier-eco-nomisch streven naar oph,-engst volgt de faire con-
currentie onder de geenszins steeds even krachtige,
geïsoleerde of aaneengesloten strijdende economische
suhjecten als principe van de Nationaal-Socialistische
huishouding. Deze zorgt ervoor, dat kosten en be-
hoefte zoo snel en juist mogelijk met elkaar in over-
eenstemming worden gebracht. Dat is het doel van
het economisch stelsel van het Duitsche socialisme.
Nu is de vraag, hoe men het snelst tot dit doel ge-
raakt, d.w.z. welke de doelmatigste organisatie van
het bedrijfsleven is.

Terwijl de liberaal-kapitalistische huishouding on-
der haar lateren invloed van het marxistisch-socia-
lisme in hoofdzaak door den strijd van egocentrische
belangen was beheerscht, zal de Nationaal-Socialisti-
sche ordening als ‘het ware een harmonische eenheid
van de producenten, van de beroepsstanden en van
den staat in zijn laatste betrekking tot het geheel van
de D.fitsche consumenten vormen, waarbij steeds re-kening zal worden gehouden met de wereldeconomi-
sche en wereldpoliieke belangen.

De producenten moeten alleen beheeren, d.w.z. nut-
-tigheid en kosten met het oog op hun bijzondere, op
de markt van goederen en persoonlijke ‘diensten be-
trekking hebbende functie met elkander vergelijken
en dienovereenk-omstig handelen. Zij moeten calcu-
leeren, de ‘goederen en persoonlijke diensten op de
markt ter beschikking stellen en verkoopen. De hier-
voor vereischte particulier-econoniische organi sati es
kunnen slechts die lichamen zijn, ‘die uitsluitend ook
het risico van liet beheei-en dragen. Dat zijn de econo-
mische en technisch mogelijke en noodzakelijke be-
drijfsvormen en oudernemingsgewijze instituten, zoo-
als individueele ondernemingen, coöperaties, belan-
gengemeenschap, kartel, concern en trust.

Van de producenten moeten de beroepsstanden
worden onderscheiden, op welke men in geen geval
de voor het beheer (in de feitelijke beteekenis) be-

628

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1934

slissende overwegingen en handelingen mag overdra-
gen. De beroepsstanden
zijn
als volgt opgebouwd:

Reichsstand der deutschen Landwirtschaft.
Reichsstand des deutshen Handwerks.

3,
Reichsstand des •deutchen Handwerks.

Reichsstand der deutschen Industrie.

Deutsche Arbei’tsfront (als gemeenschap van alle
arbeiders in hun hoedanigheid van werkgevers en
werknemers).

Reichsstand •der freien Berufe.

Bij deze organisatie van standen, welke niets met
een standenstaat te maken heeft, mag men niet over
het hoofd zien, dat de huidige samenvoeging volgens
de beroepen voorloopig niets anders beteekent dan een
gelijkschakeling van de •groote bedrijfstakken en van

de arbeidsmarkt, gebieden, die anders door een tegen-
natuurlijken strijd van tallooze organisaties van be-
langhebbenden waren heheerscht. Het meest georga-
niseerd zijn het Duitsche Arbeidsfront en ‘de Rijks-

voedselvôorziening.

De beroepsstanden hebben tot taak:

de oplossing van de sociale vraagstukken, d.w.z.
de inschakeling van den arbeider en den bediende in
de hedrijfs- en heroepsgemeenschap, ‘de verheffing van
den arbeid en het beroep en •de beëindiging van den
uitgesproken klassenstrjd. Dit is dus de psychische in-
schakeling van het individu in de volksgemeenschap;
de vertegenwoordiging van den stand tegenover
den staat en andere standen in ‘den zin van de op de
algemeene welvaart gerichte samenwerking en de be-
vordering van de belangen van ‘de leden van een be-

roepsstand;

de bijkomende functie voor de producenten bij de uitoefening van hun specifieke economische taak.
Daar de huishouding van het Duitsche socialisme
een soort huishouding tot dekking ‘van de behoefte
kan en moet zijn, welke slechts door de genoemde re-
geling van de productie en de verdeeling
(mci.
van

het kapitaal) kan worden bereikt, hebben de beroeps-
standen •de belangrijke taak, de wederzijdsehe afhan-
kelijkheid van de bedrijven te bevorderen; voorts heb-
ben zij tot taak ‘het productieproces snel en zonder
wrijvin’g te ‘doen functioneeren, en een faire concur-
rentie, gebaseerd •op prestaties, in stand ‘te houden.

*
De Nationaal-Socialistische staat vormt tevens den
koepel van de organisaties van het zichzelf ‘besturende
bedrijfsleven. De staat heeft tenslotte ‘de leiding van het bedrijfsleven, waaronder ‘het particulier initiatief
zich, wat zijn invloed op de algemeene welvaart van
het Duitsche volk betreft, moet stellen. De staatslei-
ding heeft echter slechts een toeziende en controlee-
ren’de taak; zij vervult in geen geval een actieve rol
op het gebied van productie en distributie.

Door de juiste ontwikkeling van de hier ‘geschetste
h’oofdstructuur van het economisch stelsel van het
Duitsche socialisme zal ook datgene worden bereikt, dat bevrijding van ‘de renteknevelarj kan worden ge-
noemd. Het is ongezond, •dat het werk van de geeste-
lijk scheppenden en van den handenarbei’d ‘door de
geldmarkt, die in het liberale kapitalisme noodzake-
lijk internationaal is ingesteld, wordt verdrukt, dat
elke prestatie slechts als middel tot verkrijging van
‘de grootst mogelijke winst wordt beschouwd. Bevrj-
ding van de renteknevelarij wil niet zeggen afschaf-
fing van de rente als een van ‘de regulateurên van de
op de vrije keuze van behoefte-bevrediging ingestelde
huishouding, doch het terugdringen van de banken
en andere kapitaalbezitters naar hun eigenlijke taak:
de agrarische en industriëele productie te dienen. Dit leidt ook tot een verloochening van het economische
en politieke imperialisme van het egocentrisch inge-
stelde kapitaal, met de tendens, beheerscher ‘in plaats

van ‘dienaar van de afzonderlijke nationale huishou-
dingen in haar vredelievende betrekkingen ten op-
zichte van elkaar te zijn.
Het Nationaal-Socialistisch economisch stelsel is
slechts één zijde van het te scheppen Duitsche socia-
lisme, hetwelk het bekende gezegde: ,,Bedrijfsleven is
noodlot” veroordeelt en he’t bedrijfsleven als dienen-

den factor in ‘het kader van de idiëele, voor het volk
geschikte ‘doelstellingen van de Duitsche volksge-
meenschap beschouwt, dat dan •ook zijn eigenaardigen
stempel erop drukt.
Uit ‘de samenvoeging van geordende kapitalisme
(mci.
de Organisatie van de beroepsstan’den) met
den autoritairen staat ontstaat dan het Duitsche
socialisme en wel op basis van een gezuiverde demo-
cratie in tegenstelling tot het internationale socia-
lisme en tot zijn voorstelling van een verwaterde de-
mocratie.

Elke critiek, hetzij in eigen land of in het buiten-
land behoort in de eerste plaats uit te gaan van den
bijzonderen toestand, waarin Duitschiand verkeert;
van ‘deze basis laat zich de vraag stellen, of het Duit-
sche doel juist is of niet. Een dergelijke crit’iek mag
zich echter niet tot de critiek beperken, ‘doch is ver-
plicht, gegeven de mogelijkheid en noodzakelijkheid van de schepping van een ander Duitsch economisch
en maatschappelijk stelsel, zulks te bewijzen. Zoolang
dit niet is geschied, is ‘het in elk opzicht verkeerd het
Duitsche streven, om uit eigen kracht ‘den funda-
menteelen wederopbouw uit te voeren, economisch en
politiek te hin’deren. Verkeerd niet alleen van
Duitsch standpunt bezien, doch ook van dat van alle
volken, waarmede het Duitsc’he volk in vrede wil en
moet leven.
Dit streven is zonder twijfel op de basis van de
nieuw te scheppen Duitsche gemeenschap beter moge-
lijk dan in het liberale kapitalisme, dat ‘om bovenver-
melde redenen te vele wrijvingspun’ten biedt. Elke
verantwoordelijke en opbouwen’de kritiek kan slechts
tot ‘het resultaat leiden, dat de opbouw en ‘doelstelling
van het Duitsche socialisme voor Duitschiand en ook
voor zijn vreedzame inschakeling in het wereidpoli-
tiek en wereldeconomisch raderwerk de eenige weg is,
welke mogelijk is.
Hiermede wordt slechts ‘de nadruk ‘gelegd op ‘den toestand in Duitschiand. Wanneer voor het Duitsche
volk in zijn cultureele, poli-tieke en economische doel-
stelling het Nationaal-Socialisme het meest recht-
vaardige en doelmatige stelsel is, dan beh’oef t het dit
niet voor andere volken te zijn. De opbouw van de
stelsels in Italië en Duitschland verschillen reeds van
elkander.
Het is n’iet het Duitsche ideaal de volkeren tegen
hun verschillend geaarde structuur en doelstelling
met één en hetzelfde staats-, economisch en maat-
schappelijk stelsel te verrjken, zooals de voorstanders
van het Russische bolsjewisme of van het internatio-
naal georiënteerde marxistisch socialisme beoogen of
ook de aanhangers van het liberale kapitalisme.
In-
tegendeel, het komt erop aan, ernaar te streven, het
staats-, economisch en maatschappelijk stelsel te kie-
zen, dat voor elk volk individueel relatief het recht-
vaardi’gste, doelmatigste en beste is – en wel ‘door
rekening te houden met hetgeen in honderden
of duizenden’ van jaren als het ware organisch
is gegroeid. Dan pa’s is men in staat, de verschillende
mogelijke staats-, economische en maatschappelijke
steiseis van ‘de in’dividueele volken in ‘de juiste be-
trekking tot elkaar te brengen, welke een beteren
waarborg voor een vreedzame ontwikkeling van de
volken biedt dan de Volkenbond.
(Nadruk verboden.)

18 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

629

AANTEEKENINGEN.

De productie van margarine in Nederland.

Het Mei-nummer van het Maan’dschrif t van het
Centraal Bureau voor de Statistiek bevat het jaar-
li.jksche overzicht der margarine productie in 1933.
Dit overzicht is met groote belangstelling tegemoet
gezien,. vooral ook naar aanleiding van de discussie,
die eenigen tijd geleden in de vakpers heeft plaats-
gevonden betreffende het boter- en margarinever-
bruik in 1933. Zooals gewoonlijk bevat dit overzicht
de gegevens van het boter- en margarineverbruik
over een reeks van jaren, die wij hieronder laten vol-

gen.

Verbruik
van
margarine
Verbruik van boter
In miii. kg
.
netto-
Hoeveelheid mar-
1

Hoeveelh.
Hoev.h. bo- Boter als

gewicht
garine en mélange
lonvermeng-
ter als zood.
zood. en als als zoodanig door
de mar-
d.

verbruik.1
bijmenging
verbruik.ingeslageni
garine
ingeslagen
b.rnarg.sam.

