Ga direct naar de content

Jrg. 10, editie 505

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 2 1925

2
SEPTEMBER 1925

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

EconomischLStatistische

Berichten’

ORGAAN VOOR DE EDEDEELINCEN VAN

UITGAVE VAN HET INSTITUUT

NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL,

1E JAARCANG

WOENSDAG 2 SE1TEMBER 1925

No. 505

INHOUD.

Blz.
CON VERSIE VAN STAATSLEENINOEN
door
Dr. D. J. Huis.

hoff
Pol
Jr…………………. ……………..

. . 748
Reorganisatie van den Hoogen Raad van Arbeid dobr
A
. C.
de Bruijn ………………………………749
De Inkomstenbelasting van het Duitsche Rijk 1 doôr
Mr. A. F. L. Stapel …………………………751
Over de z.g. Barometer.Commissie door
W. F. Detiger . 752
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De Zweedsche Luciferstrust door
Mej. K. Kook . .. . 755
De Crisis in de Zwitsersche Borduurindustrie door
Mej. Dr. J. van Anrooy ……………………757
AANTEEKENINOEN:
Staatkundig.economische studie aan de Handels.Hoo-

geschool ………………………………….
759
De handelsbalans der Vereenigde Staten; kunstma-
tige kapitaalruimte als exportetimulans ………
759
Prijzen en indexcijfers op Java………………
761
BOEKAANKONDIGINO:
J. .H. F. Kohlbrugge: Practische Sociologie, Deel 1;
bespr. door
Prof. Mr. D. van Blom …………… 763
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……………. ..
764-770
Oeldkoersen.

Bankstaten.

Goederenhandel.
Wisselkoersen.

Effectenbeurzen.
I
Verkeerswezen.

NSTITUUT VOOR ECONOMISCHE
GESCHRIFTEN
Wd. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

COMMISSIE VAN ADVIES.
J. van. Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Prof.
Dr. E.
Moresco; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Mr. Q. J. Terp.stra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerde leden:
Prof.
Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.
Redacteur-Sécretaris: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de lloochweg 122, Rotterdam..
Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.

Abonnementsprjs voor het weekblad franco P. P.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 25,— per
jaar. .Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs von het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver.
tenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers.Maatschappij, Rot.
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

1 SEPTEMBER
1925.

Zooals in het vorig orverziciht reeds vernield, had
men met het oog op deze eigenaardigvailende
maa.ndwisselin.g reeds tijdig gelden vvi,j gemaakt, die
cle cali-rente drukten tot ca.,3Y
,
2
pOt. Toen de laatste
dagen dit gelid zijn besteminzinig volg’de, kwam er we-
der veel vraag voor geld en liep de koers op tot 4 â
4 pOt. In priwaat.disoonto waren er bijna geen
za,kèri; weinig wissels en in het geheel geen geld. De
noteering bleef ca. 4 pOt. Prolongatie 4 na 3 pOt.

*
*

Op de balans van De Nederlandsche Bank geeft
de post binnenlandache wissels een stijging van
f 400.000
te zien. De beleeningen zijn, blijkbaar in
ver’band met de maaricbwisseling, met een kleine
f 32
millioen toegenomen. Evenals verleden week is ook

ditmaal geen schatkietpapier rechtstreeks bij de B
an
k

ondergobraclht.

De metaalrvoorraad der Centrale Oredietinstefling
verminderde met
f 200.000.
De post papier op het
buitenland stelde zich ruim
f
100.000 honger dan ver-
leden week. De diverse rekeningen onder het actief
nainen met
f
1,6 milliioen toe.
De biljettencirculatie klom van
f
862,8 mullioen tot

f
899,2 rniliioen. Het tegoed van het Rijk blijkt tot

f
900.000 te zijn gesloniken. De rekeningcourant-saldi
ATI
an anderen geven een daling van
f
500.000 te zien.
let beschikbaar metaalsaldo liep van
f
258,5 millioen
tit
f
251,6 millioen terug. Het dekkin.gspercentage
bedraagt ruim 47.

Op de wisselmarkt was deze week weder de ge-
heele aandacht geooncentreerd op den Deercsheu en
Noiorscheii kroon. Op alle beurzen heeft de speculatie
isich met alle macht op deze beide wisselsoorten ge-
worpen; wat – daar voor deze beide deiviezen bijna
géen cosnmercieele basis bestaat – de vreemdste
sho’mmelinignn ten gevolge heeft. Het blijft dan ook
eôn zeer gevaarlijke markt, die zeer dikwijls over de
geiheele linie slechts één richting ‘heeft, ?f iedereen
loopt, ôf iedereen is afgever. Het maakt den indruk
d.lt&f de circulatiebaniken in de betreffende landen
den toestand niet beheersohen, wat de speculatie na-
tuurlijik tea goede komt. Kopenhagen liep op tot
62,35, Kristia.nia tot 52,40, waarop weder een terug-
gang tot 61,30 en 51,50 volgde. Van de overige dev’ie-
zen werd weinig nota genomen. Het £ bleef flauw,
maal handhaafde zich toch nog boven het goud-in-
vôerpunt. Lires bleven bij kleine schommelingen
tamelijk gezocht. Geruchten doeui de ronde, dat het dè Italiaansohe regeerirug gelukt zou zijn een rege-
ling te treffen, waardoor de noodige steun aan haar
valuta kan worden verleend; alotnoteering 9,55.
;Buenos Air.es teigdu de verwachting in flauw: 99Y4.
Gook Inidië wederom iets lager 100%.

LONDEN,
31 AIJGUSTtJS 1925.

‘ Nadat geld in het begin der vorige week gevraagd
was, overtrof het aanbod de vraag naar geld in de
lautste dageii der week. Met het oog op coupons en
obligaties, dia begin September betaalbaar zijn, zal
geld in den aanvang van de nieuwe •m•aand ruim zijn.
Niettegenataanide deze factoren in de geldmarkt
was disconto beslist vaster onder den invloed van
den uitvoer van goud verleden week, waardoor de
hoop, dat het officieel bankdisconto eene verdere ver-
laging zoude ondergaan voorloopig als vervlogen mag
worden beschourw’d. Borvendien zijn de dollar- en gul-
denicoersen maar weinig meer boven het gou’duitvoer-
punt. Driemaands prima bankaccepten noteeren
318/8 pOt. Heden op den laatsten dag der maand was’
eld zooals gewoonlijk zeer gezocht; prijaen tot
4 pOt.
‘roor call money werden grif betaald.
New York 4,85%, Amsterdam 12,053.

9
_7_
.’_”

‘–‘

.-..-.

748

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

CON VERSIE. VAN STAATSLEENINGEN.

Het moet den opmerkzameii toeschouwer reeds lang
getroffen hebben, dat, terwijl bijna alle publieke en

particuliere ‘instellingen. den laatsten tijd van de ver-
laging van den rentestand op de kapitaalgeidmarkt

gbruik gemaakt hebben om hare hooger rentende lee-
uingen te cowv.erteeren in leeni.ngen van een lager
rentetype; de grootste publieke lichamen, t.w. Neder-
land en Nederlandsch-Indië, ‘daartoe nog altijd niet
overgegaan zijn.
En toch zenden dezei lichamen alle reden moeten
hebben om ook hunnerzijds ‘van de gunstige gelegen-
heid te profiteeren; legio zijn immers de Staatslee-
ningen,
i)
welker rentetype van dien aard is, dat ver-
laging daarvan een.e aanzienlijke verlichting van het
budget zou beteekenen.
Wil men de oorzaken vinden, ‘die tot deze onthou-
ding geleid hebben, dan zou men deze eventueel kun-
nen aantreffen op formeel-wettelijk, financieel-poli-
tiek of finacieel-technisch gebied.
Als voornaamste formeel-wetitelijke oorzaak wordt
wel de omstandigheid genoemd, dat de Staatsieenin-
gen zouden zijn aangegaan onder verbod van conver-
sie of versterkte aflossing gedurende eene bepaalde
reeks ‘van jaren na de uitgifrtQ en dat slechts het ver-
strijken ‘van deren termijn zou behoeven te worden
afgewacht om tot renteverlaging over te gaan.
Deze overweging is inderdaad tot voor kort groo-
tendeels juist geweest. Waar een heelen tijd lang
slechts gedacht kon worden aan eene conversie tot
op 5 pOt., kwamen namelijk uitsluitena de 6,
6%
en
7 pOt. Staatsleeningen in aanmerking. Deze leeriingen
waren echter alle aangegaan onder beding van niet-
conversie gedurende een bepaalden tijd en ‘voor alle,
op één na, is deze verbodstermijn nog niet ‘verstreken.
Bedoelde uitzondering bestond .uit ‘de 6 pOt. Neder-
landsch-Indische leening 1919, thans nog uitstaande tot een bedrag van
f
153.000.000, welke reeds van af
1 Juli 1924 te converteeren was. De redenen waarom
ten aanzien van deze laatste leening nog niet tot ren-
teverlaging is overgegaan, liggen echter elders.

Zoolang ‘dus slechts tot op 5 pOt. geconverteerd
kon worden, kon het conversieverbod inderdaad nog
als een beletsel beschouwd wor.den. De tendens tot
rentedaling houdt echter bij voortduring aan, zoodat
er reeds eene leening onder 5 pOt. aan de markt is
gebracht. Wanneer nu deze toestand zoo voort blijft
gaan, ‘bestaat er alle kans, .dat Nederland en Neder-
landsc’h-Indië tot conversie van hunne 5 pOt. leenin-gen in b.’v. 4Y2 pOt. of zelfs 4 pOt. kunnen ovei aan.
De 5 pOt. Staaitsleeningen zijn namelijk van ouJeren
datum dan de Staatsleeni.ngen van 6 â 7 pCt. en heb-

ben 5f in het geheel geen conversieverbod (zooals de
5 pOt. Nederlandsche Staa’bsleening 1918) 5f een ver-
bodstermijn die reeds ‘verstreken is (zooals de 5 pOt.
Nederlain’dsch-Indische l’eenihgen 1915, 1916 en 1917).
Men zal ‘dus, indien de rentestand van de markt in-
derdaad bljt dalen, den wonderlijken toestand kun-
nen beleven, dat •de lager rentende Staatsleeningen
eerder voor coizversie in aanmerking komen dan die,
welke ‘hoogere rente dragen!
Naast de hiervoren genoemde formeel-wettelijke oörzaak verdient eene andere geuoem’d te worden,
welke weliswaar geen blijvend bezwaar kan opleveren, maar ‘dan toch oponthoud veroorzaakt. Zij is ‘deze, dat
geen conversie kan plaats ‘hehben zonder dat tevoren
eene conversiewet tot stand is gekomen en ‘het spreekt
vanzelf, idat, hoezeer men ook middelen te baat kan’
nemen om de totstandkoming van zulk een wet te bespoedigen – en dikwijls is zulks bij de totstand-
k’omiing van leeningwertten, welke dienden voor de uit-
gifte van nieuwe leeiaingen, in het verleden gedaan –
tijdverlies toch onvermijdelijk is. J’uist om dit ‘be-

1)
Gemakshalve worden ii dit artikel zoowel de leeniugen
van den Staat der Nederlauclen als van Nederlandsch-Indië
verstaan.

zwaar, dat zich vroeger reeds
bij
de ‘tegel’demaking der Nederlan’dsohe en Nederiandach-Indische leenin-gen voordeed, gedeeltelijk op te heffen, ‘heeft men de
laatste jaren niet meer tel’keus opnieuw voor elke
nieuwe leeningsuitgifte een wet tot stand doen ko-
men, maar bij één enkele wet eene algemeene machti-

ging ten ‘behoeve van den betrokken Minister uitge-
lokt tot een vrij hoog maximumbedrag. Door de aan-
neming van zulk een algemeene machtigingswet had

de Minister dan de noodige bewegings’vrjheid, om, als
hij maar onder dat maximumbedrag bleef, meerdere
leeningen te gelde té maken op de daarvoor meest gun-
stige tijdstippen. De in de toekomst ten behoeve van
de conversies te verwachten wetten zullen wel even-
eens ‘het karakter van eene algemeene machtiging moe-
ten dragen, wil de betrokken Minister niet teveel in
zijne bewegingsvrijheid worden belemerd om op het
meest geschikte tijdstip direct zijn slag te kunnen
slaan.

Tot zoover de formeel-wettelij’ke bezwaren, die eene
conversie van Staatsleeningen tot op zekere hoogte in
den weg staan.

Wat de financieel-politieke bezwaren batreft, in dit

opzicht is het grootendeels eene kwestie van persoon-
lijke appreciatie, in ‘hoeverre men meent te moeten

aannemen, dat deze ‘van naideeligen invloed zijn ge-weest, of nog zijn, op de mogelijkheid tot con’versie.
Ongetwijfeld hebben in het jongste verleden zoowel
Nederland als Nederlandsch-lnd’ië een tijd doorge-

maakt, dat teveel van den ‘hoogen boom geleefd werd,
zoodat ten slotte het beleggend publiek eeuigszins
schichtig begon te worden ten aanzien van de fihan-
cieele ‘beginselen, die aan ide leidende autoriteiten tot
richtsnoer dienden. Het is dan ook niet onwaarschijn-
lijk, dat, indien con’versie formeel en technisch moge-

lijk geweest ware in den tijd, waarin de uitwerking der
ondernomen bezuinigingspolitiek nog geheel onzeker

was, zij alle kans gehad zou hebben om af te stuiten
op ‘het wantrouwen van het beleggend publiek, dat
allereerst eene vermindering van Staatsuitgaiven langs
anderen weg ‘dan dien der conversie gevorderd zou heb-ben teil bewijze van ‘den goeden wil der leidende staats-
lieden. Oonversie tegen den zin van wantrouwende
beleggers is gedoemd te mislukken, daar deze beleg-gers, gesteld voor de keuze van aflossing der hooger
ren’tende obligaties dan wel aanneming van de lager
ren ten’de stukken, aan het eerste de voorkeur zullen
geven.
Evenwel moet gezegd worden, dat, toen de mogelijk-
heid van con’verteering outstond ten gevolge van de
verlaging van den algemeenen rentestand tot op onge-
veer 5 pOt., de ‘bezuinigingspolitiek intusschen reeds
voldoende vruchten gedragen ‘had om het verleden
weer grootendeels goed te maiken en het vertrouwen
in ‘de gestie der Regeeringen van .Nederland en Neder-
lan’dsoh-Ind’ië te herstellen. Aangezien verder door
den uitslag der laatste verkiezingen deze ibezuinigings
po]itiek is gesanctioneerd, zal het laatste restje van
wantrouwen, voor zoover dit nog bestaat, spoedig ge-
noeg verdwijnen, en mag men temeer vertrouwen in’ de
politieke toekomst hebben, waar de bezuinigingspoli-
tiek, die zoowel in Nederland als in Nederlandsch-
Indië gericht is geweest op het sluitend maken van de
begrooting der gewone uitgaven voor het ‘dienstjaar
1925, nog geen rekening heeft kunnen houden met de
zeer groote bezuiniging, die van een stelselmatig door-
gezette con’versie-politiek kan worden

verwacht.
Laatstbedoelde bezuiniging kan dus worden beséhouwd
als een later te verwachten meevaller, waarop tevoren
nog niet gerekend was en draagt het hare bij tot het
verkrijgen van een optimistischer kijk op de finan-
cieele toekomst van bei’de landen.
Men kan dus wel aannemen, dat het geen politièke
redenen zijn, ‘die in het ‘verleden eene conversie van de
Staatsleeningen hebben tegengehouden of ‘dit in de
naaste toekomst zullen d’oen:
Eindelijk moet de vraag gesteld worden, of er ook

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

749

financieel-technische redenen zijn geweest, die een
beletsel hebben gevormd ‘voor consersie van de Staats-
leeningen en of deze redenen ook nog in de toekomst
haren bèlemmeren-den invloed zullen kunnen doen

gelden.
Inderdaad liggen op dit terrein belangrijke hinder-

nissen, die tot dusverre voor ‘het gezicht grootendeels
verborgen gebleven waren, omdat, zoolang de alge-
meene rentestand niet lager dan 5 pOt. was, de reeds

eerder vermelde formeel-wettelijke bezwaren op zic-
zelf al de conversie van alle Staa’tsleeningen, behalve
van de 6 pOt. Nederlan-dsch-Indische leening 1919,

beletten.
Het bedrag van iedere Staatsleening, die uit hoofde van haar rentetype voor con’versie in aanmerking zou
kunnen komen, is namelijk z66 groot, dat men er ‘heel
moeilijk mee kan manipuleeren. De ervaring heeft
reeds lang u-itgewezçn, dat het bij een tendens tot ‘ver-
laging van den algemeenen rentestand de kleinere
leeningen zijn, die zich het eerste aan de ‘veranderde
omstandigheden gaan aanpassen. De kans op misluk-king van dergelijke pogingen is uiteraard veel gerin-
ger -dan bij grootere leeningen het geval is, vooral,
omdat aan de conversie meestal het openstellen van
vrije inschrijvingen ‘verbonden wordt en deze inschri.j’.
vingen gemakkelijk kunnen dienen tot aanvulling van

het gedeelte, ‘waarvoor de conversie onverhoopt mocht
mislukken. Aldus zijn den laatsten tijd in grooten ge-

tale leeningen van provinciën, gemeenten of particu-
liere lichamen geconverteerd: deze bedroegen in het

algemeen niet meer dan
f 10.000.000,
meestal zelfs

aanzienlijk veel minder. Als men echter nagaat, dat
Staatsleeningen plegen te varieeren tusscizen de

f 50.000.000
en
f 500.000.000,
dan beseft men, hoeveel

zwakker de betrokken Staat, ook al ‘voldoet ‘hij aan de
grootste eischen van fjnancieele probiteit, tegenover den belegger staat. De -kans op mislukking der con-
versie is door -den omvang van het betrokken ‘bedrag
veel grooter en kan ook-veel minder gemakkelijk wor-
den goedgemaakt door de -openstelling ‘van vrije in-
schrijvingen. Heeft er onverhoopt eene mislukking
plaats, dan komt de Staat terstond in -de allergrootste

moeilijkheden om te voorzien in het kasgeld, waarmede
het groot aantal aflossingen, dat door de van conver-
sie afkeerige eigenaren van de oude olbligaties ge-
wenscht wordt, moet worden voldaan. 0-roote sommen
zijn voor deze aflossing noodig en ‘deze zijn uiteraard
niet zoo gemakkelijk te ‘verkrijgen door uitgifte van
vlottende schuld of door geldopneming bij banken. De

Staatsfinanciën loopen ‘dan gevaar ineens vast te loo-
pen en de sinds jaren met moeite en zorg ten uitvoer

gebrachte consolidatiepolitick is plotseling in de war

gebracht.
Op -grond ‘van deze redenen pleegt een Staat daarom
met vijne conversies eene afwachtende houding aan te

nemen tot op •het tijdstip, waarop de renteverlaging
zich over een belangrijk gedeelte van de kapitaaigeld-

markt -heef t uitgebreid en -dus reeds krachtig heeft
doorgewerkt; eerst dan valt de poging zonder te groot

risico te ‘wagen.
De toekomst zal dan ook wel leeren, :dat de co-uversie
der Staatsleeni.ngen Vrij langzaam en geleidelijk aan

haar beslag kan krijgen.
Het bovenstaande doet wellicht -de vraag rijzen, of

de -Staat niet renteverl-aging zou kunnen bereiken door
de groote leeningen op te lossen in een grooter aantal kleinere -emissies. Het antwoord ‘hierop moet luiden,
dat dit slechts tot op gerin ge hoogte mogelijk zal blij-
ken te zijn, -omdat op den duur het beleggend publiek
te zeer door ‘de telkens ter’ugk-eereude con.versies afge-
mat en ontstemd zal worden. B-etere resultaten belooft
dan ook eene conversiepolitiek, die zich toelegt op con-
vert,eerin-g van groote -bedragen in eens, -ook al moet hierbij langer -gewacht worden op het moment, dat :1e
markt ‘voor de beoogde manipulatie rijp zal zijn ge-

worden. – Dr. D. J.
E[uLsHorF
POL
Jr.

“-s-Gravenhge, Augustus 1925.

REORGANISATIE VAN DEN H000EN RAAD

VAN ARBEID.

Bij- het beantwoorden van de vraag: welke betee-
kenis kan worden gehecht aan de thans aanhangige
vdorstellen -betreffende de reorganisatie van den H.
R. v. A., dient men te overwegen met welk ‘doel hij
in het leven werd geroepen, wat hij wilde zijn, of hij
heeft beantwoord aan zijn doel en of lhij kan voldoen aan de eisohen, welke de komende tijd zal stellen. Het is bek-end, dat eerst officieel over den H. R. v.
A. gesproken -is in de historische Kamerziitjting gehou-

den den 10
1
den Decexniber 1918, toen namen-s de Regee-
ring een groot aantal sociale hervormingen in uit-
zicht ‘werd gesteld. Van hoeveel ‘gewicht de aan-
gekondigde hervormingen waren, voorop stelde de
Regeering -de instelling van een H. R. -v. A., ,,omdat
het aan al het andere feitelijk en logisch voorafgaat
en ook omdat ik (de minister-president) het van de

meest verre strekking acht.”

Uit hetgeen verder nog door de instellers van den
Raad is gezegd, kan nader blij-ken, waar-om -de instel-
ling ,,van de meest verre strekking” werd -geacht.
Ongetwijfeld, de taak, -welke den H. R. v. A. als
naaste doel werd opgelegd, was r-eeds belangrijk.

De Regeering wilde een instituut scheppen, ,,waar-
in zoowel de vertegenwoordigers van werklieden- als
werkgeversorganisaties zitting zullen h-ebben. Deze
Raad zal zoowel bij het ontwerpen als bij het uitvoe-
ren van wettelijke maatregelen van socialen aard
voortdurend gehoord worden.”
-, De H. R. v. A. bedoelde dus vooreerst te zijn ee
instelling van advies.
– Het eigenlijke doel lag verder, moest ook verder
liggen. Dat bleek vooral duidelijk tijdens de -begroo-
tingsclebatten, gehouden in 1919 bij de behandeling
van hoofdstuk 10 A. £) Van verschillende zijden werd
de stichting van den aangekondigd-en H. R. v. A.
met instemming begroet.
Dè heer
De Wilde
bleek van oordeel, dat de arbeid
der instelling alleen vruchrtidragenid zou kunnen zijn,
,,als wij eindelijk tot de overtuiging kwamen, dat hier
in de Kamer alleen beginselen besproken en vastge-
legd moeten worden.” Deze afgevaardigde hoopte, dat

bij de aangekondigde wetten reeds aanstonds blijken
zu, ,,dat de minister ook bij de
vitvoering
daarvan
een plaats aan den H. R. v. A. heeft ingeruimd.”
Minister
Aalbe’rse
gaf blijk -het met :den beer
De
Wilde
eens te zijn. Wij leven thans ,,in een tijd van
doorgroei naar een nieuwe volkshuishou-ding, waarin

het sociale element overheerschend zal zijn,” aldus
Z.E., die dan verder -betoogt:

,,Overigens wil ik wel dit zeggen, dat ik het een groote
fout zou vinden, om vooraf nu precies de geheele taak
en werkwijze van dezen. raad in den algemeenen maat-
regel van bestuur te gaan regelen. De H. R. moet niet
zijn een dood ding, in een nauw keurslijf ingepend, maar
een levend lichaam, dat uit eigen kracht kan groeien.
Om te beginnen zal hij natuurlijk -. aanvankelijk
misschien wel uitsluitend – zijn een adviseerend lichaam,
maar zoodra de collectieve arbeidsovereenkomsten zullen
zijn geregeld, een reorganisatie van de Kamers van
Arbeid en de Raden van Arbeid zal zijn tot stand ge-
komen, zal de ilooge Raad worden een orgaan, voort-
gekomen uit maatschappelijke instituten, waarin het
bedrijfsleven zich zal hebben georganiseerd.”

Twee dingen staan dus vast: de H. R. v. A. be-
doelde den eersten
-tijd
te zijn een adviseerend college,
met -het doel langzaam aan uit te groeien tot een
centraal orgaan, waarin de groote algemeene bedrijfs-
belangen zouden dienen behartigd te worden.
Heeft de H. R. v. A. tot nu toe aan
zijn
doel be-
antwoord? Die vraag kan bevestigend worden beant-
woord. Er zijn tientallen adviezen uitgebracht over
tal van zaken met
belangrijke
sociale strekking. Het
was echter -te voorzien, dat het resultaat van het

1) Zie Handelingen der Tweede Kamer 62ste verg.
21
Febr.
1
19 bldz,.
1558
en verder.

750

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

uitgebrachte advies lang niet altijd evenredig zou
zijn aan het werk, hetwelk werd verricht om tot een
bestudeerd en practisch advies te komen.
Hèel duidelijk springt dat in het oog met betrek-
king tot het advies i.z. de bedrijfsorganisatie.
Een speciale commissie, waarin zitting hadden
economisten, sociologen en practici, heeft vanaf
einde 1920 onder leiding van Prof. Nolens tal van
malen vergaderd. De Raad nam een beslissing, gaf
advies en daar is het bij gebleven.

Het ligt voor de hand, dat zulk een behandeling
van zaken den lust tot werken niet bevordert.
Intusschen: de H. R. v. A. heeft nu
bijna
vijf jaren
gewerkt. En het was zeer juist gezien van den be-trokken Minister de vragen aan de orde te stellen,
of het wenschelijk werd geacht wijziging te brengen
in de taak, de samenstelling en de wijze van instel-
ling van den H. R. v. A.
Dat bij het beantwoorden. dezer vragen vooreerst
rekening gehouden wordt met wat de
practijk
leerde,
spreekt vanzelf. Dat verder levensopvatting en levens-
beschouwing zich
bij
het beantwoorden dier vragen
doen gelden, behoeft geen betoog.
Tot de belangrijkste vragen, welke de commissie uit
den H. R. v. A. zich stelde, moeten gerekend word?n:
Moet enkel advies worden gegeven op aanvrage
van bepaalde autoriteiten?
Moet den Raad de bevoegdheid worden toegekend zich
te wenden tot de bevoegde machten, dus tot de
Regeering of de Staten- Generaal?
Of dient hij advies te

geven, wanneer hij meent,
dat zulks gewenscht is?

Moet hem gelegenheid worden gegeven tot het
doen van onderzoek, wanneer dat door hemzelf voor
zijn werk van belang wordt geacht?

Moet hem (in de toekomst) de bevoegdheid
worden gegeven eventueel collectieve contracten bin-
dend te verklaren of (bedrijfs)verordeuingen te be-
krachtigen?

Dienen zijn werkzaamheden zich te bepalen tot het sociale gebied? Danwel moet hij zich ook bezig-
houden met sociale en commercieele zaken?
Dient de grondslag voor organisatie bij de wet
te worden geregeld?
Het antwoord op deze vragen kan men grooten-
deels vinden in het inmiddels verschenen advies der
Commissie en in den brief van den Raad aan den
Minister.

De conclusies der commissie zijn:

De gereorganiseerde H. R. v. A. moet een zooveel
mogelijk zelfstandig karakter dragen.
De Raad zal op verzoek van een hoofd van een
Departement van Algemeen Bestuur, of uit eigen
beweging een advies kunnen uitbrengen omtrent alle
onderwerpen, welke de belangen van den arbeid raken.
De Raad moet de vrije beschikking hebben over
eigen financiën, welke gedeeltelijk van Rijkswege,
gedeeltelijk door de organisaties van werkgevers en
werkneiers, die in den Raad vertegenwoordigd zijn,
worden verschaft.
De Raad kiest zijn eigen voorzitter en stelt een
bindende voordracht op, waaruit zijn secretaris wordt
benoemd.

