iB APRIL
1985
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
E
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
18E JAARGANO
WOENSDAG 12 APRIL 1933
No.
902
NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatorcn: Mr. 0. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate, Onder-
Voorzitter; C. H. van der Leeuw, Penningmeester; Mr. W.
31. van Lanschot; Mr. L. J. A. Trip; E. D. van lValree.
I)irectenrcn: Prof. Air. F. de Vries; Prof. Dr. N. J. Polak;
Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart, Directeur-Secretaris.
ECOXOJIISCII-STATISTISCIIE BERICHTEN.
C0.1IMZSSIE VAN ADVIES: Prof. Mr. D. van Blom; J. van Jlassclt; Jhr. Mr. L. II. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mondde;
Prof.
Dr. N. J.
I’olak; Mr. Dr. L. F. 11. Regout; Dr. E. van lVcideren
Baron Ren gers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
Al. Verrjn Stuart.
Redactcur-Sccrclaris: Dr. II. Al. II. A. van der Volk.
Secretariaat: Pieter de lioochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Mr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonncment
vol qens tarief. Adininitratio van abonnementen en adver-
tenties: Nijfjh
tG
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravcnhage. Postchèque- en giro-rekening No.
143192.
BERICHT.
In verband met de a.s. feestdagen zal het volgend
nummer een dag later verschijnen.
2 APRIL 1933
Op de geidmarkt bleef de geldruimte ook deze week weder
aanhouden. Iii de tarieven kwam intussehen niet veel ver-
andering. De prolongatierente noteerde weder 1 pOt. en
callgeld bleef op omstreeks
34
pCt. goed verkrijgbaar.
Alleen particulier disconto was iets lager, vooral door het vrijwel geheel ontbreken van wissels. De posten, die aan-geboden werden, konden voor pCt. gemakkelijk plaatsing
vinden. Ook in schatki stpa pier ging weinig om tot vrijwel
onveranciercie koersen.
* *
*
Blijkens den weekstaat van De Nederlandsche Bank nam
de binnenlaudsche credietgeving met
f
5,4 millioen af; de
post biuneulandsche wissels daalde met
f
454.000 en de
post Leleeuingen met
f
4,9 millioen. De buitenlaudsche wis-selportefeuille is met
f
404.000 gestegen; daarentegen liepen
de diverse rekeningen onder de activa der Bank met
f
650.000 terug.
i)e goudvoorraad blijkt met f 7
millioen te zijn vermeer-
derd; cle voorraad zilver nam met
f
716.000 af.
–
Onder de passiva der Bank vertoont de biljettencirculatie
een inkrimping van
f
19,8 millioen. De siddi in rekening-
courant stegen met
f
20,2 millioen; de saldi van ‘s Rijks
schatkist en van anderen klommen respectievelijk met
f
6,3 millioen en
f
13,9 inillioen. Het beschikbaar metaal-
saldo bedraagt
f
6,— millioen meer dan de vorige week;
het dekkiii.gsperceiitage is onveranderd op nagenoeg 83 pCt. blijven staan.
* *
*
Deze week is op de wisselmarkt betrekkelijk kalm voor-
bijgegaan. De omzetten waren ook nu weder gering.. De
aandacht werd wel hoofdzakelijk getrokken door de daling
van den Markenkoers, die door tal van ongunstige factoren
beïnvloed werd. In de eerste plaats bracht het bericht, dat
het disconto-crediet door de Reichsbank zal worden terug
–
betaald al dadelijk een onbehagelijke stmming op de markt.
Daarbij kwam nog, dat toevalligerwijze groote posten Mar-ken ten verkoop aangeboden werden, waarvan de plaatsing
door gebrek aan koopers nogal moeite scheen te kosten,
wat de koers ook al geen goed deed. Dan waren er de Duit-
sche vluchtelingen, die over de grijs kwamen en die zich
niet alle gehouden hadden aan de voorschriften, dat slechts
bI. 200 aan bankbiljetten mochten worden uitgevoerd. Door
hot groote aanbod van bankbiljetten daalde de koers van
58.80 tot ouder de 57, waarop tenslotte weder een reactie
tot 58.15 volgde. Tenslotte viel er veel aanbod waar te
nemen van effecten-Sperrmarken; ve1n. die de toestanden
bij onze Oostelijke uaburen niet vertrouwen, hebben getracht
zich van hun bezit te ontdoen. De koers liep dan ook tot
onder de 34 terug; slot ca. 35.50. Hoewel de twee laatst-
genoemde punten wel geen directen invloed op den koers
van uitbetaling Berlijn hebben, kan toch den psyehologi
schen invloed daarvan niet worden ontkend. Over cle geheele week genomen, toonde cle Marken-koers het volgende beeld:
58.90-57.60-58.50. Het Pond Sterling lag zwakker in de
markt: 8.49-8.46. Dollars fluctueerden hier slechts weinig: 2.4780-2.4750-2.4775. De verlaging van het officiëele dis-
conto te New-York tot 3 pCt. had natuurlijk geen invloed.
Het particulier disconto voor baukaccepten is tot 134 . pCt.
teruggeloopen. De opheffing van het goud-embargo gaf
weder een zeker vertrouwen in de toekomst van den Dollar, waarover nog niet door een ieder gunstig wordt geoordeeld.
InLonden was de Dollarnoteering tamelijk stabiel 3.4234-3.4134. Fransche Francs vaster: 9.74-9.747s. Belga’s zon-
der veel verandering rond de 34.55. Zwitsersche Francs
47.84-47.863.4. Lires bleven ongeveer. 12.68. Peseta s ca.
21. De Noordelijke wissels met het Pond iets lager: Ko-
penhagen 37.80. Oslo
43.3234,
Stockholm 44.80. Canadeesche
Dollars 2.0534.
Op de termijnmarkt was het niet gemakkelijk tot zaken
te komen; meest had de markt een eenzijdig karakter. Pon-den noteerden op één- en drie-maanden
–
‘/
:Lo
en.
8/is
c. agio.
Dollars deden 100 en 285 punten disagio. Franscie Fraics
1 en
234
e. déport.
.Vaii de goudmarkt valt weinig te zeggen. In baren vielen
slechts weinig omzetten te noteeren; cle slotprijs was ca.
f
1.648. Engles deden 2.5034 en Sovereigns 1.19. Over
Marken-bankpapier is hierboven reeds een en ander ver-
meld. Shilling-noten noteerden 26.30.
LONDEN, 10 April 1933.
De verschillende coupon- en dividend-gelden per 1 April
waren in het begin van de vorige week blijkbaar nog niet
in de markt teruggevloeid, zoodat geld beter bruikbaar was
dan verwacht was. Half April zijn de £ 10 millioen uitge-
lote stukken der 3 pCt. Treasury Boncts betaalbaar, zoo-
dat geld overvloedig zal blijven.
Op de discontomarkt had men verwacht, dat de nieuwe
scha.tkistpromessen tegen een voor de markt gunstiger per-cdutage zouden worden ingeschreven (pim.
il/10.
Het was
daarom een heele teleurstelling toen de gemiddelde koers
8
/
pCt. bleek te zijn, zooclat op de inschrijvingen van cle
markt niet werd toegewezen. De noteering voor clrie-maands
prima bankaccepten is nu
9/16-11/16
pCt.
Op den bankstaa.t van Woensdag M. komen de verande-
ringen in de cijfers in verband met de verlaging der fidu-
ciaire biljetten-uitgifte tot uitdrukking.
De verhooging tot £ 275 millioen, waartoe na September
1931 veiligheidshalve was besloten, is nooit anders dan eene
formaliteit geweest, daar er in de practijk van de verhoog-
de uitgifte nooit gebruik is gemaakt. Nu de Bank door hare
goudaankoopen hare reserve belangrijk heeft versterkt, is
de •verhooging van cle t iduciaire uitgifte voorloopig althans onnoodig en daarom vervallen.
296
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April
1933
VERSNELDE BRUGGENBOUW.
Voor den schrijver van een artikel in de E.-S. B.
van 19 October 1932, waaibij versnelde uitvoering
van het wegen- en •bruggenplan in overweging werd
gegeven, was de indiening van een wetsontwerp om te
komen tot versnelden bruggenbouw uitteraard een
voldoening. Verbetering van de verbindingen tusschen
de verschillende deelen van ons land, versterk:ing van
den band tusschen Rotterdam en de Zuidelijke provin-
ciën, orders voor de noodlijdende metaalindustrie,
arbeid voor werklooze metaalbewerkers, het is alles
toe te juichen. In beginsel kon men voor dit wetsont-
werp gunstig gestemd zijn.
Geldt dit ook voor de uitwerking? Oppervlakkig
beschouwd vertoont deze overeenkomst met de gedach-
ten, in bovenvermeld artikel in October ji. door mij
ontwikkeld. Ik gaf in dat artikel o.a. in overweging,
voor den bruggenbouw concessies te verleenen aan
particulieren, die het recht zouden verkrijgen tot het
heffen van bruggeld, totdat het Rijk de verbinding
overneemt of totdat een bepaald bedrag aan brug-
gelden is gebeurd. Het wetsontwerp betreft zulk een
concessie, te verleenen aan de N.V. ,,Versnelde Brug-
genbouw”, met recht van tolheffing tot 1947. Brug-
gen bij Rotterdam, Dordrecht, Moerdijk en Hendrik-
Ido-A:m’bacht zouden op
•
deze wijze worden tot stand
gebracht en geëxploiteerd.
Intusschen worden •de bruggen, die deel uitmake
van de meer Oostelijk gelegen verbindingen tusschen
Zuid en Noord (Keizersveer—Vianen en Nijmegen-Arnhem) rechtstreeks door middelen uit het Wegen-fonds tot stand gebracht. De op Amsterdam gerichte
verbindingen van Brabant, Limburg, de Kempen,
Luik, de Rijnprovincie en de Betuwe zullen tolvrij
zijn. Daarentegen zal het verkeer van al die gewesten
met Rotterdam ôf den omweg over Utrecht moeten
maken, ôf bij ten minste twee bruggen tol moeten be-
talen. Het moeten wel dringende redenen zijn, die
ertoe leiden, het zoo bedrukte Rotterdam en het Wes-
telijk deel van NoordBra:bant in dit opzicht in on-
gunstige conditie te brengen.
Zeker, Rotterdam heeft liever een bruggenstelsel
met tolheffing dan den tegenwoordigen verentoestand.
Maar desuiettegenstaande is en blijft tolheffing een pis aller, waartoe slechts bij uiterste noodzaak dient
te worden overgegaan. En dit klemt temeer, waar
andere verbindingen tolvrij zullen zijn.
Zulk een uiterste noodzaak ware er, indien het Rijk
niet in staat zoude zijn, ht bruggenstelsel tot stand
te brengen, indien het voor financiering van de ver-
snelde uitvoering vereischte de kapitaalkracht van
Rijk en ‘Wegenfonds zou te boven gaan. In dat geval
zou men de versnelde uitvoering slechts kunnen be-
werkstelligen •door de financiering aan pdrticulieren
over te laten en dan zou men uitteraard dien ])arti-
culieren een bate in den vorm’ van tolheffing moeten in uitzicht stellen. Dit denkbeeld ontwikkelde schrij-
ver dezes in bovengenoemd artikel. De Memorie van
Toelichting tot ‘het onderhavige wetsontwerp deelt
mede, dat het ook door de Regeering is overwogen,
maar, gezien de groote moeilijkheden, aan de regeling
van de onderlinge verhoudingen en van de risico’s
verbonden terzijde gesteld. De versnelling van het
tempo, die van de medewerking van particulieren het
gevolg zoude zijn, is daardoor opgeofferd.
De versnelde bruggerbouw zal, volgens het plan,
gefinancierd worden door het Rijk, op enkele duizen-
den guldens na, waarvoor door andere publiekrechte-
lijke lichamen wellicht in het stichtingskapitaal zal
worden deelgenomen. Het Rijk zal de henoodigde gel-
den aan de te stichten vennootschap voorschieten
j
rente en aflossing zullen worden betaald uit de tol-
heffing en uit een jaarlijksohe bijdrage van het We-
genfonds.
Dit komt dus neer op versnelde uitvoering, ge-
financiérd door leening, ofwel op het brengen van de
uitgaven op den kapitaaldienst van de jaren, waarin
de uitgaven worden gedaan, teneinde ze eerst in latere
INHOUD:
Blz.
VERSNELDE
I1RUGGENBOUW
door
Prof.
Dr. N. J. Pofek
•
. 296
Omzetbelasting door
Mr. Dr. E. Te/cenbroek ……….
297
Het handelsverdrag tusschen Nederland en de Belgisch-
Luxemburgse.he Economische Unie door
D. C. Renooij
299
De structuur van de bevolkingsrubber in Nedeilandsch-
Indië door
Dr. W. H. de Jong
met Naschrift door
J.
F.
Hacco7
………………………………..
300
AANTEEKENINGEN:
De internationaje botermarkt in
1932 …………..
305
Statistiek van de prijzen van tuinbouwproducten….
306
INGEZONDEN STUKKEN:
De weg uit de depressie door
Prof. Dr. W. C. Mees
R.Azn.
met Naschrift door
Prof. Dr. C. A. Verrijn
Stuart………………………………….
306
ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..
307
I’IAANDOIJFERS:
Hypotheekrente in Nederland ………………..
308
Einissies in Maart
1933……………………….308
Overzicht der opbrengsten van het Staatsbedrijf
der P.T.T………………………………..
308
Giro.omzet bij ])e Nederlandsche Bank …………
308
STATISTIEKEN EN OvERzIcHTEN …………….
309-314
Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten. – Goederenhandel
jaren ten laste van den gewonen dienst te vereffenen.
Is dddrvoor nu een naamlooze’ vennoötschap, is dâârvoor nu tolheffing noodig? Ik geloof van niet.
liet Wegenfonds kan zelf van het Rijk leeningen op-
nemen, •het doet dat reeds, zij het onder andere aflos-
singsvoorwaarden. Maar de vorm is hier bijzaak,
hoofdzaak is de tolheffing. Terugbetaling in grootere
termijnen en/of over een, langere periode ten laste van het Wegenfonds maakt de tolheffing geheel overbodig
en verandert aan het financieringsprobleem tijdens
den bouw hoegenaamd niets.
De stukken, door de Regeering in deze aan de
Kamer overgelegd, bevatten een raming van uitgaven
en inkomsten. Voor bouwkosten is 21 millioen gulden
geraamd, te verwerken in zes jaar. Het Wegenfonds
zal volgens deze raming 14 jaarljksche termijnen van
f
1.600.000 bijdragen. Onderhoud en bediening komen
tot 1947 ‘ten laste der NV., hiervoor is een jaarlijksch
bedrag geraamd, dat van
f
125.000 in 1936 geleidelijk
stijgt tot
f
250.000 in 1944 en volgende jaren. Een
sedert 1936 stijgend ‘bedrag aan tolhaten is tot en met
1047 op totaal ruim 634 millioen begroot.
Zonder tolheffing zullen de bedieningskosten wel
25 â 50 mille minder bedragen. De netto-derving aan
baten zal dan op 6 millioen kunnen worden gesteld. Met de rente wegens langzamer amortisatie zou het
Wegenfonds deze inkomstenderving kunnen vergoe-
den door ng zes jaar zijn jaarljksohen termijn bij te
dragen. Zou dat een te zwaie last zijn voor dit Fonds?
Zeer zeker niet; het Fonds heeft jaarljksche vaste
inkomsten uit Wegenbelasting en Rijwielbelasting tot
een bedrag van thans 19 millioen, inkomsten, die door de ‘verkeersverbeteringen, vooral ook door het ophef-
f en van het isolement van de Betuwe, het Dordtsche eiland, IJsselmonde en den Alhlasserwaard, vermoe-
delijk ter dege zullen toenemen.
Bij deze berekening is gevolgd de raming, die in
de stukken voorkomt. Daarbij is op te merken, dat
men op een 5 pOt. rentevoet voor de leeningen heeft
gerekend. Tot dusverre verkreeg het Wegenfonds voor-
schotten van het Rijk tegen 4 pOt., ook in den tijd,
toen het Rijk zelf tegen 5 pOt. leeningen opnam. En
de onderhoudskosten van de ‘bruggen worden, in tegen-
stelling met wat tot dusverre geschiedde, niet ten 1ast van ‘het Rijk, maar ten laste van ‘het verkeer
over deze bruggen gebracht.
Met 4 pOt, rente, zonder tolheffing, met lagere be-dieningskosten, met onderhoud ten laste van den Wa-
terstaatsdienst, vraagt dit geheele plan een jaarlijk-
sche bijdrage van het Wegenfonds groot
f
1.800.000
tot 1.048 of van
f
1.600.000 tot 1051.
12 April
1933
S
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
297
Nogmaals, tolheffing heeft slechts zin, als het Rijk
niet tot financiering, tot uitwerking van plannen, en-
zoovoort in stant is, als dientengevolge de bouw op
zich zou moeten laten wachten. Maar als het Rijk dit
alles tôch op zich neemt, dn is er geen enkele reden
om de belanghebbenden bij een lbepaalden verkeersweg
de boete te laten betalen voor het feit, dat men dien
verkeersweg en dus die belanghebbenden bij andere
heeft achtergesteld.
T
ersne
ld
e
bruggenbouw, gefinancierd door het Rijk,
dient te impliceeren toivrijdom; het Wegenfonds heeft
vaste inkomsten genoeg om in den loop der jaren de
arnortisatie der bouwsommen te kunnen bewerk-
stelligen. P.
OMZETBELASTING.
De schatkist heeft op korten termijn geld .noodig;
het lbehoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat
men van Regeeringswege zoekt naar nieuwe inkom-
stenbronnen. De notd van onze schatkist doet ons
tegenover ‘belastingvoors’tellen minder critisch staan
dan in normale tijden. Betreft het
tijdelijke
heffin-
gen, dan steekt daarin niet zoozeer een gevaar, ook al zou men dezen graag dermate ingericht zien, dat
zij, van een principiëel standpunt bekeken, te aan-
‘aarden zijn. Betreft het een heffing, die voorbestemd
is, om niet van tijdelijken aard te zijn, dan is het van
groot ‘belang na te gaan, of de belasting principiëel te
verdedigen is; het feit, dat het betreffende voorstel
op korten termijn in het Staatsblad als wet moet ver-
schijnen, mag daarvoor geen lbeletsel vormen.
Zulks nu is het geval met het aanhangig gemaakte
wetsontwerp voor een omzetbelasting. In de Memorie
van Toelichting laat de Minister duidelijk doorsche-
meren, dat deze belasting, als zij er eenmaal is, wel
niet meer zal verdwijnen.
Het treft ons, dat aan een principiëele motiveering
van een omzetbelasting in de M.
Y.
T. zoo weinig aan-
dacht wordt ‘besteed. De M. v. T. somt een vijftal
voordeelen van deze belasting op, die op het eerst ge-
zicht reeds den indruk maken meer bedoeld te zijn
als een opsomming van practische, fiscaal-technische
voordeelen. Laten wij die in de M. v. T. opgesomde
voordeelen één voor één eens van meer nabij bekijken.
1.). ,,Hare opbrengst beloopt zelfs hij heffing van
een zeer matig percentage een aanzienlijk bedrag.”
Dit heeft de omzetbelasting gemeen met elke hef-
fing op een massaal verschijnsel, maar zegt omtrent
het principiëel gemotiveerd zijn der belasting niets.
Een du’bheltje of een kwartje geheven van allen, die
bioscopen, voetbal-, wiëler-, bokswedstrijden etc. be-
zoeken, geeft naar alle waarschijnlijkheid ook een
groote opbrengst. Bij een dergelijke belasting kan
men dan nog wijzen op het feit, dat men van men-schen, die in deze benarde tijden nog geld kunnen
besteden voor dergelijke vermakeljkheden, met recht
een offer voor den fiscus kan vergen; iets dergelijks
is bij de omzetbelasting niet mogelijk.
2) ,,Hare algemeene werking geldt gelijkelijk voor
alle bedrijven.”
Is dit wel juist? De heffing van 1 pOt. over een
omzet van een onderneming, wier ‘bruto winstpercen-
tage een fractie van 1 pOt. is, maar die ‘haar winsten
put uit het groote volume van haar omzetten, drukt op dat bedrijf heel wat zwaarder dan op een onder-
neming, die een winstmarge heeft van 10 of 20 pOt.
Prof. Dr. N. J. Polak
1)
heeft er reeds op gewezen,
dat deze belasting het leven voor den tusschenhandel
(de grossiers) nog moeilijker maakt. Welke reden ‘be-
staat daartoe? Grossiers, die zich in hun toch reeds
moeilijken strijd om het bestaan hebben weten te hand-
haven, hebben dit kunnen doen, omdat zij inderdaad
een nuttige functie verrichten. Kan men het nu wel
verdedigen, dat op deze tusschenschakel een druk
1)
Zie EconomischStatistische Berichten Jrg. 18, No.
896
pg. 170 e.v.
wordt gezet; wat blijft er zoodoende over van het ge-lijkelijk treffen van alle bedrijven? ,,Haar druk wordt over een groot oppervlak uit-geoefend en is voor niemand uitermate ‘bezwaarlijk.”
Uit het sub 2) vermelde blijkt reeds, dat dit laatste
niet geheel opgaat. De druk wordt weliswaar over een
groot oppervlak uitgeoefend, maar is niet overal ge-
lijk; op bepaalde plaatsen wordt zij nauwelijks als
druk gevoeld, op andere plaatsen zal ze, hoe laag
het percentage ook is, fnuikend zijn. Wat verstaat de
ontwerper overigens hier onder , ,druk”? In de
M. v. T. wijst •hij er op, dat deze ‘belasting op de koo-
pers zal worden overgedragen; zoo dit het geval is,
kan men, met hetgeen de ontwerper op di’t punt
schrijft, mede gaan. De druk van deze ‘belasting zal
zich dan over het geheele volk verdeelen. De omzet-
belasting zou het karakter hebben van een verterings-
belasting, zij het dan een verteringsbelasting, waar
elk element van draagkracht vreemd aan is.
1)
Maar
is de stelling, dat deze belasting op de koopers zal
worden overgedragen, wel geheel juist? Is het niet
meer in overeenstemming met de werkelijkheid, als
wij aannemen, dat voor sommige ondernemingen die
overdracht gemakkelijk zal zijn, voor andere onder-
nemingen die overdracht uitgesloten is, al naar de
geaardheid van vraag en aanbod in de betreffende
branches. En als nu eens een onderneming, welke die
belasting niet kan overdragen, •haar winst moet put-
ten uit een laag bruto percentage over een grooten
omzet, hetgeen geenszins een exceptie is, kan men dan
volhouden, dat de ‘belasting ‘oor niemand uitermate
bezwaarlijk is?
,,De opbrengst heeft een zekere stabiliteit.”
Wij vermoeden, dat de ontwerper hier onbewust
een vergelijking heeft gemaakt met de inkomstenbe-
lasting, wier opbrengst met de conjunctuur in sterke
mate schommelt; in een periode van depressie, als
vele contri’buabelen met ,,verlies werken”, is de op.
‘brengst dier belasting, wat hen betreft, zelfs nihil.
Vergeleken met de inkomstenbelasting is de op-
brengst van een omzetbelasting stabiel in dien zin,
dat men ook in
tijden
van depressie een zekere op-
brengst ervan mag verwachten, omdat er dikwijls wel
een omzet, maar geen winst zal zijn. Mag men dit ech-
ter wel als een voordeel van de omzetbelasting be-
schouwen; is ‘het wel zoo juist een ‘belasting ‘te leggen op een deel van het productieproces, zonder .dat bij de
heffing een verband gelegd wordt met de resultaten
van het productieproces? Overigens zal de opbrengst
van de omzetbelasting, op zichzelf beschouwd, niet zoo
stabiel zijn; de omzetten van de ondernemingen plegen
met de conjunctuur evenzeer, zoo niet meer, op en
neer te gaan als bijv. de winsten.
;,De perceptiekosten zijn in verhouding tot de
opbrengst zeer laag.”
