22 APRIL 1925
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economlsch-wStati*stische
Pl,
Berl”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
IOE
JAARGANG
WOENSDAG 22 APRIL 1925
No. 486
INHOUD.
BIz.
WERKVERSCHAFFING OF WERKVERRUTMING
door
Ir.
H.
A. van IJsselstepn …………………………338
De Wetsontwerpen tot wijziging der Directe Belastingen
entot invoering eener Weeldebelasting II (Slot) door
P. J. A. Adriani …………….: ………….340
De Sociale kant van de Ontwikkeling onzer Mijnin–
dustrie II door
H. G. M. Hermans …………….342
De Rijksmiddelen ……………………………..
344
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De financieele toestand en de .Regeeringscrisis in
Frankrijk door
Prof.
Bertrand Nogaro ……..345
De balansen der groote Duitsehe banken II (Slot)
door
Dr. E. Stem. ………………………. 346
AANTEEKENINGEN:
Volksinkomen en belastingdruk in Duitschiand…
348
Deensche schulden aan en vorderingen op het buitenland
348
MAANDCIJFERS:
Overzicht der Rijksmiddelen …………………
349
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…….. .-. . . .-…
349-356
iNSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Wd. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
COMMISSIE VAN ADVIES.
J.
van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Prof.
Dr. E.
Llloresco; Mr. Dr. L. F. U. Regout; Dr. E. van Welderen
lieron Rangers
;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerde leden: Prof. Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.
Redacteur-Secretaris.’ D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hoocluweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg. Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.
tbonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Wederl and f20,—. Buitenland en Jiolowiën f25,— per
lo.ar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
!n..stituut ontvangen het weekblad gratis.
21
APRIL
1925.
in -de positie van de geidmarkt is gedurende de
afgeloopen week weinig verandering gekomen. Pri
vaat-disconto noteerde onveranderd 334 pOt.; de
grondtoon van de disconto-markt is echter vast. Di-
rect beschikbare gelden bleven nog ruim aangebo-
den. Eén der groote Indische banken is geregeld op
gi
–
oote schaal afgever op korten termijn. Ook de
a.s. presidentsverkiezing in Duitschiand noopt den
handel tot voorzichtigheid en doet een afwachtende
houding aannemen. Dit heeft ten gevolge, dat gel-
den, tijdelijk zonder emplooi, -de gel-druimte nog ko-
men Vergrooten. De noteering bleef 2
k
234 pOt. Pro-
longatie 234 en ‘3 pOt.
_* *
*
Op 23 dezer stelt -de Minister van Financiën dë
gelegenheid open tot
inschrijving
op -een bedrag van
hoogstens
f
35 milli-oen in 3- en 6-maands schatkist-
prom-essen en éénjarige schatkistbiljetten.
* *
–
*
De weekstatt van De Nederlaridsnhe Bank geeft
gecil veranderingen van betèekenis te zien. De post
binnenlandsche wissels blijkt, vnl. ten gevolge van de
aflossing van een deel van het rechtstreeks bij de
Bank geplaatste schatkistpapier, van
f
101,5 millioen
tot
f
96,2 millioén te zijn teruggeloopen. De belee-
ningen vertoonen een stijging van een kleine
f
400.000.
Het renteloos voorschot aan het Rijk daalde met
f 800.000.
De zilvervoorraad der Bank noteerde een
goede
f
400.000 hooger dan verleden week. De post
papier op het buitenland blijkt met
f
6,2 milli-oen te
zijn gestegen, terwijl cle diverse rekeningen op de
actiefzijde der balans met
f
1,6 millioen toenamen.
De biljetteneirculatie daalde met
f
13,5 millioen.
Do rekeningcourant-saldi geven een vermeerdering
van
f
16,8 millioen te zien. Het beschikbaar metaal-
saldo bleef vrij-we] op dezelfde hoogte. Het dekkings-
percentage bedraagt ruim 54.
*
* *
– Op –cle wisselmarkt bleef ‘de stemming ongeani-
mee.rd. Ondanks het minder gunstige, .dat bekend i
geworden aangaan-de -de hankbiljetten-circulatie en cle
voorschotten aan den Staat, verbeterde de koers van
den Franschen frank, toen men vernam, dat de mi-
ni sterieele moeilijkheden – voorloopig waren opgelost
en de naam van den beheerder dr financiën werd
openbaar gemaakt. Baissiers gingen tot dekking over,
wat de koers tijdelijk tot
1.3.271%
-deed -oploopen, waar-
na een terugslag tot 13.0134 volgde. Ponden bleven
gezocht -op 12.—. Verder valt nog te vermelden de rij-
zing van de Noorsche kroon, die van 40.10 tot
41.10 opliep en zich ongeveer op dezen koers kon
handhaven. Deze stijging zal wei in verband staan met
een welgeslaagcle leenings-transactie in New York.
–
LONDEN,
20
APRTL
1925.
Met uitzondering van de eerste 2 dagen van ver-
leden week, toen geld beslist schaarsch genoemd kon
worden door ‘de trekkirigen voor Paaschvacanties etc.,
was de markt voor de rest van de week goed, doch
niet ruim voorzien. Vrij algemeen wordt aangenomen
dat geld gedurende het verdere verloop van deze
maand gezocht zal blijven.
