Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 955

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 18 1934

18 APRIL 1054

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

B

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DECENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

10
JAARGANG

WOENSDAG 18’APRIL 1934

No. 955
NEDERLA.NDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.

Curatoren: Mr.
d
Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning- meester; Mr. P.
Hofstede
de Groot; Jhr, Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. I. M. Walter; 0. ,i. P. Zaalberg.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom.; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regont; Dr. E. van Weldere’n
Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stu.art.
Eedacteur-Secretaris: Dr. EL Al. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertentie,s f 0,50 per regel. Plaatsing bij abönnemen volgens tarief. Administratie van abonnementen en adves
tenties: Nijgk & iian Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam., ‘s- Gra.venhage. Postchèque. en giro- rekening No.

145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
IÉet weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie op de verdere publicaties.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD.

BIz.

DE EOONOMSOHE CRISIS IN NEOERLANDSOH-INDIE TOT

ÉN MET 1933
door
Mr D. J. H’ulshoff Pol ……….
326

Nederiand—Bovenrijn door
B. Niersirasz …………
328

Dwangaccoord bij obligatieleeningen door C.
A. Klaasse
331

Toestand en regeling van de petroleumindustrie der Ver.

Staten door
Dr. W. Mavtner ………………….
333

Tariefsherzièning op korten teri’nijn door
Prof. Mr. Dr.

G:M. Verrijn Stuart …………………………
336

AANTEEKENI’NGEN:

Conversies en renteniveau …………………..
338

Ontwikkelingstendenzen in de Duitsche handels.

politiek ………………………………..
339

BOEKAANKONDIGINOEN:

Dr. F. Machiup:
Ftihrer durch di& Krisenpolitik
. . 340

17 APRIL 1934.

De gel’dmarkt veranderde deze week maar weinig.

Er is in ‘de losbare obligaties een betrekkelijk groot

bedrag vastgelegd – men spreekt van ca.
f
45 mii-

‘lioen -, zoodat er op het oogenblik heel wat minder

geld beschikbaar is, waar de Mei-termijn ook in zicht

komt. Naar Juni-papier was er eenige vraag; er werd,

p 1% pOt. afgedaan. Driemaands bankaccepten no-

teerden 2 pOt., met weinig zaken. Oall doet 1 pOt.

Prolongatie noteerdé gisteren 1% pOt., nadat de ge-

heele week 2 pOt. was vastgesteld.

* *
*

Op ‘de wisselmarkt was het heel kalm; dé ‘ koersen

fluctueerd’en heel weinig. Ponden kwamen van 7.63

op 7.61, ‘slot 7.62, terwijl Dollars bijna de’ geheele

week 1.47%-1.47X, noteerden. Ponden/Dollaxs 5.16-

‘517. De Fransche Franc bleef rond de 9.75 .schom-

‘rnelèn. Marken waren weder sterk aangeboden en lie-

pen verder terug; slot 58.25. Ook Sperrmarken bleven

rflaffv. Belga’s waren vooral gisteren vanuit België

overwegend geoffreerd, slot 34.51. Over het Italiaan-

ichè devies •doen tal van geruchten de ronde; wat,er

eigenlijk gebeurt, is niet
duidelijk.
De Lire loopt ech-

ter geregeld aan terug en sloot gisteren op 12.63 na

12.574 genoteerd te hebben. Peseta’s onveranderd

20.20. Over de’Scandinavische wissels valt alleen op

te merken, d’at de Pondenkoers te Stockholm, die

maandenlang op 19.39 werd vastgehouden, thans op
19.40 is gebracht. Indië is weder op 1006 te krijgen.

De Oanadeesche Dollar noteert een fractie boven

ew-York

2.J


Ter’mijnpon’den

ren vaster; één- en drie-maands

deden resp. 1 en
2Is
c. agio. Dollars op latere levering

dnveranderd.

Goud ligt nog steeds eerder aangeboden; baren op

f1650,50; Eagles 2.49h en Sovereigns op 12.27. De’

»arkt voor Marken bankpapier blijft een heel on-

regelmage; het aanbod is nog steeds overwegend. Er.,

werd tenslotte op 56.50 gelaten.

ONTVANGENBOEKEN
…………………………..
340
1′.

MAANDOIJFERS:

,Productie der Steenkolen-, .Bruinkolen- en Zout-
mijnen…………………………………..
340

STATISTIEKEN
……………………………
341-344

Geijkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten..

326

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April 1934

DE ECONOMISCHE CRISIS IN NEDER-

LANDSCH-INDIË TOT EN MET 1933.

Overziet men de ontwikkeling van het Indische
economisch leven in het jaar 1933, vergeleken met de
voorafgaande crisisjaren, dan vallen in hoofdzaak
een vijftal belangrijke factoren te onderscheiden:
a. de handelsbeweging, die weliswaar iets verder
is achteruitgegaan, maar toch om nader te noemen
redenen ten minste als geconsolideerd kan worden be-
schouwd; men kan dus wel zeggen, dat thans na den
diepen val van 1929 tot 1932 weer vasten bodem
onder de voeten wordt gevoeld, met kans op herleving
in de volgende jaren;
5. de deflatie, die verder is voortgeschreden;
de werkgelegenheid, die waarschijnlijk op Java
is afgenomen, terwijl zij in de Buitengewesten is ver-
beterd;
de binnenlandsche voedselvoorziening, die in
1933 een radicale verandering heeft ondergaan;
de Indische handelspolitiek, welke zich geduren-
de dat jaar door een principiëele omwenteling heeft

gekenmerkt.

a. De consolidatie-tendens in de handelsbeweging.

Nederlandsch-Indië heeft als kapitaaldehiteurland overwegend belang bij een ruim exportsaldo op zijn
handelsbalans. Dit saldo is in 1933 weer opnieuw
achteruit gegaan, zij het ook lang niet in dezelfde
mate als de vermindering in de vorige crisisjaren
plaats vond. Men zie de volgende saldi (in millioenen

guldens)

1929 ……..+ 339

1932 ……..+ 183 1930 ……..+ 292

1933 ……..+ 171
1931 ……..+ 213

Men hoede zich er voor dezen betrekkelijk geringen
achteruitgang terstond als een ongunstig verschijnsel
te beschouwen. Aangezien Nederlandsch-Indië dan
gouden standaard blijft aanhangen, moet het in dezen
crisistijd een periode van deflatie doormaken; dit
brengt vanzelf met zich mede, dat de posten op •de
handelsbalans evenzeer achteruitgaan, zoodat men van
jaar op jaar een kleiner saldo krijgt. Op zichzelf be-
hoeft bedoelde vermindering van het saldo nog niet een achteruitgang van de welvaart te heteekenen, al
mag hierbij niet uit het oog worden verloren, dat diè
saldovermindering de betaling moeilijker maakt voor
de zeer groote bedragen aan rente en aflossing van
obligatieleeningen, welke jaarlijks vooral naar Neder-
land moeten worden gedaan eii waarvan de omvang
in dezen crisistijd meer toe- dan afneemt.

Wil men, afgezien van de te betalen rente en af-
lossingen, beoordeelen, in hoeverre deze afnemende
saldi inderdaad een symptoom zijn van een meer of
minder ernstigen achteruitgang van de Indische wel-
vaart, dan moet men de diepere oorzaken van deze
vermindering ‘opspo rer. Deze oorzaken kunnen be-
staan in een achteruitgang van het volumen van
den handel met het buitenland – waarbij dan tevens
de vraag van belang is of de uitvoerhoeveelheid meer
dan de invoerhoeveelheid is verminderd dan wel
omgekeerd – en in een slechter worden van den
ruilvoet met het buitenland als gevolg van een rela-
tief sterkeren achteruitgang van de
prijzen
der uit
voerartikelen vevgeleken en die van de importpro-
ducten.

Zooals hieronder nader zal blijken, is van 1932 op
1933 de exporthoeveelheid minder gedaald dan de im-porthoeveelheid en voorts de ruilvoet eenigszins voor-
uitgegaan, zoodat zonder gevaar van tegenspraak mag
worden geconcludeerd, dat de vermindering van het actief saldo op de handelsbalans
uitsluitend het ge-
volg zs van de deflatie.
Van werkelijken achteruitgang
is in casu dus geen sprake. Wat de quanta der in- en

uitvoeren betreft, maakt Nederlandsch-Indië geen uit-
zondering op den overal ter wereld geldenden alge-
meenen regel, dat in deze crisis de omzetten met het
buitenland belangrijk zijn verminderd. Doch wel is

een afwijkende factor gelegen in de omstandigheid,
dat de export zich veel beter heeft gehouden dan cle
import; naar verhouding is de omvang van den uit-
voer namelijk veel minder gedaald dan die van den
invoer, hetgeen moge blijken uit de volgende index-
cijfers:
Invoer- Uitvoer-

Uitvoergewicht (netto)
gewicht gewicht Suiker Rubber Thee Koffie
1928

100

100

100

100

100

100
1929 …..119

105

95

108

104

71
1930

100

103

88

111

103

54
1931 …..78

84

61

124

113

60
1932

61

89

59

110

113

99
1933

59

88

45

125

103

62

Men ziet, dat het verschil tusschen de indexcijfers
van het gewicht der in- en uitvoer zeer groot is; het
cijfer voor invoer was in 1933 59, dat van uitvoer
88. Ook speciaal van 1932 op 1933 heeft zich de alge-
meene tendens van de vroegere crisisjaren voorgedaan,
dat het uitvoergevicht minder is achteruitgegaan dan
het invoergewicht. De relatieve hoogte van het export-volurnen is eigenlijk wel eenigszins verwonderlijk, als
men nagaat, welk een nadeeligen invloed de in den
laatsten tijd toegepaste productie- en exportbeperkin-
gen daarop moeten hebben uitgeoefend. Zoo is het in-
dexcijfer van het zoo buitengewoon belangrijke uit-
voerproduct suiker tengevolge van de sterke beperking
van den rietaanplant gedaald tot 45, terwijl thee in
1933 aan een restrictie-schema werd onderworpen,
doch uit zichzelf na 1928 een zoodanige exportontwik-
keling had vertoond, dat het ondanks de thans toege-
paste restrictie nu nog een zeer goed figuur maakt.
De uitvoer van koffie is zeer wisselvallig geweest,
doch thans weer in mineur.
Dat de totale uitvoerhoeveelheid door de restric-
ties niet op een veel lager niveau is komen te staan,
vindt voor een belangrijk deel zijn oorzaak in de om-
standigheid, dat het exportquanta niet alleen van de
thee doch ook van de rubber en de petroleum op zeer
hoog peil zijn gebleven.
Voor een goed begrip van de ontwikkeling van den
rubberexport dient men het bekende onderscheid te
maken tusschen de ondernemings- en de bevolkings-rubber, waarvan het verloop zeer verschillend is ge-
weest. Men zie de volgende opgaven (in duizenden
tonnen)
1)

1928 1929 1930 1931 1932 1933
Onderuemingsrubber
140 154 153 168 150 180
Bevolkingsrubber …….
91 108

90

90

61 159

Uit deze cijfers kan men zien, dat de ondernemings-
rubber een in het algemeen eenigszins stijgende ten-dens laat zien: de productie daarvan is geprikkeld en
in elk geval niet naar beneden gedrukt door de cri-
sis, omdat de ondernemingen – behalve die, welke
het blijvend of
tijdelijk
moesten opgeven – in ver-
sterkte mate moesten doorwerken om althans zooveel
doenlijk de exploitatiekosten er uit te halen. Met de hevolkingsrubber is het anders gesteld: deze onder-
vond in sterke mate de wisselvalligheden van de crisis:
van 1930-1932 is de productie zeer gedaald als ge-
volg van de sterk verlaagde prijzen, terwijl zij in 1933
buitengewoon steeg door een niet onbelangrijke ver-
betering van de prijzen in dat jaar.
De petroleumproducten werden tot de volgende
bedragen (in duizenden tonnen netto) uitgevoerd:

1928

1929

1930

1931

1932

1933
3.383

4.272

4.197

3.440

3.947

4.400

Thans de
ruilvoet.
Deze is zooals bekend, in den
loop van de crisis zeer sterk ten nadeele van Indië
veranderd; bedoelde achteruitgang vormt een van de
belangrijke redenen van den slechten economischen
toestand in Indië. Van 1932 op 1933 is de ruilvoet
echter iets vooruitgegaan, al moet worden toegegeven,
dat deze vooruitgang niet veel om het lijf heeft, zoo-
dat de toestand in het algemeen voor Indië even

1)
Tot e:i met
1932
netto-gewicht. In
1933
bruto-gewicht,
zoodat hiervan nog een zeker percentage af moet voor eèn
vergelijking met voorafgaande jaren.

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

327

slecht is gebleven. Dit
verschijnsel
heeft
echter in
zooverre

een

lichtzijde,
dat mën
thans
tenminste
grond onder de voeten
heeft gekregen en dus niet
verder naar beneden is gevallen.
waarde per ton
in guldens
1.929

1930
1931
1932

1933
uitvoer

……………
146

119
98
67

58
invoer

…………….
331

31.3
262
229

192

a.
in % van
b…………
44

38

37

29

30

b. De deflatie.
Deze is in den loop van 1933, evenals in de daar-
aan voorafgegane crisisjaren, verder voortgeschreden.
Dit blijkt om. uit de volgende indexcijfers omtrent
de bankbiljetten in circulatie en de in clearing ver-
rekende bedragen:
Bankbiljetten

Verrekend in
in
circilatie
clearing
1928

……..
100

100 1929

……..
97
100
1930

……..
86
76
1931

……..
77
66
1932

……..
70 49
1933

……..
63
42

Hieruit
blijkt,
dat tot en met 1933 de bankbiljet-
tencirculatie sterk is afgenomen en dat van 1932 op
1933 niet veel vermindering in het tempo is aan den
dag getreden. Wat de verrekende clearingbedragen
betreft, blijkt, dat deze tot en met 1932 in buitenge-
woon snel tempo zijn gedaald, en van 1932 op 1933
ook zijn verminderd maar dan in niet zoo sterke
mate. Uit het feit, dat na 1929 het indexcijfer dezer clearing-verrekeningen dat der bankbiljetten in cir-
culatie in de daling belangrijk vooruit is gesneld, kan
worden afgeleid, dat de omloopssnelheid van het geld
– een verschijnsel, dat in een crisis voor de hand
ligt – belangrijk is verminderd.
Ook uit andere indexcijfers blijkt de deflatie. Zoo
zijn de kosten van levensonderhoud van de Inlandsche
bevolking op Java en Madoera weer sterk gedaald
(1913 = 100):

1929
……
156,9

1932
……
75,5
1930
……
152,1

Jan.
1933
……
65,-
1931
…….
102,1

Dec.
1933
……
56,-

Men ziet hieruit, dat niet alleen tot en met 1932
ecn nieuwe sterke daling plaats vond, maar ook, dat
deze in 1933 krachtig doorging.
Voor Europeanen gingen de kosten van levenson-derhoud ook naar beneden, zij het dan ook lang niet
zoo sterk als bij de Inlanders:

1929
……
166,4

1932
……
122,9
1930 ..
….
162,7

Jau.
1933
……
113,-
1931
……
146,—

Dec.
1933
……
100,-

Uit deze cijfers blijkt wel, hoezeer de Europeaneti
in een geheel ander sfeer leven dan de Inlanders.
Deze andere sfeer wordt niet alleen geschapen door
de relatief veel hoogere inkomsten,, maar ook door
den aard van de goederen, die geconsumeerd worden.
Het zou echter verkeerd zijn te meenen, dat voor
zoover de goederen aangaat, het verschil uitsluitend
gelegen is aan de uitheemsche goederen, die door
Europeanen zooveel meer worden gebruikt. De afwij-
king is evenzeer, zij het ook in iets minder mate, te
danken aan de speciaal door Europeanen gebruikte, inheemsche goederen. Dit blijkt uit de detailprijzen
van goederen voor Europeanen die, in 1913 op 100
gesteld,, eind 1933 voor uitheemsche goederen op 99 en voor inheemsche artikelen op 90 staan.

De werkgelegenheid.
Omtrent de werkloosheid vallen de volgende ge-
gevens te vermelden:

Aantal

Nieuwe
A’rbeids-

aanbiedingen

Ingeschreven
Jaren beurzen werkzoekenden

Data werkzoekenden
1930

6

16299

1.Jlto.
1930

onbekend
1931

13

27033

1931

8199
1932

18

36404

,,
1932

12852
1933

onbekend

41574

1933

14356
Uit deze statistieken blijkt wel, dat zoowel het aan-

tal van nieuwe aanbiedingen van werkzoekenden als dat der op het einde van elk jaar ingeschreven werk-
zoekenden steeds stijgende is geweest. Evenwel wil
dit volstrekt niet zeggen, dat de werkloosheid op zich-
‘zelf zoo is gestegen. Immers van jaar tot jaar zijn
ook de aantallen arbeidsbeurzen toegenomen (het in-
stituut der arbeidsbeurzen is in Indië nieuw en nog
pas in een begin van ontwikkeling),
terwijl
de nei-
ging om zich tot deze beurzen te wenden steeds groo-
ter wordt al naarmate de erkenning van het nut dezer
instellingen toeneemt. Het is dus niet wel doenlijk
uit deze statistieken conclusies te trekken nopens de
ontwikkeling der werkloosheid en daaruit weer ge-
volgtrekkingen te maken betreffende den economi-
schen toestand.
Andere cijfers
geven echter wel verklaringen om-
trent den gang van zaken in die Buitengewesten
(dus gebiedscieelen buiten Java en Madoera), waar
arbeiders uit Java plegen te werken.

Vertrokken naar Teruggekeerd Saldo vertrek naar
de Buitengewesten naar Java Buitengewesten
1929 .. .

77.662

37.800

+ 39.862
1930 .. .

29.350

47.923

– 18.573
1931

3.005

42.805

—39.800
1932 .. .

1.119

38.471

—37.352
1933 .. . ‘

10.026

19.544

-. 9.518

Uit deze gegevens
blijkt xvel, hoezeer de stroom van
arbeiders, die per saldo v6ér de crisis van ‘Java naar
de Buitengewesten ging, vanaf 1930 in sterke mate
een omgekeerde richting insloeg en ‘dus veranderde
in een stroom van werknemers van de Buitengewes-
ten naar Java. In 1933 was echter deze stroom rela-
tief veel geringer geworden, hetgeen,’ als men er op
let, dat te allen
tijde
in goede of slechte conjunctuur
een vrij groot aantal arbeiders na afloop van hun
contract terugkeert, ongetwijfeld wijst op een belang-
rijk verbeterde toestand in de Buitengewestèn. Om-
trent toe- of afneming van de werkloosheid op Java
zeggen deze cijfers echter niets. Daarvoor is men aan-
gewezen op de gegevens omtrent de arbeidsbeurzen, doch deze zijn, zooals hiervoren is uiteengezet, voor
het beoogde deel weinig geschikt. Overwegende, ‘dat
de werkgelegenheid op Java sterk beïnvloèd wordt
door de suikerindustrie, en dat deze steeds minder
plant en vermaalt, zou men moeten aannemen, dat de
werkloosheid op dat eiland is toegenomen. Toch valt
het op, dat deze toeneming lang niet zoo sterk is ge-
weest als de vorige jarén.

De voedselvoorziening.

Deze heeft zich in den crisistijd in gunstigen zin
ontwikkeld, deels door over het ‘geheel ‘goede oogsten
(behalve in 1931), deels door de omstandigheid, .dat zen grooter areaal voor den verbouw van voedselge-
wassen werd gebruikt. Dit lâatste was een gevolg van het feit, dat vooral in den beginne van overheidswege
bij de bevolking sterk wed aangedrongen op een uit-
gebreiden teelt van bedoéldegewassen om althans in
dezen tijd van sterk dalende inkomsten voor hongers-
ûood gevrijwaard te zijn, en van de omstandigheid,
dat met name in den laatsten tijd veel ‘grond, anders
gebruikt voor den verbouw van handelsgewassen, voor-
al suiker, toeviel aan den voedselbouw. Vandaar, dat vergeleken bij 1929 de productie van voedsel zeer is
toegenomen. Van 1932 op 1933 is geconstateerd, dat
de mate van zelfverzorging met de belangrijkste
plautaardige voedingsmiddelen is toegenomen. Dit
dient aldus te worden g&ïnterpreteerd, dat de op-
brengst van, rijst in 1933 eenigszins daalde en die
van het andere belangrijke voedingsartikel mais sterk
steeg.

Een speciale bijzonderheid deed zich in 1933 voor
in dezen zin, dat de rjstmarkt in het buitenland zeer
sterk verz,wakte. Deze ‘ineenstorting dreigde over te slaan op de rijstmarkt in Nederlandseh-Ind[ë en van-
daar op de markt van de andere voedselgewassen in
dit land. Naar aanleiding hiervan werd eerst tijdelijk
en toen definitief een regeling inzake den invoer van

328

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April 1934

rijst getroffen, tengevolge waarvan de import van dat artikel sterk is verminderd. Aangezien in verschillen-
de streken van Indië den laatsten tijd een min of meer belangrijk overschot van rijst is ontstaan, wordt thans
het doel nagestreefd om deze overschotten naar an-
dere gedeelten van Nederlandsch-Indië tegen extra-
verlaagde vrachten te vervoeren, waar een tekort van
rijst bestaat; bedoeld tekort wordt dus nu niet meer
of nog maar slechts ten deele als voorheen door het
buitenland aangevuld. Zoo heeft zich in 1933 een
uitgebreid distributiestelsel van inheemsche rijst over
den archipel ontwikkeld met een gelijktijdige sterke
terugdringing van buitenlandsche rijst. Een gevolg
hiervan is, dat de Indische rijstprjzen zich geheel los
hebben gemaakt van de huitenlandsche.

e.
De Indische handelspolitielc.
Tot den aanvang van 1933 werd door Neder-
landsch-Indië als van ouds een politiek gevolgd, waar-
bij aan den invoer van buitenlandsche producten niets
in den weg werd gelegd. In den loop van het jaar
kwam daarin evenwel verandering. Hiervoren werd
reeds melding gemaakt van de rijstsituatie, die een
ingrijpen ten aanzien van den import van buiten-

landsche
rijst
noodzakelijk maakte. Daarnaast trad
een ander verschijnsel op, dat een werkeloos afwach-
ten van den loop van zaken onmogelijk maakte, t.w.
de zeer sterke Tapansche penetratie, die verschillende
bedrijven in Indië in hun bestaan bedreigde. In ver-
band hiërmede werd in Juni overgegaan tot de con-
tingenteering van cement. In September volgde de
vaststelling van een meer algemeene regeling, die de
invoering voor zooveel noodig van contingenteering
van bepaalde artikeleh mogelijk maakte, t.w. de crisis-
invoerordonnantie. Krachtens deze ordonnantie wer-
den in September de verlenging van de cement-in-
voerbeperking uitgevaardigd, in December de contin-
genteering van bier vastgesteld en in het begin van
dit jaar de coutingenteeringen van sarongs en loeriks,
alsmede van gebleekte katoenen goederen in het leven

geroepen.
bever het stelsel der contingenteering zich in
Indië zal ontwikkelen, kan vooruit moeilijk worden voorspeld, doch dit is voorloopig wel zeker, dat be-
cloeld systeem wel niet zoo’n omvang zal aannemen als in Nederland het geval is geworden. Eensdeels is
zulks het gevolg van de omstandigheid, dat de in-

dustrialisatie in Indië nog maar in de kinderschoe-
nen staat, zoodat er betrekkelijk niet zooveel bedrij-
ven te beschermen zijn. Anderdeels is ook een be-
langrijke oorzaak gelegen in het feit, dat de aanpas-
sing der deflatie in Indië veel bter is geweest dan
in het moederland, zoodat ook uit dezen hoofde min-
der. hdrijven beschermd behoeven te worden.

