18 1’ËBRUA1Î 1931
ÂÜDËtJÈSRËCÎÎD VÖOPPOttLËÎQ.
Económi*scho-wSt
*
atistische
Benchten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE
COMMISSIE VOOR DE RIJN
VAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
16E JAARGANG
WOENSDAG 18 FEBRUARI 1931
No.
790
INSTiTUUT VOOR ECONOMISCIJE GEbCIIRIFTEN.
Algemeen Secretaris:
Prof.
Mr. Dr.
G. 11. Verrijn Stuart
ECONOM’ISCH-87’ATISTISC IIE BERIChTEN.
COMMISSIE
VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van ilosselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. II. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Ren gers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schithuia;
Mr. Q. J. Terpstra;
Prof.
Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid:
Prof.
Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Secretaris: H. 11. H. A. van der Volk.
Secretariaat: Pieter de lloochweg 122, Rotterdam.
Telefoon lr. 35000. Postre/cening 8408.
Abonnementsprjs voor Mt weekblad franco p. p.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en lioioniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Laden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
• De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
•van gen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaat weg.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmor’s Uitgevers.Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s.Gravenhoge. Postehè qua- en giro.
rekening No. 145192.
17 FEBRUARI 1931.
In den toestand van de geidmarkt kwam deze week
niet de minste verandering. Het aanbod van geld was
weer zeer dringend; de noteeringen bleven echter
o ngewijzigcl, daar geidgevers .1 nzagen, cl at grooter
aanbod nog alleen een erder .inzakken van de toch
reeds uiterst geringe rentevergoeding zou veroor-
zaken. De prolongatiereute noteerde steeds 1 pOt.,
alleen Zaterdag 1% pOt.; Caligeld was voor 34 pOt.
overvloedig aangeboden en particulier disconto was
voor 1Vs pOt. zeer gemakkelijk onder te brengen.
* *
*
Op 23 dezer stelt de Minister van Financiën de
inschrijving open op een bedrag van f30 millioen in
schatkistpromessen met een looptijd van zes maanden
en 1 jaars schatkistbiljetten, die ditmaal slechts
3 püt. rente dragen.
* S
*
Op clan weelcstaat van De Nederlandsche Bank geeft
cIb post hinnenlandsche wissels een daling van
f400.000 te zien. De beleeningen blijken met f3 mii-
lioen te zijn toegenomen.
De ‘goudvoorraad der Bank bleef vrijwel onveran-
clerd. De zi.lvervoorraad vermeerderde met een. kleine
f
600.000. De post papier op het buitenland vertoont
een vermindering van
f
15,4 millioen, terwijl de diverse
rekeningen op cle actiefzijde der balans een stijging
van
f
12,4 millioen te aanschouwen geven.
De biljettencirculatie daalde met
f
6,7 millioen.
Het tegoed van het rijk geeft een stijging van
f
10,4
millioen te zien, doch de rekening-courant-saldi van
anderen namen met
f
3,7 millioen af. Het beschik-
baar metaalsaldo steeg met
f
500.000. liet dekkings-
percentage bedraagt ruim 55.
* *
*
De wisselkoersen hebben de afgeloopen week nogal
tamelijk sterk gefluctueerd. Het Pond, dat op 12.11
cle week opende, is geregeld aan teruggeloopen tot
12.1034, waarna het slot op 12.10
°
/is kwam. Onder den
invloed van den vasten Dollarkoers in Londen:
4.863214-4.8562-4.8570 heeft de Dollar hier ook
een stijging te zien gegeven: 2.49-2.4923, Marken
kwamen van 59.21. op 59.23 en konden zich met kleine
afwijkingen op dit peil handhaven. (Dollars tegen
Marken 4.2055-4.208234). Fransche Francs schorn-
melden rond cle 9.761′ (Ponden tegen Francs 124.-
-123.94). Belga’s eerder aangeboden; van 34.77 kwa-
men zij op 34.71. Zwitsersche Francs lager: 48.09-
48.67
34.
Li res on veranderd 13.0314. Peseta’s hoogst
onzeker: 25.15-24.10-24.90-24.65. Yen vaster:
1.2334. Rupees:
8915/i6.
Rio bleef aan den lagen kant:
0.2114. Daarentegen Argentijnsche Pesos hooger:
79.-.—. Ook Uruguay-Dollars beter: 1.73. Flauw was
cle Pernaansche Sol, die circa 0.6714 noteerde.
Op de termijnmarkt veranderden Ponden en Mar-
ken slechts heel w’einig. Alleen termijn-Dolars w-
ren veel lager; zij noteerden tenslotte voor 1- en 3-
maands resp. 20-19 en 40-38 punten disagio.
LONDEN, 16 FEBRUARI 1931.
Er ontwikkelde zich verleden week een sterke vraag
naar geld, mede door de uitgifte van enkele leeningen,
waaronder vooral de nieuwe Indische Leening tijde-
lijk geld aan de markt onttrok.
De Bank van Engeland, weljce enkele dagen tevoren.
als verkooper van wissels was opgetreden om het
particulier disconto op een beter niveau te brengen
en te houden, zag zich daarom nu genoodzaakt als
kooper op te treden om te vermijden, dat de markt
bij haar geld moest leenen.
Disconto werd door een en ander op 234_2h/is ge-
houden, terwijl de invloed ook op de vreemde deviezen
Francs en Dollars gunstig was. Eene merkbare wij-
ziging door een verscherping van de onzekere stem-
ming trad echter in na cle ernstige waarschuwing
van den Minister van Financiën, Snowden in het
Parlement op Woensdag tot cle Britsche Natie en
meer nog misschien tot zijn eigen partijgenooten
gericht.
Francs en vooral Dollars reageerden hierop in on-
gunsti.gen zin, waardoor disconto nog verder aantrok.
Heden sloot de koers op 2
5
/s pOt.
166
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1931
NAAR AANLEIDING VAN HET
WERKLOOSHEIDSDEBAT.
liet groote werkloosheidsdebat, dat de vorige week
in de Tweede Kamer is begonnen naar aanleiding
van de interpellaties van de Kamerleden L. de Vis-
ser en Dr. J. van den Tempel, geeft ons, ook al is
het nog niet beëindigd op het oogenblik, waarop wij
d.it schrijven; en ook al moet er nog over verschillen-
de moties worden gestemd, aanleiding tot enkele op-
merkingen.
in de eerste plaats dan bleek van eenig meenings-verschil over den feitelij ken omvang der werkloos-
heid. Dat deze zeer ernstig is, was
in confesso.
Ook
mag worden aangenomen, dat de werkloosheid nu
veel grooter is, dan zij in vroegere jaren hier te
lande is geweest. In liet vroeger door ons besproken rapport over ,,Workverruiming”, samengesteld door
ee:ne Studiecommissi.e uit de S.D.A.P., werd het maxi-
mum aantal werkloozen gesteld op 120.0.00 â 140.000 ‘).
Thans varieeren de schattingen tussehen 150.000 en
200.000. Volgens eene mededeeling van den Heer
Ant. Folmer, .[)irecteur van den Rijksdienst der Ar-
beidsbemiddeling en Werkioosheidsverzekerin, die op
10 dezer voor cle Ohr. lijst. Kiesvereeniging te Sehe-
veiiingeu eene rede ovd het werkloosheidsvraagstuk
hield, en die ambtshalve goed op de hoogte moet.zijn,
bedroeg het cijfer van de mannelijke werk.loozen in
Januari jl. 110.000 ). Vermoedelijk zal men dus voor het huidig oogenblik met eene schatting van 200.000
niet te ver van de waarheid zijn, hetgeen ook de
Premier in zijne beantwoording van de irrterpellaties
in de Tveede Kamer te kenen gaf, toen hij zeide,
dit cijfer niet ernstig te willen betwisten.
In aansluiting bij hetgeen wij hieromtrent vroeger
schreven (zie laatstelijk E.-S.B. van 28 Januari ji.),
vermelden wij hier even den loop van den Nederland-
schen iverkloosheidsindex in de laatste maanden van
het afgeloopen jaar, vergelken niet de overeenkom-
stige maanden in voorgaande jaren. :De cijfers spmken
een duidelijke en voorshands weinig opwekkende taal.
Nederlandsche werkloosbeidsindex.
Jaar
Juli
Aug.
1
Sept.
Oct.
Nov.
1
Dec.
1925..
7,-
7,2
6,5 6,2
7,9
13,8
1926.
5,7
5,9
6,-
6,2
7,6
10,3
1927..
5,6 5,4
5,6
5,5 6,9
12,7
11)28..
4,2
4,1
3,8
3,8
5,-
9,6
1929..
2,4 2,5 2,5
2,7
4,2
9,8
14)30..
5,2 5,8 6,5
7,8 10,2
N
Est solamen miseris socios ha.buisse malorunr’I
Deze ioratiaansehe uitlating stond blijkbaar den
Mi-
riister voor den geest, toen hij den ook z.i .Sd,hameien
troost bracht, dat het bij anderen. nog erger i.s dan hij
ons en daarbij inzonderheid verwees naar Duitschland.
:[nderdaad is het percentage werklooze.n ten opzichte
van de totale bevolking zoowel in :Duitschlana, als in
Engeland buitengewoon veel ongunstige.r dan ten
onzent, zelfs al stelt men het aantal bij ons op 200.000.
Ook enkele kleinere landen, zooais bijv. Oostenrijk,
zijn in veel slechter positie dan wij, en zelfs Italië ziet, ondanks krachtig streven van de fascistische
Regeering, geen kans om te ontkomen, aan ernstige
crisiswerkloosheid, al is deze ook, niar het ons voor-
komt, percentsgewijzc niet zoo groot als ten onzcnt.
Enkele cijfers, in hoofdzaak ontleend aan het Bulletin
Me.nsuel cle l’Office Permanent de l’Tnstitut Interna-
tional de Statistique, geven van het absolute getal
werkloozen aan liet einde van December.jl., verge-
leken. met het vorigé jaar, een beeld; curiositeitshalve
hebben wij er liet cijfer van het gehenedijde Frank-
rijk aan toegevoegd, dat ons met zijn ruim 17 duizend werkloozen per einde November ji. een waar :Dorado
schijnt.
1)
Zie blz. 23 van dit rapport, door ons besproken in
Ec.-Stat. Berichten van 24 Sept. ji.
Zie N.B.C. 11 Febr. ji., Ocht. Bi. C.
INHOUD.
Blz.
NAAR
AANLEIDING
VAN
HET
WERICLOOSHEIDSDEBAT
door Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart ……….
166
Wetsontwerp tot aanvulling en wijziging van de lee-
ningwet 1914 en heffing van opcenten op den tabaks-
accijns op cigaretten door
Prof. Mr. Dr. A nt. van Gun
167
Richtlijnen bij het goederentariefwezen der spoorwegen
II
(Slot)
door
S.
A.
Reifsma
………………..
170
Toestand en vooruitzichten der petroleumindustrie in
de Vereenigde Staten bij den aanvang van 19311 door
Dr.
1Vjjhfm
M(tutne.r
……………………..
1
72
De intrekking van de zilverbons door
Prof. Dr. 0. A.
Verrijn.
Statart
…………………………….
175
Mededeelingen van den Dienst der Gemeente Handels-
inrichtingen van Amsterdam in zake het verkeer in
1930
in
de Amsterdamsche
zeehaven
en de lucht-
haven
,,Schiphol” …………………………..
176
Is eene termijnLnarkt voor suiker op Java wenschelijk?
door
A.
Vols ………………………………
178
AANTEEKENINCEN:
Indexeijtera van scheepsvrachten
……………..
179
Kosten van het levensonderhoud bij arbeidersgezinnen
en gezinnen van meergegoeden te Amsterdam.. ..
180
INGEZONDEN STUKKEN:
Het Invaliditejtsfonds door
Dr. J. van Hoorn
met
Naschrift door
J. P. C. Wagner
…………..
181
Ontvangen
boeken
…………………………..
182
STATISTIEKEN
EN
OVERZICHTEN
…………….182-188
Geldkoersen.
Bankstaten.
Verkeerswezen.
WIsselkoersen.
Goederenhandel.
Duitsch-
land
Groot-
Brittannië
1
Frankrijk
Italië
Oostenrijk
Onderst.
Totaal
1
lngeschr.
Geregistr. Onder-
volledig
aantal
1 bij arbeids-
volledig
steunde
werkloozen
werkloozen(
beurzen
werkIooz
n
werkloozer
1.984.811 11.286
408.748 226.567
Dec.’-29
1.344.000
Dec.’301
2
.
832
.7
3
81
2.500.000
17.763
1
)
642.169
294.845
1)
l’er November 1930.
Verschillende principiëele standpunten in het
werkloosheidvraagstuk kwamen bij het debat tot uit-
drukking. Tegenover het streven van hen, d.ie de
werkloozenuitkQeringen willen opvoeren om daardoor
de consumptieve kracht der arbeidende klasse zoo-
veel doenlijk op peil te houden, staat het standpunt
der Regeering, die blijkens de regeling van begin
Januari wel gevoelt voor nooduitkeeringen, maar,
afgezien van extra uiticeeri.ng gedurende zes weken
aan daarvoor in aanmerking komende werkloozeukas-
sen (circulaire van einde Januari) deze nooduitkee-
ring aan allerlei beperkingen bindt en haar in geen
geval beschouwd wenscht te zien als een bijdrage,
waarop degene, wien zij wordt toegekend, eenig recht
zou kunnen doen gelden; duidelijk komt dit uit in
de volgende passage uit de desbetreffende bepalingen:
,,Voor ondersteuning komen slechts in aanmerking die-
genen, die zich het noodzakelijk levensonderhoud niet kün-
nen verschaffen, terwijl slechts in zoodanige mate steun
wordt verleend, als niet liet oog op de behoeften en cle om-
standigheclen van den ondersteunde noodzakelijk moet
worden geacht.
,,Niemand kan aan deze regeling e:nig recht op onder-
steun Ing outleenen.”
Van verschillende zijden is erop gewezen, dat hier-
door de steunverleening het karakter van bedeeling
zou. hebben gekregen. De Minister loocheude dit, doch
liet er in ién adem
0])
volgen, ,,dat beginselen van
goede armenzorg en van goede steunverleening geheel.
dezelfdezljn”. M.a.w., het geheel draagt het karakter
van een bui tengewonen maatregel, weiks toepassing
van geval tot geval zal moeten worden overwogen.
Dat lijict ons liet juiste beginsel. Tegen de nadere
uitwerking moge men bezwaren hebben, het uitgangs-
punt zelf schijnt ons in dit opzicht juist. Bedenkin-
gen zijn er overigens wei. Zoo lijkt ons om te begin-
nen de maximum duur van de steunverleening vrij
lang, daar deze neerkomt op circa een jaar. Beter
ware het o.i. geweest om eerst cciie regeling voor het
18 Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
167
eerste halfjaar te maken en daarna eens te zien, hoe
cto toestand zich zal hebben ontwikkeld. Momenteel
zicti wij nog niet veel hoopvols in de situatie, maar
– wij merkten het hij cciie vroegere gelegenheid al
eens
01)
– de historie heeft geleerd, dat de hoogte-
1)ulItell van een werkloosheidsgolf meestal circa an-
derhalf jaar na een conju.nctuuromslag komen; wij
zouden dus, als dat ook nu opgaat, dezen zomer al in
een beteren toestand moeten komen. Daarom ware
een regeling voor korten tijd beter geweest, dan die
welke de Regeering thans heeft getroffen. Weliswaar
kan men ook aan de hand van de bestaande regeling
de uitkeeringen verminderen of doen af1oopen, zoo-
dra do toestand verbetert, maar het schijnt ons toch
gemakkelijker om in te binden, wanneer men na een
half jaar gedwongen is cciie geheel nieuwe regeling
te treffen, dan wanneer men op den grondslag van
eene oude regeling moet voortwerken.
Ook rijst de vraag, of een maximum uitkeering van somtijds meer dan 70 pOt. van het normale loon voor
gehuwden, zooals blijkens het antwoord van den Mi-
nister mogelijk zal zijn, niet het gevaar niet zich zal
brengen, dat de lust om werk te zoeken verslapt. Wij
kunnen daaromtrent geen voorspellingen doen, doch het lijkt ons, dat hier moeilijkheden kunnen rijzen.
Dit geldt temeer, wanneer men met ons van mee-
ning is, dat de schrikbarende omvang van de werk-
loosheid hier te lande eene verlaging van het loon-
peil, inzonderheid in de .,beschutte” beclrijv en, drin-
gend gewenscht maakt. Wij kunnen aan het verloop
der wereldcrisis heel weinig doen, maar wat wij wel
kunnen, dat i: orde houden op onze eigen zâken.
Dat wil in dit geval zeggen: efficiënt en goedkoop
roduceeren. Samenwerking van producenten, een
vraagstuk, dat de vorige week door den Heer van
Woorden in onze kolommen is besproken, kan daar-toe voortreffelijk zijn, maar daannevens zal men aan
verlaging van de geldelijke belooning van de arbei-
ders niet kunnen ontkomen, als men tot een spoedige
uitbreiding der werkgelegenheid wil geraken. Komt mcii langs dezen weg tot eene ruimere productie op
basis van verlaagde kosten, zoo zal het daarnaast zaak
zijn, dat – liefst door onderling overleg van produ-
centen en distribuenten – eene daling van den klein-
handelsprijs wordt doorgevoerd, welke laatste mede
afhankelijk is van loondaling in den distributiehan-
dci en vami verlaging van Overheidstarieven, die hun-nerzijds weder voor een niet onbelangrijk deel samen-
hangen met de bonen in den publieken dienst.
Wordt nu volgens de bovenaangegeven lijnen eene
loondalung doorgevoerd, zoo zal dit weliswaar weer tot
herziening van de toegekende uitkeeningen moeten
leiden bij die arbeiders, die niet aanstonds van de
toegenomen werkgelegenheid profiteeren, maar de
kans schijnt niet gering, dat er clan heel wat wnijving
te overwinnen zal zijn, en dat juist voor de over-
gangsperiode een percentage van 70 pOt. te hoog zal
blijken.
Men vatte het bovenstaande overigens niet op in
deren zin, dat wij den werkloozen hun steun zouden
misgunnen, omdat zij het ,,te goed” zouden hebben. Maar wel komt het ons voor, dat tegenover ernstige
sociale cuvelen, zooais die zich thans voordoen, kracht-
dadige geneesmiddelen noodig zijn. Loonverlaging is
een hard middel, maar, wanneer het helpt, en
daaraan twijfelen wij niet, als het middel wo:rdt ge-
bezigd op de juiste plaats en in den juisten omvang
– dan is het beter dan het ontstaan van chronische
werkloosheid, als waaraan Engeland zijn economische
positie in de wereld ziet te gronde gaan.
Daarom is het o.i. te betreuren, dat de quaestie
van de loonhoogte niet met meer klem in de Tweede
Kamer naar voren is gebracht. De Minister toonde
zich teleurgesteld, dat er over deze aangelegenheid
nog zooveol meenungsvenschil tusschen de economisten
bestaat, maar koos zijnerzjds geen partij. Ook van
andere
zijde
hebben wij in de persverslagen nog geen
stem in de richting van loonverlaging vernomen.
Wel echter werden enkele andere zeer bedenkelijke
klanken gehoord. Dc 1-leer Bongaerts nam het voor
het denkbeeld op om een zekeren loontoeslag aan on-
dernemers toe te kennen teneinde hen te prikkelen
meer arbeiders in dienst te nernén.
Als iets ooit moordend voor ons bedrijfsleven zou
kunnen zijn, dan ware liet wel de volvoering van
deze Nederlandsche editie van het onlangs voor
Duitschland verkondigde plan van Minister Dietrich.
in tijden, waarin het aanbod op do arbeidsmarkt tot
en bepaald loonpeil niet te plaatsen is,en waarbij
de ondernemers kennelijk in het tewerkstellen van
arbeiders geen voordeel zien, is het geven van premie
uit de schatkist aan de ondernemers om werklieden
aan te stellen niet anders dan het stelsehnatig dek-ken van verlies in de ondernemingen door den be-
lastingbetaler. Zulks leidt, indien het al een tijdlang
vol te houden zou zijn, onivermijeljk tot het chro-
nisch maken van de kwalen, waaraan ons land thans
buiten
zijn
schuld lijdende is. Al is het niet aan te
nemen, dat de Regeening een dergelijk bedenkelijk
stelsel over de geheele lijn van het Nederlandsche be-
drijfsleven zou gaan toepassen, zoo is liet toch goed
om zich de gevaren daarvan tijdig te realiseeren, want
in wezen bestaan deze gevaren evenzeer, wanneer men
het toeslagstelsel in den vorm van een subsidie toe-
past op één enkel bedrijf of ééne enkele onderneming,
als wanneer men dit over de geheele lijn doet.
* *
*
Tenslotte nog een enkele opmerking over de be-
spoediging van de uitvoering van openbare werken
in dezen depressietijd. Wij hebben op de wenschelijk-
heid van zulk cciie versnelde uitvoering reeds meer
dan twee jaar geleden in dit weekblad gewezen (zie
E.-S. B. van 19 Dec. 1028), en zijn er ook later meer-
malen op teruggekomen (zie o.a. ons artikel ,,Sy,ste-
matische Uitvoering van Overheidswerken” in E.-S. B.
van 3 Sept. 1930).
Het liberale Kamerlid Dr. Vos heeft hierover ji.
Vrijdag eene motie ingediend, luidende: ,,De Kamer,
van oordeel, cltt de ernst der crisis bijzondere maat-regelen ten opzichte van werkverruiming noodzake-
lijk maakt, noodigt de Regeering uit de uitvoering
van openbare werken, zooals de aanleg van: wegen en
bruggen over kanalen en rivieren, zooveel mogelijk
te bespoedigen.”
Hoewel men de resultaten, van een dergelijk ver-
sneld tempo van uitvoering der publieke werken niet
moet overschatten, is het toch zeker aanhevelens-
waard, dat aan deze zaak meer aandacht wordt ge-
schonken, dan totdusverre ian het Departement van
Waterstaat blijkens de woorden van den Premier is geschied. De Minister wees — bij afwezen van zijn
ambtgenoot van Waterstaat – op zekere praktische
bezwaren, maar wij hebben sterk den indruk, dat de
werkwijze van liet Departement van Waterstaat niet
in het minst is ingesteld op eonjunctuurgolveri. en
ziek daarop thans door ambtelijke sleur ook niet laat
instellen. Een beetje frissche wind en wat meer kijk
op de dynamica van het economisch leven zöu in dit
opzicht zeker niet schaden.
G. M. V. S.
WETSONTWERP TOT AANVULLING EN WIJZIGING
VAN DE LEENINGWET 1914 EN HEFFING VAN
OPCENTEN OP DEN TABAKSACCIJNS
OP CIGARETTN.
Dit wetsontwerp lijkt, ivat de formeele regeling be-
treft, vol vergissingen, terwijl het ook weinig aan-
trekkelijk is wat den matenieelen inhoud betief t. Be-
zien wij eerst de formeele regeling. Blijkens dc toe-
lichting strekt het wetsontwerp om den sedert 1924
afgesloten crisisdienst
weder
open te stellen. Dat
klinkt vreemd in de ooren van dengene, voor wien
liet vaststaat, dat er nooit• een op de wet (of zelfs
188
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1931
op eenig Koninklijk Besluit) gebaseerden erisisdienst
bestaan heeft, ja dat zelfs in 1914, toefl men dien en-
sisdienst dan zoude hebben ingesteld zulks, blijkens
een rede van cien Minister van Financiën Treub,
op
–
zetteliji; niet gedcwn is. (Elancielingen 1914115 bldz.
273/274). Maar, zal men wellicht zeggen, in de wet
van 15 December 1927 (Stbi. No. 378) tot afsluiting
Van den crisisdienst over cle jaren 191.4-1924 cr1 tot
regeling van deafboekirig van de nadeelige sloten
der algemeene relceni.ngen van de S taatsontvarigsten
en uitgaven van de clinstjaren 1 910-1924 wordt dan
toch een crisisdienst bij de wet afgesloten met een na-
deelig saldo van
,f
1.353.322.200 en worden middelen
aangewezen tot dekking van dat tekort. Er moet, clan
toch wel een crisisdienst zijn geweest. Mijn antwoord
is, dat die woorden in cle wet van 1927 alleen aantoo-
een, dat men aan F iianciën destijds reeds cle lcluts
kwijt was omtrent het juridische karakter van den
zoogenaaïncien e:risisdienst, waarvan in en na den oor-
logstijd in de Millioenennota spralce is geweest. Want
evenmin als er véér de invoering van (le nieuwe
Coniptabiliteitswet 1027 ooit een ,,ijui tengewone
dienst” heeft bestaan en clers clan al .s den kgewrocht
van cle Ministers van Financiën tot verduidelijicing
van de cijfers van hun Millioeneniota, evenmin heeft
er ooit een officiëele cnisisdienst bestaan, waarvan
de wet de rekening kon afsluiten. Wat bij de wet van
lii December 1027 bovenvermeld geschiedde, was
niets dan voor een zeke:r gedeelte der op cle algemeene
begrootingsuitgaven der jaren 1910—-1924 ontstane
tekorten dekking aanwijzen. Gaan wij eens na vat
er iii het ei ncle van 1914 ter zalce werkelijk geschied is.
De kosten van de nieutrahiteitsimrg begonnen reeds
tegen het einde van 191.4 de uitgaven, ten laste der
algemeene staatsbegrooting lcomende, in die mate
boven de loopende inlcornsten op te drijven, dat de
vloftencle schuld, welke nood ig was om in de kasbe-
hoef ten te voorzien, angstweklcencl ging oploopen. Een
heffing ineens van honderd millioen of inecr was de
leuze, dli.e van verschillende zijden werd aangehcven.
De Minister van Financiën T
..reul) zag daarin geen
heil. Hij koos den weg van een leening van f275 mii-
lioen niet invoering tevens van een. aantal nieuwe hef-
fi ngen (opcenten op bestaande), welker opbrengst de
kosten van rente en van aflossing binnen een betrek-
keljk kort tijdsverloop dier leening. zonde dekken.
Bestemmingsheffirigen zouden dit dus zijn ; en om te
zorgen, dat de opbrengst niet door de algemeene staats-
middelen zouden loopen, werd b:ij de wet, die cle inach-
tiging tot het aangaan der leening en de invoering
dier heffingen regelde een ver., cle algemeene staats-
begrootng afgescheiden Fonds: liet Leeningsfonds,
ingesteld, ten laste waarvan
cie vit
de
leenirbg
voort-
vloeiende icosten (rente, aflossing en onkosten) en tea
bate waarvan de opbrengst der tijdelijke bijzondere
oonlogsheffi ngen zonde word en gebracht.