De Raad regelt zijn eigen werkwijze. De grondslag voor de organisatie van den Raad
zal in een wet worden geregeld.

De H. R. v. A. heeft zich vrijwel met dit advies
vereenigd, behoudens dat deel; hetwelk betrekking
heef t op het gedeeltelijk dragen van de kosten door
de organisaties van werknemers en werkgevers.
Zullen, aannemend, dat de Regeering het stand-
punt van den H. R. v. A. deelt, de genomen besluiten
bevrediging brengen?

Wij meenen het te mogen aannemen. Wordt de voorgestelde reorganisatie doorgevoerd,
dan geeft men den Raad gelegenheid zich aan te
passen bij de gewijzigde omstandigheden. Er wordt

niets geforceerd; hij kan ziëh een weg banen in de
richting, welke voor de samenleving het wenscheljkst
wordt geacht.

Het geheel der reorganisatie-voorstellen bedoelt
den Raad meer vrijheid van beweging, meer zelf-
standigheid te geven. Zijn daar misschien ernstige
bezwaren tegen? Wij vermogen ze niet te zien. De
vrees is geuit dat, geeft men hem meer vrijheid, hij
buiten zijn gebied zou kunnen treden. Het is niet
gemakkelijk dergelijke door angst verwekte argu-
menten te weerleggen. Wij meenen, dat de Raad zelf,
wil hij niet onmogelijk maken, dat hij in de toekomst
een beteekenende functie te vervullen krijgt, heeft
te zorgen, dat hij binnen zijn gebied blijft. Bovendien
is de samenstelling een afdoende waarborg, dat geen
eenzijdige, het algemeen belang schadende handelingen
zullen worden verricht.
De zucht tot zelfstandigheid bracht de meerderheid
der commissie er toe voor te stellen de organisaties
mede de kosten te laten dragen. De Raad zelf be-
sliste anders. Wij voegen ons gaarne bij ‘s Raads
besluit. De H. R. v. A. is niet, en mag o.i. niet zijn,
een instituut uitsluitend tot behartiging van de be-
langen, die enkele volksgroepen gemeen hebben.
Hij dient zich doör het algemeen belang te laten
leiden; het algemeen belang, dat zoo goed als samen-
valt met de som van belangen, welke de volksgroepen,
die den Raad mede vormen, gemeen hebben.
Daarvoor dient de Overheid de kosten van den
H. R. v. A. te dragen, gelijk dit nu geschiedt en
evenals dit het geval is met de beide Kamers der
Staten- Genera al.

Dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 78 der
Grondwet, de grondslag van organisatie in een wet zal dienen te worden vastgelegd, zal wel algemeen
als juist worden erkend.

Er is uitvoerig van gedachten gewissèld over de
vraag, of de Raad zich niet moest splitsen in afdee-
lingen ter betere behartiging der belangen van
Industrie, Handel, Vervoer en Landbouw.
Daar pleit heel veel voor. Hij past zich daardoor
aan bij de werkwijze, welke ook in het gewone leven
gevolgd wordt. Men diene dan echter voor één zaak
te zorgen en wel, dat de Raad in zijn geheel, als
instituut ten dienste van het algemeen belang, het

laatste woord spreekt. Zéôver liggen de belangen
der onderscheiden groepen niet uit elkaar, dat de leden van den Raad niet bevoegd zouden kunnen
worden geacht een oordeel uit te spreken.
De mogelijkheid daartoe is gêlaten, doordat de
Raad zijn werkwijze zelf regelt.

Opmerkelijk is de groote eenstemmigheid waar-
mede de verschillende standpunten zijn ingenomen.
Niemand achtte den H. R. v. A. overbodig; zelfs
de vertegenwoordigers van de z.g. vrije vakvereeni-
gingen zijn van oordeel, dat uit deze instelling een
instelling kan groeien van groot maatschappelijk nut
Er was veelal overeenstemming tusschen de ver-
tegenwoordigers van de groot-werkgevers, de land-bouwers, de middenstanders en de arbeiders.
Velen zien in, dat het tegenwoordige systeem van
wetgeving op den duur onhoudbaar is.
Véér eenige jaren heeft Prof. Mr. Dr. Raaymakers
•het volgende geschreven:
,,Is het niet in hooge mate onzinnig, dat
100
heeren
en dames in Den Haag, een wnnderlijk allegaartje van
alles door elkaar, wetten moeten maken voor stuwadoors
en mijnwerkers, voor bakkers en steenhouwers, over
binoenscheepvaart en bankoctrooi, over onderwijs en
pachtstelsels, over straf rechtprocedure en handelsmerken?
Het wordt hoog tijd, dat daar een eind aan komt.”

Inderdaad: daar moet zoo spoedig mogelijk een
einde aan komen. Hoe? Komt men dan niet tot een
sociaal parlement? Het is niet onmogelijk. Merk-
waardig is het alweer, dat in den Hoogen Raad (de
commissie) de drang om daartoe te komen van
werkgevers-, zoowel als van werknemerszijde geko-
men is.
0

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

751

En is dat begeerde, zij het ‘t nog vaag aangeduide
sociaal-parlement, iets anders als het door den
Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid bedoelde
,,orgaan, voortgekomen uit maatschappelijke insti-
tuten, waarin het bedrijfsleven zich zal hebben geor-
ganiseerd 1″ De H. R. v. A. is door Z. E. aangeduid
als de instelling, welke tot dat grootere instituut

diende uit te groeien.
Wordt de H. R. v. A. gereorganiseerd in den geest
als geadviseerd, dan wordt de mogelijkheid tot verdere

rustige ontwikkeling geschapen.
Wij hopen, dat ditmaal het advies zal worden

opgevolgd. A. C.
DE BRuIJN.

Utrecht.

DE INKOMSTENBELASTING VAN HET

DUITS CHE RIJK.

I.

Tot de 9 wetsontwerpen inzake rijksbelastirugeu,

die na in de Belas.ti’ngoommissie van den Rijkadag
een voorwerp van onderzoek en van onderhandeling
te hebben uitgemaakt, thans door den Rijksdag in
derde lezing zijn aangenomen, behoort ook een ont-
werp rtot vaststelling van een nieuw
Eirtkomnsen-

stf3uergesetz.
In Duitschiand was tot en met, 1919 het heffen
van inkomstenibelasting den staten en gemeenten

voorbehouden. De belangrijke wijkiging in de etaats-
reôhtelijke verhoudingen na den oorlog, heeft het
zwaartepunt van •de bevoegdheden tot belastinghef-
fing verschoven van de staten naar het Rijk. Was

het eertijds z66, dat men zegen kon, dat het Rijk
slechts de beschikking ‘had oer die belastingen
.., welke

de staten het toestonden te heffen, van 1919 af staat
de suprematie van het Rijk ook op fiscaal gebied,
vast. Het Rijk vormt zich een belastingstelsel en de
staten, die thans ,,landen” heeten, en de gemeenten,
hebben, naast een hun -toegewezen aandeel in de op
brengst van de rijkabelastin gen, slechts diè bevoegd-
heden tot bel-asti-ngtheffin’g, welke hun door het Rijk
worden overgelaten.

In het belastingstelsel, dat het, Duitsohe Rijk zich
schi:p in een reeks- wetten vnîn Septomiber 1919 tot Maart 1920, nam de inkomstenbelasting verreweg de
belangrijkste plaats in. Op de rijksbegr-ooting ‘voor
1920, waarin we den eersten neerslag zien van het
nieuwe belastingstelsel, komt van een totaal aan he-
lastingopbrengst van 33.1 milliard, 12 inilliard of
36 pOt. op rekening van de inkomstenbelasting
alleen.
Deze inkomstentbelasting week,
01)
hoofdpunten,
belangrijk af van de wijze, waarop voordien, in en
buiten Duitschland, de ihkoistenhelasting gemeen-
lijk geregeld was.

Terwijl aan belastingheffing naar het inkomen in
het algemeen het ,,bronnenprincipe” werd ten grond-
slag gelegd, – d.w.z. dat als maatstaf voor de belas-
ting werd gesteld het totaal van de inkomsten, voort-
vloeiende uit bepaaldelijk in de wet genoemde broi-
nen van inkomsten, – aanvaardde het Ein•komm-en-
st-euergesetz van 29 Maart 1920 een belangrijk rui-
mer ink-omensbeg-rip. Hier werd niet limi-tatdef op-
gesomd,. vat als inkomen in den zin der wet zou wo-r-
den beschouwd, limitatief opgesomd werd wat
n-ie
als inkomen in aanmerking kwam. Voor het overige
volstond de Wet met aanwijzingen en met verwijzing
naar verJeersopvattigen. Dit inkomensbegrip was vrucht van wetenschap-
pelijke economie. Inkomen voor een bepaald persoon
over -een bepaald tijdvak is de vermeerdering of ver-
mindering van zijn vermogen, – gemeten aan het
begin en aan het einde van het tijdvak naar de ruil-
waarde van de ver-mogensbestanddeel-en, – plus de
in dat tijdvak genoten ver-teringen en .gedane sc-hen-
kin-gen.

– In de Duitsche literatuur wordt deze opvatting
– algemeen aangeduid als het ,,Sohauz’sche Einkom-
men-sbegriff”, naar G. Sch-anz, die in zijn verhande-ling: ,,Der Einkommensibegriff und die Ejnbommen-
steuergesetze”, in den 13en jaargang van het Finanz-
‘Archiv, ten slotte tot deze definitie ‘komt: ,,Einkom-
– men is-t Reinvermögenszu

gang innerhalb eines he-
stimmten Zeitabschnittz, ei-nschlieszlioh der Nutzun-

gen und gel-dwerten Leistungen Dr-itter.”
1)

Ten volle koh dit theoretisch beginsel natuurlijk
‘niet in de wet werden doorgevoerd; de hovenbedoel-de,
-in § 12 der wet limitatief opgesomde uitzonderin-
gen, zijn d-an ook aan te merken als -even zoov-ele con-
– cessies, op grond van verschillende -overwegingen aan

de practijk gedaan.

Practische heineken-is had het in de wet aanvaarde ruime in-komerisbegrip o.a., -doordat winst, gemaakt
bij op zichzelf staan-den, niet in de uitoefening van
een bedrijf verrichten ‘verkoop van zaken, die ver-mo-
gonsbestand’deel -waren in

den zin van de Besitzsteuer
van 1913, (winst bij z.g. einzelne Veriiuszeirungsge-
schhfte), -bij- -de -bepaling van het- in-kom

en in aanmer-

king kwam. Zoo ook prijzen uit loterijen, en vergoe-dingen aanvaard door particulieren voor het ui-tlee–

een van voorwerpen als een piano, een auto, een
t’oeiboot. En voorts, -door-dat hij het ‘bepalen van be-
drij-fswinst, de bedrijfsgoederen bij ‘het begin. en ‘bij
het einde van, het jaar moesten worden -gesteld op
de ruilwaarde, -zoodat op -deze wijze aan den – dag ge-
treden ongereal i seer-d’e waardevermeerderi ng en-der
alle omstandigheden als inkomen werd belast.

Het Ein’kommensteuergesetz van Maart 1920 stel-de als belastingjaar -het rijkbegrootingsjaar, 1 April-31 Maart. Voor dat belas-ti-ugjaar werd-en de-belas-
tingschuldi-gen aan-geslagen,
niet
naar een bij wege
1
-van schatting of fictie bepaald -inkomen -over -dat be-
• lastingjaar, m-aar naar het inkomen, dat in het voor-
afgaande kalender- of -boekjaar genoten was. Hier-m-ede werd de inkomstenbelasting geregeld als hef-
fing-van achterna.
Met dit heffingssysteem hing ten nauwste samen
het stelsel van de vooruibbetalingen. Zoolaug een he-
lastingsc-huldige zijn aansiaghiljet voor het 1-oopende
,belastin-gjaar nog niet had ontvangen, -moest hij op
de bij de wet vastgestelde belas-tirigstermijnen -in Mei,
Augus-tus, November en Februari, voorloopige -beta-
lingen doen op den voet v-an den voor het vooraf-
gaande belastingjaar
.
‘vastgestel-den aanslag.
Ten aan-zien van nk-omen uit loondienst, nam cle
– vooruitbetaling -den vorm aan van inh-ouding, -bij -den
-. werkgever, van 10 püt. van ‘het
– d-en arbeider toeko-
monde loon. –

Werd de aanslag vervolgens vastgesteld, dan gold
deze, als -definitieve aanslag voor het l-oopen-de belas-
tingjaar, en had verrekening plats met de gedane

vooruitbetalingen of ingehouden bedragen, en tevens
als v’oorlioopige aanslag voor het komende jaar, op -den
voet waarvan de vo-orloopige betalingen iloor dat jaar
zouden geschieden. –

Het aannemen v-an een zoo ruim inkomens-begrip,
en het invoeren van vooruit-betalingen en van loon-
aftrek, deze ‘beide maatregel-en moeten -in de eerste
plaats worden -beschouwd, – de een -op het -terrein
voor de -heffing, de ander op -dat voor d-e invorderi-ng,
– als uiting van ernstig pogen -om -de grond-gedachte
– van de inkomstenbelasting als belangrijkste factor in

i) Ten onzejit heeft in 1918 Mr. Dr. A-nt, van Gijn voor
een hieraan nauw verwant -inkomensbegnip de aandacht
gevraagd.
In
Het Rentepro-bleem in de loer der Financiën’
– komt hij vtia -de agio-theorie van
Von
Bö-hm Bawerk tot
– cle stelling, dat ,,-het inkomen uit een vermogensbestand-
deel over een tijdvak -is, wat -de aan -het einde van dat
-tijdperk beschikbare tegenwoorclige, en toekomstige dien-
sten van dat- vermogensbestsu-cideel te zamen met den ge-
noten dienst, moer waard zijn dan de bij het begin be-
sehi-kbm’e tegenwoo-iidige en toekomstige diensten.”

752

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

een stelsel van draagkrachtbelastirigen, zoo ver m’o-
gelijk te verwezenlijken. Voorts was hieraan niet

vreemd het streven; ‘dat ten slotte bij elke ‘belasting-
heffing voorzit •en ‘voorrzitten moet, om binnen de
grenzen van do al’s rechtvaardig aangenomen normen,
een zoo hoog mogelijke belastingopbrengst te berei-
ken. De toestand, waarin Duitschland rziøh na den
vrede van Versailles bevond, hezwaard eenerzijds met
de in den oorlog ‘op’geh’oopte rijksschul’den, anderzijds

met de uit de ‘nederlaag voortvloeiende verplichtin-
gen, was van dien aard, dat do capaciteit tot belas-
ting ‘heffen tot ‘het uiterste moest worden opgevoerd.
In dit licht moet men ook ‘het tarief bezien, waar-
naar de inkomstenbelasting werd geheven. Na aftrek
van een belastingvrije som van 1500 M., werd een
proressief tarief toegepast van 10 tot 60 pOt.

Aan de eerste Duitsche rij’ksinkom.sten’belasti’ng is
geen periode van rustige ontwikkeling te – ‘beurt ge-
vallen. Wanneer we kennis nemen van ‘de talrijke
wettelijke voorzieningen, van de Novelle van 21 Juli

1920 tot de 9,e ‘Steuernotverordnung van 19 December
1923, waardoor het Einikommeuateuergeseta goeddeels
buiten effect werd gesteld, dan blijkt dat cle meer-
derheid van die maatregelen werd ingegeven door de
verslechtering va.n de economische toestanden in
Du’itschlan’d en met name door ‘den niet te stuiten
val van de mark.

Voor een deel zijn ‘de in die jaren getroffen wette-
lijke voorzieningen aan te merken als stadia in de
ontwikkeling van de Dui-tsche inkomstenbelasting.
Reeds door ‘de Novelle van 24 Maart 1921 werden ‘de
grondslagen ‘der wet aangetast. Het inkomensbegrip
werd ingeperkt, in de eerste plaats ‘doordat bij de
bepaling van ‘het inkomen de bevenvermeide ,,ein-
zelne VerS.uszerungsgeseMfte” ‘verder buiten Ibeschou
ving werden gelaten, tenzij aanwezig was wat men in het dagelijksoh leven speculatie noemt; en voorts
doordat, bij het bepalen van bedrijfswrinst, ongereali-
seerde waar’devermeerdering van hedrijfsgoederen ver-
der buiten aanmerking bleef; de bedrij’fsgoederen
werden in rekening genomen tegen den aanschaffings-
prijs, tegen den marktprijs alleen indien deze lager
was.
Bij dezelfde novelle werd vijsiging gebracht in het
stelsel van heffing. Het belasti’ngjaar, bleef 1 April-
31 Maart, maar het inkomen, dat aan den aanslag
werd ten grondslag gelegd was niet langer dat van
het aaa het helastingjaar voorafgaan’de kalender- of
boekjaar, maar ‘dat van het kalender- of ‘boekjaar dat
in het hel’astingjaar eindigde. M.a.w., ‘het inkomen

waarover geheven werd, werd een jaar vooruit ge-
schoven. In ‘de Novelle van 20 December 1921 ging
de wetgever nog een stap verder. Het belastingjaar
werd vn 1 April-31 Maart teruggebracht op 1 Ja-
n11ari-31 December, zoodat van dat oogenhlik af het
helast,’ingjaar en het jaar van het belaste inkomen
als regel samenvallen.

Het stelsel van de inh’ou’ding op het loon onderging
verschillende opeenvolgende wijzigiru gen. De belang-
rijkste was ‘die bij Novelle van 21 Juli 1921 ;h’et hij
‘den werkgever ingehouden loon zou niet langer voor-
uitbetaling zijn op den later vast te – stellen aanslag,
het werd de belasting-zelf, – iroorzoover althans het
jaarloon 24.000 M. niet te boven ‘ging.
De 2e Steuernotverordnun’g van 19 December 1923,
die in verband met de catastrophale waardevermin-
dering ‘van het geld in den loop van 1923, ‘de regel-
matige toepassing na. v’an ‘het Einkommenstenerge-setz opschortte, gaf een ‘bijzondere regeling voor ‘de
vooruibbetalingen, die in den loep van 1924 zouden
moeten worden gedaan, en wijrsigcle ‘tevens het stel-
sel van de inhouding van de belasting op het arbeids-
loon. Het stelsel zooals het toen werd geregeld en
hij de 2e Steuermilderungsverordnun’g van 10 No
vember 1924 slechts lichtelijk werd gewijzigd, is van
kracht tot de inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Van het loon wordt de eerste 60 M. per maand vrj
gelaten, als belastingvrije som voor den arbeider zelf.

Van het overige wordt 10 pOt. als belasting geheven;
voor vrouw en elk kind wordt ‘dit tarief met telkens
1 pOt. vermin’derd.

Wanneer derhal.ve een gehuwd arbeider met 4 kin-
deren een loon verdient ‘van 300 Al. per maand, wordt
de van ‘hem per maandin te honden belasting als
volgt ‘berekend:

300 M. – 60 M. = 240 M.,
10 pOt. – (1 + 4) pOt. = 5 pOt.;
in te houden belasting per maand: 5 pOt. van 240 M. =
12 M.

Zooals ‘bekend, is 15 November 1923 in Duitsch-
land de rente-mark ingevoerd. De regeling van den
sinds 1923 bestaanden fiscalen uitzon’deringstoestan.d
heeft de Diiitsohe Regeering willen aanhouden, tot

redelijIkerwijrze eo’n werden aangenomen, dat de
nieuwe ‘munteenheid zic’h handhaven zal.

Dit oogeublik acht ‘de regeering thans gekomen.
Met de in ‘den aanvang dezes bedoelde 9 wetsontwer-
pen inzake rijksbelastingen wordt in de eerste plaats
beoogd de belastingheffing in Duitschland weder in
normale banen terug te voeren, en voorts in het be-
lastingstelsel die wijzigtinigen aan te brengen, welke

na ‘de verkregen ervaring en met ‘het oog ‘op ‘de ge-
wijzigde economische toestanden en politieke inzich-
ten, noodzakelijk en wensc’heljk worden geacht.
Voor de inkomstenbelasting zijn van belang het
Steuerüfberleitungsgesetz en het nieuwe Ein’kemmen-
steuergesetz.

Volgens het Steuerü’berleitungsgesetz zal ‘de eeiste
regelmatige aanslagsregeling in de inkomsten’belas-
ting weder plaatsvinden voor het over 925 genoten inkomen. Voor de vooruitbetalingen gedurende dat
jaar wordt een bijzondere regeling gegeven; een defi-
nitieve aanslag toch over 1924, die onder normale
omstandigheden tevens maatstaf zou zijn voor de
vooru’ithetalingen gedurende 1925, wordt niet opge-
legd. De zaak is deze, ‘dat de 2e Stenernotverordriung
een definitieven aanslag over 1924, en verrekening
met cle gedurend’e dat jaar gedane vooruitbetalin’gen,
wel had in uitzicht gesteld. De toezegging wordt
echter niet gestand gedaan ;de voorloopige betalin-
gen worden eenvoudig gch’ouden. Deze in een rechts-
staat, on’danks wettelijke sancibie, ontoelaatbare han-

del’wijze, die bovendien het stelsel van de vooruitbe-

talingen voor geruimen tijd in ‘discrediet zou kun-

nen brengen, wordt door de Regeering aldus verde-

digd, d’at aanslagsregeling zonder twijfel lei’den zou

tot de vetp]ichting om aanzienlijke bedragen te res-titueeren, en dit bezwaarlijk gaat wijl het geld reeds

is uitgegeven. Slechts in die gevallen waarin het ver-

schil tus’schen wat voorui’tbeaald is en wat betaald
zou moeten worden, zeer sterk spreekt, zal op ver-

zoek gedoeltelijice restitutie kunnen, volgen. Dit alles
wordt in het Steue’rüberiei’tu’ngsgesetz – eufamistisch

genoemd ,,vereerivou’digdo aan’siagisregeliing”, wat niet
slecht gevonden is.
A. STAPEL.
(Slot volgt).

OVER DE Z.G. BAROMETER-COMMISSIE.

De ‘heer W. F. Detiger te Amsterdam
schrijft
ons:

1-let denkbeeld van de instelling eener Barometer-
Commissie is tegenwoordig in de mode Toch stamt
dit deokheeld niet van den allerlaatsten tijd. Do
praoa’dviezen voor de jongste vergadering van de Na-tionale Vereenig.i’ng tot bestrijding der Werkloosheid

geven een nauwkeurig ‘overzicht van de voor- en na-oorlogsche pogingen tot statistische ‘beschrijving der
conjunctuur-verschijnselen. Het werkje van het In-
teination aal Arbeidsbureau, getiteld ,,Les Baromè-
tre 6conorniql4es” vult ‘de kennis ihieromtren’t vrij
volledig aan. Z66 was men in wetenschappelijke en

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

753

zelfs in officieele kringen overtuigd van het nut van
cle verzameling en benutting der economische feiten

en gegevens, dat reeds in 1908 de Fransche Regee-
ring instelde een Commissie, die had na te gaan, wat
gedaan kon worden om de gevolgen der crisis, voor

zoover deze zich in weikloosheid openbaarden, te ver-
zachten. Als gevolg van den arbeid dezer Commissie
werd bij de ,,St’atistique G-énérale de la Franco” een
permanente Commissie ingesteld voor de bestudee-
ring der gegevens, welke op de naderi’ng van een

crisis zouden wijzen. Do Oud-Minister van Arbeid
Leon Bourgeois sprak ‘daarvan op een der vergade-ringen der Internationale Conferentie ter bestrijding

der Werkloosheid, in 1910 te Parijs belegd. En waar
de Nederlandsche Staatscommissie over de Werkloos-
heid, in 1909 benoemd, in haar lijvig rapport getui-
genis aflegt van een naarstig benutten van wat op
de gedurende haar arbeid gehouden twee internatio-
nale Werkloosheidscongressen (1910 te Parijs en 1912
te Cent) aan ‘buitenlandsche ervaring en kennis werd
uitgedragen, ‘behoeft het dus niet te verwonderen, dat
ook het dnk’beeld eener Crisiscommissie (van Baro-
meter-Commissie is nog geen sprake) naar, vader-
landschen bodem werd overgebracht. En natuurlijk

werd ook overgebracht de naïeve voorstelling, die
men zich van h’et nuttig effect zulk eener Commis-
sie had gevormd. In haar eindrapport zegt de Staats-

commissie: ,,Wanneer een Werkloosheidsraad, onder
de medewerking van zijn deskundige leden, een cri-siscommissie instelt, om alle verschijnselen, die een

crisis begeleiden en vooral die, welke er aan vooraf-
gaan, te bestu’deeren, zal een stap gedaan zijn naar
een doe], dat, al moge ‘het nu nog slechts een theo-
retische mogelijkheid schijnen, op den duur practi-
sche resultaten zal kunnen hebben,
al ware het alleen
om de werkloosheidszorg te waarschuwen, dat er ge-
vaar van werkloosheid in v.itgebreiden omvang in
aantocht is en dat men zich op het nemen van spe-
ciale maatregelen van verweer heeft voor te bereiden.”
Dat 1jiki heelemaal op de voorstelling van zaken,
ciie de heer Oudegees’t in zijn praea’dv’ies geeft, n.l. dat men, op •den econornischen barometer kijkende,
zich tegen een opkomende conjunctuur-bui, de crisis,
kan wapenen door een parapluie op te steken (bij-
tijds economische weermiddelen te beramen). Trou-
wens hoe naïeveljic-stellig men overtuigd is van de
practische beteakenis van ‘den arbeid der Barometer-
Commissie blijkt uit de instelling (midden in de oor-
iogsjaren, nl. in 191.7) van een Instituut voor Cri-
sisonderzoek door den Nederland schen Werkloos-
heidsraad en niet het minst uit de installatie-rede
van den toenmaligen Voorzitter van den Raad, Prof.
Treub, in welke installatie-rede geen plaats is voor
twijfel aan het effectieve practische nut, dat het In-
stituut voor Crisisonderzoek zal sorteeren ter tempe-
ring van de gevolgen der crisis, meer in het bijzonder
tea opzichte der werkloosheid.
Bezien in dit historische licht ‘doet het eenigszins
vreemd aan, dat, terwijl men in 1914 en 1911 pre-
cies wist, wat men met zulk een Baroirieter-Oommis-
sie voor had, en aan haar practisch nut niet twijfel-
de, terwijl de Ned’erian.dsche Werkloos’heidsraad in
1917 zelfs uitvoering aan het den’kbeeld der Staats-
commissie gaf, in 1925 het Bestuur vara ‘de tot dien
Werkioosheidsraacl hehoorende Nationale Vereeni-ging zich nog eens ‘doet voorlichten over ‘de vraag,
of aan dat derikbeeld wel uitvoering moet worden

gegeven en zoo ja, waarom en hoe.
Nu moet men bij een discussie over de onderwer-peljko zaak zorgvuldig waken tegen rnisvat
1
ting, als
gevolg van onge’preciseerde definities of praten in
de ruimte. Als men met de instelling van een econo-
mischen barometer louter en alleen beoogt een
p0

ging tot zoo nauwkeurig en zoo uitgebreid mogelijke
statistische
‘beschrijving
der conjunctuur-verschijnse-
len en tot het zoo mogelijk samentrekken der onder-

scheidene curven tot één of meer resultanten, dan

zal niemand dunkt ons zich tegen zulk een poging verzetten. Hoe gedegener onze kennis omtrent het
economisch leven is, hoe meer waarborgen er worden
geschapen tegen het maken van uit onkunde voort-

vloeiende fouten. Maar als men aan het Barometer-
denkbeeld wil verbinden een waarschuwings- en voor-
zorgsmogelijkheid tegen de nadeelige gevolgen van
crises; als men, zooals Prof. Meyers het uitdrukte,
‘het economisch eksteroog van den President der Ne-
derlandsche Bank wil vervangen door een economich
weerglas, dat beter, objectiever en tijrdiger waarschuwt
tegen depressie-verschijnselen, dan moet men dat pre-
cies zeggen, zooals de Staatscommissie .dat precies be-

toogde, zooals Prof. Treub het in 1917 uitdrukte en
zooals tal van schrijvers het -den laatsten tijd beweren,
Maar -dan moet men van ‘de tegenpartij ‘billijken, dat
zij zich niet bezighoudt ‘met al de statistische franje,
waarmede deze zaak omkleed wordt, maar met de
kern dor kwestie. En die ‘bestaat nergens anders in
dan in de overtuiging, althans verwachting, dat een
Barometer-instituut op grond van zijn studie van
den loop en de volgorde der cri’sisversc’hijnselen bij-
tijds zal kunnen waarschuwen tegen de economische
gevolgen ei van,.w.aardoor zoodanige voorzorgsmaat-
regelen kunnen genomen worden, ‘dat de golvingen

in het economisch leven minder hevig zullen worden.