Dit is juist, als men daarmede alleen bedoelt de
perceptiekosten, die de overheid te maken heeft. Voor
het bedrijfsleven zal de omzetbelasting zonder twijfel
tal van extra kosten met zich ‘brengen (administratie-
kosten, zegeltjesplakkerij, etc.), welke kosten men o.i.
voor een juiste beoordeeling van de belasting niet
buiten ‘beschouwing ‘mag laten.
Principiëel ‘beschouwd zijn de ‘in de M. v. T. aan-
gevoerde argumenten voor een omzetbelasting o.i.
niet bijster sterk te achten; die argumenten zijn ‘bijna
uitsluitend op de practijk afgestemd, en van louter
fiscaal-technischen aard. Zonder nu ‘op de waarde
van dergelijke argumenten te willen afdoen, mag er
toch wel op gewezen worden, dat voor de motivee-
ring van een belasting, vooral als deze ‘bedoeld is om
een blijvend karakter te dragen, naast dergelijke
argumenten principiëele argumenten niet gemist
mogen worden.
Wel wordt er in de M. v. T. nog op gee’zen, dat
in de meeste Europeesche Staten sinds den oorlog een
1)
Met uitzondering van de in art..
9 sub 1
genoemde
vrijstelling van de artikelen:. brood, aardappelen, mar-
garine en turf.
298
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April 1933
omzetbelasting is ingevoerd. 3u st het feit, dat die
invoering dateert uit de tijden n.a den oorlog, waar-
in, gelijk algemeen bekenacl is, op fiscaal en finan-
ciöel gebied het opportunisme ‘in ‘tal van landen hoog-
tij heef t gevierd, maakt naar ons gevoel het verwij-
zen naar het buitenland geen sterk argument. Ook
daar zal, gelijk thans hier te lande, die invoering wel
het gevolg zijn geweest van cle dringende nood van
de schatkist, hetgeen aan pri’ncipiëele bezwaren wei-
nig ruimte laat.
Het ontbreken van een principiöele motiveering
van de onizethlasting in de
M.
v. T. verwondert ons
intussehen niet, daar een dergelijke motiveering moei-
lijk of niet te geven is.
Het ontstaan van den belastingplic’ht is vastge-
kluisterd aan het omzetten van goederen, terwijl de grootte van cle helastingschuld bepaald wordt door
het bruto bedrag dier bmzetten. Daarin steekt een
uitermate willekeurig element. Waarom neemt men
hier cle omzetten en het bruto bedrag daarvan en niet
bijv. het aantal uren, dat er in de betreffende onder-
neming gewerkt is of de grootte van het kapitaal der
onderneming? Is er eenige correlatie aan te geven
tussehen de uitgaven ‘van dc overheid en de omzetten
in de particuliere o:n.dernemiugen o:f zit in die om-
zetten een draagkracht-element, dat met de grootte
van het inkomen van de physieke personen, die ,,ach-
ter” die on dernemingen staan, ‘verband houdt, zooda het te motiveeren is, dat men de omzetten als omslag-
basis ‘van de uitgaven van de Overheid genomen
heeft. Zelfs als men, gelijk sommigen doen, van
.,draagkraoht” bij ondernemingen wil spreken, ge-
looven wij niet, dat er eenigerlei verband bestaat
tusschen den omzet en hetgeen men onder ,,dr aag-
kracht” van een onderneiing pleegt te ‘ertaan; een
groote omzet kan gepaard gaan met een groot ver-
lies en een kleine omzet niet een groote winst.
Door de omzetbelasting ‘bovendien alleen te gaan
heffen over omzetten in roerende goederen, steekt in
clee belasting niet alleen een’ willekeurig element,
maar ook een onrechtvaardi,g element. Waarom moet
een ondernemer, clie roerende goederen omzet, daar-
s
–
oor een .,tol” aan den fiscu.s betalen, terwijl iemand,
die onroerende goederen omzet, die diensten “bewijst
(vrije• ‘beroepen, veemen, scheepvaarto:ndernemingen,
autobu sonciernern ingen, ete.), die rente, pacht of
liuréti ontvangt (d.i. tenslotte ook een belooning voor
het ‘bôwijzen van diensten), daarvan verschoond blijft.
Kan men in verband daarmede wel volhouden, dat
cle’ algemeene werk ing van deze belasting gelijkelijk
voor ali’e’bedrijven geldt, zooals cle
lvi.
v. T. vermeldt?
– Een omzetbelasting zou nog te motiveeren zijn, als
men. daarmede bepaalde sociale doelein den beoogde.
Ee:n. voorbeeld daarvan is de extra omzetbelasting,
die uien in Dui.tse’hland ‘momenteel van plan schijnt
te zijn te gaan ‘heffen van cle omzetten van de waren-
huizen en van zaken met een-heidsprijzen, teneinde
den. zelfstandigen middenstand te steunen. I)och ook
dergelijke doeleinden zitten bij de aanhangige omzet-
belasting niet voor; zij wordt alleen op een bepaald
onderdeel diens’tig gemaakt, om de overheidsbedrij-
ven en de productie-coöperaties te steunen (h’ieronder
komen wij daarop nog even terug).
!ir bljft niets anders over, dan te concludeeren,
dat cle omzetbelasting hie.r te lande op grond van
i’oii ter opportunistische reden wordt ingevoerd, het-
geen vooral door het feit, dat zij een bl•”end karak-
ter zal dragen, o.i. te betreuren is.
Van een doordacht belastingstelsel, waarin de
diverse heffingen, die de Overheid aan de volksge
nooten oplegt, in een evenwichtig systeem vereenigd zijn, kan •hier te lande al reeds nauwelijks gesproken
worden. Aan ons belastingstelse] is een opportunis-
tisch karakter niet vreemd en den naam ‘van ,,stel-
sel” mag het eigenlijk niet. dragen. In zooverre past
cle omzetbelasting daar wel hij. Het is een tweeling
zusje van cle Zegelbelasti.ng
en uit een principiëel
oogpunt’beschouwd even gebrekkig als deze.
Tot slot willen w’ij even stil staan bij ecni-ge -detail-
punten van het ontwerp, waaraan ecn politiek element
o.i. niet vreemd ‘is.
De verkoopen door de Overheid (Staat, provincie,
gemeente en andere publiekrechtelijke lichamen) zijn
vrijgesteld. De M.v. T. motiveert dit met er op te wij-zen, dat het geeu aanbeveling verdient pci bI iekrech-
telijke lichamen als ‘belastingpl’ichtig suhject in de belasting te betrekken, wijl alsdan de ten ‘bate ‘van
de gemeenschap opgebrachte gelden nogmaals het
voorwerp van heffing ten laste van de leden van die
zelfde gemeenschap, zij het deels in andere ‘hoedanig
–
heid, zouden worden!
Bij het vericoopen van roerende raken treedt – de Overheid doorgaans in privaatrechteljke functie op
en concurreert als zoodanig met de leden van de ge-
ineenschap. De overheidsbedrijven krijgen zoodoende
een voorsprong op hun concurrenten. Voor de-parti-
culiere bedrijven, die ‘bij den verkoop van hun artike-
len moeten concurreeren met overheidsinstellingen, is het door deze vrijstelling van de overheidsbedrij-
ven onmogelijk deze belasting op cle koopers over ‘te
dragen, terwijl de ontwerper juist als regel aanneemt,
dat deze ‘belasting op de koopers zal worden, overge-
dragen.
Ook de ‘verkoopen aan den Staat, aan provinciën,
gemeenten en andere publiekreehtelijk’e liclicimen zijn
vrijgesteld. De
Al.
v. T. schrijft te dien aanzien: ,,Wat
betreft de vrijstelling van de ‘verkoopen aan de hier
genoemde pu’bliekrechtelijke lichamen, zij opgemerkt,
dat de -belasting op den, kooper afgewenteld wordt,
zoodat de gemeenschap in haar geheel baten zou ont-
vangen, die door haar zelve en hare ondèrdeelen, –
en dus door alle belastingbetalers gezamenlijk – zou-
den worden opgebracht; het nuttig effect zou in
deze gevallen dus vrijwel uitblijven.” Ook hier wordt
aan overheidsbedrijven een voorsprong ‘in het han-
delsverkeer gegeven. Een gemeentelijke vischwinkel
bijv., die visch koopt, krijgt geen ‘belasting op zich
afgewenteld, een particuliere ‘vischwink’el wel. Ovei-
gens ‘bestaat er een. tegenspraak tussc’hun de inotivee-
ring van deze vrijstelling en de motiveering
–
vau de
vrijstelling van verkoopen door de Overheid, immers
aan deze laatste vrijstelling ligt de praemisso tëu
grondslag, dat de belast-ing niet wordt afgewenteld.
Artikel 3 van het ontwerp ‘bepaalt, dat niet al’s om-
zet ‘wordt ‘beschouwd, ni.a.w. niet belast wordt: ,,het
a:fstaau door leden van eene coöperiitieve vereeni-ging,
aan die vereeniging, van göederen;welke bestemd zijn
om, al dan ,n iet, na bewerking of ‘vcrwèrki ng in ‘liet
bec]rijf vati ‘de verccniging’,’ ‘door deze ‘teworc1ën yer-
kocht.”
De M. v. T. motiveert dit als volgt:
–
,.Er zijn lie’te lande tallooze coöperatieve ver
een igi ugen (coöperatiöve zuivelfa’briekdri , aardappel-
meel:Fabrieke’n, ,suikerfahrielcen), waaraan de leden
hunne grondstoffen leveren om in de’ fabriek der ver-
een iging tot producten te worden verwerkt. De netto-
opbrengst van de producten wordt aan de leden uit-
gekeerd. Waa:r de – door dc leden geieierde goederen
feitelijk het collectief eigendom van die ledén blij-
ven, die door -gemeenschappelijke rekening worden
verwerict en verkocht, schijnt het niet ‘billijk de over-
dracht van de bedoelde grondstoffe:n aan de vetee’ni-
ging aan belasting te onderwerpen.’ –
Deze motiveering vormt een schri1] tegns telling niet a:rt. 2 van het ontwerp, waarbij ‘bepaald is, dat
aan omzetbelasting onderhevig zijn :,,alle’ verplaat-
singen van goederen door of vanwege fa-brikanfen en
groot-handçlaren uit hunne fabrieken, vei’kplaatseut of opslagplaatsen naar hunne winkels of andere ver-
koops- of afleveringslokalen, waarin zopdanige goe-
deren voor hunne relcening rechtstreeks aan, ‘erhui-
kers plegen te worden ,yti’lcöht.”
De lvi. v. T. motiveert art. 2 met er op te wijzen, dat
de lbetreffendc otidernemin gen anders een voorspro:ng
zouden hebben op fabrilcan’ten en handelarn, die ,iet
in eigen filialen verkoopen, doch hun artikelen .ver-
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
299
koopen aan zelfstandig haudelende winkeliers. De-
zelf de redeneering is echter toepasselijk op coöpera-
ties, tot op zekere hoogte zelfs nog meer toepasselijk,
omdat men bij coöperaties te doen heeft met een
vol-
ledig eigendom, dat collectief eigendom wordt, ter-
wijl bij de filiaalzaken van een overgang van volledig
eigendom in collectief eigendom geen sprake is; de
betreffende goederen ‘blijven bij levering aan het
filiaal het volledig eigendom ‘van de betreffende on-
derneming. Betrekt men de filiaaloudernerningen in
deze belasting, dan is liet consequent ook de coöpera-
ties daarin te betrekken.
In verband met den, nood van de schatkist mag mcii
verwachten, dat de voorgestelde omretbelasting bin-
nen afzienbaren tijd in het Staatsblacl zal verschijnen.
Over het algemeen is het ontwerp niet ongunstig ont-
vangen ; het leek ons van ‘belang naast de vele bewij-
zen van instemming te wijzen op eenige principiëele
bezwaren tegen deze belasting.
Mr. Dr. E.
TnKENBROEa.
HET HANDELSVERDRAG TUSSCHEN NEDERLAND
EN DE BELGISCH-LUXEMBURGSCHE ECONOMISCHE UNIE.
Het nieuwe h a n delsverdrag tusschen Nederland en
België-Luxemburg, dat op 20 Febr. van dit jaar werd
onderteekend, zal in de plaats komen van het han-
dels- en sc’heepvaartverdrag van 12 Mei 1863 tus-
schen Nederland en België. Dit 1aaste verdrag werd aangevuld en gewijzigd bij de verdragen van 7 Dec.
1865 en 13 J’an. 1873. Nadien is het tot op lieden
onveranderd gebleven.
Beide overeukomsten beoogen de wederzijdsche
onvoorwaardelijke meestbegunsti.ging voor de gebie-
den’. in Europa en cle koloniën. In het verdrag van
1863 werd op de meestbegunstiging ten aanxien der koloniön (destijds alleen de Nederlandsche) een uit-
zondering gemaakt, met betrekking tot cle ,,’bijzondere
gunsten, toegestaan of in het vervolg toe te staan
ih
de Nederlaiidsche Oost-Indische koloniën aan de
Aziatische natiën van den Oosterschen Aichipel, voor
den invoer der voorbrengselen van hunnen grond of
IluniTer nijverheid of voor hunne uitvoeren”. (art. 1,
2e lid). Van Belgische zijde werd een u.itaondering
gemaakt t.a.v. de kortingen toegestaan aan het Fran-
che zeezout ..I,nt het nieuwe verdrag ontbreken deze
uitzondèrings’bepali ugen.
De meest,begunstiging in het verdrag van 1863 be-
t±of aanvankebjk alleen cle scheepvaart en het gbede-
renverkeer. In 1,866 werden ook de weerzijdsche on-
clerdaijen daarin betrokken.
Behalve de meestbeguiistigung bevatte ‘het oude ver-
drag ook eenige tariefbepalungen, t.iv. de vaststelling van den surtaxe voor Ne’derlandsch gedistilleerd, van
cle rechten op versche ‘v.isch, zoutevisch en visch
n.a.g. met uitzondering van zeekreeften, oesters en
andere schelpvisc’h, beide te betalen ‘bij invoer in Bel-
gië uit Nederland en van het Belgische uitvoerrecht
voor onvermengde wollen lompen bij uitvoer naar
Nederland. – – –
De surtaxe op het gedistilleerd werd ‘bij overeen-
komst ‘van 13 J’an. 1873 op’geheven, terwijl de invoer-
rechten op visch en ‘het uitvoerrecht
d-p
-lompen door
wijzigingen in het Belgische tarief zijn vervallen. Zoo-
doeruie bleef van het verdrag van 1863 feitelijk alleen
de meuitbeganstiging over.
Het nieuwe verdrag bevat geen tar:ief-bepalungen.
e
l
was liet aavankelijk cle bedoeling, blijkens de
nnededeeling van Dr. J. A. Nederbragt in Handels-
berichten ‘van .16 Mrt .1933, tarief’bepaiingen op te
nemen. Dit de.nkbeeld werd echter prijsgegeven, daar
bleek, ,,clat men niet binnen reclelijken -tijd over de
douanebepalungen tot overeenstemmi tig zon kunnèn
komen.’
2
liet komt ons voor, dat dit in verband met de
overeen-komst van Ouchy, ook niet gewenscht- zou zijn.
Zoolang nl. over-deze overeenkomst nog niet definitief
is ‘beslist, zouded taie’fonderhandelingen, waarbij on-
v’oorwaardelijke meestbegiinsti gin g zo ii geld en, si echts
tot vertroeheling aanleiding lctti:inen geven. De meestbegunstiging in het nieuwe ‘verdrag streict
zich uit tot goederen (art. 1 en 8) en emigratie (art.
17). Bovendien wordt de gelijlcstelling met de na-
‘tionale ‘behandeling vastgesteld voor zeeschepen en
binn envaartui-gen (behalve ‘voor de kn stvaart, waar-
voor alleen meestbegunstiging wordt gewaarborgd)
en de daarmede vervoerde passagiers;
Art. 19 verleent de nieestbegunstiging voor die ge-
vallen, waarin bij het verdrag niet is voorzien.
Ten aanzien ‘van
–
goederen komt het nieuwe verdrag
dus vrijwel overeen met het oude. Alleen is de formu-
leering van liet eerste veel uitvoeriger. .Degelij’kstel-
ling met de nationale ‘behandeling van de scheepvaart
gaat ‘verder dan het oude verdrag.
Men ‘heeft in het nieuwe verdrag ook rekening
gehouden met cle gewijzigde verhoudingen op han-
delspolitiek gebied. Zoo
–
bepaalt art. 1 in het 5e lid,
dat, ‘behalve het grensverkeer, 661c ‘buiten de algemeene
meestbegunstiging valt het sluiten van tolunies, ter-
wijl, in het 6e lid wordt tbepaald, dat de clausule van
de -meestbegunstigde natie niet zal kunnen worden in-
geroepen om nieuwe voorrechten te verkrijgen, die
in de toekomst door een der partijen mochten worden verleend in collectieve verdragen, waaraan de andere
niet deelnemen, indien deze ‘verdragen bij den Vol-
kenbond -zijn ingeschreven en openstaa:n voor de toe-
treding ‘van alle staten.
Deze clausule be’teekent feitelijk, dat de onvoor-
waarcielijke meestbegunstiging, welice in den aanhef
van liet eerste artikel is ‘vasitgesteld, in een bepaald
geval voorwaardelijk wordt gemaakt, voorzoover nl.
de multilaterale verdragen betreft.
Deze ‘bepaling -is in het onderhavige verdrag vol-
komen verklaarhaar, daar Nederland, België en
Luxemburg bij de overeenkomst ‘van- Ouchy de voor-vaarcleljke meestbegunstiging zelf in toepassing ‘heb-
ben gebracht. –
Art. 2 regelt de kwestie ‘der invoerbeperkingen. Het
omvat in eerste instantie de verbintenis, dat de par-
tijen tegenover elkaar geen in- of uitvoerverhoden of
beper1cingen zullen toepassen. Hiervan worden in de
eerste plaats uitgezonderd de invoerverboden en an-dere reglementeer.ingen met het oog op de volksge-
zondheid, de openbare veiligheid, de wering van plan-
ten- en dierenziekten, staatsmono’polies en dergelijke
maatregelen zonder heschermend karakter. Deze he-
pali.ngen komen eveneens voor in de overeenkomst van
Ouchy, welke ‘bovendien clev:iezenmaatregele’n uitzon-
clert. Hierover wordt in art. 2 van de nieuwe over-
eenkomst niet gesproken.
De heteekenis van do bepaling in het ‘le lid van
art. 2 wordt echter ‘vrijwel tenietgedaan, door het 3e
lid, waarin staat, dat niets in art. 2 inbreuk maakt
op het recht van
partijen,
in- of uitvoerverbocien of
-bepericingen in te stellen, of reglementeeringsmaat-
regelen te nemen, waardoor het ruilverkeer zou kun-
nen worden’ belemmerd, een en ander met liet doel in
abnormale ornstccnchjhecten
de
vitale ‘belangen
‘van
het land te beschermen. Wel’ wordt de ‘toepassing van
deze bepaling aan ‘bepaalde regelen ond:erworpen,’ten-
einde benadeeling ‘van de wederpartijen te -voorko-
men, maar het resultaat van art. 2 is tenslotte slechts,
dat ten aanzien van invoerverboden ed. de gewone
meestbegunstiging wordt toegestaan. Van meer ‘be-
teekenis is in d’it opzicht de ‘bepaling in de overeen-
komst van Ouchy, welke de contingenteeringsquota
limiteert tot- 100 pOt. van cle normale invoeren en
slechts voor ‘exce’p tioneele gevallen afwijking hiervad
toestaat.
Art. 3 regelt’ de wederzijdsche mededeeling van
tarief verhoogungen, teneinde benadeeliiag van de be-langen der partijen zooireel mogelijk te beperken. Art.
4 stelt ‘vast, dat een cer-tificaat van oorsproiig voor het onderling verkeer slechts ‘hij uitzondering en in
onvermijdelijke gevallen zal worden geëischt. Deze
bepaling houdt derhalve geen rekening met de over-
300
ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN
12 April 1933
eenkomst van Ouchy, die zonder certificaten van oor-
sprong moeilijk uitvoerbaar is.
Art. 5 geeft gelijkstelling met de nationale ‘behan-
cleling en meestbegunstiging voor goederen uit het
land der wederpartijen, welke in het land van een der
partijen aan fiscale heffingen worden onderworpen.
De vrijdommen van in- en, nitvoerrechten van art. 6
worden reeds toegestaan in de tariefwetten van Ne-
clerland en de Belgisch-Luxemburgsche Economische
Unie. Zij ‘betreffen voorwerpen, welke hersteld moe-
ten worden, emballage en dekkingsmateriaal, machines
e.d., welke alleen worden ingevoerd voor montage, be-
proeving en reparatie met de daarbij ‘behooreude ge-
ieedschappen en hulpmiddelen, gietmodellen, monsters
e.d., ‘voorwerpen voor tentoonstellingen en verhuis-
wagens, alles onder voorwaarde van wederuitvoer.
Van meer belang is art. 7, dat exportpremies ver-
biedt, behoudens wederzijdsch •goedvinden, onverschil-
lig voor welk artikel en onder welken naam of in
welken vorm ook. Het is de vraag, of sommige maat-fegelen, welke in Nederland genomen zijn of worden
voorgesteld tot steun aan de agrarische productie (b.v.
cie varkens- en kippenhouderij) wel met dit artikel
vereenigbaar zijn. Het aanvullend protocol bepaalt,
dat men zich nader zal verstaan omtrent de inwer-
kingtreding van art. 7. Zoolang de datum• hiervan
nog niet is vastgesteld kunnen zich derhalve geen
problemen ‘voordoen.
Art. 8 betref t den doorvoer. Deze is in ‘beide landen
vrij, zoodat cle meestbegunstiging hiervoor geen bij-
zondere gevolgen heeft.
De artikelen 9 tot en met 15 regelen de wederzijd-
sche gelijkstelling van de scheepvaazt met de nationale
scheepvaart en de meestbegunstiging voor cle van de
nationale behandeling u.itgezonderde kustvaart. Het
eerste lbeteekent ten opzichte van het verdrag van 1863
zeker een vooruitgang. Ook hterbij rijst de vraag, of db
steun, welke men in Nederland aan de scheepvaart
denkt te geven, niet door het nieuwe verdrag zou kun-
nen worden belemmerd, daar art. 12 o.a. bepaalt, dat
ten aanzien van de lading of de lossing van binnen-
vaartuigen in de havens, aan de nationale vaartuigen
geen enkel voorrecht zal wrorden toegestaan, hetwelk
niet eveneens aan die van cle andere partij zat worden
verleend, terwijl art. 13, 3e lid de vrijheid van lossen
en laden der voor het buitenland bestemde of daarvan
afkomstige goederen voor schepen uit cle ineclecon-
tracteerende landen nog eens uitdrukkelijk vaststelt.
Het voordeel van de nationale behandeling wordt
niet uitges
–
trekt tot subsidies, d’ie worden verleend
met het doel de ontwikkeling van de nationale koop-vaardij en binnenvaart te bevorderen (art. 16).
Art. 17 regelt de verleening van ‘het voordeel der
nationale behandeling en der meestbegunstiging voor
de werving, het vervoer, den doorvoer en de insche-
ping van emigranten, alsmede de vestiging van cmi-
gratiekantoren. Ten aanzien van toelating en door-
voer van emigranten richten partijen zich naar de des-
‘betreffende internationale overeenkomst. Overigens blijft de emigratie geheel onderworpen aan de natio-
nale wetgeving.
Art. 18 bepaalt, dat partijen elkaar wederzijdsch op
economisch •gebied zooveel mogelijk inlichtingen zul-
len verschaffen, welke ‘de wederzijdsche relaties kun-
nen bevorderen.