Ook op het gebied der handeisverdragen is in den

loop van 1933 een geheel andere geest merkbaar ge-
worden dan vroeger. Sinds het optreden van het
kabinet-Coljn is de Nederlandsche handeisverdrag-
politiek van Nederland veel actiever geworden. Dit
is merkbaar aan het feit, dat, terwijl vroeger bijna
steeds genoegen werd genomen met handelsverdragen
die niets dan de wederzijdsche meestbegunstigings-
clausule bevatten, thans stelselmatig door Nederland

(oncessies op het gebied van tarieven of contingenten
worden bedongen op straffe van bemoeilijking van
den invoer in Nederland uit het andere land. Het
resultaat is vooral voor het moederland, maar ook
voor Indië, merkbaar geworden door tariefsverla-
gingen en grootere contingenten. Voor Indië zijn
bv. voordeelen bedongen van Polen en Italië en is
nog zeer onlangs van
Frankrijk
een vrij belangrijke
concessie verworven, terwijl onderhandelingen voor
verdere concessies ten behoeve van koloniale produc-
ten worden of zullen worden gevoerd met Duitsch-
land, Italië en Japan. Zeer waarschijnlijk zal dan ook
binnen niet te langen tijd de kaart der handelsbe-
trekkingen van Indië met het buitenland er geheel
anders uitzien dan nu het geval is.
HULSHOFF
Poi.

NEDERLAND – BOVENRIJN.

Tot aan den wereldoorlog werd het Rijnrégime be-
heerscht door de ,,Acte van Mannheim” van 17 Octo-
ber 1868, welke op 1 Juli 1869 in werking trad en
met enkele tusschentijdsche wijzigingen in stand
bleef.
Sedert den vrede van Versailles van 28 Juni 1919
is de
Rijn
van de Fransch-Zwitsersche grens beneden
Bazel tot Lauterburg grensrivier tuschen Frankrijk
en Duitschland en verscheidene artikelen van het
Vredesverdrag houden zich met deze grensrivier
bezig (met name art. 65, 358, 359 en 360).
In het bizonder het deel boven Straatsburg, alwaar
de geregelde bevaarbaarheid practisch eindigt, wordt
er door beheerscht.
Dit deel van Straatsburg tot Bazel is bij de Fran-schen bekend als ,,Haut-Rhin”, bij de Duitschers en
de Zwitsers alls ,,Oberrhein”, bij de Hollanders als
,,Bovenrijn” (dit laatste niet te verwarren met het
Waterstaatsbegrip ,,Bovenrijn”
binnen
onze grenzen).

De artikelen 65, 354, 355, 358, 359, 360, 361 en 362
van het Verdrag van Versailles, betrekking hebbende
op het Rijnrégime, werden door Nederland
bij
de wet

van 2 Juli 1923 aanvaard met inachtneming van de
door de in artikel 355 van het Vredesverdrag ge-
noemde Geallieerde Mogendheden aanvaarde Proto-
collen van Parijs van 21 Januari 1921 en 29 Maart
1923, welker negen conclusies de jure een integree-
rend deel vormen van het nieuwe Rijnstatuut (zie
A. J. N. M. Struycken ,,Veranderingen in het Rijn-
regiem na den Wereldoorlog”, Gebr. J. en
H.
van

Langenhuysen ‘s-Gravenhage 1929, pag. 18).
De positie van Nederland, na Duitschland de groot-
ste belanghebbende bij dc scheepvaart op den Rijn,
zoo wat tonnage als wat oeverlengte aangaat (Neder-
land 334 KM., gemeten naar beide oevers, Frankrijk
185 KM. (zie Struyken a.h. pag. 35), is door de toe-
treding tot de genoemde artikelen van het Vredes-
verdrag niet versterkt, in het bizonder in verband
met het voornemen tot herziening van de Acte van
Mannheim, voorzien in de artikelen 338 en 354 van

het Verdrag.
In plaats van de automatische gelijkrechtigheid
der Rijnoeverstaten onder de Acte van Mannheim is,
mede tengevolge van de toetreding van Niet-Oever-
staten tot de Centrale Commissie, getreden een stre-
ven de Centrale Rijnvaart-Commissie te beschouwen
als een werkelijk gezagsorgaan, dat verordeningen kan uitvaardigen en beslissingen kan nemen, onaf-hankelijk van de goedkeuring der Rijn-oeverstaten
(zie Struycken a.b. pag. 37).
Dit streven, in het bizonder in verband met het
voornemen tot herziening van de Acte van Mann-
heim, hetwelk ten vorige jare blijkens berichten in
de pers tot een begin van uitvoering is gekomen,
noopt de Nederlandsche Delegatie in de Centrale
Rijnvaart-Commissie en met haar de Nederlandsche
Regeering tot bizondere waakzaamheid, aan welke
het ge1ukkig tot dusver niet ontbroken heeft.

De ontworpen wijziging der Acte van Mannheim,
welke door de Nederlandsche Regeering onomwonden
onaanvaardbaar is verklaard, is een sprekend voor-
beeld van het politieke drijven, waardoor Nederland-
sche levensbelangen bedreigd worden, ondanks de hier-
bovengenoemde Parjsche Proctocollen.

Het eindpunt van de groote Rijnscheepvaart, eer-tijds te Mannheim-Ludwigshafen, is tengevolge van
den vooruitgang der techniek met betrekking tot de
verbetering van het vaarwater boven deze haven, ten
deele naar Karisruhe en Straatsburg verplaatst.
Ten deele, want Mannheim-Ludwigshafen is prac-
tisch nog immer de overladingshaven voor de grond-
stoffen voor en de producten van de Middel- en
Zuid-Duitsche ,,Gross-Industrie”, terwijl Karisruhe
de ,,Klein-Industrie van Wurttemberg, Beieren en

Baden bedient.

Straatsburg is daartegenover van groote beteekenis
geworden voor het verkeer met Zwitserland en met

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE ‘BERICHTEN

329

een aantal (15) Zuidoostelijke Fi’ansche Departemen-
ten.

Dit is mogelijk geworden door de grenswijziging na
den oorlog, de verbetering van den Rijn beneden
Straatsburg, den enormen vooruitgang van de outil-
lage van de Straatsburger haven en de ontzagwek-kende uitbreiding dier haven, welke door de Fran-
schen met ‘groote- energie en
aanzienlijke
kosten zijn
ter’ hand genomen.

De Fransche wet van 26 April 1924 maakte deze
haven tot een zelfstndig publiekrechterlijk lichaam
ôndeï’ den naam van ,,Port Autonome de Strasbourg”.
Om èen’-dekbeeld te geven van den groei van het
verkeer over deze haven, mogen de volgende cijfers
dienen:

In millioenen tonnen.
1913

. . . .
invoer
1.7
uitvoer
0.3
1922 ……
1.3
,,

0.5
(eerste norm,

jaar
na den oorlog)
1930
. . .
,,

3.06
,,

2.64
1931

……
3.32
2.2
1932

……
3.45
1.47
1933 ….
..

STRAATSBW’
~~l
f.
KEHL

N

4
JI
i-1
cI

Q

I

j
v

z

(f)
COLMA
w

4:
z
c,I

.

1
(t)
r
pq

MULHOU3,
-,

8APRE D’STEIN

Populair gesproken kan men zeggen dat het per
Rijn ‘bergwaarts aangevoerde verkeer zich te Straats-
hurg-Kehi (als eindpunt van de groote rivierscheep-
vaart) splitst in verscheidene takken:

door overlading in kanaalschepen van 280 â 300
ton draagvermogen, wdlke het noordelijk deel van het
,,Canal du Rhône au Rhin” (ook ,,Canal Napoléon”
genoemd) benutten vöor het verkeer naar Zwitserland
en dit kanaal in zijn
geheel voor het
verkeer naar de
daardoor bereikbare Fransche Departementen, 15 in
getal;

met relatief licht afgeladen Rijnschepen over de
rivier zelvè tot Kembs om daar door de groote nieu
we sluizen van het ,,Grand Canal d’Alsace” te schut-
ten naar het’ eerste pand van dit kanaal, dat vandaar

Zuidwarts in den Rijn bij Neudorf (Elzas) uit-
mondt; alleen bij goeden waterstand mogelijk;

C.
door overlading per spoor ‘t.w.,
linksrijnsch
van

Straatsburg met de lzas-Lotharingsche spoorwegen,
rechtsrijnsch
van Kehi met de Badensche Spoorwegen;
door overlading in voor het ,,Canal de la Marne
au Rhin” geschikte kanaalschepen. Volledigheidshalve zij hier, wat het scheepvaartver-
kèer ‘boven Straatsburg betreft, ‘het volgende vermeld:
Het hoogteverschil bij normalen waterstand op den
‘Rijn bedraagt tusschen Straatsburg en Bazel niet
minder dan 106 Meter, de afstand van Straatsburg
tot Bazel langs de rivier 127 Kilometer.
De bestaande kanaalweg tusschen Straatsburg en
Bazel (,,Canal du Rhône au Rhin” me aftakking
naar Huningue (Duitsch: Hüningen) heeft niet min-
der dan 50 sluizen, laat geen grooter schepen toe dan
van 300 ton draagermogen met ‘geén grooter diep-
gail’g Van M. 1.80 ‘(zie a.); de route volgt het Rhone-
Rijn-Kanaal tot een punt
oostelijk
van Mulhouse en
vaia daar het ,,Embranchement d’Huningue”, dat bij
deze laatste plaats’ beneden Bazel in den
Rijn
uit-
mondt.

Het te Straatsburg beginnende stroomafwaartsche
verkeer wordt gevoed door verscheidene verkeers-
stroomen:

door aanvoer met kanaa’lschepen door het Rhône-
Rijn-Kanaal (zie a.);

‘door, aanvoer met zeer licht afgeladen Rijnsche-
pen, welke het onderb. genoemde eerste pand van het ,,Grand ‘Canal d’Alsace” gebruiken, bij Kembs schut-
ten’ en bij- goéden waterstand de rivier gesleept en
zelfs wel drijvend afvaren tot Straatsburg om aldaar
bij te laden;
door aanvoer per spoor (zie
c.);
door aanvoer met kanaalschepen door het Marne-
Rijn-Kanaal (zie
d.).
Uit het bovenstaande
blijkt,
dat de verkeerscondities
te water boven Straats’burg nog verre van ideaal zijn, ni’ettegensta’ande de verbetering van den Rijn tot Ba-
zel door Duitschiand met medewerkipg van Zwitser-
land voor den oorlog krachtig was ter hand genomen,
aan’ welk werk omstreeks dertig millioen Mark werd
ten koste gelegd.

De meeningen over een verdere reguleering en be-
vaarbaarmaking van dit riviergedeelte, dat met hét
gedeelte Lauterburg-Straatsburg de grensscheiding
tüsschen Duitschiand en
Frankrijk
vormt na den af-
.stand van Elzas-Lotharingen
bij
den vrede van Ver-
sailles, loopen zeer uiteen en worden
blijkbaar
sterk
beheerscht door plaatselijke en verkeerspolitieke be-
langen.

Tot voor betrekkelijk korten tijd was het ongunstig-
ste punt tusschen Straatsburg en Bazel ongetwijfeld
de ondiepte en de stroomversnelling boven Kem-hs (,,Barre d’Istein”), welke steeds, ondanks de vorde-ringen der techniek, aan alle pogingen tot afdoende
.verbetering weerstand geboden heeft.

Na den vrede heeft het vraagstuk van de verdere
.reguleering en bevaarbaarmaking van dit riviervak
een geheel ander aspect ge’kregen door de Fransche
-plannen tot het maken van het hierboven reeds aan-
‘gegeven ,,Grand Canal d’Alsace” van Neudorf (El-
zas) tot Straatsburg, in welke plannen een stuwdam
door den Rijn tussehen Neudorf en Kembs boven de
,,Barre d’Istein” voorzien was.

Het behoeft
nauwelijks
betoog dat het plan, den al-
-ouden ongebroken Rijnstroom,af te dammen, een ge-
weldige beroering teweeg gebracht heeft in de be-
langhebbende kringen der’ Oeijerstaten en bovenal in
Zwitserland.

Zwitserland werd in de Weener Slotacte van ‘1815
niet als Rijnoeverstaat aangemerkt en dientengevolge,
in tegenstelling met Frankrijk, Pru’isen,
Nederland,
Beièren, Baden, Hessen-Darmstadt en Nassau, niet
uit genoodigd zitting te nemen in de Commissie, door
het Ween’er Congres aangewezen om de bepalingen
voor den Rijn te ontwerpen, in welke Commissie daar-
entegen Niet-Oeverstaten als Engeland en Oostenrijk
elk een plaats bezetten. Aangezien de Rijnvaartacten
van 1831 en 1868 ‘niet meer
zijn
dan de uitvoering


(nog niet bekênd)

Het verkeer op het kanaalpand en door de sluizen
is overeenkomstig de bepalingen der Rijnvaartacte ge-
heel vrij en tot dusver houdt het oppermachtige
Frankrijk zich daaraan.
De voltooiing van het gansche ,,Grand Canal d’Al-
sace” tot Straatsburg blijft intusschen een open
vraag; de meeningen loopen uiteen, maar de bezwa-

e
ren’ ertegen doen haar menschelijkerwijze niet waar-

‘schijnljk zijn; allereerst de groote kosten, geschat op
circa twee en een half milliard Fr. frs.; daarnaast de
gevreesde waardevermindering der terreinen, die tus-
schen het kanaal en den Rijn geïsoleerd zouden komen
te liggen, en eindelijk de latende tegenwerking van al-
lerlei plaatselijke en verkeerspolitieke belangen, ana-
loog aan die, welke zich tegen verdere reguleering
en bevaarmaking van den Rijn tot Bazel verzet heb-

ben (zie boven).
Het voltooide kanaal zou geouti’lleerd worden met
electrische tractie tot matigen prijs, welke tractie
verplicht zou wezen, waardoor sleepboothelangen in
het gedrang zouden komen.
De haven vau Straatsburg, autonoohi lichaam,
maakt zich, niet geheel ten onrechte, bezorgd over
haar positie als overslaghaven, eind- resp. heginpunt
van het Zwitsersche en Zuid-Oost-Fransche groot-
Rijnscheepvaartverkeer; de geweldige kapitalen, aan
de uitbreiding en de outillage dezer haven, door den
Franschen Staat ten koste gelegd, zouden voor een belangrijk deel komen braak te liggen,
terwijl
tal-
rijke plaatselijke belangen, welke met het groeien van het överslagbedrijf geljken tred hebben ehou-

330

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April
1934

van de Weener Slotacte, bestond er theoretisch geen
aanleiding in die Acten op dit punt anders te bepa-

len.
Zwitserland heeft immer tegen deze miskenning
van zijn ,,natuurlijk” recht als Rijnoeverstaat verzet
aangeteekend; Duitschiand heeft tot aan Versailles
steeds geweigerd eenige aanspraak van Zwitserland ten deze te erkennen, inzonderheid in 1918 ten aan-
zien van het Zwitsersche protest tegen de Duitsche
plannen voor het aanleggen van hydraulische werken
in den Rijn benedenBazel, door welke de Zwitsersche
Rijnscheepvaart bedreigd geacht werd.
Eerst den lOden Maart 1919 werd de Commissie
voor de Internationale Waterwegen het er over eens,
dat Zwitserland zitting zou krijgen in de Centrale
Commissie voor de Rijnvaart, gelijk is neergelegd in
artikel 355 van het Verdrag van Versailles. Zwitser-
land heeft dit artikel, tegelijk met de andere artikelen
van dit Verdrag, welke betrekking hebben op den
Rijn (zie begin van dit opstel), moeten aanvaarden.
In een dier artikelen t.w. artikel 358 worden aan
Frankrijk rechten toegekend:
,,om water aan den Rijn te onttrekken tot voeding
,,der reeds aangelegde of nog aan te leggen scheep-
,,vaart- en bevloeiingskanalen of tot ieder ander doel”;
,,het uitsluitend recht , …….” om in dit deel van
,,de rivier alle verbeter- stuw- en andere werken te
maken, welke het voor het voortbrengen der water-
,,kracht nuttig zal oordeelen.” (Officieele vertaling,

Staatsbiad 456).

Aan de bezwaren van Zwitserland, door den Inge-nieur Rudolf Geipke in de Commissie voor de Inter-nationale Waterwegen op 17 Maart 1919 met kracht te berde gebracht, werd slechts in zooverre aandacht

geschonken, dat van Fransche
zijde
werd gewezen op
de 2de alinea van artikel 358, waarin aan de Centrale,
Commissie voor de Rijnvaart, in welke Zwitserland zit-
ting had gekregen, het recht werd toegekend zich er-
van ‘te overtuigen, dat de uitoefening der gezegde
rechten ,,noch de beyaarbaarheid mogen schaden,
noch de gemakkelijkheid der scheepvaart mogen ver-
minderen ……

Teneinde Zwitserland tegemoet te komen is ‘toen
nog de slotpassus van de 3de alinea sub. 2 opgeno-.
men, waarbij aan Zwitserland dezelfde rechten als
aan Frankrijk worden toegekend voor het gedeelte van
den Rijn, ,,dat zijn grens met dè andere Oeverstaten
vormt.” (Officieele vertaling a. b.).
De openbare meening in Zwitserland heeft zich
minder door deze schijnconcessie gekalmeerd over de
afdamming van den Rijn, dan door de veldwinnende:
overtuiging, dat de scheepvaart over de ,,Barre d’Is-
tein” blijkens de feiten hoe langer hoe bezwaarlijker
zou worden en tenslotte binnen afzienbaren tijd prac-
tisch onmogelijk zou wezen (zie C. C. J. De L’Espi-1
nasse, ,,De Stuw in den Rijn bij Kemhs en de bijbe-,
hoorënde Werken” Maaindhlad ,,De Ingenieur” No-

vember 1932).
De Centrale Commissie heeft in haar besluit van
10 Mei 1922 hare goedkeuring verleend aan het Fran-
sche plan, hetwelk, in verband met de opstuwing van
het water tot boven de Fransch-Zwitsersche grens,
voor zijn uitvoering de medewerking van Zwitserland
behoefde, welke bij ‘besluit ‘an den Zwitschersen,
Bondsraad van 27 Januari 1925 werd verleend in den
vorm van een concéssie aan de Maatschappij ,,Forces
Motrices clu llaut-Rhin”. Frahkrijk ‘erleende in Juli;
1927 aan deze Maatschappij eveneens concessie, waar-•
na in December van hetzelfde ja de hide concessies
werden overgëdragen aan cle Maatschappij ,,Energie
Electriqu’e du Rhin”, welke de uitvoering der Fran-
sche plannen ter hcnd nam en voltooid heeft (zie De

L’Espinasse a. h.).

1-let eerste (zuidelijke) pand van het ,,Grand Canal
d’Alsace” met de stuw bij Neudorf (Elzas), de slui-zen bij Kemhs en het eletriciteitswerk aldaar, werd
den 9den Octohei 1932 door den President der Fran-
sche Republiek officieel geopend.

De groote sluis
bij
Kembs heeft een lengte van 185
Meter en een breedte van 25 Meter, de kleine sluis
een lengte van 100 Meter
bij
dezelfde breedte;’beiden
zijii berekend op een grootste verschil in waterstand
vân 16.60 Meter.
De krachtcéntrale van het electriciteitswerk bevat 6
turbines met een maximum op te wekken electrisch
vermogen -van 36000 PK. elk (bij het bezoek van
schrijver dezes. in Maart 1933 waren twee van deze
turbines voltooid en in bedrijf).
Hét valt niet te ontkennen, dat met de voltooiing
van dit kanaalpand en van de sluizen aan de scheep-
vaart boven Straatsburg, gezien de onoverkomelijk
geachte belemmering -van de ,,Barre d’Istein” bij den
huidigen stand der techniek, een groote dienst is be-

wezen.

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

331

den, benadeeld, ja zelfs in hunne bestaansmogelijk-
heden ter plaatse zouden worden bedreigd.
De Elzas-Lotharingsche Spoorwegen eindelijk,
cvenzeer een autonoom lichaam in den Franschen
Staat, zouden hun ophrengstvermogen door een voltooi-
ing van het ,,Grand Canal” sterk bedreigd zien, een
omstandigheid, welke bij den critieken toestand der huidige spoorwegfinanciën, om van dien der staats-
financiën niet te spreken, groot gewicht in de schaal
legt.
Reeds nu spannen deze Spoorwegen hunne krach-
ten in om het oversiagbedrijf te Straatsburg van
Rijnschip op spoorweg en omgekeerd te bevorderen,
de overlading van Rijnschip op kanaalschip en om-
gekeerd te bemoeilijken en door hun tariefpolitiek
het rechtstreeksch transitoverkeer met de West-
Europeesche havens te beschermen, zelfs ten koste
van het rivierverkeer beneden Straatsburg en van
het overslagbedri.jf in die haven
1
).

