Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 942

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 17 1934

17 JANUARi 7934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economis
,
éh~Statsti*sch

.

Beri*chten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG 17
NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.

Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-

meester;
Mr. P.
Hofstede
de Groot; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;

Ch. J. I. M. Welter; C. J. P. Zaalberg.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom.; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep; Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J.

Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regont; Dr. E. van Welderen

Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis,

Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.

Reclacteur-Secreta-ris: Dr. H. M. H. A. van der Valk.

Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaa.tsinÔ bij abonnement

volgens tarief: Administratie van abon’izementen en adver-

tenties: Nijgh d van Ditmnr N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Post chèqne- en giro-rekening No.

145192.

Abownementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 20,—. Bv,itenlancl en Koloniën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op de verdere publicaties.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Rai geplaatweg.

INHOUD.

Blz.

VADERTJE-STAAT MOET HELPEN!
door
A. Bloembergen..
40

Het verkeersvraagstuk door
Dr. iV. £Lunsingh Tonckens
41

Herziening der winkeisluitingswet door
E. L. Jansen •.
44

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:

De kapitaalmacht van Frtnkrijk door
Dr. Oskar Klvg
45

AANTEEKENINGEN:

C
onversies van leeningen ……………………
47

Invoer vn hout in Nederland in
1933…………47

De conjunctuur in Frankrijk en.België. … … …..
48

Koffievernietiging in Brazilië ………………..
48

MAANDCIJFERS:

Hypotheekrente in Nederland ………………..
48

IiTATISTIEKEN
…………………………….
49-50
Geldkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten. –

IANUARI
1934

No.
942

16 JANUARI
1934.

Op de geidmarkt viel niet de minste verandering
waar te nemen: geld bleef onverminderd ruim. Pri-
vaat-disconto noteerde
5
fie
â
% pCt., call nominaal
% pOt., prolongatie bleef nog steeds 1 pOt. Jaars-
papier werd voor 1 pOt. gedaan.
Op de wisselmarkt was het weer de Dollar, die
aller aandacht op zich concentreerde. De berichten,
die uit Amerika tot ons komen, doen zien, dat het
stabilisatie-vraagstuk opnieuw op den voorgrond is
gebracht. In Engeland moet men zeer tegen stabili-
seering van den Dollar op een andere dan op de voor-
oorlogsche pariteit – 4.87 – gekant zijn. Mocht dit
waar zijn, dan ziet de toekomst van .het Pond, reke-
ning houdende met de te verwachten waardevermin-
dering van den Dollar, er donker uit. Ponden kwa-
men hier van 8.12%! op 7.99, terwijl de Dollar van
1.59% op 1.56 is teruggeloopen. Dollars tegen Pon-
den kwamen van 5.09 op 5.14. Marken bleven hoogst
onzeker; van 59.15 liepen ze op 59 terug, om daarna
weder tot 59.10 te verbeteren, slot 59.04: Register-
marken waren weer meer gezocht; in Oreditsperrmar-
ken ging weinig om. Voor Fransche Francs was veel
vraag van 9.74 kwam de koers op 9.77%. Ponden
tegen Fransche Frs. waren aangeboden: 83.40-81.70. Belga’s verbeterden van 34.58 op 34.65. Zwitsersche
Francs 48.15-48.20. Lires bleven rond de 13.06, Pe-
seta’s eerder hooger op 20.60. De Scandinavische
koersen lager met het Pond: Kopenhagen 35.65, Oslo
40.10 en Stockholm 41.15. Oan. Dollars lager op 1.56.

Op de termijnmarkt waren Dollars op een en drie
maanden meer gezocht; het disagio verminderde, tot
resp.
1’/8
p. Termijnponden veranderden rnâar
weinig; één-maands noteerde tenslotte % c., drie-
maands % c. onder kassa.

Voor goud was veel vraag; de noteering in Am-
sterdam liep op tot
f
1.657,50, wat nog altijd onder
de Londensche pariteit van gisteren is, die op onge-
veer
f
1.661 uitkomt. Eagles noteeren 2.50’%, Sove-
reigus 12.27%L

LONDEN,
15
JANUARI
1934.

Ofschoon de geidmarkt zeer ruim voorzien was ver-
leden week, vloeide slechts weinig geld toe aan de
discontomarkt, daar de cliscontohuizen haar wissels voor lagere koersen vasthielden, terwijl de Olearing
Bauks eerst niet onder 1 pOt. wilden koopen, terwijl
zij dezen koopprijs later tot
‘132
en
/io
pOt. verlaag-
den. – Gewoonlijk is de toestand in de eerste weken
van Januari deze, ‘dat de banken tot afbrokkelende
koersen koopen en de discontomarkt dientengevolge overvoerd is met geldmiddelen. Men verwachtte dan
ook verdere verlaging van discontokoersen, zoodat op
het nieuwe schatkistpapier tot onder
/8
pCt werd
ingeschreven.
Heden bleek echter, dat de banken geen verdere
concessie in haar koopprijs willen geven, zoodat dis-
conto heden iets vaster werd. Drie-maands bankac-
cepten noteeren pl.m. 1 pOt., maar ook daar zal de
prijs waarschijnlijk aantrekken, indien de banken aan haar politiek vasthouden.
In de deviezenmarkt was het verleden week rustig
bij kleine fluctuaties. Heden werd de handel plotse-
ling levendiger. Er was een niet te miskennen druk
op het Pond, zoodat de koers voor Guldens hier tot
onder
f
8 per Pond viel. Het aanbod van Dollars
werd
gemakkelijker
opgenomen.

40

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 3anuari 1934

VADERTJE-STAAT MOET HELPEN!

In Duitschland vindt men een stelsel van over-
heidssteun aan de industrie, dat in den laatsten tijd
ook in ons land aanhangers telt. De overheid, respec-
tievelijk de overheidsbedrijven, die een opdracht aan
de industrie te vergeven hebben, treden daarbij in
overleg met die industrie, teneinde gezamenlijk den prijs voor de leverantie vast te stellen.
1)

Uitgaande van de meening, dat de scherpe concur-
rentie de fabrikanten (ver)leidt tot verkoopen bene-
den kostprijs, met als resultaat het sneven van ,,op
zichzelf gezonde” (!) ondernemingen, wordt de over-
heid te hulp geroepen om de industrie tegen zichzelf
in bescherming te nemen, teneinde het productie-
apparaat voor ondergang te behoeden. Naast de over-weging hier een algemeen belang te dienen, wordt dit
ingrijpen van de overheid op moreelen grond ver-dedigd met de stelling, dat het overheidsbedrijven
niet past bij te dragen tot het afsiachten van overi-
gens goed geoutilleerde fabrieken en dat zij bij haar
bestellingen niet tijdelijk mag profiteeren van door
de industrie aangeboden prijzen, die niet meer als
redelijk kunnen worden beschouwd en voor de onder-
nemingen in hooge mate verliesgevend zijn, welk

systeem tenslotte zou leiden, niet tot een survival of
the fittest, maar tot een survival of the richest. De
hulp van de overheid zou nu daarin dienen te be-
staan, dat bij bestellingen door overheidsbedrjven de
prijsvaststelling niet meer zal geschieden door de vrije
concurrentie, doch door onderling overleg, gebaseerd
op kostprijscalculatie annex boeken-onderznek gecor-
rigeerd voor volgende leveranties door contrôlebere-
keningen der werkelijke kostprjzen voor reeds gedane

leveringen.

Allereerst zouden wij den voorstanders van dit stel-
sel willen vragen: ,,Wien wilt ge eigenlijk redden?”
De verwoede concurrentiestrijd is terug te voeren
tot het overwegen van het aanbod boven de vraag,
m.a.w. tot de te groote capaciteit van het productie-apparaat in verhouding tot de behoefte. Neemt men
aan, dat deze toestand min of meer blijvend is, dan zullen de overtollige productie-eenheden dienen te
verdwijnen om tot gezonde verhoudingen terug te
kunnen keeren. Denkt men echter, dat de tegenwoor-
dige crisis een tijdelijk karakter draagt, dan is er
plaats voor de overweging, of het wenschelijk ware
de noodlijdende industrie door de moeilijke periode
heen te helpen door tijdelijke steunverleening in één
of anderen vorm. De nadruk zou dan dus gelegd moe-ten worden op het crisiskarakter van dergelijke regee-
ringsmaatregelen, wat echter niet de intentie der
voorstanders dezer maatregelen schijnt te zijn. Wij
vreezen trouwens, dat zoo
bij
de regeering bij invoe-

ring van deze maatregelen de bedoeling mocht voor-
zitten tot intrekking over te gaan, zoodra de tijds-
omstandigheden zulks veroorloven, wel eens zou kun-
nen blijken, hoe moeilijk op den eenmaal ingeslagen
weg teruggekeerd kan worden. Dit bouwwerk van

regeeringsmaatregelen zou dan een even groote
levenstaaiheid kunnen vertoonen als de in oorlogs-
tijd gebouwde noodwoningen, die de bedoelingen hun-
rier ontwerpers verre hebben overleefd.

Het indirecte, niet duidelijk herkenbare van een
steun in dezen vorm kan aanleiding ertoe geven, dat
men zich na eenigen tijd nauwelijks zal realiseeren;

dat hier uit de openbare middelen gesteund wordt.
Het zal ook bezwaarlijk zijn, aan te toonen, hoe groot
de verleende steun is geweest, daar immers een ver-
gelijking tusschen de door de overheid-opdrachtgever
betaalde
prijzen
en die, welke bij openbare aanbeste-
ding te bedingen geweest zouden zijn, moeilijk zal

zijn op te stellen.

t)
Een interessante beschrijving van dit stelsel vindt men
in een door het Nederlandsch Instituut voor Efficiency uit-
gegeven brochure.,, Samenwerking van opdrachtgevende
Overheidsdiensten en Fabrikanten op basis van kostprijs” door Mr. Ir. A. W. Quint. IJitg. J. Muusses, Purmerend.

Wij betwijfelen, of de tegenstelling tusschen de fit-
test en de richest, wel aanvaardbaar is. Het zal lastig zijn af te wegen, wie de fittest is, anders dan met het
bewijs uit het ongerijmde: de bedrijfsresultaten, en deze
zullen van de fittest meestal tevens de richest maken.
Bij de vaardeering van het concurrentievermogen,
dus van het bestaansrecht eener onderneming moet
niet alleen afgegaan worden op de outillage van het
bedrijf, maar moet gelet worden op alle factoren, die
het rendement van het productie-proces beïnvloeden.
Een voorname rol spelen daarbij de qualiteiten van de bedrijfsleiding. Koopmanschap, organisatievermogen,
aanpassingsvermogen, kortom, leiderseigenschappen
bij het hoofd der onderneming, zijn veelal van beslis-
senden invloed voor het resultaat der natuurlijke

selectie,

die plaats heeft bij een inkrimping van het
productie-apparaat. Door regeeringsmaatregelen is
op den duur aan deze selectie niets te veranderen.
In ons land is op den weg van zulk een overheids-
steun den eersten stap gezet bij het plaatsen van op-
drachten voor den bouw der overbruggingen onzer
groote rivieren. Naar onze meening komt dit neer op het subsidieeren van staatswege van eenige bepaalde
bedrijven, hetgeen ons onbillijk voorkomt tegenover
die industrieën, die, hoewel even noodlijdend als die
bruggenbouwers, niet uit de staatsruif mogen snoe-
pen, omdat zij toevallig geen staatsleveranciers zijn.
Mocht men industrieën van staatswege willen steu-
nen, die zonder dien steun ten onder zouden gaan,
doch waard zijn in leven te blijven vanwege hun ver-
moedelijke levensvatbaarheid in betere tijden, mocht
men m.a.w. meenen, dat regeeringssteun aanvaardbaar
is als tijdelijke hulp ter voorkoming van blijvende scha-
de, dan ware het toch beter naar methoden te zoeken,
die een minder willekeurige en een minder beperkte
keuze uit de aspirant-steuntrekkers mogelijk maakten.
Ons voornaamste bezwaar tegen de ontwikkelde
denkbeelden geldt de basis, waarop de prijsberekening
tot stand komt, te weten de kostprjscalculatie. Ieder
industriëel weet, welk een zwevend begrip deze kost-
prijs is, behalve die industriëelen, die nog niet aan

de berekening hunner
kostprijs
zijn toegekomen. Zoo
wordt b.v. in de ijzerconstructiewerkplaatsen en ma-
chinefabrieken, naar wij meenen te weten, als regel
voor de algemeene kosten een zeker percentage van
het loon op den kostprijs gezet. Dit cijfer berust op
ervaring en het houdt voor een specialen opdracht geen direct verband met de werkelijkheid. Zoodra
men zich in deze kostprjsmaterie nader verdiept, stuit
men op allerlei voetangels en klemmen, die de scherpe
omtrekken van het begrip kostprijs doen vervagen.

De
kostprijs,
voor zoover die dan vast te stellen is,
zal niet ontkomen aan den ongunstigen invloed, die
van de voorgestelde regeling uit zal gaan. Door toe-passing der aanbevolen methode ontneemt men den
bedrijfsleider den voornaamsten prikkel om paraat te
blijven. Men garandeert hem zijn onkosten, plus een
winstje, en zal heel moeilijk kunnen aantoonen, dat

verlaging zijner onkosten
mogelijk
moet zijn.
Natuurlijk, als de bonen, of de grondstoffenprijzen dalen, dan zal de kostprijs van het eindproduct daar-
van direct den invloed ondergaan, maar de norm voor
de indirecte kosten, eenmaal vastgesteld zijnde, zal
niet gemakkelijk gewijzigd kunnen worden. De nood-
zakelijkheid van vele noodzakelijkheden, om niet te
spreken van de wenschelijkheid van vele wenscheljk-
heden, is zéér relatief. Versobering in het bedrijf zal
stuiten op het verzet der te werk gestelden, in alle
rangen en standen. Eerder zal van die zijde neiging
bestaan tot uitbreiding, verfraaiïng en verbetering
van het niet direct produceerend gedeelte van het
productie-apparaat anaboog aan dergelijke tendenzen
in vele overheidsbedri.jven. Een drang tot bezuini-
ging en efficieucy, uitgeoefend door de controleeren-
de regeeringsambtenaren, zal hiertegen geen voldoend
evenwicht kunnen vormen; het is zelfs niet uitgeslo-
ten, dat de opdrachtgéver door het stellen van zwaar-
dere eischen omtrent arbeidsvoorwaarden, qualiteit

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

41

van het materiaal en bewerking meeheipt aan het op-
schroeen van den levensstandaard in het bedrijf.
•Een aardige illustratie van de relativiteit van wat
noodzakelijk is en wat niet, is het volgende:
Een Amerikaan vertelde tijdens een partijtje golf
als introducé bij een onzer Hollandsche clubs, dat
zijn vereeniging in New-York in financiëele zorgen verkeerde door de vele hedankjes van leden, die het
lidmaatschap te kostbaar vonden. Het bleek, dat de
jaarlijksche begrooting dier Amerikaansche club sloot
met een bedrag van $ 275.000 in inkomsten en uitga-ven, en hij kon met geen mogelijkheid begrijpen, hoe die Hollanders het klaarspeelden met een prima golf-
terrein met 18 holes rond te komen met een jaar-
ljksch inkomen van nog geen twintigduizend gulden.
Behalve een franje van overbodige luxe bieden ten-slotte beide clubs haren leden een zelfde service, en
toch zal de Amerikaansche club geen kans zien haar onkosten te drukken tot b.v. het tienvoud van de be-
grooting harer Hollandsche zustervereeniging. Terugkeerend tot onze industrie, zouden wij willen
vragen: hoe wil een regeeringsdeskundige uitmaken,
wat de norm is voor het zéér gevarieerde en gecom-
pliceerde uitgavencomplex van een industriëel be-
drijf? Persoonlijk heeft ieder onzer de ervaring op-
gedaan, hoe moeilijk het is b.v. in zijn eigen huis-
houding de onkosten te drukken, hoe gemakkelijk het
peil dezer onkosten omhoog gaat
bij
inkomstenver-
meerdering, zonder dat daar tastbaar extra genietin-
gen tegenover behoeven te staan. Hoevele indus-
triëelen hebben niet eerst in de laatste jaren, door
bitteren noodzaak gedwongen, leeren inzien, hoe hun
onkosten verlaagd konden worden tot een peil, ver
beneden dat, wat zij vroeger voor
mogelijk
hadden ge-
houden. Wij zien b.v., hoe interlocale tramdiensten,
gedwongen door de concurrentie der autobussen, rij

den tegen tarieven, die slechts een fractie zijn van
hetgeen eenige jaren geleden als een noodzakelijk mi-
nimum werd beschouwd en…. daarbij rendeeren.
Wat zou er van die huishoudens, van die indus-.
.triëelen, van die tramwegmaatschappijen, terecht ge-
komen zijn, als zij op basis van kostprijs plus onder-
nemerswinst hadden kunnen indommelen en hoe zou
de betalende gemeenschap zich ooit hebben kunnen
realiseeren, dat het allemaal zooveel goedkooper had
kunnen zijn?
Natuurlijk voert de concentratie der bedrijven, door
de ermede gepaard gaande rationalisatie en uitwisse-
ling van ervaringen, tot een verlaging der productie-
kosten, men spreekt in Duitschiand van 10 pOt. op
den kostprijs. Dat de voorgestelde regeling in Duitsch-
land tenslotte de dwingende stoot tot deze concentra-
tie van gelijksoortige bedrijven gegeven heeft, is zeker
haar goede zijde, maar een dergelijke concentratie
ware toch ook op andere wijze bereikbaar. Overigens is de genoemde gemiddelde besparing ad 10 pOt. niet
overtuigend in dezen tijd van dalende prijzen.
Wij zijn er niet gerust op, dat inderdaad bij de
voorgestelde regeling de nadeelen van kartelvorming vermeden kunnen worden. Wij behoeven daarbij niet
te denken aan ,,opzetjes” e.d., al zal bij het beperkte
aantal gelijknamige industrieën onderling overleg ter
verdediging van de redelijkheid der kostprjzen niet
uitblijven, doch vreezen om hierboven uiteengezette redenen, dat de overheid in dezen strijd om een ,,re-
delijke” kostprijs het onderspit moet delven. Met de
door sommigen aangevoerde ethische motieven voor
dit overheidsingrijpen kunnen wij ons niet vereeni
gen. Zoolang de overheid geen pressie op den leveran-
cier heeft uitgeoefend en deze vrij is, al of niet, en
tegen een prijs, dien hijzelf vaststelt, mede te dingen, zoolang blijft deze leverancier verantwoordelijk voor
zijn eigen daden.
Veeleer hebben wij ethische bezwaren tegen de zich
verbreidende mentaliteit, dat individuen of groepen
van individuen, die zich in hun strijd om het bestaan
bedreigd achten, klaar staan met de leuze: ,,Laat
vadertje Staat ons helpen!”
A.
BLOEMBERGEN.
HET VERKEERSVRAAGSTUK.

Door een Commissie van onafhankelijke deskundi-
gen is in opdracht van de Internationale Kamer van
Koophandel een voorloopig rapport uitgebracht geti-
teld ,,Road- aid Railtransport”, hetwelk bestemd is
ter voorbereiding van de algemeene conferentie over
dit vraagstuk, welke de Internationale Kamer zich
voorstelt in den loop van 1934 te organiseeren.
Bij
de
publicatie van dit rapport, dat niet het standpunt van
de Internationale Kamer in haar geheel weergeeft,
maar slechts de meening van bovengenoemde deskun-
digen, is aangekondigd, dat in 1934 een tweede rap-
port van documentairen en statistischen aard zal ver-
schijnen, bevattende de cijfers, welke de Internationale
Kamer op dit gebied in 37 landen, waaronder het
onze, heeft verzameld.
Het rapport, een nuchter zakelijk geschrift, bevat
een aantal voorloopige conclusies t.a.v. de maatrege-
len, die noodig worden geacht om tot een coördinatie
van rail- en wegvervoer te geraken. De vier mogelijk-
heden zijn volgens de deskundigen:

Ongebreidelde concurrentie.
Deze wordt ontraden, aangezien aan den eenen kant
weliswaar een daling van de tarieven zou plaats vin-
den, maar aan den anderen kant de verkeersonderne-
mingen in den concurrentiestrijd dermate uitgeput
zouden raken – waarbij tenslotte alleen het winst-
gevend vervoer en de winstgevende trajecten geëx-
ploiteerd zouden worden – dat al spoedig de Staat
hooge subsidies zou moeten uitkeeren aan die trans-portondernemingen, die van nationaal belang geacht
moeten worden, met dientengevolge zware belasting
van het Staats-budget.
Monopolie voor de verkeersmiddelen te land.

Het wordt als een voordeel beschouwd, dat dit mede
zou brengen een tariefregeling, waarbij de tarieven
gebaseerd zijn op de waarde vn den verleenden
,,transportdienst” en niet op de zeifkosten van dezen
dienst. De verzender zou weliswaar de keus hebben
tusschen vervoer per rail of dat over den weg, maar
het systeem zou meebrengen, dat de verleende dienst,
welk middel hij tenslotte ook kiest, door hem behoor-
lijk betaald wordt. Het verkeer zal zoodoende de meest
economische route kiezen op de juiste basis, dat ni.
een kostbaarder dienst alleen dan verantwoord is als
de meerdere kosten van het vervoer opwegen tegen de
vermeerdering van de waarde, die de kostbaarder
dienst m,oet medebrengen. Een ver doorgevoerde dif-
ferentiatie van tarieven zou mogelijk zijn, terwijl aan het systeem tevens inhaerent zouden zijn vervoer- en
exploitatieplicht, verplichte publiciteit van tarieven,
het in beperkte mate in stand houden van onrendabele
lijnen, wanneer dit in het algemeen belang gewenscht
is, behoorlijke regeling van de arbeidsvoorwaarden
enz., terwijl eventueel groote winsten zouden kunnen
dienen om tot lagere tarieven te geraken. Aangeno-
men wordt, dat de belastingbetaler er in het algemeen
vel bij zou varen. Onder het monopolie zou niet val-
len het vervoer per particuliere personenauto en
vrachtauto. Het eerste is geen• bezwaar, indien men
maar weet wat haar bijdrage aan de wegen behoort te
zijn. Het tweede is een moeilijker punt. Het niet-
openbare vervoer maakt verreweg het grootste ge-deelte van het vrachtautovervoer uit. Om dit onder
het monopolie te brengen achten de deskundigen niet wenschelijk. Wellicht zou het dan uitgezonderd kun-nen worden, vanzelfsprekend met dien verstande, dat
de uitzondering niet de algemeene tarievenbasis onder-
mijnt. Voldoende garanties tegen uitbuiting tenge-
volge van de monopolistische positie zouden moeten
bestaan en vooral tegen het gevaar, dat het monopolie
teveel aan Staat- of spoorweginvloeden onderhevig
zou zijn.

Als een zeer ernstig bezwaar tegen een dergelijk
monopolie wordt echter aangevoerd het ontbreken van
den drang en prikkeling tot ,,efficiency” – ôm met

42

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Januari 1934

behulp van den vooruitgang van de techniek aan de
transportbehoeften zoo economisch mogelijk te vol-
doen. Dit gevaar bestaat vooral in landen, waar de
spoorwegen een overheids- of semi-overheidsonderne-
ming zijn of een overwegenden invloed in het mono-
polie bezitten. In het eerste geval wordt een staats-
monopolie voor transport te land gevreesd.
Eén ruil- en één wegmonopolie.
Te verwachten zou zijn, dat na felle concurrentie-
strijd de monopolisten tot elkander zouden komen,
waarbij aan ieder zijn rol zou worden toebedeeld. Dit
brengt met zich mede, dat dezelfde bezwaren zullen
ontstaan als onder 2 genoemd, alleen zou het gevaar
van onredelijken spoorweg- of Staatsinvloed gerin-
ger zijn.

Gecoördineerde concurrentie.
Deze
mogelijkheid
wordt door de Commissie voors-
hands – dit mag uit haar betoog worden opgemaakt
– het meest aanbevelenswaardig geacht. Dit systeem
is uitvoerbaar zoowel wanneer de spoorwegen staat-
onderneming als wanneer zij privé-onderneming zijn,
Het rapport wijst erop, dat de meeste landen in die
richting een oplossing zoeken, daar deze de minst in-
grijpende verandering in de bestaande verkeerstoe-
standen medebrengt en meer gericht is op het in even-
wicht brengen van de lasten en exploitatievoorschrif-
ten van ieder vervoermiddel. Den spoorwegen dient
dan toegestaan te worden: autotractie toe te passen,
tusschenstations op te heffen wanneer deze althans
bediend kunnen worden door auto’s – niet rendabele lijnen zoo te exploiteeren, dat slechts aan de werke-
lijke verkeersbehoeften wordt voldaan, tenzij de Staat
een eventueel deficit voor zijne rekening neemt, de
tarieven binnen zekere grenzen aan de eischen van
het oogenblik aan te passen, behoorlijke betaling te
erlangen voor postvervoer, vervoer ten behoeve van
Defensie, enz. en tenslotte hun personeel aan dezelfde
arbeidsvoorwaarden onderworpen te doen zijn, als bij
de overige verkeersmiddelen.

Voor het motorverkeer achten de deskundigen het
noodzakelijk, dat maatregelen getroffen worden ter
bevordering van de verkeersveiligheid en ter beper-
king van de slijtage van wegen en bruggen en van de
schade aan gebouwen in de buurt en tevens dringen
zij aan op invoering van verplichte verzekering tegen-
over derden en regeling van de aansprakelijkheid van
de ondernemers; afdoende regeling van de arbeids-
voorwaarden achten zij eveneens urgent. Afgezien
van deze maatregelen wijzen zij nog op de noodzake-
ljkheid van een vergunningstelsel voor vrachtauto-vervoer, althans voor het openbare. 1-Jet is naar de
meening der deskundigen noodzakelijk onderscheid te
maken tusschen twee wijzen, waarop de Overheid het
wegverkeer kan beperken: eenerzijds door het stellen
van bepalingen (regulations) t.a.v. veiligheid, verze-kering, afmetingen, arbeidsvoorwaarden e.d., ander-
zijds door een vergunningstelsel, teneinde het vrije gebruik van den auto naar gelang van de verkeers-behoefte te beperken. Dit laatste systeem heeft een
monopolistische strekking en sluit het gevaar van
subjectief ingrijpen in.

Alleen door een vergunningstelsel achten de des-

kundigen het
mogelijk
om tot behoorlijk georganiseer-
de vrachtauto-ondernemingen te geraken en zij voor-
zien, dat tusschen deze ondernemingen dan een nei-
ging zal ontstaan zich te vereenigen tot groote trans-
portondernemingen, hetgeen het vraagstuk van de
contrôle zooveel gemakkelijker
maakt.
Blijkens
het
rapport is men van oordeel, dat, wanneer een land
ertoe overgaat het systeem van gecoördineerde con-
currentie in te voeren, het den spoorwegen niet toe-
gestaan mag worden om bij eventueele reductie van
de hoogere tarieven de tarieven voor massavervoer te
verhoogen. Deze beperking voor de spoorwegen zal in
den regel gecompenseerd worden door beperking van
het aantal vrachtautodiensten, die een vergunning

mogen verkrijgen.

Bij het in evenwicht brengen van de concurrentie-
voorwaarden van ieder vervoermiddel behoort er naar
gestreefd te worden, dat ieder vervoermiddel in de
gelegenheid wordt gesteld zich normaal te ontwikke-
len. De invloed van de concurrentie op de tarieven is
naar het oordeel van de deskundigen echter het kri-
tieke punt van iedere vervoersordening.
* *

Hoe uiterst belangwekkend dit voorloopig rapport
ook beschouwd moet worden, de conclusies van de
experts hebben slechts een betrekkelijke waarde voor
de toestanden hier te lande, aangezien door hen geen rekening is gehouden met het vervoer te water d.w.z.
de binnenschipperi,j. Nu is inderdaad in het buiten-
land het vervoer per binnenschip relatief gering. Hier te lande echter zijn schattingen, die het goederenver-
voer te water op het dubbele, zoo niet het vierdubbele
stellen van dat van de spoorwegen. “) Als consequentie van deze speciale omstandigheid in
ons land moet dan ook aanvaard worden, dat een rege-
ling van het vervoerwezen hier niet slechts kan be-
staan uit regeling van de verhouding van rail- en
wegvervoer, maar deze eveneens moet omvatten het
vervoer te water. En ook het luchtvervoer. Immers
dit laatste kan niet veronachtzaamd worden, nu ver-
scheiden gemeenten den laatsten tijd tot den aanleg
van kostbare vliegvelden hebben besloten en het Rijk
subsidies aan de luchtvaart moet verstrekken.
In het Wetsontwerp tot instelling van een Verkeers-
fonds is dan ook aan al deze takken van vervoer aan-

lacht geschonken. In de Memorie van Toelichting
wordt gezegd, dat de Overheid moet ingrijpen om het
teveel aan verkeersmiddelen te beperken, nu eenerzijds
aanleg, onderhoud en verbetering van verkeerswegen
groote sommen eischen en anderzijds dezelfde maat-
regelen mede oorzaak zijn van de noodzaak van het dekken van tekorten en het geven van subsidies aan
de exploitanten van bestaande verkeerswegen. De ver-
houding van de Overheid tot het grootste verkeersber
dri.jf i.c. de spoorwegen wordt in dit verband in her-
innering gebracht. De Regeering verklaart, dat bij dit
ingrijpen van overheidswege het verkeer als één geheel
moet worden gezien, waartoe dan als maatregel tot
coördinatie moet dienen de instelling van een Ver-
keersfonds, ten laste waarvan zullen komen alle ‘Rijks-
uitgaven ten behoeve van het verkeer per rail, te wa-
ter, over den weg en door de lucht en ten bate waar-
van komen de inkomsten, welke de verkeersiniddelen
aan het Rijk opbrengen. Het Wegenfonds wordt op-
geheven.
De Regeering zoekt dus – althans dit is uit de
Memorie van Toelichting op te maken – eveneens
de oplossing van het verkeersvraagstuk in een ,,ge-
coördineerde concurrentie”, de vierde door het rap-
port van de deskundigen genoemde mogelijkheid, met
dien verstande echter, dat de ongelijkheid van con-
currentievoorwnarden niet zal worden getemperd door
dit wetsontwerp, maar door de voorgestelde wijziging
van de Spoorwegwet. De verplichting voor de Spoor-
wegdirectie om van iedere overeengekomen vrachtv(„r-
laging openlijk aankondiging te doen en deze dadelijk
in denzelfden omvang toe te passen voor alle goede-
ren van gelijken aard, die op hetzelfde baanvak en
onder dezelfde voorwaarden ten vervoer worden aan-
geboden, vervalt, terwijl de gelegenheid om tegen
overeengekomen lagere vracht te vervoeren tevens
uitgebreid wordt tot het reizigersvervoer. De auto-
concurrentie zal derhalve niet langer in staat zijn
van de openbaarmaking van die verlaging gebruik te
maken om deze te onderbieden.

) Het zijn schattingen, want een vervoerstatistiek ont-
breekt nog immer, hoewel binnenkort een begin hiermede
gemaakt kan worden door de uitwerking van de gege-
vens, welke verkregen worden door de verkzaamheid van
de Bevrachtingscommissies voor de evenredige vrachtver-
deeling in de binnenvaart, welke gegevens een inzicht kun-
nen geven omtrent de goederenbeweging op de binnenwate-
ren en de indeeling der binnenvaartvloot.

17 Januari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

43

In de Memorie van Toelichting op het Verkeers
fonds wordt verder verklaard, dat het terugbrengen
van het spoorwegbedrijf tot geringeren omvang zal
geschieden, wanneer dit noodzakelijk lijkt en te1aat-
baar is, zonder het algemeen belang te schaden. Als
eerste maatregel in die richting is te beschouwen het
wetsontwerp tot wijziging van de locaalspoor- en tram-
wegenwet, waardoor het mogelijk zal zijn de exploi-
tatie door de spoorwegen van aan anderen behoorende onrendabele locaalspoorwegen te staken door naasting
tegen een prijs, afgeleid uit de zuivere inkomsten van
de betrokken locaalspoorwegen over de laatste jaren,
waardoor in vele gevallen tegen een gering bedrag de naasting zal kunnen plaats vinden.
Wat nu de ongelijkheid van wettelijke bepalingen
betreft, verklaart de Regeering, dat de aard van het
spoorwegbedrjf medebrengt, dat de gebondenheid van
dit bedrijf blijft bestaan en dat de aard van de andere
vervoermiddelen deze gebondenheid niet inedebrengt.
De vervoerplicht van de Spoorwegen blijft dus bestaan
en daarmede de verplichting tot aanvaarding van on-
voordeelig vervoer. Uitbreiding van dien plicht tot de
autodiensten acht de Regeering niet gewenscht met
het oog op de moeilijkheid de naleving van een der-
gelijke verplichting te verzekeren.

Waar de Minister voorts verklaart, dat ieder ver
voer zijn eigen lasten moet dragen, zou men derhalve
verwachten, dat de kosten van dit den spoorwegen aan-
klevend bezwaar op het spoorwegbedrijf dienen te
drukken. De Regeering meent echter, dat de omstan-
digheid, dat de aard van het nieuwe vervoer gebon.
denheid niet medebrengt, hetgeen dus als een factor
ten voordeele van dit vervoer moet aangemerkt wor-
den, voldoende aanleiding vormt om dit vervoer 9
millioen aan nieuwe lasten op te leggen. Betoogd
wordt, dat dit bedrag de schade, die de spoorwegen
door de autoconcurrentie lijden, benadert.
De hierbij gevolgde gedachtengang is niet onmid-
dellijk te ontwaren, maar bovendien is men geneigd
te betwijfelen of inderdaad die schade zoo groot is, indien bedacht wordt, dat, wanneer de crisis, waar-
door het geheele verkeer is afgenomen, niet tusschen-
beide was gekomen, wellicht de verplaatsing van het
vervoer naar den weg en de schade, die de bestaande
vervoermiddelen daarvan ondervinden, gecompenseerd
zou zijn door het meerdere vervoer, dat de auto den
spoorwegen heeft gebracht. V,Ta
arsc
hij
n
1ijk heeft de
crisis verhinderd den toestand zuiver te beoordeelen
en is zij de oorzaak, dat men zich niet tijdig reken-
schap heeft gegeven van de omwentelingen in het ver-
voerwezen, van de gevolgen daarvan en van de taak,
die voor de spoorwegen in de huidige omstandigheden
is weggelegd.

Tot invoering van een verguuningstelsel voor het
openbaar vrachtautovervoer zal waarschijnlijk voorloo-
pig niet worden overgegaan, doordat de Regeering ver-
wacht, dat de zwaardere belasting van het motorver-
keer de concurrentie zal temperen. Wij verwachten
zelfs, dat men hiertoe, wanneer althans de voorgestel-
de maatregelen van kracht zullen worden, ook op den
duur niet zal overgaan, aangezien deze maatregelen
naar alle waarschijnlijkheid den concurrentiestrijd
aanmerkelijk zullen matigen. Het feit bovendien, dat
het vervoer met eigen wagens, dat naar sommiger
schatting wel 80 pOt. van het vrachtautovervoer uit-
maakt, niet onder dit vergunningstelsel zou vallen en
ook het principe van goederenclassificatie in het be-trokken wetsontwerp ontbreekt, maakt het zeer twij-
felachtig, of het bedoelde effect inderdaad bereikt zou
worden.

De Regeering erkent dus, dat om een economisch
verkeer te verkrijgen het noodzakelijk is, dat ieder
vervoermiddel zooveel mogelijk zijn eigen lasten
draagt. Men dient dan echter eerst te weten, welke
de lasten zijn, die ieder vervoermiddel heeft te dra-
gen. Omtrent die vraag heerscht veel oneenigheid.
Van spoorwegkant wordt toch beweerd, dat het weg-
verkeer in deze schromelijk bevoordeeld is, terwijl van

weggebruikerszijde betoogd wordt, dat de opbrengst

van de wegenbelasting, benzinebelasting, personeele
belasting (welke overigens alleen privé-auto’s en auto-
bussen betalen) ruim voldoende is de door het weg-
verkeer veroorzaakte kosten te dekken, temeer daar
eigenlijk met het oog op het zgn. community-use niet
al die kosten ten laste van het auto- en fietsverkeer mogen worden gebracht. Men acht het onbilljk, dat
door de nieuwe wegbelasting juist dât vervoer belast
wordt, hetwelk zijn eigen kosten blijkt te kunnen
dek ken.

Weet men eenmaal, welke die lasten zijn, dan moet
nagegaan worden, hoe de lasten over de onderdeelen
van ieder vervoermiddel verdeeld moeten worden. Met
die verdeeling t.a.v. het wegverkeer wordt in het
wetsontwerp Verkeersfonds rekening gehouden, hoe-
ve1 niet in die mate, dat blijkt wat de privé-auto, de
vrachtauto, de autobus en de fiets naar billijkheid ten
opzichte van elkaar dienen te dragen.

Het Verkeersfonds kan dan ook meer beschouwd
worden als een financiëel-administratieve maatregel,
waardoor een inzicht wordt verkregen in wat door het
Rijk aan ieder verkeersmiddel wordt besteed en wat
daaraan wordt uitgegeven. Of een algemeen fonds
daartoe echter gewenscht is, valt te betwijfelen, aan-
gezien het gevaar niet denkbeeldig is, dat juist door
de algemeenheid van het fonds de mogelijkheid om
dit inzicht te
verkrijgen
wordt verminderd.
Door de weggebruikers zal waarschijnlijk als een
schaduwzijde van het Verkeersfonds gevoeld worden
de opheffing van het Wegenfonds, welke de financie-
ring van het Rijkswegenplan onzeker maakt en van
de belasting van het wegverkeer in stede van een
typische bestemmingsbelasting, om uitvoering van
het Rijkswegenplan mogelijk te maken, voortaan zal
maken een middel om een vergoeding te vinden voor
het verkeer, dat door het wegverkeer aan de andere
vervoermiddelen is ontnomen.

Of coördinatie in financiëelen zin coördinatie van
de vervoermiddelen zal medebrengen moet afgewacht
worden. Reeds gaan er dan ook stemmen op, die in-een fragmentarische regeling van het vervoerwezen
als in de drie bovengenoemde wetsontwerpen weinig
heil zien en aandringen op één allesomvattende rege-
ling. Het losmaken van den band tusschen Staat en
spoorwegen wordt daarbij bepleit, omdat men den
Staat, door zijne verhouding tot dit bedrijf, niet in
staat acht voldoende vrij te staan, wanneer hij t.z.t.
de taak op zich zal nemen de coördinatie in groot
verband uit te voeren. Deze meening wordt o.a. afge-
leid uit de figuur in het wetsontwerp Verkeersfonds, dat van de te coördineeren verkeersmiddelen slechts
de spoorwegen, het te steunen lichaam, zitting zullen
hebben in de Commissie van Advies om na te gaan,
hoe het geld van de concurrenten zal worden verdeeld,
waarbij zij gelegenheid krijgen de concurreerende on-
dernemingen te dwingen inlichtingen te geven om-
trent het beheer, de exploitatie en de werking dier
ondernemingen, terwijl het voorts ongewenscht wordt
geacht, dat, wanneer de voorgestelde wijziging van de
Spoorwegwet tot stand komt, de Spoorwegen even-tueel op kosten van de gemeenschap tarieven zullen
kunnen toepassen, welke zoo laag zijn, dat het den
anderen vervoermiddelen onmogelijk wordt gemaakt,
te concurreeren.

Voor één allesomvattende regeling is o.i. het tijd-
stip echter nog niet gekomen. De moeilijkheid van het
coördinatievraagstuk wordt toch niet weinig vergroot
door de omstandigheid, dat de ontwikkeling van de techniek (b.v. van den Dieselmotor) nauwelijks ge-
doogt reeds thans een overzicht te verkrijgen van de
technische mogelijkheden van ieder vervoermiddel.
Des te meer klem-t dan ook de eisch van de deskun-
digen van de I. K. v. K. om de grootste voorzichtig-
heid te betrachten bij het nemen van maatregelen,
welke gebaseerd zijn op de huidige omstandigheden.
Dr. N. A.
LUNSINCU TONCKENS.

44

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Januari 1934

HERZIENING DER WINKELSLUITINGSWET.

Kort v66r de Tweede Kamer haar Kerstreces zou
ingaan, is de Winkeisluitingswet op de helling geko-
men en daarmede de toezegging gestand gedaan, wel-
ke het initiatief-ontwerp-Vos c.s. deed intrekken. Een tweetal ontwerpen van wet bereikten de Staten-Gene-
raal; een crisiswetje van beperkten levensduur, dat
beoogt eenige verruiming van verkoopgelegenheid te
schenken aan de z.g. consumptiebedrijven, alsmede
een ontwerp tot blijvende herziening van de bestaan-

de wet.
Het ontwerp van wet, houdende tijdelijke bevoegd-
heid tot het vaststellen van bijzondere afwijkingen
van enkele bepalingen der Winkeisluitingswet 1930,
maakt het mogelijk, dat door gemeentebesturen aan
winkels, waar uitsluitend of in hoofdzaak visch, fruit,
brood, banket, suikerwerk, chocolade en tabaksartike-
len worden verkocht, alsmede aan de z.g. slijterijen,
op Zondag gedurende maximum zes uren verkoopge-legenheid wordt toegestaan. Voor de slijterijen betee-
kent dit de mogelijkheid om op Zondag hun bedrij-
ven wederom open te stellen. Voor de andere ge-
noemde winkels, welke tot dusverre reeds drie of vier

uren verkoopgelegenheid op Zondag bezaten, wordt
deze verkoopgelegenheid derhalve vergroot. Deze ver-
ruiming zal in de practijk meer beteekenen, dan en-
kele verlenging van vier tot zes uren, omdat het wets-
ontwerp in tegenstelling tot de wet niet spreekt van

achtereenvolgende
uren en dus aanpassing der ver-

koopgelegenheid aan de in de practijk gebleken ,,spits-
uren” van Zondagsverkoop mogelijk is.
De verruimende, resp. ontheffende bevoegdheid be-

rust bij de gemeenteraden. De verordening zal kun-
nen tot stand komen, gehoord de winkeliers in het
betrokken bedrijf. De goedkeuring van de Kroon zal
op deze verordeningen slechts kunnen worden verkre-
gen, indien blijkt, dat inderdaad een beteekende meer-
derheid van de betrokken winkeliers v66r de verrui-

ming of ontheffing is.
Naast dit crisis-ontwerp, dat als wet de van bijzon-der optimisme getuigende korten levensduur van ééii
jaar is toegedacht, is aanhangig een wetswijziging
van blijvende strekking. Het beoogt tegemoet te ko-
men aan bezwaren van algemeenen aard, welke in de
practijk van de Wet zijn gebleken. Slechts bij de
hoofdpunten van deze voorgestelde herziening moge

kort worden stilgestaan.
De bestaande regeling voor de Zoudagssluiting zal
door deze wetswijziging eêrder een verscherping dan
een verzwakking ondergaan. Vooreerst toch is art. 9
dusdanig gewijzigd, dat het uitgesloten is voortaan
onder de 21 dagen, waarop de gemeentebesturen zon-
der meer afwijking van de wetsbepalingen kunnen

toestaan, Zondagen te doen vallen.
De bestaande verkoopgelegenheid op Zondag voor banketbakerswinkels blijft op vier uren gehandhaafd.
Was de contrôle op deze bepaling tot dusverre prac-
tisch onuitvoerbaar, omdat deze winkels den geheelen
dag mochten geopend blijven voor den verkoop van
consumptie-ijs en zij daarnevens de verplichte aan-
kondiging van hun verkoopuren naar believen kon-
den veranderen; hierin komt thans een verandering.
Het wijzigingsvoorstel bepaalt, dat op Zondag slechts

den verkoop van
ruw
ijs vrij blijft, terwijl aankondi-
ging van de uren van Zondags-verkoop voortaan zal
moeten geschieden bij door of vanwege den burge-
meester gewaarmerkt geschrift Tevens zal de ge-
meenteraad in de toekomst bevoegd zijn, bij plaatse-
lijke verordening vast te leggen, gedurende welke
vier uren van den Zondag de winkels mogen geopend zijn. Met deze bepaling is de mogelijkheid geschapen
van een bescherming der kleinere bedrijven, tegen de
ondernemingen met meerdere filialen, welke door een
juiste verdeeling der verkoopuren over die filialen
practisch den geheelen Zondag kunnen verkoopen.
Eenige bevreemding wekt het, dat van deze wets-
herziening geen gebruik wordt gemaakt, om den
eersten Kerstdag impliciet als Zondag in de wet op

te nemen. Dit zou geheel in overeenstemming zijn
met het feitelijke uitgangspunt van de bestaande wet,
welke voor het geval 24 December op Zondag valt, vrijstelling van sluiting geeft aan bedrijven, die bij-
zondere Kerstdrukte kennen.
Anderzijds is het evenmin duidelijk, waarom de bij-
zondere beteekenis van oudenjaarsdag voor banket-
bakkerswinkels en bloemenzaken wordt erkend, 66k
wanneer 31 December een Zondag is en voor de slj-
terjen slechts dan, wanneer het geen Zondag betreft.
Laatstgenoemde bedrijven toch verkrijgen ,,ten einde
te voorzien in gebleken behoefte” evenals eerstge-
noemde bedrijven op 31 December verkoopgelegenheid
tot 22 uur, terwijl zij in tegenstelling met de andere
bedrijven op 31 December-Zondag den geheelen dag
gesloten moeten blijven. Verbetering van het herzie-
ningsvoorstel op dit punt ware gezien de moeilijkhe-
den voor het betrokken bedrijf op 31 December van
het afgeloopen jaar, alleszins wenscheljk. Een soort-
gelijke verbetering ware aan te brengen, door de con-
sumptiebedrjven op 5 Dec-Zondag uitzondering op de Zondagssluiting te verleenen en zoo een belang-
rijke verkoopdag voor de betrokkenen te behouden.
Voor de visch- en fruitwinkels bevat het herzie-
ningsvoorstel de belangrijke verbetering, dat hun
Zondagsverkoop niet meer aan de vôôrmiddaguren
blijft gebonden. Deze winkels worden nu geljkgesteld
met banketbakkerszaken en kunnen dus in den na-middag, de verkooptijd bij uitstek voor dit bedrijf,
gedurende vier uren zijn geopend.
De practijk van de Winkelsluitingswet schijnt te
hebben aangetoond, dat de compensatie, toegestaan
aan winkeliers, die den wekelijkschen rustdag op den
Sabbath of op den zevenden dag vieren, niet voldoen-
de is. Deze compensatie, tot dusverre bestaande in
verkoopgelegeuheid op Zondag van 5 tot 14 uur
wordt derhalve uitgebreid met twee uren in den na-
middag. Ook de erkenning van Israëlitische feestda-
gen door de wet is uitgebreid. Daarbij is het beginsel
gevolgd, dat op den dag, onmiddellijk voorafgaande
aan sommige feestdagen, waarop voor de Israëlieten
werkonthouding is voorgeschreven, aan de daarvoor
in aanmerking komende winkeliers wordt toegestaan, om, bij wijze van compensatie voor het gesloten hou-
den hunner winkels op de feestdagen zelf, hunne
winkels twee uren langer geopend te houden, dan bij
de wet geoorloofd is.
Toegevoegd zal worden een nieuw artikel 9a, waar-
in de wet aan den Minister de bevoegdheid geeft, op grond van bijzondere omstandigheden van kortston-
digen aard, bij algemeene beschikking Burgemeester
en Wethouders van alle gemeenten of van alle ge-
meenten in een bepaald deel des Rijks te machtigen,
om ontheffing te verleenen van de sluitingsbepalin-
gen. Met deze bepaling zal worden vermeden, dat in
bijzondere omstandigheden, die geen plaatselijk ka-
rakter dragen, ongeveer gelijktijdig talrijke gemeen-
telijke verordeningen met gelijksoortigen inhoud ter
goedkeuring aan de Kroon zouden moeten worden
aangeboden. Een dergelijke situatie zal b.v. ontstaan
wanneer het crisis-ontwerp tot wet zal zijn geworden
en een groot aantal gemeenten van de verruimings-
bevoegdheid gebruik gaat maken. De vertraging door
het ongeveer gelijktijdig ter goedkeuring inkomen
van deze verordeningen kan in de toekomst door
hanteering van artikel Oa worden voorkomen.
Met de wetsherziening zal uit de Winkelsluitings-wet verdwijnen de bekende veelomstreden bepaling,
dat de sluitingsregeling niet geldt voor den verkoop
door middel van automaten. Mogelijk houdt dit in de aankondiging van een zelfstandige regeling voor den

automaten-verkoop.
Het wetsontwerp omvat verder een reeks van wij-
zigingen van redactioneelen aard, teneinde de in de
practijk gebleken verschillen in interpretatie voor de
toekomst zooveel mogelijk uit te sluiten. Nadere weer-
gave van deze wijzigingen kan hier achterwege

blijven.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

45

Of het herzieningsvoorstel aan de verlangens, welke
ten opzichte van de wijziging der Winkeisluitingswet
bestaan, voldoet is een vraag, die ontkennend moet
worden beantwoord. Van de vrijheid, neergelegd in het initiatief-voorstel-Vos c.s. is in het onderhavige
voorstel weinig te vinden en ook zonder deze vrijheid
noodzakelijk te achten, schijnt het ons toe, dat voor
enkele consumptiebedrijven niet met een tijdelijke
verkoopgelegenheid als in het crisis-ontwerp wordt
toegestaan, kan worden volstaan. Reeds eerder kon-den wij dit, bij een bespreking van het wetsvoorstel
Vos, motiveerén.
1)
Intusschen blijft de voorgestelde herziening op menig punt voor de betrokkenen een
zeer goed aanvaardbare verbetering.
II. L. JANSEN.

1)
E.-S. B. 1932, blz. 970.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE KAPITAALMACHT VAN FRANKRIJK.

Dr. Oskar Klug te Genève schrijft ons:
Eenige maanden geleden heeft de Fransche regee-
ring het sedert den oorlog bestaande verbod tot uit-
gifte van buitenlandsche leeningen met uitzondering
van staatsleeningen opgeheven. Hoewel aan dit feit
geen al te groote practische beteekenis is te hechten,
geeft het ons aanleiding het vraâgstuk van de hui-
dige kapitaalpolitiek van
Frankrijk
nader te bezien.
Frankrijk heeft vanaf de stabilisatie met zijn kapi-
taalpolitiek een weg betreden, die het o.i. in niet
geringe mate door bepaalde staten en door de poli-
tieke wereldconstellatie werd opgedrongen. Op één
punt had de van huis uit wantrouwige Franschman
gelijk: bij de beoordeeling van de financiëele politiek,
inzonderheid der z.g. hoogkapitalistische staten. De
groote, lichtzinnige investeeringen van de Noord

Amerikaansche financiers met hun vast geloof in
welvaart deden den in financiëel economische aange-
legenheden zeer rationeel denkeuden Franschman, twij-
felachtig het hoofd schudden, in niet veel geringere
mate eveneens de financiëele politiek zijner buren,
Engeland, Duitschland en ten deele België. Nog nooit
heeft de Franschman – op enkele uitzonderingen
na – de politieke en economische wereldproblematiek
van een zeer breed en gedifferentiëerd standpunt uit
beschouwd; speculatief handelen is hem vreemd, ter-
wijl bovendien na den oorlog alle Fransche regee-
ringen werden beheerscht door het zuiver politieke
standpunt van de veiligheid van
Frankrijk,
hoewel dit
met dure middelen werd gekocht. Poincaré heeft uit
het avontuur in het Roergebied, dat niets anders was
dan de
strijd
tusschen Franc en Mark, heel goed ge-
constateerd, hoe belangrijk het was, de beschikking
over een aanzienljken goudvoorraad te hebben, ook
wanneer deze niet economisch wordt beheerd. De bui-
tenlandsche politiek van
Frankrijk
bepaalde de kapi-
taalinvesteering.
Frankrijk, dat reels véér den oorlog tot de rijkste
landen der aarde behoorde, doch ook toen reeds aar-
zelend tegenover de financiering resp. uitleening van
kapitaal stond, is in wezen in den na-oorlogstijd van
deze algemeene lijn niet afgeweken, hoewel Frankrijk
een kapitalistisch land is. Het wezen van het kapi-
talisme is, een
760
groot mogelijke winst te verkrij-
gen. Een volk, dat, zooals het Fransche, het ideaal
van rentenier en zoo mogelijk van algeheele ongerept-
heid van
zijn
individueele bestaanssfeer huldigt, is te
meer genoodzaakt een kapitaalpolitiek te voeren, wel-
ke met deze zoo mogeljk.reeds vroeg nagejaagde doel-
stelling het beste overeenkomt. In plaats daarvan? –
De Fransche goudvoorraad kon in het eigen land niet voldoende emplooi vinden, maar in plaats van
het goud. naar de uitvoerkanalen te leiden, waar het
volgens de vraag behoorde, bleef het in de kelders van de Bank van Frankrijk, voor zooverre het niet
aan de uitbreiding van de inheemsche industrie werd
dienstbaar gemaakt. Maar ook in dit opzicht werden

de Franschen door een verstandige politiek behoed
voor tegenslagen, zooals inzonderheid in de Ver. Sta-
ten, Duitschland en Japan hebben plaatsgevonden.
Hyper-rationalisatie bestaat er in Frankrijk niet,
voorzoover men daar überhaupt van rationalisatie
spreken kan.
Oppervlakkig beschouwd, is het opmerkelijk, hoe
de Franschinan zich op het gebied van de kapitaal-
politiek staatsinmenging laat welgevallen, terwijl hij
alles, wat et den staat te maken heeft, zoo lang met
schele oogen ziet, als het niet de verdediging zijner
grenzen betreft. De Fransche regeering heeft de
bankwet zoodanig beïnvloed, dat practisch elke kapi-
taaluitvoer door haar moet worden goedgekeurd. Dit
is dan ook een gevolg van het feit, dat de Frajisch-
man in deze aangelegenheden voogdijschap wenscht,
omdat hij weet, dat een zoo breed
mogelijk
economisch
denken niet zijn sterke zijde is, en zoolang hij kan
aannemen, dat de voogdijschap van hem geen mis-
bruik maakt. Oogenschijulijk treedt de bijzondere in-
stelling van den Franschman ten aanzien van econ)-
mische vraagstukken om. hierdoor op ,.len voorgrond,
dat er in Frankrijk meer spaarbanken dan banken
bestaan. Het speculatieve particuliere bankstelsel
heeft daar lang niet die positie kunnen verkrijgen als
in andere kapitalistisch georiëlit,erde landen. T.)e
Frnsche regeeringen beoogden na den oorlog de bui-
tenlandsche en de kapitaaluitvoerpolitiek op zoodani-
ge wijze met elkander te i’erbinden, dat politiek en
maatschappij er zoo veel mogelijk voordeel van zouden
hebben. Dit doel was moeilijk bereikbaar en werd dan
ook inderdaad niet bereikt.
Frankrijk bezit ongeveer 20 pOt. van den wereld-
goudvoorraad en wel alleen van dien, welke voor
muntdoeleinden wordt gebruikt, hetgeen per hoofd
van de bevolking ongeveer
f
200 uitmaakt, tegen on-
geveer
f 80 in de Ver. Staten. Daarentegen overtreft
Zwitserland Frankrijk in dit opzicht, hoewel de toe-
stand van eerstgenoemd land thans geenszins gezond
is. Frankrijk heeft met zijn grooten kapitaalrijkdom
van 1922-1932 niet meer dan Fr. 12 milliard =
R.M. 2 milliard aan buiteulandsche leeningen opge-
nomen, waarvan
1Y
3
uit de Oost- en Zuid-Europeesche
landen, welke echter met handhaving van de door
de vredesverdragen vastgestelde politieke en econo-
.mische voorwaarden allesbehalve een rendabele kapi-
taalbelegging vormden. Indien men rekening houdt
met de bijzondere levensbeschouwing van den Fransch-
man, dan was het niet mogelijk, om een zoo rendabel mogelijke kapitaaluitvoerpolitiek te doen samengaan
met het politieke streven naar veiligheid. De. Fran-
sche kapitaaluitvoerpolitiek na den oorlog was stellig
eer4er negatief dan positief.
Het spreekt vanzelf, dat men den algeheelen toe-
stand niet uit het oog mag verliezen en dat men
moet erkennen, dat de mogelijkheid van belegging
voor Frankrijk door de andere staten niet steeds ge-
makkelijk werd gemaakt. Want men moet onderscheid
maken tusschen de mogelijkheid van en den wil tot kapitaalbelegging. Anderzijds moet men weder aan
de bijzondere opvatting van den Franschman omtrent
het begrip crediet denken. De credietverleening wordt
door het wantrouwen van den Franschman uitermate
belemmerd. Zij is in hoofdzaak een persoonlijke aan-
gelegenheid, die ook in den verschillenden rentevoet
tot uitdrukking komt. Bovendien wordt credietverlee-ning van den eisch tot zeer groote waarborgen afhan-
kelijk gesteld. Een volgens uniforme beginselen func-
tioneerende kapitaalmarkt bestaat er in Frankrijk
bijna niet, hetgeen natuurlijk uitermate belemmerend
op de doehnatige overdracht van het Fransche kapi-
taalsurplus naar de internationale kapitaalinarkten
werkt.
De Franschman is voor alles kapitalist in den wer-
keljken zin van het woord – alhoewel gematigd; het
type van een .industriëelen leider of financier in groo-
ten stijl vindt men in Frankrijk slechts zelden. Men zou zich anders in het geheel niet kunnen voorstel-

46

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Januari 1934

len, hoe ruim Fr. 10 milliard alleen in de z.g. kous
der kapitalisten renteloos in reserve kan worden ge-houden, behalve nog het renteverlies van ca. Fr. 2,5
milliard door het braakliggen van het goud bij de

Bank van Frankrijk.
Anderzijds moet men echter bedenken,, dat door de in hooge mate beschermende douanepolitiek en
invoercoutingeuteering van Frankrijk duurte, starre
prijzen en sociale ontevredenheid onvermijdelijk wa-
ren; deze verschijnselen traden niet onmiddellijk
duidelijk aan het licht, doordat de verhouding tus-
schen industrie en landbouw eenerzijds en station-
nairè bevolking, schaarsch arbeidsaanbod en constante
behoefte anderzijds niet zoo snel uit het evenwicht

kon worden gebracht.
Indien men rekening houdt met de den wil rot
kapitaalbelegging belemmerende fâctoren, komt men
tot de slotsom, dat Frankrijk met de egocentrische
terugtrekking van zijn deposito’s uit het buitenland

stellig tot de verscherping van de wereldcrisis en ook
van die in eigen land heeft medegewerkt. De fouterf
werden nu eenmaal gemaakt, zooals gezegd, uit gebrek
aan eigen inzicht of uit gebrek aan geschikte moge-
lijkheden tot kapitaalbelegging en het is de vraag,

wat thans moet geschieden.
De internationale toestand ir – economi.sch e-
schouwd – de volgende: Er bestaan een aantal ver-
schillende muntstelsels, de gouden standaard is voor
de meeste landen van geen beteekenis, zoolang
niet alle staten aan den terugkeer tot den gouden
standaard hun goedkeuring hechten, de handel is –
van den anderen kant beschouwd – door contingen-
teering, hooge invoerrechten, slechte marktorganisa-
tie belemmerd, daarbij komt nog de voortdurende on-
‘rust als gevolg van het streven naar de politieke
macht der staten. Kortom: het wereldeconomisch
marktmechanisme is verstoord, een anderen vorm voor
de nivelleering van vraag en aanbod op de wereld.
markt heeft men niet kunnen vinden. De economische
voorwaarde voor de ongestoorde nivelleering van
vraag en aanbod is in de eerste plaats een stabilisa-

tie van de papieren valuta’s.