Er is destijds zeer ernstig overlegd, of niet aaii dit,
buiten cle algemeene staatsbegrooti ng staande, nieuwe
Fonds een ruimer doel zonde worden gegeven met
name, of niet de extra-uitgaven tengevolge van den
oorlog, kortweg ,,enisis-uitgaven” genoemd, ten laste
van het Fonds en dan ook de opbrengst der leening
zelve ten bate daarvan zoudc worden gebracht. Om
twee redenen liet men liet achterwege. Vooreerst leek
liet wenschelijic de financiering der leeningsuitgaven
niet te enibroeifleeren door in hetzelfde fotids
09
te
nemen cle financiering (aanvankelijk alleen door lee-
ning) van. de cnisisuitgaven zelf. Aan dit bezwaar
ware natuurlijic tegemoet te konieri geweest door twee fondsen, één voor el.lc der beide cloleincIen, in te stel-
leti. Maar tegen afscheicling van iie er.isisuitgaven. van
de algeiiieene u itgaveri was een tweede belangrijker
bezwaar nl. riet men clan een criterium voo:r de crisis-
uitgaven moest stellen, waaraan de Algemeene Re-
kenidamer kon toetsen, of zelcere uitgave ten laste der
algemeene rijksbegrooting dan wel ten laste van het
– dan in te stellen – Orisisfonds moest worden ver-
eveiid. Voor
ccii
aantal tengevolge van den oorlog
ontstane bijzondere uitgaven ware zulks wel te doen
geveest, nl. door ccii nauwkeurige omschrijving van de
crisis-uitgaven in cle begrooting van dat crisisfonds.
Maar destijds waren de erisisiiitgaven bijna geheel
uitgaven dIer :DeJ)mLiteIi1enten van Oorlog en Marine
en zij bestonden niet zoozeer in een.nieuwe soort van
uitgeven, gemakkelijk van de normale te ondericen-
non, als wei in :reusaehtige uitzetting der normale
uitgaven, liet Departement van Oorlog bij’. koopt
ook iii vredestijd meel voor de bakkerijen, lalcen voor
de uniformen, maar ging nu. tienmaal zooveel meel
en laken koopen en men kon bezwaarlijk aanwijzen,
welk meel of laken gekocht werd, tengevolge van
cle oorlogsenisis en welk toch zonde geicocht zijn.
Daarenboven deed de crisis ook gewone uitgaven
stalceri of inknimpei:t en liet ware niet redelijk geweest
om wat aldus uitgespaarcl werd, niet iii mindering te
brengen van de c risisu.itgaven, che voor dekking door
erisisleeningen of andere crisisontva.ngsten. in aan-
merking kwamen. Men vergete niet, dat de splitsing
(lor uitgaven in clie, welke ook zonder den oorlog zou-
den zijn gedaan en ciie, wei ice van den oorlogstoestan d
liet gevolg waren, hoofdzakelijlc ten doel had niet den
kijic
0])
den loop van den gewonen dienst te verliezen.
Daarom werden ook bedragen, met welke men ‘er-
onclerstelde dat de opbrengst der middelen achter-
uitgegaan waren tengevolge van den oorlog, als crisis-
uitgaven, aangemerkt oni te zien hoe bijv. de begroo-
ting voor 1915 er zoricle:r oorlog zoude hebben uitge-
zien. Kortom de cri.si.suitgaven waren voor een belang-rijk deel niet concrete oitgaven, doch een naan, gegeven
aan rceicere bedragen, waarmede cle algemeene uitga-
ven tengevolge van de crisis de normale uitgaven over-
troffen. in de elf jaren, waarin cijfers werden ver-
nield omtrent de extra-uitgaven tengevolge van de
crisis is noch hij l)et i)epartement van Oqrlog noch
bij dat van Marine Qoit een. speciale uitgave als crisis-
uitgave beschouwd. De ,,crisisu itgaven van Oorlog”
beteekende.n liet totaal-bedrag, waarmede cle uitgaven
van cl a. t :Dcperteme it cle soni te boven gingen, clie
maat zoo nauwkeurig mogelijke ramingen door liet
i)epa’rtenient zoude zijn verbrui.lct, ware er in liet ge-
heel gee.n oorlog en na-oorlogstijd geweest.
liet is duidelijk, dat voor zulke crisis-uitgaven geen
afzonderlijic fonds noch een’ wettelijic afgescheiden
uitgavengroep 1 ri de algemeene begrooting kon wor-
den ingesteld. Men besloot dus de splitsipg der uit-
gaven in normale en crisis-ui.tgmiven niet in de be-grooting tot uiting te brengen doch — evenals sedert
1878 niet de buitengewone uitgaven was gedaan –
een, fictieve rekening in de Milli.oenennota’s en bij-
lager d.aarvaii op te nemen. WTellce rekening natuur-lijk een zaak was, die voor cle verantwoording van ‘de
onderteelcenaars dier nota’s zoude blijven en slechts
een toelichtend karakter zonde hebben. (En. natuur-
lijk clesgelijks voor de gaandeweg in het leven geroe-
pen crisisontvangsten (Oorlogswinst,belasting en Ver-
dccl igi ngsbela.stingen) die wel te onderscheiden zijn
van (ie ontvangsten van liet Leeningsfonds).
Regeering en Parlement begingen dus in 1.027 een
staatsreehteiijlcen en comptabelen flater, toen men op-
eens in een wet ging bepalen, dat zelcer bedrag aan
uitgaven (72 rniliioen) alsnog aan ee”, niet-wettelijk
doch slechts in Nota’s van den Minister van Finan-
ciën bestaanden crisisdienst zoude worden toegevoegd
en. ccii. rekenbig. ging afsluiten van eert dienst, die
nimmer officiëel bestaan had
1.)
.1.)
Schrijver dezes, die in 1927 hit
nni
het Parlement was,
vii
wien cle geschiedenis van cle,., cnisisdiènst beter” dan
iemand bekend was, hoeft deze ftater natuurlijk wel op-
gemerkt, doch hij cle geringe belangstelling, welke er voor
de forriieele regeling ‘der Financiën steeds blijkt en
wijl
het
tenslotte val, geen praktisch belang w’as, of ‘de wet dan wel
de Minister van Financië,i intern de eitidrekening van de
reken ing van ontvangsten en uitgaven cii ht nadeelig
saldo van den inofficiëelou crisisdienst vaststelde, gaf hij
zich niet cle moeite in breedvoerige uiteenzettingen te treden
en te trachten al wat in het ontwerp over den crisisdienst
18 Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
169
Dat er van 1914 tot 1924 geen crisisdienst heeft
bestaan dan in de Millioenennota’s evenmin als er van
1878 tot de invoering vn de Oomptabiliteitswet een
buitengewone dienst heeft bestaan anders dan als
een toelichting der eijfers door den Minister van
Financiën, schijnt ook nu nog niet tot het tegen-
woordige departement van Financiën te zijn doorge-
drongen., Anders zonde het niet spreken van
herstel
van den crisisdienst en van andermaal financieren
van de crisisuitgaven op de destijds (191.4) aanvaarde wijze. Want de werkelijkheid is, dat men wèl een wet-
telijken crisisdienst vil invoeren – zij het slechts
voor eenige jaren, gelijk men bij de Oomptabiliteits-
wet een op de wet berustenden buitengewonen dienst
(onder den naam Kapitaaisdienst) heeft ingevoerd.
Wanneer men nu echter kennis neemt van de voor-
gestelde regeling voor den nieuwen criisdienst, dan
ziet men eerst recht, dat men aan het Departement
van Financiën de in 1914 aanvaarde wijze van finan-
cieren van de crisisuitgaven niet kent. Want men gaat
nu de crisisuitgaven, di.e van 1914 af op de Rijksbe-grooting stonden en in de
toelichting
dier begrooting
d.i. in de Millioenennota’s een
derde
groep vormde
naast den gewonen en den huitengewonen kapitaals-
dienst, in de toekomst brengen ten laste van de begroo-
ting van het Leeningsfonds, waarop van 1914-1924 (en later vanzelf ook niet) nimmer een crisisuitgaaf
voorkwam en waarop zij krachtens den opzet van dat
Fonds ook niet behooren. Dat men zulks in den ver-
keerden waan doet dat tot dusver .de crisisuitgaven
over het Leeningsfonds liepen i), blijkt uit een pas-
sage in de Toelichting van het ontwerp, waar wordt
gezegd, dat ,,thans ‘eenie
nieuwe
crisisuitgaven ten
laste van het Leeningsfonds zullen worden gebracht”.
Wilde men den toestand 1914-1924 doen herleven
voor de uitgaven in verband met de ,,crisis-1930 en
volgende jaren” en daarbij dan tevens een wettelijke
basis aan de groep der Orisisuitgaven geven, die ze
vroeger niet had, dan had men de algemeene Rijksbe-
grooting in drie – in de plaats van de bestaande twee – uitgavengroepen moeten verdeelen en eveneens de
Middelenwet. Aan het Leeningsfonds ware dan slechts
de nieuwe functie toe te kennen geweest om de even-
tueele leeningen tot dekking der nieuwe crisisuitga-
ven gesloten, te financieren. Nu voert men onder
voorgeven iets dat bestond te doen herleven iets
geheel
nieuws in.
Het mooie plannetje om een saldo van
f
40 mil-
lioen, dat in 1944 in het Leeningsfonds zal zijn en
dat krachtens de wet op dat Fonds behoort te strek-
ken tot dekking van rente en aflossing van oude cri-
sisleeningen, te gebruiken om rechtstreeks nieuwe
crisisuitgaven te dekken, heeft op een verkeerd spoor
geleid. Alsof het tot dusverre zoo moeilijk was -ge-
bleken den wetgever ertoe te krijgen gelden – of ren-
ten van gelden – •v’an het Leeningsfonds aan hun be-
stemming te onttrekken en men het dus niet al te
veel in het oog moest doen vallen!
Een ontwerp strekken de om te doen wat men voor-
geeft te ‘doen, ni. doen herleven van den toestand der vroegere crisisjaren, zij het dan nu met een wettelijke
voorkwam ‘te verwijderen. Er viel over de materieelen in-
houd van het wetsontwerp genoeg te zeggen, ‘dat beter niet
verdronken werd in opmerkingen van formeelen aard. De
crisisdienst verdween nu toch!
1)
Men kan natuurlijk beweren, dat de rente en aflos-
sing en verdere kosten van de leeningen tot dekking van
crisisuitgaven ook een soort van crisisiiitgaven zijn. Maar
van
1914
tot
1924
heeft niemand ze tot de crisisuitgaven gerekend. Ze heetten als zulks te pas kwam uitgaven, van
het Leeningsfonds en vonden dan ook een andere dekking
dan de Crisisuitgaven, die alle in de Rijksbegrooting voor-
kwamen. Ook zijn de opbrengsten van de algemeene .hef
fingen voor het Leeningsfonds nimmer crisisontvangsten
ganoemd. Toen de opbrengst der Verdedigingsbelastingen,
die van 1916 tot
1920
rechtstreeks strekten tot dekking
van erisisuitga.ven ten bate van het Leeningsfonds werd
gebracht, hield zij op als crisisontvangst te worden ver-
meld.
basis,
1)
zoude zich kunnen beperken tot
tijdelijke
wij-
ziging van de artikelen 2 en 8 der Comptabiliteitswet
in dien zin, dat naast de groepen Gewone dienst en
Kapitaaldienst de groep Orisisdienst ontstaat. De kos-
ten van Tarwewet en Aardappelmeelwet kunnen dan
op Hoofdstuk V der Algemeene Begrooting Afdeeling
Landbouw Titel Orisisdienst gebracht worden en de
eventueele opbrengst van de opcenten Sigaretten-
accijns ten bate van Titel 0 van de Middelenwet. De
wijziging van de wet op het Leeningsfonds kan dan
uitgesteld worden totdat er een nieuwe crisisleening
noodig wordt geacht, of men over het saldo van dat
Fonds wil beschikken. Aldus geregeld blijft de zaak
eenvoudig en wordt geen nieuwe verwarring gesticht,
wat de voorgestelde artt. 1-1V van het ontwerp be-
slist wel doen.
Mijn conclusie is, wat de formeele regelingen in
het wetsontwerp betreft, dat
zij
blijken geven van ge-ringe bekendheid met de geschiedenis en het karakter
der wijze van financiering der oorlôgscrisisuitgaven,
welke geleid heeft tot een ontwerp met toelichting,
die rijk
zijn
aan verwarringen.
Wat nu l)etref t de materieele
zijde
van het ont-
werp, het voorstel tot tijdelijke heffing van 30 opcen-
ten op den accijns op’ sigaretten, moet ik erkennen
dat, acht men verhooging der belastingen met het oog
op de crisisuitgaven reeds nu noodzakelijk, men geen
meer in de
lijn
liggende en minder drukkende hef-fing kan voorstellen. Ik acht echter elke belasting-
verhooging met dat doel voorshands onnoodig en dus
te vermijden.
De jaren 1924-1929 zijn zeer gunstig geweest voor
de Staatsfinanciën. Zij leverden op den gewonen
dienst een overschot van meer dan
f
297 millioen,
hetwelk door het overschot van 1930 zeker tot boven
de
f
300 millioen zal stijgen. Daaraan gingen eenige
slechte jaren vooraf, maar over de elf laatste jaren
blijft toch het overschot nog ruim
f
250 millioen en
neemt men een langeren termijn van 21 ‘jaren, dan
komt men’ weder over de
f
300 millioen.« Al ware de
gewone dienst niet in de laatste jaren door het Lee-
ningsfonds gesubsidieerd in den vorm van groote
rentelooze voorschotten, die aan den gewonen dienst
een rentebesparing van totaal
f
50 á 60 millioen ga-
ven, dan nog zonde het totaal-overschot der laatste
jaren een zeer eerbiedwaardi’g bedrag beloopen. Het
Leeningsfonds is op
zijn
beurt tot het ‘verstrekken
dier rentelooze voorschotten (‘die voortaan gaandeweg
zullen afnemen) in staat gesteld, doordat het ook meer
aan belastingen heeft geheven dan voor het nakomen
van zijn zware verplichtingen van rentebetaling en
snelle aflossing tegenover zijn schuldeischers noodig
was.
De overschötten der ‘laatste jaren Ôp’ den gewon.en
dienst werden overigens verkregen hij een begroo-
tingsopzet, diè met betrèkking tot de splitsing van
ontvangten en uitgaven in gewone en buitengewone
en met betrekking tot de latente schuldvorming aan
den veiligen kant was. Die overschotten zijn niet het
gevolg geest van eenige toevallig gunstige gebeur-
tenis, doch van het binnenkomen van veel meer aan
belastinggeld en andere inkomsten dan een voorzich-
tig minister van. Financiën ‘bij heV ontwerpen der
begrootingen noodig achtte en ook van bezuinigingen op de uitgaven, op welke bij de betrokken begrooting
nog niet was gerekend. Die overschotten zijn in hoofd-
zaak voortgevloeid uit het voorzichtigheidshalve
zwaarder belasten
van de bevolking dan een goede
financiëele politiek eischte en dan,
had men het wil-
lens enwetens gedaan, gelet op de zwaarte onzer hef-
fingen,
zelfs
maar toelaatbaar zoude zijn geweest.
Wij mogen ‘dus zeggen, dat de Staat der Nederlan-
den in de laatste jaren onwillekeurig, ja tegen wil en dank, een flinke reserve, een flink appeltje voor den
dorst heeftgevormd. Niemand, die op den naam van
1)
Die nu zeer wenschelijk is, opdat .00k de Kamer mede
beslissen kan, wat als crisisuitgave zal worden
‘bcsehoi,vd.
170
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1931
verstandig finncier aanspraak wil maken, zal beplei-
ten om op grond van die reserves in de komende jaren
de blijvende uitgaven te verhoogen; terecht wees dan
ook de groote meerderheid der Tweede Kamer
1
een
motie af, die verhooging der blijvende uitgaven be-oogde! Men kan strijden over de vraag, of men met die reserve tot zijn beschikking, één of enkele jaren
mag toezien, dat de eenmaal bestaande blijvende uit-
gaven de bestaande blijvende middelen overtreffen.
(De Minister en de Heer van Vuuren streden daar-
over bij de behandeling van de verhooging van den
alcoholaccijns en persoonlijk ben ik meer geneigd tot
de zijde van den laatstgenoemde.)
Maar aan den anderen kant zal zelfs de voorzich-
tigste financier niet bezwaar kunnen maken om voor-
bijgaanden steun aan een in nood verkeerenden tak van volksbestaan – en blijvend mag die steun uiter-
aard niet worden – uit die groote reserve te dekken
en daarvoor dus geen nieuwe heffingen
in
te voeren.
Verzwaring vah lasten op cie bevolking, hetzij door
belastingen, die geheel in de schatkist vloeien, hetzij
(zooals met invoerrechten het geval is) door degenen, die ze in werkelijkheid dragen, deels aan de schatkist,
deels aan een inlandsche producentengroep worden
ten goede gebracht, of wel (zooals bij maatregelen tot
invoerbelemmering het gevalis) geheel aan die pro-
ducentengroep komen, al zulke verzwaringen van
lasten zijn in deze tijden naar
mijne
meening vol-
strekt te vermijden. Maar gelukkig worden zij voor
het verleenen van financie1en steun bijv. aan den
-Landbouw ook niet door een verstandig financiëel
beleid geëischt. Want als gezegd, er zijn reserves ge-
vormd buiten de bedoeling van onze voorzichtige fi-
naneiëele leiders om. Reserves op het juiste oogen-
blik in te zetten is de groote kunst van financiers
niet minder dan van legeraanvoerders. Ze op dat
oogenhlik te sparen kan een ‘grove fout zijn. Dat
oogenblik is voor den Staat der Nederlanden op f i-
nanciëel gebied gekomen.
Minister De Geer heeft indertijd met klem betoogd,
dat verlaging van den belastingdruk veel urgenter
was dan extra-amortisatie van Staatsschuld. In die
lijn is herstel van een klein brokje der extra-geamor-
tiseerde schuld ook verre te verkiezen boven weder
aan het verhoogen gaan der belastingen. Vooral nu
de maatschappij een ziekte kreeg, waarbij verlaging
der productiekosten in iedere richting het eenige ge-
neesmiddel is.
Dat de gevormde reserves niet in contant geld op
tafel ]iggen of als rekening-courant-saldo bij de Ne-
derl. Bank beschikbaar zijn, maar inmiddels natuur-
lijk zijn gebruikt om minder te leenen dan gewettigd
zonde, zijn geweest, of
om
extra
af te lossen, zulks
speelt geen rol. Wie dat als bezwaar zoude aanvoeren
tegen het aanwijzen van een klein deel dier reserves (met een tiende deel zal men reeds heel wat kunnen
doen) voor ste.un van den Nederlandschen landbouw,
verwart kaskwesties met den toestand der financiën.
Natuurlijk kunnen ook de eerste van groote betee-
kenis zijn voor wie zich
moeilijk
liquide middelen kan
verschaffen. Maar ik geloof niet, dat ieman’d beweert,
dat de Staat in dat geval verkeert.
T-let eenige wat dus voor de hoogere sigaretten-
heffing pleit, lijkt mij dat ze de minst afkeurens-
waardige is, die de Minister kon voorstellen.
VAN GIJN.
RICHTLIJNEN BIJ HET GOEDERENTARIEFWEZEN
DER SPOORWEGEN.
EI (Blot).
Reeds tijdens de spoorwegenquête van 1882 was men overtuigd, dat de wettelijke maximumtarieven
onzin waren en dat de dienst van het Toezicht in dit
opzicht best vervallen kon, immers de concurreeren-
de binnenscheepvaart zorgde wel voor het noodige
correctief
0)
0)
J. Boissevain. ,,De Nederlandsche Spoorwegen op het
Om nog een andere reden is het minimale zelfkôs-
tentarief – gesteld dit ware vast te stellen – voor
de
practijk
onbruikbaar en daarom geweken voor het
waardetarief, dat in gemengden vorm met het ruimte-
stelsel wel overal wordt toegepast. Dit tarief – logisch
uitvloeisel, van den regel, (lat het verkeer dragen
moet, wat het dragen kan – schept betrekkelijk groote
verschillen tusschen de vrachtbepaling van verschil-
lende ‘goederen, die overigens onder dezelfde omstan-
digheden vervoerd worden. Men heeft dit wel eens
onbilljk genoemd, omdat de kwalitatieve arbeidspres-
tatie door den spoorweg dezelfde bleef
bij
ongelijke
vrachtbepaling. Toch bestaat die onbillijkheid niet.
En daaruit is te verklaren, dat het systeem van de
hoogstmogelijke belasting, zooals Acworth het uit-
drukt, en dat leidde tot het waardetariefstelsel, be-
staat, altijd bestaan heeft en altijd weer tot uitdruk-king moet komen, zoowel hij staats- als bij particu-
liere spoorwegen
f0).
hoe zond erling het ook op het
eerste gezicht mag schijnen, het stelsel is niet alleen
in het belang van den spoorweg, doch niet minder in
dat van het publiek, omdat het de mogelijkheid schept,
dat door de meerdere winst op waardewl vc:rvoCr,
ander vervoer, dat anders achterwege zou moeten blij-
ven, mogelijk gemaakt wordt In het eerste verslag
der Arnerikaansche :[nterstate Cominerce Commission
(1887) vinden we de juistheid van het principe tegen
de oorspronkelijke bedenkingen verdedigd. In het
dagelijksch leven zien we op ander gebied dezelfde
principes; pri.jzeu berusten niet op de kosten van den
producent, doch op de waarde voor len consument;
bodemprijzen en hun natuurlijke uitvloeisels varieeren met de ligging, cI.w.z. met het nut voor den ‘bewoner.
in de belasting naar draagkracht zien wij een analoge
uiting van het beginsel.
Nu kan men bij spoorwegvervoer het door dc con-
currentie steeds verder in zijn consequenties verzacht
stelsel, niet tot het uiterste doorvoeren, omdat fliet
altijd is na te gaan vat een bepaald vervoer voor den
gebruiker voor waarde heeft en deze waarde dikwijls
wisselt met plaats en tijd. Talrijke goederen heeft
men in bepaalde klassen in de goederenklassificatie
samengevoegd, dan wel, zooals in Ncd.-indië, van een
bepaalden coëfficiënt voorzien, waarmede een bepaal-
de kilometrisehe standaardvracht vermenigvuldi gd
moet worden; terwijl weer afwijkende omstandigheden
in speciale tarieven belichaamd worden. Begrijpt men
dit goed,dan wordt het duidelijk, dat voor bepaald
vervoer transittarieven, welke nog altijd cenige winst
geven, worden toegepast. Zij hebben het dubbele voor-
deel, dat zij in de havensteden werkverruiming geven,
welke anders naar buitenlandsche plaatsen vloeit en
bovendien, dat zij bijdragen om, zij het in geringe
mate, de bedrjfsbaten op te voeren, hetgeen aan
andere vervoeren ten goede komt. Nu te concludeeren,
zooals tijdens de jongste begrooting van Waterstaat
plaats had, dat, omdat het uitzonderingstarief nog
net loonend was, ander vervoer van
soortgelijke
goe-
deren in ‘binnenverkeer tegen hetzelfde lage tarief
zou moeten geschieden, is al heel kortzichtig. De alge-
meene tarieven toch scheppen de algemeene rentabili-
teit, verlaging hiervan zou slechts tengevolge heb-
ben, dat de vracht van andere artikelen zou moeten
stijgen. De normale vrachten zouden de trttnsitoecle-
ren weer niet kunnen dragen als gevolg van dc con-
currentie. Toepassing van een star gelijicheidsbeginsol
zou leiden 6f tot verlies van toch nog altijd winstge-vend vervoer, waarvan ook andere deden van de na-
tionale industrie profiteeren, 6f, aan den anderen
kant, door niets gemotiveerd opbrengstverlies, met al de daaraan verbonden kwalijke en ver strekkende ge:
volgen.
Brengt men in de tariefklassen goederen van de-
zelfde handelswaarde, m.a.w. bepaalt de handelswaar-
–
Examen” in de
Gicis
van 1883 blz. 415: ,,De ware Raad
van Toezicht op de Spoorwegtarieven is de Waterstaat.”
10)
Grundzüge u.s.w. blz. 71.
1: Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHÏEN
171
de op
bepaalde plaats de tariefhoogte, gelijk in de
jöngste Kamerzitting door talrijke sprekers betoogd
werd? Allerminst! Dit zou ook strijdig zijn met het
tariefsysteem, dat de vacli.t zoo hoog is als het ver-
voer kan dragen. Met een enkel woord wees ik in de
Econornisch-Stafistische Berichev,
van 2 en 7 Januari
ji. reeds op dit dwaalbegrip. Wanneer een hoogst waar-
devolartikel op een plaats A per eenheid met x gul-
den betaald wordt en hetzelfde artikel is op een hijv.
100 KM. verder gelegen plaats even hoog genoteerd,
dan zal geen vervoer plaats vinden, zelfs al werd het
spoortarief tot nul gereduceerd. Vervoer zal alleen
van A naar B geschiedenals tusschen A en B een
waardoverschil van b—a gulden bestaat en het tarief
zoo hoog of zoo laag is, dat de vracht c een onderdeel
is van b—a, zoodanig, dat de vervoerder belang heeft
om te vervoeren.
Stijgt
c hoven een zeker bedrag dan blijft het vervoer achterwege en verdwijnt het econo-
misch nut van het bestaande vervoermiddel ten op-
zichte van het bepaalde artikel. Tezeifdertijd ook het
geldelijk voordeel voor clan spoorwegonderneiner, zoo-
dat diens eigenbelang reeds dadelijk meebrengt het
economisch nut tot de hoogste waarde op te voeren,
aus zijn vracht te verlagen. Hieruit volgt vanzelf hoe
moeilijk het hanteeren der tarieven is, hoe het een
juist oordeel van alle mogelijke factoren eischt, hoe het tenslotte ook wordt een aanvoelen van de meest
heterogene gegevens. Hoe weinig de tarifeering te
maken heeft met de intrensieke waarde van de te ver-
voeren goederen, moge blijken uit een volgend alge-
meèn gehouden voorbeeld. Tuinbouwproducten doen
op de veilingsplaats a gulden per ton, op de afzet-
plaats in het buitenland b gulden. Daartusschen. ligt
de marge voor den exporteur, welke aangegeven wordt
door de formule b – a, bestaande uit verzend- en ver-
pakkingskosten, spoorvracht, (bij uitvoer) statistiek-
recht en invoerrechten, afleveringskosten, tenslotte
ondernemerswinst. Het is duidelijk, dat de spoorweg-
ondernemer slechts een fractie van ‘h a bijv. c kan
opeischen, niet te hoog, want dan daalt de noodig ge-
oordeelde ondernemerswinst van den exporteur, niet
te laag, want dan daalt noodeloos de vracht, dus de
inkomst van den spoorweg, waardoor ander minder-
waardig vervoer weer onmogelijk wordt. Gesteld nu,
c is de juiste vracht, welke alle partijen hevredigt.
Wat geschiedt nu, gesteld, dat de exporteurs, die zich bijv. in een sterke organisatie vereenigd hebben, er in
slagen de veilingprijzen te drukken, zoodat a kleiner wordt en dus b — a, dat is de v-ervoerwaarde, groo-
ter? Moet dan de spoorweg, omdat de oorspronkelijke
producent geringer inkomst heeft, de vraçht verlagen
en zich tevreden stellen met een bedrag d, dat dus om
dubbele reden in wanverhouding komt met de ver-
voerwaarde, d.w.z. dus ook tot de winst van dengeen,
die van den spoorweg gebruik maakt? Natuurlijk niet.