1929

.
71,1
71,1
45,5
45,5
1930

.
69,6
69,6
51,0 51,0
1931


ca.
66,0
64,9
ca.
57,5
58,5
1932

.
..
es. 56,3
49,5
ca.
63,7
70,5
1933

….
57,8 41,9 46,8
62,6

Er is ‘derhalve in 1933 een hoeveelheid van 15,8
millioen kg boter in margarine vermengd. Men vindt
ditzelfde verschil tusschen •de cijfers van de eerste
en tweede en van de ‘derde en vierde kolom. Omgere-
kend op het totale margarineverbruik van 57,8 mii-
li’oen kg geeft dit een percentage van 27,3. Daar een
geringe hoeveelheid margarine voor armiastigen on-
vermengd ter beschikking wordt gesteld is het meng-
percentage in •de melangé nog iets hooger geweest. Dit is veroorzaakt, doordat het mengpercenta’ge ge-
durend eeenige maanden op 40 was vastgesteld, ge-
durende de rest van het jaar op 25.

De som van de kolommen 1 en 3 cii van 2 en 4
moet hetzelfde totaal geven, en wel ‘de ‘hoeveelheid
boter en margarine tezamen, ‘die per jaar is ver-
bruikt. Deze totalen geven •het volgende beeld.

Verbruik van ‘boter plus margarine in millioen kg.

1929
………………116,6
1930
………………120,6

1931
………………123,4

1932
………………120,0
1933
………………104,5

Het jaar 1933 heeft ‘dus een belangrijke vermin-
dering gebracht van het binnen’lan’dsch verbruik van
deze voedingsvetten. In hoeverre zij ‘door andere vet-
ten zijn vervangen kan uit bovenvermel’d overzicht niet worden afgeleid. De vermindering is nagenoeg
even groot geweest voor boter als voor margarine,
ca. 8 millioen k’g. Hierbij dient in ‘het oog te wor-
den gehouden, dat de margarineproductie in 1932
reeds belangrijk minder produceerde dan in vorige
jaren, hetgeen in verband stond met de tijdelijk zeer
lage boterprijzen, vooral in de eerste helft van dat
jaar. In vergelijking met 1929 is de afzet van zui-
vere margarine, voorzoover ht product binnenslands
werd geplaatst, met ca. 40 pCt. verminderd. Of-
schoon het ‘bijmengen met boter vermoedelijk weinig
loonend is, schijnt
het toch niet geheel zonder winst-
mogelijkheid te zijn, gezien het feit, dat er diverse
fa’brieken zijn, die zich uitsluitend met dit mengings-
proces bezighouden, zon’der ‘boter of margarine zelf
te produceeren. Men vindt dit in het overzicht ver-
meld, omdat de margarinefabrieken zelf slechts 13,5
millioen kg van de 15,8 millioen, die volgens op-
gaven van de Crisis-Zuivel-Centrale in ‘de margarine
vermengd wordt, hebben betrokken. 23 millioen leg
is door speciale men’gers aan de margarine toege-

voegd.
Deze vermindering der binnenlandsche consumptie
van margarine ‘als ‘deel der inelan’ge, die natuurlijk

goeddeels ‘het gevolg is van een vrijwillige overeen-
komst ‘dier indu’strie met de Nederlandsohe regeering
om de margarineprôductie niet boven ‘de 1000 ton
per week uit te breiden, steekt echter nog gunstig
af vergeleken met de ontwikkeling van den uitvoer. In hetzelfde tijdsverloop daalde ‘de export van mar-
garine op de volgende wijze:
Uitvoer van margarine in
miii.
kg bruto en in miii. guldens
waarde
1929

……….
72,3


40,1
1930

……….
68,8


38,3
1931

……….
54,6
25,8 1932

……….
15,8
5,6 1933
117
35

De uitgevoerde hoeveelheid was in 1933 nog slechts
een zesde ‘deel van die in 1929. Dientengevolge heeft
‘de Nederlandsche margarine-in’dustrie erger geleden
‘dan in overeenstemming is met de cijfers der vei-bruiksvermindering in ons ‘land alleen. Daartegen-over staat echter het feit, dat ‘de achteruitgang van
onzen margarine uitvoer vanaf 1931 grootendeels het
gevolg i’s van het wegvallen van den uitvoer naar
Engeland, waar hetzelfde concern, ‘dat in ons land
liet leeuwendeel der margarine produceert, de pro-
ductie van haar fabrieken uitbrei’d’de, om’dat na het
verlaten van den gouden standaard ‘door Engeland
en ‘de ‘dreigende invoerrechten productie in Neder-
land tegen loonende
prijzen
niet kon wor’den ‘door-
gevoerd. Wel heeft de Nederlandsche margarine-in-
dustrie dit nadeel van de exportvermindering ten
volle ondervonden, o.m. ‘door vergrooting der werk-
loosheid en vermindering van den aanvoer van
grondstoffen, e.d., maar voor de internationale mar-garine-industrie is ‘het nadeel belangrijk minder ge-
wees t.
In Engeland doet zich echter thans hetzelfde ver-
schijnsel voor als in ons land in 1932, dat door de
zeer lage boterprijzen het verbruik van boter toe-
neemt ten koste van dat van margarine. In Duitsch-
land i’s de margarineproductie gecontin’genteerd. De
moeilijkheden in de inargarine-industrie zijn der-
halve van internationalen aard, waarbij allerwegen de tendens naar voren komt om, hetzij door de na-
tuurlijke prijsvorming, hetzij door regeeringsingrij-pen, margarine door ‘boter te verdringen.

De zichtbare suikervoorraden in de wereld.

i)e zichtbare voorraden per 1 Juni zijn volgens Czarnikow:

1934
1933

1932
Duitsehlaud …………..
734.000
795.000 1.217.000
Tsjecho-Slowakije

……..
242.000 323.000
447.000
Frankrijk …………….
388.000
‘437.000
439.000
Nederlaud

…………..
277.000 211.000 200.000
België

………………
127.000 145.000 116.000
Hongarije ……………..
66.000 69.000 59.000
Polen ………………..
225.000
286.000
283.000
U.K.
Geimp. suiker

……
337.000
402.000
227.000
Binnen!.

,…….
95.000
65.000 4.000

Europa……..
2.491.000 2,733.000
2.992.000 V.S.

Alle havens

……..
651.000
526.000 637.000
Cubaansche havens

……
808.000
941.000 1.231.000
Cuba binnenland (geraamd)
1.664.000 1.776.000
1.842.000
Java

………………..
2.360.000 2.393.000
1.608.000

Totaal……
7.974.000 8.369.000 8.310.000
waarvan geblokkeerd
351.000
2.100.000
3.247.000

Koffievernietiging in Brazilië.

Van ‘den Na’ti’onalen Koffieraad in Brazilië is be-
richt ontvangen, ‘dat vanaf ‘het begin in Januari 1931
tot 30 Juni 1934 vernietigd werden 29.141.000 balen.
Het vernieti’gingspijfer tot 15 Mei 1934 bedroeg

27.281.000 ‘balen, waaruit dus blijkt, dat in de 1
maand (van 15 Mei tot 30 Juni) de niet onbelang-
rijke hoeveelheid van 1.860.000 ‘balen tot vernietiging
kwam.
Rotterdam, 9 Juli 1934.

630

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
Juli
1934

Vorderingen van Nederland op vreemde mogend-

heden.

Volgens het verslag van de Algemeene Reken:
kamer was de stand der vorderingen van Nederland
op vreemde mogenciheden – ontstaan door den oor,

log van
1914-1918 –
op 1 Januari
1934
als volgt:

Debi-

Omschrijving van de

Stand
01)

Bet. rente
teuren
1

schulden

1
1 Jan. 1934

over 1933

Oostenrijk i a. reliefkrediet
b.
levensmiddelen-
,f
15.878.128,-
krediet

……..
J
Polen
. .. .
zaaihaverkrediet.
417.300,-
kleedingkrediet .,,
1.481.166,06
Jugo-
uitgaven voor uitge.
Slavië.
.
122.241,84
diverse betalingen..,,
16.012.000,—
f
934.06-1,—
Rusland.
.

wekenen……………

kosten voor door-
voer
v. Russische
krijgsgevangenen
,,

423.648,46
verzorging in

België…..

krijgsgevangen-

in concentratie-
kampen ………..96.815,74

kampen,
ons,
ver-

.

46.343,24

strekte voeding..

1f
34.577.643,34

1f 934.064,-

Dit bedrag is ruim
f 3
millioen lager dan op 1 Jai.

1933,
daar België in
1933 f 3.532.000
heeft afgelost.
Voorts behoort nog

tot de kasvoorschotten het aan

Duitschland verlee’d krediet B
(Staatsbiad
No.
31

van
1921).
Dit bedroeg op 1 Januari 1933 ………..
f
85.986.656
2
21
In 1933 minder opgenomen …………….391.044,29

Stand op 1 Jauari 19341) ……………f S5.595.611,92

Totaal van voretistaanden staat voor –
Januari 1934 ………………………, 34.577.643,34
Totaal Duitsch krediet 13 voor
1
januari
1934 …………………………… ..85.595.611,92

Algemeen totaal voor 1 Januari 1934 ….
f
120.173.255,20

1)
In dit bedrag is niet begrepen de tente over het 2d
halfjaar 1933 ad fi.681.2l5,69, welke in Januari 1934 is
betaald.

De algemeene staking te San-Francisco.

Nadat het groote conflict in -de Amerikaansohe

staalindustrie
OP
het laatste oogenhlik was afgewend,
heeft de buitenwereld een tijdlang minder van groo-te stakingen gehoord. Tenslotte heeft zich thans een
locale staking, .die ononderbroken bleef plaats vin-
den, •tot een algemeen conflict van,verstrekken’de he-
teekenis ontwikkeld.
Volgens betrouwbare inlichtingen gaat de strijd
feitelijk weer om de erkenning der. vakvereeniging.
De staking der haven- en dokwerkers in San-Fran-
cisco is uitgebroken, om-dat de georganiseerden tegen-
gewerkt werden bij het aannemen der ploegen voor
het lossen en ladeii -der schepen. Volgens de arbei-
ders kregen groepen niet-georganiseerden, of de ge
organiseerden in bedrijfsvei-eeni’gin:gen, regelmatig
werk, terwijl de leden der algemeene vakvereeniging
soms maanden lang niet aan de beurt kwamen. Daar
-de werkgevers weigerden hierin veranderin-g te bren-
gen, is de staking uit-gebroken, waai-bij -dan misschien
ook andere eischen zijn gesteld.
Het feit, dat •het hier een quaestie der erkenning
van de vakvereenigin-g gold, heeft blijkbaar zoozeer
de sympathie -der arbeidersbev-olking, dat het thans
tot een algemeene staking, is gekomen, die, volgens
sommige berichten, zelfs naar andere plaatsen -dreigt
over te slaan.
Van- belang is het -om na te -gaan, hoe het onder de
werking der Nira mogelijk was -dat een dergelijke
trijd om de erkenning der vakvereeniging ontbrand-de. De regeerin-g heeft zich immers herhaaldelijk en

ten -duidelijkste ten gunste van ‘het recht •der alge-
meene vakvereenigirugen uitgelaten. De Wagner-hill,
die hij het Congres werd ingediend, was zelfs een
poging, om deze rechten in de wet vast te leggen en
daaraan een soort verplichte arbitrage bij conflicten
te verbinden.
Nu is dit wetsontwerp ingetrokken ten gunste van
een door de regeering ingedien-de resolutie, waarbij
de president werd gemachtigd om boards te benoe-
men in verschillende plaatsen en gebieden, die dan
-het recht van arbitrage verkregen. Na de benoeming
van een dergelijken

board door -den president zou een
dergelijke staking dus onwettig zijn geweest. Het
schijnt echter, -dat president Roosevelt van deze hem
toegekende nieuwe bevoegdheid nog weinig of geen
gebruik heeft gemaakt, zoodat in ieder geval voor
San-Francisco nog geen dergelijke hoarcl bestond. De
vraag van erkenning -der vakvereenigingen is daar
tot een rnachtsvraag geworden.

