Ga direct naar de content

Jrg. 16, editie 810

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 8 1931

dat cle voornitzichteni
i’cctn
zonniei’tarwe iniet zoo gunstig zijii. l)e vorige schatting van
de opbi’enigst daarvan bedroeg 200 innillioeni hinshiels

8 JULI 1931

IUTEUI?81?ECHT VOORBEHOUDE1V.

Eco

noiskh-Statstische’

Berichten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

16E JAARGANG

WOENSDAG 8 JULI 1931

No. 810
INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijst. Stuart.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE
VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rangers;
Prof.
Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
Redacteur.Secretaris: H. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonni’s, leden en donateurs kosteloos, voor
500-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot.
terdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage. Postchèque- en gilo-
rekening No. 145192.

7
JULI 1931.

Zooals algemeen werd verwacht, heeft de halfjaars-
wisseling in het geheel geen moeilijkheden opgele-
verd. Even trokken de koersen een fractie aan, doch
spoedig was men weder op het oude niveau aangeland.
De noteeringen waren ‘tenslotte: voor privaat-discon-

to, Nederlandsch accept,
7/
pOt., call Y2
1
pOt., prolon-

gatie 1 pOt.

Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank
geeft de post hinnenlandsche wissels een stijging van

f
700.000 te zien. De beleeningen blijken met
f
4,4

millioen te zijn afgenomen.
:De goudvoorraaci der Bank bleef practisch onver-anderd. De zilvervoorraad daalde met
f
2,5 millioen.

De post papier op het buitenland geeft geen wijziging
van beteekenis te zien, doch de diverse rekeningen op
de actiefzijde der ‘balans blijken met
f
2,1 millioen te

zijn teruggeloopen.
De biljettencirculatie vermeerderde met
f
16,3 mil-

lioen. Het tegoed van het rijk daalde met
f
22,8 mil-

lioen, terwijl de rekeningcourant-saldi van anderen

een vermindering van
f 1
millioen te aanschouwen
geven. Het beschikbaar metaalsaldo bedraagt bijna f 1
millioen meer dan de vorige week. Het dekkingsper-
centage is nagenoeg 57.

* *
*

De isselmarkt stond geheel onder den invloed van
de situatie in Duitschland, die zich nog allesbehalve
bemoedigend laat aanzien. De vraag naar buitenland-
sche deviezen, die reeds wat aan het verminderen was,
is er opnieuw begonnen. Hier was de markt heel klein

en het was vaak heel moeilijk zaken voor elkaar te
brengen; een ieder deed niet meer, dan waartoe de
omstandigheden hem drongen. Onze markt had in de
eerste plaats een flink aanbod van Marken, Ponden
en Dollars voor Duitsche rekening te verwerken,
welke valuta’s hier werden gerealiseerd om te kunnen
voldoen aan de groote vraag naar Guldens, waarvan
ook weder beduidende bedragen in bankpapier-remises
over onze Oostelijke grenzen werden gezonden. Mar-
ken daalden hier van 58.98V2 tot 58.90 (Ponden in
Berlijn waren 20.51V2, Dollars 4.2150). Ponden kwa-
men van 12.08v/8 op 12.08
°
/
is
en Dollars van 2.4857 op
2.4843. Dollars tegen Ponden waren êerst flauw en
kwamen van 4.8640 op 4.8675, om echter daarna weder
tot 4.8652 te verbeteren. Fransche Francs voorbij-
gaand wat vaster: 9.73-9.73%; slot 9.72v/8. (Ponden tegen Francs 124.25). Belga’s waren heel gezocht en kwamen van 34.61 op 34.68%. In België is een ruim aanbod van wissels, in verband met de storting op de
leening op 15 Juli as.; Pon.den daalden er van 34.93%
op 34.85. Zwitsersche Francs deelden natuurlijk weder
in de vraag naar vreemde waarden bij onze Oostelijke
buren. Hier steeg de koers van 48.06% tot 48.16. (Pon-
den tegen Zwitsersche Francs 25.10%). Peseta’s 23.50
—24.00-23.50. Scandinavische wissels. veranderden slechts weinig: Kopenhagen en Oslo 66.52%, Stock-
holm 66.62%. Vast waren Zioty’s, die tenslotte 27.92%
genoteerd werden. Canada $ 2.47%. Rio
$
19. Argen-

tijnsche Pesos 80.—. Uruguay $ 1.45.

Op de termijnmarkt waren 1- en 3-maands Ponden
tenslotte bijna onveranderd:
7fj
en 1% punt disagio.

Dollars op deze termijnen waren vaster, nl. 5 en 9
punten agio. Marken op 1 maand ca. 1, op 3 maanden
ca. 7 punten onder den contanten koers. Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat de laatste weken verschil
gemaakt wordt tusschen een z.g. Duitsch en een Ne-
derlandsch adres.
De vraag naar buitenlandsch ban kpapier was weder
tamelijk groot; Duitschland was geregeld in de markt
en kocht alle goed gangbare soorten bankbiljetten op.

LONDIISN, 6 JULI 1931.

1-let einde van het halve jaar heeft toch tenslotte
nog tot groote geldomzetten geleid, daar de vraag op
den laatsten dag van •de maand onvoorzien groote af-
metingen aannam, die natuurlijk tot ni.et
onbelang-

rijke leeningen van de Bank van Engeland aanleiding
gaven. Met den aanvang van de nieuwe maand was geld
natuurlijk weer overvloedig en zal zoo blijven tot alle
leeningen aan de Bank zijn terugbetaald. Op de dis-
contomarkt, waar met deze zuiver tijdelijke geld-
schaarschte geen rekening gehouden behoefde te wor-
den, was de toon over het algemeen iets zwakker, zoo-
dat de noteering tot 1/s_1fi6 terugliep.
Men ziet nog steeds met spanning uit naar een def i-
nitieve oplossing van de bezwaren van Fransche zijde
tegen het voorstel van Hoover. Jammer genoeg heeft•
(leze vertraging alreeds ten deele den gunstigen in-
vlbed van dit voorstel teniet gedaan.

S

610

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Juli 1931

DE
15DE
INTERNATIONALE ARBEIDS-

CONFERENTIE.

De 15de Internationale Arbeidsconferentie, welke
van 28 Mei-18 Juni te Genève gehouden werd, on-
derscheidt zich van de tot dusverre gehouden inter-
nationale Arbeidsconferenties daardoor, •dat zij de
eerste was, welke een herziening van een bestaand
verdrag behandelde.

Op de agenda dier conferentie waren ni. ingeschre-
ven de navolgende onderwerpen:

lo. Leeftijd, waarop kinderen mogen worden toe-
gelaten tot het verrichten van arbeid in niet-indus-
triëele beroepen.

2o. Arbeidsduur in de steenkolenmijnen.

3o. Gedeeltelijke herziening van het verdrag be-
betreffende den arbeid van vrouwen gedurende den
nacht.

Beginnende met dit laatste 1)unt vestig ik er cle aandacht op, dat in alle door de Internaiona1e Ar-
beidsconferentie aangenomen ontwerp-verdragen de
bepaling voorkomt, dat de Raad van Beheer ten min-
ste eenmaal in de tien jaren aan de Conferentie een verslag moet uitbrengen over de toepassing van het
verdrag eh beslissen zal of het wenschelijk is het
vraagstuk der herziening of der wijz.iging van dat
verdrag op de agenda te plaatsen.

Ten aanzien van een zestal verdragen door cle eerste te Washi ngtofi gehouden Internationale Arbei dscori –
ferentie aangenomen, waaronder het 8-urenverdrag,

en een tweetal door de Zeeliedenconferentie te Genua
aangenomen, had het Internationaal Arbeidsbureau
aan den Raad van Beheer verslagen over de toepas-
sing uitgebracht. Behalve ten aanzien van het ver-
drag betreffende den arbeid van vrouwen gedurende
den nacht had de Raad van Beheer geen aanleiding
kunnen vinden een herziening op de agenda te plaat-
sen. Ter voldoening aan voornoemde bepaling, in de
verdragen voorkomende, bood hij ten aanzien der
overige verdragen slechts verslagen zonder meer over
de toepassing aan de Conferentie aan, welke versla-
gen geen aanleiding tot discussie. hebben gegeven, zelfs niet dat over de toepassing van den 8-arendag
van Washington.

Ten aanzien echter van het verdrag betreffende
het verbod van nachtarbeid van vrouwen had de Raad
van Beheer gemeend een tweetal wijzigingen
01)
de
agenda te moeten plaatsen. Artikel 3 van dat verdrag
houdt het verbod in om ,,vrouwen”, onverschillig van
welke]) leeftijd, gedurende den nacht in eenige nij-
verheklsonderneming arbeid te laten verrichten. In

verschillende landen werd de uitdrukking ,,vrouwen”
uitgelegd als ,,arbeidsters” in strikten zin. In Enge-
land echter was de rechterlijke macht van oordeel,
dat onder de uitdrukking ,,vrouwen” niet alleen ,,ar-
beidsters” vielen, doch ook vrouwen met een leiden-
cle positie bekleed, zoodat het verdrag niet toeliet,
dat vrouwelijke ingenieurs in electrische centrales
als hedrijfsleidsters ‘s nachts arbeid verrichten. Enge-
land had daarom op een herziening aangedrongen in
dien zin, dat het verdrag uitdrukkelijk zou bepalen,
dat het niet van toepassing was op vrouwen, die een

betrekking bekleeden van toezicht of bestuur en als
regel niet aan eenigen handenarbeid deelnemen. Ge-
durende de behandeling in de commissie, aan wie de
Conferentie de voorbereiding van dit punt opdroeg,

werd de uitzondering beperkt tot personen, die
een verantwoordelijke betrekking hekleeden van be-
stuur en die als regel niet deelnemen ‘aan. eenigen
handenarbeid. Bij de arbeidersgroep vond deze her-ziening bestrijding. Aangezien naar hun meening de
verdragen slechts een minimum bescherming geven,
en gewoonlijk compromissen zijn, is een herziening
slechts gerechtvaardigd, indien de bestaande toestand
verbeterd wordt. Ontoelaatbaar is een herziening,
naar hun meening, die de eenmaal verkregen bescher-
ming vermindert. Zij waren bevreesd, dat, werd de

INHOUD.

BIz.
DE 15DE INTERNATIONALE ARSEIDSCONFERENTIE
door
Mej. Mr. G. J. Bemberg
…………….

……
610
Het buitenlandsche verlof voor Europeesche employé’s
in Indië door
Mr. H. Cohen cle Boer…………..
613
Rotterdamsche havenbelangen door
Ir. N. Th. Koomans
615
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De nieuwe politiek van het Federal Reserve Stelsel
door Prof. H. Parker Willis ………………
616
AANTEEIdENJNQEN:
Voorraadstatistiek van groothandelsartikelen …. 618
INGEZONDEN STUKKEN:
Economische voorlichtingsdienst met naschrift door
Mr. A. N. Molenaar ……………………..
618
MAANDCIJFERS:
Voorraadstatistiek van groothandelsartikelen . …
619
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen .. ……
620
Conjunctuurgegevens betreffende de Ver. Staten ..
620
Bank voor Internationale Betalingen …………
621
Productie der Steenkolen-, Bruinkolen- en Zoutmijnen
621
Postchêque. en Girodienst ………………. .. ..
621
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….
621-628
Oeldkoer8en.

Bankstaten.

Verkeerawezen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.

voorgestelde wijziging aangenomen, tal van gewone arheidsters ,,opzichteres” of iets dergelijks genoemd
zouden worden om haar buiten de toepassing van het
verdrag te brengen. Het belang van enkele vrouwe-
lijke ingenieurs woog h.i. niet tegen het nadeel op,

nl. dat men gevaar liep groote groepen van vrouwen
buiten de bescherming van het verdrag te brengen.

In hun angst voor een .herziening zagen de arbei-
ders geheel voorbij, dat deze herziening in hun belang
zou zijn en een voordeel voor de arbeidsters. Immers
indien in de conventie duidelijk bepaald 2ou worden
op wie de bepalingen van toepassing zouden zijn,

zou het niet langer mogelijk zijn, dat ieder land de
uitdrukking vrouwen zou interpreteeren op zijn wijze
en door beperking tot arbeidters in strikten zin, op-
zichteressen en dergelijke er buiten zou laten vallen.
De werkgeversgroep verklaarde zich v66r de wijzi.
ging; de Regeeringsafgevaardigden waren verdeeld.
Onder de tegenstanders van deze wijziging waren er,
die haar overbodig oordeelden, omdat h.i. het verdrag
slechts van toepassing is op de eigenlijke arbeidsters.
Zoowel in de Commissie als later in de Conferentie
bij eerste Stemming werd deze wijziging aangenomen.
De tweede wijziging was op aandrang van de Bel-
gisChe Rege.ering voorgesteld.
• Het verdrag verstaat onder nacht een tijdsverloop
van ii achtereenvolgende uren, waarin de tijd van 10 uur ‘s avonds tot 5 uur ‘s morgens is begrepen. Op aandrang van de Belgische Regeering werd
voorgesteld de nacht zoo noodig te mogen bepalen op
den ‘tijd van 11 uur ‘s avonds tot 6 uur ‘s morgens.
Deze wijziging zou het mogelijk maken, dat in Ver-
viers in de wolkanimerijen en -spinnerijen met twee
ploegen gewerkt zou worden. Komt .men de bepalin-
gen van het verdrag juist na, dan is dat nu niet mo-
gelijk. Immers het tweeploegensteisel vereischt 2 X 8
uren + 2 X l uur rust, d.w.7. 17 uur. Wel liggen
tusschen 5 uur ‘s morgens en 10 uur ‘s avonds 17 uur,
doel) in Verviers willen de arheidsters niet om 6 uur
‘s morgens beginnen. Het aanvangsuur van 5 uur
levert in de practijk groote moeilijkheden op. Ver
keersmiddelen zijn er dan pog niet. Aangezien echter
in Verviers van ouds in twee ploegen gewerkt werd,
heeft men daar den nacht om 11 uur laten beginnen
en om 6 uur eindigen. Voorgesteld werd on het ver-
cirag aldus te wijzigen, dat dit toegelaten werd. Groot
was de tegenstand der arbeiders tegen deze wijziging,
welke met allerlei waarborgen omringd was. Zon

moesten er zich bijzondere omstandigheden voordoen,
cle valcvereen 1 gtngeu moesten geraadpleegd worden
env. Oogenschijuljk is die wijziging nIet van groot ge-
wicht. Het maakt weinig uit of de nacht van 10-5
of van 11-6 duurt. Naast de bedenkingen echter
tegen het om ii. uur ‘s avonds naar buis gaan, had-
den de arbeiders bezwaai tegen de indirecte gev6lgen

8 Juli
1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

611

van de wijziging. Dar waar de arbe.idsdag 7l uur
cdraagt, kan die tengevolge van de wijziging 8 uur
gaan lieciragen en
zou
dus het tweeploegensteisel in

dc hand gewerkt wordén. Verder brengt ze vermin-
dering van nachtrust mede, omdat de arbe.idater toch

01)
denzeifden tijd zal opstaan, doch nu een uur later
naar bed gaat. liet argument van gebrek aan trans-
portmicldelen gaat niet op; die zijn er om 11 uur
‘s avonds ook niet. in stede een wijziging ‘te verzoe-
ken, ware het beter te trachten behoorlijke transport-

middelen te verkrijgen.
Over deze wijziging waren de meeningen eveneens verdeeld. IDe werkgevers waren er voor, de arbeiders er tegen, de Regeeringsafgevaardigden verdeeld. Ook
deze wijziging werd in de Commissie en in cle Conf e-

rentie bij eerste stemming aangenomen. Bij de eind-
stemming hebben zich evenwel niet het vereiselite
aantal van 2/3 v66r het gewijzigde verdrag verklaard, zoodat de wijzigingen niet aangenomen zijn.
Als merkwaard.igheid moet hier vermeld worden,
dat niettegenstaan de België de onderhavige conven-
tie geratificeerd heeft, jaren lang de bepalingen dier
Conventie in dat land niet nageleefd werden en daar-
van nooit in de j aarrappor ten melding werd gemaakt.
Wat zal nu gebeuren? Moet men uit de niet-aanne-
ming met den 1-leer Thomas conciudeeren, dat de
ongewijzigde conventie nog zoo slecht niet was? Als
vaststaand kan wel aangenomen worden, dat men
rustig kan voortgaan de uitdrukking ,,vrouwen” eng
d.w.z. als ,,arbeidsters” te interpreteeren. Bij de be-
handeling toch van het Engelsche voorstel is geenszins
gebleken, dat een dergelijke interpretatie, ook niet van
arbeiderszijde, tegenstand ontmoette. Hetgeen in Bel-
gië geschiedt, is echter niet een quaestie van, interpre-
tatie. Zal België rusti.g kunnen doorgaan met den nacht
te stellen op 11-6 uur? Men
ZOU
daarvoor eenige aan-
wijzing kunnen ‘vinden in de slotrede va.n den voorzit-
tér der Conferentie, die melding maakte van moeilijk-
heden van toepassing door sommige Regeeringen on-
dervonden, welke wellicht op andere wijze overwonnen
konden worden. De Heer Thomas sprak van ,,soluti ons
de souplesse”, die ‘bedacht konden worden. Zal ech-
ter, indien die weg ingeslagen wordt, de interna-
tionale arbeidswetgeving niet op bedenkelijke wjjze
op losse schroeven gezet worden? Volledigheidshalve
zij aangeteekend, dat de verwerping der wijzigingen
‘oor ons land van geenerlei heteekenis is. Ons z.g.
baze.nbesluit laat nachtarbeid toe voor vrouwen met
leiding en met wetenschappelijk onderzoek of weten-
.schappelijke contrôle belast. In liet licirt van de dis-
cus.siën bezien is die interpretatie, daarmede aan
,,vrou wen.” gegeven, volkomen geoorloofd.