Alles bijeen genomen schijnt een voltooiing van
het ,,Grand Canal d’Alsace”, tenzij misschien in een
ver verwijderde toekomst, niet waarschijnlijk, zoolang
teu minste het direct Fransche staatsbelang zich
•daartegen verzet.

De plannen voor het kanaal, grootsch van concep-
tie als die zijn, stammen uit dan tijd, toen de na-
oorlogspsychose nog heerschte, men rekende op ont-
zaglijke Duitsche herstelbetalingen en men mei; een
blijvende inzinking der Staatsfinanciën geen reke-
ning hield.

Als een aanduiding hoe sterk die psychose in de
ons bezighoudende aangelegenheid geweest is, mag
gewezen worden op de ligging van de electrische
Krachtcentrale te Kembs zelve.
Wanneer de zes turbines voltooid en in werking
zullen zijn, zullen de 216.000 ontwikkelde paarden-
krachten een groot deel van Frankrijk (enthousias-
ten beweren zelfs een vierde deel, daaronder een ge
deelte van
Parijs)
van electrische energie voorzien.
Welnu, deze Krachtcentrale ligt van de Duitsche
grens slechts gescheiden door de breedte van den
Rijn, zonder verdedigingswerken (afgezien van ver-
dediging uit de lucht) en blootgesteld aan het artil-
lerievuur van den aanvaller, een coup de main en
vernieling uit de lucht.

1)
Als illustratie moge het volgende dienen:
Tabak voor Zw’itserland
is een belangrijk doorvoerarti-
kel voor Straatsburg.
De watervracht Zeehaven-Straatsb. is dooreen Zw. frs.
1.22

])e Expeditiekosten (Abfertigungsspesen) zijn

,, 0.10
De Spoorvracht Straatsburg-Bazel is ……..
….
1.-

Totaal …….Zw. frs.
2.32

De watervracht Zeehaven-Bazel bedraagt dooreen
Zw.
frs.
2.05
en zou dus met den overslag op den spoorweg
Straatsburg-Bazel kunnen concurreeren (zie de cijfers
hierboven) w’anneer niet de douane bij overlading van
Rijnschip in kanaalschip plombeering van elk collo eischte
(in plaats van plombeering van het kanaalschip zelf, zoo-
als met de Rijnschepen geschiedt), in tegenstelling van
plombeering van den geheelen wagen bij doorzending per
spoor.
De kosten van ploinbeering per colle bedragen Zw.
frs. 0.40.
N.B. Al deze cijfers zijn per 100 Kilogram.
Wanneer men nu in aanmerking neemt bij een en an-
der, dat de spoorvracht voor
tabak
Ainsterdam-Bazel be-
draagt Zw. frs.
4.—,
tegen die van Antwerpen-Bazel
Zw.
frs.
2.90,
dan is de onvermijdelijke conclusie, dat de Ne-
clerlandsche Tabaksmarkt per directen spoorweg met Ant-
werpen niet concurreeren kan, terwijl vervoer per water
over het geheele parcours blijkens het bovenstaande prac-
tisch evenzeer uitgesloten is.
Welke gevolgen deze situatie
01)
den duur voor de Ne-
clerlandsche Tabaksmarkt hebben kan, moge de deskuti-
digen beoordeelen.
Met voorbedachte rade is in dit opstel de benadeeling
der Nederlandsche havens door de vrijstelling van de ,,Surtaxes d’Entrepôt” voor vervoer over Fransche en
Belgische havens buiten bespreking gelaten; alleen zij
vermeld dat de ,,Surtaxe” voor Tabak in bladen Fransche franes 6.— per 100 Kilogram bedraagt.

Het bovenbedoelde deel van Frankrijk staat er dus bij een gewapend conflict met den overbuurman aan
bloot
bijna
onmiddellijk van licht en kracht versto-
ken te worden;. hoe ontwrichtend dit op de operaties
in dit gebied zal werken, kan zelfs de leek zich voor-
stellen.
Van deskundige zijde vernam schrijver dezes nog dat bij vernieling van den
dijk
aan de Westzijde van
het kanaalpand overstrooming eener uitgebreide
landstreek te wachten staat. Intusschen doen deze omstandigheden aan de kan-
sen tot voltooiing van het kanaal zelf niet af.
Een andere vraag is of
Frankrijk’s
machtspositie
het er op een oogenblik niet toe zal brengen de be-
palingen der Rijnvaartacte omtrent de Vrije vaart op
laterale waterwegen, nader bevestigd door de Con-
ventie van Barcelona, ten aanzien van het gereed-
zijnde pand van het ,,Grand Canal”

eigenmachtig op
te heffen ten nadeele van het verkeer over’ andere
dan Fransche Noordelijke havens en de haven van
Antwerpen (men denke aan de vrijstelling van de
,,Surtaxes d’Entrepôt” ten behoeve dezer havens),
waardoor aan het Zwitsersche en Zuid-Oost-Fran-
sche verkeer over de Nederlandsche havens onher-
stelbare schade zou worden toegebracht. De verkeers-belangen van Marseille zouden bij het overwegen van
zulk een maatregel bij de onderhandenzijude verbete-
ring van de waterverbinding tusschen Rhone en Rijn
ongetwijfeld medespreken.
Intusschen, de zich langzaam, maar onweerstaan-
baar wijzigende structuur der internationale Euro-
peesche politiek en het zich op den duur niet ver-
loochenende gezond verstand van het Fransche Be-
stuur zullen, naar men mag hopen, een dergeljken
noodlottigen misgreep voorkomen.
B NIERSTOASZ

DWANGACCOORD BIJ OBLIGATIELEENINGEN.

Een heele reeks ,,crisismaatregelen” door de regee-
ring in de laatste jaren genomen, geeft
blijk
van een-
zelfde streven: de deflatie, die zich overal ter wereld,
waar zij niet door inflatie wordt gecompenseerd of
zelfs overgecompenseerd voordoet, tegen te gaan, of
althans haar consequenties te verzachten. Soms wordt
inderdaad de deflatie tegengegaan in dier voege, dat door dwangmaatregelen de deflationistische prijsda-
ling voor een groep producten ongedaan wordt ge-
maakt. De landbouwsteun vormt het voornaamste spe-
cimen van die maatregelen; deze •steun heeft mede
ten doel om de wanverhouding tusschen prijzen en
waarde der betrokken vermogensbestanddeelen eener-
zijds en de daartegenover aangegane verplichtingen
anderzijds tot op zekere hoogte te doen verdwijnen.

De steun was om dat doel te bereiken echter niet
geheel voldoende. Vooral in het tijdvak, dat deze
steunniaatregelen nog niet zoo effectief waren en nog
niet de geheele agrarische productie omvatten, heeft
men dan ook tevens ,,reparaties” verricht aan de
andere
zijde
der wanverhouding: bij de verplichtin-
gen. Dit geschiedde bij de Crisispachtwet, die ook nu
nog steeds in werking is. En nog in de jongste troon-rede werden maatregelen aangekondigd tot verzwa-
ring van executies van agrarische eigendommen! Zoo-
dat de regeering nog steeds op dit gebied van twee
valien wil eten, en niet de consequenties aandurft
van het opvoeren der prijzen tot een peil, waarbij
geen wanverhouding met de geldschulden meer be-
staat. Hetgeen ook al weer begrijpelijk is, omdat
immers de verhooging van de prijzen van alle land-
houwproducten vèrstrekkende gevolgen medebrengt
voor de kosten van levensonderhoud en daarmede voor
het loonpeil en dus industriëele kostprijzen.
Een consequente doorvoering is dan ook practisch
vrijwel onvereenigbaar met de handhaving van den
gouden standaard. Theoretisch ware het natuurlijk
mogelijk •de handicap voor de exportindustrie, die
aldus ontstaat, te compenseeren door exportpremies,

332

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April 1934

die dan eventueel geput zouden kunnen worden uit
invoerrechten of monopolierechten op den invoer
(waardoor de prijzen ook van den import ,,opgeheven”
zouden worden tot ons prijspeil), maar practisch zou
dat op onoverkomenlijke moeilijkheden stuiten, waar-
onder vooral repressaillemaatregelen elders. Zoodat,
wil men de oude goudpariteit handhaven, een volledig
herstel der landbouwirjzen niet mogelijk is en dus
toch een zekere wanverhouding tusschen actief en
schuldenlast blijft bestaan. Datzelfde geldt natuurlijk voor
bedrijfstakken,
waar
het niet mogelijk is de opbrengst kunstmatig op te
schroeven, zooais het geval is bij -de exportnijverheid
en de scheepvaart, die zich, wat de
prijzen
betreft,
volkomen moeten richten naar de wereldmarkt en
dus het volle gewicht der deflatie moeten dragen.
Dat bij een gaven Gulden die bedrijfstakken voor zoo-
ver zij schulden hebben, die in verhouding tot ver-mogens- en inkomstenpositie Vrij omvangrijk zijn,
moeten ,,vastloopen”, is niet te verwonderen. Enkele
seheepvaartmaatschappijeu raakten reeds in moeilijk-
heden, de Hollandsche Stoomboot-Maatschappij werd
failliet verklaard en binnen afzienbaren tijd zou
anderen ondernemingen een
dergelijk
lot beschoren zijn.
Dat de regeering haar medewerking zou verleenen
om bij de wet mogelijkheden te scheppen tot het
verzachten dezer -gevolgen is begrijpelijk, omdat im-
mers de onderhavige moeilijkheden ten- nauwste
samenhangen met haar monetaire politiek. Ook de
bestaande wetgeving voerde in vele gevallen vanzelf
tot een oplossing. Zoo b.v. bij de genoemde Holland-
sche Stoomboot-Mij., waar na faillissement het bedrijf
rustig werd voortgezet, terwijl sedertdien een accoord
werd aangenomen. Daarenboven is er nog de moge-
lijkheid van surséance. Ook nu behoeft het ingebreke
blijven van een debiteur in de voldoening van zijn
schi.ildendienst geenszins te leiden tot stopzetting en
liquidatie van het bedrijf. Maar surséance zoowel als
faillissement leggen nu eenmaal een odiujn op een bedrijf, terwijl ook de bedrijfsvoering niet bepaald
onbelemmerd kan plaats vinden. Zoodat

een ,,rege-
ling” met crediteuren buiten faillissement of sur-
séance voor deze gevallen als behoefte werd gevoeld.
* * –
*
Met dat doel is door de regeering thans een wets-
ontwerp ingediend, dat -de strekking heeft om bij
besluiten van een meerderheid der obligatiehouders
van een leening ten aanzien van de wijziging der
leeningsvoorwaarden de minderheid te doen binden.
Zulk een
mogelijkheid
bestaat reeds bij -die leeningen,
waarbij – om één of andere reden (b.v. hypothecaire-
zekerheidstelling) een trustee was aangewezen in ver-band waarmede in de trustacte als regel werd bepaald,
dat de – trustee vergaderingen kon beleggen, waar
over wijziging der voorwaarden door een gequalifï-
ceerde meerderheid kan worden beslist. Doel van -deze
wet is derhalve diezelfde – de minderheid bindende
– macht toe te kennen aan de meerderheid bij lee-
ningen, die niet onder trustverband staan.
Het kan inderdaad in vele gevallen wenscheljk
zijn, om wanneer de inkomenspositie en de liquiditei-
ten der debiteuren de volle nakoming van den schul-deridienst onmogelijk maken, een ,,regeling” te tref-
fen om het bedrijf te -doen voortbestaan. Geforceerde
liquidatie in al zulke gevallen zou in dit tijdsbestek
zeer zeker een groot economisch nadeel beteekenen
en het maatschappelijk inkomen doen verminderen.
In de meeste gevallen is -daarvoor bovendien onder
obligatiehouders wel een meerderheid te vinden, om-
dat zij hiin eigenbelang zien in de voortzetting der
onderneming.
Toch zal het vaak zeer moeilijk zijn langs minne-
lijken weg een ,,regeling” inzake rentebetaling en af-lossing te treffen, omdat een zeer kleine minderheid,
desnoods één enkele obligatiehouder, althans voor
zichzelve het volle pond kan blijven eischen, •hetgeen
natuurlijk de overblijvende obligatiehoudèrs ervan
weerhoudt om alleen voor zichzelf concessies te doen,
mede ten profijte van die onwillige minderheid. In

dit verband zij herinnerd aan het gévaFdèr Konink-
lijke Nederl. Lloyd; de meerderheid der houders van
de 7 pOt. leening dezer vennootschap stemde des-
tijds toe in verlaging van de intrest tot 4 pOt., maar
een kleine minderheid weigerde en. . . . kreeg jaren-
lang 7 pOt. doorbetaald. Vandaar dan ook, dat sedert-
dien bijna steeds surséance -of faillissement moesten
volgen, met het oog op een eventueele groep hals-
starrigen. – –

Het is inmiddels de vraag, of deze wet een afdoen-
de oplossing vormt voor de -door de deflatie ontstane
en te ontstane moeilijkheden. Deze moeilijkheid is er
niet in de eerste plaats één van rentetype, dôch viin
• hoofdsom. – Nu stelt de wet ten aanzien van de té
regelén oiiderwerpen géen beperking, zoodat ôok tea
aanzien van de verminderig -der hodfdsom – een af-
spraak mogelijk is. Trouweus een aanmerkelijke ver-
mindering van het rentépercentagé, gevbegd bij een
– onbepaalde opschorting der aflossing, brengt ten aan:

zien van de hoofdsom reeds de gewenschte vêrlichting.

Toch is met deze wet het deflatievraagstuk en zijn
invloed op deni reëelen schuldenlast allerminst opgelost.
In de eerste plaats zijn er een groot aantal andere
,,vaste lasten” in den zin van in geld uitgedrukté
verplichtingen. Obligatieschuld is tenslotte één der
vele vormen van schuld; daarnaast zijn er behalve
andere leeningsschulden verplichtingen uit hoofde
van pensioenen, langjarige huurcontracten enz. Deze wet is nog een

heel eind af van een schrap te zetten
door een zeker percentage van alle ,,oude” geldchul-
den. Terwijl men zich bovendien afvraagt, of het nu
wel logisch is -de aandeelhouder in ondernemingen
met -een -naar verhouding

groote dekking in eigen
vermogen tegenover de geldschulden en een mede ten-
• gevolge daarvan – ruime inkomstenpositie zoo te be-
handelen, dat de deflatie ten- volle op hun schouders
neerkomt, terwijl bij ondernemingen met naar

ver-
houding meer vreemd geld een ,,regeling” met de
schuldeischers mogelijk wordt gemaakt. –

Deze laatste vraag moet in den zin van het onder-
havige ontwerp waarschijnlijk als volgt worden be-
antwoord. De bedoeling van de wet is geenszins de
•debiteuren te beschermen tegen de gevolgen der
deflatie; -de lasten daarvan dienen ten volle op hen
neer te komen; de wet bedoelt slechts de crediteuren
te beschermen door te voorkomen, -dat een minderheid
onder hen de voor allen beste oplossing tegenwerkt.

In dat licht bezien wil men dus de aandeelhouders de
gevolgen van de stijging van den reëelen schuldenlast
hewust laten dragen, ook de aandeelhouders der onder-
nemingen, die een regeling treffen met obligatie-
houders. –

Dat beteekent dus, dat, alvorens daartoe kan wor-
den overgegaan, de aandeelhouders afstand moeten
doen van alles, wat het bedrijf voor hen oplevert. De
– eenige concessie, die in -deze gedaan kan worden, is
– deze, dat, indien in de toekomst de -situatie zich ten
gunste wijzigt, zij -daarvan niet worden uitgesloten,
doch mogèn profiteeren. Maar ten aanzien van -de
– huidige positie moeten zij van alles afstand doen.

In dit verband moet nog een opmerking worden
• gemaakt. Er zijn reeds enkele ondernemingen, die
wachten op het inwerkingtreden van de wet om dan
haar obligatiehouders op te roepen. Daaronder zijn
o.m. enkele in Duitschiand werkende hypotheekhan-
ken als b.v. de Nederlandsch-Oostfriesche Hypotheek-
bank, de Internationale
Rijn-Maas
Hypotheekbank.

Deze vennootschappen hebben, zooals bij hypotheek-
banken gebruikelijk is, slechts een deel van het aan-
deelenkapitaal -doen storten. Het is inderdaad aan-
nemelijk, dat bij deze wijze van financiering niet
meer aan rente en aflossingsverplichting kan worden
voldaan. Daarbij moet men echter realiseeren, dat
zoolang er nog ongestort kapitaal is, -dat eigenlijk
heteekent, dat de revenuen daaruit, de interest op
de belegging daarvan te behalen, nog aan de aan-
deelhouders toevloeit hetgeen niet vereenigbaar is met
vorengenoemd uitgangspunt. Alvorens dergelijke be-

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

333

drijven voor een ,,regeling” onder de vigueurvan deze
wet in aanmerking komen, dient dus het kapitaal te
worden volgestort; wanneer men het daaruit vrijko-
mende geld dan aanwendt voor aflossing of veeleer
nog inkoop van pandbrieven, dan zal een regeling wel
niet meer noodig of althans minder bezwarend voor
de pandbriefhouders zijn.
Gezien het feit, dat obligatiehoudersvergaderingen,
waar over hun belangen wordt beslist, vaak zeer
spaarzaam bezoeken, en het dus
mogelijk
is, dat een
kleine groep obligatiehouders, die éveneens belang
heeft bij het aandeelenkapitaal in dier voege, dat dit
laatste belang bij hen overweegt, beslissingen nemen,
die meer de belangen van het aandeelenkapitaal dan
van het obligatiekapitaal op het .00g hebben (op de
tweede. vergadering, die. de wet voorziet, is immers wel een gequalificeerde meerderheid, doch geen be-
paald quorum vereischt) moet de sanctie door den
rechter, die in de wet is voorzien, dan ook van groote
beteekenis worden geacht. Dé sanctionneerende rechter
zal zeer scherp hebben toe te zien, dat de in gevallen
als genoemde genomen beslissingen de rechten der
obligatiehouders ten volle waarborgen, waaronder in
cle eerste plaats begrepen moet worden een volstorting
van het kapitaal. .
C. A. KLAASSE.

TOESTAND EN REGELING VAN DE PETROLEUM.
INDUSTRIE DER VER. STATEN.

In weerwil van een in dezen tijd zeker opmerkens-
waardige verbruiksstijging is tengevolge der overtre-
dingen van de restrictievoorschriften – en hierin al-
thans gaan alle tegen elke andere samenwerking zich
verzettende. elementen eendrachtig tezamen — de
statistische positie
der Amerikaansche petroleumin-
dustrie in het jaar 1933, zooals de sedert kort beschik-
bare cijfers toonen, aanmerkelijk
slechter
geworden.
Het nieuwe jaar heeft daarin geen verandering ten
goede gebracht. De cijfers voor het oude luiden als
volgt:

Balans van de Arnerikaansche Petroleuniindustrje.
(in 1000 bis A 159
L.)

Aanbod (Productie)

Wijziging
Binnenlandsche productie

1933

1932

(in
o/)
Ruwe olie …………….
898.874 785.159 + 14.5
Aardgasbenzine ……….
33.610

.36.281 – 7.4 Benzol ………………
1.473

1.031

+ 429
Tezamen (a) ……………
933.957 822.471 + 13.6
Invoer
Ruw’e olie …………….
32.773

44.682 – 26.6
Ttafflnageproducten……..
13.498

29.812 – 54.7
Tezamen ……………….

46.271

74.494 – 39.9

Totaal (a+b) …………
980.228 896.965

-t-. 9.5
Toe (+) of afname (-) der

voorraden …………..-f-
8.256 -41.792


Vraag (aflevering)
A. Uitvoer
Ruwe olie …………….
36.703

27.393 + 34.0
Raffinage producten……….
69.822

75.882 – 8.0
Tezamen (a) …………..
106525 103.275 ± 3.1
13. Binnenlandsel, verbruik
Krachtatof (benzine enz.)…..
178.143 373.900 + 1.1
Lampolie …………….
38.440 33.221 + 15.7
Gas- en stookolie ………..
121.395 308.157 ± 4.3
rneeroliën …………..
17.066 16.614 + 2.7
Paraffine …………….
1.260

945 + 33
Tezamen, met inberip van
andere producten en eigen
verbruik alsmede verliezen(b)
865.447 835.482 + 3.6
Totaal
(a+b)
……………

971.972 938.757 + 3.5
Voorraden
Ruwe olie …………….
355.394

339.715

.4-

4.6
Aardgasbenzine ……….
3.186 3.203 – 0.5
Raffinage producten ……
242.373 247.188 – 1.7
Totaal
1
)601.453 590.106 + 1.9
1)
Deze cijfers zijn tengevolge van enkele in den loop van
het jaar
1933
aangebrachte rectificaties niet geheel ‘erge-
lijkbaar.

Wanneer men ook slechts de allervoornaamste de-
tails van dit overzicht beschouwt, ziet men aanstonds,

dat de rüwolie-productie met niet minder dan een
zevende is gestegen en dat – bij een wegens het in-
voerrecht sterk verminderden invoer van ruwolie en
vooral van raffivage-producten – de nieuw beschik-bare hoeveeliheden (productie plus invoer) met een
tiende zijn toegenomen. Daartegenover staat een toe-
neming van de totale vraag (binnenlandsch verbruik
plus uitvoer) met een dertigste; het binnenlandsch
verbruik van benzine, de thermometer voor dçn toe-stand der industrie, kon met slechts 1,1 pOt. stijgen.
De totale voorraden zijn niet veel veranderd, doch de
ruwolie-voorraacl steeg in efin mate, welke door de

kleine vermindering der benzinevoorraden niet kon
worden gecompenseerd.