En toch wordt dit dikwijls gevraagd en wil men den
transportdienst de nobele positie toede]en van red-
der in den nood, die rekening moet houden met fac-
toren, die met het vervoer in geen enkel direct ver-
band staan. Ontstaan werkelijke anomaliën, dan zul-
len deze in het vrije ruilverkeer zichzelf opheffen; de
spoorwegvrachten verdienen alleen dan herziening,
wanneer over geruimen tijd het verschil b — a, dit is
de vervoerwaarde, aan schommelingen van belang
onderhevig is. Alleen dan
krijgt
men voldoend constan-
te vrachten, waarmede door den handel bij de prijszet-
ting van een artikel te rekenen valt. En zou bij de vast-stelling van de vracht c, deze dalen tot een peil, waar-
bij vervoer niet langer loonend is of schade voor den
spoorweg beteekent, welnu dan is een zeer ongewensch-
te toestand voor den exporteur zoowel als voor den
spoorweg ontstaan, welke tot een crisis kan leiden en
welke men, d.i. de Overheid, onder omstandigheden kan
willen temperen. Maar daarvoor mogen, het werd
reeds boven betoogd, niet de spoorwegfinanciën ge-
bruikt worden, omdat dit weer zou kunnen leiden
tot een crisis bij de ijzeren wegen. Met het eene gat
zou het andere gestopt worden. Het gemeinwirtschaft-
liche beheerschprinoipe, als men dat in volle conse- quentie op abstrakt theoretische gronden zou willen
toepassen, zou een gebiedend halt toegeroepen worden.
Onze spoorwegdeskundige bij uitnemendheid, de
heer J. Th. Gerlings, heeft een halve eeuw geleden
reeds betoogd
t-
‘) in een artikel: ,,De Grondslagen der
Goederejtarieven”:
,,Welke is de vrachtpijs, die aan de behoefte beant-
woordt, en daardoor de nuttige werking van den spoorweg
tot de grootste hoogte opvoert? Het is die prijs, welke over-
eenstemt metde waarde, die het vervoer voor den belang.
hebbende heeft.”
Dit is geen specifiek-Hollandsch gezichtspunt. Nie-
mand minder dan Colson
schrijft
in zijn standaard-
werk
Transports af Tarifs (blz..
168 der uitgave van
1890)
,,Le prix total qui peut être demancl, pour un transport,
a pour limite suprieure la valeur de ee transport. Comme
tout’ objet de commerce, un transport déterminé a une
certaine valeur
;
cette valeur, c’est
1
augmentation de valeur
que le transport donne á l’objet transporté, e’est-lt-dire la
différence entre le valeur de eet objet au point de dépa.rt
et sa valeur au point d’arrivée.”
Richard Bloch vermeldt in zijn recente publicatie
Q
uestions de Chen’in de far,
études commerciales
(bladzijde 11. en 1.2 der uitgave van 1.921-1930) on-
geveer hetzelfde.
Ulysse Lamalle, exploitati.echef van de Nationale
Maatschappij der Belgische Spoorwegen denkt er
evenzoo over, zie hladz. 47 van zijn in 1929 verschenen
boek: Cours d’Ezvploitation des Chemins de fer.
Sherrington schrijft in deel II van zijn boek:
The
Econonsics of railtrcsnsport in Great Brita.i’n.
(uitgave
1928) op blz. 86 hetzelfde.
Uit het pas in 1930 verschenen boek
Principles of
Ra.ilroad Transporta.tion
blijkt, dat de Amerikaansche
schrijvers Emory R. Johnson en Thurman W. van
Metre dezelfde theorie huldigen (blz. 334 e.v.).
Duitsche tariefdeskundigen houden zich aan het-
zelfde grondbegrip, zi.e Franz Ulrich op blz. 39 van
zijn boeic Das Eisertbahntarifwesen ).
En de Oostenrijker Emil Rank vermeldt op blad-
zijde 125 van zijn in 1895 verschenen boek
Das Eisen-
bahntarifwesen in seiner Beziehun.g zu Vollcswirt-
schaft und Verwaltung
hetzelfde.
Zoo zou ik met citeeren kunnen doorgaan, ten be-
vijze, dat door alle spoorwegeconomen van naam de
vervoerwaarde en niet de handelswaarde op de plaats van afzending dan wel van bestemming, als integree-
rende factor wordt beschouwd, waarmede bij de tari-
feering rekening moet worden gehouden.
Onnoodig te zeggen, dat daarnaast nog tal van
andere factoren invloed op de vrachtprjzen kunnen
hebben,. als de vervoerssnelheid, volume, verpakking
enz. In dit verband kunnen deze echter buiten be-
schouwing gelaten worden. Het doel van dit artikel
is geen volledige-, zelfs geen heknopte handleiding
over het tariefwezen te schrijven; beschikbare plaats-
ruimte verbiedt dit ten eenenmale. Slechts eenige lei-dende beginselen werden ter sprake gebracht.
Kort samengevat kom ik tot de slotsom: tusschen
het gemeinwirtschaftlich en privatwirtschaftli(
,
h be-
heerschprincipe bestaat slechts een gradueel verschil.
Het eerste kan men allëen toepassen, wanneer het
spoorwegstelsel geheel in handen is van den Staat.
De laagste grens, waartoe men bij de tarifeering kan
gaan is die, waarbij de volledige rentabiliteit nog ver-
zekerd is; het is wenscheljk daar nog boven te
blijven. Het waardetariefstelsel, dat rekening houdt
met den regel, dat het tarief zoo hoog zij als
,,the
traffic can bear”, is
rationeel en juist. Oommerc.iëele
begrippen dienen bij het bedrijf den doorslag te geven.
Het spoorweg-eigenbelang stelt hierbij vanzelf de
12)
Economist
1883 blz. 397
en
410.
12)
Zie ook Prof. Dr. E. Sax.
Die Verlcelbrsmittel in
Volks- end Staatswirtschaft. III
Die Eisenbahnen, blz.
354 (1922)
en Dr. R. van der Borght.
Das Verkehrswesen,
blz.
87 (1925).
172
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1931
grenzen. Hulp aan industrieën enz. moet, indien deze
noodig is, om meerdere redenen, niet met spoorweg-
financiën plaats hebben.
De door Minister Reymer aan de Commissie sub
a
gestelde vraag, laat zich wat het algemeene doel be-
treft, thans gemakkelijk beantwoorden in dien zin, dat
het geen reden heeftom tot verlaging over te gaan,
dan wanneer mocht blijken, dat het exportter.ief in
absoluten zin te hoog is, m.a.w. wanneer het buiten
verhouding zou staan tot de vervoerwaarde. Of het
tarief in verhouding tot liuitenlandsche tarieven hoog
of laag is, doet niets ter zake. Zoovele factoren spre-
ken bij de verzekering der rentabiliteit van het be-
drijf een woord mede, dat een opstelling van binnen-
en buitenlandsche tarieven ,,an sich” hoogstens theore-
tische waarde heeft. Bij het trekken van vergelijkin-
gen moet men verder altijd kunnen nagaan in hoever-re aan protectionistische tendenzen tarifarischen vorm
gegeven is. Hierbij tast men veelal in het duister.
Veigelijking heeft alleen zin als de tarieven concur-
reerend vervoer bedienen.
Natuurlijk zal elke spoorwegmaatschappij, welke
commerciëel gedreven wordt, haar voelhorens tijdig
uitsteken en vrachtverlagiffgen invoeren, indien con-currentie dit wenichelijk of noodig maakt. Een stuur-
man aan den wal, die denkt, dat een spoorwegdirectie
uit boosaardigheid of in verregaande domheid een
nationale industrie door hooge vrachten, hooger dan
zij kan dragen, om hals wil brengen, is er totaal naast.
Eigenbelang is wel de sterkste stimulans om wakker
te blijven, uit te zien en de bakens met het getij te
verzetten. Men kan dit niet beter bereiken, dan een
bedrijf zooveel mogelijk vrij te laten en ondeskundige
inmenging te voorkomen. Voorlichting, publieke en
interne, bestaat er genoeg. En het staat als een paal
boven water, dat, als in den Spoorwegraad bewezen
was, zooveel zijn de veilirigsprjzen van tuinbouwarti-
kelen, zooveel de afzetprijzen, hij vervoerkosten als nu
geheven worden is een loonend exportbedrijf niet mo-
gelijk, daarentegen bij een lager tarief, dat nog altijd
voor den spoorwegdienst winstgevend is, wèl; dan
zouden de klagers een open oor gevonden hebben. Men
kan echter niet eischen, dat vervoer bewerkstelligd
wordt beneden de kosten, alleen om een bepaalde
klasse van producenten of tussehenhandelaars te hel-
pen – die hoogstwaarschijnlijk van dit in het water
geworpen geld geen enkl tastbaar resultaat zullen
rvaren. Vooral niet als men weet, dat het aan de
spoorwegen met ontzettend veel moeite gelukt is, de
hegrooting van het komende jaar kloppend te maken.
Daar komt nog bij, dat zich als hij eiken steunmaat-
regel in het gecompliceerde productieproces de vraag
voordoet, waar blijven tenslotte de gelden, komen zij
daar, waar zij bedoeld zijn, hij den producent, bij den
groot-, tusschen- of kleirihandel, hij den consument?
In de Econosnisch-S’ta.tistische Berichten
van 2 ce
7 Januari jl. toonde ik met cijfers aan, dat de besparing
op vrachtn
zbo
miniem is, dat zij zoo goed als geen
ge’icht in de schaal leggen, d.w.z., ik demonstreerde
dit met gegevens, ontleend aan Nederlandsche, Duit-
sche en Amerikaansche vrachten. Die hiermede niet
tereden is en zich niet vil laten overtuigen, raad ik
tenslotte de aandachtige lezing aan van Blochs
Ëtudes
commerciales des Cheirvins de f er,
van welk boek ik
reeds boven melding maakte. Is men dan doordrongen
van het feit, dat de vrachtprjzen van weinig of geen
invloed zijn op de goederenprjzen, dat de reguleering
het best geschiedt onder invloed van de concurrentie door andere vervoermiddelen en het eigenbelang der
Spoorwegen, dan is het aan geen twijfel onderhevig of dc tariveticommissie zal tot dezelfde conclusie komen
als de commissie voor de spoorwegenquête-Tak van
Poortvliet in 1882, welke de ontwikkeling van het
spoorwegwezen ten bate van het algemeen niet zocht
in uitbreiding van staatszorg, maar – zooals de heer
Gerlings het in 1883 in de
Economist
uitdrukte (blz.
533), ,,in de
vrije
werkzaamheden der onderneming
(en) naar commercidele begrippen”.
Utrecht,
312r31.
S. A.
REITSMA.
TOESTAND EN VOORUITZICHTEN DER PETROLEUM-
INDUSTRIE IN DE VEREENIGDE STATEN
BIJ DEN AANVANG VAN 1931.
I.
Geen enkele tak van het
bedrijfsleven,
al zou hij
ook de voornaamste zijn, mag aanspraak maken op het
privilegie van onveranderljke prijzen in een tijdperk
van algemeene prijsdalingen en zijn politiek door dezen
eisch laten beheerschen. Dit geldt voor de industrie
van grondstoffen en afgewerkte artikelen, voor kolen
eu ijzer en diamanten, voor .den landbouw zoowel als
voor de petroleumindustrio. De naaste belanghebben-
deii zijn ongetwijfeld geneigd, deze waarheid en de
daaruit voortvloeiende conclusie te vergeten, dat
maatregelen op het gebied der prjspolitiek, welke ook
door de verbruikers als gerechtvaardigd moeten worden
beschouwd – en daarin ligt ten deele de mogelijkheid
van het resultaat – slechts ten doel mogen hebben,
een teveel bij de prijsdaling te voorkomen en de laat-
ste zich geleidelijk te doen voltrekken in het raam van
den algemeenen teruggang. Een verder gaande beïn-
vloeding van den
prijs
ware nadeelig.
Ook de petroleumindustrie zal na de hevige prijs-
daling, welke haar het afgeloopen jaar heeft gebracht,
temidden van zooals algemeen wordt toegegeven,
hoogst onbevredigende prijzen voor nagenoeg al haar
voornaamste producten, haren blik niet te uitsluitend
op de feiten van het verleden moeten richten, wanneer
zij hare vooruitzichten en mogelijkheden beschouwt, maar op hetgeen onder een radicaal gewijzigde prijs-
structuur in den wereldhandel als bereikbaar kan gel-
den. Dit wil zeggen, zij zal in 1931 niet op een terug-keer van het (overigens zeker niet overdreven hooge)
prijsniveau van 1928 mogen hopen of daarop aanstu-
ren, zoomin als zij bijv. in 1923 op een terugkeer der
oorlogs- of na-oorlogsprijzen kon rekenen. Wel mag
zij van de gedachte uitgaan, dat het jaar 1931 door
passende maatregelen eeii correctie van een eventueel
al te hevigen prjsval •brengen kan. Een dergelijke
poging lijkt onder bepaalde voorwaarden niet zonder
kans op succes.
De prijsdaling der petroleurnproducten
was, zooals
het volgende overzicht toont, zeer sterk, zelfs sterker
dan de algemeene daling der prijzen:
Prijsontwikkeling van Petroleumproducten in de Vereenigde Staten
1928-1931.
($cents per Gallon
a
3.75
L.)
1928
1929
Ie
halfjaar
1930
Einde
Einde
Medio
Soort en Gebied
hoogste laagste
hoogste
laagste
hoogste
laagste
Sept.’30
Dec.
Januari
Benzine
58-60
U. S.
Motor E. P
4370
Oklahama ……
9.71
5.625
9.25 6.85
7.50 6.50
6.27
4.830
4.1925
id.
Californië
……
10.50
7.00
10.00
6.00
9.00
7.00
9.75 7.625
7.625
id.
Export
Golf …………
– –
8.50
8.25
8.50 8.00
8.00
5.1875
5.1875
id.
64-66 E. P. 375°
Export
id .
…………
– –
10.00 9.75
10.00
9.50
9.50 6.00 6.00
Aardgasbenzine
,,A
A”
Oklahama ……
10.75
4
125
8.00 5.50 6.50
5.00
6.00
3:00
3.25
Lampolie
41-43°
id
6.50
4.125
6.75
4.125
4.125
3.75
4.375
3.125
3.125
id.
45°
Pennsylvanië….
7.75
6.00
7.25
6.00 6.00
4.75
5.25
5.1875
5.25
Stookolie beneden
18
0
(per vat)
Oklahama ……
80.0
50.0
70.0
45.0
70.0
47.50
47.50
45.00
45.00
id.
15-20
1
(Bunkerolie)
p. v.
Californië……
100.0
85.0
85.0
65.0
70.0 60.0
80.00
65.00
72.50
Cylinderolie
150-160° Viscos
Oklahama ……
25.0
22.0
37.0
28.0
37.0 32.0
22.00
18.50
18.50
De
groothandels-index (Bureau of Labor Statistics) van alle goederen beliep
1928-1930
97.7,
96.5 en 86.4 (1926
=
100).
18 Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
173
Deze heeft bovenal teleurgesteld, omdat zij ten
sterkste in tegenspraak is met de pogingen en de on-
loochenbare resultaten der productiebeperkingen,
welke de
Duwolieproductie
in de Vereenigde Staten
van bijna 3.000.000 barrels per dag in den middenzo-mer van 1929 tot 2.611.000 barrels medio 1930 en tot
2.120.750 barrels einde 1930 hebben teruggebracht, terwijl de productie zich sindsdien op circa 2,1 mii-
lioen barrels •bewoog. Daarbij is de
potentieele pro-
ductie
der Ver. Staten zeer belangrijk hooger – hoe-veel hooger valt moeilijk te zeggen, daar de enorme
potentialen welke voor afzonderlijke bronnen en vel-
den, en daarmede ook voor de geheele industrie, wor-
den aangegeven, tenslotte slechts weinig zeggen om-
trent den mogelijken duur eener dergelijke enorme
productie, gesteld dat deze bij gelijktijdige productie
aller bronnen in beginsel mogelijk zou zijn.
Maar het verminderen der ruwolieproductie alleen
vermag niet alles te doen; het zou moeten worden ge-
completeerd door een vermindering in de productie,
vooral van het voornaamste product,
benzine.
Doch
dit is geenszins het geval, zooals onderstaande cijfers
doen zien:
Maanden Januari—November
1930 tegen
1930
1929
192 meer
(1000 barrels)
of minder
Ruwolieproductie der
V.
St.
829.280
926.406 – 97.126
Ruwolieverwerking d.
V.
St.
855.866
907.045 – 51179
Benzineproductie der
V.
St.
407.182
401.659
+ 5.523
De stijging der bénzineproductie vindt hare ver-
klaring in de verhooging van het rendement – in
October 1930 werd voor •de eerste maal in de Ver.
Staten een gemiddeld benzine-rendement van meer dan 50 pOt. (precies: 50,1 pOt.) bereikt, tegen 44,9
pOt. in de overeenkomstige maand van 1929. Deze
verhooging zelf echter is weder een gevolg van de
toenemende toepassing van het
kraken
en van de ook
daarbij bereikte verhoogde opbrengst. De jaren ge-
leden dikwijls gestelde vraag, of onder ongunstige om-
standigheden de petroleumindu.strie in plaats van met
de kostbare kraak-installaties (waarbij bovendien nog
menigmaal hooge licentie-rechten komen) niet liever
met raffinage-installaties zou werken, is thans door
de jongste ontwikkeling wel duidelijk genoeg beant-
woord
1)
De kraakmethoden worden daarenboven nog
steeds volmaakter en de rendementen steeds hooger
2).
Neemt men daarbij in aanmerking, dat het aanhou-
den van groote voorraden in op zichzelf,
reeds moei-
lijke tijden voor vele ondernemingen een probleem van
niet te onderschatten financiëele ‘heteekenis is, dat de
wensch, de productie onmiddellijk van de hand te doen
echter in een niet bijzonder kooplustige markt moet
worden verwezenlijkt, dan heeft men althans in hoofd-
trekken het antwoord op de vraag, waarom de
markt-
situatie
voor benzine (en andere petroleumproducten)
en hare prijzen zoo weinig beantwoorden aan hetgeen men geneigd is te verwachten, wanneer men alleen de
lage cijfers der ruwolieproductie beschouwt.
Het vraagstuk van het aanhouden, of liever nog van
het verminderen der
voorraden is
voor de petroleum-
industrie echter nog om andere redenen dan alleen
De kraakcapaciteit der in de Ver. Staten voorhanden
installaties (zijnde
1.589.200
barrels daags bij den aanvang
van het tweede .halfjaar
1930
en
1.589.600
begin
1931)
werd in de eerste week van Juli voor
70,7
pCt. benut en
in de eerste week van Januari
1931
voor
á6,6
pCt.
Op deze feiten en op den wenseh der belanghebbendan,
patent.oneeuigheden te beëindigen en licentie-onkosten te
besparen, is vermoedelijk de overname der ‘tJniversal Oil
.Products Co., eigenares van het door Jesse’
A.
Dubbs uit-
gewerkte en door zijn zoon (welken hij de voornamen ,,Car-
bon Petroleum” gaf) verder verbeterde Dubbs-kraakprocé-
dé,
door de Shell. Union Oil Co. en de Standard Oil Co. of California voor den prijs van
$ 25
millioen terug te voeren.
De Koninklijke Nederlandsche Petroleum Mij. heeft zich
overigens ook eenigen tijd geleden geïnteresseerd bij de
exploitatie van de True .Vapor Phase-methode der Petro-
leum Conversion Corp. en met deze samen de Nieuwe
Octrooi Mij., den Haag, opgericht.
wegens het vermijden van onkosten zeer belangrijk.
Groote voorraden ruwe olie beteekenen als potentiëele,
en groote benzinevoorraden als werkelijke quanta van
aanbod een factor, die de markt drukt. Nu is een ver-
midering der ruwolievoorraden van 539.837.000 bar-
rels op 1 December 1929 tot 518.170.000 barrels op
1 December 1930 zonder twijfel een zeer gewenscht
verschijnsel, doch deze verminderde ruwolievoorraden
beteekenen ingevolge de stijging van het rendement,
waarop het ,,O. & G. J.” de aandacht vestigde, nog
steeds een verhoogden potentiëelen benzinevoorraad
(hij een rendement van 45 pOt. kwamen de voorraden
einde 1929 overeen met 242,9 millioen barrels benzine;
bij een rendement van 50 pOt. evenwel de verminder-
de voorraden einde 1930 met 259,1 millioen barrels);
reden genoeg om op verdere vermindering der voor-
raden aan te dringen. Deze is echter slechts mogelijk,
wanneer in weerwil der opgevoerde rendementen het
verbruik aan benzine de uit de nieuwe productie ge-
regeld te winnen hoeveelheden overtreft.
De bewering, dat een berekening van het
te ver-
wachten benzineverbruik
en een daarmede in overeen-
stemming gebrachte productie van ruwe olie niet wel
mogelijk zou zijn, was in de laatste jaren, toen men
het toekomstige ‘benzineverbruik zeer nauwkeurig had
leeren schatten, niet meer van toepassing, en heden is
zij dit minder dan ooit. Want de petroleuinindustrie
beschikt daartoe over een zeer betrouwbaren wegwij-
zer: de nauwkeurige berekeningen van het benzine-
verbruik
in het winterhalfjaar October 1930—Maart 1931, en eveneens de hoeveelheden, welke rekening
houdende met dit verbruik, kunnen worden geprodu-
ceerd, om de benzinevoorraden op 1 April, dus bij den
aanvang van het zomerhalfjaar, tot niet boven 40,
hoogstens 45 millioen barrels te laten stijgen. Het
eerstbedoelde
cijfer
is dat van het Statistische Sub-
Oomité van het American Petroleum Institute (A.P.I.)
Economie Oommittee, het laatstbedoelde dat van een
door den Federal Oil Oonservation Board (F.O.O.B.)
ingestelde Commissie van ,,petroleum economists”. De
Board of Directors van het A.P.I. nam de uit beide
Rapporten voortvloeiende conclusies over en noodig-
de de petroleumindustrie uit hare benzineproductie
daarnaar te regelen. Slechts op deze wijze zou het
nioeljk zijn een catastrofe te vermijden, welke moest
komen wanneer de afzonderlijke, onbekommerd om
den toestand van de industrie als geheel, haar pro-
ductieprogram opstellende ondernemingen hare (uit
het antwoord op rondgezonden vragenlijsten blijken-
de) voornemen uitvoerden, ‘benzinehoeveelheden. te
vervaardigen, welke de voorraden per 1 April tot 18
millioen barrels zouden doen stijgen.
Enkele cijfers mogen toonen, in hoeverre de olie-
industrie tot dusverre deze wenken ter harte genomen
heeft. De ,,working stocks”, d.w.z. de noodzakelijke,
maar ook voldoende benzinevoorraden, bedroegen op
1 October 27.184.000 barrels; de werkelijke voorraden
beliepen 38.242.000 barrels, of 11.058.000 barrels te-
veel. Einde 1930 moesten zij volgens de raming van
het A.P.I. Economie Oommittee 35.754.000 barrels be-
dragen, doch in werkelijkheid beliepen zij ‘op 27 De-
cember 40,8 millioen •barrels, met welk
cijfer
zij niet
veel hooger waren dan de Commissie van den F.O.O.B.
als toelaatbaar beschouwde (40,3 millioen barrels).
En terwijl de voorraden van 1 October 1929 tot
1 Januari 1930 met 10.089.000 barrels waren gestegen,
zijn zij in de overeenkomstige periode 193011931 met
slechts 3.251.00e barrels toegenomen. Dit beteekent
een resultaat, dat men zeer zeker niet mag onder-
schatten, daar het de bedoeling doet blijken, zich niet
slechts bij de ruwolieproductie maar ook in de ver-
werking eenigermate aan te passen bij de bestaande
verhoudingen.
In de resolutie, waarmede de Board of Directors
van het A.P.I. deze Rapporten in de aandacht van
de industrie aanbeval, wordt echter ook nog verder
gezegd: Het aannemen van de eerder genoemde reso-
luties mag niet worden beschouwd als instemming
174
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18
Februai’19’1
met de- tegenwoordige.
hoogte der invoeren,
of als
goedkeuring van het beginsel, dat de binnenlandsche
productie moet worden begrensd door de hoogte der
invoeren.” Daarmede is tevens de aandacht gevestigd
op een ander, tot dusverre nog niet aangeroerd, doch
voor de petroleumindustrie in hèt jaar 1931 belang-rijk punt: dat van de-importen van ruwolie en afge-
werkte producten, en in direct verband daarmede ook
,op het vraagstuk betreffende een
invoerverbod of dat
van de heffing van invoerrechten op ruwo lie en pe-
troleum-d en vaten,
waarvoor sinds bijna twee jaren
een buitengewoon levendige propaganda wordt ge-
maakt.
1)
De invoeren van beide toonen een tegenovergestelde
tendens. Terwijl de ruwolie-invoer in de eerste 11
maanden van 1930 slechts 57.402.000 barrels bedroeg
tegen 73.047.000 barrels een jaar tevoren, is de in-
voer van benzine .zeer sterk gestegen en heeft
zich zelfs ongeveer verdubbeld: 15.963.000 tegen
.8.118.000 barrels. Daar bovendien de benzine-invoer
voor verreweg het grootste deel op rekening komt
van de Koninklijke-Shell-groep en van de Standard
Oil Co. of indiana, dus van twee groote concerns,
waarvan het eene bovéndiek is belast’met het odium
van ,,buiteulandsch”, en daar zij ongetwijfeld ook ge-
schiedde om dit concern de verovering der markt in
het Oosten der Ver. Staten, zijn grootste afzetgebied,
te vergemakkelijken, is het begrijpelijk, dat de ,,onaf-
haukelijke” producenten, die sedert langen tijd aan-
dringen op het heffen van invoerrechten of het uit-
vaardigen van een invoerverbod, deze importen voor-
stellen als verantwoordelijk voor de ongunstige posi-tie der petroleumindustrie.
Op
de juistheid der argu-
menten komt het, zoo schijnt het, daarbij minder aan
dan op de driestheid, waarmede zij worden voorge-
dragen
2).
Nu heeft reeds – van vroegere debatten over de
voor- en nadeelen van een invoerrecht op petroleum of van een invoerverbod geheel afgezien – de
Regee-
ring
zelve in het Vierde Rapport van den Federal
Oil Conservation Board in dit vraagstuk stelling ge-
nomen en verklaard:
,,Wat betreft de jongste verklaringen in de pers, als zou
cle algemeene overproductie van petroleum hoofdzakelijk moeten worden toegeschreven aan de invoeren en niet aan
de binnenlandsche productie; zoo valt op te merken.
i) Zie ook: ,,Het verlangde invoerrecht op petroleum en
cle toestand ja cle Amerikaansche Petroleumiuclustrie”,
Econ-Stat. Ber. Jrg.
1930
blz. 160
e.v. en hlz.
189 cv.
2)
Typeerend hiervoor zijn de enkele maanden geleden
opgestelde beweringdn :,,De Amerikaansche producenten
zullen bij het einde van
1930
hunne productie met nage-
noeg 100 millioen barrels hebben verminderd; het benzine-
verbruik is met bijna 10 pCt. toegenomen (niet juist! Het
.beliep in de eerste 11 maanden van
1930 366,47
millioen
barrels tegen
348,82
millioen barrels in de overeenkom-
stige periode van
1929)
; de ruwolie-verwerking nam in het
.loopende jaar met bijna 50 millioen barrels af (de wan-
verhouding tusschen productie-vermindering en de ver-
mindering der verwerking schijnt de verdedigers van een
petroleum-invoerreeht niet te hinderen) en nog steeds is cle markt ziek. Wat was het antwoord? Ruwolie noteert
19-40
dolla•rccnts per barrel beneden de prijzen van
1929.