Arbcidsduui in de stecnicolennvijnen.

Zooals bekend is kwam dit onderwerp ook reeds
op cle agenda der 14e Internationale Arbeidsconfe-
rentie voor. De ontwerp-conventie, welke tijdens die
Conferentie ontworpen werd, heeft echter het voor
aanneming vereischte aantal stemmen n.iet verkre-
gen. Na de niet-aanneming besliste de 14e Interna-
tionale Arheidsconferentie, dat het onderwerp op de
agenda van
de
15de Conferentie geplaatst zou worden.
Zooals gewoonlijk benoemde de Conferentie een
commissie ter heliandeling van dit onderwerp. Aan-gezien het vorig jaar uitvoerige algemeene beschou-
wingen gehouden waren, meende de commissie daar-
van thans te kunnen afzien
.. Zij behandelde meer
uitvoerig de punten, waaromtrent geen overeenstem-
ming verkregen was, ni. den duur van het verblijf
in de mijnen en de bruin koolq uaestie. Zou ni. de
arbeidsduur in ‘de steenkolen- en in de bruinkoolmij-

ien in eenzelfde verdrag geregeld worden en zoo ja,
zou dan die regeling ‘dezelfde zijn? Een meerderheid
in cle commissie was van oordeel, dat, om een interna-
tionale oplossing te verkrijgen, ‘de arbeidsduur in de
bruinkoolmijnen in dezelfde conventie geregeld moest
worden als waarin die in ‘de steenkolenmijnen geregeld

werd. De Duitsche Regeeringsafgevaardigde gaf te

kennen, zich hiermede te kunnen vereenigen, mits die
regeling rekening zou houden met de bijzondere toe-
standen :in de Duitsche bruinkoolmijnen. In de tenslot-
te aangenomen conventie is dat inderdaad gebeurd. Wat
nu den duur van het verblijf in de steenkolenmijnen
betreft stonden evenals het vorig jaar ‘de werkgevers
een verblijftijd van. 8 uur from bank to bank voor;
de arbeiders aanvankelijk een van 7 uur, na verwer-
ping van hun voorstel stelden zij 7% uur voor. Het
door het Internatiomiaal Arbeidsbureau ontworpen
ontwerp stelde 7% uur voor. Dat voorstel verkreeg
tenslotte een meerderheid. De debatten over die voor-
stellen leverden geen nieuwe gezichtspunten op.

Nauw met ‘den duur van ht verblijf in de mijnen
houdt het vraagstuk der overuren verband. Het voor-ontwerp bepaalde, dat behalve overuren in geval van ongeval, overmacht enz. de bevoegde autoriteiten 60
overuren ter beschikking van de ondernemingen zou-
den mogen stellen. Voorstellen om dat aantal te ver-
hoogen werden verworpen. De meerderheid vereenig-
de zich tenslotte met voornoemde bepaling van het
voorontwerp. De Nederlandsche werkgeversvertegen-
woordiger heeft met den Engelschen werkgeversver-
tegenwoordiger een voorstel, de z.g. ,,speadover” be-
treffende, ingediend om het ni. mogelijk te maken,
dat de hren’, waarop korter of niet ‘gewerkt wordt, op
een bepaalden ‘dag ingehaald worden door op de an-
dere dagen langei te werken, met dien verstande, dat
‘de vastgestelde duur niet met meer dan % uur per
dag overschreden zou worden. De Heer Haex heeft dit
amendement, dat echter verworpen werd, toegelicht.
Eveneens werd verworpen een amendement door de arbei’ders ingediend om in ‘het verdrag een bepaling
op te nemen, dat op Zaterdag korter gewerkt zou
worden. Zooals hierboven vermeld, is voor de onder-
grondsche steenkolenmijnen de duur van ‘het ver-
blijf in de mijn op 7% uur per dag ‘bepaald. Voor de
ondergrondsche bruinkoolmijnen is bepaald, dat did
duur vermeerderd kan worden met een pauze van
uur. Het aantal overuren, voor de steenkolenmij-
nen op 60 uur per jaar bepaald, kan voor de ‘bruin-
koolmijnen 150 bedragen, waarvan 75 uur door de
overl’m,eid ter beschikking van de ondernemingen ge-
steld kunnen worden en 15 uur hij collectief contract.

Op de bovengrondsche ‘bruirikoolmijnen zullen de
bepalingen van het 8-urenverdrag van Washington
van toepassing zijn met dien verstande, dat het aan-
tal overuren niet meer dan 100 per jaar zal bedragen.
Daarbij kunnen nog 100 overuren hij collectief con-
ract toegestaan worden. Deze ‘bepalingen ondervon-
den bij de, arbeidersgroep aanvankelijk veel tegen-stand. Om echter tot een conventie te geraken heb-
ben de arbeiders zich tenslotte daarmede vereenigd,
nadat in het ontwerp een •bepaling opgenomen was,
dat niets in liet verdrag tot ‘gevolg zal hebben, wij-
ziging van de nationale wetgeving met betrekking tot
den arbeidstijd in den zin van een vermindering van
le waarborgen, die zij aan de arbeider.s verleent.

Bij de behandeling in de Conferentie zelf heeft de
vraag der universaliteit nog tot eenig de’bat aanleiding
gegeven. Deze vraag was ook wei even in de commissie
ter sprake gekomen, doch nadat de secretaris-gene-
raal der Conferentie, ‘de Heer Thomas uiteengezet
had, dat er geen twijfel kon bestaan of, gezien de be-
palingen van het Vredesverdrag, de conventie alge-
meen was, had de Commissie zich daarbij neergelegd.
In de Conferentie echter werd door verschillende
personen uit de overzeesche landen ‘betoogd, dat, ge-
zien ‘den oorsprong van het onderhavige vraagstuk,
die zuiver Europeesch was, gezien ook de tot dusver
gevolgde behandeling, de regeling haar Europeesch
karakter ‘behouden had en niet van algemeenen aard
was. Daartegen werd ‘door anderen aangevoerd, dat, al
was de opzet geweest een regeling ‘voor de Europee-
sche landen alleen, thans, na het besluit der vorige

Conferentie om bedoeld vraagstuk op de agenda der lSde, Conferentie te plaatsen en ‘het hooren ook van

612

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8
Juli
1931

de overzeesche landen, de regeling van algemeenen

aard geworden was. De uni.versaliteit wil niet zeg-
gen, dat ieder land moet ratificeeen; daarin is ieder
vrij. Elk land moet echter binnen clan voorgeschreven
termijn het ontwerp-verdrag aan debevoegde autori-
tei t voorleggen. De Noderlandsche Regeeringsver-
tegenwoordiger Dr. Nolens, heeft. bij de behandeling
in de zitting der Conferentie eveneens op de univer-
sali tei t gewezen. hij zette daarbij tevens uiteen, waar-
om hij zijn stem aan het vercliag zou geven – het
ontwerp is een compromis, bovendien achtte hij een
arbeidsciag korter dan 8 uur in het belang ook van
de werkgevers en van de geheele mijnindustrie. T-
vens vericiaarde hij zich tegen een amendement dat
het inhalen van ‘cle uren, die
OP
Zaterdag korter ge-
werkt werden, op cle Overige dagen mogelijk maakte.

Daardoor zou dai:i dearhei•ctstijd op clie dagen weer
S
uur worden. Een desbetreffend amendement, inge-

diend door cenige werkgeversvertegenwoorcli gers,
werd verdedigd door clan Heer Hacx, technisch mi
vI-
scu r van den Nederlanclschen werkgeversvertege.nwoor-
(tiger; hij wees erop dat in cle Nederlancisehe mijnen

met den korten Zaterdag 46 Urell .in cle week gewerkt
werd, hetgeen nog Y’-‘. uur mi ncler is dan het ontwerp-
verdrag toestaat. Tot nu toe hebben cle cli rectics cle con-
cu rren tie met het bui tenlancl kunnen volhouden. Zij
zijn voornemens, indien eenigszins mogelijic, dien kor-
ten arbeidstijd op Zaterdag clan ook te behouden. De

mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat het voor
cie mijnen moeilijk zal zijn cie concurrentie met het
buitenland vol te houden. Dan wordt het gebiedend
nooclzalcelijk, dat bij hen de arbeidsduur ongeveer ge-
lijk wordt aan dien in het bu itenlancl. Daarom zouden
zij gaarne de bevoegdheid willen hebben om den tijd,
dat Zaterdags korter gewerkt wordt, althans een ge-
deelte daarvan, i.n te halen op de andere dagen. Hun
amendement was aldus gesteld, dat misbruiken voor-
komen werden. Het amendement verkreeg echter geen
meerderheid. In eerste lezing werd het ontwerp-ver-
drag met 67 stemmen voor en 16 tegen aangenomen.
Bij de eindstemming verklaarden zich 81 stemmen er
voor (cle werkgevers onthielden zich van stemming) en 2 er tegen, zoodat het ontwerp aangenomen is. De
Regeeringsvertegenwoordigers van Polen en Obsten-rijk onthielden zich van stemming.
Zal deze regeling bijdragen tot vermindering van de
kolencrisis, waaronder verstaan wordt de onevenredig-
heid in de oiitwikkeling tusschen productie en afzet
van kolen? De arbeiders zijn van oordeel, dat het ont-
werp-vercirag wel geen radicale verbetering in den
slechten toestand van de mijnarheiders zal brengen,
doch wel een belangrijke stap vooruit brengt. Volgens den Heer Thomas brengt het onderhavige verdrag een geheel nieuw iets, ivaarbij het sociale en economische
element samen verbonden z:ijn. Die conventie vormt
het begin van een groote taak, die de Volken-
hond aan de Internationale Arbeidsorganisatie toe-
gedacht heeft! Wat zal de Volkenbond nu doen, nu
de A rbeidsconferentie het ontwerp-verdrag aannam?
Laten we niet vergeten, dat tussehen het aannemen

van een conventie en het ratificeeren en in werking
treden een grooten afstand liggen kan. We hoeven
maar te denken aan de 8-ureneonventie van Washing-
ton. Hoe zal het lot van de conventie van den ar-
‘hei’dscluur in de kolenmijnen zijn? De onthouding bij
cle stemming van enkele kolenvoortbrengende landen
van Europa, de aarzeling, waarmede enicele andere
Regeeringsvertegenwoordigers hun stem aan het
ontwerp gaven, voorspellen niet veel goeds.

Leeftijd, waarop ldircdererc mogen worden toe gein-
ten. tot het verrichten van arbeid in niei-ind’ustriëeie
beroepen..

Ter zake van dit onderwerp had de eerste discussie
plaats en stelde de Conferentie mitsdien punten vast
voor een vragenlijst door het Internationaal Arbeids-
bureau aan cle Regeeringen te richten. Bij de behan-
deling ‘bleek weer, dat vele afgevaardigden uit het

oog verliezen, dat bij de eerste ‘discussie nog niet
een verdlrag samengesteld vord!t, doch slechts punten besl)roken moeten worden, waarover cle Regeeningen

hare meaning te kennen moeten geven. Het vaststel-
len hiervan vil nog n iet zeggen, dat dlie gun ten aldius in een eventueel verdrag opgenomen ‘zullen worden.

}Ver/cioosheidsvraagstuic.

Van de onderwerpen, die niet op dc agenda voor-komen en niettemin zeer belangrijk zijn, meen ik te
moeten noemen het rapport van den Directeur van het Internationaal Arbeidsbureau. Dat rapport was
dlitnlaal op een andere wijze samengesteld dan tot dus-
ver en was nu aan één onderwerp gewijd en wel in
het
bijzonder
aan de werkloosheiclserisis. Na in dat
rapport verschillende oorzalcen van de crisis na’der
behandeld te hebben, geeft dc Directeur de Confe-rentie in overweging den Raadi van Beheer te ver-
zoeken lo. een raadgevendc conferentie van techn.ici
in zake arbeidsbemiddeling bijeen te roepen om dc

verschi Uencle systemen van arbeidsbemi cicleling te
0fl-
clerzoeken teneinde tot een coördinatie van ‘de verschil-
lende nationale systemen te komen; 2o. om
aan cle
migratie-commissie
OP
te dragen algemeene program-
ina’s van migratie en ontginning van nog onontgon-
rien landen vast te stellen; 3o. te onderzoeken of het
mogelijk is de werkloosheidsverzckering op dc agenda
der volgende Conferentie in te schrijven; 4o. om

samen te werken met de organen van den Vollcenboncl
om een werkwijze op te stellen ter uitvoering van
nationale en internationale openbare werken.
:Dat rapport, waarin ook een overzicht gegeven
wordt van de opvattingen van do w’erkgevers en arbei-
ders over de arbeidsloonen en de verkorting van den arbeidsdag, ‘heeft tot veel debat aanleiding gegeven.
Daarbij bleek, dat de
-arbeiders over het geheel veel verwachten van een veridorten arbeidsduur en van
een verhooging van den loonstandaard. De werkge-
vers hunnerzijcls wezen er op, ‘dat juist de hooge
bonen mede een. oorzaak van de werkloosheid zijn,
dat daarentegen de prijzen moeten dalen, wil er weer
een opleving in de industrie komen en dat daartoe
de bonen moeten dalen. Op de meeste factoren der
procluetiekosten is zoo goed als niet meer te bezui-
nigen; aangezien de produ.ctiekosten moeten dalen,
moeten de bonen en de sociale lasten verminderd
worden, liet zou mij te ver voeren hier nader op de
gehouden discussies in te gaan. Van belang is echter
te vermeldén, dat de Duitsche Regeeringsvertegen-
woordiger Dr. Brauns openlijk op de wenschelijkheid
van een nieuwe regeling van cle schulden- en schade-
vergoedingsquaestie wees. In zijn antwoord heeft
de 1

leer Thomas duidelijk doen uitkomen, dat men
ve ii de Internationale Arbei dsorganisatie niet ,,de
oplossing” van de crisis moet verwachten. Wel Ican
die organisatie z.i. actief werkzaam zijn om te trach-
ten clie crisis te verniincleren ‘bij’. op het gebied van
de bonen, door te ijveren voor hoogere bonen in ach-

terbijke landen, op het geb.ied der distributie, door te
trachten het verschil tussehen den groothandels- en
den kle.i nhandelsprijs te vermi ncleren. Naar meerdere
ratificatie van de 8-urenconventie van Washington,
waarvan hij blijichaar steeds veel heil verwacht, zou
moeten worden gestreefd, een internationale regeling
van overuren zou wellicht bevorderd moeten worden, zooniede regeling van den werktijd in speciale indus-
trieën enz. Zijn conclusie was, dat de Internationale
A rbei dsorganisa tie de taak, haar opgelegd bij het
Verdrag van Versailles, moest vervullen en alles
moest doen om haar werkwijze werkelijk doeltreffend
te doen zijn.

in het vorenstaande hel) ik getracht in het lcort
het voornaamste mede te deden van •de werkzaamhe-
den van de léde Internationale Arbeidsconferentie.
De tijd zal loeren of hare werkzaamheden zullen heb-ben ‘bijgedragen tot oplossing van de beide cnises, de
kolencrs.is en de werkloosheidserisis. Laten we ‘liet
hopen.

G. J.
STEMI3ERG.

8 JuU 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

613

HET BUITENLANDSCHE VERLOF VOOR
EUROPEESCHE EMPLOYE’S IN INDIE.