Deze stand van zaken is natuurlijk slechts nieuw
of verrassend voor dengene, •die de wekelijksche en
maandelijksche statistieken, waarover de Amerikaan-
sche petroleu.min•dustrie beschikt, niet geregeld volgt;
hij was het dus zoomin voor de leiders der industrie
als voor de Regeering. Bovendien vormde ook de in
dc
zomermaanden nog stellig gunstige, sedertdien in
toenemende mate slechter geworden
prijsontwikkeling
voor ruimere kringen een aanwijzing, dat tot dus-verre de pogingen der Regeering inzake de sanee-
ring der industrie en evenzoo het werk der loyale
elementen niet •de gewensdhte vruchten hadden afge-
vorpen. Het prijsverloop in 1933
f
waaraan ook de
cijfers voor medio’Maart il. zijn toegevoegd, toont
het volgende beeld:

Prijsontwikkeling in de Ainerikaansche petroleumindustrie.
1933

Ge- hoog- laag- Gemiddelde
IS
Soort

Staat

1931 1932 midd. ste ste Iste 2deMrt.’34

Ruwolie’) 36
0
A.I.P.
Okla 0.63 0.88 0.62

1.00
0.25 halfjaar

1.00
25
0
,,

Calif. 0.76 0.83 0.84 0.71 0.94 –

– 0.94

Pennsylv. 1.81

1.88 1.86 2.45 1.27 –

– 2.45

Benzine’) 58-60
0
Okla 345 3.92 3.11

5.0
17j8
227 3.95 331
(U. S. Motor)
Id.

. Calif. 5.10

5.46

5.23

8.0 4.0 .4.97

5.49

4
1
1
id.

Pennsylv. 4.9

5.68 5.05 5.75 4.25 4.69 5.41

45
18
Id. (Golf)

Export 4.3

4.52 4.21

5
7
18 3
1
18 3.44 4.97 418

Lampolie.’) 41-43
0
Okla 2.31

3.15

2.79 3.5 . 2.25 2.57

3.0

311
4

Stookolie
1
)15190 Calif. 0.5336 0.5548 0.5162 0.55 0.50 0.5173 0.5250 0.60
‘)= DolIarcnts per GâlIon.
2)

Dollar per bârrel.

In niet geringe mate
fs
deze ongunstige ontwikke-
ling het gevolg van den wensch bij verscheidene groo-
te en vele kleinere ondernemingen, v66r de doorvoe-
ring der beperkingsmaatregelen zoo groot mogelijke

hoeveelheden ruwolie en raffinageproducten te be-
zitten, ook al golden voor, het gebruiken van deze
voorraden zeer nauwkeurige voorschriften, of moesten
die, althans gelden. Zoo was en is het, om deze laak-
bare practijk maar aanstonds te vermelden, een ge-
liefkoosde handelwijze van de raffinaderijen geweest,
behalve de toegestane hoeveelheden benzine zeer groo-
te kwantums niet geheel afgewerkte benzine
(unfinis-
lied) te vervaardigen, welke, wanneer zulks gewenscht
wordt, binnen weinige uren of minuten omgezet kan
worden in het voor gebruik gereede product. Deze
kwantu
,

ms kwamen ‘dan weliswaar niet in de statis-
tiek voor, maar oefenden niettemin een druk op den
prijs uit. Zij werden dikwijls vervaardigd uit de clan-
destien gewonnen ruwolie (hot oil), waarvoor op
deze wijze, zij het dan ook tot lage prijzen, toch koo-
pers waren te vinden. Daaraan zal nu door de juiste
maatregelen een einde worden gemaakt, zooals er ook
andere worden overwogen om den toestand beter in
de hand te houden dan met de tot dusverre toegepas-
te middelen mogelijk is gebleken.

Tot deze ter verbetering van de situatie ontworpen
plannen behoorde, gelijk uit vroegere uiteenzettingen
bekend, ook dat betreffende de vorming van twee
icartels,
van de ‘z.g. benzine-stabiliseerings-pool, welke
overmatige hoeveelheden zou opkoopen, en van een kartel met uniforme ‘handelscondities voor benzine.
Tot oprichting

van deze kartels had de industrie be-
sloten, omdat zij tot dezen prijs het vaststellen van
de prijzen door de Regeering hoopte te voorkomen.
Van ‘den beginne af moest men echter wel scep-
tisch tegenover deze plannen staan, daar door hun
verwezenlijking immers slechts de ‘gevolgen en niet
de oorzaken der ongunstige statistische situatie en

334

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April 1934

van den markttoestand konden worden bestreden.
Maat zelfs deze kartels zijn, gezwegen nog van de
onvermijdelijke aanvulling door een scherpe en niet
alleen op papier bestaande productieregeling en streng

toezicht op de doorvoering daarvan, nog niet in wer-
king getreden. Misschien zal zich – dit moge ter-
loops worden opgemerkt – geleidelijk toch de over-
tuiging doorzetten, dat een productieregeling, vooral
onder de gegeven omstandigheden, slechts effect kan
sorteeren, wanneer zij (reeds op grond van het ge-
ringere aantal te controleeren objecten) bij de plaats
van verwerking, dus bij de raffinaderij, en niet te
velde, dus bij cle bronnen, ‘begint – evenals een prijs-regeling, wil zij kans op succes •hebben, bij het eind-
product en niet bij de grondstof (want de waarde
daarvan wordt beheerscht door die van het afgewerk-
te product) zou moeten beginnen.

Nadat de petroleumindustrie het, laat genoeg, over
den tekst der beide kartelovereenkomsten was eens

geworden, moesten deze nog door den Staatssecretaris
voor Binnenlandsche Zaken, den ,,Petroleum-Admi-nistrator”, worden goedgekeurd. Dit vereischte eeni-

gen tijd en inmiddels stelde
hij
de prijsregeling uit

tot 1 Februari, en liet hij haar later, althans voor-

loopig, geheel vallen.
i)

Nog voor het einde van Januari verleende de

Staatssecretaris zijne
goedkeuring,
weliswaar onder

veel voorbehoud en met de eerlijke bekentenis, dat
hij wist daarmede een experiment te ondernemen. Hij
verklaarde, dat hem was medegedeeld, dat de produ-
centen van meer dan 85 pOt. der in de Ver. Staten
vervaardigde benzine de overeenkomst hadden getee-
kend, terwijl men verwachtte, dat dit percentage tot
95 zou stijgen. De Staatssecretaris behield zich het
redht voor de overeenkomsten te annuleeren, wanneer
uit de toepassing ervan misbruiken mochten ontstaan
en hij stak zijn bezwaren tegen verscheidene punten
niet onder stoelen of banken. Over het algemeen be-
troffen deze detailpunten, doch hij wenschte bijv. ook in beginsel, dat de z.’g. stabiliseering-comité”s, welke
krachtens het plan worden ingesteld, en die uit tel-
kens twee vertegenwoordigers van groote, verticaal
opgebouwde ondernemingen en één van een klei-
nere gelijksoortige onderneming zouden bestaan,
telkens twee vertegenwoordigers van zoodanige alle
takken der olie-industrie omvattende concerns en een
onafhankeljken raffinadeur zullen hebben. Het’
vraagstuk der veel omstreden ,,lease and agency
agreements” (overeenkomsten, waarbij onafhankelijke
handelaars verplicht worden, slechts producten van
een enkele firma te verkoopen) werd opgelost in dien
zin, dat al deze overeenkomsten v66r 2 Augustus
1934 kunnen worden geannuleerd. De onderteekenaars van ‘de overeenkomsten steldep
zich op het standpunt, dat de voorschriften .van den
Staatssecretaris de verdragen hadden gewijzigd n
dat derhalve een nieuwe beraa•dslaging over en on-
derteekening van die verdragen noodig was. Daar-
mede gingen weer kostbare weken verloren, maar
nog voor einde Februari kon worden medegedeeld,
dat de gewijzigde overeenkomsten door raffinade-‘
rijen, welke minstens 86 pOt. van de in de als uit-
gangspunt gekozen maand November 1933 verwerkte
hoeveelheden ruwolie hadden geraffineerd, waren ge-
teekerid. Natuurlijk moesten deze verdragen nu eerst
weder door den Staatssecretaris worden goedgekeurd,

1)
Opgemerkt worde, dat in die dagen de opvatting als zou voor uitvoer bestemde ruwolie tot eiken prijs mogen
worden verkocht, hetgeen de mogelijkheid zou hebben ge-
opend, daaruit vervaardigde benzine tegen lage prijzen
weer in te voeren cii de markt te verstoren, als onjuist
werd gekenschetst. Het Planning- and Coördination-Com-
niittee, een der beide hoofdorganen voor doorvoering van
den Code (het andere is de Petroleum Administratieve
:Board) heeft de vergunning olie voor export aan de voor-
raden te onticeneu slechts dan gegeven, wanneer deze ruw-
olie tegen den of ficiëelen prijs voor het veld waaruit zij
afkomstig was, vermeerderd met de transportkosten, werd
verkocht.

hetgeen inmiddels wel niet al te lang meer op zich zal
laten wachten.
1)

Tot Voorzitter van den ,,Board of Governors”,
welke de nieuwe National Petroleum Agency, het
orgaan tot doôrvoering van het ,,pool”-plan, leidt,
heeft men den heer Frank R. Coates van de Cities
Service Oil Co. gekozen.
Inmiddels werd met het eigenlijke werk yan Ie
National Petroleum Agency nog niet begonnen. Dit
stond niet in verband met indertijd veelbesproken
gebeurtenissen in
Californië,
maar met nog levendi-
ger besproken gebeurtenissen in Texas. Wat eerstge-
noemde betreft, zoo hadden de in Californië en de
aangrenzende Staten (Oregon, Arizona, Nevada,
voorts Washington en de territoriën Hawai en Alas-
ka) werkende oliemaatsdhappijen een afzonderlijk
kartel gevormd, dat zoowel de vervaardiging van als
den handel in benzine en andere derivaten omvatte.
Staatssecretaris Ickes had dit kartel goedgekeurd

onder voorbehoud, •dat
hij
de overeenkomsten zou
veranderen en annuleeren, wanneer’ mocht blijken,
dat zij een bena’deeling ‘beteekenden van het algemeen
belang of van de interessen der kleine maatschap-
pijen. Ook verklaarde hij een vertegenwoordiger in
het door de onderteekenaars gevormde comité ter con-
trôle der werkzaamheden van het kartel te willen
benoemen, die het recht moet hebben alle boeken en
stukken in te zien.
Het kartel, waartoe ondernemingen met 95 pOt.
van den totalen benzine-verkoop in bovengenoemde
gebieden waren toegetreden, regelt den benzine-afzet
enz. op basis der tegenwoordige verkoopscijfers
en streeft ernaar bovenmatige en unfaire concurren-
tie uit te schakelen. De statuten werden
bij
het Fede-
rale Gerechtshof te San Francisco gedeponeerd, doch
nu kwamen er juridische moeilijkheden. Het Minis-terie van Justitie schreef eenerzijds voor, dat doch-
termaatschappijen benzine niet tegen andere prijzen
en onder andere merken dan de moedermaatschappijen
mogen verkoopen, dat tegenover nieuwe ondernemin-
gen niet mag worden geageerd en de bepalingen van
een gerechtelijk Decreet van 1930 moeten worden
gehandhaafd.
Het eerstgenoemde voorschrift stiet ‘op zekeren
tegenstand, want de groote maatschappijen hadden
zich naa’st de
onmiddellijke
eigen verkoops-organi-
saties ook als handelaar optredende dochtermaat-
schappijen geschapen (voorbeelden: General Petro-
leum Corp. – Gilniore Oil Co.; Standard Oil Co. of
California – Signal Oil & Gas Co.; Shell Co. of Ca-
lifornia – Guardian Gasoline Co.; Richfield Oil Co. – Rocket Gasoline Co.), welker betrekkingen tot de
moederon’dernemingen niet algemeen ‘bekend waren.
Wat het Decreet van 1930 betreft, zoo had destijds een groot deel der handelaren aan de Pacifickust een
overeenkomst in den geest van de tegenwoordige
gesloten. De autoriteiten stelden tegen de ondertee-
kenaars een strafvervolging in; de Regeering kon
weliswaar later tot intrekking van die aanklacht wor-
den bewogen, doch een civiel-rechteljke aanklacht
•had tengevolge, dat de onderteekenaars besloten het plan op te geven. Thans zal men vermoedelijk trach-
ten het Gerecht tot intrekking van zijn vroeger De-
creet te bewegen. Zoolang ‘dit echter niet is geschied
of zoolang niet een formule is gevonden, welke het
tegenwoordige kartel met de vroegere bepalingen in
overeenstemming brengt, kan het kartel niet in wer-

) Het is bekend, dat enkele kleine raffinaderijen, vooral
in het Mid-Continent, van meening zijn, dat zij bepaalde
speciale voordeelen zouden kunnen behalen, wanneer zij de
overeenkomsten niet teekenen. De onderteekenaars van de
verdragen willen zich door deze kleine, over ongeveer 2
pCt. van de Productie beschikkende, minderheid zooals be-
grijpelijk is niet laten dwingen, en derhalve heeft de meer-
derheid besloten, de overeenkomsten den Staatssecretaris
eerst dan ter onderteekening aan te bieden, wanneer deze
raffinaderijen, welke onder de tegenwoordige omstandig-
heden met verlies werken, maar zulks in de hoop op spe-
ciale voordeelen zoolang mogelijk maar op den koop toe-
nemen, ook geteekend hebben.

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

335

king treden, hetgeen des te meer moet worden be-
treurd, waar in Californië weder een der talrijke
henzine-prijsoorlogen is uitgebroken, waaraan thans
ook de groote ondernemingen deelnemen, en welke reeds tengevolge had, •dat de benzineprijzen tot het
laagste niveau sedert jaren zijn gedaald.

Heeft men hier te doen met juridische moeilijk-
heden, niet anders is het in
Texas,
dat bovendien het

centrum der overproductie vormt. Daarbij zal men echter met het volgende moeten rekening houden:
vragen betreffende de wetgeving van den Staat Texas
eeuerzijds en de geldigheid (op grond der Constitutie)
van de Federale wetgeving, of juister: van den Petro-
leum-Cocle en de National Recovery Act, waarop de
eerste is gebaseerd, anderzijds. Dat men hier moei-
lijkheden in dubbelen zin heeft, vindt zijn oorzaak in
de omstandigheid, dat de ,,conservation”-aangelegen-
heden als vraagstukken inzake de productie binnen
het bereik der wetgeving van de afzonderlijke Staten

vallen,
terwijl
het transport van en •de handel in olie
en hare derivaten, voor zoover deze zich niet binnen
•de grenzen van één Staat voltrekken, Federale aan-

gelegenheden zijn.

Sedert lang stond vast, dat de
wetgeving van

Texas,
zooals men zelfs in dien Staat meende, ontoe-
reikend was, of dat zij niet met voldoende gestreng-
heid werd gehandhaafd,
gelijk
men buiten Texas ge-
neigd was aan te nemen. In elk geval konden dus
strengere wettelijke bepalingen geen kwaad, en deze
werden •dan ook
eindelijk
aangenomen en door, den Gouverneur ,,Ma” Ferguson onderteekend, die zich overigens, blijkbaar hare pappenheimers kennende,
omtrent de uitwerking ervan geen al te groote illu-
sies maakt.
Een van deze drie nieuwe wetten verleent aan
cle Spoorweg-commissie (in welker hand nog steeds
de doorvoering der restrictie ligt) de bevoegdheid,
boeken en schrifturen in te zien, •doch verplicht haar daartoe niet; in elk geval schijnt men echter eindelijk een poging tot strenger optreden tegen de overtreders
te willen doen. Zeker mag men bij dit alles niet over
het hoofd zien, dat die wetten door vele leden der
volksvertegenwoordiging slechts werden goedgekeurd,
,,om de souvereiniteit van Texas te beschermen en
verdere inmenging in de rechten van den Staat door
de Federale Regeering te verhinderen”, welke in-
menging men ziet in de voorgenomen, zeer geringe
belasting van
1
1
10
$cont per vat geproduceerde en
geraffineerde olie, welke de Bondsregeering wil

heffen.
1)

Verschillende
uitspraken van Texaansche gerechts-
hoven
bedreigen evenwel het geheele gebouw der
maatregelen tot saneering der olie-industrie en boven-
dien •de geheele industrie, het geheele Recovery-pro-
gram. Dit geldt, zij het ook in mindere mate, van de
beslissing welke een uit drie leden bestaand Bonds-
gerechtshof in Texas heeft gegeven in een klacht van
de Amazon Petroleum Corp. tegen de restrictievoor-
schriften. De meerderheid der rechters erkende de
constitutionaliteit van ‘de wet in
Texas
(dus niet die
van den Bond), terwijl een der rechters, die zich
reeds bij dit meerderheidsvonnis niet had aangeslo-
ten, nog als alleen-rechter in een ander proces de
constitutionaliteit van den op grond der National
Recovery Act afgekondigden petroleum-code bestreed.

Hij verklaarde, dat de President en zijn vertegen-
woordiger slechts in aangelegenheden van tusschen-
staatschen handel, niet echter in zaken, welke slechts
één Staat betreffen, bevoegd zijn en meende voorts,
dat hij ,,de ernstigste vermoedens, om niet te zeggen
de absolute overtuiging had, ‘dat de voorschriften van
cle wet ongeldig zijn, daar zij aan de Uitvoerende

1)
Deze belasting wordt gelieven deels tot dekking der
kosten van de doorvoering der petroleumwetgeving van
den Bond, anderdeels om langs dien omweg via een contrôle
der voor berekening van de belasting te verstrekken ge-
gevens tot eeit nauwkeurige contrôle der boeken en daar-
ittede ook van de productie en de verwerking te geraken.

Macht wetgevende bevoegdheden overdragen”. Staats-
secretaris Ickes zond den Chef der Juridische Af’dee-
ling van den Petroleum Administration Board, J.
Howard Marshall, per vliegtuig naar Texas om in-
lichtingen te vragen en liet aan
zijn
voornemen de
aangelegenheid voor het Hooggereohtshof ‘der Ver.
Staten te brengen, geen twijfel bestaan. Zoolang ech-
ter •dit in deze zaak geen – zoo spoedig
mogelijk
te
vellen – definitief oordeel heeft uitgesproken, kun-
nen de producenten in Texas – voor zoove r zij dan
daarin niet door Texaansche wetten worden verhin-
derd – de restrictie-voorschriften als lucht beschou-
ven. Men verwachtte, •dat de autoriteiten van Texas,
die zich verbonden hadden alles te doen om de pro-
ductie, zij het niet reeds op grond van de Federale
voorschriften, dan toch op grond van de Texaansche,
te regelen, zulks ook inderdaad zouden doen. Zeer veel schijnt echter tot dusverre nog niet te zijn be-
reikt, en men taxeert de ,,hot oil”-productie op meer
dan 50.000 vaten per dag boven het aan Texas toe-
gestane reeds hooge kwantum. De Staatssecretaris
verzuimde ook niet erop te
wijzen,
dat het Congres
juist vergaderde en hij zich in het ergste geval hier-
door ‘de bevoegdheden zou laten verleenen, welke tot
doorvoering van den Code en van het geheele, ‘door
de Texaansche gerechtelijke vonnissen bedreigde
N.R.A.-opbouwwerk worden vereischt.’) Het werd
bovendien waarschijnlijk geacht, dat de autoriteiten
der meer restrictie-getrouwe Staten Oklahoma en
Kansas bij wijze van represaille-maatregel de produc-
tie in die Staten zouden laten verhoogen, wanneer de
Spoorweg-commissie van Texas zich te toegeeflijk
mocht toonen voor de wenschen ‘der over-producenten
in dien Staat. Spoedig echter ging men nog verder. Op de ver-
‘gadering der Petroleum Division van het American
Institute of Mining and Metallurgical Engineers
(welke, dit terloops opgemerkt, als steeds een groot
aantal interessante referaten ‘bracht) verklaarde de
Voorzitter van den Petroleum Administrative
Board, Margold (de na den Staatssecretaris in petro-
leumvraagstukken meest
invloedrijke
persoonlijkheid),
dat de President ook in
vredestijd
bevoegd is, de in
oorlogstijd
vereischte natuurlijke
rijkdommen
des
lands te beschermen en dat hij ‘dienovereenkomstig
‘de contrôle daarover kan uitoefenen. Wel gaf hij met
deze opvatting
zijn
persoonlijk inzicht te kennen,
maar door dezen functionaris en op ‘die plaats uitge-
sproken moet men daaraan toch grootere beteekenis
toekennen dan die van een simpele gedachtenuiting of van een proefballon. Met betrekking tot de plan-
nen van den Staatssecretaris verklaarde de heer
Margold in
zijn
rede het volgende:
,,On’der leiding van Adnainistrator Ickes is de Pe-
troleum Administrative Boar.d thans bezig nieuwe en
naar wij meenen effectvollere regelingen uit te wer-
ken, en zulks krachtens de bepalingen der N.R.A. en
van den Petroleum-code, om op ‘deze wijze de olie
produceerende Staten te beschermen tegen de nood-
lottige gev’olgen eener overstroorning uit de bronnen
van Texas.
De Board heeft ook een nieuwe Federale olie-con-
servation-wet in bewerking, welke de ‘bezwaren moet
elimineeren, die tegen de thans geldende wet en
tegen ‘den Code worden aangevoerd; op die wijze zal
worden gepoogd de conservation der petroleumrijk-

) Inderdaad werd een ,,tentative bill” door de leden
van het Planning- and Coördination-Cojumittee en andere
petroleum-leiders besproken, waarmede het bestaande ver-
bod van tusschenstaatsch transport en uitvoer ook tot
transport binnen één Staat zou worden uitgebreid. Men
tracht te wettelijke basis voor dezen stap daarin te vin-
den, dat door de bovenmatige productie de tussehenstaat-
sche handel ei’nstig wordt benadeeld, en wil nu voor elken
Staat en voor ieder veld productie-maxima vaststellen en
het transport van de daarboven gewonnen hoeveelheden
verbieden. Een verdere nog niet benutte mogelijkheid be-
staat daai’in, dat cle President de hem in de NRA ver-
leende bevoegdheid, liceuties te verstrekken
‘of
te weigeren
in toepassing brengt.