Die overtuiging lijkt ons volkomen misplaatst, de
verwachting volmaakt ijdel.

Voor een juist verstand van zaken dient men nog
een begripsbeperking •te aanvaarden. Men onder-
scheidt exogene en en’dogene crises. De exogene cri-
ses worden veroorzaakt door ‘invloeden, die niet uit
den natuurljken gang van het economisch systeem

voortvloeien. Ze koen van buiten af, vloeien yoort
uit-catastrofale verschijnselen, als oorlog, woelingen,
misoogsten, economische catastrophen als gevolg van
bv. een algemeene speculatie-ziekte (John Law, Tul-penhanclel, enz.), het plotseling aanboren van grôote goudmijnen, errz. Deze en andere buiten den norma-
len gang van het productie-proces staande catastro-
phaie’ verschijnselen veroorzaken, met haar nasleep
van gevolgen, crises, die zeker buiten het permanente

waarnemingsgebied vallen. Daartegen voorzo’rgt-maat-
regelen te nemen, achten ook de grootste optimisten
onmogelijk. En toch was bij’ de bespreking der hoven-
bedoelde praeadviezen het beroep op de huidige cri-
ses, gevolg van een der ernstigste catastrophen -uit de geschiedenis der menschheid, niet van de lucht.

Waar het in het onderhavige geval om gaat, zijn
de endogene crises, die ‘voortvloeien uit de normale
up en downs van het economisch leven. Die wil men
beteugelen, althans temperen, wat naar ons ‘oordeel
nooit -zal lukken, zoolang ‘-de huidige prodnctiewijze
ongewijzigd blijft. Wij willen ‘niet treden in een he-

oordeeiing -ôf waardeeri-ng van het z.g. Icapitalistische
productie-proces. Wij nemen het als bestaande aan
en constateeren, dat geen ‘der crisistemperaars, ook
de ,,Marx-istisc-he”- heer Oudegeest niet, dat produc-
tieproces wil -omvormen, véér hij- de
mogelijkheid
tot
tempering der crises aanwezig acht. Het fundamen-
teele verschil tusschen ons en -de crisistemperaars nu

is, d’at wij op gezag ook van moderne deskundigen
omtrent de crisisverschij.nselen (Spiethoff, Mom-bert
enz.) de economische up en dowus, voortvloeiende uit
de huidige productiewi,jze en leidende tot per-i-dieke
crises, een normaal verschijnsel ac’hteh, in-baerent aaii
de huidige produc’tiewi,jze en -daarvan ‘niet te scheiden.

Die productie o-p speculatie ‘voor de wereldmarkt
steunt uitsluitend en alleen op het eigenbelang van
den producent, die produceert, zoolang hij winst kan
maken en staakt met prod-uceeren, zoodra het geen
voordeel meer oplevert. Elk overzicht van de behoefte
ontbreekt, -bovendien wordt de afstand’ tusschen
grondstof en afgewerkt product steeds grooter, zoo-
dat de kennis der – behoeften-verzadiging niet het
automatisch middel kan zijn tegen overproductie.

754

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
September 1925

De crisis nu is het middel daartegen, een middel,
dat zich geheel aansluit aan den stimuleerenden fac-
tor, die het productieproces beheerscht, het eigenbe-
lang

van den producent. Dat eigenbelang is er feite-
lijk steeds op uit het evenwicht tuaschen vrtag naar
en aanbod van goederen te verbreken, de crisis is het
zelf regi’streerend’e middel om dat evenwicht te her-

stellen. Als het eigenbelang gespeend van elk be-
hoeften-overzicht heeft geproduceerd over de grens
heen, dalen de prijzen, het nut en voordeel van ver-
der produceeren wordt problematiek. De producen-
ten wenden zich dus van de bewuste productie af,
maken den stock op, krimpen den aanmaak in, ja wer-
pen zich op andere artikelen, die wel loonend -zijn, riet zoolang, totdat de beperktheid van -het product de prijzen weer doet
stijgen,
daardoor de productie
weer looriend wordt en -van voren af aan weer wordt geproduceerd, in zoedanig tempo, dat soms vrij spoe-
dig de behoefte-grens weer is overschreden.

Wie de economische crisisverschijnselen wil verge-
lijken met de natuurlijke, moet niet een parallel

trekken tusschen economische en atmosferische ver-
schijnselen, maar moet de economische up en downs
vergelijken met eb en vloed. Dezelfde geregeld terug-
keeren’de hoog- en laagstand, die uit elkaar voort-
vloeien. De onregelmatig voorkomende springvloeden
zouden dan kunnen vergeleken worden met ‘de exo-
gene crises als gevolg van catavbrophale verschijn-
selen. –

Dat

het iii ons verwarrend-ingewikkeld proces van
goederen-voorziening, geheel gebaseerd
op
productie-
vrijheid naar individueel inzicht, -niet tot een chaos
leidt, komt, doordat •de crises als automatische regu-
latoren werken, tijdig de productie-energie stopzet-
ten, afleiden naar een anderen tak -van voortbrenging,
daarna weer door de groeiende prijzen het ei’getbe-
lang opnieuw prikkelen en in het algemeen ratieneel
s’timuleerencl werken. Ze voeden ‘dé psychologische
factoren in het economisch proces.

Voor wie gelooft in •het nut en de juistheid van
het huidig productie-systeem, moet -het bovendien al
heel onwenschelijk voorkomen, de crises ‘te temperen

of weg te’ nemen. Want behalve dat ze het eigenbe-
lang der producenten, den hartslag van de productie,
voortdurend prikkelen, hebben de perioden van op-
en neergang, waarin de menscheBjke energie tot den
hodgsten graad wordt -opgewekt met voor de mensch-
heid verbijsterende resultaten, ook op zichzelf groote
voordeelen, die hij een nielleeriri.g van het produc-
tieniveau zoe al niet verdwijnen dan toch sterk zul-
len verminderen. Ook op ‘het gebied van de techniek
werkt het eigenbelang als een zweep, “t zij dt de
ingenieusheid wordt gestrienid in ‘den tijd van neer-
gang en rnaiaise, ‘t zij’ ze tot het uiterste wordt opge-
voerd ‘door ‘de onmatige hegee.rten, die het tijdperk

van opgang begeleiden.

Wij willen niet onderzoeken, of de nadeelen van die
tot regelmaat geworden onregelmatigheden in de pro-
ductie niet grooter kunnen zijn dan de voordeelen.
Maar die nadeelen te ondervangen door de regelma-
tighei’d in de productie te vergrooten, achten wij on-mogelijk; ‘dat kan niet zonder met ‘het badwater ook
het ‘kind over boord te gooien: aan de ‘huidige pro-
ductiewijze zitten de onregelmatigheden, de crises,

ori verbrekeh.jk vust.

Een ‘barometer-instituut, dat
0])
den grondslag van
de huidige productiewijze door ‘de verspreiding van
kennis omtrent ‘de crisisversc’hij’nselen moet medehel-
pen, om ‘de endogene cri.ses te verviakken, staat voor
een onmogelijke taak. Als er invloed op ,d:e hoogte en
de hevigheid der crises is uit te oefenen, moet dat
komen van de ‘producti’e-kartels, ‘die ‘de markt beheer-
schen en de behoefte dus overzien, of van ‘de banken,
d’ie in het fourneeren der liquide -middelen ‘het mid-
del bezitten, de productie te leiden. Of dit laatste
mogelijk is, is voor ‘de economen van gezag nog een

open vraag. Mear in elk geval, als ‘het mogelijk is,

dan ‘hebben die kartels en de ‘ba.nkwereld die direct
bij de bron zitten, ja ‘die beheerschen, de bem’oeiing van een barometer-instituut niet nood’ig.

Bovendien, de crisistemperaars houden ook te wei-
nig in ‘het oog, ‘dat de productie voor de wereldmarkt
geschiedt, dus een positief internationaal karakter
draagt. Moge in het algemeen, dus ook internationaal,
heel weinig tegen de gevolgen der crises te doen zijn,

nationaal behoeft men aan pogingen tot afslijpen der
conjunctuuTtoppen niet te denken. De crises ‘hebben blijkens de ‘beschrijving, die Spiethoff in den nieuw-

sten druk van het ,,Handwörter’buc’h ‘der Staa’tswis-
senschaften” er van ‘geeft, bijkans steeds een inter-

nationaal -verloo. Landen als Amerika, die ‘de inter-
nationale productie en geidmarkt voor een deel be-
heerschen, mogen nog ‘de illusie zoeken in een natio-
nale bestudeering en beschrijving ‘der crisisverschijn-selen, een land als het onze, klein, economisch afhan-
kelij’k, gespeend van grondstoffen, economisch be-lieerscht vooral door het achterland, kan van natio-
nale crisisstu’die weinig anders dan theoretisch-we-
tenschappelijk nut trekken. Beteekenis voor practi-

sche maatregelen ten behoeve der -werkloosheid of
anderszins kan zulk een nationale kennis der con-
junctuur-verschijnselen niet hebben.

Eindelijk, indien inderdaad de crisis zou zijn te
voorspellen, de maatregelen tot afweer ciutijds zou-den kunnen worden genomen, zou men dan denken,
dat -het iets gaf? Spiethoff beschrj’ft in een tijdperk
van 92 jaar (van 1822-1913) 10 crises, ‘die in’ het

algemeen gesproken 51 goede en 41 slechte jaren heb-
ben opgeleverd. Men zou zoo zeggen, dat er ‘ervaring
genoeg is op ‘dit punt. Dat ‘de economen, ‘de sociaal-
economen -vooral, en in het ‘bijzonder de economische
wereld-hervormers on’der de versche in’drukken van
de oorlogs- en naoorlogsche crisis weer allerlei ou’de
en nieuwe stokpaardjes van stal halen, beteekent nog
niet, dat men op die paardjes than’s een beteren weg
acu kunnen berijd’en dan dien van den evolutionnaire’n
voortgang ook ‘op economisch gebied. Er is ervaring
genoeg ‘omtrent de crisis-verschijnselen en hun ge-
‘volgen en toch wordt de menschheid’ eiken keer weer
het ‘dupe ‘der crisis, die in zich draagt ‘het fatum der
noodwend’igheid. Om de ‘gevolgen af te wenden, zou
men moeten, ]
waarschuwen veel v,-oeger van te voren
dan algemeen erkend mogelijk is. Maar ‘bovendien,
wie zal zich nu toch storen aan die, waarschuwing,
dat ‘heeft men nooit gedaan. De ongeuksprofeten op
economisch gebied hebben immer voor ‘doovemans-
ooren gesproken. Zoo lang iemand, gedreven puur en
alleen door zijn eigenbelang, nog kans ziet, zijn oogst
binnen te halen, zal ‘hij het do,en, ook al begint het

op zijn ‘huurmans akker te regenen. Nu kan men spie-
ken van allerlei overheidsmaatregelen en voorschrif-
ten. Maar als men daarvan zijn hulp moet hebben,
komt men van l’iev,erlede op ‘het gebied der productie-
hem’oeiing en beïuvloeding. Dan behoudt men niet
meer den grondslag, waarop thans het vraagstuk nog
rust: de vrije onbelemmerde productie naar in’divi-
dueel inzicht en persoonlijk ‘belang. Als men dien
grondslag verlaat, krijgt -het heele probleem een ander
aspect. – –

Ten slotte, als men zich aan waarschuwing en voor-
spelling stoorde, dan zou waarschijnlijk op zichzelf
al een crisis ontstaan als gevolg van ‘den angst en
de paniek, d’ie onvermijdelijk zullen volgen. Ieder zal
trachten, 6f om nog net binnen te zijn voor ‘de ‘bui,
6f om ietij’ds te schuilen, in elk geval om zijn ‘bandje
te redden. Wiji hebben in de oorlogstijden gezien,
waartoe zulk een drang leiden kan. ,,Tot overheids-
maatregelen”, zal men zeggen ,,laten die er ‘dan maar
komen”. Alles goed en wel, maar dan verlaat men
weer den grondslag van het -huidige productieve
systeem. En in ons betoog hebben wij het aa’nhangige
vraagstuk juist uitsluitend willen ‘bezienin ‘dit raam.

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

755

1

Meet
het i
ci
een andere lijst gevat worden, clan dient

men vooraf clie lijst er om heen te
zetten.
Wij hebben het in het begin gezegd en wij moeten
het nog even herhalen. Wij hebben gesproken over
het Barometer-Instituut, dat niet alleen registreert
cle economische en dus ook de crisisverschijnselen,
maar dat ook waarschuwt voor econisch noodweer,
dat voorspellingen doet omtrent te verwachten eco-
nomische depressies, opdat men intijds en op den duur
maatregelen daartegen of tegen de gevolgen lca]1 ne-
men. 1)aarover behoort het te gaan. En niet over de
nuttigheid of noodzakelijkheid van verbetering der

statistiek, over betere waarneming en registratie van
de symptomen, die het bedrijfsleven vertolken. Het

is onredelijic, een betoog o’vbr de barometer-taak te
beantwoorden met een betoog over de statistiek, zoo-
als in de aangehaalde praeadviezen en ter vergade-
ring geschiedde. Ook daarom reeds, omdat hij, die
een betoog houdt ten gunste eener verbeterde econo-
mische statistiek wei weinig tegenspraak zal onder-

vinden.
W.
F. DETICER.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE ZWEEDSCIIE LUCIFERSTRUST.

De natuurlijke hulpbronnen van Zweden hebben
het land gemaakt tot een groot exporteur van grond-
stoffen, als ijzererts en hout en van fabrikaten daar-
van, als ruw ijzer en staal, houtpulp en papier. Doch
anderzijds is de Zweedsche industrie in staat gebleken
op vreemde markten te concurreeren en is zij in ver-
schillende gevallen de eenige producente van goederen,
die het voortbrengsel zijn van hooge technische be-gaafdheid, organisatie en geschoolden arbeid. Tele-
foons, melkcentrifuges, electrische machines en last, but not least, lucifers, zijn Zweedsche producten, die
over de geheele wereld welbekend zijn. Van deze in-
dustrieën is de lucifersnijverheid de oudste en grootste.
De geschiedenis van de Zweedsche lucifersindustrie
gaat terug tot 1844, toen G. E. Pasch een patent
verkreeg op een uitvinding, welke de beginselen bevat voor de moderne productie van lucifers. De practische
uitwerking werd in 1855 gevonden en gepatenteerd door J. E. Lundström, die de oprichter werd van de
fabriek te Jönköping en reeds in 1850 verbindingen
aanknoopte met Bryant & May te Londen, aldus den
grondslag leggende voor denluciferuitvoer. Het duurde
niet lang, of de Zweedsche lucifers in de welbekende
doosjes, die den naam van ,,Zweedsche lucifers” zelfs
hebben gegeven aan buitenlandsche producten van
dezelfde soort, werden op buitenlandsche markten
geïntroduceerd. Het gevolg was, dat over het geheele
land nieuwe fabrieken werden opgericht, die echter
later wegens de heftige concurrentie verdwenen, of
wel langzamerhand werden opgeslokt door grootere
ondernemingen.
Niet echter alleen binnenslands was de concurrentie
groot, doch verschillende andere landen begonnen een
eigen luciferindustrie. l)e voornaamste exporteurs
in Europa waren Oostenrijk-Hongarije, België, Noor-
wegen en Finland, doch hun gezamenlijke uitvoer
overtrof den Zweedschen nimmer. De scherpste con-
currentie kwam uit een niet-Europeesch land, ni. uit
Japan met zijn.groot aanbod van goedkoopen arbeid
en gelegen op korten afstand van de. belangrijke
Aziatische markten. Dit feit is van groote beteekenis geweest voor de ontwikkeling van de Zweedsche in-
dustrie gedurende de laatste twintig jaren, daar het
voor de producenten noodzakelijk werd zich te vereeni-
gen, ten einde de van daar dreigende concurrentie te
bestrijden. In 1903 werd de eerste poging in deze
richting gedaan door concentratie van verschillende
maatschappijen tot één onderneming, de Jönköping
en Vulcan Lucifers Maatschappij. De volgende stap werd tien jaar later genomen, in 1913, toen de over-
blijvende maatschappijen werden overgenomen door een
nieuwe, de Vereenigde Zweedsôhe Lucifersfabrieken

In 1:917 werd de geheele industrie in één hand ge-
bracht. Tot dit doel werd een holding company
opgericht onder den naam van Svenska Tkndsticks-
aktiebolaget of, met den naam waaronder zij in het bui-
tenland bekend is, de Zweedsche Lucifersmaatschappij
(Swedish Match Oompany), welke alle aandeelen van
de Vereenigde Zweedsche Lucifersfabrieken overnam
en al de gewone aandeelen van de Jönköping en Vul-
can Lucifers Maatschappij. De maatschappij had bij
haar oprichting een kapitaal van 45 miii. Kronen
en een reservefonds van 61.470.000 Kronen.

De ontwikkeling van de Zweedsche lucifersindustrie
is een zeer goed voorbeeld van de voordeelen van
productie op groote schaal, zoowel als van verticale
concentratie, zoodat de opneming ervan in een econo-
misch handboek zeer wel te verdedigen zou zijn. Reeds
in 1903, toen het concentratieproces een aanvang
nam, stond de techniek der industrie op een zeer
hoog peil. Als voorbeeld
zij
vermeld, dat eea speciale
machine, door een Zweedsch ingenieur in 1872 uit-gevonden, thans nog wordt gebruikt en als de meest
volmaakte in haar soort wordt beschouwd. Er be-
stonden derhalve slechts weinig vooruitzichten op
nieuwe uitvindien als middel tot verlaging der
productiekosten. Door voortdurend de soorten lucifers
en doosjes aan den smaak der consumenten in ver-
schillendelanden aan te passen – in 1913 werd gebruik
gemaakt van negen duizend verschillende etiketten –
en door zeer economisch met.het hout als grondstof om te gaan, kon veel gedaan worden om de scherpe
concurrentie te bestrijden. De meest belangrijke oor-
zaak van de merkwaardige ontwikkeling gedurende
de laatste twintig jaren moet echter gevonden worden
in de consolidatie der industrie. Deze consolidatie
heeft een concentratie der productie in de meest
moderne en efficiente fabrieken mogelijk gemaakt,
terwijl de oude en kleinere zijn stilgelegd. Een indus-
trie als de lucifersindustrie is in hooge mate afhankelijk
van een efficiente verkooporganisatie over de geheelewe-
reld. Op dit deel van het bedrijf heeft de oprichting der Zweedsche Lucifersmaatschappij zeer grooten invloed
uitgeoefend door de eliminatie van de concurrentie
tusschen de Zweedsche maatschappijen in vreemde
markten en door ontwikkeling der bestaande Organi-
satie. De maatschappij heeft er op aangestuurd,
overal haar eigen verkooporganisatie te hebben, ten
einde de vraag in de verschillende markten te kunnen
bestudeeren en haar producten aan de klimatologische
omstandigheden, den smaak der bevolking, enz., aan te passen.

De concentratie is ook van groot belang geweest
voor de voorziening met grondstoffen. Heden ten
dage is de industrie geheel onafhankelijk van het
buiteulandsche espenhout. Als resultaat van voort-
durend experimenteeren ‘is het thans mogelijk, het
Zweedsche espenhout te gebruiken en zelfs is het mo-
gelijk, al worden nog groote hoeveelheden hout door de
eigen inkooporganisatie der maatschappij in Finland,
Rusland en Polen en de Baltische landen gekocht,
zoo noodig al het hout uit Zweden te betrekken.
De maatschappij is zelf eigenares van uitgestrekte
wouden, waarin zij een groote houtreserve bezit.
De chemicaliën worden door dochterondernemingen
vervaardigd en zelfs de machines worden, ôf in de
werkplaatsen der lucifersfabrieken, ôf door dochter-maatschappijen geconstrueerd. De maatschappij be-

zit ook een sulphiet- en papierfabriek, drie litho-
grafische drukkerijen en andere huipbedrjven, welker
productie de behoeften der Zweedsche industrie over-
treft, zoodat het overschot wordt verkocht aan de
buitenlandsche concurrentie.

Aldus is de Zweedsche lucifersindustrie erin ge-
slaagd, zich geheel selfsupporting te maken, van de
productie der grondstof af tot den verkoop van het
eindproduct toe, doordat zij geheel in één hand is

geconcentreerd. En deze monopolisatie is zonder eenig
schadelijk gevolg voor de consumenten doorgevoerd:

756

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

de lucifers zijn even goedkoop en van dezelfde goede
hoedanigheid als te voren. De voordeelen, van het
producentenstandpunt gezien, blijken duidelijk uit
een vergelijking met Japan, waar de industrie thans
nog ovr een groot aantal verschillende ondernemingen is verdeeld. Gedurende de tien aan den oorlog vooraf-
gaande jaren steeg de Japansche productie met 10 pOt.;
die der Zweedsche maatschappij liep in dezelfde

periode met 100 pOt. op. Ondanks het feit, dat
Japan dichter bij de Oostersche markten is gélegen,.
heeft Zweden Nederlandsch-Indië geheel veroverd en
leverde het vôôr den oorlog bijna een derde van de
in Britsch-Indië ingevoerde lucifers. Gedurende den
oorlog werd deze markt aan de Japanners verloren,
doch in 1923 had Zweden zijn vroegere positie her-

wonnen.
Aangezien lucifers een zeer geschikt object om te
belasten zijn, heffen de meeste Europeesche en niet-
Europeesche landen hooge invoerrechten, welke in verschillende gevallen absoluut prohibitief zijn. De
toenemende productie heeft het voor de Zweedsche
Lucifersmaatschappij noodzakelijk gemaakt, de pro –
ductie naar de beschermde landen te verleggen en uit-
breiding van haar buitenlandsche belangen is dan
ook een karakteristiek van de naoorlogsjaren. Voor
deze ontwikkeling hebben ook andere oorzaken be-
staan, ni. de geiddepreciatie in verschillende Euro-peesche landen, welke gelegenheid to kapitaalsbe-
legging bood. Gemeten aan de productie- en uitvoer-
statistieken hebben de Zweedsche fabrieken der

maatschappij haar bedrijvigheid sinds 1913 niet ver-
groot. De internationale lucifershandel heeft thans
echter slechts twee derden van den vooroorlogsom-
vang en het feit, dat de Zweedsche uitvoer op het-
zelfde peil staat als in 1913, toont aan, dat Zweden
in staat is geweest zijn aandeel in den wereldhandel
aanzienlijk te vergrooten, terwijl de uitvoer van Japan
b.v. thans slechts de helft van vôôr den oorlog is.
Doch de invoerbelemmeringen hebben de Lucifers-
maatschappij ook gedwongen fabrieken in de des-
betreffende landen op te richten en deze buitenlandsche
fabrieken hebben thans een grootere productie dan

de Zweedsche. De volgende
cijfers
geven een beeld
van de ontwikkeling sinds het concéntratieproces begon, zelfs wanneer men rekening houdt met de
waardedaling van het geld. De Maatschappij contro-
leert thans meer dan een derde der wereldproductie.
Waarde in Kronen van de door de fabrieken in Zweden
en in het buitenland verkochte lucifers.
1903
……..
9.284.000

1921
……..
111.376.000
1913
……..
18.208.000

1922
……..
125.369.000
1919
……..
89.296.000

1923
………
132.620.000
1920
……..
137.646.000

Hoeveelheden (in 1000 tons) van uit Zweden uitgevoerde
lucifers. 1901/05
(gemiddeld)
. . 17,8

1921
…………..
20,0
1913

.. 34,6

1922
…………..
29,4
1919

.. 28,5

1923
…………..
30,2 1920

. . 36,4

1924
…………..
33,2′

De groote expansie na den oorlog maakte kapi-
taalsverhooging noodzakelijk. In 1923 werden 45 mill.
Kronen aandeelen tegen den koers van 120 pOt.
uitgegeven, doch daar deze emissie onder de be-
staande omstandigheden te groot voor de Zweedsche
markt werd geacht, werd 40 pOt. der aandeelen te
Londen geplaatst door de heeren Higginson & Co.
De Zweedsche lucifersaandeelen waren de eerste
Zweedsche aandeelen, welke op een buitenlandsche

beurs werden geïntroduceerd. Sinsdien zijn de aa»-deden der maatschappij ook ter beurze van Genève
geïntroduceerd. De laatste emissie vond plaats in
1924, toen een nieuw soort aandeelen werd geschapen,
ten einde de maatschappij in staat te stellen een
grooter deel van het kapitaal in het buitenland te
plaatsen. De Zweedsche wet verbiedt nl. aan buiten-
landers, meer dan 20 pOt. van de stemmen uit te

1) De daling in
1924,
vergeleken bij
1913,
is het gevolg
van een verandering in het gewicht van de lucifers.

brengen in maatschappijen, welke een groot grond-
bezit hebben. Dientengevolge hebben de nieuwe aan-deelen, de zoogenaamde B-aandeelen, slechts 1/1000 stemrecht, vergeleken bij de oude aandeelen, de zoo-
genaamde A-aandeelen. 90 mill. Kr. B-aandeelen
werden tegen 125 pOt. uitgegeven en het meerendeel
hiervan werd in Engeland geplaatst.