INGEZONDEN STUKKEN.

CONCURRENTIEKRACHT DER LANDEN.

De heer J. Rensen schrijft ons:
De jongste uitgave van de Nederindsche conjunc-
tuur” geeft cle gebruikelijke maandeljksche beschrij-
ving van den econoinischen toestand (Juni
1934),

welke beschrijv in-g, samengesteld door het Centraal
Bureau van de Statistiek in overleg met het Neder-landsch Economisch Instituut, een aantal gegevens
verschaft, betreffen-de landen behoorende tot het
,,goudhlok”, tegenover gegevens uit de landen met
min of meer gedeprecieerde valuta.
Een aantal cijfers nopens -de ontwikkeling van den
economischen toestand tusschen het winterhalfjaar

1932/33
en het winterhalfjaar
1933134
worden ter

vergelijking van – deze

bei-de -groepen van landen -ge-

geven.
Terecht wordt daarbij er -op gewezen, dat men hij
beschouwing van •deze cijfers in het oog dient te
houden, dat in
1932
reeds een groot -deel der -depre-
ciatie tot stand gekomen was, waardoor aanzienlijke
verschillen tusschen de heide groepen van landen

moeten zijn -ontstaan.
Een deel van deze cijfers, zijn wat -de rangschik-
king en de daaruit -getrokken conclusies betreft, o.i.
moeilijk aanvaardbaar, nl. de uit de indices voor de
groothandelsprijzeu en – de kosten van levensonder-
houd berekende verhoudingscijfers, als maatstaf van
de wijziging in de concurrentiekracht der landen. –

Wij hebben die cijfers (kolommen
3, 4
en
5)
over-
geschreven en geven ze hieronder weer.

Gemiddelde stand van de indiees in de periode October
1933—Maart 1934, uitgedrukt in pOt. van den stand van
diezelfde indices in de periode October 1932—Maart 1933.
1-. Groothandels- 2. Kosten van Verhouding

pi-ijzen

levensonderhoud

1 2
Landen van het

,,goudblok”.
Nederland
103,5
102
101,5
België

……..
93,5 96,5


97
Frankrijk
98,5
101
97,5
Italië

………
94
96,5 97,5
Polen

………
95,5 94,5
101
Zwitserland
99
97

,
101
Landen met gede-
precieerde

-valuta
en/of regeeringsin-
menging.
Groot-Brittannië

103,5 100,5
103
Denemarken
107,5 104,5
103
Noorwegen

. .
99,5
99
100,5
Zweden

…….
103,5
98
105,5
Japan

……..
99

101,5
97
Ver.

Staten

– . –
116,5
105
111
Duitschland

..
103,5 102,5
101

De vol-gende beschouwing was aan -deze cijfers ge-
wijd.

18 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

631

,,De groothanclelsprijzen zijn bijna overal in de
,,goudlanden gedaald, in •de andere gestegen, hetgeen
,,echter voor een deel rechtstreeks samenhangt met
,,de •depreciatie van de waardemeter, in goud uitge-
,,clrukt is de daling in de landen met depreciatie over
,,het algemeen – en soms aanzienlijk – lager ge-
,,weest dcii in de andere. De kolom •der kosten van
,,levensorcderhoud geeft in hoofdzaak hetzelfde beeld
,,te zien als clie der groothandeisprijzen. Interessant ,,zijn de cijfers (van kolom 5) die aangeven de rela-
,,tieve ontwikkeling van de •groothandelsprijzen en
,,de kosten van levensonderhoud.
Beschouwt men cle
,,latctste als gewenschten grondslag voor de loonpoli-,.,tiek, dan drukken de cijfers
(van kolom 5)
in zeke-
ren zin uit, hoe zich de concurrentiekracht der lan-,,den, sinds den winter
1931’33,
nadat in de bonen,
an goud uitgedrukt, reeds een aanmerkelijk verschil
,,was ontstaan, verder heeft gewijzigd. De cijfers zijn
,,over het algemeen voor de goudlanden ongunstiger
,,dan voor cle overige, maar opvallend groote verschil-
,,len vertoonen zij niet;
slechts de Vereenigde Staten
,,vormen een scherp contrast met de andere landen.” (Cursiveering van ons J.. R.).
Het zijn de in het vorenstaande gecursiveerde ge-
drukte zi.nsneden, welke voor mij – evenals de be-
rekende verhoudingscijfers – moeilijk aanvaardbaai
zijn.
Inderdaad cle •groothandelsprijzen in Nederland zijn wat opgeloopen en eveneens zijn de kosten van .het le-
vensonderhoud gedurende den laatsten tijd hooger ge-
worden, zij het in iets mindere mate. (Men denke aan
regeerings-crisissteunmaatregelen inzake landbouw
enz., en aan omzetbelasting). Het verhoudingscijfer
berekend uit beide indices geeft ook aan, dat de groot-
handelsprijzen wat sterker stegen: verhouding 101,5.
Op zichzelf beschouwd is deze afwijking niets bij-
zonders en o.i. is het niet mogelijk, daaruit een con-clusie te trekken omtrent de Nederlandsche concur-
rentiekracht; evenwel de Nederlandsche conjunctuur
beschouwt de kosten van levensonderhoud als gewensch-
ten grondslag voor de loonpolitiek (dat is wel heel
voorzichtig uitgedrukt) maar
gebruikt de cijfers als
geldend voor het verloop der bonen in Nederland in
bovenvermelde periode.
Dit lijkt mij apert onjuist!
Het is ten minste in strijd met de feiten te moeten
aannemen, dat in de periode October 1933fMaart 1934
de bonen 2 pOt. hooger waren dan een jaar te voren
ni. in October 1932/Maart 1933.
T
e
l deelt het Maandschrift van het Centraal Bu-reau voor de Statistiek van maand tot maand de in
Nederland voorgekomen
boonsverlagingen
mede, maar
van loonsverhoogingen heb ik gedurende de laatste
jaren niets vernomen.
Ik weet wel, er ontbreekt een indice van de Neder-
landsche bonen, maar dat geeft toch geen recht bij
mangel daarvan tegen de feiten in, aan te nemen,
dat
de
bonen in Nederland in den jongsten tijd zijn
gestegen, terwijl de gegevens, welke het tegendeel
bewijzen voor het grijpen liggen.
Nemen wij eens even aan, dat de bonen ongewij-
zigd zijn
gebleven sinds October 1932-Maart 1933,
– onder bonen verstaan wij •dan, de bonen welke

leteekenis hebben voor de concurrentiekracht van ons
land – dan stijgt het verhoudingscijfer dat onze posi-
tie moet weergeven, tot 103,5 …. eu daarmee zou

Nederland het beste figuur maken onder de landen
van het ,,•goudblok”. Maar in ieder geval zal het
cijfer dat de Neclerlandsch e concurrentiekracht moet
weergeven, niet onbelangrijk hooger zijn dan 101,5,
ook hooger clan het door mij voorgestelde cijfer van
103,5. Ik wang het te schatten tussehen 105 en 110, waarbij dus aangenomen is, dat de bonen welke be-

teekenis hebben voor de Nederlandsche concurrentie-
kracht zijn gedaald met hoogstens 5 pCt. in boven-
vermelde periode.

Mijn bezwaar gaat intusschen niet zoozeer tegen
het Nederlandsche cijfer (hetwelk intusschen het best
beoordeeld ican worden) maar tegen de geheele be-
rekeningswijze, welke mij bezwaarlijk aanvaardbaar
‘oo rkonit.

Immers in de geheele berekeningswijze is het ver-
1001) van dc kosten van het levensonderhoud identiek verklaard met het ]oonverloop.
Too
r
landen met een ,,glijdende-loonschaal-pol’itiek”
– wij denken o.a. aan België – zal de cijferopstel-
ling meer aanvaardbaar kunnen zijn. Als zulks in-
•derdaad het geval is, dan is de positie van Nederland
t.o.v. België – thans 101,5 tegenover 97 – veel gun-
stiger geworden.

In hoeverre de verhoudingscijfers voor •de andere
landen – tot het goudblok hehoorende of tot de
overige groep hehoorend – als voor Nederland, correc-
tie behoeven kan ik thans niet overzien. Maar dat
weet ik wel, dat voor zoover de bonen het verloop
van de kosten van levensonderhoud hebben gevolgd,
dat altijd geschiedde op behoorlijken afstand. De Ne-
derlandsche cijfers zijn daar om zulks te bewijzen, zoo-
wel in tijden van prijsstijging als in
tijden
van prijs-
daling. Er was een zekere ,,traagheid” in de boon-
beweging.
Over een dergelijke korte periode waarover •de in de tabellen gegeven vergelijking loopt, de beweging
van de kosten van het levensonderhoud identiek te
verklaren met het loonverloop, is voor mij onaan-
vaardbaar. Rest voor mij nog een vraag.
De twee elementen, waaruit de wijziging van de
concurrentiekracht der verschillende landen werd be-
rekend, waren groothandelsprjsindex en dat van de
bonen (lees kosten en levensonderhoud).
In hoeverre is het element groothandelsprijzen in
het algemeen en voor Nederland in het bijzonder een
aanwijzing omtrent het concurrentievermogen?
Welke belangrijke exportartikelen bv. ontbreken
niet in de Nederlandschè groothandelsprjzen en hoe-
vele andere wèl in de cijfers opgenomen, hebben gee-
nerlei beteekenis voor onzen uitvoer?
Ook in dit opzicht laat de berekening aan juistheid
nog al wat te wenschen over.
Ik vermag dan ook de waarde van de geheele he-
rekenin.g niet in te zien: men suggereert een conclu-
sie, welke niet klopt met ‘de werkelijkheid. De cijfers
waarmede men werkt zijn verre van exact, zijn zelfs
foutief.
Het ware beter geen
cijfers
te geven.