Liet iiistituut van liet I)e1.iocI:i.elce •1ii tenlancische
verlof is, naast cie regeling der salarieering, wet een
der belangrijkste elementen van de arbei cisvoorwaar-
tien, waaronder cie tilt Europa afkomstige employé zij ii
werkkring in Nederiancisch-lnclië aanvaardt. Volko-
men verklaarbaar is cieg roote waarde, welke door den
Europeesehen werknemer word t gehecht aan het voor-
to tzicht om na een bepaald aantal jaren van iriSpan-
nencien, in vele gevallen afmattencien arbeid in cie
tropen ver van het Moederiand, gedurende eenige
maanden in een milder klimaat lichaam en geest te
kunnen verfrisschen in tien kring van familie en

vrienden.
Verreweg cie meeste ui tzenclingseontraeten stellen
clan ook een dergelijk verlof in uitzicht en geven den
employé na een bepaald aan tal jaren van arhed in
dienst der maatschappij (meestal 5 of 6) aanspraak op
een vastgesteiclen vacan ti e- of verloftermijn, gewoon-
lijk varieerencie tusschea 6 en S maanden uit en thuis.
Om het den employé ook materieel mogelijk te maken,
met verlof te ‘gaan cii er ]iet profijt van te trekken,
dat ermede beoogd wordt, ontvangt hij gedurende zijn
verloftijcl van cle zijde der maatschappij verschillende
gelcicUjke tegemoetkomingen in de kosten daarvan,
tezamen de z.g. verlofsemolu nienten vormei:icle, waar-
van de rgeiing verschilt al naar gelang ‘van de bij cle
betrokken maatschappij in cle praktijk gebleken he-
hoef ten.
Deze ernolurnenten ‘omvatten nagenoeg steeds een
bepaald verlofstractemeut en vrije passage naar En ro-
pa, en de onderlinge verschillen betreffen slechts het
i:erlrag van het verlofssalaris, het al of niet onderbro-ken worden van de ‘aanspraak op tantièiue, de klasse,
waarin gereisd wordt, de ‘bepaling of en ‘zoo ja,
welke leden vati het gezin mccle vrij vervoer genie-
ten, enz.
De maatschapp:ij moet zich ‘derhalve voor tilt buiten-
lanicisch verlof – dat de employé krijgt naast zijn jaar-
lijksoh binneniandsch verlof – vrij aanzienlijke finan-
ciëele offers getroosten, welke in vele gevallen nog
vermeerderd worden door cle op de ‘vervanging van
tien verlof’ganger ‘vallende extra-kosten, bijv. iii den
vorm ‘van een tijdelijk verhoogd salaris van den in
rang niaast-lageren waarnemer.
Ten aanzieu van liet hutenlandsche verlof staan
clan ook tegenover elkaar: de groote leteekenis, die
(leze tijd voor den employé heeft, en de niet onbelang-
rijke lasten, welke hij den werkgever oplegt. Deze
tegenstelling komt evenzeer uit in het karakter, dat
partijen in den grond aan dit verlof toekennen: de
employé ziet daarin in de eerste plaats een belooning
voor verrichten dienst, de maatschappij ‘heeft daarbij

uiteraard meer het oog op de gelegenheid, welke deze
periode den employé biedt, om weer ‘geheel op zijn ver-
haal te komen en nieuwe krachten op te doen voor
een volgenden diensttermijn.
Aan dit antagonisme tussehen heide opvattingen van
het verlof: de eene meer ‘berustend op het verleden,
de andere vealeer ziende naar de toeicomst, zijn voor
een groot deel de moeilijkheden toe te schrijven, welke zich ‘sedert de invoering van de wettelijke regeling van
het arbedseontract in Nederlandsch-Indië aldaar met
betrekking tot ‘dit institn ut ‘hebl:en voorgedaan. De
employé zag in de aan zijn recht op verlof verbonden
voorcieelen niet anders dan een vorm van loon, dat in-
verdiend werd in verhouding tot den voll)rachten
diensttijd, voor de maatschappij was de aaispraak,
welke de overeenkomst den employé op verlof gaf,
een voorwaardelijk recht, dat afhankelijlc was van het
volbrengen van den daarvoor gesteiden ‘di ensttermij n
en dat bij een ‘beëindiging der dienstbetrekking, v66r-dat aan de voorwaarde was voldaan, teniet ging, reeds
daarom, omdat
er
in dat geval van eenigen diensttijd
na afloop van het verlof geen sprake meer kon zijn.
Door sommige maatschappijen wordt dan ook ‘terug-

betaling der verlofskosten bedonge:n voor het geval cie employé na het genoten verlof niet terugkeert of
niet nog een ‘bepaalden min imumtermijn in dienst
blijf t.

Ondanks zijn vermelde opvatting van het verlof,
was iedere employé zich er toch van tien aanvang van
bewust, dat, inch en
hij,
voordat. de gestelde termij ii
verstreken was, ‘zijn ‘betrekking eigener heweg’ng op-
zegde, daarmede zijn aanspraken op verlof teniet
gi ogen.
i)e moeilijkhe.i cl deed zich eerst voor, wan neer cle
werlcgover
aanleiding vond, cien employé véér dien
te ontslaan, vooral indien er reeds eenige jaren dienst
waren ‘vol’bracht. Nu kunnen zich uiteraard allrlei
omstancii ghed en voordoen, die een ontslag volkomen
wettigen hij den employé: onbekwaamheid, gebleken ongese’hiktheicl voor den naast hoogeren rang, moei-
lijkheici in den omgang met boven of onder hem ge-
stelden, verminderde ‘gezondheidstoestand, enz., bij
den werkgever: inkrimping van personeel tengevolge
van rational iseerin’g, ong’un’s’tige conjunctu tin, ivette-
lijice restrictie, e.cl.

NVILoneer echter op. grond van ciergelijke omstanci ig-
heden ontslag eerst wort t verleend in cie laatste e-
riocie, onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip,
waarop liet recht op verlof zou ontstaan, laad t de
werkgever daardoor ‘den schijn op zich, deze omstan-
digheclen slechts aan te grijpen als middel om aan de
kosten van het naderende verlof te ontkomen, en in-
clerclaaci zijn er in cie praktijk gevallen bekend, waar-
in weliswaar cli t oogmerk iii et kon worden bewezen,
doch waarin het met recien als de naaste aanleiding
voor het ontslag moest worden aangenomen.

Tegen dergelijice praktijken is terecht, oolc ‘ari werk-
g’everszijcle, krachtig geprotesteerd en het is clan ooit
niet zoozeer liet ontslag als zooclanig geweest als wel enkele uitersten daarvan, welke aliengs hebben geleid tot een begrijpelijk verzet van werknemerszijde tegen
cie bestaande wettelijke regeling, die voor dergelijke
gevallen tekort schoot, en ii’elke uiteindelijk aanlei-
ding hebben gegeven tot een, onlangs door den Volks-
raad behandeld en aangenomen voorstel van regee-
ningswege om daarin verbetering te brengen. Dat de
bestaande voorschriften al zeer weinig voidedei, vindt
zij ii vericlaring claari n, dat het eenige artikel, hetwelk
aan dit verloren gaan van verlofsaanspraken tegemoet
wil komen (art.’ i.603q md. B. W.) door het daarop
hetreklci.ng hebbende, tijdens de behandeling toege-
voegde zinsdeel volkomen inconsequent en onuitvoer-
baar is geworden.

Dit artikel toch regelt de schadeloosstelling, welke
den ‘werknemer toekomt, wanneer hij zonder opzeggng of zonder tijciige opzegging ontslagen wordt. Het geeft
hem iii dat geval aanspraak op het bedrag van liet
loon voor den tijd, dat zijn contractueel dienstverband
had hehooren voort te duren of, in geval van een
contract voor onbepaalden tijd, yoor den duur van den opzeggingstermijn, waarbij in dit geval onder loon uit-‘
drakkelijk ook worden verstaan de z.g. verlofsemolu-
rnenten.

Inconsequent is deze ‘bepaling, omdat, terwijl zij ‘be-
oogt den ootijdig – of zooais de wet het noemt ,,on.-
rechtmatig” – ontslagen werknemer finaneiëel in ge-
lijke positie te brengen met zijn collega, te wiens aan-
zien wèl de door contract of. wet ‘gestelde termijn is
in acht genomen, zij eerstgenoemde een ‘gedeelte van
zijn verlofsvoordeelen toewijst, dat laatstgenoemde,
wien uitsluitend zijn geldloon ‘behoeft te worden uit-betaald, zich ziet ontgaan: een voordel voor den ,,on-
rechtmatig” ontslagen werknemer, dat volstrekt onge-
motiveerd is. Onuitvoerbaar i.s dit voorschrift, omdat
de verlofsemolurnenten – een vast bedrag, .dat niet-
naartijdruimte-‘bepaalde elementen bevat – na eerst
in evenredigheid tot den vol:braeh’ten ‘diensttijd te
zijn ‘verminderd, vervolgens naar rato ‘van den duur

614

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Juli 1931

van den opzeggingstermijn moeten worden berekend.

.Dereciters, clie in den loop der laatste jaren ge-
roepen waren di.t wetsartikel toe te passen, hebben
zich in allerlei bochten en hun vonnissen in gecompli-ceerde breuken moeten wringen om letter en geest van
deze bepaling, eenigszins in overeenstemming met
elkander, tot uitvoering te brengen. Geen wonder, dat
deze jurisprudentie de meest tegenstrijdige uitspraken
heeft opgeleverd. De bekendste beslissing is wel die inzake het z.g. geval-Gersen, d9 administrateur, die,
na 6 van de 7 voor verlof vereischte jaren dienst
te hebben vol’bracht, op al zeer weinig overtuigende
gronden ontslagen werd. Het desbetreffende vonnis
was intusschen meer op ‘billijkheids- dan op streng
juridische overwegingen gegrond.

De hoofdkwestie, waarop de moeilijkheid in al deze
zalcen per saldo neerkwam, was do vraag, of het ver-
lof naar zijnen aard deelbaar was en ‘denhalve naar
evenredigheid van den volbrac’hten diensttijd door den
werknemer werd ,,inverdiend”. Naar de bedoeling van
partijen bij het sluiten van het desbetreffende beding
is dit zonder eenigen twijfel
nief
het geval; hij den
werkgever niet, omdat, zooals gezegd, voor hem het
verlof de beteekenis hoeft van een, zij het wat kost-
baar middel, om zijn Europeesche werkkrachten voor
een volgende dieristperiode weer op hun verhaal te
doen Icomen, doch ook de werknemer zal bij het teeke-
nen van het contract zich er wat dit punt betreft zeker
wel rekenschap van geven, dat hij den geheelen ‘dienst-
termijn moet hebben voibracht om zijn aanspraak op
verlof te kunnen doen gelden, en zal allerminst ver-
wachten, dat hij hij vertrek of ontslag na
:bijv.
een of
twee jaar recht zou hebben op een evenredig deel van
dat verlof.

Indien sommige rechters de aan een verlof verbon-
den geldelijke emolumenten niettemin hebben gecon-
strueerd als een ,,in het systeem der wet” naar tijd-
ruimte vastgesteld loon, hebben zij daarmede dan ook
niet alleen den zin ‘dezer emolumenten geweld aange-
daan – vooral ‘bij ‘de overtoc’htskosten springt dit in
‘t oog – doch tevens de ‘bedoeling, welke partijen ‘hij ‘het sluiten hadden en welke in ieder geval richtsnoer
behoort te ‘blijven, miskend.
Bovendien – en dit is een misvatting, welke door
de geheele behandeling van deze materie heen is te
constateeren – wordt hier he’t verlof zelf met de

daarbij hehoorende emolumenten verward, worden
hoofdzaak en accessoria verwisseld en wordt vergeten,
dat wat partijen oorspronkelijk zijn overeengekomen,
is: een verlof-, een vacaritietijd. Het verlof straktement
en de passagekosten hebben daarin geen andere betee-
kenis dan die van een middel, om den employé te ver-
oorloven, ten volle van zijn vacantie te profiteeren, geenszins om hem in ‘den een of anderen vorm een
extra-som geids in handen te geven.
Hieruit volgt, dat indien er om de een of andere
reden van verlof geen sprake ‘meer is, ook deszelfs emo-
lurnenten hun hestaansreden hebben verloren. Waar-
mede natuurlijk geenszins gezegd wil zijn dat er niet
in een
‘bijzonder
geial aanleiding kan bestaan om
schadevergoeding toe te kennen wegens het derven van
verlof, doch deze vergoeding dient dan rekening te
houden met de omstandigheden van dat geval en los
te staan van de emolumenten.
Vooral indien ‘het ontslag z66 kort voor het verlof
wordt gegeven, dat de werknemer zich daardoor te-
recht in zijn op de overeenkomst ‘gebaseerde verwach-
tingen gedupeerd Ican gevoelen, ontstaat een toestand, waarin ‘het rechtsgevoel zich niet meer door een stren-ge toepassing der overeengekomen voorwaarde bevre-
digd vindt. Dan bestaat er ook aanleiding om te ‘zoe-
ken naar een middel om te voorkomen, dat ‘het ge-
bruik maken van een recht (nl. tot ontslag) zou ‘kun-
nen ontaarden in misbruik.

* *
*

De werkgeversorganisaties hebben reeds eenige

jareii geleden, naar aanleiding van een voorstel van
de Federatie van Europeesche Werknemers en van
hoveuvermelde uitspraak inzake het geval-Gersen, de
mogelijkheid overwogen om hierin verbetering te bren-
gen en zij hebben als resultaat hiervan der Regeering
een middel ter voorkoming van zoodanig misbruik

aanbevolen. Volgens dit advies zou de werkgever, die
een employé zonder dringende redenen ontsloeg, na-dat deze ‘viervijfden van den voor zijn verlof benoo-
di’gdeu diensttermijn had vervuld, ‘het rechtsvrmoe-
den tegen zich vestigen, dat dit ontslag werd gegeven
met het oogmerk om zich aan de verplichting tot het
verleenen van verlof te onttrekken. Zou de werkgever
er niet in slagen ‘het tegenbewijs hiervan te leveren,
dan zou de voorwaarde voor vervuld moeten worden gehouden en de werkgever tot uitbetaling van de ge-
heele aan het verlof verbonden ‘geldelijke voordeelen
verplicht zijn.

De Regeer.ing heeft in haar voorstel dit advies niet
gevolgd. Het eenige, wat zij ter motiveering hiervan in haar Memorie van Toelichting aanvoert, is, dat de
werkgever een ,,dringende reden” tot ontslag zou kun-
neil provoceeren of op grond van een gefingeerde aan-
leiding tot ontslag gemakkelijk tegen’bewijs zou kun-
non leveren.

Het is duidelijk, •dat met dit enkele zinnetje de on-
deugdelijkheid van het voorstel der werkgevers niet in het minst is aangetoond. Integendeel, ieder die de
jurisprudentie van den laatsten tijd op dit punt ‘heeft
gevolgd en die dus heeft kunnen constateeren hoe de
rechter gepoogd heeft, reeds zonder dit vermoeden
tegen den werkgever, in geval van een dergelijk ont-
slag de billijkheid over den letter van de wet te doen
zegevieren, zal gemakkelijk inzien, dat mét dit rechts-
middel, de rechter des werkgevers tegenbewijs niet
zonder sterk overtuigende beweeggronden zou aan-
vaarden.

De Regeering heeft evenwel de voorkeur gegeven
aan een stelsel, volgens hetwelk de werkgever, die zon-
der dringende reden ontslag verleent of den werkne-
nier een dringende reden tot vertrek geeft, nadat
twee-
derden
van den voor verlofsverleening bepaalden
diensttijd zijn verstreken, gehouden is den werknemer

zijn verlofsemolumenten (salaris en thuisreis) uit te
betalen
in evenredigheid
tot ‘den op dat oogenblik ver-
streken diensttijd. Dit voorstel verschilt dus van dat

der werkgevers in zoover als ‘het eenerzijds tot beta-
ling van slechts een evenredig ‘bedrag ‘verplicht, ander-
zijds cle termijn, waaraan deze aanspraak wordt ont-
leend nog met
2
/i5
verkort.
De debatten in den Volksraad hebben voor een groot deel geloopen over de princip.ieele
zijde
van de kwes-
tie. Tegenover het standpunt van de werkgevers, dat
men hier te doen heeft met een voorwaardelijk recht,
waaraan eerst aanspraken kunnen worden ontleend,

nadat de voorwaarde – het bepaalde aantal jaren
dienst – is vervuld, ‘hebben de werknemers steeds en

ook hij deze gelegenheid wederom getrac’ht de opvat-
ting te doen ingang vinden, dat alleen de uitbetaling
der verlofsvoordeelen afhankelijk is gesteld van een
voorwaarde, doch dat het recht daarop van den aan-
vang vaststaat en de veriofsemolurnenten een vorm van
(uitgesteld) loon zijn, dat inverdiend wordt naar even-
redigheid van den diensttijd.
* *
*
De Regeeririg heeft deze laatste opvatting niet tot de hare gemaakt. Zij heeft zeer wel ingezien, dat de
consequentie daarvan zou zijn, dat dan ook bij eenzij-
dige beëindiging der dienstbetrelcking door den werk-
nemer of zelfs indien deze den werkgever een drin-
gen cie reden tot ontslag zou hebben ‘gegeven, het ver-
lofstraktement naar evenredig’heid zou moe’ten worden
uitbetaald, ook al vond een en ander zeer kort
na de in diensttreding plaats. Immers ,,loon” is ook
in die gevallen tot en met den dag van vertrek ver-
schuldigd.

Hiervoor is de Regeering begrijpelijkerwijs terugge-

8 Juli 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

615

schrikt en zij heeft dan ook in haar M. v. T. princi-
pieel uitgesproken, dat de opvatting, welke in de ver-

lofsclausulo ,,enkel een
voorwaardelijke verbintenis
van den werkgever tot het verleenen van het (geheele)
verlof” ziet, naar haar oordeel de juiste is. En zij

voegde daaraan nog uitdrukkelijk toe:

,,Krachtens het voorschrift van artikel
1343
B. W., dat
deze gehecle materie ‘beheerscht, moet de bedoeling van par-
tijen richtsnoer zijn. Bij het sluiten van de arbeidsovereen-
komst is het nu geenszins de bedoeling van partijen, dat tel-
kens de betaling van een naar eveuredigheid van dcii ver-streken diensttijd verdiend stukje verlofloon van de voor-
waarde der d’ienstvervulling gedurende een aantal jaren zal
afhankelijk zijn, maar cle verleening van het
geheele
verlof.
Het is niet geoorloofd deze laatste voorwaardelijke verbin-
tenis gelijk te stellen aan n (het aantal jaren) of n X
365
verbintenissen onder dezelfde voorwaarde aangegaan. De
verlofsbelofte is dus eene voorwaardelijke verbintenis en wel
eene betreffende een voorwaardelijk toegezegd loonsbestand-
deel.”