De Standard Oil Co. of New Jersey kondigt een prjsver.
laging voor benzine en lampolie aan. De verklaring moet
niet worden gezocht bij de in het binnenland produceeren-
de ondernemingen, maar in het geweldige invoeroverschot
van
1
ruwolie en raffinage-producten. De werkelijke cijfers luidden echter, toen deze uitlatingen werden gedaan:
Invoer
Uitvoer
Januari—Augustus
in 1000 barrels
1930
1929
,1930
1929
Ruwolie …………
42.066
55.774
16.474
16.876
Raffinageproducten ..
29.956
17.678
94.899
91.279
Tezamen ……
72.022
73.453 111.373 108.155
Hierbij blijft nog buiten beschouwing, dat de waarde der
raffinageproducten natuurlijk veel grooter. is dan die van
de ruvolie, alsmede de omstandigheid, dat een barrel raf-
finageproducten voor cle petroleum-balans van een land veel
meer beteekent dan een vat ruwe olie.
(dat) – . . . de cijfers van• oiiéproductie plus invQer, die te-
zamen cle beschikbare hoeveelheden vertegenwoordigen, op
zichzelf slechts weinig beteckenis hebben, daar…, ook de
vraag-zijde van de balans in aanmerking moet worden ge-nomen en deze doet zich grootendeels voor als vraag naar
raffinageproducten voor binnenlandsch verbruik of vöor
uitvoei-. Het overschot der productie van onze raffinade-rijen wordt uitgevoerd;
in
het jaar
1929.
omvatten dee
uitvoeren benzine ter hoogte van
14
pCt.. onzer gezamen-
lijke productie;
34
pCt.’ van de lampolie-productie en
32
pCt. van de smeerolic-productie. Deze uitvoeren van raf-
finageproducten hadden een waarde van meer dan een
half milliard dollars, en ‘vormden op twee na den, groot-
sten post in dcii btiitenlandschen handel
,
der.
Ver. Staten
1).
Wairneer onze handel in raffinageiroclucten geheel op-
hield, zoo zou de vraag der raffinaderijen naar ruw’olie ver-
minderen met minstens een hoeveelheid, overeenkomende
met den benzine-uitvoer ‘en clan zou er’ nog een overpro-
ductie aan lanipolie, smeerolie en paraffine blijven bestaan,
welke haar in verlegenheid zou brengen.”
Tegen
een
invoerrecht
spreken èvenwel nog de vol-
gende argumenten, welke bij de debatten, waartoe het
binnenkort, in het Congres zal . komen, ongetwijfeld
aangevoerd zu.11en moeten worden: Ten eerste: Eën
hoog invoerrecht op ruwolie moet – daarom wordt er
immers op aangedrongen – een prijsverhooging van de grondstof voor de Amerikaansche raffinaderijen
medebrëngen en daardoor een bemoeilijking van hare
concurrentie met de uit niet aan invoerrecht onder-
wol-pen en goedkoop geproduceerde ruwolie vervaar-digde producten van andere landen. Met andere woor-
dén: een invoerrecht op olie kan aan de Amerikaan-
sche industrie gemakkelijk een deel, en onder bepaal-
de omstandigheden zelfs het grootste, van haar afzet
naar het buitenland kosten. In de plaats van Amen-
kaansche olie-producten zouden dan huitenlandsche
komen, welke uit de vrijwel naar helieven te ver-
meerderen hoeveelheden beschikbare niet-U.S. Ame-
rikaansche ‘ruwolie gewonnen kunnen worden. Boven-
dien kan de in dit geval intredende vermindering van
bedrijvigheid bij de Amenikaansche olie-industrie lei-
den tot een onvoldoende benutting van de capaciteit
der raffinage-installaties met dienovereenkomstige
verhooging der productiekosten en elimineering van
minder konkui-renzfiihige oidernemingen. Daarmede
zouden de ,,onafhankeljken”, die hierdoor in de eerste
plaats worden getroffen, het tegendeel bereiken van.
hun doel. Ten tweede kan wel niemand ervoor in-
staan, dat de producenten van ruwolie ook gezien de
venlokking, welke een met het invoerrecht verhoogde
ruwolie-prijs biedt, zullen vasthouden aan de’ beper-
kings-overeenkomsten.
Geschiedt
het laatste echter
niet, dan zou een hooge ruwolieprijs wel spoedig tot
liet verleden behooren
2)
(Slot volgt).
Dr.
WnHELM MAUTNER.
2)
In de eerste 11′ maanden van
1929
resp.
1930
.bad de
uitvoer van ruwolie een waarde van $
34,73
e»
30,62
mil.
lioen, die van raffinagcproducten een waarde van $
449,33
en
411,48
milliocn. De invoer van
56,14 resp.
70,3
millioen
barrels kan ruw gerekend misschien op circa $
1,20
en
1,— (de juiste cijfers staan ons op dit oogen’blik niet ter
beschikking) per vat worden gesteld.
2)
Volgens de laatste berichten moet de Staatssecretaris
van Binnenlandsche Zaken voor de Senaatscommissie voor Economische Vraagstukken hebben verklaard, dat het thans
nu de Amerikaansche producenten hunne’ productie zoo
aanmerkelijk hebben verminderd, niet meer dan billijk zou
zijn, dat ook cle invoer in dezelfde verhouding worde ver-
minderd. Wanneer deze uitlatingen inderdaad zoo werden
gedaan,’ hebben zij voorloopig blijkbaar meer principiëele
clan practische beteekenis. Want cle Amerikaansche petro-
leumproductie is in
1930
van
1007
tot iets meer dan
900
millioen barrels teruggegaan, dus met 10 pCt.; maar nog
veel sterker, al. met
21
pCt., is de import van ruwolie ver-
mincierd. Betrekt echter Staatssecretaris Dr. Wilbur in
zijne uitlatingen ook den invoer van afgewerkte producten,
dan beteekent zulks bij verwezenlijking dezer voornemens
een met name dc Koninklijke-Shell en de Standard 011 Co.
of Indiaan treffend ingrijpen in hare benzine-aanvoeren uit
Venezuela. resp. Nederlandsch West-Indië. Hierbij moet er
overigens aan worden. herinnerd, dat de Koninkljke-Shell
groep zelf vermindering van.haren benzine-invoer aangebo.
T
18 Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
175
DE INTREKKING VAN DE ZILVERBONS.
Nu de zilverbons in circulatie geleidelijk zoozeer
zijn teruggeloopen, dat het bedrag daarvan thans niet
irieer dan ongeveer
f 3
millioen bedraagt, terwijl de
zilvervoorraad bijde Ned. Bank ongeveer
f27
mii-
lioen uitmaakt, valt te rekenen met de mogelijkheid,
dat de bepaling van art.
8
der wet van
6
Augustus
1914 S. 371,
waarbij deze geldsoort ten onzent werd ingevoerd, wellicht eerlang tot uitvoering komt
i).
Bekend is, dat tot de uitgifte van dit staatspapier-
geld in het begin van den wereldoorlog werd besloten, op grond van een, mede door het vasthouden van con-
tante middelen door het publiek in die dagen, drei-
gend tekort aan ruilmiddelen. Aanva:nkelijk werd het
maximum van het bedrag der uit te geven zilverbons
op
f 25
millioen bepaald, welk maximum driemaal
werd verhoogd, eerst bij de wet van
30
Dcc.
1916 op
f 40
millioen en daarna in
1018
tweemaal, bij wet
van
25 Juli op f 60
•millioen en bij die van 1 Decem-
ber op
f 100
millioen.
Bij de invoering werden drie soorten zilverbons in
het verkeer gebracht, van
f 5,
van
f250
en van
f 1.
De eerste bleken destijds door het publiek weinig ge-
wild, en werden bij Kon. BesI. van
20
Maart
191.5
we-
der ingetrokken. De beide andere soorten kregen ech-
ter ede ruime verbreiding, zij het ook dat het bovenge-
noemd maximum van
f 100
millioen nimmer werd be-
reikt. In November
1918
bedroeg de zilverbon-circu-
latie echter
f 12
mi.11i.oen. De bons van
f 1
ontmoet-
ten, wegens hun veelvuldig van hand tot hand gaan,
en de daardoor spoedig intredende vervuiling, bij
velen tegenzin, en zijn dientengevolge gaandeweg
weder aan het verkeer onttrokken. Maar op het be-
houd van die van
f 2.50
wordt door velen
prijs
ge-
steld, met het oog op het bezwaar aan de zware zil-
veren rijksdaalders verbonden en op het gemak van
verzending per post. Door de Rotterdamsche Kamer
van Koophandel en door de Maatschappij van Nijver-
heid is dan ook bij herhaling aangedrongen op de
handhaving van dit papiergeld, event. op vervanging
van de zilverbons door bankbiljetten van kleiner be-
drag dan
f 10.
Het is ongetwijfeld de taak van den Staat om,
voor zoover dit kan geschieden zonder de waardevast-
heid van de geldeenheid in gevaar te brengen, bij de
regeling van het geldwezeu met de behoeften en
wenschen van het verkeer rekening te houden. En nu
blijkbaar in breede kringen de wensch bestaat in ons
geldstelsel aan klein papiergeld een blijvende plaats
in te zien geruimd, verdient de vraag, op welke wijze
aan (lezen wensch zoude kuniieh voldaan, alle aan-
dacht. Twee mogelijkheden
zijn
hier gegeven: of wel de in-
voering van bankbiljetten va,n stel
f 5,
zooals door
Prof. Frijda in dit weekblad
(3 Juli 1929)
werd be-
pleit, of handhaving van het staatspapiergeld, hetzij
van de zilverbons van
f 2.50,
al of niet gepaard gaan-
de met herinvoering van dergelijk papier van
f 5.
Al-
licht zou de sedert
1914
ingetreden belangrijke ver-
hooging van de geldloonen het laatste thans gemak-
kelijker ingang doen vinden, dan destijds het geval
was.
Van deze beide mogelijkheden komt de eerste mij
voor ongewenscht te zijn. Voor de zichtverbintenissen van de Ned. Bank is eene relatieve gouddekking voor-
geschreven, welke laatstelijk, volkomen onnoodig
overigmis, weder op het voor-oorlogsche verhoudings-
den heeft. ])e.
,,omzwaai”
van den Staatssecretaris, die
Voorzitter van den F.O.C.B. is, schijnt niet Vrij van ver-
kiezings-tactiek en zal wel in dien zin moeten worden uit-
gelegd, (lat hij het als politiek doelmatiger beschouwt, zich
niet langer tegen dien eisch te verzetten. Omtrent de
recht-
vaardigheid
en het
nut
daarvan aegt e.e.a. natuurlijk
weinig.
1)
Dit artikel bepaalt, dat tot intrekking der zilverbons
zoo spoedig mogelijk wordt overgegaan, en in elk geval,
wanneer daartoe door de Ned. Bank een voldoende hoeveel-
heid zilver ter beschikking der Regeering wordt gesteld.
cijfer van
40
pOt. is
–
teruggebracht. Dientengevolge
zou invoering van bankbiljetten van
f
5
de monetaire
goudbehoefte van de Bank vermeerderen, voor zoo-
ver, wat de bedoeling is, deze biljetten zouden strek-
ken ter vervanging niet van biljetten van hooger be-
drag, maar van zilvergeld. Dit zoude tengevolge heb-
ben, dat de bestaande of dreigende goudschaarschte
zoude worden vergroot. Vandaar, dat the Gold Dele-
gation van den ‘olkenboiid in haar in den afgeloo-
pen zomer verschenen eerste rapport onder de maat-
regelen ter bestrijding van die goudschaarschte uit-
drukkelijk verlangt, intrekking van het bankpapier
van zeer kleine coupures door pasgeld van anderen
aard. De invoering van dergelijke bankbiljetten, waar-
tegen zooals bekend is trouwens ook bij de Directie
van de Ned. Bank wegens de kosten daarmede ver-
bonden groot bezwaar bestaat, zoodat op hare onmis-
bare medewerking aan het tot stand brengen van deze
oplossing van de kwestie niet mag worden gerekend,
zou dus lijnrecht ingaan tegen het volkomen redelijk
voorstel van the Gold Delegation.
Anders staat het met de tweede oplossing van het
geval, de bestendiging van de circulatie van staats-
pap iergeld van kleine waarde. Men kan de behoefte
daaraan niet bepaald achten door het bedrag, dat
thans nog in het verkeer is, nu tot dusver het streven
op de geleidelijke intrekking was gericht. Men heeft,
en volkomen terecht, er steeds bezwaar tegen ge-
maakt, dat de Staat rechtstreeks of zijdelings tot de
vermeerdering van den geidsomloop zoude bijdragen.
De omvang daarvan behoort te worden bepaald door
de behQeften van het verkeer. Maar toch is er op dit
beginsel allerwege een uitzondering aanvaard, t.w.
deze, dat de verzorging van het verkeer met de noo-
dige pasmunt door den Staat zelf behoort te geschie-
den. Hier is voor overmatige gelduitgif te door den
Staat geen .gevaar, omdat tot het wezen van het pas-
geld behoort, dat het te allen tijde bij daarvoor aan-
gewezen kantoren van het Rijk in geld met onbeperk-
te kwijtingskracht kan worden ingewisseld. (Art.
12
der Muntwt
1901).
Eene mogelijke overmatige voor-
ziening van het verkeer met pasgeld is dientengevolge
ondenkbaar, het teveel zou vanzelf naar den Staat
terugvloeien. Het gevaar, dat de fiscus van de baten,
door de uitgifte van pasgeld opgeleverd, misbruik
zoude kunnen maken, en tot een pasgeld-inflatie zonde
kunnen overgaan, is daardoor uitgesloten. Het komt mij daarom niet noodig voor, dat indien
tot de handhaving van klein staatspapiergeld zoude worden besloten, eenmaximum van het daarvan uit
te geven bedrag in de wet wordt bepaald. Ook met
betrekking tot de overige soorten van pasgeld is dit
hier te lande niet geschied. Het eenige waarop het
bij pasgeld aankomt, is dat de wetgever waarborgen
stelt, dat de ruilverhouding van dit geld tegenover
het geld met onbeperkte kwijtingskracht onverander-
lijk gehandhaafd blijft.
Noodig zoude dan echter zijn, dat aan dit papier-
geld van stonde aan het karakter van pasgeld wordt
gegeven, door beperking van zijn kwijtingskracht op
zeker bedrag. Wellicht zou dit voor ons land op
f
100
kunnen worden bepaald. Zonde eene stempeling tot
pasgeld achterwege blij’en, dan zou het gevaar van
eene overniatige uitgifte van dit papiergeld inderdaad
kunnen ontstaan, en op andere
wijze
moeten wor-
den gekeerd. Maar, aangezien vaststelling van het
uit te geven bedrag in de wet natuurlijk steeds wille-
keurig moet blijven, schijnt het veel redelijker dit
gevaar op de hier aangegeven wijze uit te schakelen.
Eenige bijzondere dekking voot dit staatspapiergeld
is dan niet noodig, evenmin als er voor ons overige
pasgeld eenige dekking is voorgeschreven. De hand-
having van dezen geldvorm kan dan ook op de mone-
taire goudbehoefte geenerlei invloed uitoefenen.
Natuurlijk is er bij het bovenstaande van uitge-
gaan, dat de circulatiebank tegen de uitgifte van der-
gelijk pasgeld zich niet zoude verzetten op grond van
het slot van art.
31
van haar octrooi. Er is echter
176
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1931
geen enkele grond om te veronderstellen, dat zij zonde
kunnen meenen dit; wel te moeten doen.
Men zou wellicht tegen dergelijk geld het bezwaar
kunnen inbrengen, dat papier van kleine coupure aan
sterke slijting onderhevig is, zoodat deze geidvorm
betrekkelijk kostbaar heeten moet. Inderdaad ware
nikkelgeld uit dit oogpunt verkieselijk. Maar, indien
met het oog op de gemakkelijke verzending van
papiergeld daaraan de voorkeur wordt gegeven, staat
tegenover het bezwaar der kosten van aanmaak en
vernieuwing het feit, dat ‘de Staat over het bedrag
van het door het verkeer opgenomen papieren pasgeld
rente geniet. Bij een circulatie van stel
f
25 millioen
en een rente van 4 pOt. zou deze bate
f 1
millioen
per jaar beloopen, dus stellig meer, dan de kosten
van het staatspapiergeld jaarlijks zouden vorderen. Het komt mij daarom voor,’ dat aan de ‘wenschen
door den handel kenbaar gemaakt op de aangegeven
wijze zoude kunnen worden voldaan, zonder dat er in
het wezen en de grondslagen van onze geidregeling
eenige wijziging wordt gebracht. Men mag vertrou-
ven dat de Regeering in de vraag der intrekking van
de zilverbons niet een overijid besltiit zal nemen.
C. A. VERRLTN STUART.
Utrecht, 9 Februari 1931.
MEDEDEELINGEN VAN DEN DIENST DER GEMEENTE.
HANDELSINRIÇHTINGEN VAN AMSTERDAM IN ZAKE
HET VERKEER IN 1930 IN DE AMSTERDAMSCHE
ZEEHAVEN EN DE LUCHTHAVEN ,,SCHIPHOL”.
In afwijking van de in vorige jaren gevolgde ge-
woonte is thans met het samenstellen van het over-
zicht gewacht tot de juiste gegevens over het geheele
jaar bekend waren. Het tijdstip van verschijning
moest dientengevolge eenige weken later worden ge-
steld. Dit geringe verlies aan actualiteit mag echter
geacht worden ruimschoots te_ worden goedgemaakt
door een grootere betrouwbaarheid van het overzicht.
Zeescheepva.art.
Van den invloed, dien de econo-
mische depressie op het verkeer in de Amsterdam-
sche haven in het afgeloopen jaar heeft gehad, blijkt
bij de beschouwing van het aantal schepen, dat in
1930 in de havens is aangekomen, betrekkelijk weinig.
Tegenover een aantal van 3914 zeeschepen met een
totale tonnenmaat van 5.686.000 Netto Register Ton,
hetwelk in 1929 in Amsterdam aankwam, staat voor
1930 een aantal van 3935, tezamen metende 5.631.000
N.R.T. Een vermindering derhalve van nog niet 1
pOt. zoowel wat het aantal schepen als wat de totale
tounenmaat betreft. Het beeld wordt nog gunstiger,
wanneer buiten beschouwing worden gelaten de zee-
schepen, welke in genoemde jaren de haven aandeden
uitsluitend om te bunkeren. Dit is geoorloofd, omdat
de daling van het aantal bunkerschepen – in 1929
192 en in 1930 95 bedragend – niet alleen is ver-
oorzaakt door den minder gunstigen economischen
toestand, doch meer nog •door de groote verschillen,
welke gedurende het geheele jaar hebben bestaan tus-
schen de prijzen voor bunkerkolen in de Engelsche
havens en in de Amsterdamsche haven ten nadeele
van laatstgenoemde.
Het totale aantal zeeschepen, met aftrek der bun-
kerschepen, hetwelk in de Amsterdamsche haven bin-
nenkwam, bedroeg in 1929 3782 en in 1930 3840.
Hier ziet men dus een vooruitgang met 58 of 1,5 pOt.
liet inkomend zeeverkeer kan dus niet onbevredi-
gend worden genoemd; bij de bespreking van het
goederenverkeer zai3 evenwel blijken, dat een beoor-
deeling van den stand der scheepvaart uitsluitend
naar het aantal ingekomen zeeschepen een onjuist –
en in het onderhavige geval een geflatteerd – beeld
van het havenverkeer geeft.
Een op zichzelf gunstig verschijnsel mag ook ge-
noemd worden het,feit, dat het aantal schepen, het-
welk in ballast moest vertrekken, in 1930 een naar
verhouding sterkere daling vertoonde dan het totaal
aantal aangekomen zeeschepen. in 1929 bedroeg dit
aantal 1158; in 1930 1102. Een hooger uitvoerper-
centage, hetwelk, ceteris paribus, van dit verschijnsel
het gevolg zou moeten zijn, kan evenwel, gelijk bij
cle beschouwing van het goederenverkeer zal blijken,
niet geboekt worden.
Rijnvaart.
Bij de Rijnvaart is het aantal aangeko-
men beladen schepen in sterkere mate beïnvloed door
(ic ongunstige economische omstandigheden dan bij de
zeescheepvaart het geval is. Gelijk uit het onderstaand
overzicht
blijkt,
liep dit aantal terug van 2762 in
1929 tot 2570 in 1930. Een minder sterken terug-gang vertoont het aantal vertrokken schepen. Het
aantal met bestemming naar Duitschiand bedroeg
1323 tegen 1362 in 1929; dat met bestemming naar
elders vertoonde zelfs een vooruitgang van 80 tot 109.
Daarnaast liep zoowel het aantal ledig aangekomen
als ledig vertrokken Rijnschepen in sterkere mate
terug dan het aantal beladen schepen. Intussehen
geldt ook hier de opmerking, dat een beschouwing
van het aantal schepen alleen, zonder te letten op het
goedereuverkeer van den stand der scheepvaart een
onjuist beeld geeft. –
Rijnsehepea (inhoud in 1000 M
3
.)
A
a n gek o m e ii.
Jaar
.
Beladen
Ledig
aant.
mb.
aant. inh.
1929 ……….2762 2064
171 186
1930 ……….2570 1855
117 127
V
e r t r
0
k k e n.
Beladen naar Ledig naar Beladen naar Ledig naar
Jaar ‘ Duitschiand Duitschland
elders
elders
aant. jnh. ant.
mb.
aant. inh. aant.
mli.
1929 . . 1362 1049
334 309
80 46 1278 1007
1930 . . 1323
987
267 233
109
85 1176
853
Ooederenverlceer.
1)
Gelijk hierboven reeds ter-
loops werd opgemerkt loopt de vermindering van de
aantallen ingekomen schepen niet parallel met den
achteruitgang in het goederenverkeer, doch vertoont /
dit laatste in grootere mate den invloed der economi-
sche depressie Het totale havenverkeer
2)
liep terug
van 8.132.106 ton in 1929 tot 7.633.608 ton in 1930
en geeft dus een vermindering van 6 pOt, te zien.
Wordt onder het totale havenverkeer de som van alle
hoeveelheden gelost of geladen ter doorvoer gerekend,
dan bedraagt de vermindering zelfs 8 pOt. (9.690.000 ton in 1929 tegen 8.900.000 ton in 1930).
De bijgevoegde cirkeigrafieken illustreeren nog
eens in anderen vorm het verschijnsel, waarop in vo-
rige overzichten reeds meermalen de aandacht werd
gevestigd, dat de afvoer zoowel ter zee als langs de
rivieren en kanalen zeer belangrijk achterblijft bij
den aanvoer. Duidelijk komt daarin uit, dat de wan-
verhouding, die in dit opzicht bestaat, veroorzaakt
wordt door den geringen doorvoer van massagoed.
Van eenige verbetering in ‘dit opzicht kan ook in het
afgeloopen jaar niet worden gesproken. De onderlin-
ge verhouding van de percentages bleef vrijwel gelijk.
De gewenschte verbetering zal eerst ten volle kun-
nen intreden, wanneer de Amsterdamsche haven door
een betere verbinding met den
Rijn
en ‘daarmede met
haar achterland een grootere aantrekkingskracht op
Bij de sa.meistelling van de cijferoverzichten en de
grafische voorstellingen betreffende het goederenverkeer
is gebruik gemaakt van de maandstatistiek van den In-,
Uit. en Doorvoer van het Centraal Bureau voor cle Sta-
tistiek.
Onder •,,totaal havenverkeer” wordt in dit ,overzicht
verstaan: de som van de hoeveelheden gelost en geladen
hij
in- en bij uitvoer ter zee en langs rivieren en kanalen,
vermeerderd met het hoogste getal van de hoeveelheden,
gelost of geladen ter doorvoer. Elders wordt wel in plaats
van het hoogste der getallen de som van de hoeveelheden,
gelost en geladen ter doorvoer medegeteld. Deze laatste
berekeningswijze moest ook gevolgd worden ‘bij de opge-nomen cirkelgrafieken van het totale havenverkeer, omdat
hierin alle bestanddeelen van dit totaal afzonderlijk op-
genomen moesten worden.
1929
18 Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
177
TOTAL
G 0 E D
i
E P E NVEPKER
TER ZEE
EN
LANGS RIVIEREN EN tSANALEN
1929
‘.«:..•
1930
67,57.
X.
/
.
1
.690.00
TON=
o9°
100 %
—
..
—
..
.
,-_
oo•’.
o
…
PI
KAN.
.
8900000 —
TON
ty
1930
5TUKGOED
58
.
‘
.••.”
‘
Çy
0,
0
8900.000
.TON=
•
_!1oo/
C.
0
074’j
A
t
’14sAGO
0
MASSAGOED
IED
het massagoed zal kunnen gaan uitoefenen. Met vol-
doening mag dan ook te dezer plaatse melding wor-
den gemaakt van de aanneming in het afgeloopen
jaar door de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het Wetsontwerp, hetwelk Amsterdam deze, zoolang
begeerde betere verbinding, bedoelt te geven.
De belangrijkheid van den Rijn als verbinding met het achterland blijkt ook zeer duidelijk uit de grafiek
betreffende het Rijngoederenverkeer als onderdeel
van het totale goederenverkeer langs rivieren en ka-
nalen. Daarnevens doet zij duidelijk uitkomen de min-
der gunstige verhouding in aan- en afvoer,. die ook
dit onderdeel van het Amsterdamsche havenverkeer
vertoont.
De cijfers, voor de onderscheidene goederen be-
schöuwend, blijkt dat .voor wat de massagoederen be-
tref t, het verkeer in kolen het sterkst afnam. De
cijfers voor dit artikel daalden zelfs beneden die voor
1928. Het verkeer. in zaden, hetwelk tot en met 1928
HET’RJNVEPlEER ALS ONDERDEEL VAN rIET TOTALE
G0EDERENVERFEER LANGS RIVIEREN EN FANALEN.
1
XI000 TON
TON
–
I00Ok.G.]
RIJNVE.RKEER
2500
AANVOER
–
1
–
AFVOER
2500
1
2000
.,
–
2000
1500t
fl’
:
_______________
___
__500
!ÎIM111î-
LI
I
0’41
1
–
1000
I00
1
l.
-•
‘1
:
1924
925
1926
927
l9281Z9lI93O
I924!195I92ô
927
192819Z9
1
930
1
01
178
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari 1931
een voortdurenden opgang vertoonde, liep evenals
in 1929 ook in 1930 aanmerkelijk terug. Ook de aan-
en afvoer van hout nam af. Gelet op de abnormaal
hooge
cijfers
van 1929 behoeft deze achteruitgang
evenwel geen verontrusting te wekken. Hij werd ver-
oorzaakt door een geringeren aanvoer uit Zweden en
Finland; de aanvoer uit Rusland bleef ongeveer op
hetzelfde hooge peil als in 1929. Vergeleken met de cijfers van v66r 1929 is het totaalcijfer voor dit arti-
kel nog steeds bijzonder hoog.