* *
*

Wat moet er nu van het eigen standpunt van Frank-
rijk uit geschieden, om economisch het beste resul-
taat en politiek de grootste zekerheid voor zijn staats-
burgers te verkrijgen, voorzoover het voor de Fran-
schen slechts hierom en niet om imperialistische

operaties handelt?
Het hangt in Europa van den aard der Fransch-
Duitsche verhouding af, in hoeverre de Fransche
kapitaalpolitiek inderdaad al dan niet constructief
kan zijn. De huidige, inzonderheid sterke, afkeer van
een groot deel der Fransche bevolking tegen de bin-
nenlandsche revolutie in Duitschland en haar ge-
volgen is in hoofdzaak ontstaan door het generalisee-
ren van de Fransche economische en rnaatscheppe
lijke leiding als den meest gebruikelijken levensvorm.
De Franschen noemen zich wel gaarne antikapitalist
in werkelijkheid zijn zij absoluut kapitalistisch ge-
oriënteerd, zij het in gematigden vorm. Duitschiand
daarentegen heeft zich eindelijk van het voor
Duitschiand reeds lang verouderde resp. verkeerd
toegepaste liberale kapitalisme en de liberale maat-
schappelijke opvatting afgewend; de economische en

sociologische voorwaarden maken een geordend kapi-
talisme en een nieuwe inschakeling van den opbouw
der maatschappij noodzakelijk. Er bestaat geen alge-
meen economisch en maatschappelijk stelsel, dat voor

alle landen geschikt is.
Deze erkenning moet het uitgangspunt van elke
beschouwing en behandeling van de internationale
vraagstukken vormen. Alle staten moeten ernaar
streven, het liberale kapitalisme zoo mogelijk spoedig
weder in eere te herstellen – voor zoover men daar-
van überhaupt in alle kapitalistische staten kan spre-

ken. Het betreft hier de erkenning van de voor de

afzonderlijke staten noodige ecohomische en sociolo-
gische voorwaarden, om het voor hen meest doelma-
tige en ethisch gerechtvaardigde economisch maat-
schappelijk stelsel tot stand te brengen. Hierop volgt
het vraagstuk om de afzonderlijke, verschillende stel-sels met elkander te doen harmoniëeren, beter gezegd de stelsels aan elkander te toetsen, voor zoover zij uit
wereldeconomisch en wereidpolitiek oogpunt op

elkaar
zijn
aangewezen.
Wanneer men met deze problematiek rekening
houdt, kan men slechts constateeren, dat de tot dus-
verre ,,anorganische”, meer op toevallige gebeurte-nissen berustende of naar in hoofdzaak zuiver poli-
tieke gezichtspunten handelende Fransche kapitaal-
politiek in Frankrijk zelf, in het verdere Europa en
in de overzeesche landen bij het huidige economische
apparaat van
Frankrijk
en dat van de naaste toe-
komst niet kan worden voortgezet; zij beteekent
met het oog op de geringere koopkracht en den stil-stand van een groot deel van het productie-apparaat,
het opgeven van het streven naar de grootst moge-
lijke zekerheid der Fransche kapitalen, hetgeen
Frankrijk op den duur uit een wereldeconomisch en
wereidpolitiek oogpunt niet kan volhouden. Tenslotte bestaat er ook voor Frankrijk slechts één
weg: ni. in de eerste plaats die van de Europeesche
arbeidsverdeeling, en wel – in tegenstelling met een
onzinnige moordende concurrentie van de
bij
de

markt betrokkenen – die van een bewuste organisa-
tie van de Europeesche markt in de beteekenis van
arbeidsverdeeling in verschillende etappes. D.w.z.
niets anders dan de principiëele heroriënteering
van het kosten-, productie- en verdeeliugsvraagstuk
van de afzonderlijke Europeesche bedrijfstakken in
hun onderlinge internationale verhouding. Op deze
ontwikkeling werken talrijke factoren.
Ook van Frausch standpunt beschouwd, moet men
dus zeer zeker rekening houden met den algeheelen
Europeeschen en wereldeconomischen samenhang, ten-
einde een zoo groot mogelijke rentabiliteit voor de
kapitaaldynamiek te verkrijgen. Hoe meer Frankrijk
kapitalistisch georiënteerd is, hoe meer het genood-
zaakt is met de kapitalistische noodzakelijkheden
rekening te houden, d.w.z. er naar te streven, dat het kapitaal de gr.00tst mogelijke rentabiliteit wordt ge-
waarborgd. Dit is slechts door bewuste reorganisatie van het Europeesch economisch stelsel in etappes en
met arbeidsverdeeling het geval. Men zal ook hierop weder kunnen tegenwerpen, dat
de economische vraagstelling slechts in verband met
de politieke is op te lossen. Dat is juist, en het is
absoluut illusoir, de internationale crisis in de eerste
plaats economisch te willen oplossen.
De Fransche politiek kan slechts dan de van
Frankrjks standpunt bezien beste economische en
politieke elementen in Europa ontwikkelen, van-
neer Frankrijk ernaar streeft, eindelijk uit den vicieu-
zen cirkel te geraken, dat de defensieve politiek,
resp. de tot dusverre imperialistische expansiepolitiek
de beste veiligheidspolitiek is. Met andere woorden,
wanneer die deelen van de Fransche en Duitsche
generaties, die een groote en gedifferentiëerde ken-
nis van de betrekkingen hebben en daarmede van
het tenslotte ook op elkaar aangewezen zijn van
Frankrijk en Duitschiand, een ondanks allen eenzij-
digen tegenstand zakelijke opheldering vol inzicht
en constructief opbouwwerk in Europa volbrengen.
Daarmede zou ook een groot deel van de angst-psychose in Frankrijk en in de – als gevolg van de
crisis – in geenszins meer zoo, nauw samenhan-
gende Oost- en Zuid-Europeesche staten wegvallen,
in zooverre als het grootste en meest betrouwbare deel van het Duitsche volk in de allereerste plaats
naar voldoende vrije ruimte voor zijn levensonder-
houd en normale verhoudingen verlangt. De ,,revan-
che geest”, voor zooverre deze geen fictie is – zal
met het toenemend, fundamenteele opbouwwerk ver-

dwijnen.

17 Januari 1934

EC’ÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

47

Indien deze weg niet spoedig wordt ingeslagen,
moet een nieuwe oorlog volgen, die nog dwazer zal
zijn dan de vorige wereldoorlog, omdat de tegenstan-
ders meer zullen verliezen dan winnen. Dit is het be-
slissend punt voor de houding van de continentale sta-
ten van Europa, te meer daar zij ook met de tendenzen
in de andere wereiddeelen rekening moeten houden: De omvang van de crisis in alle staten bewijst, dat
er bepaalde grenzen bestaan voor de zuivere macht-
politieke ontwikkeling van het sociale leven, en dat
het gevaarlijk is deze te overschrijden. Het komt er
thans meer dan vroeger op aan, van een mogelijk
breed en dwingend standpunt de vraagstelling aan
te pakken en
richtlijnen
met slechts één beteekenis te
geven. Met betrekking tot het meest doelmatige ge-
bruik van den kapitaalrijkdom van Frankrijk – van
zijn eigenstandpunt bezien -, hebben wij hiertoe een
poging gedaan.

AANTEEKENINGEN.

Conversies van leeningen.

De Berliner Handeisgeselischaft geeft in haar me-
dedeelingen een overzicht van een brochure over
,,Theorie, Praxis und Geschichte der Konversionen”,
die zich op het oogenblik in voorbereiding bevindt. Daarin wordt op de groote economische beteekenis
van conversies gewezen, welke beteekenis aan de hand
van voorbeelden wordt toegelicht.
Men moet daarbij verschil maken in de beschou-ving van den invloed, die conversies hebben op de
verhouding van den staat als schuldenaar en de
schuldeischers, gelijk deze verhouding in het begin
der kapitalistische periode bestond en tusschen de
verhouding, zooals zij zich geleidelijk heeft ontwik-
keld, waarbij de geidbezitter de keuze had om zijn
bezit, hetzij in staatsobligaties te beleggen, hetzij op
vele verschillende andere manieren. Natuurlijk werd
het conversieprobleem door deze laatste omstandig-
heid veel ingewikkelder.
In het algemeen echter zijn de conversies zelfs uit
de laatste helft der 19de eeuw niet te
vergelijken
met
soortgelijke transacties gedurende de laatste jaren, en wel omdat zij tot stand kwamen in een tijd van groote
geidruimte, waarbij echter reeds verschillende symp-
tomen van nieuwe economische opleving aanwezig
waren. Dientengevolge bestond er bij dergelijke vroe-
gere conversies geen algemeen wantrouwen meer in
de economische ontwikkeling, en behoefde men geen
rekening te houden, met de angst’ der geidbezitters
voor iedere langdurige geldbelegging.
De groote Engelsche conversie van midden 1932,
waarbij een staatsleening van meer dan 2 milliard
Pond Sterling van 5 in 3I pCt. werd geconverteerd,
moet als een daad worden beschouwd, die de leenings-
politiek van den staat in dienst der conjunctuurpoli-
tiek heeft gesteld. De financiëele bladen noemden
dezen stap een beslissenden maatregel tot opruiming
van de laatste crisisresten. De Engelsche ,,Economist”
was van meening, dat men in de geschiedenis van de
kapitaalmarkt den zomer van 1932 als een beslissend
keerpunt in de groote depressie zou karakteriseeren.
Volgens de genoemde brochure moet het herstel in
het economisch leven van Engeland, waar geen maat-
regelen tot werkverschaffing zijn genomen, als uit-
gaande van de kapitaalmarkt worden beschouwd
onder de stimuleerende werking van deze conversie.
Bij conversies heeft men met een tweetal gevolgen
te maken, die tegengestelde factoren in het econo-
misch leven beteekenen. De vermindering der rente
doet natuurlijk de – consumptiekracht afnemen van
hen, die uitsluitend op deze bron van inkomsten zijn aangewezen. Daar staat tegenover, dat, tenminste in
vroegere gevallen, conversietransacties de moge-
lijkheid van belastingverlaging heeft geschapen, het-
geen een stimuleerende werking op de industriëele

bedrijvigheid heeft uitgeoefend. In het algemeen
werkte de tweede factor krachtiger dan de eerste, te-
meer omdat door den staat in hooge mate de rente
stand wordt bepaald, die zulk een belangrijk element
in de onkosten der industriëele huishouding vormt.
Tot de geschiedenis van de jongste conversies over-
gaande, wordt er allereerst op gewezen, dat de meest
kapitaalkrachtige landen, Zwitserland,
Nederland
en
de Scandinavische landen reeds in 1930 hiermede
begonnen. Door de credietcrisis van den zomer van
1931 werd deze actie tijdelijk geremd en eerst onge-veer een jaar na de credietmoeilijkheden hervat.
De conversie van de Fransche staatsleeningen bood
bijzondere moeilijkheden, omdat de Fransche spaar-
ders reeds door de depreciatie van den Franc in de jaren 1923-1926 een groot deel van hun bezit ver-
loren hadden zien gaan. De Fransche regeering kon
daarom kwalijk een beroep op het patriotische gevoel
doen, dat in Engeland met zooveel succes was toege-
past. De moeilijkheid werd omzeild, ten eerste door
den termijn, waarbinnen men zijn verlangen tot uit-
betaling der obligaties kon kenbaar maken, tot zes
dagen te beperken, en ten tweede, doordat de bezit-
ters van oude obligaties, die zij dus reeds van v66r
de depreciatie bezaten, een levenslange ljfrente gega-
randeerd kregen. De Fransche conversie kwam tot
stand met een nadrukkelijk beroep op de noodzake-
lijkheid om het budget te ontlasten en daardoor tot
verlichting der belasting te geraken. Dat men de
noodzakelijkheid daarvan in Frankrijk tijdig niet
beter heeft ingezien, heeft zich thans gewroken. De
niet sluitende begrooting, die het gevaar voor ver-
dere depreciatie van het ruilmiddel liet bestaan, is oorzaak geweest, dat de koers der staatsobligaties
spoedig na de conversie begon te dalen, zoodat geen vermindering van den rentevoet werd bereikt.
Engeland geeft juist hêt tegengestelde te zien.
Daar werd met de meeste kracht het evenwichtsher-
stel der begrooting aangepakt, op een wijze, die tot
volledig succes heeft gevoerd. Door de valutapolitiek
behield men er bovendien een stabiel prijsniveau,
zoodat in Engeland de conversie, ook wat betreft ver-
laging van den algemeenen rentevoet, haar doel ten
volle bereikte.
Als verder voorbeeld van de krachtige werking van
een goede conversiepolitiek wordt Australië gememo-
reerd. In 1931 stond daar een financiëele catastrofe
voor de deur, omdat de schuldenlasten en hooge loo-nen en andere kosten bij de gedaalde prijzen der pro-
ducten niet meer betaald konden worden. Daar wer-
den over de geheele linie bonen, begrootingscijfers en
rente op kort- en langloopende verplichtingen ver-minderd, terwijl het Australische Pond daarbij nog
eerder dan het Engelsche Pond depreciëerde. De ge-heele schuld van 556 millioen Pond werd geconver-
teerd, nadat groote obligatiebezitters, zooals de spaar-banken, de banken en de verzekeringsmaatschappijen
haar medewerking hadden toegezegd. Hierbij werd
zelfs min of meer een gedwongen conversie toege-
past. Sindsdien zijn de koersen der Australische
obligaties bijna onafgebroken gestegen, met uitzonde-
ring van een korte periode in den herfst van 1931,
toen de val van het Engelsche Pond algemeene ver-
warring veroorzaakte. Eind 1933 waren de koersen
van Australische obligaties ongeveer 1141 maal zoo
hoog als in de eerste helft van 1931.

Invoer van hout in Nederland in 1933.

Het afgeboopen jaar heeft zich gekenmerkt door
een zeer grooten invoer van hout, vergelëken met
1932, hetgeen voor een belangrijk deel toe te schrij-
ven is aan de opleving in het bouwbedrijf. Over deze
opleving vindt men in het bijgaande Economisch-
Statistisch Kwartaalbericht nadere bijzonderheden
vermeld (zie de beschouwing Bouwbedrijf en Con-junctuur in Nederland).

48

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17Januari 1934

De conjunctuur in Frankrijk en België.

Frankrijk.
De conjunctuurindices van Frankrijk
wijzen
op
een geringe verbetering van de industriëele con-
ju.nctuur in den loop van 1933. De algemeene pro-
ductie-index is ca.
10-12
pOt. boven dien van 1932
gestegen, ofschoon er na Juli een niet onbelangrijke terugsiag merkbaar werd. De vooruitgang is het ‘ge-
volg van grootere bedrijvigheid in de ijzer- en staal-bedrijven en in de textielindustrie. De steenkoolpro-ductie vertoonde in 1933 geen wijziging t.ö.v. 1932.
Bij een nagenoeg constant blijvenden invoer, on-
danks een scherpe contingeuteeringspolitiek, liep de
uitvoer van Fransche goederen achteruit, tenminste
wat de waarde betreft. Voor zoover wij over gegevens
betreffende de hoeveelheden beschikken, schijnen deze
niet achteruit te zijn gegaan, zoodat de vermindering
in waarde van den export goeddeels op prijsdaling
zou berusten. Inderdaad zien wij een voortdurende
daling van de groothandeisprijzen, ofschoon de kos-
ten van levensonderhoud vrijwel stabiel blijven.
Over het algemeen wijzen de gegevens op weinig verandering in de conjunctuur-situatie. De iets gun.
stiger productie-indices worden gecompenseerd door
de minder gunstige financiëele perspectieven.

België.
Na een opleving als gevolg van de betere vooruit-
zichten in het tweede kwartaal van 1933 geven de
Belgische productie- en handelsindices een terugslag

AANVOEREN in tc

te zien, die tot het einde der bekende gegevens
blijft aanhouden. Het niveau der bedrijvigheid en van den buitenlandschen handel is tot dat van 1932 terug-
gegaan, ofschoon de werkloosheid is verminderd.
Overigens is er zoomin in het scheepvaartverkeer
in de haven van Antwerpen als in het aantal bela-
den goederenwagons een verandering van beteekenis
gekomen, terwijl het prijs- en koersniveau eveneens
onveranderd blijft. Men kan dus in vele opzichten
van een consolidatie van het economisch leven op het
lage crisisniveau spreken, waarbij België vermoedelijk
wel in staat zal zijn van een opleving van duurzamen aard in andere deelen der wereld te profiteeren, maar
zelf’ te zwak is om een verbetering uit eigen krach-
ten te kunnen bewerkstelligen.

Koffievernietiging in Brazilië.

Volgens officieele opgave van den Nationalen Kof-
fie-Raad in Brazilië zijn aldaar vernietigd in 1933:

4.146.000
balen koffie te Santos

233.000

,,

,,

,, Rio
de Janeiro

99:000′

,,

,,

Victoria

9.197.000

,,

‘ ,,

in Sao Paulo

235.000

,,

,,

op
verschillende andere
plaatsen

tezamen
13.910.000
balen
h 60
K.G.
Vanaf het begin in 1931 tot 31 December 1933 zijn
vernietigd:

8.428.000
balen koffie te Santos

1.530.000

.,

,,

,, Rio
de Janeiro

633.000

.,,

,,

., Victoria

14.893.000

,,

,,

in Sao Paulo

581.000

,,

,,

op
verschillende andere
plaatsen

tezamen
26.065.000
balen
a
60
K.G.

MAANDCIJFERS.,

HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.
DenHg
Am-

Gro- Volle
aa
Middel- Rotter

Maand sterdam
rnheni
ningen eigen.
c5
burg

dam Zwolle
dom

.
1933
Jan.
. 4.375 5

5.- –

5

5.-

5
Febr.

5

5

4.84 –

5

4.79

5
1)
Mrt.
. 4#

5

4.50 5

5

4.96

q
1)
April

41
2)
5

4.88 5

4.62 44_5
3)
Mei..
41

5

44) 5.

5

5

4.65


Juni

4

5

5.- 5

5

4.50

5
5)
Juli
.

4

5 ‘

4.96 5

5

4.50

5
Aug.
4.898)
5

5.- –

5

4.75


Sept.
4.75
8
) 5

,

5.- 5.09 5

4.75


Oct.

4
7) q
.

5.- 5

5

4.70

5
Nov. 4.92
8
) q

5.- –

5

4.62 4_5
Dec.
. 4.75

5

5.- 5

5

4.50 4_5

Op landerijen werd bij dubbele overwaarde hyp. veretr.,’
tegen
41
en
41
0/.
Één hypotheek op erfpacht
8)
Naar gelang van de waarde van het onderpand.
4)
Bij de Nutsspaarbank
4
pCt.
• 6)
4 – op
zeer gunstige onderpanden.
8) Op erfpacht
5
1
0p erfpacht
11 41
01.
Op erfpacht gem.
51
0/.
Nadruk verboden.

fl8
van 1000 KG.

De invoer van hout in Nederland in de laatste tien
jaren was als volgt:
Invoer van hout.

j a a r

Gewicht in 1000

Waarde in miii.
tonnen

guldens

1924

1683

126
1925

1946

140
1926

1970

140
1927

2072

157
1928

2168

160
1929

2424

177
1930

2260

160 1931

2003

114
1932

1417

64
1933

1999

76

De sterk toegenomen invoer van hout in het afge-
loopen jaar heeft medegewerkt tot een grootere be-
drijvigheid in onze havens. Doch ook voor onze han-
delsbalans is deze invoer niet zonder beteekenis ge-
veest. De voorzitter van de Amsterdamsche Kamer
van Koophandel heeft er in zijn nieuwjaarsrede op
gewezen, dat de toegenomen passiviteit van onze han-
delsbalans in 1933, voornamelijk aan het weder op
gang brengen van het bouwbedrijf, met de daaruit
voortvloeiende grootere behoefte aan hout, moet wor-
den geweten. De heer Crone voegt aan deze opmer-
king toe, dat, aangezien de huizen, waarin dit hout
wordt verwerkt, gebruiksgoederen zijn, die geen uit-
voerwaarden scheppen, welke later tegenover den iis-voer van grondstoffen kan worden geplaatst, de op de
handelsbalans ingetreden verschuiving later niet voor-
deelig voor onze betalingsbalans kan worden.

Artikelen

Rotterdam
1

Amsterdam
Totaal

Jan. l934
&dert
Overeenk.
7113 Jan.
Sedert
Overeenk.
1934

4.334
15.455.
,

25.996


97
15.455
26.093
6.573 12.000 10.376

2.000,
100

14.000
10.476
Tarwe

………………..
Rogge

…………………
153
775
2.205

– –
775
2.205
Boekweit ………………..
Maïs ………………
46.599
58.195
5.839
8.409
20.118
55.008
‘78.313
Gerst

…………….
4

.881
8.585
5.948 1.920
1.920
882 10.505
6.830
111
.

461
12.170


347
461
12.517

24.9
..30

2.644
7.658 7.600
2.316
6.435 12.963 14.093
20.563
Haver

………………..

950

.

6.498
1.325
– –

6.498
1.325 Lijnzaad

……………
Lijnkoek

…………….
423
993
22
22
460
445
1.453
Tarwemeel

………….89
Andere meelsoorten

305
516
1.402
– –
169
516 11.571

17
Januari
1934

ÈCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

49

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels.24195ept.’33
N d
Lissabon

•…
54
8Dec.’33
~Bel.Binn.Eff.3
Bk
198ept.’33
Londen ……2
30Jt4ni’32
Vrsch, in R.C.3
19Sept.
1
33
Madrid ……6
26Oct: ’32
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 2
19Oct.’33
Batavia ……….

4416A’ug.’33
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..
74
20Juli’31
Parijs

……24

90ct.’31
Berlijn

……….
4
22Sept.
1
32
Praag

……
3425 Jan.’33
Boekarest……..
6

5Apr.’33
Pretoria

….
3415Mei ’33
Brussel ……….
34
13Jan.’32
Rome……..3

11Dec.’33
Budapest ……..
44
17 Oct.’32 Stockholm

..
24
1Dec.’33
Calcutta

……..
3416
Feb.’33
Tokio

….
3.65

2Juli’33
Dantzig

……..
3

6Mei’33
Weenen……5
23Mrt.’33
Helsingfors ……
44
20 Dec.’33
Warschau…. 5 26
Oct. ’33
Kopenhagen
24

1Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31

OPEN MARKT.

1934
1933
1933
1932
1914

13Jan.
8
1
13
1
1
6
28
1
30
9
1
14
11
1
16
20124
Jan.
Jan.
Dec.
Jan. Jan. Juli

Amsterdam

Partic.dlsc.
3/ 3
1
81_I12)
31
5
.11
3

11
4
_11
5

1
7
18

2
3
1
3
1
19_
3
11
Prolong.
1
1
1
t
1
21!2

3
21)4_014
Londen
Daggeld…
3
14-1
314-1
1
3-1
1
12-2
1
12
‘!s-1
4-5
1
3
1-2
Partic.dlsc.
131.4
“/,,
4
‘/i
I-
3
18
1
1
/16-
1
116
7
18

1
511
4
_6
411
4
_81
4

Berlijn
Daggeld…
4-5
1
18
45
1
14
418-518
411
3
_571
5

4
1
155
1
13
7
1
/-8
318

Maandeld
4_531
4-53
18
4-5
3
/8
3
)
4112-6
4h/4_53/4
6-9
Part,
disc.
3
7
18
3
7
18
37/8
2
)
3718
371
8

61-7
2
1
18-1
Warenw.
..
4..0(
4
1
14
4_11
4
2)
4I/
4.11
4

711
4
.8

Wew York
Daggeld
1)
l
1
1

)
1
1-
1
14

21
1
3
3
1
4

1
8
1
42
1
1
,
Partic.disc.
31
4

31
4

3/
4
2)
718-1
1
12
3
1
1s

1
)
Koers van 12 Jan. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
2)
2/6 Jan.
1934.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York’)

9 Jan. 1934
1.5931,
8.11%
59.14
9.744
34.564
10051
8

10

1934
1.59
5
18
8.12 59.14
9.744
34.564
100s,
11

1934
1.59%
8.11%
59.10
9.744
34.58
100
5
18
12

,,

1934
1.59y
.8.10
59.01
9.75
34.59
10051, 13

,,

1934
1.589/
4

8.08%
59.06
9.764
34.60
100
5
18
15

,,

1934
1,5651
9

8,01%
59,04
9.774
34.67
10051
8

Laagste d.w’)
1.55%
7.99
58.974
9.734
34.524
100
Hoogste d.w
1
)
1.60
8.13
59.20 9.774 34.674
10051
9

Muntpariteit
2.4878
12.1070
59.263
9.747
34.592
100

Data
sernd
Weenen
Praag
:-
Milaan
Madrid

_______________
•,
) ) ) ) )

9 Jan. 1934
48.164

7.41 1.48
13.06
20.524
10

,,

1934
48.17%

7.41 1.48
13.054 20.53
11

,,

1934
48.161/

7.41
1.48
13.06
20.54
12

,,

1934
48.18%

7.41
1.48
13.054
20.524
13

1934
48.18

7.41 1.48
– –
15

1934
48.20

7.41
1.48
13.064
20.60
Laagste d.w
1
)1
48.10

7.35
1.45
13.-
20.40
Hoogste d.w
1
)1
48.25
28.-
7.424
1.524 13.124 20.65
Muntpariteit
48.12%
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52
Data


“Sfock-
Kopen-
1
Oslo’)
Buenos-
Mon
holm
S)

hagen’)
.

__
f05,)
Aires’)
treal’)

9 Jan. 1934
40.87
3.574
38y
4

1.59h
10

,,

1934
42.-
36.30 40.90 3.574
38%
1.59%.
11

,,

1934
41.90
36.25
40.80 3.574
3851,
1.60
12

,,

1934
41.85 36.20
40.75
3.574
385,
1.60
13

,,

1934
41.80 36.20
40.70
3.574
38%
1.59%
15

,,

1934
41.35
35.85 40.35
3.53
38%
1.57
Laagste d.w1)
41.-
35.50
39.95
3.474
37%
1.54
Hoogste d.wl)
42.10
36.50
41.-
3.624
39
1.62
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
9534

2.4878

9
Noteering te Amsterdam.
‘9
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van iedere maand komt een
overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a
t
Londen
($ per

)
Parijs
(3 p. 100 Ir.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
(3 p. 100 gld.)

9 Jan.

1934
5,08% 6,10%
37,15 62,65
10

,,

1934
5,1081
8

6,13
37,22 62,95
11

,,

1934
5,08%
6,10% 37,10 62,70
12

,,

1934 5,08%
6,13
37,20
62,88
13

,,

1934
5,9871
8

6,14% 37,30
63,-
15

,,

1934
5,15%
6,38% 38,40
65,32

16 Jan.

1933
3,355,
3,901b
23,77
40,16%
Muntpariteit..
4,86
3,9051
8

23.81%
4011,,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
30Dec.
1933
1 6Jan.
1

1934

1

8113
Jan.

1911.1
1
Laagste
]
Hoogstel

13Jan.
1934

Alexandrië.,
Piast.
p.0
97% 97%
97
’18
975
18
97
(5
Athene

….
Dr. p.
£-
582%
582%
565
600
582%
Bangkok….
Sh.p.tical
111081,
1/105/,
111051
8

111031
8

111051
8

Budapest

..
Pen. p. ,4?.
18%
18%
18%
18%
18i
Buenos Aires
d. p.$
35V
4

3771
8

35%
36
36
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116
1
1
t6

1
11
611
16

116
1
1
33

116
3
1
33

11651
1
,
Constantin.,
Piast. p. £
675
675
675 675 675
Hongkong
..
Sh. p.
$
1159/
4

11501,
6

11581
116I1
115i8,
6

Sh. p. yen
1
1
216
116

112
16
1
32

1
1
25
1
,
6

112%
11281
33

Lissabon….
Escu. p. £
1097
1
8

1097
1
8

109%
110% 110
Mexico

…,
$per
18%
18
17%
18%
18

Kobe

……..

Montevideo
. d.per
35s
1
8

35%
35s
1
,

3551,
35
5

Montreal

.,
$
per £
5.10%
5.10%
5.08
5.11%
5.08%
Riod.Janeiro
d. per Mil.
4′,
4’1
8

4i
8

4
,
1
s

4′
8

Shanghai

.,
Sh. p. tael
1/4
11411,
1/3%
11451
8

1
1
4
s116
Singapore
. .
id. p.
$
2141135
2141182

213i51
1
,
2/4,
i
2/4
1
1
33

Valparaiso
1)
$
per £




Warschau
..
Zl. p. £
29′
16

2871
8

28%
290/,
28151,
6

‘i
9V
ag.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
9 Jan.
1934.,
1911,,
43%
9 Jan.

1934….
12618%
10

,,
1934,,
191,,
4334
10

,,

1934….
12711
11

,,
1934..
198,,
44
11

,,

1934,…
12711
12

,,
1934., 193
f,
‘!s
12

,,

1934….
12712
13

,,
1934,,
1971
‘f8
13

,,

1934..,.
1-27111
15

,,
1934..
19″,,
45
15

,,

1934….
12816
16 Jan.
1933.,
1671
9

25s1
16 Jan.

1933..,.
1221834
27 Juli
1914,.
24’s,,
59
27 Juli

1914….
84110%
1)
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign
silver in $c. p.oz. fine.
3)
in ah. p.oz. fine

STAND
VAN
‘a
RIJKS KAS
Voroeringen.
I

31

Dec. 1933
1

7
Jan. 1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
/
28.841.254,42
/
46.606.478,66
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

543.255,14
,,

123.769,53
Voorschotten op ultimo Nov. ’33 aan
de gem. verst, op v. haard. de Rijks-
derlandsche

Bank……………….

adm. te heffen gem. ink. bel, en opc.
1.149.970,29
,,

1.149.970,29
Voorschotten op ultimo Nov. ’33 aan
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hoofd,. derpers. bei., aand. in

op de Rijksink. bel
…………….
…..

de hoofd,. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,

1.008.825,56
,,

1.008.825,56
Voorschotten aan Ned.-lndië…
……
238.604.971,61
,,243.458.953,24
Id. aan Suriname …………………
13.023.747,34
,,

13.257.183,25
Id. aan

Curaçao
………………….
4.873.132,73
,,

4.874.669,97
Kasvord. weg. credletverst. a/h. buitenl.
,,
103.372.205,98 ,,
101.927.464,29
Saldoderpostrek.v. Rijkscomptabelen

….

,,

39.240.806,48

..

,,
45.486.898,57
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

….

14.508.373,20
,,

21.413.643,18
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
…….
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leeningen aan gemeenten (saldo)


51.776.466,26
,.
51.664.476,26
Verplichtingen.
voorscnoe uoor ue rica. aang Ingev.
art. 16 van haar octrooi

verstrekt


Schatkistbiljetten in Omloop ………

/335.524.000,-
f384.844.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….

.. 136.940.000,-
,,
87.130.000,-
1.401.288,-
,,

1.397.302,-
Schuld op ultimo Nov. ’33 a/d gem.
weg.

a. h.

uit te keeren hoofds. d.

.

Zilverbons in Omloop ………………..

pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de verm. bel
….
……….



Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
36.707.304,26
,,

44.134.851,37
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)

…..

107.578.762,07
,,145.884.779,59
,,

66397,10
,,

76.397,10
Id. aan andere Staatsbedrijven’) ……
Id. aan diverse instellingen’) ………..
30.385.780,59
,,
41.957362,23
1)
In rekg.-crt. met
‘5
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH

INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
6Jan.1934

I
13Jan.1933
Vorderingen:
f

705.000,-
f

936.000,-
Betaalmiddelen in ‘s Lands kas


Saldo Javasche Bank……………..

waaronder Muntbiljetten ………..


Verplichtingen: Voorschot ‘sRijks ka, e. a. Rijksinstell.
,243.459.000,-
,,
246.827.000,-
Schatkistpromessen …………… …
1.000.000,-
1.000.000,-
Schatkistbiijetten …………………

….

15 .530.000,-
15.530.000,-
1.142.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.,,

….

…1.963.000,-
,,

1.367.000,-
Muntbiljetten in omloop ……….
……1.142.000,-

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
2.366.000,-
,,

2.516.000,-
Voor8chot van de Javasche Bank….


– CURAÇAOSCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

C1rcu
1

Voor

schotten
Dis-
Diverse
Diverse
Data
Metaal
lafte
I
aan de
conto’s
1

i’k
reke-
nlngenlntngenl


kolonie

1 December 1933
4.800
4.901
76
117
623
124
1 November1933
5.100 5.266
186
117
611 158
1 October

1933
5.113
5.314
135
132
658
134
1 September1933
5.113
5.405
213
132
645
109

1 December 1932
4.748 4.969
10
172
743 114
1)
Sluitp. der activs.
2)
Sluttp. der passiva.

50

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
Januari 1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 15 Januari 1934.

Activa.
Binneni. Wis-(Hfdbk.
f
24.006.892,78
sels, Prom., Bijbnk.
,,

513.077,45
enz.iu disc.Ag.sch.
,,

4.485.952,02
f

29.005.922,25
Papier o. h. Buiteni. in disconto ……

Idem eigen portef.
f

1.402.500,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nognietafgel.

1.402.500,-
BeleeningenHfdbk.
f
96.709.357,991)
mcl. vrsch.
Bijbnk.

4.160.900,19
in rek.-crt.
Ag.sch.

40.781.350 09
op onderp.

f
141.651.608,27

Op Effecten ……
f
139.36851,51
1
)
Op Goederenen Spec.
,,
2.283.316,76 141.651.608,271)

Voorschotten a. h. Rijk …………….

Munt, Goud ……
f
106.7 12.575,-
Muntmat., Goud •. ,, 812.738612,06

f
919.451.187,06
Munt, Zilver, enz. ,, 26.265.413,85
Muntmat., Zilver.. – 945.716.600,912)

Belegging
115
kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds ……………………,,

21.432.091,61

Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

5.000.000,-

Diverse rekeningen ………………,,

11.202.990,19

Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,

18.331.195,17

f
l.l73.742.9O8,4O

Passiva.

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-

Reservefonds ……………………,,

3.749.272,82

Bijzondere reserve ………………,,

5.000.000,-

Pensioenfonds …………………. ,,

8.769.543,64
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 898.732.925,-
Bankassignatiën in omloop ……….,, 138.108,47
Rek.-Cour.j Het Rijk
f
45.388.235,29
saldo’s:

Anderen187.857.652,10
,,
233.245.887,39
Diverse rekeningen ………………. ,,4.107.171,08

f
1.173.742.908,40

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
493.400.071,88
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.233.500.175,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
f
76.424.425,-
Waarvan in het buitenland …………………….
..9.774.892,10

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud
Andere Beschïkb. Dek-
Dat a

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.

schulden saldo
1
perc.

15 Jan. ’34 106713 812.739 898.733 233.384 J’493.400 83
8 ,,

34 106713 816.748 914.666 222.658 494.928 83

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521

54

Data

1
psn

Belee-

rouphet

reke- disconto’s_rechtstreeksl
nin
g
en

buiten!.

nin gen
1

15 Jan. 19341

29.006 1

1141.652

1.403

11.203
8

,,

19341

29.376 1

1142.660

1.403

11.298

25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509
1) Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud

Zilver

Circulatieopeischb.

metaal.
schulden

saldo

13Jan.’34
5
)

14.010

193.000

26.460

58.226
6

,,

1
342)

143.450

191.080

27.900

55.858

16 Dec.1933 ‘109.318
1

35.120

188.488

28.493

57.646
9

,,

1933

109.076

36.187

190.031

27.797

58.131

25 Juli1914

22.0571

31.907

110.172

12.634

4.842

Wissels.

Dek-

Data

buiten

Dis-

Belee-

Diverse

kings- N.-Ind.

conto’s

ningen

ning
reke-

betaalb.

en
1)

tage
percen-

13Jan.’34 2)

940

72″610

13.870

67
6

,,

134 2)

1.000

73.070

14.960

67

16 Dec.1933

472

9.058 1

52.676′

13.964

67
9

,,

1933

748

9.085 1

53.165

13.170

67

25 Juli 1914

6.395

7.259

75.541

2.228

44

‘) Siuitpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilf.
1

Other.Securities

Securiffes
Data
Metaal
1

in
un Bankingl’Disc.and
1
circulatie
Departm.
1
Advances

10 Jan. 1934
191.696
1
373.196

77.622 8.308
1

13.866
3

,,

1934
1191.644
1
382.075

68.653
25.560

13.998

22 Juli

1914
.40.164
29.317 33.633

1
OtherDeposits
1

Dek-
Data
00v,
Sec.
Public
Depos.
Bankers

Other
Reserve’
kings-
_Accounts
_
1
perc.’)

10 Jan.’34
91.177
1

19.270
1117.483

1

37.032
1
78.5001
45,1
3

,,

’34
1
89.882
1

16.735
1127.727

36.511
1
69.5691
38,4

22 Juli ’14
11.005
14.736
42.185
29.297
52
vc..Iuuul.Ig
LUSSÇIICII fCSCLVC til L)CpUbILb.
BANK VAN FRANKRIJK.

1 Te goed

Wis

Waarv.l Belee-
Data

GoudZilverI _in_h_t __-

_ophet1

vohot
buitenl.sels

buitenl.IningenIv.d. Staat

5 Jan.’34 77.241 1

506

15 1 5.3611

1.129

2.980

3.200
29 Dec.’33 77.098 1

580

16 1 5.8821

1.143

2.921

3.200

23 Juli’14

4.104

640

1.541

8

769

Bonsv.d.I

Rekg.Courant
Data

zelfst.

Diver-

Circulatie

1 Zelfst.

Parti-

amort.k.

sen’)

Staatlamort.k.iculieren

5 Jan.’34

6.122

2.459 1

82.247

141 1 2.042 113.444
29 Dec.’33

6.122

2.513

82.613

261

2.061

13.414

23Juli’14

5.912

4011

943
) niwiposi acuva.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
1
Deviezen
1
Andere
1

Data

Goud

bij bul-

als goud-
1

wissels

1

Belee-
ten!. circ.

dekking

en

ningen
banken
1
) J
geldende
i
cheques

1

6 Jan. 1934

389,2 1

39,5

10,5

2.966,7 1

62,7
30 Dec.

1933

386,2 1

43,0

9,4

3.177,0 1

183,3

30 Juli

1914

1.356,9

750,9

50,2

Data

Effec-

Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse
ten

Activa
2
)

latie

Crt.

Passiva

6 Jan. 1934

269,4

537,4

3.466,1

495,7

224,5
30 Dec.

1933

259,4

559,1

3.645,0

639,8

212,4

30 Juli

1914

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0 unoelast. ‘) wo. 117 miii.


NATIONALE BANK VAN BELGIE.

Data

12

,

Goud

.

Rekg.Crt.

1934

c’

t3
.0
11 Jan. 2.746

67

799

36

347

40

3.447

137

442
4

,,

2

67

835

40

347

40

3.466

163

438

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Totaal

1

F. R.

‘ash”
2)

disc. v. d.

open
Data

1 Dekking

Other

ln7ïer-

1

In de

bedrag

Notes

banks

_gekocht
member

markt

27 Dec.’33

3.568,8

1

2.639,8

1

209,4

110,6

1

111,1
20,,’33

3.570,1

_2.646,0

191,7

1

115,2

_113,4

Belegd

G stort

Dek-

j

Dek-
Data

in U. S. 1 in circuj

K:pltaal

kings-

kings-
Totaal

Goud-

Algem.

00v. Sec.

latie

1

i

1 perc.’)

1

perc. 1)

27 Dec.’331 2.432,21 3.080,9 12.829,2 1.1447

1

60,3

1

63,9 20

,,

’33 2.431,6

3.091,9

2.811,8

144,9

60,4

j

63,7
-, voruuuti.0

uuLanau euuuvuuriaau Lsuau,vs
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
2) ,.Other Cash” does not inciude Federai Reserve Notes or a Bank’s
own Federai Reserve
bank
notes.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED.
BES.
STELSEL.

Dis-

t

,

Reservel
Totaal 1 Waarvan
Data

Aantal
1
conto’s
1

Beleg-

b/ de

depo

1

time
banken
1

en

1

gingen,
beleen.

1

banks
1
sito’s

J deposits.

20 Dec.’33’

23 1

8.4591

8.235

1.897 t

15.921

4.354
13

,,

’33

25

8.471

8.048

1.907

15.867

4.356
130 posten van isa nee. oanR, ee .3avdbUllU fleur. ei, ee aluut Cl
land zijn In duizenden, alle overige posten In millioenen van de be-
treffende valuta.

Economi
sch

~ Statistisch
Kwartaalbericht

Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut

(Bijvoegsel van het Weekblad ,,Economisch-Statistische Berichten”)

No. XII

WOENSDAG, 17JANUARI 1934

INLEIDING.

In tegenstelling tot den overgang van 1932 naar
1933 kan bij de thans achter ons liggende jaarwisse-
ling niet worden gezegd, dat de teekenen van econo-
misch herstel schaarsch en moeilijk waarneembaar
zijn. Integendeel, in den loop van 1933 heeft zich in
een aantal landen een merkbaar herstel gemanifes-teerl, dat echter in omvang en in tempo zeer onge-
lijkmatig is geweest.

Dit herstel heeft zich,geheel beperkt tot de indus-
trie. Op het gebied van den Landbouw zijn de moei-
lijkheden blijven bestaan en zelfs dit jaar nog groo-ter geworden;. de goudpri.jzen van de voornaamste
graansoorten hebben aan het einde van 1933 een
nieuw laagtepunt bereikt. De huidige depressie on-
derscheidt zich,, zooals bekend, van verschillende an-
dere door een samentreffen van een industriëele en
een agrarische crisis. Terwijl thans in de industrie
een herstel plaats vindt, duurt de crisis in den Land-
bouw nog onverminderd voort.

Dit verschijnsel is ook een van de belangrijke oor-
zaken van het aanhouden van de wanorde op mone-
tair gebied. Een hernieuwde monetaire stabiliteit – de tweede in de na-oorlogsche periode – zal waar-
schijnlijk niet kunnen intreden, alvorens de toe-
stand in den Landbouw verbetert. De vooruitzich-
ten op dit gebied zijn günstiger dan een jaar ge-
leden, omdat thans een aanpassing in gang is, waar-over elders in deze aflevering uitvoeriger wordt ge-
sproken. Hoewel zonder twijfel in 1934 met een ver-
betering valt rekening te houden, moet men niet uit
het oog verliezen, dat gunstige weersgesteldheden, die”
overvloedige oogsten veroorzaken, de aanpassing kun-
nen vertragen.

Wat de industrie betreft, valt tweeërlei soort van
herstelsymptomen waar te nemen, die wij zouden
willen onderscheiden als de natuurlijke en de expe-
rimexiteele. Een geleidelijk herstel, zonder dat daar-
bij in het laatste, jaar gesproken kan. worden van be
paald Overheidsingrijpen op groote schaal, kon wor-
den aargenomen in Engeland. Na. het loslaten van
den. gouden standaard volgde in dat land eerst een
periode van stagnatie en tea deele zelfs verderen ach-
teruitgang. In het laatste jaar is echter de bedrijvig-heid niet onbelangrijk gestegen en de werkloosheid
gedaald, terwijl dit alles zich heeft gekenmerkt door
een groote gelijkmatigheid. Tot bepaalde experimen-
ten is men in Engeland niet overgegaan. Ook het
verlaten van den gouden standaard is niet als zoo-
danig te beschouwen; immers, dit heeft niet geleid tot eéu poiitiek van prijsverhooging langs den weg
van monet4ire maatregelen, doch was veeleer een
voorwaarde voor de voorkoming van een verdere in-

ednstorting van het prijsniveau; hetwelk ‘sinds Sép-
tember 1931 een zeer opmerkelijke stabiliteit ver-
toont.

Geheel anders’ ziet het er uit in die landen,. die
van een zekere experimenteele herstelpolitiek zich
niet afkeerig hebben betoond. Onder deze landen ne-
men natuurlijk de Vereenigde Staten van Amerika
de eerste plaats in. Dat het streven van President
Roosevelt niet, zou hebben geleid tot, een groote ver-
meerdering van de bedrijvigheid, kan niemand ‘bewe-

ren. Op
vrijwel
alle gebieden van het economisch
leven is de mate van
bedrijvigheid
thans grooter,
soms zelfs belangrijk grooter, dan een jaar tevoren.
Wij waarschuwen er nogmaals tegen, dat men zich
moet hoeden voor de phrase van ,,de mislukking van
het A,merikaansche experiment” bij iederen terug-
slag in het economisch gebeuren aan de andere zijde
van den Oceaan; steeds zal men hebben te vragen,
hoe de toestand is op het oogenblik van waarneming,
en hoe deze was in de overeenkomstige periode in
vroegere jaren. Doet men zulks, dan ziet men, zoo-
als wij reeds opmerkten, dat er in Amerika wel dege-
lijk gesproken kan worden van een groote mate van
toeneming in de bedrijvigheid.

In tegenstelling tot het
gelijkmatig
herstel, dat een
land als Engeland thans vertoont, staat het herstel
in de Vereenigde Staten in het teeken van voortdu-
rende onrust. De onzekerheid ten aanzien van de
valuta en de wetenschap, dat de President op ieder
moment de meest ingrijpende regelingen kan treffen
op grond van de hem verleende dictatoriale bevoegd-
heden en zulks ook inderdaad dikwijls doet, maken
voorshands een consolidatie van den toestand onmo-
gelijk. Daarbij komt, dat in de Amerikaansche poli-
tiek zelve eenigszins tegenstrjdige elementen zitten.
Reeds vroeger wezen wij op de moeilijkheden, die een
verhooging van het loonniveau in een ‘periode van
economisch herstel met zich kan brengen. Thans
zijn het de ontzagljke bedragen aan budgetaire
deficitten, die voor de volgende jaren zijn geraamd,
en die een nieuw element van onzekerheid in het
geheel hebben ge’bracht.
Het gevaar is in zulke omstandigheden groot –
‘en het heeft zich in het afgeloopen jaar reeds voor-

INHOUD

BIz.

Inleiding
……………………………………51

De loop der prijzen…………………………….
53

Structuurveranderingen in den Landbouw …………
54

Productie van voedings- en genotmiddelen…………
55

Voorraadstatistiek van groothandelsartikelen ……….
56

Productie van metalen en andere grondstoffen……..
57

Industriëele productie …………………………
58

Geld- en kapitaalmarkt ………………………….
60

Deviezenmarkt ………………………………
61

Lijnen betreffende de conjunctuur in Nederland ……
62

Bouwbedrijf en conjunctuur in Nederland …………
67

De ontwikkeling van de wereldkoopvaardijvloot en de
wereldscheepvaartbeweging …………………….
71

Crisiswetgeving in Nederland……………………
73

Het prijsverloop van groothandelsartikelen gedurende
het vierde kwartaal van
1933 ………………..78

Statistisch overzicht van groothandelsprijzen ……..
80

De economische toestand van Nederl.-Indië, Duitschland,
Groot-Brittannië en de Vereenigde Staten.
.. .. .. ..
. 90

Conjunctuurgegevens betreffende Nederland, Ne,derl.-
Indië, Dii tschland, G’root.Brittannië en de Ver. Staten
94

52

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17
Januari 1934

gedaan – dat eenerzijds eell intredend herstel te snel
in omvang zal toenemen en dat dit daarna dan on-

vermijdelijk leidt tot een meer of minder hevigen
terugslag. In den zomer en in het vroege najaar
van 1933 konden wij dat reeds waarnemen. Het ge-
vaar, waarom het hier gaat, doet zich uiteraard in
het Engelsche systeem vah conjunctuurpolitiek niet

voor.
Experimenteele conjunctuurpolitiek wordt ook in

Duitschiand gevolgd.
In
tegenstelling tot Amerika,
dat zijn valuta gaarne opoffert aan het hersteistre-
ven, volgt Duitschiand nog steeds een politiek van
aanpassing bij het gedaalde prijsniveau en van uit-stel van de betaling van schulden, welker last door de gestegen geldwaarde te zwaar is gaan drukken.
Het behoeft geen betoog, dat deze wijze van experi-
menteeren rustiger is dan die van President Roose-velt. Volgens de officiëele statistieken valt een be-
langrijke vermindering van de werkloosheid te con-
stateeren, waarbij echter de vraag rijst, in hoeverre
dergelijke gegevens als geflatteerd moeten worden be-
schouwd. Wanneer men echter let op de productie-
indices, zoo ziet men, dat ook in die minder gemak-kelijk te manipuleeren cijfers een zeker herstel naar
voren komt. In Duitschiand is echter een groot deel
van de bedrijvigheid gekocht met protectie, hetgeen
dus tot een verdere vermindering van het interna-
tionale verkeer en daarmede tot belemmering van het
herstel van het economisch leven in de wereld in
haar geheel moet leiden.

Een dergelijke opmerking laat zich trouwens niet
slechts ten opzichte van Duitschland maken, doch
ook ten opzichte van Frankrijk, dat eveneens een
zekere opleving heeft te zien gegeven en dat ook zeer
beschermend in zijne handelspolitiek is, terwijl ten
slotte de spaarzame teekenen van opleving hier te
lande al mede door beschermingsmaatregelen (land-

houwsteun, contingenteering) zijn
in
het leven ge-

roepen.
Dit brengt ons tot de positie van ons eigen land,
dat in de rij der volkeren thans geen fraai figuur
maakt. Dat is niet te verwonderen. Geen land was in
het internationaal verkeer zoo kwetsbaar als Neder-
land, dat een zeer belangrijk deel van zijn inkomen

uit den internationalen handel zag voortvloeien.

Daarbij kwam, dat onze Regeering aan den gouden
standaard heeft vastgehouden, hetgeen een drastische
verlaging van ons kostenpeil uit een oogpunt van
internationale concurrentie noodzakelijk maakt; zulk
een aanpassing van de kosten is echter een langdu-
rig en moeizaam proces, terwijl de achteruitgang van
onze positie in het wereidverkeer zich snel voltrekt. Tenslotte was ons land ook kwetsbaar in zijne kolo-
niën; vrijwel nergens ter wereld heerscht de depres-sie zoo hevig, als in Nederlandsch-Indië. i) Dat zulk
een gang van zaken in de koloniën op het moeder-
land ongunstig moet inwerken, ligt voor de hand.
Zoo werken dus vele factoren samen om de positie
van Nederland slechter te maken. Houdt de herstel-
beweging in andere landen aan, dan zal dit weder
gunstig op Nederland kunnen inwerken, wanneer als
gevolg daarvan een redelijke vrijheid in het in-
ternationale verkeer wordt hersteld. Zet het herstel
echter niet door of gaat het, zooals bv.
bij
landen

als
Frankrijk
en Duitschiand zeer wel
mogelijk
is,

niet gepaard met grootere handelsvrijheid, dan zal
Nederland zich in meerdere mate dan voorheen op
de eigen huishouding, hebben te concentreeren en
voor de binnenlandsche markt moeten produceeren;
dat kan, doch alleen onder deze voorwaarde, dat het
welvaartspeil hier te lande sterk omlaag wordt ge-

drukt.
Zoo
zijn
de perspectieven voor ons land voorshands
minder hoopvol dan voor vele andere landen. In de
later volgende beschouwingen, aan de bijzonderheden
der onderscheiden landen gewijd, ‘zullen wij nog ge-

legenheid hebben op een en ander nader terug te

komen.

i) Zie de grafiek in de bekende Volkenbondsuitgave
,,Situation Economique Mondiale 1932-’33”, ingevoegd
tusschen blz.’ 16 cii 17, waar de economische ontwikke-ling der landen voorgesteld wordt door een horizontale»
balk; is deze wit gekleurd, dan is de toestand gunstig,
is hij zwart, dan. heerscht .er
depressie; de balken hebben
betrekking op het tijdvak Juli 1931-Juni 1933; het best
zijn Australië en Britsch-Indië eraan toe, die sinds Sep-
tember 1932 een witten balk vertoonen; geheel zwart zijn
de Ijalken der volgende landen: Oostenrijk, Noorwegen,
Roemenië, Joego-Slavië, Egypte en
Ned.-Indië.

18 September
1931
=
loo
1913= (00
1914=100
1913=100

mdcxc.
,,The
Economist”

,
,,,.n
,!.’

Data
Totaal

Grond-
2

..
Zweden
2)

57.


index

stoffen

.
n
,

..

2
in1

in

nalner$
>

30Dec. ’31
108.9
117.1
94.4
96.1
93.4
96.9
94.6
85
.
109.9

(76.5).
119 83.1
.
103
131.0
105
110.0
114.1

27 Jan.’32
108.3 115.7
93.8 93.5
93.6
95.8
91.6
84
108.5 (77.6)
118
80.8
101
130.0
93
108.4 120.5

29 Juni’32
97.4 99.3 80.5
86.4 91.5
89.5
88.1
78
107.5 (75.0)
113
74.7
95
127.8
84
104.0
110.6

21 Sept.’32
106.0
117.l
89.


90.5 89.7 91.2
87.1
76
109.4 (72.6)
119
77.0
95
132.4
’83
104.5
126.5

14Dec. ’32
102.2
112.1
78.2 85.1
87.9 91.4
85.0
77

106.7 (71.2)
119
75.4
92
125;6
79
100.0
139.5

11 Jan. ’33
1018
109.7
80.3
83.1
87.1 90.7
83.8
75
.104.1

(70.9)
117
75.3
91
123.5
78
998
139.8

25 Jan. ’33
101.3
107.7
78.0 80.5
88.1
90.2 83.8

-.

8Febr.’33
100.0
105.2
77.2
80.2
88.1
89.8 83.2
74
10&6 (70.4)

124
74.6 90
122.2
77
99.3
135.7

8 ielrt. ’33
99.2
105.1


87.2
88.0
84.1-
72
103.6 (70.2)
123
-73.5
90
122.5
75.
100.6
134.0

5Apr.’33
98.2
102.9
82.0
81.5 87.0 86.2 83.2

103.9 (69.2)
122-
72.2
’91
.
124.8
74
102.1
133.1

19Apr.’33
98.7 104.6
88.7

82.8 87.5 86.2
83.4
71,
.

.

.
.
-.
.’
17 Mei ’33
103.1
112.5
104.5
87:9 86.1
86.0
84.8
72
104.6

(67.2)
123
72.3
92
129.2
.74
104.5
133.6

14Juni’33
105.5
.
.115.0
110.6
92.1
87.0 86.9
85.4
73
104.6 (67.5)
123
73.1
91
132.3
75
105.6
135.7

12Juli ’33
109.1
119.9
129.2
99.8
90.2
86.5
86.1
73
105.9(67.7)
125
72.9
92
133.7
‘-
11Ô.1
137.6

26 Juli ’33
1’08.1
120.6
124.7
100.9
99.7 86.2 86.6
…._
.
74

9 Aug.?33
107.6 118.6 122.1 101.9
88.6′
86.4
86.7
73

106.6

(67.1) 126
72.2
91′

134.6

108.4′
136.0

23 Aug.’33
107.9
116.9
119.0
102.1
89.5 86.2 86.6


-.

.

73

6Sept.’33
108.6 118.4
118.2
102.8
88.8 86.3 86.6
-.
108.0 (65.0)
128
71.5
91
136.1
72
107.6
137.8

20Sept.’33
108.1
116.9
120.7
103.7
87.5 85.8 87.5
75

4Oct. ’33
107.2′
114.8
‘119.4
103.1 87.2
84.9
87.8′

109.0 (65.8)
127
70.5
91

106.1
136.3

18Oct. ’33
106.4 112.8
109.1 103.7
87.5
84.6 88.1
75
.
– –

………….

-t

-.

1 Nov.
1
33
105.9 114.4 114.0
104.1
86.5 84.3
.
88.3

108.9 (66.6)
128
70.0

15Nov.’33
104.8 113.8 122.0 104.5
86.3
83.9
88.3 76



.

. .

.

.
29Nov.
1
33
104.4
114.7
117.2 103.5
86.8
84.5 88.2




13 Dec. ’33
105.3 114.8 117.0 104.4
87.2
84.5
88.4
77
4Jan.’34
105.9
113.9
119.8
104.1
1
)
84.5
1
)
88.3
1
)

1)
Deze cijfers hebben
betrekking
op 27
Dec.
133.

)
Maandgemiddelden.
Cijfers
tusschen
haakjes
goudpariteit.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

.
53

DE LOOP DER PRIJZEN.

Het afgeloopen jaar heeft zich in bijna alle landen
gekenmerkt door een stijging van de groothandels-
prijzen. Slechts in enkele landen (Ned.-Indië en Bel-
gië) heeft een verdere daling plaats gevonden. Wei-
nig verandering heeft dit indexcijfer per saldo in
Frankrijk ondergaan. Alleen in de Ver. Staten is het
niveau van gröothandelsprijzen zeer aanzienlijk geste-
gen als gevolg van de sterke depreciatie van den
Dollar (zie de tabel op de vorige pagina).

Een vergelijking van de indices der verschillende
landen stuit op moeilijkheden. In de eerste plaats
is de samenstelling van de -indexcijfers geheel ver-
schillend. In de indices, waar de grondstoffen een
belangrijke plaats innemen, zal de beweging geheel anders zijn dan in die, waar de eiudproducten over-
wegen. Terwijl in het begin van de crisis de prijzen
van grondstoffen veel sterker daalden dan die van
fabrikaten, is de verhouding in het afgeloopen jaar
geheel tegengesteld geweest. De prijzen van de meeste
grondstoffen zijn gestegen, terwijl die van fabrikaten
in het algemeen verder
zijn
gedaald. Al zou men ook met de verschillende samenstelling rekening houden,
dan zal een vergelijking in deze phase der conjunc-
tuur weinig resultaat opleveren, omdat de binnen-
landsche prijzen op het oogenblik in vele landen on-
der invloed staan, hetzij van monetaire, hetzij van
handelspolitieke maatregelen.

In de nevenstaande grafiek zijn enkele belangrijke
prjsindices sedert de depreciatie van den Dollar op-
genomen. Men ziet, dat ons indexcijfer van grond-
stoffen (op goudbasis) van half April tot half Juli
sterk is gestegen, daarna tot het eind van Augustus
eenigszins is gedaald en zich sedertdien met kleine
schommelingen, zoowel naar beneden als naar boven.
•op een
vrijwel
constant niveau heeft gehandhaafd.
Het i.ndexcijfer van Irving Fisher is in de laatste
maanden vrij stabiel gebleven, terwijl het Engelsche
indexcijfer (van ,,The Economist”) tot eind Novem-
ber langzaam dalende was.
• Meer houvast biedt echter de ontwikkeling van de
afzonderlijke prijzen op de wereldmarkt. In de onder-
staande tabel hebben wij de prijzen van 22 artikelen
uit onze wekelijksche prjsstatistiek in 3 groepen ver-
deeld. Daaruit blijkt, dat het indexcijfer van grond-

f
T
1

/
MOODY
5 INDEX

-‘

S1

-4f’

FFENPRIJZEN

7
C5X GROOXHNDXLSPRUZEN
ENGELAND

NOVEMBER
UELEMXXX

stoffen in het afgeloopen jaar is gestegen, dat van granen en koloniale producten daarentegen is ge-
daald. In het afgeloopen kwartaal werden nieuwe laagterecords bereikt voor steenkolen, copra (dus
lechts bij twee van de 14 grondstoffenprijzen) tarwe,
ogge, maïs, gerst, cacao, koffie en suiker. Hieruit
blijkt dus, dat de prijsdaling op het gebied van de
voedings- en genotmiddelen nog niet tot staan is
gekomen.

De tegengestelde beweging van de prijzen van
grondstoffen eenerzijds, die van granen en koloniale
producten anderzijds, is aan verschillende oorzaken
toe te schrijven. Deze zijn:

de productie van grondstoffen is over het alge-meen in deze crisis veel sterker beperkt dan die van
voedings- en genotmiddelen (zie de beweging van de
indices van de wereldproductie in de aflevering van
25 Oct. jl.). Dit is o.a. een gevolg van het feit, dat
het verbruik van grondstoffen zeer gevoelig reageert op de verandering van de conjunctuur;
de vermeerdering van de industriëele bedrijvig-
heid in de verschillende landen heeft een grootere
vraag naar grondstoffen uitgeoefend. De prijzen van
grondstoffen, die over het algemeen een inelastische
vraag hebben, waren tengevolge van het sterk af-
nemend verbruik, waarbij de productie zich niet snel
genoeg kon aanpassen, vaak tot ongekende diepte

Artikelen
1)
Laagste prijs
Datum
Prijs.begin
Januari 1933
Prijs begin
•. Januari 1934

Stijging in proc..
sedert laagsten
rïs

Stijging en

daling van begin
Jan.33 tot begin
Jan. ’34.
lndelvoijf
er
van
Grondstoffen:
32.1
Febr. ’33
33.2
37.1
16
12
Lijnzaad ……..
fl2S,5O
3 April ’33
f
135,—
f
149—
19 10
Koper ……….
£
18.51-
12 Dec.