Het behoeft weinig betoog, dat dit met zooveel na-
druk op den voorgrond gestelde principe veel van zijn
beteekenis inboet, indien het – zij het uit een gerecht-
vaardigd verlangen om misbruiken tegen te gaan –

voor
een derde
.gedeelte weer wordt prijsgegeven en dus
in zoover de zooeven gewraakte opvattihg als de juiste
wordt toegepast. Het gaat er ‘hier maar om, vast te
stellen in hoever inbreuk op het zoo duidelijk gestelde
beginsel met het oog op bijzondere dmstandigheden te
billijken is, en in ‘dit opzicht is de Regeering wel op-
vallend in gebreke gebleven aan te toonen, waarom
bijv. de in de assistentenregeling voor Sumatra, welke
de aanspraak op een evenredige vergoeding voor ge-
derfd verlof in het laatste jaar, d.i. na van den
diensttijd, doet ontstaan, niet is gevolgd. Zij voert
geen enkel feit aan, waaruit zou kunnen blijken, dat
de daar bestaande regeling niet zou hebben voldaan en
volstaat met als haar oordeel over dan in Sumatra gel-
denden termijn te verklaren: ,,Dit lijkt tekort.” ,,Bil-
ljker acht de Regeering het om (de aanspraak op een
evenredige vergoeding te doen ontstaan) op het oogen-
blik, dat twee derden van den voor verlof benoodigden
diensttijd zijn verstreken.” Dit poneeren van een
meening zonder meer is als motiveering voor een zoo
ingrijpende beperking wel zeer summier.
Dat de Regeering zelve inzag, dat de thans voorge-

stelde wijziging eigenlijk wel verder ging dan geoor-
loofd kon worden geacht voor een door de omstandig-heden noodzakelijk geworden uitzonderingsmaatregel
op een vooropgesteld ‘beginsel, bleek uit verschillende
harer eigen uitspraken. Zoo verklaarde de Directeur
van Justitie in den Volksraad; sprekende van den mid-
denweg waarnaar als oplossing tussohen de wederzijd-

sche standpunten gestreefd was:
,,Zulk een middenweg is uiteraard niet principieel, want,
gelijk gezegd, met principes komt men er niet, dat is cmi-
clelijk genoeg gebleken. Wat de Regeerin.g voorstelt, is een
compromis, met zijn zwakheclen: gebrek aan beginsel. –
maar ook met zijn voordeelen: men komt aan beide par-tijen een eind tegemoet, en komt tot iets, wat voor beide
partijen in zekere mate aanvaardbaar kan zijn,”

en bij de replieken:

,,Rechtsbeginselen liggen daaraan niet ten grondslag clan
in zooverre, dat de Regeering gezocht heeft naar het juiste
midden tusschen de wederzijclsche belangen.”

Niet ten onrechte was de heer Van Lonkhuyzen van meening, dat men hiermede ,,op een zeer gevaarlijken
weg” ‘was en stelde ‘hij tegenover deze opvatting van
de Regeering als zijn standpunt, dat ,,elke wetsbepa-
ling clie betrekking heeft op het verbintenissenrecht moet berusten ‘op een rechts’beginsel; is dat niet het

geval, dan deugt zij niet.”
Er zijn dan ook groote bezwaren verbonden aan een
stelsel, dat wettelijke sanctie verleent aan de desidera-
ta van een van beide partijen in een vrij contract,
welke verder gaan dan cle overeenkomst zelve, voor
zoover deze sanctie niet door de strikte noodzakelijk-
heid ‘van een wettelijk ingrijpen wordt gedekt. En deze
bezwaren kunnen in casu evenzeer voor den werkne-

mer zelf gelden, die toch per saldo afhankelijk blijft
van de velerlei omstandigheden, welke de regeling
zijner arbeidsvoorwaarden beheerschen en waarop de
wet van vraag en aanbod toch altijd nog van overheer-

schenden invloed is. Hoezeer wettelijke maatregelen
soms ook noodzakelijk kunnen zijn, men vergete daar-
bij niet, dat het overschrijden van de grenzen dier
noodzakelijkheid dener- en van de economische moge-
lijkheid anderzijds, tot tegenmaatregelen en ontduikin-

gen moet nopen, w’aarbij geen van beide partijen ge-
baat kan zijn. De economisch zwakkere kan onder een
al te veel omvattende bescherming van Moeder Over-
heid op den duur zelf gebrek aan lucht krijgen.
Het vorenstaande geldt a fortiori met betrekking
tot het door den Volksraad tegen het advies der Re-
geering aangenomen amendement, waarbij de termijn
van twee derden tot d e h e 1 f t werd verlaagd. Wat er
van het standpunt ‘der Regeering zou overblijven, in-
dien zij er in zou toestemmen om voor 50 pOt. een op-
vatting te volgen, welke zij principieel verworpen
heeft, is een vraag, welke de Regeering, die in deze
nog geen beslissing ‘heeft genomen, thans bezig is voor

zichzelve op te lossen.
COHEN DE BOER.

ROTTERDAMSCHE HAVENBELANGEN.

De vraag naar de wensc’helijkheid van een wijziging
der Rotterdamsche haventarieven heeft reeds heel wat pennen in beweging gebracht.

Blijkens de instelling van de stukgoedcommissie in 1926, werd reeds toen gevoeld, dat er iets noodig was
om Rotterdam een tegenwicht te geven tegen de
kunstmatige ‘bevoordeeling van de met haar concur-
reerende ‘havens.
De adviezen dezer commissie hebben’ tot nu toe
slechts aanleiding gegeven tot een verlaging van het
havengeld voor schepen, welke de Rotterdamsche
haven bezoeken uitsluitend om te bunkeren, ingevoerd
in 1930, dat is op een tijdstip waarop de bunkerbe-
drijven •buiten ‘het Rotterdamsche havengebied het
werk, dat vroeger te Rotterdam geschiedde, reeds
grootendeels – en vermoedelijk blijvend – hadden

overgenomen.

Een wijziging van het haventarief, waaraan vooral
behoefte ‘gevoeld wordt voor diensten, welke Rotter-
dam ‘geregeld aandoen om daar slechts een geringe
hoeveelheid goederen te lossen of te laden, laat echter

nog op zich wachten.

Ook van dit verkeer heeft een verschuiving plaats
naar havens buiten ‘het Rotterdamsche gebied, een
verschuiving, welke ‘de Rotterdamsche belastingbeta-
ler met leede oogen aanziet. Ernstiger is, uit natio-
naal oogpunt ‘bezien, de omstandigheid, dat tevens een
achterl)lijven valt waar te nemen bij buitenlandsche
concurrenten. Heeft men hier te doen met een verloo-
pend getij, dan zal dit slechts met krachtige middelen
zijn te keéren.

De aarzeling van het Rotterdamsche Gemeentebe-
stuur om met voorstellen tot tariefsverlaging te ko-
men, kan voor een deel verklaard worden uit de om-
standigheid, dat velen tariefsverlaging beschouwen
als een eerste stap op een hellend vlak, anderdeels
uit cle omstandigheid, dat deze verlaging, althans aan-
vankelijk, gepaard zal moeten gaan met belastingver-

hooging.
Nu kan niet ontkend worden, dat het vooruitzicht
van een mogelijke tarieenoorlog met binnenlandsche
en buitenlandsche concu.rrenten verre van aangenaam
is. Alen mag, daarbij echter niet uit het oog verliezen
dat, speciaal voor het stukgoederenverkeer, de voor-
deden, welke Rotterdam overigens ‘biedt boven de

met haar concurreerende ‘havens Hamburg, Amster-
dam, Antwerpen, niet zôd groot zijn dat ongestraft
een hoog tarief kan worden gehandhaafd.
Behalve met bijzondere tarieven voor Hamburg en

616

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Juli 1931

Antwerpen, is in dit verband te rekenen met de om-
standigheic!, dat zoowel te Antwerpen als te Amster-
dam het gebrek aan ruimte in de haven en het gemis
aan toegangen van vo1doenc1e capaciteit, waaraan
Rotterdam vroeger een zekere voorkeur kon ontlee-
nen, thans op afdoende wijze zijn verholpen. Te eenzijdig heeft men te Rotterdam vertrouwd
O

het natuurlijke voordeel van de open verbinding met
de zee en met den Rijn en te weinig gelet op de ge-
ringe beteekenis van de spoorwegverbindingen naar
Brabant en Limburg, en
0
.1) het algemeen gemis aan
een goede verbinding voor autoverkeer naar het
Zui-

den, tengevolge waarvan o.a. de Brabantsehe industrie
zich in toenemende mate op Antwerpen oriënteert.
lIet vooruitzicht dat het, volgens de uitvoerders van
het Rijkswegenplan, vermoedelijk nog 10 jaar zal d uren voordat de ‘brugverbi nd ingen Rotterdam-
Dordrecht en. Dordrecht—Moerdijk gereed komen, is
in dit verband weinig hem oed i gen d.

Wat betreft het zetten van een eerste stap op een
hellend vlak kan gezegd worden dat, zoo er al een
tarievenoorlog ui.t zou ontstaan – hetgeen geenszins
zeker i.s – deze niet door Rotterdam is ingeleid, en
dat de positie welice Rotterdam heeft tu.ssc,hen cle met
haar concurreerende havens, een dergelijke stap nood-
zakelijk maakt.

De omstandigheid, dat tariefsverlaging, althans
aanvankelijk, gepaard zal moeten gaan rne belasting-
verhooging beteekent op zichzelf genomen nog niet,
dat daarmede een ongewen sch t element word t bi nn en.-
gehaald in de gemeentelijice huishouding. Het wijst
slechts op ‘liet ontbreken van reserve. Eerst mcl ien ten-
gevolge van deze tariefsverlaging de Rotterdamsche
ha.veu van een zichzelf bedruipend in een noodlijdend
bedrijf zou worden omgezet, verkrijgt die belasting-
verhooging een bijzondere beteeken is.

Deze vraag naar de directe rentabiliteit van de
haven zal dus afzonderlijk moeten worden ‘bezien.

liet zal echter goed zijn er uitdrukkelijk op te wij-
zen, dat men het invoeren der tari.efswijzigi ng niet
uitsluitend afhankelijk zal Icunnen stellen van het
antwoord op dezevraag.

Wil men een ‘bepaald goed, in casu havenruimte,
blijven verhandelen, dan zal men zich met zijn tarie-
ven moeten richten naar de marlct, en deze trekt
zich van de procluctiekosten van een bepaalden onder-
nemer nu eenmaal weinig aan. Het punt waarop men
gedwongen wordt zich geheel uit de markt terug te
trekken zal voor een als havenexploi.tante optre-
dende gemeente heel vat verder weg liggen, dan
voor een particulieren ondernemer. Men bedenke
slechts hoe de invloed van het havenverkeer
0])
het
economisch leven van de gemeente verre uitgaat
hoven de meerdere of mindere ontvangsten aan ‘ha-
vengeld.

Beziet men een scheepsrelcening dan blijkt het dat
de posten, welke niet gemeentelijke tarieven samen-
hangen, daarvan maar een gering deel uitmaken.
Toch bepalen clie tarieven mede in hooge mate de
aantrekkingskracht van de haven. Bij een onju.ist ge-steld tarief wordt niet alleen die kleine post, maar het
volle bedrag der scheepsrekening gemist. De door-
werking daarvan op werkgelegenheid, loon inkomens,
koopkracht, draagkracht ten aanzien van belastingen,
enz. is moeilijic in cijfers uit te druicken, doch zal
ii iet licht te hoog worden aangeslagen.
[let antwoord op cle vraag of de havenexploitati.e
in engeren zin rendabel blijft, behoudt intussehen
zijn waarde omdat het de f.inanciëele verhouding tas-
schen de eigenaresse en de gebruilcers van de haven
verduidelijkt en een aanwijzing geeft of hij den haveu-
aanleg wel op juiste wijze is rekening gehouden met
de vaak tegenstrijdige :belangen van degelijkheid,
cluurzaanihed en zuinigheid.
Feitelijk kan voor Rotterdam de vraag naar de
directe reutablitei.t alleen beantwoord worden wan-
neer het gebied, dat het in uitzicht gestelde gemeen-
telijk havenbedrijf zal om vatten is afgepaalci, en daar-
voor een bedrijfsrekening kan worden opgemaakt.
Zoolang deze on tb’reekt zal men terzake bezwaarlijk een
onaangevoch ten oordeel kunnen form ii leeren.
Mocht het blijicen dat deze rekening, met inachtne-
mi.ng
van een zekere reserve vooi niet producteve
werken, welke nog noodig zuilen zijn om de haven te
verbeteren, nog niet een batig saldo sluit – en er
zijn blijkens een recen t interview van Rot,terdams
Burgemeester in cie Telegraaf aanwijzingen, dat dit
liet geval is – clan staat daarmede vast dat Rotter-
dam, vergeleken hij vele bu itenlandsche havensteden,
nog in een gelukkige positie verkeert en da.t ‘hi.j een
matige verlaging der tarieven in geen enkel opzicht
onrecht wordt gedaan aa.n cie heiastinghetalers.
De toestand is dan slechts deze, dat cle belasting-
betaler-aan deelhoud er in het gemeentelijk haven be-
clri,jf tijdelijk, wellicht blijvend, genoege.n moet nemen
niet verminderde winstu itkeering, teneinde cle i nner-
lijke kracht van het bedrijf te versterken.
* *
*
lenslotte nog dit:
Tijdige invoering van een door cle omstandigheden
geboden tariefswrijziging is niet een teeken van i nner-
lijke zwakte, integendeel!
De beteekenis ervan, zou kunnen worden verhoogd indien zij gevolgd werd door een ernsti.ge
poging tot
regionale en nationale samenwerking. Daardoor al-
leen kan ‘bereikt worden dat, wanneer eens liet vraag-
stuk van een taakvercleel ing tusselien de havens van
Noord_Test_Europa aan de orde gesteld wordt, cle
Nederlandsche havens als een eenheid naar voren
treden, waarop het bekende ,,vercleel en heersch” niet
van toepassing is.
J)

Ir.
N.
TH. KOOMANS.
Rotterdam, Juni 1031.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE NIEUWE POLITIEK VAN HET FEDERAL

RESERVE STELSEL.

(Goedlroop geld tot steun van het
bedrijfsleven.
Een
o?idevgdci’dI/d en gevaarl’ij/c sn,iddej.)

Prof. II. Parker Willis te New-York schrijft ons:

liet is die moeite waard om in het Idort een over-
zicht te geven van hetgeen in de Ver. Staten tot be-
vordering van goedkoop geld is geschied. Zooals in cie
laatste jaren gebruikelijk, heeft cie Federal Reserve Bank te New-York eenige malen een verlaging van
het discon to doorgevoerd door een druk
09
den aan-
koopldoers van accepten uit te oefenent Gedurend.e de
maand April werd de aankoopkoers van aceepten tweemaal verlaagd, telkenmale niet ½ pOt. Nadat
Oj)
‘deze wijze de rentestand op cle open markt was
gedaald, werd liet disconto op S Mei van 2 tot 1i4
püt. verlaagd. Dit voorbeeld werd door alle andere
banicen gevoigci, zoodat liet (lisconto van. cle Federal Reserve banken op 22 Mei, al naar gelang van cie lig-
ging, op 3 of 2i4! pOt. werd gebracht. De hoogere no-
teering van 3 pOt. werd., in het algemeen gesproken, bi.j cie instellingen in het Midden-Westen ingevoerd,
terwijl het disconto aan de Westkust 2i pOt. en te
New-York, zooals reeds ‘gezegd, 16 pOt. ‘bedroeg.
Deze radicale verlaging ‘van den rentestand werd ge-

J)
Sinds het bovenstaande werd geschreven is op
1 Juli ji.
door de raadsleden Mr. J. Dutilh en L. dle Groot een initia.
tief voorstel tot wijziging der haventarieven ingediend, ge-
volgcl door een voorstel van B. en 1V., g’e.Iateei’d
3 Juli.
waarin erkend wordt, dat onder cle tegenwoordi.ge omstait.
digheden aan verlaiug der tarieven niet valt te ontkomen,
doch dat getracht zal moeten worden
vooraf
overleg te plegen met andere havenbesturen, teneinde te voorkomen,
dat in cle toekonist eenzijdig tot verdere wijzigingen ial
worden besloten.
Het laat zich dus aanzien, dat in de eerstkomende maan-
den voor Rotterdam zeer belangrijke beslissingen tegemoet-
gezien mogen worden.

8 Juli 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

617

voigd door drie verdere verlagingen van den aankoop-
koers van accepten gedurende Mei, waardoor cle no-
teering begin Juni ji. op een niveau van 1 pOt. kwam,
hetgeen een laagterecord beteekent.
Hierbij bleef het echter niet. Intusschen werd er
een krachtige poging aangewend om cle meeste ban-
ken eveneens tot een verlaging van haar rentetarieven
over te halen. In de eerste plaats werd het Clearing
ilouse te New-York, ria verzet van de zijde der con-
servatieve leden, er toe gebracht om te trachten de
door zijn leden voor cleposito’s buiten New-York te
betalen rente te verlagen. Na veel aarzeling, als ge-
volg van het feit, dat vele New-Yorksche banken aan
de politiek van goedkoop geld geen geloof hechtten,
werden cle koersen tenslotte met een i’ pOt. verlaagd, waardoor de rente voor dadelijk opvraagbare cleposi-
to’s op % pOt, en voor cleposi to’s op termijn op 1 pOt.
kwam Aan coöperatieve spaarbanken werd evenwel
bij uitzondering een rente van 1 pOt. voor dadelijk
opvraagbare •deposi to’s vergoed. Deze tarieven zijn
eveneens de laagste, welke in de financiëele geschie-denis van Amerika bekenct zijn. De verlaging met i4
pOt. op 1 pOt. van de rente voor alle soorten buiten-
landsche deposito’s, ongeacht of zij van particulieren,
banken of regeeringen afkomstig zijn, is de verstrek-
kendste en meest radicale maatregel, die cle New-
Yorksche markt ooit gekend heeft.