AANVOEREN
in
tOn8 van 1000 EG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal Artikelen
8 14
Juli
Sedert
Overeenk.
8-14
Juli
Sedert
Overeenk.
1934
1933,
1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933 1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933

27.191
732.434
744.241

20.762
13.952 753.196 758.193
Tarwe

……………..
251.527 230.225

15.257
3.719
266.784 233.944
Rogge

……………..628
Boekweit ……………..
155
..
12.519
12.122


25
12.519
12.147
Maïs ……………….
1.432
482.531 580.483
150
118.867
115.629
60f.398
696.112
8.331
206.992
175.338

28.429
18.411
235.421
193.749 74.094
88.580

2.206
2.771
76300
91.351
Lijnzaad

…………..
1.681
131.990 136.425
300
137.744 164.254
269.734 300.679

Gerst

……………..
Haver

……………..100

358
51.885
43.415

25

51.910 43,415
Lijnkoek

……………
Tarwemeel

………….95
10.770
11.453
15
1.517
4.282
12.287
15.735
Andere meelsoorten •…
829
32.921
31.942

3.302
5.823
1

36.223
37.765

632

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli
1934

N a s ch r 1 f t. Van de zijde van het Centraal Bu-
OVERZICHT VAN DE
INDISCHE
MIDDELEN.

reau voor de Statistiek, waaraan wij bovenstaand ar-
(In duizend
Guldens)

Omschrijving
Maart
Jan.lMrt.
1
tikel van den heer Rensen ter inzage zouden, wordt
Jan.IMrt.

ons medegedeeld, dat het uiteraard niet in de bedoe-

____________________________
_
19
34
1934 1933

Belastingen.
Pachten
5
19
ling gelegen heeft, te beweren, dat

vooral over
14
korte perioden

de beweging der bonen parallel
Invoerr.

mci.

Landsgoed
3.861
10.880
12.009
gaat met die der kosten van levensonderhoud, zoodat
tJitvoerr.

mci.

Landsgoed
348
803
553
de laatste voor de eerste in de plaats gesteld zou kun-

……………..

Accijns op gedistilleerd

. .

139
nen worden. Uet gebruik van het woord ,,concurren-
bier

……….
65
191

tiekracht” was dan ook inderdaad minder juist. Be-
.,
,,
petroleum, enz.
1.932
6.663
6.430

doeld was,chtt een daling van de kosten van levens-
«

«
lucifers
220
670 872

onderhoud

in sterkere mate dan een daling van de
641
2.012
2.563

groothandeisprijzen (of een stijging, die bij een stiiJ
,,

,,
suiker
Andere ontv. I. U. en A.
.
451
21


1.572
63

46
ging der groothandeisprijzen aehter.blijft) een belang-
156
434 490
rijke omstandigheid is voor een gunstige ontwikkeling
Personeele belasting
230
581
641
van het concurrentievermngen van een land. Wat de
Inkomstenbel. en Crisish
2.818
6.931 7.151
opmerking omtrent de groothandisprijzen betreft, zij
Vennootschapsbelasting

.
1.298
2.679
2.551

gewezen op het zeer globale karakter der aangehaalde
Couponbelasting
28 28

cijfers, waarop in ,,De Nederlandsche Conjunctuur”
Vermpgensbelast.ing 80
230 392

uitdrukkelijk de aandacht is gevestigd; daarom
i

in
284 2.589 3.118

dat artikel ook een eenigszins gepreciseerde conclusie
Recht van openb. verkoop.
122
387
534

vermeden. Met de beschouwingen van den heer Ren-

«

«
t5ibak
……….

verponding

…………..

Zegelrecht
Overschr. van vaste

d
765
122
2.014 429 2.054
448
sen kan men zich overigens vezeenigen;

slechts

jj

Statistiekrecht
………..

Recht v. succ. en overgang
13
44 89
opgemerkt,

dat

,,De

Nederlandsche

Conjunctuur”
Verg. speel- en dobbeltafels
17
42 30
geen standpunt inneemt ten aanzien van de meest
Slachtbelastingen
406
1.272
1.324

gewenschte loonpolitiek.
Bijzondere bel.

buitengew.

4 13
22
5
12
7

BOEKAANKONDIGINGEN.

Eloofdgeld

……………
Landelijke inkomsten

….
1.186
3.230
3.333 l3elasting op loterijen

. . . .
81
282
354
Les

Ban ques

Oommerciales

1925-
Motorvoertuigenbel.
1933.
Publicatie van

den Volkenbond.
JavacnMadoera
274 288

(Genève 1934. Prijs
Zw.
Frs. 10.-).
Motorhelasting id. B. Gew.

59
136
137

Deze nieuwe studie van den Volkeiïbond is een
Opgeheven belastingen
.
4
5

2

15.496
44.499
welkome aanvulling op de eerste publicatie over de
Totaal
45.299

handelsbanken in de wereld. Uit een onderzoek van
il!onopolis.

de balansen

die volgens een uniform type zijn
Opium excl

opiumfabriek
942 2.788
.

3.270

opgesteld

van banken in 40 verschillende landen
Zout
881
1.667
2.684
4.2710
3.463 3.666
blijkt, dat de deposito’s in de periode van 1925 to

Pandbuizen
…………..

Totaal
10.399
3.490
9.742
1929 gestegen zijn van 70 milliard gouddollars tot
Producten.
$
82,5
milliai-d, waarna zij gedaald zijn tot
$
60 mil-
17
60
34
hard einde 1932 of met ongeveer 30 pCt.
Kina en Thee

………..
Landscaoutchoucbedrijf
214 549 235
In de landen van Centraal-Europa is na 1925 het
593
1.509
1.469
bankdeposito als vorm van belegging in zwang geko-
1.289
5.790 3.186
men. Daarnaast wijst de studie op het bekende ve-
342
1.078
1.020

schijnsel van het investeeren van buitenlandsche gel-

Boschwezen
…………..
Banka-tin

……………

Totaal
5.944
2.4
8.986
den op korten termijn. Deze verschijnselen, die zon-

Steenkolen

……………

Bedrijven.

der
twijfel
een gevaar waren voor een gezonde ont-
518
4.449 3.927

wikkeling van het bankwezen, uijn gepaard gegaan
167
489
530

met een relatieve stijging van cle verplichtingen t.o.v.

Havenwezen

…………..
Baggerdien.st

………….
Waterkracht en Electricit
Landsdrukkerij
222
63
679
217 694 245
de eigen middelen, hetgeen eveneens de positie van
Post-, Telegr.- en Tel.dienst 1.710
5.389
6.140
de banken verzwakte.
Spoor- en Tramwegen
2.306
7.373
8.375
Wat de structuur van de banken in deze depressie
Totaal….
4.986
18.596
19.911
betreft, valt in

de meeste landen een absolute en
Diverse middelen.
relatieve stijging

van de effectenportefeuille op

te
Winstaandeel ,,Billiton”

merken. De credietcontractie is dus voor het grootste
Winstaandeel Jav. Bank

deel beperkt gebleven tot wissels en beleeningen.
Afstand van grond
253 1.600
1.215

Verder wordt aandacht geschonken aan de inter-
Mijnconcessies

………..
85 179
160

venties van den Staat in het bankwezen. Men vindt
Boeten

en

verbeurdverki
74
212 220

bijzonderheden over de financiëele hulp, door de over-
Leges en salarissen
34
100
107

heid verleend om het sluiten van bankeü te verhin-
Hef.
1. t.z.v. gesi. werkover.
Opbrengst d. Weeskamers
1
53
10 157
24 210
deren of de reorganisatie te vergemakkelijken, over
16
63
80
de nieuwe wetgeving op het gebied van het bankwe-
Ontv. Gevangeniswezen
. –
224
585
699
zen en vele andere belangrijke feiten.

Kadaster

……………..

Afkoop heerendienst. B.G.
53
164
318
460
1.218
1.314
Ontv. ziekeninricht. enz.
66
191
177
Scheepvaartproblemen.
IJk van maten en gew.
58
130
123

R e c t i
f
i
c a t
i
e. Afgezien van enkele drukfouten

Schoolgelden

…………..

Verk. en verh. van huizen
142
470
506

van minder beteekenis, moet in het, in het vorig num-

Ontv. waterleidingen
34
230
99
606
103
616
mer opgenomen, artikel over,,Scheepvaartproblemen”
254 700
680
gelezen worden op blz. 600, 2e kolom, lie regel van
232
664
360
ouderen in plaats van ,,Scandinavische en Nederland-
Totaal
….
5
7.148
6.912
søhe reeders”: ,,Scandinavische en Nederlandsche Re-
Recapitulatie.
geeringen”. Op blz. 602, 2e kolom, 3e regel van oude-

Bakengelden

…………..

Totaal belastingen

…….
15.496
44.499
45.299

ren moet gelezen worden in paats van ,,Norwooder”:

Loodsgelden

…………..
Allerlei

………………

3.490
9.742
10.399

,,Norwoodcon” en op blz. 603, le kolom, 3e regel van

..

2.455 8.986
5944

boven in plaats van de woorden: ,,omvat de Norwoo.

.,

monopoies

………

4.986
18.596
19.911

der circa 70.000 standards” de woorden: ,,omvat de

producten

………..
,,

bedriven

………..
,,

diverse middelen
2.269
7.148
6.912
28.696
88.971
88.465
Norwoodcon circa 700.000 standards”.
Totaalgeneraal

18 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

633

STATISTIEKEN.

BANKDISCONTO’S.
D

Wissels.
219Sept.’33
N d
Lissabon

•… 5

8Dec.’33
23OJuni’32
Ilse
BkBeB11.E3
19Sept.’33
Londen ……
Vrsch. in R.C.3
19Sept.’33
Madrid ……
6
26Oct.’32
Athene
……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
11
1
Feb.’34
Batavia……….
4

1 Juli’34
Oslo

……..
322Mei’33
Belgrado

……..
616Juli’34
Parijs

……
231Mei’34
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
325 Jan.’33
Boekarest……..
6

5Apr.’33
Pretoria

•…
315 Mei’33
Brussel ……….
3
26Apr.’34
Rome……..
3

11Dec.’33
Budapest ……..
4

17Oct.
’32
Stockholm
.. 21
1 Dec.’33
Calcutta

……..
3

16Feb.’33
Tokio
3.65

2 Juli’33 Dantzig

……..
3

6Mei ’33
Weenen ……
427Juni’34
Helsingfors ……
4

20 Dec.’33
Warschau….
5 26 Oct.
1
33
Kopenhagen

….
21

1Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31

OPEN MARKT.

1934

11
1933 1932 1914

14 in1
1
9114
217
2
5130
10115
11/16
20124
Juli
Juli
Juni
Juli Juli
Juli

Amsterdam
Partic.dlsc.

9
116
5
15
11118
/,65/s
3
1
12_4
1
1
7
116
11
116
3
1
I8-
9
I16
Prolong.