’32
. £
19.1816
£
21.11/6
.
18
8
Lood

……….
£

7.-/6
25 Juli

’32
£

7.816
£

7.81_
5

0.3
Tin

………….
£
81.101-
11 April ’32
£102._16
£
152.316
87 49
Gieterij.ijzer

….
Sh. 3316
13 Febr. ’33
Sh. 34/6
Sh 361-
7
4
£

8.26
18 Juli

’32
£
10.516
£
9.16/_
21

5
Steenkolen
f

6,60

16 Oct.

’33
f,

7,05
f

6,90
5

2
Petroleum
$

0,15

… …

13 Juli

’31
$

0,63
$

0,66
340
5

$cts. 5,15
13 Juni

’32
$cts. 6,10
$cts. 6,60
28
S
Wol (Merino)
d.

14,75
1 Dec.

’32
d.

15,75
d. 25,75
1
)
75 63

Katoen

………..

Koehuiden
f

8,75
2 Juni

’32
f

11,50

.
f

13,502)
54
17

Zink

………….

Vurenhout
f

60,—
5 Sept. ’32
f
70,—
f
75,—
25
7
f

7,37k
9 Oct.

’33
f

11,75
f

7,621
3
—35
Sh.

..11,3125
27 Juni ’32
Sh.

-11,6875
Sh. -12,875
119
70

Copra ………….

Granen:

Rubber

………

Tarwe ……….
f

4,30
16 Oct.

’33
f

:4,80
f

4,60
7

4
..

f

2,85
13 Nov.

’33
f

3,65
f

3,35
18

8
Mais

……….

-1
Gerst

……….
f

56,—
2 Jan.

’34
f
74,—
f
56,—

—24

Rogge …………

(ndencijf er van


coloniale producten:

..

30.3
11 Dec. ’33
34.1

32.1
6

.6
Cacao

……….
Sh. 1111
11
Dec.

’33
Sh. 1715 Sh. 1117
4
—34
Koffie ……….
..
Cts. 16
2 Jan.

’34
Cts. 24,—
Cts.

16
– –
33
Suiker ……….
..
..

f

4,50
20 Nov.

’33
f

5,25
f


5,
11



Thee

………..
Cts. 22,75
14 Aug. ’32
Cts. 25,50
Cts.

41
8
)
80
61
1)
28 Dec. ’33.
2)
8 Dec. ’33.
8)
14 Dec.

54

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

gedaald. Vandaar dat bij een toenemende vraag, de
reactie naar hoven in vele gevallen aanzienlijk was.
Dit proces heeft zich voor een deel reeds in 1932 af-
gewikkeld, maar was ook in dit jaar nog waar te
nemen, vooral toen de conjunctuur in de Ver. Staten
plotseling omsloeg.

3.
Bij
de productie van grondstoffen spelen han-
delspolitieke factoren over het algemeen een veel

kleinere rol dan
bij
die van voedingsmiddelen. De.
sterke prijsdaling van granen is voor een belangrijk deel uit deze oorzaak te verklaren. De protectionis-
tische maatregelen, vooral op het gebied van de tar-
wecultuur, zijn in het afgéloopen jaar, zoowel in
omvang als in intensiteit toegenomen, waardoor de
prijzen van agrarische producten, na de catastrophale
prijsdaling in de jaren 1930, 1931 en 1932, nog ver-

der zijn
blijven
dalen. Deze aanhoudende prijsdaling

heeft belangrijke gevolgen gehad en op landbouwge-
bied geleid tot een ontwikkeling, waarvan het einde

nog niet te zien is.

Structuurveranderingen in den Landbouw.

De beweging van de afzonderlijke prijzen op de
wereldmarkt is namelijk nog uit een ander oogpunt
te beschouwen. Ook deze prijzen staan in vele geval-
len niet onder invloed van de werking van de vrije
concurrentie; de politiek om de prijzen op de wereld-
markt kunstmatig te beïnvloeden, is in de laatste
jaren meer en meer toegepast. Wij hebben hier dus
niet het oog op monetaire maatregelen, omdat deze
zich steeds tot de binnenlandsche markten hebben
bepaald, maar op die maatregelen, die eveneens ten
doel hadden om de prijzen te verhoogen, welk doel op drieërlei wijze werd en wordt nagestreefd en wel door
de vernietiging of uitschakeling van productie-vermogen, teneinde de wereldproductie te beperken
en deze meer bij het verbruik aan te passen; het tijdelijk uit de markt nemen van voorraden;
het vernietigen van voorraden.

Het tweede hierboven genoemde middel heeft dit
groote bezwaar, dat het kunstmatig de prijzen op een
te hoog peil houdt en daarom de aanpassing van de
productie aan het verbruik verhindert. De misluk-king van de koffie-, tarwe- en katoenvalorisatie is
bekend genoeg om er nog langer bij stil te staan. Het
afgeloopen jaar heeft gelukkig geen nieuwe experi-
menten op dit gebied gebracht, al zijn hier en daar
nog voorstellen in deze richting gedaan (cacao).
Het derde middel heeft daarentegen in het afge-
loopen jaar een aanzienlijke uitbreiding ondergaan.
Het voordeel van dit middel is, dat de te groote voor-
raden niet boven de markt
blijven
hangen, maar voor
goed uit den weg worden geruimd. Bekend is de ver-
nietiging van koffie in Brazilië en katoen in de
Ver. Staten; ook in.ons land zijn in het afgeloopen jaar niet onaanzienlijke hoeveelheden groenten en
bloembollen vernietigd.
Dit middel houdt nauw verband met het eerste
door ons genoemde nl. de vernietiging of uitschake-
ling van productievermogen. Wij schrijven met opzet
productievermogen, omdat het zich zoowel openbaart
in den vorm van vernietiging van productierniddelen
als van het laten braak liggen van grond, die be-
bouwd kan worden.
Het voordeel van dit middel boven het vernie-
tigen van voorraden van eindproducten is, dat zoo-
doende een economisch onrendabele productie wordt
verhinderd, welke een storenden invloed op de prijs-
verhouding uitoefent. Het werkt dus
preventief
in-
plaats van repressief. Men kan hier echter nog een
onderscheid maken in dien zin, dat de vernietiging
van productievermogen vrijwillig en gedwongen kan
geschieden.
Vrijwillige vernietiging van productievermogen
treft men natuurlijk overal aan daar, waar de capa-
citeit van installaties niet volkomen benut wordt.
Het is in de industrie een zeer gewoon verschijnsel,

dat daar zelfs ook in tijden van hoogconjunctuur
voorkomt, o.a. als gevolg van internationale over-
eenkomsten (internationale kartelleering). De inter-
nationale tinovereenkomst is feitelijk onder dit ge-
val te rangschikken, omdat de structuur van den tin-
mijnbouw zeer veel overeenkomst vertoont met het
karakter van de moderne grootindustrieën t.w. een

kapitaalintensief bedrijf.
Vrijwillige beperking van de productie op inter-
nationaal gebied voor voedings- en genotmiddelen
was daarentegen minder bekend. Het eerst heeft zij
plaats gevonden op een gebied, waar ook reeds vroe
ger een dergelijke overeenkomst tot stand was geko-

men. Het Chadbourne-plan tot internationale rege-
ling van den uitvoer van suiker had reeds een voor-
ganger in de Brusselsche suikerconventie van 1902,
echter met dit verschil, dat de Brusselsche conventie
niet beperking van productie of uitvoer beoogde, doch
slechts van de suikerpremiepolitiek, terwijl het Chad-
bourne-plan op beperking van uitvoer gericht was.
Daarentegen is, voor zooverre ons bekend, een inter-
nationale regeling van de productie op het gebied
van de thee- en tarwecultuur een novum in de ge-

schiedenis.
De drie genoemde internationale overeenkom-
sten op het, gebied van agrarische en koloniale pro-
ducten stemmen in zooverre met elkaar overeen, dat
zij alle betrekking hebben op den uitvoer en niet op
de productie. Voor verschillende productiegebieden
zal dit echter met zich mede brengen, dat tijdelijk een
deel van het te ‘bebouwen of te beplanten areaal
‘wordt braakgelegd. Hierop komen wij nog nader
terug. Daar waar de productie beperkt wordt, vindt
een zekere uitschakeling van productievermogen
plaats. De grond zelf als eeuwigdurend productie-
middel
blijft
in tact en kan dus weer worden ge-
bruikt, zoodra de belemmeringen zijn opgeheven, al
zal men alsdan hebben te rekenen met een somtijds
niet
onbelangrijke
waardevermindering, die door het
braakliggen ontstaat.
Gedwongen vermindering van productievermogen
kan zich zoowel met als zonder internationale over-
eenkomsten voordoen. Zeer waarschijnlijk zouden de
Ver. Staten eveneens tot een beperking van de met
tarwe bebouwde oppervlakte zijn overgegaan, indien
de internationale tarwe-overeenkomst niet was tot
stand gekomen. Zoo moet Java, naast de beperking
van den uitvoer van suiker tengevolge van het Ohad-
bourne-plan tot een drastischer beperking van het te
bebouwen suikerareaal overgaan dan met het aan
Ned.-Indië toegekende exportquotum overeenkomt.
Een voorbeeld van een gedwongen vermindering
van het productievermogen ‘buiten de internationale
oveieenkomsten staande, toont de landbouw in Ne-derland, Denemarken en enkele andere landen. Be-kend is de vernietiging van varkens en koeien in de
genöemde landen. In ons land zijn thans ook plan-nen in voorbereiding of reeds in uitvoering tot be-
perking van de voortbrenging van landbouwproduc-
ten. Het eerstgenoemde geval, de vernietiging van
vee, beteekent het verlies van productiemiddelen;
het verschilt dus eenigszins van het laten braak lig-

gen van land.
De hierboven genoemde middelen om op agrarisch
gebied het prijspeil’ te verhoogen, zijn een gevolg van
de handelspolitieke maatregelen, die verschillende
landen hebben genomen. Deze veroorzaken een geheel
nieuwe oriënteering op het gebied van de interna-
tionale landbouwpolitiek. Om de groote beteekenis
hiervan ‘goed te begrijpen, mede met het oog op de
internationale overeenkomsten voor suiker en tarwe,
realiseere men zich de positie van de verschillende
landbouwgebieden. In het algemeen laten zich de
volgende typen onderscheiden:
Invoerlanden van voedings- enfof genotmid-

delen.
Uitvoerlanden van voedings- enfof ‘genotmid-

delen.

17 Tanuarj 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

55

3. Landen, wlke zelfgenoegzaam zijn.
Het bedenkelijke van de situatie is, dat de oor-
spronkelijke invoerlanden meer en meer streven naar
het derde type. Op groote schaal heeft dit proces
zich het eerst op suikergebied voltrokken, waar
vroegere invoerlanden thans door uitbreiding van
eigen productie opgehouden hebben – of hiermede
bezig zijn – suiker uit het buitenland te betrekken.
Daar de omvang van de productie met het oog op
de afhankelijkheid van het weer moeilijk vooruit te
bepalen is, komt het zelfs voor, dat vroegere invoer-
landen uitvoerlanden worden. Velen achten dit in
zooverre een gezond verschijnsel, dat dergelijke lan-den dan tevens aan den lijve ondervinden, met welke
verliezen de eigen productie wordt gedreven en daar-door tot een bezinning op deze fatale politiek komen.
Dit moge wellicht waar zijn, maar het verhindert
niet, dat hierdoor de toch al precaire toestand van
dergelijke producten nog wordt verscherpt en een
nieuwe druk op de
prijzen
wordt uitgeoefend.
Dit verschijnsel heeft zich niet alleen voorgedaan
op suikergebied, ook bij de tarwecultuur komen der-
gelijke voorbeelden reeds voor, zooals de geschiede.
nis van de tarweteelt in Frankrijk duidelijk genoeg
leert.

En de teekenen wijzen erop, dat zich waarschijn.
lijk analoge verschijnselen ook zullen openbaren op
een gebied, waar zulks tot voor kort onbestaanbaar
werd geacht. Wij doelen hier op de voortbrenging
van zuivel- en dierljke producten. Immers, gesteund
door een rigoureuze protectiepolitiek, is men in
Duitschland en Engeland bezig zich op dit gebied
van het buitenland onafhankelijk te maken.
Het is bekend genoeg, dat de uitvoerlanden door deze politiek in steeds grootere moeilijkheden zijn
geraakt. In 1932 werden de volle consequenties van
dit proces nog niet volkomen beseft. Het afgeloopen
jaar heeft hier een vooruitganggebracht, in zooverre
dat de uitvoerlanden zich noodgedwongen bij de ge-wijzigde omstandigheden trachten aan te passen. De
hierboven genoemde voorbeelden van gedwongen
vernietiging van productievermogen zijn een uiting
van dit aanpassingsproces.
Het streven van de uitvoerlanden is er dus allengs
meer en meer op gericht, om de voortbrenging van
de betreffende producten aan te passen aan de ver-
minderde uitvoermogelijkheid. Een paar voorbeelden
van den verminderden afzet mogen hier volgen.

Invoer van tarwe in Engeland 1 Jan.-30 Sept. (in 1000 centenaars)

1930

1931

1932

1933
Totale invoer…………70.920 85.966 79.052 84.061

Uit de Ver. Staten ……16.183

8.313

3.905

5

Indexeijfers van het uitvoergewicht van suiker
uit Ned.-Indië. 1928 – 100.
1929

95
1930

88
1931

61
1932

59
1)
9 maanden.

1933
1)

44

Nederlandsche uitvoer van boter en eieren naar het gewicht.
Jaar

Boter

Eieren
in tonnen in tonnen
1928

46.941

66.762
1929

47.321

71.827 1930

41.909

76.073
1931

32.958

77.958
1932

20.377

75.020
1933

28.378

53.503

Dit aanpassingsproces zal zonder twijfel nog ver-
der moeten gaan, indien het autarkisch streven in
de wereld
blijft
toenemen. Of hierop in de toekomst
valt te, rekenen, hangt weder voor een groot deel af
van de ontwikkeling van de internationale conjunc-
tuur. Doch deze houdt op haar beurt weer verband
met .de intensiteit van de agrarische crisis. Want er
bestaat in de huidige depressieperiode een weder-
zijdsche afhankelijkheid tusschen de industriëele en
de agrarische crisis. Voor een blijvend herstel van

de internationale conjunctuur schijnt een verhooging
van de wereldmarktprijzen van agrarische producten
noodzakelijk.

Het samentreffen van de industriëele met de
agrarische crisis heeft zich vroeger ook voorgedaan
in perioden van langdurige prijsdalingen. In zoo-
yerre vertoont de huidige depressie analoge trekken
met b.v. de langdurige depressieperiode in de jaren
1873 tot 1895.

Het is ons niet ‘ bekend, of in die betreffende
depressiejaren de kentering het eerst heeft plaats
gevonden door een herstel op industriëel dan wel op
agrarisch gebied. Op het oogenblik vindt een, in som-
mige landen zelfs geprononceerde, verbetering in de
industriëele conjunctuur plaats, terwijl tegelijkertijd
de landbouw verder een deprimeerend beeld blijft
vertoonen.

Indien de opleving in de industrie beperkt was
gebleven tot de vroeger grootste invoerlanden van
voedingsmiddelen, Engeland en Duitschland, dan
zou men geneigd zijn verband te leggen tusscheu
den steun aan den Landbouw in die landen en het herstel in het overige bedrijfsleven. Doch dit ver-band is geheel afwezig in de Ver. Staten, waar de
industriëele bedrijvigheid sterker is toegenomen dan
in de genoemde landen, doch waar de Landbouw nog
steeds een treurig beeld vertoont. Het is er ons niet
om te doen op dit vraagstuk thans verder in te gaan,
wij constateeren slechts het verbreken van de paral-
lelliteit tusschen landbouw- en industriecrisis, dat
wellicht aanleiding kan geven tot nog verder in-
grijpende veranderingen op Landbouwgebied.

Productie van voedings. en genotmiddelen.

De ongunstige toestand van de tarwecultuur blijkt
niet in de eerste plaats uit de totale wereldproduc-
tie, maar vooral uit de toenemende productie van
de Europeesche invoerlanden. De wereldproductie
voor 1933 wordt door het Internationale Landbouw
Instituut als volgt geschat:

Wereldproductie van tarwe in millioenen quintalen

Jaren

Europa
‘5
.-..

‘5

0
,
0
o
.5:3
.-n
:3
,
o
1-
.
1-
=

Gem.




1923-1927
251
88
339 329
75 109 29 39
920
189
1928
266
118
384
409
109
93
32
46 1.073
220
1929
291
103
394
307 60
104
37 37
939
189
1930 249
122 371
351
74 124
31
60
1.011
269
1931′
265
126
391 337
72
111
36
53
1.000

1932
329,
77
406
329
75
107
38 60
1.015

1933v
342
119
461 221 82
113 32
46
955

v = voorloopig.
‘)’Exel. China, Perzië, Turkije en Irak.

Tengevolge van de verminderde productie in enkele
uitvoerlanden (Ver. Staten en Australië),’ zijn ‘ook
de beschikbare exporthoeveelheden gedaald: Dit feit
zou zeker een gunstige werking op de prijzen heb-
ben uitgeoefend, indien niet de vraag naar tarwe
van de zijde van de invoerlanden verder was afge-
nomen, eenerzijds als gevolg van overvloedige oog-
sten, anderzijds als gevolg van allerlei protectionis-
tische maatregelen. De in dit oogstjaar voor uitvoer
beschikbare hoeveelheden tarwe zijn volgens de be-
rekening van het Int. Landbouw Instituut lager dan
zij sedert jaren zijn geweest:
Statistische positie van tarwe.

Voorraden beschikbaar

Beschikb.

voor den export a. h.
wereldexporten Wereidbehoefte

einde van den oogst
in millioenen quintalen
1933134
1)

301

142

159
1932133

360

172

188
1931132

377

217

160
1930131

.378

224

154
1929130

306

170

136
1928129

391

251

140
1927128

306

220

86
1926127

‘ 291

223

58
1)
voorloopig

Jan. ’31
Febr.
Maart April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.

Jan. ’32
Febr.
Maart April
Mei
Juni Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.

Jan. ’33
Febr.
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Oct.
Nov.
Dec.

1925
1926
1927
1928
1929 1930
1931

17.1
15.8
15.6
24.9 32.4 46.6 59.2 55.9

48.7
51.8 51.6 54.6 58.0
58.8
58.1
56.7
56.8 57.8
58.7 59.2
60.4
59.6 60.2 60.5
59.4
58.2
59.8
56.7 56.3 56.1
56.2 55.9

54.3 52.7 51.7
49.9 48.9 46.6 44.9
40.0
35.9
33.8
31.7
29.1

11 11
11
15
18
30 42
47

90.5

161.9
165.7 165.3
169.1
176.8
176.8
173.4
169.9
167.1
175.1
177.0

188.6
194.7 198.7
201.9 202.2
198.3
180.6
170.1
175.1
184.1

148.5

177.5174.4 173.8 167.8 163.2
160.5 154.6
153.8 148.6
148.9 152.2
150.0
147.6
143.7

575.1
584.7
589.5 598.6

42
69
90 92

56

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

De strijd op de suikermarkt heeft in het afgeloo-
pen jaar een nieuwe wending gekregen. Ging tot dus-
verre de strijd voornamelijk tusschen riet en biet
1

op het oogenblik wordt de toestand op de suiker-markt verscherpt door den onderlingen strijd van
de rietsuikerproducenten.
Het hernieuwd naar voren dringen van de biet-
suikerproducenten moge uit de volgende productie
cijfers van Dr. Mikusch
blijken
(in tonnen):

Wereldproductie1933/’34 -)

1932/’33

1931/’32
I3ietsuiker

8.667.000

7.906.000

8.952.000

Rietsuiker ……17.425.000

18.425.000 18.256.000

Totaal . . .

26.092.000

26.331.000 27.208.000
1)
Rarning.

Terwijl de bietsuikerproducenten volgens schatting
hun productie dit oogstjaar met ruim 700.000 ton
zullen uitbreiden, wordt de rietsuikerproductie met
1.000.000 ton verminderd.

VOORRAADSTATISTIEK VAN

De daling van de rietsuikerproductie is het gevolg
van elkaar tegenwerkende krachten. Terwijl namelijk
Java, en waarschijnlijk ook Cuba, de suikerproductie
verder zullen beperken, vindt in andere rietsuiker-
produceerende landen, zooals Br.-Indië, de Philip-
pijuen, Portorico en Queensland een uitbreiding
plaats.

In beide verschijnselen, zoowel in de uitbreiding
van het bietsuiker ten koste van de rietsuikerpro-
ductie als in de uitbreiding van de rietsuikerproduc-tie in enkele landen, openhaart zich de tegenstelling tusschen de in- en uitvoerlanden, waarop hierboven
uitvoerig is ingegaan. Het is te vreezen, dat dit pro-
ces zich in de rietsuikerproduceerende landen voors-
hands nog verder zal voortzetten.
Daar de wereldproductie dit oogstjaar waarschijn-
lijk kleiner zal zijn dan het verbruik, is een verdere
daling van de voorraden te verwachten. Zoo wordt

ROOTIIANDELSARTIKELEN.
1)

fl1
bi
tøiia

TIN3)

IL000
4
)I ZINK

RUBBER5)
1
LEUM

reld
I

I

Kartei IWereid
I

L

Staten
Vereen.

1

I.n 1
öII2i

tons

Iol-I

in miii.
in 1000 tons

1

barreis

SUIKER°)
1
KOFFIE
7)

THEE

ITARWE’°I KATOEN
11)

1

I
Europa Iwereid IIIWereid9IIILondenI
dam
Amster_
1
Wereld Wereld

in miii.
III
in miii.’ in 1000′
in miii.

in 1000
balen

bbs.
lkst.v.pi.I

1
45 Ke.

qtrs.

balen
in miii.

in mlii.
tons.

tons

3.3

13

9.6e

50

187.3

3L5

5.635

26

3.2

12

10.9
9

53

191.3

57.4

40.5

8.225

35
543

5.7

3.8

15

18.4e

89

213.0
,

64.7

47.3

7.037

28
624

6.0

4.4

16

18.8

83

220.5

88.2

50.0

7.024

28
630

5.0

6.7

25

25.1

118

260.4

69.6

72.9

7.234

28
603

17.4

8.5

31

29.3

131

261.6

68.5

72.9

9.731

82 568

20.7

8.8

33

34.3

154

244.7

89.4

76.1

10.709

48
525

19.5

8.9

33

28.4

121

285.8

64.2

74.1

10.807

49

603

8.4

31

28.8

129

273.5

84.0

75.2

9.421

42 597

8.7

32

28.5

128

270.4

91.4

78.8

9.327

41
593

9.0

33

28.3

128

242.2

86.5

75.0

9.039

40
591

9.3

34

27.5

123.

212.0

94.2

67.1

8.356

37
592

8.7

32

26.4

118

205.3

96.9

60.0

7.784

35
591

8.1

29

25.5

114

203.0

99.1

55.4

7.222

32
587

7.8

27

27.8

125

198.1

102.0

57.8

6.592

29
583

7.8

27

30.0

135

205.9

101.6

62.5

6.177

28
570

7.0

26

31.6

142

195.1
88.3

62.5

7.040

32
557

7.5

28

32.2

144

206.9

85.3

66.1

9.157

41
553

9.1

30

33.3

149

219.5

81.0

67.7

10.545

47
557

8.7

33

34.3

154

244.7

89.4

76.1

10.709

48

568.

20.7

8.3

31

34.4

146

248.3

83.4

79.0

10.742

48
568

21.0

8.4

33

34.2

146

240.4

80.2

76.5

10.613

48
570

21.0

8.7

33

34.3

146

213.3

75.9

74.5

10.243

46 570

21.0

8.9

33

33.4

142

171.2

71.7

66.2

9.462

42
571

21.6

8.4

33

30.7

131

182.1

73.6

61.0

8.849

40
571

21.6

8.1

30

29.1

126

182.2

72.0

55.6

8.281

37
559

21.5

7.8

29

183.9

75.4

51.0

7.682

34
560

21.1

7.9

29

202.7

92.5

53.0

7.546

31
556

20.4

7.2

26

219.1

79.0

62.2

8.239

34
549 .

20.9

7.8

29

29.1

126

239.0

61.1

66.1

9.552

39
545

19.7

9.0

33

28.8

123

263.8

61.7

65.7

10.778

44
536

19.5

8.9

33

28.4

121

285.8

64.2

74.1

10.807

44
525

19.5

8.6

32

27.1

115

295.5

83.9

80.4

10.832

45
523

19.5

8.5

353

25.4

108

292.1

98.6

77.6

10.365

43
523

19.7

8.8

33

24.7

105

275.6

95.9

72.2

9.866

41
530

20.52)

8.9

33

23.7

101

262.4

96.8

65.3

9.362

39
524

8.4

31

20.9

89

257.4

114.2

59.4

8.661

36
532

7.9

29

20.9

89

244.8

115.3

57.3

8.038

33
534

7.5

28

20.3

86

234.4

119.1

57.5

7.510

31
541

7.3

27

20.2

86

235.1

106.0

60.3

7.088

29
550

6.4

24

21.3

91

235.3

96.1

64.5

7.871

32
7.8

29

22.5

96

248.3

89.2

64.6

9.253

88
8.4

31

254.5

94.0

62.6

10.842

46 75.2

10.240

42

De visible supply volgens W. H.
Gartsen (vroeger IRicard
en Freiwald). Het wereidverbruik bedroeg in 1932 ruim
117.000 ton.

Voorraden in de Ver. Staten en Engeland.
Wijnand & Keppier’s Rubberbericht.
0)
Zichtbare voorraden volgens Czarnikow.
Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.
Niet inbegrepen de binnenl. voorraden in Brazilië

148.3
177.0
111.5
123.2
130.0
133.2 140.7
138.1
132.2 133.5 131.8
137.4
141.1
148.3

156.4

204.0
197.0

189.3 191.2
182.4

334.5 479.9
623.6 611.8
498.7
513.4 519.0 524.0
536.9 539.4
551.0
550.3 556.9
583.7
607.0 616.9
646.6 634.9
614.9 614.7
621.8 585.2 572.4 589.0 594.8
598.7
602.5
611.8
609.5 606.2 600.3 593.2
594.6
595.7 584.3

• 1) De cijfers hebben betiekking op het einde van de maand
(jaar) of het begin van de daarop volgende maand.
2) Voorloopig.

Sedert Juni niet inbegrepen de gouvernemeutsvoorraden
van Sao Paulo:
Zonder Rio.
Statistiek van George Broomhall. Zichtbare voorraden
in de tweede hand in de Ver. Staten en Canada, en in de
voornaamste havens van Groot-Brittannië, in Europa, Ar-
gentinië en Australië en stoomende partijen.
Liverpool Cotton Association. De cijfers hebben betrek-
king op de voorraden in Engeland, op het Continent, in de
Ver. Staten, te Alexandrië, te Bombay en in den Oriënt.
Het wereldverbruik van katoen bedroeg in het jaar,
eindigende op 31 Juli j.l. 24.3 millioen balen.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

57

ook •op dit gebied naar herstel van evenwicht ge-
streefd, een evenwicht, dat echter langs geheel an-
deren weg en bovendien, veel moeilijker en kost-
baarder tot stand komt, dan ingeval van de vrije
werking van de maatschappelijke krachten. Het is te
vreezen, dat op dit gebied niet tijdelijk, maar blij-
vend productievermogen, dat economisch. in stand
behoorde te blijven, zal worden vernietigd.

De prijs van
thee is
ook in het afgeloopen kwar-
taal gestegen, al konden de hoogste prijzen niet ge-
handhaafd blijven. Hoe verheugend dit. feit op zich-
zelf ook is, het schept aan den anderen kant ook
vele gevaren. Het grootste is wel, dat van den toe-
nemenden uitvoer van de landen, die buiten de thee-
restrictie staan (China, Japan en Formosa), zooals
reeds eenigszins blijkt uit de onderstaande uitvoer-
cijfers, ‘ontleend aan de publicaties van’ de Ver. voor
de Thee-Cultuur in Ned:-Indië.
1933

1932
Januari /October Januari/Octobe
t
In 1000 KG.
N. ]3r.-Incliii ……………….
.806

116.494
Z. Br.-Indië ……………..
17.798

19.685
Ceylon

…………………
83.158

97.751.
Java. ………
…………..

50.705

52.240
Sumatra

……………….
10.503

11.780
Japan

………………….
1.0.144

10.419
Formosa

………………
6.378

5.393

Totaal ….
282.492

313.762

De gegevens van April tot October zijn in dit op-
zicht nog illustratiever, omdat daaruit tevens de ge-
stegen uitvoei van Japan sedert ,het in werking
treden van het i-estrictie-schema blijkt.
In dit verband mag dan ook terecht de vraag ge-
steld worden, of de verlaging van het restrictiepercen-
tage van de uitvoerquota der aangesloten landen (van
15 tot 12>k) de resultaten zal opleveren, die’belang-
hebbenden er van verwachten. De beantwoording van
deze vraag hangt voor een groot deel af van de mate, waarin de prijzen verder zullen stijgen, mede met het
oog op de algemeene prijsbeweging van koloniale
producten en verder van de ontwikkeling van de in-
ternationale conjunctuur.
Een. verdere prijsstijging
zal de productie van de
outsiders nog meer doen toenemen, vooral indi.en de
prijzen van andere producten de beweging niet zou-den volgen. Deze tendens zou geheel of gedeeltelijk
gecompenseerd kunnen worden door een verbhtering
van den algemeenen toestand, daar het verhiuik zich
dan ook gunstig zal ontwikkelen.

De toestand en de vooruitzichten voor de thee zijn
echter heel wat gunstiger dan die voor de
koffie.
Weliswaar is de situatie het afgeloopen jaar eenigs-
zins verlicht door de groote hoeveelheden, die ver-
.nietigd zijn, maar zoolang deze politiek niet gepaard
gaat met maatregelen tot pi-oductiebeperking, blijven
de vooruitzichten zeer ongunstig. De voorraden, die
in het begin van 1933 iets waren gedaald, zijn in de
laatste maanden weder gestegen. Dit is een gevolg
van de aanvoeren van den zeer grooten oogst, die
voor dit jaar wordt verwacht.
De opbrengst per oogstjaar (1 Juli tot 30 Juni) in
balen van 60 Kgr. was volgens de Firma Leonard
Jacobson & Zonen te Rotterdam:

Jaren

Rio

Santos

OverigBrazilië Totaal
192211923 . 2.669.000 6.759.000.

‘822.000

10.250.000
192311924 . 3.620.000 14.918.000

973.000

19.511.000
1924/1925

. 3.161.000 6.577.000

1.430.000

1.1.168.000
192511926 . 3.955.000 10.129.000

1.377.000 .- 15:461.000
1926/1927

. 3.599.000 9.986.000

1.711.000 ,

15.296.000
192711928 . 4.997.000 18.681.000

2.144.Ö00

25.822.000
192811929 . 1.951.000 5.987.000

1.723.000 .

9.661.000
192911930 . 4.498.000 22.070.000

2.785.000

29.353.000
1930/1931.

. 3.910.000 10.555.000

2.679.000 ‘

17.144.000
1931/1932 . 5.500.000 1.8.708.000

1.928.000

26.136.000
19321 1933 . 4.551.000 , 9.292.000

2.380.000 ‘

16.223.000
1933/1934) . 1.200.000 20.500.000

8.200.000
2
)

29.900.000
1.)
Raming.
2)
Met inbegrip van
5.500.000
b. Minas
Geraes.

Zooals men ziet, zal de oogst dit jaar naar schat-
ting een recordopbrengst opleveren. Vergeleken met het vorige jaar zal zij bijna tweemaal zoo groot zijn!
Brazilië zal noodgedwongen, evenals andere lan-
den,
01)
den duur maatregelen moeten nemen om de
productie van zijn belangrijkste exportgewas dras-
tisch te beperken. De huidige politiek kenmerkt zich
door een tweeslachtig karakter! De productie wordt
dë vrije hand gelaten, terwijl als de oogst binnen is,
weder een groot deel ervan vernietigd wordt. Tot
dusverre is reeds een hoeveelheid vernietigd, die
grooter is dan het wereidverbruik van één jaar.
Een ongunstig feit vormt bovendien het afnemend
verhruik. Volgens Laneuville bedroeg het wereldver-
bruik (werkelijke afleveringen) in het oogstjaar
1930/’31 ongeveer 25.1 millioen balen, in 1931/’32
ruim 23.7 millioen balen, in 1932/’33 slechts 22.8
millioen balen
1.).

De sterke daling van de koffieprjzen in het afge-
loopen jaar heeft de
moeilijkheden
voor Ned.-Indië
nog vergroot. In de Buitengewesten hebben een aan-
tal producenten hun ondernemingen moeten sluiten.

Zooals. uit de tabel op blz. 53
blijkt,
hebben de
prijzen van
cacao
aan het eind van het vorige jaar
eveneens een nieuw laagterecord bereikt. Ook op dit
gebied doet zich het geval voor, dat de productie
gr,00ter is dan het verbruik. De onderstaande ge-
gevens laten dit duidelijk zien.

Wereld productie Wereidverbruik
in tonnen
1928/’29 ………………537.200

508.100
1929f 30 ……………..’

534.500

501.600
1 930/31 ……………….24.500

533.400
1931(32 ., …………….532.100

518.300
1932(33 ………………605.200

521.100

Vooral de twee grootste productielanden, de 9oud-
kust en Nigeria hebben in het afgeloopen jaar record-
oogsten geleverd (resp. 254.500 en 69.800 ton tegen
209.900 en 56.200 ton in 1931f’32). Ook op dit ge-
bied doen zich groote moeilijkheden voor om de pro-
ductie te beperken. Men is reeds eenigen
tijd
doende
plannen voor een verbetering der prijzen uit te wer-
ken, maar tot dusverre heeft nog geen enkel plan
algeheele instemming kunnen verkrijgen.

Productie ‘van metalen en andere grondstoffen.

De sterke stijging van de
prijzen
van
tin
sedert
het midden van 1932 in vergelijking met de, ontwik-
keling van de prijzen, van enkele andere metalen,
wijzen er duidelijk op, dat de resultaten van de be-
perking van de internationale productie van tin zeer
bevredigend zijn. Dit resultaat is bereikt, dank zij
een zeer drastische beperking van de productie.
Sedert het tot stand komen van de Internationale
Tin-Overeenkomst heeft het Kartel tot vijfmaal toe
een verlaging van de productie moeten invoeren.
De tabel op de volgende bladzijde, ontleend aan het
tijdschrift ,,Tin”, geeft een duidelijk beeld van de
resultaten van de internationale overeenkomst.
In 1933 ‘bedroeg de productie van het Kartel 33.4
pCt. van de productie van 1929. Zooals bekend, heb-
ben verschillende outsiders hun productie in het ge-
heel niet beperkt, ja zijn sommige producenten er
zelfs toe overgegaan om met het oog op de bevre-
digende prijzen hun productie weer verder uit te
breiden. Op dit gebied demonstreert zich weer dui-
delijk de latente concurrentie van de outsiders, die
men in de geschiedenis van het kartelwezen reeds
zoo vaak heeft kunnen waarnemen. Hoe hooger im-
mers de prijzen stijgen, hoe dreigender het gevaar
van een uitbreiding van de productie van de out-
siders wordt, omdat er bij prijsstijging steeds meer
mijnen op rendabele
wijze
kunnen worden geëxploi-
teerd.
Intusschen hebben eind October de leden van het

1)
Ontleend aan het jaaroverzicht van de Vereeniging
voor den Koffiehandel te Amsterdam.

58

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17
Januari
1934

Kartel het besluit genomen om de restrictie-overeen-
komst met drie jaar’ te verlengen. In deze overeen-
komst is echter een zeer markante bepaling opgeno-
men, die aan ‘de ongelimiteerde expansie van de out-
siders paal en perk tracht te stellen. De nieuwe over-
eenkomst bevat namelijk een clausule, dat wanneer
de productie van de outsiders gedurende een periode
van zes maanden meer dan
25
pOt. van de geschatte

wereldproductie bedraagt, of
15.000
tons gedurende
die zes maanden, de kartelleden en Siam het recht
hebben om de overeenkomst op te zeggen. Dit betee-
kent dus een openlijk dreigement van, het Kartel
tegen de outsiders, die hun positie in de laatste jaren
voor een deel ten koste van de kartelleden hebben
verbeterd. Immers het Kartel geeft den outsiders de
vrijheid om
X
van de wereldproductie voor hun reke-
ning te nemen, terwijl deze in de periode van
1925

-’29
minder dan 10 pCt. van de wereldproductie
voortbrachten.
Tengevolge van de gunstige resultaten, die het
kartel heeft bereikt, zijn de zichtbare wereidvoorra-den thans geringer dan in December
1929,
dus kort
na het uitbreken van de crisis.
Volgens de nieuwe overeenkomst, die met 1 Januari
in werking is getreden, mogen de tinproducenten hun

productie van
33.4
pOt. opvoeren tot
40
pOt. van de

productie van
1929.
Indien de toestand op de wereld-
markten zoo gunstig blijft, is het Kartel waarschijn-
lijk in staat om de productie nog verder te doen toe-
nemen.

De gunstige resultaten van de internationale tin-
overeenkomst
blijken
wel heel
duidelijk
uit een ver-
gelijking tusschen de prijzen van tin en die van
koper
in
1933.
Weliswaar zijn de koperprjzen om-
streeks het midden van het afgeloopen jaar sterk ge-
stegei, maar de
prijsstijging
bedroeg per saldo slechts
8 pOt. (bij tin
49
pOt.). Vooral in de Ver. Staten
is de toestand nog steeds zeer slecht. De code voor
deze industrie is nog niet tot stand gekomen met het
oog op de sterk uiteenloopende belangen.

Tot de grondstoffen, die het afgeloopen jaar sterk
van de opleving in de Ver. Staten hebben geprofi-
teerd, behoort de
ruibber.
De
prijs
van dit product
is in
1933
het meest van alle grondstoffen (zie

tabel op pag.
53)
gestegen, ni. met 70 pOt. Het op-
merkelijke van deze
prijsstijging
is, dat de statisti-
sche positie heel weinig is verbeterd. De wereidvoor-
raden zijn slechts iets lager dan een jaar geleden,
ondanks het feit, dat het verbruik met ruim 100.000

ton is toegenomen. De stijging van ‘het verbruik in
de Ver. Staten ‘blijkt uit de volgende gegevens, out-.
leend aan de berichten van Wijnand.
Verbruik in duizend (1000) tons
Ver. Staten Engeland Eenige landen Totaal
1933 ……….400

80

310

790
1932 ……….332

79

272

683
1931………..349

77

252

678
1930 ……….378

75

263

716
1929 ……….470 ‘

72

265

807

In ons vorig bericht hebben wij aan de hand van
een grafiek er op gewezen, dat de bevolkingsrubber
in Ned.-Indië het snelst op een prijsstijging reageert.
Het blijkt thans, dat de productie. van de bevolkings-
rubber, zoowel in Ned.-Indië als in Malakka, in het
afgeloopen jaar het
recordcijfer
van
1929
heeft over-
troffen.

Dat de prijzen, ondanks de sterke uitbreiding van
de productie, zijn
blijven
stijgen, is een gevolg van de
het geheele afgeloopen jaar door verwachte beslis-
sing van een restrictieplan voor de rubbercultuur.

Industriëele productie.

In het afgeloopen jaar heeft in verschillende lan-
den een belangrijke opleving in de industrie plaats
gevonden. Hoewel daarop in enkele landen weder een
terugsiag is gevolgd, valt met vrij groote zekerheid
aan te nemen, dat in vele landen het diepste punt
van de depressie overschreden is.

Indexcijfers van de industriëele bedrijvigheid 1928 = 100.

itsch-I Enge- 1 Frank- 1 Ver.

Canada Japan
land

land

1

rijk

1
Staten

1929
101.4
107.9
,
109.4
106.3 111.6
113.7 1930

•…
90.1
96.1
110.8
86.9 91.6
102.5
1931

•…
73.8 82.2 98.0
72.9
76.7 102.1
1932

….
61.2 82.8 76.0
,
57.9
62.8
117.1

Jan. 1933
62.9 79.0 58.6 52.8
127.4
Februari
64.6
85.9 81.4 56.8
51.7 124.7
lllaart
64.9
)
82.9 54.1
53.1
135.9
April
65.9
.84.5
59.5 55.3
135.0
Mei’
68.2
86.0
86.1 70.3 61.7
137.6
Juni
69.9
88.5 82.9 87.7
136.2
Juli

•.
71.0
88.5
90.1 70.1 136.7
Aug. ….
71.0
86.0
87.7
82.0
76.0
141.4 70.8 86.9
75.7 76.6
135.7
Sept……
Oct……
71.2

.

85.3 69.4
74.2
Nov…..

Op
het oogenblik zijn vier groepen van landen te

Overzicht van de resultaten der tinrestrictie.

Zichtbare voorradenIStijging Aan.
Afleve.’
Gem. Tin-
Opmerkingen
en carry-over
Daling-
voeren
ringen
prijs

£
Januari 1930
32.449 (1 Jan.)
11.932 11.102
176
Begin van de vrijwillige restrictie.
Decemb. 1930 46.623 (31 Dec.)
12.806
11.065
,

112

Jan-Dec. ’30
+
14.174
142.1S
125,772
142

Maart

1931
51.761 (1 Maart)
10.026 10.370
122
Aanvang Intern. restrictieplan.
le vermindering 22.2501
0.
1 Mrt.
Juni

1931
58.768 (30 Juni)
10.347
9.910
105


2e

,,

,

34
0
/0

1

Juni.
Sept.

1931
56.792 (30 Sept.)
7.957 8.639
118
Oprichting Internat. Tin Pool. Siam sluit zich
aan bij het plan. Contrôle bedraagt thans
95
0
/0.
Extra vermindering in Malakka wegens
groote uitvoeren.
Decemb. 1931
59.247 (31 Dec.)
8.127
7.287
139

Jan-Dec.

’31
+
12.624
117.983
109.169
118

Januari 1932
60.360 (31 Jan.)

6.317
7.737.
140
3e vermindering 44
0
j.
April

1932
60.547 (30 April)
7.167 7.166
109
Juni

1932
58.233 (30 Juni)
5.226
6.817
115
4e

56
o/
Verbeterd Byrne.plan
Juli

1932
59.802 (31Juli)

.
4.407
4.820
126 5e

66.6
ojJ
Decemb. 1932 55.903 (31 Dec.)
4.878
1
6.016
150

.T,on .’flpc

‘SO.

144
69674
74.055
136

October 19331 31.869
(al
Oct.)
1

1

6.816
1

9.070
1

224

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

59

onderscheiden, ‘ivaar de industriëele bedrijvigheid een
verschillend beeld vertoont.
11
lo. Rusland en Japan, twee landen, die van een
crisis in de industrie nog in het geheel niets ge-
merkt hebben.
2o. Duitschland, Engeland, Zweden, Polen en
nog enkele andere landen, waar na een ernstige de-
pressie de conjunctuur zich langzaam blijft verbe-
teren.
3o. De Vereenigde Staten, waar na een inzinking in het lajaar tegen het einde van het jaar weder een
herstel is gevolgd.
4o. Nederland, Zwitserland, België, Frankiijk en
nog enkele andere landen, waar de toestand zich wel-
iswaar min of meer heeft verbeterd t.o.v. het laagste
punt, maar waar van een blijvend en aanhoudend her-
stel nog niet kan worden gesproken.
Rusland en Japan behooren tot die groep van lan-
den, waar de toeneming van de industriëele bedrij-
vigheid nog steeds blijft aanhouden. Mede door de
depreciatie van den Yen, heeft de Japansche’indus-
trie zich een steeds grooter afzetgebied op de wereld-
markt kunnen veroveren. Met het oog op het toe-
nemend streven naar afweermaatregelen en naar aan-
passing aan een lager kostenpeil, dat zich in de
oude industrielanden, met of zonder hulp van mone-
taire maatregelen voltrekt, is het de vraag, of de
expansie van Japan op de wereldmarkt, tenzij in ge-val van verdere depreciatie van den Yen, nog in het
tempo van de afgeloopen jaren kan blijven aan-
houden.
De opleving, die zich in verschillende landen sedert
eenigen tijd openbaart, is vooral markant in Enge-
land en Duitschland. In Engeland, waar de vooruit-
gang met enkele jaren geleden niet onaanzienlijk is,
heeft het herstel langzaam, maar zeer geleidelijk
plaats gevonden. In dit land is de overgang van de
depressie naar de kentering het meest in overeen-
stemming met de ontwikkeling in vroegere crises. Hetzelfde kan niet gezegd worden van de ontwik-
keling van. de conjunctuur in Duitschiand en de Ver-
eenigde Staten, twee landen, waar op onderling ver-schillende wijze, geëxperimenteerd wordt. De onge-
wone wijze, waarmede het,herstel zich in deze landen
heeft voltrokken, behoeft echter in het geheel geen
oorzaak ,te zijn van mislukking.

Bij de beoordeeling van de resultaten van beide
experimenten dient men twee feiten in het oog te
houden. In de eerste plaats werd met deze experimen-
tén begonnen op een tijdstip, dat de daling van de
prijzen van grondstoffen tot staan was gekomen of
ten einde liep, daar in 1932 de productie van ver-
schillende grondstoffen zich bij het afnemende ver-,
bruik had aangepast of bezig was zich hierbij aan
te passen. Deze factor, die een gunstige uitwerking
had op de wereldconjunctuur, is van niet te onder-
schatten beteekenis geweest, vooral wat den psycholo-
gischen invloed betrof.
Verder moet men niet uit het oog verliezen, dat
het geenszins zeker is, dat de omslag van een depres-
sie naar een herstel alleen kan plaats vinden op de
wijze, zooals dat ook in vroegere crises geschiedde.
Indien men hiervan uitging, zou men van beide. expê-
rimenten geen gunstige resultaten kunnen verwach-
ten. Hiermede wil niet gezegd worden, dat de in de
Ver. Staten en Duitschland toegepaste methodes ook
de eenig
mogelijke
zijn, om een verbetering in de
conjunctuur te bewerkstelligen. Zoolang de defini-tieveresultatenvan beide experimenten voor os nog
verborgen blijven, valt over dit punt niets te zeggen.
Wat nu het conjunctuurverloop in Duitschland be-
treft, is in het bijzonder op het volgende verschil
met vroegere perioden van kentering te
wijzen.
Aan
het eind van vroegere depressies waren de verhou-
dingen op de geld- en kapitaalmarkt steeds gunstig
voor een opleving, d.w.z. de geldmarkt had. een over-
vloed van vlottende middelen en op de kapitaalmarkt
waren de koersen van . vaste rentedragende fondsen

hooger dan in de daaraan voorafgaande periode van
hoogconjunctuur.
Een geheel ander beeld toont de Duitsche kapi-
taalmarkt sedert het einde van 1932; de koersen van
vaste rentedragende fondsen, die buitengewoon laag
stonden, zijn gaan stijgen, toen de productie langzaam
toenam en op deze wijze werden de voorwaarden voor
een omslag geschapen. De verschijnselen, die zich
thans op de geld- en kapitaalmarkt in Duitschlaud
voordoen, openbaarden zich in vroegere normale cri-
ses aan het eind van een depressie. –

De abnormale moeilijkheden in het credietwezen
bepalen thans het eigenaardige karakter van de
Duitsche conjunctuuroutwikkeling. Doch zij brengen
tevens de zwakke plekken van het experiment naar
voren. Dit is er namelijk op gericht om door een
uitbreiding van de productie, die voor een belangrijk
gedeelte door de Overheid wordt gestimuleerd, het
vertrouwen te herstellen en daarmede. de basis te
leggen voor een herstel, dat op den duur door het
particuliere bedrijfsleven tot stand moet worden ge-
bracht.

Op dit punt openbaart zich ook de overeenkomst tusschen de ontwikkeling van de conjunctuur in de
Ver. Staten en in Duitschland. Het herstel van de
bedrijvigheid in de Ver. Staten is namelijk ook tot
stand gekomen bij een toestand van de kapitaalmarkt,
die op zichzelf nog niet rijp was voor een kentering.
Ook hier heeft de productie zich uitgebreid bij een
credietwezen, dat nog buitengewoon zwakke plekken
vertoont.

De sterke depreciatie van den Dollar heeft op dit
gebied de moeilijkheden niet opgelost. Wel heeft zij
aanleiding gegeven tot een stormachtige uitbreiding
van de productie, als gevolg van de vlucht in goede-
ren. Vooral de ijzer- en staalindustrie in de Ver.
Staten heeft hiervan geprofiteerd. De onderstaande
grafiek van de
bedrijvigheid
in de staalindustrie (in
procenten van de capaciteit) laat zulks duidelijk zien.

‘IIIIHIIIHI

iiiîuuni

nam

Hoewel na het midden van Juli een aanzienlijke
terugslag is gevolgd, was de staalproductie aan- het
einde van 1933 toch hboger dan eind Decembér 1931
en- 1932.
Bepaald ongunstig was de toestand in het bouwbe-
drijf, in de eerste helft van 1933. De laatst bekende
indices wijzen echter op een stijging.

Indexcijfers ,an de bouwnijverheid 1923-’25 = 1QO.

Jan.

April

Aug.

Oct.

1931
……..
58

.

82

63

52′
1932

……..
25 .

‘ – 31
.

32 – –

28

1933
……..
18

16

25

33

Dit feit vornt o.i. een ongunstigen factorin het
herstel van de Amerikaansche conjunctuur, eenals
trouwens de toestand op. de kapitaalmarkt. Het een
hangt echter met het ander samen. Zon

der een ge-
zonde kapitaalmarkt zal de industrie van productie-
middelen in de Ver. Staten nog een moeiljken tijd
tegemoet gaan.

60

ECONOMISCH-STATISTISCH
KwARTAALBERIcHT:

17′ Januari
‘1934

De ‘aiitomob’ielproductie – een andere belangrijke
conjunctuurindex – was na de de sterke uitbreiding in
de pèriode van Mei tot Augustus, in November ‘onge-veer even laag als in de ongunstige jaren
1931
en
1932.

AUTOMOBELPRODUCTÎE ………1929
a

1931
IN1000 WAGENS ‘. •—•-1930 —— 193’2
700

60C

500

400

30C

20(

10

– .)Aft
‘FEBR,MPl•APR. MEI Jur-ILJULI AUG.p1OCt HOV.OEÇ.

Geld- en kapitaalmarkt.

De overvloed aan geldmiddelen op de voornaamste
geldmarkten duurt nog steeds onverminderd voort;
in sommige landen zijn de geldkoersen zelfs nog ge-
daald, .hetgeen vooral voor een aantal debiteurlande’n
geldt.
Ii daling yan de geldrente ging ver het alge-
meen gepaard met een stijging van de koersen van
vaste rentedragende fondsen: Deze stijging is vooral
in Duitschiand sedert het begin van September zeer
aanzienlijk geweest. Twee maatregelen hebben hier-
toe zonder twijfel veel bijgedragen. In de eerste plaats
de invoering van de open-markt-politiek, waarbij wij
in het vorige Kwartaalbericht zeer uitvoerig hebben’ stilgestaan. Doel van deze. politiek was immers den rentestand te verlagen en daardoor de kapitaalmarkt

‘ Partièulier’ Discônto.

Amster -….
dam
Bern
,
Londen
New
York
– –

Parijs

1928

….
4.18 6.54

‘ ‘


4.16
4.5
302
1929
.’.

•.

4.82
6.87

‘ ‘

5.31
4.63


3.44
1930

•…
2.06
4.43
2.62
2.88
2.31
1931

•…
1.42
6.78
3.57
.
2.25
1.56 1932

•-…
0.85
4.95


1.94
,

1.28
1.31

Jan.’33
0.37 3.88
0.92 0.32
1.27
.
3.88

,
0.88
0.43
1.99
Maart

0.69

3.88

0.68 2.38 2.18
April
0.62
3.88
0.66
0.88
2.06
Mei
.2.07
3.88 0.53 0.50
1.95
2.19 3.88 0.48 0.38
1.75

Febr……….0.37

Juli
3.53
3.88
0.51
0.43
1.71
Aug
1.21
3.88
‘0.40
0.43
1.59

Juni

…..

Sept. .’
0.77
3.88.
.

0.42 0.25
1.39
0.50
3.88

0.72
0.25
Oct……
0.47 3.88
1.07
0.38
Nov……..
Dec……
0.46 3.88
1.22

nieuw leven in te blazen. Het is op het oogenblik nog
te vroeg de resultaten van deze politiek te beoordee-
len. Blijft de bedrijvigheid in Duitschiand toenemen,
dan is te vérwachten, dat deze politiek uiteindelijk
een gunstigen invloed ‘op de conjunctuurbeweging zal
uitoefenen.

De ‘tweede maatregel betrof de saneering van de
gemeenteschulden, tot dusverre een van de uiterst
zwakke plekken van . de Duitsche kapitaalmarkt in
verband met de onmogelijkheid- om de. vlottende
schulden van de gemeenten té èonsolideeren.

Zeer gunstig blijft de toestand op de Engelsche
kapitaalmarkt zich ontwikkelen. Dit blijkt zoowel uit
de bedrijvigheid voor overheids- als voor particuliere
leeningen. Vooral. aan dit laatste dient groote betee-
kenis te worden gehecht. Het is een weerspiegeling
van het terugkeerende vertrouwen, dat zich hier op
geheel normale . wijze voltrekt.

In .tgnstelljpg tot. Engeland, blijft de toestand
op. d,e Fran2che.. icai aalmarkt : nog steeds ongunstig.
Weliswaar valt van tijd tot. tijd ,een verbetering te
constateeren, maar de moèjlïjkhedn om de begrooting
sluitend te maken, zijn,iog steeds bui’tèngewoon groot.
Zooal.s. te verwachten: ‘is, blijft d. toestand op cle

kapitaalmarkt. in cie. Ver. .Stateôg.hoogst,.opze,ke,
içoF’cng ‘tn de experimenten op monetair gebied geen
einde komt. De .gouditankooppolitiek : aan, het
.
einde

‘INIUuu”

oom
mi§flI

RENNER§§ui

Iuiu!uIuhuI

I!!!III

§§Enne§ii

Emissies. (maandgemiddel(len)

Ver. Staten

‘.
Duitschiand
En’gelad
Frankrijk’:.
Nederland

Jaar
Aan-
Obli-..
Bûiten-

Aan-
.Obii-
Binnen-.
.
Kolo-
-.–

..
Buiten.-‘
…..
Totaal.
Aan:
.
Aan
.Obli
Buiteni.
leenin-
deelen
gaties
land
deelwi

.gaties
‘land men’
land
deelen
……………………
çieeleir,
gaties
,
,gen

in miii
$
in mill R M
in mdl
£
inmili Frs
in miii Guldens

1925
101
417
127 55 195
110
48
25
5
19 10
1926 98
430
95
82
428
117)
44
50
6
33
23
1927′..
:126.
523
130′
120
.359
‘14.7
‘7.3
,’

42
‘619″
338
.


:
8

..:
.33

.
28.’.
1928′ ..
256
42,0
– –
110
J12


365


18.3
7.1
4.8
‘.844
.543′


.28

‘ ‘

27


25
1929
508
341
63
82 160
133
45 33
1249
708
24
14
11

1930..
129
457
84
46
‘222
10.6
‘5.8
-312-
‘:1.827’
3’64’-‘
2,
47
21
1931’…
26′
234′
21′
53”
1

12
3.5
:3.1
U.’1.370”174.”
1.0
.27..
3.’
1932..
2
’96’
.2
13
47
7.0
‘2.4’”:—”.-‘J”5’1
1,’ 108
-”:’37.,
2:
JanH33
3,
61
.-
19
52 7.9
0.3-
.0.1
‘459

54


-111:2
Febr…

.20

4.9
0.5,
71′.
.12.3.-..
Mrt
3
13

6
55
123
12

71
38

14

April
1
24

4 30 7.3

1_
896
61
05
11 3

Mei,.,3.
.41

8
21.,.
9.3 5.0

”0.3
.
,
215
”146
0.2:’
0.1

Juni
..


9
101

6
27
16.0
.

1.1


.0.4

“87
.
:

63


0.8

‘.


Juli..
53
64′
1
-3

12
..
……………

35
5.2

.1.8

……

.’0.”O.5’234

238……

212
‘-”.–‘

Aug..
-14
32

12
29
1.3
1’56
4.3′
383′
’45
‘-
0.2
.

-•
Sept. ..
9
55

9
36



6.7

0.2

0.3

596′

……

.33


.

7.0′

Oct.

..

3
56

5′
44
6.8
3.0′

0


«

‘142

‘106

…..

202.9

Ndv.
-..
5
12.2

0.5
0.1


. –
114
53


0.5′
3.9-

Dec.

..
5.1
,
0.9
0.3.

17 Tinuari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

61

van October, gevolgd door de zil’verdaukooppolitiek
aan het einde van December zijn geen maatrégalen,
die het vertrouwen van het groote publiek kunnen
herstellen.

De politiek van credietexpanie beperkt zich nog
steeds tot het aankoopen. van regeeringsobligaties op
dè open markt en de crdietvdrleening door middel
van de Re’contruction Finance Oorporation. Iutus•
schen is in het afgeloopen jaar de kapitaalrente iets
gedaald, he’tgeen uit het volgende moge blijken.

Koersen van verschillende soorten obligaties volgens Moody.

Ana

Aa

A

Ban

22 Dec. 1931 ……..5.31

6.33

7.57

10.04

22 Dec. 1932 ……..4.57

5.65

6.63

8.50

22 Dec. 1933 . ……. 4.49

5.28

6.22

7.77

Laagste koers 1933 ……..4.28

4.73

5.47

6.42

De ongunstige toestand op de kapitaalmarkt blijkt
bovendien uit het gerfnge bedrag aan emissies, ,voor-
al voor particuliere rekening. Dit feit doet zijn ‘on-
gunstigen terugsiag weer gevoelen op de voortbren-
ging van kapitaalgoederen. Niet iii’ hét minst voot
het op gang brengen van dit
belangrijke
onderdeel
van het economisch levex, is een verbetering van deii
toestand op de Amerikaahsche kapitaalmarkt drin-
gend ‘noodzakelijk.

De toestand op de belangrijkste internationale ka-pitaalmarkten komt eveheens’ tot uiting in de bedra-
gen, welke voor buitenlandsche rekening worden uit-
gegeven. .’

Alleen de lngelsche kapitaalmarkt, is op het oogen-
blik voor het buitenland van beteekenis. Hoewel op
de Nederlandsche kapitaalmarkt geen buitenlandsche
leeningen zijn geëmitteerd, vermelden wij hier de
credietverleening op korten termijn door een Neder-
landsche bankgroep ten behoeve van Fransche spoor-
wegmaatschappijen
1).

t)
Zie E.-S. B. van 13 Dec. ji., blz. 967.

Buitenlandsche Emissies in millioenen Guldens.


Ver.
Staten
)

Groot
B
Neder-
land))
Zwitser-
land’
T
,

o aal,

le kwart. 1929
838
547
55
31
‘1.471
2e
622
.317
14
12
965′
3e’
164
132′
25
10
331″
331

.
145
14
-:
490

ie kwart. 1930
804 402
65

14
1.285 2e
1.245.
423
141
74


1.883 -,
3e


451 110
t2
23
606
4e
354
382
15
36 787

le kwart. 1931
385
292
8
12
697′
le
159
228
20
38
445
3e
126
36
8
-‘
170
4e

.