336

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April 1934

dommen des lands vollediger, directer en zekerder
door te voeren dan onder het tegenwoordige systeem

mogelijk is.”

.
ogelijkheid van het in toepassing brengen der voor
geval van oorlog ingestelde bevoegdheden van den
President ook in vredestijd gedaan, nadat ,,Judge”
Amos L. Beaty, de Vice-Voorzitter van het Planning-

and Coörclination-Committee, een plan betreffende
de wettelijke invoering van
,,handelsquoa”
(quotas

in commerce) met het oog op indirecte productie-
contrôle had toegelicht, welk plan de instemming
niet slechts van dit Comité, maar ook van het Bestuur
van het American Petroleum Institute had verkregen.

Volgens dit plan zou benzine onderworpen worden

aan de Federale contrôle, wanneer
zij
in den handel,

hetzij dan intern zoowel als tusschenstaats, werd ge-bracht. De Regeering zou de voor den handel toege-
stane hoeveelheden vaststellen, en het resultaat zou
zijn, dat zij de contrôle over de olieproductie verkreeg
en in eiken Staat en bij iederen producent de over-productie zou kunnen beletten. Judge Beaty is van meening, dat daar de afzonderlijke Staten de con-
trôle over de productie zouden behouden, zijn plan
niet in strijd zou zijn met de rechten •der afzonder-

lijke Staten.

Daarmede zijn de plannen om de overproductie baas
te worden nog bij lange na niet alle genoemd. Zoo
werd bijv. in Washington zeer ernstig het denkbeeld
besproken, voor elk der acht raffinage-districten, die

de Code noemt, Federale
,,toewijzers”
(allocators) te

benoemen, welke voor de afzonderlijke raffinaderijen
in hun district de benzine-kwantums zouden moeten
vaststellen, die deze mogen vervaardigen. (Zooais be-
kend gebeurt iets dergelijks reeds door commissies,
doch dit systeem heeft niet voldaan, mede doordat
deze commissies geen strafmaatregelen kunnen

nemen). Een eerste stap om de benzineproductie op
werkzame wijze te regelen werd gedaan in •de laatste
beschikking van den Staatssecretaris, waarbij hij de toegestane benzine-productie voor de maand Maart
vaststelde. In deze beschikking noemde hij niet zoo-
als in vroegere verordeningen de toegestane maxi-
mum-voorraden, maar schreef hij eenvoudig vervaar-
digingsquôta voor ,,benzine”, waaronder ook ,,un-
finished gasoiine” voor, teneinde op deze wijze aller-
iei manipulaties met ,,unfinished distillates”. te ver-

hinderen.
Midden Maart werd bekend, dat de Petroleum

Administrative Board met zijn
wetsontwerp,
•dat den

Petroleum-Code en •de op grond daarvan uitgevaar-
digde voorschriften ,,waterdicht” moet maken, gereed
was. Omtrent den inhoud van het ontwerp zijn slechts
algemeenheden bekend, bijv., .dat het rekening houdt
met de in de jongste processen omtrent de wettig-
heid van den Code naar voren gebrachte punten, en
den Petroleum Administrator verdere bevoegdheden
tot verhindering der productie van ,,hot oil”, boven-
matige benzine-vervaardiging en kwade handelsprac-
tijken zal geven, en misschien ook maatregelen be-
vatten zal om den kleinen raffinadeur een behoor-
lijke voorziening met ruwe olie te waarborgen. Het
Planning and Coördination Committee heeft zijner-
zijds •den Petroleum Administrative Board en den

Staatssecretaris Ickes een
plan voor raffinage-con-

trôle
voorgelegd en aanbevolen, dat van een kleinen
,,onafhankelijke” afkomstig is. Volgens dit plan zal
het Comité aan de afzonderlijke raffinaderijen te be-
ginnen met 1 April genummerde ,,afleverings-certi-
ficaten” verstrekken, en wel voor het kwantum der aan de desbetreffende raffinaderij toegestane ben-
zine-hoeveelheden. Trausportoxidernemingen onver-
schillig van welken aard zullen dan slechts benzine
ten vervoer mogen aannemen, wanneer de desbetref-
fende zending vergezeld gaat van een daarop betrek-
king hebbend certificaat en de koopers zouden alleen
in dit geval dergelijke afleveringen mogen acceptee-
ren. Dit plan stelt uiteraard het toekennen van be-

paalde hoeveelheden te vervaardigen benzine voo.r

elke raffinaderij voorop.
Het zou niet moeilijk zijn nog talrijke andere
projecten voor het verhinderen van de overproductie
en het in toom houden der veroorzakers daarvan te
vermelden, doch met de hierboven genoemde moge
worden volstaan, eensdeels omdat deze de meeste kans
op verwezenlijking hebben, auderdeels omdat zij vooral
karakteriseerend zijn voor den tegenwoordigen toe-
stand en de beoordeeling daarvan door de meest be-
langhebbenden.
Amerika’s petroleu.mproducenten eti raffinadeurs
dragen een ernstige verantwoordelijkheid: niet slechts
tegenover hun eigen tak van industrie, maar ook
tegenover het geheele Amerikaansche bedrijfsleven, en
niet alleen daartegenover, maar eveneens tegenover
de petroleumindustrie der geheele wereld. De sanee-ring daarvan mag slechts worden verwacht, wanneer
Amerika, op rekening waarvan negen tiende komt van
de grootg hoeveelheden petroleum, die in het jaar
1933 boven de wereldproductie van het daaraan voor-
afgaande werden gewonnen, besloten is een goed in
stede van een slecht voorbeeld te geven. Of de Ame-
rikaansche petroleumondernemingen, welke tot dus-
verre tegen hare eigen voornaamste belangen handel-
den, bereid zijn haar even zelfzuchtige als onverstan-
dige houding op te geven, zal in de eerstkomende
weken moeten blijken. Doen producenten en raffina-
deurs dit niet – en helaas valt te vreezen, dat egoïs-
me opnieuw over juist inzicht zal zegevieren – dan
kunnen de Amerikaansche zoowel als de internationale
petroleumindustrie de hoop op een loonend jaar 1934
wel opgeven, maar dan moet de Amerikaansche olie-
industrie ook wel verwachten, dat haar het lot treft,
hetwelk zij
somtijds
gevraagd doch immer gevreesd
heeft: radicaal
ingrijpen
van Staatswege in hare
lotgevallen. Dr.
W.
MAUTNER.

TARIEFSHERZIENING OP KORTEN TERMIJN.

In de Memorie van Antwoord betreffende het wets-
ontwerp inzake toekenning van zekere bevoegdheden
aan de Regeering tot wijziging van het tarief van
invoerrechten
1)
heeft de Regeering de bedoelingen,
welke bij de indiening van dit ontwerp hebben voor-
gezeten, nader verduidelijkt
en daarmede de gevaren
van eene regeling, zooals door haar voorgesteld, wel
niet ten volle weggenomen, maar toch aanzienlijk beperkt. Naast de zuiver fiscale bedoeling van het
ontwerp om bij voorgestelde wijziging van het tarief
tot stijving van de schatkist te voorkomen, dat plot-
seling groote voorraden door den handel zullen wor-
den ingeslagen – op welk geval inzonderheid art. 1
van het ontwerp betrekking heeft – is de moge-
lijkheid tot manipulatie met het tarief bij onder-
handelingen met het buitenland en ter bescherming
van het eigen bedrijfsleven door een gewijzigd art. 2
nader gepreciseerd en begrensd, terwijl voorts het antwoord op het Kamerverslag nog eens duidelijk
blijk geeft van het voornemen der Regeering om
slechts bij wijze van hooge uitzondering tot verhoo-
ging van tarieven op grond van het nieuwe art. 2
over te gaan.
Dit nieuw geredigeerde, eerste lid van artikel 2
luidt thans als volgt:
,,Ten einde het te gronde gaan van Nederlandsche
bedrijven door hun bestaan bedreigeude buitenlandsche
maatregelen te voorkomen of ten einde met het buiten-
land gemaakte tariefafspraken onmiddellijk van kracht
te doen zijn, kan door ons worden bepaald, dat voor door ons aangewezen goederen gedurende een daarbij vastge-
steld tijdvak van ten hoogste een jaar
e. een nieuw invoerrecht zal worden geheven,
b.
een bestaand invoerrecht zal worden afgeschaft, ver-
hoogd of verlaagd.”

De Regeering wenscht dit artikel niet te gebruiken

1)
Zie ons desbetreffend artikel in Econ.-Stat. Ber. van
21
Maart jl.

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

337

tot het invoeren van ,,vechttarièven”.
Zij
laat zièh
omtrent het hanteeren van de haar te verleenen be-
voegdheid in de Memorie van Antwoord als volgt uit:

,,Wat bezwaren tegen het hanteeren der machtiging op
zichzelf betreft, iiierken dc ondergeteekenden aanstonds op,
dat niets verder van huu bedoeling is verwijderd dan het
invoeren van ,,vechttarieven”. Hetgeen in het Verslag
wordt opgemerkt omtrent de weinig aanlokkelijke resul-
taten, die in de achter ons liggende vijftien jaren met
behulp van ,,vechttarieven” zijn bereikt, onderschrijven zij
ten volle. Op een voornemen tot invoering van ,,vechtta-
neven” duidt de iiiededeeling in de Memonie van Toe-
lichting, dat het gewenscht kan zijn in verband niet on-
derhandelingen de beschikking te hebben over een bevoegd-
heid om tariefswijzigingen aan te brengen, die oniitiddel-
lijk ingaan, dan ook allerminst. Het geval, dat de Regee-
ring hier in liet bijzonder voor oogen staat, is, dat bij
onderhandelingen over handelsverdragen blijkt, dat con-
cessies voor den invoer van Nederlandsche producten kun-
hen worden verkregen, wanneer daartegenover onzerzijds
bepaalde tariefsverlagingen worden gesteld. Het kan dus
gewenscht zijn, dat die verlagingen terstond worden in-
gevoerd, teneinde zoo spoedig mogelijk in het genot te
kunnen treden van de daartegenover onzerzijds bedongen
concessies. Ook kan zich bij die onderhandelingen de
situatie voordoen, dat van buitenlandsche zijde wordt voor-
gesteld een bepaald artikel, dat in het bijzonder in het
betrokken buitenland wordt voortgebracht, lager te belas-
ten, waarbij zich de wenschelijkheid kan voordoen om het
verlies, dat de Nederlandsche Schatkist daardoor zal
komen te lijden, te compenseeren dooi’ een vroeger vel’-
lèende verlaging ten aanzien van een ander artikel, dat
uit hetzelfde land wordt ingevoerd, geheel of gedeeltelijk
ongedaan te maken. Ïn laatstgemeld geval is een bevoegd-
heid tot dadelijke invoering van een vei-hoogd invoerrecht
gewenscht.
Hierbij komt nog iets anders. Voor het invoeren van een ,,vechttarief” is in het algemeen noodzakelijk, dat men be-
schikt over de bevoegdheid verschillende tarieven te maken
tegenover verschillende landen, in tegenstelling met de
Retorsievet geeft liet ontwerp die bevoegdheid niet. Het
ingevoerde hoogere of lagere invoerrecht zal met betrek-king tot de goederen, die ei- door worden getroffen, voor
alle landen hetzelfde moeten zijn. De nieuwe bevoegdheid
zal daardoor van heel ‘wat beperkter strekking zijn dan die,
door de gewijzigde Crisisinvoerwet verleend. Al ontkent de
Regeering dus niet, dat onze handelspolitiek door den
drang der omstandigheden ,,actiever” is geworden en, naar
te vreezen staat, voorloopig zal moeten blijven dan tot voor
korten tijd het geval was, tot het invoeren van een actieve
politiek van vechttarieven w’enischt zij allerminst over te
gaan.’

Het spi”eekt vanzelf, dat met genoegen moet worden
geconstateerd, dat de Regeering van de opdrijverij
van vechttarieven en van de verderfelijke werking
daarvan ten volle overtuigd is gebleven en dat dus,
indien het nieuwe artikel volgens de huidige bedoe-
lingen wordt toegepast, slechts
tariefsverlaging
of

eene verschuiving van tarieven
van het eene product

naar het andere zal plaatsvinden, doch
geen tarief s-

verhoo ging.
De beschermende werking van de nieuwe regeling wil de Regeering in hoofdzaak beperken tot gevallen
van dumping; volgens de nieuwe redactie van art. 2,
lid 1, zal tariefsverhooging in dit geval alleen mogen
geschieden, indien •daardoor het
te gronde gaan
van

Nederlandsche bedrijven moet worden voorkomen, zoo-
dat de strekking der nieuwe regeling aanmerkelijk is
beperkt. Wij hebben er reeds vroeger op gewezen, dat,
wanneer deze dumping ‘behoorlijk kan worden aange-
toond en een tijdelijk karakter ‘draagt, beschermende
maatregelen van tijdelijken aard geoorloofd kunnen
zijn. De toekenning van een dergelijke bevoegdheid is gevaarlijk, want er kan licht misbruik van worden
gemaakt. Maar dat is op zichzelf geen reden om zich
daartegen principiëel te verzetten. Buiten het geval
van dumping zal men echter de bepaling niet mogen
toepassen. Behoudens een enkele uitzondering –
combinatie van contingenteering met rechtenverhoo-
ging om speciale redenen – blijkt de Regeering de-
zelfde meening toegedaan.
1

let valt toe te juichen,
dat de Regeering thans haar bedoeling duidelijker
heeft oinljnd.

Wij halen in dit verband het vdlgende uit •de
M.
v. A. aan:

,,In het algemeen gesproken is het zeker juist, dat be-
scherming van bedrijfstakken tegen abnormale buiten-
landsche concurrentie door contingenteeringsmaatregelen
veel meer aanbeveling verdient dan door tariefinaatrege-len. Bij voortduring der omstandigheden van het o.ogen-
blik zal dan ook de contingenteering de allereerste plaats
moeten blijven innemen. Dit zal ook hierom reeds niet
anders kunnen, omdat de contingenteening, die nie.t door
de meestbegunstigingselausule wordt bestreke.n, veel meer
vrijheid van beweging laat. Er zijn echter nitzondenings-
gevallen, waarin de contingenteering alleen niet voldoende
hulp biedt. Vestiging van nieuwe industriciiii bijv. wordt
meer dan eens belemmerd, ook wanneer overigens een
behoorlijke rendabiliteitsbasis aanwezig is, door het ge-
vaar, dat buitenlandsche concurrenten met dumpingsprij-
zen de opkomst van het bedrijf zullen tegengaan. Onder z6odanige omstandigheden kan van overmatigen invoer
niet worden gesproken en moet de Crisisinvoerwet der-
halve buiten toepassing blijven. Contingenteering stuit ook
somwijlen af op technische bezwaren, bijv. wegens gemis
van voldoend gespecificeerde gegevens betreffende aard en
hoeveelheid der in te voeren goederen. In dergelijke ge
vallen kan slechts verhooging van invoerrecht het ge-
wenschte resultaat doen bereiken. Ook kan het gevenscht
zijn om, gelijk elders in het Verslag wordt opgemerkt,
contingenteering en tariefsverhooging te doen samengaan,
bv. om te voorkomen, dat aan houders van invoerconsen-ten ongemotiveerde voordeelen in den schoot worden ge-
w’orpen.”

Dat handelspolitieke ,,kunstmiddelen” uitermate
gevaarlijk zijn in verband met het noodzakelijk aan-
passingsproces van ons economisch leven, dat daar-
door lichi kan worden belemmerd en dat de Regeering
juist wenscht te bevorderen, blijkt wel uit de volgen-
de passage uit de
M. – v.

,,Dat het voorstel een bewijs zou zijn, dat de natuurlijke
aanpasing aan de gewijzigde economische omstandigheden
zich in ons land te traag voltrekt, kunnen de ondergetee-.
kenden niet toegeven. Deze natuurlijke aanpassing wordt
helaas in zeer sterke mate belemmerd door de economische
maatregelen van het buitenland. Daardoor is het niet
mogelijk, de aanpassing door uitsluitend natuurlijke mid-
delen, waaraan ook de Regeering verre de voorkeur zou geven, te
bewerkstelligen.
Uiterste noodzaak heeft ook
ons gedwongen tot allerlei kunstmatigheid. Onzerzijds heb-
ben wij daarbij steeds als gedragslijn voor oogen gehad,
dat kunstmiddelen alleen moeten worden toegepast, als
het gaat om het afweren van den ondergang van overigens
volkomen levensvatbare bedrijfstakken, en de Regeering
denkt er niet aan, deze gedragslijn te laten varen.”

Tenslotte nog een laatste aanhaling uit de
M.
v. A.,
waarin de Regeering duidelijk stelling neemt tegen-
over die leden, die de protectionistische mogelijk-
heden van dit ontwerp nog lang niet voldoende
vonden:

,,Met de beschouwingen der leden van de Commissie,
die van oordeel zijn, dat de Regeering de bevoegdheid, zoo-
als die door haar wordt gevraagd en in den omvang,
waarin zij daarvan wenscbt gebruik te maken, niet moet
worden onthouden, kunnen de ondergeteekenden zich in
het algemeen vereenigen. Niet kunnen zij medegaan met
hetgeen wordt opgemerkt door enkele dezer leden, die
teleurgesteld zijn, dat de Regeering niet veel verder wil
gaan dan zij in de toelichting heeft medegedeeld. Deze
leden wenschen aan het ontwerp een karakter te geven,
dat het naar de meening der ondergeteekenden in geen
geval zal mogen hebben. Het ontwerp mag alleen be-
schouwd worden in het kader eener fiscale tariefpolitiek.
De Regeering zou het bepaald ongeoorloofd en in de hoog-
ste mate ongewenscht achten, indien in het algemeen
karakter van onze tariefpolitiek verandering zou worden
gebracht, zonder dat daaromtrent te voren door den wet-
gever een beslissing was genomen. Van eenige dogmatische
opvatting bij de Regeering is hier geen sprake. Hoe men
ook over het vraagstuk vrjhandel of bescherming moge
denken, het betreft hier een beslissing van zoo groote
beteekenis en zoo verre strekking, dat zij niet zou mogen
worden genomen, zonder een voorafgaand overleg in den
meest breeden vorm met de Staten-Ceneraal. De belangen van het bedrijfsleven zouden in de ernstigste mate kunnen
worden geschaad, indien de Regeering zou beginnen niet
een l)rotectionistische tariefwetgeving bij besluit in te voe-
i’en en daarna aan de Staten-Generaal de vraag zou stel-

338

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
April 1934

leo, of zij zich daarmede kunnen vereenigen. Wanneer
over cle hoofdbeginselen van onze handelspolitiek een be-
slissing moet worden genomen, is volstrekte vrijheid der
Staten-Generaal daartegenover een vereischte. Die beslis-
sing ron niet op de geringste wijze door voorafgaande in-voerilig van tariefmaatregelen mogen worden gepraejudi-
cieerd. Hier staan belangen op het spel van zoo groote
beteekenis, dat de vraag, of deze wijziging een aantal
maanden vroeger of later zal worden ingevoerd, daar-
tegenover geen rol mag spelen.
Zon de Regeering, hetgeen vooralsnog niet het geval is,
tot het oordeel konien, dat de grondslag van onze tariefs-
politiek moet worden veraiiderd, dan zal zij langs den for-malen weg van wetgevend beleid dit doel moeten trachten
te bereiken. Het onderhavig ontwerp .mag daarvoor niet
worden gebruikt cii de toezegging vail ruimer gebruik, die
de hier aan het woord zijnde leden van haar verlangen,
kan de Regeering dan ook niet geven.”

Alles tezamen genomen, komt het ons voor, dat de
Regeering door deze Memorie van’ Antwoord en door
hare Nota van Wijziging wel in zeer belangrijke mate
heeft getracht de gevaarlijke kanten van het ontwerp
te verzachten. Wanneer de nieuwe regeling alleen
wordt toegepast eenerzijds voor zuiver fiscale doel-
einden, anderzijds voor tariefsverlaging of -verschui-
ving bij onderhandelingen met andere Staten en voor
tijdelijke afweermaatregelen tegen behoorlijk bewezen
en voor bepaalde Nederlandsche bedrijven pernicieuze
dumping, dan kan men er vrede mee hebben.
Zij
zal

ons land dan geen kwaad doen en er kunnen moge-
lijk voordeelen uit voortvloeien.

Tenslotte nog een
belangrijke
bepaling, die even-
eens bij Nota van Wijziging is voorgesteld. De nieuwe
regeling zal, als zij wordt aangenomen, niet langer
gelden dan tot 1 Januari 1937. Daarmee zal aan een
verlangen, door ons in onze beschouwing van 21
Maart ii. tot uitdrukking gebracht, zijn voldaan. Ook
op dit punt heeft de Regeering van een juist inzicht
blijk gegeven. G. M. V. S.

AANTEEKENINGEN.

Conversies en Renteniveau.

Het groote succes, dat de Nederlandsche conversie-
leening van
f
900 naillioen ten deel is gevallen, heeft
ook in ons land den weg geopend tot een verdere
verlaging van den heerschenden rentestand. Dit feit
staat gelukkig niet alleen.
Gedurende de laatste weken hebben ook in enkele
andere landen nieuwe conversies plaats gevonden,
welke, indien niet alle teekenen bedriegen, een nieuwe
periode inluiden van het internationale streven om
tot renteverlaging te komen. Evenwel zijn het tot
dusverre bijna in hoofdzaak kapitaalkrachtige lan-
den, die een verdere verlichting van de staatshuis-houding door verlaging van de rentelasten kunnen
doorvoeren.

Welke beteekenis een verlaging van den hoogen
rentestand voor de geheele economische ontwikkeling
van een land heeft, toont
duidelijk
het Engelsche
voorbeeld. Terwijl op het budget 19321’33 voor den
dienst der leeningen £ 272,6 millioen noodig was, eisch-
te het budget van 1933J’34 slechts £ 223,7 millioen, en
het overschot van het op 31 Maart 1934 geëindigde
boekjaar kon, tezamen met een verdere gunstige ont-
wikkeling van de staatsinkomsten en -uitgaven, tot
een merkhare •daling van de inkomstenbelasting
leiden. De conversie had niet alleen een ontlasting
van de staatshuishouding tengevolge, doch maakte ook
weder een algemeene verlaging van den rentevoet
voor leeningen op langen termijn voor andere deden
van het bedrijfsleven
mogelijk
en stelde zelfs in veel
gevallen tot nieuwe investeeringen in staat, welke bij
een hoogeren rentestand nauwelijks uit te voeren
waren geweest.