De vraag, of een dergelijke politiek om het geld
goedkoop te maken, als verstandig of heilzaam moet
worden beschouwd, verdien t van verschillende kan-
ten te worden bekeken. Historisch bezien, schijnen er
veel redenen tegen een dergelijke politiek te pleiten.
Verleden winter heeft de sub-commissie uit den
Senaat voor het bankwezen en de circulatie veel aan-
dacht aan dit punt geschonken en het oordeel van de
leden van dan Federal Reserve Board omtrent den
toestand ingewonnen. Deze kwestie dateert overigens reeds van 1927, toen een poging werd aangewend om
door overeenkomsten met bui tenlan cische bank iers
den rentestand te verlagen. T-let voornaamste punt
van deze politiek is, dat de abnormaal lage renteta-
rieven, gepaard gaande met de poging om met ge-
veid de geidmarkt rutm te houden door
01)
de open

markt accepten en staatspapiern te koopen, leidde
tot de verwoede speculatie in cle jaren 1928 en 1929
met de daaruit voortvloeiende gevolgen.

Een aantal van dezelfde verschijnselen, die clan
toestand in clie jaren icenmerkte, vooral bij het begin van die periode, doet zich ook op het oogenblik weer
voor. Wederoni emitteert de schatkist voor aanzien-
lijke bedragen schatki stbiljetten, certificaten op kor-
ten termijn en onlangs (begin Juni) nog een ieening
van $ 800 millioen op langen termijn tegen zooclanige
voorwaarden, dat deze uitgiften aantrekkelijker zijn
voor de banken da ii voor het heleggend publiek. D.it
leidt natti urlijk tot een ovcrlacling van cle banken
met staatspapieren, hetgeen inderdaad reeds rnerlc-
baar is. Bovendien zal cle thans gevoerde politielc tot
hcvorder.ing van een lagen rentestand, evenals in 1.927
en volgende jaren, den aankoop van aandeelen en
obligaties door ‘banken en trustcompanies aanmoedi-
gen. Uit cle jongste bankstateu blijkt, dat een clerge-
lijice beweging reeds in gang is. Inderdaad toonen de
w’eekstaten, dat de beleggingen der banken over het
algemeen sneller stijgen (lat) cle ‘beleeningen op effec-

ten delen.

Het kardinale verschil tusschen de in 1927 en thans
heerschende toestanden betreft juist de effecten-
marict. Er heerscht een gebrek aan belangstelling
voor speculatie’ve zalcen, hetgeen nauwelijlcs te ver-
helpen schijnt, hoe laag de koersen ook mogen dalen.
Men tracht dan ook thans op allerlei manieren weder belangstelling voor de effectenmarkt ‘te weklcen. De
New-Yorksche banken en makelaars verlaagden begin
Juni het dekkingspercentage voor beleen.ingen, het-
geen onmicldelijk tot een speculatieve ‘bedrijvigheid aanleiding gaf. Er worden allerlei maatregelen geno-

men, om gelijke toestanden als in vroegere perioden te scheppen – lage koersen, open maric t-faciliteiten,
lagere clekkingpercentages en een liberaler houding
van cle zijde der lanken. Het heeft er veel van, dat
men algemeen van meening
iS,
dat er slechts rust

i.n cle gemeenschap kan heerschen, wanneer cle effec-
tenmarkt vast gestemd is. 1-let is wonderlijk, hoeveel
z.g. economisten geneigd
schijnen
om in te stemmen

met het langen tijd als schadelijk of kettersch be-
schouwcle denkbeeld, dat ‘voorschotten “oor specula-
tieve doeleinden noodzakelijk zijn voor de welvaart.
In ieder geval heeft het Federal Reserve Stelsel
klaarblijkelijk opnieuw zijn geloof in deze zijde van
dit vraagstuk getoond.

Minder dan vroeger wordt er gesprolcen over cle
noodzakelijkheid van de ho i dige goedkoop-geld-poli-
tiek als middel tot bepericing van den toevloed van
goud, hoewel niettemin nog vaak op deze zijde
van

liet vraagstuk de aandacht wordt gevestigd.
De ‘goudstroom neemt ongetwijfeld een verontrus-
tenden omvang aan. Van ‘begin 1930 tot begi.n Juni
1931 is er ongeveer $ 460 millioen goud binnenge-
komen, waarvan $ 182 millioen na 1. Jan. 1931. On-
getwijfeld dienen alle wettige middelen, die dezen
stroom kunnen tegenhouden, in werking te worde.n
gesteld. De tegenwoordige goedkoop-geld-politiek zal,
volgens de eerste autoriteiten, dit doel niet kunnen
bereiken evenmin als zij dat vroeger heeft kunnen
doen. T-let land moet de inflatie van goedkoop geld
betalen, teneinde het goud uit ‘de Ver. Staten te
drijven, dat er om redenen van geheel anderen aard
is binnengekomen. Deze redenen zijn cle eenzijdige
tarievenpolitiek van de Ver. Staten, gepaard met
haar bekrompen politiek t.o.v. van de internationale
schulden. Deze beide factoren tezamen hebben ‘bijna
onvermijdelijk het gevolg om het goud naar de Ver.
Staten en uit de debiteurenstaten te drijven. Zooais
cle in 1927 opgedane ervaring heeft aangetoond, heeft
de uitvoer van goud ‘geen blijvende resultaten opge-
levercl, ‘daar liet onder invloed van de reeds vermelde
politiek weder teruglceert. Deze politiek moet dus
gewijzigd worden, teneinde een toevloed van goud
tegen te gaan, maar in plaats dat di.t het geval is,
wordt de toestand nog erger door ‘de afwijzende hou-
ding van de Amerikaansche bankiers om nieuwe groo-
te internattonale leeningen
OP
deze markt te plaat-
sen. in één woord, de geldpolitiek van 1927 schijnt
weder opnieuw gevolgd ‘te worden, ondanks ‘dealge-
heele misluklcing, waartoe zij heef t geleid.

Het bedrijfsleven in het algemeen schenlct geen
aandacht aan de goedkoop-geld-politiek en schijnt er
ook niet door te zullen worden beïnvloed. Het ware
geholpen met leeningen op langen termijn, welice ech-
ter tegenwoordig niet ‘binnen zijn bereik liggen. Het
is niet alleen onmogelijic om in het binnenland op
landerijen te lcenen, doch er is ook ‘geen sprake van
leeningen voor industriëele doelein’den, zonder het
geven van een zoodanige waarbörg, dat de transactie
daardoor practisch haar waarde verliest. Als voor-
beeld Ican de toestand van de ‘houwcredietbanken wor-
den genoemd. Deze traden sinds jaren als spaarban-
ken op; zij namen spaardeposito’s aan tegen een rente
van 6 pOt., die op onderpand van onroerende goede-
ren werden uitgeleend. De z.g. ,,’deposito-houder” was
in dergelijke gevallen evenwel in ‘het geheel geen
deposi to-hou der, doch slechts een aandeelhouder van
de ‘bouwcredietbanlc, hoewel hij er zich op dat oogen-
blik niet van bewust was. Bij het opvragen van zijn saldo blijkt thans, dat hij zijn geld terugkrijgt, zoo-
dra de bank in staat is de hiertoe benoodigde middelen
vrij te maken, hetgeen in sommige gevallen ongeveer
een jaar of zelfs nog langer zal duren. Dringend nood-
zalcelijk voor het bedrijfsleven is daarom, minder spe-
culatie en meer wericelijice belegging, doch ‘deze eisch
lijkt in de naaste toekomst ‘niet voor verwezenlijking
vatbaar.

618

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN

8 Juli 1931

AANTEEKENINGEN.

Voorraadstatistiek van groothandelsartikelen.

Toen wij in het nummer van 20 Mei ji. voor het

eerst onze voorraadstatistiek publiceerden, hadden wij
ter vergelijking eveneens de overeenkomstige ver-
bruikscijfciu, voor zooverre die bekend waren, opge-
nomen. Van bevriende zijde vestigde men er
onze
aan-

dacht op, dat deze voorraadstatist:iek nog belangwek-
kender zou worden, indien de voorraden als een per-
centage ten opzichte van het verbruik zouden worden
uitgedrukt. Inderdaad komt daardoor de relatieve
beteekenis van de voorraden op verschillende tijd-
stippen beter tot haar recht en dienovereenkomstig
hebben wij thans deze percentages (cursief gedrukt)
mede in de hier navolgende statistiek opgenomen (zie

blz. 619).
Voor de jaren 1.925-1928 zijn de voorraden uitge-
drukt in de overeenkomstige ver.bruikscijfers, die men
hieronder nogmaals afzonderlijk aantreft.
1)
De maan-

delijksche voorraadcijfers van de jaren 1929 en 1930
zijn uitgedrukt in de respectievelijke verbruikscijfers
van die jaren, omdat voor het verbruik geen maande-lijksche gegevens bekend zijn. Voor de maanden van 1931 moeten wij volstaan met de voorraadcijfers van
1930, aangezien over 1931 nog in het geheel geen ver-bruikscijfers werden gepubliceerd.
Wij zijn er ons wel van bewust, dat hierdoor de
percentages voor 1931 te
gu’n.sfig
worden voorgesteld,

omdat in tijden van neergaande conjunctuur eveneens
het verbruik afneemt
2
) en het verbruik van de be-
treffende groothandelsartikelen in dit jaar waarschijn-
lijk, op een enkele uitzondering na, bij dat van 1930
ten achter zal blijven. Men zalrn het echter met ons
eens zijn, dat dit nadeel niet opweegt tegen het voor-
deel, dat door het opstellen van deze percentages
wordt verkregen.

Wereldverbruiksstatistiek van Groothandelsarti kelen.

Jaar
Koper)j

Tin

I
RubberlSuiker2)I

Thee
I
Koffie IKatoena

In
1000
ton
1000kg. in
miii.
balen

1925
….

1.527

151.0

560

24.883

342
19.3
21.8
1926
….

1.574

141.3

545

26.021

352
20.5
23.5
1927
….

1.612

1460

590

24.701

359
20.6
25.2
1928….

1.836

168.1

680

26.676

381
22.6
25.0
1929
..
. .

1.790

180.0

795

27.479

393
21.3
26.2
1930
….

1.264

157.4

692*

27.095*


22.3*
25.3

American Bureau of IVletal Statistics.
Volgens Dr. Gustav Mikusch. Oogstjaren
1924/’25
e.v.
8)
Oogetjaren
1924/’25
e.v.

*) Geschat.

) ])eze verbruiksstatistiek is uitgebreid door opneming
van
het koffieverbrujic in cle jaren
1925-1930,
terwijl het
laatst bekende cijfer van het suikerverbruik veranderd is
in overeenstemming met de nieuwe schatting van Dr.
Gustav Mikusch.
2)
Terloops zij hier opgemerkt, dat in tijden van opgaan-
de conjunctuur de percentages te ongunstig worden voor-
gesteld.

INGEZONDEN STUKKEN.

ECONOMISCHE VOORLICHTINGSDIENST.

In •de Economisch-Statistische Berichten van 1 Juli
jl. heeft Mr. A. N. Molenaar het in zijn vroegere

critiek op het wetsontwerp van Minister Verschuur (zie E.-S. B. 3 Juni 1931) toegezegde schema gele-
verd voor een organisatie van den Economischen
Voorlichtingsdienst hier te lande.
Dit schema moet iederen insider teleurstellen. Het
denkbeeld door Mr. Molenaar ontwikkeld, het bijeen-
brengen van de thans verspreid aangetroffen much-
tingenbureaux onder één Minister, onverschillig wel-
ken, is allesbehalve nieuw; doch de wijze waarop de
schrijver zijn voorstel toelicht doet vreezen, dat ook
hij de daaraan verbonden bezwaren niet ziet.
Minister Verschuur heeft in zijn nagenoeg van alle zijden bestreden wetsontwerp concentratie beoogd in
den meest volstrekten zin van bijeenvoeging van al

het werk in één enkels daarvoor bijzonder ingerichte
af deeling van één enkel Departement. Het was ech-
ter slechts een concentratie op papier, die in werke-
lijkheid niet ‘bestond en ook na aanneming van het
wetsontwerp nooit zou zijn tot stand gekomen.
Mr. Molenaar spreekt i.n zijn artikel voorzichtiger
van coördinatie inplaats van concentratie, maar wil
nochtans alle draden bij één Minister doen samen-
komen. Hoe hij die coördinatie van de verschillende
Regeeringsdiensten overigens wenscht, wordt in zijn
artikel niet aangegeven. Hij maakt zich daarvan, af met het wel een beetje versleten argument, als ging
het slechts om het overwinnen van gevoeligheden van
ambtenaren, die hun onderlinge rivaliteit niet willen
prijsgeven en die zich niet aan gegroeide verhoudin-gen kunnen onttrekken. Het lijkt nogal naïef te mee-
nen, dat een zaak, die algemeen zéézeer wordt ver-
langd, zou moeten afstuiten op den onwil en den
tegenstand van enkele ambtenaren. Dat zou inderdaad
geen compliment voor de Regeering zijn.
Dat Mr. Molenaar niet ziet waar de schoen dan wèl
wringt, blijkt uit zijn vergelijking met het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Dit Bureau kan inderdaad
onder een willekeurigen Minister ressorteeren, om-
dat het niet anders doet dan
feitelijke gegevens
regis-
treeren en ter beschikking stellen. Maar de Economi-
sche Voorlichtingsdienst licht voor
en wel niet alleen
•het publiek (in welk geval de vergelijking met het
Centraal Bureau voor de Statistiek tot op zekere hoogte zou opgaan) maar ook de Rege’ering. Zij

krijgt derhalve een beleidstaak en nog wel op het
uitermate belangrijke terrein der welvaartspolitiek
met het gevolg, dat het lang niet onverschillig is,
welke Minister aan den dienst de instructies geeft.
De welvaartspolitiek – en dat is het punt waarom
de geheeie zaak draait – is intusschen niet het spe-
ciale terrein van één Minister,
maar van de geheele
.Regeering.
Dit is de fout van het wetsontwerp van
Minister Verschuur, dat hij tot zijn uitsluitend
domein heeft willen maken, wat ook en niet minder
behoort tot de taak van andere Ministers. Het gevolg
van dit wetsontwerp, ware het aangenomen, zou
dan ook slechts geweest zijn, dat alles bleef gelijk het
tevoren was; alleen was er
f
200.000 ‘s jaars meer
uitgegeven.
Mr. Molenaar maakt dezelfde fout; alleen zou van
zijn stelsel het gevolg zijn, dat de aangewezen Minister
steeds dunner wordende touwtjes in handen zou
houden.
Eerst wanneer, wordt erkend, dat de welvaartspoli-
tiek is een zaak •der
geheele
Regeering en dus het
apparaat, dat voor de economische voorlichting noo-
dig is, zoodanig wordt opgebouwd, dat
alle
betrokicen
Ministers daarin
gelijkelijk
zijn vertegenwoordigd en
gelijicen
invloed ‘hebben op de keuze van den Direc-
teur en de organisatie van den dienst, is een goede
regeling mogelijk. liet voorstel van de Commissie-
Posthuma, zoo noodig in dien zin gewijzigd, dat de
niet-ambtelijke leden van het ontworpen lichaam meer
op den achtergrond treden en slechts een adviseeren-
de stem hebben in speciale gevallen, zoodat het •be-
sturend en aan de Regeering adviseerend apparaat
zuiver ambtelijk en interdepartementaal wordt gehou-
den, schijnt de eenig mogelijke oplossing. Aan welk
Departement de zetel van dit apparaat is gevestigd
is in dit verband betrekkelijk onverschillig. D.
* *
*

N a s c h r i f t. Het artikel van den geachten in-
zender steunt op twee peilers.
Het eerste gedeelte van des heeren D.’s betoog
houdt zich bezig met ‘de coördinatie en concentratie van thans reeds verspreid aangetroffen inlichtingen-
bureaux, zooals ik die in mijn artikel schetste. Mijn
schema heeft den geachten inzender teleurgesteld.
Maar ik moge mij veroorloven de opmerking te plaat-
sen, dnt hij in gebreke
blijft
eenig argument voor zijn
critiek aan te voeren.

8 Juli 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

619

Dat mijn denkbeeld allesbehalve nieuw is, neem
ik gaarne aan, maar de bezwaren, die tegen •het door
mij ontwikkelde systeem zouden bestaan, kan ik niet naar hun werkelijke waarde schatten, omdat de Heer
D. ze niet noemt. Onbillijk lijkt mij in elk geval zijn
opmerking, dat ik in gebreke zou zijn gebleven aan
te geven, hoe ik mij de coördinatie van de verschil-
lende regeeringsdiensten denk. Ik heb mij juist be-ijverd, om aan de hand van concrete, in de practijk
voorkomende voorbeelden, aan te toonen, hoe een
be-
hoorlijke economische voorlichting kan functionnee-

ren en hoe de bezwaren van de Ministeries van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw en van Koloniën
tot een minimum kunnen worden teruggebracht.
Overigens heb ik niet beweerd, dat •deze concentratie
en coördinatie zouden
moeten
afstuiten op onwil en tegenstand van enkele ambtenaren; ik heb mij inte-
gendeel zeer positief geuit in dèzeu zin, dat een
krachtige regeering een reorganisatie van den Eco-
nomischen Voorlichtingsdienst ook tegen den wil van
haar ambtelijke medewerkers in moet tot stand
brengen.

Dat in hetgeen ik schreef geen compliment voor
de Regeering zou zijn gelegen, is in zekeren zin juist.
Dat doel heb ik mij ook niet gesteld. Het gevoerde
beleid geeft er geen aanleiding toe.

Belangrijker is hetgeen de geachte inzender in het
tweede gedeelte van zijn betoog zegt, ni., dat de Eco-
nomische Voorlichtingsdienst zich niet moet beper-
ken tot een verzorging van feitelijke gegevens, maar
bovendien een beleidstaak heeft, nl. de welvaartspoli-
tiek van de geheele Regeering onder zijn hoede te
nemen. Over deze meening valt te praten: daarbij
komt tevens aan de orde de vraag, of de instelling van
een Ministerie van Economische Zaken (Landbouw,
Nijverheid en Handel) niet gewenscht zou zijn.