,
0.2

0.9


1

le kwart. 1932
.

2
57

36′
95
le

127
– –
127
3e
54.6
1
4
14
74..L
4e

,;
10.4
74 124
20
228

le kwart. 1933

33

19
52-

66


66
3e

172
– –
172
te

40
– –
40
1)
Buitenland en kolonien.

De’viezenmarkt.

Op de internationale deviezenmarkt heeft een tijd’
lang een verschijnsel plaats gevonden, dat men -tot
voor kort niet voor mogelijk had geacht, nl. een
sterke daling van den Dollarkoers, welke gepaard ging
met een sterke stijging van het Pond. Men beschouwe
de grafiek op blz. 53, waarop men ‘duidelijk ziet, dat
in’ begin November een sterke daling van den Dol-
larkoers parallel liep met een
stijging
van den koers
van het Pond Sterling.

De Dollarkoers heeft de laatste maanden onder in-
vloed gestaan van de onrustv,erwekkende politiek tot
aankoop van goud en zilver. Beide feiten zijn op

zichzelf staande experimenten, waarvan men het
einddoel niet weet. In elk geval is hierdoor op-
nieuw een onrust ontstaan op de deviezenmarkt,
die het herstel van vertrouwén nog steeds blijft rem-
men. De Dollar, die reeds eenige malen neiging had
getoénd om zich op dezelfde pariteit te gaan bewe-
gen als het Pond, is in de afgeloopen maanden defi-
nitief ondr deze pariteit gekomen.
Intusschen heeft dé depreciatie van verschillende ‘valuta’s zich in het afgeloopen jaar nog voortgezet.
De ‘daling van de wisselkoersen te Amsterdam van
begin’Ja’nuari 1933W tot begin Jan. 1934 bedröeg voor

Engeland …………….2.4 pCt.
Australië …………….2.5
Japan

………………5.8
Oslo
.
……………..
….’

5.0,,””
Stockholm

…………..7.8
Kopenhagen .’ …………16.0

Teneinde een duidelijk beeld te geven van de depre-
cia.4ie van ‘de’ vérschillende valuta’s t.o.v. het ‘Pond
Stérling, hebben wij in de ‘ondertaande grafische
oorstel1ing het Pond op 100 gesteld. (Om’ de kers-
fluctuatie ‘van het Pond t.o.v. de goudvaluta’s na te gan, raadplege men den loop vax den Gulden). Deze grafiek brengt eenige bijzonderheden’ haar
voren. In de eersté plaats is in 1933 de loop van a’rt
Australische Pond, die in 19,32’parallel liep met het Pond Sterling,’ veel grilliger geweest. De Scandina-
‘vische’ valuta’s ‘toonen nog den mdesten samenhang,
‘hoewel Stockholm aan het einde van 1932 en hét
begin van 1933 het verband tijdelijk heeft ‘ierbro-
‘ken .Stabieler t.o.ij het Pond is daarentegen de Noor-
sche Kroon, terwijl de Deensche Kroon, na den plot-
selingen val in het midden van 1932 en het begin
van 1933, eveneens een groote paralleliteit met het
Pond Sterling vertoont, zij het op’ een veel lagere
basis.

INOEXCIJFERS WISSELKOERSEN TE ‘CONDEN

1
7
0

JAPAN

$40

I0

AUSTRALIE
,

!KOPENHAGEN

$10
1

OSLO
STOCKHOLM
IOCC
(LONDEN

90

‘NEW.YORK

AMSTERDAM
/

60

62

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

LIJNEN BETREFFENDE DE CONJUNCTUUR IN
NEDERLAND.

(Samengesteld in overleg met het Centraal Bureau
voor de Statistiek te ‘s-Oravenhage.)
Inleiding.
Afgezien nog van den druk, dien het bedrijfsleven
in het afgeloopen kwartaal heeft ondervonden uit hoofde van seizoensinvloeden – het einde van het
jaar kenmerkt zich steeds op bijna alle gebieden door
een verminderde activiteit – is de economische toe-
stand van ons land er intrinsiek niet beter op gewor-
den. Wij hebben in ons vorig Kwartaalbericht erop
gewezen, dat de geringe verbetering in den zomer van

1933 als van
voorbijgaanden
aard was te beschouwen en dat men rekening moest houden met de mogelijk-

heid, dat de
bedrijvigheid
in dezen winter meer zou
afnemen dan met een normale seizoensfluctuatie zou
overeenkomen. De recente feiten
wijzen
helaas in

deze richting.
Ondanks het nog steeds gedeprimeerde karakter
van onze volkshuishouding valt weliswaar op verschil-
lende gebieden een klein herstel waar te nemen. Wij

wijzen o.a. op de toegenomen bedrijvigheid in de bouw-
vakken in het midden van 1933, welke, zooals nader

zal
blijken,
aan speciale oorzaken valt toe te schrijven
en die een stimuleerenden invloed op andere gebie-
den heeft uitgeoefend, de hiermede in verband staan-
de sterk gestegen invoer van ho.ut, het toegenomen goederenverkeer in de groote havens, de niet onbe-
langrijk gedaalde werkloosheid in de textiel- en in de

metaalindustrie
1),
de gestegen koersen van obligaties,
en de gestegen indices van de prijzen van groothan-
delsartikelen, zuivel- en akkerbouwproducten. Bij de beschouwing van deze feiten dient echter niet
uit het oog te worden verloren, dat verschillende gun-

stige verschijnselen •het gevolg
zijn
van kunstmatig

ingrijpen. Zoo is de prijsstijging van agrarische pro-
ducten toe te schrijven aan de steunmaatregelen; de-
zelfde stimuleerende invloed, zij het in mindere mate,
is ook bij het indexcijfer van groothandeisprijzen op
te merken, omdat ook in dezen index, prijzen van ver-
schillende agrarische producten zijn betrokken. Bij
een vorige gelegenheid hebben wij er tevens op ge-
wezen, dat de vervroegde aankoop van goederen als
gevolg van de aangekondigde omzetbelasting, die per
1 Januari in werking is getreden, in den zomer en
het najaar een stimuleerenden invloed op de productie
heeft uitgeoefend. Tenslotte was de opleving in het
bouwbedrijf ook niet een geheel normaal verschijnsel.
Elders in deze aflevering is over dit punt een uit-
voerige beschouwing opgenomen. Schakelt men name-
lijk den invloed van de bedrijvigheid in de bouwvak-ken en de houtbewerkingsindustrie uit, dan blijkt, dat
de algemeene werkloosheid in de eerste helft van
1933 t.o.v. 1932 is afgenomen, doch dat in het derde

1)
Deze werkloosheidscijfers zijn slechts bekend tfm. Oc-
tober.
1OC’

9
0

kwartaal van 1933 de werkloosheid op een zelfde ni-veau bleef als in dezelfde periode van 1932.
Een bijzonder ongunstig feit vormt nog steeds de
aanhoudend dalende waarde van onzen uitvoer. Se-
dert 1929 gaat het hiermede nog steeds bergafwaarts.
Leek het dezen zomer even, alsof ook op dit gebied

het diepste punt
nabij
was, de jongste gegevens wij-
zen weder in andere richting. Men zie daarvoor de
nevenstaande spiraalgrafiek.
1)

Ook op het gebied van de productie zijn de moei-
lijkheden nog steeds zeer groot. Hier moet echter een onderscheid worden gemaakt tusschen
a.
Landbouw,

b.
onbeschermde industrie,
c.
beschermde industrie.

In den Landbouw is op het oogenblik een verminde-
ring van de productie in vollen gang. De beperking
van de productie van varkens is reeds ruim een jaar
geleden begonnen, de vernietiging van 200.000 stuks
vee vindt thans plaats, terwijl op het gebied van
land- en tuinbouw voor verschillende gewassen een
teeltbeperking is voorgeschreven.

Hetzelfde beeld toont eenigszins de onbescherm-
de industrie. Het proces van afbraak is hier reeds
langer aan den gang en vindt ook geleidelijker plaats.
Vandaar dat het eenigszins aan onze waarneming ontsnapt; vooral door gebrek aan maandelijksche
productiestatistieken. Het spreekt vanzelf, dat er wel

onbeschermde industrieën
zijn,
waar een uitbreiding
plaats vindt, maar de algemeene tendens beweegt zich
zonder twijfel nog steeds in dalende richting.

Wat de vooruitzichten voor onze productie betreft,
deze hangen in hooge mate af van de ontwikkeling
van, het binnenlandsch verbruik, den uitvoer en de
investeerings- en vervangingsmogelijkheden. Alvorens
dit onderdeel nader te beschouwen, is een korte uit-
eenzetting van de structuur van ons bedrijfsleven op
haar plaats.
De nijverheid van ons land heeft overwegend het
karakter van industrie van verbruiksgoederen; de
industrie van kapitaalgoederen (scheepsbouw, ma-
chine-industrie enz.), is hier slechts van secundaire
beteekenis. Het is een bekend feit, dat de industrie
van kapitaalgoederen in de hausse sterker wordt uit-
gebreid dan die van consumptiegoederen, maar dat
de eerstgenoemde industrie ook veel heviger door de
depressie wordt getroffen dan de laatstgenoemde in-
dustrie. Vandaar dat de toestand in het bedrijfsleven
van ons land in de eerste jaren van de depressie be-
trekkelijk veel gunstiger was dan in die industrie-
landen, waar de productie van kapitaalgoederen bui-
tengewoon belangrijk is (Duitschland en de Vereenig-

de Staten).

1)
Bij. het beschouwen van deze grafiek bedenke men,
dat de omvang van de handelsbeweging hierin wordt voor-
gesteld door de lengte der stralen en niet door de opper
vlakken tusschen twee stralen en een deel van de . spiraal-
lijn.

OOR5RONKEE
INbEXCYF
.

:—-


—V
NDExyrER3uecAKE

INDU
TRILL[
LDR’VICI-I
ID
IN
NED
.PLAND

9214

9X5

igzo

1917

1928

9.1.9

911.

91

4..

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

63

T

pçl

..,’

WAARDE ‘, Ixrl
N[IXRL.UITVOLR
MILL. CL

De industrie van verbruiksgoederen hier te lande
ondervond in de eerste jaren van de depressie den
gunstigen invloed van de stijging van de reëele loo-
nen van verschillende groepén van onze bevolking.
Bovendien daalden de prijzen van grondstoffen zoo
sterk in verhouding tot die van fabrikaten, dat de
hieruit ontstane extra-winstmarge vaak voldoende was om de verliezen uit den allengs verminderden
omzet op te vangen.
Deze gunstige verschijnselen deden zich vooral
daar gevoelen, waar het industrieën betrof, die ge-
heel of voornamelijk haar afzet op de binnenlandsche
markt hadden. Voor de industrieën van verbruiks-
goederen, die geheel of voor het grootste deel voor
de wereldmarkt werkten, waren de omstandigheden
veel ongunstiger, temeer, waar verschillende belang-
rijke industrieën met Japan moesten concurreeren
(textiel- ën kunstzijde-industrie)::’
In het afgeloopen jaar is in het bedrijfsleven in de
oude industrielanden vooral daar een opleving in-
getreden, waar de industrieën van kapitaalgoederen
een belangrijke rol vervullen. Deze ging gepaard met
een verbetering in de industrie van verbruilsgoede-
ren (vooral de textielindustrie heeft zich tijdelijk
krachtig hersteld). Weliswaar verkeeren in die landen verschillende van deze industrieën nog in een ongun-
stigen toestand, maar er is in elk geval op dit ge-
bied in het algemeen een onmiskenbare opleving te
constateeren (stijging van de ijzer- en staalproductie
in de Ver. Staten en Duitschland).

Ons land heeft van de opleving weinig gemerkt. Het midden van het jaar kenmerkte zich hier, zoo-
als wij in het vorig Kwartaalbericht opmerkten,
slechts door een periode van ,,herademing”. De ver-
klaring voor dit verschijnsel ligt voor een deel in de
hierboven uiteengezette structuur van ons bedrijfs-
leven. Het herstel op de wereldmarkten kenmerkte
zich in een prijsstijging van verschillende grondstof-
fen, terwijl de prijzen van .fabrikaten over het alge-
meen bleven dalen. De beweging tusschen de prijzen
van grondstoffen en fabrikaten werkte dus, in tegen-
stelling met het begin van de crisis, voor onze in-
dustrie in ongunstige richting. De daling van de
reëele bonen als gevolg van de verhooging van de
kosten van levensonderhoud – stijging van de no-
minale bonen vond natuurlijk niet plaats – ver
minderde tevens de afzetmogeljkheden.
Hiermede raken wij het eerste door ons genoemde
onderdeel, dat de richting van onze productie be-
paalt.•
S

Het binnenlandsch verbruik.

Dit wordt geheel bepaald doör de ontwikkeling van
de prijzen eenerzijds, die van het inkomen anderzijds.

Beide zijn in de depressie gedaald; het inkomen
waarschijnlijk veel meer dan de prijzen. Volgens
schatting is het nationale inkomen van 1929 tot
1933 gedaald met ongeveer 30 pOt., de kosten van
levensonderhoud daarentegen met 17 pOt. Beschouwt
men deze cijfers afzonderlijk, dan zou dus een zeer sterke vermindering van het verbruik hebben plaats
gevonden. Beide grootheden zijn echter niet met

elkaar te vergelijken. Immers, de hooge inkomens
zijn verreweg het sterkst gedaald en dit heeft in het
algemeen geen merkbaren invloed gehad op den
afzet van allerlei min of meer noodzakelijke ver-
bruiksgoederen; wel op die van luxegoederen. Voorts
merken wij hier op, dat de daling van de groote in-
komens in belangrijke mate de kapitaalvorming hier
te lande heeft verminderd.

In het begin van de depressie zijn de reëele bonen
van een zeer groote groep van onze stedelijke enjof in-
dustriëele bevolking gestegen: Daarentegen is de
koopkracht van de landbouwende bevolking vanaf het
begin der depressie sterk afgenomen, vooral toen in
het begin van 1932 de hevige prijsdaling van zuivel-
producten plaats vond. Sedert het in werking treden
van de agrarische steunwetten is deze kôopkracht
weder toegenomen. Dit proces ging echter gepaard
met een daling van de reëebe bonen over de geheele
linie, daar de kosten van levensonderhoud sedert-
dien vrijwel stabiel zijn gebleven en intusschen de
nominale bonen in de onbeschutte bedrijven zeer
sterk, in de beschutte bedrijven en overheidsdiensten
vrij gering, zijn gedaald.
Tegenover de toegenomen koopkracht van de land-
bouwende bevolking sedert het midden van 1932,
staat dus de dalende koopkracht van de rest van de
bevolking, niet alleen uit hoofde van een reëele loon-
daling, maar ook wegens de sterk gestegen belastin-
gen. Hierdoor is er bij de niet-agrarische verbruikers
steeds minder koopkracht beschikbaar gekomen. De
onlangs ingevoerde omzetbelasting zal dit feit zeer
versterken.

In de huidige omstandigheden zijn voorshands de
vooruitzichten .voor een vermeerdering van den bin-
nenlandschen afzet zeer gering. De nominale bonen
zullen waarschijnlijk verder dalen; de belastingen zul-
len eerder toe- dan afnemen en de kosten van levens-
onderhoud vertoonen ook weinig neiging tot een aan-
zienlijke verlaging. Een flinke daling van deze kosten
zou de afzetmogeljkheden op de binnenlandsche
markt kunnen doen stijgen. Zooals gezegd, kunnen de
verwachtingen dienaangaande voorloopig niet hoog
gespannen zijn.

Uitvoer.

Ongunstig zijn ook de vooruitzichten voor onze uit-
voerbedrijven. Weliswaar schijnt de achteruitgang
van den wereldhandel eenigszins tot staan te zijn ge-
.kömen, maar het is de vraag, of dit ook het geval zal
zijn mèt den nog steeds dalenden uitvoer van ons
land. Wij zouden in dit verband op vier ongunstige
verschijnselen willen wijzen.

In de eerstë plaats de geografische verdeeling van
onzen uitvoer, die hoofdzakelijk op Europa is ge-
richt.. Voorzooverre er in de voornaamste Europeesche
afzetgëbieden een opleving valt te constateeren, wor-
den de hierdoor geschapen mogelijkheden van meer-
deren invoer tegengewerkt door het nog toenemende
streven naar zelfgenoegzaamheid (Duitschiand en
Engeland). Het is zeer de vraag, of het nieuwe
Duitsche handelsverdrag den afzet van onze produc-
tie op ruimere schaal dan in het afgeboopen jaar zal
kunnen bevorderen.

Voorts blijft de concurrentie van de landen met
een gedepreciëerde valuta, nog onverminderd aanhou-
den. De kans op een spoedige stabilisatie schijnt zeer
gering; met de mogelijkheid van verdere depreciatie
van verschillende valuta’s is rekening te houden.
Het voordeel, dat deze landen ter wereldmarkt
op ons land hebben, zou kunnen worden verkleind

64

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

door èen drastische verlaging van onze productie-
kosten. De traagheid, waarmede dit proces plaats
vindt – zie de beweging van de kosten van levens-
onderhoud – vormt het derde bedenkelijke verschijn-sel voor onzen uitvoer. Immers, zoo lang het kosten-
peil in ons land zich niet aanpast aan dat van het
overgroote deel van de wereld, zullen wij absoluut,
maar ook relatief, terrein verliezen.
Tenslotte vormt het feit, dat de protectie in het
afgeloopen jaar sterk is toegenomen een bedenkelijk
nadeel voor onze uitvoerbedrijven. Bovendien oefent
het een remmenden invloed uit op een aanpassing ir
de gesteunde bedrijfstakken. Daar voorshands niet op
een vermindering van de bescherming valt te reke-
nen – de opzegging van het tariefbestand wijst im-
mers duidelijk in andere richting – zullen de uit-
voerbedrjven ook van dezen kant geen steun ont-

vangen.

Investeeringsmogelijkheden.

Onder deze omstandigheden zijn de vooruitzichten
voor de oprichting van nieuwe of de uitbreiding van

bestaande exportbedrijven zeer ongunstig. Ditzelfde
behoeft niet het geval te zijn voor die bedrijven,
welke geheel of hoofdzakelijk voor de binnenlandsche
markt werken en, hetzij door contingenteering, het-
zij door andere economisch-politieke maatregelen,
worden of zullen worden beschermd. Het spreekt im-

mers vanzelf, dat door kunstmatig ingrijpen van de
overheid bestaande industrieën kunnen worden uit-
gebreid of nieuwe kunnen worden opgericht. De
grootere bedrijvigheid, die hieruit zou kunnen ont-
staan, behoeft in het geheel geen teeken te zijn van
nieuwe en betere economische mogelijkheden, omdat
de nadeelige gevolgen zich op de overige deelen van
het bedrijfsleven kunnen openbaren; hetzij door een
verderen achteruitgang, hetzij – ingeval van een
verbetering van de conjunctuur – door een herstel,
dat kleiner is dan anders mogelijk was gewéest.
Investeeringen, die economisch verantwoord zijn,
d.w.z. voor zooverre zij voortvloeien uit het Vrije ini-
tiatief van de ondernemers, zijn niet te verwach-
ten, voordat de prjsverhoudingen zich zoodanig
hebben ontwikkeld, dat zij inderdaad een rendabele
productie mogelijk doen schijnen. Het aanpassings-
proces is in ons land, zooals opgemerkt, nog lang
niet ver genoeg gegaan, dit is ook in den eerstkornen-
den tijd op groote schaal niet te verwachten. In-
tegendeel, in ons land moeten nog vele reorganisatie-
maatregelen en saneeringen worden doorgevoerd en
dit feit vormt, in verband met een mogelijk daaruit
voortvloeiend wantrouwen, een belasting van de toe-komst, omdat het de kapitaalbezitters huiverig maakt
kapitaal ter beschikking van de industrie te stellen.
Het bovenstaande verdient in zooverre nog een
aanvulling, dat de gebruikelijke vervanging van

oude kapitaalgoederen in deze crisis waarschijnlijk
in vele gevallen is uitgesteld. Dit feit zou dan nog
een gunstigen factor kunnen vormen bij een geringe
verbetering van de marktverhoudingen, omdat dan
een plotselinge vraag naar kapitaalgoederen zou kun-
nen ontstaan. Hoewel met dezen factor zeker reke-
ning moet worden gehouden, dient aan den anderen
kant niet uit het oog te worden verloren, dat die
bedrijven, welke nog winst maken of aanzienlijke
reserves hebben, in de meeste gevallen tot vervanging
zullen zijn overgegaan. Nu de toestand voor onze uit-
voerbedrjven zoo precair is, dat de winsten enfof
reserves sterk zullen verminderen of geheel verdwij-
nen, is dus ook met een vermindering uit dezen hoof-

de te rekenen.
Aan den anderen kant dient op één gunstig ver-
schijnsel te worden gewezen. Gezien het feit, dat de
prjsbeweging stijgende is, kan worden verwacht, dat
de ondernemers, die over liquide middelen beschik-
ken, eerlang op grootere schaal tot het vormen van

qoorraden zullen overgaan.
Rèorganisatie van ond.ernemingen is in ons land

reeds eenigen tijd gaande en in de komende jaren
znder twijfel in nog meerdere mate te verwachten,
vooral wanneer het einde van de depressie in het zicht
mocht komen. Of hierop voorshands valt te rekenen,
iJ niet te zeggen. Dit hangt voor een groot deel af,
eenerzijds van een spoedige en drastische verlaging
van ons kostenniveau, anderzijds van de ontwikke-

li

ng van de internationale conjunctuur en handels-
politiek. De beide laatsten zullen den invloed onder-
vinden van de verhoudingen op monetair gebied in
de wereld, waarvan de vooruitzichten nog steeds on-

zeker zijn.

Handelsbeweging.
Met betrekking tot onzen buitenlandschen handel
kan 1933het slechtste jaar van de crisis worden ge-
noemd, dat in de meeste opzichten ongunstiger was
dan ieder voorafgaand jaar en in het algemeen be-
wijst, dat onze export zich nog steeds in neergaande
lijn bevindt. De in- en uitvoer (zonder goud en zil-
vët muntmateriaal) bedroeg gedurende de laatste

jaren:
In millioenen guldens.
1.929

1930

1931

1932

1933
Invoer

……….2752.3 2418.3

1892.7 1299.4 1209.2
Uitvoer ……….1989.4 1718.9 1311.8

846.1

725.7

mv.
saldo …….762.9

699.4

580.9

453.3

483.5
Perc. invoer, door
uitvoer gedekt.

72.3

71.2

69.4

65.1

60.0

De beweging in ougunstige richting, die de waarde
van den uitvoer sneller deed dalen dan die van den
invoer en dus ht percentage van den invoer, dat door
den uitvoer werd gedekt, deed afnemen, is nog niet
ot stilstand gekomen. Het jaar 1933 is het ongun-
tigste uit de rij in dit opzicht, en ook de snelheid
van daling van het dekkingspercentage is in 1933
zelfs grooter geweest dan in een der voorafgaande

jaren.
Wat speciaal het vierde kwartaal betreft, dit is zeer
ongunstig voor onzen uitvoer. De kwartaalcijfers over
de laatste twee jaar geven het volgende beeld.

In millioenen Guldens.
1932

1933
le kw. 2e kw. 3e kw. 4e kw. le kw. 2ekw. 3e kw. 4e kw.
Invoer.
..
. 365.5 320.0 293.2 320.7 279.2 283.3 320.8 325.3
Uitvoer . . 218.3 199.5 206.8 221.5 177.4 178.1 191.9 178.3
Percent, in-
voer door uitv.
gedekt… . 61.2 62.3 70.5 69.0 63.4 62.9 59.5 55.0

Bij deze cijfers dient in het oog te worden gehou-
den, dat onze export normalerwijze in het vierde
kwartaal nog iets grooter is dan de gemiddelde kwar-
taalwaarde per jaar. De normale seizoensindex is
.103,8 voor het vierde kwartaal. Elimineert men den
seizoensinvloed uit de waarde van den uitvoer, gelijk
wij reeds in ons vorig Kwartaaloverzicht deden, dan
blijft als exportwaarde over, in millioenen gid. per
kwartaal:
1

II

III

IV
192

186

177

171

Het laatste kwartaal van 1933 geeft op deze wijze
een minimale uitvoerwaarde te zien, lager dan in
eenig vroeger.
Niet alleen naar de waarde, maar ook naar de hoe-
veelheid is onze export in het algemeen onbevredi-
gend geweest, vooral in het laatste kwartaal van het
afgeloopen jaar. Wij laten, ter illustratie, hier de uit-
gevoerde hoeveelheden van eenige voorname export-

producten volgen:
Ijitvoer in 1000

1932

1933
kilogram.

4e kwart, totaal 4e kwart, totaal
Boter ………….7.826

20.377

4.803

28.373
Kaas ………….18.374

77.138

15.028

63.912
Eieren …………7.257

75.020

7.400

53.503
Bacon en spek

25.998

78.953

12.293

61.970
Margarine ………4.065

15.791

3.034

11.713
Uien …………..32.390

99.310

42.517

111.075

De gunstige resultaten van onzen boterexport,
vooral in het tweede kwartaal, hebben wel het jaar-
rèsultaat beïnvloed, maar de uitvoer in het vierde

173auarj
1934

ECONOMISCH-STATISTISC.H KWARTAALBERICHT

65

kwa’rtaal •was ‘..biïtcge*oon’, laag, slechts en zede
deel van dengeheelèn. jaaruitvoe’,in
1933.’
Bi.j.eieren
is het omgekeerde het geval. Daar hebben de moei-
lijkheden bij dèn export in den. drukken tijd, om-
streeks Paschen,, het jaarresultaat’ ongunstig beï-
vloed, ofschoon het vierde kwartaal niet ongunstiger
dan verleden jaar’ was. Ten aanzien. van bacon en
spek komt. -de coiïingenteering van deii invoer in
‘Groot-Brittannië duidelijk in de cijfers van onzen
export tot uiting.

Het geheele aspect van onzen ‘agrarischen export
is niet fraai, te’ meer ‘omdat zelfs deze, over het ‘alge-
meen verminderde hoeveelheden slechts tegeh uiterst
lage en verliesbrehgende prijzen kondü worden ge-
1a’atst:
– Ok-
-‘indien de hande1’soverenkomst met
Duitschiand stabilisatie van ônzen agrar-ischen export
daarheen brengt op het lage niveau van thans, kan er
van normale bestansvborwaarden’ voor den Nader-
landschen tuinbouw, veeteelt, e.d nog geen sprake zijn.

Ook de export van i’erschillende industriëele pro-
ducten ontwikkelde zich weinig bevrédigeud, al zijn
daarbij een weinig meer lichtpunten op ‘te merken
dan bij’ den export van agrarische producten. Wij-
laten hieronder de cijfers volgen:


Uitvoer in” 1000 ‘”‘

1932
————–
1933

kilogram

4e kwart. ‘ totaal 4e kwart totaal

Radio-artikelen
…….
2.230

6.359 .

2.523

6.772
Gloeilampen in mill st.

6,0

19,6

9,8

23,3
Katoenen weefsels …. 1.949

11.433′

1.842

‘ 7.656
Kunstzijde
……….
2.354 ‘

8.359

2.144

8.324
Ki’antenpapier

…….
6.085

25,221

2.362′

– 13.490
Arbeidswerktuigen

1.324 –

5.637

– 850

4.421
Fijn aardewerk
……
1.276

‘4.802

1.415

6.210

Tegenover gunstige
exportcijfers
van radio-artike-

len en gloeilampen, alsmede van fijn aardewerk, staat
een verdere daling van den’ uitvoer van katoenen
weefsels, benevens een u-iterst ongunstig cijfer voor
den export van krantenpapier. De kleine vleug van
opleving in den export van katoenen weefsels, die
wij in het voorgaand Kwartaalbericht konden consta-
teeren, is weer verdwenen. Nederland heeft slechts
zeer matig kunnen profiteeren van een tijdelijke ver-
betering in de ‘afname van textielgoederen, die zich in het tweede en derde kwartaal over vrijwel de ge-
heele wereld heeft gemanifesteerd. Nu de interna-
tionale situatie in de textielindustrie weer ongun-
stiger is geworden, heeft de export van katoenen
goederen uit ons land- -de noodlottige daling weer

hervat.

8’cheepvaârt. 1

De tot eind October bekende gegevens omtrent de
scheepvaartgeven ‘voor de tonnage der binnenkomen-
de schepen met lading om te lossen en het totale goe-
derenvervoer (zee- én- rivierscheepvaart) een gunstiger
inaan,dgemiddelde dan in
1932,
de andere gegevens
toonen
gelijke
of ongunstiger resultaten, gelijk uit de
volgende cijfers blijkt:
Maandgem. ’32 Maandgem. ’33
In millioen M’. netto , ‘(10 maanden) (10 maanden)

Binnengekomen zeeschepen met
lading ,oni te lossen
………
4,4

4,6
,Yertrokkn zeeschepen na ge-
laden te hebben
…………
3,15

,

3,15
Binnenscheepvaart, verkeer
langs 11 ‘punten
………..
4,31

,

4,23
Goederenverkeer te water , met het buitenland in millioen ton

5,03

5,60

Intusschen is dit ongunstiger ‘gemiddelde grooten-
deels het gevolg van de zeer slechte cijfers gedurende
de eerste maanden van
1933.
In de latere kwartalen
heeft de toestand zich in gunstigen zin gewijzigd. Het
betere niveau bleef tot einde October gehandhaafd,
béhalve voor de met lading vertrokken zeeschepen,
waarvan de netto inhoud in millioen
W.
in Augus-

Beginv.

vaardijvloot


Totaal koop-

Opgelegd

Per-

In de vaart
een-

demaand

Aan- in1000 Aan- linl000

tage

‘Aan-in1000

tal

B.R.T.

tal

B.R.T.

– – ,tal. – B.R.T.

Jan. ”32

510

2.315

167

782

33,7

343

1.534
April

502

2.272

174

776

34,1

328

1.496
Juli

‘493

2.225

180

809

36,3

3173 – 1.416
Oct.

491

2.212.

181

845

38,2-

-31-0

‘1.367
Jan.

’33

478

2.163

.165

782

36,3

313

1.381
Febr.

– 478

‘2.145

161

,

753

35,1

317

1.392
Maart

473

2.118

157

725

34,2

316

1.394
April

470

2.106

159

736

34,9

311

1.370
Mei

,,

468

2.096

169

722

34,4

299

1.375
Juni

465

2.078

145

603

29,-

320

1.476
Juli

463

2.071

131

560′

27,1

332

1.511
Aug.

,,

457

2.026

104

427

21,6

.349

1.561
Sept.

448

2.002

103

423

20,1,

341

1.541
Oct.

,,

445

1.998

101

407

20,4

34’i

1.591
Nov.

440

1.995′

102

,

418

21;0′

334 ‘1.541
Dec.

,,

438

1.9862

99

409

20,6-

339

1.577

Vier schepen met 35.551 BRT. inhoud werden- ver-
bouwd.
Zes schepen ‘met 51.893 BRT. inhoud werden ver-
bouwd; deze. schepen zijn derhalve noch bij de opgelegde,
noch bij de in de vaart zijnde schepen in rekening ge-
bracht.

66

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

tus het hoogst was met 3,61 en in October tot 3,23
was gedaald.

De verbetering in het percentage varende zeesche-
pen hield tot het einde van het jaar aan, gelijk uit
de gegevens op de vorige bladzijde, van de bij de Ne-
derlandsche Reedersvereeniging aangesloten reederijen
blijkt, wier vloot 95 pOt. van de geheele Neder-
landsche zeevloot vormt.
11
De, belangrijke vermindering van de Nederlandsche
vloot in het jaar 1933 moet niet alleen aan sloop en
op andere wijze tenietgaan van schepen worden toege-
schreven, maar ook aan den verkoop naar het buiten-
land. De varende tonnage bleef tot het eind van, het
jaar op het verhoogde niveau.

Monetaire factoren.

In ons Kwartaalbericht van Juli hebben wij er op
gewezën, dat de stijging van enkele monetaire mdi-
ces, die toen was waar te nemen, niet als een teeken

van een herstel van de bedrijvigheid was te beschou-
wen. Inderdaad blijkt thans uit de afgeloopen maan-
den, dat de monetaire indices weder een daling ver-
toonen. De omloopssnelheid van de saldi bij den Post-
chèque- en Girodienst heeft in November en Decem-
ber, ten opzichte van de overeenkomstige maanden
van vorige jaren, opnieuw een laagtepunt bereikt, die
van de gelden bij De Nederlandsche Bank beweegt
zich eveneens op een uiterst laag niveau, terwijl die
bij het Girokantoor der Gemeente .A.msterdani een
wisselend beeld vertoont.
De koersen van aandeelen zijn weder gedaald, even-
als het particulier disconto. De geringe bedrijvigheid
op de emissiemarkt moge .hieruit
blijken,
dat in No-
vember en December nog niet voor, één millioen Gul-
den aan nieuw kapitaal is opgenomen tegen
f
352
millioen in de eerste tien maanden van 1933.
De monetaire indices weerspiegelen dus duidelijk
den nog steeds ongunstigen toestand in het bedrijfs-
leven.

Tabel L.

.

,

Postchèque. en Girodienst.

.Jaai
Jan.
Febr.
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.

,
Nov.
Dec.

4.13
3.82
4.20
4.01
4.58 4.44 4.02 3.92
4.13
4.20
4.69
4.64
1927
………..

4.47 4.67 4.67
4.28 5.10
‘4.62
4.75
4.57
4.35 4.75
5.23
4.20
1928
………..

1929
………..
4.64 4.57 4.26 4.30
5.09
4.29
.5.03
4.67 4.81
5.48 4.93 4.53

1930
……….
4.87 4.54
4.56
4.38 5.12 4.72 4.75 4.35 4.19 4.56 4.58 4.34

1931.

………..
4.49
,
.

3.38

4.12 4.23 4.16

4.59
.
4.54
4.14
383
3.84
3.71

.
3.67
3.44

1932
………..
3.38 3.12
3.29
3.21
2.88
3.05
2.87′
2.88
3.01 3.25
3.02

1933
………..

.
.

3.06 2.92
.2.87
2.67
3
:
26

2.87 3.20
3.05
2.91
3.09′
3.22


2.93

Tabël 11.

Girokantoor der Gemeente Amsterdam.
1

jaar
Jan.
Febr.
Maart
April
Mei
Juni Juli
Aug. Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
1927
……….
2.23
2.02
:
3.42

.
5.41
4.40


1.96
1.61
1.64 1.85 1.94
2.54
1928

………’
2.27
1.70
1.88

.
5.94:
4.31
5.53
1.79 1.55
1.50
1.93
1.90
1.71
1929
………,
2.34
,
1.58
1.65
3.75
7.20

5.04
2.14
1.71
1.66
1.99
2.10 2.52
1930
……….
2.13
1.68 1.83
2.66
,
6.61
4.82


1.72 1.40
1.44
1.64 1.49 1.88

1.77
1.44
2.04
2.79
6.43
‘3.09
1.69 1.25 1.80
1.92
1.61
1.96
1931
………..

1.78
1.51
1.88
2.71
3.88
2.86


4.74
1.13
1.24
1.27
1.46 1.44
1932
………..

1933
………..
1.00 1.02 1.54
.

2.00
2.64
,
2.33
.1.27
1.06 1.14
1.37 1.38
1.85

Tabel III.

Girokantoor der Gemeente Amsterdam.
2)


Jaar

‘-
Jan.
Febr.
Maart April
Mei
•-
.
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.

1.51
1.45 1.45
1.57
1.53 1.52
1.18 1.06
1.15
1.19
1.26 1.23

1928
……….
1.23

1:14
1.21
1.14 1.25


1.17
1.22
1.01
1.11 1.26
1.32
1.25
1927
………..

1.24 1.02 1.10
1.14 1.26
1.16
1.32
1.18 1.20 1.29 1.45
1.31

1930
……….
1.45 1.18


1.25 1.32 1.32
1.13
1.18
1.01 1.07
1.18
1.03
1.13
1.13
1.00
1.00
1.03
1.07
1.04
1.14
0.85
1.09 1.23
1.13 1.13

1929
………..

1932
……….
0.94

0.95
1.00
0.92 0.92
1.04
0.75 0.85
0.87
1.06
0.80

1931
………..

1933
………..

1
..19

0.70 0.64
.0.73
0.67
0.76 0.72 0.85 0.72 0.75 0.90
0.94 0.93

Tabel IV.

De Nederlandsche Bank.

Jaar
Jan.
Febr.
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
‘Oct.
Nov.
Dec.

122.1
176,0
160,3 162.8 153,5
107,8
101,4
120,7
.
130,4 117,2 123,3
108,3

109.4
89,8
100,4
105,3
112,9
95,7
106,8
108,7 102,1
107,4 123,6
103,3

1927
………..

.
119,5
251,4
239,2
287,5
250,2
252,2
222,9
272,2
219,Ô.
193,8 187,9

1928
………..

1929 ………..96,6

1930
……….
.40,9
174,9
191,3
227,8
209,9
90,1
186,3 151,0 182,3
89,7
142,0
133,8

134.9
96,9
161,1
187,8
193,9
97,2
38,3
12,3
15,8
13′
9,6
11,0 1931
………..
1932
……….
16.5 16,8
17,5
12,9
,

10,4
6,3 6,5 5,5
5,7
6,7 5,1
5,5

1933
………..
5.7

.

7,4
8,1
7,8
14,5
19,0
32.4
14.7 13.4
9.4
7.5

1)
Gemeente-instellingen en particulieren.
2)
Alleen particulieren.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

67

BOUWBEDRIJF EN CONJUNCTUUR IN NEDERLAND.

Inleiding.

Het bouwbedrijf behoort tot de belangrijkste be-
drijfstakken van ons land en hët is daarom opmer-
kelijk, dat hierover in het algemeen zeer weinig be-
kend is. In de grootste industrielanden van de wereld
de Ver. Staten en Duitschland, wordt aan het bouw-
bedrijf, uit een oogpunt van conjunctuuronderzoek,
groote aandacht geschonken. In Duitschiand zijn ver-
schillende overheidsmaatregelen van den jongsten tijd
zelfs gericht op het weder op gang brengen van het
bouwbedrijf, dat in dit land evenals in de Ver. Staten,
hevig door de depressie is getroffen. Hieruit blijkt
reeds, welke beteekenis aan een opleving in het bouw-bedrijf als conjunctuurpolitieken factor wordt gehecht.
Het bouwbedrijf heeft een tweeledig karakter. Het is zoowel een industrie van kapitaalgoederen als van
duurzame gebruiksgoederen. Het omvat immers het
bouwen van woonhuizen en fabrieken en het uitvoe-
ren van allerlei openbare werken. Het behoeft geen
nader betoog, dat het bouwen van fabrieken zeer
conjunctuurgevoelig is; in veel mindere mate is dit
het geval bij woonhuizen. Dit laatste hangt veel ster-
ker af van de ‘bevolkingbeweging en het aantal huwe-
lijken, factoren, die op de conjunctuur een meer in-
direèten invloed hebben en zich niet direct
bij
het
begin van de crisis wijzigen, omdat hier allerlei traag-
heidsfactoren werken.
Tot voor kort was het uitvoeren van openbare wer-
ken ook afhankelijk van de conjunctuur; in goede
tijden was daarvoor immers meer geld beschikbaar dan
in slechte. In de laatste jaren is echter vooral in de
Ver. Staten gewezen op de wenscheljkheid van het
voeren van een actieve conjunctuurpolitiek door de
Overheid, die door het uitvoeren van openbare werken
in de depressie en vermindering van de activiteit op dit gebied in de hausse, de werking van de conjunc-
tuurheweging zou kunnen verzachten. Deze politiek is

o.a. door President Hoover gevoerd en het schijnt, dat President Roosevelt ook in deze richting aan het werk is. Sedert het einde van 1932, maar vooral in den loop
van 1933, wordt deze politiek ook in Duitschiand
gevolgd.
Er is daarom alle reden te onderzoeken, of het
bouwbedrijf in Nederland ook een grooten invloed op
de conjunctuurbeweging heeft. Wij zullen hieronder
deze vraag nader bezien, maar
wijzen
er terstond op,
dat de volgende beschouwing een inleidend karakter
draagt. Zij kan echter de basis vormen voor meer uit-
gebreide onderzoekingen op dit gebied. Door gebrek
aan voldoende gegevens, moeten wij ons beperken tot
het bouwbedrijf zelf; de toestand in de aanverwante
bedrijven is ons niet bekend met uitzondering van
die in de houtbewerkingsindustrie.

Seizoensverschijnselen in het bouw bedrijf.
De beoordeeliug van de conjunctuurbeweging in
het bouwbedrijf wordt eenigszins bemoeilijkt door de
sterke seizoensverschijnselen, die hier vallen waar te
nemen. Het bouwbedrijf is namelijk zeer sterk af-
hankelijk van klimatologische omstandigheden; het
voorjaar en de zomer zijn de gunstige perioden. Daar-
entegen is er in den winter over het algemeen zeer
veel stilstand, vooral in
tijden
van vorst. De onder-
staande grafiek laat een en ander
duidelijk zien. Hier-
in is de maandeljksche werkloosheid in het bouwbe-
drijf vanaf 1924 geteekend
1
). In den winter neemt de
werkloosheid steeds toe, terwijl zij in het voorjaar en
in den zomer aanzienlijk lager is. Tevens blijkt hier-
uit, dat in koude winters de werkloosheid buitenge-woon sterk stijgt. Wij wijzen op de koude maanden
Februari 1929 en Januari 1933. Hoewel de jongstè
werkloosheidscijfers eerst tot October 1933 bekend zijn,
is het vrij zeker, dat in de afgeloopen maand Decem-
ber 1933, die zoo buitengewoon koud is geweest, de
werkloosheid zeer aanzienlijk is gestegen. De voor-

) Men zie de stippellijn op de grafiek.

6

1 92L

_______

1925

_______

19.6

_______
19q
_______
19t8
1950
1931
195Z
l9
g.

0O5PRa
)(LYKt Ir
DtXCYtR

7

DRIEMAAND
LGECORP

_________
ii

iii
jij

til,
t

III
1_tilt

liii
Ilillijti
SIACORREC
titjitlilI
IEVOGR
SEIZ
lItlilItit]
ENINVLOEO
1__i__t__ltl1__lItt

WÉRRLO03HtID
Itl MET

2OUIfDE.DRYr

NOr
.LE 5EJ;
XN5CHO
‘tiEûNG

68

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

loopige cijfers van begin December wijzen reeds sterk
in deze richting.
De groote invloed van de seizoenen, waardoor een
zeer onregelmatig beeld ontstaat, heeft ons aanleiding gegeven deze schommelingen te elimineeren. Zulks is
geschied met behulp van de methode van Person. De zwarte lijn geeft de ontwikkeling weer van de werk-
loosheid in het bouwbedrijf, gecorrigeerd op seizoens-
schommelingen. Men ziet, dat deze lijn ook geen regel-
matig beeld vertoont, hetgeen toe te schrijven is aan
de zeer ongelijkmatige beweging van de temperatuur
in den winter. Het eene jaar is het in December zeer
koud (1925), dan weer in Januari (1933), of soms
ook in Februari (1929). Niettemin is de op seizoens-
invloeden gecorrigeerde lijn regelmatiger dan de oor-spronkelijke lijn. Links onderaan de grafiek is de nor-
male seizoensschommeling opgenomen, waaruit men
duidelijk ziet, dat de werkloosheid in het bouwbedrijf
in het najaar steeds sterk stijgt en in het begin van
het jaar ongeveer in hetzelfde tempo weder daalt.
De bovenstaande grafiek geeft ons aanleiding tot
de volgende opmerkingen:
lo. In de jaren van 1924 tot 1929 is de gemiddelde
werkloosheid vrij constant gebleven, hetgeen mede uit
de volgende cijfers moge blijken.
1)

Gemiddelde werkloosheid en het 1ouwhedrjf

Oct.fNov.
1924/’25
192526
1926/’27 1.927/’28 192S
/
29
15.3

14.6

13.tl

12.’ï

14.5

1929/’30 1930/’31 1931/’32 1932/’33
9.4

16.0

32.1

37.2

2o. Opmerkelijk is, dat de werkloosheid in het voor-
jaar en in den zomer, volgende op een of meer koude
wintermaanden (dus met groote werkloosheid), lager
is dan in meer normale jaren. Men zie de geringe
werkloosheid in den zomer van 1924, 1926, 1928 en
1929. Vooral in den zomer van 1929 was de bedrijvig-
heid in de bouwvakken zeer groot. De verklaring van
dit feit ligt zeer waarschijnlijk in het volgende. Er
bestaat in normale jaren een zekere behoefte aan wo-
ningen. Wordt de bouw hiervan om de een of andere
reden tijdelijk vertraagd, dan moet in de daarop vol-
gende maanden de achterstand worden ingehaald.
Onder overigens
gelijkblijvende
omstandigheden zal
er dus in perioden, volgende op stagnatie, een verhoog-
de activiteit in de bouwvakken plaats vinden.
Dit feit vormt een niet onbelangrijk element voor
conjunctuuronderzoek, vooral in normale tijden. Im-
mers, dan kan men ongeveer schatten, tot welk per-
centage de werkloosheid in het bouwbedrijf na strenge
wintermaanden in de daaropvolgende periode zal

dalen.

Vooruitzichten van de werkloosheid in het bouw-
bedrijf.

In de tegenwoordige abnormale omstandigheden is
een prognose niet mogelijk. Men kan alleen zeggen,
dat de werkloosheid in het bouwbedrijf met het oog op
de vermoedelijk groote werkloosheid in December ten-
gevolge van de groote koude, in de eerste maanden
van dit jaar, indien de weersgesteldheden gunstig
zijn, lager zal zijn dan anders het geval zou zijn ge-

weest.
Op het oogenblik bepalen echter allerlei andere fac-
toren mede de ‘bedrijvigheid in de bouwvakken. Wij
noemen in de eerste plaats de nog steeds bestaande
onzekerheid op de hypotheekmarkt, waardoor de
financiering van den huizenbouw veel moeilijkheden
ondervindt. Voorts bestaat er onzekerheid omtrent de,
beweging van de bonen. Een nieuwe loondaling zou
zonder twijfel de bedrijvigheid kunnen versterken.
Verder is het nog niet bekend, welke maatregelen de

) Wij hebben de voorkeur gegeven aan een jaargemid-
delde van Oct.[Nov. boven een gemiddelde van Jan. t/m. Dec., omdat in een kalenderjaar aan het begin en aan het
einde koude perioden kunnen voorkomen, bijv. in Januari
en December. Daardoor kan een gemiddelde van een kalen-
derjaar ongunstig beïnvloed worden.

regeering overweegt met betrekking tot het uitvoeren

van openbare werken en op het gebied van den wo-
ningbouw. Tenslotte zijn de vooruitzichten voor een verbetering van den economischen toestand van ons
land zoo onzeker, dat het de vraag is, of de aanbeste-
dingen voor fabrieksbouw sterk zullen toenemen.
Wat het laatste betreft, is het bedrag der aanbeste-
dingen voor fabrieksbouw van 1929 tot 1932 voort-
durend gedaald, voor zooverre dit althans uit de Open-
bare inschrijvingen blijkt; de onderhandsche inschrij-
vingen zijn helaas niet bekend.

Totaal

Voor

Jaar

aanbestedingen
1
fabrieksbouw Percentage van

het totaal
in millioenen guldens

1924

..
1335
3.5
2.6 1925

..
1146
4.3
3.8 1926

..
135.9
4.7
2.5
1927

..
132.8
5.8
4.4
1928

•.
160.2 6.8
4.3 1929

..
178.1
8.2 4.6 1930

..
185.1 3.5
1.9
1931

..
151.9
1.9 1.3
1932

..
89.3
1.2
1.4
19331). .

98.0
1)

1

1.4
1
)

1.4

1)
11 maanden.

In het afgeloopen jaar (cijfers over elf maanden)
waren de aanbestedingen voor fabrieksbouw grooter
dan in 1932. Bij gebrek aan een index om de geldbe-
dragen te corrigeeren naar den omvang van de uit-
gevoerde werken (de bonen zijn t.o.v. 1932 gedaald,
•de prijzen van hout en steenen daarentegen gestegen),
is het niet na te gaan of het gestegen bedrag der aan-
bestedingen ook een evenredig grootere bedrijvigheid
weerspiegelt. In het algemeen kan men constateeren,
dat de fabrieksbow zich nog steeds op een laag peil
beweegt en dat de onmiddellijke vooruitzichten zich
zekér niet gunstig laten aanzien.
Ditzelfde geldt niet voor den woningbouw, die zich, met uitzondering van 1932, normaal ontwikkeld heeft.
Dit
blijkt
vooral uit de in uitvoering gekomen wo-

ningen.

3 a a r

In uitvoering g
e-
‘Voltooide woningen
komen woningen

1924

46.640
1925

47.341
1926
48.565 48.811
1927
47.927
50.246
1928
49.748 47.335
1929
47.780
47.244
1930
52.859
51.501
1931
49.374
50.587
1932
34.174
41.348
1933
1)
48.613
1)
38.158
1)
1)
10 maanden.

Het is niet onwaarschijnlijk, dat het aantal in uit-
voering genomen woningen in het afgeboopen jaar- een
niveau zal hebben bereikt, dat hooger ligt dan sedert
het opstellen van de statistiek (1926) is voorgekomen.
Zooals reeds boven opgemerkt, is dit feit een gevolg
van het inhalen van den achterstand, veroorzaakt door de stagnatie in het bouwbedrijf in 1932.
Uit de bovenstaande gegevens blijkt, dat sedert
1926, met uitzondering van 1932, elk jaar met den
bouw van ongeveer 48 tot 50.000 woningen wordt be-gonnen. In normale omstandigheden zou men dus ook
voor 1934 op dit getal kunnen rekenen. Er zijn echter
verschillende factoren, die een berekening onzeker

maken.
Gaat men er van uit, dat de behoefte aan nieuwe
woningen constant blijft, dan zou men kunnen ver-
wachten, dat de achterstand van ongeveer 14.000 wo-
ningen, die in 1932 is ontstaan, en welke gedeeltelijk
in 1933 is ingehaald, ook voor 1934 een gunstigen in-,
vloed op het bouwbedrijf zal uitoefenen. Het is – ech-

17 Tanuari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

69

ter geenszins zeker, dat de behoefte aan nieuwe wo-
ningen in deze ernstige crisis gelijk zal blijven aan
die van vroeger jaren. In de eerste plaats is er ook
in ons land een toenemende verarming op te merken,
die ook op den woningbouw een ongunstigen invloed zal uitoefenen. Verder neemt het aantal huwelijken in
de laatste jaren, zoowel in absoluten als in relatieven zin, af. Het geboorte-overschot vertoont daarentegen
een meer wisselend karakter, zooals uit het onder-
staande blijkt:

Jaren
Huwelijken
Geboorte-overschot

per 1000 mw
Aantal
per 1000 mw.
Aantal

1924

•…
7.8
56.433
15.3
111.263
1925

•…
7.4
54.768
14.4
106.424
1926

….
7.4
55.299
14.0
104.136
1927

….
7.5
56.551
12.9
97.484
1928

….
7.7
59.128
13.7
105.212
1929

.. . .
7.9
61.472
12.1
94.003 1930

….
8._
62.911
14.0
110.628
1931

•…
7.5
59.422
12.6
100.339
1932

….
6.9
55.838
13.0
105.499

Bovendien moet men niet uit het oog verliezen, dat
de toestand op de hypotheekmarkt niet bevorderlijtc is
voor den woningbouw. Daarom is een verlaging van
de hypotheekrente zeer gewenscht, hetgeen echter in
hooge mate afhangt van het herstel van vertrouwen
en van een verlaging van de lasten, die op de parti-
culiere woningexploitatie drukken.

Verband tusschen de conjunctuur in het bouwbe-
drijf en de algemeene conjunctuur.
Overgaande tot een bespreking van den invloed van
de conjunctuur in de
bouwbedrijven
op de algemeene
conjunctuur in Nederland, constateeren wij aller-
eerst, dat van de belangrijkste industrieën het bouw-bedrijf de grootste seizoensfluctuaties vertoont. Met
het oog op het groote aantal arbeiders, dat hierin
werk vindt, is het
begrijpelijk,
dat de werkgelegen-
heid in het bouwbedrijf van beteekenis is voor de al-
gemeene conjunctuur.
Om de
directe
gevolgen van de wisselende bedrij-
vigheid in de bouwvakken voor de totale werkloosheid
na te gaan, kan men de totale industriëele werkloos-
heid
(1-lijn)
vergelijken met dezelfde werkloosheid.
zonder die in het bouwbedrijf en de houtbewerkings-
industrie (I-BH-lijn). Dit verschijnsel is voor de
periode vanaf 1924 in de onderstaande grafiek weer-
gegeven, waarin tevens de werkloosheid in het bouw-
bedrijf (B-lijn) is opgenomen.

1
Deze grafiek brengt eenige niet onbelangrijke feiten
aan het licht. In de eerste plaats
blijkt,
dat in het
voorjaar en den zomer de werkloosheid in de bouw-vakken ongeveer gelijk is aan de werkloosheid in de
overige bedrijfstakken. In die periode loopt de B-lijn
meestal gelijk met de I-BH-lijn. Een uitzondering vor-
men de jaren 1925; 1931 en 1932. Op dit laatste ver-
schijnsel komen wij nog terug. In dit verband, is het
eveneens interessant op te merken, dat in 1931 cje
werkloosheid in het bouwbedrijf in tegenstelling met
andere jaren, veel lager was dan de totale industriëele
werkloosheid. De B-ljn loopt in dat jaar veel lager
dan de T-lijn (zie grafiek). Dit heeft voor dat jaar
een gunstigen invloed uitgeoefend op de werkloosheid
in ons land. Immers uit de grafiek blijkt, dat in den
zomer en in het najaar van 1931 de industriëelewerk-
loosheid lager was dan die zonder het bouwbedrijf en
de houlibewerkingsindustrie. (De T-lijn loopt lager
dan de I-BH-lijn), terwijl anders meestal het omge-
keerde plaats vindt.
Het genoemde verschijnsel vormt tevens voor een
deel de verklaring van de sterke stijging van de in-
dustriëele werkloosheid in het najaar van 1931, die
zich met een korte onderbreking in het voorjaar van
1932, in den loop van dat jaar heeft voorgezet. Be-
schouwt men de grafiek nog eens aandachtig, dan ziet
men, dat in het voorjaar en in den zomer de indus-
triëele werkloosheid ongeveer gelijk is of althans pa-.
rallel loopt met die zonder het bouwbedrijf en de
houtbewerkingsindustrie. (De I-ljn loopt in het voor-
jaar en den zomer gelijk met de I-BH-ljn). In den win-
ter daarentegen
stijgt
de industriëele werklooshèid
meestal veel sterker dan die zonder de werkloosheid
in de bouwvakken. De grafiek laat duidelijk zien, dat
in den winter de T-lijn hooger ligt dan de I-BH-lijn.
Dit is een gevolg van de groote werkloosheid in het bouwbedrijf in de wintermaanden. Zeer duidelijk is
dit b.v. te zien in den strengen winter van 1928f’29.
Wat den directen invloed van het bouwbedrijf op
de algemeene conjunctuur betreft, is de conclusie ge-
rechtvaardigd, dat in ons land deze invloed in den
winter grooter is dan in het voorjaar en in den zomer,
en wel in zooverre in ongunstigen zin, dat de totale
industriëele werkloosheid in den winter grooter is
dan het geval zou zijn, indien de werkgelegenheid in
het bouwbedrjf gelijkmatige’r was.

Een uitzondering op dezen regel vormt het jaar
1932. Tengevolge van de groote werkloosheid in het
bouwbedrijf in dat jaar – de B-lijn loopt in het
voor-jaar,
en den
zomer
van 1932 veel hooger dan in dezelf-
de jaargetijden in andere jaren – is ook de totale
industriëele werkloosheid in het voorjaar en in den

924
19Z5
1926
1927
192.d
199
1930
1931
1932.
193

•LYN

ILYN
t


1

VN

JMA)JJAÇOw
.
.
.

70

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 3anuari 1934

zomer meer gestegen dan anders het geval zou zijn
geweest. De werkloosheid zonder die in het bouwbe-drijf en de houtbewerkingsindustrie bewoog zich niet
alleen in den winter, maar het
ieheele
jaar 1932 op

een lager peil dan dat van de totale industriëele werk-loosheid. De T-Bil-lijn, die in het midden van het jaar
altijd gelijk loopt met de 1-lijn, ligt in 1932 veel
lager. In 1933 is, voorzoover de cijfers beschikbaar
zijn, de ontwikkeling van beide lijnen meer normaal.
De stagnatie in het bouwbedrijf in 1932 heeft dus in
dat jaar tot een verscherping van de conjunctuur in
ons land bijgedragen.
Dat de conjunctuur in Nederland vanaf het najaar
van 1931 plotseling zooveel ôngunstiger is geworden,
is voor een belangrijk deel aan het bouwbedrijf toe te
schrijven. Zooals wij hebben gezien, was de conjunc-
tuur in de eerste negen maanden van 1931 gunstig be-invloed door het bouwbedrijf, waarvan de industriëele
werkloosheid de gunstige gevolgen ondervond. Vanaf
het eind van 1931 en in het geheele jaar 1932 is de
werkloosheid in de bouw-vakken zeer groot, waardoor
mede de totale werkloosheid sterkstijgt. De overgang in
deze jaren naar een ongunstige conjunctuur is wel
zeer aanzienlijk. Terwijl in het voorjaar van 1931 de
werkloosheid in de bouwvakken slechts iets grooter
was dan in normale jaren, stijgt zij in het voorjaar van
1932 tot een voor dat jaargetijde ongekende hoogte
om in den winter van 1932f’33, mede tengevolge van
de koude, een buitengewoon grooten omvang aan te
nemen.
Schakelt men echter den invloed van de bouwvakken
uit, dan toont de werkloosheid in de overige bedrijfs-
takken sedert 1929 een veel normaler ontwikkeling
(men zie de 1-Bil-lijn). Dan blijkt ook, dat, afgezien
van het bouwbedrijf – de werkloosheid in 1933 is
hier t.o.v. 1932 sterk gedaald – de werkloosheidscij-
fers in het geheel nog geen verbetering toonen. De
1-Bil-lijn beweegt zich in 1933 ongeveer op hetzelfde
niveau als in 1932.

– Invoer van howi.

In de bovenstaande beschouwing is alleen rekening
gehouden met het bouwbedrijf en de houtbewerkings-
industrie. De gevolgen van een stagnatie op dit ge-
bied voor allerlei neven- en andere bedrijven (steen-
industrie, meubelindustrie, vervoer, enz.) blijven in

het algemeen voor ons verborgen. Nitemin kunnen
wij op een van de gevolgen van de opleving in het bouwbedrijf iets nader ingaan, t.w. den invoer van
hout. De behoefte aan hout hangt nauw samen met
het aantal te bouwen woningen, fabrieken, enz. en
daar ons land zelf bijna in het geheel geen hout voort-
brengt, zal de
bedrijvigheid
in de bouwvakken zich
dus ook weerspiegelen in den invoer van hout.

De invoer van hout toont evenals de werkloosheid in de bouwvakken een sterke seizoensschommeling.
Deze seizoensschommelingen hangen niet met elkander
samen. Men zou wellicht kunnen verwachten, dat de
invoer van hout zou stijgen, als de bedrijvigheid in
de bouwvakken toeneemt. Dit is juist niet het geval.
Zooals men uit onderstaande grafiek zal zien, daalt
de invoer van hout
1
)
in het begin van het jaar, dus in
een periode, waarin het bouwbedrijf een opleving ver-
toont, terwijl de invoer op een hoog niveau blijft in
de tweede helft van het jaar, wanneer in de bouwvak-
ken langzamerhand minder te doen is. Een groot deel
van het hout, dat in het voorjaar gebruikt wordt,
moet dus reeds in het daaraan voorafgaande najaar
worden opgeslagen. –

Dit eigenaardige seizoensverschijnsel is toe te schrij-
ven aan dezelfde oorzaak, waardoor ook de seizoens-
invloeden in het bouwbedrijf optreden, ni. klimato-
logische omstandigheden. Het grootste deel van den
invoer van hout in ons land is afkomstig uit Rus-
land, Finland en Zweden. Het verkeer met de havens
van deze landen is in den winter gestremd wegens
den ijsgang. Eerst in het voorjaar kunnen de versche-
pingen beginnen. Dit tijdstip verschilt vanzelfspre-
kend ook elk jaar, hetgeen waarschijnlijk mede een
oorzaak is van den ongeljkmatigen invoer van hout, waardoor ook de van seizoensinvloeden bevrjde lijn
nog hoogst onregelmatige schommelingen vertoont. Daarom hebben de gecorrigeerde cijfers over het al-
gemeen weinig practische beteekenis.