Voor de koloniën wordt in art. 20 een bijzondere
regeling gegeven. Ten aanzien van de Nederlandsche
is het verdrag van toepassing met uitzondering van de artt. 2 (regeling der invoerbeperkingen), 6 (vrij-:
dommen van in- en uitvoerrechten), 13, 2e al. (meest-
begunstiging t.a.v. de kust- en oevervaart), 14 (voor-deel van nationale behandeling ‘bij schipbreuk, averij
en oponthoud) en 15 (regeling van de handhaving der
orde en het kennisnemen van geschillen door consu-laire ambtenaren ten aanziQn van scheepspersoneel),
terwijl in verband met art. 13, 3e lid, dat de vrijheid
van lossen en laden van voor het buitenland bestemde of daarvan afkomstige goederen verleent aan schepen
uit het gebied der wederpartij, voor bepaalde goede-
ren, inzonderheid alcoholische dranken en narcotica,
aan de besturen in de Nederlandsche overzeesche ge-
westen het afzonderlijk sluiten van verdragen op
grondslag van meestbeguns-tiging of nationale behan-
deling, wordt voorbehouden. Verder wordt aan den
Belgischen Congo en Ruanda—Urundi meestbegunsti-
ging verleend in het Nederlandsche Rijk. Van Belgische zijde wordt bepaald, dat het verdrag
niet van toepassing is voor den Belgischen Congo en
Ruanda—Urundi, met uitzondering van art. 2.
Wel wordt aan de Nederlandsche vlag en de -goe-
deren uit het Nederlandsche rijk gewone meestbegun-
stiging in de Belgische koloniën verleend.
Het oude verdrag komt dus t.a.v. ‘de Nederlandsche
koloniën
vrijwel
overeen met het nieuwe, behoudens
de bijzondere gunsten aan Arziatische natiën in het
oude en de speciale ‘bepalingen in verband met art. 13,
3e lid in het nieuwe. Het verdrag van 1863 bepaalde
uiteraard niets over Belgische koloniën.
De oplossing van ‘geschillen ‘betreffende ‘het nieuwe
verdrag wordt opgedragen aan ‘het Permanente Hof
voor Internationale Justitie, ‘indien de oplossing niet
langs diplomatieken weg kan worden gevonden. Een
arbitrageclausule onMbreek’t in het oude verdrag.
Art. 22 regelt de inwerkingtreding en den duur.
Deze laatste zal 5 jaar bedragen, met de mogelijkheid
van stilzwijgende verlenging.
Het aanvullend protocol geeft een nadere uitwer-
king van enkele artikelen in het verdrag. Van ‘belang
is hieronder, behalve de reeds vermelde ‘bepaling over
de inwerkingtreding van art. 7 ‘betreffende de export-
premies, dat art. 5 niet ziet
01)
overdrachtsbelasting, omzetbelasting, factuurbelasting, weeldebelasting e.d.
Het -statistiekrecht en de kosten van toezicht en
douanebehandeling, bij doorvoer vallen niet onder de regeling van art. 8, welke doorvoer in principe geheel
vrij laat.
Als ‘belangrijkste resultaat van dit verdrag moet
worden ‘beschouwd de gelijkstelling van de scheep-
vaart der wederpartijen met de nationale. Dit betee-
kent vrijwel het onmogelijk maken ‘van scheepvaart-bescherming. Het uitzonderen van de kustvaart en de
scheepvaartsubsidies beteekent intusschen weer een
verzwakking.
Bescherming door invoerverboden wordt door dit
verdrag vrijwel niet aan ‘banden gelegd, terwijl ‘het
verbod van exportpremies eerst naar waarde ‘kan wor-
den beoordeeld, nadat de inwerkingtreding van het
desbetreffende artikel ‘is geregeld. Protectie ‘door mid-
del van invoerrechten ‘blijft onbeperkt mogelijk. In dit
opzicht is het nieuwe verdrag van veel ‘geringer ‘be-
teekenis dan dat van Ouchy, dat, afgezien nog van
de positieve verlaging der rechten, verhooging daar-
van tegenover de partijen van het verdrag geheel uit-
sluit en tegenover andere staten sterk beperkte.
D. C.
REN00IJ,
DE STRUCTUUR VAN DE BEVOLKINGSRUBBER IN
NEDERLANDSCH-INDIË.
Dr. W. H. ‘de Jong l.i. te Boenoet-Kisaran S.O.K.
schrijft ons:
In het nummer van 14 December van dit blad
schrijft de heer J. F. Haccoû over dit onderwerp. De auteur wil een economische analyse geven van deze
cultuur, op grond van rapporten en reisbeschrjvin-
gen. Hij hoopt daarmee te bereiken, dat de voorspel-
lingen in de toekomst ‘betere resultaten zullen opleve-
ren dan tot dusver.
Is zijn doel bereikt? Het komt mij voor, dat de
studie allerlei goede kwaliteiten heeft (scherpe of
zelfs scherpzinnige analyse, die duidelijk is weerge-
geven), maar toch is mi. de conceptie, die de schrij-
ver van zijn onderwerp heeft, gebrekkig.
De- auteur zegt, dat er optimisten en pessimisten
inzake het vraagstuk der ‘bevolkingsrubber zijn ge-
weest, maar schr. dezes heeft kennis gemaakt met nog
een andere categorie. Hij kent iemand, die een gron-
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
301
dige studie had gemaakt van datgene, wat in de land-
‘bouweconomie, die met een typisch Hollandsc’h woord
landhuishoudkunde wordt genoemd, bekend staat
onder den naam van ,,vraagstuk van groot- en klein-
bedrijf”.
i)
De man was niet geïnteresseerd in Indi-
sche kwesties, maar hij kwam •çens toevallig te zitten
op een lezing over de bevolkingsrubber – het is al
een kleine tiental jaren geleden. Onze zegsman her-
kende in het vraagstuk dadelijk zijn vraagstuk van
groot- en kleinbedrijf, en hij wist ook, dat van dood-concurreeren der Inlandsche rubber geen sprake kon
zijn. Met klimmende verbazing echter hoorde hij den
geachten spreker van dien avond aan, die blijk gaf
geen notie van de theoretische zijde van ‘het vraag-
stuk te hebben, en daarmede een groot gebrek aan
agrarische scholing toonde, ‘terwijl hij toch over een
belangrijk en zeer typisch agrarisch onderwerp sprak.
Het eindoordeel van onzen zegsman was niet malsch;
hij vond de lezing ondeskundig.
Hoe het zij, de meening van den agronoom over de
bevolkingsrubber was blijkbaar nog niet zoo dwaas;
en wij hebben hier een voorbeeld, hoe iemand met
theoretische kennis, maar zonder eenigerli gedetail-
leerde kennis van het onderwerp zelf, soms scherper
ziet dan ,,the man on the spot” (zonder theoretische
kennis), die in de war wordt gebracht door allerlei bijkomstigheden (het is immers een feit, dat velen
langen tijd hebben gedacht, dat de bevolkingsrubber
kon worden verdrongen door de efficiency der Was-
tersche plantages; en zulke optimisten zijn er nog
wel!).
Ik zal thans mededeelen tot welke resultaten het
genoemde agrarische vraagstuk is gekomen.
De theorie toont deductief aan, dat het groote
landbouwbedrijf nooit zoo sterk tegenover het kleine
bedrijf kan staan als de grootindustrie staat tegen-
over haar kleine concurrente (de laatste is inderdaad
tot op zekere hoogte verdrongen).
2)
Het is verder inductief bewezen, dat het kleine
landbouwbedrijf in Europa de hevigste crises met
succes heeft doorstaan. (Het kleinbedrijf in Neder-
land en Duitschland nam ibijv. toe ten koste van het
grootbedrijf gedurende de groote crisis van 1878-
1895, trwijl het omgekeerde was voorspeld). Het is
zelfs bij zuivere landbouwbedrijven nog nooit gbeurd,
dat het groot- het kleinbedrijf heeft verdrongen,
wel omgekeerd.
Direct komt nu de vraag naar voren: zijn deze
resultaten wel van toepassing op de verhouding tus-
schen Westersch groot- en Inlandsch kleinbedrijf in
de rubbercultuur? Er is echter in de theorie niets,
dat haar zou binden aan specifiek Europeesche toe-
1)
Informatie over het onderwerp o.a.:
Schr. dezes is ingeleid in dit onderwerp door wijlen
Prof. S. Koenen in Wageningen, (lie het onderwerp op ge-
regelde tijden behandelde.
Rapporten van den Staatscommissie voor den Land-
bouw
1906-1912,
daarvan: Overzicht van het Landbouw-
bedrijf in Nederland,
1912.
Buchenberger, bewerkt door Wygodzinsky: Agrar-
wesen and Agrarpolitik.
W. Rosoher, •bewerkt door Dada: National Okonomik
des Ackerbaues.
Dr. Eduard David: Sozialismus und Landwirtsehaft,
1903.
In dit boek wordt in 700 blz. de volledige theorie
ontwikkeld:
Studies over het vraagstuk van Groot- en Kleinbe-
drijf
1)
van Keup und Mührer en
2)
van Dr. E. Stum’pfe,
uitgegeven bij Paul Parey, Berlijn. De juiste titels heb ik
helaas niet bij de hand.
Land.bouwk. Ing.: Naar aanleiding van den grooten
strijd in de rubbercultuur, Deli Courant,
30
September, 1930.
Dr. W. H. de Jong ii.: De verhouding van de Wester-
sche en de Oostersche ru,bbercu’ltuur, Landbouwkundig Tijd.
schrift: Maandblad van het Ned. Genootschap voor Land-
bouwwetenschap, Maart
1932,
extra nummer.
2) De handel, als zijnde niet geheel vergelijkbaar met
landbouw en industrie, kan hier buiten beschouwing worden
gelaten.
standen; zij berust op het verschil tusschen de orga-
nische productie in den land’bouw en de mechanische
in de industrie, een verschil, dat uit den aard der
zaak overal op aarde bestaat.
Dit simpele feit bewijst
reeds afdoende, dat bij een wetenscha.ppelijke behan.-
del’ing van, het vractgst’ulc der bevolicingsrubber de
theorie niet kan worden genegeee’rd.
De rubbercuituur is een arbeidsintensief grootland-
bouwbedrijf zonder machines en zonder den steun eener flinke industrie, en bij dezen bedrijfsvorm is
eerst recht geen sprake van superioriteit van het
groot- over het kleinbedrijf. Indien het rubberbedrijf in Europa werd uitgeoefend kon met zekerheid wor-
den voorspeld, dat het kleinbedrijf het grootbedrijf
zou verdringen. Bij de rubber in de tropen echter
kan op goede gronden worden verwacht, dat het
grootbedrjf
niet
zal ondergaan en wel d’oor twee zeer
bepaalde oorzaken.. Hier kan niet worden volstaan met eenvoudig te zeggen ,,door het feit, dat de res-
pectievelijke
bedrijven
door Westerlingen en Ooster-
lingen worden gedreven”, want veel van de goede
Westersche kwaliteiten (efficiency) worden opgehe-
ven door ongunstige (Westerlingen zijn ,,duur”) en veel van de slechte Oostersche eigenschappen (un-
efficiency) worden ‘gecompenseerd door gunstige fac-
toren (Oosterlingen zijn ,,goedkoop” ) –
De twee bedoelde factoren zijn echter:
1). het feit, dat het arbeidsvraagstuk voor het
groote rubberbedrjf in ‘het Verre Oosten niet zoo
moeilijk is als gewoonlijk voor groote landbouwbedrj-
ven, en.
2) het feit, dat aan het bedrijf industrie is verbon-den (‘bereiding van rubber uit latex). Deze industrie
is weliswaar weinig gecompliceerd, maar toch ont-
leent het Westersche grootbedrijf steun aan haar. Het
Inlandsche rubberbedrijf zou nog sterker staan als
het een zuiver landbouwbedrijf was (geen bereiding).
En het is een geluk voor het Westei-sche bedrijf, dat
de Inlanders vermoedelijk niet zullen profiteeren van
het steeds toenemende gebruik van latex, omdat voor.
verscheping groote hoeveelheden van dit laatste noo-
dig zijn, die moeilijk van Inlanders kunnen worden
betrokken.
Beide voordeelen voor ‘het Westersche ‘bedrijf zijn
van groote beteekenis, maar zij kunnen toch moeilijk zoo hoog worden aangeslagen, dat de zwakke positie
van een arbeidsintensief grootlandbouwbedrjf zonder
machines voor het landbouwwerk ter vervanging van
menscheljken arbeid, en zonder den steun eener flinke
industrie’) wordt veranderd in een agressief sterk
grootbedrijf, dat zijn kleinen concurrent kan verdrin-
gen.
2
)
Met de voorspelling dus, dat het Inlandsch bedrijf
niet is dood te concurreeren door de groote rubber-
cultuur zou kunnen worden volstaan, want meer kan
de theorie, wat deze zijde van het vraagstuk aangaat,
niet geven. Het is verder niet mogelijk de volledige
theorie te ontwikkelen, want het zou een te uitge-breide studie worden. Maar er is hier gelegenheid
iets dieper op de zaak iii te gaan, en ik zal dat doen
in twee richtingen:
1). aan de hand van de gedetailleerde studie van
den ‘heer Haccoû zal de overeenkomst worden aan-
Boven is gezegd, dat het Westersche bedrijf steun
ontleent aan de industrie, maar deze zou veel grootei’ kun-
nen zijn al’s de industrie meer gecompliceerd was.
De derde factor ,,veredelde aanplantingen”, die van
groot belang ‘is voor het Westersche bedrijf, speelt in den
hedendaagschen concurrentiestrijd nog geen groote rol. Zij
is reeds een steun voor enkele maatschappijen maar voor
de groote rubbercultuur in haar geheel zijn tapbare ver-
edelde aanplantingen nog van weinig ‘beteekenis. Was ech-
ter de geheele Westersche rubberaanplant reeds geconver.
teerd in veredelde ‘plantages, dan zou de boven geformu-
leerde conclusie over de verhouding van groot- en klein-
bedrijf een aanvulling behoeven (zie opmerking
3
aan het slot van dit artikel).
302
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April 1933
getoond met het kleinlandbouw’bedrijf elders.
1)
Hier-
mee wordt tevens aannemelijk gemaakt, dat de alge-
meene theorie kan worden toegepast op dit bijzondere
geval, en
2)
zal worden bewezen, dat de gedetailleerde studie
(althans bij een jong vragstu1c) minder kvrn voor-
spellen dan de algemeene theorie.
De heer ilaccoû begint met een principiëel punt:
de bevolkingsrubber :is geen cultuurproduct; van doel-
bewuste organisatie der bedrijven is geen sprake. En
verder laat de auteur in den loop van zijn betoog de
diverse minder goede economische eigenschappen der
Oosterlingen de revue passeeren. hij spreekt over
.,de liooge vaardeering van huidige boven toekomstige
goederen”; gemakzucht (deze uitdrukking niet in den
slechten zin bedoeld); de rnentalitei.t van den lnlan-
der, die hem al spoedig met zijn inkomen tevreden
doet zijn en niet cle activiteit van het ,,steeds meer”
van het Westen kent; de tap wordt rigoureuser, on-
getwijfeld ten nacleele van de toekems’tige opbreng-
sten, doch ook in dit opzicht is de Inlander ,,das
glüokseiige Kind des Augerihlic]cs”; de zorg voor de
toekomst kent de inlander over het algemeen niet.
Van dit alles kan ons echter slechts één vraag in-
teresseeren: wat is het economisch effect van deze
eigenschappen? fleef t men nu werkelijk gemeend,
dat onze economische wetmatighedcn zouden stran-
den op de mentaliteit van den Inlander? Schr. dezes
heeft dat nooit gemeend, omdat gezond verstand zegt:
(at de verschillen gradueel, niet principiëel,
zijn (de Ïnlaoder plant rubber om er zes of meer
jaren later profijt van te trekken, niettegenstaande
zorgeloosheid voor de toekomst; hij verkiest veel boven
weinig geld); en
dat tegenover ongunstige economische kvali-
teiten zeer gunstige staan (wij zeiden het boven reeds, de inlander is in. alles ,,goedkoop”).
liet wil mij voorkomen, dat door het zoeken naar
verschillen (en die zijn er genoeg), vergeten is te
zoeken naar overeenkomsten, waardoor het economisch
inzicht is vertroebeld.
En thans de vergelijking tusschen het rubberbedrijf
der Inlanders en het Europeesche kleinbedrijf; in
werkelijkheid is dit Inlandsche bedrijf zeer geljksoor-
tig met aardappel- en bietenbouw in het Europeesche
kleinbedrijf (alle arbeidsintensieve culturen).
Bij het principiëele onderscheid, waarmede de heer
flaccod zijn betoog aanvangt, moet de tegenwerping
w’orden gemaakt, dat de bevolkingsrubber inderdaad
ceti cultuur is, dank zij het feit, dat de Hevea is aan-
geplant. ‘) Of het onkruid twee meter hoog staat, en
of in de eerste jaren niet naar den aanplant woidt
oingekeken, zegt alleen iets over de intensiteit der
cultuur, maar is ‘overigens niets bijzonders; er liggen
duizenden H.A. weiden’ in Europa, waar eveneens
geen, zorg aan wordt besteed, en toch hebben wij hier
te doen met een vorm van landbouw. De opmerking
over afwezigheid van doelbewustheid lbij de Inlanders
is niet juist. Het is hem zoo goed als den man van
het Westen om w’inst te doen, en men late zich niet
in de war ‘brengen door dc eenvoudige middelen, die
de Inlander gehruikt. Het eenige verschil met het
Westersche bedrijf is een verschil in intensiteitsgraad
(een ook in rationaliteit), waarbij het Europeesche
bedrijf meer intensief is dan het Inlandsche, wat in
tijden van laag conjunctuur niet zonder meer een
voordeel ‘voor het eerste kan worden genoemd. In het
voorbijgaan zij hierbij opgemerkt, dat het irilandsch
ru’bberbedrijf, geplaatst in het raam der intensiteiten
van andere culturen, geenszins een bijzonder exten-
sieve cultuur is (door het tappen); de Inlandsche
9)
Een vergelijking van bet plantagebedrijf (Ier Euro.
peanen en liet groot]andbouwbedrijf etders zou ook groote
ôvereenkomst toonen, maar zij zal kortheidshalve achter-
vege worden gelaten.
9)
De rubberwinning in de Amazone-vlakte daarentegen
is geen landbouw, maar verzamelnijverheid. Zij kan niet
met het Oosten concurreeren.
rubbercultuur is intensiever dan vele wejdebedrijven
en dan alle hoschbouwbedrijv en.
Van groot belang is – Prof. Dr. 0. de Vries heeft
er op gewezen (zie No. 8 van de literatuurlijst) -,
dat practisch gesproken geen kapitaalrekening drukt
op het Ïnlandsche bedrijf (geen kosten van den grond
en weinig kosteh ‘van huis en utensiliën). Hier ont-
moeten wij een verschil tusschen lnlandsch- en Euro-
peesch kleinbedrijf, waar kosten, speciaal van den
grond, wèl aanwezig zijn. Het verschil verhoogt het
concurrentievermogen der Inlanders, vergeleken met
dat ‘van het Europeescli kleinbedrijf.
Wat de heer Haccoû over den factor arbeid zegt bij
(ten aanleg van rubberaanplantingen is typisch voor
den arbeid in het kleinlandboowbedrijf, waat het ook
wordt uitgeoefend: de kosten van het in het bedrijf
gestoken werk worden niet medegerekend. liet moge
waar zijn, dat de linlander veel vrijen tijd heeft, maar
voor zijn mentaliteit en in zijn klimaat is de verrichte
ar’heidl wellicht ziet zoo zwaar als het werk van den
J’lollandschen keuterboer met weinig vrijen
tijd;
ver-
andering in economische strekking brengt dat niet.
De heer Haccoû bepaalt zich vervolgens tot tap-
hare tuinen. Hij onderscheidt:
Winstbedrijven, (volgens de terminologie der
landhu isho udkunde middeibedrijven, of ‘ook wel boe-
renbedrijven; in het bedrijf werken vreemde werk-
krachten plus al of niet zelf medewerken).
Middel tot levensonderhoud, (volgens landhuis-
houdku nde, klein’bedrijv en, ook keuterbedrj ven; het
bedrijf verschaft een bestaan aan de boerenfamilie, die
zelf al het werk doet).
Spaarpot ei’ middel om kasgeld te krijgen (vol-
gens idem dwergbedrijven, waarop de familie geen
bestaan ken vinden; ook wel grondgebruik door land-
arbeiders).
Hierbij is het eerste type economisch gevoeliger dan
het tweede, en het tweede gevoeliger dan het derde.
Di,t is gelijk voor Indië en voor Europa.
De grens van productie bij het eerste ty])e ligt,
waar het loon van den tapper + nog juist iets meer
worden verdiend. Later als de eigenaar zelf gaat tap-
pen wordt dle grens, waar het loon van den tapper
wordt, verdiend. In Europa is de grens, waar de kosten
van den grond etc.
1.)
+ arbeidsloon + nog juist iets
meer worden verdiend, of als de beheerder tijd heeft zich met de cultuur te bemoeien, waar de kosten van
den grond etc. + arbeidsloon worden verdiend.
De 2e categorie heeft in Indië practisch gesproken
geen
kostprijs,
‘terwijl in Europa de kosten van den
grond etc. blijven, bestaan. De grens van productie is,
waar het loon van den tapper (kosten van den grond
etc. + arbeidsloon in Europa) worden verdiend.
De 3e categorie van ‘bedrijven stopt practisch ge-
sproken nooit, evenmin als het arbeidersgrondgebruik
ooit door economische noodzaak ‘tot stoppen kan wor-
den gebracht.
Vervolgens nog eenige algemeene opmerkingen over de kleinbedrijven.
lIet stopzetten van een zekere cultuur hangt af van
de mogelijkheid met andlere aanplantingen meer winst te maken, terwijl verder voedsel’bouw in alle kleinbe-
drijven op de wereld een groote rol speelt (tijdelijk
kan deze worden ingekrompen of opgeheven, doordat
een cultuur zoo lucratief is, dat het voordeeliger
wordt voedsel van eldiers te betrekken, baar later
wordt de vodselbouw zoo noodig weer uitgebreid).
Eénjarige culturen zijn gemakkelijker s’top te zetten
dan meerjarige; dit is een ,,draw’back” voor het ‘rub-berbedrjf (groot en klein). Er moet bij het stopzetten
en het zoeken, naar een nieuw bestaan rekening wor-
den gehouden met den factor sleur; deze is in Europa
reeds ontraggelijk, maar hij is misschien bij de Inlan-
ders nog grooter.
‘) Bij het Europeesche kleinbedrijf brengt de grond de
grootste kosten mee. De grondprijs van kleine perceelen is
juist heel hoog. Het andere geïnvesteerde kapitaal is ge
ringer.
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
,303
Aanleg vhn nieuwe rubbertuinen in hausse-perioden
is te verwachten. De keuterhoer in. Europa zal de
lucratieve cultuur uitbreide.n
0
zi;jn eigen land, en
wellicht nog meer land pachten of koope.u. (Verder
ontginnin.g in heidestreken!). Uitbreiding in de tro-
pen is velal gemakkelijker, doordat er veel onont-
gonnen terrei:n is.
liet niet omkappen der rubberboomen in baisse-
penoden moet lbehalve aan afwezigheid van econo-
miiche noodzaak, ook worden toegeschreven aan de-
zelfde reden, waarom de Europeesche keuterboer zijn
noten-, kersen- of pruimenboomen niet omkapt, al
hebben dee in meerdere jaren weinig of niets opge-
bracht. 1-let is •hoop op toekomstige winst! Van he-
voegde zijde werd mij verteld, dat de gierige Batak-
kers in Tapanooli nooit een boom kappen, als er hoop
is ooit weer één cent verdienste van hem te trekken.
De heer liaccoû wijst op het verschijnsel van hoo-gere productie bij lage prijzen door rigoureusen tap;
di.t verschijnsel komt voor zoowel hij Westersche als
bij Inlandsche rubber, hoewelde eerste veel ‘beter voor
beschadiging waakt. Een overeenkomstig verschijnsel
is in Europa bekend. liet heeft daar geen betrekking
op uitputting yan den aanplant, maar op ,,uitboeren”
van den grond (aandrijven van den aanplant door een-
zijdige stikstof’bemesting etc.). liet is altijd bekend
geweest •bij boeren, die geld-gebrek ‘hadden, en het
werd vroeger meer clan thans door grondeigenaren ge-
vreesd.
De grootte van het arbeidsloon, dus ook de grens
‘n stopzetting der productie, is verschuif baar (hangt
af van de kosten van levensorrderhoud en de moge-
lijkheid elders een bestaan te vinden). Dit is overal hetzelfde. De wijze van betaling doet niet ter zake.