Hierboven deelden wij mede,. dat de maatschappij
na den oorlog haar bedrijvigheid in vreemde landen
zeer heeft uitgebreid. Zij heeft b.v. een fabriek op
Oeylon aangekocht en 4 in Burmah, welke worden
gemoderniseerd en heeft 4 nieuwe gebouwd, waarvan
er reeds 2 in bedrijf zijn. ‘In Japan is zij geïnteres-seerd in 3 der mèest belangrijke concerns en onder
de landen, waar de maatschappij thans vasten voet
tracht te krijgen, worden Nederland, België, Zwitser-
land en Peru genoemd. In 1923 werd de Organisatie
van de trust gewijzigd, in zooverre de meeste bui-
tenlandsche belangen aan een nieuwe Amerikaansche
maatschappij, de International Match Oorporation,
werden overgedragen. Mer dan de helft van het
oprichtingskapitaal ten bedrage van 28.200.000 dollar
werd door de Swedish Match Co. overgenomen, welke
ook een door de Amerikaansche maatschappij voor
investeeringen in Noord- en Zuid-Amerika en .het
verre Oosten opgenomen leening garandeerde. Deze
leening is thans echter ingewisseld tegen preferente
aandeelen zonder stemrecht. In Juli j.l. gaf de Inter-
national Match .Oorporation een nieuw bedrag aa
preferente aandeelen uit, waardoor de middelen der
maatschappij met 20.25 millioen dollar vermeerderden.
Deze emissie vond plaats voor het financieren van de laatste groote transactie, ni. het overnemen van
het Poolsche lucifersmonopolie, dat onlangs door de
“sejm” in het leven werd geroepen. Voor dit doel
wordt een nieuwe Poolsche maatschappij opgericht,
waarin de International Match Oorporation en de
Swedish Match Co. ieder voor de helft van het
kapitaal deelnemen. Na een uitkeering van 5 millioen
zloty aa’n den Staat en van een dividend van 12 pOt.
worden de winsten gelijkelijk tusschen den Staat en
de maatschappij verdeeld. De invoer van lucifers
wordt verboden en de maatschappij neemt op zich,
van de jaarlijksche productie door bemiddeling van
de verkoop organisatie van de Swedish Match Co.
te exporteeren. Deze maatschappij neemt ook de com-
mercieele en technische leiding der Poolsche bedrijven
op zich. De Poolsche maatschappij heeft ook het monopolie verkregen van de exploitatie der rijke
kali-afzettingen in Polen en zal in staat zijn met de
Fransch-Duitsche kalibelangen op de wereldmarkt te
concurreeren. Het meest interessante feit van de ge-
heele transactie is echter wel, dat de twee maat-
schappijen den Poolschen staat een 7 pOt. leening
van 6 millioen dollar voor den termijn van het mo-
nopolie hebben verleend, nl. voor 20 jaren. Het
is
de
politiek der maatschappij, belangrijke bedragen aan regeeringen voor te schieten, waarmede onderhan-
delingen worden gevoerd. Deze bedragen worden
terugbetaald, wanneer de besprekingen niet tot een
resultaat leiden.

Het kapitaal der Zweedsche Lucifers Maatschappij
bedroeg einde 1924 180 millioen kronen en de reserve 81.541.081 K. De balans vertoonde een buitengewoon
liquide positie. Het provenu der laatste emissie is
niet direct geheel geïnvesteerd en zal thans worden
aangewend tot het financieren der zaken in Polen.
De geconsolideerde balans van de holding company
en de Zweedsche dochtermaatschappijen geeft een beeld van de positie, dat de
werkelijkheid
meer nabij
komt. Op het einde van 1924 beliepen de totale
activa 397 millioen, waarvan de voornaamste waren:
bosschen, gebouwen, machines, enz. ter waarde van
122 millioen kronen en aandeelen in en voorschot-ten aan buitenlandsche dochtermaatschappijen 115
millioen. De schulden der maatschappij bestonden
hoofdzakelijk uit hypothecaire obligaties en lage rente

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

757

dragende hypotheken en werden ongeveer voor 200
pOt. door de’liquide activa gedekt. Wij kunnen den
draad van de Zweedsche Lucifers Maatschappij terug volgen naar een andere holding company, de Kreuger
and Toli Co., waar de managing director en schepper
van de luciferstrust, de heer Ivar Kreuger, commis-saris is en welke maatschappij aandeelen in de trust ten bedrage van 28 millioen kronen nominaal bezit.
Door deze maatschappij en haar Amerikaansche
dochterinstelling, de American Kreuger and Toli
Oorporation, heeft de trust contact met het grond-
bedrijf niet slechts in Zweden, doch ook in de Ver-
eenigde Staten en verschillende Europeesche landen.
De snelheid, waarmede de lucifersindustrie over de
naoorlogsdepressie heen kwam, haar vertakkingen
over de geheele wereld, het belang, dat buitenlandsche
kapitalisten bij de onderneming hebben genomen, niet als speculatie-object, doch als belegging, zijn
bewijs van de groote resultaten, welke door bekwaam
beheer, hooge technische ontwikkeling en Organisatie
bereikt kunnen ‘worden in een industrie, die nooit
op eenigen nationalen voorraad grondstoffen heeft
gebouwd, noch op subsidies van den Staat. Ondanks
het buitenlandsche, in de Zweedsche luciferstrust
geïnvesteerde kapitaal, heeft zij het karakter eener
Zweedsche maatschappij behouden en zijn leiding en
contrôle nog geheel’ in Zweedsche handen.

Stockholm.

K. Koca.

DE CSR1 SIS JN DE ZWITSERSCHE BORDUUR-

INDUSTRIE.

Mej. Dr. J. van A.nrooy te Zürich schrijft ons:

Van de ‘hand van den voorzitter van den Industrie-

verein van het Kt. St. Gallen is een publicatie ver-
schenen, ‘) welke lezenswaardige dingen bevat vooi
‘allen, die zich voor cle onderviridingen, die men hier
en ginder met de vaststelling van minimumloonen
heeft opgedaan, interesseeren. En zij moet in het bij-
zonder hun welkom zijn, die in ‘de laatste jaren met
groote belangstelling, maar ook op min of meer groo-

ten afstand – waardoor vele gegevens ontoegan-
kelijk werden -, gevolgd hebben de pogingen, om een
industrie, die het economisch leven der Noordooste-
lijkste kantons van Zwitserland ‘gedurende zoowat een
eeuw om zoo te zeggen be’heerscht heeft, op de been
te houden.

Stellig is de periode der ,,Bondsprijzen” (zooals zij
in den volksmond heeten), die aan ‘dè oprichting der
Stickerei -Treuhandgeselischaft., waarover ik in de
kolommen van dit blad in Februari 1924 een en ander
vertelde, voorafging, van al deze pogingen de jute-
ressantste.
Het eigenaardige is, dat aa’n dezen diepen greep van den Bond in de vrijheid eener gi’oote industrie
geen zware conflicten der partijen vooraf’giingen. Men
verkeerde ni’et in de noodzakelijkheid, tot een corn-
promis te komen, om een ‘de rust van het land ‘be-
dreigende staking te voorkomen. Nooit zou het tot
zulke ingrijpende maatregelen gekomen zijn, wan-
neer niet alle autoriteiten ervan doordrmigen waren

geweest, dat, gegeven ‘de buitengewoon gecompliceer-
de omstandigheden, die de Stickerei kenmerken, de
arbeiders en de machi’nebezitters (,,1&onfabrikanten”)
onmogelijk uit eigen kracht alleen orde in de iider
nis hunner loonverhou’diiagen zou’den kunnen brengen.
Steiger vertelt: De vier volle jaren durende crisis
van 1912-1916 waren vooral voor de Schifflistickerei
verderfelijk. Het is niet houdbaar, wanneer een ‘groot deel der industrie jarenlang onder haar ‘kosten werkt.
De machines liepen gevaar, ook’ in arbeidsvermogen
achteruit te gaan, ‘omdat zij niet meer onderhouden

1)
Die Mindeststichpreise imd Mindest,stun1en16hne von
1917–1922.
Das Prb1em der staatlichen Festsetzung von
End ustrie-Löhnen. Nach amtlichen Quellen bearbeit von
E.
A.
Steiger—Züst (Herisau 1925: ‘ Beiitrage zur Ge.
schiclite der Stickerei.Industrie).

konden worden. De arbeidskracht van den Einzel-
sticker leed schade door ‘den weer overmatig gewor,

den arbeidstijd. En nu werden door den wereldoorlog
cle voornaamste Europeesche concurentiegebieden
uitgeschakeld, zoodat ‘de noodzakelijkheid, om ‘met de
over het algemeen lagere bonen van het buitenland
rekening te hônden, niet meer bestond. Deze kans
moest men trachten waar te nemen, om te komen tot
een ‘basis, waarop zoowel ‘de arbeider ‘als de. ,,Waren
uibernh’mer” een bestaan konden vinden. Zelfs toon-

den nu ook verscheidene exporteurs het belang van
geregelde verhoudingen en het voordeel ‘voor henzel-
ven van een calculatie-mogeljkheid in te zien.

En wel moet, het voor een groot deel o’p rekening
van het wonderlijke door-elkaar der verhoudingen van
werkgever en werknemer gezet worden, ‘dat ‘het toen
toc’h niet gelukte, tot een ‘vrije overeenkomst te ge-
raken. De inderdaad zeer lange en ook tamelijk illu-
sionistische ‘verla’ngljsten der vele Sticker-organisa-
ties werden niet aanvaard. Niemand wilde echter de
verantwoording voor een mislukking dragen. De be-
trokken kantonregeeringen riepen den Bond te hulp

en deze – betër gezegd ‘de Bondsraad – verklaarde
zich ‘bereid tot een conferentie met geinteresseerde
organisaties en enkele neutrale lichamen. Deze con-
ferentie kwam op 31 Jan. 1917 in Zürich bijeen.

De grootste moeilijkheid ‘bestond ‘hierin, dat de
Lohnfabrikanten (werkgever tegenover den Sticker,
werknemer tegenover den expoTteur) om een aan de
vele complicaties van het object aair’gepaste gecom-
pliceerde classificatie der min imum-‘steekloonen vroe-

gen, terwijl de exporteurs slechts voor enkele p:ati’o-
nen een minimum wilden zien vastgesteld’, waarnaai’
zich dan de steekl’o’onen der, andere ,patronen vanzelf

zouden moeten richten. Een uiteenzetting van dé
slechte ondervindiugen, ‘die de groote Stickereiver-
band omstreeks 1890 met een al te gedetailleerde vast-
stelling der minimumioonen had opgedaan, maakte
indruk. En zoo werd na korte discussie de basis ge-

vonden voor ‘de Bundesraisbeschluss betreffend die
Mindeststichpreise
(voor het aan Lohnfabr,ikanten en
in de ‘huisin’dustrie uitgegeven product)
wad die Min-
deststun.denlölvne
(voor SchifflisticJcer in fabrieken)
in der Stickerei-Industrie som 2. Mdrz 1917
tot staind,:
3 minimum-steekprijzen voor nader omschreven

massa-artikelen in de Schifflistickerei; een minimum-
uurloon voor den Sc’hifflist’icker en zijn helpers; en-
kele minima voor ‘de Handstickerei. Meer niet. Con-
trôleorganen worden niet ingesteld. Al het verdere
]aat de Bond aan de ‘belanghebbenden over.

Die Regierung des Kantons Zürich liess es sich nicht
nehrnen, zu Eliren des Bu’ndesprsidenten die za.hireichen Koufereniztej]nehmer zu einer Mahl’zeit einzu.laden. Die
vielen Völker, welche heu.tzutage von Demo’kratie spre-
dien, hitbten sie hier in ihrer Reinheit kennen ler.nen
kön.nen. Da sassen sie alle friedlich zusaminen: dort
droben sass der Prsident der Republik, ihm gegenüber
ein einfacher Einzelsticker aus einem Appenzellerdorf,
neben ihm der Grossfabrikant, für weichen der Sticker
dureh Vermittiung eines Ferggers setit Jaliren gestickt
hatte, ohne dass sie sich kannten, drüben ein Fergger,
daneben ein Regierungsrat und auf der andern Seite em grosser Lohnsticker, flankiert von einem Arbeiterfiihrer.
Es verlohnt sich
wohi,
dieses B:ild festzuhalten.”

Aldus Steiger-Zü’st.
En’hoe ging ‘het er nu mee in de practijk? Eerst dreigt er, door den slechten gang van zaken,
van de geheele verordening niets terecht te komen,

omdat de neiging, werk, tegen geringer dan den mi-
nimu-prijs uit te geven, resp. eau te nemen, zooals
reeds zoo vaak, overmachtig wordt.
Dan ‘komt er, sprongsgewijs, een groote vermeerde-
ring van vraag, die d’e bonen hanmerkelijk boven de
minima opdri,jft. Dit voordeel wordt echter daardoor
spoedig illusoir, dat de prijs van het garen – en het
garen komt in ‘de Stickerei ten laste van ‘den Lohn-
fabrikant, resp. Sticker, niet van den Exporteur –

met groote sprongen de hoogte ingaat. De ‘door den

758

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

Bond vastgestelde minima vrliezen daarmede alle

beteekenis.
,,Men zou nu hebben mogen verwachten”, schrijft
Steiger-Züst, ,,dat de Lohn±abrikanten, nadat zij ge-
zien hadden, dat de steekprijzen ook zonder Bonds-
hulp gestegen. waren, uit eigen kracht een andere,

juistere basis voor de normale minima zouden hebben
weten te verkrijgen. Maar weer gevoelen zij zich te
zwak en vinden zij den weg der Bondshulp gemakke-

lijker.”
Zou komen, eerst in ‘t najaar van 1917, dan in Juli

1918, herzieni’ngen van het besluit van den Bondsraad

tot stand.
Wederom prijst Steiger den geest van tegemoetko-
ming, waarin de ondeiiandelingen plaats vonden.

Maar het werk wordt moeilijker. De garenprijzen blij-

veix stijgen. De belligerenten bemoeilijken den uitvoer
van .borduursels en geborduurde stof hoe langer hoe meer. De duurte neemt zulke dreigende vormen aan,

dat men de noodzakelijkheid gevoelt de bonen en in-
komsten der arbeiders in alle takken der Stickerei

daaraan aan te passen.

Nu vragen de Handsticker om een gedetailleerder
regeling, die het hun mogelijk maakt, hun netto-loon-
kansen bij de tallooze afwijkingen, die van het ,,noi-
male geval” mogelijk zijn, te berekenen •of ook maar
te sohatten. De monogramfabrikanten vragen om vast-

stelling hunner tot nu toe nog niet gereglementeerdo
steelcprijzen, de ,,Langwaren”sticker om een geheele

revisie en uitbreiding der minima. Commissies voor
de verschillende takken bereiden de nieuwe regeling
voor, die dan door de adhaesie van het Volkswirt-
schaftsdepartement in één enkele zitting perfect

wordt.
Zoo komt er nu ecu prjs- en loonregeling tot
stand, die ‘van ‘de oorspronkelijke bedoelingen van den

Bondsraad sterk afwijkt.
,,Het bondsraadsbesluit heeft alleen bedoeld, eenige
,,Richtpreise” aan te geven, de gedachte aan zulk een

gecompliceerde regeling heeft niet voorgezeten. Wij kunnen wel als zeker aannemen, «dat de eenvoudige

Richtpreise een veel langeren. levensduur zouden ge-had hebben dan .le gedetailleerde regeling, die op den
duur alle interessenten in hun vrijheid belemmerde.
Het is zeer zeker juist,’ dat de Richtpreise z66 kon-

den geïnterpreteerd worden, dat ‘het voor den Sticker
onmogelijk was, tot een ‘behoorlijk loon te komen.

Maar met dat al heeft het Bondsraadsbesluit zich in
de eerste plaats door deze uitzetting tot 260 (oorspron-

kelijk 54) punten zijn eigen graf gegraven.”
Eerst wordt er dan echter nog meer bereikt. Na
den vrede van Versailles leefde bij alle neutralen het
bedrijfsleven op. Ook de Stickerei. Tot April 1920

gingen de zaken over het algemeen zeer bevredigend.
En nu slaagt de in het begin van 1919 gestic’hte, en
zoowel werkgevers- als werknemersorganisaties om-

vattende, Ostschweizerische Volkswirtschaftsbund
erin, ‘de belangrijkste werkgeversbonden en eenige der
iavioedrjkste arbeidersorganisaties tot onderhandelin-

gen over een
collectief contract
in de Sc’hifflistickerei

te ‘bewegen. De afsluiting gelukt, ondanks de eerst
bijna onoverkomelijk schijnen’de moeilijkheden. De
bonen en steekprijzen worden met den duurte-index
eeni’gszins in overeenstemming gebracht en, veor de

onder de fa’briekswet, vallende
‘bedrijven,
omgerekend

op ‘de basis van den achturigen werkdag. Voor de
niet onder de fabriekswet vallende bedrijven wordt de

in max. 60-urige werkweek ingevoerd en ook ‘hieruit voor de bonnen de noodige consequenties getrokken.
Er zal overwerk met 25 pCt. + worden betaald. Een
pariteitische commissie van beroep wordt ingesteld.

De duurte neemt toe en bereikt, hier zoowel als in ons land, pas in October 1920 haar hoogtepmt.
Men onderhandelt in April 1920 nog eens en met
positief resultaat over een herziening ‘met loon- en

s teekprijsverhooging.

Lang vôér afloop van het herziene contract begint
dan echter de débâcle.
Reeds in den loop van 1920 begint het Vorarlberg

met zijn ‘geruïneerde Oostenrijksche valuta meer werk
aan zich te trekken en in 1921 ‘klagen ‘de organisa-

ties der Stickers en der Zwitsersche Loonfabrikanten,
dat bijna alle ‘bestellingen aan gerie zijde der grenzen
worden uitgegeven. –
Daarna begint in Zwitserland de ‘tui’meling der

bonen tot onder de ,,bondsprjzen” toe.
De werkloosheid neemt snel toe en de gemeente-
besturen ‘bekommeren zich geen zier om de wettelijke
minima. Zij verlangen van de arbeiders – zich be-

roepen’d op een artikel ‘der werkloosheidsvoorziening,
dat uitkeering van werklooshei’dspremie verbiedt, wan-

neer van een ,,a,ngemessene Arbeits’gelegerheit” geen
gebruik gemaakt wordt – aanvaarding der lage steek-

prijzen.

Nog trac’ht ‘de Volkswirtschaftsbond voor ‘de Schiff-
listickerei een contract met van 26 tot 40 pCt. ver-

laagde uurloonen tot stand te doen komen. De orga-
nisaties weigeren echter, bonen, die weiin.ig of niets
boven de werkloosheidspr•emie zouden uitgaan, con-trac,t;ueel vast te leggen. Het K’t. St. Gallen verklaart zic,h, om althans de bor’duur
fabrieken
te redden, ‘be-
reid, een toeslag op de bonen te verleenen. Dan ver-langen ook ‘de H’andsticker een der,gelj’ken toeslag.
Het plan wordt daarmee begraven. Contrôle ‘daarop
zou volstrekt onmogelijk zijn. Nog afgezien van de
finaucieele eir andere consequenties.

Zoo treedt “dan ook in de Schifflistickerei de con-
tractl’ooze toestand in. Het lot der fabrieken is hier-

mee bezegeld. De ,,Schiffli-Ware”
vlucht
de huisin-
dustrie in.
En ‘dan aanvaardt ook de Bond de consequenties
van een reeds inderdaad ,,wild” geworden toestand.
Hij suspe’ndeert reeds in Augustus 1921 en trekt in
1922 zijn besluit van 1 Maart 1917 in, eerst voor de
Schifflistickerei, dan ook voor de Handstickerei.
Meteen echter verklaart hij’ •den patiënt ‘doodziek,
geeft een voorl’oo’pig crediet en stelt de Stickerei-
Treuhandgeseib schaft in, over welker werkzaamheden
ik hier verleden jaar reeds eenige mededeeliugen heb

gedaan.

De strijd is nu voor een goed deel ten einde. De
groote fabrieken zijn verdwenen. Een enkele heeft nog
geen bestemming gevonden, de andere zijn in trico-
tage- en ‘kunstzij defaibrieken veranderd.
In 1910 telde men in Zwitserland 15.700 ‘hand- en

5600 Schifflistickmachines; einde 1924 waren er nog

4500, resp. 2500 over.
De Stickfachschulen zijn gesloten, omdat do Staat
(de kantons) zich niet meer gerechtigd voelt, op te
leiden voor een beroep, waarin men zijn brood niet

meer kan .rerdienen.
Talrijke Stickers hebben met veel moeirte en na
veel ellende een goed of redelijk heenkomen gevonden

en no’g zijn er zôéveel te veel, dat de bonen vooi de
gewone massa-artikelen op een bedroevend laag peil
staan.

Ongetwijfeld is de strijd met zwakke wapenen ge-
streden. Niemand, die hier niet i.nziet, ‘dat een in-
dustrie, die bijna plotseling alle odds an’d ends tegen
zich krijgt, ‘zooals ‘do Stickerei, niet door wettelij’k vastgelegde minimum-bonen en -steekprijzen, zèlfs
niet door een in .nbg zoo groote solidariteit (wanneer
dit in zulke moeilijke tijden denkbaar wave) afgeslo-
ten collectief contract in ook maar bij benadering den
ouden omvang ‘te redden zou zijn geweest.
Eerst wordt het Vorarlberg, ‘daarna Saksen een ge-

vaarlijke valuta-concurrent, geheele afzetgebieden
gaan verloren (nu, Juli 1925, treden hooge Engel-
sche invoerrechten op. Sickereien met zijde in wer-
king), op groote voorraden worden zware verliezen ge-
leden. En – ‘t belan’grjkst van al – in de vrouwen-
kleeding zetten zich die groote veranderingen door,

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

759

die nog steeds hardnekkig stand houden en die, wan-
neer niet alle voorteekenen bedriegen, nog lang zul-

len standhouden, omdat de stoffen en weefsels, die er
voor in de plaats
zijn
gekomen; niet alleen practisch
zijn, maar ook voor het oog zeker niet minder sierlijk,

dan wat d St. Gallische Stickerei en masse kon
leveren.
Zoodat voor afzienbaren tijd alleen die enkele hon-
deiidtalleii Sticker nog een goede kans hebben, die
hun vak z66 verstaan en daarom in hun werk zoo ,,be-wegelijk” zijn, ‘dat zij de veel moeilijker, veel gecom-
pliceerder en telkens weer wisselende ,,hautes nou-
veautés”, die de Parijsche mode lanceert, kunnen aan-
vaarden.

Het verheugt mij, dat ook Steiger-Züst, die in zijn
brochure veelvuldig critiek op de organisaties van
werknemers oefent, tot slot tot een oordeel komt, dat
ik, op grond van mijn algemeenen kijk op de Stickerei,
reeds verleden jaar in dit tijdschrift heb uitgespro-
ken;’) zoo erg had de oha’os niet behoeven te worden,
ware de Stickerei beter, vèrziender geleid geweest.
,,Ongebwijfelid hebben vele exporteurs kort’zichtig ge-
ha-deld. Zij zouden inider-daad vaak in staat geweest zijn, een ‘hoogeren steckprijs te betalen, waren echter
van meeniurg, dat het commercieel juist gezien is, het
laagst mogelijke loon te geven….Er is geen twijfel
aan, dat de Sch-ifflis’tickerei er, met een loon van maar
5 centimes per 100 steken meer, zonder staatshulp had
kunnen komen…. De heerschen-de débâcle is althans
gedeeltelijk aan eigen schuld te wijten. Er zijn maar
weinig industrieën, waar reeds jarenlang zulk een

,,Zerf-ahrenheit” bestaat – zulk een janboel heerecht!
– als in de Stickerei en dit moet als een der hoofd-
ooreaken van haar acihteruirtgang besch.oujsvd worden”.

Hoe dit nu èchter ook zij, men zal, wat in. de
Stickerei geschied is, niet langer meer als ,,een cri-sis” mogen beschouwen en behandelen. Het inzicht groeit – het is kenteekenenid, da

t men zeggen moet:
66k -bij de Exporteurs, de leiders! – dat men ten
slotte in den nood toch tot een vereenvoudigen en
rational i seeren der verkoop-organisatie, tot samen-werken, waar het de kostbare behandeling van veel-
eischende afzetgebieden geldt en ook tot een grooter
concentratie -in -de organisatie der pr.oductie zal moe-
ten komen.
Misschien zal men er ook i-n slagen, andere takken
van textiel-veredieiin-g (drukkerij, mercerisatie, ap-

preteerderij enz.) in h-oogere mate -dan tot ‘dusverre
tot ontwikkeling te -brengen.
Maar het is wel heel -zeker, dat -de bitter pijnlijke
tijd van, overgang voor -de, in -de meeste gevallen aan
eigen huis en vaak ook aan eigen bod-em gebonden,
Sticker nog lang niet ten einde is. –

JOSEPHINE VAN ANROOY.

AANTEEKENINGEN.

Staatkundig-economische studie aan de
Handels-Hoogeschool. –
Gelijk bekend werd in
het najaar van 1920 door liet Bestuur der Vereeniging
voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek een
Commissie ingesteld, met opdracht ,,na te gaan, of
en in hoeverre de inrichting van het onderwijs in de
economie aan onze Universiteiten
wijziging
behoeft.”
Uit het in 1923 uitgebrachte rapport der Com-
missie bleek o.m., dat zij het ten sterkste betreurde,
,,dat het academisch statuut slechts een in hoofdzaak
privaatrechtelijke en een in hoofdzaak publiekrechte-
ljke opleiding naast elkaar stelt, de eerste voor de
rechterlijke macht en de advocatuur, de laâtste voor
bestuursjuristen”. Deze uitspraak werd als volgt
toegelicht:
,,Ook al is thans voor de toekomstige leiders in
den handel en in het particuliere bedrijfsleven, wat
hun economische opleiding betreft, voorzien door de
Handels-Hoogeschool en de Amterdamsche haudeisfacul.

i) [Op p. 499
in het No. van 4 Juni. – Red.]

teit, zoo blijft er toch, naar de meening der Commissie,
nog een belangrijke categorie van functies, die noch
door de huidige juridische faculteit noch door het acade-
misch handelsonderwijs wordt gedekt, functies, die niet
van eigenlijk juridischen, doch veelmeer van economischen
aard zijn, hoewel daarvoor natuurlijk kennis van de aan
de economie verwante gebieden, znoals sociale wetgeving
en eenige gedeelten van het burgerlijk recht en het staats-
recht, noodig is. De Commissie heeft hier het oog op
sociale ambtenaren, zoowel van de publiekrechtelijke
lichamen als van groote ondernemingen, secretarissen
van vakvereenigingen en dgl. en voorts consuls, statistici,
leeraren in de staatshuishoudkunde, enz.
De Commissie acht daarom, naast de twee thans in
het academisch statuut genoemde, een derde studierichting
noodig, de economische, waartoe dan de juridische facul-
teit tot een juridisch-economische ware uit te breiden
en een economisch doctoraat ware in te voeren, zoodat deze
opleiding volkomen gelijkwaardig wordt aan de andere.”

Op de algemeene vergadering der Vereeniging,
welke ter bespreking van het Rapport was belegd’),
bleek zoowel uit een tweetal ingekomen adressen als
uit hetgeen werd gesproken, dat de studenten der
Handels-Hoogeschool, alsmede tal van oud-studenten,
van oordeel waren, dat de doctorale studie aan deze
inrichting van hooger onderwijs zich in dier voege
ontwikkeld heeft, dat zij de gelegenheid biedt tot
een studie, waarbij aan de meeste der door de Com-
missie genoemde desiderata reeds wordt voldaan.
Uit het dezer dagen verschenen studieplan der
Handels-Hoogeschool voor den cursus 1925-1926 blijkt
nu, dat het aantal gewone hoogleeraarszetels ver-
meerderd is met een voor het Nederlandsche staats-
en administratief recht, terwijl voorts onder de
keuze-vakken voor het doctoraal examen aan het –
financiewezen der openbare jichamen een plaats is
ingeruimd. Hierdoor is de mogelijkheid

tot een studie
geschapen, die zich
vrijwel
geheel dekt met boven-
genoemde, door de Commissie in de juridische facul-
teit na het candidaats-examen gewenschte, derde,
economische studierichting.
Het studieplan bevat de volgende toelichting:
De ervaring heeft geleerd, dat door het volgen van
het volledig algemeen onderwijs (studie voor het examen
handelseconomie, benevens doctorale studie. – Red.) een
opleiding op het gebied der sociale wetenschappen – in
het bijzonder der economie – wordt verkregen, welke een
deugdelijke voorbereiding geeft voor velerlei werkkring,
ook buiten het gebied van den handel. De behoefte aan
een opleiding van dezen aard is in den laatsten tijd in
toenemende mate gevoeld. Ten-einde hieraan meer dan
tot nu toe het geval was tegemoet te komen, zal te be-
ginnen met dezen cursus op meer volledige wijze dan tot
dusver, onderwijs worden gegeven in het Nederlandsch
staats- en administratief recht, waarvoor een gewoon
hoogleeraar is aangesteld, en zal de gelegenheid worden
geboden, na afiegging van het examen in de handels-
economie de studie voort te zetten in de bovenbedoelde
taatkundig.economische richting. Met deze studie zal
de grondslag gelegd kunnen worden voor een ambtelijke
functie en voor verschillende betrekkingen op maat-
schappelijk’gebied.