Dienteigevolge bleef de ondertoon van de disconto-
markt vast, zonder verandering in de riotee:ring voor
3-maandsprima hankaccepten
434_451
pOt.
Heden is geld wederom schaarsch, zoodat de markt
het slechts door wisselaankoopen van de ,,Hi-dden
1-land” buiten de hulp van de Bank van Engeland
heeft kunnen stellen. Disconto onveranderd 434-
pOt. Morgen zal dc markt haar schuld aan de
Bank van Engeland waarschijnlijk niet kunnen af-
betalen.
Sterling blijft tegenover Dollars zeer vast met een
verdere appreciatiê tegenoyer Guldens. Slotkoersen
voor
,
New York en Amsterdam heden’4,78%-12.
338
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22
April 1925
WERK VERSCHAFFING OF WERK-
VERRUIMING.
In de zitting clei Eerste Kamer van 12 Mac t ji.
hield de heer ‘Stenhuis een uitvoerige rede over alles,
wat in dezen tijd door de Regeering in het belang
der werkloozen dient te geschieden. In die redevoe-
ring viel een toon van waarcleeriig te beluisteren
voor hetgeen tot heden vanT Regeeringszijde gescihied –
is, een toon, die des te meer trof, o’dat de Voorzitter
van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigin-
gen in dit opzicht de autoriteiten niet verwend heeft.
Waar er vaak, kans is, dat een apprecieerendc
critiek groeten invloed uitoefent, meen ik, .dat het
goed is, een woord van waarschuwing te doen hooren
tegen enkele maatregelen, die de heer .Stenhuis heeft
aanbevolen.
Deze meent, dat de werkverschaffing door de Ee-
gecring te ‘veel beschouwd wordt als een noodzakelijk
kwaad, dat slechts geschikt is ,,voor tij,dlijke leni-
ging van incidenteelen nood”.
Maak, roept de heer Stenihui. dan Minister toe, ccii
centraal orgaan, .dat de organisatie der werkverscha.f-
fing in het geheele land in handen neemt, maak de
loon regeling aldus, .dat de werklieden er geen belang
bij hebben ,,per se” naar het particuliere bedrijf
terug te keeren, zorg, dat zooveel mogelijk daar
arbeid kan verricht worden, waar t;hans werklooheicl
heersoht. Aldus zou er over een deel van het land een
net vait werkversohaf.fing worden gespannen, war-
aan men, ook, indien cle toestand belangrijk verbe-
terde, zeker niet gemakkelijk zou kunnen ontkomen.
Maar afgescheiden van de onmogelijkheid, .deze
organisatie te liquideeren, zou deze op onze geheele samenleving, naar mijn oordeel, den meest bedenke-
ljken invloed hebben.
In de eerste plaats ten opzichte der bonen!
Bijna altijd is het mis, indien de Overheid deze
vaststelt.
Aan de eene zijde wordt zij beschuldigd honger-
loonen te bieden, indien zij tracht deze op een lagei
peil te houden, dan ‘bij particulieren gelden, aan den
anderen kant verwijt men haar de normale bonen op
te voeren, of althans verlaging van deze tegen te
houden, indien zij zich bij de loonsbepa].ing te veel
laat leiden door ‘cle behoefteïi van het a.rbei.dersgezin.
Bovendien heeft de overheid geen voldoend g&
schoold personeel oni de moeilijke taak op zich te nemen
de uitvoering dier werken te leiden. De b
e
k
waam
!
heid, of liever •de geschiktheid daartoe, vindt men
slechts hoogst zelden onder hen, die niet in particu
heren dienst zijn. Zelfs daar zijn goede leiders van
ir’beiders betrekkelijk schaarsch. Het leiden van de
uitvoenin •var grondwerken
bijv.,
waarvoor men wel
eens meent, dat geen groete kennis vereischt wordt
is een taak, die slechts zij behoorlijk kunnen, vervul-
len, die door jarenlange oefening of door een zeker
ttavisme voor dit vak geschikt zijn.
Daarom is hdt uitvoeren in eigen beheer finan
deel eit techitiscili zoo vaak een iuislukkiiig!
Deze risico’s zijn inhaeren’t aan het stelsel van
tverkverschaffiug. Zij mogen dan ook niet door dii
overheid aanvaard worden dan in het geval elk ander
middel om den overvloedigen wer.kkrachten arbeid te
bezorgen, uitgeput i. .
V66r alles moet de Staat door
werkverruinsinp
aaii’
de werkloosheid tegemodtkomen. In dit dpzioht i
de Rege”ering sterk in gebreke gebleven.
Zotider noodzaak worden ei door dën Staat tltan
veel minder werken uitgevoerd dan waartoe gelegen-
heid is. Wel heeft de Minister van Binnenlandscite
Zaken en Landbouw, in antwoord. op den heer Sten-
huis, erop gewezen, .dat in den laatsten tijd een be-
di’ag van 4 millioen gul’dèn van rijkswege werd uit
1
gegeven aan verschillende werken, door .proviniiënf gemeenten ondernomen, maai dit bedrag valt geheel in het niet bij de.sommen, die eenige tientallen jaren
geleden aan de publieke werkeü hier te lande werden
ton ‘koste gelègd. In de priode 1881-1883 werd
daaraan, bijv. een bedrag van 20 millioen per jaar
besteed.