Alleen zij opgemerkt, dat ,;bagi dnea etc.” systemen
in Europa bekend zijn onder dan naam van deelbouw
(niet lang geleden werd dit systeem nog toegepast in
cle Betuwe bij de ‘bietencultuur).
Wat -verder opvoering der productie per tapper
aangaat, dit is eenvoudig verhooging der aheids-
prestatie, die overal voorkomt hij menschen in econo-
mischen nood (en in staat om langs dezen weg staan-
de te blijven).
liet een ige, wat ibelangrijk is, als wij de verhou-
ding van groot- en kleinbedrijf lestudeeren, is:
Afwezigheid van kosten van grond etc., welice
in het voordeel is van het concurrentievermogen der
Inlanders.
(Industriëele) bereiding van de rubber, welke
een groote ,,clrawback” is voor het Inlandsche ‘bedrijf.
Het Europeesch kleinbedrijf mist dit ‘blok aan het
been in den concurrentiestrijd. Beide factoren-zullen elkaar ongeveer ophef
..f.en, er
is althans geen reden te veronderstellen, dat het In-
landsch bedrijf sterker staat tegenover zijn groote
concurrent dan het Europeesche idem- tegenover het
groubhedrijf.
1)
En nu de slotsom. Welke kan beter de toekomst
voorspellen, de gedetailleerde studie of de agrarische
theorie? De heer Haccoû komt terecht tot de con-
clusie, dat ,,de omvang van de rubbervinning als
winstbedrijf wordt bepaald door het aantal ar’heiders,
dat tot tappen bereid is”; en bij de 2e. groep van
bedrijven wordt de rubberwinning ‘bepaald door het
feit, of nog een koelieloon in ‘den rubbertuin is te
verdienen. Maar waar het critieke loon ligt, hangt
van zooveel omstandigheden af, dat het niet kan wor-
den voorspeld. –
A posteriori weten wij thans, dat in -den jare 1932
de Inlandsche productie sterk afnam bij een prijs van
12 13 ets. per KG. -standaardproduct. Maar zal dat
altijd zoo zijn? In de Deli Courant werd (niet lang
geleden) de me-ening verkondigd, dat het naar een
prijs van 13 ets. për EG. moest, het was dan uit met
de Inlandsche rubber -en de Westersche cultuur was
1)
Tu dc toekomst, wanneer de Westersche plantagcs uit
veredeld plaotmateriaa1 zullen bestaui, moet deze conclusie
worden aangevuld (zie opmerking 3 aa-n het slot).
beter af met een prijs van 13 ets. zonder – dan met
ee,n prijs van 16 ets. met Inlandsehe productie. Dus
toch nog tei elfder ure een debâele voor ‘de Inlanders?
Wat is het antwoord van den heer Haccoû op deze
vragen? Hij ‘moet het antwoord schuldi.g ‘blijven..
Over de hoeveelheid rubber, die in een
–
bepaald jaar
door inlanders zal worden geproduceerd, kan de econo-
misohe analyse niets zeggen. lElier worden uitvoersta-
tistieken van overwegend ‘belang gegeven. En hij de
i)eSehoUWingen van de Af deelin g Lan dbouweconomie
van het Departement van Landbouw spelen deze ook
de hoofdrol. Maar uitvoerstatistieken he’hben in de
beginjaren eener cultuur slechts retr-ospectieve waar-
cle. Eerst als zij ever vele jaren bekend zijn, kunnen
zij in combinatie met gedetailleerde studie licht ver-
pen op de toekomst. Maar wat te doen in de jaren,
dat de bevolkingsruibber geen geschiedenis heeft, cii wij toch over haar ontwikkeling wenschen te worden
mgehcht.
De ervaring, opgedaan met andere culturen
moet dan te hulp worden geroepen, en deze is beschre-
ven in de agrarische wetenschop.
De uitstekend uitgewerkte theorie, en ervaring
opgedaan op groote schaal, leeren, dat het nog nooit
is gebeurd in gevallen vergelijkbaar met die in -de
rab-bercultuur, dat hét klein’bedrijf is verdrongen door
het groot- (en -hetzelfde kan worden gezegd van een
arbeicisi ntenlieve cultuur, die een onderdeel vormt
van het kleinbedrijf). Volgens deze voorspelling zou
dus bij een duurzaam prij-tpeil van 13 ets. per EG.,
èf het grootbedrijf niet kunnen bestaan, ôf liet klein-
bedrijf zou zich aanpassen. Ten laatste nog drie op-
merkingen:
Er ‘bestaat nog de (radicale) meening, dat het
Inlandsche rubber’i)edrijf in het geheel niet te vernie-
tigen -Lou zijn. Zij is niet juist: industrie kan zulk-s
doen. Synthetische rubber bijvoorbeeld lcan in prin-
cipe het Inlandsche bedrijf verdringen (maar het is
de vraagof het ooit zoover zal komen). Ook zou een
of andere nieuwe industrie (die intusschen nog uit-
gevonden – moet worden!), verbonden aan het plan-
tagebedrijf, in theorie een grooten voorsprong aan
het Europeesche
–
bedrijf kunnen geven, maar het zou
een wonder zijn als hierdoor de Inlandsche rubber
geheel werd uitgeschakeld.
De’bedoeling van het artikel is aan te toonen, dat het niet aangaat specifiek agrarische onderwer-
pen te hestudeeren zonder alle hulpmiddelen der agra-
rische wetenschap. Voor het overige is het duidelijk, da-t naast toepassing der algemeene theorie ook ge- –
cletailleerde studie het inzicht in het vraagstuk kan
verhelderen, en voor het laatste is het artikel van den
heet Haccoû een goede bron van in–.ormatie.
Het bovenstaande artikel handelt over de ‘be-
volkingsru.bber, en de Westersehe cultuur wordt
slechts terloops genoemd. Wie echter
uit
‘het ‘boven-
staande zou afleiden, dat het Europeesche bedrijf
geen toelcorns-t heeft na de conclusie, dat liet Inland. se-he bedrijf ‘blijft voortbestaan, moet eerst de agrari-
sche theorie eens bestudeeren. Zij leert slechts, dat
het kleinbedrijf niet ondergaat, en dat het grootbedrijf
kan ondergaan, maar zij – leert niet, dat het laatste
noodzakelijk moet verdwijnen. Integendeel! Meer en
meer doet de -factor kennis, die in het voordeel is van
– het grootbedrijf, zijn invloed gevoelen in de plantages
en zeer in het bijzonder in dezen vorm, dat hoog
produceerend plantmateriaal in tap begint te kdmen.
Wat zal de uitwerking zijn van het veredeld plant-
materiaal in den concurrentiestrijd?- Wij zullen de
groote moeilijkheid voor de Wes-tersche rirbbercultuur
om de oude onveredelde aanplantingen te convertee-
ren in nieuwe laten rusten en de vraag aldus stel-
len: wat is de verhouding van Westersch grootbe-
clrijf niet hoogwaardig plantmateriaal en Inlandsche
kleinbedrijf (zonder dit materiaal)
1
)
2
Ik geloof
) ])e Titlaaclers zullen niet gemakkelijk in het bezit
komen van groote aanplantingeu van veredeld materiaal.
Het is zelfs de vraag, of het veredel-d materiaal in de In-
la.nclsche tuinen beter zal voldoen clan cle oude boomen van
304
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April
1933
niet, dat de kleine concurrent zal verdwijnen, want veredeld plaritmateriaal in het bezit van het groot-
bedrijf heeft nog nooit een dergelijke beslissing in den
concurrentiestrijd gebracht. Maar dat veredelde aan-
plantingen een voorsprong zullen geven aan het Wes-
tersche bedrijf kan worden verwacht. Bdacht moet
echter worden, dat de Europeesche rubbercultuur in
normale tijden goede winsten moet opleveren, om aan-
trekkelijk te blijven voor het Westersche kapitaal,
anders zullen de rubberondernemingen worden gecon-
verteerd in andere aanplant’ingen. Geleidelijk zou dan
de Inlandsche ru’b’bercultuur zegevierend uit den
concurrentiestrijd te voorschijn komen. De veredelde
aanplantingen kunnen ongetwijfeld voor de noodzake-
lijke winsten ‘zorgen, maar
wet
bij een prijspeil, waar-
bij tevens de Inlandsche rubber wordt verdrongen. De
laatste zal bij het genoemde prijspeil een matige ver-
dienste geven aan den .Lnlander, 66k in normale tijden.
En totale ondergang der Inlandsche Cultuur moet uit-
geskten worden geacht.
Als beide, groot- en kleinbedrijf, op hun wijze het
beste ervan maken, zullen beide blijven bestaan (of
beide ondergaan, maar dat is onmogelijk).
1)
Op het laatste moment krijg ik het tweede artikel
van den heer Haccoû in handen (E.-S. B. van 18 Jan.
1933).
Ik neem nota van de opmerking, dat van de wer-kelijke productie in de toekomst niets valt te voor-
spellen. M.a.w. de gedetailleerde studie kan slechts
tendensen aangeven. En de ‘heer H. noemt allerlei
factoren, die de beteekenis dezer tendensen kunnen
helpen schatten. Hier blijkt, wat trouwens vanzelf
sprekend is en wat boven in opmerking 2 aan het eind
van mijn artikel reeds is gezegd: gedetailleerde studie
kan het inzicht in het vraagstuk verhelderen.
Maar het groote bezwaar, dat schr. dezes tegen
artikelen als die van den heer H. heeft, is, dat zij niet
de agrarische theorie tot basis hebben, en dat het ‘bij-
zondere vraagstuk, dat Inlandsche ru’bber heet, niet
is ingepast in deze theorie. Hierbij zou alle gelegen-heid blijven bestaan eventueele afwijkingen van ‘het
bijzondere vraagstuk volledig tot haar recht te doen
komen. Door het probleem aldus te ‘behandelen, wordt
het veel scherper gesteld; belangrijke factoren komen
vanzelf naar voren en worden automatisch van onbe-
langrijke gescheiden. Ieder argument krijgt achter-
grond, maar waar het vooral op aankomt:
zekerheid.
Immers terwijl achter de argumenten van den heer
Haccoû één of enkele gegevens staan, direct ontleend
aan de Inlandsche rufbbercultuur, komt bij inschake-
ling van de theorie achter elk argument een heele
wereld van begrippen, inzichten en waarde-oordeelen
te staan, die aan alles een veel vasteren vorm geven. De heer H. zegt bij’v. in den aanvang van zijn twede
artikel het een en ander over kostprijzeu, maar het
‘is alweer niet specifiek voor de Inlandsche rubber;
hetzelfde geldt overal op de wereld. En het ‘behoeft
geen verwondering te wekken, dat de algemeene
theorie, die in den loop van jaren is opgebouwd door velen, deze materie beter weet te behandelen ‘dan de
heer H. zulks (incidenteel) weet te doen.
Tenslotte nog één opmerking. De heer Haccoû zegt
ergens: ,,Bij den Inlander ligt het zwaartepunt niet,
zooals in het Westen, in de verhouding minder of
meer verdienen, doch in de mate van inspanning; hij
kiest de richting van den minsten weerstand etc.” Wat
dit argument aangaat verwijs ik naar wat ‘boven is
sapoe-zaad. De agrarische wetenschap leert namelijk, dat
bij achterlijke landbouwtoestanden onveredelde landrassen
vaak beter produceeren dan veredelde. In sommige deelen
van Overijsel bijv. voldoen oude landrassen van rogge beter dan ‘de Petküser rogge, die overigens reeds een vijfen’twin-
tigjarigen zegetocht over de geheele wereld achter den rug
heeft.
1)
De groote actueele moeilijkheden der rubbercultaur als
overproductie en converse van onveredeicle in veredelde
aanplantingen (het laatste ‘betreft alleen het Westersche
bedrijf) ‘blijven hier buiten ‘beschouwing.
gezegd over de minder gewenschte economische eigen-
schappen der Oosterlingen. Ook hier weer een gra-
dueel, geen principiëel verschil. Het zoeken van de
richting van den geringsten weerstand is ook zeer groot in Europa, vooral bij menschen met geringe
behoeften. Inderdaad als de Inlander economisch over-
wegend anders reageerde, zou ‘het vraagstuk van groot-
en kleinbedrijf niet op hem toegepast kunnen wor-
den, maar dan ‘zouden wij met onze economische den1-
wijze zijn zaken •in het geheel niet kunnen overzien, terwijl wij toch voortdurend en met succes onze eco-
nomische maatstaven bij hem aanleggen (de heer H.
doet zulks ook onophoudelijk). De economische reac-
tie schijnt zoozeer samen te ‘hangen met de primi-
tiefste instincten van den mensch (zij heeft te doen
met vat de Duitschers den eersten ,,titanischen
Trieb: den Hunger” noemen), dat zij in principe over-
al dezelfde is, en dat alleen factoren in rekening mo-
gen worden gebracht voor rasversc’hillen etc.
N a s c h r i f t. De redactie van E.-S. B. is zoo
welwillend geweest mij het artikel van
Dr.
W. H. de
Jong ii. ter toevoegin’g van mijn opmerkingen toe te
zenden. Na de zeer uitvoerige beschouwingen van
mijn opponent moet ik kort zijn. Zijn artikel valt
uiteen in twee gedeelten: vergelijking en critiek. Voor
de vergelijkingen iben ik den auteur verplicht, te-
meer omdat door deze de juistheid van mijn •betoog
nog eens wordt onderstreept.
Ten aanzien van de critiek moet ik mij tot hoof d-
zaken lbeperken. Dr. d. J. verwijt mij een gebrekkige ‘conceptie tengevolge van het •gemis aan theoretische basis. Hiertegen wil ik opmerken, dat de achtergrond
van mijn détailstudie – meer wilde ik niet geven
– wordt ‘gevormd door mijn theoretische algemeen-
economische en bedrijfshuishoudkundige kennis, wel-
ker resultaten, naar ik meen, mij ook herhaaldelijk
van nut zijn geweest. Dr. d. J. zal het met mij eens
zijn, dat de landbouweconomie tenslotte op dezelfde
•basis moet staan als haar zooeven genoemde hoof cl-
wetenschappen. Waaruit zou nu volgens Dr. d. J.
deze gebrekkige conceptie blijken? Allereerst uit het
feit, dat ik slechts tendenzen aangeef; de schrijver
zal, indien hij van algemeen-economische en bedrijfs-
huishoudkundige literatuur kennis neemt, moeten
constateeren, dat dit in die wetenschappen onver-
mijdelijk is. Overal waar, zooals in het economisch
leven, een veelheid van krachten optreedt, welker in-
dividueele sterkte niet absoluut en duurzaam valt• te
bepalen, kan de theorie slechts ‘de tendenzen (,,’alle
overige omstandigheden gelijk ‘blijvend”) geven; het is
mij dan ook niet duidelijk, hoe de landbouweconomie
tot absolute conclusies kan komen, temeer niet omdat er
nooit absolute conformiteit met ‘het ervarin’gsmate-
riaal bestaat. Ik neem er echter acte van, dat een
dochter van de economie, de landhuis’houdkunde, in
staat is zekerheid te geven en zelfs zekerheid over de
toekomstige ontwikkeling, ondanks de veelheid van
factoren, welke daarop van invloed zullen zijn. Wel-
nu, indien de landbouweconomen dan maar aan hun
conclusies alom bekendheid willen geven, zijn de be-
langhebbenden bij de rubber ineens geholpen! Voor-
alsnog leert mij echter de ervaring, welke de moeder-
wetenschappen mij ‘hebben gegeven, toch vooral voor-
zichtig te zijn met’ de gevolgen, welke van één ‘be-
paalde kracht zijn te verwachten, omdat steeds weer
andere krachten medewerken.
Het tweede argument, om mijn gebrek aan theore-
tische basis aan te toonen, zoekt Dr. d. J. in het feit,
dat ‘ik het critieke loon niet kan aangeven en ook
hier schijnen de leerlingen van de dochterwetenschap
meer te presteeren dan die der moederwetenschappen.
ik houd er mij echter zeer voor aanbevolen van den
schrijver te vernemen waar, bij de steeds wijzigende
omstandigheden (levensniveau, kosten van levens-
onderhoud en prijzen van andere producten), die
grens ligt. Vooralsnog is de werkelijkheid echter in
dit opzicht ‘trouwer aan mij dan aan de agrarische
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
305
theorie, want de basis voor de critieke bonen is in
de afgeloopen jaren al verlaagd van 50 tot 13 cts.
per KG. standaard product!
Het derde argument, dat het belangrijke niet van het onbelangrijke wordt onderscheiden, kan ik niet
beantwoorden, daar het in het simpele constateeren
zijn kracht schijnt te zoeken; ter voorkoming van mis-
verstand diene, dat m.i., indien ik mij tot een détail-
studie zet, toch niet alleen het Ibijzondere, doch ook
het algemeen geldende moet worden besproken en dit
is als zoodanig voor het behandelde onderwerp niet
oiibelaq.grijk.
Tenslotte het feit, dat ik geen vergelijkingen met toestanden elders heb getroffen. Afgezien van den
omvang, welke de artikelen dan gekregen zouden heb-
ben, achtte en acht ik dit nog niet noodzakelijk; in-
dien imbn waarnemingen juist zijn kan ik, gesteund
door de algemeene theorieën, tot conclusies komen.
Ik kan zoodoende de principiëele critiek terzake
van de gebrekkige conceptie niet aanvaarden; ik heb
slechts een economische analyse van een ‘bepaald
détail-onderwerp willen geven en werd daarbij ge-
rugsteund door wetenschappen, welke over een veel
uitgebreidere ervaring beschikken, dan de landhuis-
houdkurtde op zichzelf kan geven.
In diepste wezen is eigenlijk de conclusie van Dr. d. J. met zijn eigen betoog in strijd. Hij ontzegt mij, want daarop komt het betoog in feite neer, het recht
om gebaseerd op de
hoofdwetenschappen
(algemeene
economie en ‘bedrijfshuishoudkunde) een
deta.ilséudie
te maken, omdat ik deze niet inpas in de theorie van
de
detailwetenschap,
de landhuishoudkunde. Volgens
zijn eigen lbetoog zou mijn •geachte opponent mijn
methode moeten toejuichen en aan landhuishoudkun-
digen het recht moeten ontzeggen publicaties over
agrarisch-economische onderwerpen te doen, zonder
dat zij deze in de theorie der algemeene economie en
heclrijfshuishoudkunde invoegen. Dr. d. J. zal, bij
bestucleering harer theorieën, dan ‘bv. tot de ontdek-
king komen, dat het vraagstuk van groot- en klein-
bedrijf slechts een onderdeel is van het algemeene,
•bedrijfshuishoudkundige ,,proportionalitei.tsvraagstuk”
en dat daarbij de handel in het geheel niet moet wor-
den uitgeschakeld. Tot zoover de critiek tegen mijn
conceptie.
De lessen mijner leermeesters en de kennisname
van koloniaal-economische literatuur hebben mij be-
hoed voor de fout onderscheid te maken tusschen al-
gemeene en koloniale economie en voor het slechts
zien van slechte Oostersche eigenschappen, doch moe-ten mij er evenzeer voor ‘behoeden gradueele verschil-
len tusschen Oosterling en Westerling, welke ingrij-
pende beteekenis hebben, te verwaarloozen of uit het
feit, dat de bonen voor den Oosterling laag zijn te
coucludeeren, dat de arbeidsfactor ,,dus” goedkoop is.
De slotopmerking van Dr. d. J.
wijSt
op een mis-verstand. Bij den Inlander is de status, waarbij h.ij,
als ik het zoo even mag noemen, het goed ,,rust”
hooger waardeert dan de toegevoegde belooning, veel
eerder bereikt dan ‘bij den Westerling en dit gradueele
verschil, dit verschil in accent, heeft wel degelijk
groot belang ‘bij de bestudeering van koloniale toe-
standen (b.v. looncurve, duur en wijze der inspan-
ning, loonstelsel). Dr. d. J. zal er zich gemakkelijk
praotisch van kunnen overtuigen.
Ik noem de rubberwinning van de bevolking daar-
om geen cultuur, omdat economisch het ‘bedrijf ver-
zamelnijverheid is. Van doel’bewuste
organisatie
(over doelbewustheid
in het algemeen
heb ik niet ge-
sproken) is inderdaad toch geen sprake; de opzet is
zoo spoedig mogelijk veel rubber te krijgen, niet, het bedrijf daartoe zoo gunstig mogelijk te organiseeren.
Dat het in het algemeen zorg voor de toekomst (dus
sparen) zou zijn, die den Inlander tot rubber planten
heeft gebracht, moet ik ontkennen; eerst de zachte dwang der bestuursambtenaren, daarna de kans op
groot gewin, door gemakkelijk werk, zijn de drjf-
veeren geweest.
Het aanwezig zijn van de kapitaalrekening kan op
zichzelf, blijkens de ervaring, welke de ‘bedrjfshuis-
houdkunde geeft, nooit voor
bestaande
producenten
een ,,drawback” (in den zin, waarin Dr. d. J. het be-
doelt) zijn in de concurrentie, zoolang niet de nood-
zaak van vervanging der kapitaaigoederen bestaat.
Speciaal deze crisis heeft zoo duidelijk getoond, dat
daardoor eerder een inelasticiteit en geen afname
van aanbod in de productie wordt veroorzaakt. Een
kapitaalrekening geeft bovendien niets anders dan
een historisch feit. Hiermede heb ik de hoofdzaken der critiek bespro-
ken, de andere punten zal ik laten rusten en ook op
het ‘betoog van Dr. d. J. ga ik niet in, behoudens één
punt, dat van de ‘bereiding. Voor rekening van mijn
geachten opponent blijft het eenigszins tweezijdige
•betoog over de eerst geringe, daarna grootere betee-
kenis van de bereiding in de verhouding van deze
groot- en kleinbedrijven, doch wel wensdh ik hierbij
aan te teekenen, dat dit industriëele proces voor het
vraagstuk voornamelijk als kostenprobleem beteeke-
nis heeft.
De kosten bepalen, of differentiatie hier mogelijk-
heden biedt en dan zou het zelfs wel eens, met de
kostencijfers der remillers voor oogen, kunnen ‘blij-
ken, dat de integratie in het Westersche ‘bedrijf veel-
eer een nadeel dan een voordeel kan zijn. Het zal
Dr. d. J. even goed als mij bekend zijn, dat juist de
bereidings- en verpakkingskosten een groot deel der
directe kosten uitmaken en de fabrieken en machines op den duur vervangen zullen moeten worden en dan
zal de kracht van het Westersche •grootbedrijf nog
moeten blijken. J. F. H.
AANTEEKENINGEN.
De internationale botermarkt in 1932.
De moeilijkheden op de wereldmarkt van boter,
een gevolg van de vergroote aanvoeren van de over-
zeesche landen, de bijna allerwegen verminderde con-
sumptie, de talrijke protectionistische maatregelen
ter bescherming van de eigen zuivelindi.isitrie in ver-
schillendi landen, hebben, zooals bekend, tot een ge-
weldige prijsdaling geleid (men zie de elders in dit
weekblad opgenomen statistiek van groothandels-
prijzen).
Minder bekend is echter, dat, ondanks de gedaalde
verelduitvoer van ‘boter in 1932, de uitvoer van de
overzeesche landen t.o.v. 1931 nog met 14 pOt. is toe-genomen. Dit ‘blijkt uit de statistieken, die dezer dagen
door het Internationaal Landbouw Instituut te Rome
zijn gepubliceerd.
Volgens deze gegevens is de uitvoer van de belang-
rijkste Europeesche productielanden met 16 pOt. af
–
gënomen en de totale wereldexport slechts met 4 pOt.
Dit is een gevolg van den vermeerderden uit
y
oer van
Australië, van Nieuw-Zeeland en in mindere mate
van Argentinië.
Uitvoer van boter uit de voornaamste uitvoerlanden.
•
(in ton).
Landen
1932
1931
1930
1929
1928
Denemarken …..
157.798 171.652 168.989 159.038 147.741
Nederland …….
20.378 32.958 41.909 .47.321 46.941
Tersche Vrijstaat
16.752 19.190 26.656 28.484 28.405
Zweden ………
13.551 19.525 26.674 24.930 17.545
Finland ………
14.524 17.403 17.112 16.606 13.376
Estiand ………
12.531 14.444 14.066 12.359 11.222
Lettiand ……..