Het. verkeer in ertse:n neemt gestadig toe. Niette-
genstaande deze toeneming – vergeleken met 1925
is het verkeer thans met 350 pOt. vermeerderd -,
welke op zichzelf verblijdend mag heeten, blijft dit
artikel voor de An]sterdamsche haven van geringe
beteekenis.
Totale havenverkeer
1)
van massagoccieren in Amsterdam.
Aantal
miii.
KG. in de jaren
Artikelen
:1928
1929
1930
Kolen
. ………………..
1832
1877
1768
Hout …………………..
568
738
629
Min, oliën (petroleum, benzine,
gasolie, enz.) ………….
442
516
455
Zaden
…………………
385
329
259
Granen
………………..
371
408
402
Ertsen
…………………
76
103
167
Bij cle stukgoederen valt een vrij belangrijke achter-
uitgang te noemen in het artikel koffie. Het verkeer
in thee nam daarentegen toe; dat in cacaohowien en
tabak ging niet belangrijk achteruit. De ongunstige tijdsomstandigheden teekenen zich
ook af in een
vrij
belangrijk verminderden afvoer
van machines, werktuigen, enz.
Vooruitgang valt te hoeken in papier,, plantaardige
oliën en vetten, plantaardige looistoffen, paimpitten
en zuidvruchten. Vooral de opleving van het verkeer
in laatstgenoemd artikel stemt tot verheugenis.
Totaal havenverkeer
3)
van enkele stukgoecleren
in Amsterdam. Aantal miii. KG. in de jaren
Artikelen
1928
1929
1930
Cacaoboonen ……………..
86
87
84
Koffie …………………..
116
106
97
Thee …………………….
24
26
28
Tabak …………………..
91
92
90
Chem. producten ………….
140
151.
148
Papier
…………………..
147
154
163
Salpeter, kunstmest ………..
156
:174
161
Piantaardige oliën en vetten .
69
76
85
Plantaardige looistoffen
6
8
16
Paimpitten
………………
13
9
13
Machines, werktuigen, eiw…..
72
85
66
Zuidvruchten ……………..
49
56
64
Huiden en velleu ………….
26
19
23
Teneinde een inzicht te geven in het aandeel, het-
welk het spoorwegverkeer in het geheele havenver-
keer heeft, worden in onderstaand overzicht naast
elkander opgenomen de
cijfers
voor het spoorwegver-
keer en het totale havenverkeer (spoorwegverkeer in-
begrepen) over de laatste 4 jaren. (Vôôrdien werd aan
het spoorwegverkeer in de statistiek van den In-,
Uit- en Doorvoer geen aandacht geschonken).
Spoorwegverkeer Totale havenverkeer
2)
aanv.
3)
afv.
aanv.
3)
afv.
1927 ………..’ 226.973 115.158
5.750.898 2.638.450
1928 ………..261.883 116.221
6.304.118 3.127.819
1929 ………..289.858 115.602
6.765.118 3.331.521
1930 ………..217.681 101.789
6.350.979 2.859.419
Luchthaven ,,Schiphol”.
Luchtvaart.
Het passagiersverkeer ondervond zoo-
wel den invloed •der ongunstige economische omstan-
digheden als van de slechte weersgesteldheid. Het
De soni der hoeveelheden gelost en gladen bij invoer
en bij uitvoer ter zee en langs rivieren en kanalen, ver-
meerderd met het hoogste getal van dc hoeveelheden, ge-
lost of geladen ter doorvoer. Zoowel onder aanvoer als onder afvoer is de hoeveel-
heid gelost (geladen) ter doorvoer begrepen.
In tons van 1000 KG.
totaal aantal vervoerde reizigers liep van 13.770 in
1929 terug tot 11.700 in 1930.
Het goederenverkeer vertoonde, niettegenstaande
de minder uns-tige econom:ische verhoudingen,- een
vrij belangrijke toename. l)e totale hoeveelheid ver-
voerde goederen (post en couranten inbegrepen) steeg
van 912.000 KG-. tot 966.000 KG. Deze vermeerde-
ring mag geschreven worden op rekening van de
natuurlijke ontwikkeling van dezen johgen tak van
vervoer.
E3TOTAAL
___ikIiiU1I(0
H…
_
4
•5
l
•••
S..
r
_;…
.
:::
5000
3000
____
tV
S..
ij:
I
1
:
111111
.5..-
N
•
I
11
1
1
•
iii.
liii
LUCHTt1AVN ,,SCHIPHOL”
GO E DEREN VERKEER
VAN-NAAR-
EN
VIA AMSTERDAM.
E
TOTAAL
ETRANSITO
xioodpç.c,.
rooc
xlo00K.ci
1
1000
900
-f—-
-900
800
1
700f
600
600
–
500
–
400-
400
–
300-
300
–
200-
200
io:fiffflioo
1927192.8
1929
1930
–
IS EENE TERMIJNMARKT VOOR SUIKER OP JAVA
–
. WENSCHELIJK?
–
• In No. 788 – ddo. 4 Februari van dit tijdschrift
breekt de Heer G. A. P. Weyer eene lans voor de
‘oprichting op Java van eene termijnmarkt voor sui-kdr. Schrijver refereert aan het slot van
zijn
artikel
aan de door den Heer Th. G. H. Stibbe reeds vroeger
in dit tijdschrift ontwikkelde denkbeelden ten gunste
van de oprichting van liquidatiekassen voor poduc-
‘tenzaken op Java, die tot eene georganiseerde ter-
mijnmarkt zoude kunnen leiden. Terwijl-ik mij met de
18 Febivari 1931
ÈCONOMISCH-STATISTIsCHE BERICHTEN
179
ideêën i,an den Hèer- Stibbe ten opzichte van : som-
mige Javaprodücten wel zoude hebben kunnén ver-
eenigen, meende ik toen krachtig te moeten waar-
schuwen tegen het experiment om op Java eene gere-
-gelde termijnmarkt voor suiker in het leven te roepen, zie E.-S. B.’ van 12 en 19 Dec. 1923.
De bedoeling van den Heer Stibbe was het geven van meerdere zekerhêid aan den tusschenhandel op
Java en hetgeen ik toen daarover geschreven heb
geldt ook nog voor cle toestanden van heden.
Thans pleit de Heer Weyer voor de oprichting van
eene termijnmarkt op Java teneinde aan de Javasui-
ker een g-rooter afzetgebièd te geven. Hierop kan ik
slechts zeggen, dat de geheele wereld bereids open
staat voor het Javaproduct, voor zoover de consump-
tielanden niet door hooge invoerrechten ter bescher-
ming’ van de eigen suikercultuur hunne grenzen voor
den. import van suiker gesloten hebben. Indien de
Javasuiker verleden jaar uitsluitend in het Verre
Oosten geconsumeerd werd, dan is dit alleen daaraan
toe te schrijven, dat de prijzen, die op Java gevraagd
en betaald werden, te hoog waren voor de overige
wereld.
Schrijver noemt het monopolie van de Javasuiker
in het Oosten niet zoo hecht en onaantastbaar meer
als het placht te zijn, dit zouden de laatste jaren be-
wezen hebben. Een monopolie heeft Java echter iiooit
in het Oosten bezeten. Er is bijv. altijd Europeesche
Bietsuiker naar Britsch-Indië gegaan, wanneer die
goedkooper te krijgen was dan Javasuiker, en het
•hangt geheel af van de verkooppolitiek van de pro-
ducenten op Java of er al aan niet Europeesche of
Oubaansche suiker naar ,het verre Oosten’ geëxpor-
teerd wordt. Aan afzetmogelijkheden voor Zijne suiker
heeft het Java dan ook nooit ontbroken, behalve in
‘de laatste, oorlogsjaren, toên geen schepen voor het
vervoer daarvan te
krijgen
waren. Voor den afzet van
Javasuiker buiten Java is eene termijnmarkt op Javi
dus volkomen overbodig.
Als
bewijs
hoe nuttig eene termijnmarkt op Java
voor -den verkoop van het Javaproduct kan zijn, geeft schrijver als voorbeeld de termijnmarkt te New-York,
waar Oubaplanters ten allen tijde hu.n toekomstig
product op levering kunnen verkoopen. Deze verge-
ljking is echter niet juist, aangezien deze termijn-
markt niet op Ouba zelf gevestigd is, maar in de Ver-
enigde Staten, tevens het hoofdafzetgebied voor
Oubasuiker. Vobr zaken met Engeland, het voornaam-
ste afzetgebied van Javasuiker in Europa, bestaat
reeds eene ‘termijnmarkt in Londen, doch daarvan
wordt door Javaproducenten geen gebruik gemaakt,
omdat de noteeringen aldaar bijna altijd beneden
Javapariteit liggen.
Wanneer nu de oprichting van eene termijnmarkt
op Java werkelijk ertoe zoude leiden, dat groote bui-
tenlandsche interessenten op deze markt opereeren,
hetgeen de schrijver zoo weoschelijk vindt, dan is het
tevens gedaan met de bevoorrechte positie, die de Javaproducenten tot dusver hebben ingenomen in
den vereldsuikerhandel en die ieder ander productie-
land hun benijdt. Dan zal de prjsbasis voor Java-
suiker heel spoedig op het lagere niveau gebracht
worden ‘van de andere groote termijumarkten, want
buitenlandsche operateurs zullen natuurlijk beginnen
op de Javasche termijnmarkt te verkoopen tegen
hunne goedkoopere inkoopen op andere markten en
de Javap’roducenten zullen tenslotte genoodzaakt zijn
zich bij de op de termijnbeurs geboden prijzen neer
te leggen. Dan komt Java aldus geheel
onder
den
invloed van de wereidspeculatie en zal de prijseontrôle
van de producenten op Java niets meer te beteekenen
hebben.
Voor handelaren op Java en ook voor eiporteurs,
die voor den afscheep van het’ product toch
altijd
noo-
dig zullen zijn, mag een dergelijke toestand zekere
voordeelen opleveren en vôor de suikermakelaars op
Java zoude bepaald een gulden tijdperk aanbreken,
maar tenslotte moet bij deze vraagstukken het belang
van den producent den doorslag geven en die zoude
spoedig merken, dat men zich met eene termijnmarkt
het paard van Troje op Java binnengehaald heeft.
Daarom: Leave well alone.
A. VOLZ.
AANTEEKENINGEN.
lndexcijfers van scheepsvrachten.
‘,,The Economist schrijft: Gedurende het grootste
gedeelte van de maand Januari vertoonde de vrach-
tenmarkt een vastere tendens, zoodat ons indexcijfer,
op basis van de gemiddelde maandelijksche vrachten
samengesteld, 94.5 bedraagt tegen 94.8 een maand en
94.4 een jaar geleden. De jongste bewegingen van de
verschillende groepindices zijn als volgt:
,
.,
‘
.
ov
Datum
.
u
N
m
Basis (Gernlddeldev. 100
100
100
100
100
100
100
1898-1913)
(Gemidd.v.1913) 110,0 113,1 123,4 106,3 117,4 127,9 116,3
Febr.
1920 S14,3 529,9 757,5 744,8 587,0 712,2 691,0
Dec.
,,
268,9 277,2 244,1 256,8 286,7 347,2 280,1
Dec.
1921 160,1 184,1 163,7 144,4 141,3 166,5- 156,7
Dec.
1922 137,1 135,2 129,2 122,8 136,1 159,3 136,6
Dec.
1923 134,0 132,7 120,1 124,4 125,1 144,2 130,1
Dec.
1924 117,4 129,2 119,5 119,8 129,3 161,1 129,4
Dec.
1925 117,0 121,6 117,0 110,1 110,1 154,9 121,8
Dec.
1926 139,7 156,1 145,9 132,9 129,2 179,8 147,3
Dec.
1927 105,6 116,2 113,6 114,2 124,9 139,8 119,0
Dec.
1928 122,1 131,3 125,6 126,8 127,4 156,7 131,7
Dec.
1929 117,3 95,5 94,6 109,0 93,4 91,7 100,3
Januari1930 104,2 94,2 95,1 99,8 85,2 88,1
94,4
Februari
98,1 92,6 95,5 93,4 78,9 75,7
89,0
Maart
96,3 87,7 91,9 94,2 77,8 79,2
87,9
April
94,4 91,2 95,9 94,8 76,3 85,5
89,7
Mei
95,1 88,5 91,6 94,2 74,6 87,2
88,5
Juni
9l,3 85,2 90,7 95,7 74,8 90,8
88,1
Juli
86,3 89,6 94,6 102,8 78,3 93,5
90,8
Aug.
86,7 9 1,2 99,7 104,5 84,7 106,8
96,1
Sept.
87,3 91,2
95,7 103,0 89,2 117,5
97,3
Oct.
91,1
85,8 93,3 101,3
85,2 113,9
95,1
Nov.
, 89,5 85,0 90,4 99,8 81,0 107,7
92,2
Dec.
89,7 86,9 93,8 103,8 85,2 109,5
94,8
Januari1931 88,0 90,1 90,1 101,3 88,8 108,6 J 94,5
De uitgaande kolenvrachten werden nadeelig be-
invloed door den stilstand in-de productie in Zuid-
Wales, terwijl de graanhandel, wat de thuisvrachten
betreft, geen teekenen van algemeene opleving ver-toonde. Er was goede vraag naar tonnage ‘van Aus-
tralië en de rijsthavens in het Oosten. De Noord-Ame-
rikaansche vrachten waren eveneens vaster, hoewel
het aantal afgesloten contracten gering was. Tegen
het einde van de maand nam weder een zwakkere
toon de overhand in alle afdeelingen, terwijl de no-
teeringen van La Plata sterk daalden. De verande-ringen gedurende de maand ian elke groep en sub-
groep blijken uit de volgende tabel; het cijfer 100
vertegenwoordigt het gemiddelde niveau gedurende
de periode 1898-1913:
+
01
–
Golf van Biscaye; uitgaande vracht
104,8
–
5,6
thuisvracht
.
.
91,9
Middel!. Zee; uitgaande vracht ._
83,4
–
2,5
thuisvracht
.
., ……
91,6
–
1,7
90,1
j-
3,2
–
Zuid-Amerika; uitgaande vracht
74,9
–
1,6
thuisvracht.
.
…
.
._
105,3
–
5,8
Noord-Amerika ……………………
Indiö; uitgaande vracht
.-.
.
….
96,2
–
4,8
thûisvracht
.
.-..
.
.-. .-. … …
106,5
Het verre Oosten, enz.
88,8
+
3,6
Austra1i
.. ….
.
…
.
. .
..
–
..
. .
108,6
–
0,9
De volgende- tabel toont de verhouding
van het
indexci.jfer tot het gemiddelde van
1913:
180
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari
1931
(1913 = 100)
Maand
1928
1
1929
1930
1931
Januari
98,47
109,6
81,2 81,2
Februari ……..
94,33
106,7
76,5
Maart …………..
93,17
..
102,6 75,5 94,59
99,1
77,1
Mei
.
…..
.
..
93,79
97,3
76,1
Juni
…. .. .-.
.
91,29
.
03,93
92,1
75,7
Juli
….. ..
.. ..
_
93,73
94,8
78,1
Augustus …
98,17
96,1
82,6
September
… ….
99,54
95,3
83,6
October.
…… ..
93,3
81,7
November
..
.
110,94
88,3
79,3
December.
.
…..113,17
86,2 81,5
Jaari.
gemiddelde
.
98,8
96,8
79,1
situeerden is bovendien te vermelden eenige verlaging
bij den post schoeisel, welke voor de arbeidersgezinnen
reeds bij de September-berekening kon worden waar-
genomen.
Op de basis van de prijzen v66r den oorlog = 100
waren de indexcijfers over December 1930: voor arbeidersgezinnen
156.6
(tegen 162.1 in Sep-
tember jl. en 167.4 in December 1929),
voor gezinnen van nieergegoeden
162.0
(tegen 165.4
in September jl. en 161.7 in December 1.929).
Arbeidersgezinnen.
Gezinnen v. meergeg.
Gemiddelde inkomsten Gemiddelde inkomsten
f
1902 per gezin.
f8527 per gezin.
Totaal
1
Rest2)
t
Totaal.
Slechts weinig verbetering kan worden verwacht,
zoolang de tot dusverre opgelegde tonnage niet sterk
is verminderd.
Gemidd. uitgave
p. 1
I
gezinseenheid
0)
in I
centen gedurende
1
i
het laat 1 Oct. 1923- t
30 September 1924.41
1
6084j 1101
92511 2900
1
38254
Kosten van het levensonderhoud bij arbeiders-gezinnen en gezinnen van meergegoeden te
Amsterdam.
De indexcijfers der kosten van het levensonderhoud
voor December 1930 ondergingen de werking van een
prijsdaling op een aantal onderdeelen van het budget, welke zich voor de arbeidersgezinnen weerspiegelt in
een totale vermindering met 84 pOt. en voor de ge-
zinnen van meergegoeden met
2.0
pOt. De indexcijfors
zelf, op de basis van de periode 1923-1924 = 100,
waren derhalve voor
arbeiders gezinnen 88.7
(tegen
91.8 in September 1930 en 94.8 in December 1929) en
voor
gezinnen
van
meergegoeden 91.8
(tegen 93.7 in
September ii. en 95.6 in December 1929).
Tweeërlei invloeden hebben tot deze beweging bij-
gedragen.
In de eerste plaas seizoenschommelingen, welke zich
ditmaal eenigszins anders deden gelden dan meestal in
het betreffende jaargetijde
het geval is. Tegenover een
daling bij aardappelen, groenten, fruit, die gezamen-lijk op het budget een groote plaats innemen, staat in
den wintèr gewoonlijk een stijging bij n’elk, eieren en
vetten (natuurboter), voor zoover de voeding aangaat,
en, voor zoover de overige uitgaven betreft, bij brand-
stof (hoogere prijzen van huisbrand), welke stijging de eerstgenoemde dalingen niet alleen neutraliseert,
maar soms zelfs overtreft. In December 1930 was
daarentegeii bij relk een vermindering te constatee-
ren -(met ingang. van 21 December prijsverlaging van
-16 op 15 cent per liter), was n.tuurboter, over de ge-
heele maand berekend, goedkooper dan in September en werd in de rubriek brandstof de
stijging
‘bij anthra-
ciet meer dan opgewogen door een daling bij petro-
leum, waaiwan de prijs in December 12 cent bedroeg
tegen 14 in September. Daartegenover staat, althans bij de arbeidersgezinnen, dat dit-jaar de aardappelen
iets duurder waren dan drie maanden vroeger, hetwelk
is toe te’ schrijven aan het feit, dat voor deze cate-
gôrie van gezinnen toenmaals enkele vrij goedkoope
sôorten
verkrijgbaar
waren. Dit verschil was echter
z66 gering, dat het’ de berekende uitgave per eenheid
p’er week slechts verhoogt van 25
Y2
tot 26 cent. Voor
de arbeidersgezinnen is trouwens in de rubriek vetten
te vermelden, behalve de daling bij natuurboter, een
vrij sterke verlaging bij rundvet en reuzel, welke de
eerste nok belangrijk ve±sterkt.
De seizoensinvloeden hebben dus in de berekeningen
een dalende tendens gebracht. Daarnaast deden een
aantal andere verlagingen eveneens hun invloed gel-den. Tot de voornaamste rubrieken, welke als gevolg
daarvan een vermindering ondergingen, behooren:
brooçl, beschuit en koek (algemeene, in November in-
getreden, broodprijsverlaging), vleesch (alle soorten;
voor zoover ‘bevroren rundvleesch aangaat, tariefwij-
ziging van 19 November), woninginrichting en huis-
raad, kleeding (beide laatste rubrieken vooral bij de
arbeid,ersgezinnen). ‘ Verder: . grutterswaren, kaas,
visch, kruidenierswaren (koffie,). Voor de, beter ge-
Bedragen in centen,
welke per gezins-
eenheid zouden zijn
uitgegeven, indien
besteed aan het-
zelfde alsin het jaar
l Oct.’23-30 Sept.’24
in:
,Dec.
1928
4604 5864 10474 3823 12847 16670
Maart 1929
4564 5924 1049 3756 12833 16589
Juni
1929
463
590
1053 3936 12832 16768
Sept.
1929……..448
5914 10394 3750 12812 16562
Dec.
1929..
455
5904 10454 3797 12806 16603
Maart 1930
4274 589
10164 3513 12734 16247
Juni 1930
426
586
1012 3622 12700 16322
Sept. 1930
4284 5834 1012 3578 12695 16273
Dec.
1930
4064 57,1
97.74 3477 12567 16044
Brood, beschuit, koek, grutterswaren, melk, kaas, eieren, vleesch,
visch, vetten, suiker, andere kruidenierswaren, aardappelen, groenten,
fruit, dranken, maaltijden buitenshuis bereid, berek. voed. vacantie
buiten Amsterdam.
Kleeding, schoeisel, huishuur, brandatof, gaa, electriciteit, toilet-,
wasch-, schoorimaakartikelen, woninginrichting huisraad, fond’gelden,
contributie, periodieken, rooken, ontspanning, spoor, tram, diversen
(mcl. hulp in de huishouding).
De herleiding tot gezinseenheden geschiedt aldus, dat de man
geldt voor 1, de vrouw voor 0.9, een kind in het eerste levensjaar
voor 0,15, in het tweede voor 0,2, in het derde voor 0,3 volwassene
en zoo geleidelijk opklimmende met 0,05 voor elk leeftijdsjaar. Voor de arbeidersgezinnen hebben de cijters betrekking op weke-
lijksche uitgaven; voor de gezinnen van meergegoeden op. maande-
lijksche uitgaven.
Alleen van de gegevens over 1927 zijn de cijfers voor de laatstge-
noemde gezinnen berekend op basis van de wekelijksche uitgaven.
lndexcijfers voor
arbeldersgezïnnen op
de
basis van
lndexcijf ets voor ge-
zinnen v.
meergegoeden
op de basis van
Maanden
‘de periode
de periode
de periode
1 Oct. 1923-
de periode
1 Oct. 1923-
1911113=100
30Sept.1924
1911113=10030
Sept.1924
=100 =100
1911113
100
100
Mrt. 1920
213,7
198,3
Dec.
1920
221,6
Juni 1921
207,9
Dec.
1921
190,4
Juni 1922
186,8
Dec.
1922
176,3
Juni 1923
173,5
Dec.
1923 177,6
100
176,5 J0.0
Sept. 1924
176,3
Dec.
1924
180,8
Juni 1925
179,1
Dec.
1925
177,2
Juni 1926
170,9
96,8
171,7
97,3
Dec.
1926
167,8
95,0
169,5
96,1
Juni 1927
167,4 94,8
168,9
95,7
Dec. 1927
169,5 96,0
169,3
95,9
Juni 1928
170,4 96,5
170,5
96,6
Dec.
1928 167,9
95,1
169,4
96,0
Juni 1929
169,0 95,7
170,7
96,7
Dec.
1929
167,4 94,8
167,7
95,6
kirt. 1930
162,8
92,2
165,0
93,5
Juni 1930
162,1
91,8
166,1
94,1
3ept. 1930
162,1
91,8 165,4 93,7
Dec.
19301
156,6
88,7 162,0
91,8
18 Februari 1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
181
INGEZONDEN STUKKEN.
HET INVALIDITEITSFONDS.
Dr. J. van Hoorn schrijft ons:
Naar aanleiding van het artikel van den Heer J.
P. 0. Wagner in ons nummer van 28 Januari ii. moge
het volgende worden opgemerkt:
De vraag, of het aanbeveling verdient den schrijver
in
zijn
conclusie te volgen, wensch ik geheel ter zijde te laten. Reeds vroeger is betoogd, dat de beantwoor-
ding ervan voor een niet gering deel ligt op het ter-
rein van degenen, die te waken hebben over onze
Staatsfinanciën.
Het is dus in ieder geval zaak, dat men er zich
rekenschap van geeft, -voor
welke
•bedragen men komt
te staan, en om dit te kunnen beoordeelen, moet men
o.a. vertrouwd zijn met inhoud en strekking van onze
ingewikkelde Invaliditeitswet, op. gevaar af anders
tot een geheel onjuiste slotsom te geraken.
Aan dit gevaar is de geachte schrijver niet ont-
snapt, inlmers anders is het verband van de 8e met
de 7e alinea van zijn artikel niet te verklaren. De
Heer W. schrijft hier:
,,Wij schrijven thans
1930.
De premie-opbrengst zal dit
,,jaar zeker de
40
millioen overschrijden en is dus sedert
1924
opgeloopen met een millioen of acht. Dit behoeft geen
,,vervondering te wekken, aangezien wij te doen hebben
,,et verplichte verzekering en derhalve het aantal ver-
,,zekerden voortdurend toeneemt zoolaug de bevolking
,,groeit.
,,Vaii het spookbeeld, dat omstreeks het jaar 2000, wan-
,,neer geen fonds zou zijn gevormd van zegge
2
milliard,
,,80 ruillioen per jaar uit de belasting-opbrengst zou moe-
,.ten worden bijgepast, schrikke men dus niet al te veel. De ,,practijk ‘blijkt hier alweder boven de wiskunde te gaan.”
Blijkbaar verkeert schrijver in de meening, dat
nu de premie-betaling zooveel meer opbrengt dan
vroeger wel werd geschat, dit meerdere in aftrek kan
worden gebracht van de 80 millioen per jaar, die op
den duur uit de ‘belastingen -bijgepast zouden moeten
worden. Maar zoo is het allerminst, integendeel!
Toeneming der premie-betaling kan drieërlei ‘betee-
kenen: lo. dat er meer verzekerden zijn, 2o. dat het
plakken met minder onderbrekingen gechiedt, 3o. dat
er gemiddeld in een hoogere loonklasse wordt ge-
plakt.
In alle deze gevallen nemen,
tengevolge van het
-meerdere plakken,
de verplichtingen van het Invalidi-
teitsfonds toe. In het eerste geval is dit zonder meer
duidelijk; bij de beide andere gevallen moet men er
aan denken, dat de renten der Invaliditeitswet geen
vaste bedragen zijn, maar geheel afhankelijk zijn van
de betaalde premiën. Nauwkeuriger gezegd: uit art.
75 dier wet volgt, dat iemands rente everedig is aan
cle gemiddeld voor hem betaalde premie.
De verhoogde premie-betaling zal dus de toekom-stige 80 millioen, die uit de schatkist zouden moeten
worden bijgepast,
verhoo gen
en niet verlagen.
‘Gesteld, dat de premiebetaling zich stabiliseerde op
5,0 millioen in plaats van op de oorspronkelijk ge-
schatte 40 millioen, dan zou ruw gerekend het uit de
Schatkist bij te passen ‘bedrag ook van 80 millioen op
100 millioen komen.
Het is zeer nuttig, dat de vraag ,,omslagstelsel of
fondsvorming?” van alle kanten ‘bekeken wordt, maar
het i’s absoluut noodzakelijk, dat men bij het overwe-
gen van zijn oordeel werkt met
iuiste
gegevens. Dit
geeft aanleiding tot een opmerking van algemeenen
aard en woj deze: Er wordt tegenwoordig in breeden
kring belangstelling vpor een oiaslagstelsel voor de
sociale verzekering aan den dag gelegd, ‘maar
zonder
dat precies voorop gesteld wordt, hoe groot men zich de toekomstige’ pensioenen denkt en hoe de regeling
er verder
zal,
uitzien en dus
zonder
dat men cijfers
voor de toekomstige kosten weet, waaraan men hou-
vast heeft. En zonder dergelijke
cijfers
zal men zich
toch nooit een gefundeerd oordeel kunnen vormen!