Waarom kan men thans niet een dergelijk bedrag
uitgeven? Geen enkel motief, zelfs het zoo vaak ge-
hoorde van geldgebrek, belet zulks.
De plannen voor een krachtig aanvatten der
Zul-
derzeewerken zijn geheel gereed. De Minister van
Financiën heeft herhaalde malen verzekerd, dat hij
op den dienst van 1925 op de daarvoor noodige uit-
gaaf gerekend heeft. Toch heeft men tot heden nog
‘steeds verzuimd de zoo eenvoudige wet, waarbij ,sup-
pletoir gelden voor deze werken worden aangevraagd,
bij de Kamer in te cliehen.
Hetgeen thans bij en op Wieririgen onder het motto
.,Zuiderzeewerken” geschiedt, is niet moer dan ,,het
roeren met een stokje in dc goot”, vergeleken met dec
grooten arbeid, die voor de afsluitingswerken noo-
dig is.’
Op het verwerken ‘van
‘f
15.000.000 per jaar zal
daartoe moeten gerekend worden. Daar zal men dan
aan 6000 aabeiclers werk kunnen geven.
.
aar
ci
nt
worden de kanaalwerken, in Limburg niet
veel krachtiger aangevat? ‘Waarom worden niet met
veel grooter voortva.ren’dheid de werken uitbesteed,
waarvoor de gelden op de begrooting van Waterstaat
zijn uitgetrokken? Feitelijk moest onmiddellijk, nadat
de begrooting is aangenomen, de Staatscourant vol
staan met de aankon.diging dci ‘bestedingen.
Bij groote voortvarend.heid op dit gebied zou het
niet moeilijk zijn (natuurlijk met inbegrip der Zui-
derzeewerken) aldus voor 8 tot 10.000- man op geheel
normale wijze werkgelegenheid te openen.
Extra-uitgaven gaan daarmede niet gepaard. Al
deze werken moeten toch in ‘de naaste toekomst wor-
clan aangevat. Het spoedig uitvoeren der Zuiderzee-werken beteekent zelfs een niet onbelangrijke winst,
daar de drooglegging der gronden daai-door bespoe-
digd wordt.
Bij dit krachtig aanvatten van onderscheidene wer-
ken in verschillende deden des lands behoeft men
zich niet atigstvallig af te vragen, of men nu wel werk
schept in een streek, waar juist verkloozen beschik-
baar zijn en of de te werk te stellen personen wei
elken avond in hu:nne gezinnen zullen kunnen weder-
keeren. De Nederlandscihe arbeider heeft steeds uit
gemunt door grooto ‘mobiliteit.
In de bovenbesproken jaren, toen groote spoorweg-
en waterstaatswerken werden uitgevoerd, trokken cle
stoere ,,poiderjongens” uit verschillende deden des
lands daarheen. Zij woonden 5 dagen der week of vaak
veel langer, iii ketenen, wisten zich daar te behelpen, om met welgevul.den buidel in hun gezinnen terug te
keere,n.
Zeker het leven in die keten had bezwaren, (in
den tegeuwoordigen tijd zal men vele der misbruiken,
die ‘daar voorkwamen, kunnen ‘vermijden) maar toch
sproot uit deze werkwijze het niet te onderschatten
voordeel voort, .dat toen de groote werken hier te
lande ophielden, ‘die polderjouigens er geen bezwaar
in zagen,’ om cle grens over te trekken. 0 In grooten
getale verdienden zij, v66,c den oorlog, hun brood in
Duitschianci: Ja, men kan zeggen, dat de mobiliteit der
Nedenlandsche arbeiders ten gevolge heeft gehad, dat
hunne leiders er geen bezwaar tegen hadden, ver bui-
ten de vaderlan.d.scihe grenzen werken aan te nemen.
Nederlandsohe aannemers doen .de driekleur wappe-
ren over de geheele wereld. Wel speelt in de latere
‘) In
1910
werd er d’oor cle Directie van den Arbeid een
verslag uitgegeven ,,ou,trent een onderzoek naar het leven
der polderjongens”.
liet
aantal dezer lieden, cIt in het
bijzonder in Noord-B rabant, Zeeuwsch-Vlaa aderen en den
Albiasserwaarci tehuis behoorde, werd toen vrij nauwkeu-
rig .berekend op
8800.
Veleu
van
dezeir werkten toen in
Duitschiand; zij behoorden,, tot het groote aantal Neder-
lauders (in
1908f1909
niet minder dan
48.000), die
.’toen
aan gene zijde onzer Oostelijke grenzen een arbeidsveld
vonden. ‘
22 April
1925
ECONOMISCH-STATISTIStHE BÈRICHTEN
339
jaren de machine bij het uitvoeren dier werken de
voornaamste rol, en is het menschenmateriaal bijzaak
gewoiclen, maar toch werkt er nog een niet onbe-
lanrijk aantal Nederlandsche arbeiders in dienst dier
aannemers in den vreemde. Zou men er clan tegen opzien, om hij liet uitvoeren van werken binnen de
landsgrenzen van deze nobiliteit gebruik te maken?
Een afzonderlijk woord dient gewijd te worden aan
de venen. Hier toch doen zich tal van moeilijkheden
voor.