1 1 1
23/43113

1
2
1
1-
3
1
Londen
DageId.
. .
/-I
3
14-1
‘/,..I
314-2113
114-1
‘j41
1
3
14-2
Part,c.dlsc.
71
8

71.151
7
18_
11
1,6
718-1
11291n

1-1
411
4
_31
4

Berlijn
Daggeld…

37151
45
1
I2
31n-51I2
4-514
5-618

Maandgeld

3I8-5
371_5
33/
4
_5ij,
4
1
12-6
5-6’/

Part, disc.

311
4

331
4

341
4

371g

4
1
12
2
1
18-
1
/,
Warenw.
. .

4.
1
12
4_112
411
4
.1
12
5
.1
12
We,»
York
Dageld’)
1
1
1 1 1
21/,
1
3
1-2
1
1,
Partic.dlsc.
5/,
‘/16/16
‘/i,
fi,
8/g_3J
4

71

1)
Koers van
13 Juli
en daaraan
voorafgaande
weken
tJm.
Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND

D’

New

1

York”)
Londen
)
1
Berlijn
‘.1
Parijs
‘9
Brussel
‘9
Batavia
1)

10 Juli

1934
1.4791,,
7.43k
56.47
9.731
34.47
lOOi,’,,
11

,,

1934

– –



12

1934
1.475,’,
7.43
56.55 9.731
34.46
10071,,
13

1934
1.475,
7.43i
56.55
9.731
34.45k
10071,
0

14

1934
1.47″,,,
7.43k
56.55
9.73e
34.4q
10071,,
16

1934
1.475/
8

7.43k
56.53
9.73k
34.46
10071
16

Laagste d.wl)
1.47k
7.42
2

56.40
9.72k
34.421
100
Hoogste d.w’)
1.4771
8

7.44
56.60
9.73e
34.50
100h
Muntpariteit
12.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Data
Id
ser an
Weenen
PraaR
Boeka-
Milaan
Madrid
5
,
)
t,)
rest
1)

10
Juli

1934
48.06

6.13
1.48
12.66
20.19
11

1934

– –
L

__
12

1934
48.09

6.13
1.48 12.67
20.18
13

1934
48.10

6.13
1.48
12.64
20.14
14

1934
48.11

6.13
1.48
– –
16

1934
48.14

6.13
1.48 12.66
20.18
Laagste d.w’)
47.97w

6.10
1.45
12.Q0
20.05
Hoogste d.wl)
48.20
28.-
6.15 1.50
12.721 20.25
Muntpariteit
48.003
35.007
7.3711.488
13.094
48.52

ata
Stock-
Kopen-

SO
)
Hel- Buenos-
Mon-
holm’9hagen*)
!fi
Aires’)
1

treal’)

10 Juli

1934 38.30

33.20
37.35

3.28

35X

1.49
11

1934

– –

– –


12

1934 38.30

33.20
37.35

3.28

359’i

1.49
13

1934 38.32k 33.20
37.34

3.28

353%

1.49
14

1934 38.35

33.20
37.35

3.28

36

1.49k
16

1934 38.35

33.20
37.34

3.28

36

1.49
Laagste d.wI) 38.05

32.95 37.05

3.25

34s

1.48
Hoogste d.w
1
) 38.60

33.45
37.60

3.30

36X

1.49k
Muntpariteit

66.671 66.671
66.67.11

6.266

95a

2.4878
‘9
Noteering te Amsterdam.
“‘9

Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
En ‘t Iste
of
2de No. van iedere
maand komt een overzicht
voor
van
een aantal niet wekelijks
opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data
1 (8
,?’J5’fr)j($
‘Ofk.)I’O”‘llL,

10 Juli

1934
5,041,
6,6011
8

38,37
67,83
11

,,

1934
5.04
6,5951,
38,48
67,80k
12

,,

1934 5,03
71
6,5971
8

38,40
67,79
13

,,

1934
5,037/,
6,5971
8

38,36 67,76
14

,,

1934
5,04
1
18
6,60
38,37
67,78
16

,,

1934
5,04k
6,61
38,37 67,83

17 Juli

1933
4,80
5,64k
34,45
58,10
Muntpariteit..
4,86
3,9051
8

23.81k
4031,
6

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Noteerings-
30
Juni
7
Juli
9/14
Juli
1934
1

14
Juli
Landen
eenheden
1934
1934

1
Laagste
l
Hoogstel
1934

Alexandrië.. Piast.
p.

97W
97

97s1 9751,

973
Athene

….

Dr.
p.

527 525

525
525

525
Bangkok.,.. Sh.p.tical

11101/,
111011
8

1
1
101
18
1
1
101
18

11101/
5

Budapest

..
Pen.
p. £

17y
4

17y
4

17X
17(

17
BuenosAires’

d.
p.$

26 26

2571
8

267/
8

2671,
9

Calcutta
….
Sh.
p.
rup.

1/611,
6

11611,
0

1/6
1
1
52

116
8
/
32

11611,
6

Constantin., Piast.
p. £

625
620

620
620

620
Uongkong
..

5h.
p. $

116
116

1/5,li
116x

115t5/,
r

1/23

1/21
0

11251,
6

112k
Lissabon..,. Escu.p.0

110
110

109
110%

110
Mexico

….

$per

18
18

17X
18,).

18

Kobe

…….Sh.
p.
yen

112;

Montevideo
2)

d.per

19,’

.

18X

18g
1911
2

19
Montreal

..

$
per
£

4.99k 4.99k

4.98
4.99/4

4.98
Riod.Janeiro
3
d.
per
Mil.

311,
3
1
1

271
8

31/,

3
Shanghai

..
Sh.
p.
tael

1/4k
114t
4

1/3/4
114/4

11451,,
Singapore
..

id.
p. $

214
5
1
3

214
5
1
s
,

2141,
6

214/4

2145132
Valparaiso
4).

$
per
£

‘-

– –


Warschau
..

ZI. p. £

26/4
26

2651
8

27

2651
8

‘)
Officiëele noteering 36
1
12 laten.
2)
Id. 3818, vanaf 4 Juli ’34 38
1
12,

6

’34 38518,

vanaf

Juli

9Juli 38
11
116, 10Juli

3) Id.

4114.

)90 dg.
38314, vanaf
II
Juli 38″116.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS’)
Londeft’) N.Yorkl)
Londen
10 Juli

1934..

2051,.,

4611,
10 Juli

1934
….

..8/0k
11

1934..

20″,’,,

464′
11

,,

1934….
137111
12

1934..

20/4

.4651
8

12

1934….
137114
13

,,

1934..

2091,,

468
8

13

1934

138;
14

1934,.

2051
8

46s1
8

14

1934..,,
1381_
16

,,

1934,.

2021
8

461
/5

16

,,

1934….
137/14
17

Juli

1933..

18″,’,,
17
Juli

1933….
124:3
27 Juli

1914..

2411/,,

59
27 Juli

1914,…

84110/4
‘)in pence p.oz.stand.
2)
Forelgnsllverin$c.p.oz.
fine.3)lnsh.p.oz.fine
STAND VAN ‘s RIJKS KAS
Vorderingen.
1

7Juli1934
1

14Juli 1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
54.352.323,71
f
76.976.779,41
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

544.016,56
,,

748.172,22
Voorschotten
op
ultimo Juni 1934 aan
de gem. verstrekt
op
aan haar uit te
keeren hoofd,. derpers. bel., aand. in

Id. aan

Suriname………………….

de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogensbelasting
,,
2.806.754,47
5.787.230,50

derlandsche

Bank……………….1

Voorschotten aan Ned.-lndlë………
280.605.704,44 280.749.438,42
15.579.830,-
..
,,

12.641.360,96
2.519.990,43
,.

2.531.787,75
Kasvord. weg. credietverst. alh. bultenl
,,
109.838.503,81
,.1
10.782.399,23
Daggeldleeningen tegen onderpand
..,,
9.000.000,-
,,

11.500.000,-

Id.

aan

Curaçao ……………….
…….

Saldo der postrek.
v.
Rijkscomptabelen

.,,

,,

28.932.953,65
,,

31.486.565,85
Vord.
op
het Alg.Burg. Pensioenfonds’)


,.

17.534.472,90
Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)

……
18.835.639,19
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kssgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
48.859.932,15
.,

48.855.432,15
Ve roll
c
h t ineen.
voorscnot noor ve
r4ea.
isanK Ingev.
art. 16 van haar

octrooi

verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………
1445.761.000,-
f 445.724.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
70.280.000,-
,,

84.280.000,-.-
1.334.801,-
,,

1.332.004,-
Schuld
op
ultimo Juni

1934 aan de
gem. weg. a. h. uIt te keeren hoofd,. d.

Zilverbons in

omloop …………..
…….

pers. bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.


.

e. d. gem. fondsb. alam.
opc. op
die
– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensfoenf.’)
555.455,19
282.398,6C
bel, en
op
de verm. bel ……….
………..

Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en T.

..,,
Id. san andere Staatsbedrijven
1)
108.158.494,29

,108.202.981,32

Id. aan diverse instellingen’)
……..
32.400.187,33

33.633.852,44
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

7

lnli

102,4

1

Id

I,,1

101,4
Voraeringen:
Saldo Javasche Bank ……………..


Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas


waaronder Muntbiljetten ………..

….



Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kase. a. Rijkslnstell.
f280.606.000,-
f280.749.000,-
,,

1.000.000,-
,,

1.000.000,-
Schatkistbiljetten ………………..

….

11.370.000,-
11.370.000,-

Schatkistpromessen
………………..

Muntbiljetten in omloop ……….
……..
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds

..

,

1.549.000,-
1.746.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,

1.930.000,-
,,

2.105.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……
4.503.000,-
,,

2.430.000,-
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens

Data
Metaal
Circu-

latie
Andere
opeischb.
schulden
Discont.
1Div. reke-
nin gen’)

9 Juni

1934,.
1.087 1.030 460 583 1.682
2

,,

1934..
1.105
1.141
478
591
1.674
26 Mei

1934..
1.138 1.066 451 594 1.670
19

1934,.
736 1.004 459
594
2.556
12

1934,.
736
1.029
512 529
2.549

5
Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
‘)
Sluitp. der activa.

GRANEN EN ZADEN
TIJINBOIJWARTIKELEN
VLEESCU

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
GERST
64/65 K.G.
LIJNZAAD KOMKOM-
MERS
TOMATEN
VROEGE
AARD-
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
i

K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
Ie soort
A per K.G.
APPELEN
(versch)
(versch)
Rotterdam!
Amsterdam
R’damlA’dam R’damjA’dam
loco Rotter-
damjA’dam
R’danjA’dam

per 100
St.
P. 100 1(0.
Gem.v.3kw.
per 100 KG.
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per2000K.O.
per 1960 K.G.
Berkel-
Rodenrijs
Westland
Groote-
per 100KG.
Rotterdam
broek Rotterdam


ii:

0
10
f1,
1
1fl.
010
6.
01
f1.