De ha’n,cielsbalan.s- der Vereenigde
Staten; /cunstmatige 7capitaclruimte
als exportstinsulans.
– De jongste -beschou-
wingen van den ,,economist” der Chase Nat-ional

Bank, Dr. Benjamin M. Anderson, verdienen zoowel
in de Vereenigde Staten al-s daarbuiten de aan-dacht.
In het eigen land vooral wegens hetgeen zij bevatten
omtrent -de gevolgen -der huidige ultra-protectionis-
tiscihe politiek, daarbuiten als waarschuwing aan cnn-
clidaait-gel-dopnemers tegen overdreven voorstellingen
van den Amerikaanschen rijkdom aan vlotten-d kapi-
taal. Schr. acht ni., naar hieronder nader wrordt uit-
eengeset, de huidige kapitaalrui-mte van -kunstm-ati-gen aard.
De zaken zijn, schrijft Dr. Aniderson, sinds den
vorigen herfst goed geweest en de aanwijzingen voor
-de naaste toekomst -wijzen op een eenigszins grootero

1)
Zie
p.p. 1054
en
1074
in de nos. van 12 en
19
Dec
1923

760

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

bedrivigheid. Er zijn evenwel in cle richting eener
reaotie krachten aan het weik, welke wij behooren te
elimineeren’ terwijl het nog tijd is. De voornaamste
hiervan is ons overdreven hooge beschermende tarief.

De voorspellinigen van economen en banloiers, dat ails resultaat van onze nieuwe crediiteur-pos’itie onze

handelsbalans onigunstig zou worden, zijn tot dus-
verre niet in vervuiling gegaan. De cijfers zijn:

Airnerikaan sche nitvoeroverscth•oititen

1910

………………
$

4.016.000.000
1920

………………
2.950.000.000
…..
:1.976.000.000
1922

………………
719.000.000
1923

………………
375.000.000
1924

………………
980.000.000
1925

(zes
rn,,,nr1»i’
300000000

Toch zijn de economische wetten niet omgekeerd.

Onze crediteur-positie rechtvaajid gt cle verwachting
van een ongnnstige balans. De varweaenlijking dezer
verwaclhting is echter 1door de feiten vertraagd: (a)
Europa heeft tot dusverre bijna niets aan onze Re-
geering betaald. sh) Tot voor kort, heeft Europa zich-
zelf onitd’aaai van goud, ten einde goederen te koopen
en particuliere schulden hier te lande te betalen.
(c) Ons zeer hooige tarief heeft den invoer geremd en
het tijdstip, waarop de ongunstige balans zal optre-,
dan, uitgestecl, daarmede echter hét na’deelig saldo,
des te grooter makende wanneer liet eindelijk komt.,
1-let tarief, mits hoog genoeg, kan zelfs permanent
cl en in
oe
r
bel enime.ren, doch indien het cl it, doet, zal
het tot een g.roote exportda.ling leiden, wanneer de

abnormale factoren, die den export steunen, ophou-
den te wenen. (d) De h•oofcli; vloed, waarop onze
gunstige balans steunt, is de enoie omvang der
leeninigen, welke wij aan het buitenland hebben ver-
strkt.

In 1924 ibeliepen onze nieuwe leenin’gen aan
het buitenland, vernieuwingen dus uitgesloten,
$1.000.259.000. In de eerste zes maaden van 1925
beliep het cijfer $ 443.309.000. Noch onze kooplrieden,’
noch onze bankiers vertoonen neiging de fouten van
191.9 en 1920 te herhalen, toen een groot expontsalido
het land verliet op grond van ruime, ongeundeerde
crediiet•en en aankoopen van bu’iteniandsche valuta.
Indien het exportsaldo zal blijven voortbestaan moet
zul:ks met behulp van beleggerngel:d gescihieden – en
beleggers zijn alleen keffiteresseexid in goede buiten-
landsche credieten. Zullen nu krachtige buitenland-
sche geldieeners ons hun fondsen in den omvang van
1 milliard dollars per jaar blijven aanbieden? Zij zul-
len zcifs meer dan dit bedrag moeten aanbieden, zal
ons exportsaido niet dalen, aangezien ieder jaar de
door hen op vroegere leeningen te betalen interest stijgt en aangenien Frankrijk, Italië en België zich
spoodig de dollars zullen moeten verschaffen, ten
einde betalingen aan onze Regeening te doen.

Door i’elik wonder zijn wij nu, ten slotte, in staat
deze leenin gen zoo gemehkelijik aan het buitenland

te verstrei±eu? Is onze kapitaalvoorraaid onuitputite-
lijk? Of hebben wij verkeerdoljk een kunstmait,ige
overmaat van banlicrediet voor werkelijk belegginrgs-
kapitaal aangezien? Dit laatste is inderdaad het ge-
val. Ons gouldsurplus, het lage. henidisoonrtotanief van
de Federal Reserve Bandcs •en de overmatige aanikoo

pen van wissels in de open markt door de Federal
Reserve Baniks, hëbhen samengewerkt, geld, dat niet

noodig was, in de geldmarlct te persen, waardoor in
de particuliere banken middelen zijn opgeatapeld, die
de handel niet kon gdbruiiken, hetgeen geleid heeft

tot een geweldige expansie in de beleggingen en voor-
schotten op effecten van de particuliere banken. Tus-
scihen 12 Maart 1924 en 22 Juni 1925 namen de be-
leenin gen tegen onderpand van effecten, door

de rapporteerenide Meiniberibanks verstrekt, met
$ 1.143.000.000 toe en hun beleggingen stegen met

$ 1.036.000.000.
1)
Deze banken financieren ongdver

46 pOt. van cle totale voorschotten en lbeleggingen der’
particuliere banken. Men blijft aan den veiligen kant,
indien men hieraan $ 1.521.000.000 niesiwe beleggin-
gen en voorschotten tegen effecten voor de niet rap-
porteerende 54 pOt. toevoegt, hetgeen over de 15
maaniden een algemeen totaal van $ 3.700.000.000.op-
levert. Dit zijn slechts voor een gering deal bespa-
ringen. Het is hoofdzakelijk crediet-expansie.

De handelsvoorschot,ten der rapporteerende banken

namen gedurende dezelfde periode slechts met $ 100
millioen of minder dan 1,3 pOt. toe. Banken en koop-
lieden zijn beidê voorzichtig. De banken helbiben goede

beleggin gen uitgepikt en beschikken over voldoende
marges ‘boven hun voorschotten.

Kunnen wij nu verwachten, dat wij tot in het on-
eindige door noo’n snelle bankexpa.nsie ,,!kapitaal”
kunnen verstrekken? Zullen de Federal Reserve
Banks eindeloos blijven voortgaan, liet geld kunstma-
tig gemakkelijk te maken, zelfs door hun aankoopen
van wissels in de open markt te vergrooben? Indien
dit zoo is zullen wij nog een tijd lang kunnen voort-
gaan, de illusie te koesteren van een groeten kapi-
taaiovers’loed in de Vereenigde Staten. Indien tezelf-
dei-tijid de solide Europeesche. geld leen ers voortgaan,
fondsen in een dlienovereenkomstig volumen aan te
bieden, is het waarschijnlijk, dat wij ondanks onze

huidige tariepoliti&k gedurende langen tijd eell groot
expontsaido zullen houden – met een onttettende
credietcongestie, wanneer de afrekening eindelijk
komt. intusschen is het niet te verwachten, dat deze
beide dingen lang zullen aanhouden.

Ten slotte zullen wij een onguns’tige handelsbalans
hebben. Deze kan komen op goede of slechte wijze.
De goede is toeneminrg van den invoer niet zich ‘hand-
haveudon uitvoer; de slechte zou zijn den invoer laag
te houden en den uitvoer zich met geweld te laten

i’ecluceeren. Het nemen van leeningen door ‘het bui-
tenianci in een voiu!men, dat in staat stelt onrzen hu.i-
digen uitvoer te handhaven, kan niet steeds doorgaan.

Tenzij de invoer sterk oploopt, ten einde kapitaal-
verstrekking te vervangen, moet cle uitvoer dalen.

i)e uitvoer is van het grootste belang voor den
landbouw en het koper. Hij is van groo’te beteekenis
voor de petroleum en de producten daarvan, de
packers en belanghebbenden bij vele grondstoffen. Hij
is van groot belang, hoewel niet zoo groot als in de
vorige gevallen, voor talrijke exporteerenide indus-tiieën. Van den landbouw is bijna ieder economisch
belang hier te lande afhankelijk, hetzij direct of indi-

rect, in het bijzonder de fabricage van landbouwtma-
ch’ines en de kunstmest-industrieën. De beteekenis
van landbouw, mijnibouw. en industrie over 1919 blijkt
uit de volgende cijfers:

in

algem.
miii.

0
/0
Netto waarde van alle iandbouwproducten
$ 18,768

40
Netto waarde van alle delfstoffen ………,,
3,095

7
Waarde toegevoegd door de industrie …. ,,
25,042

53

$ 46,905 100

In de werelid heeft zich na den oorlog een dbsessie
onitjwildkeld – de vrees voor productie. Geduren(de de
laatste anderhalve eeuw hëbben het krachtwerktuig
en een constante opeenivoig’ing van mechanische uit-

vinldlingen de massa de beschikking gegeven over een
luxe, welike aan de koningen van vroegere generaties
onbekend was. De consumptie heeft met de produc-
tie gelij’ken tred gehouden. Onze 100 millioen inwo-
ners consumeeren veel meer dan de 400 millioen Chi-
neezen – aangezien zij meer produceeren en zich zoo
een grootere consumptie kunnen veroorloven en toch
vreezen wij een wederopleving der productie in Euro-

pa en zijn bevreesd voor Europeesche goederen, welke
ons worden gezonden tot afbetaling van schulden. De
arbeiders vreezen de productie. De Engeiscihe arbei

1)
Verg.
p. 745
in liet vorig nummer.

SChE BERICHTEN

761
2 September 1925

ECONOMISCH-STA

ders verzetten zich systematisch tegen nieuwe arbeid-
sparende uitvin’dingen en drukken de productie op
grond van de theorie, dat, indien alle werk heden
gedaan wordt, er rfiorgen niets meer te doen zal zijn.
De zakenman ziet gemakkelijk de bedrieglijkiheid de-
zer iedeueering, doch hij kan licht worden meege-
sleept door de hierop gelijkende vrees, dat, indien
goederen worden ingevoerd, :deqe in de Ibjnnenland sclhe vraag ‘zullen voorzien en de vraag naar binnen-
]andsche producten in gelijken omvang zal vermin-
deren. Beiden dwalen, doordat zij niet zien, dat de

vraag zich uitzet en groeit met de productie. Het
aanbd van een product beteekent de vraag naar
andere producten. :De invoer is de grondslag voor de
vraag naar uitnioerartikelen.
Invoer ter betaling van schulden verminidert de
binnei:ilandsche vraag naar binneulanidsche protdic-
ten niet; veeleer vermeendért zijmet een gelijk be-drag do koopIkracht van het land. Indien Fransche
goederen hier te lande worden verkocht en de op-
brengst aan onze Regeeri ng wordt overgedragen, kan
deze een ‘van drieën doen. Zij kan: (1) de belastingen
verlagen, aldus onze bevolking in staat stellende moer
goederen te knopen; (2) zij kan schuld aflossen en
aldus de voor belegg-ing besobi Idhare middelen vermeer-
d’erén; (3) zij kan de uitgaven der Regeeni.ng veilhoo-
gen, hetgeen ook den totalen omvang der vraag hier
te lande vermeerdert. De schrijver lbesluit zijn beschouavingen met op te

merken, dat men in het voorgaanicle geen betoog voor
den vrijhan’del, doch voor matige beschei-mirug moet

zien. De meest dringende tn.’erwegingen, welke hij
naar voren brengt, golden, zegt hij niet v66r den
oorlog, toen de wereld zich in evenwicht bevond, de
Veïeen’ig’de Staten een debitcurla’n.d waren en de in-
dustrie, wowel in binnen- als buitenland, aan be-
staande tarieven was aangepast.

Prijzen en ‘indexcijfers op Java. – Als
No. 19 van de mededeelingen van het Centraal
Kantoor voor de Statistiek te Weltevreden, dat zich
door een groote mate van activiteit kenmerkt, ver-
scheen onlangs een overzicht van de prijzen, index-
cijfers en wisselkoersen op Java 1913-1924.
Het volgende is er aan ontleend:
De groothandel.
In het algemeen zijn de i n v o
e
r p rij ze n in
een ander opzicht aanwijzing van de binnenlandsche koopkracht
vanhetgeld,dande uitvoerprij zen. Derijzing ofdalingder
invoerprjzen komt rechtstreeks in binnenlandsche ,,duurte”
tot uiting; de uitvoerprijzen echter geven op zeer onvolkomen wijze ten deele een aanduiding van binnenlandsche duurte, nl.
in hoofdzaak voorzoover dezelfde goederen in het binnenland
worden verbruikt, en ten deele van een wereldprijsniveau.
Voor Java en Indië in het algemeen geldt dit in bizondere
mate. Voor den ruilvoet van Indië met het buitenland hebben
prij sbewegingen van in- en uitvoemartikelen een tegengestelde
strekking. Er bestaat hier n.l. een scherpe en eigenaardige
scheiding tussehen in- en uitvoerartikelen, zoowel wat hun
aard als wat hun functie betreft. De invoer bestaat voor-
namelijk uit verbruiksartikelen (met name textiele goederen) en
artikelen ten behoeve van het grootlandbouwbedrijf; de
uitvoer uit produkten van dat groot1andbouvbedrijf, die voor
een deel (zooals tabak) in hun geheel buiten Indië verhandeld
worden en voor het overige deel het surplus van hun opbrengst
(de winst) in hoofdzaak buiten Indië deponeeren.
Ten tweede zijn de prijzen der Indische landbouwprodukten
in zeer hooge mate afhankelijk van de wereldmarktprijzen, en
beweeglijker dan die der invoerartikelen, terwijl de kostprijs in
een koloniaal land als Java veel leniger is dan in een Europeesch
land met een moderne industrie. Ook uit dezen hoofde staat de
stijging en daling der uitvoerartikelen alhier slechts in ver-ivijderd verband tot de binnenlandsche koopkracht van het
geld.
Ten derde geldt voor den uitvoer van Java in geringere mate
dan voor den invoer, dat 1913 of de laatste twaalf maanden
voor den oorlog een ,,normaal” of regelmatig prijspeil zouden
vertegenwoordigen. Er doen zich hier verschillende invloeden
gelden, die met name betrekking hebben op de organisatie van het bedrijf en op de beteekenis van het artikel voor de wereld-
markt. Een jong en zijn weg zoekend produkt aLs rubber b.v.
verkeert in een geheel anderen toestand, dan dat van een sterk

georganiseerd en stevig gevestigd bedrijf als de rietsuiker-
winning.
Men dient dus de index-cijfers voor den uitvoer met andere
oogen te beschouwen dan die voor den invoer, en met name
hun combinatie met reserve te behandelen.

Wat nu den i n v o e r betreft: er werd reeds op gewezen,
dat de t e x t i e 1 e g o e d e r e n hier een zeer belangrijke
plaats innemen. Het gemiddelde indexcijfer dier goederen blijft
in 1914 vrijwel onveranderd, vertoont in de eerste helft van
1915 een geringe daling en begint in December 1915 te stijgen.
In November 1915 nog een kwart punt beneden 100, bedraagt
het gemiddelde index-cijfer 1021 in December 1915,
in Januari
1916 bijna 104, in Februari bijna 105. P r in t s (1 a w n s) en
k a in pand j a n g gaan voor; weldra volgen d rills en
cambrics; de beweging wordt sneller en het index-cijfer
loopt regelmatig met ongeveer tien punten per kwartaal op,
tot liet plotseling omhoog gaan van den prijs van s 1 en d an g s
en s a r o n g s en een nieuwe enorme prijsstijging van
k a in p a n d j a n g in October 1917, en het omhoog springen
van den prijs van naaigaren envan prints (blue
& b 1 a c k g r o u n d) in de daaropvolgende maanden het
index-cijfer voor het laatste kwartaal van 1917 met dertig
punten naar boven jaagt:

1917
Artikelen
ISeptemberl October
1
November

Naaigaren
50
yds

100

100

172
11

200 ,……….105

105

171
Prints blue & black ground

100

100

158
Kainpandjang bontgewev.

164

273

273
Slendans bontgeweven
..

100

143

143
Sarongs bontgeweven .

103

125

125
Sarongs imitatie batik .

99

162 –

162

Het gemiddeld index-cijfer voor de textiele goederen beliep
157 in het derde kwartaal van 1917 en 186 in hetvierde; het eerste
kwartaal van 1918 geeft 241: het stijgen is springen geworden. Doch, als na het einde van den oorlog de vaart weer vrij komt,
treedt een ontspanning in: de stijging wordt gestadig langzamer.
Het komt niet tot terug-gaan, wel tot afwachtend stil-staan:
het laatste kwartaal van 1918 en het eerste halfjaar van 1919
halen dezelfde cijfers (275). Tot een nieuwe spanning, de koop-
woede na den oorlog, in Indië geprikkeld nog door de sterk
stijgende prijzen der uit,voerartikelen, in Juli 1919 de prijzen
over vrijwel i) de geheele linie, vooral van s h i r t i n g s,
drills, c ambrics en garen (mule twist), omhoog
jaagt: het gemiddelde peil van het derde kwartaal van 1919 is
362. In deze nerveuze jacht werd het hoogste punt (390) be-
reikt in Maart en April 1920. Van de afzonderlijke goederen
bereikten het hoogste punt d r iii s ene a m b r i c s (568 voor
ruwe Engelsche drills en 595 voor gebleekte cambrics constant
gedurende Januari/April 1920).
Het keerpunt is nu bereikt. Met Mei 1920 begint de daling,
aanvankelijk ternauwernood merkbaar, weldra in een zeer snel
tempo; in October is het voor verscheidene artikelen vallen,
zoodat het laatste kwartaal van 1920 alweer een dozijn punten
beneden het eerste halfjaar van 1919 ligt. Het jaar 1921 en de
aangrenzende maanden blijven, schommelend, een neer-
waartsche beweging vertoonen. Te beginnen met Februari 1922
(index-cijfer 213) schijnt men in normale tijden teruggekeerd.
Weliswaar daalt het prijspeil nog een weinig; als laagste punt
wordt zelfs 205 bereikt (in Mei 1923; April/Augustus 1924
geven 206); doch gedurende de drie laatste jaren, als geheel
beschouwd, handhaaft het index-cijfer zich gemiddeld op 209.
Een hoogte, intusschen, ruim 100 percent boven het niveau
van 1913/1915! –
Met opzet werd het prijsverloop der textiele goederen zoo
uitvoerig besproken, omdat deze groep van zoo groot belang is
voor den Indischen invoer. De andere groepen – in e t a 1 e n
en d i v e r s e n – vertoonen wel een dergelijk, doch volstrekt niet hetzelfde beeld. De prijs der m e t a 1 e n begint reeds in
October 1914 snel op te loopen, zoodat het niveau van deze
groep in het eerste kwartaal van 1916 honderd percent, in
Augustus 1917 tweehonderd percent boven dat der textiele
goederen ligt. Terwijl de textiele goederen, zij het met wisse-
lende snelheid, onafgebroken bleven stijgen tot het hoogste punt (Maart/April 1920), om daarna weder onafgebroken te
dalen tot het voorjaar van 1922, vertoont de prijs der metalen in 1918 en 1919 een sterke inzinking; dan stijgt hij weer aan-
zienlijk tot Juni/Juli 1920 (index-cijfer 336), maar het hoogste
punt lag in het eerste kwartaal van 1918 op 359. Na Juli 1920
begint een daling, die in het derde kwartaal van 1911, toen
i) Slechts na a i g a r e n bleef op hetzelfde peil (220), en
saron g s (imitatie b a tik) bereikten in het eerste half-
jaar van 1919 het hoogste punt (alle zes maanden 323) en
begonnen in Juli 1919 te dalen.

762

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

groote liquidaties plaats hadden, het laagste punt bereikt
(index-cijfer 170); sindsdien bezit de prijs een goifbeweging met
192 en 175 als hoogsten en laagsten stand. Men vergelijkede
grafiek.
De groep div er s en, die aanvankelijk uit slechts vijf
artikelen bestaat, vertoont een ongelijkmatig en nog sterker
afwijkend verloop. Een prijsstijging vangt nog eenige maanden
eerder aan dan bij de metalen, n.l. reeds in Augustus 1914,
doch de wat al te forsch ingezette aanloop verslapt al spoedig
en de prijs blijft eenige jaren wakkelen. In 1917/1918gaat hij
regelmatiger oploopen; hij vertoont veel overeenkomst met
het bedrag der metalen, maar is grilliger. Het hoogste punt ligt
in het eerste kwartaal van 1920 (index-cijfer 271); dan begint
de daling, doch slechts tot medio 1921 (laagste punt 159),
waarop weer een stijging volgt. In 1922 en 1923 blijft de prijs
gemiddeld op dezelfde hoogte staan (index-cijfer 176), maar
reeds in October 1923 begint een nieuwe stijging, grootendeels
veroorzaakt door de prijzen van vensterglas en go enie-
z a k k e n, die regelmatig aanhoudt (hoogste punt 198 in
November 1924; December geeft 196).
De groepen levensmiddelen en chemicaliën,
waarvoor sinds 1922 index-cijfers voorhanden zijn, staan op
een lager niveau dan die drie oudere groepen. De levens-
middelen zijn gedurende de drie laatste jaren eenigszins in
prijs gedaald; de chemicaliën zijn in 1923 een tiental punten
opgeloopen. Maar over ‘t algemeen is gedurende 1922/1924, de
periode als geheel beschouwd, het prijsniveau
vrij
stabiel.
Deze teruggekeerde stabiliteit komt het duidelijkst tot uiting
in de ternauwernood veranderde algemeene index-cijfers voor
den totalen import: 186, 187 en 185.
In dit algemeene index-cijfer voor den totalen invoer zijn de
buitensporigheden der afzonderlijke groepen uitgewischt. Het
stijgt gestadig vanaf Augustus/September 1914 tot het laatste
kwartaal van 1918, het kwartaal waarin de wapenstilstand
werd gesloten; dan volgt de reeds herhaaldelijk gekonstateerde
inzinking tot het midden van 1919. Nu komt de nerveuze sprong
opwaarts; de top ligt in Maart/April 1920 (index-cijfer 356);
Juni geeft 350; zes maanden later is het index-cijfer reeds meër
dan 100 punten gedaald. In diezelfde periode voltrekt zich de
krisis aan de West-Europeesche markten.
Het index.cijfer rechtvaardigt zich als betrouwbaren indi-
cator niet in de laatste plaats door dit feit der overeenstemming
in het gedrag van talrijke verschillende artikelen en de con-
gruentie met buitenlandsche gebeurtenissen. léder artikel
heeft zijn eigen karakter; dit geldt nog sterker voor iedere
groep van saamhoorige artikelen; doch in groote trekken
vertoont zich overal het scherpe beeld van: rjjzing tot den
wapenstilstand, lichte inzinking als een oogenblik van ont-
spanning, sprong (koopwoede) en plotselinge daling (finan-
cieele krisis), een beeld dat de weerspiegeling in Indië is van het
wereidgebeuren.

Van den u i t v o e r kan men een ander beeld verwachten.
Over het algemeen is, ten eerste, het prijsverloop der uitvoer.
artikelen veel grihiger. De door het gest.remde scheepvaart-
verkeer steeds moeilijker wordende afzet remt voorts de prijs-
stijging. Wel treedt, in 1916 voornamelijk door toedoen van
mais, koffie en suiker, in 1917 van tapioca, kat-
a n g i d. j o e, t i n en h u i d e n, een prijsstijging op, doch
deze bereikt haar maximum met 124 (Juni 1916 en Maart/
April 1917). Hierop volgt een daling: dezelfde verkeers-
moeilijkheden (de verscherpte duikbooten-oorlog!), die de
invoerartikelen in prijs doen’ stijgen, veroorzaken een opstop-ping van uitvoerartikelen, die onverkoopbaar dreigen te wor-
den en in prijs dalen. Voor suiker, koffie en huiden
heerscht een krisis. Doch zoodra met het intreden van den wapenstilstand (najaar 1918) de vaart weer vrijkomt en de
leeg geworden wereld opnieuw durft te koopen, springen de
prijzen omhoog: Juli 1918 geeft als algemeen index-cijfer voor den totalen uitvoer 89, December 127; in December 1919 vindt
men 232. –
De stijging geldt, met uitzondering van t i n, voor alle op.
genomen artikelen, maar het sterkst voor s u i k e r, welk
artikel in 1920 speculatie-prijzen maakt die een index-cijfer
geven van 848 (Mei). Voor dan totalen uitvoer ligt het hoogste
punt (266) in Februari 1920. Dan komt men tot rust. De specu-latie heeft uitgewoed: de prijzen zakken zeer snel tot eind 1921
(laagste punt 112 in December); in Europa, met name in het
bij de Indische cultures zoo nauw betrokken Nederland, is een
krisis ingetreden, die tot hetgroote publiek vooral sprak in de
geweldige waardedaling der effecten. In 1922 blijvende prijzen gemiddeld op hetzelfde peil (in veel
sterker schommelingen evenwel dan ooit bij invoerartikelen het
geval is); sindsdien stijgen ze weer, in 1923 voornamelijk door-
toedoen van s u ik er en k o f f i e, in 1924 door medewerking
van allerhande artikelen: de algemeene index.cijfers der laatste
drie jaren (1922/1924) zijn 123, 133 en 141.
Nu dient men in aanmerking te nemen, dat het artikel h u i-
d e n, waaraan door het afzonderlijk opnemen der hoogste en

laagste prijzeneen grooteinvloedwerd toegekend,door deuiterst
lage prijzen sinds December 1920 het algemeene index-cijfer
voor den uitvoer te sterk drukt. Berekent men dit algemeene
index-cijfer met uitsluiting van huiden, dan wordt het laagste
punt 124 (December 1921) ên geven de jaren 1922/1924 achter.
eenvolgens 130, 140 en 150.
En soortgelijke opmerking zou men kunnen maken ten aan-
zien van r u b b e r. De index-cijfers voor dit artikel, in 1922/
1924 achtereenvolgens 31, 55 en 49, wijken sterk van. die der
andere uitvoergoederen af, terwijl deze lage stand voor dit
artikel geenszins dezelfde ekonomische betëekenis heeft als hij
voor produkten van andere cultures zou bezitten. Zonder rub-
her (en zonder huiden) bedraagt het algemeene index-cijfer voor
den uitvoer in 1922/1924 achtereenvolgens 138, 146 en 157.

Algemeen overzicht der index-cijfers van alle groot.
handelsprijzen (1913= 100).