18.597 18.739 18.430 14.830 13.006
Lithauen ……..
9.926 8.705 7.357 4.084 2.643 Polen ………..
1.228 12.460 12.117
15.081
10.974
Totaal Europa
265.285 315.076 333.310 322.733 291.853
Sovjet-Rusland ..
30.934 30.855 10.522 25.371 32.609
Nieuw-Zeeland
. . 110.943 100.023 95.723 84.017 73.641
Australië …….
103.920 86.643 57.425 46.681 51.171
Argentinië ……
25.389 23.209 23.204 17.031 20.041
Totaal overzeesche
landen
240.252 209.875 176.352 147.729 144.853
Algemeen totaal
536.471 555.806 520.184 495.833 469.315
306
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April 1933
De uitvoer van Nederland is, na die van Polen
(daling vau 90 pOt.), het meest getroffen (38 pOt.).
Daarentegen is cle uitvoer van boter van Lithauen ge-
stegen, terwijl clie van Letland slechts weinig is ge-
cl aalcI.
Beschouwt men de irrvoerianden, dan geven alleen Groot-Brittannië en België/Luxembutg een stijging te
zien.
Z[nvoer van
boter
in cle voornaamste invoerlancien.
(in ton).
Landen
1932
1931
1930
1929
1928
Groot-l3rittann iii en
Noord-Ierland’)
413.604 391.613 337.866 318.769 302.195
Duitschiand …..
09.519 100.221 133.1.57 135.544 126.553
:Beigië-LIIxen!htlrg
21.218 1.8.852 10.267
4.336
1.31.5
Frankrijk …….
11.857 18.523
5.862
4.424
2.612
Zwitserland
3.697 10.595
8.526
7.552
8.193
Ca.nad% ………
lOS
1.280 17.511
16.297
7.921
Totaal.
. 520.093 541.084 513.189 486.913 448.489
1)
De wederuitvoer werd afgetrokken.
Van cle invoerstijging in Engeland hebben in de
eerste plaats Australië, Nieuw-Zeeland en Argentinië
geprofiteerd, (lie hun hfzet in dit land t.o.”. 1.931 met
14 pOt. hebben kunnen vergrooten. Daarentegen is de
invoer in En.gelancl uit verschillende andere landen
sterk verminderd, zooals uit Nederland (- 51 pOt.),
Estiand (-. 34 pOt.), Rusland (- 20 pOt). Ierland en
Zweden (- 11 pOt.).
In Duitschland is de invoer, tengevolge van het
systeem van contingenten, met 31 pOt. afgenomen.
De zuivelindustrie van Polen is hierdoor het meest ge-
troffen. De invoerverrnindering voor dit land bedroeg
89 pOt., voor Denemarken 51 pOt., voor Nederland
45 pOt. en voor Zweden 42 pOt.
De statistieken van het Int. Landbouw Instituut
bevestigen het feit, dat in landen, waar geen systeem
van oontingenten was ingevoerd, de afzet van boter,
afkomstig uit landen met gedeprecieerde valuta’s, zich
het best heeft kunnen handhaven.
Statistiek van de prijzen van tuinbouwproducten
Sedert eenige weken hebben wij in ons statistisch
overzicht van groothandelsprijzen, cle prijzen van roode
en witte Icool en uien opgenomen.
In verband met het eiiicle van het seizoen van deze
producten zijn deze noteeringen met ingang van cjit
nummer vervangefi door die van bloemicool, kaskom-
kornmers en salade. Deze prijzen worden ons eveneens
verstrekt door het Centraal Bureau van cle Tuinbouw-
veilingen in Nederland. Voor nadere bijzonderheden
verwijzen
Wij
naar blz. 312.
INGEZONDEN STUKKEN.
DE WEG UIT DE DEPRESSIE.
Prof. Mr. W. C. Mees R.Azn. schrijft ons:
Met veel genoegen las ik in liet antwoord van Prof.
.l)r. 0. A. Verrijn Stuart aan Mr. A. Veen op blz. 263
van het nummer van 29 dezer van dit tijdschrift de
volgende passage: ,,Indien men rich een oogenblik
,,een toestand indenkt, waarbij de aanpassih.g van alle
,,prijzen aan de koopkracht der geldeenheid zich tijd-
,,loos en gelijkmatig voltrekt, dan zou men…., van ,,depressie en inzinking in het geheel niets bemer-
,,ken. De geweldige vooruitgang van de productie-,,capaciteit der laatste jaren zou enkel eene ontzag-
,,gelijke vooruitgang der algemeene welvaart betee-,,kenen. Van bezuiniging in den dienst der overheid
,,zou, bëhoudens het geval, dat deze uit anderen hoof-
,,cle geboden mocht zijn, evenmin sprake wezen als
,,van verhooging der ‘belastingen. Aan inperkiug der
,,voortbrenging, tenzij dan in enkele onevenwichtig
,,uitgegroeide ‘bedrijfstakkeh, zou ii iemand denken.”
Mijn genoegen zou echter grooter zijn geweest, in-
dien de schr. hieraan had toegevoegd, dat zoodanige
toestand zal worden bereikt (of laat ons, om zeer
voorzichtig ‘te zijn, zeggen: benaderd), zoodra, over-
eenkomstig het voorstel van ondergeteekende in dit
tijdschrift van 1.8 Mei, 13 Juli, 9 en 16 Nov. 1932 en
Bureau voor Groepsverzekering
GEVESTIGD TE
UTRECHT, PRINS HENDRIKLAAN
46
DIRECTEUR DR.
G. E. HIJFFNAGEL
OPGERICHT DOOR DE
LEVENSVERZEKERING-
MIJ
2x
100 %
ZEKERHEID
Natïonale
en
LEVENSVERZEKERING-BANK
TE ROTTERDAM
Nederlanden
van
TE SGRAVENHAGE
VOLLEDIGE GARANTIE
VAN BEIDE MAATSCHAPPIJEN
NEDERLANDSCHE WERKGEVERS
VRAAGT ADVIES INZAKE OUDENDAGS- EN GEZINSVERZORGING
VAN UW PERSONEEL!
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
307
elders (bv. in een praeadvi.es aan de vereeniging
,Handelsrecht”) met het gulden-is-gulden-stelsel
onzer wetgeving zal zijn gebroken en eene wetsbpa-
ling wordt vastgesteld, krachtens welke niet alleen in depressietijd, maar geregeld, alle geldvorderingen en
-schulden en ook de kapitaalbedragen der bedrijven zullen zijn onderworpen aan eene herleiding in ver-
band met wijzigingen in de waarde van de geldeenheici
in dier voege, dat zij eene vaste hoeveelheid koop-
kracht blijven vertegenwoordigen. Die herleiding zal
moeten geschieden aan de hand van een iodexcijfer
der kosten van levensonderhoud (in zeer ruimen zin),
dat periodiek en op korten termijn zal moeten worden vastgesteld. Naar ik te ‘bevoegder plaatse mocht ver-
nemen zijn tegen het vaststellen van zoodanig index-cijfer op deugdelijke basis geen technische bezwaren
aanwezig.
Het ‘verwondert mij, in plaats van zulk eene toe-voeging, uit de pen van Prof. Verrijn Stuart verder
te moeten lezen: ,,De moeilijkheid is echter, dat de
,,voorwaarde, die wij noemden, eene tijdlooze, harmo-
,,nische aanpassing aau verandering mde koopkracht
,,dier geldeenheid voor verwezenlijking niet vatbaar
is.” Motiveering ontbreekt.
Liet verbaast mij te meer deze uitspraak te zien
neergeschreven door den voorstander van een a-metal-
listisch ruilmiddel, waarvan de waardevastheid aan
de hand van gelijk indexcijfer zou moeten wordeA
nagestreefd. Indien mijn voorstel op dien grond ver-
werpelijk ware, zou ook het a-metalFisme zijn veroor-
cl eeld.
De door sehr. geëischte ‘harmonische aanpassing wordt hij de door mij gewenschte regeling wel niet
,,tijdloos”
i),
maar toch op zeer korten termijn ver-
kregen en gehandhaafd. Loonen, renten, pachten
worden steeds in evenredigheid met het algemeene
prijsniveau verhoogd of verlaagd, zoodat voor den ge-
middelden ondernemer eene regelmatige winstmarge verzekerd blijft en derhalve voor het massaal ontslag
van werkkrachten en dus voor het ontstaan van werk-
loosheid geen aanleiding meer bestaat.
Schr.’s onmogelijkverklari:ng moet ik dus met be-
slistheid van de hand wijzen.
Ook kan ik niet de waarde erkennen van het be-
zwaar door Prof. Bordewijk onlangs tegen het her-
leidingsstelsel aangevoerd (in een noot op •blz. 34 van
de Tan.-afleveririg van de Economist) en dat daarop
neerkwam, dat bij invoering van dat stelsel de toe-
stand zoodanig zou verbeteren, dat de prikkel om tot
stabiliseering van cle waarde van het geld te komen
daardoor zou worden verzwakt. Gaarne neem ik nota
van schr.’s erkenning, dat het herleidingsstelsel tot
verbetering zal leiden. Maar laten wij die bereikbare verbetering dan ook aanvaarden en laten wij ons niet
blind staren op een voorshands toch onbereikbaar
ideaal van een waardevast betaalmiddel. Want doen
wij het laatste, dan zal voor de zooveelste maal het betere (of wat men daarvoor aanziet) de vijand van
het goede ‘blijken te zijn. Zooals ik trouwens meer-malen heb opgemerkt, zal het herleidingsstelsel aan.
het streven naar meer waardevastheid van het geld
niet in den weg staan, maar dit in hooge mate be-
vorderen.
Laat ons ten aanzien van bestrijding van de crisi.s
eindelijk eens tot
daden
overgaan door het herlei-
dingsstelsel te aanvaarden. Wel neemt ook ten onzent
het aantal crisi.smaatregelen hand over ‘hand toe,
maar de eerste daad tot
bestrijding
van de crisis laat
zich nog wachten.
J)
Het woord is niet van mij.
N a s c h r i f t. Naar aanleiding van ‘bovenstaand stukje van den heer Meès bepaal ik mij ertoe aan te
teekenen, dat de strekking van het door hem vermelde
gedeelte van mijn lbetoog deze was, dat, aangezien
tijdiooze, en over het geheele gebied van het econo-
misch levén gelijkmatige, aanpassing van alle prij-
zeii aan waardewisselingen der geldeenheid, waardoor
e
hare noodlottige gevolgen zouden achterwege blijvei,
niet te verwezenlijken is, het streven gericht moet zijn
op de verzekering der waardevastheid, das op alge-
meene prijsstabilisatie.
Het verschil tusschen den heer Mees en mij komt
hierop neer, dat hij het indexcijfer (ik laat nu daar,
dat dit m.i zich niet ‘tot de kosten van het levens-
onderhoud moet beperken, maar op veel breeder
grondslag ‘behoort te worden gebouwd) wil gebruiken
om de gevolgen van veranderingen in de koopkracht
te
corrigeeren,
ik daartegenover om die veranderin-
gen te
voorkomen.
Nog steeds meen ik dat, andere
bezwaren tegen den ,,tahïilar standard” nog daarge-
laten: prevenrtio
n
is ‘better than cure.
‘C. A.
VERRIJN STUART.
ONTVANGEN BOEKEN.
Werkloosheid werktijd 40 uur?
Eenige beschouwin-
gen van het Verbond van Nederlandsche Werk-
gevers. (‘s-Gravenhage 1933; N.V. Boek- en
Kunstdrukkerij v.h. Mouton & Co. Prijs
f
0.40).
In dit geschrift van
82
pag. wordt een helder betoog
geleverd tegen cle invoering van de 40-urige werkweek als
algemeen middel ter bestrijding van de werkloosheid. Ge-wezen wordt in het bijzonder op het ‘gevaar van werktijd-
verkorting met ‘behoud van het weekloon, hetgeen leidt tot
verhooging vau de productiekosten van de industrie, ter-wijl juist verlaging op den voorgrond moet staan.
De nieuwe wet op de naamlooze vennootschappen
door Mr. Dr. H. F. A. Völlmar. Vijfde vermeer-
derde druk. (Haarlem 1933; H. D. Tjeenk Wil-
link & Zoon N.V. Prijs
f
2.90).
Deze nieuwe druk van het ‘bekende boek van Mr.
V.
werd uitgebreid met een hoofdstuk over het samenstellen
en wijzigen van statuten ‘in verband met de bepalingen der
nieeivc wet en de toepassing daarvan door het Departement
vnu Justitie.
Entwicklu’n.g und Aufbau der Glühlam pen-Industrie
door William Meiiihardt. (Berlijn 1932; Cari
Heymanns Verlag. Prijs Mk. 10).
De heer Mein’hardt, directeur van de Osram, schetst in dit boek de ontwikkeling van de gloeilampenindustrie en
béhandelt. verder de invloed, die de gloeilampen op de ont-
wikkeling van dc electrotechnische industrie heeft uitge-
oefend. Eveneens wordt de kartelvorniing in de gloeilam-
peniudustrie behaudeld.
Kapita.lisme, mairxisme of . . . .1
door Mr. Dr. A.
Spanjer. (Uitgave van de Handeiswetenschappe-
lijke Bibliotheek, Leiden. Prijs
f
1.40).
Doel van dit geschriftje is door een beknopte uiteen-
zetting van cle voornaamste liberaail.socialistische theorieën
kennis en begrip van de huidige ordening bij te brengen.
Loonpolitiek en de crisis
door Mr. A. J. R. Mauritz.
(Haarlem 1933; H. D. Tjeeuk Willink & Zoon’s
Uitgevers Mij. Prijs f 0.90).
Inhoud: 1 Crisisoorsaken en loonpolitiek. II Prijzen en
bonen. III Loonen als kostenfactor en als koopkracht.
Conjunctuur en crisis
door Drs. 0. Sytsma. (Uitgave
Handeiswetenschappeljke bibliotheek, Leiden).
Een lopulair geschreven boekje over de conjunctuur en
de crisis, waarin zoowel de historie als de verschillende
theorieën worden behancleid.
Resultatenberelcenin gen op korten termijn
als middel
tot contrôle van het beheer door J. E. Sp.inosa
Cattela, Lid Ned. inst. van Accountants. (Uit-
gave Handelswetenschappeljke Bibliotheek, Lei-
den).
Be/cn’opte ui1werkingen der opgaven voorkomende in
bIcnopt leei-boelc van het handelsrelcenen
door
0. Kok, leeraar aan cle Handels-Hoogere
Burgerschool te Groningen. Tweede deel B.
(Groningen, Den Haag, Batavia 1933; X. B. Wôl-
ters. Prijs f.1,90). , ‘
308
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April
1933
. .
MAANDCIJFERS.
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSCHE
BANK.
HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.
1
Januari 1933.
Januari 1932.
.
___________________
–
Den Haag
Maand
stm
Arnhem
Gro-
ningen
Volle
eigen
–
.- u
Middel-
burg
Rotter-
dam Zwolle
Posten
Bedrag
Posten
Bedrag
____________________
Rek.houders
48.695
fl.2’736O6.000
51592
f
1.693.113000
Doorll.-bank
Tï
.
Jan.
.
5
1
5.23
5j
5
5.-
plaatselijk
3450
,,1.027.153.000 36.899
,1.402.988.000
Febr.
5
5.25
5j
5
5.13
Voldoening
Mrt.
.
5
5.19
5j
5
5.40
Rijksbelast.
1.013
10.491.000
977
9.011.000
April
5
•
5.18
5j
5
5.20
Mei
. .
5
5.-
5j
5
5.34
Juni
.
5
5.03
5j
5
5.40
Juli ..
5
5.25
5j
5
5.50
Aug.
5j
5.25
5j
5
5.43
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
Sept.
5
.
5.25
5j
5
5.50
3 April 1933 voor
tetegrafi8che
uitbetaling op:
Oct..
.
5
5.18
5j
5
5.08
__________________ _____________ _______ _______
Nov.
.
5′)
5
52)
5.17
5.23
5
5.20
5
Gulden per
Pan
Koers
Dec.
.
4.90
4
5.13
–
5
5.11
5
Europa. to
0/
1933
Jan.
.
4.375
5
5.-
–
5
5.-
5
Londen)
£
•
12.10
8
8.49
2
Febr.
.
5
1
5
4.84
–
5
4.79
5
)
Berlijn
*)
.
100 Mark
59.26
58.99
4
Mrt..
)
4.50
5
5
4.96
4
f
Parijs
*)
1.00 Franc
9.747 9.74
2f
Onder de op deze rentebasis afgesloten hypotheken be-
100 Belga
34.59
34.551
3f vonden zich er twee op erfpacht.
100 Franc
100
,,
–
6.91
Deze rente betreft hypotheken met een derde over-
48.-
47.86
2
waarde; een instelling daar ter plaatse, welke slechts 50
01
0
100 Kronen
–
7.361
31
van de geschatte waarde geeft, belegde in Nov. tegen
4
f
°Io-
100 Schilling
35.-
35.04
5
3)
Op landerijen werd bij dubbele overwaarde hyp. veistr.
100 Pengö
43.51
43.50
4f tegen 4f en
q
0/
o
. 4)
Op landerijen 41.41 o,.
100 Lei
1.4880
1.48
7
Nadruk verboden.
100 Leva
1.79
7
1.80
8f
Belgrado ……….
Dinar
4.379
3.65
7f
EMISSIES IN MAART 1933.
Turksch
£
10.93
1171
Kerkelijke Leeningen
……………
f
1.414.500,-
100 Drachme
3.23 1.40
9
Nederland……………….
f
1.414.500
100 Lira
13.09 12.70
4
Luxemburg
……..
Zürich
)…………
100 Peseta
48.- 21.-
6
Totaal.
. . .
f1.414.500;-
Praag ………….
Weenen
)
……….
Athene
…………
Milaan
…………
Escudo
2681
0.07j
6
Bovendien:
Kopenhagen *)
. .
100 Kronen
66.67
37.95
3f
f
11.200.000,- 3.m. Schatkistpromessen 1.
f
998,7
–
2
17.920.000,- 6-m.
,,
,, ,,
996,57
en
Oslo
*)
100
66.67
43.45
4
17.3.55.000 3
%
Schatkisbbiljetten
,, ,,
1.018,-
Istanbul ………..
100
.100
66.67
44.90
3f
100 IJsl. Kr.
66.67
38.25
Voorts werd in de afgeloopen maand hier te laude de
100 Zioty
27.91
27.821
6
inschrijving opengesteld op een beperkt iedrag:
.
..
Brussel
*)
………
…
Stockholm
)
……..
Warschau
………
Kovno (Litauen)
100 Lita
..
24.88
24.80
7
Cert. v. aand. Depdt vnu aandeeleu in bank- en fivaiiciëele
Reickjavick
…….
Riga (Letland)
100 Lat
48.-
48.-
5
f
-6
instellingen
.
f
105,73 (introductie)
;
Reval (Estiand).
. .
100 Estl. Kr.
66.67 66.25
51
Cert. v. 10 gew. a.and.
Z.]1.W.
P. Lorillard
&
Co.
ft
±
13%
Boedapest
………
100 Finnmrk.
6.261
3.74
6
(introductie).
Boekarest
………
Sofia
………….
Moskou
………..
Tjerwonets
12.80 12.80
De Kerkelijke Leeningen zijn als volgt onderverdeeld:
(10 Roebel)
Rente- Kmiss’ie-
100 Gulden
48.42 48.50
4
Guldens
voet
koers
Madrid
…………
Lissabon ………..
A
meriku.
pCt.
pCt.
$
–
2.4878
2
.
47
1
3
f
Ned. Herv. Gem. te Hillegersberg
60.000
5
100
Canad.
$
2.4878 2.061
Stichting ,,Ziekenhuis v. d.
H.
Mexico
……….
Mex. Dollar
1.24 0.71
Joanues deDeo”
te ‘s-Gra-
Buenos Aires ……
..Peso (papier)
..
1.05681
0.65
6
venhage
——————-1.000.000
5
99%
La Paz (Bolivia)
3)
Boliviano
0.9080
–
R.K. Kerkbest. d. Par. v. d. H.
Danzig
…………
Rio de Janeiro….
Milreis (pap.)
0.8075e
0.19f
Jacobus der Meerdere te En-
Peso (papier)
0.30
0.15
6-7
schede
———————100.000
5
100
Bogota (Columbia)
3)
Peso
–
2.42
2.14
Congreg.
d.
Zusters Francisca.
Quito (Ecuador)
..
Sucre
0.498
nessen Missionarissen v. Ma.
Valparaiso ………
Lima (Peru)
……
Sol 0.697 0.40
ria, te Maastricht ———–100.000
5
99
Montevideo (Urug.)
Peso
2.5725
1.17
R.K. Kerkbest. d. Par. v. cl
. H.
Helsingfors
……..
a-aas (Venezuela)
Bolivar
0.4795
0.391
Engelmundus, te Velsen-Drie-
Gulden
1.-
1.00f
huis
———————–160.000
4%
98%
San
José (C. Rica)
Colon
–
–
Emissies in 1933.
New-York
*
……..
Montreal
………
Guatemala ……..
Quetzal
2.481
2.48
Obligatiën
Aa.iodeelcn
Totaal
Willemstad (Cura.)
Gulden
1.-
1.011
Januari
. . .
f
111.190.325,-
–
f
111.190.325,-
Paramaribo
……..
Managua (Nicar.)
3)
..
Cordoba
2.48
1
–
Februari
.. ,,
12.250.625,-
–
12.250.625,-
San Salvador
3)….
Colon
1.2440
0.89
Maarf——–1.414.500,-
–
1.414.500,-.-
Azië.
..
f
124.855.450,-
–
f
124.855.45&,-
Calcutta
……….
Rupee
0.91
0.64
Gulden I.G.
100
0
.
99
1
4f
–
Yen
1.24
0.53f
4.38
OVERZICHT DER OPBRENGSTEN VAN HET
Batavia
…………
Dollar
.
0.561
STAATSBEDRIJF DER P.T.T.
Kobe
………….
Taël
0.721
FEBRUARI 1933.
Straits Doli.
1.4125
0.981
Hongkong ………
Shanghai
………
Singapore
………
Manilla
………..
Teheran
4
)(Perzië)
Phil. Peso
Pahlavi
1.24
–
1.211
8.24
Werkelijke
Meer of minder dan
Omschrijving
opbrengst
I
Bangkok ………..
Baht
–
0.79
Febr. 1931
J
Begrooting
Febr. 1933 Afrika.
Kaapstad
£
12.10e
8.50
4
f
2.803.895
,,
322.883
–
f
187.582
–
,,
30.966
–
f
loÔ.305
–
,,
13.937
Alexandrië ……..
Egypt.
£
12.42
8.72
Telegrafie
….
…
Au8traliê.
Melbourne, Sidney.
.
Posterijen
…….
,,
1.855.315
+
19.524
13.485
Telefonie ………
Postchèque- en
en Brisbane
….
£
12.101
6.79
Girodienat
,,
565.823
+
53.479
+
30.923
Nieuw Zeeland ….
1)
Goudpeso.
2)
Milreis Goud.
3)
Zichtkoers.
4)
Munteenheid
£
$)
Not,
= Rial (=
een
12
.
10
f
te A’dam.
0v.
Kran.)
6
.
78
1
not, part.
opg.
Totalen………
f
5.547.916
–
f
145
.
545
f
96.804
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
309
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
BANKDISCONTO’S.
Disc. Wissels.
2419 Apr.’32
Ned
Lissabon
.,..
6411 Apr.’32
2
30Juni’32
‘Bel.Binn.Eff
3
19Apr.’32
Bk
iVrsch.
Londen ……
in R.0 3
19Apr.’32
Madrid ……
64
8Ju1i’31
Athene ……….9
3Dec.’32
N.-YorkF.R.B.
3
7Apr.’33
Batavia ………..
44lOMrt.’30
Oslo
……..
4
l8ept.’32
Belgrado
……..
742OJuli’31
Parijs
…….
425Jan.’33
Berlijn
……….4
22 Sept.’32
Praag
……
.425
Jan.’33
Boekarest……..7
S
Mrt. ’32
Pretoria
….4
20Feb.’33
Brussel ……….