Niettemin zou men voor het produceeren dezer
cijfers terecht moeten komen bij de verzekeringswis-
kunde en het vertrouwen van den geachten schrijver
in die wetenschap
schijnt
niet heel groot te zijn. Hij
dien,t er’ zich echter rekenschap van te geven, dat de
wiskunde van uit ‘bepaalde onderstellingen nooit an-
ders dan tot een onomstooteljk resultaat kan voeren,
zonder dat de praktijk of wie of wat anders ook, daar-
mede ooit in tegenspraak kah komen, en dat het de
onderstellingen zijn, waarvan men is uitgegaan, die
met de praktijk kunnen blijken te botsen. Die onder-
stellingen immers zijn niet anders dan toekomstvoor-
spellingen ‘betreffende den toekomstigen toestand der
bevolking en het is natuurlijk dwaasheid, indien men
van de verzekeringswiskunde zou eischen wat geen andere wetenschap- vermag, nl. de toekomst te ont-
sluieren.
Men zal daarom verstandig doen de wiskunde in
haar natuurlijke waarde te erkennen en de berekenin-
gen te doen uitvoeren volgens
verschillende
onder-
stellingen wat betreft den toekomstigen toestand der bevolking: Iedereen kan dan kiezen welken loop van
zaken hij voor het meest waarschijnlijk houdt, maar
die keuze gedaan zijnde liggen dan ook de financiëele
gevolgen aan die keuze verbonden onomstooteljk vast.
En de uitkomsten voor de uitersten in de onderstel-
lingen geven dan verder de grenzen aan, waartus-
schen de toekomstige financiëele werkelijkheid
met
zekerheid
zal moeten liggen!
‘* *
*
N a s c h r i f t. Naar aanleiding van hetgeen de
geachte schrijver opmerkt, diene het volgende:
lo.
De Invaliditeitsvoorziening.
‘
–
In de premies voor de Invaliditeitswet is een hoog
prcentage begrepen voor ‘de ôuderdornsvoorzieniig
der loon arbeiders. Voert men voo deze en- voor de
zelfstandigen, die op 65-jarigen leftij’d niet zijn’aan-geslagen in de RijksinkonistenbëIating, eene Staats-
pensionneering in, dan ‘behoeven uit de premie-op-
brengst slechts te worden gekweten de Invaliditeits-
renten, Weduwenrenten, Weezenrenten, de kosten van
voorzorg ter voorkoming van invaliditeit en de,, ad-
ministratiekosten.
– Neemt men als ‘basis de ‘Duitsche invaliditeitsfre-
quentie (tien bl••vend invaliden- per- duizend veze-
kerden) en geeft men hun de maximum rente ad’pl.m. zes gulden per week, die de Invaliditeitswet, na veer-
tig jaar.
geregeld
premiebetalen in de,
hoogste,
loon-
klasse, omstreeks het jaar 1960 geeft, ‘dan komt me
voor drie millioen verzekerden (dit getal is zéér hoog,
er zijn er thans ruim twee millioen) tot eene uitkee-
ring van pl.m. tien millioen gulden per jaar. (Ik neem dit en alle verdere-bedragen opzettelijk aan den hoo-
gen kant). Thans bedraagt deze uitkeering pl.m. vier
miljoen per jaar, dus twee vijfde gedeelten-van het-
geen ostreeks’. 1960
-maximaal
nood.ig is. .Vermenig-
vuldgt mén de Weduwenrenten, thans. pl.m. drie
millioen. bedragende en de Weezenrenten ad twee
millioen eveneens met 2Y2, dan, zullen deze omstreeks
1960 een -uitgaaf vorderen, van twaalf en een half
millioen. Tèza men twee en twintig en éen half mii-
lioen. Tijdelijke invaliditeit is beter ‘bij de Ziektewet
onder te brengen.
– Stel de administratiekosten in 1960 op- zes’ mii-
lioen en de kosten van voprzorg op vier millioen, dan
komt men tot een totaal aan uitgaven van twee en
dertig en een half millioen, zijnde nog acht millioen
minder
dan de
huidige
premie opbrengt.
Maar het spreekt vanzelf, ‘dat de premie-opbrengst
ad veertig millioen, bij eene btijging van het aantal
verplicht verzekerden tot drie millioen, met vele
millioenen zal worden overschreden en dus zeker op-
loopt tot meer dan ‘vijftig millioen.
Stijgt
het’ aantal
verzekerden niet, dan is ook het aantal invaliden ge
ringer dan dertig duizend.
.. ‘
Hieruit blijkt; dat men
reeds nu
invaliditeit van
minder dan twee derden kan honoreeren en de rentei
182
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18
Februari 191
belangrijk kan verhoogen, zonder gevaar te loopen,
dat in de toekomst de jaarlijksche premie-opbrengst
onvoldoende zal zijn om de jaarlijksehe lasten te be-
strijden. Ik herhaal, dat de Ïnvaliditeitswet
aan enke-
len
eerst
omstreeks 1960
renten van zes gulden per
week geeft. Thans, nu de wet elf jaar in werking is,
bedraagt de hoogste rente pim. vier gulden per week.
Verscheidene renten worden ook thans nog toege-
kend tot bedragen van minder dan honderd gulden per
jaar. Dit nu, noem ik geen sociale voorziening. De
betrokkenen vallen ten offer aan wiskundig gepot.
2o.
De Staatspensionneering.
Geeft men aan een half millioen 65-jarigen en
ouderen, die niet zijn aangeslagen in de Rijksinkom-
stenbelasting, eene ouderdomsrente van drie gulden
per week, dan bedragen de kosten acht en zeventig
millioen per jaar.
Aan Staatsbijdragen wordt thans gestort vijftig
millioen, aan intrest wordt gekweekt dertien millioen.
Tekort vijftien millioen.
Dit tekort ontstaat eerst omstreeks het jaar 2000,
wanneer het aantal pensioentrekkenden dan inder-
daad een half millioen zal zijn, want dit getal is zéér
hoog.
Aangenomen mag worden, dat eene toenemende be-
volking meer aan belastingen kan opbrengen en van
die opbrengst dus geleidelijk meer dan vijftig millioen
kan afstaan voor de ouden van dagen. Worden de
tijden beter, dan kan men het pensioen verhoogen.
De Invaliditeitswet geeft omstreeks 1960 aan
een
gering deel
der loon arbeiders eene rente op 65-jarigen
leeftijd van pim. zes gulden per wek. Het is geen
gezond beginsel Staatsbijclragen slechts aan
een deel
der behoeftigen te doen ten goede komen. Het 1?eschik-
baar bedrag dient men om te slaan over
alle
behoef-
tigen, hetzij loonarbeiders, hetzij zelfstandigen. Het is
beter aan
alle
behoeftigen een Staatspensioen. te
geven van bijv. vier gulden per week, dan aan een
gering deel zes gulden te geven en aan anderen (juist
de aller armsten) niets.
Tenslotte merk ik nog op, dat de zaak waarom het
hier gaat met verzekeringswiskunde
niets
te maken
heeft.. Het systeem der Invaliditeitswet is geen systeem
van verzekering, doch betreft louter sparen voor
rente. Naar mijne meenirig worden hier ten onrechte
manipniatiën toegepast, die thuis behooren in een
particulier verzekeringsbedrijf, doch niet in eene pu-
bliekrechtelijk geregelde sociale voorziening, welke
door het Rijk wordt gegarandeerd.
J. P. C. WAGNER.
ONTVANGEN BOEKEN.
Finanzierung mit Frenadkapital. Die Grenze der tvirt-
schaftlichen Verw.ertbarkeit des Fremdlr.apitals
in der Unternehnvung.
Von Dipl.-Kaufm. Dr.
oec. Curt Sandig. (Die Bücher: Organisation.
Eine Schriftenreihe, herausgegeben von Profes-
sor Dr. H. Nicklisch, Handels-Hochschule Ber- lin. Band
XI).
80. XII, 136 Seiten. Broschiert
R.M. 6-. Stuttgart 1930.
C.
E. Poes.chel Verlag.
Het is een zeer gewoon verschijnsel, dat ondernemingen
vreemd kapitaal aantrekken; in het meerendeel van de ge-
vallen dient dit voor vergrooting van de mogelijkheden
van de onderneming en voor verbetëring van de rentabili-
teit van het eigen kapitaal.
Daar staat tegenover, dat steeds opnieuw ondernemingen
onder den last van het vreemde kapitaal bezwijken. Vreemd
kapitaal kan de onderneing voordeel, maar ook nadeel
brengen. Dit boek’ behandelt de vraag, waar de grens voor
de ecoiiomische aanwènding van vreemd kapitaal ligt.
De schrijver bepaalt zich eerst tot een uiteenzetting van den tegenwoordigen stand van het vraagstuk en behandelt
daarna het crediet van de onderneming en de economische
verschijnselen van het vreemde, kapitaal. Hij wijst op de
fouten, die in de practijk door het vasthouden aan bepaalde
financieringsrecepten gemaakt kunnen worden en geeft de
middelen aan, die verliezen kunnen voorkomen en de
financiering met vreemd kapitaal voor de onderneming
van voordeel kan doen zijn.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. ” heteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANK DISCONTO’S.
led (Disc. Wissels. 2424
Jan.’31
Binn.
EB
Lissabon
….
74 2Juni’30
324
Jan.’31
Londen ……
3
1Mei’30
(Vrsch.inR.C.
3
24Jan.’31
Madrid ……
6 lPJuh ’30
Athene ……….
9
2 Dec.’28
N.-YorkF.R.B. 2
23 Dec.’30
Batavia ……….
4410 Mrt.’SO
Oslo
……..
4
8N0v.’30
Belgrado
……..
5428
Mei ’30
Parijs
……
2
2Jan.’31
Berlijn
……….
5
9 Oct. ’30
Praag
……
4 24Juni30
Boekarest……..
9 23 Nov.’29
Pretoria
….
5429
Spt. ’30
Brussel ……….
2431 Juli’30
Rome ……..
5419
Mei ’30
Budapest ……..
54e8 Mei ’30
Stockholm
..3
6 Feb.’31
Calcutta
……..
7 15Jan.’31
Tokio
……
5.1
6 Oct. ’30 Dautzig
……..
5
10 Oct. ’30
Weenen……
5
9Sept.’30
Helsingfors …….
6 26Aug.’30
Warschau….
74 3Oct. ’30
Kopenhagen
….
3412 Nov.’30
Zwits. Nat. Bk.
2
23Jan.
1
31
OPEN MARKT.
1931
14F b
9/14
217
25131
e r.
Febr.
Febr.
Jan.
1930
11
10115
Febr.
1929
11/16
Febr.
1914
20124
Juli
A,,,sterdam
Partic.dlsc.
1113
lij_1
111
d’
1
14
I
3
116-
5
1,6
2’11-3
4I1′-
1
12
.3
1
Is-
3
I1e
Prolong.
1
1
14
11114
1-14
1-1
1
12
251e-13h6
41/
3
.5
211
4
81
4
Londen
DageId..
.
2
1
12
2-3112
1
9
14-3
1
3
4-214
3-5
4-6
1
1
1
3
14-2
Partic.dlsc.
291
21j-9/1
2
7
/16_I1,
2116-
1
,2
371_4
53I16-5116 2114814
Berlijn
Daggeld…
5
1
12..7
3-7
5-8
3_7112
3
1
1,4
3
1
1
2
-7
1
1
2
Partic.dlsc.
30-55 d…
4
718
418
4
1
4-Ie
5II8
58
-1
4
–
56-90 d…
418
47
4
8
4814-19
51
3_51
3
51
5
_31
4
2
1
/4
1
1
3
Waren-
wecheel.
5114_3I8
5148
511
4
_31
5
5114
5
5
1-6
6-
1
18
–
New
York
Daggeld
1)
l’/,-‘J
1
1
11′
8
14
1
1
13.14
1112914
431
4
6-1011
4
1
8
14-2
1
1
1
Partic.disc.
114
I
9
18
-1
1
1
1
1-I1
Ij
3
!8
5
3
18I2
–
3) Koers van 13 Febr, en daaraan voorafgaande weken tlm Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York’s)
1)
•)
*)
•)
1)
10
Febr. 1931
2.49
8
18
12.111/
8
59.24
9.77
34.764
99
11
,,
1931
2.49
l/
j
12.11
/l6
59.234
9.77
34.754
99+
ir
12
,,
1931
2.491,
1210H
59.22
9.76e
34.73
13
,,
1031
2.49
6
/
1
12.10(
59.22
9.765
34.714
99H
14
,,
1931
2.49l
12.10
71
59.21
9.765
34.72
99
16
,,
1931
2.49w
12.106/
I2.
1
0
59.225 9.755
9.76
34.714
99,
v
s
Laagsted.w.1)
2.48831
93
59.19
.34.68
99
Hoogste d.w
1
)
2.49
3
136
12.11i1
59.25 9.774
34.78
99
9 Febr. 1931
2.48
8
51
16
12.10+
59.19
9.764
34.76
2
,,
1931
2.48i
8
1
12.0891
59.16
9.755
34.71
Muntpariteit
2.48%
12.108%
59.26
9.75
134.59
1100
Data
., serland
‘?
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid
)
res
) )
)
10 Febr. 1931
48.11
35.-
7.37
1.484
13.04
25.174
ii
,,
1931
48.11′
33.-
7.375
1.48*
13.04
24.96
12
,,
1931
4S.08
34.98
7.374 1.485
13.034
24.55
13
,,
1931
48.0714
35.-
7.374
1.48*
13.04
24.15
14
,,
1931
480714
35.-
7.37
1.48*
–
–
16
,,
1931
48.0814
35.-
7.374
1.48*
13.04
24.85
Laagsted.w.1)
48.04
34.9214
7.364
1.47
13.01
24.-
Honeted.wl)
48.12
35.0214
7.375
1.49
13.05
25.40.
9 Febr. 1931
48.10
35.-
7.365
1.484 13.034
23.15
2
,,
1931
48.0814
35-
7.364
1.484
13.03
25.374
Muntpariteit
48.-
35.10
7.371
1.488
13.09
48.524
D
ata
Stock-
Kopen-
°
Hel-
Buenos-
Mon-
holm)
hagen)
Aires’)
t real
1)
10
Febr. 1931
66.75
668741 66.70
8.264
76V,
2.49
8
11,
11
,,
1931
66.75
66.674
66.70
6.27
77
2.49
3
1
86
12
1931
66.724 66.65
66.674
6.264
789/
4
2.4961
14
13
–
,
1931
66.724 66.65
66.674
6.274
79%
2.49’1 14
,,
1931
66.724
66.65 66.674
6.27
4914
.16
,,
1931
66.70 86.624
666
6.261
79
2.4914
Laagsted.w.’)
66 65
86.60 66.60
6.254
758%
2.49
Hnoste d.w’)
66.75
88.70
6670
6.28
.
79
.
….
8014
2 49
8
18
9 Febr. 1931
66.70
66.65 66.65
6.26
76
,
2.4920
2
,,
1931
68.65
66.55 66.55
6.264
758v
2.48%
untpariteit
66.67
66.55
66.67
6.265
9584′
2.48v
*) Note.ering te Amsterdam. “) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In het eerste nummer van iedére maand komt een oerzich1
voor’ van ‘een aantal ,niet wekelijks opgenomen wisselkoerien
JOERSEN fJ
NEW VORK
(CaDIej.
1)QUi
Londen
($ per £)
Parijs
($
P.
100 fr.)
Berlijn
(3 P. 100 Mk.)
Amsferdam
(3 p. WO gld.)
1&Febr.
1931
4,861/
8
3,9211
8
23,78
40,10/
11
1931
4,86
4
/
8
3,92′
23,78
40,1484
12
‘
1931′
–
–
–
–
13
1931
,852112
3,91
7
18
23,76
40,1281
8
14
1931
4,8551
s
3,9184
23,754 40,124
16
1931
4,85
28
/
32
3,9171
s
23,7684
40,1284
17 Febr:
1930
4,8611
46
3,9181
8
23,8684
40,0884
Muntpariteit. .
4,8667
3,908/
8
23,8131
40′
KOERSEN TE LONDEN
18,: Pebrti 193j1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
183
Plaatsen en
Landen
Noleerings-
1
eenheden
31
Jan.
1931
7 Febr.
1931
9114
Febr.
‘3l
1
Laagste
l
Hoogstql
114
Febr.
1931
Alexandrië..
Pias. p.
97
97
9771 9791
t
,
9784
Athene …..
Dr. p.,
375
375
3749/
4
375k
375
Bangkok….
Sh.p.tical
119
1!971
8
1/9
3
115
1199116
1199/16
Budapest …
Pen. p £
27.81
27841
27.82
27.88
2
Buenos Aires
d.
p.$
3471
34
17
84
348,
35u158
3548146
Calcutta ….
Sb. p. rup.
1j5
25
1
33
11525/
33
1,584
1
1
5
l
8
11
1.5
26
1
32
Constantin..
Piast.p.
1.025
1.025
1.025
1.025
1.025
Hongkong ..
Sh.p.$
11+d.
1184 d.
109/
4
d
1154 d.
lid.
Sli. p. yen
210
29
1
94
210
13
1
32
2,0
11
/
3
,
21071
2
10
26
1
Lissabon ….
Escu. p. £
1085/
4
10884
10811
8
10811
8
10884
Kobe
…….
Mexico
….
$ per £
10.60
10.55
lO.45
10.65
1055
Montevideo .
d.per
33
3384
33
34Y, 3334
Montreal
…
$ per £
4.86
,
18
4.86′
4.8584
4.8684
4.85f
Rio d. Janeiro
d. per Mi!.
4
11
/
32
4%
4
1
I
471
484
Shanghai …
Sh. p. tael
11384
1124
1,181
8
1/28%
1/2
Singapore ..
id. p. $
2/384
9/384
213441
55
2/3431
45
21334
Valparaiso
1)
$ per £
39.94
39.87 39.86 39.90
39.90
Warschau . .
ZI. p.
£
4351,
4351
435,
43
7
11
43s1
‘1 90 dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londe.n’l
N.Vorkl) Londen
9 Febr. 1931..
12
2611
9 Febr.1931
…
84111% 10
,,
1931..
125/
16
2681
8
10
,,
1931
84/1184
ii
,,
1931..
1284
278/
s
ii
,,
1931 ….
84/1184
12
,,
1931..
127/48
– .
12
1931
8411184
13
1931..
)211
2611
13
1931..
841113
14
‘,,
1931..
12
5
/46
26a,
14
1931
..
84/1184
15 Febr. 1930..
20
43sj
15 Febr. 1930….
8411184
27
Juli
1914..
24u1
1
,
59 27
Juli
1914… .
84,11
‘tin pence p.oz.stand.
1)
Forelgnsilverin $c. p.oz.ne. ‘)insh.p.oz.tln
fi
STAND VAN
‘
.
RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
7 Febr. 1931
1
15 Febr. 1931
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
/
12.3(4.201,26
Saldo b. d. Bank voor Ned.Oemeenten
»
405.195,33
/ 25.2
1
3.201,39
,,
518.871,45
derlandsche
Bank …….
…………
Voorschot op uit. Januari 1931 aan de
gemeenten verstrekt op voor haar
door de Rijksadministratie te heffen
gemeentelijke
ink.bei.
en
opc.
op
de
Riiksink.hel……………………
30.363.965,38
•
31.133.443,17
Voorschotten op uit. Jan. 1931 aan de
gemeenten
verstre.t op aan haar
uit te keeren hoofdsoni der perso-
neele i,1elasting, aandeel in de hoofd-
som der grondbelasting, alsmede van
opcenten op die belastingen
–
,
3.104.769,-
668.804,35
,, 103.208.1u4,82
Voorschotten aanNed.-inijie………….
Id. aan
Suriname …………………
13.253.298,07
,
13.268.881,19
Id. aan
Curaçao ………………….
…
..5.305.727,62
1,
5.315.638.10
Kasvnrd. weg. credietverst. alh. huiteni,
106.929.790,91
. 108.121.21 7,08
Daggeldleeningen tegen onderpand
10.700.000,-
,,
1.500.000,-
Saldo der postrekeningen van Rijks-
22728l904 ,
19.104.020.74
comptabelen
…………………….
Vordering op andere Staatsbedrijven’)
.13.715.978,84
14.538.525,50
Ver
Pl
1
cli t ing en.
Schatkistbiljetten in omloop ……….t 169.457.000,-
1
1 69.457.000,-
Schatkistpromessen in Omloop ……..59901.00,-
59.yto.000,-
Zilverbons in omloop ……………..
3;345.43,-
3.295.838,-
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.1)
,,
2.607.2(9,25
29.9348,73
.
3.0
Id. a. h. StaatsBedrijf d.
P.,
T.
T.’)
39.262.90(,98
en
.
,,
40.186.923,09
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
…….,,
817.097,93
,,
817.09 ,93
Id aan diverse Instellingen’)
.. ……
…
24.861.i0t,87
,,
24.242.634,35
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
7 Fèbr. 1931
14 Febr. 1931
Vorderingen:
– –
Saldo
bil
‘s
Rijks
kas ……………..
Saldo bij de Javasche Bank………..
–
–
Verplichtingen:
Voorschot ‘s Rijks kas ……………
/102.669.000,-
1103.206.000,.-.
–
–
–
.
–
Schatkisipromessen
………………..
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas
………..
Waarvan Muntbiljetten
………………..
–
–
Muntbiljetten in omloop …………..
,,
11.821.000,-
11.292.000,-
Schuld aan jiet. Ned..lnd. Muntfonds.
,,
3.171.000,-
•
3.171.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
646.000,-
,,
857.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……
65C9.0O0,-.
,
9.973.000,-
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 16 Februari 1931.
Activa.
Binnen!.Wis.f’Ufdbk.
f
37.349.055,94
se1s,Prorn., Bijbnk. ,,
69.794,70
U1ni.
iig.scu. ,,
I0.4O5.290,90
f
48.004.147,59
Papier o. h. Buiten!. f1isconto
……
Idem eigen portef. .
f
229.473.467,-
Af :Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel. «
–
229.473.467,-.
Beleeningen
mcl. vrsch.
Hfdbk. f
28.618.206,13
in rek.-crt.
Bijbnk.
5.326.909 02
op onderp.
Ag.sch.50.317.824 26
_.
f
84.262.739,41
Op Effecten ……
f
82.177.609,83
Op Goederen en Spee. ,,
2.085.129,58
84.262.739,41
Voorschotten a. h. Rijk ……………..
,,
–
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
84.571.720,-
Muntmat., Goud ..
361.494.264,28
f
446.065.984,26
Munt, Zilver, enz. •
29.086.289,41
Muntmat., Zilver..
–
Belegging i/
kapitaal, reserves en pen.
475.152.273,67
1
)
sioenfonds
……………………
..
25.952.187,01
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,_
Diverse rekeningen ……………….,
43.369.417,64
Paqaiva
(
911.214.232,32
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
..
7.199.946,44
Bijzondere
reserve
……….
………..
8.000.000,-. Pensioenfonds
………….. ……..,,
6.765.937,65
Bankbiljetten in omloop…………….
806.444.935,-
Bankassignatiën in omloop
……….
..
273.009,35
Rk.-Cour.
j
Het Rijk
f
23.667.039,28
saldo’s:
, Anderen,, 28.176.742,40
,,
51.843.781,68
Diverse rekeningen
10.686.622,20
.
-,
f
911.214.232,32
Beschikbaar inetaalsaldo ………….
f
131.340.380,40
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waart.oe de Bank gerechtigd is. ,,
328.350.951,-.
1) Waarvan In het buitenland
/
28.846.779,33.
Vooruaa.niste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Clrculatte
Andere
opeischb.
Beschlkb.
Metaal-
Dek-
kin ga
—
Munt
1
Muntmat.
schulden
saldo
1)
perc.
16 Febr. ’31
84.572′
311.494 806.445
52.117
131.340
55
9
’31
84.582
361.494
813.101
45.271
130.838
55
2
’31
74.594
361.494
841.530
23.623
116.440
534
28 Jan. ’31
74.610
361.494
801.129
64.468
116.693
54
19
,,
’31
84.616
361.494
814.091
39.030
109.179
53
12
,,
’31
84.633
361.494 832.642
25.443
106.560
524
17 Febr.’30
64.989
372.024
785.427
18.429
142.152
58
25
Juli
‘141
65.701
96.410
310.437
6.198
43.521
54
Totaal
Schatkist-
Belee
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
nin e
op
het
reke- discon to’s
rechtstreeks
buifent.
nin,gen
4)
16 Febr. 1931
48.004
–
84.263
229.473
43.369
9
,,
1931
48.406
–
81.226 244.838
30.939
2
,,
1931
48.295
–
87.073
250.373
36.828
26 Jan. 1931
48.707
–
83.031
250.671 41.142
19
,,
1931
49.418
–
83.964
248.461 41.500
19
,,
1931
50.206
–
86.756
247.093
44.378
17 Febr. 1930
51.660
–
83.416
205.792
24.829
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
1
Sedert den
bankstaat
van 14 Jan.
’29 weder
op de basis
van 21
metaaldekking.
8) Sluitpost activa.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
1
ci
ta7i.”
Andere
Opeisfhb.
Discont.
IDi
k
nign'”
10 Jan.
1931…
851 1.305
560
878 497
3
,,
1931-
830
1.358
597 877
452
27 Dec.
1930..
810 1.274 506
889
578
20
,,
1930..
893
1.242 518
893
601
11 Jan.
1930-
. 580e
1,508
655 1.069
523
5
Juli
1914…
645
1
1.100 560
735
396
‘)Slultp. der activa.
2)
f100.000 bij de Ned. Bank gedeponeerd.
184
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
18 Februari 1931
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. be samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Andere
Beschikb.
Data
Ooud
Zilver
Circulatie
opelschb.
metaal-
schulden
saldo
14 Feb. 1931
161.100
247.300 37.300
47.260
7
,,
1931
162.500
246.400
38.600
1
48.500
31 Jan.1931
171.600
243.500
43.600 56.760
17Jan.1931
251.313
46.979 59.908
138J70
41.055
10
1931
138.642
41.291
257.333
45.924
58.530
3
,,
1931
138.550 40:501
253.659
45.593
59.350
27 Dec. 1930
138.540 40.146
252.467
47.140 58.843
15Feb.1930
139.170 30.101
278.568
32.459
44.860
16Feb. 1929
168.902
20.227
302.138 59.229
44.583
25 Juli
1914
22.057
31.907 110.172 12.634 4.842
a a
Dis-
Wissels,
buiten
Belee –
verse
bek-
kings- conto’s N.-!nd. ningen
‘
g
‘i
,,
percen
______
betaalb.
lage
14Feb.1931
113.600
57
7
,,
1931
111.400
•••
57
31 Jan.1931
104.200
60
_-
17Jan.1931
8.714
33.805
38.877
39.303
60
10
1931
8.771
34.083
40.315
40.184
59
3
,,
1931
8.774
32.425
40.666
41.943
60
27Dec.1930
8.761
31.349
40.664
46.250
60
15Feb.1930
8.513
31.055
76.363
32.547
54
16Feb.1929
8.273
38.034
78.606
53.457
52
25Juli1914
7.259
6.395
75.541
2.228
44
‘) Sluitpost activa.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.