De geachte inzender is echter abuis, wanneer ‘hij
zich in dit verband op ‘de Commissie-Posthuma be-
roept. Immers ook deze heeft den economischen dicta-
tor, die den Heer D. voor oogen staat, niet gewild, en
zich over een nieuw Economisch Departement niet
uitgelaten. Het doel, .dat de Oommissie-Ppsthuma,
waarvan ik het voorrecht had deel uit te maken, na-
streefde, was onmiskenbaar, om de bestaande voor-
lichtingsdiensten op één centraal punt te concentree-
ren, maar tevens er zorg voor te dragen, dat het nieu-
we centraal orgaan zich in geen enkel opzicht op het
terrein van de essentiëele regeeringstaak, met name
ten aanzien van de ‘handelspolitiek, zou bewegen.

Nalezing van het gepubliceerde rapport had in-
zender hiervan kunnen overtuigen.
MOLENAAR.

MAANDCIJFERS.

VOORRAADSTATISTIEK VAN GROOTHANDELSARTIKELEN.’)

KOPER
2
)
TIN3)
RUBBER
4
)
SUIKER’)
KOFFIE7)
THEE
TARWE10
KATOEN
“)

Wereld
3
Wereld
l
Wereld
1
Londen 3
l
Wereld
Cuba’)
3
l
Wereld81
Sant.
&Rio
I.,
l’
LondenlAmst
dam
Wereld
Wereld
_____lI.
I’O
I.e
9
1
2

81

_____
in
1000
long-

92
0
t
92
01
___________
01

______
1

I
l0ia
in
1000 in
1000
tons
in milI.
in
1000
in millioen balen
in miii.
in kst.
V•
pIm.
in niili.
in milI.
tons
tons
1
tons tons
IDs.

Kg.
qtrs.
balen
>

1925
17.0
11
5.5 3.3
1926
15.8
11
48.4
3.2
1927
15.6
11
63.4
3.8 1928
292

16
22.7
14
19.7
4.4
Jan.
’29
23.7
13
25.4
5.3

1
Febr.
26.0
14
25.4
6.1

1
Maart
25.7
14
275.0
28.1
35
6.4

2
April
25.4
14
275.3
31.2
35
5.8

2
Mei
24.8
14
270.1
31.5
34 6.5

2
Juni
315

18
23.9
18
260.1 31.0
33
5.8

2
Juli

23.8
13
261.6
30.0
33
5.4

2
Aug.
25.9
14
266.9
35.6
34
4.6

2
Sept.
326

18
24.1
13
278.1
42.1
35
2.9

1
Oct.
319

18
25.5
14
291.4
48.1
37
3.1

1
Nov.
354

20
25.1
14
302.1
52.5
38
5.1
Dec.
401

22
27.7
15
334.5
54.3
42
5.6
Jan.
’30
435

34
28.6
18
362.2 60.0
52
5.7
Febr.
457

36
32.7
21
392.1
64.4 57
6.4

1
Maart
479

38
32.2
20
409.3
69.2
59
7.1

2
April
525

42
36.0
23
408.4
74.1
59
6.5

2
Mei
528

42
39.8
25
400.4
77.2
58
7.3

2
Juni
522

41
42.2
27
407.2
79.7
59
7.0

2
Juli
517

41
41.9
27
414.2 80.4
60
6.5

2
Aug.
532

42
43.5
28
431.8 80.6
62
5.6

2
Sept.
545

43
40.1
25
449.2
81.5
65
3.8

2
Oct.
554

44
39.2
25
448.5
77.5
65
4.1

2
Nov.
543

43
40.4
26
457.1
76.7 66
6.1

1
Dec.
535

42
42.1
27
479.9
77.3
69
6.8

1
Jan.
’31
525

42
43.0
27
498.7
80.2
72
7.3

1
Febr. 519

41
48.1
31
513.4
82.1
74
7.7

2
Maart
510

40
47.8
30
519.0
83.9
75
8.5

2
April
523

41
48.1
31
521.9
85.9
75
8.3

2
Mei
552

44
51.1
32
85.7
Juni
51.6
33

De cijfers hebben
betrekking
op het einde van de
maand
of het begin van de daarop volgende maand.
Met
uitzondering van de voorraden in Japan.
De visible
supply volgens Ricard
e’n Freiwald.
Wijnand
&
Keppier’s
Rubberbericht.
Zichtbare voorraden
volgens Czarnikow.
Voorraden
in de
havens en in het binnenland. Statistiek
der firma G. Duuring
&
Zoon.
5) Niet
inbegrepen
de
binnenl. voorraden
in

Brazilië.

132
13
5.2
449
50
187.3
31,5
5.635
70 12
4.9
6.0
9

53
191.3
57,4
40.5 8.225
308
15
5.3
13.1
9

89
213.0
64,7 47.3
7.037 388
16
5.2
13.6
83
220.5 88,2 50.0
7.024
.017
19
5.0
12.8
84
233.4
97,5
70.7
6.640
.804
22
5.0
12.0
80
237.5
98,1
69.1
6.126
.558
23
5.0
10.7
74
237.7
91,6
65.8 5.603 .558
21
5.2 10.0
71
221.3 93,4
62.1
4.749 .964
24
5.3
9.2
68
197.5
93,2
53.4 4.100 .625
21
5.3
8.9
67
184.6
95,9
49.7
3.328
.299
20
5.4
10.8
76
182.9
93,1
43.9
2.680
.299 17
5.3
13.2 87
191.6
100,3
46.3
2.600
.003
11
5.2 15.9
99
201.9
91,7 54.4
3.628
.003
11
5.1
18.6
lii
221.4
78,5
63.4 6.119
565
19
5.0
18.8
112
235.7
73,7
70.4 6.895
565
20 5.1
20.0
118
260.4
69,6 69.2
7.234
672
21
5.1
21.1
117
266.6
91,1
72.9
7.421
.665
24
5.3
21.4
120
267.0
102,4
72.1
6.969
.972
26
5.3
22.2
123
248.9
108,4
68.9
6.436
.972
24
5.3
24.0
131
234.8
109,6
64.8
5.698
.700
27 5.5
24.3
134
2150
126,5
58.8 5.102
.587
26
5.6
22.8
127
209.1
117,6
51.5 4.756
.346
24
5.4
22.1
123
201.2
123,3
47.4 4.317
.346
21
5.5
23.7
131
214.9
119,6
51.5
4.525
.433
14
5 5
22.0
123
223.0
96,8 58.7
5.661
.433
15
5.0
24.3
131
934.6
89,0
68.0
8.050
.684
23
5.1
24.4
132
243.4
75,5
66.1
9.068
.684
25
5.2
24.1
131
261.6
68,5
67.6 9.396
.621
27
5.4
23.4
129
273.5
84,0
72.9
9.421
.215
28
6.0
22.6
128
270.4
91,4
75.2
9.327
.485
31
6.2
22.3
128
242.3 86,5
78.8
9.039
1.714
31
6.2
21.3
123
212.0
94,2 75.0
8.356
‘6.4
20.0
118
205.3
96
1
9
67.0
7.784 60.0

Sedert Juni niet inbegrepen de gouvernemeotsvoorraden
van Sao Paulo.
Alleen de binnenlandsche voorraad te Santos.
Statistiek van George Broomhail. Zichtbare voorraden
in de tweede hand in de Ver. Staten en Canada, en in de
voornaamste havens van Groot-Brittannië, in Europa, Ar. gentinië en Australië en stoomende partijen.
Liverpool Cotton Association. De cijfers hebben betrek-
king op de voorraden in Engeland, op het Continent, in de
Ver. Staten, te Alexandrië, te Bombay en in den Orient.

620

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8
Juli
1931

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcijfers van 12 aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

Banken
Electri-
Industriel
Kunst-
zijde
‘Mijnbouwl
Olie
Rubber
SCh
Suiker
Tabak
Thee

Jaargemiddelde
1929

158.3

337.5

168.0

432.7

243.0

263.7

402.0

233.5

125.0

398.4

487.3

443.2

1930

149.4

257.7

125.6

264.9

87.4

177.2

371.1

110.7

82.6

292.9

361.3

357.2

Januari

1930

155.8

289.6

143.8

311.7

107.6

211.2

398.2

142 5

102.1

354.4

413.8

396.1

Februari

,

159.9

278.6

144.2

302.7

103.9

219.-

389.5

154.8

96.6

365.-

428.-

392.4

Maart

,,

157.3

268.5

134.7

291.5

93.2

205.5

386.5

145.1

91.9

346.3

421.2

406.4

April

158.7

283.6

140.4

305.4


100.1

200.8

411.8

142.3

92.3

340.6

423.-

405.7

Mei

156.8

267.6

129.1

281.0

98.1

184.0

402.2

127.5

91.5

309.5

388.4

396.9

Juni

147.7

255.3

123.2

261.7

86.7

170.5

389.4

109.3

83.4

281.2

359.-

344.4

Juli

148.3

257.6

125.8

265.3

93.7

170.9

393.7

106.3

81.5

285.1

356.9

342.9

Augustus

145.8

248.3

116.7

251.7

87.2

162.8

376.9

85.2

75.1

261.3

325.4

306.0

September

,,

142.7

245.9

110.6

246.3

79.1

154.3

360.2

70.3

73.6

236.1

315.9

312.5

October

142.5

241.9

109.8

235.4

67.5

149.2

336.4

77.2

70.7

244.9

317.2

341.3

November

142.4

235.3

116.7

221.4

70.3

153.8

309.3

85.5

69.3

251.8

312.-

329.1

December

134.6

220.7

111.6

204.3

60.8

144.7

299.3

82.5

63.4

238.8

274,7

312.4

Januari

1031

137.2

220.4

110.9

199.-

57.4

149.1

290.7

75.8

63.5

223.8

274.

280.5

Februari

140.7

239.9

117.5

217.5

69.7

167.5

307.3

80.2

65.6

238.4

307.8

292.1

Maart

,,

143.-

248.6

124.3

223.2

78.9

176.7

288.3

81.4

63.9

243.3

306.2

290.7

April

139.4

238.4

113.5

207.3

84.4

172.4

253.9

58.5

57.5

219.5

299.8

283.4

Mei

132.7

222.5

95.1

178.8

76.2

159.6

220.-

50.5

54.3

190.9

275.9

251.-

Juni

,,

127.5

217.5

89.-

165.1

68 7

150.8

208.6

48.4

53.1

191.3

262.4

249.7

Schommelingen in het aandeeleu.indexcijfer.

2 Januari 1931
f
3.591.712.000
=
100.

7 Januari 103.2

4 Febr.

107.6

4 Maart

109.3

1 April

107.2

6 Mei

94.9

3 Juni

82.4

14

102.-

11

111.2

11

,,

108.3

8

106.3

13

94.6

10

85.-

21

102.9

18

,,

109.6

18

110.4

15

,,

104.3

20

,,

91.-

17

,,

85.5

28

105.7

25

109.2

25

,,

109.5

22

96.4

27

88.3

24

90.8
29

,,

94.5

1)
Men zie voor de toelichting
op
dit overzicht het nummer van E.-S. B. van 15 Januari 1930, blz. 64.

Nadruk verboden.

CONJUNtTUURGEGEVENS BETREFFENDE DE VEREENIGDE STATEN.

Productie
1),
Handel en Verkeer

Productie-index van
Buitenlandsche hande13)


,n
E
0
,.
4,
Invoer
Uitvoer
Datum
.

,..

or
vo
_
.
o
<0
as
T t
Grond T
0
aa
t
Fabrl-

.-.
0.

E

0
aa stoif.
katen

Gemiddelde van

923-1925
=
100
15
100
2

Miii.
$

1925 ….

104

105

99

100

103

106

106

104

107

122

103

99.7 100.9

352

146

402

154

50

1926 ….

108

108

108

110

104

110

113

104

109

129

107

1092 101.4 104.3

369

149

393

163

24

1927 ….

106

116

107

99

121

105

104

113

86

128

103

122

98.8 102.0

349

133

397

165

48

1928 ….

111

112

106

94

122

11.5

119

107

113

134

103

107

97.2 101.8

341

122

419

188

78

1929
. .
..

119

119

115

102

137

127

130

115

135

117

106

115

101.1 107.7

367

130

430

211

63

1930….

97v

96v

99v

88

12187

95

91

85

92

92

87

87.8

87.5

255

84

315

158

65

Jan. ’31

83

82

90

77

110

72

64

86

63

55

82

82

76.4

68.4

183

59

250

117

67

l”ebruari

86

86

88

73

110

76

73

93

58

57

80

84

77.3

73.2

175

56

221

116

46
1

1

Maart

88

88

87

76

112

70

78

97

67

90

80

89

78.1

74.9

210

34

236

110

26

April

90v

89v1

92v

77

121

70

75

98V

77

82

80

96

77.9

73.6

186

55

215

111

29

t)
De indexcijfers betreffende de productie, de wagonverladingen, het katoenverbruik, het aantal .tewerkgestelden en de betaalde bonen zijn

ontleend aan het Federal Reserve Builetin. Wat de index van de industrieele productie betreft, deze is samengesteld uit de gegevens van 58 industrie8n nl. 50 van fabrikaten en 8 van mineralen.
2)
Gemiddelde van Maart -Dec.

3)
De cijfers der jaren
1925-1929
zijn maandgemiddelden. v)
=
voorboopig.

Kapitaal ,i,arkt

___________
Geidmarkt
Prijzen
Effectenbeurs
Emissies3)


lndexcijfer van
t)
Binnen- en buiteni.

Binnenlandsche

=
2)
,
_
.
i;2

II
a
0
a

<
‘.’
<
0

1926
=
100
mijl,
in millioenen dollars
1926= 100
$
=1110

1925

2.336

518

76

101

417

391

300

91

127

4.205

I

4
1
/

104

110

169

192.6

3.123

528

91

98

430

433

313

120

95

450e

*

q

100

100

166

197

0
174
0
181
0
151

97.6°

3.646

6411

179

524

126

519

388

131

130

4.05

3

4

95

99

162
























1928

150

154

129

149 97.6
6
5.215

676

156

256

420

566

446

121

110

6.05

41/

q

98

106

161

1929

182

190

147

235 95.7

6.563

850

117

508

341

731

668

63

119

7.74

5′

51

97

105

162

1930

149

141

125

215 98.3

3.644

587

53

129

458

503

3741

129

84

2.87

2j

1315/,,

86

88

152

Jan.’31112

103

100

163

99.6

1.720

466

182

45

421

334

54

280

132

1.50

1-

2-3

77

74

145

Febr.

120

110

105

178

99.4

1.840

206

15

27

179

202

74

128

4

1.50

2-

76

70

143

Mrt.

122

112

971 189

100.0

1.909

566

133

10

556

550

26(1

290

16

1.56

1

2

75

71

142

April

109

100

87

170

99.6

1.651

386

204

102

284

368

267

101

18

1.57

1

2-

73

70

Mei

98

89

77

156

99.7

1.435

343

83

29

314

333

161

172

10

1.45

-1

2

1)
lndexcijfers van

Standard

Statistics Co.

2)
Einde

v. h. jaar (resp. maand).

7)
Ontleend aan

The Commercial and Financial Chronicle
De cijfers der jaren
1925-1929
zijn maandgemiddelden.
4)
Stock exchange cali loans.
5)
Renewal rate.
6)
40
obl.
7)
Bureau of Labor Statistics.
o)
resp. aand. tot
229,
md.
197,
spoorw. 31.

8 Juli 1931 .

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

621

BAN1( VOOR INTERNATIONALE BETALINGEN.
Voornaamste posten in duizenden Zwitsersche franken.I)

Data

u

bnm.0

1
Uitgezette
gelden
Diverse
belegg.
,

>6

30Juni1930
5.120
23.046
500.647 486.943
68.352
1


1.612
31juli

1930
6.815
80.477
364.594 297.956 429.388
121.580
2.844
31 Aug.1930
3.319
07.589
236.974
541.663
516.611
151.886
5.594
30 Spt. 1930
5.560
68.858
304.553
946.801 179.168 186.818
8.662
31 Oct. 1930
4.628
28.931
391.513 999.134
156.8472

191.864
11.311
30Nov.1930
4.279
71.391
410.749
1.050.808
134.411
2

191.029 13.556
31Dec.1930
6.076 74.814
496.762 653.030
145.269
2

190.859
11.325
31Jan. 1931
5.692
85.518
532.402 722.108
162.239
2

187.700
3

12.273
28Feb. 1931
6.791
56.437
604.014 723.639
260.4192
197.102
3
1
12.640
3′ Mrt. 1931
7.239
186.231
600,589
850.694
1 2.768
2

222.591-31
II .67
30Apr. 1931
7.552
102.798
647.283
939.893
7,3592

225.9123
12.580
31 Mei 1931
8.922
133.502
666.313
1.038.987
29.701
t 234.31031 14.161
30 Juni 1931
11.157
168.485
731.239 594.009
24.650
2

240.736
10.143


‘n
ow
uou
op korten te rmijn

Data
‘i
‘a
u’i
gn
nu

(
e3
no
em
0

30Juni1930
102.500
274.765
268.426
438.198
1.832
1.085.721

31Juli1930
102.500 310.601
312.974 244.6571 329.196 3.726
1.303.654
31 Aug.1930
102.500
299.284
220.922 410.8841 523.047 6.998
156363€
30 Spt. 1930
102.500
302.964 200.628 851.4501 232.391
10.486
1.700.42(
31 Oct.1930
102.563
303.246 203.342 1.058.6011 103.769
12.707
1.784.228
30 Nov.1930
102.563
303.180
293.047
1.146.8771

15.555
15.005
187622(
31 Dec.1930
102.875
300.199
339.865
768.0261

55.136
12.033
1.578.134
31Jan. 19311
102.875
300.234
420.969 739.7271 130.876
13.250 1.707.93
28Feb. 1931
102.875
300.145
506.768 714.4001 220.597
16.257
1.861.041
31 Mrt. 1931
103.188
301.191
603.288
664.6521

10.9541
17.768
1.901.141
30 Apr. 19311
103.500
300.737
447.949
1.061.0161

10.889
119.287
1.943.371
31 Mei

19311
106.000
300.085 493.488
1.195.320
1

8.6951
11.201
212597(
30Juni 19311
108.500
299.899 559.076
755.1971

35.3641
11.196
1.780.411
2)
De indeeling van den staat van 30 Juni wijkt eenigszins af van
die van de volgende maandstaten.
Dit bedrag was uilgezet op een termijn van 3-6 maanden.
Max. 1 jaar, resp. 1-2 jaar.
Van dit bedrag staan 759 millioen maximum 3 maanden en 55
millioen maximum 6 maanden uit.

PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN-
KOLEN- EN ZOUTMIJ’NEN.
(Gegevens verstrekt door de!) Hoofdingenieur der mijnen.)

T. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

April
Jan./Apr.
Jan./Apr.
1931 1931
1930

Prod. Steenkolen in tonnen .
3.060.315 4.133.753 4.018.743
Aantal normale werkdagen .
25′
100
101

II. Bruinkolenmijn ,,Carisborg”

April
Jan./Apr.
Jan./Apr.
1931

1

1931
1930

Netto-productie in tonnen. .
22.575
8
)

1

90.129 83.442
Aantal normale werkdagen
25
100
92

III. Zoutinij.nen.
(Xon. Ned. Zoutiûdustrie te Boekelo.)

April
Jan./Apr. Jan./Apr.
1931
1931
1930

Afgeleverd:
Geraif. zout … ….. (ton)
3.453 14.822 12.669
Industriezout

.. ..

(
,,
)
35
217
221
Afvalzout ………..(

,,
)
176
729
801
Aantal normale werkdagen
26
102
99

Arbeiders.

Gezamen-
Bruin-
Aantal.
lijke
Steenkolen
I
)
kolenmijn Zoutmijnen ,,Carisborg”
mijnen

1 Mei 1931
……..
(11.201)
114
182
27.252
5
)

1 Mei 1930
1
11.1263)

161
142
……………
, 26.510
5
)

‘) Domaniale Mijn
25
dagen.
2)
16.805 ton ruwe bruinkool en 5.770 ton bruinkool.
briketten.
8)
bovengronds.
4)
mcl.
1.792 arbeiders der nevenbedrijven.
) ondergronds.

POSTOHEQIJE EN GIRODIENST.

(In duizenden guldens).

April 1931

11

April 1930

Aantal
1
Bedrag
11
Aantal
1
Bedrag

Nieuwe rekeningen.
1.516



Rekeningen op ulto.
173.363

157.609

Bijschrijvingen ….
2.583.445
479.511
2.238.279
469.046
1.063.144 119.309
965.787
120.593
b.
Overschrijvingen.
1. van and.

rek.1)
1.520.177
345.729
1.272.340
330.977

a. Stortingeû ……..

2. van Ned. Bank.
124
14.422
152
17.428
0.
And, onderwerpen

51

48
Afschrijvingen

….
1.622.460
471.236
1.355.311
464.212
67.556 221.905
66.528
b.
Overschrijvingen
..
a. Chèques

………271.324

op andere rek.i)
1.339.030
345.729
1.121.569
330.977
naar Ned. Bank
’40
57.890
980 66.661
c.
And, onderwerpen
11.166
61
10.857
46
Tegoed op ultO
117.346
108.520
Beleggingen
87.277
83.005

Hierin begrepen

overschrijvingen
uit het buitenland
4.877 met
f
855.
Idem naar het buitenland 29.797 met
f
3.140.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

OPEN MARKT.

1931

II

1930

11
1929
1914

129
Juni!
22127
I

15120
30 Juni!
1/6
20124
4juli
Juni Juni
1

5Juli
Juli
Juli

Amsterdam

.
Partic.disc. ‘

718

71

1

iS

-1

7
1-1

1
111
16
11116

514/8

3118_31
1
8
Prolong.

t
-1
1

1-‘/4

1

5-
3
/

2
1
1-
3
J
Londen

1
1
12_2
DageId…

1-2

1-4

1
1
12_2

1

3
14-2

111
4
-4

3’I2-4
1
I2

121
4
2
Partic.disc.

115116

1
5
/16-

2-
1
116

2
1
126-
5
1n’
2116-511

531_7j

214-
5
1,
Berlijn

22156
Daggeld…

8-11

7
3
/4-11

6
1
1-8
1
12

6112_9

4-6/2

7-11


Partic.disc.
30-55 d…

7

7

7

7

3
1
1

7/s-‘Ii


56-90 d…

7

7

7

7

31

7
3
/s-t/s

2
1
18-
1
1
Ware n-
wechsel.

7128

71/
3
-8

7
1
4_
5
/2

711
4

331
4
_7/
3

73/
4
81/
4


Neno
York
Daggeld
3)

11133/4

I112-14

111
3
-3/4

1
1
/2.
3
/423
1
/4

615
1
14

I31
4
_2
.
1l,
Partic.disc.

t

1

1

1

2

518

(2


1) Koers
van
3 juli en claaaan voorafgaande weken t(m Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Cl

13
Alew
l.n
,
r,den
Berlijn
Parijs
Brussel Balavlo
Vork

30 Juni 1931
2.489/
12.09′
58.98
9.731 34.63
9915
1

Juli

1931
.485i
12.093/
59.-
9.73k
34.64
99ii
2

1931
2.485/ 12.09
3
/8
58.991
9.731
34.65
9915/16
3

1931
2.48′
12.095/
58.97
9.721 34.651
99ii
4

1931
248K
12.095/
16

58.98
9.73k
34.66
9915/
1
,
6

.,

1031
Laagsted.w.i)
2.48h
2.48
3
/
8

! 2.08 7/
8

12.08h
58.93
58.89
9.73
9.72k
34.671
34.60
99
‘i
991i
IH.Toogste d.w
1
)
2.48I’/
12.09
5
/9.73
1
,
8
59.-
34.69
‘ 99is/
29 Juni 1931
2.48i/
l
59.-
9.73k
34.62
9915,
22

,

1931
2.487/
12.09
58.99k
9.73
34.58
134.59
9915j
Muntpariteit
2.48j
12.103
59.26
9.75
100

Data
sriej
I

Praat
Boeka-
MIlaan
Madrid

30 Juni 1931
1

48.1.1
34.95
7.36

1.481I 13.01
24.171
1 Juli

1931
48.14
34.95
7.36

1.481 13.04
24.171
2

1931
48.16
35.-
7.361

1.481

13.02
23.50
3

1931
48.14
34.97M
7.361

1.481 13.02
23.65
4

,,

1931
48.14
34.9734
7.36e

1.481



6

1931
48.16
34.97S
7.361

1.48k 13.01
23.50
Laagsted.w.’)
48.11
34.90 7.35k

1.44 13.-
23.15
Hoogste d.wi)
48.1634
35._
737k’

1.49k 13.03.
24.50
29 Juni 1931
48.07
34.95
7.36

1.48k

13.01
23.44
22

,,

1931
48.19 34.92 7.351

1.481 13.01
23.80
Muatpariteit
48.-
35.10
7.371

1.4881 13.09
48.52

*) Noteering
te Amsterdam.
**)
Noteering te Rotterdam. 1) ParticulIere
opgave.

622

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Iu1i 1931

Data
Stock-
holm *)Ilagen5)I
1
Kopen-‘

_
Oslo

)
1
sing-
IL)__

Buenos-
Aires
6)
Mon-
treal
1)

30 Juni 1931
66.671
1
68.55

66
.
57
1
6.25f
8 Oq
2.477/
8

1

Juli

1931
66.67+1

66.55

66.571
6.251
80
2.477/
s

2

1931
66.671
1 66.571
66.571

6.26
79 Y
4

2.47
13
/
16

3

1931
66.671
66.54
60.54
6.26
79%
2.47″/
4

1931
66.671
66.54

66.571
6.28
80
2.47%
6

1931
66.65
66.55
66.571
6.26
80
1
/
2.47%
Laagste d.w.’)
66.571
66471

66.471 6.241
7834
2.473/
8

Hoogste d.w’)
66.70
86.60
86.60
6.261
8091
2.481/
8

29 Juni 1931
66.64 66.54
66571
6.25f
803/
8

2.48
22

,,

1931
66.65
66.55 66.55
6.25
77
2.487/
s

Muntpariteit
66.67
66.55 66.67 6.261
95%
2.48% ) iNoteering te Anisteraam.

) Not. te sçotteraam. ‘ rart. opgave.

Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
30 Juni 1931 voor
teleqrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
Bank-
d
isco
n
t
o

Enropa.
Londen )
£
12.101
1209
f
2
f
100 Mark
59.26 58.98
7
Parijs

)
100 Franc
9.747
9.731
2
Belga
34.59 34.63
2
100 Franc
48.-
6.921
100

,,
48.-
48.11
2

Berlijn)…………

100 Kronen
7.371
7.36
4
100 Schilling
35.-
34.95
71

Zürich
*)
………..

Boedapest

… ..
100 Pengö
43.51
43.3
71
7

Brussel

)

………100

Lèi
1.4880
1.48
8

Luxemburg ………

100 Leva
48.-
1.8Of
8
100 Dinar
4.379
4.391
5
Turksch £
10.93 1.18
100 Drachme
3.23
3.221
9
100 Lira
13.09 13.01
5
Peseta
48.-
24.171
6
Lissabon ……….
2.68k
0.11
4
Kopenhagen
5)
100 Kronen
86.67
66.55
3
Oslo
S)
100
66.67
66571
4

.
…………

Stockholm
5
)
.
.100

,,
66.67
66.64
3
100 IJsl.Kr.
66.67
54.75
Warschau

……..
100 Zioty
27.91
27.84
4
Kovno (Litauen)
100 Lita
24.88
24871
6

Praag

……………
Weenen

)……….

Boekarest

………100

Riga (Letland) …
100 ‘Lat
48.-
47.871
6-7
Reval (Estland). .. 100 Esti. Kr.
66.67.
66.30
7

Sofia

………….
Belgrado …………

100 Finnmrk.
6.261
6.251
6

Istanbul ………..
Athene

………..

Moskou

……….

E
.scudo

Tjerwonets
12.80
12.781

Milaan

………..
Madrid

………..100

(10 Roebel)

.

100 Gulden
48.42
48.35
5
Amerikn.

Reickjavik ………..

New-York’)
$

..

2.4878
2.48h
4

Helsingfors

……..

Canad. $

..

2.4878
2.44
Mexico

…….. …
Mex. Dollar
1.24
1,21f
Buenos Aires ……
Peso (papier)
1.0568′
0.801

Danzig…………

Montreal ………

La Paz (Bolivia)
4)

Boliviano

.

0.9080
0.89f
Rio de Janeiro…
Milreis (pap.)

.

0.8075
2

0.191
Peso (papier)
0.30
0.301
9-10
Bogota(Columbia)
4)

Peso
2.42
2.40
Valparaiso ………

Quito (Ecuador)

.
Sucre
1.21
049f
Lima (Peru)
2)

5o1
3)
0.69 0.69
Montevideo (Urug.)
Peso
2.5725
1.45
Caracas(Venezuela)
Bolivar
0.4795
0.43k
Paramaribo

……..
Gulden
1.-
0.991
Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.04
San José (C. Rica)
Colon
1.16
0.62
Guatemala .
..
. …
Quetzal
2.48%
2,481
Managua (Nicar.)
4)

Cordoba
2,48f
2,431
San5alvador
4)
Colon
1.2440 1.211
Azië.
Rupee
0.91
0.891
6
Gulden I.C.
1..-.
0.99
4f
Yen
1.24
1.
2
2U
5.11
Dollar
0.621
Taël
0.791
Straits DolI.
1.4125
1.39f

Calcutta ………..
Batavia

………..

PhiI. Peso
1.214
1.221
Bangkok ……….
Baht
1.10
1.071

Kobe

…………..

Teheran (Perzië)
Kran
0.131

Hong Kong

…….

Manilla

………..

Af rska.

.

Shanghai

………
Singapore

……….

Kaapstad
£
12.101
12.06
5
Alexandrië ……..
Egypt. £
12.42
12.40
Australië.
Melbourne, Sidney

.

en Brisbane
£
12.10f
9.30
Nieuw Zeeland
£
12.101
11.03
1)
(Joudpeso. ) Milreis
Uoucl.

‘)Not, te A’dam.
0v.
not, part. opg.
3
)1 SoI.

t 0.97
1
,2.
4)
Zichtkoers.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

o
a
(1
Londen
($
perk)

Pan,is
($ p. IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gld.)

30 Juni

1931
4,86
11
/
32

3,91
7
/
33

23,731/
8

1

40,23%
1 Juli

1931
4,86
13
/
33

3,91
7
/
33

23,73
40,22%
2

1931
4,86
15
1
82

3,91%
23,73 40,23
3

1931
4,86
2
‘/
3,91
9
/
23,74%
40,2434
4,,

1931

6

1931
4,869/
.3,91
11
/
33

23
2
72%
40,25

7 Juli

• 1930
1

4,85
21
/
33

3,93s
23,85
40,23%
Musutpariteit ..
4,8667
3,906j
23,81

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Noteerings-
20
Juni 1
27
juni I 29junil4juli
‘311 4
Juli
Landen

I eenheden

1931 1 1931 j
LaagstejHoogstqj
1931

Alexandrië..
Piast.
p. z
e
97%
9734
977/
979j
6

97%
Athene ……Dr.
p.
z
e 375 375
3749/
4

375k
375
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10
1/9si,
1/9s

195,’
193/
Budapest …
Pen. p. £
27.87
27.871
27.85
27.90 27.871
Buenos Aires
d. p.$
347j
359/
4

35s
3831
36
8
/
33

Calcutta .. . .
Sh. p. rup.
11’649/64

1/5251
33

1
1
‘5%
11513/
16

1/561/
44

Constantin..
Piast.p.0
1.025 1.025
1.025
1.025
1.025
Hongkong ..
Sh. p. $
11
1
/
3

110′
110% 1/1
/8
1/015/
16

Sh. P. yen
2/0
86
/
64

2/0
25
/
64

2/0
11
1
32

210
7
/
16

2/0s,
Lissabon….
Escu.p.0
110
110
109%
110% 110
Mexico

….
$ per £
9.90 9.90 9.80
10.10
9.95
Montevideo .
d.perg
28% 28%
28%
29%
29

Kobe

…….

Montreal …
$ per £
4.88
4.881/
4.87%
4.886/
8

4.88k
Rio d. Janeiro
d. per Mil.
311116 325153
3
37/8 325/32
Shanghai …
Sh. p. tast
1/2%
1/41i
1/311i
1/49
/1

114%
Singapore ..
id. p. $
2/3%
2/3%
2/3ii
1

2/3ui1
16

2/3%
Valparaiso 1).
$ per £
39.94
39.95
39.94 39.95
39.95
Warschau ..
Zl. p. £ 43′,
431/
435/95

43%
437/
10

1) 90 dg.

ZILVERPRIJS GOUDPRIJS
5)

Londen’) N.York’)
Londen
29 Juni 1931.. 13%

29′
29 Juni 1931.

8419%
30

,,

1931..

13%

29′,
30

,,

1931….
84971
1

Juli

1931..

139/,

296/
3

1

Juli

1931….
84111
2

1931..

139/
1

29%
2

1931….
84/11%
3

,,

1931. .

13%

29%
3

1931….
84/10%
4

,,

1931..

1311/
16


4

1931….
84/10%
5 Juli

1930…

155/95


5 Juni 1930…
.

85/05i
27 Juli

1914..

241ai
ld

59
27 Juli

1914….

84/11
1) In pence p. oz. stand.
1)
Forelgn sllver In *c. p.oz. line.
3)
In sh. p.oz. line

STAND VAN ‘_RIJKS_KAS.

Vorderingen.

1
23 Juni 1931
30 Juni 1931

Saldo van’s Rijks Schatkist bi) De Ne-
/ 48.779.508,11
f
35.296.263,37
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

973.279,93
,,

33.734,47
Voorschotten op uit. Mei, 1931 aan de

derlandsche

Bank……………….

gemeenten verstrekt op voor haar
door de Rijksadrninistratle te heffen
gemeentelijke

lnk.bel.

en

opc.

op
de

Rijksink.bel…. … ……… … …
,

9.230.638,30
,,

9.230.638,30
Voorschotten op uit. Mei, 1931 aan de
gemeenten verstrekt op aan haar
uit te k•eeren hoofdsom der perso-
neele belasting, aandeel in de hoofd-
som der grondbelasting, alsmede van
opcenten op die belastingen; ……
,,

8.639.819,14
,,

8.639.819,14
Voorschotten aan Ned.-lndlë ………
.81.607.685,42
81.903.451,25
Id. aan

Suriname …………………
,,

11.596.796,88
,,

1 1
.610.093,45

Kasvord. weg. credietverst. ajh. bulteni
,

98.056.108,35
,,

6.773.813,90 • 101.496.226,82
Daggeldieeningen tegen onderpand
1.000.000,-

..