Y
°i
o

T
110

Y
r
110
/
1
10
1925
17,20
100,0
13,073
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
– –
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50 78,4


1928 13,475
78,3
13,15 100.6
226,00
97,7 228,50
96,8 363,00 78,5
7,49
00,0
20,
100,0
4,93
100,0
93,
100,-
77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
7,79
104,0
16,
80,0 3,15 63,9
96,40
103,7
93,12
5

120,2 1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00
77,0
5,24
70,0
20,
100,0
4,12
83,6
08,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55
34,5
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4 3,62
48,3
14,50
72,5 4,95
100,4
88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,225
30,4
4,621
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
5,71
76,2
11,50
57,5
1,69
34,3
61,
65,6 37,50
48,4
1933
5,01
5

29,2
3,54
27,1
68,50
29,6 70,00
30,0
148,00
32,0
5,57
74,4
8,21
41,1
0,85
17,2
52,
55,9 49,50
63,9

Lan.

1932
5,05
29,4 5,07
5

38,8
71,25
30,8114,001483
14251)
30,8
70,-
75,3
40,-
51,6
rebr.


5,30 30,8 5,07
5

38,8
74,00
320
108,50
46,0
142,25
30,8

S
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart

,,
5,525
32,1
5,80 44,4
86,75
375
118,00
50,0
143,25
31,0
67,-
72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,225
47,6
88,75 38,3
124,50
52,8
135,25
29,2

————————-

63,-
67,7
28,-
36,1
Mei
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2









—-

————————-

67,7
26,-
33,5
juni
5,22
5

30,4 4,15 31,7
80,75 34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
43,9 4,90 28,5
4,-
30,6
78,75 34,0
100,25
‘42,5
129,75
28,1 5,71
76,2
15,50
77,5

————————

2,07
42,0

68,8
35,50
45,8
Aug.,,
5,20 30,2
4,07
5

31,2
77,50 33,5 98,25
41,6
133,00
28,8
8,
40,0
1,31
26,6
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.,,
5,47 31,8 4,20
32
:
1

78,50 33,9 88,50
37,5
150,75
32,6
5,50
27,5
55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25 30,5 3,92
5

30,0
74,50 32,2
79,50
33,7
138,25
29,9
17,
85,0
51,-
54,8
44,-
56,8
Nov.,,
4,90 28,5
3,90 29,8
71,25 30,8
79,00
33,5
135,2
29,2
53,-
57,0
46,-
59,4
Dec.
4,72 27,5 3,80
29,1
66,25 28,6 75,25
31,9
135,00
29,2






—–




53,-
57,0
46,-
59,4

Jan.

1933
4,95 28,8 3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
50,50
54,3
44,75
57,7
Febr.
4,775
27,8 3,70 28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
130,25
28,2
49,25
53,0
45,
58,1
Maart
5,05
29,4
3,825
29,3
73,50
31,7 76,25 32,3
130,50
28,2
46,50
50,0
46,-
59,4
April

,,
5,15 29,9
3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
49,50
53,2
48,25
62,3
Mei
5,40 31,4
3,775

28,9
70,50
30,5 73,25 31,0
146,75
31,7








—-

52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli


5.82
33,9 3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
5,57 74,4
13,55








—–

67,8
0,83
16,8
49,25
53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30
30,8 3,55
27,2
61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
8,
40,0
0,86
17,4
49,
52,7
49,25
63,5
Sept.
4,95
28,8 3,475
26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4 2,70
13,5
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.


4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5 8,60

—–

—–


—–





—-

—–





—-

43,0 56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
4,55
26,5
2,95 22,6
74,50 32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
59,50
64,0 54,375
70,2
Dec.
4,57
26,6
3,30
25,3 73,50 31,7
59,25
25,1
154,50
33,4

—–






60,75
65,3
53,50
69,0

,an.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65.25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2

—–

——-

—–

—-


62,50
67,2 53,75
69,4
rebr.
3,40
19,8
2,775
21,2
65,25
28,2
58,50 24,8
133,00
28,8
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart
3,25
18,9
2,725
20,8 70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
61,75
66,4 50,50
65,2
April


3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5
56,75 24,0
136,50
29,5













63,50
68,3 49,125
63,4
Mei
3,32
5

19,2
2,876
21,9
62,00
26,8
63,00
26,7
154,50
33,4














65,75
70,7
47,50
61,3
Juni
3,67
5

21,4
3,176
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8



























63,25
68,0 43,75
56,5
2 Juli
3.60
20,9 3,10
23,7
64,00
27,6
73,00
30,9
152,00
32,9
5,77
77,0
13,60



























68,0 3,05 61,9
63,-S)
67,7
45,_6)
58,1
9
3.55
20,6
3,-
229
67,00
28,9
74,50
31,6
146,50
31.7
5,98
79,8
7,60














380
4,04 81,9
63,-
7
)
67,7
44,50
7
)
57,4
16

,,
3,60
20,9
3,20
24,5-
71,50 30,9 80,00
33,9
151,00
32,6
‘ menzie voor ae toelichting op oezen staat ae nos. van 33, IS Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 K.G. Flongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24 Juli
1
33 62163 K.G. Z,-Russ.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van April, Mei en Juni van het betreffende

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN

DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
Miii. Contin.
r’ide
Gulf exp.
64/66°


ekane

Me,4’s A’v.

Australische,
CrossbredColo-
HUIDEN
Gaaf, open
SALPETER
Old. per
Muddliig
F.0. F.
ongezeefd f.o.b.
R damjA’dam
33 t1m

.
5. g.
$cts. per
locoprijzen Sakella-
. F.

o. 1
uomra
oco

‘ ac1

rd
°
nial Carded,
kop
100 KG.

per 1000 K.G.
per barrel
U.S. gallon New-York
per Ib.
rides
Liverpool
Liverpool
er lb
P r
505 Av. loco
Bradford per Ib.
57-61 pnd.
netto

f1.
°Io
$
01
$cts.
0/o
5 cts.
Olo
pence
°fo
pence

°Io
pence
lio
pence
%
f1.
51
f1.
%
1925
10,80 100,0 1.68
100,0
140
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35 100,- 55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0 1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
i75,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3 7,27
77,8
48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5 11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98
67,2 20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930 11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33.9
8,60
‘37,0
7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6.15
51,3
1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18 51,5

Jan.

1932
8,25
76,3
0.71
42,3
5,25
35,3
6,65
28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00 30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
Febr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3
4,92
5

33,1
6,90
:29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00 30,5
11,75
33,9
7,25 60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3
4,62
5

31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86
51,2 4,34 29,2 6,25
‘26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei

,,
8,30
76,9
0.86
51,2 4,25 28,6 5,80
– 24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6
8,25 28,0
8,88 25,6
7,40
61,7
Juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6 5,25
. 22,6
4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
Juli
8,10
75,0
0.86
51,2 4,25 28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28.1
– –
Aug.,,
7,80
72,2
0.86
51,2
4,30
28,9
7,35
-31,6
5,71 19,5
3,33
35,6
15,75
28,6
8,25
28,0

34,6 5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375
29,4
7,75
33,3 6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6 5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86 51,2 4,45 29,9
6,50
28,0 5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8,50
28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86 51,2
4,60
31,0
6,15
26,5 5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0

34,6
6,10.
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.745
44,3
4,435

29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50 33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53 31,5 4,16 28,0
6,15
.26,5
5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,6 8,25
28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.,,
7,20
66,7
0.38 22,6 3,97 26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40 53,3
Maart

,,
7,25
67,1
0.38
22,6
3,87
5

26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26.3
10,75
31,0 6,40 53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37 22,0 3,67
24,7
6,65
, 28,6
5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6 7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei

,,
7,15 66,2
0.23
5

14,0
2,95
19,9
7,30
31,4 5,60
19,1
3,07
32,8
17,00
30,9 8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
53,3
Juni

,,
7,15
66,2
0.25
6

15,2
3,02 20,3 7,85 33,8 5,85
20,0
3,25 34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli

7,05 65,3
0.41
24.4 3,33 22,4 7,60
‘32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80
48.3
Sept.
6,85
63,4
0.52 31,0
3,50 23,6
6,60
28,4
4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85 48,8
Oct.


6,60
61,1
0.66 39,3
4,04
27,2 6,40 27,5
4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90 49,2
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39 25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6 5,95
49,6
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50
‘28,0
4,89
16,7
2,38 25,5 25,00 45,5
13,25
44,9
13,50
38.9
6,-
50,0

P
n.

1931
6,65 61,6 0.66
39,3
3,74
25,2
7,10 30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0

37,5 6,15
51,3
br.,,
6,30
58,3 0.64
38,1
3,25 21,9
7,50
32,3 5,64
19,3
2,68
28,7 23,75 43,2
12,75
43,2

37.5
6,20
51,7
Maart

,,
6,25 57,9
0.63.
37,5
3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76 29,5
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,1
April

,,
6,30
58,3 0.62
36,9
2,79
5

18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50

26,7 23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6 6,30
52,6
Mei

,,
6,25
57,9
0.62
36,9
2,88
19,4
6,80
29,2
5,20
17,8
2,48 26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2 6,30
52,6
Juni
6,15
56,9
0.62
36,9
2,83
19,0
7,15
‘30,8
5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50
32,2
11,50
33,1
6,30
52,6
2 Juli
6,15
56,9
0.62 36,9
2,66
5
)
17,9
7,15
30,8
5,17
4
)
17,7
2,77
4
)
29,6

18,006)

32,7

9,256)

31,4
11,50
0
)
33,1
6.30 52.6
9

,,

,,
6,15


56,9
0.62 36,9
2,69
3
)
18,1
7,35
31,6
5,215)
1

17,8
2,83
5
)
30,3
17,257)
3 1, 4
9,007)
30,5
6,30
52,6
6

,,
6,15
56,9
0.62 36,9
7,80
33,5
– 6,30
52,6
Jaar- en maandgem. atger.
op’/
pence.
2
) 6 Juli.
3
)13 Juli. 4)4 Juli.
5
)11
Juli.
6)5
Juli. 7)12 Juli.
8)3
Juli.

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
per

.
BOTER
p.K.G.
Eier
Ikmaar
EIEREN
em. not.
KOPER
tan aard
LOOD TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
‘T7ER
ZINK
GOUD
ZILVER
Leeuwar-
derComm.
Heffin
Fabrieks-
kaas Elermijn
Roermond
Locoprijzen Londen
Loco rizen
Lodn
loco ri

en
LonSei,er
Foundr
No. 3 f.cb.

(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
Noteering
Zuivel-
Centr

kI. mjmerk
p. 100 st.
per Eng. ton
r En

ton
pe

g.
En

+
n
g.
Md’

b
e
s.
tng. t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng. ton
per ounce
line
Standard
Ounce
perSOK.G.
e E
p
r

ng. ton

1925
0.


2,31
O/
o

100,0
II.