Intusscheu brengt de onderstaande grafiek duide-
lijk aan het licht, dat de invoer van hout in 1933 sterk
is gestegen t.o.v. 1932.
Uit een en ander blijkt wel voldoende, welke be-
langrijke functie het bouwbedrijf in het economisch
leven van ons land vervult.

1)
Men zie de stippellijn op de grafiek.


192.4
1925
t926
1927
195
19519
190
191
I9.2.
19

OORS
RONELY
,

I’4VOER
YF.R5

___
•___
___

___
___ ___ ___
___
___
01 1,
t
Pl

r5,,1(‘
IA
2.0
SSS
I4P!
tJ

»

tAJ
I)
v
tIZ
ENSINVL(

0 G COIC
RD

0
III

11

111
til

II

9

1

1

ii

t
11121111111 11111111111
ii

111111
11111

lii

dlii
Ii
tij

11111111

INVO R vAN
MOUT

75
IN DUIZENDEN TONNEN

w

50
______

__

F

___

_-

NORMALE SEIZOENSCkOMMEUMG

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

71

DE ONTWIKKELING VAN DE WERELDKOOPVAARDIJ-
VLOOT EN DE WERELDSCHEEPVAARTBEWEGING.

In het hier gegeven overzicht hebben wij getracht
aan de hand van de beschikbare gegevens omtrent de
wereldvloot en de scheepvaartbeweging een inzicht te
krijgen in de verhoudingen, die in dezen belangrijken
tak van
bedrijf
bestaan, en tot een conclusie te komen
betreffende de waarschijnlijke vooruitzichten. Min of meer volledig zijn gegevens bekend omtrent
de totale grootte der koopvaardijvloot in de wereld
voor zoover deze uit schepen boven de 100 bruto regis-
terton bestaan (1 BRT. is 2,83 M
3
), benevens van de
opgelegde scheepsruimte. Men dient echter
bij
deze
cijfers in het oog te houden, dat de gegevens omtrent
de grootte van de vloot vollediger zijn dan die om-
trent de opgelegde schepen.
Vermindert men de totale tonnage met de tonnage
der opgelegde schepen, dan krijgt men, zoo goed mo-
gelijk benaderd, de tonnage der varende vloot. Wij
hebben de gegevens omtrent de opgelegde schepen
gevonden vanaf 1928
1)
en hebben aangenomen, dat
voordien het percentage daarvan ten aanzien van de
geheele vloot ongeveer constant is geweest. Deze ver-
onderstelling is daarom plausibel, omdat het percen-
tage opgelegde schepen in 1928 slechts 7,3 pOt. be-
droeg. Veel kleiner zal het nooit geweest kunnen zijn
s

daar er toch steeds een zekere reserve tonnage aan-
wezig moet zijn bij plotseling vermeerderde vraag
naar scheepsruimte. Men bedenke voorts, dat de
gegevens omtrent opgelegde schepen, die kwartaals
gewijs worden gepubliceerd, betrekking hebben op
één bepaalden datum, op het einde van het kwartaal,
niet op het gemiddelde gedurende het geheele kwar-
taal. In de grafische voorstelling hebben wij de
lijn
van
de varende vloot
v66r 1928
daarom evenwijdig aan
die van de totale vloot geteekend. Hieronder geven
wij de cijfers, in 1000 BRT., voor de opgelegde vloot
der latere jaren, en de totale tonnage van de koop-
vaardijvloot vanaf 1925.
Millioen B.R.T.
’25 1926 1927 1928
1
29 1930 1931 1932 1933
Tonnage wereld-
koopvaardijvloot
64,6 64,8 65,2 67,0 68,1 69,6 70,1 69,7 67,9
Opgelegde tonnage
4,9 3,4 5,6 10,5 13,9 11,5
In procenten van

de totale vloot . .

7,3 5,0 8,6 16,0 20,8 16,9

‘t Zelfde Engeland

4,0 3,0 7,7 15,9 17,6 16,6

Duitschiand

– –
5,1 16,0 30,5 18,0

?’Jedertand

1,7 0,2 7,7 12,6 25,5 13,0

Ver. Staten

20,8 15,6 14,1 19,2 25,5 24,7

Japan.
..
.

0,5 0,7 1,0 4,8 5,3 4,3

In de vloot der Ver. Staten is die voor de groote
meren opgenomen, zoodat de percentages voor de op-
gelegde schepen niet geheel met die van andere lan-
den zijn te vergelijken.
Het is uit bovenstaande gegevens
duidelijk,
dat het
percentage der opgelegde tonnage in alle landen dit jaar belangrijk lager was dan in het zeer ongunstige
jaar 1932, toen vooral de landen met gouden stan-
daard zeer sterk onder de scheepvaartcrisis hadden

te lijden.
Uit deze cijfers en de grafische voorstelling zien
wij tevens, dat de wereldvloot tot in 1931 in tonnage
toenam en tot het midden van 1932 ongeveer op het
maximum bleef staan. Daarna is er een merkbare ver-
mindering aan het licht gekomen. De oorzaken daar-
van hebben
wij
weergegeven in de grafiek betreffende
scheepsbouw en scheepsslooping. Het cijfer van den
scheepsbouw (dat gelijk is aan de te water .gelaten
schepen) is van de nul-lijn af naar
boven
opgezet, het
cijfer van de scheepsslooping vanaf de lijn der te
water gelaten schepen en wordt weergegeven door het gearceerde gedeelte. Het verschil tuschen de beide ge-
gevens, dus de lijn aan den onderkant van het gear-
ceerde gedeelte, laat zien, met hoeveel ton de wereld-
vloot toegenomen, respectievelijk afgenomen is (zie
nevenstaande grafiek).
Hierbij dient in het oog te worden gehouden, dat

1)
Ontleend aan het Bulletin Mensuel van den Volken-
bond.

NIGIi’i’Ï

,Scheepsbouw en scheepsslooping.
De lijn van het havenverkeer heeft betrekking op netto
ton, en is op andere schaal geteekend dan die van de
tonnage, zoodat slechts het verloop met dat der andere
lijnen vergelijkbaar is.

de te water gelaten schepen nog niet geheel gereed
zijn. Bij de samenstelling van Lloyd’s gegevens om-
trent de grootte der koopvaardijvloot worden evenwel
schepen, die binnenkort gereed komen, als gereed opgenomen. Dit brengt dus een zeker element van
willekeur in de gegevens, waardoor de wereldtonnage
een volgend jaar niet precies gelijk is aan die van
het vorige jaar plus of min het restant van te water
gelaten en gesloopte en vergane schepen. De afwij-
kingen kunnen echter slechts gering zijn en zouden,
in den loop der jaren, nu eens positief dan weer nega-
tief moeten zijn.
Dit is echter slechts een enkele keer het geval. Be-rekent men den groei van de wereldtonnage naar het
verschil tusschen gebouwde en verdwenen schepen,
dan vindt men voortdurend grootere cijfers dan de
gegevens van Lloyd’s ‘Register. Wij hebben getracht een verklaring voor dit verschil te vinden, doch kon-
den daarin niet slagen. Deskundigen op dit gebied,

a
&massa”

NiIP!.’II

iIIi!!!IiI

I!!IuiiI
Scheepsbouw en scheepsszooping.
Vanaf
1932
neemt de wereldtonnage af.
De cijfers voor het laatste kwartaal van
1933
berusten
op schatting.

72

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

wier meening wij vroegen, opperden de veronderstel-
ling, dat de gegevens betreffende ,,wrecked tonnage”
niet geheel volledig zijn in den vorm, waarin zij per
kwartaal worden gepubliceerd, en van tijd tot tijd
worden aangevuld, hetgeen in verband staat met het
feit, dat bij het opgeven van schepen als ,,verloren”
of ,,gesloopt” de neiging tot vertraging overheerscht.
Vergelijkt men de gegevens omtrent de tonnage der
te water gelaten schepen met die van da in aanlonw
zijnde schepen, dan blijken deze goed overeen te .tern-
nien, zoodat de lijnen nagenoeg samen zouden vallen, indien zij beiden werden geteekend. Slechts bestaat er
een ,,lag” van ongeveer 4 jaar tusschen de beide’
lijnen, hetgeen overeenkomt met den gemiddelden
tijd, dat een in aanbouw zijnd schip op stapel staat.
Vanaf 1932 werd per kwartaal ca. 75.000 ton
scheepsruimte te water gelaten, een in de geschiede-
nis van den scheepsbouw ongekend laag tonnage.
Doordat daartegenover bijna 700.000 ton scheepsruim-
te verdween in de eerste kwartalen van 1933, kon de
totale tonnage verminderen.
Voor de practijk van de scheepvaart zoowel als
van den scheepsbouw is het van belang om na te
gaan, wanneer de vermindering der koopvaardijvloot
groot genoeg zal zijn om het percentage der opgeleg-
de schepen tot het normale terug te brengen. Alleen
in dat geval kan men vrachtprjzen verwachten, die
scheepsexploitatie zonder verlies
mogelijk
maken, ter-
wijl dan ook weer de scheepsbouw grootere afmetin-gen zal aannemen.
Met het oog op deze berekening hebben wij de
gegevens omtrent de scheepvaartbeweging van allé
landen, zooals die door den Volkenbond worden ge-
publiceerd, verzameld. Ook hierbij blijkt weer, dat
het niet
mogelijk
is de verzamelde gegevens anders
dan bij zeer grove benadering vast te stellen. Een
deel der landen heeft ni. de scheepvaartbeweging op-
gegeven met uitzondering van in ballast varende
schepen en andere landen geven uitsluitend het
totaal van alle schepen op. Wij hebben toen, bij
wijze van grove benadering, de
verhouding
vastge-
steld tusschen de scheepvaartbeweging met en zonder
schepen in ballast, voor die landen, waarvoor beide
gegevens bekend zijn, en hebben toen voor de andere
landen het totaal van alle schepen in dezelfde ver-
houding gereduceerd, om op deze wijze de in ballast
varende schepen uit te schakelen. Op deze ruwe
veronderstelling is de door ons geteekende lijn van
de scheepvaartbeweging gebaseerd. Wij vonden de vol-
gende cijfers, in millioenen tons
netto
(maandgemid-
delden):

1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933
32,8

34,5

36,8

38,6

40,5

40,7

38,2

34,8

Op grond van de gegevens van de afgeloopen maan-
den van 1933 is het niet
mogelijk
een gemiddelde
voor het jaar samen te stellen met het oog op de
seizoensfluctuatie in de scheepvaart. De maandgege-
vens wijzen er in het algemeen op, dat de scheep-
vaartbeweging ongeveer denzelfden omvang als ver-
leden jaar heeft. Ter contrôle hebben wij deze cijfers, wat hoeveel-
heden betreft, nog globaal vergeleken met die van
den buitenlandschen handel, en konden een vrij goede overeenstemming vaststellen. Daar eenerzijds de bin-
nenscheepvaart goeddeels niet in de havenbeweging
is opgenomen, anderzijds de buitenlandsche handel
ook betrekking heeft op goederen, die per spoor wor-den aangevoerd, is vergelijking verder niet mogelijk.

Vergelijking van deze
lijnen
voert tot de volgende

conclusies. De vermindering van het percentage op-
gelegde schepen is niet het gevolg van een vermeer-
dering van het varende, deel der vloot. Dit laatste is sinds 1932 nagenoeg ongewijzigd gebleven. De ge-
ringe aanbouw en de krachtige slooping hebben de

verhouding verbeterd.
De haussejaren 1927-1930 worden gekenmerkt
door een intensiever gebruik van de bestaande han-

delsvloot. De ingeklaarde tonnages in de havens
nemen sterker toe dan de vloot, hetgeen wel in ver-
band zal staan met de versnelling der schepen en de
verbeterde havenoutillage. Dit voordeel is in de
crisisjaren niet geheel verloren gegaan. Terwijl het
ingeklaarde tonnage, volgens bovenvermelde ruwe
berekening althans, grooter schijnt te zijn dan in
1925 en 1926, is de varende handelsvloot kleiner.
Bij het tegenwoordige wereidverkeer heerscht nog
steeds een overcompleet aan schepen. Dit blijkt ook
uit de beweging van het indexci.jfer der scheeps-
vrachten. Bij den tegenwoordigen omvang van de
scheepvaart zou een normaal percentage der opge.
legde schepen eerst na 3 of 4 jaar worden bereikt,
wanneer in die jaren de opruiming van de bestaande
vloot met dezelfde snelheid voortging als in het af-
geloopen jaar en wanneer de bouw van nieuwe sche-
pen in die periode niet werd versneld. Men heeft
daarbij nog rekening te hoiiden met een zekere mo-
gelijkheid van intensiever scheepvaartverkeer met de
bestaande schepen, omdat, naar uit de grafiek blijkt
vermoedelijk wel een deel van het in de haussejaren
bereikte verloren is gegaan. Hoeveel meer vrachtver-
keer met de bestaande schepen zou kunnen worden
verzet, laat zich natuurlijk niet berekenen.
Ziet de naaste toekomst voor scheepsvrachten en
scheepsbouw er derhalve niet rooskleurig uit, aan den
anderen kant blijkt, dat er slechts een betrekkelijk
matige vermeerdering van het wereldverkeer behoeft
plaats te grijpen om de situatie geheel te doen ver-
anderen. Zelfs wanneer men er rekening mede houdt,
dat de niet in ballast varende schepen vaak slechts
ten deele beladen varen, iets wat uit geen enkele sta-
tistiek valt af te leiden, dan nog is het havenverkeer
thans slechts ongeveer 25 püt. minder dan in 1929.
Herstel van het internationale verkeer op bescheiden
schaal zal terstond een algeheele verandering in de
scheepvaart- en scheepsbouwverhoudingen brengen.

Een beschouwing van de verhouding tusschen den
groei van de wereldvloot en de van stapel geloopen
schepen over een langere periode doet zien, dat ca.
de helft der te water gelaten schepen
gelijk
is aan
den groei der wereldvloot. Volgens Lloyd’s Register nam deze vloot van 1925-1930 met ongeveer 6 mil-
lioen BRT. toe, terwijl er in dien tijd ruim 14 mil-
lioen BRT. te water werd gelaten. Houdt men reke-
ning met de boven vermelde afwijking tusschen de
statistiek van te water gelaten en gesloopte schepen
en die van het jaarlijksche totaal volgens Lloyd’s .Re-
gister, dan kan toch in ieder geval worden aangeno-
men, dat in de jaren 1925-1930 de helft van de te
water
geJaten
tonnage voor vervanging van te niet
gegane schepen diende. Dit geeft een vervangings-
percentage van 2 pOt. per jaar op een wereldvloot
van tusschen 65 en 70 millioen BRT. Het percen-
tage, berekend op de schepen van 20 â 25 jaar oud,
is natuurlijk veel grooter, maar toch blijkt het ver-
vangingspercentage niet hoog te zijn, vel kan wor-
den aangenomen, dat dit overeenkomt met het mini-
mum van de natuurlijke verdwijning der oudere sche-
pen. Daar in de jaren 1932 en 1933 het aantal te
water gelaten schepen flink beneden de 1,4 millioen
ton is gedaald, beteekent zulks, dat de natuurlijke
veroudering van de bestaande vloot de overhand heeft
gekregen. Het is nu de vraag, hoe lang de groote
maatschappijen dit kunnen volhouden, en wanneer zij’ ertoe zullen komen, mede in verband met haar finan-
ciëele kracht, om – ondanks een overvloed van be-
schikbare tonnage – toch nieuwe schepen te laten
bouwen ter vervanging van opgelegde schepen zelfs van
die, welke om de een of andere reden als verouderd moe-
ten worden beschouwd. Misschien kan deze factor eenig
herstel in de scheepsbouwbranche ten gevolge hebben,
ook zonder dat de scheepvaart zich zelf herstelt.
Waar echter de financiëele draagkracht der scheep-
vaartinaatschappijen hiervoor van groot belang is, en
wij dezen factor in onze studie niet hebben bestudeerd,
kan hier geen prognose worden opgesteld omtrent de

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

73

mogelijkheid van verlevendiging van den scheeps-
bouw, alleen op grond van vervanging van bestaande
schepen door moderner eenheden. De mogelijkheid be-
staat ongetwijfeld, maar zij staat in nauw verband
met de scheepvaartresultaten, die de financiëele
situatie der reederijen bepalen. De weinige super-
schepen, die misschien uit overwegingen van na-
tionaal prestige zullen worden gebouwd, zijn van
geringe beteekenis voor de situatie van den wereld.
scheepsbouw in zijn geheel.
Zonder herstel in de wereldscheepvaart, wanneer
men dus wachten moet op het natuurlijke ,,afster-
ven” der bestaande koopvaardijvloot, zullen nog eenige
jaren van malaise in de scheepvaart en vermoedelijk
eveneens in den scheepsbouw te verwachten zijn, in-
dien niet vervangingswerkzaamheden in de laatstge-
noemde industrie eenige verlichting brengen.

CRISISWETGEVING IN NEDERLAND.

Wij vervolgen hiermede, in aansluiting op de over-
zichten in vroegere Kwartaalberichten ‘), de lijst der
steun- en crisismaatregelen, door onze Reeering ten
behoeve van het Nederlandsche bedrijfsleven en de
schatkist getroffen.

HANDELSPOLITIEKE MAATREGELEN IN ENGEREN ZIN.

I. CrisisinvoerweL
(Wet van 23 Dec. 1931, Stbl.
No. 535).

Op grond van de Crisisinvoerwet zijn de volgende con-
tingenteeringsbesluiten genomen:

1. K. B. van 24 Oct. 1933, betreffende:
meubelen van hout, al of niet bekled en onderdeelen
daarvan;
meubelen van bamboe. rotting, riet, teen of tvijgen,
al of niet bekleed.
Het contingent bedraagt 75 pOt. van de hoeveelheid,
welke gemiddeld per 5 maanden in 1931 en 1932 is inge-
voerd. Deze contingentecring geldt voor de periode van
1 Oct- 1933 t/in. 28 Feir. 1934.

2. K. B. van 24 Oct. 1933, betreffende pluche, fluweel,
trijp en andere stoffen met opstaande Pool.
Het contingent bedraagt 75 pCt. van de hoeveelheid,
welke gemiddeld per 5 maanden in 1931 en 1932 is inge-
voerd. Deze contingenteering geldt voor de periode van
1 Oct. 1933 tfm. 28 Febr. 1934.
3. K. B. van 26 Oct. 1933, betreffende:
zoolleder, drjfriemleder, tuig- en zaalieder.
Het contingent bedraagt 90 pCt. van de hoeveelheid,
welke gemiddeld per 7 maanden in 1931 en 1932 is in-
gevoerd.
overleder en ander ieder, wo. zeemleder en voering-
leder.
Het contingent bedraagt 100 pct. van de hoeveelheid,
welke gemiddeld per 7 maanden in 1931 en 1932 is in-
gevoerd. Deze contingenteering geldt voor de pei-iode van
1 Oct. 1933 t/m. 30 Api-il 1934.

4. K. B. van 26 Oct. 1933 betreffende:
T. geïsoleerde electi-ische geleidingen zonder loodmantel:
e. koperdraad of -kabel, geïsoleerd met caoutchouc;
– b.
koperdraad met geïmpregneerde katoenomvlechting
(z.g. zuur- en weerbestendig draad)
H. geïsoleerde electrische geleidingen niet loodmantel
met caoutchouc.
Het contingent bedraagt 75 pCt. van de hoeveelheid. welke gemiddeld per 3 maanden in 1931 en 1932 is in-
gevoerd. Deze contingenteering gôld voor de periode van
1 Oct. 1933 t/in. 31 Dec. 1933. Bij verlenging tot en met 31 Dec. 1934 (K. B. van 28 Dec. 1933) is het contingent
verlaagd tot 65 pOt.

5. K. B. van 30 Oct. 1933 beti-effende alle brood en alle
deeg.
Het contingent bedraagt 100 pCt. van de hoeveelheid,
welke gemiddeld per 12 maanden in de periode van 1 Nov.
1930 tot 1 Nov. 1932 is ingevoerd. Deze contingenteering
geldt voor het tijdvak van 1 Nov. 1933 t/m. 31 Oct. 1934
en vervangt de contingenteering van . tarwebrood en deeg
van tarwebloem of tarwemeel.

1)
Zie de afleveringen van 25 Januari, 19 Juli en 25
October 1933.

K.. B. van 28 Oct. 1933 betreffende electrische stof-
zuigers en onderdeelen daarvan.
Het contingent bedraagt 100 pCt. van het aantal, dat
gemiddeld per 6 maanden in 1930, 1931 en 1932 is inge-voerd. Deze contingenteering geldt vooi de . periode van
1 Oct. 1933 t/m. 31 Maart 1934.

K. B. van 7 Nov. 1933 betieffende huishoudelijk glas-
werk.
Het contingent bedraagt 85 pCt. van de hoeveelheid,
welke gemiddeld gedurende 3 maanden in 1931 en 1932
werd ingevoerd. Deze contingenteering geldt voor de
periode van 1 Nov. 1933 t/m. 31 Jan. 1934.

K. B. van 10 Nov. 1933 betreffende: a. fonografen, gramofonen en hiermede gelijk te stel-
len toestellen, alsmede hun toebehooren, zooals muziek-
platen én -rollen;
b.
radio-, versterker- en gelijkrichtlampen, al dan niet
in radiotoestellen of in andere voorwerpen gemonteerd;
e. luidsprekers en de hoofddeelen daarvan;
cZ. alle linoleum;
parapluies, parasols en wandelstokken;
haarden, met uitzondering van vulhaarden en gas-
haarden;
voor installaties van centrale verwarming benoodigde
onderdeelen,
t.w.
ketels, reservoirs, branders en radiatoren;
electrische kookapparaten en broodröosters.
Het contingent bedraagt hiervoor 90 pCt. van de waarde
van den gemiddelden invoer in Nov. en Dec. van 1931 en
19.3 2.

a. i-adiotoestellen met in of aangebouwde gramofo-
nen of luidsprekers en de kasten hiervoor;
b.
vleugelpiano’s,, pianola’s, fonola’s en andere media-
nische piano’s.
Het contingent bedraagt hieivoor 100 pCt. van het aan-
tal stuks, dat gemiddeld in. Nov. en Dec. van 1931 en 1932
werd ingevoerd.

Brandkasten, kluisdeu ren en safeloketten. –
Het contingent is 100 pCt. van het gewicht van het-
geen gemiddeld in Nov. en Dec. van 1931 en 1932 is in-
gevoerd.
De onder 8 genoemde contingenteeringen gelden voor de
periode van 1 Nov. 1933 t/in. 31 Dec. 1933.
Zij,
zijn inge-
steld tot het tegengaan van een overmatigen invoer met
het oog op de invoering van de weeldebelasting.

9. K. B. van 20 Nov. 1933 betreffende:
lijnkoeken;
raapkoeken;
grondnotenkoeken;
cl.
katoenzaadkoeken;
sesanikoeken; soyakoeken;
cocoskoeken;
palmpitkoeken;
alle andere koeken.

Deze contingenteering heeft ook betrekking op meel,
schroot en schilfers van koeken.
Het contingent is 100 pCt. van de hoeveelheid, welke
gemiddeld per 6 maanden van 1 Juli 1931 t/in. 30 Juni
1933 is ingevoerd. Deze contingenteering geldt voor de
periode van 1 Nov. 1933 t/m. 30 April 1934.

10. K. B. van 8 Dec. 1933 betreffende zeevisch, met
uitzondering van haring.
Het contingent bedraagt 100 pCt. van de hoeveelheid, welke gemiddeld uit een ander land of met schepen van
vreemde nationaliteit, in 1930, 1931 en 1932 is ingevoerd.

Verder zijn de contingenteeringen, welke sedert de laat-
ste opgaaf teneinde liepen, ongewijzigd verlengd, met uit-zondering van de contingenteering van gebleekte katoenen
manufacturen, welke met die van ongebleekte katoenen
manufacturen bij verlenging is gecombineerd met de con-
tingenteering van bedi-ukte, geverfde en bontgeweven ka-
toenen manufacturen, waarbij het contingent voor gebleekte
katoenen stoffen is verlaagd van 75 pCt. tot 65 pCt., dat
voor ongebleekte katoenen stoffen van 85 pct. tot 75 pCt.,
van kousen en sokken, waarbij het contingent is verlaagd
tot 60’pCt. van de hoeveelheid (i.p. v 100 pCt.), van naai-
gal-ens, waarbij het contingent is gesteld op 50 pot. van
de waarde, met een maximum van 70 pOt. van de hoeveel-
heid (i.p. v. 80 pCt. van de waarde) en van tapijten, tapijt-
goed, karpetten, loopers, kleedjes en matten, waarbij het
contingent is gesteld op 40 pCt. van de waarde met een
maximum van 65 pCt. van de hoeveelheid (i.p. v. 75 pOt.
van de waarde). . .

74

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17
Januari
1934

II.
Wijziging Crisis-Invoerwet. (17
Nov.
1933;
Stbl.

No.
596).

De in het vorige overzicht vermelde wijziging van de
Crisisinvoerwet is aangenomen en van kracht geworden.
De geldigheidsduur is verlengd tot 1 Jan. 1.938.
Zooals bekend (zie E.-S. B. van 27 Dec. 1933) is bij de onderhandelingen met Duitschiand over het nieuwe ban-
deisverdrag met de gewijzigde Crisis-Invoerwet reeds reke-
ning gehouden.

LANDBOUW.

1.
Landbouw-Crisiswet 1933.
(Wet van
5
Mei
1933,

StbI.
No.
261).

Op grond van het Crisis-Monopoliebesluit en het Crisis-
Heffing.besluit zijn bij K. B. van 24 Oct. 1933 (Stcrt.
No. 207) uitgevaardigd de Crisis-Monopoliebeschikking 1933
en de Ciisis-Heffingsbeschikking 1933, welke administra-
tieve maatregelen voor de landbouwsteunregeling bevatten.
Dezelfde Staatscourant bevat ook de Crisis-Steunbeschik-
king 1933, welke algemeene steunvoorschriften geeft.
Voor de oplossing van geschillen bij de steunregeling is
bij M. B. van 6 Nov. 1933 (Stcrt. No. 217) ingevoerd het Crisis-Arbitragereglement, dat gebaseerd is op ht Crisis-
Organisatiebesluit.

H.
Crisis-Vervoerbesluit. (K.
B.
van
25
Nov.
1933,

Stbl.
No.
626;
zie
ook
Stbl.
No.
722).

Het Crisis-Vervoerbesluit onderwerpt het vervoer en het
in voorraad hebben van crisisproducten aan onze Zuid-
grens aan verschillende regels. In een bepaalde, zône moet
o.a. bet vervoer en het in voorraad hebben gedekt worden
door documenten of registers.
De Crisis-Vervoerbeschikking (29 Dec. 1933, Stert. No.
253) bevat de uitvoeringsbepalingen van het Crisis-Ver-
voerbesluit.

III.
Crisis-Oraanbesluit 1983. (K.
B.
van 11
Aug.

1933,
Stbl.
No.
441,
aangevuld bij
K.
B.
van
27

Sept.
1933,
Stbl.
No.
495).

In aansluiting op hetgeen in het vorige Kwartaalbericht
hieromtrent werd medegedeeld, merken wij nog op, dat bij
K. B. van 22 Sept. 1933 de artikelen sago, tapioca, arrow-
root e.a. soorten zetmeel, verkregen op andere wijze dan
uit granen en zaden tot crisisproducten in den zin van
art. 1, onder
50
van de Landbouw-Crisiswet 1933, zijn
verklaard.
Verder zijn bij Min. Besch. van 28 Oct. 1933 (Stcrt. No.
211) wijzigingen aangebracht in de organisatie van den
steun aan graanverbouwers en in de monopolierechten.
Hierbij is de Stichting ,,Tijdelijke Graancentrale” opgeheven
en vervangen door de Stichting ,,Nederlandsche Graan-
centrale”, welke het monopolie van den invoer van tarwe,
rogge, mafs, gerst en haver heeft verkregen.
Daarnaast is opgericht de Stichting ,,Nederlandscbe
Meelcentral&’, waaraan het monopolie is toegewezen voor
den invoer van rijst, boekweit, darie, milletzaad, zoomede
van aardappelmeel, sago, tapioca, arrowroot en andere
soorten zetmeel, benevens hieruit, dan wel uit tarwe,
rogge, gerst, mais of haver geheel of gedeeltelijk bereid
meel, bloem, stijfsel, glucose, dext’rine, havermout, gort,
grutten, macaroni, vermicelli, biscuit, beschuit, gebak,
mout, molen- en bakkerjaf vallen.
Bij een andere Min. Besch. vaa denzeifden datum zijn
de verschillende monopolierechten en commissieloonen op-
nieuw vastgesteld en wel op
f 1.—
per 100 EG. voor tarwe
(al dan niet gedenatureerd), gerst, mais, rijst, bakkerij-
en molenafvallen, darie, milletzaad, boekweit, gedenatu-
reerd tarvevoermeel. spelt, gedenatureerd gerstemeel en
-bloem, honden- en kattenbrood, maïsmeel, rjstemeel, mais-
veekoeken en gedenatureerd tapioca-voermeel,
f
1.25 per 100 KG. voor tarwcbloem, semolina of griesmeel, bak- en
puddingpoeders,
f
1.50 per 100 EG. voor mout van gerst,
macaroni, vermicelli, biscuit, koekjes, koek en banket,
gebak en beschuit,
f
2.— per 100 KG. voor gedenatureerde
gortmout en boekweitgrutten,
f
3.— per 100 KG. voor
haver, gedenatureerde havermout, gort en gortmout,
f
3.50
per 100 KG. voor aardappelmeel, arrowroot, tapioca en
sago,
f
4.— per 100 EG. voor ontbijtkoek en alle soorten
stijfsel,
f
4.50 per 100 EG. voor glucose, dextrine en plant-
aardige lijm,
f
5.— per 100 KG. voor rogge,
f
6.25 per
100 EG. voor ongedenatureerde gerstebloem en verpakte
producten vervaardigd uit granen en
f
8.— per 100 EG.
voor havermout (niet gedenatureerd) en havergort.

Met ingang van 18 Nov. 1933 (Min. Bsch. van 16 Nov.
1933, Stort. No. 225) zijn deze rechten voor tarwe (al of
niet gedenatureerd), gerst, maïs, bakkerij- en molenafval-
len, clarie, milletzaad, gedenatureerd tarwevoermeel, gerste-
meel en gerstebloem, alsmede honden- en kattenbrood,
maïsmeel en maïsveekoeken gebracht op
f
1.50 per 100 EG., voor mout van gerst, macaroni, vermicelli, biscuit,
koekjes, koek en banket, gebak en beschuit op
f
2.25 per
100 KG., voor gedenatureerd gortmout op
f
3.— per 100

EG., voor gort en gortmout op
f
4— per 100 EG. en voor
tarwebloem, semolina, bak- en puddiugpoeders, ongedena-
tureerd gerstebloem en verpakte producten vervaardigd
uit granen op
f
6.75 per 100 EG.

Bij uitvoer van uit geïmporteerde granen vervaardigde
producten, worden de betaalde monopolierechten geresti-
tueerd volgens de regeling vastgesteld bij Min. Besch. van
25 Nov. 1933 (Stcrt. No. 232) en van 9 Dec. 1933 (Stort.
No. 240), (resp. Crisis-Restitutiebeschikkilig 1 en II).
Ten behoeve van den inlandschen rogge- en gerstverbouw
is bij Min. Besch. van 7 Dec. 1933 (Stcrt. No. 239) een
steunregeling vastgesteld. Op grond hiervan wordt aan
de verbouwers voor den oogst 1933 een steun uitgekeerd

IV. Crisis-Aardappelbesluit 1933. 1. (K.
B.
van

1 Sept.
1933,
Stbl.
No.
466).

Bij E. B. van 1 Nov. 1933 (Stbl. No. 574) is het Crisis-
Aardappelbesluit gewijzigd. Bépaald is, dat het vervoer
van aardappelen slechts mag geschieden met vergunning
van een Crisis-Organisatie. De Minister mag hiervan voor
bepaalde tijdvakken en hoeveelheden vrijstelling verleenen.
Hij is tevens bevoegd, het vervoer van aardappelen van
een bepaalde soort of maat voor een bepaalde periode te
verbieden of te beperken.
Bij K. B. van 2 Nov. 1933 zijn de artt. 10 en 14 van
de Landbouw-Crisiswet 1933 op pootaardappelen van toe-
passing verklaard. Op grond hiervan is het uitvoeren van
pootaardappelen zonder vergunning verboden van 4 Nov.
1933 t/m. 31 Mei 1934. Deze vergunning wordt verleend onder bepaalde voorwaarden, waaronder de voornaamste
zijn, dat niet geëxporteerd mag worden beneden een door
den Minister vast te stellen prijs, dat de exporteur bereid
is een heffing te betalen en dat hij aantoont aan aangeslo-
ten producenten een bepaalden prijs betaald te hebben.
De Crisis-Aardappelbeschikking 1933 1 (Stort. No. 224
van 16 Nov. 1933) stelt hoeveelheden aardappelen van
4 EG. (vroeger 10 EG.) en minder vrij van vergunning
en bepaalt de heffing op aardappelen met ingang van
16 Nov. tot en met 31 Dec. 1933 op
f
1.25 per 100 EG.
Vrijgesteld van deze heffing zijn o.a. aardappelen bestemd
voor veevoeder en voor uitvoer en pootaardappelen.
De Crisis-Aardappelbeschikking 1933 II regelt de ver-
gunningen nader en stelt de uitvoerprijzen vast, bedoeld
in art. 5 van het Crisis-Aardappelbesluit 1933 II, alsmede
in de hiervoor vermelde regeling betreffende pootaard-
appelen. –
De Min. Besch. van 16 Nov. 1933 (Stcrt. van 20 Nov.
1933, No. 226) regelt de oprichting van de Nederlandsche Aardappelencentrale en de Gewestelijke Aardappel-Orga-
nisaties (Statuten en huishoudelijk reglement). Tevens is
hierbij een pootaardappelreglement vastgesteld.
De Stcit. van 4 Dec. 1933 (No. 236) bevat het Crisis-
Aardappel-steunreglement 1933 1 en het Reglement aard-
appel-steunbeschikking oogst 1932. Het eerste regelt den
steun voor Noordhollandsche Eerstelingen, oogst 1933, be-
stemd voor export of veevoeder in het tijdvak van 27 Sept.
1933 tot 15 Dec. 1933, Friesche Eerstelingen, Bintjes en
ideals, oogst 1933, bestemd voor veevoeder in de Friesche
weidestreek, in het tijdvak van 16 Oct. 1933 tot 15 Dec. 1933 en aardappelen, oogst 1933, bestemd voor de N.V.
Limburgsche Spiritus Industrie in het tijdvak van 1 Nov.
1933 tot 1 Febr. 1934. De steun bedraagt voor genoemde
aardappelen resp.
f
0.50,
f
0.30 en
f
0.35 per 100 EG.
Het Reglement aardappelsteunbeschikking (genoemd Cr1-
sis-Aardapelsteunreglement 1933 II) bepaalt, dat
f
0.25
per 100 KG. zal worden uitgekeerd over de voorraden con-
sumptie-aardappelen, welke op 27 Maart 1933 nog aan-
wezig waren van oogst 1932, met uitzondering van hoe-
veelheden van 1000 EG. en minder.
Voor fabrieksaardappelen is een afzonderlijke steunre-
geling vastgesteld bij Min. Besch. van 22 Dec. 1933 (Stort.
No. 250). Deze regeling betreft de voorjaarscampagne 1933.
Het steunbedrag is gesteld op
f
0.25 per H.L. over een
maximum hoeveelheid van 80 pCt. van hetgeen van den oogst 1929 aan de fabrieken ter vermaling werd afgele-
verd. De reeds genoten steun op grond’ van de wet van
5 Mei 1933 wordt in mindering gebracht.

17 Januari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

75

Crisis-Suilcerbes luit 1933. (K.
B. van
9
Oct.
1933,
Stbl.
No.
519).

Bij Min. Besch. van 21 Nov. 1933 (Stcrt. No. 227) is
vastgesteld het Reglement-Suikerbietensteun 1933. Hierbij
is bepaald, dat steun zal worden verleend, tot zoodanig
bedrag, dat
f
11.- per 1000 EG. netto garantiebieten zal
kunnen worden betaald. Als garantiebieten wordt voor de
campagne 1933 per bietenteler aangemerkt een hoeveelheid,
overeenkomonde met het gemiddelde van 80 pCt. van zijn
teelt in 1929, 80 pOt. van die in 1930 en 100 pOt. van zijn
teelt garantiebieten in 1932. ])eze hoeveelheid mag worden
verhoogd zoolang het totaal der aanvragen tot levering
een hoeveelheid van 1710 millioen EG. garantiebieten niet
overschrijdt.

Crisis-Zetmeelbesluit, 1933. (K.
B. van
15
Dec.
1933,
Stbl.
No.
696).

Bij K. B. van 15 Dec. 1933 zijn de artt. 9, 13 en 14 van
de Landbouw-Crisiswet 01) alle zetmeel van toepassing
verklaard. Op grond hiervan is het in voorraad hebben,
bereiden en verwerken van zetmeel slechts toegestaan aan
hen, die bij een nader aan te wijzen crisisorganisatie zijn
aangesloten, terwijl aan die crisisorganisatie een heffing
moet worden betaald.

Crisis-Zetmeelbeschi1c1ing 1933.
(Min. Besch.
van
29
Dec.
1933,
Stcrt.
No.
253).

Op grond van het Crisis-Zetmeelbesluit is ingevoerd de
Crisis-Zetmeelbeschikking, welke bepaalt dat aan de crisis-regeling zijn onderworpen aardappelmeel, alle soorten stijf-
sel, sago, arrowroot, tapioca, maizena, graanzetmeelen,
dextrine, zetmeel-siroop, massfe, textielgoederen en papier,
deze laatste 2 soorten van producten op grond van de om-
standigheid, dat daarin uit zetmeel vervaardigde stoffen
worden verwerkt.
Als crisisorganisatie is aangewezen de Nederlandsche
Meelcentrale, welke een heffing krijgt van
f
3.50 voor
aardappelmeel,
f
3.75 voor stijfsel, maizena en graanzet-
ineelen,
f
3.50 voor sagonieel en tapioca’s, alles per
100 EG. Voor dextrine moet
f
3.85 en voor zetmeelstroop
en massée
f
3.75 per 100 KG. worden betaald, indien over
de grondstof, welke ter bereiding daarvan noodig is, geen
heffing is betaald.
De heffing behoeft niet te worden voldaan, indien de
producten bestemd zijn voor uitvoer en voor de textiel
,
en
papierindustrie, welke ze als grondstof gebruiken.

Begrooting van het Land bouw-Crisisf onds.
(Zitting
1933-1934,
gedrukte stukken
No.
281).

Bij Koninklijke Boodschap van 3 Jan. 1934 zijn inge-
diend de begrootingen van het Landbouw-Crisisfonds voor
de dienstjaren 1933 en 1934 en de daarmede samenhan-gende wijzigingen in het 10e Hfdst. der Rijksbegrooting
voor 1933.
De wijzigingen in de Rijksbegrooting zijn een gevolg
van de coördinatie der landbouwsteunwetten en de op-
richting van het Landbouw-Crisisfonds. Derhalve zijn de steunbedragen, welke op de Rijksbegrooting 1933 waren
uitgetrokken, voor zoover zij nog niet zijn uitgekeerd,
van bestemming veranderd, d.w.z. zij komen nu ten goede
aan het Landbouw-Crisisfonds.
De begrooting van uitgaven van het Landbouw-Crisis-
fonds beloopt over 1933 voor den gewonen dienst

f
92.142.756 en voor den kapitaaldienst
f
23.162.375; to-
taal
f
115.30.131. Hiertegenover staat een raming van
inkomsten van
f
105.713.323,41 voör den gewonen dienst
en van
f
4.094.075 voor den kapitaaldienst; totaal

f
109.907.398,41.
De begrooting van uitgaven van het Landbouw-Crisisfonds
voor 1934 is voor den gewonen dienst
f
162.160.433,75 en
v. d. kapitaaldienst
f26.4O9.SOO;
totaal
f
188.570.233,75.
Deze bedragen zijn a.v. over de verschillende afdeelin-
gen verdeeld:
Afdeelingen

Gewone dienst

Kap. dienst
T. Nadeeig slot ………….-

f

19.068.300
Algemeen beheer ………-

Granen

………………
f
17.307.200

Melkveehouderij

…………79.737.000

Vee

…………………..25.256.500

,, 7.341.50
Varkenshouderij ………….12.703.900
Suikerbieteriteelt …………389.500
Fabrieksaardappelen ……..3.672.000
Teelt en bewerking van vlas

903.823,75
Fruit- en warmoezerjgevassen

6.118.000

Kippen- en eendenhouderij
.
5.561.000
Consumptie-aardappelen

…..
7.000.000
Riet- en griendcultuur …….
488.060
Bloembollen

…………….
1.227.150
Grove

tuinbouw

in

West-
Friesland

. ………….

,,
850
Bloembollenkweekers

Bree-

zand…….. . ……. ….
Boomkweekers

…………..
41.950
Bloemkweekers

……….,,
3.500
Visscherj

………………

Overige steunmaatregelen

.
1.000.000
Overige

uitgaven

………..
750.000
Hiertegenover staat een raming van inkomsten uit den
gewonen dienst van
f
179.768.167,41.
Die voor den kapi-
taaldienst is nihil.

TUINBOUW.

I.
Crisis-Tuinbouwbeschilcking 1933.
(Stcrt. van
2
Oct.
1933,
No.
191).

Bij Min. Besch. van 26 Oct. 1933 (Stcrt. No. 209) zijn
de monopolierechten op alle toebereide fruit en zuidvruch-
ten, anders dan gedroogd, gewijzigd. De betreffende post,
vallende onder art. 1, 1,
90,
is gesplitst a.v.:
90 alle toebereide fruit en zuidvruchten (andere dan
ananas), anders dan gedroogd, anders dan uitsluitend op
pekel, of met niet meer dan 5 pCt. suiker toebereid:
a. in verpakking t/m. 1.2 EG. f 0.10 per KG. netto;
5. in verpakking boven 1.2 KG. t/m. 5 KG.
f
0.05 per
KG. netto;
c.
in verpakking boven 5 KG.
f
0.04 per EG. netto.
100. alle fruit en zuidvruchten (andere dan ananas),
toebereid met meer dan 5 pCt. suiker:
a. in verpakking t/m. 5 EG.
f
0.05 per KG. netto;
5. in verpakking boven 5 KG.
f
0.04 per EG. netto.
110. alle fruit en zuidvruchten (andere dan ananas),
toebereid uitsluitend met pekel:
a. in verpaking t/m. 1.2 EG.
f
0.05 per EG. netto;
5. in verpakking boven 1.2 EG. tfm. 5 EG.
f
0.025 per
EG. netto;
c.
in verpakking boven 5 EG.
f
0.02 per EG. netto.
Voor de categorieën onder 100 en 11
0
is zoodoe.nde een
verlaging der monopolierechten ingevoerd, daar deze aan-vankelijk even hoog als die onder 90 werden belast.
Bij Min. Besch. van 15 Dec. 1933 (Stcrt. No. 245) is ver-
der de post verpakte appelen en peren, welke met
f
0.04
per EG. bruto was belast, gesplitst in verpakte appelen
en peren in kisten, waarop hetzelfde recht wordt geheven
en in vei-pakte appelen en peren in vaten, waarvoor het
recht is verlaagd tot
f
0.02 per EG. bruto.

VEETEELT.

Bij K. B. van 23 Sept. 1933 (Stbl. No. 484) is ter uit-
voering van art. 27 der Landbouw-Crisiswet 1933 bepaald,
dat besluiten van de Crisis-Zuivelcentrale de machtiging
vereischen van den Minister, voor zoover zij strekken tot
het vaststellen van het bedrag der uitkeeringen, bedoeld
in art. 11 van de Crisis-Zuivelwet 1932 en het koopen en
verkoopen van crisisproducten.
Bij E. B. van 2 Nov. 1933 (Stbl. No. 576) is melk aan-
gewezen als crisisproduct in den zin van art. 1, onder 50,
van de Landbouw-Crisiswet 1933, met ingang van 3 Nov.
1933.

Melkv ee-Steunbeschi11cing.
(Stcrt. van
2425
Nov.
1933,
No.
230).

Bij Min. Besch. van 23 Nov. 1933 is bepaald, dat uit het
Landbouw-Crisisfonds door de Crisis-Zuivel-Centrale aan
erkende veehouders een bedrag van
f
5.- per koe zal
worden uitgekeerd, overeenkomstig het reglement melk-
veesteunbesehikking. De uitkeering geschiedt over het aan-
tal stuks melk- en kalfkoeien, dat op 1 Juli 1933 aanwe-
zig was.

Stichting Crisis-Zuivel-Centrale.

Bij Min. Besch. van 23 Nov. 1933 (Stcrt. No. 230) is
de Vereeniging Crisis-Zuivel-Centrale opgeheven en ver-
vangen door de Stichting Crisis-Zuivel-Centrale, welke op
gelijke wijze als de andere crisisinstellingen is georgani-
seerd. Deze wijziging houdt verband met de coördinatie
der steunmaatregelen.

76

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

Nieuw Crisis-Zuivel-Besluit II 193e
(gewijzigd bij III.
Heffing op broed eieren. Oprichting van de

K. B. van 23
Febr.
1933,
Stbl.
No. 59).

Nederlandsche Pluimveecentrale en de Eieren-

P

x,n,,
28 Dec 11

(SthI.
No.
745) zijn in het

Import-Centrale.

Nieiiw Crisis-Zuivel-Besluit II 1932 een aantii technische
wijzigingen aangebracht.

VARKENSTEELT.

Nederlandsche Varkenscentrale.

Bij K. B. van 23 Sept. 1933 (Stbl. No. 484) is

ter uit-
voering van art. 27 der Landbouv-Crisiswet 1933 bepaald,
dat besluiten van de Nederlandsche Varkenscentrale de
machtiging vereischen van den Minister, voor zoover zij strekken tot het bestemmen van gelden tot het geven van
vergoedingen ten behoeve van den uitvoer van varkens of
varkensvleesch, het vaststellen van de bedragen dier ver-
goedingen en het koopen en verkoopen van erisisproducten.

Crisis-Varkensbesluit 1933.
(K. B. van 24
Oct.
1933,

Stbl.
No. 531).

In verband niet de coördinatie van de verschillende
steunmaatregelen op grond van de Landbouw-Crisiswet is
het. Crisis-Varkensbesluit 1932, niet uitzondering van art. t
onder 20 en 30, ingetrokken en vervangen door het Crisis-
Varkensbesluit 1933, dat de artt. 9, 12, 13 en 14 van de
Landbouw-Crisiswet op varkens en varkensvleesch van
toepassing verklaart en verder bepalingen geeft ter uit-
voering van art. 6 van de Crisis-Varkenswet 1932.
Op grond van dit besluit zijn bij Min. Besch. van 11
Dec. 1933 (Stcrt. No. 241), gewijzigd bij Min. Besch. van
28 Dec. 1933 (Stcrt. No. 252), regels vastgesteld voor de
huisslachtingen (Crisis-Huisslachtingsbeschikking 1933),
waarbij het aantal varkens wordt vastgesteld, dat voor
eigen gebruik gslacht mag worden.
Dezelfde Staatscourant bevat de Crisis-Varkensbeschik-
kingen 1933, 1 en II. Hiervan is van belang de vaststel-
ling der monopolierechten op varkensvleesch en producten
daarvan in beschikking II. Deze bedragen voor:
versch varkensvleesch
f
0.20 per KG.;
beenham, niet in blik,
f
0.50 per KG.;
ham, zonder been, wo. hamspek, niet in blik,
f
0.55

per KG:;
cl.
harn in blik
f
0.50 per KG.;
schouders, niet in blik,
f
0.50 per KG.;
schouders, zonder been, niet in blik,
f
0.55 per KG.

,q. schouders in blik
f
0.55 per KG.;
h.
carbonade niet been, niet in blik,
f
0.50 per KG.;
1. carbonade, zonder been, niet in blik,
f
0.55 per KG.;

carbonade in blik
f
0.50 per EG.;
worst, geheel of ten deele uit varkensvleesch be-
staande, niet in ‘blik,
f
0.20 per KG.;
1. worst in blik, als voor,
f
0.20 per EG.;
in.
worst in blik, andere dan hiervoor genoemd, als voor,

f
0.20 per KG.;
n.
alle ander niet gezouten varkensvleesch (bij wijziging: alle ander varkensvleesch), waaronder ook begrepen geheel
of ten deele uit varkensvleesch bestaande vleeschsalade,
rolladen en pasteien, al dan niet in blik,
f
0.20 per EG. De prijs van toegewezen oornierken is
f
0.25 per varken, voor die welke het toegewezen aantal te boven gaan
f 10.—.
Bij Min. Besch. van 9 Jan. 1934 (Stcrt. No. 6) is in de
Crisis-Varkensbeschikki og 1933 II een regeling ingevoegd
van het aantal oormerken dat per disti-ict mag worden
aangebracht. Deze regeling is gebaseerd op art. 7, onder
2o. van het Crisis-Varkensbesluit 1933. Het totaal aantal
aan te brengen oormerken is gesteld op 2.520.000.

PLIJIMVEETEELT.

Eieren-Monopoliebesluit. (K.
B. van 1
Dec.
1933,

Stbl.
No. 648).

Bij K. B. is art. 12 van de Landbouw-Crisiswet 1933 op
eieren van toepassing verklaard. De invoer van eieren en eiproducten (van eenden en kippen) is slechts toegestaan
aan een daartoe ingestelde crisisoi-ganisatie.

Crisis-Pluimveebesluit 19?3.
(K. B. van 4
Dec.

1933„
Stbl.
No. 654).
Dit K. B. verklaart de artt. 9, 13 en 14 van de Land-
bouw-Crisiswet 1933 op pluimvee en eieren van toepas-
sing. Hierin wordt de grondslag gelegd voor de organisatie
van den crisissteun er de daarmede samenhangende rege-
ling van de productie

De Stcrt. van 22/23 Dec. 1933 (No. 250) bejat de uit-
werking van het Crisis-Pluimveebesluit. Op de eerste plaats
worden de heffingen voor broedeieren vastgesteld, welke op
grond van art. 3, onder
40,
van het Crisis-Pluiniveebesluit
aan het Landbouw-Crisisfonds iiioeten worden voldaan. Deze
heffingen bedragen
f
0.05 per 100 stuks voor broedeieren,
afkomstig van een fokker,
f
0.50 per 100 stuks voor broed-
eieren, afkomstig van een vermeerderingsbedrijf en
f 1.-
l)er 100 andere broedeieren. Verder worden opgericht de
Nederlandsclie Pluimveecentrale en de Eieren-Import-Cen-
trale. De laatste heft een monopolierecht van
f
0.60 per
100 stuks voor eenden- en kippeneieren in schaal en van

f
0.15 per EG. brutö voor niet meer in schaal aanwezige
bestanddeelen van vogeleieren, bewerkt of onbewerkt, ver-
werkt of onverwerkt. Dezelfde Staatscourant geeft de sta-
tuten en het huishoudelijk reglement van genoemde crisis-
instellingen, alsmede reglementen voor fokkers, houders
van vermeerderingsbedrijven en kuikenbroeders. Hierbij is
o.a. bepaald, dat de producenten verplicht kunnen worden
tot inperking van het uitbroeden en van het in den han-
del brengen van kuikens of dat het aantal aangehouden
dieren aan een maximum kan worden gebonden. Ook overi-
gens wordt het pluimveebedrijf aan een zeer vergaande
reglenienteering onderworpen.

VISSOHERIJ.

Garnalen.

De toepassing van de crisiswetgeving op het visscherij-
bedrijf ,betref t in de eerste plaats de visscherij van gar-
nalen. Garnalen zijn ni. bij K. B. van 2 Nov. 1933 (Stbl.
No. 576) aangewezen als crisisproducten in den zin van
art. 1, onder
50,
van de Landbouw-Crisiswet 1933. Deze
maatregel is nog niet nader uitgewerkt.

Credietverleening.

Tot steun aan de haringdrijfnetvisscherij is bij Minis-teriëele Beschikking van 14 Nov. 1933 (Stcrt. No. 223)
bepaald, dat ten behoeve van de reeders van haringdrijf-
netvisschersvaartuigen een crediet wordt geopend van

f
750.000 uit het Landbouwcrisisfonds aan de Stichting
voor de Nederlandsche ,haringvisscherij, ten einde een ge-
deelte van de Engelsche walharing uit de markt te nemen en tijdelijk op te slaan, ten einde een te sterke prijsdaling
te voorkomen. Dit crediet wordt, slechts verleend aan ree-
ders, welke lid zijn van genoemde stichting.

Crisis-Haringbesluit 1933. (K. B.
van 5
Dec.

1933,
Stbl.
No. 656,
gewijzigd bij
K.
B. van

2 Jan. 1934,
Stbl.
No. 1).

De aanvoer van haring in Nederland is (Min. Besch.
van 14 Nov. 1933, Stcrt.
No.
223) verboden buiten het
tijdvak, aanvangende 15
Nov.
1933 en eindigende op
een nader door den Minister te bepalen datum. Deze
bepaling is uitgewerkt bij K. B. van 5 Dec. 1933 (Stbl.
No. 656), waarbij art. 9 der Landbouw-Crisiswet 1933 op
haring toepasselijk is verklaard. Dit besluit (Crisis-Haring-
besluit 1933) verbiedt, behalve den aanvoer van pekel-
en steurharing, ook het verwerken van alle soorten haring
in verschen, gekoelden of bevroren toestand tot pekel- of
steurharing.

Stichting voor de Nederlandsche Haringvissche-

rij.
(Stcrt.
van 11
Dec.
1933, No. 241).

Deze Stert. bevat de statuten en het huishoudelijk regle-
ment van de Stichting voor de Nederlandsche Haringvis-
scherj, welke overeenkomen niet die voor de andere crisis-
instellingen.

STEUN AAN GEMEENTEN.

1.
Steun aan noodlijdende gemeenten.
(Wet
van 22

Dec.
1933,
Stbl.
No. 715).

In het wetsontwerp zijn een aantal wijzigingen aange-
bracht, welke overigens de strekking ervan niet hebben
i’randerd, waarna het is aangenomen en in het Staats-
blad, afgekondigd.

17
Tanuari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

77

OPENBARE WERKEN.

Versnelde brug genbouw.
(Gedrukte Stukken No.
354,
Zitting
1932-1933,
No.
90,
Zitting
1933).

De wetsontwerpen tot het geven van vrijheid om een
concessie tot tolheffing te verleenen aan de op te richten N.V. ,,Versnelde Bruggenbouw” en tot wijziging en ver-
hooging van het 7e Hst. B der Rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1933 (Deelneming in het aandeelenkapitaal van
en verstrekking van rentedragende voorschotten aan de
N.V. ,,Versnelde Bruggeubouw”) zijn blijkens mededeeling
van den Minister van Waterstaat op 4 Jan. 1934 inge-
trokken.

FINANCIELE MAATREGELEN TEN
BEHOEVE VAN DE SCHATKIST.

1.
Tijdelijke voorziening tot versterking van de n,id-delen tot dekking van de uitgaven des Rijks.
(Wet
van
8
Dec.
1933,
Stbl. No.
663).

Het desbetreffende ontwerp, dat de opeenten, geheven
ten behoeve van het Leeningfonds, continueert, is inmid-
dels in beide Kamers aangenomen en in het Staatsblad
afgekondigd.

Voorloopige voortzetting der heffing van enkele
tijdelijke invoerrechten en verhoogde invoerrech-
ten en van de opcenten op sommige invoerrech-
ten.
(Wet van
8
Dec.
1933,
Stbl. No.
664).

Deze wet verlengt de heffing van de invoerrechten en
verhoogde invoerrechten, vastgesteld bij de wet van 19Dec.
1931 (Stbl. No. 530) en van de opcenten op sommige in-
voerrechten (Wet van 24 Dec. 1933, Stbl. No. 634) tot en
met 30 Juni 1934, niet tot en met 31 Dec. 1934, zooals
eerst was voorgesteld. De 15 opcenten op den accijns op
bier en de 20 opcenten op den accijns op suiker, ingesteld
bij de laatste wet, zijn evenwel niet ierlengd, zoodat deze
per 31 Dec. 1933 zijn vervallen.

Tijdelijke voorziening tot versterking van de
middelen tot dekking van de uitgaven des Rijks.
(Zitting
1933/’34,
gedrukte stukken No.
174).

Dit ontwerp stelde o.a. voor continueering van de hef-
fing van 30 opcenten op den accijns op suiker en van 15
opeenten op den accijns op bier voor het tijdvak van
1 Jan. 1934 tot en met 31 Dec. 1938. Dit ontwerp is gewijzigd in dien zin, dat gedurende ge-
noemde periode 10 opcenten op den suikeraccijns en ge-
durende het tijdvak van 1 Jan. 1934 tot en met 30 Juni
1934 bovendien 20 opcenten op den suikeraccijns worden
geheven, terwijl de opcenten op den bieraccijns slechts van
1 Jan. 1934 tot en met 30 Juni 1934 worden geheven.

Verhooging van den accijns op tabak.
(Wet van
29
Dec.
1933,
Stbl. No.
769
en K. B. van
29
Dec.
1933,
Stbl. No.
782).

Het desbetreffende wetsontwerp is aangenomen, nadat de
accijns op sigaren is gesteld op 123I pCt. voor sigaren met
dichtgewerkten kop, wegende per 1000 stuks 3 K.G. of
meer en op 171 pCt. voor andere sigaren (i.p. v. 22,
pCt.) en die op sigaretten op 50 pOt. (i.p. v. 37y
2
i pCt.).
Voor rook- en pruimtabak, alsmede snuif is de accijns
22y
2
i pCt.
Van belang is in deze wet nog de bepaling, dat het ver-
boden is (behoudens vergunning van den Minister van
Financiën, aan tabaksaccijns onderworpen artikelen in het
klein te verkoopen voor een
lageren
prijs dan dien vermeld
op de aangebrachte zegels. Als overtreding van dit verbod
wordt mede aangemerkt het verleenen van kortingen op
den naar hoeveelheid en zegels verschuldigden kleinhan-
deisprijs en het bij of in verband met de aflevering van
tabaksfabrikaten in eenigerlei vorm verstrekken van ge-
schenken.
Deze wet is op 1 Jan. 1934 in werking getreden.

Couponbelasting.
(Wet van
29
Dec.
1933,
Stbl.
No.
780).

Het wetsontwerp tot heffing van een couponbelasting
is door de Staten-Generaal aangenomen en in het Staats-
blad afgekondigd.

Omzetbelasting.
(Wet van
25
Oct.
1933;
Stbl.
No.
546).

De wet op de omzetbelasting is inmiddels door de Eer-ste Kamer aangenomen en in het Staatiblad afgekondigd.