De turfstrooiselfabrieage, die vroeger aan zoovelen
:hrod verschafte, is ten gevolge van de afname van
het gebruik van paarden, vrijwel t en doode Opge-
schreven.
V66r den oorlog was het vervenen een arbeid waar-
in slechts door zeer hard werken een karig stuk brood
kon verdiend worden. De bonen, die voer 1914 nau-
welijks voldoende waren, kunnen thans onmogelijk op
het voor-oorlogsehe peil worden teruggebracht. Daar-
bij komt, dat de kolenprijzen, die eigenlijk den ver-
koopprijs van de turf heheerschen, dalende zijn. Dien-
tengevolge wordt de vervening in Drenthe en Over-
ijssel belangrijk ingekrompen, waarbij nog komt, dat
nu, grootendeels om dezelfde redenen, de veen-
arbeid aan gene zijde der grenzen, waarbij steeds velen
uit de provinciën werk vonden; eveneens voor een
groot deel is stopgezet.
De werkloosheid is dus buitengewoon groot; de loo-
non, die degenen verdienen, die nog arbeid vinden,
zijn zeer laag.
Verschaft men daar, werk, dan ontmoet men, ook
in verband met het lage peil der bonen van hen, die
op normale wijze arheiden, de grootste moeilijkheden.
Toch schijnt het mij van het grootste belang, dat
de Regeering tracht het thans zoo belangrijk inge-
krompen turfateken weder tot eenige opleving te
brengen.
Door de vervening komen de vruchtbare daigron-
den voor den land- en tuinbouw beschikbaar. De
bloeiende Groninger veenkoloniën zijn een sprekend
voorbeeld van de welvaart, die in deze uitgeveende
strelcen heerscht. Daar werd in den tijd der lage loo-
uien en ‘der hooge turfprjzen de turflaag verwijderd.
‘l’hans vindt men daar naast een bloeiend landbouw-
bedrijf de talrijke aardappelmeel- en stroocartonfabri.e-
icen, die velen handen werk geven.
Het is een landsbelang, dat zulke vruchtbare stre-
Icen aan den vaderlandschen bodem worden toege-
voegcl, evenals de drooglegging van de Zuiderzee en
de ontginning van woeste gronden als belangen be-
schouwd worden, waarvoor eenig offer uit de Schat
kist verantwoord is. Zoodra de drooglegging of cle
ontginning voltooid is, keeren de gelden, die daar-
voor uit de publieke kas geofferd zijn, weder ruim-
schoots in de Schatkist terug.
In dien gedachtengang zou het naar mijn oordeel
van goed beleid getuigen, indien de Staat een premie
gaf voor elke Hectare, die. van ‘hoogveen in daigrond
werd veranderd.
Bij de aanvaarding van dit principe zal er natuur-
lijk moeten gewaaict worden, dat met deze premie niet
eenvoudig de waarde van het veeubezit verhoogd
wordt. Men zal zelfs kunnen overwegen, of men geen
regeling kan treffen, waarbij na voltooide ververting
van de eigenaren van den dalgrond een deel der pre-mie wordt teruggekregen. In elk geval zal deze aldus
moeten gegeven worden, dat de vervening er zooveel
mogelijk door bevorderd wordt.
Nu de Regeering de Limburgsche mij nindustrie
steunt door het tijdelijk stopzetten van het mijnrecht,
(loor den aanleg van kanalen en door hot zooveel mo-
gelijk verlagen der spoorwegtarieven, schijnt ook een
steun aan de vervening, op grond van bovengenoemde
overwegingen, niet misplaatst. Stelt men deze op den
voorgrond, dan zal geen enkele andere hedrijfdtak
zich daarop als een praeeedent kunnen beroepen.
Emigratie, die ook door den heer Stenhuis ge-
wenscht. wordt,, zal zeker
niet
bevorderd worden door
uitbreiding der werkversehaffing. De ontwikkeling
van den veenarbeider is niet kroot genoeg, dan dat
deze in vreemde streken een loopbaan zal zoeken, zoo-
lang hij de kans heeft in de nabijheid van zijn woon-
plaats in zijn onderhoud te voorzien. Zal het ooit
mogelijk zijn, dat de Overheid een stelsel toepast,
»-aai-bij slechts zij voor werlrverschaffing in aanmer-
king komen, die zij ongeschikt acht voor emigratie?
Slechts wanneer er in de plaats der inwoning geen,
of althans geen voldoend loonende arbeid te krijgen
is, zullen de meest energieken onder de jongeren be-
reid zijn het land te verlaten. Geeft dus, zooals thans
reeds geschiedt, ‘de overheid voldoenden financieelen
en moreelen steun aan de emigranten, dan zal ook
op die wijze een vermindering der werkloosheid kun-
nen optreden.
Emigratie is, mits de personen, die ‘daarvoor ge-
schikt zijn, (bet vaderland verlaten, niet in strijd met
zijn belangen. De vele Zeeuwen
bijv.
die na de cata-
strofe in de meekrapcultuur een vijftigtal jaren ge-
leden,’ naar Noord-Amerika trokken, voornamelijk
naar cle streek bij het Michigan-meer, hebben daar den
Nederlandschen naam met eere doen noemen.