Het koersniveau van Engelsche obligatiën steeg
sedert den aanvang van het jaar aanzienlijk, aldus
het weekbericht van de Berliner Handels-Geselischaft,
waaraan het volgende is ontleend. De
21%
pOt. Con-

sols stegen sedert einde December van 74 pOt. tot
rond 81 pOt. en bereikten daarmede een sedert 1911
niet meer gekend hoogterecord. Door de gunstige
koersontwikkeling van •de staatsleeningen was het
mogelijk, dat de Engelsche schatkist de voor de eerste
maal per 15 April 1934 aflosbare 4 pOt. Treasury
Bonds converteerde. Van de daartegen tot den koers
van 98 pOt. geëmitteerde £ 150 millioen van de 3 pOt.
leening, met een looptijd tot 1959/’69, dienen £ 45
millioen tot consolidatie van kortloopende schulden;
daarmede verminderde de vlottende schuld opnieuw.
Het Amerikaansche koerspeil heeft zich van de
zware koersdalingen weder kunnen herstellen; op het
oogenblik ligt de index van de Amerikaansche regee-
ringsobligaties 4Y2 punt boven ‘den laagsten stand
van 1934, waarmede ook
gelijktijdig
‘de hoogste
jaarkoers werd bereikt. De index van Moody, welke
120 obligaties van de meest verschillende soorten
omvat, steeg van 84,85 – den laagsten jaarstand –
tot 96,70. Van de opwaartsche beweging, welke alle
soorten omvat, heeft echter inzonderheid de Baa-
groep kunnen profiteeren. Deze toont een stijging van
66,4 tot 80,6. Het huidige koersniveau ligt ook aan-
zienlijk boven •den hoogsten stand van 1933. Het ge-
middelde rendement van alle 120 obligaties vertoont een daling met 0,85 pOt. tot 4,96 pOt. De Aaa-groep
geeft 4,1 pOt. rendement, terwijl in de Baa-klasse
nog 6,2 pOt. te maken is. Na het mislukken van de eerste poging tot conver-sie van $ 1,9 milliard 43′ pOt. Liberty Bonds in eerst
4V4 pOt., vanaf 15 October 1934 3Y4 pOt., 10-12-
jarige Treasury Bonds van October 1933, heeft thans
nogmaals een uitgifte van 3V4 pOt. Treasury Bonds
ter conversie van de reeds vroeger aflosbaar gestelde
4Y4 pOt. Liberty Bonds plaats. Afgezien van de in den tusschentijd plaats gehad hebbende stabilisatie
van den Dollar is ook de kaspositie van het Ministe-
rie van Financiën thans gunstiger dan in den herfst
van verleden jaar, zoodat eventueele contante beta-
lingen ‘gemakkelijker kunnen geschieden. Van de $ 1
milliard, die geconverteerd worden, valt $ 1 milliard
voor rekening van de Liberty Bonds, terwijl $ 244
millioen voor de inwisseling van de op 2 Mei 1934
vervallende schatkistbiljetten noodig zijn. De uitgifte
van de 34 pOt. schatkistbiljetten zou den stoot tot
verdere reuteverlaging kunnen vormen. Uit de door-
voering van •de transactie
blijkt
echter ook duidelijk
de overgang van kortloopende financiering tot finan-ciering met middelmatigen looptijd. Het volgende koersoverzicht toont de ontwikkeling
van eenige belangrijke staatsleeningen.

Dec. Maart Juni Sept. Dec. Begin
1932 1933 1933 1933 1933 Apr.’34
2o1
0
Eng. Consols 74,25 76,00 72,75 74,12 74,00 81,00
3i;
0
Fransche
Staatsobligaties

77,35

70,70
67,65
68,25 67,00 66,50
3o/
0
tJ.S.Libei-ty 102,10 100,20
102,50 102,12
100,56 103,12
3
o/

Ned. 1895,05

87,35

83,25
72,00
85,25 85,37
89,00
30/
0
1tal.Staatsobl.80,00

76,60
81,25 84,50 93,95
83,80
3
°’ Zwitsersche Bund. Bahn.

98,90 100,75
89,00 94,87 96,30 89,25

Zooals de tabel aantoont, kon de in 1933 begonnen
koersverbetering van de staatsleeningen niet overal
worden gehandhaafd. Na de doorvoering van de groo-
te conversieleening van den Italiaanschen Staat,
welke financiëel eerst in 1937 geheel uitwerkt, daalde
het koerspeil sterk. Door een groot tekort waren de
staatschulden sterk gestegen, terwijl ook in de naaste
toekomst nauwelijks met een in evenwicht gebracht
budget zal mogen worden gerekend. Daarbij komt, dat
het grootste deel van de door de conversie vereischtë
meerdere uitgaven binnenkort betaalbaar is, en al-
hoewel voor deze bedragen op groote schaal voor-
zieningen konden worden getroffen, blijft een gesta-
dig stijgende schuld op korten termijn toch bestaan. De strijd om het in evenwicht brengen van de Fran-
sche begrooting komt ook weder duidelijk in de koers-
beweging van de staatsobligaties tot uiting.

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

339

Resumeerenci kan men zeggen, dat bijna overal het
streven bemerkbaar is, om de tijdens de laatste crisis de overhand verkregen hebbende schulden op korten
termijn te converteeren in schulden op langen ter-
mijn. De kortloopende financieringsvorm leverde in tijden van dalende geldrente belangrijke voordeelen
voor de geldnemers op, doch door deze politiek is in
eetlige staten een te groote schuld op korten termijn
ontstaan, welke in geval van onmogelijkheid van her-nieuiving of converteering groote gevaren, niet alleen
voor het bedrijfsleven, doch ook voor de valuta van
het land medebrengt, inzonderheid wanneer het bud-
get niet’sluitend is.
De tendens tot consolidatie van de staatsschulden
wordt door het geheel of nagenoeg ontbreken van
particuliere emissies begunstigd. Gedurende de laat-
ste jaren nemen in alle landen de publiekrechtelijke
emissies de voornaamste plaats in. Zoo is het aan-
deel van de overheid in de totale emissies in Groot-
Brittannië van 13,9 pOt., van alle binnenlandsche
emissies in 1929 tot 41,3 pOt. in 1933 gestegen; in
Zwitserland steeg het aandeel van overheidsleeningen
van 14,3 pOt. tot 60,9 pOt. en in Nederland zelfs van
17 pOt. tot 96,6 pOt. In de Ver. Staten had de over-heid in 1929 15,1 pOt. noodig, in 1933 daarentegen
68,6 pOt., voor Frankrijk zijn de overeenkomstige
cijfers 51,1 pOt. en 86,1 pOt., terwijl in Duitschland
het aandeel van ‘de overheid in de totale emissies van
30,9 pOt. tot 69,6 pOt. steeg.

Ontwikkelingstendenzen in de Duitsche handels-politiek.

Duitschiand heeft in den laatsten tijd meerdere
nieuwe handeisverdragen resp. handelsovereenkomsten
gesloten, welke zoowel in de kringen van de Duitsche
uitvoerbedrijven als ook in andere landen gunstig
zijn ontvangen (met Nederland, Zwitserland, Polen,
1-longarije, Denemarken, Finland en Estiand). In deze
handelsverdragen komen de principes van de nieuwe
Duitsche handelspolitiek duidelijk tot uiting.
Het idee van autarkie is definitief losgelaten, het-
geen bevestigd wordt door den Rijksminister van Bui-
tenlandsche Zaken in een jl. Zaterdag te Hamburg gehouden rede. Dit neemt niet weg, dat op het ge-
bied van den Landbouw Duitschiand zich steeds meer
onafhankelijk van het buitenland maakt.
In een artikel in ,,Der Deutsche Oekonomist”,
waaraan het volgende is ontleend, wordt er dan ook
op gewezen, dat de meeste handeisverdragen overeen-
komsten betreffen met uitgesproken agrarische uit-
voerlauden.
In het kader van de verdragen streefde Duitsch-land niet slechts naar een ‘bijlegging van de twist-
punten, doch poogde bovendien de wederzijdsche be-
langen meer in overeenstemming met elkaar te bren-
gen. Duitschland betreedt voor ‘dit doel op handels-
politiek gebied nieuwe wegen, het neemt geen genoe-
gen meer met len vroeger gebruikelijken weg van
meestbegunstiging.
Het betreden van nieuwe wegen werd voor Duitsch-land gemakkelijker door de oprichting van monopolis-
tischc Rijksinstellingen voor ‘de verschillende land-bouwproducten, wraardoor Duitschland in de eerste
plaats in staat was speciale concessies aan ‘de betref-
fende landen te verleenen en ten tweede er voor te
zorgen, dat de binnenlandsche landbouwmarkten •door
den invoer niet zouden worden verstoord.
Het botervraagstuk, d.w.z. de verdeeling van ‘dcii
Duitse-hen boterinvoer onder de verschillende landen stond daarbij meestal op den voorgrond. Duitsehla.nd
had in 1933 een hoterinvoer van 59.000 ton tegen
ruim het dubbele in -de jaren van de hoogconjunctuur.
Met het oog op de opleving van het Duitsche bedrijfs-
leven en ‘de stijging van de koopkracht zal men, on-
danks de uitbreiding van de binnenlandsche boter-
industrie, er rekening mede kunnen hou’den, dat de
boterinvoer van Duitschland in 1934 slechts weinig
lager zal zijn. De belangrijkste boterleveranciers in

1933 waren: Denemarken (17.000 ton), Nederland
(11.000 t’on), Letland (6.000 ton), Finland (5.000
ton), Zweden (5.000 ton), Rusland 4.700 ton), Est-
land (3.500 ton), Lithauen (3.000 ton), Polen (1.500
ton), voorts Hongarije, Oostenrijk en Ierland. Bij de onderhandelingen met Denemarken, Polen,
Estland, Finland, Nederland en Hongarije vormde
het botervraagstuk een van cle belangrijkste proble-
men. Ook andere vraagstukken stonden sterk in het
middelpunt. Bij al deze verdragen heeft Duitschlan’d aan de boteruitvoerlan-clen toezeggingen omtrent de afnemin-g van bepaalde hoeveelheden boter gedaan.
Na’dere bijzonderheden werden slechts met betrekking
tot enkele landen ‘bekend, zoo b.v., dat Finland een
verlaging van het contingent van 5000 ton tot 4000
ton heeft ingewilligd.
Duitschland is bij deze onderhandelingen aan de
exportverlangens van de landbouwlanden zooveel mo-
gelijk tegemoetgekomen. Men mag verwachten, ‘dat
‘de verdringing van Duitsche goederen in de betref-
fende landen thans ten minste tot’ staan komt. De
volgende cijfers toonen aan, welke verliezen Duitsch-
land op enkele van deze markten in de laatste jaren
heeft geleden.
Invoer uit Duitschiand Invoer uit Engeland

1930

1932

1933

1930

1932

1933
(in procenten van den totalen invoer)
Denemarken

34

26

22

15

22

28

Finland ……
37

29

27

14

19

21

Estiand ……
28

32

22

12

14

18

Kenmerkend voor deze en andere landen was in de
laatste jaren het streven om zich op Engeland in te
stellen. Hierin is thans eenige verandering gekomen.
De uitvoer van deze landen naar Engeland stuit na-
melijk ten aanzien van veel goederen op groote moei-
lijkheden. Dit feit heeft Duitschland gebaat. Men
mag aannemen, dat het aandeel van Duitschland in
den invoer van de meeste dezer landen weder zal
stijgen.
In eeni’ge landen bestaan er deviezenregelingen,
z’ooals b.v. in Denemarken en Estland; in de han-
delsverdrageu heeft Duitschland zich ‘derhalve voor-
behouden, dat met ‘de Duitsche exportbelangen bij de
afgifte van invoerlicenties en bij de toewijzing van valuta’s evenredig rekening wordt gehouden. Voor
het Duitsch-Deensche goederenverkeer zal in de toe-
komst zelfs als richtsnoer dienen, ‘dat bij toepassing
van •de Deensche statistiek de Duitsche uitvoer naar
Denemarken zich tot de Deensche naar Duitschiand
zal verhouden als 2 : 1. De Duitsche uitvoerbedrijven
kunnen derhalve niet een belangrijke opleving van
den uitvoer naar deze landen rekenen en ivel inzon-derheid naar die landen, waarvan de invoerbehoefte
in den laatsten tijd als gevolg van een conjuncturee-
len opbloei is gestegen, hetgeen in de eerste plaats
met Finland het geval is.
liet goederenverkeer met ‘deze landen zal wel op
groote schaal op een geordende wijze plaats hebben
(door middel van deviezentoewijzin’gen of van rijks-
instellingen); het ‘doel van deze ordeningsmaatrege-
len is echter niet meer beknotting, doch intensivee-
ring van den huitenlandschen handel. In ‘den zin van
deze doelstelling heeft Rijksminister Darré kort ge-
leden op een vergadering van het Oomité voor alge-
meene economische en sociale politiek verklaard, ,,dat
wij in den loop van den tijd nog veel meer buiten-
landsche producten kunnen invoeren, wanneer de be-
treffende landen bereid zijn, in overeenkomstige mate
ook Duitsche industrieproducten te koopen – voor
zoover wij slechts in staat zijn, dezen invoer uit het
buitenland inderdaad te controleeren en te leiden”.
Indien ‘deze uitbreiding van den huitenlandschen handel tot stand komt, zal het Duitsche transfer- en
valutavraagstuk eerder kunnen worden opgelost, want
het noodzakelijke overschot aan valuta’s van ruim
1 Milliard is bij een omzet van den buitenlandschen
handel van R.M. 20 milliard eerder te verkrijgen ‘dan bij een ‘omzet van R.M. 10 milliard. Verhocgin’g van
‘de omzetten met het buitenland is derhalve voor

340

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
April 1934

Duitschl’and met het oog op zijn valuta- en transfer-
positie absoluut noodzakelijk. Uit de tot dusverre af-
gesloten handeisverdragen lijkt, aldus het genoemde
blad, de hoop gerechtvaardigd, dat Duitschiand door
de nieuw toegepaste handelspolitieke methoden deze
intensiveering van den goederenruil zal bereiken.

BOEKAANKONDIGINGEN.

Fiihrer durch clie Krisenpolitik
door

Dr. F. M’achluip. Uitgave No. 6 van het
Oesterreichische Institut für Konjunk-
turforschung. (Weenen 1934. Verlag
Julius Springer.
Prijs
R.M. 7.80).
In de veelheid van crisismaatregelen, die tea be-
hoeve van het economisch leven in bijna alle landen
ter wereld worden getroffen, verliest men -den samen-
hang van de verschillende verschijnselen spoedig uit
het oog. Het is als het ware een doolhof, waaruit men
den rechten weg bijna niet meer kan terugvinden.
Een betrouwbare gids op dit gebied is dan ook in
deren tijd geen overbodige luxe meer.
• Al’zullen ook velen met Dr. Machiup van meening
versdhillen, toch zal men moeten erkennen, dat hij de
problemen zeer juist weet te stellen. Dit boek heeft
daarom ook voor ons land veel waarde, temeer waar
onze regeering een groot aantal crisismaatregelen
heeft genomen, die hierin wordenbesproken. (Werk-
verschaffing, 40-urige werkweek, Verlaging van kos-
ten en rentevoet, Vermindering van den schulden-
last, Autarkie, Deviezenreglemen’teering’, Indexvaluta,
Technokratie, Warenhuizen, Planwirtschaft, om
slechts enkele grepen te . doen).
Dr.. Machiup is een tegenstander van elk kunstma-
tig
ingrijpen
in het economisch leien, ook ‘tegenstan-
der van het loslaten van den gouden standaard. Op het gebied van de handelspolitiek, komt hij tot een
uitspraak, die ongetwijfeld thans velen zal doen hui-
veren, ni. een verdediging van den eenzijdigen vrijhan-
del. Hij wijst er in ‘dit verband op, dat de vrjhandels-
hewegillg in haar ‘beginstadium (Engeland) steeds
met het stelsel van eenzijdigheid heeft gewerkt.
Het aantrekkelijke van dit boek ligt voor ons hier-
in, dat Dr. Machiup, hoe men ook over zijn stand-
punt moge denken, consequent is.
Hij
is een gids, die
weet, waarheen hij wil .en wat de gevolgen van zijn
daden zijn. Wie ‘daarom de vele crisismaatregelen, die
in den laatsten tijd ook in ons land genomen zijn,
objectief wil beoordeelen, zal zonder twijfel veel nut van dit boek kunnen hebben.
v.
d.
V.

ONTVANGEN BOEKEN.

De steunverleening aan werklooze arbeiders
door G.
W. F. van Hoeven, Referendaris
bij
het Dep. van
Sociale Zaken, Chef van de afd. Steunverleening
met medewerking van Mr. J. H. J. Schouten,
Coinmies bij het Dep. van Sociale Zaken. (Alphen
aan den Rijn 1933; N. Samsom N.V.).
De bij uitstek deskundige schrijvers geven in dit ge-
schrift een overzicht van de wettelijke maatregelen op dit
moeilijk gebied. Zij treden evenwel niet in algemeene be-
schouwingen. Degene, die zich echter over de steunuitkee-
ringen, wil oriënteeren, vindt hier een uitnemende hand-
leiding.

De tverkloozenverzekering in België
door Mr. R. van

Lennep, advocaat. (Antwerpen 1933; ,,De Sik-
kel’, ‘s-Graveuihage 1933; Boekhandel v[h. Gebr.
Belinfante N.V.).

Dee studie beoogt een onderzoek naar het wezen en de
wc’rkig van de

verzekering tegen werkloosheid in België.

De kunst van het schrijven
door Dr. P. H. Ritter Jr.
(Leiden; Handeiswetenschappelijke Bibliotheek.

Dit boekje is bestemd voor ieder, die de vaardigdheid,
de techniek van het schrijven deelachtig wil worden of
zijn techniek wil perfectionneeren. Velen zullen met dit
handige boekje hun voordeel kunnen doen.

Het A-B-C van Verkeerseconomie. Hoe komen wij
uit de verkeersmise’re?
door S. A. Reitsma. (Den
Haag 1933; Moorman’s Periodieke Pers N.V.).

In deze brochure houdt de. heer Reitsma met nieuwe
argumenten een pleidooi voor het bestaansrecht van de
spoorwegen.

De.weg naar coördinatie van het verkeer in Neder-

land
door S. A. Reitsma. (Den Haag 1933;
Moorman’s periodieke pers N.V. Prijs
f 1,-).

Halt! Douane!
Het douanewezen in Nederland door

– J. Allebrandi, Geadmitteerd convooilooper. (Lei-
den; – Handeiswetenschappeljke Bibliotheek.

Prijs
f1,50).

Economie en, techniek van codes en code-condensors
‘door Dr. Ir. C. B. Barto. (Zutphen 1933; A.

Barto).

MAANDCIJFERS.

– PRODTJOTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN. KOLEN- EN ZOUTMIJNEN

(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
1.
Gezamenlijke- Steenkolenmijnen.

Febr.
Jan.’Feb.
Jan./Feb.
1934
1934
1933

Prod. Steenkolen in tonnen
.
973.928
2.044.341
2.045.614
Aantal normale werkdagen

24
1
)
50
50

II. Bruinkolenmijn ,,C.risborg”.


etto-productie in tonnen..

9.972

25.049

24.250

antal normale werkdagen

14

34

49

‘[II. Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)

Afgéleverd:
G-eraff.

zout’
……..
(ton)

Industriezout

……(
,,
)

5.988
:

8.705
Afvalzout
……….

Aantal normale werkdagen
26 50

Gezameni. Bruin-
Aantal arbeiders.
Steenkolen-
kolenmijn
I.
Carisborg”
1

Zoutmijnen
mijnen

1
Mrt.

1934

…………..
10 693
3
)
4
)
(21:783
5
)

1

Mrt.

1933

……………

.

37
196

i)
Staatsmijnen Emma, Hendrik;
23
Staatsmijnen Wilhelmina en Mau-
rits;
19
Domaniale mijn en Willem-Sophia;
18
Oranje-Nassaumijnen
II
en
III; 17
Oranje-Nassaumijnen
1
en
IV,
Julia;
16
Laura.
1)
7.338
ton
ruwe kool,
2.634
ton bruinkoolbriketten.
3)
Bovengronds.
4)
mci.
2.017
arbeiders in de nevenbedrijven.
5)
Ondergronds.
6)
mci.
2.028
arbeiders
in de nevenbedrijven.

AANVOEREN
in tone van 1000 KG.

Rotterdam


Amsterdam
Totaal

Artikelen
7114 April
Sedert
Overeenk.
7114 April
Sedert
Overeenk.
1934 1933 1934
1Jan. 1934 tijdvak 1933
1934
1Jan. 1934
tijdvak 1933

38.099
356.600
342.879


19.009
10.434
375.609
353.313
15.729 133.467
125.989



10.557
1.110
144.024
127.099
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
.
682
6.749 9.076

– .
25
6.749
9.101
Boekweit
……………

Mals
……………….
34. 208
299.383
308.852
-1.100
72.904
.

73.107
372.287
381.959
17.238
107.751
90.986

.

14.974
9.730
122.725
100.716
4.628
45.093
60.217

650
1.323
45.743 61.540
572
67.609
R9.855
300 96.227
122.855
163.836
212:710

Gerst

……………..
.
Haver

……………..
.

2.272
.

34.240
19.122
25
25

34.265
19.122
Lijnzaad

……………

Lijnkoek

……………
.
416
4.864

6.929
66
715
2.638

5579
9.567
Tarwemeel

………….
..
Andere meelsocirten’…:
1.282
16.733
14.819
527 -2.183
2.598
18.916 17.417,

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

341

STATISTIEKEN.