Bij K. B. van 14 Nov. 1933 (Stbl. No. 591) is de inwer-
kingtreding bepaald op 1 Jan. 1934. Verder zijn bij K. B.
van 1 December 1933 (Stbl. No. 649) verschillende uit-
voeringsbepalingen vastgesteld. Van belang is hierbij de
aanvulling van de lijst der vrijgestelde goederen (tabel B
II). De betreffende producten zijn alle van dien aard; dat
zij voor rechtstreeksch consumptief gebruik niet geschikt
zijn of uitsluitend als hulpstof kunnen dienen, b.v. ruwe
aluinaarde, caseïne, drukinkt, houten schoenhakken, stroo-
cellulose, schoenzolen met hak.

Bij Ministeriëele Beschikking van 5 Dec. 1933 (Stcrt. No. 238) zijn een aantal uitvoeringsmaatregelen vastge-
steld.
Bij de wet van 29 Dec. 1933 (Stbl. No. 766) is een aan-
vulling in de Wet op de Omzetbelasting aangebracht. Hier-
door kunnen zij, die rechtstreeks aan particulieren leveren,
de omzetbelasting, in plaats van door een driemaandelijk-
schen aanslag, ook. voldoen door het plakken van zegels.
Verder kan een fabrikant, die op het tijdstip van het in-
werkingtreden der omzetbelasting, hier te laude goederen
in voorraad heeft, die hij uit het buitenland heeft inge-
voerd, onder -bepaalde voorwaarden en binnen een te stel-
len termijn, die goederen zonder betaling van omzetbelas-
ting afleveren.

Vermindering der uitkeering, bedoeld in art. 3,
onder b, der wet van 15 Juli 1929 (Stbl. No.
368) en wijziging der wet van 18 Maart 1932
(Stbl. No. 104).
(Uitkeeringen aan de gemeen-
ten uit het gemeentefonds). (Wet van
22
Dec.
1933,
Stbl. No.
716).

De schaal van vermindering der uitkeeringen uit het ge.
meentefonds is, in afwijking van het oorspronkelijk ont-
werp, veranderd, hetgeen bij een gelijkgebleven maximum
van 28 pCt. een versterkte vermindering voor de meeste
klassen beteekent. Voor enkele klassen is de vermindering
gelijk gebleven.

Heffing van een belasting naar het vermogen van instellingen van de doode hand.
(Zitting
1933f’34,
gedrukte stukken No.
203).

Dit wetsontwerp beoogt de heffing van een belasting op het vermogen van de doode hand, waaronder wordt
verstaan: stichtingen, coöperatieve en andere, al dan niet rechtspersoonlijkheid hebbende vereenigingen, zedelijke
lichâmen en alle hiervôôr niet afzonderlijk genoemde
rechtspersonen, met uitzondering van vennootschappen en
vereenigingen, welker kapitaal geheel of ten deele in aan-
deelen is verdeeld. Enkele licha.men, o.a. publiekrechtelijke, worden uitgezonderd.
De belasting wordt niet geheven over belastbare be-
dragen van minder dan
f 11.000.
Van bedragen daarboven,
tot
f
30.000 wordt 3 per mille geheven, van bedragen van

f
30.000 en hooger 2 per mille. De vermogensbelasting be-
draagt, afgezien van provinciale en gemeentelijke opcen.
ten, 2,35 per mille.
De opbrengst van deze belasting is geraamd op onge-
veer
f 3.000.000.

Heffing van opcenten op de gemeentefondsbe-
lasting en de vermogensb.elasting over het be-
lastingjaar 1934/’35.
(Wet van
22
Dec.
1933,
Stbl.
No.
717).

Deze wet bepaalt, dat ten behoeve van het gemeente-
fonds de volgende opeenten zullen worden geheven:
30
opeenten op de gemeentefondsbelasting, indien de
belastbare som niet meer bedraagt dan
f30.000;
een aantal opcenten op de gemeentefondsbelasting ge-
lijk aan het aantal volle duizendtallen guldens, dat in de
belastbare som is begrepen, met een maximum van 150;
30 opcenten op de vermogensbelasting boven die,
genoemd in art. 12, letter b, der wet van 15 Juli 1929.

DIVERSE MAATREGELEN.
1.
Instelling van een crisisaccountantsdienst.
(Zit-
ting
1933/’34,
gedrukte stukken No.
236).
De regeering heeft een voorstel ingediend tot verhoo-
ging van Hfdst. X der Rijksbegrooting voor 1934 met

f
102.525 ten behoeve van oprichting van een crisis-ac-
cou ntantsdienst.
• I)eze dienst heeft tot taak de voortdurende contrôle op
de financiëele gestie der crisisorganen en het onderzoeken
van de boeken der bij de crisiswetgeving betrokken be-
hinghebbenden.

78

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

HET PRIJSVERLOOP VAN GROOT-

HANDELSARTIKELEN GEDURENDE HET

VIERDE KWARTAAL VAN 1933.

TARWE.

Op verschillende tijdstippen heeft in de afgeloopen drie maanden flinke vraag voor buitenlandsche tarwe
bestaan en zijn belangrijke zaken afgesloten, doch van
langen duur was de verbetering der vraag bijna nooit
en spoedig deed zich weder de drukkende werking
gevoelen van de groote oogstopbrengsten in Europa en
de verminderde behoefte in de verschillende invoer-
landen. De geidpolitiek in -de Vereenigde Staten heeft
in het begin van October de koersen aan de termijn-
markt te Chicago bijna op 1 dollar per bushel doen
stijgen, doch daarna trad weder eene gevoelige verla-
ging in en is het hoogste punt van begin October niet weer bereikt. Wel hebben onder den invloed van po-
litieke berichten sterke fluctiiaties plaats gevonden en
zijn verschillen van 15 dollarcents en meer in enkele

dagen voorgekomen.
Van groot belang voor Europa zou de loop der
prijzen in de Vereenigde Staten niet zijn, omdat de uitvoeren te gering zijn om gewicht in de schaal te
leggén, wanneer niet Chicago nog steeds als een
barometer van den internationalen graanhandel werd
beschouwd, en de stemming te Chicago niet van in-
vloed was op die te Winnipeg. Geregeld waren de
koersen daar hooger of lager in sympathie met Chi-
cago, al waren de prijsverschillen er minder groot en
meer afhankelijk van de vraag in Europa, waar Cana-
da sterk concurreert met andere tarwe uitvoerende
landen. Nadat in de eerste helft van October de koer-
sen daalden, trad tegen het einde der maand een her-
stel in, dat zich tot einde November
vrijwel
hand-

haafde.
Toen begonnen de prijzen weder te dalen en bleven
zij in December vrij stabiel. De Decembertermijn,
welke op 1 October op 62X, dollarcents per bushel
stond, sloot op 31 December op 61
1
% dollarcents. In-

tusschen is de hoogste koers 70 dollarcents geweest.
Bij de bepaling van den prijs voor Canadeesche tarwe
speelde de koers van den Dollar een groote rol. Deze
is in navolging van dien voor Amerikaansche Dollars
gedaald. Dikwijls was de Dollarkoers zoo onstandvas-tig; dat de zaken er door belemmerd werden daar koo-
pers het gevoel hadden bij het koopen van tarwe eigen-
lijk in Dollars te speculeeren. De koersen in Argenti-
nië daalden medio October, doch herstelden zich spoe-
dig en bleven in November vrij stabiel tot door de Ar-
gentijnsche regeering minimumprijzen werden vast-
gesteld, welke verder in December onveranderd bleven.
De verschepingen uit Argentinië waren in de afge-
loopen maanden naar Europa niet groot, een betere
markt werd gevonden in landen buiten Europa en
vooral in Zuid-Amerika, waar de Ver. Staten nu niet,
zooals in normale tijden het geval is, concurreerden.
Australië zoekt vooral een markt voor tarwe in het
Verre Oosten en in Engeland.. Op het Continent werd

deze soort weinig gekocht.
Verschillende Europeesche landen hebben een hard-
nekkigen strijd gevoerd om tarwe in de invoerlanden
te verkoopen. Vooral Hongarije is daarbij voorgegaan
tot steeds lagere prijzen. De Hongaarsche tarwe werd
in compensatie verkocht naar industrieproducten leve-
rende landen, waar die tarwe niet mocht worden in-
gevoerd. Daarvoor moest dus een markt wordt gevon-
den in andere landen en zoo werden groote hoeveel-
heden verscheept naar Nederland, België en Enge-
land en verkocht tot ongekend lage prijzen. Onder den
druk van het aanbod van Hongaarsche tarwe, welke

in de Rotterdamsche termijnmarkt leverbaar is, daalde
de koers aan die termijnmarkt tot
f
2.50 per 100 KG.
voor Novemberlevering. Later is daarop eene verbe-
tering gekomen, doch de zaken bleven sleepend. Groo-
te voorraden zijn in de West-Europeesche havens ge-
vormd en die vinden slechts langzaam koopers.
Met de Hongaarsche tarwe concurreerde de Duit-

sche en in het begin de Fransche. Onder de laatste
moet ook Marokkaansche gerekend worden, die in den
regel •naar
Frankrijk
gaat, doch waarvoor men nu

plaatsing in andere landen zocht wegens den grooten
Franschen oogst. De Fransche uitvoeren zijn gesteund
door een uitvoerpremie, doch spoedig bleek die niet
hoog genoeg om uitvoer mogelijk te maken toen het

prijspeil daalde. Duitsche tarwe is tot voor kort
regelmatig aan de markt geweest, de regeering maak-
te de uitvoeren mogelijk door zelf de ,,Einfuhrschei-
ne” op te koopen. Rusland liet zich als verkooper
niet onbetuigd en was vooral in de eerste helft der

berichtsperiode verkooper.

Ls»

1933

In de meeste landen gelden steunmaatregelen. Wat
den invoer betreft door invoerrechten, contingentee-
ring of het voorschrijven van een percentage te ver-
malen inlandsche tarwe. In uitvoerlanden door uit-
voerpremies, het doen van compenseeringszaken of
zooals in de Vereenigde Staten en Canada door het
doen van inkoopen op de open markt voor rekening

der regeeringen. Gedurende den laatsten tijd worden
in verschillende uitvoerlanden pogingen gedaan om
de prijzen te verbeteren zonder het daardoor de concur-
rentie in het buitenland moeilijker te maken door
prijsstijging. In Argentinië zijn hoogere minimum-
prijzen vastgesteld, waarbij prijsstijging in het bui-
tenland wordt voorkomen door verlaging van den
Pesokoers. In Australië wil men een fonds vormen
tot steun van de boeren, dat gevormd zal worden
door een heffing op meel en invoerrechten op ver-
schillende artikelen. In Canada is men aan het over-
leggen en men is het nog niet eens geworden over
de te nemen maatregelen. De Vereenigde Staten sub-
sidieeren den uitvoer van witte tarwe van de Paci-
fickust, welke subsidie wordt betaald uit den accijns
op in het binnenland gebruikte tarwe.
De door de Londensche tarweconferentie gewensch-
te beperking in den uitzaai van wintertarwe schijnt
nog niet uitgevoerd te worden. In de Vereenigde
Staten is de met wintertarwe bebouwde oppervlakte
grooter dan in het vorige jaar. In Europa is aan den
uitzaai van wintertarwe in verschillende landen een
einde gekomen door den plotseling ingevallen winter.

MAIS.

In de behoefte aan maïs werd in hoofdzaak voor-
zien door Argentinië. De verschepingen van den
Donau en uit Rusland waren van beperkten omvang
en hoofdzakelijk Platamaïs werd naar Europa ver-
laden. Aangetrokken door lage prijzen waren groote
hoeveelheden gekocht, te veel echter voor de inge-
krompen behoefte. Daardoor ondervonden houders
van maïs groote moeite hunne aankomende partijen
in het binnenland te plaatsen en daalden de prijzen
in October gevoelig. Roemenië was toen tot lage prij-
zen dringend aan de markt voor verlading in de vol-
geitde maanden, waardoor de stemming nog meer ge-
drukt werd. De. ondernemingslust ontbrak en slechts
weinig mais werd door importeurs op aflading ge-
kocht. Dit heeft zich later gewroken, toen in Novem-
ber allengs bleek, dat onvoldoende Platamaïs werd
aangevoerd en de verschepingen van den Donau uit-
bleven wegens de slechte uitkomsten van den nieu-
wen oogst. Koud weder had een gedeelte van de mais
in Roemenië en Zuidslavië niet tot rjpheid doen
komen en veel maïs is ongeschikt om onvermeugd

met oude of ongedroogd te worden verladen.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

79

De prijzen vr in November binnenkomende mais
stegen sterk en deze werd met een belangrijke premie
boven latere posities betaald. Ook voor de latere
waren hoogere prijzen te maken en algemeen werd
flink gekocht. Het bleek, dat ook het binnenland
slechts geringe voorraden had en dat de consumptie van mals was toegenomen. Toen later de aanvoeren
weder toenamen is een gedeelte der premie voor
aangekomen partijen weder verloren gegaan, doch nog
steeds worden voor de eerst verwachte booten de
hoogste prijzen betaald. Lang is dat andersom ge-
weest. Het geheele prijsniveau is sedert November
weder eenigszins gedaald.

11JiI.IiI4

wA’

LIM.

1933

Argentinië bleef dringend met maïs op aflading
aan de markt en Roemenië kwam weer aan de markt,
vooral met gedroogde mais ter verlading in de eerste
maanden van 1934. De verhooging van de rech-

ten met
f
10.— per last in November is grif door
de binnenlandsche koopers betaald. De prjsverbete-
ring voor Platamaïs was niet steeds in overeenstem-
ming met den loop der koersen aan de Argentijnsche
termijumarkten, die na een inzinking in October
slechts matig stegen en einde November op dezelfde
hoogte stonden als in het begin van October. Eind
November is de minimumprjs in Argentinië vast-
gesteld, doch door de valuta-politiek is daarvan prijs-
stijging geen gevolg geweest. Alleen zijn de prijs-
schommelingen daarna klein gebleven.

ROGGE.

Duitschland, Polen en Hongarije waren dringend
met rogge aan de markt en vonden tot lage prijzen
slechts met moeite koopers. Toen de Nederlandsche
regeering 80.000 tons Duitsche rogge kocht en daar-
mede aan de markt kwam tot
prijzen,
welke rogge
voor voederdoeleinden goedkoop deed zijn, vond dat
aanbod flinken afzet en kon een groot gedeelte wor-
den geplaatst. Duitschland en Polen hebben een over-
eenkomst aangegaan om onderlinge concurrentie in
invoerende landen te beëindigen en men tracht nu
met hetzelfde doel contact met Hongarije te krijgen.
Tot nu toe bleef Hongarije echter rogge aanbieden
voor spoedige en latere levering tot prijzen, welke
van het laagste punt nauwelijks verhoogd zijn.

verkooper en de prijzen aan den Donau zijn ver-
hoogd, doch daarop is in ons land
nauwelijks
eene
prjsverbetering gevolgd. Het aanbod in de tweede
hand en van de aanwezige voorraden
blijft
de markt
drukken. Bovendien is Argentinië in ruime mate
met gerst van den nieuwen oogst aan de markt ge-
komen en de prijzen daarvoor zijn gedurende de

GEDST. F. P9R 20001(.0

MEEL


••
____

1929

1930

1931

1932

1933

laatste weken gedaald. Wegens de zeer fraaie kwa-
liteit van de Platagerst geven koopers er de voor-
keur aan deze te koopen tot iets hoogeren prijs dan
dien voor de Donaugerst van middelmatige kwaliteit
en beperkte zaken kwamen tot stand per Januari en
Februari aflading. Voor dadeljke behoefte dekt men
zich uit de disponibele voorraden. De verhooging van
cle rechten op gerst met
f
10.— per last heeft de
consumptie nog doen afnemen.

LIJNZAAD.

De prijzen, die begin October op ca.
f
142 stonden,
zijn in den ioop dier maand verder achteruitgegaan
tot f133. Daarop is een vrij belangrijk herstel ge-
volgd, hetwelk de prijzen tot eind November gebracht
heeft op
f
160. Dit herstel is uitsluitend te voor-
schijn geroepen door de vraag voor dichtbijzijnde en
stoomende posities, die op een gegeven oogenblik een
zeer belangrijke premie opbrachten. Intusschen bleek,
dat het exportsurplus van den ouden oogst in Argen-
tinië grooter was dan men ons van officiëele zijde
wilde doen gelooven.
De berichten omtrent den nieuwen Argentijuschen oogst luiden betrekkelijk gunstig en indien ook al de
oogst in de V. S. buitengewoon klein is, de econo-
mische toestand en de importbelemmeringen in Vrij-wel alle consumptielanden zijn zoodanig, dat de druk
daarvan op de prijzen bemerkbaar is en dat die sinds-
dien langzaam achteruit zijn geloopen. Op het einde
van het jaar was de toestand zoo, dat voor dichtbij-
zijnde en stoomende posities weliswaar nog een vrij
belangrijke premie betaald wordt en dat daarvoor nog

f
151 te maken is, maar het geheele niveau is onder
clan druk van het binnenkomen van den nieuwen Ar-
gentijnschen oogst toch verder omlaag gegaan.

1’14:

LM

GERST.

Groote verschepingen van Donau en Russische
gerst in het begin van dit seizoen hebben aanzien-
lijke voorraden in de West-Europeesche havens doen
ontstaan, terwijl ook het binnenland flinke voor-
raden gevormd heeft. Dientengevolge gaat de ver-
koop van gerst moeilijk. Als gevolg van de vaste
stemming voor mals, is die voor gerst ook wel ver-
beterd, doch deze verbetering was slechts tijdelijk en spoedig zijn de prijzen weder gedaald. Rusland heeft
zich sedert verscheidene weken teruggetrokken als

[T

De officiëele ramingen omtrent de opbrengst dér
nieuwe oogsten luiden 1.337.000 ton, hetgeen onge-
veer zoo groot is als de officiëele ramingen van den
oogst van het vorig jaar. Daarentegen hebben de V.S.
en Canada een uitermaten kleinen oogst; men kan voor die beide landen van een mislukking van den Lijnzaad-
oogst spreken. Terwijl de oogst in 1932 in de V. S.
296.000 ton was en als veel te klein beschouwd werd,
is die oogst voor 1933 slechts 175.000 ton. In Canada
was de oogst van 1932 61.000 ton en bedraagt nu
slechts 19.000 ton. In tegenstelling tot de Argen-
tijnsche officiëele schattingen blijkt het steeds weer,

80

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

STATISTISCH OVERZICH’

GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
Manitoba
R000E
MAIS
OERST
61165 K.O.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN ROODE
KOOL
RUND-
VLEESCFI
VARKENS-
VLEESCH
No. 2 loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
le kwal.
1-5 pond
gewoon
per lOO KG.
Ie kwal.
1-5 pond
(versch)
(versch)
Rotterdam!
Amsterdam
R’damlA’dam
R’dam(A’dam
loco Rotter-
damjA’dam

R’damjA’dam
per 100 KG.
Broek op
per 100 KO.
Oem.v.3kw.
per 1001(0.
per 100 1(0.

per

oo
K.O.
per 100 K.G.
per 2000 K.O.
per2000 K.G.
per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Langendijk
Broek op Langendijk
Rotterdam
Rotterdam
2)
8)
4)

i
01
f1.
0
N
f1.
1E
%
n.
110

T

T
010 010

r
t
1925
17,20
100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4 360,50
77,9


.1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4


1928
13,47
5

78,3
13,15 100.6
226,00
97,7 228,50
96,8 363,00 78,5
4,55
100,0 13,25 100,0 17,23
100,0
93,
100,-
77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
7,38
162,4 11,78
88,9
9,10 52,8
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,5
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55 34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187.00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
6,96
40,4 88,
94,6
48,-
619
1932
5,22
5

30,4 4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
1,49
32,8 8,07
60,9
1,84 10,7
61,
65,6 37,50
44
1933
5,01
5

29,2 3,54
27,1
68,50
29,6
70,00
30,0
148.00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52, 55,9
49,50
63,9

Jan.

1932
5,05
29,4
5,07
5

38,8
71,25 30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,49
32,8
8,69 65,6
1,87
10,8
70,-
75,3
40,-
51,6
Febr.


5,30
30,8
5,07
6

38,8
74,00 32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,28 28,1
8,98 67,8
1,29
7,5
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart

,,
5.525
32,1
5,80
44,4
86,75 37,5
11800
50,0
143,25
31,0
1,68
36,9
12,26
92,6
1,78 10,3
67-
72,0
32,-
41,3
April

,,
5,65
32,7
6,22
5

47,6
88,75 38,3
12450
52,8
135,25
29,2

67,7
28,-
36,1
Mei
5,60
32,6 5,30
40,5 78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
63,-
67,7
26,-
33,5
luni
5,225
304
4,15 31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67-
72,0
34,-
43,9
juU
4,90
285
4,-
30,6 78,75 34,0
100,25
42,5
129,75

68,8
35,50
.

45,8
Aug.
5,20
30,2
4,076 31,2 77,50 33,5 98,25
41,6
133,00
28,8
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.,,
5,476
31,8 4,20
32,1
78,50 33,9 88,50
37,5
150,75
32,6


———————————

55,_
59,1
42,50
54,8
Oct.

,,
5,25
30,5 3,92
5

30,0
74,50
32,2
79,50
33,7
138,25
29,9

——————————–
——————————-

51,-
54,8
44,-
56,8
Nov.
4,90 28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00
33,5
135,25
29,2
1,06
23,3
4,10
31,0
– –
53,
57,0
46,
59,3
Dec.,,
4,72
2

27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
135,00
29,2
0,84
18,5
3,99
30,1
3,02
17,5
53,–
57,0
46,-
59,3

lan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
0,67
14,7
3,38
25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
57,7
l’ebr.,,
4,775 27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7 130,25
28,2
0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25 53,0
45,-
58,1
Maart
,,
5,05
29,4
3,82
5

29,3
73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
0,61
13,4 1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0
.

46, –
59,3
April

,,
5,15
29,9
3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0




—–

—–




——

—-

49,50 53,2
48,25
62,3
Mei
,,
5,40 31,4
3,775

28,9 70,50
30,5
73,25
31,0
146,75
31,7

28,1 –



——



.
52,25 56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3


—-




—-




—–

—-




—–

—–

51,25
55,1
48,-
61,9
Juli

..
5,82
5

33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
49,25 53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30 30,8 3,55
27,2 61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
49,-
52,7 49,25
63,5
Sept.

,,
4,95
28,8
3,475

26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
50,25 54,0
54-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5

—————-





—-



56,25
60,5
5425
70,0
No
4,55
26,5
2,95
22,6 74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
1,26
27,7 2,23

.—————–







—–

16,8
59,50
64,0
54,375

70,2
Dec.

,,
4,57
26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
0,97
21,3
2,56





—-

—-



—–

—-

—-


19,3 1,76 10,2
60,75
65,3
53,50
69,0

2 Jan.

1934
4,60
26,7
3,35
25,6 68,00
29,4
56,00
23,7
149,00
32,2
3,10
68,1

————-

-.
64,_S)
68,8
53,50
5)

69,0
8

,, ,,
4,70
273
3,40
26,0 67,00
28,9
57,00
24,2
145,00
31,4
3,66
80,4
– –
3,04
17,6
62,-6)
66,7
53,50
6
)
69,0
15

,,

,,
4,85
28,2
3,10
23,7
67,00
28,9
60,00 25,4
147,00
31,8 3,60
79,1
– –
3,10
18,0
6)
Men zie voor de toelicliting op aezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tc
vanaf 26Mei 1930 tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei .1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 193
K.G. Zuid-Russische. 5)5 Jan. 6)13 Jan.
7)
4 Jan.
8)
11Jan.
9
)12 Jan.

Vervolg STATISTISCH OVERZICH

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
C’ide
Gulf exp.

_________ gekamde
ra
is,C
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen
F.

F.
Sakella-
. F.No. 1
bunkerkolen,
onezeefd
f.o.b.
33 tf
6fl

.90
64/66°
$cts. per
1erin

d
r”
Crossbred Colo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 KO.
R damjA’dam
5.
g.
per barrel
U.S. gallon
New-York
rides
– omra
Liverpool
oco

a
i
b

per
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per IoOO K.G.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f1.
010
$
0J
$cts.
0
10
$
cts.
°lo
pence

°/o

pence

o/s

pence
. 01
pence
Ofo
8.
01
11.
01
1925
10,80 100,0 1.68 100,0
14,86
100-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,- 55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
L89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25
85,9
24,75 83,9 28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2
26,50 89,8 40,43
116,5 11,48 95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98 67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48 95,7
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9
25,25 85,6 32,25
92,9
10,60 88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,01)
74,1 0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51,5

Jan.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3 5,25
35,3
6,65
28,6 5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5 7,10
59,2
)ebr.
8,25
76,3
0.71
42,3
4,92
5

33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
.9,00
30,5
11,75
33,9 7,25
60,4
Maart
8,35
77,3
0.71
42,3
4,62
5

31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5 7,40
61,7
April
8,65
80,1
0.86
51,2 4,34 29,2
6,25
26,9 5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00
30,5 9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25
28,0 8,88
25,6
7,40
61,7
Juni
8,25
76,3
0.86
51,2 4,25 28,6
5,25
22,6 4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
juli
8,10
75,0
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1
– –
Aug.,,
7,80
72,2
0.86 51,2
4,30
28,9
7,35
31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6
8,25 28,0
12,-
34,6
5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375

29,4
7,75
33,3
6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
51,2
4,45
29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6
8,50 28,8
14,-
40,3
6,-
50,0
Nov.,,
7,40
68,5
0.86
51,2
4,60
31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
12,-
34,6 6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.74
5

44,3
4,435

29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80 30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15 26,5
5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
lebr.
7,20
66,7 0.38
22,6
3,97 26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40
53,3
Maart
7,25
67,1
0.38
22,6
3,876
26,1
6,40 27,5
497
11,0
2,77
29,6
15,25
27,7
.7,75
26,3
10,75
31,0 6,40
53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37 22,0 3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7 15,75

.
28,6 7,75
26,3
11,25
32,4 6,40
53,3
Mei
7,15
66,2 0.23
5

14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19.1
3,07
32,8
17,00
30,9 8,25 28,0
12,25
35,3 6,40
53,3
uni
7,15.
66,2
0.25
5

15,2
3,02 20,3
7,85
33,8
5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6 9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli

,,
7,05
65,3
0.41. 24,4
3,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91
31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5 5,80
48,2
Sept.

,,
6,85
63,4
0.52 31,0
3,50
23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,1
Oct.


.

6,60
61,1
0.66 39,3
4,04
27,2
6,40
27,5 4,55
15,5
2,48 26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8 5,90
49,3
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39 25,6 23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95

Dec.

,,
6,95
64,4
0.67
.

39,9
3,75
25,2
6,50 28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00 45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-

2 Jan.

1934
6,90
63,9
0.66 39,3
3,842
25,8
6,60 28,4
5,394

18,4
2,48
4

26,5
27,00
6
)
49,1
14,75
6
) 50,0
6,15
51,3
8

,,

,,
6,70
62,0
0.67
39,9
3,76
3

25,3
.

6,95
29,9.
5,58
6

19,1
2,63
5

28,1
27,75
7
)
50,5
15,00
7
)
50,8
6,15
51,3
15

,,

,
6,70
62,0
0.66
39,3
7,35
31,6 6,15
51,3
1)
Jaar-
en maandgem. afger. op
‘ie
pence. 2)5
Jan.S) 12Jan.
4)
3 Jan.
6)10
Jan.
6)
4 Jan.
7)
11 Jan.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

81

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER

KAAS Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
perK G
Leeuar’-
Crj
Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen Locoprijzen
locoprijzen
Foundry
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derComm.
Zuivel
kaas
Roermond
Londen Londen
per Eng. ton
Londen per
Eng. ton
No. 3

t.o.b.
Middlesb.
Eng, t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
Noteering
Centr’
kl. mlmerk
p. 100 st.
per Eng. ton
perEng.ton
Antwerpen
Eng.ton
line
Ounce
perSOK.G.

11.
0
10
n.

°!o
fl.
0
10
1
10
£
°b°
5h.
°Is
S’).
0
(0
£
01
sh.
0f
oence
0
/0
1925
2,31
100,0
-.
56,-
100,0
9,18
1000
62.116
100,0
36.816
100,0
261.17
1

100,0 731-
100,0
671- 100,-
36.316 100,-
8516
100,-
2’/
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
771
8,15
88,
58.1!-
93,5 31.1/6
85,3
290.17/6
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28-/1
89,3
1927
2,03 87,9

43,30
77′,3
7,96
86,7 55.141-
89,7
24.4/-
66,4
290.41-
110,8
731-
100,0
6416
96,3 28.101- 78,8
851-
99,5
26
83,3
1928
2,11
91,3
.-
48,05
85,8
7,99
87,0 63.161-
102,8
21.1/-
57,8
227.51- 86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26/1
81,1 1929
2,05
88,7

45,40
811
8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
/i6
76,2
1930
1,66
71,9

3845
687
672
73,2 54.131- 88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
/
55,4
1931
1,34
58,0

3130
56,9
535
58,3
36.5/-
58,4
12.11- 33,1
110.1/-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.106
31,9
9216
108,2
133j
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5 4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
23,6
97.2/-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181- 138,0
12
7
/8
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52
1
2
10.1216
29,4
124(714
145,8
12
3
/8
38,5

O
n. ’32
1,16
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.181-
37,8
4116
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013
140,7
13
7
/8
43,2
ebr. ,,
1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3 26.41-
42,2 10.51-
28,1
99.216
37,9
41/6
56,8
401-
59,7
10.-/-
27,6
11916
139,9
14
43,6
Mrt.

,,
0,98
42,4

23,65
42,2
3,42
6

37,3
24.181-
40,1
9.91-
25,9
96.61-
36,8
441-
60,3
401-
59,7 9.111-
26,4
1141
133,5
1331
4

42,8
Apr.

,,
0,99
42,9

19,60
35,0
2,776
30,2 23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
9.2fr

25,2
11013
129,0
131/8
40,9
Mei

,,
0,82
35,5

19,65
35,1
2,88
31,4.
21.61-
34,3
8.-!-

22,0
89.1316
34,2
44/-
60,3
3716
56,0 9.91-
26,1
112/9
132,0
12
5
/8
39,3
Juni

»
III
48,1

24,25 43,3 3,08
33,5
20.1216
33,2
7.51-
19,9
84.91-
32,3
44/-
60,3
3716
56;0 8.131-
23,9
11316
132,7
12
5
18
39,3
Juli

,,
0:96
41,6 0,45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
42/6
58,2
371- 55,2
8.616
23,0
1161- 135,7
12
3
1
38,5
Aug.

,,
0,76
32,9
0,58
17,90
32,0
3,72 40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-/-
38,6
42/-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
118/6
138,6
l2
1
/j
39,9
Sept. ,,
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2 4,64 50,5
25.8/-
40,9
9.1016 26,1 109.916
41,8
42/-
57,5
351-
52,2
11.21-
30,7 118/9
138,8
13
40,5
Oct.


0,82 35,5 0,73
25,50 45,5
5,73
62,4
22.5/6
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
41/-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8
12116
142,1
12
1
1,
38,9
Nov. ,,
0,81
35,1
0,78
26,50 47,3
6,65
72,4
21.191- 35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
40/-
54,8
3416
51,5
10.81-
28,7
12519
147,2
12
5
1,
38,3
Dec.

,,
0,73 31,6
0,85
22,55
40,3
5,12
0

55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6
12519
147,2
II’!,
35,8

Jan.

’33
0,73
31,6
0,89 21,75
38,8 4,27 46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1 4016
55,5
3416
51,5
9.191-
27,5
12218
143,5
11
11
/,

127/1

36,4
Febr. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60 36,8
4,35
47,4
20.31-
32,5
7.71-
20,2
104.716
39,9
431
58,9
341-
50,7
9.151
27,0
12015
140,8
11
15
/1,
37,2
Mrt.

,,
0,53 22,9
0,99
19,40
34,6
280
30,5
20.-/6
32,3
7.101- 20,6
104.1813
40,1
43/-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
12015
140,8
12
7
116
38,7
Apr.

,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.11/6
33,1
7.12/6
20,9
109.17/-
42,0
43/-
58,9
35)6
53,0
10.8/6 28,8
120/1
140,4
12′
3
/j&
39,9
Mei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131
29,4
12316
144,4
13
1
/4
41,2
Juni

,,
0,52
22,5
1,-
23,50 42,0
2,50
272
25.71-
40,8
9.4/-
25,3 151.101-
57,9
421-
57,5 371-
55,2
11.1216
32,1
122134
143,0
13
5
14
41,2
Juli

»
0,55 23,8
1,-
18,50
33,0
2,60 28,3
25.161-
41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8 351-
52,2
12.11-
33,3
123/10
144,9
38,7
Aug.

,,
0,63 27,3
1,-
18,90
33,8
3,574
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
14531-
55,4 411- 56,2 351-
52,2
11.71-
31,4
125110
147,2
12
37,4
Sept. ,,
0,66 28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.17j6
53,8
3916 54,1 3416
51,5
10.1816
30,2
130111
153,1
11151
1
6
37,2
Oct.

,,
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.11-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
55,5
3916 54,1
3416
51,5
10.131-
29,4
13111
153,3
11
7
1g
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.19,6
27,6
128154 150,1
12
1
14
38,1
Dec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475

59,6
21.11-
33,9
7.121- 20,9
153.81-
58,6
4016
55,5
361-
53,7
9.191-
27,5
126124
147,6
12
9
1
39,1

2Jan.’34
0,54
7

23,4
1,-
19,505
34,8
4,95
53,9
21.1116
34,8
7.81-
20,3
152316
58,1 4016
55,5
361-
53,7
9.161-
27,1
1271-
148,5
12
1
/i
40,3
8

»
0,50
8

21,6
1,-
20,25
9

36,2
5,-
54,5
21.31-
34,1
7.31-
19,6
150.10)-
57,5
4016
55,5
361-
53,7
9.101-
26,3
12618
148,1
12
13
/1
39,9
15

»
1,-
5,-
54,5
21.3/-
34,1 7.716
20,2
149.1916
57,3
401-
54,8
361-
53,7
9.13!-
26,7
128/6

1150,3
113
1
40,5
26 Sept. 1239 79 K.G. La Plata.
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 K.G. 11 ongaarsche
American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 K.G. Zuid.Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3 Canada. Van,19 Sept. 1932 tot 24 Juli 1933 62163

lAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
basis 7″ f.o.b.
Zwedenl
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra Ned.-Ind.
Robusta Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
All. N.-I. theev. Kolo-
Finland
per
f.m.S.
Locoprijzen
Sheets
suiker loco
A’dam gem. pr. Grond-
nlale
per standaard
per

per
so
K.G. c.i.f.
per 100 K.G.
Rotterdam
loco Londen
R’damlA’dam
Java- en Suma-
stoffen
pro-
van 4.672 M. per 1000 stuks per 1000 stuks
Nederland Amsterdam
per ‘/

K.G.
per Ib.
per lOO K.G.
tratheep.1/,KG.
ducten
T7
010
1
%
f
0
10
ii
7
i
cts.
i
sh.
i
‘ii
cts.
1925
159,75
lOO
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6 19,50 102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93,3 94,25
111,5
98.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62′
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 87.5
109.1 1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,876
88,9
49,625
80,9 -110,75 30,2
15,85
84,5 75,25
89,1
84.6 97.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,375
76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3
69,25 82,0 81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34111
82,2
22,626
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75 71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
6

42,9
25
40,7
-b3
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
46.8 48.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,326
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9
21,10 34,2
-/2,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,125
36,6 23
37,5 -12,125 6,0 7,35
39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-12
5,6 7,05
37,6
30
35,5
38.3
38.3
Mrt.

»
70,00
43,8
9,75 62,6
IS,-
94,7
21/9
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-/1,625
4,6 6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.

»
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5 -11,5 4,2 5,90
31,5
29,25 34,6
36.2 38.0
Mei

»
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
1325
36,9
23,50
38,3
-!
1
,5
4,2
5,626
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
Juni

»
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12:375

34,5
24
39,1
11,375
3,9 6,30 33,6
28,50
33,7
34.2 38.7
Juli
67,50
42,3
8,50 54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,375
34,5
24
39,1
-/1,375
3,9 6,70 35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
Aug.
63,00
39,4 8,50 54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,375
34,5
24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75 26,9
35.9
37.4
Sept.
»
60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-12,125
6,0
6,526
34,8
23,75
28,1
31.8 38.5
Oct.

»
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50 43,2
-11,75
4,9 6,326 33,7
28,50
33,7
36.2
38.1
Nov.
»
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-11,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3
37.2
Dec.

»
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
.
24
39,1
-/1,75
4.9
‘5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
35.1

Jan.

’33
70,00 43,8 9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
3,l
24
39,1
-11,625
4,6
5,375
28,7
25
29,6′
‘33.2
34.1
Febr.
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
15
1
9
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7

1
1,5
4,2 5,60
29,9
26,75

.
31,7
32.1
34.4
Mrt.

»
70,00
43,8 9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9
23,50 38,3 -11,5 4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.

»
70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
15/5
36,3
9,50
26,5 23,50
38,3

11,625
4,6
6,07
6

32,4
27,50

32,5

..

32.8
34.9
Mei

»
70,00
43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50 26,5
23
37,5

1
2
5,6 6,026
32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni

»
72,50 45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50 36,6
-12,375
6,7 6,35
33,9
31
36,7
37.2
31.5
Juli
75,00 46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6 9,475
26,4
22,50 36,6
-52,625
7,4
5,92
5

.31,6
33,50 39,6
38.2
.37.4
Aug.
75,00 46,9
10,50
67,7
13,-
68.4
1615
38,6
8,75 24,4
20,75 33,8
-12,625 7,4 5,275
28;1
35,25
41,7
36.5 35.6
Sept.
»
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2 -12,5
7,0
5,375

28,7
36,75 43.5
36.7 34.6
Oct.

»
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
5

21,3
17,75
28,8 -12,625
7,4 4,90
26,1
42,25 50,0
36.5 33.4
Nov.
»
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
12
1
6
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5

1
2,75
7,7
4,65
24,8
40,50
47,9
36.4
32.7
Dec.

»
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65.8
1115
26,9
7,975

22,2
16
26,1

12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.1
31.3

2Jan.’34
75,00
46,9

11/7
27,3
7,625 21,3
16
26,1

12,875
8,1 5,

26,7
447)
52,1
37.1
32.2 8

,,
75,00
46,9
1219
30,0
7,623
21,3
16
26,1

1
2,875
8,1
5,-
26,7
37.1
32.8
15

»
75,00 46,9
12
1
8
29,8
7,50
20,9 1
17
27,7 -12,8125
1

7,9
1

5,-
26,7
1

37.3
1

34.1
l.B. Alle Pondennoteeringen vanaf 21 Sept.
1
31
zijn
op goudbagle omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20April’33 zijn In verhouding van de depveclatle
ran den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

82

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

dat die officiëele mededeelingen, wat betreft de V. S.
en Canada, veelal zeer juist zijn.
Britsch-Indië heeft dit jaar niet minder dan
345.000 ton verscheept, hetgeen een record beteekent.
De vooruitzichten van den nieuwen Britsch-Indischen
oogst, die ongeveer in April of Mei ter beschikking
komt, zijn uitermate gunstig en men rekent met een
exportsurplus, hetgeen waarschijnlijk even groot, zoo
niet grooter is dan het voorgaande jaar. Maar deze
oogst is slechts over eenige maanden ter beschikking
en intusschen blijft dus voorloopig Argentinië de
eenige leverancier.
De toestanden op politiek en economisch gebied
zijn dermate verward en ingewikkeld, dat het onder de huidige omstandigheden volkomen ondoenlijk is
om vergelijkingen te maken met andere jaren. 1-let is
vrijwel onmogelijk te beoordeelen, in hoeverre het
verbruik van lijnzaad is afgenomen. Over het alge-meen zou men geneigd zijn te meenen, dat verhou-
dingsgewijs ljnzaad op het oogeublik het duurste
oliezaad is vergeleken met de prijzen van de andere
grondstoffen, die ter beschikking staan van de olie-
industrie.

BOTER.

Onze botermarkt heeft zich nog niet ingericht op
de nieuwe verhoudingen, welke tegenwoordig vraag
en aanbod van boter, waarvoor Nederland voor een
zeer noemenswaardig deel op export blijft aangewe-
zen, plegen te bepalen. Nu haar verreweg voor-
naamste en geregelde debiet in het buitenland, in
Duitschiand, een gecontroleerde markt is geworden,
mist zij een afzetgebied elders, waar haar boter goed
is ingevoerd en dat haar de ontbrekende elasticiteit
zou kunnen verschaffen. Voor het
verkrijgen
daar-
van werkt zij daarenboven, gegeven de overheer-
schende beteekenis van den binnenlandschen afzet
voor de prijsbepaling, onder zeer ongunstige omstan-
digheden.
Dit bleek eens te meer ïn het berichtskwartaal.
Het verloop was weinig opwekkend. In het begin der
kwartaalsperiode was de productie ten onzent af-
nemend tot sterk afnemend, zoodat de markt maar
matig voorzien was, hetgeen grootendeels een seizoens-
verschijnsel is. De binnenlandsche vraag begon goed.
Daarbij kwam in den loop van de maand October een
behoorlijke afzet naar Frankrijk, dat sedert het voor-
jakr voor buitenlandsche boter geheel en al gesloten
was geweest. Duitschland bleef daarenboven grif zijn
contingent opnemen. Door een en ander liepen de prijzen op, totdat deze einde October 71 cents be-
reikten, een niveau, hetwelk sedert Januari van dit
jaar onbekend geweest was en dat voor dit jaar even-
eens merkwaardig genoeg – niet onbelangrijk hooger
lag dan de Deensche prijzen. Voor het binnenland
ontstond onder deze omstandigheden een botertekort
en waren flinke overprjzen boven de bovengenoemde
officiëele prijzen geen zeldzaamheid. Het openzetten
der koelhuizen door de C.Z.C. gaf eenig tegenwicht.

SOTEP. F. PSP
K.G

1929

1930

1931
1

1932

1933

Begin November was het echter plotseling met
deze incidenteele ,,hausse” gedaan, toen Frankrijk zijn grenzen voor onze boter practisch sloot. In dit
land was het aan Nederland toegewezen meestbegun-
stigingscontingent voor het 4e kwartaal opgebruikt,
klaarblijkelijk in de veronderstelling dat de befaamde

boter-meelruilonderhandelingen, in den loop van Oc-
tober gévoerd, tot een voor ons land positief gunstig
resultaat zouden leiden. Deze sprongen evenwel op
het laatste moment af en Frankrijk is er daarna toe
overgegaan, zijn 1000-tons onderhandelingscontingent
aan andere boter-exporteerende landen te vergeven.
Door deze antecedenten in October verviel in de
volgende maand echter niet alleen de export naar
Frankrijk, maar kromp ook die naar België sterk in. Op deze ,,vrje” markt waren de prijzen voor Neder-
landsche boter gedurende October steeds hooger ge-weest dan de Deensche, tengevolge waarvan de onze
er langzamerhand was uitgedrongen. Stelsel en poli-
tiek der botercontingenteering maakte het daaren-
boven nog lastiger, het verloren terrein op eenigszins
korten termijn terug te winnen. In Duitschiand ge-
raakte tegen het einde van het jaar ons verdrags-
contingent langzamerhand uitgeput, zoodat de afzet
naar dat land, hoewel de prijzen goed bleven, steeds
minder steun. aan onze markt gaf. In Engeland was
inmiddels de botertoevloed, en in nog sterk ver-
hoogde mate vergeleken met vroeger jaren, uit de
Dominions begonnen en konden alleen daar goed in-
gevoerde herkomsten zich van een prjsafbraak op
een afstand houden; aan onderbrenging van een sur-
plus Nederlandsche boter, welke in dat land slechts
een uiterst beperkte vaste cliëntèle heeft, was onder
deze omstandigheden dus niet te denken.
Sedert de tweede helft van November was onze
export dan ook ten eenen male onvoldoende om de
markt op peil te houden en hoewel de productie op-
nieuw niet onbelangrijk was teruggeloopen, kwam er
een teveel aan boter in het binnnenland, zoodat de
prijzen vrijwel aanhoudend daalden. Eerst tegen het
einde van December verbeterde de markt zich eenigs-
zins, in verband met de meerdere vraag tegen de
feestdagen, terwijl er tevens weer gelegenheid kwam
wat boter naar Frankrijk te exporteeren – in de
tweede helft van December kwam er een extra-con-
tingent los. De Fransche importeurs bleken toen
evenwel genoegzaam voorzien te zijn met Argen-
tjnsche en Deensche boter, zoodat dit contingent voor
de positie onzer botermarkt in het berichtskwartaal
slechts voor een deel tot zijn recht kwam.

Boter in tons.

Invoer

1

Uitvoer

19301193111932119331 1930
1
1931
1
1932
1
1933

le
halfj.

742 1.233 3.792 310 21.678 18.007 8.400 17.283
2e ,, 1.252 2.798 437 347 20.231 14.951 11.977 11.090
le
kwart
413 813 3.165 114 8.723 6.936 3.824 6.454
2e
kwart
330 419 627 196 12.956 11.073 4.577 10.829
3e
kwart
290 812 196 125 11.584 8.656 4.151 6.287
4e
kwart
960 1.987 241 232 8.646 6.295 7.826 4.803
Jan……
189 423 1.252 15 3.137 2.278 1.060 1.905
Febr. •

129 260 1.606

58 2.419 1.819

853 1.916
Maart

95 130 307

41 3.167 2.839 1.911 2.633
April •

133

94 266 128 4.014 3.473 1.600 2.407
Mei

76 152 110

21 4.620 4.132 1.881 4.047
Juni

121 173 251

47 4.322 3.468 1.096 4.375
Juli •

108 368

74

24 4.001 2.914 1.128 2.952
Aug…….70 360

90

36 4.230 2.977 1.436 1.695
Sept
……112

84

32

64 3.353 2.765 1.587 1.641
Oct……
246 442

54

81 3.374 2.793 2.074 1.907
Nov …..
.357 663 112

75 3.075 1.653 2.496 1.459
Dec. ….
.
357 882

75

66 2.197 1.849 3.256 1.437

KAAS.

De kaasmarkt gaf, wat in dit seizoen te verwach-ten was, gedurende de maand October in het alge-
meen een verbetering te zien en het daardoor ver-hoogde prijsniveau kon zich sindsdien handhaven.
Vooral was een en ander het geval met de minder
vette soorten, zooals de 20+ en de 30+ kaas. De Noord-Hollandsche Edammer 40+ heeft zich
intusschen nog niet kunnen herstellen van de exor-
bitant groote inkrimping van haar debiet in Frank-

17
Januari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCH

rijk en Algiers, dat tengevolge van de verscherping
der contingenteeringsmaatregelen in Juli jl. nu
tot
ongeveer
20
pOt. van het normale is verkleind moe-
ten worden.

308 274 239 162 44.031 41.364 36.603 30.989 377 336 249 205 49.744 45.027 40.535 32.923
171 148 128

90 20.176 18.934 16.302 15.953
138 127 111

72 23.854 22.430 20.301 15.036
182 158 109

95 27.067 24.170 22.161 17.855
193 179 140 110 22.676 20.856 18.374 15.067
71

50

37

27 7.468 6.741 5.883 4.910
44

41

44

26 6.109 5.845 5.457 5.232
56

57

47

37 6.599 6.348 4.962 5.811
48

46

37

25 7.027 6.988 6.397 4.438
49

3.6

38

25 8.172 6.815 6.299 5.064
41

45

36

22 8.655 8.627 7.605 5.534
60

48

33

31 10.218 8.916 6.733 5.700
58

54

39

22 8.729 7.716 7.325 6.402
64

56

37

42 8.120 7.538 8.183 5.753
76

63

51

34 9.208 8.058 7.804 5.529
57

57

45

43 7.119 7.229 5.465 5.314
60

59

44

33 6.349 5.569 5.105 4.224

EIEREN.
Uitvoer van Eieren in schaal in tons.

Versche eieren


Kalk-

Koelhuis_
eieren en
op.andere
Waarvan naar
Jaar
Totale
uitvoer
eieren
wijze ge-
conserv.
Duitsch-
G root-
land
Britannie

eieren

1920 ….
433

441

30
1923 ….
13.522

11.383
107
1.374
1925 •…
43.864 31.492
11.826
1.359
3.129
1926 •…
53.598 38.632
14.571
2.258
2.940
1927 ….
63.904
45.593
16.580 3.880 2.714
1928 ….
66.762
46.782
17.716 6.032 2.829
1929 ….
71.827
52.329
16.977
6:872
2.886
1930 ….
76.073
50.888
21.260
6.595 2.285
1931 ….
77.958
52.687 22.117 6.586
1.655
1932 ….
75.020 62.667
10.223
3.964
1.076
1933

….
53.503
41.842
7.566 2.663 810
le kw.’31
20.113 13.094
6.481 320
547

18.776
16.489

1.832
671
334

15.880 14.053 1.318
18 32
Ie
haltj. ’31
47.675 32.056
13.39
,
6
334 547
’32 48.374 40.904
6.065
700
334
’33
31.325
24.374
4.211
134 32
2e
halfj. ‘3’
30.283
20.631
8.721
6.252
1.108
’32
26.646 21.763
4.158 3.264
742
’33 22.178
17.468
3.355 2.529
‘778
4e kw.’31
9.623
7.759 1.290 5.973
1.049
’32
7.257
6.587
413
3.142
689
’33
7.408 6.935
207
2.270
770

KOPER.

In tegenstelling met het laatste overzicht, heeft de koperprijs een stijgende lijn op het einde van het af-
geloopen kwartaal vertoond. De noteering op
29
Dec.
in Londen was £
36.10.-
voor ‘electrolytisch koper bij
een noteering van het Pond van
f 8.16,
in Guldens
dus
f
29.315
per 100 KG., tegen £
37.-
bij een Pon-
denkoers van
f
7.71 op 13
Oct. dus
f
28.08
per 100
KG. Ten opzichte van ult.
1932 is
de prijs ook ge-
stegen. Toen noteerde electrolytisch koper in Londen
£ 34.10
bij een koers van’f
8.24
van het Pond. De berichten uit Amerika
wijzen
erop, dat de koper-
cde nu binnenkort zal worden aangenomen. Zij zou
een bepaling bevatten, welke verkoopen beneden de
9
dollarcent per lb. uitsluit.
De wereldvoorraad wordt per einde November op
640.000
ton geschat. De grootste voorraad van koper
bevindt zich nog steeds in Amerika.

Indien Amerika erin slaagt, de productie sterk aan
banden te leggen en tot overeenstemming te komen
met de Belgische en Engelsche producenten, dan wijzen
de hierboven genoemde cijfers op een meer gunstige ont-
wikkeling. Hoe sterk de marktpositie der grondstof-
fen in het algemeen door de koersschommelingen der
valuta beïnvloed wordt, kwam eenige weken geleden
tot uiting, toen de Fransche Franc een scherpen koers-
val vertoonde. Groote posten koper zijn toen in Fran-
sche Francs gekocht, louter in de verwachting, dat
‘Frankrijk den gouden standaard zou laten vallen. In-
dien de teekenen ons niet bedriegen, ziet de markt-
positie van dit metaal voor de naaste toekomst er
minder somber uit dan eenigen tijd geleden.

LOOD.

De loodprijs is, in Ponden uitgedrukt, t.o.z. van
begin October.bijna £ 1.-.- gedaald, daarentegen is de
noteering van het Pond beduidend gestegen (van
f 7.70′ op f 8.16),
zoodat er practisch gesproken nog
maar een klein verschil tusschen deze beide noteerin-
gen bestaat.

26 LO0 D# pEp cr10
Ton,

24
1

2

‘6
1

Eën typisch verschijnsel is, dat ook dit metaal
sterk beïnvloed ,wordt door de koersschommelingen
van het geld. De voornaamste .producenten van dit
metaal zijn: Australië, Canada, Mexico, Burma
(Britsch-Indië) en Spanje. De prijs voor lood wordt
internationaal (behalve Amerika) gebaseerd op de
Londensche noteering. Indien men nu in aanmerking
neemt, dat b.v. het Australische Pond circa
25
pOt.
minder waard ‘is dan het Engelsche Pond, de Mexi-
caansche Pesos ook sterk gedaald is ten opzichte van ‘de waarde van, het Pond en de Spaansche valuta ook

84

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

een disagio heeft ten. opzichte van het Pond, dan
blijkt, dat bij verschillende productiekosten voor de
hierboven genoemde landeii’ ‘ieder t’dch, pra’ifisch ge-
sproken, eenzeifden prijs ontvangt. Totdat een inter-
nationale stabilisatie van het muntwezen heeft plaats gevonden, zal dus op het oogenblik in de landen met
de slechtste valuta een extra-winst bij de productie van lood worden gemaakt De wereidproductie van
lood hedrôeg in October 123.562 ton. Er heeft dus een
langzame stijging van de voortbr’enging plaats.
De wereldvoorraad per einde November bedroeg circa 600.000 ton. De laatste twee maanden wijzen
weer op .een langzame stijging van deze voör’raden. In
hoeverre de loodpool in staat zal zijn om produc4ie en
consumptie in overeenstemming te brengen, diènt te
worden afgewacht. De prijs is op het oogenblik prac-
tisch gelijk aan dien van.ultimo December. 1932. De
industrieën, die het loodverbruik kunnen doen stijgen,
zijn: de bouwindustrie, de automobielnijverheid, de
electriciteits-industrie en de munitie-industrie. Alles
hangt er tenslotte van af, of Amerka erin slaagt zijn
economisch program tot een goed einde te brengen,
en er verder internationaal een stabiliseering van de
munteenheid zal plaats vinden.

TIN.

Ook gedurende deze overzichtsperiode bleef de ver-
betering in de marktpositie van dit metaal aanhou-
den, zoodat 1933 als geheel genomen als een gunstig
jaar voor het tin mag worden beschouwd. Voor een
groot. deel is dit succes aan het restrictie-schema toe
te schrijven, terwijl anderzijds de toegenomen con-
sumptie, voornamelijk in Amerika, daarbij een wel-
kome factor was.
Intusschen is het restrictieschema met 3 jaar ver-
lengd, terwijl de quota der aangesloten landen vanaf
1 Januari 1934 tot 40 pOt. van de standaardproduc-
tie zijn verhoogd met een extra 4 pOt. voor het jaar
1934, ter vereffening van verschillen in de expor-
ten van het product in de afgeloopen restrictie-
periode.
De totale zichtbare voorraden daalden van 35.859
tons per eind September tot 29.135 tons op ultimo
December. Een vermindering dus van 6.724 tons of
gemiddeld rond 2.240 tons per maand. Bij de beoor-
deeling van de tinpositie moet in aanmerking worden
genomen, dat ook de onichtbare voorraden belangrijk
zijn afgenomen.
Mochten zich dan ook geen bijzondere omstandig-
heden voordoen, dan mag verwacht worden, dat nog
in den loop van het jaar 1934 de wereidvoorraden
van tin tot een normaal peil zullen terugloopen, niettegenstaande de verhoogde quota, welke op
1 Januari 1934 aan de bij het restrictieschema aan-
gesloten landen zijn toegestaan.

De Internationale Tinpool heeft gedurende het af-
.gelocipen kwartaal hare voorraden overeenkomstig de
dâarvoor overeengekomen regeling vrij gegeven.
In December werd bekend gemaakt, dat 8.000 tons
,hiervaii op eind November nog, onverkocht waren.
De tïnprijs op de markt ‘te Londen fluctueerde
,slehts weinig. Het kwartaal opende met een cash-
prijs . van ‘ 222% per ton, het hoogste punt werd
bereikt op 9 November, nl. £ 230, om daarna weer
iets te dalen, terwijl het jaar sloot op £ 227%.
Een overzicht van de exporten . der. .vijf bij het

res’trictieschema
aangesloten landen volgt hieronder.

1932

Jan/Juni
’33
Juli/Sept.
’33
Oct.
’33
Nov.
’33
1..
tous
1.
tons
1.
tons
1.
tons
1.
tom
N.-Indiii
15.427
7.919 3.086
985
1.102
Malakka
28.408
12.051
5.822
2.531 1.869
Bolivia
29.583
7.257 3.705
1.273
1.210
Nigeria
4.099
1.958
819 421 247
Siani
9.261
4.821 2.662
968 948

77.778

34.006

16.094

6.178

5.376

IJZER.

Het beeld, dat de West-Europeesche ruwijzermarkt
vertoont, is verre van uniform. Op de exportmarkt
is nog steeds geen verandering van beteekenis te bespeuren. De prijs van Lux 3 fob. Antwerpen is
361- goud tegen 351- goud in het derde kwartaal van
1933. Evenals toen mag aan de genoemde nieuwe
noteering slechts geringe waarde worden gehecht. De
handel met overzeesche landen is van uiterst gerin-
g.en omvang. Dit eischt wel eenige verklaring.
Voor de ijzer- en staalnijverheid van het Weste-
lijke Continent was Engeland vroeger een van de
voornaamste exportmarkten. Wat ruwijzer aangaat, is
deze markt door het hooge invoerrecht geheel ver-
loren gegaan. In Europa blijven dan over Scandina-
vië, de landen in het Centrum, het Zuiden en Zuid-
Oosten van Europa. Tenslotte zijn nog van eenig be-
lang Zuid-Amerika en eenige Aziatische landen.
Noord-Amerika is alleefl van beteekenis voor enkele
gunstig gelegen producenten (Br.-Indië en Neder-
land). Voor een groot aantal der overige genoemde
landen vormen de moeilijkheden met de betaling wel
de grootste belemmering voor een geregelden handel;
aan den anderen kant is’ de concurrentie tuschèn de
Fransche, Nederlandsche en Duitsche en Engelsche
producentén zeer groot.

Verschillende Engelsche producenten hebbén zich
de laatste maandeia van de exportmarkt teruggetrok-
ken. Een feit is, dat de ‘productie van gieterij-ijzer
in het Clevelanddistrict zoo beperkt is, dat men niet meer in de steeds uitbreidende vraag kan .voorziêiï.
Het tekort is zoo groot, dat thans flinke hoeveelheden
Midland ijzer door verbruikers in het Tees-district
gekocht worden. Ook in Schotland is het product uit
de Midlands, dat daar 3/ .goedkooper is dan Cleve-
land ijzer, op den voorgrond getreden. Voorraad is
er niet meer en de geringe productie is voor eenigen
tijd verkocht: Wel’ zal de voortbrenging deze maand
worden uitgebreid, maar daardoor zal het tekort niet worden opgeheven. Aan aanvragen voor levering op
langen termijn,
die vooral uit Schotland komen, wordt
geen gevolg gegeven.
De cokes- en ertsmarkt, vooral de eerste, is de laat-ste maanden zeer vast, zoodat ook uit dien. hoofde de veronderstelling, dat bij deze positie de prijs van Cle-
veland No. 3 binnen niet al te langen
tijd
zal worden
verhoogd, voor de hand ligt. Op ‘het oogenblik is de
prijs nog op het peil, tot hetwelk hij in. het ‘begin
van 1933 verhoogd werd, nl.: 6216 franco’ gieterij
Middlesbrough, 6416 franco elders N.O. kust, 6213
franco Falkirk en 6513 franco Glasgow.