Invoer

1913=
lOO

t
0

.
6
1-
U

1-

Aant. artikelen
9
18 8
8 8
51
17
j

68

1922
le kwartaal…
175
214
187
158
167 187
125
171
2e


178
211
184
155
168 186 122 170
3e

.
..
175
211
175
149 180 185
119
169
4e

.
..
176
208
179
152
173
184
131 171

Tot, gemiddeld.
176
211
181
153
176
186
123
170

1923
le kwartaal, ..
176
208
180
156
177
i85
145 175
2e


172
206
191
166 176 187 135
174
3e

.
..
171
208
1210
186
167
172
186 128 173
4e

..
.
177
187
170 180
189 139 178

Tot, gemiddeld.
174
208
186 165 176
187
133
173

1924
le kwartaal. ,.
177
210
186
159
181
186 160 180
2e

,..
170
206
185 162
187
185 146 177
3e

.
..
175
209
181
160
.193
186
137
174
4e

..
.
169
208
175 157 197
184 145
174

Tot, gemiddeld.
173
208
182
159
189 185
141
174

* *
*
De kleinhandel.
Destatistiek der kleinhandelsprij z e n
is helaas zeer onvolledig: t/m 1922 beschikt het Kantoor
slechts over noteeringen uit de December-maanden, voor zoover het de verbruiksartikelen van in- en uitheemschen
oorsprong betreft en van de inlandsche voedingsmiddelen
zijn alleen passerprjjzen beschikbaar vanaf 1920; index-cijfers
kunnen van deze laatste, zooals reeds werd opgemerkt, niet
worden berekend.

De stijging der winkelprij z en begon eerder en was
aanvankelijk, met name voor de artikelen van uitheemschen oorsprong, veel sneller, dan die der groothandelsprijzen van
invoerartikelen: de angst voor schaarschte jaagt de winkel-
prijzen op. In December 1915 staat het index-cijfer der in-
gevoerde verbruiksartikelen reeds op 146, achttien punten
hoven het algemeene index-cijfer voor den import over het laatste kwartaal van dat jaar. Een jaar later heeft de import
den kleinhandel vrijwel ingehaald, nog een jaar later zijn de
kleinhandelsprjzen ten achter: het index-cijfer der opgenomen
invoerartikelen wordt voornamelijk beheerseht door de zoo
sterk stijgende textiele goederen, dat voor den kleinhandel
door levensmiddelen, die (zooals wij zagen) minder hoog zijn gestegen. Het laatste kwartaal van 1917 geeft voor den import 229, terwijl de verbruiksartikelen van inheemschen oorsprong
in December 1917 op 168 en clie van uitheemschen oorsprong
op 237 staan; het gemiddelde van alle kleinhandelsprijzen
bedraagt 201. Het hoogste punt ligt ook bij den kleinhandel in
1920 en bedraagt 254, waarbij men in aanmerking moet
nemen, dat dit geen jaargemiddelde en evenmin een maandtop,
doch een toevaffige maandnoteering is, hetgeen overigens
t.o.v. de zich in het algemeen trager bewegende kleinhandels-
prijzen geen overwegend bezwaar mag heeten. Na 1920 treedt
een geleidelijke daling in, die, voor zoover het den totalen
(genoteerden) klein.handel betreft, en naar de jaargemiddelden
(voor zoover deze bestaan) gemeten, niet onderbroken wordt:
de beschikbare cijfers voor 1921-1924 bedragen 228, 191, 185,
170; de vier December-maanden geven 228, 191, 178, 170.
Het gedrag der in- en dat der uitheemsche artikelen is intus-

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

763

schen niet gelijk. Reeds werd er op gezinspeeld, dat de uit-
hee m s c he artikelen aanvankelijk sneller stegen: zij bereiken
hun top in December 1918 met 248; maar de top der inheem-
sch e artikelen ligt hooger, nl. op 262 (Dec. 1920). In December
1922 staan beide groepen van artikelen vrijwel even hoog (191 en 192); dan dalen de prijzen der uitheemsche artikelen sneller,
om vanaf Februari 1924 gemiddeld vrijwel onveranderd op
161 te blijven staan. De prijzen der inheemsche artikelen
hebben in de laatste jaren een trager en iets onregelmatiger
verloop, en vertoonen in 1924 dezelfde eigenaardige curve van
een slap opgehangen koord, als boven bij den groothandel werd
vermeld. Van deze groep artikelen zijn v 1 e e s c h en m e 1k het sterkst gestegen en het minst gedaald: voor 1924 bedraagt het gemiddelde index-cijfer voor deze artikelen nog 234. Ook
suiker en z o u t staan nog hoog: gem. 1924 resp. 220 en
200. Bij de uitheemsche artikelen zijn rijzing en daling on-
gelijkmatiger over de verschillende artikelen verdeeld.
Het hooger niveau der iitheemsche artikelen, die in 1924
gemiddeld achttien punten boven de uitheemsche liggen, kan
verduidelijkt worden door de twee volgende overwegingen.
Aan den eenen kant was het prijspeil der inheemsche artikelen
v66r den oorlog zeer laag: indië was een goedkoop land, en
staat thans dichter bij het wereldprijsniveau. Aan den anderen kant maakt de stijgende concurrentie den prijs der ingevoerde
artikelen juist laag.
De index-cijfers, berekend uit de k o s t en v a n 1ev e n s-
o n d e r h o u d voor een gezin met een bepaalde grootte en
een bepaald inkomen, ldopen geheel parallel met die van boven-
genoemde kleinhandelsprijzen, waaruit ten duidelijkste de
bruikbaarheid van deze constructie blijkt. Het peil ligt tflans
tussehen datvan in- en uitheemsche artikelen in. December 1924
geeft als index-cijfer 168, zeven punten lager dan het gemid-
delde voor dat jaar (175).

In de jaren 1917-1920 heeft de dessa ruimschoots haar deel
aan de algemeene prijsstijging op Java gehad. Het hier ge-
publiceerde materiaal echter van de p a s s e r p r ij z e n v a n
inlandsche voedingsmiddelen begint op het
hoogste punt. De geleidelijke en voortgaande daling sindsdien
gedurende 1920-1924, die daareven voor de kleinhandels-
prijzen werd vermeld, kan in het algemeen althans voor 1920/
1923 ook van deze passerprij ren worden gekonstateerd; in
1924 trad een stilstand in. Enkele artikelen maken een uit-
zondering: de prijzen van p a d i, rjst en c as s a v e stegen
in 1924.
De gemiddelde maandprijzen van p a d i en b e r a s ver-
toonen zeer duidelijk dan invloed van den oogsttijd: de maan-den April/Juli geven telkens de laagste prijzen van het jaar.

Indexcijfers van kleinhandeisprijzen van verbruiksartikelen
van in- en uitbeemschen oorsprong.
(1913/14 = 100)

Inheemsch
1)
TJitheemsch
2
)1
Tezamen

December

1922

191

192

191
Maart

1923

205

179

192
Juni

193

177

185
September

.
187

179

183
December

185

171

178
Maart

1924

185

163

174
Juni

181

161,

171
September

172

160

166
179

160

170

‘) 17
artikelen.
2)
16
artikelen.

De maandelijksche kosten van de
29
belangrijkste levens-
behoeften voor een z.g. ,,normaal gezin” vertoonen
het volgende beloop:

Indexcijfer

December
1913..
f

79,26
100
December
1922….
,,

148,60
187
Maart
1923
,
3
149,96
189
September
,,

138,73
175
December
,,

143,29
181
Maart
1924….
,,

142,50
180
Juni

,……
,……

,,

141,22
178
September
,……
l3l,75
166
December
,……
,……
,,
133,08k
168
BOEKAANKONDIGING.

i’ractische Sociologie, door J. H. F.
Kohlbrugge; Deel .1 Sociale Opvoeding;
De mensch in dienst der maatschappij;
Groningen en Den Haag, Wolters, 1925.

Dit boek :is een vrucht van het nieuwe Academisch

Statinit, dat aan ‘geografen ‘de sociologie als studie-
‘vak oplegt, aan juristen ze als keuzevak vel-gunt.
Een Nederlam’dsch leerboek der sociologie bleek
prof. Kohibrugge niet te bestaan en ‘zoo besloot
hij, naast zijn eigenlijk vak, de ethnologie, de socio-
logie erbij te bewerken.
Geheel duidelijk is deze verklaring (die men vindt
in het Voorwoord) niet. Een Nederlandsch ,,Leerboek
der Sociologie” bestaat wèl,
t.wr.
dat van den War-
inondschen professor Aengenent. Dit verstaat even-
wel onder sociologie wel heel iets anders ‘dan het

boek van Kohibrugige, nl. de studie van wat men ge-
woonlijk als ,,de sociale quaestie” samenvat. Het is
trouwen’s een malle fout van het Statuut, dat het,
terwijl er vele en sterk ui’teenloopende definities van
,,soci’ologie” bestaan, geheel in het midden laat, wat
het onder dit vak wil zien begrepen. Dat het den
tei-m opvatte als Ko’hlbrugge het doet in dit zijn
eerste deel, in den zin van cle leer van wat men meestal
,,maatschappelij’k werk” noemt, is intusschen niet zeer waarschijnlijk. Het program, dat de Utrechtsche boog-
leeraar zich ‘voorstelt, ‘in zijn ‘volgende deel (of dee
lan?) af te werken, wordt trouwens den lezer niet
bekend gemaakt.
Voor zijn studenten zal de verschijning in boek

vorm van deze college-stof zonder twijfel nut ‘hebben.
Of het boek elders ingang zal vinden, lijllct twijfelach-
tig. Het is daartoe, zouden we zeggen, veel te sub-
jectief gehouden. Zou iemand anders dan Kohlbrugge
zelf op ‘dit boek kunnen examineeren?
Het boek vertoont zeker ook ‘de goede kanten der subjectiviteit. Het is vaak ‘bondig geschreven efL er
spreekt een sciherp zich afteekenende persoonlijkheid
uit. Doch in te sterke mate bit het ‘de gebreken van
deze goede eigensc’happen.
Een universitair leerlioek der sociologie ‘kan men
zich zonder theoretische basis of aanloop lastig den-ken. Dat is al ‘de minste eisch, ‘dien men stellen kan.
Geen spoor daarvan is ‘hier aanwezig. Het boek is een
reeks, ‘onderling niet sterk samenhangende, opstellen o’ver allerhande maatschappelijk werk. Met heel veel
puntige opmerkingen doorspekt; sociale werkers en werksters kunnen ei- heel wat paedagogiek van hun
vak uit opsteken. Maar een stelselmatig opgezet leer-
boek zelf’s van deze stpf is hot niet. En veel te veel
geeft de schrijver zijn eigen oordeel als vanzelfspre-
kende waarheid ten ‘beste, die verdere motiveering
ontberen kan.
Hij
is ‘blijkbaar een man van sterke
overtuigingen. Die soms hem leiden tot een inderdaad
bezadigd oordeel, :bijv waar hij de sociale beteekenis
‘van de bioscoop ‘bespi-eekt. Maar die weer andere koe-
ren, buy, waar hij (wat natuurlijk nogal eens ge-
schiedde) het socialisme op zijn pad ontmoette of
waar ‘hij ‘den Vdl’kenhond tegenkwam, hem korte zin-
netjes van wegwerpen’d oordeel in de pen gaven, die
als slotsom van een breed betoog wellicht zin konden
hebben, maar die hier misstaan.
Studenten, die sociologie willen studeeren, hebben
recht op iets anders en vooral op iets meer dan op
een aantal losse meeni’ngsuiti.ngen ex cathedra. Het
is niet voldoende, den indruk van een
eerlijke
over-
tuiging ‘te ‘geven – geen lezer en geen hoorder zal
aan de oprechtheid van ‘deren academischen ‘docent,
die zijn binnenste bui’ten keert, een oogenbli’k twijfe-
len. Doch wat noodig is en geëischt mag worden, is
betoog, is argumentatie, is
beredeneerde
overtuiging.
Men ontmoet ze ‘vaak genoeg in ‘dit boek ‘om te mogen
hejammeren, dat zij haast even vaak ontbreekt. v. B.

ONTVANGEN:

Aperçu de la. De’nsographie des div ers Pays dv. Monde
puplié ar 1’Office peiunanent de l’Institut Inter-
nat’ional de Statistique 1925; 1. Etat de la po-
pulation; II. Mouvement de la population. La
Haye, 1925, Société Anonynie Ancienne Librai-

zie W. P. van Stodkum & Pils, Editeur et seul
‘dépositaire.

764

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
S*
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.
(Disc. Wissels.
4 15Jan.’25
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli ’23
,
Bel.Binn.Eff.
4415 Jan.’25
N.Bk.v.Denem.
7 17 Jan. ’24
(Vrsch.inR.C.
5415 Jan.’25
ZweedschéRbk 5
24Juli
1
25
Javasche Bank . .. 4420
Oct. ’24
Bankv.Noorw.
7 8Mei ’25
Bank van Engeland 44 6Aug.’25
Bk. v. Tsj echo-
Duitsche Rijksbk. 9
26Feb.’25
slowakijë…. 7
25Mrt. ’25
Bank v. Frankrijk 6
9Juli’25
N. Bk.v.O’rijk. 1024
Juli ’25
Belgische Nat. Bnk
.
. 5422
Jan.’23
N. Bk.v.Hong. 9
28Mei
’25
Fed. Res. Bank N.Y. 3426
Feb.’25
Bank v. Italië. 7
17Juni’25
Bank van Spanje… 5
2SMrt.’23 Z.-Afr.Res.bnk 54

OPEN MARKT.

1925 1924

11

1923

11

1914

29A
24-29
17-22

1

10-15

11

25-30
27Aue.-
20-24
Aug. Aug. Aug.
Aug.
1 Sept.
11
Juli

Amsierdam
3
1
3/16.
Partic.disc.
315116.42)
3
13
114
1b
11
3
1
1214
21(83/8

3
1
I0I,o
Prolong.
311

2)
3’/2
3
1
/4.
3
14
3-4
21/
4
-3
2614.3114

21/
4
-8/
4

Londen
Daggeld
. .
23/-31/,2
2314-4
2314.3
1
12
3-4
231
4
.311
2

1
1
122
1
12
111
4
.2
Partic. disc.
3l
3
/,6_
7
/8
3
3
14’IS
3
3
/4_IS/la
3
1
h/16_
3I4-I8
3
1
/16.
1
/8
21/
4
.3/
4

Berlijn
41116
Daggeld ..
8-9
1
12
7.9
1
/2
7-9
7-10

– –
Partic. disc.
30.55 d..
.
751
s

751s
7515.3/4
7
14

/8



56-90 d..
.
73/
8

7318
7/8-I8
7/8

l8


211-1/2
Waren-
wechsel.
9
8I8-9
8/g-9
8718-913


-v
N.

Yorki)
Cail money
4.11
4
2)
4.3/
4

4_3/4
4.112
2.1/
4

4
1
12_5
3
14
1
3
142
1
12
Partic. disc.
31/
3
_314

33/5.3/4
311012
311
4

– –
11
Cail money-koers v. 28Aug. en daaraan voorafgaande weken t/m.Vrijd.
2) Noteering van 28 Aug.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D a
New

‘Londen
York”)

Berl
ij
n
Parijs

Brussel
Batavia’)

25 Aug. 1925
2.48s/
12.054
59.054
11.66

11.26
100%
26

1925 2.48a/
j
,
12.054
59.064
11.59

11.214
100%
27

1925
2.48k
12.054
59.08
11.68

11.24
100%
28

1925
2.48%
12.05
59.08
11.64

11.22
1003/
8

29

1925




100
31

1925
Laagsted.w.l)

9.48

12.044

59.02

11.57

11.17

100
Hoogste d.wl)
2.48s/
19.06
59.10
11.71

11.31 100%
24 Aug. 1925
2.48%
12.054
59.044
11.704 11.30
100%
17

,,

1925
2.48%
12.064 59.10
11.564j 11.10
10034
M&intpariteit
2.48% 12.10 59.26
48.-

48.-
100
‘) Noteering te Amsterdam. ,*) Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.

Data
Zwit-
serland
Weenen
*
Praag
4
Boeka-
rest’)
Milaan
N)
Madrid

25 Aug. 1925
48.071i
35.-
7.35
1.274
9.324
35.75
26

1925
48.10
35.-
7.35
1.28
9.264
35.75
27

,,

1925
48.123i
35.-
7.35
1.274
9.324
35.70 28

1925
48.13
35.-
7.35
1.27
9.33
35.724
29

1925


7.35
1.224


31,,

1925-
– –



Laagsted.w.i)
48.02%
34.90
7.33 1.224 9.15
.
35.60
Hoogsted.wl)
48.15 35.10
7.38
1.324
9.45
35.80
24 Aug. 1925
48.0734
35.-
7.35
1.28
9.08JI
35.724
17

,,

1925 48.22%
35.05
7.37
1.274
8.95
135.80
Muntpariteit
48.-
35.-
50.41
48.-
48.-
48.-
‘) Noteering te Amsterdam.
5*)
Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.

Data
1
.Stock-
holm’)
1
Kopen-
ihagen*)I
1
Oslo
S)

sing.
Buenos-
Aires’)
Man-
treal’)

25 Aug. 1925
66.65 59.55
47.50
6.26
100%
2.481/
8

26

,,

1925
66.70 60.30
48.224
6.25
100%
2.48′
27

1925
66.70
61.45
49.10
6.26
100%
2.48%
28

1925
66.70
61._
48.95
6.26
1001/
8

2.481/
8

29

1925



6.26
99%
2.48%
311925






Laagsted.w.’)
66.60
59.15 47.20 6.24
993,
1

2.48
Hoogste d.w’)
66.75 61.85 49.40
6.30
100%
2.48%
24 Aug. 1925
66.70
59.874
47.70
6.26
100
2.481/
8

17

,,

1925
66.75 56.95 45.95
6.274
100%
2.48%
,

Muutpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
1

105
2.48%
5) Noteering te Amsterdam. “) Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

1) t
a a
($
per £)
Parijs
($
p.lOOfr.)
Berlijn
($p.
IOOMk.)

Amsterdam
($p.
100 gld.)

25 Aug.

1925
4,85%
4,68
23,80
40,29
26

1925
4,85%
4,70
23,80
40,28
27

1925
4,855/
4,70
23,80 40,28
28

,,

1925
4,8534
4,70
23,80
40,29
29

1925
4,859f
4,70
23,80 40,29
31

1925
4,85Y/
16

4,69
23,80 40,29

18 Aug.

1925
4,85’s/,
4,68
23,80
40,26
/1untpariteit

4,8667
19,30
23,81%
408/

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen Noteerings-
eenheden
15Aug.
1925
22Aug.
1925
24/29
Aug.’25
LaagsfeHoogste
129Aug.
1

1925

Alexandrië
.._
Piast.
p. £
978/,
97181
978/
979
9715132

‘Bangkok….
Sh.p.tical
1/101/
8

11101/
8

1/101/
6

1/10IJ
o

11101/
t

B. Aires’)
d.
p. $
45111
33

4413/
45
23
/
32

451/
16

Calcutta
Sh.
p.
rup.
1161/8
1165112
116
1
1
8

116
7
/,,
1/6
8
/6
Constantin.
.
Piast.
p. £
822%
830
825 850
842%
Hongkong

Sh.
p. $
214
9
/
32

214
19
/
32

2/4%
2/55/
2143112
Lissabon’)
d. per
Mii.
234
234
218/
82

2%
2%
Mexico..
.

.
d. per
$
26
26 25
27
26
Montevideo
1)

d. per
$
493/
s

49%
49
49%
Montreal

.
$
per
X.
4.85
5
1
b

4.85k
4.85
4.857/
s

4.85%
R.d.Janeiro’)
d. per
Mii.
6
6
1
/
16

6
1
/l6
6’1
6%
Shanghai

.
Sh.
p.
tae!
312
5
/
16

312
5
/
8
.
3/2%
313’/8

31211/16
Singapore….
id.
p. $
2/48/
2/4
8
/16
2/41i,
2/4%
2/43/
io

ValparaisoS).
peso
p. £
40.20
39.80 39.70
40.-.-
39.90
Yokohama
._
Sh.
p.
yen
1/811132

1187/32

1
1/
732
/32
1
1
8
7
/
32

118
1
/18
‘Koersen der voorafgaande dagen. ) Telegrafisch transfert.
2)
90 dg.
ZILVERPRIJS GOUDPR!JS
8)

Londen’)
N.York’) Londen
24 Aug. 1925.. 32%
704
24Aug.
1925..
84/11%
25

1925…

32
5
/
705′
25

,,
1925-
84/11%
26

,,

1925..

327/
16

708/
8

26
1925..
84/11%
27

,,

1925..

325/
71%
27
1925..
84/11%
28

,,

1925..

329/
707/8
28
1925..
84111%
29

,,

1925..

32
18
/18
71%
29
1925..

30 Aug. 1924..
343/

68%
29Aug.
1924..
9211

20 Juli

1914..

24
11
/86
1
541/
9

20 Juli
1914-
84110
5) in
pence
p. os.
stand.
2)
Foreign silver
in
$c. p. oz.
line.
3)
in sh.
p.
oz.fine.

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

en

/
24
Aujiustus
19251
31 A/izstus
1925

Saldo bij Nederi. Bank…
f

2.501.060,71

Saldo bij betaalmeesters..
,,

4.210 999,73
,,

4.087.143,30
Voorschot
op
ult. Juli1925
aan de gemeenten
op
voor haar door Rijk te
heffen gem. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bei.
37.032.491,41 37.032.491,41
Voorsch. aan de koloniën
,,

8.941.119,89
,,

8.283.884,34
Voorsch. a. h. buitenland
,,2 14.802.784,63
1121
6.042.145,54
Daggeldleeningen

tegen
onderp.
v.
schatk.papier
,,
24.500.000,-
,,
17.500.000,-

Voorsch. door de Ned.Bank
f

f

634.414,22
Schatkistbilj. in omloop
,
‘) ,,149.144.000,-

149.094.000,-
Schatkistprom. in omloop
,,1 10.100.000,-

1 10.100.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk.
Zilverbons(met inbegripv.
de bedragen bij de betaal.
meesters in kas)…….

17.673.479,…..
,,
17.934.477,-
Door den Postch.- en Giro-
dienst in ‘s Rijks Schat.
kist gestort ……….

41.786.131,83

42.272.133,22
Schuld a. d. Bank v. Ned.
Gemeenten ……….

76.336,62
1) Waarvan
f
37.056.000 verval In op of na 1 April 1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

1
22
Augustus
1925
1

29
Augustus
2925

Voorschot uit
‘s
Rijks
kas aan N.J.
._ ._ ._ –
f

680.000,-

f


md. Schatk.prom. in oml.
60.000.000,-
57.000.000,

Voorsch. Jav.Bk. aan N.-I.
.

2.610.000,-
7.783.000,-
Muntbiljetten in omloop.
37.116.000,-
36.184.000,-
Ten voordeele
v.
N.-I. ge-
boekt beléggingsgeld
v.
h. N.J. muntfonds…….
,
5.760.bOO,-
5.760.000,

Totaal
… …
fl
06
.
166
.
000,……

fi
06
.
078.000,
_
Teg. v. N.-I. bij’s Rijks kas I
,,

,,

649.000,

2 September 1925

ECONOiIISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

765

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 1 September 1925

Activa.
Binnenl.Wis-g Hfdbk.
f
47.770.543,06
sels,Prorn., Bijbnk. ,, 16.921.920,26
euz.ln a1sc.

tg.scn. ,,25.793.434,02
f

90.485.897,34
Papier o. h. Buiteni. in disconto ……..

Idem eigen portef. .
f
243.103.513,-
Af :Verkocht maar voor
de bk. nogniet afgel.


243.103.513,-
»
Beleeningenmci.
vrsch.
Hfdbk.
f

64.613.763,72

in rek.-crt.
Bijbnk.

,

12.112.710,55

op onderp.
Ag.seh.

,

71.471.689,15

f
148.198.163,42

Op Effecten …….
f
145.851.008,42
Op Goederen en Spec. ,,

2.347.155,-
148.198.163,42
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,


Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f

56.184.150,-
Muntmat., Goud
.. ,,
358.233.094,48

f
414.417.244,48
Munt, Zilver, enz. • ,,

23.002.411,57
Muntmat., Zilver ..

Effecten
437.419.656,05

BeleggingRes.ïonds.
f

6.412.883,61
id. van
ij
v. h. kapit.,,

3.971.233,87
10.384.117,48
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
rekeningen ………………
,,

39.212.245,05

f

973.974.592,34:
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

6.483.597,96
Bijzondere

reserve ……………….
,,

12.000.000,-
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

899.191.570,-
Bankassignatiën in omloop………..
,,

916.568,98
Rek.-Cour.j Het Rijk

f

931.432,44
saldo’s:

Anderen,,

25.375.700,73
26.307.133,17
Diverse rekeningen ………………,,

9.075.722,23

f9?3.974.592,34

Beschikbaar metaalsaldo ………….
f
251.579.888,02
Op de basi van
2/5
metaaldeicking….

66 296.837,59
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis. ,, 1.257.899.440,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.

AndereBeschikb. Dek-
Data

Goud Zilver Circulatle opeischb.I

I
I

Metaal- kings
schulden’ saldo

perc.

1 Sept. ’25 414.417 23.002

899.192 27.224 251.580 47
24 Aug. ’25 414.428 23.179

862.759 30.111 258.475 49
17

’25 414.444 22.817

871.455 28.964 256.616 49
10

’25
q9.394
22.600

885.955 22.894 259.658 49
3

’25 419.403 22.547

899.926 43.309 252.731 47
27 Juli ’25 419.417 22.803

876.414 26.790 260.998 49

2 Sept.’24 531.511 11.739

999.206 45.708 333.669 52

25 Juli ’14 162.1141 8.228

310.437

6.198 43.521
1
) 54

7îiervan
1

I
Papier
1
Totaal Schatkist-
1
ijelee-

ophef

Diverse
Data

bedrag
discont

promessen t ningen

buiten- nin’2)

° rechtstreeksl

land

1 Sept. 1925
90.486


148.198

243.104
39.212
24 Aug. 1925
90.088


116.228

242.972
37.645
17

1925
88.815

1.000
125.300

242.803 .
37.628
10

1925
88.179

1.000
132.109

237.152 40.464
3

1925
85.945


171.670

232.429
41.396
27 Juli

1925
77.048

1.000
135.398

288.717
46.263
2 Sept. 19241
166.626

38.000
183.887

58.296
108.120
25 Juli

19141
67.947
1

14.300
1

61.6861

20.188
509 1)
Op de
basis
van
215
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten in
duizenden guldens.
Data Metaal
1ff
opAndere
eischb.
Dlscont.
Dk
ne
e
n1

25 Juli

1925-
1.024
1.448
737
1.012 298
18

1925..
1.008
1.491 733
992
327
11

1925…
1.008 1.626 745 1.012 307
4

1925..
1.008
1.701
615 1.003 293
20 Juni

1925..
1.008
1.425 869 1.016
315

26

Juli

1924..
1.168
1.384 964 1.103
375

5 juli

1914…
645 1.100 560
735 396
0IUJIJJU8L UCI dI..LI14.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

29Aug.1925
22

1925
15

1925

1Aug.1925

162:070
155.850
155.790 –

‘ ‘

60.527

48 48 49

48
17.906
31.499
78.69
25Juli1925
18.040 30.183 74.162
63.589
49
18

1925
18.612
27.256
65.261
58.507
50
11

,,

1925
18.187
24.608
63.217
63.320
51
30Aug. 1924
37.010
23.516 70.609 23.795
59
1Sept.1923
38.125
38.123 81.113
29.820
57
25 Juli1914
7.259
1

6.395
47.934
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
t)
Basis
2
16
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data
Metaal
Circutati
e

Currency Notes
Bedrag
1
Ban kOu.
1 Oov.
Sec.