3413 Jan.’32
Rome ……..
4
9Jan.’33
Budapest ……..
44 17Oct.’32
Stockholm
..
341Sept.’32
Calcutta
……..
3416Feb.’33
Tokio
. .
..4.38
17Aug.’32
Dantzig
……..4
12Juli’32
Weenen ……
5
23Mrt.’33
Helsingfors ……6
31 Jan.’33
Warschau.’..
.
6
20 Oct. ’32
Kopenhagen
…. .
4120ct. ’32
Zwits. Nat. Bk.
2
22Jan.’33
OPEN MARKT.
1933 1932
1931
1914
pri
8
A
•
318
127 Mrt./I
20125
4(9
6(11
20(24
April
1 April
Mrt. April April
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
11.1j
1
1_
5
j
1
I2-
5
l8
h12I4
1
14_1
1
/8
11I41j3 3I1_31
Prolong.
1
1
1 1
1
11/4314
2114_314
Londen
Dageld.
. .
1/..l
lj,-1
’12-1
1(4.1
1h1
4
_2h/
2
1I2-3112
1314-2
Partic.dlsc.
l-“Ii
51
4
J
4
1/_5f
23116_Ij2
219121
4114_314
Berlijn
Daggeld…
4112-5Is
411_571
412-6
4
1
18_542
6-7
1
I2
4
1
I2-7’I2
–
Maandeld
4115_5314
4115..534
4112-514
4114_5314
692-7112
–
–
Part, disc.
371
318
3
7
1s
3
7
18
5
1
1-
1
I
4
5
I8-14
2
1
/8-
1
12
Warenw.
. .
4_1j
4
4_1j
4
4_11
4
4_1j
4
6_114
511
4
–
New York
DageId
1)
3
3 3
3_
1
12
211
2
3/4
1
1
17-214
1
3
14’2
1
12
Partic.disc.
lu
l
1
1
11’2
1
/4
21/
4
2114-3
1
14
21/
4
1
3
/4
–
1)
Koers van 7 Apr. en daaraan voorafgaande weken tlm. Vr jdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN N:Ei)ERLAND.
– –
Da a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bafavla
York)
4April 1933
2.47%
8.4834
58.86
9.744
34.56
993%
5
,,
1933
2.479,,
8.46
58.624 9.744
34.56
99%
6
1933 2.477/
8
8.47
58.51
9.744
34.56
993%
7
1933
2.47
8.46h
57.874 9.744
34.58
99
Y4
8
1933 2.477/
8.4734
57.75
9.75 34.58
997/
6
10
1933
2.4713f,
8.4634
58.55
9.75
34.564
997/
8
Laagste d.w’)
2.4734
8.45
5
/
57.60
9.74
34.50
99
Hoogste d.w1)
2.48
8.4934.
58.95
9.754
34.624
0
/b
Muntpariteit
2.4878
12.1070
59.263
9.747
34.592
100
Data
Weenen
Praa5
Boeka-
Milaan
Madrid
4April1933
47.84
–
7.38 1.48
12.69
21-
5
,,
1933
47.83
–
7.374
1.48
12.674
20.984
6
1933
47.86
–
7.38
i.48
12.67
20.974
7
1933
47.8734
–
7.38
1.48
12.69
20.90
S
1933
47.8734
–
7.38
1.48
–
–
TO
,.
1933
47.87
–
7.374
1.48
12.68 21.004
Laagste d.w’)
47.7734
–
7.35
1.424
12.624
20.85
Hoogste d.wi)
47.90
35.25
7.40
1.524
12.75
21.10
Muntpariteit
48.1234
35.007
7.371
.
-_
1.488
13.094
48.52
a a
D t
Stock-
holm
*.)
Kopen-
hagen,)
s
i
*
Hel-
Buenos-
Aires
1
,
) Mon-
t real
1)
61)
4April 1933
44.924
37.90
43.45
3.75
65
2.06
5
,,
1933
44.824
37.80
43.30
3.74
65
2.05
6
1933
44.85
37.85 43.35
3.74
65
2.0534
7
1933
44.85
37.85 43.35
3.75
(35
2.05
8
1933
44.85
37.85
43.40
3.74
65
2.05
10
1933
44.95
37.90 43.40
3.75
65
2.06
Laagste d.wl)
44.50 37.50 43.10
3.70
–
2.02 k
Hoogste d.w’)
45.10
38.10 43.70
3.80
65
2.08
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.2661
953%
2.4878
S)
Noteering te Amsterdam. **) Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t lstc of 2cle No. van iedere maand komt cen overaicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen ($
per)
Parijs
($ p. lOOfr.)
Berl
ij
n
p. 100
Mk.)
Amsterdam
($
P. 100 gid.)
4 April
1933
3,413%
3,93
23,7834
40,37
5
1933
3,425/
1
3,9334
23,7134
40,39
6
,,
1933
3,421
3,93′
23,50
40,3534
7
,,
1933 3,421/
14
3,93k
23,25
40,3
8
,,
1933
3,4115
3,93%
23,40 40,35′
10
,,
1933
3,41
15
/,,
3,93
7
/
6
23,63
40,38
11 April
19321
3,793%
3,947,
23,75
1
40,52
Muntpariteit.
I
4,86 3,90
8
/6
1
23.8134
1
40s/1,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
25
Mrt.
I
1933
1
Apr.
1933
3(8
Apr.
LaagsteHoogsle
1933
8
Apr.
1933
9734
Alexandrië. .’Piast.
p.
Y,
9734
9734
“97s/
8
9751
Athene
.
..
.
Dr. p.
£
60234
6024
585
620
605
Bangkok.
. . .
5h. p.ticai
1/10
1/10
1
1
1034
1/101/
8
1(1034
Budapest
.. Pen. p. £.
19%
193%
18%
20%
19%
Buenos Aires
d. p.
$
41 41
1
40
4134
41
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1161/
16
1
65/64
1/6
1
1
32
1/6
3
/
32
1/611
16
Constantin.
.
Piast.
p.
7
10
710
710 710
710
1-Iongkong
.
8h.
p. $
1/3
11
/16
113
7
/8
1133%
1/4’/8
1/3%
Kobe
…….Sh.
p.
yen
13
1/27I
1/31i
1/215j
€
Lissabon
. . . . ‘Escu. p. £
110 110
10934
11034
110
Mexico
. . .
1
$
per
£
12.- 12.-
11.75
13..-
12.50
Montevideo
d.pery,
33 33
32
34
33
Montreal
..
$
per
£
4.12 4.13
4.10%
4.1434
4.12%
Riod. Janeiro d. per Mii.
5/
5ij
5i
55/
s
5
‘/8
Shanghai
.. 8h. p.
taal
1/83%
18
7
/1
17
8
% 1/85/
8
1,8
Singapore
. .
id.
p. $
23%
2/3%
235
2137/
s
2
,
3
1
/4
Valparaiso
1)
$
per
£
–
–
– –
Warschau
. .
Zl. p. £
3034
305f,
30
31
305/
6
1
)90 dg.
ZILVERPRIJS GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.York’)
Londen
4 April 1933..
1734
27
4 April 1933
12017
5
1933..
175/
27
1
/8
5
,;
1933
121/_
6
1933..
177/,4
2734
6
1933.
. .
120
1
94
7
,,
1933..
1734
2734
7
1933
121/_
S
1933..
1734
27
8
.,,
1933 ….1.2004
10
1933..
178/
s
275/
4
10
1933..
.
120/11.
Ii
April 1932..
1615/,
2834
11
April 1932
109/4
27
Juli
1914.
24
11
116
59
27
Juli
….. ….
8410%
6)
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign
silver in
$c. p.oz.
fine.
3)
in 8h.
p.
oz.fine
STAND
VAN ‘s RIJKS KAS
Vorderingen.
/
31 Maart 1933
1
7 April 1933
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche
Bank ……………… f
6.745.911,73
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
/
789.005,70
,,
944.342,33
Voorschotten
op
uIt. Februari 1933 aan
de gem. verst,
op v.
haar d. de Rijks-
…-
adm. te heffen gem. ink, bel, en
opc.
1.767.695,56
..
op
de Rijksink. bel………………..1.767.695,56
Voorschotten aan Ned.-lndië… …. ..
147.334.665.27
,,
153.121.248,77
Id. aan
Suriname …………………
13.959.592,68
,,
13.962.448,68
Id. aan
Curaçao ………………….
6.971.271,80
,,
6.985.797,80
Kasvord. weg. credietverst. alh. buitenl.
,,
102.283.705,83
.,
102.135.340,87
Saldo der postrek.
v.
R(jkscomptabelen
Vord.
op
het Ag. Burg. Pensioenfonds’)
….
….
..
,,
25.050.698,50
–
,,
28.394.893,95
–
16.500.651,55
,,
16.565.651,55
Id.
op
andere Staatsbedrijven
1) ………..
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
40.791.414,84
.39.685.554,84
Verplichtingen.
Voorschot door de Ned. Bank ing. art.
f
7.759.361,16
–
Schuld a(d Bank
v.
Ned. Gemeenten..
– –
16 van haar octrooi verstrekt
……..
Schatkistbiljetten in omloop ………
306.558.000,-
f302.580.000,-
Schatkistpromessen in Omloop …….
55.920.000,-
…1.578.905,-
,,
73.860.000,-
Zilverbons in
omloop
……………….
…
,,
1.572.415,50
Schuld
op
uit. Februari
1933 aan de
gemeenten, wegens aan haar uit te
keeren hoofdsom der pers. belasting,
aand. in de hoofds, der grondbel. en
der gem. fondsbel., alsmede
opc. op
die belastingen en
op
dë vermogens-
belasting …………………..
…
,,
722.881,58
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,
10.665.818,06
,,
15,945.905,69
Id. aan het Staatsbedrijfd.P.,T.enT.’)
…722.881,58
,.
100.869.910,97
,,101.465.253,78
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
…..
167.207,68
,,
167.207,68
Id. aan diverse instellingen’)
………..
……80.456,43
69.6 ,,
72.930.618,35
‘)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
April 1933
1
8 April 1933
Vorderingen:
Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas
–
–
–
–
Saldo Javasche Bank…………….
…
f
1.146.000,-
–
waaronder Muntbiljetten…………
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinsteil
,,151.272.000,-
.
/
153.271.000,-
Schatkistpromessen
………………
…..1.250.000,-
,,
1.250.000,-
Schatkistbiljetten ………………..
19
….555.000,-
,,
19.575.000,-
Muntbiljetten in omloop
………….
1.754.000,-
,,
1.754.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
784.000,-
,,
905.000.-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
….
944.000,-
,,
2.006.000,-
Voorschot van de Javasche Bank,.,
–
1.486.000,-
CURAÇAOSCHE
BANK.
Voornaamste posten in
duizenden guldens.
–
Data Metaal
Circu-
latie
Dis-
contos
Voor
so’iotten
–
aan
de
kolonie
Diverse
reke-
ningen’1ningen’
Diverse
,
reke-
1
Maart
1933
4.710
4.909
1
151
6
709
72
1
Februari 1933
4.785 5.044
1
161 117
638
61
1
januari
1933
4.747
5.005
162 45
760
118
1
December 1932
4.748
4.969
172
10
743 114
T
November 1932
4.744
5.048
172
141
675
96
1
Maart
19321
4.842
5.338
211
75
920
21
1) Sluitp. der activa.
2)
Sluitp. der passiva.
310
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12
April 1933
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans
01)
10 April
1933.
Activa.
Binnenl. Wis-1 Hfdbk.
f
31232.732,89
sels, Prom.,
Bijbnk.
636.432,93 enz. in dise.1 Ag.•sch.
5.642.312,78 37.511.478,60
l’apier o. ii. Buitenl. in disconto
……
,,
–
Idem eigen portef.
f
73.214.7
Af: Verkochtmaar voor
de bk.nog niet afgel.
–
73.214.710,-
Beleeningen
ncl. vrscli.
I:iiclbk.
f
24.735.61284
,
in
rek.-crt.
Bijbnk.
3.863.783 34
01)
onclerp.
I
43.110.688 94
0
f
71.710.085,12
01:> Effecten
……f
70.681.717,81
Op Goederen en Spec.,,
1,028.367,31
71.710085,12
Voorschotten a. Ii. Rijk …………….
Munt, Goud
……f
98.200.005,-
M untmat., Goud
. .
857.536.295,30
f
955.736.300,30
Munt, Zilver, enz.
22.119.204.-
Muntniat. Zilver
–
977.855.504,30
1
)
J3elegging
1/5
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
,,
20.373.096,01
Gebouwen en Ijetib. der Bank ……..
..5.000.000,-
Diverse
rekeningen
………………
,,
12.989.747,33
Staatd..Nederl. (Wetv.27/5,’32, S. No. 221)
,,
19.331.195,17
f
1.217.985.816,53
Paaaiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonc]s
……………………
,,
3.000.000,-
Bijzondere
reserve
………………
,,
5.000.000,-
Pensioenfonds
………………….
,,
8.457.926,89
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
971.637.450,-
Bankassignatiën in
omloop
……….
209.5:11,33
:Rek.-coctr.
liet Rijk
f
8.159.726,51
saldo’s:
Anderen
,, 196.058.648,12
,,
204.218.374,63
Diverse
rekeningen
………………
,,
5.462.553,68
f
1.217.985.816,53
J3eschikbaar
iiietaals,ddo
…………
f
507.418.315,35
Minder bedrag aan bankbiljetten iii om-
1
001)
dan waartoe de Bank gerechtigd is,,
1.268.545.788,-
1)
Waarvan In het buitenland
f
3.020.302,58.
Voornaamste posten in duizenden guicleis.
Goud
Andere
Beschikt’.
Li-
Data
–
Circulatle
opeischb.
Metaal-
kings
Munt
1
Muntmat.
schulden
saldol)
perc.
10 April
3
33
98.200 857.536
971.637
204.428 507.418
83
3
,,
’33 98.200
850.536
991.446
184.134
502.329
1
83
25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schat,cist-
Bele “7’apier
Diverse
Data
bedrag
I
promessen
fin
e
e
n
g
op het
reke-
disconto’s
rechtstreeks
buiten!.
ningen
2)
10 April 1933
37.511
–
71.710
73.21.5
12.990
3
,,
1933
37.966
–
76.680
72.810
13.640
25 Juli
1914
67.947
–
61.686 20.188
509
1)
Sedert den bankstaat van
4
Jan.
1929
op de basis van 9, metaal-
dekking.
2
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
I
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
8Apr.’33
2
)I
15.890
212.160
1
32.310
61.1.02
1
,
‘332)1
159.080
207.970
1
35.250 61.792
11 Mrt.1933J
ïji.036 i46.124
210.467
32.582
1
60.940
4
,,
19331
112.038
46.090 207.571
33.832
1
1
61.567
25 Juli 19141
22:057
31.907 110.172
12.634
4.842
Data
Wissels.
–
bulten
Dis-
Belee-
Diverse
reke-
Dek-
kings-
N.-Ïnd.
conto’s
ningen
nin gen
1)
percen-
______________
betaalb.
tage
8Apr.’33
2
)
19.740
570
25.310
65
1
,,
‘332)
19.650
53.110
26.180
65
11 Mrt.1932
18.505
78
1
33.32 27.645
65
4
,,
1931
18.356
9.57
1
32.856
27.204
66
25 Juli1914
6.395
7.259
75.541
1
2.228
44
1)
Siuitpost activa.
‘)
Cijfers telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilf.
1_
Other Securities
Data
Metaal
in
‘in Bankingl Disc.and
1
Securities
–
circulatie
1
Departm.
1
Advances
1
5April1933 1177.360 1 371.669 1 .64.863 1 11.649 1 15.517 29Maart1933 172.688 1 367.112
79.727
11.770
17.211
22 Juli 1914
.
1
40.1.64
1
29.317
1
33.633
Other
1
I Dek-
Data
00v.
Public
1
Other iReseive kings-
Sec.
1
Depos.
1
Bankers )Acu,itsl
perc.1,l
5April’33 1 .82.980
14.083 109.599 1 34.495 t 65.6911 41
29 Mrt. ’33 1 57.738 21.244 1 92.838
34.966 1 80.5771 54.
22 Juli
1
14 11.005
14.736 j
42.185
29.297J 52 1) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Te
op het Belee-
1
voorschot
Data
Goud
Wis- waarv.I
‘Renteloos
buiten!.I sels
buitenl.l
ningen ‘v.d. Staat
31 51.r1233 80.409 1.440 2.406 5.3231 1.971. 2.714
3.200
24 ,, ’33 80.623 1.536 2.406 6.2071 1.980 2.635 1 3.200
23 Juli’14 4.104 640 –
1.5411 .
8
76
9
1
–
Rekg.
Courant
Data
Bonsv.d. Diver-
Circulatie
amor.
Staat ZTfst.
1
Parti-
t k.
1
sen
Iamort.k.l culieren
31 Mrt.’33I 6.621
3.117
86.096
1.07 1
–
2.128 116.850
24
‘l 6.629
2.188
84.233
125 1 2.035 11.8.998
943
23 Juli ’14f –
–
5.912
401 – ‘
‘) Siuitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
I
als goud-
wissels
Belee-
ten!. circ.
dekking
en
ningen
banken 1)
geldende
cheques
31 Mrt. 1933
738,6
64,0 97,0
2.762,5
210,3
23
,,
1933
727,4
66,4
121,9
2.452,3
83,6
30 Juli
1914
1.356,9
– –
750,9
50,2
Datn
Effec-
1
Diverse
I
Circu-
.
Rekg.-
Diverse
ten
Activa2)
latie
Crt.
Passiva
31
A.I.A.
1933
1
401
1
3
1
689,7
3.519,7
442,9
601,4
23
,,
1933
1
401,1
619,2
3.196,8 362,4
600,7′
30 Juli
1914
330,8
1
200,4
1
1.890,9
944,_
40,0
‘.1 unoelast. ‘) wo. i(entenoanksctleine .5!, L5 maart 111.5.5, resp. 14;
33 miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Data
Goud
.
”
&5
8
lrs
,
Rekg.
Crt.
1933
CS
.
.0
CQ
tO
6 April
2671
12669
62
794
58
363
40
3.639
70 269
30 ,irt.
63
804
47
363
40
3.559
139
280
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
Wettig
Wissels
Data
betaal- middel
Totaal
–
Dekking
–
In her-
1
.
.
.
disc v d
In de
open
bedrag
1
F. R.
‘Notes
Zilver
efc.
member
markt
banks
1
gekocht
22Mrt.’33
3.192,3
1
2.563,4
178,9
670,9
352,3
15
,,
’33
3.010,8 2.350,3
137,4
1.232,3
1
403,3
Belegd
1
ncircui
GoudAlgem
Data
0
stort
Dek-
Dek-
In U. S.
Gov.Sec.
1
Totaal
Kaepitaal
kings-
I
kings-
latie
1
perc.i)
perc.
2)
22 Mrt.3311.864,4
3.916,3
2.154,8
149,8
1
52,5
1
55,5
15
,,
’33)1.899,0
14.292,7
12.123,7
150,2
1
46,9
1
49,1
‘)
Verhouding totalen goudvourraad tegenover opeiscnoare schuiden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaai en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis- Totaal
1
Waarvan
Aantal
)
Data
conto’s
1
Beleg-
depo-
time banken
en
.
gingen
R.
sito’s
1
deposits
beleen.
1
banks
1
Mrt.’331
488
1
9.627
1
8.196 11.599
1
15.971
5.288
22 Feb.’331
130
1
9.865
1
8.392
1.814
1.6.933
5.499
De posten van
De Pied.
Bank, de Javascne Bank 0fl 00 Bank Of
Lflfl.
land zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van de be.
treffende valuta.
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
311
GOEDERENHANDEL.
Was aaligewezen. Nadat in cle eerste dagen der afgeloopen
GRANEN
week (Ie stemmiug voor Donanrnaïs flauw was, is allengs
.
–
11 April 1933.
eene verbetering ingetredeu en zijn de prijzen voor stoo-
De steniiiiiiig aan do t a r w e-rnarkt wa.s in (le afgeloopen
ltlCfldC partijen verhoogd. Voor dc eerste l)ooten werd een
week
voor
Caiiadeesche
en
.Aiistralische
soorten
vaster.
])r1C
l)OVeT1
cle latere betaald en cle vraag was bevredi-
Voori1
iii
Australische aijn zoowel naar het Verre Oosten
genil. Toen (Ie eerst verwachte booten binnenkwamen, was
als
naar Eagela.n(l
belangrijke
zaken
tot staLici gekomen
(Ie verkoop toch niet zoo gemakkelijk als velen hadden ver-
tot
iii
den
10011)
(lOr week regelmatig stijgende
PriYen
Zij
vaeht en is
veder iets van de verbetering verloren gegaan. ‘aren iii cle voorafgaande weken vrij aanmerkelijk gedaald
Ook de hatore stooniende Doiiaunaïs is
veder een weinig
en eeti gedeelte
‘an
(le •verlagiig is
nu
weder
ingehaald.
–
in PrIJS
.
edaald. Aflaclers hadden hunne prijzen per April Voor stocniiencle ptrtijen was de verlaging het grootst ge-
‘
Cii
Mei aflacling vehoogd, doch de verbetering hetrof alleen
weest cii die koopt men nog onder de prijzen,
vclke voor
stooniencie
partijen cii de matige veihoogiag voor
latere
latere verschepiag worden gevraagd. Wat Manritcba tarwe levering werd uict betaald. Volgens een gepubliceerdeff i-
betreft, bepaalde de vraag zich
in hoofdzaak tot spoedig
ciëcle schatting was de opbrengst van maIs in Roemenië
verwachte
partijen.
I)e
prij’acil
zijn
gestegen
en
koopers
van den laatsten oogst 27Y
2
milliooii quarters, of ongeveer
bepalen er zich toe alleen dc eerste posities te koopen en
.milliocn. qua.rters grooter dan een vroegere schatting.
veronachtaamen cle latere. De prijaverhoogiiig iii Canada is
De Argentijusehe regeering heeft dc opbrengst van Plata-
grootendeels eai.i volgen valt de stemming iii cle Ver. Sta-
mais geraamd op 30.820.000 quartcrs tegen 33.281.000 quar-
ten, welke laatste echter met cle internationale tarwemarkt ters in het vorige jaar. J)e bebouwde oppervlakte werd ge-
weinig te inakeii sheeft en alleen gevoeig is voor factoren
schat op
14.533.000
acres,
waarvan
5.236.000
acres
ver-
iii het eigen land. Op vaste dagen waren zaken nigelijk
loren gingen tengevolge van schade door sprinkhanen en
iii Platatarwe, welke dringend blijft aangeboden tot weinig
droogte vroeg in het seizoen. Van particuliere aijcle wordt
veranderde prijzen. ])e termijninarkten in Argentinië zijn
cle rnaïsopbrengst grooter geschat en van ongeveer gelijke
op
sommige clageir
iets gestegen,
doch prijsverbeteringen
grootte als in het vorige jaar. De consumptie
iii
Argenti-
arell
meestal niet van langen (1uur. Het slot te Buenos
nA6 zelf wordt aangenomen ougoveer 7 millioen quarters te
Aires was 7 ceutavos per 1.00 IfiG. lager, te Rosariio 5 con-
bedrageti. De ‘versehepingen vals Argentinië waren de vorige
tavos lager. J]l de eerste dagen der week stegen 1e prijzen
week nog niet groot
en
werden vcrtraagcldoor regen. Voor
UlIL
de terriiijttina.rkt te
•
ChiCUO, ni•ettegeu.staande cle Farm-
stoornende en spoedig te vertrekken partijen bestaat wel
board verder als verkooper optrad, als gevolg van slechte
belagsteing, vooral in landen waar weinig Donaitmais
oogstberichten en lage schattingen. van (le opbrengst van
en tot stan
gebruikt wordt. Tis Nederland zijn beperkte zak
d
wintertarwc
en
op
verwaehtinncti
van
inflatie
van
den
gekomeui, een
flinke
premie
wordt betaald boven
latere
Do]lar.