II.
56.-
O
100,0
fl
9,18
01
100,0
£
62.116
01
100,0
£
36.816
0j
100,0
£
261.171-
0/
o

100;0
Sh.
73!-
0
10
100,0
sh.
67/-
ho
100,-
36.316
01
100- 8h.
8516
0
/0
100,-
pence
32118

°Io
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8 58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
III,!
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,ä
85/-
99,5
28
11
116
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3 7,96
86,7 55.141-
89,7
24.4!-
66,4
290.41
110,8
7
3!-
100,0
6416
96,3
28.10/-
78,8
85/-
99,5
26j4
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5 25.5/6 69,9
851-
99,5
26
1
1
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.17(6
68,8
85/-
99,5
247/
1e

76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
67!-

91,8
5916
88,8
16.17/-
46,6
851-
99,5
171116
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35
58,3 36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
55/-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
1331
41,6
1932
0,94
40,7

22,70 40,5
4,14
45,1
22.17/-
36,8
8.12!-
23,6
972/-
37,1
421-
57,5
37/-
55,2 9.161-
27,1
1181-
138,0
12
7
1
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.18!-
50,1
411-
56,2
35/-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
14
145,8
12
3
/g
38,5
Jan.

’32
1,16
50,2

25,75 46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.18/-
37,8
4116
56,8
42/-
62,7
10.616
28,5
12013
140,7
137/8
43,2
Febr. ,,
1,34
58,0

27,75 49,6
3,79
41,3
26.4/-
42,2
10.51-
28,1
99.216
37,9
4116
56,8
401-
59,7
10.-!-
27,6
11916
139,9
14
43,6
Mrt.

,,
0,98
42,4

23,65 42,2
3,425
37,3
24.181-
40,1
9.9/-
25,9
96.61-
36,8
441-
60,3
401-
59,7
9.111- 26,4
1141-
133,5
1331
4

42,8
Apr.

,,
0,99 42,9

19,60
35,0 2,775
30,2
23.8/-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
45!-

61,6
3716
56,0
9.2!-
25,2
11013
129.0
13
1
/
40,9
Mei

,,
0,82 35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.6!-
34,3
8.-!-
22,0
89.13/6
34,2
44!-
60,3
3716
56,0.
9.9/-
26,1
11219
132,0
12
5
/8
39,3
Juni

,,
1,11
48,1

24,25
43,3
3,08 33,5
20.12/6
33,2
7.5/
19,9
84.9/
32,3
44/
60,3
37(6
56,0
8.13/-
23,9
113/6
132,7
12h/o
39,3
juli

,,
0,96 41,6
0,45
19,55
34,9
3,12
5

34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34;7
4216
58,2
37/-
55,2
8.616
23,0
116/-
135,7
12
3
18
38,5
Aug.

,,
0,76
32,9
0,58
17,90
32,0
3,72 40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-!-
38,6
42/-
57,5
36/6
54,5
9.13/6
26,7
118/6 138,6
12
0
3/16
39,9
Sept. ,,
0,84 36,4
0,65
19,70
35,2
4,64 50,5 25.81- 40,9
9.10/6
26,1
109.916
41,8
42!-
57,5
35/-
52,2
11.21-
30,7
118/9 138,8
13
40,5
,

Oct.


0,82 35,5
0,73
25,50
45,5
5,73
62,4
22.5/6
35,9
8.7/-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
34/6
51,5
10.816
28,8
121/6
142,1
12
1
/,
38,9
Nov.

,,
0,81 35,1
0,78 26,50
47,3
6,65
72,4
21.19/-
35,4
8.4/6
22,6
104.7/6
39,9
40/-
54,8
34/6
51,5
10.8/-
28,7
125(9
147,2
12
5
ho
38,3
Dec.

,,
0,73
31,6
0,8
22,55 40,3
5,12
5

55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
39/-
53,4
34/6
51,5
10.7/-
28,6
125/9
147,2
1
1
15
35,8
Jan.

1
33 0,73 31,6
0,89
21,75
38,8
4,27 46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.19/-
27,5
12218
143,5
lIU/
36,4
rebr. ,,
0,65
28,1 0,91
20,60 36,8
4,35
47,4
20.31-
32,5
7.71-
20,2
104.716
39,9
43/-
58,9
341-
50,7
9.151-
27,0
1205
140,8
11
15
/16
37,2
Mrt.

,,
0,53 22,9
0,99
19,40
34,6
2,90
30,5
20.-16
32,3
7.10!-
20,6
104.1813
40,1
43/-
58,9
3417
51,6
10.7/-
28,6
12015

140,8
12
7
/16
38,7
Apr.

,,
0,54
23,4
1,-
18,55 33,1
2,075
22,6
20.11/6
33,1
7.1216
20,9 109.17/-
42,0
43/-
58,9
35/6
53,0
10.816
28,8
12011
140,4
l2’/i
39,9
Mei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.6/6
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
36/6
.54,5
10.13/-
29,4
12316
144,4
13
1
14
41,2
Juni

,,
0,52 22,5
1,-
23,50
42,0 2,50
27,2
25.7!-
40,8
9.4/-
25,3
151.10/-
57,9
42/-
57,5
37/-
55,2 11.12/6
32,1
122(3*
143,0
1311
4

41,2
juli
0,55
23,8
1,-
18,50
33,0 2,60
28,3 25.161- 41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
35/-
52,2
12.11-
33,3
1231104
144,9
12
7
!1
38,7
Aug.

,,
0,63
27,3
1,-
18,90
33,8
3,576

38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,4
411-
56,2
35/-
52,2
11.71-
31,4
125(10
147,2
12
37,4
Sept. ,,
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.16/6
36,8
7.16/-
21,4
140.17/6
53,8
39/6
54,1
34/6
5l,5
10.18/6
30,2
130/11
153,1
11!io
37,2
Oct.

,,
0,68
29,4
0,90
l9,45
34,7
4,68
51,0
22.lj-
35,5
7.14/-
21,1
145.5/-
55,5
39/6
54,1
34/6
51,5
10.131-
29,4
13111
153,3
11
7
1
8
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
40/-
54,8
3416
51,5
9.196
27,6
128154
150,1 12
1
/4 38,1
Dec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475

59,6
21.11-
33,9 7.121-
20.9
153.81-
58,6
4016
55,5
36/-
53,7
9.191-
27,5
126124
147,6
12
9
/1
39,1

Jan.’34
0,50 21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2
148.3/-
56,8
3916
54,1
361-.
53,7
9121-
26,5
129/6
151,5
12
3
14
39,7
Feb.
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9.-/6
24,9
13711
160,3
12
1
!
38,9
Mrt.,,
0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316
19,7 144.1516
55,3
40(6
55,5
.3513
52,6
9.21-
25,2
136/8
159,8
12/
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416 19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
135114
158,0
121/
i

38,7
Mei
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7 2,54
27.7
20.4/-
32,5
6.16/6
18,7
144.19/6
55,4
40(6
55,5
32/9
48,9
9.2/-
25,2
13613
159,4
12
1
1i
37,5
Juni
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,745
29,9
19.1816
32,1
6.14j-
18,4
140.1/- 53,5
4016
55,5
3119
47,4 8.161-
24,3
137184
161,1 12
1
14
38,1
2 J.
0,398) 16,9
1,-
21,50
10

38,4 2,75 30,0
19.716
31,2
6.151-
18,5 140.516
53,6
4016
55,5
3116
47,0
8.616
23,0
137110
161,2
13
40,5
9

,,

.
0,39
9
)
16,9
1,-
21,50
11

38,4
2,80 30,5
18.18!-
30,4
6.1316
18,3
142.18/-
54,6
4016
55,5
321-
47,8
8.81-
23,2
137/114 161,4
12
7
/8
40,1
16

,,
.
2,75 30,0
18.51-
29,4
1

6.151-
18,5
142.18/-
54,6
4016
55,5
326
48,5
8.316
22,6
137/ll4
161,4
12
13
/1
39,9
o bCPI. Ii4
19
K.U. La riata; van zo sept. 193 tot 5 l’ebr. 1934 Manitoba No. 2
0)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 Amerlcan No. 2, van
Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 K.G. Zuid.Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3
jaar.
6)7
Juli.
7
)14 Juli.
0)5
Juli.
0)
12Juli.
10)
6Juli. )13 Juli.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENMOUT
basis 7″ f.o.b.
S T E
E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE

INDEXCIJFER

Zwedenl
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-lnd.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Afi. N.-I. theev.
Kolo
Finland
standaard per per

per
per
so
K.G. c.i.f.
f.m.s.
per
100
K.G.
Locopriizen
Rotterdam
Sheets suiker
loco
R’dam/A’dam
A’dam gem. pr. Java- en Suma-
Grond-
nlale
van 4.672 M
3
.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland
Amsterdam
per
1I

K.G.
loco
Londen
per lb. per
100
K.G.
tratheep.1/1KG.
stoffen
pro-


ducten

i
1
10
f
t
Is
Sh.

Ir

cts.
1925
1

,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,875
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926 153,50
96,1
15,75 101,6
19,50 102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,315
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1921
160,50
100,5
14,50
93,5.
18,50
97,4
68/-
160,0
32,62
5

90,9
46,875
76,4
1/6,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 87.5
109.1
1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,875 88,9
49,625
80,9
-/10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.8 97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110 107,9
27,375
76,3 50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3 69,25
82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34111
82,2
22,626
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
68.0
84.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20.25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9 25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
48.8
46.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32′
33,7 28,25
33,4
38.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9
21,10
34,2
-1
2
,
2
5
6,3
5,52
5

29,5
32,75
38,7
35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
h0,-
64,5
18,75
98,7
17/9
41,8
13,12′
36,6
23
37,5
-1
2
,
12
5
6,0
7,35 39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
• 82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-12
5,6
7,05 37,6
30
35,5
38.3
38.3
Mrt.


70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2119
51,2
1475
41,1
23
37,5
-1
1
,625
4,6
6,25 33,3
31
36,7
31.0
39.7
Apr.

,,
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-11,5
4,2
5,90 31,5
29,25
34,6
38.2 38.0
Mei

,,
.70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-/1,5
4,2
5,625
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
Juni

,,
70,00
43,8
8,50
54,8
15-
78,9
20
1
6
48,2
12,370
34,5 24
39,1

11
,375
3,9
6,30
33,6
28,50
33,7
34.2 38.1
Juli
67,50
42,3 8,50
54,8
IS,

78,9
20/1
47,3
12,37′
34,5
24
39,1
-jl,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 31.8
Aug.
63,00
39,4
8,50
54,8
15,-
78,9
20/7 .48,4
12,37
1

34,5
24
39,1
-/1,75
4,9
6,57
5

35,1
22,15
26,9
35.0 37.4
Sept.
,,
60,00
37,6 8,75
56,5

15
,-
78,9
21
1
2
49,8
1275
35,5
25,25
411
-12,125
6,0
6,52′
34,8
23,75
28,1
37.8 38.5
Oct.
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12:371
34,5 26,50
432
-11,75
4,9
6,321
33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Nov.
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-11,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.