Ban kbllJ.
Bankbilf. Other Securitles
Data
Metaal
in
in Banking
Osc. and
circulatie
Departm.
Advances
ecurities
11 Febr. 1931
141.247
347.245
.53.283
9.597
23.233
4
,,
1931
141.040
349.486
50.864
6.325
23.204
28 Jan. 1931
140.141
346.824
52.662 9.748
21.823
21
,,
1931
142.862
346.462
55.758
10.995
25.959
14
,,
1931
145.150
349.943 54.800
8.356
22.955
7
,,
1931
146.558
363.505
42.412
14.58
22.912
12 Febr. 1930
151.499
348.003
1
62.933
7.963
14.513
22
Juli 1914
40.164
29.317
1
33.633
Data
_____________
00v.
Sec.
‘
Public
Depos.
Other Deposits
1
Other
1
Bankers Accountsl
1
Reserve’
1
Dek-
kings-
perc.’)
11Febr.’31
36.420 13.503
57.655 33.960 54.002
511,,
4
,,
’31
43.030
9.861
62.57Q
33.568 51.554
48
19
,,,
28 Jan.’31
41.086 19.360 55.163 33.368
53.317
49
13
1
32
21
,
1
31
49.246
22.324
68.813
33.385
56.400
4571,82
14
,,
1
31
52.026
22.377
64.711
33.413 55.207
45
1
1,,
7
t,
t
,,
”l
53.081 13.206
68.875
33.293
43.053
37
5
1,
12Febr.’30
44.712
17.937
59.084
35.482 63.498
58
18
1
5
22 Juli
’14 11.005
13.736
42.185
29.297
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen lrancs.
tTe
goedl
Wis-
Waar,’.
Belee-
1
Renteloos
Data
Ooud Zilve?
in het
sels
Ibuiten1.1
op het
1
ningen
voorschot
buttenl.1
Ia.d.
Staat
6Feb.’31
55.632
645
7.011
26.605
19.301
2.977
3.200
30 Jan.’31
55.510
633
6.998
28.788
19.325
2.866
3.200
23
,,
’31
55.044
621
7.006
27.744
19.332 2.916
3.200
16
,,
’31 54.403
611
7.033
26.712
19.331
2.987 3.200
7Feb.’30
42.931
241 6.979 25.201
18.736
2.578
3.200
23Juli’14
4.1041
6401
–
1.541
8
769
–
Bons v. d
t Diver-
t
1Rekg. Courant
t
Data
zelfst.
sea’)
Circulatie
Staat
Zelfst.
1
Parti
–
amort. k.
5.199
1
amort.k.Iculieren
6Feb.’31
___________
2.3501
77.772
1
4.871
1
9.309
10.251
30 Jan.’31
5.199
2.3131
78.559
1
4.7431
9.101
11.659
23
,,
’31
5.252
2.1401
76.539
t
5.367
8.961
11.643
16
,,
’31
5.252
2.241
1
76.992
1
4.643
t
8.855
10.413
7Feb.’30
5.453
1.
663
1
69.429
6.711
1
3.340
7.489
23Juli’14
–
-.
j
5.912 4011
–
1)
Sluitpost activa.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
17 Februari 1931.
ZOoals wij in ons vorige weekbericht nog konden ver-
melden, is de afgeloopen week begonnen met groote zaken
in t a r w e, speciaal naar Engeland. De vraag naar meel
was daar sterk toegenomen, hetgeen de groote inkoopen
van tarwe in de hand werkte. De inkoopen, die in Enge-
land gedaan werden, bestonden voornamelijk uit Plata- en
Australische tarwe, terwijl ook weder stoomende Russische
tarwe gekocht werd. Juist de omstandigheid echter, dat de
voorraden van Russische tarwe in de Engelsche havens
den laatsten tijd sterk zijn verminderd, heeft tot de sterke
uitbreiding der zaken bijgedragen. Ofschoon ook Canadee-
sche tarwe gekocht werd, waren de zaken daarin toch veel
kleiner dan in de andere reeds genoemde soorten. De zoo
sterk toegenomen omzet bestond voor een niet gering ge-
deelte jit ladingen, en wel voornamelijk van Australische
tarwe. Een enkele zaak kwam ook nog weder tot stand
van Australië naar Britsch-Indië, doch nieuwe zaken naar China werden niet weer gerapporteerd. Dit zal wel in ver-
band hebben getaan met den opnieuw gedaalden zilverprijs.
Het was niet alleen de groote Engelsche kooplust, die aan-
vankelijk voor tarwe een prijsstijging veroorzaakte, doch
ook weerberichten van verscil1enden aard werkten daar-
toe mede. De gewichtigste daarvan waren wel die omtrent
het uitblijven van regen of sneeuw in de gebieden der
Amerikaansche wintertarwe, waardoor men begon te vree-
zen voor schade aan het gewas, alsmede die omtrent voort-
durende droogte in het Noord-Westen der Vereenigde Sta-
ten en Canada. Indien daar niet tusschen nu en den zaai-
tijd der zomertarwe een flinke hoeveelheid regen en/of
sneeuw valt, zouden de omstandighedea zeer ongunstig
worden voor den nieuwen uitzaai. Dan was er verder het
ongunstige weder in Frankrijk, waar de te velde staande
tarwe nog altijd te lijden had van te veel regen. Op 11 Fe-
bruari begon echter een verandering in te treden wegens regenval in de Vereenigde Staten en zeer goed weder in
Argentinië, waardoor daar het dorschen der tarwe snelle-ren voortgang kon krijgen na den langen regentijd, die te dien aanzien belemmerend had gewerkt. Ook de aanvoe-
ren in de Argentijnsche havens namen in verband daar-
mede toe, evenals hot aanbod van Platatarwe naar Europa.
Ook bleef Australië dringend met tarwe aan de markt. De sterk gedaalde Australische tarwekoers werkte dit aanbod
in de hand, terwijl de Australisehe producenten tevens in
het vrij zekere vooruitzicht van een uitvoerpremie van 6 d.
per bushel het aanbod vergrootten. Op het Europeesche
,vasteland wordt binnenkort vermeerdering der vraag naar
tarwe verwacht, omdat in Frankrijk, wegens de sterke
vermindering der voorraden van Fransche tarwe, waar-
schijnlijk niet lang meer gewacht kan worden met ver-
meerdering van het percentage buitenlandsche tarwe, dat
er in het meel mag worden verwerkt en in Duitschland
het verplichte percentage van bijmenging van binnenland-
sche tarwe reeds is verlaagd. Reeds bestond er deze week
voor buitenlandsche tarwe in Frankrijk meer vraag en ook
Italië treedt geregeld in ruimere mate als kooper op. Dit
vooruitzicht van grootere vraag op het Europeesche vaste-
land heeft echter niet kunnen voorkomen, dat wegen8 de
betere weerberichten de markt in de tweede helft der week
flauwer werd. Kouder weder in Duitschiand en Frankrijk,
waardoor veel ongedierte te gronde ging, werkte daartoe
mede, evenals de gunstige oogstberichten uit Zuid-Oostelijk
Europa. Dat binnenkort te Parijs en in Maart te Rome
conferenties zullen worden gehouden, waar overleg zal wor-
den gepleegd over de mogelijkheid om den tarweprjs te
doen stijgen, terwijl ook te Genève met dat doel bespre-
kingen werden gehouden over een door den Volkenbond
te organiseeren landbouwcrediet, speciaal voor Oost-Euro-
pa, kon de flauwe stemming niet voorkomen. Zij veroor-
zaakte aan dè Argentijnsche termijnmarkten van 9 tot 14
Februari een prijsdaling van 10-15 centavos per 100 KG.,
nadat eerst nog een kleine verhooging had plaats gevon-
den. Op 16 en 17 Februari waren deze markten gesloten
Overigens echter is in Europa op de allerlaatste dagen der
week weder een verbet.ering ingetreden, die naar het schijnt
voornamelijk haar oorzaak vond in de Argeutijnscbe be-
richten omtrent de gevolgen van den sterken regenval van
Januari. Deze schijnt tengevolge te hebben gehad, dat het
uitvoeroverschot niet 25 millioen, doch slechts 2234 mjllioen
quarters bedraagt. De raming der Argentijusche regeering
is zelfs slechts
1834
millioen quarters. Dit neemt echter
niet weg, dat de verschepingen van Argentinië in de af-‘ geloopen week vrij wat grooter waren dan in de vorige,
terwijl in de naaste toekomst een belangrijke vermeerde-
18
Februari
1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
185
AANVOEREN in tonB van 1000 KO.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
8114
Febr.
Sedert
Overeenk.
8114
Febr.
Sedert
Overeenk.
1931
1 Jan. 1931
tijdvak 1930
1931
1Jan. 1931
tijdvak 130
1931
1930
Tarwe ……………..3.473
105.487
193.808
–
1.640
4.330
107.127
198.138
Rogge ……………..680
33.299
25.979
–
–
862
33.299
26.841
Boekweit ………………360
3.278
1.510
–
95
307
3.373
1.817
Mais
12.
……………….057
141.289
153.530
10.578
38.535
34.591
179.824
188.121
(l’erst ……………..11.806
95.149
96.880
–
6.258
2.236
101.407
99.116
Haver ……………..6.882
44.337
27.597
–
–
1.289
44.337
28.886
Lijnzaad ……………4.374
13.526
11.425
28.350
67.467
40.108
80993
51.533
Lijnkoek ……………348
4.891
28.879
–
–
–
4.891
28.879
Tarwemeel ………….1.317
13.847
9.801
444
7.345
3.642
21.192
13.443
Andere meelsoorten
371
6.222
2.710
23
1.632
. –
7.854
2.710
ring der afladingelE wordt verwacht. ])e vele bevrachtin-
gen, welke sedert het begin van Februari in Argentinië
hebben plaats gevonden, wijzen ook in deze richting. In cle twee afgeloopen weken zijn namelijk tot geleidelijk eenigs.
zins gestegen vrachtcijfers vele booten hevracht ter bela-ding in Februari en i:[aart met ccii gezamenlijk draagver-
mogen van ongeveer 500.000 ton graan. Ook ‘van Rusland
is deze week vrij wat tarwe afgeladen én het totaal de
haar Europa verscheepte hoeveelheid was van grooten om-
vang, zooda,t de zeilende voorraad zeer aanmerkelijk is
,
toe-
genomen. De weer verbeterde Europeesche marktsteinming
van de laatste claget der week is niet gepaard gegaan met
een herstel van den omzet naar Engeland, die namelijk
sedert het begin der week aanmerkelijk was verminderd.
Op 13 en 14 Februari werden zelfs uit Engeland zoo goed als geen zaken in tarwe gerapporteerd. In Noord-Amerika
heeft de verlaagte Argentijnsehe rahutilig geen prijsstijging
teweeg gebracht. Regen in de ‘Vereenigde Staten veroor-
zaakte zoowel te. Chicago als te Winnipeg op 16 Februari
zelfs verdere flinke prijsdaling en het slot was te Winnipeg
zelfs ruim 2 dollarcent per 60 lbs. lager dan een week
tevoren. J uli-tarwe te Chicago sloot ruim 1 cent lager
dan op den 9dcn.
Ho g ge is ook deze week weder uit Rusland niet afge-
laden. De goede vraag naar Russische rogge blijft zich
in Nederland handhaven, zoodat de te Rotterdam aanwe-zige voorraden geleidelijk verminderen. In het ‘begin der
week werden tot vrij wat gestegen prijzen flinke zaken
gedaan, doch later trad weder een verlaging in, die cle
iii de laatste 10 dagen ontstane verhooging weder voor
het ‘grootste gedeelte verloren heeft doen gaa.h1. ‘Uit Polen,
var de roggeprijs eenigen tijd te hoog is geweest ‘oor
export, werd weder goedkooper aangeboden, (lech naar
Nederland konden daarin wegens de concurrentie der-Rus-
sische rogge geen zaken tot stand komen. Naar België
echter, waar de invoer van Russisch graan niet ‘wordt
toegestaan, werden wel zaken in Poolsche rogge afgesloten.
Ook m a i s is aanvankelijk vast geweest en daar in vrij-
wel geheel West-Europa nieuwe aanvoeren eerst in de
tweede helft van Februari te verwachten waren, werden
voor aangekomen maïs ‘hooge prijzen betaald. Daarbij trad
aan de Argentijneche termijnmarkten een vrij aanzienlijke
prijsstijging in, doch wegens de hij voortduring buitenge-
woon gunstige berichten omtrent den Argentijnschen maïs-
oogst en den geringen omvang der vraag, welke er in
Europa voor maïs
01)
eenigszins verwijderde posities be-
stond, verdween omstreeks het midden der week voor
stoomende maïs en mals op afladïn.g de vaste stemming. Dit bracht een niet onbelangrijke prijsdaling met zich en
ofschoon te Rotterdam de eerste nieuwe aanvoeren, clie na
10 Februari ‘begonnen te arriveeren, wel gemakkelijk plaat-siug vonden, was op 16 Februari de vraag naar aangekomen
Platamaïs reeds weder teleurstellend, terwijl voor stoo-
mnende partijen de kooplust slecht bleef. Ook in Engeland
is die na, de levendige markten van ‘het ‘begin der week
aanzienlijk afgenomen, doch het schijnt, dat te Antwerpen
en Hamburg de stemming beter is dan in Engeland en
Nederland. Uit Roemenië wordt nog altijd geen mais ge
offreerd. Wel werd er in de afgeloopen week wat meer
afgeladen, doch deze maïs was vooral naa.r Italië bestemd,
waar men gewoonlijk voor menschelijk voedsel i)onaumaïs
blijft koopen, ook wanneer die duurder is dan andere soor-
ten. l)e Roemeensche regeering raamt het overschot van
maïs op een veel lager cijfer dan de handel. Voorloopig
zal men wel moeten aannemen, dat de officiëele raming te
laag is, maat- de boeren in Roemenië houden hun maïs nog
steeds achter, omdat zij als resultaat van de besprekingen
te Genève kans op hoogere prijzen verw’achteu Bovendien
wordt nu ‘toch de scheepvaart in den i)onami nog door ijs
belemmerd en men zal de toeneming der Roemeensche ver-
schepingen wel tot de voorjaarsmaanden moeten wachten.
De oogstberiehten uit Argentinië ‘blijven voor mais nog
altijd buitengewoon rooskleurig eis het schijnt reeds onge
veer vast te staan, dat de opbrengst buitengewoon groot
zal worden. ‘De mafsprijs aan de Argentijasche terinijnmark-
ten is van 9 tot 14 Februari 5 h 15 centavos per 100 KG. gedaald, nadat aanvankelijk een even groote verhooging
had plaats gevonden. in de Vereenigile Staten was mais
flauw. De prijs daalde te Chicago ongeveer 4′ dollarcent per
56 lbs. en kwam daarmede weder op het laagste peil van
het seizoen.
Ge r s t-verschepingen ‘zijn deze week weder niet groot
geweest; slechts valt het op, dat speciaal isaar Nederland
vrij w’at Argentijnsche gerst verleden is. De vraag naar
gerst blijft goed en ofschoon in de tweede helft der ‘w’eck
een -vei-laging der prijzen plaats vond, trad op 16 Februari
een herstel in. De te Rotterdam aanwezige voorraden gerst
zijn deze week weder verminderd en tenslotte konden de
prijzen eenigszins worden verhoogd. In Duitschl-ancl blijft
eenige vraag voor gerst bestaan, terw’ijl ook in Engeland
weder Russische en Poolsche gerst werd verkocht.
Van Argentinië is deze sveek zeer veel h a v e r ver-
scheept, hetgeen echter niet wegnam, dat in Engeland de
markt wat beter was. ‘Ook België ‘blijft Platahaver koopen,
doch naar Nederland worden daarin .zoo goed als geen zaken
gedaan. Men bepaalt zich daar tot zaken .in Russische
haver, welke van uitstekende kwaliteit is en waarvoor ‘bij
voortduring zeer goede vraag bestaat. Vooral uit de te
Rotterdam aanwezige voorraden vinden geregeld flinke
verkoopen plaats, nu deze haversoort tot zoo lagen prijs
te koop is. Ook in Engeland ‘wordt Russische haver ge-
regeld gekocht. in Duitschlauud blijft men zich ongerust maken over de groote hoeveelheden haver, clie daar nog
aanwezig zijn, doch een middel oni die tot een eenigszins
sehappelijken prijs voor export te veikoopen is nog niet
gevonden. Evenals voor tarwe is in Argentinië als gevolg
van den sterken regenval ook voor haver de raming der
oogstophrengst sterk verminderd. De dezer dagen door de
Argentijusche regeering gepubliceerde raming bedraagt zelfs
voor haver slechts 5 millioen quarters, terw’ijl eenigen tijd
geleden de opbrengst op 7.4 millioen qiiarters werd ge.
raamd. Aan cle termijnmarkt te Buenos Aires is in verband daarmede dc haverprijs 10 centavos pet
–
100 KG. gestegen.
186
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18
Februari 1931
SUIKER.
Bene Vrij vaste stemming had gedurende de afgeloopen
week op iie verschillende suikerniarkten cle overhand. iii A in e r ik ci koehten raffinadeurs flinke partijen ruw-
suiker tot
1.30
cle. basis c. & fr. voor Cubasuiker, terwijl
ook handelaars meer belangstelling aan den dag legden.
Dientengevolge was ook de New-Yorksche termijnmarkt
vast gestemd, met uitzondering van den laatsten beurs-
dag. De noteeringdn luidden anti het slot al.s volgt: Maart
1.20;
klei
1.30; Juli 1.38;
Sept.
1.46
cii lec’.
1.54,
terwijl
de laatste noteering voor Spot Ceiitr.
3.32 was.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V. S.
bedroegen deze week
34.000
tons, de versmeltingen
36.000
tons tegen
54.800
•tous verleden jaar en de voorraden
244.000
tons tegen
526.650
tons.
De
C
u b a-statistiek luidt als volgt:
1931
1930
1929
tons
tiis
tous
Productie ……………..
598.000 900.000
1.865.000
Consumptie ……………
1,0.186
8.733
13.330
Voorraad ……………..
1.418.000
321.000
193.000
Ontangsten afseheephavens .
147.547 181.035
266.347
Totaal sedert 111 ……….
186.981 367.660 L 186.239
Weekexport ……………
45.231
57.443
125.830
Totaal sedert
111 ………136.145 216.966
355.174
Voorraad afscheephavens …
972.056 434.858
712.245
11
binnenland …….
807.613 560.443
665.431
Aantal werkende fabrieken .
118
151
1.63
In E
ii ge la n ci verhoogden raffinadeurs hun limites met
3
d. tengevolge van de betere vraag voor geiaïfineerd. Er
bestond dan ook wat meer belangstelling voor spoedig
leverbare rnwsuiker tot prijzen, die zich om Sh.
5/71%
cif.
voor
88
pCt. bietsuiker en en. Sh.
6/-
cif. voor rietscuiker
bewogen. De omzetten bleven echter binnen beperkte gren-
zen. De Londensehe termijnmarkt was prijshonclend zonder
dat de noteeringdn veel veranderden.
De Board of Trade statistiek over Januari wordt met
de volgende cijfers bekend ‘gemaakt:
Januari
Januari
1931
1930
tons
tons
Import Ruwsuiker ………………
134.698
160.234
Geraffineerd ……………….
29
3.013
Totaal ……….
138.327
163.247
Voorraad Binneni. suiker ……….
119.500
87.650
11
in Entrepôt …………..
282.900
388.950
Totaal ,,Duty Paid’ …………….
114.665
128.765
Totale Export . ……………….
18.622
17.520
Consumptie
……………………
96.043
111.245
Volgens
C.
Czarnikow ‘bedroeg de eousnmptie in liet Vcr
Koninkrijk gedurende
1930 2.070.384,
in
1929 2.023.932
en
in 1928 2.013.398
tons ruwsuikr.
Men is eindelijk met de Engelsehe bietbonwers tot over-
eenstemming gekomen, nadat de regeering zich tot het
verleeneu van eeue kleine extra-subsidie aan deze produ-
centen voor den volgenden oogst bereid verklaard heeft,
die echter in eventueele volgende gunstige jaren tveer
terugbetaald moet worden. Daarbij dient in aanmerking ge-
nomen te worden, dat de officiëele subsidie voor de vol-
gende campagne volgens de oorspronkelijke wet van 5h.
131-
tot
5h. 616
per Cwt. teruggebracht wordt. De uitzaai zal in
elk geval verminderd worden.
De Zichtbare Voorraden zijn volgens Czarnikow:
1931
1930
1929
tonis
tous
tons
Duitschlaucl 111 ………
1.880.000 1.568.000. 1.471.000i
Tsjecho-Slowakije
111
873.000
717.000
690.000
Frankrijk 1/1 ………..
789.000
669.000
630.000
Nederland
1fl.
………..
319.000 . 264.000
261.000
België 1/1 . ……………
230.000
197.000
. 221.000
.ilongas’ije
1fl
….
……..
14:1.000
135.000
128.000
Polen
1
1
1
………………567.000
531.000
420.000
Engeland 111 Ceïmp. stuker
257.000
35.6.000
209.000
111 Binnen].
,,
1.17.000
112.000
74.000
Totaal Europa. . .
5.173.000 4.549.000 – 4.104.000
Alle Atlant. havens
3f1 .
426.000
749.000
215.000
Cubaansche havens
3/1
‘669.000
1.66.000
103.000
Cuba
‘binnenland
311_: . . .
750.000′
150.000
–
Totaal ……
7.018.000 5.14.000 – 4T2.000
Op J ci v a
verkocht de VlSI?. geregeld verdere hoeveel-
lieden
Cli
wel totaal en.
50.000
tons tot de oude liniites,
waaraan verkoopers thans echter de conditie van afscheep
binnen zekeren termijn hebben vastgeknoopt.
De afsebepingen bedroegen volgens of fieiëele gegevens ge-
dureinde de maand Januari
194.900
tons.
II
i e r te 1 a n d e was de stemming eveneens aan den
vasten kant. De noteeringen op de Anisterdamsche ter-
mijuimarkt trokken geleidelijk aan en sloten als volgt:
Maart
f 8%,
Mei
f 8%,
Aug.
f 8%
en Dec.
f 9%.
De om-
zat bedroeg
3000
tons.
KATOEN.
Markthericht van de Heeren Sir Jacob Bebrens & S0UM.
Manchester, d.d. 11 Februari
1931.
Sedert onze laatste publicatie zijn ‘prijzen van Amen.
kaansche katoen weer eenigszins vasten geworden, ondanks
den slechten toestand in de industrie. New-York sloot gis.
STATISTISCH OVERZICH
TARWE
Hard WInter
No.2 loco
Rotterdam! Amsterdam
per 100 K.G.
R000E
AmerlcanNo.2
5
)
loco
Rotterdam
per 100 K.O.
MAIS
La Plata
loco
R’dam!A’dam
per 2000 K.G.
OERST
Amer.No.24)
loco
2WE
LIJNZAAD
La Plata
loco
R’dam/A’dam’
per 1960 K.G.
STEENKOLEN
Westfaalsche!
Hollandsche bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
R’dam/A’dam
per 1000 K.G.
PETROLEUM
Mid. Contin.
Crude
t/m 33.90
B
S.
g.
per barrel
IJZER
Cleveland
Foundry No.3
.
f.O.b.
Middlesbrough
per Eng. t
KOPER
Standaard
Locoprijzen Londen
per Eng, ton
0
10
t!.
0
10
f1.
0
10
f1.
bIo
0.
O!o
t!.
101
0
$
!
o
5h.
0
10
£’
1
0
10
Jasrgemldd. 1925
17.20
100,0
13,07
6
100,0
:231,50
100,0
236,001
100,0
462,50
100,0
10,80
1
100,0 1.68
100,0
731-
100,0
62.116
100,0
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
198,751
83.4
360,50
77,9
17,90
I
165,7 1.89
112,5
8616
118,5
58.11-
93,5
1927
14,75
85,8
12,47
5
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78.4
11,25
104,2
1.30
77,4
731-
100,0
55.141- 89,7
1928
13,475
78,3
13.15
100.6
226,00
97,7
228,50
96,8 363,00 78,5
10,10
93,5
1.20
71,4
661-
90,4
63.16j-
102,8
1929
12,25
71.2
10,875
83,2 204,00
88.1
179,5
762
419,25 90,6
11,40
105,6
1.23
73,2
7016
96.6
75.141-
121,9
1930
9,67
5
56,3
6,22
5
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
11,35
105,1
1.12
66,7
67/-
91,8
54.131-
88,0
ianuari
1929 12,35
71,8
12,20
93,3 231,50
100,0 194,25
82,3
365,00 78,9
10,10
93,5
1.16
69,0
661-
90,4
75.1016
121,7
lebruari
,,
12,72
5
74,0
12,65
96.7
236,00
101,9 194,75
82,5 357,25 77,2
12,90 119,4
1.11
66,1
66/6
91,1
78.-16
125,7
Maart
12,65
73,5
12,625
96,6
233,00
100,6 191,75
81,3
359,00
77,6
12,00
111,1
1.11
66,1
671-
91,8
,
89.81-
144,0
April
•
12,I2
70,5
11,62
5
88,9
218,00
94,1
185,25
78,5 373,25
–
80,7
11,05 102.3
1.11
66,1
681-
93,2
82.1716
133,5
MeI
,,
11,12
5
64,1
10,57
5
80,9
198,25
85,6 77,50
75,2
363,50
78,6
11,15 103,3
1.16
69,0
6916
95,2
75.416
121,2
luni
10,87
5
63,2
10,20
78,0
‘
193,50
83,6
71,25
72,6
355,25
76,8
11,25
104,2
1.30
77,4
711-
97,3
74.111-
120,1
juli
12,80
74,3
11,20
85,6
218,50
94,4
91.25
81,0
415,50
89,8
11,25
.104,2 1.30
77,4′
7216
99,3
72.1216
117,0
Augustus
13,125
76,3
10,75
82,2
202,50
87,5
182,75
77,4
452,50
97,8
11,25
104,2
1.30
77.4
7216
99,3
73.171-
119,0
September ,,
12,62
5
73,4
10,20
78,0
191,00
82,5
172,00
72.9
506,75
109,6 11,40
105,6
-J.30
77,4
7216
99,3
74.191-
.
120,7
October
12,10 70.4
9,870
75,6
185,00
79,9
168,00
71,2 516,50
111,7
11,25
104,2
1.30
77,4
7216
99,3
72.161-
117,3
November
11,775
68,5
9,20
70,4
174,00
75,2
164,75
69,8
483,25
104,5
11,35
105,1
1.30
77,4
72/6 _,,
99,3
70.5/-
‘
113,2
December
l2,62
73,4 9,35
71,5
166,00
71,7
163,75
69,4
482,00
104,4
11,75
108,8
1.30
77,4
7216
99,3
68.616
110,1
lanuari
l9?30
12,67
5
73,7 9,35
71,5
149,25
645
151,25
64,1
433,75
93,8
11,75
108,8
L21
72,0
7216
99,3
71.916
.115,1
l’ebruari
»
11,72
68,2 8,17
5
62,5
139,00
600
135,75
57,5
398,50
86,2
11,75
108,8
1.11
66,1 7216
99,3
71.1216
115,4
Maart
10,90
63,4 7,15
54,7
143,50
62,0
125,00
53,0
390,00
84,3
11,55 106,9
1.11
66,1
701-
95,9
68.1916
111,1
April
11,17
65,0
7,62
5
58,3
180,25
77,8
129,75
55,0
431,00
93.2
11,35
105,1
1,16
5
69,3
6716
92.5
61.31- 98,5
MeI
,,
10,45
60,8 6,55
50,1
148.50
64,1
114,50
48,5
405.01 87,6
11,35
105,1
1.18
5
70,5
6716
92,5
53.91-
–
86,1
luni
•
10,05
58,4
5,l7
39.6
145,50
62,9
103,75
44,0
385,50
83,4
11.35
105,1
1.18
5
70.5
6716
92,5
50.116
80,7
Juli
9,55
55,5
5,825
44,6
157,75
€8,1
108,00
45,8
345,75
74,8
11,35
1051
1.18
5
70,5
6716
92,5
48.21-
.