BANKDISCONTO’S.
isc Wissels
24195ept.’33
d
Lissabon

•… 54
8Dec.’33

Bkel.B
3
Orsch.
19Sept.’33
Londen ……
230 Juni’32
in R.C.
3
19Sept.’33
Madrid ……6
26 Oct.’32
Athene ……….
7

14Oct.’33
N..YorkF.R.B. 11
1
Feb.’34
Batavia ……….
4416Auy.’SS
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..
7 9
Febr.
’34
Parijs

……3

8Feb.’34
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
3425 Jan.’33
Boekarest……..
6

5Apr.’33
Pretoria

…. 34
15Mei’33
Brussel ……….
34
13Jan.’32
Rome……..3

11Dec.’33
Budapest ……..
4417 Oct.’32
Stockholm

.. 24
1Dec.’33
Calcutta

.. ……
34lGFeb.’38
Tokio

…. 3.65

2Juli’33
Dantzig

……..
3

6
Mei’33
Weenen……5
23Mrt.’33
Helsingfors ……
44 20 Dec.’33
Warschau…. 5
26 Oct. ’33
Kopenhagen
24

1Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.

1934

11
1933 1932
.

1914

14A pr.
9/14
317
2
613
1

10/15
[A
pril
11116
20124
April April Mrt. April
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
2
1
16
1u 2
1
5
18-2
1
1s
16116.518
5
18
3
141
1
14
3Is

116
Prolong.
2 2
1
1
/2-214
1-
1
1
1 1
2
1
14-I4
Londen
Daggeld. .
3
1-1
3
14-1
3
14-1
3
14-1
1
/4-1
12
1
12
I
3
1-2
PartTc.disc. 1514_
l
15114..
1
15
11

1
(,- 1 9
135
1
1,4
23116-12
41/4_314

Berlijn
Daggeld…
4.511
4

4.511
4

4
1
18514
4
1
14-6
1
1
2

4315If
5I4-6
1
12

Maandeld
4ij
3
_53(
4

411
3
.531
4

411
3
.531
4

411
4
_53j
4

4113.5314
5118

Part, disc.
31
371
371
s

37/
8
2)
371
4

514
2
1
/,-‘/,
Warenw. . .
4_11
4.11
4

4_1
4

4_11
4
2)

1

411
4

411
2

Ne,,, York
Daggeld
1)
1
1 1
1
214-3
211
3
3/
4

114-2
1
l1
Partic.dlsc.
/8
1
8

I13
_31
5

1

112
618.1
1
14
1114-2

1)
Koers van 13 April en daaraan voorafgaande weken tlm. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

D a a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
9 9 9
•)
1)

10 April 1934
1.473%
7.62%
58.38
9.75
34.60
1005/
11

,,

1934
1.473%
7.623%
58.31
9.754
34.59
10011
8

12

,,

1934
1.47’1,,,
7.63
58.37
9.754
34.59
100s/
13

,,

1934 1.47%
7.62
58.36
9.754
34.544
1003%
14

,,

1934 1.47%
7.613%
58.36
9.754
34.544
1003%
16

,,

1934
1.473%
7.61
58.30
9.75
34.524
1003%
Laagste d.w
1
)
1.473%
7.60
58.224
9.74
34.474
100
Hoogste d.w1)
1.48
7.643%
58.55
9.754
34.624
1005/,
Muntpariteit
2.4878
12.1070 59.263
9.747
34.592
100

Data serland
Weenen

1

Praag
Bo:ka-

1

Milaan Madrid

S.)
) )
rest
1)
)
)

10 April 1934
47.833%

6.17
1.474
12.68
20.174
11

1934
47.85

6.17
1.474
12.65
20.224
12

1934
47.86

6.16k
1.48
12.68
20.19
13

1934
47.85

6.164
1.474
12.60
20.19
14

1934
47.87

6.20
1.474
– –
16

,,

1934
47.85

6.16
1.474 12.65
20.20
Laagste d.wl)
47.773%

6.10
1.45
12.524 20.10
Hoogste d.w’)
47.90
28.-
6.20
1.50
12.75
20.30
Muntpariteit
48.123%
1

35.007
7.3711.488
13.094
48.52

D ta
a
Stock-
holm
9
Kopen-
hagen)

s

)
Hel-

j6fÇ)
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

10 April 1934
39.35
34.-
38.35
3.36
3751,
1.48
11

1934
39.35 34.10
38.35 3.36
375/
1.48
12

1934
39.374
34.10
38.35
3.364
373%
1.48
13

,,

1934
39.30
34.05
38.30
3.36
3751,
1.483%
14

1934
39.25
34.-
38.25 3.36
37 ij,
1.483%
16

1934
39.20
34.05
38.20
3.364
375
/8
1.48
Laagste d.w
1
)
39.-
33.75
38.-
3.324
363%
1.473%
Hoogste d.wl)
39.55 34.30
38.55 3.40
38 1.483,
lsluntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
953%
2.4878
9 Noteering te Amsterdam. ‘) Not, te Rotterdam. ‘) Part, opgave.
In ‘t lste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
12
a
Londen
($
per £)
Parijs

1
($ p. lOOfr.)
Berlijn
(5 p. 100 Mk.) 1 Amsterdam
(3 p. 100 gid.)

10 April

1934
5,163%
6,603%
39,59 67,70
11

1934
5,163%
6,60%
39,53
67,703%
12

1934
5,163% 6
1
603%
39,56
67,72
13

,,

1934
5,153%
6,603k
39,54 67,70
14

1934
5,153% 6,603%
39,54 67,73
16

,,

1934
5,133%
6,593%
39,46
67,68

17 April

1933
3,46
3
,
95
’18
23,94 40,55
Muntpariteit..
4,86
3,9051
8

23.81%
4031,,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Landen
Noteerings-
eenheden
31
Mrt.
1934
1
7
Apr
1934
9114
Apr.
’34
1Laagste
l
Hoogstel

1
14
Apr.
1934

Alexandrië..
Piast.
p.E

973%
973%
9781 9751
4

973%
Athene

•…
Dr.
p.0

535
537
530
537 535
Bangkok….
Sh. p.tical
111011
8

111011
8

111011
4

111011,
111011
Budapest

..
Pen. p. g.
173%
173%
173%
173%
173%
Buenos Aires
d. p.$
363% 363%
363%
363%
363%
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
1/631
33

1/6
3
1
33

11611
18

116i1
8

1/6
3
1
33

Constantin..
Plast, p. £
633
635
635
635 635
Hongkong ..
Sh. p. $
1611
4

116l1
1153%
1163%
11611
10

Sh. p. yen
1121,
5

1/2
1
1
8

11211
18

1;2y
4

11231,
0

Lissabon….
Escu.p.,
110 110
1093%
1103%
110
Kobe

…….

Mexico

….
$per L
183% 183%
18 19
183%
Montevideo .
d..per
3771
8
3751 3751
8

3771
8

377,
Montreal

..
$ per £
5.123%
5.163%
5.13%
5.18
5.143%
Riod.Janeirc,
d. per Mil.
411
4

431
10

431
431
16

4a
10

Shanghai

..
Sh. p. tael
1/43%
11431
16

1/37/8

11431
4

114k
Singapore ..
id. p. $
2/4
5
/
33

21461
33

21411
6

2143%
2/4’/32

Valparaiso 1).
$ per
£
– – – –
Warschau ..
Zi. p. £
273%
2781
8

27
273%
27
1)90 dg.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS 8)
Londen’) N.Yorki)

Londen
10 April 1934.. 203%

463%

10 April1934…. 13416
11
,,

1934.. 203%

463%

11

1934…. 1341104
12
,,

1934.. 208/,,

468/
s

12

1934…. 13411
13
,,

1934.. 203/,,

46

13
,,

1934…. 134,9
14
,,

1934.. 20sj,

46i1
8

14

1934… . 1341114
16
,,

1934.. 203%

453%

16
,,

1934…. 134
1
,
104
17 April1933.. –

2851
4

17 April1933…. –
27 Juli 1914.. 241s1,
6
59

27 Juli 1914…. 84
/
10%
1) in pence p. oz.stand.
2)
Forelgn silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p. oz.
line

STAND VAN ‘s RIJKS KAS
Vorderingen.

1
7April1934
/
14April1934
Saldo van’s xijs Schatkist bij De Ne-
f
11.710.121.83
f

17.229.670,37
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,, 974.612,42
,,

614.708,54
Voorsch. op uit. Mrt. resp. Febr. 1934a.
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
de hoofda. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,
1.403.870,72
7.981.020,44

deriandsche

Bank……………….

Voorschotten aan Ned.-Indië ………
267.474.513,74
,,268.206.935,86
Id. aan

Suriname …………………
I1.488.148,06
,,

11.492.057,18
Id.

aan

Curaçao ………………….
4.604.492,92
,,

4.510.760,92
Kasvord. weg. credietverst. a/h. buitenl.
,,
105.483.967,67
,, 106.460.404,64
Saldo der postrek.v. Rljkscomptabelen

….

,,

..

36,583.603,31
39.421.628,97
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

….



,,

11.099.262,41
Vord. op andere Staatsbedrijven’)…….12.797.769,27
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
45.073.432,15
,,

45.123.432,15
Ve r plichti_nge_n

Voorschot door De Ned. Bank ingev
art. 16 van haar

octrooi

verstrekt


Schstkistbiljetten in omloop ………
./455.983.000,-
,,455.983.000,-
Schatkistpromessen in Omloop …….
37.370.000,-
,,
37.370.000,-
Ziiverbons in

Omloop …………….
1.360.652,-
,,

1.358.241,-
Schuldopult. Mrt. resp. Febr.’34 aan de
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds. d.
pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

….

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

…..

– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,
6.346.636,32
6.534.789,58
bel, en op de verm. bel ………. ………..

112.338.785,27
108.542.039,6l
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’) …..
Id. aan andere Staatsbedrijven 1)


Id.aan diverse instellingen’) ……..

92.372.475,20
93.892.353,83
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
1 6 April 1934 1 14 April 1934

Saldo Javasche Bank………………….

Betaaimiddelen in ‘s Lands

waaronder Muntbiljetten ………..
…..-
Verplichtingen: Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijkslnstell /267.475.000,-
Schatkistpromessen ………………
….1.000.000,-
Schatkistbiljetten …… ………….
..10.705.000,-

h,.+
N,i 1.,d M,,,,+Fn,,,4. ‘SCÇ7(6Y1_
. … ..

,,

.,

,

4.793.000,-

Data
Metaal
Circu-

latze
Andere
opeischb.
schulden
Discont.
Div. reke-
flingenl)

10 Mit.

1934..
726 1.063
509 577
2.460
3

,,

1934..
726
1.104
478
579
2.435
24 Febr.

1934—
728
1.002
523
582
2.432
17

,,

1934..
726
1.161
540
583
2.581
10

1934..
725
1.025
492 580
2.445

5 Juli

1914..
645 1.100
560
735 396
‘)Sluitp. der sctiva.

Muntbiljetten in omloop . ………..
……-

f268.207.000,-
1.000.000,- 10.705.000,-

Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.,, 1.537.000,- ,, 1.774.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……10.860.000,- ,, 10.155.000,-

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

342

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 April
1934

STATISTISCH OVERZICH1


GRANEN EN ZADEN
TTMNBOUWARTIKELEN
VLEESCU

;
R
G
w
L
E

R000E
MAIS
ERT
LIJNZAAD
(Loosduinen)
RUND-
VLEESCH
o
VLEESCH
PIati Ioc
K.G. Bahia
La
loco
Plata
L

Piata
La Plata
BLOEM-

KASKOM-

SA ADE
(versc)
(versch)

Iesoort5l

!
1!
!
!
!t
1925
17,20 100,0
I3075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
779


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237.00
I004
362,50
78,4


1928
13475
78,3
13,15
100,6
226,00
7,7
228$
96$
363,00
78,5
2647
100,0
23,08
100,0
5,83
100,0
93,
100,-
77,50 100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
26,32
99,4
-23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67
5

56,3 6,226
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
18,28
79,2
3,51
60,2

108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4.5
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33 74,3 88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4 4,625
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
16,71
63,1
11,87
51,4
3,57
61,2
61,
65,6
37,50
48,4
1933
5,015
29,2
3,54
27,1
68,50
29,6 70,00 30,0
148,00
32,0
14,47
54,7
9,96
43,2
1,86
31,9
52,
55,9
49,50
63,9

Jan.

1932
5,05
29,4 5,076
38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
14250
30,8
70,-
75,3
40,-
51,6
1ebr.


5,30
30,8
5,07
6

38,8 74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,526
32,1
5,80

44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
67,-
72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,226
47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
20,38
77,0
15,06
65,3
5,27
90,4

67,7
28,-
36,1
Mei

,,
5,60
32,6 5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
13,03
49,2
14,78
64,0
371
63,6
63,–
67,7
26,-
33,5
Juni

,,
5,225
30,4
4,15 31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
5,76
250
1,73
29,7
67,-
72,0
34,-
43,9
)ul

n

4,90 28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1

68,8
35,50 45,8
Aug
.
5,20
30,2
4,07
5

31,2
77,50
33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept
.
5,476
31,8 4,20
32,1
78,50
33,9
88,50
37,5
150,75
32,6
55,-
59,1

42,50
54,8
Oct .,,
5,25


30,5 3,92
5

30,0
74,50
32,2 79,50
33,7
138,25
29,9
51,-
54,8

56,8
Nov.

.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00
33,5
135,25
29,2

—————————–
—————————-

53,-
57,0
46,
59,3
Dec
.
4,72
5

7,5 3,80
29,1
66,25
28,6
75,25 31,9
135,00
29,2

—————————–


53,-
57,0
46,-
59,3

Jan.

1933
4,95
28,8 3,75 28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
50,50
54,3
44,75
57,7
Iebr.

.,,
4,775 27,8 3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7 130,25
28,2
49,25
53,0

58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,82
5

29,3
73,50
31,7
76,25 32,3
130,50
28,2



























46,50
50,0
46,

59,3
April
5,15
29,9 3,75
28,7
72,75 31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
14,62
55,2
13,59















58,9
3,27
56,1
49,50
532
48,25
62,3
Mei
5,40
31,4
3,775

28,9 70,50 30,5
73,25
31,0
146,75
31,7
14,32
54,1
10,74
46,5
1,51
25,9 52,25
56,2
49,-
63,2
Juni

,
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
5,56
24,1
0,81 13,9
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1






—-





























































49,25
53,0
48,50 62,6
Aug.
5,30
30,8 3,55
27,2
61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9














49,-
52,7
49,25
63,5
Sept.
4,95 28,8 3,475 26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
– •
.
50.25
54,0
54,-
69,7
Oct.
448
25,6
3,-
22,9 60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5
.
– :
















56,25
60,5
54,25 70,0
Nov.
4,55
26,5 2,95
22,6 74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
















59,50
64,0
54,375 70,2
Dec.

,,
4,57 26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
5925
25,1
154,50
33,4

































60,75
65,3
53,50
69,0
Jan.

1934
4,75
27,6 3,10
23,7
65,25 28,2 58,00
24,6

144,25
31,2 62,50
67,2
53,75
69,4
Febr .,,
3,40
19,8
2,77
5

21,2
65,25 28,2 58,50
24,8
133,00
28,8
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart
3,25
18,9
2,72
5

20,8
70,75 30,6
5875
24,9
132,00
28,5















61,75 66,4 50,50
65,2
3 April
3,20
18,6
2,70 20,7
71,00
30,7
57,50
24,3
132,00
28,5


10,23






























44,3
7,2!
123,7
64,-6
68,8
49,50
6
) 63.9
9

,,
3,20
18,6
2,65
20,3
70,50
30,5
57,25 24,3
135,00
29,2
13,-
49,1
10,21
















44,2
5,13 88,0
64,-
7

68,8
49,_7)

63,2
16

,,

,,
3,25
18,9
2,70
20,7
71,00
30,7 57,00
24,2
135,00
29,2

1)
Men zie voor
de
toelichting
op dezen
staat
de nos.
van
8, 15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15
Febr.
1933.
)
Tot Jan.
1931
l-lard
Winter
No.2.
van Jan.
1931 tot
16 Dec. 1929
tot 26 Mei
1930
7415 K.G.
Hongaarsche
vanaf 26Mei
1930
tot
23 Mei 1932
74 K.G.
Zuid-Russische;
van 23
Mei 1932
tot 2Oct.
1933
No.
2 Canada.
4)
Tot
Canada. Van
19 Sept.’32
tot
24 JulI
1
33
62163
K.G. Z.-Russ.
5)
De jaargemiddelden
zijn
berekend
uit
de gemiddelde
prijzen
van
April, Mei
en Juni
van
het betreffende

Vervolg
STATISTISCH
OVERZICH1

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN

S

DIVERSEN

STEENKOLEN Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
¼.’i

e
Gulf exp.
gekamde
ra is
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijen


F.0. F.
Sakella-

_________

0. F. No. 1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 tim 33.90
64(66
0

$cts. per
e
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100KG.
R damjA’dam
b5
g.
1
per

arre
U.S.
gallon
New-Vork
rides
omra
Liverpool
r
oco
er Ib
°
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
K.G.
per lb.
Liverpool
P

.
Bradford per Ib.

f1.
0
10
$
0
10
$cts.
0/o
$
cts.
0
1
pence
°/o

pence

°/o
pence
01
pence
°Jo
f1.
01
5

f1.
°Io
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9.35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926 17,90
165,7
1.89
112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30.
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
1.30
77;4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50
88,2
26,50 89,8 40,43
116,5 11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98 67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04 33.9
8,60
37,0
7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
127,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15 51,3
1933
7,00
64,8
0.45 26,8
3,61
24,3 6,75 29,0 5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51,5

Jan.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3
5,25
35,3 6,65 28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16,50
30,0
9,00 30,5
11,63
33,5 7,10
59,2
Febr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3
4,925
33,1
6,90

29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00 30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3 4,625
31,1
6,90 29,7 5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34
29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25 26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86
51,2 4,25 28,6
5,80
24,9 4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6
8,25
28,0
8,88 25,6
7,40
61,7
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6
5,25
22,6 4,44
15,2
2.55
27,3
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7

A

uni
uli
8,10
75,0
0.86
51,2 4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1
– –
ug.,,
7,80 72,2
0.86 51,2
4,30
28,9
7,35
31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6
8,25 28,0

34,6
5,70
47,5
Sept.
7,75
71,8
0.86 51,2
4,375

29,4 7,75 33,3 6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90 49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86 51,2 4,45 29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8.50 28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40 68,5
0.86
51,2
4,60 31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7 8,25 28,0

34,6 6,10 50,8
Dec.
7,25
67,1
0.745
44,3
4,435

29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53 31,5
4.16
28,0
6,15
26.5 5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.,,
7,20
66,7
0.38 22,6
3,97 26,7
6,10
.26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40
53,3
Maart

,,
7,25
67,1
0.38
22,6
3,87e
26,1
6,40 27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26.3
10,75
31,0
6,40
53,3
April

,,
7,25
67-1
0.37 22,0
3,67
24,7
6,65 28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30 31,4 5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
53,3
Juni
7,15 66,2
0.255
15,2
3,02
20,3 7,85
33,8 5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli
7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-

46,1
6,40
53,3
Aug.

6,95 64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
29,7
5,39
18,4
2,91 31,1
20,75
37,7 9,75
33,1
14,75
42,5
5,80 48,3
Sept.

6,85
63,4
0.52 31,0
3,50
23,6 6,60 28,4 4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,l
5,85 48,8
Oct.


6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2
6,40 27,5
4,55
15,5
2,48
26,5 20,75 37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.

6,75 62,5
0.66
39,3 3,72 25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39 25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,6
Dec.

6,95
64,4
0.67
39,9 3,75 25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38 25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0

Jan.

1934
6,65 61,6
0.66
.

39,3
3,74
25,2
7,10 30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0

37,5 6,15
51,3
Febr.
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25
21,9
7,50 32,3
5,64
19,3
2,68
28,7 23,75 43,2
12,75
43,2

37,5
6,20
5l,7
Maart

,,
6,25
57,9
0.63
37,5
3,05
20,5 7,40 31,8
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3

1
11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,1
3 April

,,
6,30
58,3
0.63
37,5 2,84
2

19,1
7,30 31.4
5,48
4
1
18,7
2,5041

26,7
23,25°)
42,3
11,752)
39,8
12,-
34,6
6,30
52,6
9

6,30
58,3 0.62 36,9 2,73
3

18,4
7,15 30,8
5,515
18,8
2,535
27,1
23,25
6
)
42,3
11,50
6
)
39,0
6,30
52,6
16

,,
6,30
58,3
0.62
36,9
6,95
29,9
1

1

.
6,30
52,6
1)
Jaar- en maandgem.afger.op’J8pence.
2)
5Apr.
0
)13 Apr.
4)4
Apr.
6
)11 Apr.
(;)
12Apr.
7)
10Apr.

18 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

343

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN’!

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
perK 0
BOTER
KAAS
Edammer
Alkmaar
EIEREN
0cm. not.
KOPER
Standaard
LOOD.
TIN
IJZER
Cleveland GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD ZILVER
Leeuat-
derComm.
Csjs
Fabrieks-
kaas
Eiermijn Roermond
Locoprijzen Londen
Locoprijzen Londen
Iocoprijzen
Lonaen per
Foundry No. 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Locoprijzen Londen
cash
Londen cash
Londen per
Noteering
Zuivel
Centr
kI. mlmerk
p. lOO st.
per Eng. ton
per Eng. ton
Eng. ton
Mlddlesb.
perEng.ton
Eng. t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng.ton
per ounce
line
Standard
Ounce per5OK.0.