‘De Engelsche henatietmarkt ontwikkelt zich op
dezelfde wijze. Langen tijd is de productie van dit
materiaal aan de N.O kust grooter geweest dan de
vraag, zoodat, ‘toen de vraag in den herfst toenam, de
voorraad nog altijd een beletsel tot verhooging van
eenige beteekenis van het zeer, lage
prijsniveau
(58/6
fob. voor den export en 591- fot. voor het binnenland,
beide voor mixed nrs.) vormde. In het afgeloopen
kwartaal is de prijs van mixed nrs. slechts met eenige
sh. gestegen’ tot 6216 fot. voor het binnenland en
601- fob. voor den export. De verhooging van den
hematietprjs in het laatste kwartaal ging gepaard
met een afspraak tussehen de producenten aan de
Oostkust, volgens welke de genoemde biunenlandsche
en exportprijs door alle producenten moet worden
gehandhaafd.
De binnenlandsche vraag naar gieterij-ijzer ‘komt

17 ‘J.anuari .1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

85

voor een zeer groot deel van de gieterijen voor licht
werk, speciaal in het Oosten van Schotland (Falkirk).
Ook de fabrikanten van machines en motoren komen
echter steeds meer aan de markt, en wel voorname-
lijk die aan de Clyde en in de Midiands. De laatsten
vooral in de omgeving van Sheffield en Birmingham,
zoowel als in Zuid-Wales, zijn eveneens goede klan-ten der hematietproduceuten. De opleving in de gie-
terijen voor zwaar werk is voornamelijk te danken
aan het groote aantal scheepsorders en bestellingen
van spoorweg- en bewapeningsmateriaal uit binnen-

en buitenland.
Een feit is, dat, zooals gezegd, de gieterij-ijzerpro-
ductie in den loop van 1988 zoo goed als niet om-
hoog gegaan is. De stijging van de Engeische ruw

ijzerproductie, waarvan de cijfers hieronder vermeld
zijn, is te danken aan de vermeerdering van de pro-
ductie van ruwijzer voor de staalbereiding. Deze ver-
meerdering mdet worden toegeschreven aan het feit
;

dat de staalni.jverheid thans de vruchten plukt van de bescherming, die haar producten nu reeds ruim
anderhalf jaar genieten. Vooral de fabrikanten van
haiffabrikaten ondervinden de gevolgen van de hef-
fing van het hooge invoerrecht van 33y
3
pOt., dat

aan dn eertijds zoo omvangrijken import van Bel-
gische en Noord-Fransche haiffabrikaten een geduch-

ten knauw heeft gegeven.
-.

19)1.)

LI

t.J,J

De Fransche markt, die van den zomer een ople-ving onderging, zoowel wat de vraag naar staal als
naar gieterij-ijzer betreft, is in het afgeloopen kwar-
taal allengs achteruitgegaan. De gieterijen hebben
haar behoefte in den vroegen herfst gedekt, gedeel-
telijk uit vrees voor de stichting van een verkoop-
kantoor voor gieteri.j-ijzer. De kansen op zulk een
stichting zijn echter langzamerhand verminderd. De
eigenlijke producenten van gieterj-ijzer kunnen wel
tot overeenstemming komen; de moeilijkheid zit in
de staalfabrieken, die haar hoogovens, tengevolge van
den zeer slechten gang van zaken in het staalbedrijf
sinds het najaar, in plaats van Thomasijzer gieterij-
ijzer laten vervaardigen. Het toenemende aanbod van
gieterj-ijzer kan de Fransche markt nu al heel slecht
verwerken: de toestand in het gieterijbedrijf is op
ten. enkele uitzondering na (fabrikanten van radia-
toren e.d.) slecht, terwijl de meeste verbruikers nog
met een flinken voorraad ruwijzer zitten uit den tijd,
toen het scheen, dat het verkoopkantoor werkelijk-
heid zou worden. Het binnenlandsche prijsniveau
voor P.L. No. 3 is in de laatste drie maanden met
20 Frs. tot 200 Frs. vrachtbasis Longwy gedaald. Door
de nieuwe concurrentie der Lotharingsche producen-
ten is ook de prijs van dit product in België gedaald
en wel van ruim 300 Belgische Frs. tot 280 Belgische
Francs franco grens.
De Fransche hematietmarkt ondervindt de laatste maanden de concurrentie van het buitenland, waar-
door de afzet verminderd is. In het prijsniveau kwam
geen verandering. Het is sinds begin 1933 365 Frs.
franco Nord. Volgens de laatste berichten is de in-
voer van hematiet in Frankrijk gecontingenteerd.
De omzet van ruwijzer op de Duitsche markt is langzaam, toegenomen in het laatste kwartaal, de
toestand is echter nog allesbehalve schitterend. Blijk

baar kunnen gieterijen en staaiindustrieën ondanks
de uitbreiding van de activiteit, de groote voorraden

en de verhoogde productie niet verwerken. Het Roh-
eisen-Verband heeft de prijzen ongewijzigd gelaten.
Het contract met de Arbeitsgemeinschaft der Ver-
arbeiter der Eisen- und Stahlindustrie, waarbij voor eiken ton geëxporteerd gietwerk door het R.-V. een
restitutie van R.M. 10,— verleend wordt, indien
minstens in 85 pOt. van de totale ruwijzerbehoefte
door het R.-V. voorzien wordt, wordt verlengd, in-
dien het percentage wordt verhoogd tot 95.
Zooals uit onderstaande cijfers voor de voortbren-
ging van ruwijzer in de landen van West-Europa
(X 1000 metr. tonnen) blijkt, is de productie in het
tijdperk Januari—October 1933 met 17.8 pOt. geste-
gen ten opzichte van het overeenkomstige tijdperk in
1932. Alleen België en Luxemburg laten nog een ach-
teruitgang’ zien.
De uitvoercijfers der West-Europeesche exportlan-
den geven op Nederland en Duitschland na in 1933
nog een, belangrijken achteruitgang te zien, terwijl
in de meeste landen de productie
tegelijkertijd
toe-
genomen is. Hieruit blijkt wel duidelijk, hoe de bin-
neniandsche markten aan beteekenis gewonnen hebben.

Jan.-Oct. Jan.-Oct. Productie (in 1000 metr. t.)

1933

1932
Frankrijk …………………..
5.396

4.604
Saargebied

………………….
1.324

1.112
Duitschiand …………………..
4.223

3.199
Engeland ……………………
3.393

3.069
België

……………………..
2.299

2.301
Luxemburg ………………….
1.590

1.607

Totaal West-Europa

18.225

15.892

Jan.-Oct. Jan.-Oct.
Uitvoer (in metr. tonnen)

1933

1932
Frankrijk (mci. Saargebied) ‘.
. 140.660

153.558
Engeland …………………
84.562

98.701
Duitschiand ……………….
89.178

45.826
Nederland
1)

………………
202.291

166.007
België en Luxemburg ……….
28.994

30.382
1)
Statistiek van den in-, uit- en doorvoer van het Cen-
traal Bureau voor de Statistiek.

ZILVER.

L
.

PETROLEUM.

De vraag, of de Amerikaansche regeering van de
haar in de petroleum-code gegeven bevoegdheid tot
vaststelling der prijzen van ruwe olie en derivaten
zou gebruik maken, scheen bevestigend te worden be-
antwoord. Immers kondigde de ,,petroleuna adminis-
trator” Ickes, Staatssecretaris van Binnenlandsche Za-
ken, aan, dat de door hem vastgestelde prijzen op 1 De-
cember van kracht zouden worden. Het nauwkeurig
uitgewerkte schema der prijzen was in overleg met
het Planning and Coordination Oommittee, waarin 12
qertegenwoordigers der industrie en 3 van den Staat
litting hebben, opgesteld. Op 20 November zou cle
petroleumiudustrie bovendien door een z.g. public
hearing in de gelegenheid worden gesteld, van haar
ovattingen dienaangaande blijk te geven. Denzelfden dag echter maakte de Staatssecretaris bekend, dat hij
clezen maatregel, eveneens op advies van het genoemde
Committee, uitstelde, om de petroleumindustrie nog
een laatste kans te geven, om zonder ingrijpen van
den Staat de prijzen te regelen en tot een aanpassing
van de productie en verwerking aan het verbruik te
komen.
Daarmede kwam hij aan de wenschen van de meeste
groote concerns, die tegenstanders van een prjsvast-stelling door den Staat zijn, tegemoet. Echter zou de

24
KAID£N
ICTS
PEQ t.B.

p14c1

86

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

petroleumindustrie hem een bruikbaar plan moeten
voorleggen, dat tot stabilisatie der verhoudingen in de
industrie zou kunnen leiden. Dit plan meende men in
de oprichting van een ,,pool” te hebben gevonden, die
met een kapitaal van $ 10.000.000 door de groote on-
dernemingen zou worden opgericht, om overtollige
hoeveelheden benzine uit de markt te nemen; de maxi-
mum voorraden aan benzine zouden op 1 Juli 1934
niet hooger dan 46 millioen barrels mogen zijn, en de
voorraden van ruwe olie niet het tegenwoordige peil
overschrijden. Voorts zou een overeenkomst der groote maatschappijen worden gesloten, waarbij bepaalde uni-
forme marges voor den groot- en detailhandel in ben-
zine zouden worden vastgesteld, terwijl de overeen-
komst van kracht zouj worden, zoodra raffinaderijen met
85 pOt. van de totale capaciteit zich hebben aangeslo-
ten. Men zal tegenover deze plannen menige critische
opmerking kunnen plaatsen, ware het niet, dat juist
aan het einde van het jaar een bericht was gekomen,
dat de Staatssecretaris van Binnenlandsche Zaken de
vereischte goedkeuring aan het plan althans voor-
loopig had onthouden, zoodat dit niet van kracht
wordt. Helaas werd er in de telegrammen ook niet
bijgevoegd, welke maatregelen nu wèl genomen
worden.

OPTQfl ÇL,M q P

RAflDM

maanden van het jaar importeerde
Groot-Brittannië
2.245.62 millioen Imp. gails. ruwe olie en derivaten
tegen 2.047.94 millioen Imp. galls. een jaar geleden;
de waarde van dezen invoer was Lstg. 27.85 millioen
tegen 28.31 millioen. De invoer van
Duitschiand
(tien
maanden) bereikte 2.217.398 ton ter waarde van R.M.
109.12 millioen tegen 2.143.384 ton ter waarde van
R.M. 122.65 millioen een jaar geleden.
Nederlands
invoer van petroleum en petroleumproducten bereikte
in elf maanden 988.128 ton en
f
40.21 millioen tegen
884.332 ton en
f
42.05 millioen in hetzelfde tijdvak
van 1932.

KATOEN.

Prijzen van ruwe katoen hebben in het afgeloopen
kwartaal vrijwel niet gefluctueerd en de fluctuaties,
die nog plaats hebben gehad, hielden grootendeels ver-
band met de schommelingen van den Dollarkoers, zoo-
dat de prijs in goudwaarde vrijwel gelijk is gebleven.
Zulks
blijkt
dan ook uit de noteering te Rotterdam,
die begin October 20 cent per half kilo bedroeg en in
November tot circa 19 cent is gezakt, terwijl de prijs eind December weer 20 cent bedroeg. Ook in Liver-pool, waar de
prijzen
in Sterling genoteerd worden,
zijn de fluctuaties veel kleiner geweest dan in New-
York.

1929

1930

1931

1932

1933

De productie van ruwe olie in de Ver. Staten heeft
gedurende de eerste tien maanden 757.059.000 barrels
beloopen tegen 663.234.000 barrels in hetzelfde tijd-
perk van 1932, en was dus, ondanks alle mooie woor-
den, een kleine 100 millioen barrels hooger. In Octo-
ber was de productie echter lager dan een jaar ge-
leden. De verwerking beliep gedurende de eerste tien
maanden 722.353.000 barrels tegen 688.495.000, en de
productie van benzine bereikte 342.906.000 tegen
335.658.000 barrels. De voorraden van petroleum,
aardgasbenzine en petroleumderivaten waren einde
October 613.298.000 tegen 608.067.000 barrels.

Ruslands
productie van ruwe olie beliep in het-
zelfde tijdvak 17.727.000 ton, d.i. 93.3 pOt. van het
,,plan” en 97.2 pOt. der productie van 1932. Ook de
verwérking was belangrijk minder, ni. 15.566.000 ton
oftewel 93.0 pOt. van het plan en slechts 90.3 pOt.
van het cijfer van 1932. Al valt niet te ontkennen, dat
juist gedurende de laatste maanden weer hoogere pro-
ductiecijfers worden gemeld, de toestand in de Rus-sische olie-industrie is verre van rooskleurig – voor-
al Grosny maakt een slecht figuur – en een algeheele
reorganisatie is daarom onderhanden. Wat den export
betreft, zoo gaf ook deze een sterke vermindering te
aanschouwen en beliep in de eerste tien maanden van
1933 slechts 3.984.349 ton tegen 5.020.852 ton een jaar
geleden. De oorzaak ligt behalve in de kleinere ver-
werking ook in een wijziging der Russische uitvoer-
politiek: niet meer verkoopen tegen elken prijs, maar
slechts tegen een eenigszins redelijken
prijs.
Tenslotte
werkt het toenemende binnenlandsche verbruik in de-
zelfde richting.
De petroleumproductie van
Roemenië
zal in 1933
ongeveer even hoog zijn als in 1932; veel hooger zal
echter de met alle middelen gestimuleerde uitvoer
zijn. Gedurende de eerste tien maanden van het jaar
beliep deze niet minder dan 4.999.845 ton of 830.986
ton meer dan in 1932.
De belangrijke
verbruiksianden
hebben hun invoe-
ren verhoogd, maar de daarvoor betaalde
prijzen
zijn
lager dan een jaar geleden. Gedurende de eerste elf
De geoogste hoeveelheid ruwe katoen in de Ver-
eenigde Staten is meegevallen, waarschijnlijk, omdat
de plannen tot omploegen en vernietiging niet zoo
streng zijn uitgevoerd, als men eerst wel verwachtte. De totaal-opbrengst van den oogst 1933f’34 zal ruim
13 millioen balen bedragen, terwijl de eerste schatting
in Augustus jl. 12.341.000 balen bedroeg. Voor het
a.s. seizoen zijn er voornemens, den aanplant zeer sterk
in te krimpen en indien zulks werkelijk het geval
mocht zijn, is er zeker wel kans, dat in den loop van
1934 prj’zen geleidelijk wat zullen stijgen. Vooralsnog
lijkt daartoe weinig reden, daar de beschikbare hoe-
veelheden nog zeer belangrijk
zijn
en ook de oogsten
in Egypte en Engelsch-Indië zeer waarschijnlijk groo-
ter zullen uitvallen dan verleden jaar.

WOL.

In het begin van het jaar was de stemming tamelijk
lusteloos en werd tot in den loop van de maand Maart
nog slechter, in welke periode het laagtepunt bereikt
werd. Na dien tijd tot aan het einde van •het jaar
werd de stemming – met kleine onderbrekingen –
steeds beter, werd zelfs gedurende de laatste helft van
het jaar buitengewoon goed. Dit laatste is bijzonder
aan den algemeen beteren gang van zaken in Japan, Ene1and, Duitschland en Italië toe te schrijven.


WOL.PEÎICE PEQ LB.

45

35
30 25
20

..—’.


Ic

1

—-.
1929

1930

1931

1932

1933

Prijzen daalden geleidelijk tot in den loop van
Maart, om daarna tot aan het eind van het jaar regel-
matig te stijgen, en het jaar op het hoogste punt te
beëindigen. Hoofdoorzaak hiervan is, behalve de betere

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

87

gang
van zaken in de voornaamste industrie-landen,
de 20 tot 30 pOt. bedragende productie-vermindering
in Australië en Zuid-Afrika als gevolg van de daar
geheerscht hebbende droogte.
Omzetten waren in het algemeen groot.
De stemming van de markt gedurende het vierde
kwartaal had vôor het grootste deel een stormachtig karakter, aangezien men in verband met de vermin-
derde productie voor wolschaarschte vreesde, terwijl
bovendien als gevolg van de vroeg ingetreden vorst in
Midden-Europa, gedurende de aan de Kerstdagen
voorafgaande weken zich een bijzonder levendige
handel in wollen artikelen ontwikkelde.

KOEHUIDEN.

31-01

929

1930

1931

1932

1933

KALKSALPETER.

10
I—-

LfM

HOUT.

Sedert ons laatste bericht, is de toestand in den
houthandel niet noemenswaardig veranderd. De prij-
zen zijn niet verder gedaald en er zijn verschillende
restant specificaties in o.s. vuren verkocht á basis 7″

f
80.— f.o:b. voor prompte verscheping. De impor-
teurs hebben over het algemeen niet te klagen gehad,
er is vrij veel omgegaan en de prijzen zijn in afwij-
king met enkele voorgaande jaren dit najaar nu eens
niet gereduceerd. De Zweedsche en Finsche afladers
hadden hunne producties
vrijwel
geheel geplaatst en
behoefden dus niet de markt te drukken met onver-
kochte partijen vurenhout, teneinde die nog v66r het
einde van het seizoen aan den man te kunnen brengen.
Hierdoor werd de markt in de importlanden gestimu-
leerd en konden de importeurs hun prijzen handhaven. De Russen hebben op het laatste oogenblik hun prij-
zen voor o.s. vuren nog verhoogd op
f
93.— basis 7″
c.i.f., doch hadden in ongesorteerd hout zoo goed als
niets meer aan te bieden: In IVde soort zijn er nog
enkele
partijen
geplaatst met de gebruikelijke reductie.
Wat de nieuwe prijzen betreft, is nog niets officiëel
bekend gemaakt, doch men verwacht over het alge-
meen, dat voor o.s. vuren van Archangel en Leningrad
ca.
f
95 c.i.f. zal worden genoteerd.

HOUT. F. PER STANDAARD
151

12C
101

1929

1930

1931

1933

1933

Er zal in het geheel ca. 200.000 stdi. Russisch hout
in 1933 zijn verkocht en grootendeels ook geleverd. Er
laden nog enkele booten in Leningrad, die evenwel
groote moeite zullen hebben om door het zware ijs-
veld te komen.

Er is beduidend meer Finsch en Zweedsch hout ge-
importeerd dan verleden jaar en aangezien de omzet-
ten in het laatst van het jaar vrij aanzienlijk zijn
teruggeloopen, zal er hier en daar nog wel het een en
ander liggen opgeslagen. In sommige plaatsen in het
binnenland zijn de voorraden dan ook vrij groot. Het
gaat met de bouwerj niet zoo bijzonder goed en er
vallen zoo nu en dan nogal rake klappen. De toestand
wordt over het algemeen toch wel wat beter ingezien
en men verwacht over de geheele linie hoogere prij

zen, ook voor andere bouwmaterialen.
In Zweden noteert men op het oogenblik bij voor-
keur in Engelsche of eigen valuta, terwijl de Finsche
afladers ook liefst in Ponden verkoopen. Als regel
is dit geen bezwaar, hoewel het bewijst, dat men onzen
goeden Nederlandschen Gulden niet overal in het bui-
tenland naar de juiste waarde weet te schatten.

RUBBER.

De verwachting, dat tenslotte een bevredigende op-
lossing van het moeilijke vraagstuk der rubberrestric-
tie zou kunnen worden gevonden, beheerschte de
stemming in de kringen van producenten en fabri-
kanten en eveneens het prijsverloop. Zoo sterk was de invloed van deze hoop, dat zelfs de minder gun-stige statistische cijfers – de uitvoer der voornaam-ste productiecentra onderging een verdere stijging,
terwijl de consumptie weer afnam – daartegen niet
konden opwegen.

De onderhandelingen en besprekingen werden
steeds in strikt geheim gevoerd, en dit geldt ook van
de
belangrijke
conferentie der Indische ambtenaren betreffende de restrictie. Echter bleek toch uit ver-
scheidene indices, dat men in dit vraagstuk op den
goeden weg scheen te zijn gekomen, al kan niet ge-
zegd worden, hoe de oplossing zal
zijn.
In elk geval
rekent men er echter mede, dat de verschillende groo-
te productiecentra bepaalde quota’s zullen worden
toebedeeld, en de verdeeling daarvan onder de maat-
schappijen enz. aan de producenten van de betreffen-
de landen zelven wordt overgelaten.

Voor het jaar 1933 wordt de rubber-export der
produceerende landen op haast een vijfde hooger ge-
schat dan in 1931: 840.000 tegen 708.000 ton; het
eerstgenoemde
cijfer
is op een na het hoogste sinds
het bestaan der rubbercultuur (hoogste productie ooit
bereikt: 1929 met 861.000 ton). Het rubberverbruik
is eveneens het op een na hoogste, ni. 790.000 ton
(maximumcijfer: 805.000 ton in 1929). Het even-
wicht tusschen productie en verbruik is daardoor
weer verbroken en de voorraden zijn van pim. 650.000
ton einde 1932 tot pim. 700.000 ton einde 1933 ge-
stegen, zijnde 87X
1
1
pOt. van het jaarlijksche verbruik.

Het verbruik in de Ver. Staten, die in 1925 nog
72.5 pOt. van het wereldverbruik voor hun rekening namen, is tot 48.5 pOt. in 1932 gedaald, en beliep in
1933 ongeveer 50 pOt. De toegenomen wereldexport
(productie) is een gevolg van de betere prijzen op de
rubbermarkt, die in het laatste kwartaal van 1933
na de wisselende stemming in het derdè, een stabiel
of vrjvast aanzien had.

88

ECONOMISCHSTATISTISCH KWARTAALBERICHT

17′ Januari ‘1934

De invloed .dër betere prijzen (vooral vergeleken
met 1932) kwam ook in een afneming van het tap-
baar, doch stopgezet areaal in Ned.-Indië en in Ma-
lakka tot uitdrukking. In Ned.-Indië was het maxi-
mum 32 pCt. geweest (Aug. 1932), en, was dit cijfer
tot October 1933 gedaald tot 15.3 pOt.; in Malakka
had het maximum 26 pOt. (eveneens, in Augustus
1932) beloopen, en was het cijfer van October 1933
19 pOt.
De pogingen tot vermeerdering van den afzet door
toepassing van rubber voor nieuwe verbruiksdoelein-
den worden met kracht voortgezet. B.v. worden proe-
ven met rubberbestrating en rubbertegels genomen,
terwijl het gebruik van ,,latex-garen” in Amerika
toeneemt en nu ook heeren-costumes en -jassen daar-
uit worden vervaardigd.,

KOFFIE’.

In den loop van het vierde kwartaal daalde de no-
teering van loco Robusta van 18Y21 op 16 ct. per
1
/2

K.G. en die van loco Superior Santos van 19 op 17 ct
Deze daling is toe te schrijven aan de zeer kalme en
meestal flauwe stemming, welke aan alle markten
heerschte als gevolg van de geweldige grootte van den
loopenden .Braziliaanschen oogst, die op ongeveer 30
millioen balen wordt geraamd tegen ongeveer 16%
millioen balen in het vorige oogstjaar. Hoewel Brazi-
lië nog steeds voortgaat met vernietiging op .groote
schaal van een deel zijner overtollige voorraden, is de
geweldige omvang van de nieuwe productie oorzaak,
dat van eenige vermindering dier voorraden voor het
oogenblik nog geen sprake is.
De handel was in Europa en in de Vereenigde. Sta-
ten gedurende de afgeloopen drie maanden bijna on-
afgebroken lusteloos en de zaken beperkten zich in
de meeste gevallen tot voorziening in. het voor de
consumptie hoogstnoodige. Alleen in de laatste weken
van het jaar was de stemming .iets beter, wat niet te
verwonderen is, nu de prijzen tenslotte gevallen zijn
op een basis, die zeer laag moet worden genoemd en
in het groote Braziliaansche productieland, alwaar. het
artikel met zeer hooge uitvoerrechten is belast, den
planter slechts een netto-opbrengst levert, van enkele

Ned. cts. per
Y2!
K.G.

55
KOFFIE.CEr1T5 PEP
Y2
K.G.

50

45

40

35

30
25

20

15
1929

1930

-1991

1992 ‘

933

‘De kost- en vrachtaanbiedingen van Brazilië; ‘die
reeds in het derde kwartaal sterk gevallen waren,
stegen, hoofdzakelijk in het laatst van het jaar, voor
goed beschreven Superior Santos van 6.25 op 6.45
gouddollar per cwt. en voor Rio type New-York 7
met beschrijving van 5.30 op 6.— gouddollar per cwt.,
alles prompte verscheping.
De cifprijzen op prompte verscheping van Neder-
landsch-Indië daalden voor Robusta W-1.B. f.a.q. van 15 tot 13% ct. per
%I
K.G., doch herstelden zich tegen
heteinde van het jaar op 14% ct. Die van ongewa’s-
chen Palembang Robusta daalden van 11 tot 10%
ct. en herstelden zich ten slotte op 12 ct.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt
zakten voor de dichtstbijzijnde maanden aanvankelijk
nog ongeveer 1 ct. in, doch stegen daarna ca. 1
3
/4
ct.
en.voor de verder verwijderde maanden daalden zij on-geveer %’ ct., om daarna ongeveer 2%1 ct. te stijgen.

THEE.

De theeprjzen liepen in September/Qctober steeds
verder op. De markt behield een vast voorkomen, het-
gein voor een belangrijk deel aan de lagere af scheep-
cijferë uit de productielanden moet worden toege-
ch’reven.

1933

1932
,(in millioen lbs.)

Nederl.-Indië April/September ……….
66.9

83.9
October

……………..
11.2

13.3

November ……………
11.1

15.4
Britsch-Indië April/September ……….
157.4 192.4
October

……………..
49.1

60.6
Ceylon

April/September ……….
108.3 138.8
October

……………..
14.—

21.6

Noordelijk Britsch-Indië oogstte per ulto. Novem-
ber 313 millioen lbs. tegen 357 millioen in 1932 en
326 millioen in 1931.
In November maakte de vaste stemming plaats
voor eenige terughoudendheid van de
zijde
van koo-

pers. Zulks hield verband met de wetenschap, dat het
Internationale’ Thee OomitS het voor ulto. Novem-
ber eens moest worden over het percentage voor het
tweede restrictiejaar April 1934—Maart 1935. Op
1 December werd bekend gemaakt, dat het Oomit
unaniem tot een percentage van 12Y21 pOt. had beslo-
ten, derhalve tot een verlaging van 2% pOt. op de

standaard-uitvoercijfers van de Nederlandsche- en
Britsch-Indische productiegebieden.

IflCL,LI),WCR 12F.,l.,i

‘fl1

I3L

.112

Hoewel Amsterdam hierop in de veiling van t De-
cember nog niet reageerde en dientengevolge merk-
waardig veel door verkoopers werd opgehouden, her-
nam de Londensche markt terstond haar vaste aan-
zién van vroeger en kon de p,rijsstijging in December

weder verderen vooga»g,mken.
Een ‘en ander w.eerspiegelt zich ,in de ,,msterdam-
sche veilinggemiddelden over het viêrde kwartaal:

veiling d.d.
7
September .
36
cts. (per hKG. in entrepôt)

21

,,

.

7
141 .,,

5
October

. 40%,

19

,,’

.43%.,’,,

2
November .
44%

16

, …..40

30

,,

. 37

14
December
. 41

Met, het
, ,,00g op de omzetbelasting w,erd in ons land
tegen het.einde van December veel voor,,koopers reke-
ning in entepôt,Jiggende thee ingeklaard..
Terwijl de.Loacjensph voorra.in per ulto. Septem-
ber en, October nog. grooter waen. dan die’ van iat
yorige jaar, kwamen’ .de, cijfers per ulto. November en
December.” steeds verder daaronder te liggen (mii-
lidenen lbs.):

1933

1932

ulto. September … ‘ …..’.

235 , 219
‘October …………..
248

239
November …………
254′

.263′
Decembei’ ………….’.

269″

285

SUIKER.

De allerwege aanhoudende onzekerheid op politiek
en economisch gebied, als ook de positie van het arti-
kel suiker zelf bracht gaandeweg, een,.verderen prijs-
achteruitgang teweeg.
In Europa werden de gemoëderen in beweging ge-
bracht door de politieke spanning, o.a. tengevolge van
Duitschlands uittreden uit den Volkenbond. In Ame-
rika bleven de plannen van Roosevelt de groote on-
zekere factor; vooral ‘de, ,zakenwereld bleef sceptisch

17 Tahuari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

89

staan tegenover de kunstmatige middelen, welke be-
raamd werden, teneinde de binnenlandsche toestandh
te saneeren, terwijl de resultaten lang op zich lieten
wachten. Ook de vooruitzichten ten opzichte van
.
dên
a.s. Ouba-oogst vormden een punt van onzekerheid. Geruimen tijd kon men zich bij de daar heerschende ongeregelde toestanden absoluut geen beeld vormen
over de oogstmogelijkheden, totdat in het begin van

Januari de Regeering de maximum-productie heeft
bejaald op 2.315.000 tons, terwijl het tijdstip van het
begin van den maaltijd op 15 Januari is vastgesteld.
Of dit quantum ook
werkelijk
geoogst zal worden, zal
afhangen van den politieken toestand op het eiland. De Europeesche bietoogsten hebben geen verras-
singen opgeleverd. De laatste raming van F. 0. Licht bedroeg 5.922.000 tons voor Europa zonder Rusland
en 6.922.000 tons met Rusland tegen eene voorloopige
raming ddo. 30 September van 5.937.000 tons vor
Europa zonder Rusland.

16 SUIKEP.F PEQ 100 K.G

193

In October daalde de noteering voor Spot Centri-
fugals van 3.55 tot 3.20 d.c., herstelde zich tot 3.30
daalde in de tweede helft van November tot 3.15.
Gedurende December steeg de markt nog even op
3.30 d.c. om weer op 3.15 d.c. te belanden.
Het prijsverloop in Engeland was iets rustiger.
Decembertermijn noteerde aanvankelijk ca. Sh. 51-.
Gedurende November brokkelden de noteeringen
hoofdzakelijk tengevolge van December liquidaties, af
en kwam deze maand even op Sh. 4/3% te staan, het-
geen een nieuw laagterecord is. Na een tijdelijk her-
stel kwam het einde van het jaar op ongeveer het-
zelfde niveau.
Hoewel onze markt in vergelijking met de andere
markten reeds zeer laag was, zag., men December
termijn van
f
4% medio November op
f
4%’, een
record, dalen. Na een opleving van
f
% en eenige kleine fluctuaties kwam het ‘jaareinde ‘op f’4
5
/s.
• In October kreeg de ‘alhier toch al zoo zwaar be
laste suiker een verhooging van den, accijns van
f
9.-
per 100 KG. Hierdoor betaalt de consument ‘op het
oogenblik ciröa 800 pOt. ‘belasting op den
prijs
‘van witte kristalsuiker ex entrepôt. • Op Java p.aste zich de N.I.V.-A.S. met haar ptijs-
politiek ‘aan’bij de flûctuaties op de ‘wereldmarkt. De
vraag in ‘de’ Oostelijke afzetgebieden bleef gring,
terwijl de buitengewoon – lage prijsbasis in Europa
geen aanleiding kon geven om aldaar ‘in concurrentie
met Cuba te tredén.

De afdoeningen gedurende ‘het vierde, kwartaal
beliepen ‘ca. 265.000 tons,’ waardôor, het’ totaal: ‘des
N.I.V.A.S. vérkoopen over 1933 ‘op ‘ca.’ 1:500.000 ,tons
gebracht ‘wordt.

STEENKOLEN. ‘

Het vierde kwartaal van 1933 vertoonde in de
eeis’te’weken ree’ds’ een’ belangrijke ‘verbetering van de
kblenpositie in Wales. Dé mijnen hadden in Septeiia-
her, reeds hieerdere’ orders geboekt en toen ook de
zware industrie•eiiige’ opleving vértonde, ‘kwam er
plotseling meer .vra’naâr kolen en als gevolg daar-
van meer vervoer, hetgeen op de spoorwegen duide-
lijk meTrkbaar was. ‘Tegelijkertijd ging het’ exportcijfer
omhoog en al deze verschijnselen waren’ bemoedigend
voor’ de naaste toékomst. Ook van Engélands Oost-
kusf’ en uit Schôtland kwamen’ opgewekter berichten

en toen in November verschillende groote spoorweg-maatschappijen met hare aanvragen voor zeer groote
hoeveelheden aan de ‘markt kwamen, was de crisis
even vergeten. De vele’ klachten over’ de’ ,,Ooal Mines
Act” bleven achterwege, daar de mijnen plotseling
meer te doen hadden, maar van verzoening er mede
was toch nog lang geen sprake. De handel bleef hui-
verig om contracten van langen duur af te sluiten,
daar de minimumprijzen altijd nog te hoog waren
tegenover vreemde kolen.

S’EENKOLEN,F,PEP 1000,1(7,,

17

7

1929

1930

1931

1952

1923

Duitschiand en Polen streden onversaagd om hun
plaats op de internationale kolenmarkten en bleken geduchte concurrenten voor Engeland. Het gelukte
Polen zelfs om een lading naar Gibraltar te verkoo-
pen aan een daar gevestigde Engelsche firma. Dit
trok in Engeland z66 zeer de aandacht, dat er in het
Lagerhuis afkeurend over gesproken werd. In Ierland
vonden de Poolsche kolen s’teeds meer afnemers en de
vraag naar Westfaalsche kolen wordt daar steeds
kleiner. Polen had ook in Italië succes, waarheen 1.6
millioen ton kolen verkocht werden, te leveren ge-
durende 4 jaar, waartegenover Italië aangenomen
heeft twee koopvaardijschepen, elk 18.000 ton, voor
Polen te bouwen.

Duitschland zendt weer groote hoeveelheden kolen
naar Italië voor de Spoorwegen, waarmede een groot contract voor 1934 tot stand kwam.
-De Nederlandsche mijnen produceeren hare gewone
hoeveelheden zonder noemenswaardige productie-be-
perking, waardoor zij gedwongen waren hare kolen op
buitenlandsche markten tegen zeer lage prijzen aan
te bieden. België heeft zich tegen deze ,,dumping”
willen beschermen en stelde een invoerrecht van
Fr. 10.— per ton in. Men beweerde o.a., dat Holland-
sche magere kolen in België z66 goedkoop verkocht
werden, dat Belgische handelaren ze. opnieuw naar
Nederland, maar thans als Belgische anthraciet kon-
den exporteeren.
In Nederland ontstond plotseling verwarring in de
prjjspolitiek, doordat sommige handelaren zich van
de prjsovereenkomsten niets meer aantrokken en hun-
n prijzen verlaagden, toen men de gewone prijsver-
iioogingen veiwachtte.

OPRÂ.

– De narkt opende het kwartaal op circa’
f 7%,
we-lke- -prijs tot nu toe wel als een laaigterecord geldt.
Op dit niveau nam de vraag sterk toe, – en liep de
markt op tot – ca.
f
8 hij groote omzetten om tegen
het, ëinde -van het jaar weer eenigszins te dalen.

7
50

Het aanbod uit het Oosten is zeer regelmatig.
Stoomend goed is moeilijk te koop en voor deze posi-
tie is vooral van’ Duitschiand- regelmatig vraag.

90

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN NEDERLANDSCH.
INDIË, DUITSCHLAND, GROOT-BRITTANNIË EN DE
VER. STATEN.

(Samengesteld in overleg met het Centraal Bttreau
voor de Statistiek te ‘s-Gravenhage.)

Nederlandsch-Indië.

Zoowel wat de algemeene economische activiteit
van Nederlandsch-Indië, als wat de directe perspec-
tieven betreft, hebben de laatste maanden weinig ver-
andering gebracht in het beeld, dat wij in ons vorig
Kwartaaloverzicht gaven. De indexcijfers geven, over
het algemeen, nog steeds een achteruitgang te zien,
een verscherping van de crisis derhalve, al schijtt
het wel, dat deze verscherping hoe langer hoe min-
der wordt. Geleidelijk aan begint men het dieptepunt

te bereiken.
Hoezeer de crisis voor Nederlandsch-Indië door het
prijsniveau wordt beheerscht, ziet men, wanneer men
de indexcijfers van het Centraal Kantoor voor de
Statistiek voor de uitgevoerde hoeveelheden goederen
met die van de waarde ervan vergelijkt. Neder-
landsch-Indië, waarvoor de uitvoer van diverse land-
bouwproducten van zulke enorme economische be-
teekenis is, blijkt in de crisis niet veel van den om-
vang van dien export te hebben ingeboet. Het index-

cijfer van het uitvoergewicht bedroeg:
1928: 100 – 1929: 105 —1930: 103 – 1931: 84
– 1932: 89 – 1933 (9 maanden): 86. Na 1931 is de
export dus, wat omvang betreft, heelemaal niet meer achteruitgegaan, terwijl een quantitatieve verminde-
ring van 14 pCt. in vergelijking met 1928 niet zeer
groot kan worden genoemd. De uitvoerwaarde daalde
echter van jaar tot jaar, het indexcijfer was vanaf
1928 respectievelijk: 100, 91, 76, 51, 37, en voor de
eerste drie kwartalen van 1933 was het 31.
De overige indices, die van de prijzen en kosten
van voeding, zoowel als die van de bankbiljetten in
circulatie en de clearing-omzetten, zij wijzen alle nog
in de richting van een voortschrijdende deflatie. De
wedstrijd tusschen deze prijsdaling, waardoor ook de
kostprijs der geëxporteerde producten omlaag moet
worden gebracht, en de in goudswaarde dalende prij-zen op de wereldmarkten, is tot nu toe ongunstig voor
Ned.-Indië verloopen. Men kan de kosten niet met
die snelheid omlaag brengen als de
prijzen
in goud-

guldens dalen, vooral door de depreciatie van de
valuta van verschillende groote landen.
De maatregelen, in den loop van 1933 genomen om
deze situatie te wijzigen, hebben slechts gedeeltelijk
succes gehad. Het schijnt, dat de theerestrictie een zoo belangrijke prijsstijging heeft gebracht, dat, in
het algemeen, de geringere opbrengst tengevolge van
kleineren export wordt goedgemaakt. De hoop, dat de
nieuwe organisatie voor den suikerverkoop, de met
1 Jan. 1933 in actie getreden Nivas, de situatie voor
de suikercultuur zou doen verbeteren, en de gelegen-
heid zou bieden om den suikeraanplant op het geredu-
ceerde niveau van den aanplant 1932 te handhaven, is
niet in vervulling gegaan. De suikerprijzen zijn be-langrijk blijven dalen, de aanplant 1934 werd inge-
krompen tot een niveau als waaraan niemand in het
begin van 1933 had gedacht, terwijl het den schijn
heeft of hetzelfde ook voor oogst 1935 het geval zal
zijn. Nederl.-Indië is het land, dat het langst met
zijn suikeroverschotten is blijven zitten. Zelfs Cuba
is erin geslaagd, die overschotten eerder op te ruimen.
Het is te hopen, dat de plannen tot beperking van
den rubbertap betere resultaten zullen opleveren, in-dien het werkelijk tot deze maatregelen komt, als bij
de suikercultuur het geval is geweest. Inderdaad zijn
de vooruitzichten in dit opzicht gunstiger, omdat het
rubberverbruik zich in bevredigende richting blijft
ontwikkelen, terwijl uitbreiding der cultuur boven de
huidige productiecapaciteit pas over 6-7 jaar haar
uitwerking kan doen gevoelen.
Door de toeneming van het tinverbruik in de we-
reld is de positie der tinproducenten belangrijk ver-

beterd en kon de prijs flink stijgen. Dit is, evenals de
aanzienlijk gestegen prijzen van thee en de iets betere
prijzen voor petroleumproducten, wel een van de wei-
nige lichtpunten voor Indië.
Het ontbreken van gunstige perspectieven voor. de
toekomst heeft ook ertoe geleid, dat men van regee-
ringswege het ongeraden oordeelde verdere begroo-
tingstekorten door leeningen te dekken, maar dat
men krachtig op een sluitende begrooting aanstuurt, zij het dan op een veel lager niveau dan voor eenige

jaren bestond.

Duitschiand.

De onmiskenbare verbetering van de conjunctuur
in het economisch leven van Duitschiand gedurende
het afgeloopen jaar kan als door twee hoofdoorzaken
bepaald worden geacht. De eerste is het ophouden
van de prijsdaling voor nagenoeg alle producten en
de prijsstijging van sommige. De eerste teekenen
daarvan dateeren reeds van den zomer 1932, en de
toenmalige rijkskanselier Von Papen heeft op grond van die kenteekenen dan ook gemeend, dat een con-
junctuurverbetering nabij was en op grond daarvan
zijn programma van ,,Steuergutscheine” afgekondigd,
waarvan tot nu toe tot een bedrag van ca. 700 mii-
lioen Mark zijn uitgegeven.
Van grooter belang zijn echter de maatregelen der tegenwoordige Duitsche regeering geweest, die ver-
hooging van de productenprjzen in den landbouw be-
oogde, en die daarnaast liquideering der werkloosheid

in haar vaandel had geschreven.
De verhooging van de prijzen voor eenige der voor-
naamste landbouwproducten is geslaagd, omdat alle
afnemers daarvan, i.c. de meelfabrikanten en de sla-
gers in een centrale organisatie werden vereenigd en
verplicht werden deze producten tegen de vastgestelde
prijzen van de boeren af te nemen. Dientengevolge
konden de prijzen van diverse landbouwproducten stijgen, terwijl invoer door contingenteering en in-

voerrechten werd belet.
De tweede factor met een misschien nog sterker
stimuleerende werking is de kapitaalverschaffing
door de regeering, hetzij als fondsen voor werkver-
schaffing door de ,,Oeffa”, hetzij als subsidie voor
particuliere bouwers ten behoeve van herstellingen
aan woningen en andere bouwwerken. Door deskun-
digen worden de hieraan tot einde 1933 werkelijk
uitgegeven bedragen op ruim 1 milliard Mark ge-
schat. De bouwbedrjvigheid nam sterk toe, en even-
eens de bedrijvigheid van die industrieën, die mate-rialen voor den bouw vervaardigen. Zoo bedroeg de
binnenlandsche afzet van gewalst ijzer in October
1933 ruim 475.000 ton tegenover 291.000 ton in

Oct. 1932.
Het aantal als werkloos geregistreerde personen
was eind November ongeveer 2,3 millioen kleiner dan
in Februari van dit jaar. Hiervan komen volgens
,,Wirtschaft und Statistik” No. 24, nagenoeg 200.000
personen voor rekening van den landbouw, waar een
dergelijke vermindering van werkloosheid een nor-
maal
seizoensverschijnsel
is, zoodat de vermindering
in industrie, handel en vrije beroepen ongeveer 2 mil-
lioen bedroeg. Volgens de opstelling in bovenvermeld
tijdschrift, behooren 1,5 millioen tot de groepen on-
geschoolden (gravers en vervoerders bij grondwer-
ken), bouwbedrijf, ijzer- en staalindustrie, houtindus-
trie en de productie van kleifabrikaten (baksteenin-
dustrie) en tenslotte het verkeerswezen.
Dat deze toegenomen voortbrenging van productie-
middelen door het werkverschaffingsprogramma wordt
gefinancierd, wordt in de Duitsche publicaties vol-
mondig erkend. Trouwens, het
blijkt
voldoende uit
het feit, dat de kapitaalsuitbreiding van het particu-

liere
bedrijfsleven
uiterst beperkt is. De gegevens om-
trent de crediteuren der Duitsche groote banken
brengen aan het licht, dat de crediteuren van 8,2 mii-
hard Mark in Februari 1933. tot einde November on-ophoudelijk waren gedaald en toen slechts 7 milliard

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

91

bedroegen Zoowel deposito’s als uitzettingen dér ban-
ken gingen achteruit.
Vermeerderde kapitaalbehoefte van het particu-
liere bedrijfsleven kan slechts ontstaan op grond van
gunstige vooruitzichten omtrent toenemende, con-
sumptie in het binnenland of sti.jgenden export. Die
vooruitzichten ontbreken tot nu toe. Evenmin als in
de Ver. Staten, is in Duitschland op de vermeerde-
ring van het aantal werkzame personen terstond een
toenemend verbruik gevolgd. Over het algemeen is
de consumptie, wat hoeveelheid betreft, op hetzelfde
niveau als van het zeer slechte jaar 1932 blijven
staan, mede dank zij de bovenvermelde prijsverhoo-
ging van diverse onontbeerlijke levensmiddelen, daar
de bonen tot Augustus 1933 zich in dalende richting
bewogen en eerst toen gestabiliseerd zijn.
Volgens de berichten van het ,,Institut für Kon-
juukturforschung” stegen de omzetten in den klein-
handel alleen in September 1933 tot 1 pOt. boven
die in dezelfde maand van 1932. In October waren
zij weer 4,9 püt. minder,
terwijl
het ongunstige ver-
schil in het tweede kwartaal 7 pOt. en in het derde
3,2 pOt. bedroeg. Gezien de iets gedaalde
prijzen
in
den kleinhandel stond de omzet in het derde kwar-
taal dus op dezelfde hoogte als verleden jaar, was
voordien nog lager.
Het bedrijfsleven had met vertrouwen op het pro-
gramma der nieuwe regeering gereageerd, en had de
productie van verbruiksgoederen uitgebreid, benevens
den aankoop van grondstoffen, mede in de verwach-
ting van stijgende prijzen na den inzet van de hausse-
beweging in de Ver. Staten. Na eenige maanden was
dientengevolge de voorraad overal belangrijk geste-
gen, zonder dat de verwachte consumptievermeerde-
ring intrad. Volgens de berekeningen van het ge-
noemde Instituut is 65 pOt. van de vermeerdering
der productie van verbruiksgoederen als vergrootte
voorraad opgeslagen, terwijl slechts 35 pOt.’werkelijk koopers vond. Voor de geheele groep consumptiegoe-
deren geeft het indexcijfer van October een ver-
minderde productie te zien, terwijl het indexcijfer
van de groep productiemiddelen nog stijgende was.
Tat
de exportmogelijkheden betreft, zijn er in het
geheel geen perspectieven. De uitvoer is het geheele
jaar door minder geweest dan in 1932, en de laatst
bekende maand, November, was zeer ongunstig. De
gemiddelde maandelijksche export over elf maanden
van 1933 bedroeg 404 millioen Mark of 84,5 pOt.
van dien van 1932, terwijl de cijfers voor den invoer
349 millioen of ongeveer 90 pOt. bedroegen. Het
exportoverschot per maand is dan ook tot 56 millioen
gedaald, tegenover 86 millioen in 1932 en 151 mil-
lioen in 1931.
Credietnemers worden op het oogeublik nog steeds
afgeschrikt door den rentestandaard, die het laatste
jaar ongewijzigd is gebleven, en veel hooger ligt dan
b.v. in ons land, Engeland, of de Ver. Staten. De
rente voor caligeld was in Berlijn in de herfstmaan-
den 8 â 10 maal zoo hoog als in Londen.
De groote problemen liggen op financiëel gebied. Het blijft voorloopig voor den buitenstaander onbe-
kend, op welke wijze en tot welke bedragen precies de
werkverschaffing wordt gefinancierd. Dit komt, door-
dat de financiering door de daartoe gestichte maat-
schappij, de ,,Oeffa”, geschiedt. Haar wissels zijn wel-
iswaar door den Staat gegarandeerd, maar zij komen
niet op de lijst der staatsschulden voor, zoodat de
vlottende schuld van het Rijk, de landen en gemeen-
ten tot eind September slechts onbeduidend, met ca.
100 millioen Mark, was toegenomen.
Volgens de begrooting 1932f’33 bedroegen de kos-
ten voor deelneming gedurende dat jaar in het kapi-
taal der Dresdener Bank 102,5 millioen Mark. Dit
staat in verband met noodzakelijke saneeringsmaat-
regelen, die ook voor andere banken weldra aan de
orde zullen komen. Hierbij dient volgens het jaar-
overzicht van de ,,Frankfurter Ztg.” nog in het oog te
worden gehouden, dat de actie tegen de warenhuizen,

bankdebiteuren met een gezamenlijk crediet van meer
dan een milliard Mark tot insolvente debiteuren
dreigt te maken, een slag, die voor de Duitsche ban-
ken bij de tegenwoordige fivanciëele constellatie zeer
gevoelig zou aankomen.

Zonder over de door de Reichsbank voor 1934 af-
gekondigde transferregeling een oordeel te willen
uitspreken, kan men toch verklaren, dat deze regeling
de
mogelijkheid
voor Duitschiand om nieuwe buiten-
landsche credieten te verkrijgen, voorloopig geheel
heeft doen verdwijnen. De voor de regeeringsactie
noodige credieten zullen derhalve in het land zelf
moeten worden opgebracht, terwijl de banken er nog
steeds haar uitzettingen verminderen. Hoezeer ook de
regeeringsactie blijk geeft van den krachtigen wil om
het bedrijfsleven zoo snel
mogelijk
weer op gang te
brengen, de financiëele indices wijzen in het geheel
niet in de richting van ontspanning, die de voor-
waarde moet worden geacht voor nieuwe activiteit
van het particuliere bedrijfsleven ten aanzien van
uitbreidingen en vernieuwingen.

Groot-Brittannië.

De productie-index van de ,,London and Oambridge
Economic Service”, die wij in onzen conjunctuurstaat
publiceeren, geeft in het derde kwartaal een zeer ge-
ringe inzinking te zien, maar staat toch nog 10 pun-
ten, of bijna 13 pOt., boven het indexcijfer van ver-
leden jaar in het derde kwartaal. Bezien wij de nieu-
we bedrijvigheidsindex van ,,The Economist”, waarin
reeds voorloopige
cijfers
voor October en November
zijn verwerkt, dan blijken ook deze maanden 8 procent
gunstiger resultaten te geven dan verleden jaar, ter-
wijl de tendens tot zeer geleidelijke stijging opnieuw
wordt bevestigd.
Het aantal werkloozen is in de latere maanden nog
verder gedaald dan in onzen conjunctuurstaat aan-
gegeven. Begin Dec. werden ruim 2,1 millioen werk-
loozen gerapporteerd (in Dec. 1932 bedroeg dit aan-
tal nog 2,8 millioen). In den loop van het jaar 1933
is het werkloozenpercentage gedaald van 23 in het
begin van het jaar tot 17,9, in Nov. In September
bedroeg het percentage reeds 18,4, zoodat de daling in de latere maanden zeer gering is geweest.
Terwijl het verbruik van ijzer en staal zich in gun-
stigen zin ontwikkelde, is de consumptie van ruwe
katoen, volgens de gegevens van ,,The Economist”, na
Sept. weer snel gaan dalen, van 108 in Aug. tot 82,5
in October. (Beide indexcijfers op het maandgemid-
delde van 1924 als 100 betrokken). Gunstig steekt
daarbij de bouwbedrjvigheid af, vooral omdat de ge-
gevens betrekking hebben op goedgekeurde plannen,
die derhalve nog een zekere toekomstige bedrijvigheid
waarborgen.
Ook in den buitenlandschen handel van Engeland
zien wij een kleine verbetering, vooral gedurende de
laatste maanden. Zoowel in- als uitvoer hebben toen
de neiging gehad, duidelijk boven de cijfers van het
vorige jaar te stijgen, evenals met de scheepvaartbe-
weging het geval was.
De waarde van den uitvoer van fabrikaten bedroeg
in de maanden Sept.—Nov. gemiddeld ruim £ 24 mii-
lioen, zoodat het jaargemiddelde van 1932, ten be-
drage van 23 millioen, vermoedelijk zal worden over-
schreden.

Daarbij komt nog, dat gedurende die maanden de
waarde van het Pond een stijgende tendens toonde,
in goud uitgedrukt, gelijk uit onze grafiek, elders in
dit nummer opgenomen, duidelijk blijkt. Ook de in-
voer van voedsel, en vooral van grondstoffen, nam de
laatste maanden niet onbelangrijk toe. De laatste
maanden bedroeg de voedselimport 32 millioen, die
van grondstoffen 15-17 millioen, tegenover een jaar-
gemiddelde van £ 31,2 en £ 13,7 millioen in 1932.
Wat de hoeveelheden betreft, is de uitvoer van
ijzer en staal in 1933 tot een maandgenaiddelde van
ca. 180.000 ton gestegen tegen 160.000 ton in 1932.
Voor steenkool waren de maandgemiddelden 3,6 en 3,2

92

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Januari 1934

millioen ton. Alleen de uitvoer van katoenen goederen
bleef bij dien van 1932 ten achter (170 millioen tegen
182 millioen vierk. Yards), maar deze uitvoer was
nog belangrijk grooter dan in 1931, toen het maand-
gemiddelde 143 millioen vierk. Yards bedroeg.
De voortdurend buitengewoon lage rente, wi.jzende
op een groote geidruimte, heeft een geringe verbete
ring op de ern.issiemarkt mogelijk gemaakt. Het
maandgemiddelde van de emissies, zonder conversies,
bedroeg in 1933 ruim 13 millioen Pond tegenover
9,4 millioen in 1932, maar een maximum van 30 mii-
lioen goudponden in 1928. Overigens wijst het nage-noeg constant blijven van deposito’s, voorschotten en
wissels der Londensche banken niet op een uitbrei-
ding van de credietverleening.
Het middel, dat door andere landen wordt toege-
past om het economisch leven te stimuleeren door het uitvoeren van groote openbare werken, wordt door de
Britsche regeering niet aanvaard. Minister Runciman heeft zich ertegen uitgesproken, en MacDonald heeft
verklaard, dat het niets hielp. Het ,,groote” program-ma van opruiming van krotwoningen in vijf jaar tijds

is niet eens voldoende om het natuurlijke verval der
aanwezige woningen bij te houden.

Vereenigde Staten.

Het jaar 1933 is onder minder moeilijke omstan-
digheden ten einde gegaan als waaronder het is be-
gonnen, maar het verloop is toch niet in overeen-
stemming met het Amerikaansche regeeringsoptimis-me geweest. De reactie op de speculatieve hausse van
de maanden Mei—Juli bleek buitengewoon hardnek-
kig te zijn, en was zeer aanzienlijk in het begin van het vierde kwartaal. De bedrijvigheid in de staalin-
dustrie, die in Juli een top van 59 pOt. der capaci-
teit had bereikt, en daarna eenigen tijd op 40 pCt.

was
blijven
staan, daalde in October en begin No-
vember met sprongen tot 26 pOt. Ook het avans van
de katoenindustrie is geheel verloren gegaan. Het
indexc•fer van 92 voor October van dit jaar is
beneden het niveau van Oct. 1932, toen het op 99
stond, terwijl het maximum in Juni 1933 zelfs 133
bedroeg. Volgens de in onzen conjunctuurstaat nog
niet opgenomen voorloopige gegevens voor November
was het aantal geproduceerde automobielen met ca.
65.000 tot het niveau van 1932 gedaald, nadat het in
Oct. 1933 nog 138.000 had bedragen.
Het schijnt echter, dat de achteruitgang einde No-
vember en begin December tot stilstand is gekomen,
gedeeltelijk voor een hernieuwde opwaartsche bewe-
ging heeft plaats gemaakt. De voorloopige gegevens
voor de staalindustrie wijzen op een bedrijvigheid van
iets meer dan 30 pOt. in December, tegen 28.5 pOt.
in November.
Wel is de omvang der productie in 1933 belangrijk
hooger geweest dan in het voorafgaande jaar, maar
dit komt goeddeels voor rekening van de hausse-
maanden Mei—Augustus.
De aanhangers van president Roosevelt zijn van
meening, dat de goudpolitiek in den herfst de inzin-
king tot staan heeft gebracht, maar hiermede is het
feit in tegenspraak, dat de
prijzen
van de beide

groote exportartikelen, tarwe en katoen, ondanks de
depreciatie van den Dollar, door middel van goudaan-
koopen tegen hoogeren prijs, in Amerika niet zijn
gestegen. Wanneer de goudaankoopen ten doel had-
den een ,,vlucht in goederen” uit te lokken, gelijk deze
in den loop van den zomer heeft plaats gevonden,
moet er voorloopig van een mislukking der goudpoli-
tiek worden gesproken. Het economische doel dier
politiek wordt nog steeds verborgen gehouden; het is
,,een experiment” volgens de autoriteiten, die zich
erover hebben uitgelaten, maar wat eigenlijk wordt
beproefd, weet de wereld tot nu toe niet.
Wij zullen thans een kort overzicht geven van de
voorloopige uitwerking der crisiswetten, die presi-
dent Roosevelt in de voorjaarszitting van het Congres

heeft doen aannemen, en die in ons Kwartaalover-
zicht van 19 Juli 1933 zijn vermeld.

National industrial Recovery Act.

De critiek, die in het begin op de afkondiging der
codes is gevolgd, blijkt niet vrij van overdrjving te
zijn geweest. Na een betrekkelijk korten tijd van aan-
passing
zijn
de arbeidsconflicten naar aanleiding der
codes verminderd, terwijl de oppositie van de zijde
der groote werkgevers eveneens veel in kracht schijnt
te zijn afgenomen. (Men denke slechts aan het con-
flict met Ford, dat destijds zooveel stof heeft doen opwaaien). Eind 1933 varen ca. 170 codes in wer-
king, waardoor nagenoeg drie vierden van alle arbei-
ders in de Ver. Staten onder de codebepalingen vielen.
Deze codes bevatten elementen, welke een regee-
ringspolitiek noodzakelijk maken, om het prijsniveau
door monetaire middelen te verhoogen. Niet het ver-
bod van kinderarbeid, ook niet het minimumloon zijn
op zichzelf nieuwe maatregelen. Andere landen ken-
den – soortgelijke bepalingen reeds lang. Maar het
nieuwe zit in het feit, dat het minimum-loon gepaard
gaat aan een verkorte arbeidsweek van 40 uur, en dat
het zoodanig is vastgesteld, dat het bestaande loon
voor een langere arbeidsweek niet wordt verminderd.
De codes bevatten nu verder bepalingen, volgens welke alle fabrikanten in de betrokken industrie de
prijzen van hun producten
moeten
verhoogen, zoodat
er bij de verhoogde bonen een redelijke winstmarge
bestaat. Van regeeringswege wordt toegezien, dat de
winstrnarge niet te hoog wordt opgevoerd. Aanbie-
dingen ouder het vastgestelde minimum
zijn
overtre-
dingen van de ,,code of fair competition”, en kunnen
als zoodanig streng worden gestraft door den rechter.
In het begin moet dus de verhooging van de fabri-
cagekosten door de industrie staan, die slechts moge-
lijk is door credietvergrooting in den een of anderen
vorm. Waar de banken geen credieten verleenen,
grijpt de Refico in of worden
gemakkelijke
voor-
waarden geschapen voor het liquideeren van vastge-
zet geld door de ondernemingen, indien de onder-
panden-te sterk in waarde gedaald mochten zijn.
Deze politiek komt in de volgende cijfers tot
uiting:
Maart Mei

Juli Sept. Oct.
Payrolis

…………..
36,9
42,0
49,9
57,6
57,4
Groothandeisprijzen
60,2
62,7 68,9
70
2
8
71,2
Levensonderhoud

……
71,8
72,1
75,2
77,9
78,0
Weekloon, gem.
25
md. in
Dollars

…………..
14,56
16,71
19,15
19,46 19,46

In dezelfde periode, dat de kosten van levenson-
derhoud met 8 pOt. toenamen, stegen de gemiddelde
weekloonen met 34 pOt. en de som der uitbetaalde
bonen met 55 pOt. De groote inzinking in de bedrij-
vigheid in October komt in het• bedrag der payrolis nagenoeg niet tot uiting. De groothandelsprjzen na-
men met 18 pOt. toe. Het is zeer wel mogelijk, dat
met een dergelijke prijsstijging de fabrikanten toch
aan hun kosten kwamen, door vermeerdering der be-
drijvigheid en omdat de bonen slechts een deel van
alle kosten uitmaken.
Gelijk wij reeds in een vorig kwartaaloverzicht op-
merkten, gaat de koopkrachttheorie zonder meer niet
op. Nu er evenwel een dergelijke, in eerste instantie

0
1)
reflatorische credietverleening berustende ver-
meerdering van koopkracht te bespeuren valt, en de
inkonsten zooveel sterker gestegen zijn dan de kosten
van levensonderhoud, beginnen de gevolgen zich toch
in een vermeerderde consumptie af te teekenen, al
blijft deze vermeerdering veel kleiner dan zij volgens
de koopkrachttheorie zou moeten zijn.
Natuurlijk möet de Amerikaansche regeering een
waakzaam oog houden op eventueelen invoer uit het
buitenland. Veel gevaar voor verscherpte concurrentie
bestaat evenwel nog niet, daar de Dollar sinds Maart
met ruim een derde is gedaald en slechts betrekke-
lijk weinig artikelen een evenredige
prijsstijging
in
de Ver. Staten hebben kunnen boeken.

17 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

93

Federal Securities Act en Glass-Steagall Bank Act
1938.