77,5
Augustus
9.45
54,9
6,31)
48,2
146.00
631
116,25
49.3
365,00
78.9
11,35
105:1
1.185
70,5
651-
99,0
47J5/-
76.9
September
•
8,40
48,8
5,25
40.2
127,50
55,1
99,00
41,9 318,75
68,9
11,35
105,1
1,185
70,5
6316
87,1
46.61-
74,6
October
•
7,40
430
4,625
35,4
112,75
48,5
86.00,
36,4
281,25
60,8
11,35
105,1
1.185
70,5
6316
6
87,1
43.1
69,2
November
7,25
42,2
4.25
32.5
9450
40,8 82,25
34,9
270.75 58,5
1090
100.9
0.85
50,6
6316
7
87,1
46.816
74,8
December
7,075
41,1
4,30
32,9
96,00 41,5
91,00 38,6 247,75
53,6
10,85
100,5
0.85
50.6
636
7
87,1
47.6,6
76,2
Januari
1931
6,52
5
37,9
4,-
30,6 84,50 36,5
86,25 36,5
207,50 44,9
10,30
95,4
0.85 50,6
6016
82.9
45.716
‘73,1
2 Februari
,,
5.0
37,0
3.00
21,8
80,-
346
92,-
31,7
2r0,_
43,3
10.30
95,4
(’85
50,6
5816
90,3
43.1216
702
9
,,
,,
5.75
33,4
3.80
29.1
91,-
39,3
82.-
34.7
200,-
43,3
10.20
95.4
0.85
50.6
5R16
87.3
44.1216
71,9 16
,,
,,
5,85
34,0
3,90
29,8
87,-
37,6
85,-
36,0
208,-
45,0
10,30
95,4
0,65
50,6
58,6
80,3
44.1716
72,2
t)
Men zie voor de toelichting op dezen
staat de
nummer,
van
8 en
IS Au,u»i,t’u,
1928 (No. 658 en 659) pag. 689190 en 709.
2
)79Kg. La Plata.
3)
= Western vô
ring van de huidige of fic. not.wijze (Jan. 1928): Barley vanaf 212131; vanaf 912 6415 Z.-Russ.
18
Februari
1931
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
187
terenavond nl. 19 tot 24 punten hooger dan den vorigen
dag, terwijl Liverpool vanmorgen 9 tot 15 punten hooger
opent. Er wordt vrij veel katoen aangevoerd; tot nu toe
worden er over cle 11 millioeu balen genoemd tegen een
gemiddelde van ruim 12 millioen balen gedurende de laat-
ste drie jaar. J)aar staat tegenover, dat
O
de afname van
Groot-Brittannië tot het einde van de vorige week slechts
488.000 balen bedroeg, vergeleken met 852.000 balen ge-
clureiide het vorig, seizoen. Amerika heel t ruim 1 millioen
balen minder afgenomen en liet Continent ongeveer 350.000
balen minder clan in het vorig seizoen, uit welke cijfers wel de slechte conditie van de industrie blijkt. Ook zijn
prij:zen van Egyptische katoan deze week eenigszins vaster
geworden. Loco-verkoopen bedroegen de vorige week in
Liverpool 19.490 balen, waarvan 8.020 balen Amerikaan-
sche katoen.
])e Amerikaansche garenmarkt wordt door het conflict
in de weefsectie en de onzekerheid van de situatie over-
schaduwd. De vraag van het binnenland beperkt zich dan
ook voornamelijk tot de tegenwoordige behoefte van die
firma’s, die haar fabrieken aan het werk hebben. De vraag
van het continent is eenigszins gedaald en over het alge-
meen gesproken zijn cops en beams alleen in zeer beschei-
den kvanti te verkoopen. Naar getwijncle, garens voor bin-
nenlandsch gebruik bestaat slechts weinig belangstelling.
Egyptische spinners maken over het algemeen een slechten
tijd door. Wel bestaat er een flinke vraag, doch koopers
voelen er niet veel voor de stijging van het ruwe materiaal,
tie voor Sakellaridis ruim
11%
cl. per lb. bedraagt, sedert
midden December jl. te volgen. Desniettegenstaande zijn
er enkele kwanti ,,doubling weft” afgesloten in clie geval-
len, waar verkoopers bereid waren concessies toe te staan,
hoewel cle meeste biedingen te veel uit waren. Naar Poplin
en getwijnde crêpegarens blijft esn goede vraag bestaan,
doch de belangstelling voor fijne getwijnde garens voor
Jndië is aanzienlijk gedaald.
De werkstaking in cle doekcentra ‘blijf t nog steeds voort-
duren en niet voordat hieraan een einde is gekomen, be-
staat er eenige kans op een verandering van de situatie
in cle cloekmarkt. De toestand op het oogenblik, dat dit
bericht ter peie gaat, is dat de werkgevers zich bereid
hebben verklaard met de leiders der arbeiders in ‘onder-
handeling te treden, zoodra cle laatsten inderdaad volmacht
tot onderhandelen hebben. Het woord is dus thans aan cle
vakvereenigingen, zoodat, voorloopig althans, het conflict
nog wel eenigen tijd zal voortduren. In overeenstemming
met de verhoogde waarde voor katoen en garens, zijn no-teeringen aanzianlijk vaster eis verkoopers zijn’ niet altijd
geneigd concessies toe te staan. Er bestaat een behoorlijke
en steeds toenemende vraag van een zeer uiteenloopend
karakter van, diverse markten en kleine hoeveelheden, zoo.
wel prints als Fanics, zijn voor •de Straits en voor Indië
geboekt. Behalve deze orders, zijn er een Vrij groote hoe-
veelheid zaken van een meer speculatief karakter tot stand
gekomen. Alle zaken worden echter gehandicapt door de
onzekerheid de levering betreffend, veroorzaakt door de
lockout.
Liverpoolnoteeringen
Oost. koersen 3Feb. 10Feb.
4Feb. 11 Feb.T.T.opBi’.-Indië 1/5
1/53,(
F.G.F.Sakellaridis 8,90 9,45 T.T.op Hongkong 11
107
G.F. No. 1 Oomra. 3,23 3,51 T.T.op Shanghai 113
111%
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In dulzendtallen balen).
l Aug.
’30
Overeen komstlge periode
tot
–
6
Febr.
’31
1929130
1
1928129
Ontvangsten Gulf-Havens.
11
Atlant.Havens
)
7502
7461
8062
UitvoernaarGr.Brjttannjë
1
.
803
1025
1414
‘t Vasteland etc.
2647
3194
3348
het Orient….
792
761
1105
Voorraden.
(In dulzendtallen
balen).
Overeenkoms lig tijdstip
6Febr.’31
1130 1929
Amerik. havens ……….
4025
2340
2151
Binnenland
………….
1627
.
1356
1008
New-York
……………
225
97
77
774
504
330
New Orleans ………….
Liverpool
……………
493
435 694
KOFFIE.
In de afgeloopen week verkeerde het artikel in luste-
boze stemming. De daling van den Braziliaanschen wissel-
koers bleef aanhouden en de noteering was in het midden
der vorige week teruggeloopen tot 4
5
1i6 d., waarna echter
een kleine verbetering intrad. De kost. en vrachtaanbie-
dingen van Brazilië waren voor Santos en. 1/- lager en
voor Rio ca. -/6.
Naar uit Rio de Janeiro wordt bericht, is het Regee-
ringsbesluit omtrent den aankoop van dn in Sao Paulo
teruggehouden voorraad koffie, waaromtrent in ‘het Over-
zicht van 4 dezer werd melding gemaakt, thans geteekend.
Volgens in dat besluit opgenomen bepalingen worden dc
aanvoeren in de toekomst vrijgelaten, doch mogen de maan-
delijksehe aanvoeren niet meer bedragen dan 1/24ste ge-
deelte van de geraamde opbrengst van twee oogsten. Van
AN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
TIN
locoprijzen
Lon en per
Eng. ton
KATOEN
Middling
locoprijzen
New ork
per Ib.
WOL
gekamde Australische,
Merino, 64e Av.
loco Bradford
per Ib.
WOL
gekamde
‘Australische,
Crossbredcolo-
nial Carded,
50’s Av. loco
Bradford per Ib.
RUBBERS)
Standaard
Ribbed Smoked
Sheets
loco Londen
per Ib.
1
SUIKER
Witte kristal- suiker loco
R’damlA’dam.
per 100 K.O.
I
KOFFIE
Robusta
Locoprijzen
Rotterdam
per
‘i
K.G.
THEE
All. N.-1. theev.
A’dam gem. pr
.
Java- en Suma-
tratloeep.’l1KG.
lndexcijfer
vjh. Centr. B.
V
d. Stat.,
herleid
vanlgI3lOO
tot 1925= 100
lndexcijfer
van The
Economist,
herleld 1927=100
tot 1925=100
°!o
$
cts.
°/o
pence
Olo
pence
01
0
Sh.
01
5.
01
cts.
0
10
cts.
0
10
261.111-
100,0
23,25
100,0
55,00
1100,0
29,50
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
61,375
100,0
84,5
100,0
100,0 100,0
290.17/6
111,1
17.55
75,5
47.25
1
85,9
24,75
83.9
21-
67,4
17,50
93,3 55,375
90,2
94,25
111,5
93,2
92,9 290.41-
110,8
17,50
75,3 48,50
8
1
,2
26,50
89,8
116,375
51,6
19,126
102,0
46,875
76,4
82.75
97,9 95,4 89,5 227.51-
86.8
20,00
86,0
51,50
93.6
30,50
103.4
-110,75
30,2
15,85
84,5
49,625
80,9 75,25
89.1
96,4
87,6
203.15
1
6
77.8
19.15
82,4
39,-
70.9
25,25
85.6
-110,25
288
13,-
69,3
50,75
82,7
0.25
82,0 91.6
82,6
142.51-
54,3
13,55
58,3
26,75
48,6
16,25
55,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
32
52,1
60,75
71,8
75,5 69,4
222.716
84,9
20,20
86,9
4,75
85,0 28,75 97,3
-19,875
27,9
13,775
73,5
53,125
86,6
77,25
91,4 94,2
84,8
222.11!-
85,0
20,10
86,5
44,25
80,5
27.75
94,1
1(-
33,7
13,375
71,3
54
88,0 74,25
87,9 94,2
85,4
221.016 84,4
21,25
91,4
44,00 80,0 27,50
93,2
1
10,125
34,0
13,50
72,0 54 88,0
72,75
86,1
94,8
85,8
207.516
79,2
20,45
88,0
43,25
78,6
27,25
92,4
-/10,5
29,5
13,375
71,3
54
88,0
74,25
87,9
92,9
83,9
197.516
75,3
19,40
83,4
‘
41,50
75,5
26,25
89,0
-/10,875
30,5
12,25
65,3
54
88,0
73,50
87,0
91,6
81,7
200.51-
76,5
18,75
80,6
40,00
72,7
25,75
87,3
-110,625
29,8
12,00
64,0
54
88,0
69,50
82,2
91,0
81,9
209.516 79,9
18,65
80,2
38,75
70,5
24,75
83,9
-(II
30,9
13,425
71,6
54
88,0
–
68,50
81,1
91,0 83,7
210.111-
80,4
18,60
80,0
37,00 67,3
24,00
81,4
-110,5
29,5
13,00
69,3
53,50
87,2
64
75,6
91,6 83,6
205.516
78,4
18,90
81,3
34,25 62,3 23,75
80,5
-110 125
28,4
13,476
71,9
51,75
84,3
64 75,6
91,0
82,0
188.916
72,0
18,45
79,4
32,50
59,1
22,50
76,3
-19,625
27,0
13,30
70,9
48,50
79,0
66
78,1
90,3
80,5
182-16
69,5
17,50
75,3
34,25
62,3
23,00
78,0
-18,125
22,8
12.50
66,7
41,75
68,0
66,50
78,7
88,4 78,8
178.1816
68,3
17,25
74,2
31,25 56,8
21,25
72,0
-18
22,5
12,075
64,4
36,75
59,9
60,75
71,8
87,1
78,8
174.131-
66,7
17,15
73,8 29,50
53,6
,
19,25
65,3
-17,375 20,7
11,675
62,3
35
57,0
60,50
71,6
84,5
76,9
174.41-
66,5
15,45
66,4
28,50
51,8
17,75
60,2
–
-18
22,5
11,40
60,8
35
57,0
58,25
68,9
81,3
75,2
165.181- 63,4
15,20
65.4
28,25
47,7
16.50
55,9
-17,625
21,4 10,70
57,1
35
57,0
62,25
73,7
78,7
74,2
161.1716
61,8
16,45
70,8
27,25
49,5
17,25
58,5
-17,375
20,7
10,55
56,3
35
57,0
59,50
70,4
78,7
72,8
145.-!-
55,4
16,50
71,0
28,75 52,3
18,00
61,0 -16,875
19,3
.
9,80
52,3
34,75
56,6 58
68,6
76,1
72,0
136.416
52,0
14,50
62,4
27,75
50,5
17,50
59,3
-16,125
17,2 9,775 52,1
33
53,8
58
68,6
‘
76,1
70,4
134.1716
51,5
13,10
56,3
27,00
49.1 16,75
56,8 -15,625
15,8
9,275
49,5
31,50
51,3
55,50
65,7
74,2
69,3
135.516
51.7
11,95
51,4
27,25
49,5
16,50
55,9
-14,875
13,8
8,50
45,3
29,50
48,1
55,25
65,4
73.5
67,9
132.61-
505
II,-
47.3
27.00
49,1
15,75
53.4
-14,125
11,6
7.976
42,5
2,25
46,0 59.50
70,4
72,3
65,4
111.171-
44,9
10,55
45,4
24,50
44.5
14,50
49,2
-14
11,2
8,625
46,0
29
47,3
66,50
78,7
71,6
64,6
113.161- 43,5
10,85
46,7
24,00
43,6
13,00
44,1
-14,375
12,3
8,75 46,7
29
47.3
68.25 80,8
71,0
63,3
115 3!-
44,0
9,95
42,8
22,50
40,9
12,50
42,4
-14,375
12,3
8,20
43,7
29
47,3
66.75
79.0
69,0 61,3
116.81-
44,4
10,3fl
44,3 21.25
38,6
12,00
40,7
-14,25
11,9
8,20
43,7
28 45.6 66.25
78.4
59,2
113.7/6
43,3
10,75
8
46,2
21.75
10
39,5
12.00
10
40,7
-(3,875
I
10,9
8,25
440
21
44.0
5519
66,3
116.1716
44,6
11,-
9
47,3
21,75
11
39,5
–
12,00″
40,7 _/7,575
1
10.9
8,00
42,7
26
42,4
114.151-
43,8
-13,
812
5
1
10,7
8,25
44,0 26
42,4
S
invoering van de huidige otticieele noteeringswilze (Jan. 1928);vanaf 16 Dec.1929 74/5 K.G. Honaarsche; vanaf 28Mei1930 Z.-Russische.
4
)=Malting vbÔr de invoe-
5) Jaar- en maandgem. atger. op
1
18 pence.
6)
Noteering Schotland 5915.
7)
581-.
S)
6,
9
)13,
10)
5,
51)
12 Febr.
188
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Februari ‘1931
de eerstv1gende twee oogsten zal een. belasting in natura
worden geheven van 20 pCt. Onder de door dc Regecring
aan te koopen hoeveelheid zal niet begrepen zijn de koffie,
ii’elke als onderpand gegeven is voor de £20 millioen-lee-
ning en ook niet de koffie’s van lage elassementen.
Volgens in cleii ioop der week uit Brazilië ontvangen
telegrammen, bedroeg de voorraad, iii liet binnenland van
–
Rio terugg’ehouclen, 01) 31 Januari 1.673.000 balen tegen
1.812.000 balen op 15 Januari, en die van Sao Paulo en
Minas Geraes op 31 Januari 21.739.000 halen tegen
22.213.000 balen op 31 December 1930.
De limiet voor de dagelijksehe aanvoeren te Rio werd
vastgesteld voor iie tweede helft van Februari op 21.942
balen tegen 15.705 balen voor de eerste ,helft van cle maand.
Nederlandscli-Indië was niet de aanbiedingen van de
verschillende soorten Robuta vrijwel oiiveranderd.
De notecringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt kon-
den gedurende, cie afgeloopen week
i.
%. ct. aantrekken.
01) Dinsdag 17 dezer des voormiddags waren zij voor:
Februari 23, Maart 20, iei 10%, September 1S7/, De-
cember 18
5
/s et.
Aan de loco-markt bleef de vraag otibecluiclend en was
de omzet gering. De officieele noteering voor Superior San-tos werd verlaagd van 29
01)
28 et. per %’ K.G., terwijl die
voor Robusta onveranderd 26 ct bleef.
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos
01)
prompte vei’scheping zijn ‘thans ongeveer 391. it 4016 per
cwt. en van dito Prime ongeveer 41/6 it 4216, terwijl zij
van Rio type New.York 7 met beschrijving, pr.ompte ver-
scheping, bedragen 271. it 27/6.
Van Robusta 01) ii fla.di iig van Nederla’ndsch.Indië zijn
de prijzen in de eerste hand op het oogenblik:
Palembang Robusta, Februari.verscheping, 16%
CL.;
Ben-
koelen Robusta, Februa’ri-verscheping, 17
4
ct.; Mancihe-
ling Robusta, Febritari-verscheping, 18 ct.; W.l.13. faq.
Robusta., Februari-verscheping, 24% ct., alles per %, 1KG.,
cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De slot-noteeringen te New.York vaic liet aldaar gel-
dende gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:
Mrt.
Mci
Sept.
Dec.
16 Februari ………,.,
$ 5.45 $ 5.54 $ 5.47 $ 5.44
9 Februari
…………… ..5.69
,, 5.65
., 5.53
., 5.50
2 Februari
……………,,5.82
,,5.75
,,5.59, ,, 5.51
26 Januari
.
…………… …5.85
., 5.79,. 5.63
,. 5.55
-,
Rotterdam, 1.7 1 ebruari 1931.
THEE.
De theemarkt gaf in de afgeloopen week een verdere
inzinking te zien, waarvan cle niddenkwaliteiten ‘het meest
te lijden hadden. Java-theeëii met veel geel ivaren goed
gevraagd tegen ongeveer vorige prijzen, evenals de goede :!3ritsëh-1udische najaarstheeiln. Overigens liepen de prij-
zen van % d. tot 1 cl. lager.
Volgens mecledeelingen van de V.V.T.C. bedroeg de
we-
reld-ititvoer van thee met inbegrip van China gedurende
JanuarifSeptember 1930 288.035.000 NO. (v.j .308.903.000
NO.).
])e uitvoer van China-thee over cle maanden Januari/
September bedroeg 29.362.000 1KG. of ruim 12 millioen 1(0.
minder dan in dezelfde periode van 1929.
De wereld-uitvoer (ititgesonderd China) bedraagt voor
liet jaar 1930: 366.765.000′ NO. tegenover 385.291.000 KO.
in 1929.
Java exporteercle gedurende de piaanci Januari 1931
6.498.000 KO. (v.j. 5.960.000 NO.).
msterclnm, 16 Februari 1931.
VRAC}ITENMARKT.
Graan van Noord-Amerika.
De iets betere vraag blijft
aanhouden. De vraehtcijfers voor promptc verschepi lig zij ii
een weinig vaster. Van New-York werd ccii spotprornpte boot l,evracht naar Antwerpen of Rotterdam teken $0,09
naar 66n en $ 0,09% naar 2 havens, met de optie Bordeaux.
Havre, Duinkerken tegen $0,10 naar
66ii
cii $ 0,10% naar
twee havens, als ook een boot van 35.000 qtrs. per einde
Februari/begin Maart, naar de Micldellaridsche Zee (niet
ten Oosten van West-italië en cxcl. Spanje)
01)
basis van
$0,11 % met de optie Noord-Afrika tegen $ 0,12. Ook van
Baltimore werd een 8000 tons boot afgesloten per begin
Maart naar Piraeus tegen $ 0,11%. Van Iclontreal is men
eveneens begonnen te bevrachten voor ‘het a.s. seizoen; twee
booten per midden Mei van resp. 32.000 en 34.000 qtrs. 10 pCt. werden afgesloten naar Antwerpen en/of Rotter.
dam tegen de zeer billijke basisvracht van$ 0,09 naar 6én
en $ 0,09%, naa.r twee loshavens, optie :llorcleauxfHamburg
range $ 0,10 naar
66ii
en $ 0,10% naar twee loshavens en
Lissabon en/of Leixoes tegen $ 0,1 t naar
déii
en $ 0,11%
naar twee havens. ‘
Noord-l’acific.
i)e graaiiafcleeliiig is nog zeer stil, cle
vracht van Vaiieouver is nominaal 22/6 naar U.K./Conti.
icent voor Februari/Maart. Van :portlaiid of Puget Sound 1
wordt voor Maart-vcrscheping 23/9 genoteerd naar tJ.K./
Continent, doch scheepsruimte is tamelijk schaarsch.
La Platic i?,’ivier.
Voor Februari en 1,laart vcrscheping
‘as veel vraag, dc vrachten liepen dan ook voor deze
l)Osities sterk
Ol.
Minstens 45 booten werden in cle afge-
loopen week bevracht. Voor elke grootte was belangstel-
ling, in het bijzonder voor Februari ruimte. Dc beste af.
sluiting in de afgeloopeii week was iiel clie van een 7100
t&i
–
is stoomschi van Biieiios Aires naar Avoninouth tegen
201. met 26 Februari cancelling. Voor diezelfde positie werd
van San Lorenzo range 2016 betaald voor een boot van 5700 tons 10 pCt. naar U.K./Continent, 6 d. minder voor
Antwerpen of Rotterdam. 1)it cijfer kan worden herhaald
voor booten tot 6000 ton, 10 pOt. hlliddelmatige booten met
20 Maart cancelling hebben 201. verkregen van San Lo-
renzo range naar UK/Continent, 6
ci.
minder naar Ant-
werpen of Rotterdam, terwijl niet cancelling 24 Maart een
boot van 8500 ton tO pCt. is afgesloten naar het Continent
tegen sler-hbs 1816.
,Sui/c.er van Wet-1ndië.
De voornaamste -belangstelling
bleef zich bepalen voor handige booten van San Domingo;
een lading van. 4000 tons per 19/28 Februari werd afge-
sloten naar tJ.IK./Continent tegen 1216, terwijl voor een
3000-tonner in dezelfde richting en positie 1217% werd
betaald. Zooals verwacht schijnt er nu belangstelling te
komen voor groote bootei:i van Cuba voo’r Idlaart afscheep.
Bui-nee.
:0e markt bleef kalm, doch liet aan bod vai’l prompte tonnage was verre van ruim. Een lading van
maximum 6850 ton per 10120 Maart werd afgesloten naar
Gdynia tegen 24/-, optie Antwerpen/Hamburg range tegen
231-, terwijl een boot van maximum 8300 ton, per 21(26
Maart voor een dergelijke lading werd adgesloten tegen 6 cl.
minder. Een gedeeltelijke lading van 6500 ton, per 1/20
April, werd afgesloten naar Wasklot tegen 2716. Voor
een lading van ongeveer 7000 ton per begin Maart naar
Antwerpen/Hamburg range wordt 23/- genoteerd.
Bonen en Zwem-te Zee.
De Donaumarkt bleef lusteloos,
doch van Sulina werden 2 booten per Februari bevraclit
Op
basis van :11/9 naar Bordeaiix/:l:tamnburg range.
])e vraag voor graan van de Zwarte Zee was minder groot; 2 bevrachtingen kwamen tot stand op basis van
11/- naar het Continent niet volle opties. Daarentegen was
er meer belangstelling voor tonnage voor suikerladingen
naar Britsch-ll’ndië. Minstens 5 booten werden afgesloten
op ‘basis’ van :1313 tot 1.316 naar de Westkust en 13/9 tot
141. naar de Oostkust voor Februari en Maart laden. Ver-
clere tonnage w’ordt gevraagd.
.i!iddeiiendsc/cc Zce.
Het wordt steeds moeilijker ladingen
te verkrijgen voor de beschikbaar zijnde booten. Slechts
weinig bevrachtingen kwamen tot stand. Betaald werd voor
erts: Huelva/Antwcrpen of Gent 613, SetubalfRouaan’ 5/.,
Sevilla/Rouaan 7/6, Bordeaux 716, Bizerta/Duinkerken 613,
:BouafRotterdam 413 en voor phosphaat Tunis/Rotterdam
6/. en Dublin 716.
Van Alexandrië werden 3 groote Februari booten afge-
sloten voor katoenzaad naar RuIl, 66n tegen 9/. en twee
tegen 819, per 60 cbft. Cr is thans vraag naar Maart-ruimte
op basis van dezelfde cijfers. Op de fruitmarkt vaji Zuid.
Spanje is de vraag iets verbeterd, de vrachten toonen een
kleine, verbetering. Een boot van 105.000 cbft. verkreeg
£ 950 lunipsum en een stoomschip van 110.000 cbft. £ 1000.-.-
naar UK/Continent.
Van Noord-Spanje is
zeer weinig vraag. Door het groote
aantal beschikbare booten worcLen de vrahten steeds lager.
Van Bilbao werd 413 betaald naar Ijmuiden en 4(6 naar
Grangemouth. Van ]3ilbao naar Midcllesbro ivorclt 419 ge-
noteerd ; andere ladingen zijn ii jet in cle markt.
Kolen van Groot-Brittannië.
Deze markt bleef flauw.
Overal zijn de voorraden groot, terwijl cle verkoop lang-
zaam gaat. De vraag naar tonnage was daarom klein,
en daar het aanbod van tonnage vrij groot was, hadden be-
vrachters geen niÔeite hun behoefte te dekken tegen cle
onlangs betaalde lage cijfers. Van Zuicl.Wales werden af.
gesloten naar liavre 316, Bordeaux 413, Lissabon 6/7%,
Oporto 71-, Huelva 71-, Oran 7f-, Marseille 7/3, Adriatic 7/9
(twee havens), :Dakar 71-, J3uenoa Aires 10/., Villa Con-
stitucion 1.0/1% (optie :Rosirio 10/7%) en een haven
Noordelijke Staten 71-, eu van cle Oostkust naar Horseus –
4(10% ,Elbe 313, Rotterdam 3/4%, Antwerpen 2/3, Rouaan
3/7%, Bilbao 7f7%, Oran 71-, Marseille 61-, Civita Vecehia
6/3, Port-Said 616,. Las Palmas 7/. en Il3uenos Aires 1013.