26 Aug. 1925
163.194
144.267
295.086 56.250
244.096
19

1925
164.033
144.184
297.272
56.250
246.370
12

1925
164.257
143.253
301.216
56.250
250.496
5

1925
164.500
146.320
305.484
56.250
254.803
29 Juli

1925
164.258
144.751
301.040 54.450
251.524
22

,,

1925
161.444 143.392
298.936 54.450
249.814

27 Aug. 1924
128.315 125.379
288.719
27.000)
244.559

22 Juli

1914
40.164
29.317


D ata
Gov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
kings-
er
c
.

26Aug.’25
35.414
70.114
21.813
104.218
38.677
30
19

’25
33.989
71.323 16.535
110.236 39.599 31X
12

’25
34.219 71.606
15.733
110.730 38.753
30j
5

.

’25
33.509
68.229
11.037
110.498
37.931
31 v.
29 Juli ’25
33.600
69.174 20.690
103.264
39.257
315
22

,,

’25
34.960
69.762
15.574
110.691
37.802
318/
8

27Aug.’24
40.998
76.904 17.042 105.392
22.693
18,53

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185 29.297
52a,
-,

,,,’flC,, ‘,VtV2V CH LCpust6s. ‘.1 uouuueI{KIng.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.

Waarv.
1
1
Te goedlBuit.
gew.I
Schat-
t
Data

.
Goud
t
in het
ZilverI
in het
1
voorsch.
kistbïl-
1

sels
buitenl.I
buitenl.Iafd.
Staat
jetten
i)i

27Aug.’25
5.547
1.864
311
579
27.750
5.099
3.494
20 .

’25
5.547
1.864
312
578
28.000
5.096
3.248
13

,,

’25
5.547
1.864 312 578
28.100
5.095
3143
6

.,

’25
5.547 1.864
312
578
28.200
5.085
3.181
30 Juli ’25
5.547
1.864 312 582
27.250
5.069 3.639
28Aug.’24
5.544
1.864
301
567
22.800
4.768 4.406
23Juli’14
4.104

640



1.541

Waarvan’
Uitge-
Belee-
Rekg. Courant
______________
Data
op
het
buitenl.
t
stelde Wisselsl
ningen
I
Circulatle
:t_l:_I
Staat

27Aug.’25
12
6
2.862
44.702 2.387
42
20

’25
18
6
2.878
44.785 2.352
8 13

’25
21
6
2.913 44.906
2.385
14
6

’25.
19
6
2.929
45.334
2.604
12
30 Juli’25
16
6
2.906 44.496
2.452
59
28Aug.’24
21
9
2.704
40.034
1.984
16

23 Juli’14
8

769
5.912
943
401
1) In disc, genomen
wegens
voorsch.
v. d.
Staata. buiteni. regeeringen.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
t

Andere
1
opelschb.
schulden

Iileschikb.
1
metaal-
1
saldo

6
29Aug. 1925
.

177.000
315.000
50.500
103.900
22

1925
177.500
315.500 52.500
103.900
115

1925
177.250
319.000
1

44.500
104.550

1Aug.1925
132.714

45.171
311.267 61.186
104.112
,25Juli 1925
132.941

45.810 311.088
55.235
106.261
:18

1925
132.970

45.615 .309.107
45.364
108.364
11

1925
133.197

46.954 306.996 44.875
110.533
30Aug. 19241 151.531

63.829
262.628
99.982
143.453
ISept.19231
160.855

61.017
258.609
127.682
145.195
25 Juli 19141
22.057

31.907
110.172
12.634
4.842′

Data
1

Dis-
Wissels,
buiten
1
Belee-

1
Diverse

1
reke-

1
Dek-
klngs-
conto’s
N.-Ind.
ningen
1
1)
nlngen
percen-
betaalb.
1
tage

766

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
September
1925

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

Data
Goud
Daarvan
1
bij bui-
1
tent. circ. banken
1)

Deviezen

dekking
als goud-

i.cheques

geldende

Andere
1
wissels

1
en

1
1

Belee-
ningen

22 Aug. 1925
1.137,2
97,7
358,4
1.566,5
16,4
15

1925
1.114,6
97,7
357,7 1.617,9
20,3
7

1925
1.113,7
102,8
358,5
1.706,1
23,8
31 Juli

1925
1.104,1 123,3
368,0
1.789,2
60,3
23

1925
1.103,0
123,3
367,7 1.487,6
21,6
15

1925
1.068,7
93,1
356,2
1.526,5
13,4

30 Juli

1914
1.356,9
_L_
-L
750,9 50,2

1
Schuld

Data
Effec-
Diverse
Circu.
1
Rekg.-
Diverse
1

aan
ten Activa
2
)1
latie
Crt.
Passiva
IRenten
bank
22 Aug. 1925
201,9 683,2
2.292,3
976,8
490,4

15

1925
201,9
660,5
2.373,2
926,3
461,2
0,3
7

1925
201,7
618,1
2.472,7 810,4
516,9 0,4
31 Juli

1925
201,7
502,1
2.530,3
699,7
562,7
0,4
23

1925
201,6 724,0
2.200,9
878,8
621,4
0,6
15

1925
201,5
730,5
2.297,9
765,8
619,7
0,7

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
1

1)
Onbelast

2)
W.o.
Rentenbankscheine
22,
15, 7Aug.,31,
23, 15Juli,
resp.
327,1; 264,7; 215,5;
134,5;
384,4; 326,5
miii.

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in millioenen franc8.

Data
a-

‘.’
CS

27Aug.’25
386
85
480
1.336
316
5.200
7.616
174
20

’25
385
85
480
1.317
274 5.200
7.596
159
12

’25
385
85
480
1.358
266
5.200
7.668
136
6

’25
385
85
480
1.421
286 5.200 7.675
161
30Juli’25
385
85
480
1.413
260
5.200
7.688
153
23

,,

25
385
85
480
1.429
235
5.200
7.570 265

28Aug.’24
354
85
480
1.306
448
5.250
7.641
227
VEREENIGDE
STATEN
VAN
NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in niillioenen do11ar.
Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal-
middel, Totaal
1
Dekking
1
In her-

1
disc. v. d.

1
In de
open
bedrag
F. R.
Notes
i

Zilver
etc.
member
markt
banks
gekocht

5Aug.’25
2.778,0
1.494,2
136,3
543,8
212,0
29 Juli’25
2.791,1
1.498,6
145,5
468,4
21d,5
22

’25 2.790,9
1.509,3
144,0
442,5
224,5
15

’25
2.790,6
1.523,6 144,8 454,7
231,3
8

,,

1
25
2.784,3
1.508,7
139,5
450,3 240,7
1

’25
2.785,6
1.517,3
141,3
511,6
249,1
6 Aug.’241
3.125,7
1

2.115,2
1

103,3
1

273,6

1
22,1

Belegd
Notes
1
Gestort
1
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Data
in
u. s.
Gov.Sec.
in circu- Kapitaall kings-
kings-
latie

1
perc.’)
perc.’)

5Aug.’25
333,5 1.605,6
2.266,0
115,7 71,7
75,3
29 Juli’25
330,2
1.598,4
2.200,6
115,7
73,4
77,3
22

’25
335,3 1.605,2
2.199,7
115,7
73,3
77,1
15

’25
344,5
1.627,0 2.231,7
115,6
72,5
76,1
8

’25
339,0 1.652,3
2.187,7
115,6
72,5
76,1
1

’25
353,6
1.653,0
2.252,4
115,7
71,3
74,9

6 Aug.’241
535,5
1.756,0
2.159,7
1

111,5
79,8
82,5
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischaare schulaen:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ H&
FED. RES. STELSEL. Voornaamste posten in mi11ienen dollars.

Aantal
Dis-

1
conto’s
Beleg-
Reserve
1

bij de
1
1

Totaal
Waarvan
Data
banken
en
1
gingen
1

F.R.
1

depo-
sitos
time
deposits
beleen.
banks

29Juli’25
730
13.217
5.506
1.606
18.061
5.174
22

’25
730
13.240 5.507 11.618
18.072
5.164
15

’25
731
13.286
5.484
1.647
18.227
5.164
8

’25
733
13.280
5.498
1.616
18.143
5.164
1

’25
733
13.375 5.517
1.662
18.339
5.172

30Juli’24
747
12.265
4.987
1.591
16.821
4.492
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdim, 1 September 1925.

De internationale markten zijn gedurende de achter ons
liggende berichtsperiode in hoofdzaak bezig gehouden door het
vraagstuk der schuldenregeling tusschen de geallieerden.
Nadat België met de Vereenigde Staten tot overeenstemming
was gekomen, stond het reeds vast, dat ook Frankrijk stappen
zou nemen ten einde tot een regeling van zijn verplichtingen,
zoowel in de Unie als in Engeland, te geraken. De prelimi.
nairen ten aanzien van laatstgenoemd land zijnthans getroffen
en zij hebben over het algemeen een gunstigen indruk gemaakt; hoewel meer te Parijs dan te Londen. Velen in Fraalijk meenen,
dat aldus geen al te zware lasten op het land worden gelegd,
zoodat met voortvarendheid aan de eonsolidatie van den finan-
cieelën toestand kan worden gewerkt. In ieder geval zal hier-
mede echter gewacht dienen te worden, tot ook uit de bespre-
kingen met de Vereenigde Staten zal zijn gebleken, welke ver-
langens men daar te lande ten aanzien van de schuidregeling
koestert. In den aanvang der berichtsweek heeft de goede
indruk, welken de conferentie te Londen had gemaakt, niet
nagelaten, eenigen invloed ton gunste op de beurs van P a r ij s
uit te oefenen, welke echter tegen het einde weder werd ge-
nivelleerd, toen bekend werd, dat tot nu toe op de waardevaste leening slechts voor een bedrag van circa 4 milliard francs was
ingeschreven.

Te L o n d en is de stemming zeer kalm en niet zoo opge-
wekt geweest als te Parijs. De grond hiervan is in enkele oor-zaken yan uiteenloopenden aard te vinden. In de eerste plaats
achtte men in sommige Engelsche financieele kringen de tege-
moetkomende houding van den Britschen kanselier van de
schatkist tegenover Frankrijk te groot, beschouwd in het licht
van de eigen verplichtingen. Voorts werkte het eenigszins
ontstemmend, dat de bankrate opnieuw onveranderd is ge-
bleven; in kringen, waar men tot voor korten tijd bijna stellig
op een verlaging van den officieelen discontovoet heeft ge-
rekend, is men, ten gevolge van het uitblijven dei wijziging,
in lichte mate overgegaan tot het realiseeren van ,,gilt-edged”
fondsen, mede onder den invloed van de iets stroever geldmarkt.

Te B e r 1 ij n is een opvallende verbetering opgetreden.
Behalve terughoudendheid der baisse-speculatie, als gevolg
van strengere. contrôle op de levering, wordt het vermijden
van de dreigende staking in de bouwnijverheid als reden
genoemd, alsmede de voortdurende aankoopen van het
buitenland, die het vlottende materiaal opzuigen. Voorts
heeft de liquidatie van het Stinnes-concern een gunstige
wending genomen. Montaan-aandeelen vertoonen over de week gemiddeld 10 pOt. koersstij ging. Electro-aandeelen
werden zeer gevraagd.

Te N e w Y o r k heeft de opgewekte stemming zich ten
volle kunnen handhaven, hoewel de opgaande lijn niet meer
zoo regelmatig is geweest. In de eerste plaats hebben indu-
strieele aandeelen het veld moeten ruimen voor aandeelen in
spoorwegondernemingen, mede in verband met de zeer goede
ontvangsten, welke deze maatschappijen over de maand Juli
hebben aangetoond en met de recordcijfers, welke deze maand ten aanzien van het vervoer te aanschouwen heeft gegeven. De
onregelmatigheid in de tendens is echter in de eerste plaats
veroorzaakt door de iets stroever ge1diarkt, waardoor uit den
aard der zaak de speculatieve bedrijvigheid in hoog genoteerde
industrieele aandeelen ietwat wordt tegengehouden.

T e n o n z e n t heeft de berichtsweek een vrij onbelangrijk
verloop gehad, hoewel hierop wel een enkele uitzondering te
vermelden valt. De
beleggingsafdeelinq
heeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen gegeven; alleen viel op sommige
dagen iets meer aanbod op te merken, hetwelk ter beurze in
verband werd gebracht met de wijziging, welke zich ook op
onze geldniarkt, zij het in geringer mate, heeft voltrokken,
doordat geld op prolongatie iets minder ruim en tot verhoogden koers verkrijgbaar werd gesteld. Van de buitenlandsche soorten
waren Braziliaansche en Mexicaansche fondsen gevraagd.
6
% Ned. Werk Schuld 1922:
105
11
/,, 105/
8
,
105
11
L/;
41/ %
Ned. Werk. Schuld 1917:
971/,
971/,
9713/;
7
% Ned.-Indië:
102/, 102/
4
, 102/;
4
‘/2 % Port. Tabak: 68/, 71
1
/
4
, 72;
5 % Mexico £ 100-1000:
7/8,
8
1
/, 8/
1
;
5 %
Mexico Goud
1899 £ 20-100: 371/,
391/2,
42’/; 5 % Brazilië 1903 £ 100:
74
1
/, 76
1
/,
76; S %
Sao Paulo 192,1: 100
5
/
8
, 100/
8
, 100/.

Een nerveuze tendens werd echter tegen het einde der
berichtsperiode op de afdeeling voor
binnenkzndschc industrieete aandeelen
opgemerkt en wel vöor aandcelen en obligaties
Jurgens. Gedurende het grootste deel van de beursweek konden deze fondsen zich goed op peil houden en was de handel hierin
ook niet van buitengewoon groote afmetingen. Op den laatsten
dag echter trad een zeer scherpe reactié in, als gevolg van uit-
eenzettingen, welke in één der weekbladen omtrent het Jur-gensconcern waren verschenen. Klaarblijkelijk hebben deze

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

767

uiteenzettingen bij het publiek een paniek te voorschijn ge-
roepen. Immers, tegenover een overweldigend aantal verkoop-
orders, meestal onge]imiteerd, stonden slechts enkele koop-
orders. Ten slotte moesten de handelaren zich dan ook wel
op een sterk verlaagd peil ontmoeten, hetwelk zoowel voor de
gewone als voor de preferente a.andeelen circa 30 % lager
werd gesteld. Daarna is een zeker herstel ingetreden, hetwelk
echter voor cie preferente aandeelen veel grooter afmetingen
heeft aangenomen, dan voor de gewone a.andeelen en voor de
obligaties. Van de overige soorten der desbetreffende rubriek
heeft geen enkele de bijzondere aandacht getrokken. Kunst-
zijde aandeelen varen zoo goed als verlaten, doch meestal aan
den lusteloozen kant. Ook aandeelen Philips waren aangeboden.
Centrale Suiker Mij.:
116’/2,
116
3
/, 115
1
!
2
; Feijenoord: 145,
141
8
/
4
, 140’/,; Hollandsche Kunatzijde Industrie: 153, 156
3
!
1
,
156
1
/
2
; Jurgens: 129, 137’/,, 131
1
/
d
, 105; Jurgens Pref. A.: 88,

751
/l; Mackubee: 117
1
!,, 119, 115
3
/
d
, 120; Ned. Kunstzjjde
Fabriek: 350, 344
1
/
2
. 343; Philips Gioeilampen.fahriek: 429/
4
,
41 i/
4
405
3
/
4
; Verg. Touwfabrieken: 45
1
/
2
, 49’/
4,
433
!8.
De
rubbernar/ct
was doorgaans kalm en op sommige dagen
zelfs zwak. Hier echter trad in het verder verloop een ver-
betering naar voren, waardoor over de geheele linie een vrij
krachtige hausse kon intreden, voornamelijk onder den invloed
van de betere stemming oor het product te Londen. Amster-
dam Rubber: 292
1
/
8
, 288.. 298/
8
; Hessa Rubber: 391, 394,
390/,, 396
1
/
2
; Java Caoutchouc: 159, 160’/
21
157
1
/
1
162’/,;
Kendeng Lemhoe: 285, 287
1
!
2
, 295; Ned.- bid. Rubber en
Koffie: 252, 257; Oost Java Rubber: 302’/,, 292, 3091/
2;

Serbadjadi: 276
1
/
2
, 2711/,. 281
1
/
2
; Sumatra Rubber Cy.:
258, 255
1
/,, 262.

Tabaksaa.ndeelen
konden zich niet meer in de geanimeerde
tendens van de laatste weken verheugen. Toch is de grondtoon
hier zeer vast gebleven. Alleen is de aandacht iets van aan-
deden Seneinbah en certificaten ,,De Oostkust” afgewend
en hebben aandeelen in Java-ondernemingen grooter belang.
stelling kunnen trekken. Arendsburg:
4801/,,
472; Besoeki
Tabak Mij.: 300, 301, 305
1
/,; Dell Batavia Mij.: 360/
4
, 366/,;
Dell Mij.: 394
1
/
4
, 397, 396′!,; SenembahMij. : 483’/,, 480’/,, 478.

De suikermarkt was zeer stil, doch heeft het peil van de vorige
week als geheel goed kunnen handhaven. De lichte verbetering
in de noteering voor Cubasuiker heeft hiertoe bijgedragen. De
omzetten in aandeelen Handelsvereeniging ,,Arnsterdam”
echter zijn sterk afgenomen. Cultuur Mij. der Vorstenlanden:
153, 154
1
/,; Handels Verg. ,,Amsterdam”: 543, 536
1
/,,
540
1
/
4
; Java Cultuur Mij.:
3291/4,
337
1
/
4
, 332; Maron Cultuur
Mij.: 264; Poerworedjo: 1121/
41
113′!
!
, .112
1
/
2
; Suiker Cultuur
Mij.: 239
1
/
2
, 235
1
!
2
; Tjeweng Lestari: 216, 219, 218; Watoe-
toelis Poppah: 650, 665.

Ook de afdeeling voor
petrolcun?aandeelen
heeft zich in slechts
zeer matige belangstelling kunnen verheugen. Aandeelen
Koninklijke Petroleum Maatschappij werden echter niet meer
in zoo ruime mate aangeboden. Aanbod en vraag wogen nage-
noeg tegen elkaar op, zoodat het koerspeil vrijwel onveranderd
is gebleven. Aandeelen Geconsolideerde hebben evenmin
sterk de aandacht getrokken. Dordtsc.he Petroleum Cy.:
345, 350; Geconsolideerde HoU. Petroleum Cy.: 157, 159
1
!
2
;
Kon. Petroleum Mij.: 374
1
/
2
, 375’/,, 368
3
/.

&heepvaartaandeelen
waren stil, doch vast. Holland-
Amerika Lijn: 67, 68; Java- Chin a-Japan Lijn:
.1061/,,
107’/
2
,
108
1
/; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 66
1
/
d
, 66
1
/i; Ned. Scheep-
vaart Unie: 144’/, 146, 148; Stoomv. Mij. ,,Nederland”:
156.

Bankaandeelen
waren gevraagd, in het bijzonder voor aan-
deelen Javasche Bank. Amsterdamsche Bank: 152
1
/
4
, 151;
Hoil. Bank voor Zuid-Amerika: 67, 65
1
/
4
,.
65/
4
; Javasche
Bank: 295, 296, 300; Koloniale Bank: 176, 177
1
/
2
; Ned.-Ind.
Hand. Bank: 140
1
/
4
, 141
1
/
1
;Ned. Handel Mij.: 136/, 1361/
2
,
137/,; R’damsche Bankvereeniging: 73
1
/
2
, 74, 73
1
/.

Op
denijn.rnarkt
heeft een sterk verdeelde tendens geheerscht.
Tegenover kooplust voor aandeelen Redjang Lebong trad eenig aanbod voor aandeelen Algemeene Exploratie Mij. naar voren.
Alg. Exploratie Mij.: 140, 133’/,, 135
1
/; Redjang Lebong:
285, 280, 303, 298.

Arnerilcaansche waarden,
waren gevraagd voor aandeelen
Wabash en enkele andere lichte spoorwegaandeelen. American
Smelting & Ref. Comp.: 1 10’/
4
, 109’/
l
, 108/,; Anaconda Copper:
88/,
851/2
(ex div.), 84/; Studehaker: 1160, 1205, 1220;
United States Steel Corp.: 122
1
/
4
, 123
3
/
4
; Atchison Topeca:
124
1
/, 123
1
/
4
; En: 343/4, 33; St. Louis/San Francisco:
971
!2;
Wahash Ra.ilway: 45
1
/
4
, 4623/32, 471/1,, 45
15
/
16
. -,

Prolongatie,
monteerde in den loop der berichtsweek van
3′!2 t 4
%.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

1 September 1925.

Weder valt sedert ons vorige weekbericht voor alle graan-
sdorten eer prijsverlaging te, constateeren, die in veel gevallen
een aanzienlijken omvang heeft aangenomen. De oorzaak van
deze flauwe stemming der graanmarkt ligt in de voortdurend
binnenkomende berichten over goede oogsten, zoowel in
invoer- als uitvoerlanden en vooral de uitstekende resultaten
in Oost-Europa maken grooten indruk. Van alle graansoorten
heeft voor tarwe de prijs het minst geleden omdat voor spoe-
‘dige tarwe’ steeds belangsteffing bestond en de toeneming
van het aanbod, die uit verschillende landen in dit nieuwe sei-
zoen kan worden verwacht, deze week eigenlijk nog niet tot
volle ontwikkeling kwam. De bedoelde groote aanvoeren zullen
in de eerste plaats moeten komen uit Canada en Rusland.
Met den Canadeeschen oogst is men nu bezig. De verschepingen
van nieuwe Canadeesche tarwe kunnen echter v66r October
niet worden verwacht. In het begin der week verschenen eenige
lage ramingen van de Canadeesche tarwe-opbrengst en in ver-
band daarmede handhaafden toen de prijzen zich in Noord-
Amerika vrij goed, doch dezer dagen hoorde men weder van
veel hoogere cijfers. Ook dit spiegelde zich weer af in de
Amerikaansche noteeringen en
Chicago
en Winnipeg waren op
29 Augustus flauw en aanzienlijk lager. De oorzaak van de lage
Amerikaansche markten ligt echte,- ook in de Europeesche
situatie, waar de invoerlanden, behalve Engeland, over
grootere oogsten beschikken dan in het vorige jaar, en de Oost-
Europeesche productielanden, die het vorige jaar geen tarwe
voor uitvoer beschikbaar hadden, nu als exporteur zullen
optreden. Vooral heeft deze week indruk gemaakt een zeer
hooge officieele Russische opbrengstraming volgens welke,
wanneer men de vermindering van het grondgebied van Rus-
land in aanmerking neemt, de oogst van alle graansoorten
slechts weinig beneden dien van v66r den oorlog blijft. Alleen
aan tarwe reeds zou 2 millioen ton voor uitvoer beschikbaar
zijn. Dat de prijzen, waartoe tarwe verhandeld wordt, minder sterk daalden dan die van andere graansoorten vindt zijn oor-
zaak hierin, dat tarwezaken aan de meeste markten beperkt
blijven tot spoedige pal-tij en, welke nog steeds slechts ver-
krijgbaar zijn uit de enkele landen, die in het vorige seizoen als
verkoopers optraden, terwijl op latere verscheping,
in
verband met de te verwachten lagere prijzen slechts zeer weinig zaken
worden gedaan. Een eerste schrede in de ‘richting der in den
herfst te verwachten verschijnselen werd echter reeds gedaan
door zaken in Poolsche en Deensche tarwe naar Engeland.
Hongaarsche tarwe is reeds eenigen tijd geregeld naar Duitsch-
land verkocht en Zuid-Slavische partijen komen reeds in de
Donauhavens aan, terwijl de uitvoer uit Roemenië nog wacht op
verlaging van het Roemeensche uitvoerrecht. Het Internatio
nale Instituut voor den Landbouw te Rome rekent, de tarwe-
opbrengst in vrijwel geheel Europa, zonder echter Rusland
mede te tellen, op 90 millioen qrs., tegen 70 millioen in 1924.
Uit Rusland wordt de oogst opgegeven als 83 millioen qrs.,
h’etgeen juist het dubbele is van 1924. De vermindering in de
opbrengst der Noord-Amerikaansche wintertarwe wordt,
vooral indien het Russische cijfer juist is, hierdoor geheel ge-neutraliseerd, al oefent zij dan ook nu nog, waar zij de tarwe-
verscheping van Noord-Amerika binnen beperkte grenzen
houdt, wel invloed uit op den prijsloop van spoedige tarwe en
houdt zij daardoor prijsdaling eenigszins tegen. Evenals in
Noord-Amerika zijn ook aan de Argentijnsche termijnmarkten
de tarweprijzen gedaald, en aan alle Europeesche markten is de
stemming overheerschend flauw met weinig ondernemingslust.
De Duitsche kooplust, die het gevolg was van de invoering op
1 September van het nieuwe Duitsche invoerrecht, doch die
zich beperkte tot partijen die v66r dien datum de Duitsche
grens nog konden passeeren, is nu waarschijnlijk voorloopig
voorbij.
Zaken in r o g g e waren deze week van weinig beteekenis
en de vraag in de Europeesche invoerlanden was zeer beperkt.
Eenige zaken in Poolsche rogge werden nog gedaan naar
Nederland, doch voor Noord-Ainerikaansche rogge bestond
zeer weinig belangstelling. Ook Russische rogge werd nauwelijks
verhandeld, ofschoon daarvoor de laatste dagen de prijzen
aanzienlijk zijn verlaagd. De Russische roggeoogst wordt
officieel geraamd op 96 millioen qrs. tegen 78 millioen in 1924,
terwijl Polen 31 millioen qrs. rogge heeft geoogst tegen 17
millioen in het vorige jaar. Deze ‘cijfers lieten niet na in Noord-
Amerika indruk te maken en de roggeprjs is daar in den loop
der week’ zeer sterk gedaald. Het slot te Chicago was op 31 Augustus voor September niet minder dan 15 dollarcent per
56 % (circa 15 %) en voor December 12 cent lager dan een
week tevoren.
Flauw was de markt voor m a ï s en ook in dit artikel zijn
het de groote oogsten, die in Oost-Europa reeds zijn binnen-
gehaald en te verwachten zijn, alsmede de met zekerheid te

768

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

Noteeringen.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Chicago
Buenos
Aires
Soorten
24Aug.
1,t.
Data
Tarwe
Maïs
Haver
Tarwe
Maïs
L(/nzaad
Tarwe

.. …

……… …’
Rogge (No. 2 Western)

1
15,50
11,75

16,25

14,75

12,25

12,_

Sept. Sept.
Sept. Sept.
Sept.
Sept.

29Aug.’25 1534

925j

38′

13,55
1
)

8,95′)

20,20′)
Maïs (La Plata)
234,-
245,-

221,-
22
»

’25 162%

1031

40
1
/8

13,80
1
)

9,30
1
)

20,701).
Gerst(48 Ib. malting)

••2

219,- 240,-

270,-
29Aug.’24
1248/
8

118

498/
t

14.90

10,18

23,22
Haver

………………
1

11
1

4
)
11
9
30
4
)

13,_
4
)
29Aug.’23 100i/

82

373t

11,30

8,70

21,60
Lijnkoeken (Noord-Amen-
29Aug.’22 102

598/
5

’32

11,45

7,75

18,-

1
kavan La Plata-zaad)
1
13,90
14,25

14,20
20Juli’14

82

568/
8

‘3614

9,40

5,38

13,70
Lijnzaad (La Plata)

..
…8
441,_
1

455,_

457,
.1)
per October.
1)
per
100
KG.