Naast de aangegeven middelen tot bestrijding der
werkloosheid, moet de Overheid in al haar geledingen
alles doen wat mogelijk is, desnoods met eenige finaui-
cieele offers, om het werk te verruimen. Orders, die
door overheidsorganen geplaatst worden, moeten, in-
dien ‘zulks slechts eenigszins mogelijk is, in Nederland
worden uitgevoerd. De commissie voor de werkver-
ruiming doet in dit opzicht nuttig werk; te vaak
komt het echter nog voor, dat haar zaad in den wind
wordt geslagen.
Is aldus het werk op verschillende wijzen verruimd
en de emigratie bevorderd, dan zal er zeker nog
een aantal werkboozen overblijven, ten wier behoeve
de werkverschaffing niet zal kunnen worden gemist.
Deze dient dan echter haar karakter niet te ,erlie-
zen. De bonen, daar betaald, dienen niet onbelangrijk
lager te zijn, dan die in het normale bedrijf worden
gegeven.
Daardoor zal de prikkel blijven bestaan, om te
trac’iten beter en meer loonend werk te vinden.
Bij de behandeling van dit vraagstuk worde nog
op één punt de aandacht gevestigd.
Ons land is dicht ‘bev6lkt, niet dan met moeite is
het mogelijk alle bewoners hier hun brood te doen
verdienen. Men mag hierbij echter wel eens het oog
vestigen op België met een bevolking, belangrijk dich-ter 1dan Nederland, waar geen werkloosheid heerscht.
i)e industrie is daar veel meer ontwikkeld; voor
een deel ‘danlc zij den zooveel grooteren omvang der
mijnen, die ‘daar reeds tienduizenden werk gaven,
toen bij ons nog slechts, één enkele kolenmijn een wan-kel bestaan bood.
Het is niet
twijfelachtig,
dat er op (lit gebied hier
te ,lande nog veel te bereiken is. De exploitatie der
iPeelvelden en van de
mijnen
bij Winterswijk kan aan
een groot arbeidorsleger werk b±eugen. Laat men bij liet opperen van dit den’kbeeld niet ‘tegenwerpen, dat het thans met de lage kolenprijzen geen pas geeft van
nieuwe mijnen te spreken. Er gaat met den aanleg
van een mijnsehacht een zevental jaren heen. De
waarschijnlijkheid is groot, dat de conjunCtuur na dit
tijdsverboop geheel veranderd zal zijn. Wenscht men,
dat een werk dienstbaar zal zijn aan de productie in
een tijd van opbloei, dan moet men den aanleg be-
ginnen in een tijd van rna.laise. Er is dus alle reden,
dat de Staat thans krachtig den aanleg van nieuwe mijnen bevordert, liefst door deze in exploitatie te
geven aan particulieren, met medezeggingskracht der
Regeering.
1)
1)
In een artikel ,,Onze Staatemijnen” in de Ingenieur
5924 No.. 44
gaf ik eenige denkbeelden aan, clie bij den
aanleg en exploitatie van nieuwe mijnen, naar mijn oordeel
toepassing zouden moeten vinden.
340
ËCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22
April 1925
• Ook dp audeï gebied (bijv. ten opzichte van den
aanleg der Twentshe kanalen) late men zich niet te
veel beïnvloedeii door .de huidige omstandigheden!
Na regen komt zonneschijn; de malaise zal gevolgd
worden door een periode van opbloei. Dan dient men
op velerlei gebied gereed te zijn, en daartoe moet men
thans het leggen van den eërsten steen of het steken
der eersté spade niet langer uitstellen dan strikt nood-
zakelijk is. Men bestede hot geld liever aan zulke, in
de toekomst rentegevende werken, dan aan de in vele
opzichten verderfelijke
werkverschaffing.
Mijne beschouwingen in het kort samenvattende,
kom ik tot de volgende conclusies:
De Staat zette de werken, die thans ter uitwer-
king gereed liggen (Zuiderzee, Limbur.gsche kanali-
satie, enz.) zoo krachtig mogelijk voort.
Dé weikverruiming worde door alle overheids-
organen bevorderd ‘door het zooveel mogelijk plaatsen
van bestellingen in het binnenland.
– 3. De vervening worde aangemoedigd door ‘het
geven van een premie voor de oppervlakte, die van
hoogveen tot daigrond verwerkt wordt.
De emigratie worde financieel en moreel be-
vorderd.
De
werkverschaffing
hebbe slechts plaats. ten
behoeve van die lieden,, die ten gevolge van toepassing
der genoemde middelen, geen arbeid kunnen vinden
en dan op den voet, dat dezen aan het werken bij par-
ticulieren steeds de voorkeur zullen geven.
H.
A.vAN IJSSELSTEYN.
‘s-Gravenhage, 11 April 1925.
DE WETSONTWERPEN TOT WIJZIGING DER’
DIRECTE BELASTINGEN EN TOT INVOERING
EENER WEELDEBELASTING.
II (Slot).
Dë Successiebelasting.
Over het wezen der Successie-
belasting bestaat geen eenstemmigheid. Ze heeft ook
niet overal hetzelfde karakter. In sommige lauder
komt
zij voor als
na-belasting van den erfiater, ir
andere landen daarentegen is
de verkrijging dooi
e’rfgenaam of legataris
tot object dezer belasting
genomen; daar is het dus een belasting op het rijker
worden door erfrecht.