..1)e landbouwctten ter beperking vaqi den uitzaai
posities. Voor de laatste is de tbelangstelling matig. Weder
van zornertarwe zijn nog niet door den Senaat aaneno-
zijn de schommelingen klein geweest aan cle Argentijnsche
uien. ‘Het geniicldclde van dc schattingen door particuliere
termijIlrnaTktefl. Het slot te Buenos Aires was 2 centavos
oogstexperts van de opbrengst van wintertarwe bedraagt
lager en te Rosario 5 eentavos lager.
371 milliocit bushels, {e vorige schatting 400 millioen. In
Nog steeds moet in hoofdzaak Argentinië in de behoefte
het orige jaar
was de opbrengst 462 millioen,
in
1931
aan ge r s t voorzien. Behalve een kleine inzinking in het
787
millioen en de gemiddefde opbrengst
in de periode
midden der week, bleven de prijzeii.onveranderd. De vraag-
1926f’30 bedroeg 587 millioen. :E!et rceerin.srapport schat
prijzen voor Donaugerst zijii eveneens onveranderd, doch
de
opbrengst op
niet meer
daii
334087.000
busheis..
De
tot zaken kwam het niet.
prijzen aan de termijnmarkt te Chicago zijn midden der
SUIKER.
week teruggeloopen, doch la.tei
weder gestegen. Het slot
.
Ook in cle afgeloopen week was op dc verschillende suiker-
was 2_Y
4
doll.areetits. per 60 lbs. hooger dan een week ge-
III
aanvankelijk een vaste stemming overheersehend.
leden. Te Win lipeg trad tegen het einde der week eenige
in A me r ik a werden flinke partijen
,duty free’ suiker
verlaging in. Het slot was er
%
dollarcent hooger dan een
geplaatst tot tusschen 2.98 dc. en 3.05 d.e. schommelende
week geleden. De droogte in de Ver. Staten
‘in het winter-
prijieil. Cnbasuiker werd tot 1.10 d.e. gehouden,
waartoe
tiro’cgebied houdt aan en in het NooTdwesten en in Canada
echter geen kooplust bestond. Nadat de termijnmarkt te
–
n’ordt geklaagd over onvoldoende vocht in deir-grond voor
N e w’-Y o r
]
gedurende de eerste helft der week zeer vast
vaii zomertartve. In de meeste landen van West-
.iu1taai
was en de noteeriogen ‘in totaal ruim 10 punten waren aan-
Europa blijvcji de vooruitzichten van wintertarwe gunstig,
getrokken, trad in verband niet wimistnemningen een reactie iii Duitsehlan.d aeifs zeer gunstig. Volgens offie.iëele mede-
in, waardoor het slot op een niet onbelangrijk lager peil
•decl’ingen wordt de toestand, van de w.intcrtarwe in Pruisen
met de volgende cijfers kwam
Mei 1.12, Juli 1.17, Sept.
aangegeven met liet eijler 2.7, die van rogge met 2.6. In
1.18,
Oct.
1.20
en
Dec.
1.21,
terwijl
de
lamtste
noteering
Duitselm.la.nd beiluidt 2 goed,
3
middelmatig,
4
slecht.
‘De
voor ‘Spot Centr. 3.10 bedroeg.
toestand wordt nu beter beoordeeld dan een jaar geleden.
De ontvangsten in de Atlantische ‘havens der V. S. be-
In Frankrijk, begint’ het droge weer reden tot ongerustheid droegen deze week
58.000
tons,
de ‘versmeltingen
48.000
te
geven;
iii
vele streken
is
regen dringend
noodig.
In
tons tegen 45.900 tons verleden jaar en de voorralen 186.000
Midden-
Cli
Oost-Europa buiten Rusland
zijn de vooruit-
tons tegen 301.900 tons verleden jaar.
zicitten goed. De berichten uit Rusland luiden
iets beter, De laatste C imb a-statistiek is als volgt:
(100h de vooruitzichten zijn niet gunstig wat den uitzaai
1933
1932
1931
van zoniertarwe betreft.
tons
tons
tons
De maken in r o gg e waren in {e afgeloopen week bc-
Productie …….(raming)
2.000.000
2.602.864
3.12.2.186
perkt en bepaalden zich in hoofdzaak tot stoomende Plato-
Ontvangsten’
………….70.152
155.053
73.24
rogge,
waarvoor
de
prijzen
vrijwel
onveranderd
bleven.
Totaal sedert 1 Januari …
457.467
870.030
1.108.284
:pciolsche
rogge
01)
Maart-afladimig is
door
a.fiaders, terug-
Verschepingen
………….75.491
75.107
35.066
gekocht, van a.vubiedingen ‘in dc eerste lmnmut ter verlading
Voorraad
…………….949.323
1.374.911
1.646.953
in April werd geen gebruik geimmaakt, daar Plnta.rogge goed-
In II ug cli n 4 was de steimmniing uiterst rustig. De af.
‘kooper
is.
.
geloopen
w’eek
deimmonstreercie
duidelijk,
dat
de
factoren,
De voorraden Donau-ns af s zijn verder verminderd ten-
welke den laatsten tijd voor de Amerikaansche markt zoo
gevolge van het outbrekeïm van aanvoeren, ‘zooclat de con-
stimuleerend
,w’erktcn,
voor Europa slechts van geringe
smumiptie voor daclelijke levering op de disponi.belc voorraden
beteekenis konden zijli.
AANVOEREN in tons
van
1000 KG.
–
Artikele,i
Rotterdam
1
Amsterdam
Totaal
2f8
April Sedert
Overeenk.
218
April
Sedert
Om,ereenk.
1933
1932
–
1933
1Jan.
1933
tijdvak
1932
1933
1Jan. 1933
tijdvak
1932
27.913 317.079
315.323
–
8.589 2.800
325.668
318.1.23
Tarwe
……………..
11.000
1 18.623
111.823
–
1.000
.
640
119.623
112.463
Rogge
………………
8.973
.
6.218
.-
25
–
8.998
6.218
Il3oekweit ………………684
M aïs
………………..
15.604
294.931
388.139
580
69.412 100.723
364.343 488.862
9.13
84.844
114.654
–
9.730 6.582
94.574
121.236
2.574
56.316 67.416
105
1.248
.
1.292
57.564 68.708
Lijnzaad
…………..
6.092 85.263
86.888
150
120.880
133.189
206.143
220.077
Cerst
.
………………..
Haver
……………..
:rijadçoek
.,.’
–
–
–
–
–
–
128
‘
6.750
7604
122
2.638
3.173 9.388
10.774
Tarwemeél
. ‘
………..
m
Andere
eelsoorteim
834
‘
13.025 14.943
240
2.573
4.741
15.598.
19.684
312
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 April 1933
STATISTISCH OVERZICH
GRANEN EN ZADEN
TIJINBOUWARTIKELEN
VLEESCH_-
R000E
MAIS
TARWE
GERST
________ (Loosduinen)
RUND-
LIJNZAAD
–
VLEESCH
VARKENS-
No. 2 loco
Z. Russische
Manitoba
No. 2 Canada
La Plata
62163 K.G.
L.
Plata
BLOEM-
KASKOM-
VLEESCH
Amsterdam Rotterdam!
R’damlA’dam
R’dam/A’dam
damlA’dam
R’damjA’dam
le soort 5)
Gem.v.3kw.
loco
loco
loco Rotter-
loco
KOOL
KOMMERS
SALADE
(versch)
(versch)
per 1001(0.
per 100 K.G.
per 20001<0.
per 20001(0.
per 1960 1<0;
P. 100 st. 5)
P. lOO St. 5)
100 Krop
per
00 KO.
per 100 1<0.
le soort
le soort
Rotterdam
L
L
_
Rotterdam
f1
01
II.
°Io
f1.
010
fl.
o,
11.
ols
f
0/0
f
°/o
,f
oio
t
010
t
010
1928
13,475
78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
26,47
lOO,-
23,08
lOO,-
5,83
100,-
93,
100,-
77,50
100,-
l929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
26,32
99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,675
56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
18,28
79,2
3,51
60,2
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187.00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33
74,3
88,-
94,6
481-
61,9
1932
5,225
30,4
4,625
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
16,71
63,1
11,87
51,4
3,57
61,2
61,-
65,6
37,50
48,4
April
5,90
34,3
4,425
33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8
20,42
77,1
22,42
97,1
7,45
127,8
97,-
104,3
47;-
60,6
Mei
6,15
35,8
4,975
38,0
95,75
41,4
124,00
52,5
189,00
40,9
16,56
62,6
18,75
81,2
4,27
73,2
98,-
105,4
45,-
58,1
Juni
5,75
33,4
5,05
38,6
86,75
37,5
116,50
49,4
191,50
41,4
9,51
41,2
1,27
21,8
101,–
108,6
41,-
52,9
1925
17,20 100,0
13,075
100,0
231,50
100,0 236,00 100,0
462,50
100,0 ————————-
–
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3 196,75
83,4
360,50
77,9 ————————-
–
1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0 237,00 100,4
362,50
78,4 ————————-
–
Jan.193l
6,52537,9
4-
30,6
84,50
36,586,2536,5207,30
44,9 —————-96,-l03,2
56,-
72,3
Febr.
,,
5,775 33,6
390
29,8
87,50
37,8
85,75
36,3
206,25
44,6 —————-91,-
97,8
50,-
64,5
Dec.
4,925
28,6
4,95
37,9
69,25
29,9
111,25
47,1
145,75
31,5
–
–
–
–
–
–
70,-
75,3
43, –
55,5
Maart
,,
5,625
32,7
4,20
32,1
103.00
44,5 104,75
44,4
214,00
46,3 —————-90,-
96,8
51,-
65,8
Juli
5,425
31,5
4,70
35,9
84,25
36,4 115,75
49,0
211,00
45,6 —————-95,-
102,2
49,-
63,2
Aug.
4,975
28,9
4,025
30,8
74,50
32,2 119,50
50,6
185,50
40,1 —————-94,-
101,1
54,-
69,7
Sept.
4,775
27,8
4,275
32,7
68,00
29,4
97,00
41,1
164,25
35,5 —————-84,-
90,3
50,-
64,5
Oct.
5,-
29,1
4,475
34,2
68,50
29,6
94,75
40,1
160,25
34,6 —————-75,-
80,6
49,–
63,2
Nov.
5,825 33,9
5,475
41,9
81,00
35,0 114,50
48,5
169,75
36,7 —————-72,-
77,4
48.-
61,9
pril
5,65
32,7
6,225
47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
20,38
77,0
15,06
65,3
5,27
90,4
63,-
67,7
28,-
36,1
ei
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
13,03
49,2
14,78
64,0
3,71
63,6
63,-
67,7
26,-
33,5
Jan.
1932
5,05
29,4
5,075
38,8
71,25
30,8 114,00
48,3
142,50
30,8 —————-70,-
75,3
40,-
51,6
Juni
5,225
30,4
4,15
31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
5,76
25,0
1,73
29,7
67-
72,0
34,-
43,9
Maart
5,525 32,1
5,80
44,4
86,75
37,5 118,00
50,0
143,25
31,0 —————-67,-
72,0
32,-
41,3
Febr.
•
5,30
30,8
5,070
38,8
74,00
32,0 108,50
46,0
142,25
30,8 —————-68,-
73,1
34,-
43,9
Juli
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1 ———————-64-
68,8
35,50
45,8
Aug.
5,20
30,2
4,075
31,2
77,50
33,5
98,25
41,6
133,00
28,8 ———————-62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.,,
5,47′
31,8
4,20
32,1
78,50
33,9
88,50
37,5
150,75
32,6 ———————-55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25
30,5
3,925
30,0
74,50
32,2
79,50
33,7
138,25
29,9 ———————-51,-
54,8
44,-
56,8
NOV.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00
33,5
135,2
29,2 ———————-53,-
57,0
46,-
59,3
Dec.
4,725
27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
135,00
29,2 ———————-53,–
57,0
46,-
59,3
Jan.
1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5 ———————-50,50
54,3
44,75
57,7
Febr.
4,775
27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75′
31,7
130,25
28,2 ———————–49,25
53,0
45,-
58,1
Maart
5,05
29,4
3,825
29,3
73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
-.
46,50
50,0
46,-
59,3
April
,,
4,85
28,2
3,75
28,7
71,00
30,7
71,00
30,1
125,50
27,1 ———————-47,-6
50,5
48,-6)
61,9
10
,,
,,
5,-
29,1
3,70
28,3
71,00
30,7
71,00
30,1
128,-
27,7
13,67
51,7
17,06
73,9
4,99,
85,6
1) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en IS Febr. 1933. ) Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 te
vanaf 26Mei 1930 tot 23 Mei1932 74 K.G. Zuld-Russische.
4
)Tot Jan. 1928Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 193
het betreffende jaar.
6)
7 Apr.
Vervolg STATISTISCH OVERZICH
MJNEItALEI
.
TEXT1ELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
–
WOL
Westfaalschei
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Gulf
_________
gekamde
Australische,
HUIDEN
SALPETER
exp
Australische,
CrossbredColo-
Gaaf, open
Old. per ongezeefd f.o.b.
33 tin 33.9°
bunkerkolen,
Crude
6466° ‘
Middling
F.0. F.
0. F. No. 1
Merino, 64’s Av.
nial Carded,
kop
100 KG.
U.S. gallon
New-York
rides
R’damlA’dam
Bé s. g.
$cts. per
locoprijzen
Sakella-
Oomra
loco Bradford
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 K.G.
per barrel
–
per 1h.
Liverpool
Liverpool
per Ib.
Bradford per 1h.
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
f1.
°jo
$
0
/s
$cts.
0
/0
$ cts.
5
1
pence
°/o
pence
0/
pence
°/o
pence
0(
0
f1
Olo
f1.
Io
1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0
7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,112,00
40,7
18,65
53
1
7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32
1
1
6,15
51,3
P
n.
1931
10,30
95,4
0.85
50,6
6,08
40,9
10,30
44,3
8,31
28,4
3,09
33,1
21,25
38,6
12,00
40,7
24,63
71,0
10,11
84,3
br.
10,30
95,4
0.85
50,6
6,14
41,3
10,95
47,1
9,58
32,7
3.55
38,0
21,75
39,5
12,00
40,7
22,50
64,8
10,21
85,1
Maart
1030
95,4
0.66
39,3
6,07
40,9
10,90
46,9
9,70
33,1
3,56
38,1
25,25
45,9
14,50
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
April
10,15
94,0
0.53
31,5
5,66
38,1
10,25
44,1
8,68
29,7
3,31
35,4
24,50
44,5
14,50
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
Mei
10,00
92,6
0.53
5
31,5
5,375
36,2
9,40
40,4
8,18
27,9
3,01
32,2
23,50
42,7
13,00
44,1
21,75
62,7
10,21
85,1
uni
10,00
92,6
0.34
20,5
4.24
28,5
9,10
39,1
7,54
25,8
3,01
32,2
22,00
40,0
12,50
42,4
19,13
55,1
10,21
85,1
juli
10,00
92,6
0.245
14,3
3,40
5
22,9
9,25
39,8
7,73
26,4
3,35
35,8
22,25
40,5
12,50
42,4
20,25
58,4
8,26
68,8
Aug.
10,00
92,6
0.43
25,9
3,94
26,5
7,20
31,0
5,94
20,3
2,59
27,7
22,25
40,5
12,00
40,7
18,75
54,0
7,
58,3
Sept.,,
10,00
92,6
0.56
33,2
5,50
37,0
6,55
28,2
5,77
19,7
2,59
27,7
20,00
36,4
11,00
37,3
18,-
519
6,50
54,2
Oct.,,
9,90
91,7
0.56
33,2
4,19
28,2
6,30
27,1
5,82
19,9
2,85
30,5
19,50
35,5
10,75
36,4
17,50
503
6,65
55,4
Nov.
9.90
91,7
0.68
40,4
4,62
31,1
6,40
27,5
5,72
19,5
3,11
33,3
–
19,00
34,5
10,75
36,4
16,75
48,3
6,80
56,7
Dec.
9,90
91,7
0.71
42,3
5,31
35,7
6,30
27,1
4,98
17,0
2,99
32,0
16,25
29,5
9,00
30,5
—
–
6,95
57,9
3,
an.
1932
8,25
76,3
0.71
42,3
5,25
35,3
6,65
28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2 8,25
76,3
0.71
42,3
4,925
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart
8,35
77,3
0.71
42,3
4,625
31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34
29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00
30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,57
15,6
276
29,5
15,75
28,6
8,25
28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6
5,25
22,6
4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
juli
8,10
75,0
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28.1
–
–
Aug.,,
7,80
72,2
0.86
51,2
4,30
28,9
7,35
31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6
8,25
28,0
12,-
34,6
5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375
29,4
7,75
33,3
6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
51,2
4,45
29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8,50
28,8
14,-
40,3
6,-
50,0
NOV.
7,40
68.5
0.86
51,2
4,60
31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
12,-
34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.745
44,3
4,435
29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7
Jan.
1933
7,05
65,3
0.53
31,5
4,16
28,0
6,15
26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
ebr.,,
7,20
66,7
0.38
22,6
3,97
26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
53,3
Maart
;,
7,25
67,1
038
22,6
3,87
5
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2.77
29,6.
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0
6,40
53,3
::
7,25
67,1
0.38
22,6 13,87 5 5
26,1
6,40
27,5
5,05
17,3
2,60
3
27,8
15,50
4)
28,2
7,75
4)
26,3
6,40
53,3
0
7,25
67,1
i
0.38
22,6 1
6,60
28,4
.
6,40
53,3
) Jaar- en maandgem. atger. op ‘Is pence.
2)
7 Apr.
3)5
Apr.
4)
6 Apr.
12 April 1933
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
313
.
.
.-
AN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
.
.
ZUIVEL EN EIEREN
.
METALEN
.
BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
Gem. not.
KOPER
Standaard
‘ LOOD
.
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD ZILVER
Alkmaar
Fabrieks-
Eiermijn
Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Londen
Foundry No.3
•
f.o.b.
(Lux III) p.
LOCoprijzen
Londen cash Londen
cash Londen
per
der Comm.
Noteering
kaa
Roermond
P• 100 st.
Londen
per Eng. ton per Eng. ton
per Eng. ton Middlesbrough
Eng. t. f.o.b.
.
per
per ounce
Standard
ki. mJmerk
perEng.ton
Antwerpen
Eng.ton
fine
Ounce
fi.
Of
it.
°lo
f1.
Oj
£
01
£
OI
o
£
OJ
Sh.
Olo.
.
sh.
°Io
£
910
.
sh.
•
•
°Io
pence
0
10
2,31
100,0
56-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0
36.816 100,0
261.171-
.100,0
731-
100,0
611-
100,-
36.316
100,-
8516
100,-
32
1
1s
100,0
1,98
85,7
43,15
77,1
8,15 88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1 8616
118,5
68/8
102,5
34.2/6
94,3
85/
99,5
28″116
89,3 2,03
87,9
43,30 77,3 7,96
86,7
55.14/-
89,7 24.41-
66,4 290.41-
110,8
731- 100,0
6416
96,3
28.10/-
78,8
85/-
99,5
263;
4
83,3
2,11
91,3 48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
85/-
99,5
26j16
81,1
2,05
88,7
45,40
81,1
8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.17/6 68,8
85/-
99,5
24
7
116
76,2
1,66
71,9
38,45
68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.5/-
54,3
671-
91,8
5916
88,8 16.17/- 46,6
85/
99,5
171116
55,4
1,34
58,0 31,30
56,9
5,35
58,3
36.51′
58,4
12.1/-
33,1
110.1!-
42,0
551-
75,3
.
47/6
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
131
41,6 0,94
40,7
22,70
40,5
4,14
45,1
22.17/-
36,8
8.121- 23,6
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
118/-
138,0
.12
7
18
40,1
1,61
69,7
32,25
57,6
6,63
72,2
45.716
73,1
14-16
38,5
116.81-
44,4
6016
82,9
5116
76,9
12.1816
35,7
85/-
99,5
13
7
18
43,2
1
1
66
•
71,9
33,80
60,4
6,21
67,6 45.1/6
72,6
13.516
36,4
117.Ç-16
44,7
5816
80,3
5017
75,5
12.101-
34,6
85/-
99,5
12
1
12
38,9
1,47
63,6
35,00
62,5
4,94
53,8
45.116
72,6
13.316
36,2
122.11-
46,6
5816
80,3 48/10 72,9
12.816
34,3
85/-
99,5
13
1
118
41,8
1,35
58,4
31,60
56,4
4,20
45,8
42.1516
68,9
1210f-
34,3
113.41-
43,2
586
80,3
49/6
73,9
11121-
32,1
851-
99,5
13
1
J
40,9
1,26.
54,5
30,85
55,1
4,075
44,4
39.616
63,4
11.10f6
31,6
104.17/-
40,0
5816
80,3
48/-
71,6
10.13/6 29,5
85/-
99,5
12
1
&J16
40,3
1,29
55,8
33,50
59,8
4,30 46,8
36.616
58,5
11.1116
31,8
106.216
40,5
5816
80,3
4711
70,3
11.10/-
31,8
851-
99,5
l2
7
ja
.
40,1.
1,32 57,1
37,75
67,4
4,40 47,9
34.141-
55,9
12.1516 35,1
112.516
42,9
58/6
80,3
48/9
72,8
1211f-
34,7
85/-
99,5
1311
4
41,2
1,30
56,3
36,00
64,3
4,98 54,2
32.151-
52,8
11.1916
32,9
114.1916
43,9
5816
80,3
4719
71,3
11.14/6
32,4
851
•
99,5
12
1
3116
39;9
1,27
55,0
32,25
57,6
5,775
62,9
30.316
48,6
11.41- 31,1
111.161- 42,7
5516
76,0
46/7
69,5
10.19!- 30,3
91/3
106,8
13
5
116
41,4
1,24
53,7
26,25
46,9
6,27
5
68,4
28.216
45,3
10.916
28,8
1 01
.
1 16
38,6
461-
63,0
44/8
66,7
10.716
28,7
1 06/3
124,3
13
1
3116
43,0
1,17
50,6
24,75
44,2 7,07
77,0
fl.1916
45,1 11.51-
30,9
102.-!-
39,0
4416
61,0
43f6
64,9
10.15/6
29,6
110/9
129,5
1411
45,1
1,18
51,1
21,40 38,2
5,325
58,0
27.6(6 44,2
10.16j- 29,6
98.17/6
37,8
41(6
56,8
4313
64,6
10.2(6
28,0
12216
143,3
14
5
116
44,6
1,16
50,2
25,75 46,0
4,71
51,3 27.14/6
44,7
10.14!-
29,4
98.18!-
37,8
4116
56,8
42f-
62,7 10.6/6 28,5
120/3
140,7
13
7
1
43,2
1,34
58,0
27,75 49,6
3,79
41,3
26.4/-
42,2
10.5/-
28,1
99.2/6
37,9
4116
56,8
40/-
59,7
10.-!-
27,6
119/6 139,9
14
43,6
0,98
42,4
23,65
42,2
3,425
37,3
24.181-
40,1
9.91- 25,9
96.61-
36,8
441-
60,3
40/-
59,7
9.11/-
26,4
114f-
133,5
13
3
14
42,8
0,99
42
1
9
19,60
35,0
2,77
5
30
1
2
23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0 9.21-
25,2
110/3
129,0
13
1
1
40,9
0,82
35,5
19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8-1-
22,0
89.1316
34,2
441-
60,3
3716
56,0
991-
26,1
112/9
132,0
12
5
/
8
39,3
1,11
48,1
24,25
43,3
3,08
•33,5
20.1216
33,2
7.51-
19,9.