,,

3.000.000,-

Id. aan

Curaçao……………………6.646.353,40

Saldo der postrekeningen van Rijks-

.

comptabelen …………………..
18.260.529,69
,,

18.939.520,51
Vordering op

het

Alg.

Burg.

Pen-
sioenfonds 1) …………………..
,

10.872.500,31.

..

,,

4.079.593,07
Vordering op andere Staatsbedrijven’)
,,

17.165.771,67
17.307.145,38
Verplichtingen.

/ 178.814.000,-
1
178.814.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
74.040.000,-
70.040.000,-
Schatkistbiljetten In omloop ……….

Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf,’)
2.641.956,-

,,

2.623.036,–

Zilverbons In Omloop ………………

Id. a. h. Staatsbedrijf d. P.,T. en T.’)..,
21.101.726,18

..

22.004.996,29
Id. aan andere Staatsbedrijven’) ……..
1.148.811,21
1.170.360,11
Id. aan diverse instellingen’) ……..
..3.877.763,81
,

3.853.152,10
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE SCHULD.
1

97

t,,ni

I08I
1

4

1,,li

305
voroeringen:
Saldo bij de Javasche Bank

Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas


Verplichtingen:
Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinstell.
f
81.901.000,-
,,
16.500.000,-

wo. muntbiljetten

………………

Schatkistbiljetten

……………….
1.935.000,-
Muntbiljetten in omloop ………….
,,
10 .570.000,-

Schatkistpromessen ……………….

Schuld aan het Ned.-lnd. Munttonda.

….

,
218.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.

.

814.000,-
Voorschot van de Javasche Bank…. ,
26.984.000,-

/ 88.640.000,-
24.500.000,-
7.060.000,-
10.569.000,-
218.000,-
867.000,-
18.500.000,-

Data

4Juli1931
27Juni1931
20 ,, 1931

6Juni1931
30 Mei 1931
23

1931
16

1931

5Juli1930
6 Juli 1929

25 Juli 1914
‘) Sluitpoat a

Dis-
con to’s
buiten
N.-Ind.
betaalb.

Belee-
nin
gen

107:600
112.800 109.800

9.163
24.129
37.492
9.088
25.178
36.498
9.053
24.330 36.208
8.955
26.750
36.288

10.840 47.167
46.413
10.859
28.302
109.305

7.259
6.395
75.541
:11
Vs.

8 Juli 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

623

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 6 Juli 1931.
ctiva.
Binnen!. Wis-1Hfdbk. f 34.764.911,35
sels,Prom.,çBijbnk.

136.449,62
enz.in disc.Ag.sch.

8.525.041,19
f

43.426.402,16
Papier o. h. Buiteni. in disconto …….

Idem eigen portef. . f 228.522.164,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.
,,

228.522.164,

iiie!. vrsch.lBijbuk.
Beleenin

10.466.753,42
gen Hfdbk.
f
29.924.985,92

in rek..crt.
op onderp.Ag.sch.

56.898.943,97

f
97.290.683331

Goud
Andere
Beschikb.
DeÂ-
Data
Clr’ulatie
opeischb. Metaal-
kings
Munt
1
Muntmat.
schulden
saldo
1)

perc,

6 Juli

’31
v

88.688
408.729
895.585
43.902 157.022
57
29 Juni ’31
88.688 408.729
879.330
68.857
156.047
56 22

31
88.687
408.494
842.202
101.983 159.773
57
15

.

’31
88.487
389.994
849.489
75.597
148.488
56
8

’31
88.486
361.494
852.874
39.231
131.379 54J
1

’31
88.484
361.494 885.730
42.520
116.503
52

7 Juli

’30
64.853
367.054
833.931
20.154
115.624
53

25 Juli

’14
65.703 96.410
1
310.437
6.198 43.521 54

Totaal
Schatkist-
1
Papter
Diverse
Dato
bedrag
promessen
nt
e
n
ee

g
op het
reke-
disconto’s

43.426

rechtstreeks buiteni.
ningen
1)

6 Juli

1931

97.291
228.522
50.728
29 Juni 1931
42.756

101.705
228.484
52.854
22

1931
44.051

95.798
228.434
59.208
15

1931
44.919

95.043
225.641 61.586
8

1931
45.457

95.104
224.987
58.875
1

1931
43.722

131.555
224.666 60.944

7 Juli

1930
49.518

87.289
237.805
35.777

25 Juli

1914
67.947
1


61.686 20.188
509
‘1
beaert aen oankstaat van
14
Jan.
2u
weoer op ae Daais van zis

metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.

CURAÇAOSCHE BANK. Voornaamste oosten in duizenden suidens.

Data
Metaal
Circu-
latie
Dis-
conto’s

Voor-

aan de
kolonie

t

,rse
e
1

rke-
ningen’

Diverse
reke-
ningen’

1 Mei

1931
4.834 5.398
134
111
3

1.421
508
1 April

1931
4836
5.546
135
167
1.329
327
1 Maart

1931
4.840
5.439
139
55
1.365
366
1 Februari

1931
4.842
5.551
132
16
8

1.428
304
1 Januari

1931
4.786 5.495
125
62
8

1.573
484
1 November 1930
4.677 5.567
176
193
1.939
855

1 Mei

1930
4.443
6.413
144
430
2.262
301

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

I

Goud
1
Zilver
1
Circulatie opeischb.metaal-
schulden saldo

4 Juli1931

160.900

243.800

32.300 50.460
27Juni1931

160.600

240.300

37.500 49.480
20 ,, 1931

161.000

243.600

36.000 49.160

6 Juni1931 114.969

46.82

249.600

32.391 48.996
30 Mei 1931 114.934

47.053 243.933

41.819 47.686
23 » 1931 114.890

46.865 243.911

42.183 47.316
16

1931 114.528

46.538 247.517

40.649 45.799

5 Juli 1930 138.811

23.359 276.887

51.979 30.623
6Juli 1929 153.453

21.499 308.098

44.013 34.108

25 Juli1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.842

Diverse

ningenl)

percen-

***

58
***

58
***

58

29.562

57
26.916

57
29.182

57
29.475

57

36.684

49
30.047

50

2.228

44

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.

Data
Metaal
Bankbilf.
in
circulatie

BankbtlJ.
in Bankingl
Departm.

I

Other Securities
Disc, and
Advances
ecur t
s

ii

1
Juli

1931
164.421
357.429
65.842
34.319 28.746
24 Juni 1931
164.014
352.832
70.063 9.633
27.129
17

1931
161.987
352.266
68.661
9.395
28.044
10

,,

1931
156.288 354.251 61.005
6.597
28.526
3

,,

1931
152.934
356.371
55.505
7.106
28.311
27 Mei

1931
152.078
354.860 56.158 6.825 28.553

2 Juli

1930
157.228
363.583
52.738
29.917
19.408

22 Juli

1914
40.164
29.317
33.633
Data
00v.
Sec.
I

Public Depos.

Other Deposits
1
1Other
Bankers IAccountsl
1
Reserve
Dek-
kings-
,oerc.
1
)

1
Juli ’31
32.931
11.490
99.402
34.091
66.992
463
24Juni’31
30.401
25.249
61.644
33.520
71.182
593/
17

’31
30.846
15.017
71.446
33.681
69.721
58
10

’31 33.121 9.627
69.561 33.267 62.037
55
3
/
32

3

’31
38.496
6.545 72.209
33.920 56.563
50
8
1
32

27 Mei ’31
31.215
17.449 54.761
33.820 57.218

2 Juli ’30
1
49.076
11.671
84.305
38.063
53.645
40

22 Juli
’14
11.005
13.736
42.185
29.297
52

t) Verhouding tuaschen Reserve en Deposita.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen franca.

goed
1
Wis-
1
Waarv.
Belee-
Renteloos
Data
Goud

Zilver
I

Te
in
het
1
sels

t
op
het
1
voorschot

.

I
ningen
buitenl.1
buifenl.
a.d. Staat

26Juni’31
56.426
851
6.419
25.365
19.790
2.779
3.200
19

’31
56.525
850
5.737
25.078
20.424
2.793
3.200
12

’31
56.138
845
5.573
25.280
20.584
2.866 3.200
5

’31
55.933 835
5.464
25.407
20.695
2.869 3.200

27Juni’30
44.052
331
6.905
25.020
18.728
2.693
3.200

23 Juli’14
4.104
1

640

1.541
8
769

Boos
v. d Rekg. Courant
Data
zei/st.

Diver-
seni)
I
Circulaiie
Staat

Zelfst.
1
Parti-
amort. k.
1
amort.k.Iculieren
26Juni’31
___________

5.082 1.984
76.927
888
7.625 15.187
19

’31
5.082
2.258
76.475
1.048
8.264
14.128
12

’31
5.082
2.234
77.012 1.016
8.320
13.383
5

’31
5.082
2.665
77.803
990 8.656
12.395

27Juni’30
5.395 1.766
72.594
3.052
1.895
10.420

23Juli’14
– –

.
5.912
1

401

943

Op Effecten ……
f

91.371.738,06
OpGoederenenSpec.

5.918.944,35
97.290.683,31
Voorschotten a. h. Rijk
…………….

,,

Munten Muntmateriaal
Munt, Goud
……f

88.687.755,-
Muntmat., Goud
.. ,,
408.728.533,86

f
497.416.288,86
Munt, Zilver, enz.

35.845.846,26
Muntmat. Zilver..


533.262.135,123)
Belegging
i

kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

…………………….,,
26.220.579,71
Gebouwen en Meub. der Bank
……..,,
5.000.000,_
Diverse rekeningen
………………,,
50.728.322,31

Passiva.

f
984.450.286,61

Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds
…………………….,,
7.563.205,59
Bijzondere reserve

………………,,
8.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
7.428.679,28
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
895.584.960,-
Bankassignatiën in omloop

……….

..
201.204,60
Rek.-Cour.
5
Het Rijk

f
11.395.970,34
saldo’s:

‘, Anderen

32.305.172,75
43.701.143,09

Diverse rekeningen
………………,,
1.971.094,05

f
984.450.286,61

Beschikbaar metaalsaldo
………….f
157.021.674,11
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is

,,
392.554.185,-
1)
Waarvan in het buitenland
/
28.846.779,33.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

1)
Sluitp. oer activa. ‘)sIuitp. Oer passiva.
‘) SchulO
aan de Kolonie.

1)
Siuitpost activa.

624

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Juli 1931

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichemark.

Daarvan

Deviezen

Andere
ata

d

bij bui-

als goed-

wissels

Belee-
OU

tenl. circ.

dekking

e

ningen
banken 1)

geldende

cheques

30 Juni 1931

1.421,1

117,0

299,6

2.578,7

355,2
23

,,

1931

1.411,2

117,7

02,6

2.349,8

136,7
15

,,

1931

1.765,6

198,1

104,3

2.019,1

154,8
7

,,

1931

2.299,9

259,4

113,0

1.709,5

69,9
31

Mei

1931

2 390,3

207,6

186,2

1.791,4

167,2
30 Juni 1930

2.618,9

149,8

459,0

1.777,1

185,8
30 Juli

1914

1.356,9

750,9

50,2

Da a

Effec-

Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse
ten

Activaj

la/te

CrL

Passiva

30 Juni 1931

102,8

855,9

4.294,7

397,9

587,1
23

1931

102,9

580,0

3.726,0

433,0

263,9
15

,,

1931

102,7

574,0

3.888,6

323,6

251,5
7

1931

102,7

542,7

4.079,3

270,5

245,0
31 Mei

1931

102,7

541,5

4.299,1

353,3

244,0
30 Juni 1930

101,0

589,3

4.685,4

491,6

213,6
30 Juli

1914

330,8

1

200,4

1.890,11

944,-

40,0
1)
Onbelast. ‘) W.o. Rentenbankscheine 30, 23, IS,
7
Juni, 31 Mei ’31,
30 Juni ’30, resp.
1;
49; 38; 36;
II;
12 nijl!.

NATIONALE BANK VAN BELGIE.
Voornaamste posten in millioenen Belgas.

Data
-.’
0
zi

in
c
Goud

1
n
.

C

,

Rekg. Cr1.
I’•
io

1931

0

c7

I
.n

2 Juli

1435

898

735

19

290

3.284

66

70
25 Juni
1434

874

738
1
36

292

3,103

16

189
18

1433

860

728

33

292

3.186

16

167
10

1433

861

728

34

292

3.220

4

145
3

1447

848

731

38

292

3.231

48

90
3 Juili 1202

728

770

40

2971

8

75
1)
1930.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Ooudvoorraad

Wettig

I

Wissels
betaal-
!ler-

In de d
In
Data

Dekking

middel,

isc.
P.
d

open
Totaal

F. R.

Zilver
bedrag

Notes

etc.

member

markt
banks

gekocht

24Juni’31

3.382,6

1.933,5

175,1

197,7

106,4
17

‘3
1

3.355,3

1.941,0

171,0

185,4

106,8
10

’31

3277,0

1.916,8

167,6

184,8

127,2
3

,,

’31

3.259,1

1.810,8

167,9

172,8

134,2
27 Mei ’31

3.259,3

1.824,9

173 2

152,9

124,5 20

,,

’31

3.223,3

1.823,4

176,6

148,9

131,0
25 Juni’301

3.059,2

1.637,0

172,6

231,5

102,3

Gov.Sec.

n circu-

Depo-
Belegd

Totaal

Gestort

‘T’
i5e”k”-

B'”
Note
s
Data

In U.S.
latie

perc.’)

perc.l)
slio’s

I
Kapitaall

kings-

kings-

24Juni’31

618,5

1.674,2

2.556,8

168,2

79,9

84,1
17

’31

599,0

1.668,3

2.472,5

168,3

81,0

85,2
10

’31

599,0

1.641,9

2.440,0

168,4

80,3

84,4
3

’31

598,3

1.583,6

2.483,9

168,4

80,1

84,2
27 Mei’31

598,4

1.551,8

2.471,1

168,4

81,0

85,3
20

,,

’31

598,5

1.551,5

2.452,5

168.5

80,5

84,9
25Juni’30

577,0

1.402.9

2.459,4

169,7

79,2

83,7
1)

Verhouding

totalen

goudvoorraad

tegenover

opeisebbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito,
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET EED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data

banken

en

gingen

F.
R.

sifo’s

deposits
I

7j

1

ReserveI
Aantal

conto’s

Beeg-
b(J de

TotaalWaarvan

beleen.

banks

depo-

t/me

17Juni’31

57

14.582

7.843

1.816

20.756

7.191
10

1
31

59

14.641

7.811

1.821

20.886

7.325
3

’31

45

14.730

7.807

1.790

20.961

7.347
27 Mei’31

29

14.813

7.785

1.847

21.059

7.396
20

,,

’31

28

14.905

7.803

1.834
t
21.230

7.409
18Juni’30

44

17.128

5.989

1.788

23.079

7.228
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

7 Juli 11l31.

1
a
ii
cle
t
a
1′ Vi’
0-
Ii in!’
k t was
i ii
(le
i
fgcl
oo
pe
i i
week hij na
hij vourttlurin
g
cle steiiiiiiiiig ti a’ag. l’iooliei’s huijvcii zeer
gC’r:i4eI’vecr([ en cle tot staiid gekonieti zaketi ial’en niet
‘afl gi’ooteii onivalig. Algeïiieeit best a’at er neiging hij cle
koopers oni cle ci i tkoiiisten vai:i tien icietiwen oogst ip liet
Nooi’cleI ijk lialfroiid af te vacliteii ei’ alleen clatgeiie te
koopen. Va.t iioodig is voor direct verbru ik Er wordt wei-
ii ig geloof gehecht aan cle mogelijkheid, tInt bi itietikort cle
liri
j
zeli Oj) een hooger ii ii’eau zoucleti kitii ten kciitien, claa r
liet aatibocl van oude en nieuwe tarve ‘ccii dieii aaril zal
blijken te zijn, dat gediiieiicle liet gelieele liajuar mini a
”Ii-
bod zal bestaan. l)uar is iii cle eerste plaats rekening te
houden niet i-tuslaiicl. Oogstbei’ichteii uit dat land w’oi’cicn
leliSvc1cr niet verspi’eicl, doch uit liet
01)
l’tiIIiIC schaal he-
‘rac’hten van booten ons iii cle Zwarte Zeehavens te laden,
flicig worden afgeleid, dat :Iliislcincl in het najaar flinke hoe-
i’eelheden zal kun itaji na iibiedeii. .I. iissisclie turwe

vals den
iiieiIwen oogst wordt reeds geregeld verhandeld ter i’erla-
ding iii Atigiustus. ‘Terwijl dus VdLIl i{uslaiicl ccii gi’ocit aan-
ho .1 niitg n’orcleii tegennioct gezien, bestaat ook i ii cle Ver-
een igcic Staten i’ti in aaiibocl. 1.3e berichten
ovel’
ivi ii tei’tai’we,
i’elke Innen bezig is te dorscheit, luiden iiitert giticetig en
volgens
l)dtrticdl
ieie i’annii iigen nvoi’clt een opbrengst i’er-
ii
.
diclit van 690 niillioett busliels .. l)e vorige oîfieiëcic schat-
tinig van liet Laiidhoiuwbnin’eau te Vasliiiig’toni bedroeg 649
iiiillioeii binsbels, ii’elke schatting echter geacht ivercl clan!
(lL’!i lageni kcinit te zijni en iniet belaingstelli lig wordt i ii deze
veei( cle nieuwe ofuic’iëele I’anhilig i’ani de i’egeel’ing der “er-
eennigcle 8taten tegenioetgezieii. Tegenover de groote op-hr(nigst van ii’inttertari’c staat

Auteur