Welke opvatting dèn Nederlandschen wetgever oor-
spronkelijk voor oogen heeft gestaan, is niet geheel
duideljk, maar met zekerheid kan worden geconsta teerd, dat de ontwikkeling der successiebelasting in
ons land steeds is gegaan in de richting van het
belasten
van de verkrjging. Z66
is het te verklaren,
dat de progressie zich ten onzent niet richt naar het
bedrag der nalatenschap, maar naar het bedrag van
ieders verkrjging, dat ook de vrijstellingen met ieders
yerkrijging in verband
zijn
gebracht; ook de regeling
van den kinderaftrek berust opdezeifde gedachte. Deze
beschouwing moest noodwendig leiden tot uitbreiding
van het gebied der successiebelasting. Indien hiei
een belasting wordt geheven wegens de verrijking,
waarom dan die belasting niet uitgestrekt tot de
verkrijgingen door schenking of ten gevolge van een
contract van levensverzekering? In 1917 kwam deze
uitbreiding dan ook tot stand. Maar daarbij is het
niet gebleven. Reeds in 1869, maar vooral in 1897
waren in de successiewet ,,fictiebepalingen” opgeno-
men, bepalingen, die ten gevolge hebben, dat in som-
mige gevallen hetgeen bij iemands overlijden feitelijk
wordt verkregen ten gevolge van een door den erfiater
gesloten contract,
wordt belast, als ware het
door
erf recht
verkregen. Een oom had zijn effecten ge-
schonken aan zijn neefjes en nichtjes onder voor-
behoud van vruchtgebruik. Oom bleef dezelfde, die
hij steeds was geweest: de schenking was een stuk
theorie, die de feitelijke verhoudingen niet had ver-
anderd. Maar toen oom stierf, konden de nevenen
nichten zeggen: rechtens waren wij reeds eigenaren
der effecten;
wij
erven niets, dus hebben wij .geen
successierecht te betalen. In 1897 werd daarom een be-
paling gemaakt-: wat door den overledene onder der-
gelijke omstandigheden is overgedragen aan bloed-
of aanverwanten tot den 4den graad ingesloten, wordt
met successierecht belast. Ik noem nog één geval:
Eenige ongehuwde broers en zusters bezaten samen
een boerderij. Het was hun bedoeling, dat hij over-
lijden van één hünner, de boerderij aan de overblij-
venden zou komen, zoodat ten slotte de langstlevende
eenig eigenaar zou
zijn.
In plaats van testamenten
te maken, sloten ze een contract, waarbij zij hun
aandeelen in de boerderij voor het geval van over-
lijden aan elkaar overdroegen op de boven omschreven
wijze. Ze maakten, wat men in de notarieele wereld
noemt ,,een verblijvingsbeding.” Bij den dood van een
der broers of zusters ging diens aandeel aan de
anderen over en gevolge van
het contract,
niet door
eFf recht; successierecht was dus niet schuldig! Daarom
werd in 1897 een bepaling gemaakt: Wanneer een
aandeel in zaken ten gevolge van een dergelijk contract
verblijft aan mede-eigenaren, die zijn bloed- of aan-
verwanten zijn tot den 4den graad ingesloten, wordt
over dat aandeel successierecht geheven.
Met deze en
dergelijke
bepalingen betrad de wet-
gever een gèvaarlijk terrein, want daarmede werd
een element van willekeur in het belastingrecht ‘ge-
bracht. Contracten, gesloten met bloedverwanten tot
en met den 4den graad, gaven aanleiding tot het
heffen van zeer hooge successierechten; waren der-gelijke contracten tot stand gekomen met bloedver-
wanten tot den 5den graad 9f met niet-verwanten,
dan behoefde geen belasting te worden betaald, ho e-
wel de verrijking toch dezelfde was ge-
weest. Het is dan ook
begrijpelijk,
dat de Regeering
de beperkingen uit de hier bedoelde bepalingen zooveel
mogelijk wil verwijderen. Zoo wordt in het thans
aanhangige wetsontwerp voorgesteld de aanduiding
der bloedverwantschap uit de betrekkelijke bepalingen
te doen vervallen en de heffing van successierecht bij
overgang ten gevolge van een verbljvingsbeding niet
te beperken tot het geval, dat
een aandeel
in een
gemeenschappelijk vermogen overgaat, maar uit te
strekken tot het geval, dat A en B
zijn
overeenge-
komen, dat bij
overlijden
van A, zaken aan hem toe-
behoorende, zullen overgaan aan B, en dat omgekeerd
bij
het
overlijden
van B, aan dezen toebehoord heb-bende zaken zullen overgaan aanA.
Oogenschijnlijk zal dus, indien dit ontwerp wet
wordt, de willekeur, waarop ik zooeven doelde, ver-
minderen. In
werkelijkheid
zal ze echter grooter wor-
den. Want wat is het geval? Tot nu toe kwam be-
lastingheffing krachtens deze fictiebepalingen betrek-
kelijk zelden voor; in de toekomst zullen die heffingen
echter menigvuldig worden. Dan zal scherp belicht
worden hoe onbillijk het is,
bepaalde
verkrjgingen
zwaar te belasten met hooge successierechten, om
andere verkrijgingen, die daarmede ‘economisch op
é&i lijn staan, geheel onbelast te laten. Met een
tweetal voorbeelden, aansluitend
bij
die, welke ik zooi-
even gaf, hoop ik dat aan te toonen.