2)
per 2000
KG.

8)
per
1960 KG.
No.2Hard/Red Winter Wheat.
4
) Canada
No. 3.

AANVOEREN in
tons van 1000 KG.

Rotterdam

/
msterdam
Totaal
Artikelen
23129
Aug.

Sedert

Overeenk.
23)29
Aug.

Sedert

Overeenk.
r
1925

1925

1 Jan.
1925

tijdvak
1924
1925

Jan.
1925

tijdvak
1924

Tarwe ..

..

. .
24.319
787.813
645.955

17.024
18.573
804.837
664.528
8.942
177.048
324.896


3.775
177.048 328.671
Boekweit ……. …
28
17.154
13.558


528
17.154
14.086
MaIs
.
..
.

……
5.462
443.675
502.733
685
51.223
79.563
494.898
582.296
129.970
205.582

4.114 28.606 134.084
234.188

Rogge..

………….

Haver

………
7.252 137.253
118.487

252
305
137.505
‘118.792
259
126.506 169.080

43.979
51.794
170.485
220.874

Gerst……………….6.471

5.849
136.816 145.772


700
136.816
146.472

Lijnzaad

…………..
Lijnkoek…

………
Tarwemeel
.4.312
82.815
152.573

12.423 17.787
95.238
170.360
Andere meelsoorten .. .-

3.521
4.677




4.677

verwachten groote verschepingen uit Zuid.Afrika, welke den ondernemingsiust binnen zeer beperkte grenzen houden. Van
Argentinië werd deze week zeer veel mais afgeladen en van
Z.-Afrika zijn de verschepingen reeds sterk toegenomenwat ten
gevolge had, dat voor spoedige maïs de vraag eveneens slecht
was en de prijzen van stoomende partijen zich sterk bewogen in
de richting van de voor latere aflading geldende. Slechts aan-
gekomen partijen vonden aan sommige markten, zooals vooral Nederland, nog vrij goeden afzet, omdat bijna overal de voor-
raden klein zijn. Ter latere verscheping werd mais echter zeer
weinig gekocht en dagelijks daalden daarvoor de prijzen.
Aanbod uit den Russischen oogst, die volgens de Russische
Regeening buitengewoon groot zal worden, bleef nog achter-
wege, doch van den Donau komt reeds goedkoop aanbod, ter-
wijl Zuid-Afrika drixigend aan de markt is, en de Argentijn.
sche markt een flauw aanzien had met groote aanvoeren
en toenemende verschepingen. De termijnmarkten te
Buenos Aires en Rosario sloten op 31 Augustus 25 & 35
centavos per 100 KG. lager dan op den 24sten, doch de
allerlaatste dagen handhaafde de markt zich goed op het
vroeger bereikte lagere niveau. Sterk heeft tot de flauwe stem-
ming der maïsmarkt ook de uitstekende stand van den nieuwen Amerikaanschen maisoogst meegewerkt. Chicago was dan 90k
voor maIs deze week flauw met prijsdaling sedert het begin
der week van
93/8
d.c. per 56 lbs. voor September (oude oogst) en
41/ cent voor December (nieuwe oogst). Geregeld wordt weder
Noord-Ainenikaansche mals naar Europa geoffreerd, zoowel
van den ouden als van den nieuwen oogst, doch de import-
landen zijn tot nog toe slechts in zeer beperkte mate tot aan-
koopen overgegaan, daar zij verdere prijsverlaging verwachten.
Ook in g e r s t is het aanbod groot. Genlimen tijd blijven
de zaken in gerst op herfstaflading nu reeds beperkt tot Noord-
Amerika, dat onder den indruk der groote oogsten in Oost-
Europa zijn prijzen sterk had verlaagd. Aanzienlijke zaken
vonden ook deze week weder plaats naar Nederland, Duitsch-
land en Engeland. De laatste dagen echter hebben ook de
Donau en Rusland hunne gerstprijzen verlaagd, wat ook voor
gerst het vertrouwen in de prijzen nog heeft doen verminderen.
Zaken in Russische en Donaugerst zijn tot nog toe niet groot,
doch reeds is van den Donau deze week veel nieuwe gerst
verscheept:
H a v e r was van Noord-Amerika vooral in het begin der
week flauw, en zoowel in Engeland als op het vasteland zijn
in Noord-Amerikaansche haver, vrij veel zaken gedaan, daar
de lage prijzen tot uitbreiding van het haververbruik hebben
geleid. De laatste dagen echter handhaven de Amerikaansche
prijzen zich beter.

SUIKER.

In de afgeloopen week verkeerde de suikermarkt in een prijs-
houdende stemming.
De noteeringen in A m e r i k a liepen op voor de vroege
termijnen, terwijl Januari/Maart enkele punten inzakte.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V.S. bedroegen
36.000 tons, de versmeltingen 67.000 tons, terwijl de voor-

raden 165.000 tons beliepen.
In Oubasuiker voor prompto verscheping, zoowel als voor de
eerstvolgende maanden kwamen flinke afdoeningen tot stand
tot ongeveer 2/
8
d.c. c. & f. New York, terwijl verkoopers voor
prompt Sh. 12/6 en voor Septemben/October 12/4
1
/
2
cif
Europa noteerden.
De C u b astatistiek luidt:

:

1925

1924

1923

Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten 22Aug…….43.803 34.204 12.763
Tot. 1 Dec.-22 Aug ………… 4.546.562 3.615.520 3.329.018
Aantal werkende fabrieken 5 1
Weekexport 22 Aug……….96.858

72.097

25.139
Totaal exp. 1 Jan._22 Aug……3.679.777 3.141.212 2.883.689
Totale voorraad op 22 Aug … 866.605 474.308 445.335

F. 0. Licht geeft de volgende cijfers voor zijn nieuwe raming
van den E u r o p e e s c h en suikeroogst in vergelijkingmet
de opbrengst der twee voorafgaande jaren:

1924/25

1923/24

1922123

tons

tons

tons
Duitschland …………..1.600.000

1.132.000

1.463.000
Tsjechoslowakije ……..1.430.000

998.000

726.472
Oostenrijk …………..74.000

47.000

24.468
Hongarije …………..200.000

125.000

82.000
Frankrijk …………..830.000

490.850

492.705
België ………………400.000

300.121

268.928
Holland ……………..335.000

231.923

255.592
Denemarken …………136.000

109.000

90.200
Zweden …………….135.000

149.427

71.790
Polen ………………..495.000

389.995

301.890
Italië ………………425.000

351.102

297.280
Spanje………………260.000

185.063

170.000
Rusland …………….480.000

360.000

220.000
Andere landen ……….375.000

188.280

110.000

Totaal in Europa

7.175.000 5.057.761

4.574.325

welke cijfers nog voor verandering vatbaar zijn.
De Zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow

1925

1924

1923

Tons

Tons

Tons
Duitschland 1 Aug……….-… – 118.000 277.000

395.000
Tsjechoslowakije 1 Aug…….149.000

58.000

80.000
Frankrijk 1 Aug . … . . … … …

98.000

58.000

104.000
Nederland 1 Aug …………93.000

51.000

56.000
België 1 Aug………………65.000

32.000

30.000
Engeland 1 Aug…………..290.000 244.000 326.000

Europa.. 813.000 720.000 991.000
V.S. Atlant. havéns 26 Aug.. . 165.000 115.000 117.000
Cuba alle havens 22 Aug. … . 867.000 474.000 445.000

Totaal . 1.845.000 1.309.000 1.553.000

Op J a v a verkocht de V.I.S.P. verdere restanten Superieure
suiker en No. 16 &/hooger tot bekende prijzen, terwijl uit de
tweede hand eenige afdoeningen plaatsvonden van prompte

S..

2 September 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

769

witte suiker tot / 10,- oploopend tot / 10
1
/
4
. Het rendement
van 148 fabrieken bedroeg op 15 Augustus 12 % meer dan op
dat tijdstip verleden jaar. H i er t e 1 a n d e was de markt de afgeloopen week kahn
tot prijshoudend gestemd. Aangediende Augustus suiker werd
van/ 19
1
/
8
oploopend tot / 19
8
/
s
verhandeld; voor de verdere
termijnen was de belangstelling echter zeer beperkt. October
noteerde
/19,-
(geboden), December / 18/ en Maart / 191/,
welke prijzen echter aan het eind der week wat afbrokkelden.
Het slot was kalm met afdoeningen van Augustus tot /19,-,
waarna verkoopers zich terugtrokken. De omzet bedroeg deze
week ongeveer 1100 tons en de totaalomzet over Augustus
16.500 tous.

KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling_Uplands.)

28Aug.
1

21Aug.
I

14Aug.
I
28Aug.
I
28Aug.
1925 1925 1925
1924 1923

New York voor
Middling … 22,55e

23,65e

23,75e

26
1
85e

25,45 c
New Orleans
voor Middling 22,- c

22,95 c

23,35 c

24,52e

24,50 c
Liverpool voor
Middling …

12,60 d

18,07 d

12,93 d

15,40 d

15,43d*)
5)
Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in- en uiitvôeren van .Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).

1
Aug.
1
25
Overeen komst/ge periode
tot
21
Aug.’25
1924

1923

Ontvangsten Gulf-Havens.
179 97
146
.Atlant.Havens
Uitvoer naar Qr.Brittannië
22
34
29
‘t Vasteland ete.
123
62
100
Japan

….
14

3

Voorraden.
(In duizendtallen balen)

Overeenkomstig tijdstip
21
Aug.’25

1924 1923

Amerik. havens
.
.. .. ..
207
197 198
Binnenland

.. _. _. ..
.
189
154
298
70
15
New York

……………40
29 44
New Orleans …………..42
Liverpool …………….
244
150
91

Marktbeiiah.t van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 26 Augustus 1925.

Fluctuaties in Amerikaansche katoenprijzen hebben zich
wederom tusschen nauwere grenzen bewogen en M.id-American
noteerde 31 punten lager over de afgeloopen week. Het
Conditie Rapport, dat verleden Maandag gepubliceerd werd,
gaf een conditie aan van 62 % tegen 65,6 op 1 Augustus en
64,9 15 Augustus verleden jaar. Dit rapport, dat gunstiger was,
dan men algemeenverwachtte,taxeerde den oogst op 13.990.000
balen, of ruim 400.000 balen meer dan op 1 Augustus j.l. Tot
nu toe zijn er bijna een half millioen balen meer gegind dan
verleden jaar. Verkoopen zijn slechts gering. Prijzen van Egyp-
tische katoen zijn verder gedaald en F. G. F. Sakellaridis no-
teerde 115 punten lager dan een week geleden.
44
De Amerikaansche garenmarkt is rustig en over het algemeen
lusteloos.Er gaat weinig om, zoowel in de grovere als medio
nummers in alle soorten. Koopers schijnen zich afzijdig te
houden en slechts hier en daar zijn enkele posten geboekt. Spinners trachten van de daling van katoenprijzen te profi. teeren door hun spinmarge op te voeren, waarmede zij wel
kans op succes hebben, ook in verband met de bijna unanieme
aanneming van het voorstel der Spinners Federation om een
extra week stil te staan in aansluiting met de jaarlijksche
vacantie. In getwijnde garens gaat slechts weinig om, zoowel
voor het binnenland alsvoor export. Egyptische garenprijzen
zijn wat flauwer in verband met prijzen van het ruwe materiaal.
Voor doubling weft zijn er nog wel lage biedingen aan de markt,
doch het prijsverschil is over het algemeen te groot om tot
zaken te leiden. In getwijnde garens schijnen hier en daar
enkele kleine postjes geboekt te zijn, doch koopers zijn uiterst
voorzichtig en alleen het hoognoodige wordt gekocht.
‘In de doekmarkt is de stemming opgewekter dan geruimen
tijd het geval geweest is. Van de grootere markten bestaat een
goede vraag, terwijl ook enkele flinke posten voor China ge-
boekt zijn. Ook voor de Straits zijn verschillende zaken tot
stand gekomen en zelfs India heeft zijn aandeel bijgedragen.
De toestand in de industrie is echter nog niet zooals het wezen

moet; prijzen zjn iets lager en in vele gevallen kan men spoedige
levering speciaal voor de smalle soorten garandeeren. V66rdat
de toestand in den handel weer normaal zal kunnen worden,
zal eerst het vertrouwen weer geheel moeten terugkeeren, een
factor waaraan de halfmaandelijksohe publicatie van het
Bureau Rapport zeker niet zal meewerken.

19Aug. 26Aug. Oost. koersen. 18Aug. 25Aug. Liverpoolnoteeringen.

T.T.op Br. Indië 1/61/6
F.G.F.Sakellaridis 29,55 28,40 T.T.opHongkong2f4% 2/4ij
G.F. No. 1 Oomra 9,60 9,45 T.T.op Shanghai 3/234 312%

KOFFIE.

De markt verkeerde ook weder gedurende de afgeloopen be-
richtweek in zeer vaste stemming met voortdurend oploopende prijzen. Door Brazilië, alwaar de markt Dinsdag en Donderdag
wegens feestdagen gesloten was, werden geregeld hoogere
prijzen voor kost- en vrachtaanbiedingen gevorderd en de
vaste stemming aldaar werd door New York geheel gevolgd. Dagelijks gaven de termijnmarkten op laatstgenoemde markt
hoogere noteeringen te zien, hetgeen ten gevolge had dat ook
de termijnnoteeringen alhier geregeld opliepen en ten slotte
een verhooging aanwijzen van 2 l 2
1
/
1
ct. tegen een week te-
voren.
Voor ‘zaken op aflading van Brazilië was de attentie -vrij
bevredigend, en de prijzen van de kost- en vrachtaanhiedingun
zijn thans voor goed beschreven Superior Santos op prompte
verscheping, ongeveer 111/. h 112/. en voor dito Prizie onge-
veer 114/- A 115/-, terwijl zij van Rio type New York 7 met
beschrijving, prompte verscheping, bedragen 94/- 1 95/- en
voor latere verscheping 89/- & 93/., naar gelang van den ver-
schepingstermijn.
In loco blijft de afzet nog steeds matig en de officieele no-
teeringen daarvan zijn onveranderd 70 c. voor Superior Santos
en 62 c. voor Robusta.
Voor Palembang Robusta op aflading bestond goede belang-
stelling en verschillende zaken kwamen daarin tot stand tot
prijzen van ongeveer 49
1
/
2
c. voor Augustus/September ver-
scheping en 493/
4
C.
voor Augustus verscheping. Op het oogen-
blik zijn de directe aanbiedingen uit Indië zeer schaarsch,
terwijl de noteering voor September verscheping 50
1
/
3
A 51 c. is.
Verscheping op latere maanden wordt in het geheel niet aan-
geboden.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren aan de ochtendcall als volgt:
Santos-contract

Gemengd contract
basis Good

basi& Santos Good

Sept. Dec. Mrt. Mei Sept. Dec.
I
Mrt. Mei

1 Sept. 6034
553%

507/
8
– 4834 59
6
/8 54′

49′ 467
25 Aug. 577/
s
5334 49

47

5734 518/
5
478/8 455/8
18

52

4934 477/
8
57

505/
8
478/8
4534
11

536/
5
4984 463% 45

53

47

448/
8
42%

De slotnoteeringen te New York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Sept.
I

Dec.

Mrt.

I

Mei

31 Aug……..$ 20,42

$ 18,42

$ 16,97

$ 16,06
24

,……..,, 19,48

,, 17,50

16,20

15,25
17

,………, 19,34

,, 17,30

16,10

15,30
10

,……..,, 18,72

,. 16,74

15,60

14,94

Rotterdam, 1 Sept. 1925.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandèl
te Rotterdam.)
Noteeringen en voorraden in Brazilië.

te
Rio
te San/os
Wisselkoers
Data

tLoOen
Voorraad
Prijs
Voorraad
Prijs
(In Balen)
No.7′)
(In Balen)
No.41)
31 Aug. 1925
261.000

31.325 1.184000
32.500
6
1
/
2

24

1925
195.000

32.350 1.292.000
33.000
6
7
/
33

17

1925
184.000

32.350 1.410.000
33.000
6
6
/
89

1 Sept. 1924
302.000

33.375 1.427.000
38.000
59/
39

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te
Rio
te San/os
Data
Afgeloopen
Sedert
Afgeloopen
I
Sedert
week
1Juli
week
I

1Juli

29 Aug. 1925… .. 131.000

785.000 147.000 1.429.000
30 Aug. 1924… … 113.000

880.006
1
249.000
1
1.16-7.000
1)
In Reis.

770

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1925

THEE.

In de achterliggende week vond de eerste najaarsveiling
plaats. De stemming was zeer traag en biedingen kwamen niet
‘dan schoorvoetend los, zoodat deze veiling een ongekend lang
verloop had. De prijzen waren zeer onregelmatig. Aanvankelijk
openende op een peil, dat van 4 tot S cts. voor de betere soor-
ten en van 6 tot 14 ets, voor de mindere soorten lager was dan
dat van de vorige veiling,kwamen in het verdere verloop van
de veiling deze nitersten wat meer naar elkander toe, alhoe-
wel meermalen partijen werden afgegeven op een 10 tot 12 ets.
lagere basis. Goede kwaliteiten hielden zich flink, doch moes-
ten toch wat van het niveau dci- vorige veiling laten vallen,
omdat de veiling toen reeds niet onaanzienlijk boven Londen-
sche pariteit stond. De vraag voor export was slechts gering,
zoodat dan ook gruissoorten in het algemeen maar voor-
namelijk de kleingruizige soorten weinig belangstelling trokken
en niet dan op sterk verlaagde prijzen koopers konden vinden.
Voor bladsoorten en vooral van betere kwaliteit bestond goede
bekingstelling, voornamelijk voor binnenlandsehe rekening.
Er werden aanvankelijk ruim 6.000 kn. opgehouden, waar-van echter een groot gedeelte dadelijk na de veiling plaatsing
vond: Het aanbod voor de volgende veiling, die op den l7en
September bepaald is, is vastgesteld op ongeveer 12.000 kn.
De Londensche markt gaf in de afgeloopen week weinig ver-
andering te zien en de belangstelling voor de mindere soorten
bleef daar ook zeer gering, zoodat deze soorten zich ander-
maal op een lager niveau stelden. Naar goede kwaliteiten was
behoorlijk vraag en deze soorten konden hunne prijzen ten
volle handhaven. Amsterdam, 29 Augustus.

STEENKOLEN.

Een gevolg van de door het Britsche Gouvernement aan de
mijneigenaars voor bepaalden tijd verleende subventie is ge-
weest een reusachtige verlaging van de prijzen over de geheele linie, vergeleken met diè, welke gévraagd werden in de tweede
helt van de maand Juli, toen men nog te rekenen had met de
waarschijnlijkheid van een staking.
Een ander verschijnsel is, dat de kolenexporteurs, die langen
tijd geleden hoeveelheden tegen vaste prijzen voor levering
over dit jaar met de mijneigenaars gecontracteerd hadden, thans
stellen, dat tusschenkomst van de Regeering in het proces van
productie en afzet van kolen geen normaal economische ge-
beurtenis is, weshalve zij pretendeeren zich ontslagen te mogen
achten van de afname der hunnerzijds gekochte hoeveelheden,
tenzij de verkoopers hun een verlaging willen geven overeen-
komstig aan diè, welke op de kolenmarkt ontstaan is als ge-
volg van de gouvernementeele interventie. Aangezien de mijn-
eigenaars – voorloopig althans – in dit inzicht niet deden, is het niet ondenkbaar, dat de zaa.k zal worden gebracht voor
den bevoegden rechter. Het geval herinnert, aan de moeilijk.
heden, die rezen tussôhen mijneigenaars en exporteurs toen in het begin dezer eeuw de Engelsche Regeering 1/- uitvoerrecht
op kolen ging heffen. Zooals bekend zijn toen de exporteurs in
het gelijk gesteld.
De prijzen zijn als volgt:
Northumberland Ongezeefde …………./ 11,-
Durham

11

11,—
Ca.rdiff 14,75
Schotsche Gezeefde ………………….10,75
Yorkshire Gewasschen Doubles …………12,25
West.faalsche Vetförder ……………….12,75
Vetstukken …………….

..15,—
Smeenootjes ……………..14,50
Gasvlamförder …………….12,75
Gieteokes ……………….17,50
alles per ton van 1000 KG., franco station Rotterdam/Am-
sterdam.
Westfaalsehe bunkerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterdam
/10,50. Markt flauw.

1 September 1925.

VRACHTENMARKT.

De Amerikaansche graanvrachtenmarkt vertoonde geen
opleving, nôch van de St. Lawrence, nôch van de Northern
Range en bevrachtingen waren beperkt tot die booten die in de
St. Lawrence lagen te wachten en vrachten waren laag. T€gen
het einde werd de markt voor September iets beter, doch de
vrachten zijn voor de reeders nog niet aantrekkelijk. Van Mont-
real werd een aantal zeer prompte booten gedaan naar Ant.
werpen of Rotterdam op basis van 10 cents, terwijl per begin
September 9 cents werd betaald naar Antwerpen en Rotter-
dam en 2/- per qtr. naar Antwerpen direct. Ook de Range
was niet actief en ook van deze richting werd bevracht tegen
2/. per qtr. één haven. Van de Gulf vonden geen bevrachtingen
plaats, doch er is een aanvrage in de markt per December naar
de Antwerpen/Hamburg range, waarvoor offertes worden
gevraagd.

De suikermarkt van West-Indië was iets levendiger en-‘per
September werd een aantal ladingen afgesloten tegen 16/-.
De North Pacific bleef de geheele week kalm en ‘er vonden
geen bevrachtingen plaats. Er is wel eenige vraag naar tonnage
per November, waarvoor bevrachters idee 33/- is. Naar het
Oosten echter werd een aantal booten bevracht Vancouver/
Shanghai per December tegen $4,50 ‘per ,,short ton” (2000 lbs.)
In lumber vonden geen afsluitingen plaats.
De markt van de River Plate is geheel weggevallen en de
vrachtindicaties die in het begin dci- week ongeveer 18/6
waren van ‘Upriver naar U.K./Continent voor booten van 5500 tons, waren tegen het einde slechts 17/6. De laatste afsluiting van Down River was tegen 16/- voor een 5300
tons boot.
De chilisalpetermarkt vertoonde, wat wilde booten betreft,
geen verbetering, doch tegen de nu heerschende lage vrachten
voor ruimte per lijnbooten vonden verscheidene afsluitingen plaats, om.: Duinkerken/Hamburg range, 20 Oct./20 Nov. A
19/6 en 4000 tons 15 Nov./15 Dec. tegen 21/.; Havre/Duin-
kerl5en/Antwerpen/Rotterdam/tJ.K. 4/5000 tons 25 Oct.!
30 Nov. A 21/6 twee loshavens, Antwerpen/Hamburg Range
4000 tons A 19/6 optie Noord-Spanje 23/6 per October.
Tenvijl de vrachten zich in het algemeen handhaafrien
waren de markten van het Oosten kalm en er vonden slechts
weinig afsluitingen ‘plaats. Van Wladiwostock is de vracht voor
boonen nominaal 35/. per December/Januari, basis U.K./
Continent en de eenige afsluiting is 1000 tons naar Rotterdam
en/of Hamburg, October A, 20/-; 3000 tons September van
Dalny werden bevracht naar dezelfdë range tegen 18/-. Olie was
levendiger en er werden verscheidene dieptanks gecharterd
per December en ook Januari op basis van 60/. naar de volle
range van loshavens mcl. Hull. Van Saigon werden vele kleine
partijen bevracht en ook een groote lading van 73/7500 toxis
naar Liverpool tegen 28/9 rijstmeel, September/October. Van
Australië werd een aantal booten bevracht voor nieuwe oogst-
belading; van West-Australië werd 40/. betaald voor 7000
tonners per December/Januari naar Middellandsche Zee/U.K./
Continent. Voor vroege posities is de markt van Burmah stil,
terwijl deze markt voor partijen, belading in de eerste 6 maan-
den van het volgende jaar, levendiger was op basis van 32/6
per Januari/Februari/Maart, 31/3 April en Mei, 30/- Juni.
Britsch-Indië was wederom kalm, doch bevrachtingen
vonden plaats op d.w. basis van Bombay/Marmagoa/Karaehi
tegen 23/. en 22/6 per September. Van Calcutta werd afge-
slôten naar de Middellandsche Zee[U.K. Continent op lumpsum
basis, ongeveer geijkstaande met 27/6, per 15/25 September.
Van Mauritius werd een aantal groote ladingen bevracht naar
U.K. per September/October; een 8000 tonner bedong 25/6
basis één haven en een groote boot accepteerde 24/6. Van Zuid-
Afrika kwam een gering aantal afsluitingen tot stand tegen
onveranderde vrachten.
Een flink aantal bevrachtingen vond plaats van de Zwarte Zee voor alle grootten tot 7000 tons, 10 %; voor laatste helt
September belading werd 13/. naar het Continent en 13/6
naar U.K. betaald. Per October werd 3 d. boven de genoemde
vracht betaald. De vraag naar tonnage van den Donau is
weggevallen en ofschoon een 3500 tonner werd afgesloten
tegen 17/6 naar U.K./Continent is de vracht nu niet meer dan
16/9, einde September belading.
Naar tonnage voor erts van de Middellandsche Zee is mis-
schien iets meer vraag, doch de vrachten veranderen niet.
Tonnage werd bevracht van La Goulette naar Middiesboro
tegen 6/9, Bizerta/Middiesboro 6/1, Carthagena/Middiesboro
6/3. Fosfaat werd bevracht van Sfax naar Birkenhead tegen
‘7/6 en de vraag ,is beperkt tot kleine booten. Van de Golf van
Biscaye is niet veel vraag, doch er werd tonnage bevracht
Bilbao/Cardiff 5/9, Glasgow 6/-, Santander/Glasgow 6/- en
Povena/Glasgow 6/3.
De time-charter vrachtenmarkt is kalm en de vraag is bijna
geheel beperkt tot booten voor de Vereenigde Staten/West-
Indië vaart, waarvoor de vrachten op hetzelfde lage peil
blijven. Voor de Pacifie lumber vaart werd 4/- betaald voor een
8000 tonner, levering Pacific, teruglevering Australië.
De kolenvrachtenmarkt van Amerika was kalm en de meeste
vraag was naar de St. Lawrence. Montreal of Three Rivers betaalde 95 cents, en Montreal/Quebee/Levis hetzelfde per
Augustus/September. Van Sydney C.B. naar Montreal werd
65 cents betaald per September.
De uitgaande kolenvrachtenmarkt van Engeland vertoonde
veel vraag naar tonnage in de richting van de La Plate Rivier.
De vracht steeg tot 16/- met het uitzicht van een verdere
stijging. Andere bestemmingen zijn kalm, speciaal naar de
Middellandsche Zee. Van Zuid-Wales werd o.a. afgesloten:
Havre 3/9, Bordeaux 4/-, Vigo 7/6, Colombo 13/-, Las Palmas 8/3, Rosario 17/6, terwijl de afsluitingen van de Oostkust o.m.
zijn: Copenhagen 4/10i/
2
, Hangö 5/-, Kiel 5/3, Rouaan 3/7i/2,
Gibraltar 7/3, Genua 7/-, Alexandrië 9/3.
31 Au.ustus 1925.

Auteur