84.9/-
.. 32,3
441-
60,3
3716
56,0
8.13/-
23,9
113/6
132,7
125
1a
39,3
0,96 41,6
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.3j6
19,7
90.1716
34,7
4216
58,2
371-
55,2 8.6(6
23,0
1 16/-
135,7
1218
38,5
0,76
32,9
17,90
32,0 3,72 40.6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-j-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.13/6
26,7
11816
138,6
12
1
116
39,9
0,84
36,4
19,70
35,2
4,64
50,5
25.81-
40,9 9.10/6
26,1
109.916
41,8
421-
57,5
351-
52,2
1
1
.2/-
30,7
1 1 8/9
138,8
13
40,5 0,82
35,5
25,50
45,5 5,73
62,4
22.516
35,9
8.7/-
22,9
105.13J6
40,4
41!-
56,2
34/6
51,5
10.8/6
28,8
12116 142,1
12
1
1t
38,9
0,81 35,1
26,50
47,3
6,65
72,4
21.191-
35,4 8.4/6
•
•
22,6
104.7/6
39,9
401-
54,8
34/6
51,5
10.8/-
28,7
125/9
147,2
1251
1
a
38,3 0,73
31,6 22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
39/-
53,4
3416
51,5
10.7/-
28,6
125/9
147,2
1111
2
35,8 0,73
31,6
21,75
38,8
4,27
46,7
19171-
32,0
781-
20,3
100.116
•
38,1
40/6
55,5
34/6
51,5 9.191- 27,5
12218
143,5
11
U116
36,4
0,65
28,1
20,60
36,8
4,35
47,4
20.31-
32,5
7.71-
20,2
104.7/6 39,9
43/-
•
58,9
341-
50,7
9.15/-
27,0
12015
140,8
11
/1
37,2
0,53
22,9
19.40
34,6
2,80 30,5
20.-IS
32,3
7.101- 20,6
104.18/3
40,1
4
31-
58,9
3417
51,6
10.7!-
28,6
12015
140,8
1
27
116
38,7
0,526
22,5
17’75
6
31,7
2,15
23,4
1991-
31,3
7.416
19,8
104.816
40,0
4216
58,2
3516
53,0
9.18/-
27,5
120/4
140,7
11
7
18
36,9
2,10
22,9
20.1416
33,4
7.1016
20,6
109.4/-
41,7
4216
58,2
35(6
53,0
10.11/-
1
29,2
120111
141,0
12
3
1s
38,5
6Sept.
1932 79
K.O.
La Plata.
3)
Tot
Jan.
1928 Western;
vanaf
Jan.
1928 tot 16 Dec. 1929 American
No.
2. van
16
Dec. 1929
tot 26
Mei
1930
7415 K.G.
Hongaarsche
14/5 K.G.
Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept. 1932
No.
3 Canada.
5)
De jaargemiddelden
zijn berekend
uit
de gemiddelde
prijzen
van
April,
Mei
en
juni
van
AN
GROOTHANDELSPRIJZEN.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
VURENHOUT basis 7″ f.o.b.
S T E E N E N
CACAO
COPRA KOFFIE
RUBBER’)
1
Standaard
SUIKER
THEE Zwedenj
Finland
binnenmuur
buitenmuur
G.F. Accra
per
Ned.-lnd: f.m.s.
Robusta
Locoprijzen
1
Ribbed Smoked
Witte kristal-
suiker loco
AfI. N.-I. theev.
A’dam gem.
pr.
per standaard
er
per
50 K.G. CLI.
per 100 K.G.
Amsterdam
Rotterdam
Sheets
loco Londen
R’dam/A’dam
Java- en Suma-
van 4.672 M
3
.
per 1000 stuks
per 1000 stuks
Nederland
per
‘Is
K.G.
per Ib.
per 100 K.G.
tratheep.
1
16KG.
f
01
f
0/
t
0/
ah.
0/
t
0
10
cts.
0
10
Sh.
Olo
II.
0
10
cts.
o/
159,75 153,50
lOO
96,1
15,50
.15,75
100,-
19,-
100,-
4216
100,
35,87e
100,0
61,375
100,0
2/11,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
.
101,6 19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,
2/-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5
90,9 46,875
76,
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
57/3
134,9 31,875
88,9 49,625
80,9
-/10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,376
76,3.
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34/11
82,2
22,62
5
63,1
32
52,1
-15.875
16,5
9
1
60
51,2
60,75
71,8
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
5
42,9
25
40,7
-j3
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
19/6
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-/1,75
4,9 6,32
5
33,7
28,25
:
33,4
125.00
78,2
10,-
64,5
21,-
110,5
26(4
62,0
18,25
50,9
28
45,6
-14,25
11,9
8,20
437
66,25
78,4
125,00
78,2
10,-
64,5
21,-
110,5
22/2
52,2
18,125
50,7
26,25 42,8
-/3,875
10,9
8,20
43,7
53
62,7
125,00
78,2
10,-
64,5
21,-
110,5
22(6
52,9
18,625
51,9 25,50
41,5
-13,75
10,5
8,30 44,3 45 53,3
125,00
78,2
.
10,50 67,7
21,-
110,5
22/7
53,1
17,50
48,8 24,75
40,3
-13,125
8,8
8,57
5
45,7
43
50,9
125,00
78,2
10,50
67,7
21,-
110,5
2110
49,4
15,37
6
42,9 25 40,7 -13,125
8,8
8,50 45,3
40,25
47,6
110,00
68,9
10,50
67,7
21,-
110,5
22/4
52,6
.14,12′
39,4 25,75
42,0
-/3,125
8,8
8,57
5
45,7
39,50
46.7
110,00
68,9
10,50
67,7
21,-
110,5
2615
62,2
15
1
–
41,8
27
44,0
-13
8,4
8,77
5
48,6
38,25
45,3
100,00
62,6
10,50
67,7
21
–
110,5
24(8
58,0
14,125
39,4
25,50 41,5
-/2,5
7,0 7,90
42,1
38,50
45,6
100,00
62,6
10,50
67,7
19-
100,-
22/7
53,1
13,375
37,3 23,75
38,7
-(2,375
6,7
7,525
40,1
37,50
44,4
100,00
62,6
10,50
67,7
19,-
100,-
21/0
49,4
13,25
36,9 23 37,5 -12,375
6,7
7,55 40,3
37,75
44,7
100,00
62,6
10,50 67,7
19,-.- lOO,-
21/2
49,8
13,75
38,3 23 37,5 -12,25
6,3 7,15
38,1
37
43,8
82,50 51,6
10,-
64,5
18,50
97,4.
1813
42,9
12,75
35,5 23 37,5 -12,25
6,3 6,75 36,0
35
41,4
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5
36,6 23 37,5
-/2,125
6,0 7,35
39,2
32
379
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
18/1
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-(2
5,6
7,05
37,6
30
355
70,00
43,8 9,75
62,6
18
1
–
94,7
21/9
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-11,625
4,6
6,25
33,3
.
31
36,7
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
20/6
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-/1,5
4,2
5,90
31,5 29,25
34,6
70,00
43,8
.
8,50 54,8
IS,-
78,9
20/6
48,2
13,25
36,9
2350
38,3
-/1,5
4,2
5,625 30,0 30,25
35,7
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9 20
1
6
48,2
,
12,375
34,5
24
39,1
-(1
,
,375 3,9
6,30
33,6 28,50
33,7
67,50
42,3
8,50
54,8
15,-
78,9
20/1
47,3
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,70
35,7
23,75 28;1. 63,00
39,4
8,50
54,8
1h,-
78,9
20/7
48,4
12,37
5
34,5
24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5′
35,1
22,75
.26,9
60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
21
1
2
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
–
/2,125 6,0 6,52
34,8 23,75
28,1
63,50
39,7
58 1
14,50
76,3
18/8
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2
-(1,75
4,9 6,32
5
33,7 28,50
33,7
63,50
39,7
9,50
6
1
:3 14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
–
1
1,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
364
65,00
40,7
64,5
13,75
72,4
17/4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-1,75
4,9 5,50
29,3 28,25
33,4
70,00
43,8
9,25
59,7
13,30
711
16/6
38,8
11,45
31,9
24
39
1
1
–
11,625
4,6
5,375
28,7
25
29,6
70,00
70,00
43,8
9,25 59,7
13,-
68:4
15/9
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7
-11,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
70,00
43,8 9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9
23,50
38,3
-(1,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
70,00
43,8
14
1
8
34,1
9,62
5
26,8
23,50
38,3
–
1
1,375
3,9
6,-
32,0 27,50
4
)
32,5
43,8
9,125
25,4
23,50
38,3
-11,375
3,9
6,-
32,0
.
N.B. Alle Pondennoteeringen vanaf 21 Sept.
1
31 zIjn op goudbasls omgerekend
314
ECONOMISCH-STATISTISCHE,BERICHTEN
12 April 1933
Een enkele scheepslading ruwsuiker kon in Engeland koo-
pers vinden tot circa 3h. 5/1134.
Ook de L o n d e n s c h e termijnmarkt verliep zeer rustig.
In de noteeringen kwam zoo ‘goed als geen wijziging, be-
‘halve voor Mei-termijn, welke onder druk van liquidaties
ietwat afbrokkelde.
1)e zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikov:
1933
1932
1931
tons
-tons
tons
Duitschiarid 1/3 ……….1.118.000
1.533.000 1.766.000
Tsjecho-Slowakije 1/3 …..485.000
672.000
791.000
Frankrijk1/3 …………662.000
688.000
833.000
Nederland 1/3 ………..272.000
269.000
291.000
België 1/3 ……………180.000
170.000
193.000
Hongarije 1/3 …………90.000
89.000
119.000
Polen 1/3 …………….403.000
390.000
570.000
U.K. 1/3 geimp. suiker. ..
422.000
191.000
280.000
1/3 Bin-rienl.
,,
. . .
103.000
12.000
‘115.000
Europa …. 3.735.000 4.014.000 4.958.000
V. S. alle hvens 25/2
298.000
355.000
464.000
Cubaansche havens 25/2 .. 663.000
956.000 1.215.000
Cuba binneni. 25/2, geraamd 1.430.000 1.530.000 1.500.000
Java 1/3 ……………. 2.654.000 1.643.000
857.000
Totaal . . . – 8.780.000 8.698.000 8.994.000
waarvan geblokkeerd …..3.257.0001.944.000 1.936.000
Beschikbaar ………….5.523.000 6.754.000 7.058.000
De N.I.V.A.S. verkocht op J a v a circa 4000 tous Supe-
rieur en circa 1000 tons bruine suiker.
II i e r t e 1 a n d e verkeerde de markt in 66n doen. De
uoteeringeu op de A m s te r cl a m s c h e termijnmarkt luid-
denden gedurende de geheele week als volgt: iIei
f
S
v
/s,
Aug.
f
6, Dec.
f
6% en Maart
16%.
KOFFIE.
Bij de nog steeds aanhoudende kalme stemming bleven
in de afgeloopen
–
week de kost- en vrachtaanbiedingen van
Brâzilië in de meeste -gevallen onveranderd, doch van enkele
afladers liepen zij nog een fractie terug. Nederlandsch-Indië
was met de cif-aanbiedingen der ongewassehen Sumatra
Robusta–soorten 34
A
34
ct. per
1
/2
K.G. lager, waartegen-
over gewasschen Robusta eer iets hooger liep. Bij de uiterst
kleine voorraden dezer koffie’s in het productielan-d was
het aanbod in cle eerste hand echter zeer beperkt.
De gisteren ‘bekend gemaakte statistiek van Brazilië wijst
uit, dat de verschepin-gen zoovel als de -verkoopen ja de
vorige -week buitengewoon klein zijn geweest. Verscheept werden van Santos naar Europa 38.000 balen tegen 52.000
balen in de week daarvöör en naar cle Vereenigie Staten
63.000 balen tegen 181.000 balen. Van Rio werden ver-
scheept naar Europa 20.000 balen tegen 32.000 balen en
naar de Verecuigde Staten 15.000 balen tegen 24.000 balen.
De verkoopen van •Santos -bedroegen uaar Europa 47.000
balen tegen 49.000 balen en naar de Vereenigde Staten
63.000 balen tegen 172.000 balen.
Als vernietigd in de vorige week worden opgegeven
27.000 balen te Rio, 76.000 -balen te Santos en
OOOO
balen
te Victoria, teziimen 112.000 balen.
Verder werd in de afgeloopen week geen nieuws uit het
groote productieland ontvangen. De geringe omvang van
den Braziliaanschen uitvoer, waarop hierboven reeds is ge-
wezen, is een aanwijzing opnieuw, dat de geheele export
van het loopende oogstjaar zeer teleurstellende cijfers zal
leveren en dat -de opbrengst van het extra-uitvoerr.eoht
dientengevolge belangrijk lager zal zijn dan aanvankelijk
werd verwacht. Hoe het Nationale Koffie-Departement
onder deze omstandigheden meent -de geweldige vernieti-
gingsplannen, waarover in de laatste Overzichten reeds is
geschreven, tot uitvoering te kunnen brengen, blijft een
raadsel. En Europa. en in Amerika staat de geheele handel
dan ook uiterst sceptisch tegenover deze schoone Brazi-
liaansche toekomstdroomen.
De kost- en vrachtaanbiedingen van Santos zijn op het
oogenblik voor gewoon goed -beschreven Superior- Santos
-op prompte verscheping ongeveer $ 9.60 6. 9:80 per cwt. en
voor dito Prime ongeveer $ 9.80 6. 10.05, terwijl zij voor
Rio type New-York 7 met -besch-ijving, promple versche-
-ping, zijn $ 8.40 b, 8.50.
Van Nederlandsch-lndië waren de uitklaringen van Java,
Sumatra en Celebes in de maand Februari 27.839 balen tegen 60.378 balen in dezelfde maand van 1032. Sedert
1 Januari ‘bedroegen zij 78.092 balen tegen 136.033 halen
verleden jaar.
De prijzen in de eerste hand in Nederlandsch-Indië zijn
op het oogenblik aan te nemen op:
Palembang Robusta, April-verscheping, 17 ct.; i3enkoeleu
Robusta, April-verscheping,
1734
ct.; Mandheling Robulta,
April-verseheping,
1834
ct.; W.I.B. faq. Robusta, April.-
verseheping, 2234 ct., alles per 34 K.G. cif, uitgeleverd
gewicht, lietto contant.
De noteeringen aan -de Rotterdamsche -termijnmarkt ble-
ven oi.cvera-aderd; alleen Maart 1934 liep Y8 ct. terug. April
noteert thans alhier 19, Mei
1834,
September 17, Decem–her 17 en Maart 1934 – 16
7
/
s
ct. per 3/2K.G.
Val) loco bleven de officieele noteeriugen onveranderd 27
et. per 34 K.G. voor Superior Santos en
2334,
ct. voor
Robusta.
De slotitoteeringen te New-York waren:
(emengd contract
Santos eontract
(basis Rio No. 7)
(basis Santos No. 4
iei -Sept. Dec. Mrt. Mei Sept. Dec. Mi-t
10 April – . . $5.42 5.16 5.08 5.- 8.01 7.38 7.26 7.18
3 April …..5.34 4.99 4.92 —
7.71 7.16 7.07 7.01
27 Maart ..,, 5.30 4.98 4.91 -.- 7.64 7.13 7.04
10 Maart ..,, 5.55 5.35 5.28-.- 8.03 7.60 7.51
De dezer -dagen verschenen Statistiek van cle Firma G.
Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in Maart de
aanvoer geweest is als volgt:
1933
1932
1931
–
-bn.
bu.
bn.
iii Europa …………….1.077.000
1.061.000
1.420.000
Ver. Staten van Amerika 1.041.000 1.043.000 E259.000
Totaal ….2.119.000 2.104.000 2.679.000
De Aanvoeren in Ruropa. en in Amerika tezamen gedu-
-rende de eerste drie maanden van het jaar bedroegen
a.857.000 balen tegeli 6.280.000 -balen in 1932 en 7.202.000
balen in 1931 –
De Afleveringen in Maart waren:
1933
1932
1931
bn.
.
bn.
–
in Europa ……………867.000
914.000
1.113.000
Ver. Staten van Amerika 1.115.000 1.106.000 1.272.000
rLotaal1.982.000 2.020.0002.385.000
I)e Afleveringen in Europa en -in Amerika tezamen ge-
durende de eerste drie maandeit van -het jaar waie-ii
5.473.000 balen -tegen 6.142.000 -balen in 1932 ei) 6.478.000
balen in 1931.
Vanaf 1 juli tot 31 Maart waren -de Aanvoeren in
Europa en in Amerika tezamen 14.588.000 balen tegen
17.488.000 balen in 1931/32 en 17.650.000 balen in 1930/31,
terwijl de Afleveringen tedroegen 16.014.000 balen tegen
17.107.000 balen in 1931/32 en 17.370.000 -balen in 1930/31. De zichtbare vooi-raad was -op 1 April in Europa 1.866.000
balen tegen 1.656.000 balen op 1 Maart. In Amerika be-
droeg hij 1.253.000 balen tegen 1.326.000 balen op 1 Maart.
In Europa en in Amerika tezamen was cle zichtbare voor-
raad dus op 1 April 3.119.000 balen tegen 2.982.000 balen
op 1 Maart. Hij bedroeg
01)
1 April 1932 – 4.192.000 balen
en op 1 April 1931 3.243.000 balen.
i)e zichtbare wereldvoorraad was op 1 April 6.096.000
balen tegen 5.768.000 balen op 1 Maart en 6.548.000 balen
verleden jaar (in deze cijfers zijn niet begrepen de voor-
raden in het binnenland van Brazilië, waarvan het cijfer
-van 1 April nog n-iet bekend is, doch die op 1 Maart ‘bedroe-
-gen 17.550.000 balen en op 1 April 1932 – 27.844.000
balen). Rotterdam, 11 April 1933..
UZER
De vraag op. de exportieiarkt voor ruwijzer laat zeer veel
te wenschen over. De noteerin-g van Lux 3 voor -de export
markt is den laatsten tijd aan eenige schommeling onder-
hevig geweest, het niveau is de -beide laatste maanden iets
gestegen nl. van 33/6 goud fob. Antwerpen aan het begin
van Februari tot 35/4 34 aan het einde -van Maart. De
exportmarkt wordt -in gdén enkel opzicht gesteund door de
Fransche markt. Met -den omzet van gieterij-ijzer in Frank-
rijk gaat het bepaald slecht. Nu de besprekingen tusschen
de producenten telkens mislukken, ene-ken de gieterijen
geen haast in hun behoefte te voorzien. Dc algemeene
noteering is nog altijd 200 frs. basis Longwy -voor P.L. No.-
3, doch zaken worden op een lager peil gedaan. – –
De verkoop van Cleveland-ijzer woi-dt gaandeweg uit-
gebreid, zoowel aan de Tees als in Schotland en zelfs op de
exportmarkt. i)e productie is begin April met die van eenige
hoogovens uitgebreid. Prijzen zijn onveranderd 62/6 franco
Tees en 59/9 franco Falkirk. Op de exportmarkt wordt
togen een prijs, die ver onder dit niveau ligt, aangeboden.
De stemming op de staalmarkt is de laatste weken iets
gunstiger tengevolge van nieuwe vraag uit Scandinavië en
de Levant. De prijzen heeft men echter niet altijd kunnen
handhaven. Stafijzer noteert momenteel 46/- goud fob.
Antwerpen.
12 April’ 1933
315
DE TWENTS
–
CHE. BANK
N.V.
GEVESTIGD TE AMSTERDAM
.
•’..
S
:
.
Maandstaat op 31 Maart 1933
DEBET
Aandeelhouders nog te storten 90 pCt. op aandeelen B
waarvoor waarborg ‘gedeponeerd ………………….
Deelnemingen in diverse ondernemingen ……………….
Effecten van Aandeëlhouders ten eigen .gebruike ………..
Kassa en Kassiers ………………………………..
Wissels en Coupons ………………………………
Nederi. Schatkistbilletten en -Promessen ………………
Bankiers in Binnen- en Buitenland ………………….
Eigen Effecten en Syndicaten ………………………..
Effecten van het Zieken- en Pensioenfonds ……………..
Prolongatiën gegeven ……………………………….
Debiteuren
……………………………………..f136 813.428.87
af: loopende Promessen …………………………..,,
7.9 15.000,-
Oebouwen………………………………………..
f
421.200,-
3.107.542,58
27i062.600,-
8.484.670,99
17.717.720,64
37.129.610,67
8.577.846,65
11.497.723,69
3,032.240,70
10.545.255,-
128.898.428,87
8.000.000,.-
Totaal ……
f
264.474.839,79
CREDIT
Kapitaal ……………
……………………………
‘.
‘
f
40.000.000,
Reservefonds ………………………………………
,,
17.000.000,-
Aandeelhouders voor gedeponeerde Effecten als waarborg
voor 90 pCt. storting op aandeelenB ……………
f
42t.200,-
in Leen-Depot …………………………………26 641.409,—
27.062.600,—
Zieken- en Pensioenfonds …………………….
6.316.357,67
Deposito’s ……………………………………….
.
67.334.506,81
Saldo te ontvangen en te leveren Effecten …………….
‘
,,
1.333.348,90
Crediteuren …………… ………………………..
f
96 924.702.28
voor gelden in het Buitenland ……………..,, 4.1146,971,34
101.871.873,62,
De Nederlandsche Bank …………………………….
S
,,
1.383.610,42
Te betalen Wissels …………………………………
S
‘
,,
695.655.92
Geaccepteerd door derden …………………………….
.’
.,
233814,09
Diverse Rekeningen…………………………………
1.243.272,36
S
S
Totaal ……
f
264.474.839,79
12
,
4PRIL 1933
18e
JAARGANG ‘No. 90
NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK, N.V.
AMSTERDAM
‘S-GRAVENHAGE
ROTTERDAM
BATA VIA
AMOY, AMPENAN, BANDOENG, BOMBAY, CALCUTTA, CHERIBON, GORONTALO,
HONGKONG, KOBE, MAKASSAR, MEDAN, MENADO, PALEMBANG, PASSOEROEAN,
PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG, SHANGHAI, SINGAPORE, SOERABAYA,
TGAL, TELOK BETONG, TJILATJAP, TOKIO, WELTEVREDEN
DE
NEDERLANDS CHE
WERKGEVER
Wekeli;ksch Orgaan v/h.Verbond
van Nederlandsche Werkgevers
VERANTWOORDELIJKE
REDACTIE:
•
Mr. P. W. J. H. CORT VAN DER.
LINDEN EN Mr.
A. N.
MOLENAAR
ABONNEMENTS-
PRIJS VOOR
NIET LEDEN
f6.— PER JAAR
Vraagt proefexemplaren
bij het
Secretariaat: Kneuterdijk 8,
Telefoon No. 17510. Den Haag
Verschenen:
HET LOON
–
VRAAGSTUK
Beschouwingen over het
loonvraagstuk in het alge-
meen en over de solida-
ristische theorieën betref-
fende het .,rechtvaardig’
loon in het bijzonder
door
Dr. Ir. J. G. J. C. NIEUWENHUIS
Electrotechnlsch Ingenieur. Dir.
v. ii. Gemeentelijk Trainbedrijf
in Rotterdam
PRIJS
f
3.90
Bij den Boekhandel eerkrjjgbaar
NIJGH Ei VAN DITMAR N.V.
ROTTERDAM
HET SPAARKASBEDRIJF
IN NEDERLAND
• dôor JAC. WIJNANDS
Accountant (Lid Ver. van Ned. Acc.)
PRIJS: GEBONDEN
f4.90
Buitengewoon uitgebreid en interessant Gehandelt de schrijver het
hoofdstuk over het administratieloon. Interessant is hetgeen de schrijver
zegt over afkoop. Resumeerende kan niet anders worden gezegd dan
dat de schrijver door publicatie van zijn studie uitstekend werk heeft
gedaan en daj zij voorziet in een leemte. Thans hebben de besturen
van spaarkasondernemingen een vakkundig geschreven werk, waaruit
zij veel kunnen leeren.
.
Het
Vakblad
t’oor
Assurantjewezen.
Inderdaad voorziet dit werk in een behoefte, nu het Spaarkaswezen
in de laatste tien jaar een bijzonder groote vlucht heeft. joenomen
en er, vooral omtrent de eigenlijke werking van een spaarverzekering
som’s nog zoo geheel verkeerde opvattingen heerschen. Een nuttig
boek met: vele en Interessante gegevens.
Nieuwe Rott. Courant.
Verkrijgbaar bij den Boekhandel
NIJGH
Ei
V.AN DITMAR N.V. – ROTTERDAM
Nijgh & Van Ditmar
N.V.
UITGEVERS
ROTTERDAM
Wijnhaven No. 113
Telef. 27840 (vier lijnen)
Belast zich
‘
met het
verzorgen van uit-
gaven en tijdschrif-
ten op elk gebied
NIJGH & VAN DITMAR NV.. DRUKKERS. ROTTERDAM