Daartoe neem ik eerst een gewoon lijfrentecontract.
A’ ontvangt van B een som geld en verbindt zich
daartegenover aan B een lijfrente uit te betalen. De
sterftetafels zijn geraadpleegd, de praestaties van
A en B zijn
gelijkwaardig,
van ,,schenking” is geen
sprake. Kort daarna sterft B. De risico, die A op
zich • had genomen, heeft zich voor A buitengewoon
gunstig afgewikkeld, A is daardoor rijker geworden.
Het ontwerp, § 3, wil over die
verrijking
successie-
recht laten betalen en wel, gesteld dat A en B elkaar
niet verwant waren: 28-37 pOt.! • Waarom alleen
belast de
verrijking
ten gevolge van
dèze
risico? Er
loopen toch honderden soorten andere risico’s, waar-
naar de fiscus niet taaltl En zelfs niet eens
alle
lijfrentecontracten vallen onder de voorgestelde be-
aling. Wordt de lijfrenté gevestigd op -het leven van
een derde, dan zal, bij gunstigen afloop van de risico,
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTICHE BERICHTEN
341
de verrijking tot geen enkele hef fingaanleiding geven!
En voor lijfrentecontracten, gesloten met een maat-
schappij van levensverzekerig, wordt een uitzondering
gemaakt, omdat – zegt de M. v. T. – daarbij ,,niet
mag worden verondersteld, dat zij ter besparing van
successierecht plaats hadden.” Het standpunt van de
Regeering is dus dit: alle contracten, geregeld in
artt. 1812-1824 B. W., zijn, voorzoover ze onder be-
zwarenden titel zijn gesloten, tot stand gekomen om
successierecht te ontduiken. Een uitzondering wordt
gemaakt voor
a
die gesloten op het leven van een
derde (art. 1813 B. W.) en
b
die welke tot stand kwa-
men met een levensverzekeringmaatschappij. Daarbij
komt dan blijkbaar nog de gedachte, dat bij de be-
lastingheffing meer moet worden gelet op de
veronder-
stelde bedoeling
om te ontduiken, dan op hetgeen in
het maatschappelijke leven werkelijk plaatsgrijpt.
Het tweede voorbeeld ontleen ik aan het vennoot-schapsreeht. A en B, firmanten, elkaar niet verwant,
hebben het verblijvingsbeding in hun vennootschaps-
contract opgenomen. Bij dood of uittreden van een
hunner zal het geheele maatschappelijke kapitaal aan
den
overblijvende
verblijven tegen zekere uitkeering.
B sterft. Het maatschappelijk kapitaal beloopt
f50.000,
de uitkeering aan de erfgenamen van B te doen be-
draagt volgens het contract
f 10.000.
A is dus verrijkt
met
f
25.000 –
f 10.000 = f
15.000. Volgens het ont-
werp moet hij daarover 28 A 37 pOt. successierecht be-
talen. Een bedoeling om te bevoordeelen was niet aan-
wezig, want de firmanten wisten niet wie hunner het
eerst zou sterven; bovendien is het
becijferde
bedrag
der
verrijking
iets onzekers, want de schatting van
een continueerend bedrijf is zeer moeilijk en de be-
palingen der Successiewet daaromtrent gebrekkig.
Maar hoe dat zij, ,,het komt er slechts op aan, om
het verkregen voordeel te belasten,” zegt de M. v. T.;
A is verrijkt met
f
15.000.—,
dus
moet hij successie-recht betalen. Maar als B nu eens niet was overleden,
maar uitgetreden, dan zou A met hetzelfde bedrag
verrijkt
zijn,
maar…. dan was er niet de minste
belasting van hem gevorderd!
De in onze Successiewet neergelegde gedachte, dat
de
verkrjging,
dus de verrijking moet worden belast, behoort ook naar
mijne
meening consequent te worden
doorgevoerd. Maar die doorvoering
moet
m.i. leiden
tot overschrijding der grenzen van de successiebelas-
ting. Dât zal geschieden, indien het aanhangige ont-
werp tot wet wordt verheven. Dén zal de toestand ontstaan, dat
enkele
verrjkingen zeer zwaar zullen
worden belast en andere, die daarmede toch geheel
overeenkomen, onbelast zullen worden gelaten.
1)e oplossing gaf ik in het begin van dit opstel
reeds aan: een algemeene vermogensvormingsbelasting
zou alle
verrjkingen moeten treffen; een dergelijke
belasting zou echter op geheel andere grondslagen
moeten rusten dan de successiebelasting, die met al
haar eigenaardigheden een onderdeel zou vormen van
die algemeene belasting. –
Er worden nog zeer vele andere
wijzigingen
in de
Successiewet voorgesteld. Het wetsontwerp bevat
29 §. Ze alle te bespreken is
ondoenlijk.