Veel minder gunstig zijn de gevolgen van deze
wetten geweest en de vooruitzichten voor de naaste
toekomst. De garanties tegen nieuwe emissies op on-
soliden grondslag, in de eerste wet neergelegd, zijn
zoo. streng, dat thans slechts zeer weinigen het wagen
hun handteekening onder een prospectus te zetten,
daar zij individueel verantwoordelijk zullen blijven
voor minstens vijf jaar, en eventueele verliezen van
den belegger op deze emissies in dien tijd zullen heb-ben te betalen. Het Congres van Amerikaansche ban-
kiers heeft dan ook unaniem op wijziging van deze
bepalingen aangedrongen, en het heeft den schijn,
alsof de regeering zich niet daartegen zal verzetten. De depositoverzekering, die bij de Glass-Steagall
Act is ingevoerd, werkt voorloopig nog in dezelfde
richting, huiverigheid der banken voor beleggingen
en voor medewerking daartoe. Immers, thans zal
worden vastgesteld, of iedere bank solvent genoeg is
om tot de wederzi.jdsche verzekering der deposito’s te
worden toegelaten. Het spreekt vanzelf, dat afwijzing
in dit geval gelijk staat met onmiddellijk faillisse-
ment, daar een
dergelijke
openlijke waarschuwing voor de soliditeit der bank het publiek er onmiddel-
lijk toe zal brengen alle deposito’s op te vragen. Daar-
om trachten alle banken op het moment zoo liquide
mogelijk te blijven, teneinde haar solvabiliteit bij het
hangende onderzoek te bewijzen. Dit zou weliswaar
1 Januari beëindigd moeten zijn, maar het gevaar is
groot, dat er vertraging ontstaat
bij
het onderzoek
naar de duizenden banken.
Inderdaad is dan ook de
bedrijvigheid
op de emis-
siemarkt in 1933 zeer zwak geweest. De grootste
activiteit kwam van de zijde der regeering, die tot
eind November $ 2,7 milliard aan nieuwe emissies
uitgaf en voor een bedrag van $ 6,4 milliard conver-
teerde. Alle andere emissies tezamen bedroegen in de
elf maanden tot eind November 1933 slechts $ 659
nillioen, waarbij $320 millioen voor conversie ge-
voegd moet worden, of in totaal $ 979 millioen.
Tegenover alle nieuwe emissies van $ 3,3 milliard in
1933 staan nieuwe emissies ter grootte van $ 9,6 mii-
hard in 1929, en van $ 6,6 milliard in 1930, in die
beide laatste jaren
zonder
de staatsleeningen. Boven-
dien kwamen dit jaar van de bovenvermelde $ 659
millioen $ 448 millioen voor rekening van gemeente-
lijke leeningen. Practisch zijn derhalve dit jaar de
Anierikaansche regeering en de Amerikaansche ge-
meenten de eenigen geweest, die een beroep op de ka-
pitaahnarkt hebben gedaan, en dat in een mate, die
voor. de Ver. Staten niet anders dan bescheiden kan
worden genoemd, naar den omvang der vroegere kapi-
taaltransacties afgemeten.

De maatregelen tot steun aan de banken, die in
financiëele moeilijkheden verkeerden.

Van een onverdeeld succes kan hier kwalijk sprake,
zijn. Wel is de Amerikaansche regeering door haar
krachtig optreden erin geslaagd de nationale catastro-
phe, die als gevolg van de bankcrisis in Maart 1933
dreigde, af te wenden, maar nog steeds zijn tal van
banken gesloten. Het aantal banken, dat na min of
meer. vèrgaande reorganisatie wordt heropend, neemt
voortdurend toe, terwijl de gezamenlijke deposito’s van
de meer dan 3000 nog steeds gesloten banken slechts
eenige procenten van alle bankdeposito’s in de Ver.
Statén vormen, maar daar staat tegenover, dat juist
in den allerlaatsten tijd de Chase National Bank en
de National City Bank of New-York bij de Refico
om financiëelen steun hebben moeten aankloppen en
dezen hebben verkregen, waarvoor zij preferente aan-
deelen aan de Refico hebben moeten afstaan, die dit
lichaam belangrijke medezeggingschap in het beheer.
van de betrokken banken geven. Men ziet derhalve, dat liquiditeitsmoeilijkheden der banken nog geens-
zins
zijn
overwonnen. Het was ook
kwalijk
te ver-

wachten, dat deze
moeilijkheden
geheel verdwenen
zouden zijn, omdat deze
moeilijkheden
goeddeels een
gevolg waren van de waardedaling van de activa der
banken. Nu de prijsstijging van goederen en gron-
den, alsmede van diverse aandeelen, lang niet die af-
meting heeft aangenomen als het zich in de maanden
Juni en Juli liet, aanzien, en daarna weer een daling
is ingetreden, hebben betalingsverplichtingen op obli-
gaties, verplichte aflossing van credieten, e.d. blijk-baar in den naherfst zelfs de allergrootste banken in
moeilijkheden dreigen te brengen.
Dit brengt ons opnieuw de schier onoverkoombare
hinderpalen voor oogen, die in het begin van 1933
bestonden en iedere poging tot economisch herstel tot voorbarigheid schenen te stempelen, waar het om den
strijd tegen een dreigende catastrophe ging. De experi-
menten der Amerikaansche regeering zijn ook thans nog noodig, daar een verscherping van de situatie in
de richting van dreigende nationale catastrophe nog
volstrekt niet als buitengesloten kan worden be-
schouwd. Mag men Generaal Johnson gelooven, dan
betracht President Roosevelt bij al deze experimenten
de uiterste voorzichtigheid, waarbij hij tracht het
staatscrediet ongeschokt te bewaren, de begrooting in
evenwicht te houden en te zorgen, dat zulks ook in
de toekomst het geval zal zijn, doordat de werken,
welke met leeningsgelden worden uitgevoerd, zelf de
bedragen aan rente en aflossing voor het geleende
geld zullen moeten opbrengen.
De groote begrootingstekorten van $6 en $ 4 mil-
hard, die voor de beide volgende jaren zijn aange-
kondigd en die door leeningen moeten worden gedekt,
zijn geheel in overeenstemming met deze uitingen.
Dat men in de Ver. Staten deze leeningen niet on-
solide acht, volgt wel uit de kaimte, waarmede de
beurs de aankondiging der tekorten heeft opgenomen.
Het gevaar voor een herhaling der catastrophe van
Maart zal eerst geweken zijn, wanneer aan twee voor-
waarden is voldaan. Ten eerste moet het prijsniveau
zich zoodanig hebben hersteld, dat verschillende ban-
ken een deel harer bezittingen zonder te groote
verliezen kunnen afstooten en op deze wijze haar
liquiditeit handhaven. Ten tweede moet het vertrou-
ven weer zoover zijn teruggekeerd, dat het publiek
bereid is kapitaal te fourneeren voor particuliere in-
dustrie en handel in den ruimsten zin des woords,
waarbij het vermoedelijk noodzakelijk zal blijken, dat de Federal Securities Act op verschillende punten zal
worden
gewijzigd.
Slechts een zeker herstel van de
kapitaalbedrijvigheid is in staat de basis voor een
grootere bedrijvigheid in de industrieën van kapitaal-
goederen permanent te verzekeren.

Wat dé regeering thans doet, is vaak de verschaf-fing van crediet, via de Refico, om in het nauw’ ge-
brachte instellingen bij te springen. Deze emissies be-
teekenen dus een verplaatsing van verplichtingen, door-
dat de banken en bedrijven de verschuldigde rente kun-
nen betalen, maar daarnaast nieuwe verplichtingen
jegens de Refico op zich nemen, zonder tot eenige
bedrijvigheid in de productiemiddelenindustrie aan-
leiding te geven. De uitgaven voor openbare werken zijn nog niet groot geweest; wel is nagenoeg het ge-
heele bedrag van $ 3,3 milliard verdeeld, maar dit
betreft slechts de principieele toewijzing der bedra-gen, niet de werkelijke uitbetaling. Gelijk wij boven
uit de cijfers der emissies in vroegere jaren zagen, is
een bedrag van ongeveer 3 milliard, dat over min-
stens twee jaar zal worden verdeeld, onvoldoende voor
de capaciteit der Amerikaansche industrie, die voor
haar afzet op kapitaaisvergrooting is aangewezen.

94

CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE NEDERLAND.

17 Januari 1934

Productie en Handel.

Productie.
Invoer
*)
Uitvoer
*)

Aanbe-
stedingen
3
)
.
.

•i:
n



1000
1000 B.
.


in
miii.
in miii. K.G.
in miii.
~t
in
000
in
miii.
in
1000
In
miii.
X
10.000

121
in
1000
in
1000
in
1000
In
miii.
t
OflS
R.T.
mi

.
g

.
gid.
gid.
ons
gid.
tons
gid.
stuks
tOflS
n
tns
tons
tons
gid.

1925
593 101
9.55
0.36

205
121
30.7
4941

7.5
151
164
52
631
24
3954
31
1

237
1.280
7.7
6.6
36.5
54

1926
737 148
11.33 0.39

203
125
36.5 56.3
8.1
146 193
52
899
28
325e
100
444
1.744
7.9 7.0
35.9
58

1927
791 172
11.07
0.48
7,5
212
139
39.4
63.9
7.1
158
210
58
751
29
318
4

173 579
2.158
7.7
8.1
38.8 54

1928
910 173
13.35 0.57
5,6
224
157
48.3 76.6
7.1
166
225
67
849
27
573
336 633
2.431
7.4
7.7
43.8
58

1929
965 172
14.84 0.68
5,9
229
161
51.2 82.4
7.4
166
228 72
895
27
503 875
717
2.271
6.0 8.0
45.9
63

1930
1.018 187
15.42 0.29
7,8
202
146
40.3 78.2
8.1
143
222
62
929
23
412
908 743
1.992
5.7
7.8
45.0
59

1931
1.0751 108
12.66
0.16
14,7
158 128
23.4
56.0
6.5
109
230
45
941
17
243
706 791
1.588
4.5
7.2
39.4
49

1932
1.0631

49
7.44
0.10 25,0
108
101
18.9
37.8
4.4
71
204
28
764
12
163
530
686
1.380
1.3
6.4
35.0
38

J.’32
1.025
7.88 0.05
27,1
181
115
4.49
3.68
0.26
70
193
29
691
13
156 588 597
1.329
1.9
5.9
34.9
61

Feb.
1.001

51
7.65 0.06 25,9
110
114 1.16
3.82
0.31
76
250
34
697
13
153
448 730
1.651
1.9
5.5
38.6 34

Mrt.
1.072 7.64
0.05
23,9
116
111
1.42 3.18 0.47
73
266
31
722
13
162
348
608
1.347
1.3
5.0
43.7 43

Apr.
1.069
8.40
0.01 22,1
113 103
1.36
3.96
0.68
69
202
27
715
12
126
312 660
1.377 1.4 6.4
40.9 44

klei
997

49 6.47
0.16
22,6
101
95 1.59
2.82
0.44
64
182
25
753
11
102
292
566
1.194
1.1
6.3
34.1
37

Juni
1.067
8.12 0.08 23,0
107
93
1.62
2.93
0.49
66
188
25
838
12
147
408
732
1.475
1.0
7.6
41.8
41

Juli
1.035 7.58 0.11 25,3
96
87
1.12 3.07
0.48
63
171
25
799
11
158
486
696
1.345
1.1
6.7
46.4
33

Aug.
1.043

40 5.88
0.20
25,7
95
89
1.02
2.62
0.37
67
191
27
723
11
139 587
615 1.199
1.0
7.3
47.3
28

Sept.
1.089 9.31
0.18 25,6
102
89
1.41
2.59 0.30
77
191
26
747
12
214
659
709
1.347
1.1
8.1
29.6
25
Oct.
1.108 5.59
0.10 25,4
117
98
1.16
3.34 0.24
82
233
33
825
14
188
707 898
1.662
1.4
7.8
22.4
35

Nov.
1.114

39
6.02
0.09
26,9
106
102
1.34 2.67
0.17
70
184
28
769
13
210
684
738
1.369
1.2
5.5
19.9 36

Dec.
1.154
8.78
0.12
29,5
107
121
1.23 3.11
0.16
70
201
30
883
14
206
839
681
1.359
1.4 5.1
20.6
37

J.’33
1.088 5.84 0.12
35,3
95
121
2.29 2.43 0.15
58
180
25
646
12
227
694
588
1.189
1.0
4.9 24.8
37

Feb.
957

32
10.04
0.03
31,7
86
120
0.78 2.43 0.23
55
190
23
540
11
180
478
639
1.245
0.1 5.2
27.1
31

Mrt.
1.137
10.56
0.18 27,2
99
108
1.21 3.27 0.81
65
241
28
795
13
197
316
803
1.572
1.2
5.8
28.9
34

Apr.
994
9.19 0.19 24,2
90
106
1.14 3.13
0.31
54
185
23
723
11
181
276
662
1.345
0.8
4.4
26.3
36

Mei
1.089

3213.34
0.18
25,-
97
111
1.26
3.36
0.71
61
192
25
751
13
179 361
699
1.387
0.9
5.1
35.6
36

Juni
1.028 11.58
0.15
23,7
97
109
1.47
3.36 0.66
63
170
24
763
14 164
504
656
1.305 0.9
5.5
89.0
34

Juli
1.045 8.55
0.11 23,8 104
117
1.48
3.49 0.62
56
173
22
778
12
181
497 616
1.246
1.0
5.7
39.5
48

Aug.
1.071

41
8.07
0.02
24,4
106
113
1.22
3.50 0.65
62
217
24
804
18
189
534
752
1.541
1.0
6.4
41.3
44

Sept.
1.040
5.26
0.13
24,4
111
110
1.44 3.33 0.52
74
208
28
771
13
204
590
689
1.334
0.9
5.8
36.6
37

Oct.
1.058′ 10.10 0.18 24,6
109
105
1.45
3.68 0.41
63
199 26
753
13
196
844 674 1.326
0.9
5.5
26.2
46

Nov.
1.047
5.38
0.06
109 109
1.42
4.27 0.29
63
191
26
688
14
206
899
799
1.554
1.0
5.3
30.4
46

Dec.
)
107
52
116
23
531
11
224 780
681 1.231
1.1
4.2
20.4
55

1)
Vanaf Jan.
1931
voorloopig.
2)
De cijfers vao 925-1927 hebben betrekking op Juni.
2)
0
De Aannemer”.
4)
Bruto-gewicht
X 1000
K.G.

– –
Kapitaalmarkt

Geldmarkti

Prijzen

Verkeer

Effectenbeurs
Spaar- Indexcijfera van
Scheepv.

2
1

Emis8ies
banken
°
verkeer
5)
,.i,
o
Koersen
1)
,
.

,
M
1
bt
00)

d
v


0)
O,’0*
0
0
S
:0
u
E
0)
S
50
1
•o

,0
‘E
bS

.2
°’
•_
0.0
0)

00)
0.-
0)

0
,

0)
0
0
,
0
0
0)
i
II
0
00.
:’ OO
OV
oo
0
0
0

u
0
Zo
_.._5L
_____

o._

0.0

1
11924-11
Oct.
1
23
In In
In millioenen guldens
In pCt.
11913
i92=
-3OSpt.
10.000.000
millioenen

1
100
24=100
M.
guldens

1925




297 219 175 122
64 233
304
191
2,88 3,08
155

5.00
4.24
13.6
6.31
342

1926



-470
429
196
274
73
397
299 209 2,92 2,88
145

95,1
5.22 6.10
13.6
6.23
312
1927



-494
46
158
336
93
401
321 225
3,83 3,76
148

94,9 5.95
4.80
13.5
6.23
296

1928
– –


667
48
364
303
338
329 332 242
4,16 4,18
149

95,8
6.14
5.03
14.5
6.42
266

1929
158
168
433
125
460
84
327 133 287 173
343
257
4,89 4,82
142

95,1 6.02
4.12
15.0
6.79
236

1930 149 126
265
83
598
64
349 249
29
569 367
292 2,17
2,06
117
79
91,1
5.95
4.00
14.6
6.62
252

1931
118
94
167
50
333
474
292 41
11
322
429
302
1,56
1,42
97
54
85,5
5.17
3.85
13.7
6.19
287

1932
76
67
116
25439
252
415
24
1
438
490 294
1,18
0,85
79
51
79,8
4.42
3.16
11.6 6.09
382

Juli
68
64
106
21
4.5
1.0
4.5

0.4
4.5
485 290
1,00
0
1
48
76 52

4.41
3.27
13.0
6.04
323

Aug.
80 72
126
26
12.1

12.1


12.1
490
292
1,00 0,37
75
49

4.47
3.37 13.3 5.77
312

Sept.
86 78
133
31
20.9

18.0
2.9

20.9
493
289
1,00 0,37
76
50 79,9
4.11
2.87
11.7
5.98
477

Oct.
84
78
127
29
122.2

116.9
5.3

122.2
494
288
1,00 0,37
77 52

4.60
3.06 11.2 6.38
381

Nov.
81
77
124
27
29.1

14.5 14.6

29.2
488
291
1,00
0,37
77
51

4.51
3.18
10.8
5.84
394

Dec.
79 76
116
26
19.7

19.7


19.7
490
294
1,00 0,37
76
48
79,4
4.94
3.19
10.5 7.27
421

J.’33
85
80
124
26111.2

111.2


111.2
503
300
1,00
0,37
75
48

4.30
2.98
11.1
5.57
384

Feb.
83
76
119
24
12.3

12.3


12.3
522
304
1,00
0,37
74
47

4.10
2.75
8.6
5.55
356

Mrt.
82 75
118
22
1.4

1.4

.-,-.
1.4
522 305
1,11
0,69
72 46 78,1
4.65
3.00
10.0
5.97
479

Apr.
81
73
121
22
11.8
1.1
11.8

0.5
11.3
519
304
1,00
0,62
71
47

3.97
2.87 10.3
5.94
325

Mei
89 78
138
25
0.3

0.3

0.2
0.1
519
303
1,69
2,07 72 48

4.95
3.16
9.6
5.80
405

Juni
90
84
149
29
0.8

0.8

0.8

519
303 2,06 2,19
73
47 77,8
4.88 3.14
9.8
6.27
389

Juli
92 88
151
28

– –



518
304
2,64
3,53
73
49

4.93
3.35 11.4 6.11
333

Aug.
89 85
150
26
0.2

0.2


0.2
521
306
1,08 1,21
73
51

4.72
3.61
11.7
5.94
333

Sept.
86
82
147
22
7.0
4.9
7.0
– –
7.0
521
306
1,00
0,77
75
55
79,0
4.65 3.40
10.0
5.95
417

Oct. 79
78
139
19202.9
5.1
202.9

202.9

518
305 1,00
0,50
.

75 55

4.92
3.23
v. 9.6
6.35
389

Nov.
76 73
145
16
4.4
2.2
4.4

0.5
3.9
518
1,00
0,47
76
54

4.76
3.20v.
8.9
5.93
435

Dec.
76 80
153
18
1,00
0,50
77

v
=
voorloopig
S)
Centraal
Bureau voor de Statistiek.
1)
Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam
(Nadruk verboden).
2)
Directie van den Landbouw. Nieuwe reeks, begonnen
Juli 1929.
8)
Bureau. van Statistiek der Gemeente Amsterdam.

17 Januari 1934

CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE NEDERLANDSCH.INDIÈ.

95

.
Productie van
_______________________________

Buitenlandsche Handei
S
_______________________________ ______________________________________________________________
Invoer Uitvoer

8
.
ø
.k
.
0.

In 1000 K.G.
miii.
In millioen K.G.
miii.
in millioen K.G.
miii.
gid.
gid. gid.

1925
70.0
150.1-


190.04.2
5.8

29.3

80.1
1926
74.5
123.4′
– –
_ _
132.1
234.4′


166.8
5.1
6.2

31.4

57.6
1927
75.2
117.4′

_ _
137.0
630.3
10.5
8.1
193.9 5.5 7.2

25.4

61.8
1928
83.6
234.8

_
_ _
131.7
801.4
12.1
7.6
255.0
5.8
9.7

36.7
231.3
48.1 1929
88.1
279.7



60.3
120.3
842.7
26.0
12.4
248.0
6.9
7.0

37.8
299.4
32.2
1930
12.794 5.341
3.136
849
3.581
69.5
235.0

7.0
12.4
52.3
100.3
830.3
13.3
9.9
185.0
6.0 5.2
10.9
31.3
356.0
30.8
1931
13.901
6.059
3.817
776
4.387 45.7
183.2

3.1 10.2
50.7
67.6 675.5
15.0
9.8
129.5 6.6 5.8
16.0
30.0
286.8 21.9
1932
12.728 5.979
4.884
718
6.091
32.9
143.4
13.0
1.9
10.2
35.3
48.2 714.0
13.3
6.8 125.2 6.5 9.6
_
39.9
328.2
15.3

J.’32
14.370 6.469
725
779
4.216
37.2
146.9 9.8 2.3 9.2
38.0
53.6
628.6
16.2
9.1
110.2
8.3
5.4
21.7
42.3 268.1
16.4
Feb.
12.964
5.229
665 659
4.277
34.9
164.5
11.5

——————

2.4
9.1
54.6
54.0
673.1
11.7
6.5 133.1 6.0 4.3
17.6
37.2
305.2
19.1
Mrt.
14.313
6.118 1.026
876
5.416
35.9
191.3
12.9
2.4
14.7
51.4 68.2
867.4
13.6
5.8
190.0
6.6
5.6
23.5 40.7
.
345.6
32.3
Apr.
12.758
5.995

——









1.897
793
5.236
37.3
143.0
12.4
2.5
10.6
27.4 54.2
727.0
14.7 4.1
98.4
7.2
6.6
26.1 34.8
321.8
16.9
Mei
12.941
6.765 4.429
791
5.349 33.3
131.8
13.8
2.0
9.4
26.2
45.2 700.3
14.7
5.0
75.0
6.7
8.7
13.6
37.7
379.5
11.9
Juni
12.636
6.012
















——-













10.069
748
5.571
31.9
136.5
11.8
1.7
9.1
21.4 42.2 649.6
14.8
4.7 119.6 6.6
10.7 9.9
32.4 313.4
10.3
Juli
11.930
5.351 16.205 742
6.229 28.5
111.0
12.3
1.4
9.0
24.4 42.5 734.8
13.7 5.1
107.2
6.4
14.6 10.9
43.1
389.8
14.0
Aug.
10.951
5.270
















14.252
797
7.585 31.8
135.7
13.8
1.5
9.7
31.2 42.9 705.5
11.6
6.7
105.8 6.0
17.8
37.5
333.6
11.1
Sept.
11.411
4.962

















5.606
717
7.653
26.7
123.6
11.7
1.8
9.7
32.0 46.2
799.1
11.9
7.6 129.8
5.1
19.0
45.9
342.2
19.5
Oct.
12.236
6.144
1.850 574
7.919 27.6
133.9
12.7
1.8
9.5
35.3
42.6
665.2
12.1
9.4 143.7
6.1
9.9
44.1
263.9
15.0
Nov.
13.055
6.912
958
404
7.545
29.2
144.4
17.1
1.6
11.1
41.6
43.0
717.1
11.9
9.3 147.5
7.0
6.7
38.8
345.5
13.8
Dec.
13.176
6.515
924
371
6.094 30.3
158.4
16.1
1.7
11.8
39.6 43.3 699.5
13.5
8.9
142.8
7.8 6.4
44.2
329.6
13.0

J. ’33
12.619
5.999
477
486
5.598
28.9
162.5
21.5
1.8
13.0
35.9
37.8
595.1
12.1
6.5
47.5
6.1
3.4
41.3
350.2
8.9
Feb.
13.249
6.593 465
572
5.922 26.4
148.9
13.6
1.7
10.7
40.3
37.8
620.5
11.8
5.6
85.3
7.0 3.0
35.3 328.7
11.4
Mrt.
13.573
6.000
595 638
6.248 26.9
167.9
11.7
1.8
10.8
53.7
49.2 754.1
13.7
6.1
129.0
12.7
3.9
38.2
384.0
22.3
Apr.
13.066 5.769
1.208
616
5.944 25.8
174.3
12.0
1.7
9.1
60.8
38.7
670.0
13.2
7.5
86.6
5.8 4.3
35.1
393.6
12.9
Mei
14.172
6.476
2.972
561
5.795
24.9
125.6
12.7
1.7
10.5
23.8
40.9 729.0
16.2
12.7
107.7 7.0
5.3
40.2 400.3
16.0
Juni
14.288
4.875
5.895
497
6.632
23.2
114.3
11.3
2.1
8.8
19.7
40.2
748.7
15.4 15.3
97.5
5.0
7.4
39.2 413.7
17.0
Juli
15.029
4.55513.245
526
7.546
24.4
115.5
11.5
1.9
10.5
21.6
39.7
679.7
17.2 17.9
99.0
3.9
9.0 51.5 319.8
15.3
Aug.
13.565
4.657
14.331
579
9.326
25.4 118.0
12.7
1.9
9.9
20.7 37.0
650.0
14.8
16.5
14442
8.3
37.0
328.3
11.6
Sept.
13.940
4.786
6.878
641
9.762 25.6 121.4
12.0
2.6
10.7
20.6
41.4
733.2
15.1 16.8
99.8
4.4
1

7.5
36.8 348.2
15.8
Oct.
1
1119.2


Effectenbeurs

Geidmarkt
Kapitaal.
Prijzen
Verkeer
*

markt
Ontv. van
Indexcijfers van Indexcijfers van

%
Aandeelen
1)
n?tl
eBs
Grooth.-
Kieinh.-

Scheeps-

O’.

u
J4
ic
m.

prijzen
EIi

prijzen
v
vrachten
,

.
.
.
.
.


00
1924
=
100
in
millioenen
guldens
IS
1913
=
lOO
i99Ç3205

1925
397

– –
34.7
11.5
172 146
169
152
166
104.0 108.0
– –
1926
334
81
333



22.4
12.1
165
137
170
148
163
103.8 109.6
– –
1927 317
106
349
1.2


20.9
9.4
160
130
166
147
161
103.0
106.7
6.1
1.6
1928
100,0
314
100
318 0.4
– –
11.1
30.5
155
125 160 148
161
102.9 103.6 6.4
1.4
1929
234
398 487 443
99,4
305
111
306
1.0
1.8

4.1
61.9
155
123 162
145
161
97.7
100.3 6.5
1.4
1930
111
293
361
357
99,7
270
59
231
5.6
2.9

0.9
115.2
146 88
156
143
163
90.1
100.5
5.5 2.6
1931
52
182
242
251 96
243
48
198
9.6 6.6

1.6
102.1
115 66
134
133 146
85.9 97.9 4.4 2.4
1932
27
107 138 176
92
221
49
155
5.9
13.2

104.4
95 52
107
116
123
80.4
86.1
3.4
2.1

J.’32
28 108
174
181
83
230
50
174
6.4
10.7 96
– –
104
56
119
124 132
85.5
86.7
3.3
2.4
Feb.
28
109
180 178
84
229
50
152
6.5
11.5 96


102 58
117
122
131
85.1 84.9
3.2 2.2
Mrt.
24
113
176 182
90
227
48
180
7.1
11.8
97
– –
101
57
114
119
128 85.1
84.9
3.1
2.2
Apr.
14
97
111
154
88
226
48
155
6.5
12.1 93
– –
98
53
111 117
128
85.0
84.9
3.2
2.2
Mei
14
85








102
157
89
225
49
153
6.8
12.4
90
– –
96 52
107
116
123
81.5
84.9
3.4
2.1
Juni
14
88 95
154
86
223
50
153
6.0
12.8 86


94
50
105
116
122
80.0
84.9
4.1 2.1
Juli
23
106








120

——————-

176
92
221
50
158
5.1
13.3 85

0.8 92 50
104
115 119
78.3
84.9 4.2
2.1
Aug.
35
118
138 201
96
219
48
142
5.5
14.0 82
– –
92
51
103
115
118
78.3
87.4
3.9 2.1
Sept.
42
129
151
202
98
219
49
151
5.6
14.8
80


91 51
102
114
118
78.3
87.4
3.6 2.1
Oct.
34
119
136 188
98
217
49
151
5.2
15.0
77

103.6
90 48
102
114
119
78.3
87.4
3.4 2.1
Nov.
35 112
137
180
98
211
48
142
5.3
15.2
75
– –
88
47 103
113
118
77.5 87.4
2.9
2.0
Dec.
33
105
135
157
98
207
45
146
5.0
15.2
73


87
46
101
111
114
72.3
87.3 2.8
2.1

J.’33
34
108
147 196
99
205
44
135
5.1 15.9 69
– –
87
45 98
110
113
71.4 87.3
2.5
2.2
Feb.
30 103
142
200
96
206
43
136
5.3
16.1
72


86
45 97 109
111
66.4 87.3
2.3
1.9
Mrt.
28
110
139
187
95
208
42
138
5.1
16.1
71


84
44
95 107 108
64.8
87.3
2.3
2.0
Apr.
32 112
128
185
97
208
42
123
5.2
16.1
68


82
44
96
106
108
64.7
87.3
2.4
1.8
Mei
39
125
138
201
93
203
43
143
5.2
16.0
65
– –
81
45
95
106 106
68.1 87.3
2.6
1.9
Juni
48
141
155
230
93
201 45
140
5.2
15.9
62
– –
82 48
93
106 106
68.1 87.3
3.3
1.9
Juli
53 137
155
241
92
201
45
153
5.1 15.9 59
– –
82
48
93
105
105 68.1
87.3
3.1
2.0
Aug.
55 128
145
234
95
196
45
133
5.0
15.8
57


81
45
92
104
103
68.1
87.3 3.0
1.8
Sept.1
50
109
132
213
95
194
44
133
15.7
– –
80
41
90
103
102
68.1
87.3
2.7
1.8
Oct.
48
97
120
220
190


90
103 101
67.0
87.3
2.5
Nov.
48
87
108
215
– –

Dec.
49
97
123
215

*) Centraal
Kantoor
voor
de
Statistiek. 1)

Bank
voor
Handel
en
Scheepvaart.
2)
Jaargem.
resp.
1925j’26,
1926127,
enz.
3)

Hierin
is niet
be-
grepen
de achterstand
van
de desabanken
in
de Buitengewesten.

96

CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE DUITSCHLAND.

17 Januari 1934

Productie
1),
Handel en Verkeer

Productie-index van
Buitenland8che handel (maandgemidd.)
+…
Scheepvaart-
d. be-
verk. v.
Iangr.havens2
J
Invoer
Uitvoer
Datum
&.2
o
.

4)
.
O-
.

Totaal
Grond-
Fabri-
Totaal

Grond-
Fabri-
o•
E-
E-
0
.!
E-

stoffen
katen
stoffen
katen
o

Gemiddelde
van
1928
=
100
in millioenen R.M.
i
n.

:

1926
. .
80,8
78,7
81,5 96,5 82,7
76,7
60,7 82,8
833
412
114
868 228
596 +

343.190
3.183

1927
. .
101,1
100,4
101,4
102,0
111,3
112,6
79,7
108,5
1.186
599
212
900 217 644 286
3.389 3.374
417,6
1928
. .
100,0 100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0
1.167
602
204
1.023
229
740
144
3.678
3.653
428,3
1929
. .
100,4 104,0
94,8
108,3 113,8 112,5

100,9
92,4
1.121
600
189
1.124
244 819 +

4
3.637
3.598
445,5

1930
. .
90,1 88,7 92,3 94,7
82,5 80,5
83,1
90,0
866 459
150
1.003 204
753
+
137
3.671
3.644 380,3
1931
. .
73,6
65,4
85,7
78,7
51,6 57,5 59,5
87,7 561
290
102
800
151
615 + 239
3.366
3.331
319,8
1932
. .
61,2 50,2
77,7
69,0
33,4
40,0
38,4 80,0
389
201
61
478
86
374
+

892.943
2.909
240,8

Jan.’32
61,9 50,5
79,1
70,8
36,0
34,2 33,5
84,7
440
221
75
542
102
417
+
102
2.964 2.824 216,2
Febr.
62,6
51,7
79,0 67,3 35,4 37,8 37,6
81,7
441
230
76
538
97
423
972.535
2.589
219,7
i’.Iaart
6.1,4
49,4
79,3
67,8
31,3
36,5
39,6 81,8
364
188
60
527
93
417
163
2.810
2.653
244,5
April
61,0 50,0 77,6 65,6 34,7
42,2
35,6
76,6
427
220
62
481
92
372
2.724 2.731 233,3
Mei
62,2 52,0
77,4 68,2
38,2
57,4
37,7 73,6
351
176
57
447
78
356
+

962.885
2.885
243,1
Juni
60,7 50,3 76,3
64,6
31,9
41,2
43,9 71,0
364
176 58
454
80
362
903.125
3.030
245,0
Juli
60,0 49,4 76,0
63,7
29,5 34,8 37,4
72,3
366
179 56
431
79
339
+

653.067
3.014
253,8
Aug.
58,5 47,5
74,9
62,9 27,0
32,7
38,6
74,7
331
174
50
428
79
334
+

97
3.076 3.058 251,5
Sept.
60,3
49,3
76,7
66,5 28,2
31,9
41,9
80,7
360
194
55
444
81
340
+

842.882
2.918
249,3
Octob.
61,0 49,4 78,5
73,3
33,2
42,4
38,9
86,7
398 207
58
482
87
371
+

843.200
3.163
258,0
Nov.
62,4 51,4 78,9
80,0
38,5 47,9 36,2
89,7
393
215
59
475
82
371
+

822.924
3.014
230,0
Dec.
62,1
51,4
78,2 76,9 36,3
41,2
39,4 86,6
423
232
60
491
84
387
+

683.128
3.025
246,4

Jan.’33
62,9
53,1
77,6
72,7
40,3 44,1
31,0
83,7
368
214
51
390
75
299
+

232.712
2.708
208,4
Febr.
64,6
55,0
78,9
73,5 37,5
40,8
34,2
82,1
347
200
52
374
74
284
+

27
2.483
2.468 201,5
Maart
64,9
55,0
79,8
68,3
42,5 45,8
35,4 83,2
362
200
56
426
76
337
+

642.931
2.843 229,6
April
65,9
54,9 82,3 68,6
38,8
48,8 39,4 84,2
321
178
55
382
69
302
+

61
2.741
2.693
221,1
Mei
68,2 57,4 84,5 70,0
41,6
54,3 38,9
83,1
333
190
54
422
76
333
+

893.106
3.127 231,7
Juni
69,9 58,4
87,1
71,4
43,7
58,7
42,9 90,0
357
212
58
384
72
299
+

283.201
3.240
246,1
Juli
71,0
59,2
88,7 70,3
44,0
52,2
45,6
94,7
360
218
58
385
76
298 +

253.344
3.288 260,0
Aug.
71,0
59,5
88,3 69,5 47,5 55,3 47,6 96,6
347
210
54
413
78
320
+
66
262,8
Sept.
70,8 60,2
86,7 72,3 45,3 51,3
49,1
97,0
337 201 58
432
77.
336
+

953.048
3.144 260,3 Oct. 71,2 62,6
84,1
75,6 49,3
58,]
96,4
347
195
60
445
83
343
+

983.165
3.037
258,3
Nov.
351
195 54
394
74
303
+

43.

Kapitaalmarkt 2)
Effectenbeurs
Emissies
2)
(maandgemiddelden)
Geidmarkt
2)
Prijzen
lndexcijfer van
:n

8
3.

EE2dE
,
E
.

.o

,
c’l
2
j
.,..
E•O

O
1-
bD
0
1,1

Cd

1924-1926
=
100
in millioenen R.M.
1 1
‘9r
19
1000

1926

109
118
121
97
121 113
510
381
129 82
428
310 200
3.185 5,31
4,91 6,57
134

1.003

1927 ..
158 162
163
130
174
155
479a
361a
118 120
359 358
121a
4.693 6,05
5,49 7,82
138 148
472

1928 ..
148
159 128
101
174 142
477b
355b
122
112
365
321
156b
6.990 6,74
6,54 8,22
140
152
665

1929 ..
134
153
120
85
168
123
242e 213e
29
82
160
174
68e
9.016 7,68
6,87 8,97
137
154
821
1.917
1930 ..
109
130
111
73
139 94
367
269
98 46
321
224
143
10.400 5,06
4,43 6,14
125
147
945 3.076
1931 ..
206d
177.d
29
53
140
149
57
9.722 8,37
6,78
8,71
111
136
1.133
4.520
1932 ..
59
59

13
46
37
22
9.917 6,23
4,95 6,73
96
121
717
5.603,

Jan.’32
96
96

19
77
57
39
9.886 7,91
6,94 8,53
100
125
1.128
6.042
Febr.
73
73

5
68
26
47.
9.988 7,89
6,67
8,21 100
122
1.091
6.128
Mrt.
33

33

9
24
24
9
9.951 7,50
6,09 7,48
100 122
975
6.034
Apr.
449.6
4547
449

7
433.3
4
52.2
52.9
121
121

62 58
84
37
9.956 6,33
5,13
6,89
98
1.22
929
5.739
Mei
50.6 53.9
53.4
31.1 53.1
53.7 80
80

6
74
25
55
9.905 6,10
4,87 6,48
97
121
739
5.583
Juni
49.7 53.3 54.5
29.6
50.3
51.8
25
25

3
22
21
4
9.800 5,87
4,75 6,48
96
121
704
5.476
Juli
49.9
53.5
52.8
30.1
51.8 51.6
35
35

4
30 32
3
9.717 6,07
4,58
6,51
96
122
629
5.392
Aug.
52.2 52.9
52.7





—–





31.2

————-

55.7 53.3 89
89

9
80
26
63
9.734 6,01
4,50
6,52
95
120
499
5.224
Sept.
59.0
53.7 59.7 35.7
63.3 60.5
42 42

5
37
40
2
9.730 5,99
4,25
6,27
95
120
480 5.103
Oct.
57.2
53.1
58.0 35.2 59.4 58.8
35 35

6
28
33
2
9.759 5,09
3,88
5,79
94
11,9
459
5.109
Nov.
58.2 52.9









58.9 35.6 59.6 59.5
34
34

8
25 32
2
9.783 5,01
3,88
5,79
94
119
449
5.355
Dec.
61.8 53.6
67.1





—-




38.9 62.9
62.1
46 46

9
36
40
6
9.917 5,04
3,88 5,79
92
118 521
5.773

Jan.’33
64.6
57.1
70.5

—————

39.8
66.3
66.9
71
71

19
52
51
20
10.228 5,06
3,88 5,79
91
117
539
6.014
Febr.
64.8 57.3 72.2 40.2 65.5 67.9 40
40

12
28
38
2
10.365 5,09
3,88
5,79
91
117
475
6.001
Maart
70.3
58.3 77.7
44.5
72.5 76.3
61
61

6
55
55
6
10.396 5,12
3,88
5,79
91
117
467
5.599
April
72.8
60.3 80.3
46.7
75.,8
81.1
35 35

4
31 31
4
10.459 5,21
3,88 5,79
91
117
373
5.331
Mei
73.3
59.0 81.8 51.2
75.1
81.7 29
29

8
21 21
8
10.478 5,12
3,88 5,79
92
118
394
5.039
Juni
71.6
57.0
81.8 52.0
70.7
80.0
33
33

6
27
30
3
10.467

5,11
3,88
5,79
93
119
264
4.857
Juli
68.5 55.9 78.4 50.9 67.0 77.0
38 38

3
35
36
2
10.490 5,04
3,88
5,79
94
119
262 4.464
Aug.
66.2 55.2
74.1
49.6
65.9
75.3
41
41

12
29
38
3
10.545 5,11
3,8
5,79
94
118
255
4.124
Sept.
62.5 53,3
67.7
46.7
63.7
70.3 45
45

9
36
39
6
10.561

5,16 3,88
5,79
95 119
218
3.849
Oct.
62.1
52.5
66.7 45.5
61.8
70.1
49 49

.

5
44 44
5
10.618 5,12
3,88
5,79
96
120
250 3.745
Nov.
64.0
53.1 67.7
45.8 63.3 72.0
5
5,05 3,88
5,74
96
120 221
3.714

1)
Ontleend
aan het
..lnstitut
für
Konjunkturforschung”.
2)
Ontleend
aan
Wirtschaft
und
Statistik”.
3)
De
cijfers
hebben
betrekking
op het
einde van
de
maand,
resp. van
het
jaar. a) waarvan
5, b)
1,
c) 2,
d)
1,
e)
7
buitenl.
em. in
Duitschiand.
4
)12-30
April.
v)
voorloopig.

17 Januari 1934
CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE GROOT-BRITTANNIË.

97

Productie, Handel en Verkeer.

Productie-index’) van
Buiteniandache handel
2
)
Scheepvaartverkeer

Invoer
Uitvoer
,
.
Indexcijf. v.

•fl

0
N
:.

0.
•-
°’
.2
9

o.2

<
.
•E0-
‘-
±

Gemiddelde van 1924
=
100
10001
Miii.
£

0000 tons
1924
=
100
MiIl.

1925..

97,5
91,7
85,4 90,2
69,7
106,0
93,0
123,6

1.338 110,3
35,5
26,7
64,4 51,4
45,9
463 519
95
86
8,65
1926..

75,3
46,1
33,4
43,4
52,0
113,8
81,6 106,7

1.506
103,6
32,7
26,3 54,3
44,9 49,3
535
391
108
98
7,12
1927.. 108,1
94,6 99,8 111,0
103,6
122,0
97,6
120,5
159
1.179
101,71

29,3 26,9
59,1
47,0 42,3
505 529
107
95
9,15
1928.. 102,5
89,6
90,5
104,0
90,6
114,9
101,2
107,8 214 1.290
99,8
27,9
26,5 60,3
48,2
39,5
503
537
97
87
8,63
1929.. 110,6
96,8
103,7
118,4
105,9 116,1 102,8
108,4 225
1.263
101,9
28,3
27,9 60,8
47,8
41,1
522 573
107
84
8,91
1930..

98,5
91,8
84,8
90,5
91,7
115,7
81,6
84,1
193
1.991
87,2 20,9
25,6
47,5
36,6
39,6
531
549
77
65
8,29
1931..

84,1
83,0 51,4 63,8
37,7
106,5
81,7
8,5
216 2.717
71,9
14,5
21,8
32,4
24,2
39,5
503 486
61
67
7,54
1932..

84,9
79,4
48,9
64,8
20,4
98,2 88,0
89,0 287
2.828
58,6
13,7 13,1
30,4
23,0
28,2
470 447
48
64 6,24

an.’32
(
305
2.855 62,3
16,9
13,3
31,1
23,,4
31,2 423 454
51
62
6,67′
Febr.

91,385,4
54,2
67,0
27,2
105,9
89,2
100,9!
309
2.809
70,2 15,4
20,1
30,0
22,6
40,2
465 410
51
65
6,90
5irt.
300
2.660
61,1
16,5
13,0 31,2
24,2 29,9
413
428
51
69
6,64
Apr.
(
306
2.727
53,5
13,4
11,8
34,8
26,8
18,7 435
446
71
69
6,44
Mei

83,2
78,8
51,7 63,9
20,5
95,5
96,1
94,0
289
2.822
55,7
13,7
11,6
30,2
23,2 25,5
477 426
71
66
6,04
Juni
296
2.843
57,5
13,5
11,8
29,7 22,9
27,8
513
465

58
6,08
Juli
(
271
2.921 51,9 10,8
11,4
29,3
22,4
22,6
502 480

56
5,47
Aug.

77,8 69,3
44,5
61,4
17,3
92,0
81,8 73,3J
219 2.947
53,3
11,7 13,1
28,6 21,7 24,7
513
450
45 59
5,73
Sept.
270
2.925
54,3
11,2
12,1
26,2
19,8 28,1 491
477
55
64
6,14
Dct.
300
2.810
60,8
11,9 13,5
30,4
22,7 30,4
483
435
61
63
6,38
ov.

87,2
83,9
45,3 67,0
16,5
99,3
90,1
87,9
313
2.849
61,6
13,7
13,2
31,1
22,5
30,5
435
441
58
65
6,55
Dec.

J
262
2.776
60,6
15,6 12,7
32,4
23,6
28,2
455 429
62 67
6,123

lan. ’33
281
2.955
54,1
15,1
11,5
29,2
22,1
24,9
440
440 60
64
6,02
3

Febr.

88,085,5
48,7
75,1
18,4
87,3 88,0
95,7
257
2.915
49,1
13,2 10,5
27,9
21,4
21,2
403
409
61
63
6,33
t1rt.
315 2.821
56,3
14,1
12,8
32,6
25,4
23,7
476 443

60
6,45
April
245
2.738
51,2
13,0
11,4
26,4
20,5
24,8
464 420

58
5,77
4ei

88,8
73,0
55,3
83,7
21,0
115,9
94,1
89,7
340
2.626
57,3
14,5
12,6
30,8
23,5 26,5
524 478
64
59
6,16
Juni
317
2.498
53,8
14,0
12,2
28,5 21,7
25,3
531
485
64
61
5,60
Juli
(
362
2.508
53,7
14,9
12,0
29,8 22,8
23,9
549
482
64
61
5,85
Aug.

87,6
71,1
58,4 87,2
22,1
110,1
80,0v
91,3 340
2.459
56,8
16,4
13,0
31,0
23,9
25,8
566 512
61
60
5,55
3ep,
2.375 57,8
14,5
13,1
32,2
24,6 25,6
568 516
61
56
6,13
)ct.
(
2.3351
61,8
15,0 14,2
34,1 26,1
27,7
643
476
64
61
6,43
3

N7ov.
.
.
2.309
63,7
17,0
14,534,4
25,7
29,3
498
478
60
64
Dec.

)
1)
Productie-index van de London en Cambridge Economic Service, met uitzondering van dien van kunstzijde, welke aan de Board of Trade
is ontleend.
2)
De cijfers over de jaren 1925-1929 zijn maandgem.
3)
4 wekelijkach gemidd. na
1931, dus 13 cijfers per jaar. 6.43 behoort bi Sept.

Kapitaalmarkt
Prijzen
‘Z

Effectenbeurs’)
EmissiesS)
Geidmarkt
j
4)

Indexci fers v. Koersen van

.

.


grooth.prijzenS)
>
00
-0
E
4

Datum
Vasterente-
drag.fonds.-

.

5
-o
..L
0
0
.
0
0.4
0.0
0
i”°
1

:

20

n0a
S2


.2
LondenscheBanken
4

— —

____
1924

100
MilI.
£
Miii.
£
/o

_____————

°/o
192400
O/
o

O/,

1925
109
98,3
101,8
18,3
11,0
4,8
2,5
2.983
1.662 856 226
3,47
4,15 95,9 100,4 93,5
100
100,6
413
115
96,4
103,8
21,1
11,7
4,4 5,0
2.946
1.665
892
216
4,01 4,49
89,1
93,1
87,0
98
100,4
370
124
96,9
103,2
26,2
14,7
1,3
4,23.068
L7Ï3928
218
3,71
4,24
85,1
91
1
4
81,8
95
100,7
381
1926
……….

142
99,2
100,8
30,2
18,3
7,1
4,8
3.276
1.766
948 237
3,56 4,16 84,4
91,6
80,7
95
99,8
365 1927
………
1928.

………
139
96,3 104,0
21,1
13,3
4,5
3,3
3.328
1.800
991
229
4,58
5,31
82,2
87,4 79,4 94
100,2
345
1929
………
112
99,4
100,7
19,6 10,6
5,8 3,2
3.232
1.801
963
264
2,36 2,62
72,0
75,4
69,7
90 981

369
98,7
101,8 7,4
3,5
3,1
0,8
2.651 1.760
957
270
2,92
3,57
62,7 67,0
60,3
84
97,1
389
84
112;4
90,3
9,4
7,0
2,4

2.319
1.791
843 308 1,64
1,94
61,1
66,5
58,4
82
954
415

1930
……..
1931 ……….87

Januari 1932
82
93,4
107,5
2,9
0,3
2,6

2.046
1.714
905
239
4,46 5,65
63,7
69,0 61,0
84
964
435

1932..
……..

Februari
80,5
93,7
107,2
12,0
9,1
2,9

1.875
1.659 902 208
4,27
5,11
63,4
68,7
60,7
84
954
431
Iaart
86
103,4
97,0
12,1 11,1
1,0

2.572
1.676 902 217
2,48
2,64
63,0
69,5
59,7
83
954
470
April
83
104,5
96,0
18,0
9,6 8,4

2.210
.1.681 881
240
1,98
2,36
61,6
69,2 57,8
82
954
468
1’lei
77
109,4 91,7
12,3
8,9
3,4

2.317
1.699
871
246
1,38
1,57
.60,6
68,8 56,5
81
954
390
Juni
73
108,8
92,5
17,5
15,4
2,1

2.443
1.764 852 278
0,94
1,06
58,9
66,8
55,0
82
954
375
Juli
83
121,7
82,7
3,3
3,2 0,1

2.992
1.804
836 317
0,67 0,98
58,8
64,9 55,7
81
954
413
Augustus
86.
120,2
83,9
. –
– –
2.192
1.851
816
374
0,71
0,72
59,9
64,5 57,5
81
954
383
september
90
121,5
82,7



. –
2.072
1.865 803 392
0,65 0,69 61,4 64,6
59,7
82
954
435
)ctober
90
126,8
79,0
19,7 11,8
7,9

2.398
1.893 795
390.
0,71
0,84
60,8
63,8
59,3
82
95 383
Tovember
92
122,9
81,8
10,8
10,3
0,3
0,2
2.281
1.898
785
391
0,69
0,77
60,8 64,0
59,1 82
944
439
December

122,7
81,9
4,3
4,0
0,3

2.435
1.983 773 408
0,75
0,93
60,8
64,8 58,7
81
944
355

Januari

1933 95
122,3
.82,2 8,3
7,9
0,3
0,1
2.250
1.983 764
431
0,75
0,92
60,3
64,1
58,4
81
944
395
?ebruari
96
123,6
81,3
7,2
4,9
1,8
0,5
2.268
1.957
766
386
0,75
0,88
59,5
62,8
57,8
80 94
411
tlaart
92
122,4
82,1
13,5
12,3
1,2

2.574
1.925
766
348
0,58
0,68
58,7
61,4
57,4
79
94
486
pril
93
125,3
80,2
8,3
7,3

1,-
2.039
1.930
764
338
0,63
0,66
58,5
60,6
57,3
78
94
336
fei
98
123,1
81,5
14,6
9,3
5,0 0,3
2.253
1.944
775 346
0,58 0,53
59,7
61,4 58,8
78
94
398
Euni
101
123,1
81,5
17,5
16,0 1,1
0,4 2.070
1.978
775 352
0,58 0,48 61,2 62,3
60,6
79
94
ruil
108
121,6
82,5 6,0 5,2
0,3
0,5
2.465
1.973 768
362
0,58
0,51
61,5
61,0
61,8
80
94
ugustus
106
124,3
80,7
21,2
1,3
15,6
4,39)

2.142
1.966
758
359
0,62
0,40
61,7 62,3 61,3
81
94
eptember
110 126,2
79,3
7,1
6,7
0,2
0,2
0,63
0,42
62,0
63,1
61,41
81
94
)ctober
115
126,3
79,3
10,0 6,8
3,0
0,2
0,75 0,72
61,8
62,4
61,41
82
94
ovember
114 126,4
79,4
12,8
12,2
0,5
0,1
0,75
1,07
61,9
62,5
61,5
82
94
)ecember

.
113
127,5
78,4

6,4
5,1
0,9
0,4
0,75
1,22 94
‘)
London and Cambridge Economic Service.
2)
Volgens Mfdland Bank Ltd.
3)
London Banker’s Clearing-House Returns.
4)
Wekelijksche
gemiddelden..
5)
Board of Trade.
6)
Ministry of Labour.
7)
London and Cambridge Economic Service.
8)
Soclété des Nations.
9)
Leening
Australische regeering.

98

CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE DE VEREENIGDE STATEN. 17 Januari 1934


:

Productie
1),
Handel enVerkeer

Productie-index van

.
Buitenlandsche handelS )
Q


.
Datum

fl
!
il
U
iji

Uitvoer

Invoer
0.

.E•
1-
;
T
otaali
d

Totaali
kaatn

E
5

Gemiddelde van 1923-1925

100
1

19231925
Miii. $

1925
. . . .
104
105
99
99
104
106
106
104
107
122
103

99.6
100.9
352
146
409
154
50
1926
. . . .
108
108 108
110
105
110
113
104
108
129
106
109
2

101.4
104.3
369
149
401
163
32
1927
….
106 106 107 99
122
105
104
113
86
129
103
122
98.8
102.0 349
133
405
165
56
928
. . . .
111
112 106
96 122
115 119
107
110 135
103
107
97.2 101.8
341 122
427 188
86 1929
. . . .
19
119 115
102
137 127 130
115
135
117 106 115
101.1
107.7
367
130
437 211
70
1930….
96 95
99
88 122 87
95
91
85 92
92
87
87.8 87.4
255
84
315
158
60
1931
….
81
80 84
73
116

60 94 60 63
75
88
74.4 66.0
174
54
198
93
24
1932
….
64
63
71
58 106

31
83
35
28
56
8.1
62.4
45.3
110
30 131 52
21

Jan. ’32 72
71
77
58 111

43 89 45
31
64 83
68.1
52.4
136 38
150
55
15
Februari
69
68
78
63 109

41
86
35
27 62
85
67.8 53.6
131
37
154
57 23
Maart
67
64
84
70 109

34
82
28 26
61
85
66.4
52.3
131
36
155
61
24 April
63 61 79
55 112

32
65
35
27
59 68
64.0
48.7
127 36
135 59
Ii
Mei
60
59 67 49 109

29
59
45
26
54
63
62.1 46.2
112
28
132
61
20
Juni
59 58
63 45
105

25
63 47
27 52 64
60.0 42.6
110
30
114
53
4
Juli
58
57
64
46
104

25
69
33
27
51
63
57.2
39.6
79
20
107
47
27
Aug.
60
59
65 50
104

23 90 23 30
51
82
58.8
40.1
91
22
109
46
18
Sept.
66
66
70
58
104

28
104
24
30
54
99
60.3
42.1
98 27 132 46
34
Oct.
67
86 74 67
103

31
99
17
29
57
98 61.1
43.5
105
27
153
49
48
Nov.
65
63 75
66
106

31
92
31
27 57
95
61.2 41.8
104
28
139
47
34
Dec.
66
64
76
86 96

27
91
60
28
58
93
80.6 40.9
97
29
132
45
35

Jan. ’33
65
64
73
57
107

29
87
48
22
56
88
59.4
39.2
96
27
121
44
25
Februari
63
61
79 63
110

31
84
33
19
54
87
59.4
40.0
84
21
102
42
18 Maart
60
56
81 51
122

22
76
27
14
50
86
56.6
36.9
95
24
108
47
13
April
67 66
72
55
108

35
1

85
44
14
53
91
57.7 38.6
88
21 105
48
17
Mei
78 78
78
57
134
-.
49
108
51
16
56
113
60.6 42.0
107
25
114
48
7
Juni
92
93
84
64
134

72
133
66
18
60
139
64.8
46.2
122
34
120
46

2
Juli
100
101
90
76,
132

100 130
70
21
65 135
70.1
49.9
143
46
144
53
-1
Aug.
91
91 91 75
134

80
114
61
24
61
120
73.3 55.7
155
51 131
50
-24
Sept.
84 83
87
65
125

66 99 56 30
60
103
74.3
57.6
147
48
160
54
13 Oct.
77
77 81
61
119

61
92
46
35 58
104
73.9
57.4
151
47
194
61
43

De
indexcijters
betreffende
de productie,
de
wagonverladingen,
het katoenverbruik,
het aantal
tewerkestelden
en de betaalde
bonen
zijn
ontleend aan
het Federal
Reserve
Bulletin.
Wat
de index
van
de industrieele
productie
betreft,
deze
is samengesteld
uit
de gegevens
van 58
industrieën
nl. 50
van
van fabrikaten
Maart-Dec.
en 8
van mineralen.
der
1925-1929
v)

Gemiddelde
De
cijfers
jaren zijn maandgemiddelden.
=
voorloopig.

Kapitaalmarkt

Geldmarkt


Prijzen
Effectenbeurs
Emissies
lndexcijfer van
Binnen- en buitenl. Binnenlandsche

.
_
8

u
o
_
O.O.sc
3
0.

1928
=
100
milI.
in miljoenen dollars
1926= 100
1923

$
100
1925
90
88
90
95
95.3
2.336
518
76
101
417
391
300
91
127
4.20
3
1
4
1
/
104 110
103.8
1926
100
100 100
100
97.0 3.293
528
91
98
430
433 313
120
95
4.50
3#
41
100 100
103.8
1927
118
118
119
116
98.9
4.433
649
179
126
523 519
388
131
130
4.05
3
41
95
99
101.6
1928 150
154
129 149
98.7
6.440
676
156
256
420 566
446
120
110
6.05
4
,
1
16

41
97
106
100.4
1929
190
1.891
147
235
95.7
3.990
849
117
508
341
786 668
118 63
7.74
51/
51
95
105
100.0
1930 150
141
125
215
98.3
1.894
585
54
129
456
501
374
127 84
2.87
2
3i5
86 88
96.2
1931
94 87
72
148
95.9
587 259
76
26
233
238
129 109
21
1.74
191
5′,
73
85
86.7
1932
48 46
26
79
80.1
371
99
44
2
97
97 27
70
2 2.05
181
1
,
2%
65
48
.77.6

Jan.’32
58 54
37
94
81.0
512
185
14
4
181
185
47
138

2.65
2_3
3_4
67
53
81.4
Febr. 57 53
34
93
80.4
525
74
21 4
70
74
39
35

2.50
2_
3_4
66
51
80.1
Mrt.
57
54
32
93
83.7
533
161
29
1
160
161
48
113

2.50
2_1
34
66 50
79.6
April 44
42 22
73
80.2
379
71
72

71 71 15
56

2.50
_2*

3
J
-j
66
49
78.8
Mei
40
38
17
68
76.0
300
91
32

91
91
7
84

2.5,0
f_1
2
J
-3i
64
47
77.9
Juni
34
34
14
55
72.8
244
78
64

78
78
4
74

2.50
1
2_3
64 46
.77.2
Juli
36
36
16
55
75.1
242 104
50
1
103
104
63
41

2.08 1 2
1
-1
65
48
77.0
Aug.
53 52 29
84
84.3
332
62
111
2
60 60
.26
34
2
2.00
1
2~21
65 49
76.8
Sept.
58
56
35
91
87.0
380
93
4

93
73
7
66
20
2.00
1
2-1
65
49
76.6
Oct.
.

50
48
28
81
85.2
325
98
24 2
96
94
49 45
4
1.35
1
~
_21
64
47
76.1
Nov.
48 45
26
78
83.1
338
44
31
2
42
44
11
33

1.00
1
1
1_
64
47
75.6
Dec.
47
45 26
80
82.2
347
123
35
4
119
128
10
112

1.00
1
1
-1
63
44
75.1

Jan.’33
49
46
28
82
84.1
359
65
45
3
62
65
22
43

1.00
1_4
61
43
73.7
Febr.
45 43
27
73
82.5
360
20
37

20
20
1
19

1.00
1
1
-1
60
41
72.1
Mrt.
43
42
26 87 76.7
311
16
3
3
13
16
3
13

3.32
1*_3.4_4

60 43
71.8
Apr.
48 49
26
64
75.4 322 25
20
1
24
25
17
8

1.37
_1
2_3k

60 45
71.5
Mei
63 65
38
79
82.0
529
44
16
3
41
44
4
40

1.00
1
2-21
63
50
72.1
Juni
75
77
44
97
86.8
780
110
112
9
101
110
12
98

1.00
1
1.2
65 53
72.8
Juli
80
84
53
98
89.6
916
117
45 53
64
117
53 64

1.00
.-4
IJ-J
89
60 75.2
Aug.
75
79 49
87
89.9
917
46
7
14 32
46
14
32

0.98
*-
4
70
58
76.9
Sept.
75
81
47
80
87.9
897
64
30
9
55
64
9
55

0.75
k
4
71
57
77.9
Oct.
70
76
40
75
86.5
776
59
1
3
56
59
3
56

0.75
4
71
56
78.0
Nov.
69
77
38 70
82.6
789
88
2
7
82
88
7
82

0.75
4

Auteur