65,00
40,7

64,5
13,75
72,4 17/4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-11,75
4,9
5,50 29,3
28,25
33,4
34.0
35.7

Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1 16
1
6
38,8
11,50
32,1
24
39,1

1
1,625
4,6
5,31′
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,,
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7
-/1,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

,,
70,00
43,8 9,50 61,3
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10,375
28,9 23,50
38,3
-/1,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4
34.9
Apr.

,,
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
15/5
36,3
9,50
26,5 23,50 38,3
-1
1
,625
4,6
6,01
1

32,4
27,50
32,5
32.8 34.9
Mei
70,00
43,8 9,50 61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50 36,6
-12,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
31.2
37.5
Juli
Aug.
:
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475
26,4
22,50
36,6
-12,625
7,4
5,92
5

31,6 33,50
39,6
38.2 37.4
75,00
46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8

1
2,625
7,4
5,27
5

28,1
35,25
41,7
38.5
35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14
1
5
33,9
8,25 23,0
19,75
32,2
-12,5 7,0
5,370
28,7
36,75
43.5
38.7
34.0
Oct.

,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,625
21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0 36.5
33.4
Nov.

15,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5 -12,15
7,7
4,65
24,8 40,50
47,9
38.4
32.7
Dec.

,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
11
1
5 26,9
7,975

22,2
16
26,1

1
2,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3

Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
671
12/10
30,2
7,45 20,8
16,50
26,9 -12,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
36.9 83.8
Feb.,,
80,00
50,1
10,50 67,7
12,50
658
1415
33,9
7,25 20,2
17,25 28.1

1
3
8,4
4,976
26,5
46,75
55,3
35.0 35.9
Mrt.,
80,00
50,1
9,75 62,6
12,-
63,2
14
1
1
33,1
7.-
19,5 17,75
28,9
-13,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7
35.2
Apr.,
80.00
S0,1
9,75 62,6
12,-
63,2
14(4
33,7
6,55
18,3 17,75
28,9
-/3,625
10,2
4.25 22,7 44,25 52,4
35.6 34.5
Mei
,,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7
6,720
18,7
17
27,7

1
4
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3
77,50 48,5
8,

51,6
10,

52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
17
27,7

14
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5
33.8
2
juli
77,50
4.8,5
14/7
34,3
6/1
19,3
17
27,7

1
4,25
11,9
4,12
5

22,0
40,50
7)

47,9
34.1
33.1
9

,
77,50 48,5
1413
33,6
7,-
19,5
17
27,7
-14,375
12,3
4,12
1

22,0
34.1
33.0
16
77,50
48,5
14/-
32,9
7,-
19,5
17
27,7
-14,375
125
4,-
21,3
34.2
32.5
Alle
lonaannoteeringen van.? ZJ sept.
1
1 zijn op geudbasis omgarksnd; d. Doilarnotooringen vanaf 20April
1
38 zijn in verhouding van de depreolati.
van dan Dollar t.ov. den Gulden verlaagd.

636

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1934
1
;

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 16 Juli1934.

Activa.
Binnen!. Wis-lHfdbk.
f

23.006.599,88
sels, Prom.) Bijbnk. ,,

435.579,57
enz.in
disc.Ag.sch. ,,

4.034.862,54 •27.477.041,99
Papier o. h.Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.360.725,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.


1.360.725,-
Beleeningen
II! dbk.
f
102.229.139,601)
mcl.
vrsch.
Bijbnk. ,,

5.667.665,08
in r ek..crt.
{
op

onderp.

Ag.sch. ,,

43.301.261,46

f
151.198.066,14

Op Effecten
……f
146.245.252,06
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

4.952.814,08
151.198.066,141)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud
……f
102.173.310,-
Muntmat., Goud
.. ,,
759.604.518,48

f

861.777.828,48
Munt, Zilver, enz.

,,

22.814.195,78
Muntmat., Zilver..


,,
884.592.024,262)
Belegging
1
1
5
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

…………………….,,
21.497.758,26
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
17.587.711,75
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
16.996.491,37

f
1.125.679.818,77 Paaiiva.
Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.807.914,92
Bijzondere reserve

………………,,
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
9.258.688,58
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
896.891.815,-
Bankassignatiën in omloop ……….,,
41.412,57
Rek.-Cour. j’ Het Rijk
f
76.746.696,57
saldo’s:

1, Anderen,,112.383.415,-

,,
189.130.111,57
Diverse rekeningen ………………

,,
1.549.876,13

f
1.125.679.818,77

Beschik!aar metaalsaldo

.. ……….
f
449.980.222,27
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.124.950.555,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)
……..
f
73.789.100,-
Waarvan in het buitenland ………………………
32.341.465,81

Voornas.mate posten in duizenden
guldens.

Goud Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Circulatie
opeischb.
Metaal-
kings
Munt
1
Munt
mat.
schulden saldo
perc.

16 Juli

’34
102173
759.605 896.892
189.172
449.980
81
9
.
,,

’34
102173
756.734
906.071
167.088
452.112
82

25 Juli

’14
65.703
96.410 310.437
6.198
43.521
54

Tot aal
Schatkist-
B ee-
Papier
DIverse
Data
bedrag
1

promessen
1
e
n
ngen
op hei
reke-
disconto’s
rechtstreeks
buitent. ningen
1
)

16 Juli

1934
27.477

151.198
1.361
17.588
9

,,

1934
28.088

154.201
1.361
3.515

25 Juli

1914
67.947

61.686
20.188
509
2)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikt
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

14Juli’34
5
)
14ï050
189.000
27.940
54.274
7

,,

1342)
142.050
.188.980
28.690
54.982

16Juni1934
114.979

1
29.395
187.673
26.302
58.783
9

,,

1934
114.978

1
30.471 190.049 27.881 58.277

25 Juli1914
22.057
31.907 110.172
12.634
4.842

Wissels.
Diverse

Dek-
Data
buiten
Dis-
Belee-
reke-
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen ningen
1)
percen-
betaalb.
tage

14 Juli ‘342)
990
76210
9.900
65
7

1341)
1.180
77.390
10.260
.65

16Juni1934
941 .577

1
51.611′
10.439
67
9

,,

1934
1.285
9.531

1
50.442
10.135
67

25 Juli1914
6.395
7.259

1
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

___
1
BankbilJ.
1
Ban kbilj.
1

OtherSecurities Data
_Metaal
1

in
un
1
circulatie
1
Departm.
1
Advances

11
Juli

1934
1192.155
1
384.6261

66.898
1
7.832
1
10.958
4

,,

1934
1192.1511
385.793

65.668
1
17.062
f

10.818

22 Juli

1914
j

40.164 29.317 33.633

1

00v.
1

Public
Other
Deposits
1
1 1 1
Dek-
Data
Sec.
Depos.
1

Other
Bankers
Reserve’
kings-
IAccountsl
1
perc.
1)

11
Juli’34
1
82.647
1

17.433
1
97.285
1

36.178
167.5291
44,7
4

,,

’34
1
82.827
1

26.650
1
94.880

37.497
1
66.3571
44,7

22 Juli ’14
11.005
1

14.736
42.185
29.2971
52
,I VCIEIUUUllig LUSSCIICII icsctve tfl LIePUSlIS.
BANK VAN FRANKRIJK.

‘Zilver)
1
Te goed
Wis

Waarv.I

Belee-
1
Renteloos
Data
Goud
in
h t
buite
e
nl.


sels

1
op
het
ningen

voorschot
buitenl.j

v.d. Staal

6 Juli’34I79.653
636!
15
5.004
1.141
4.668
3.200
29Juni’34I79.548
645!
15
5.528
1.142
4.589 3.200

23Juli’14
4.104
6401

1.541
8
769

Bons
v.
d.l
Diver-
1
1

Rekg.Courant

Staat
1
Zelfst.
1
Parti-
Data
zelfSt
.
sen’)
Circulatie
amorLk.
Iamort.k.l
culieren

6 Juli’34
5.929
1

2.305
81.892
295
1

3.039
1
14.889
29Juni’34
5.929
2.428
82.058
256
3.035
1
15.188

23 Juli’14


5.912
401

943
.1 IUtpO5I
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
1
Andere

Data
Goud
bij bal-

1
als goud-
wissels Belee-
tenl. circ.
1
dekkinu

1
en
ningen
banken)
1
gelden Je
1
cheques

7 Juli

1934
70,1
17,9
6,9
1
3.300,8
72,8
30 Juni 1934
70,2
17,9
6,6
1
3.391,8
170,9

30 Juli

1914
1.356,9


1

750,9
50,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
1
Diverse
ten
Activa
2
)
latie
Crt.
Passiva

7 Juli

1934
370
1
7
579,8
1

3.631,9
1

557,6
1

165,5
30 Juni-1934
360,6
600,2
3.776,7
623,1
1

152,4

30 Juli

1914
330,8 200,4
1.890,9
1

40,0
‘, unoejas,. •; wo. nen,enuanasçneine S JUU, aujuni I34, resp. S.), Q’*
miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIE.

Data

Goud
,
.

.
5

o

tM

,
c
Rekg. Cr1.

.5
.:
1934
1
..

.

.’e
.u.
5
r
‘n

ri

12 Juli
12.6331
66
662
1

48
344
40
3.528
78
179

«
2.644
66
669
1

55
344 40
3.528
44
237
FEDERAL
RESERVE
BANKS.

Ooudvoorraad
Wissels

Data
Other
‘ash”
2)
Totaal
1

Goud-
In
her-

1
disc.
V.
d.
1
1!!
de
Open
bedrag
certifi

caten’)
member
1
markt
banks
1
gekocht

27Juni’34
4.806,7
1

4.781,7
1

237,8
27,0

1
5,2
20,,’34
4.815,0
1.788,7
1

232,8

1
28,01
-5,2

Belegd
1
F. R.
Notes
1
1
Totaal
1
Gestort
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
Dek-
Data
in u. s.
Gov.Sec.
1
Incircu-I
7?_
lKapitaall
kings-
__kings-
latle
1 1
perc.3)

1

perc.
4)
___________
27Juni’34)
2.430,3
1
3.056,0
1
4.196,0
1
147,1
69,6
1


20

,,

’34
2.430,2
1
3.054,2

j
4.189,9
147,1

1
69,7

1

geheven voor devern

arnevahe

u’i, toen de $ op 31 jan.’34 van
1000 59.06 cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not inciude Federai Reserve Notes or a Bank’s
own Federai Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoor-raad tegenover opeischbare schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmatorlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. BES. STELSEL.

Dis-

1

lReservel

Data

1 Aantal 1 conto’s 1

BeleÉ-

bij de 1

Totaal

Waarvan
Ileenin.

en

gingen

F. R.

1

depo-

time
beleen.

1

banks 1
sito’s

deposits

20 Juni’34’

6 1

8.055 1

9.608

1 2.824 1

18.221

4.492

‘3l

1

8.089

9.281

1 2.881

1

18.017

4.450
ho pos.en van
iie nou,
flank, ce aavascne flank en ce nan.1 anp’
land zIjn in duizenden, alle overige posten In millioenen van de be.
treffendevaluta. –

Auteur