1925
?E
2,31

i1
100,0
iE

iE
56,-
ij
100,0
f1.
9,18
Ç
100,0
9
62.116 0
10
100,0
T
36.816
%
100,0

261.17!-
100,0
731-
100,0
ii
671-
I
1

100-
£
36.316
0
(0
100- 8h.
8516
0
/0
100,-
oence
2
1
/
0/
100,0
1926 1927
1,98
2,03
85,7
87,9


43,15 43,30
77,1
77,3
8,15 7,96 88,8
86,7
58.11-
55.141-
93,5
89,7
31.116
24.41-
85,3
1

66,4
290.1716
290.41-
111,1
110,8
8616
731-
118,5 100,0
6818
6416
1

102:5
1

96,3
34.216
28.101-
94, 78,8
851-
99,5
28
11
/in
89,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99 87,0
63.16!-
102,8
21.1/-
1

57,8
227.51-
86,8
66/-
90,4
62/8
t

93,5
25.5/6 69,9
85/-
85/-
99,5 99,5
2j
26
1
(
83,3
81,1
1929
1930
2,05
1,66
88,7
71,9


45,40 38,45
81,1
68,7
8,11
6,72
88,3 73,2
75.141-
54.131-
121,9
88,0
23.5
1

18.116
63,8 49,6
203.1516
142.51-
77,8
54,3
70/6
96,6
68/9
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
/16
76,2
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11- 33,1
110.11-
42,0
67/-
551-
91,8
75,3
5916 4716
88,8
70,9
16.17/-
11.10/6
46,6 31,9
851-
9216
99,5
108,2
I7
1
/ii
1318
55,4 41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
22.171-
36,8 8.121-
23,6
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181-
138,0
12
7
/
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.18/-
50,1
411-
56,2
35/-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
14
145,8
12
3
/8
38,5
Jan.

’32
Febr.
1,16
1,34
50,2
58,0

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4 98.181-
37,8
4116
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013
140,7
1371
43,2
,,
Mrt.
0,98 42,4


27,75 23,65
49,6 42,2
3,79
3,425
41,3
37,3
26.41-
24.181-
42,2
40,1
10.51-
9.9/-
28,1
25,9
99.216
96.61-
37,9 36,8
4116
44/-
56,8 60,3
401-
401-
59,7
59,7
10.-!-
9.11/-
27,6
26,4
119/6
114/-
139,9
133,5
14 13
3
/
4

43,6
Apr.

,,
Mei
0,99 0,82 42,9 35,5

19,60
35,0
2,775
30,2
23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.15/6
32,4
45/-
61,6
3716
56,0
9.21-
25,2
11013
129.0
13
1
/8
42,8 40,9
,,
III

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-/-
22,0
89.1316
34,2
44/-
60,3
37/6
56,0
9.9/-
26,1
112/9
132,0
12
5
/8
39,3
juni
096
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.12/6
33,2
7.5/-
19,9
84.9/-
32,3
44/-
60,3
37/6
56,0
8.13/-
23,9
113/6
132,7
12
5
/8
39,3
3
u1i
41,6
0,45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.2/6
30,8
7.3/6
19,7
90.17/6
34,7
4216
58,2
37/-
55,2
8.6/6
23,0
116/-
135,7
I2
3
/
38,5
Aug.

,,
Sept.
0,76 0,84 32,9
36,4
0,58
0,65
17,90
19,70
32,0 35,2
3,72 4,64
40,6
50,5
22.4/6
25.81- 35,8 40,9
7.17/6
9.10/6
21,6
26,1
10l.-J-
109.916
38,6 41,8
42/-
57,5
36/6
54,5
9.13/6
26,7
118/6
138,6
l2′
3
/i
39,9
Oct.
0,82 35,5 0,73
25,50
45,5
5,73
62,4
22.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
421-
411-
57,5 56,2
351-
34/6
52,2 51,5
11.2/-
10.8/6 30,7
28,8
118/9 121/6
138,8
142,1
13
12
1
1t
40,5 38,9
Nov.
Dec.
»
0,81
0,73
35,1
31,6 0,78 0,85
26,50
22,55
47,3 40,3
6,65
5,125
72,4 55,7
21.19/-
19.1216
35,4
8.4(6
22,6
104.7/6
39,9
40/-
54,8
3416
51,5
10.8/-
28,7
125/9
147,2
12
5
/1t
38,3
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6
125(9 147,2
11
1
12
35,8
kan.

’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8 4,27 46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116 38,1
4016
55,5
3416
51,5 9.191-
27,5
12218
143,5
lul!38
36,4
cbr. ,,
Mrt.
,,
0,65
0,53
28,1
22,9
0,91
0,99
20,60
19,40
36,8
34,6
435
2,80 47,4
30,5
20.3/-
20.-(6
32,5 32,3
7.7/-
7.101- 20,2
104.7/6


39,9
43/-
58,9
34/-
50,7
9.15/-
27,0
120/5
140,8
lI’5/i
37,2
Apr.

,,
0,54
23,4
1,-
18,55 33,1
2,075
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,6
20,9
104.1813
109.171-
40,1
42,0
431-
43/
58,9 58,9
3417 3516
51,6 53,0
10.71-
10.816
28,6 28,8
12015
12011
140,8 140,4
l2
7
/1
12
1
/
38,7 39,9
Mei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.6/6
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131-
29,4
12316
144;4
13/4
41,2
juni

,
j
uli

,,
0,52 0,55 22,5 23.8
1,-
23,50
42,0
2,50
27.2
25.71- 40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
12213*
143,0
13
1
/4
41,2
Aug.

,,
0,63
27,3
1,-
1,-
18,50
18,90
33,0 33,8
2,60
3,575

28,3 38,9
25.161-
24.51-
41,6
39,1
9.21-
8.416
25,0 22,6
148.1/6
145.31-
56,5 55,4
4116
411-
56,8
56,2
351- 351-
52,2 12.11-
33,3
123/104
144,9
12
7
/1
38,7
Sept. »
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161- 21,4
140.1716
53,8
3916 54,1
34/6
52,2
51,5
11.71-
10.1816
31,4 30,2
125110
130111
147,2
153,1
12
11
1
/16
37,4 37,2
Oct.

,,
Nov.
0,68 0,65
29,4
28,1
0,90
0,90
19,45
20,80
34,7
37,1
4,68
51,0
22.1-
35,5
7.14/-
21,1
145.5/-
55,5
39/6
54,1
34/6
51,5
10.13/-
29,4
131(1
153,3
11
7
18
37,0
,,
Dec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40 36,4
5,80
5,475 63,2 59,6
20.616
21.1/-
32,7 33,9
7.1316
7.121-
21,1
20,9
150.916
153.81-
57,5
58,6
401-
4016
54,8 55,5
3416
361-
51,5 53,7
9.1916
9.191- 27,6
27,5
128154 126124
150,1
147,6
12
114
129(
1

38,1 39,1
Jan.’34 Feb.
»

0,50
0,47
21,6 20,3
1,-
1,-
20,40
21,55
36,4
38,5
5,05
3,68
55,0
40,1
21.71-
20.9/6
34,4
33,0
7.71-
7.4/-
20,2
148.3/-
56,8
3916
54,1
36/-
53,7
9.121-
26,5
129(6
151,5
12
3
14
39,7
Mrt.
»

0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.3/-
32,5 7.3/6
19,8 19,7
140.13!-
144.15/6
53,7
55,3
39/6
40(6
54,1
55,5
36/5 36/9
54,4 54,9
9.-(6
9.2/-
24,9
25,2
137/1
136/8
160,3
159,8
l2
1
/
12
5
/
38,9 39,3
3 Apr.,,
0,43
8

18,6
1,-
17,50
10

31,3
2,75
30,0
20.81-
32,9
7.5/-
19,9
149.916
57,1
41/6
56,8
36/9
54,9
9.7/6
25,9
135/2
158,1
12
5
/s
39,3
9
0,43
0

18,6
1,-
17,-”
30,4
2,75
30,0
21.-/6
33,9
7.316
19,7
152.-!-
58,0
41/6
56,8 36(9
54,9
9.7/6
25,9
134/4
157,1
l20/,
39,1
16
1
2,80
30,5
20.15/6
33,5 7.5(6
20,0 149.1/6
56,9
4116
56,8
3619
54,9
9.716
25,9
1341105
157,7
12314
. 39,7
.p
,
. •a .a

i..a nasa; van o ept. iiz tol 3 reor. 1J4 ManitoPa tNo.
2
3
)Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2. van
Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mèi-19 Sept. 1932 No. 3
aar.
6)
7 April.
7
)14 Apr. 8) 5 Apr.
9
)12 Apr.
10)
6 Apr.
11)
13 April.

‘AN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
basis 7

f.o.b.

STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE

INDEXCIJFER

Zwedeni
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind..
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Af!. N.-l. theev.
Finland
per standaard
per

per per
so K.G.
ci.!.
f.m.s.
per 100 K.G.
Locoprijzen
Rotteraam
Iocen
suiker loco
R’dam/A’dam
A’dam gem. pr.
Java- en Suma-
Grond-
Kolo..
niale
van 4.672 M.
per 1000 stuks per 1000 stuks Nederland
Amsterdam
per
1
12 K.G.
per lb.
per 100 K.O.
KG
trathee p.’J,

.
stoffen
pro-
ducten

1925
7
159,75
T
1
10
100
/
15,50
%
lOO,-
.t
19,-
0
10
100,-
sh.
42(6
0
10
100,-
/
35,87
0

%
100,0
j•
61,375
100,0
Sh.
2/11,625
0
N
100,0
1r

18,75
010
100,0
ets.
84,5
0
10
100,0
100.0
100.0
1926
1927
153,50 160,50
96,1
100,5
15,75 14,50 101,6
93,5
19,50 18,50
102,6
97,4
491-
681-
115,3 160,0
34,-
32,625
94,8
90,9
55,375 46,875
90,2
76,4
2/-
1/6,375
67,4
51,6
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0 102.6
1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,875 88,9
49,625
80,9
-/10,75
30,2
19,12
0

15,85 102,0
84,5
82,75 75,25
97,9
89,1
87.5
84.8
109.1
97.4
1929 1930
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,375
76,3
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1931
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-/5,875
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
68.0
64.3
1932
110,75
69,00
69,3 43,2
10,25
9,25
66,1
59,7
20,25
15,-
106,6
78,9
2215
1916
52,8
45,9
15,37
5

13,-
42,9 36,2
25
24
40,7
39,1
-/3
-/1,75
8,4 4,9
8.-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9
21,10
34,2
-/2,25
6,3
6,325
5,52w
33,7 29,5
28,25 32,75
33,4
38,7
36.1
35.2
.

38.0 34.7
Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,125
36,6
23
37,5
-12,125
6,0 7,35 39,2
32
37,9
38.5
. 39.1
cbr.
Mrt.

»
82,50
70,00
51,6 43,8
10,-
9,75
64,5
62,6
18,75
18,-
98,7
94,7
1811
2119
42,6
51,2
14,50
14,75
40,4
41,1
23
23 37,5 37,5
-12
-11,625
5,6 4,6
7,05
6,25 37,6
30
31
35,5
38.3 37.0
38.3.
Apr.

»
70,00
43,8 9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-11,5
4,2 5,90 33,3
31,5 29,25
36,7
34,6
36.2
39.7
38.0
Mei
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
1
2,37
5
36,9
23,50
38,3
-11,5
4,2 5,62
5

30,0 30,25
35,7
35.2
38.1
juni

»
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,30
33,6
28,50
33.7
34.2
38.7
,uli
Aug.
67,50 63,00
42,3
39,4
8,50 8,50
54,8 54,8
15,-
Ib,-
78,9 78,9
20/1
20/7
47,3 48,4
12,375 12,375
34,5 34,5
24
24
39,1
39,1

1
1,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3
37.6
Sept.
»
60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
21/2
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-/1,75
-/2,125
4,9
6,0
6,57
5

6,52
5

35,1
34,8
22,75 23,75
26,9
28,1
35.9
37.8
37.4 38.5
Oct.

»
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
18(8
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2
-/1,75
4,9
6,32′
33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Nov.
»
Dec.
63,50 65,00
39,7 40,7
9,50 61,3
14,25
75,0
17(6
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-/1,75
4,9
5,87
5

31,3
30,75
36,4
35.3
37.2
»

64,5
13,75
72,4
17(4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-11,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
35.7
Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,37′
28,7
25 29,6
33.2
34.1
cbr.
,,
Mrt.

»
70,00 70,00
43,8
43,8
9,25 9,50
59,7
61,3
13,-
12,25
684
64:5
1519
1613
37,1
38,2
10,625 10,375
29,6
28,9
23,75
23,50
38,7
38,3
-/1,5
-/1,5
4,2 4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Apr.

»
70,00
43,8 9,75 62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50 26,5
23,50
38,3
-11,625
4,6
6,-
6,07′
32,0
32,4 26,25 27,50
31,1
32,5
32.4 32.8
34.9 34.9
Mei

»
Juni

»
70,00 72,50
43,8
45,4 9,50
10,-
61,3
64,5
12,50
13,-
65,8 68,4
1616
1811
38,8
42,6
9,50
10,-
26,5
27,9
23
22,50
37,5 36,6
-12
-12,375
5,6 6,7
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juli
Aug.
:
75,00 46,9
10,25 66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-12,625
7,4
6,35
5,925
33,9
31,6
31
33,50
36,7
39,6
37.2 38.2
37.5.
37.4
Sept.
»
75,00
80,00
46,9
50,1
10,50 10,50
67,7 67,7
13,-
12,50
68,4
65,8
16/5
14/5
38,6
33,9 8,75 8,25
24,4
23,0
20,75
19,75
33,8 32,2
42,625
7,4
5,275
28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
12/7
29,6
7,62
5

21,3
17,75
28,8
-/2,5

1
2,625
7,0 7,4
5,375
4,90
28,7
26,1
36,75
42,25
43.5 50,0
36.7 36.5
34.6
33.4
Nov.
»
Dec.
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8 12/6
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
.4,65
24,8
40,50
47,9
36.4
32.7
»
75,00 46,9
10,75
6’I
.

12,50
65,8
11
1
5
26,9
7,975

22,2
16 26,1
-/2,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3
Jan.’34
75,00
46,9
.

10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2 7,45
.20,8
16,50
26,9
-/2,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
-36.9
33.8
F
eb..
Mrt.,
80,00
80,00
50,1 50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14(5
33,9
7,25 20,2
17,25
28,1
-/3
8,4
4,975
26,5
46,75
55,3
35.9
35.9
3Apr.
»

8000
50,1
14/1
14(8
33,1
34,5
7,-
6,50
19,5
18,1
17,75
18
28,9
29,3
-/3,25 -/3,3125
9,1
9,3
4,52
5

4,50
24,1
24,0 45,50 43,752)
53,8
51,8 35.8 35.8
35.2
35.1
9

,
16
,,
80,00
80,00
50,1
50,1
.
14/2 14/6
33,3
34,1
6,625
18,5
18
18
29,3
-/3,375 9,5
4,25
22,7
36.0 34,3
6,50
18,1
29,3
-/3,625
10,2
4,25
.
22,7
. .
35,8
.34.5′
.-unuunnuivar.ngen vanaT e
i Sept.’31
zijn op gOudbasl$’omgarekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20 April ’33 zijn In verhouding vande depreclatie
ian den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

.

344 •

ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN

18
April
1934


NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 16 April 1934.

Activa.
Binneni. Wis-f Hfdbk.
f
22.836.087,86
sels, Prom., Bijbnk.
,,

208.499,87
enz.in
disc.(Ag.sch. ,,

4.762.948,8
27.807.536,62
Papier o. h. Buiten!, in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.154.475,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet af gel.

,
1.154.475,-
Beleeningen
mcl. vrsch.
Hfdbk.
f
101.797.848,531)

in rek.-crt.
Bijbn k.

,

3.285.164,28

op onderp.
Ag.sch.

,

42.310.172,41

f
147.393.185,22

Op Effecten

……f
144.235.124,34
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

3.158.060,88
147.393.185,221)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud
……f
106.7 16.435,-
Muntmat., Goud
.. ,,
679.690.245,96

f

786.406.680,96
Munt, Zilver, enz.

24.950.050,83
Muntmat. Zilver..


811.356.731,79
2
)
Belegging
11

kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
21.154.899,97
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,-
Diverse

rekeningen ………… . …..

,,
9.067.682,72
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5I’32, S. No. 221) ,,
18.331.195,17

f
1.041.265.706,49

Pasaiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,

3.749.272,82
Bijzondere reserve ………………,,

5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

8.748.303,08
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 904.016.040,-
Bankassignatiën in omloop ……….,, 21.496,41
Rek.-Cour. ( Het Rijk
f
19.471.790,84
saldo’s:

Anderen ,,75.281.569,64 ,,

94.753.360,48
Diverse rekeningen ……………… .,4.977.233,70

f
1.041.265.706,49

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
412.853.092
1
22
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.032.132.730,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……../ 76.424.425,-
Wsarvan in het buitenland ………………………6.567.252,47

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circa latie
opelschb. Metaal-
kings

Munt
1
_
Munfmat.

schulden
saldo

perc.

16 April’34 106716 679.690 904.016 94.775 412.853 81
9 ,,

’34 106716 679.690

914.461 81.968 413.203. 81

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521

54

Tot aal
SchatKist-

Papier
Diverse
Data

bedrag promessen

1
e ee-

op
het

reke

disconto’s rechtstreeks n ngen

buitenl. ningen
1
)

16 April 1934 27.808

147.393

1.154

9.088
9 ,, 1934 27.899

148.198

1.154

6.269

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
i) Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
.
Zilver
Circulatie
opeischb.
schulden
metaal-
saldo

14Apr.’34
2
)
144.920 192.050
29.220
56.412
7

‘342) 145.510 194.190
27.790 56.718

17 Mrt.1934
116.002
1

32.940
192.124 27.433 61.120
10

,,

1934
115.981

1

33.824
194.720
26.903 61.156

25 Juli1914
22.057

1

31.907
llÔ.172
12.634

4.842

Wissels.
-.
n,,,.
,

1
Dek-

Data
buiten N.-Jnd. betaalb.

Dis-
conto’s
Belee-
ningen
reke-
ningen’)
i

kin ga-
oercen-
tage

14’Apr.’34
2
)
240
79ö60
10.730
65
7

,,

’34
2
)
300
79.320
11.000
66

17Mrt..1934
250 11.712
68
0.145

49.242
10

,,

1934
242
9.252
1

50.165
10.953
68

25 Juli1914
6.395 7.259

75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf. Bankbilf.

OtherSecurities
Data

Metaal

in

V’
Banking(bisc.and
Sedurities
1
circulalie1Departm. Advances

11 Apr. 1934 192.161 377.146
1
74.024

5.434
1
9.939

4 ,,

1934 192.095 381.822

69.258

5.709
1
10.280

22 Juli 1914j40.164

29.317

33.633

OtherDeposits
1
Dek-
Data

Gov.

Public
Sec.

Depos. Ban kers
Other
1 Reservel kings
Accounts1

_perc.i)

11 Apr.’34 84.004 15.857 103.862
1
37.009
1
75.015 47,8
4 ,, ’34 92.078 12.129 110.884

37.071 70.2731 43,8

22Juli ’14 11.005 14.736

42.185

1
29.2971 52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

I
goed Wis-
1
waarv.l
Belee- Renteloos
Data

Goud Zilver in het
voorschot
buiteni.I sels
I2
it
h
e

ningen ivd Staat

6 Apr.’34
30 Mrt.’34

23Juli’14

74.807
1
74.613
1
4
.
104
1

4991
4841

6
4
01

14
1
12
6.3361

1
7.2541

1
1
.
541
1

1.055!
1.0561

81

3.069
2.972

7691

1

3.200 3.200

Bons
P.
dI
Diver-
Rekg.
Courant
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
Staat
ZeI/st.
Parti-
amort.
k.
_amort.k.i
culieren

6Apr.’341

5.996
2.445
82.311
214
1

1.607
12.531

30 Mrt.’341

6.007
2.469 82.833
89
1.632
12.632

23 Juli’141

. –

5.912
401
1

1943
i)
Sluitpost activa.
DUITSCHE
R!JKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere

Data
Goud
bij bui-
als
goud-
wissels Belee-
tenl.
circ.
dekking
en
fin
gen
banken
1
)
geldende
cheques

7 April 1934
230,7 44,7
10,0
2.951,6
70,8
29

‘1rt. 1934
237,1
71,6
8,1
3.143,8
144,5

30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Data
1

Effec-
1

Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa’)
latie
Cri.
Passiva

7 April 1934
353,5
535,1
3.475,0
502,1 156,0
29 Mrt. 1934
349,8
510,9
3.674,6
547,4
144,8

30 Juli

1914
1

330,8

1

200,4
1.890,9
944,-
40,0

‘)
UnDetaSt.
‘) wo. içentenoanescneiue 1

m. l’ Ittp.
mili.

NATIONÂI.E BANK VAN BELGIE.

11

Data

Goud
.

c
Rekg.Crt.

1934

-‘
.0

12Apr.
2.701
65
722
38
347
40
3.489
106
310
2
1

66
716
44
347
40 3.486
140
278

r E.AJr.nnL flL..JL.LS V L. ZJflhlt%.J.

Goudvoorraad
Wissels

Data
Other
ash”
2)
Totaal
Goud-
in
her-
disc. v. d..1
In
de
open
bedrag

certifi-
caten
1)
member
markt
banks

_
t
gekocht

28 Mrt.’34
4.314,1
1

4.281,2
220,9
52,6

1
29,4

21,,’34
4.304,3
14.270,7
220,2
51,4
33,3

Belegd
F. R.
Notes

Totaal
1
Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Data
in u. s.
in circu-i
i
Kapitaal1
kings- kings- latie
1
perc.i)
perc.
4)

28 Mrt.’34
2.431,9 2.997,0
1
3.656,8
145,6
68,2

21

,,

‘341
2.431,9
1
2.984,9 3.627,6
1

145,7

1

68,4

‘) LJCCC LCI LIIIL4LCII WCI UClI UUUI UC.)L II1l1″O1
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100 op 5Y.06 cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelechbare
schulden:
F.
R. Notes en netto deposito. 4)
Verhouding
totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BiJ HET FED. RES. STELSEL.

Dis-
t

.

rve!
Totaal
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
Beleg-

1
de
1

depo-
1

time
leening.1
en
t
gingen
sito’s
deposits
beleen.
i

banks
i

21M rt.’341
9
1

8.196
9;323
12.576

1
17.645
1

4.420
14

;,

‘341
10

1

8.281

1
9.232

1
2.569 17.644
14.393
iie posten van IJO 1100. Dank, 00 ..aYusOna DOOk

0 DDk land zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van de be-
treffende valuta.

.

.

Auteur