Ik beperk
me tot enkele onderwerpen. En dan grijp ik in de
eerste plaats naar het zoo onschuldig uitziende voor-
stel in § 7 gedaan, om aan art 27 een nieuw lid toe
te voegen. Het daar gedane voorstel zal in verband
met de reeds besproken § 3 o.a. ten gevolge hebben,
dat regenten en bestuurders van hofjes e.d., waar
ouden van dagen zich inkoopen, na hèt overlijden
van iederen verpleegde zich zullen moeten afvragen,
of de stichting door het met den overledene gesloten
kostcontract ook verrijkt is. Is dat het geval, dan
zal de stichting over het bedrag der bevoordeeling 10
of 28-37 pOt. successierecht hebben te betalen. Die
ii
stichtingen waren van6uds de roem a ns land.
De Regeering beschouwt ze blijkbaar meerals insti-tuten tot belastingontduiking! Verband met de inkomstenbelasting.
Een groote
verbetering brengt het voorstel
(§
21), om van – het
schenkingsrecht vrij te stellen die schenkingen, die
reeds aanleiding hebben gegeven tot. heffing van
Rijksinkomsten- of Tantièmebelasting. Dubbele hef fing
is thans,
gelijk
ook door den Hoogen Raad is beslist,
niet uitgesloten, al wordt er in de practijk zooveel
mogelijk tegen gewaakt. De nieuwe bepaling zal allerlei
bevoordeelingen” aan het schenkingsrecht onttrekken,
Z
daaronder inderdaad niet thuis behooren.
Tarief.
Verlaging van het tarief is het hoofddoel
van het ontwerp. Dit voorstel zal, indien het op
zichzelf wordt beschouwd, door velen met ingenomen-
heid worden begroet. Voor enkele gevallen staat daar
echter een verhooging van het tarief tegenover, waar-tegen, naar. ik meen, bezwaar moet worden gemaakt.
Het tarief is zSo ingericht, dat de belasting stijgt,
naarmate de band tusschen erfiater en verkrjger
zwakker wordt: rechte neerdalende lijn 234 —7 pOt.,
afstammelingen 2e graad 3%-1034 pOt., opgaande
lijn 934-14 pOt. enz. Aanvankelijk was uitsluitend
met den ‘band door bloedverwantsehap rekening ge-
houden; later is ook de aanverwantsehap erkend, zie
art. 81 al. 4, en is zelfs een eerste stap gezet om
ook aan den socialen hand invloed toe te kennen:
pleegkinderen werden toen geljkgesteld met afstam-
melingen in den tweeden graad. Deze gedachte zou
voor uitbreiding in aanmerking kunnen komen, b.v.
door voor dienstpersoneel een lager tarief te nemen,
naarmate de dienstbetrekking langer heeft geduurd.
(verg. ontwerp § 20 art. 79.9e) Het ontwerp gaat
echter juist in de andere richting, door n.l. het be-
grip ,,pleegkinderen” zeèr te beperken. Volgens § 22
zal als pleegkind alleen worden beschouwd het kind,
dat onder aangeduide omstandigheden
,uitsluitend
,,voor rekening van den erfiater – of schenker –
,,van diens echtgenoot, of van beiden – als leden
,,van diens – of hun gezin – is onderhouden en
opgevoed.” Twee samenwonende dames hebben een
kind als pleegkind aangenomen. Is de sociale band
hier anders, dan wanneer een echtpaar een kind
heeft aangenomen? Waarom moet dan het eeratbe-
doelde kind van’ hetgeen hem door zijn verzorgers
wordt nagelaten 28-37 pOt. betalen en het laatste
39-1034 pOt.? De M. v. T. zegt: omdat dât de be-
doeling is geweest: ,,een kind kan slechts één vader
of moeder – of beiden – tegelijkertijd hebben.”
Dat is overweldigend juist! Maar de vraag over den
socialen band is daarmede toch niet opgelost! Het
is wèl merkwaardig, dat in het tegelijkertijd inge-
diende ontwerp tot wijziging der inkomstenbelasting ook een
omschrijving
van het begrip ,,pleegkind”
voorkomt; een beperking als voor de successiewet
wordt voorgesteld, ontbreekt daar echter.
De Inkomstenbelasting.
Voor gehuwden zal een
aftrek worden toegepast van
f
200,— en de kinder-
aftrek worden gebracht op
f
300,— voor ieder kind,
dat niet zelf in die belasting wordt aangeslagen.
Door deze
wijziging
zullen groote groepen, die thans inkomstenbelasting betalen, daarvan worden vrijge-
steld. Niet alleen van de Rijksinkomstenbelasting,
maar ook van de plaatselijke, indien deze door op-
centen op de rijksinkomstenbelasting wordt geheven.
En daar de laatste jaren de gewoonte is ontstaan om allerlei betalingen naar den aanslag in de in-
komstenbelasting te regelen, zal ook de schoolgeld-
heffing door deze wetswijziging belangrijk worden
beïnvloed. Zelfs voor vele woningen, door gemeenten
of bouwvereenigingen gebouwd, zal het bedrag der
huishuur door deze wetswijziging verlaging onder-
gaan. Als berekend kon worden, wat deze wijziging
in totaal aan Staat en gemeenten zal kosten, dan
zou men, naar ik vrees, voor een ontstellend cijfer
komen te staan. Indertijd heb ik in W.P.N.R. 2773
kritiek geleverd op de methode om allerlei betalingen
van den aanslag in de inkomstenbelasting afhankelijk
te stellen. De toen gesignaleerde fout zal zich nu
vermoedelijk ernstig wreken.
1.
11
342
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 April 1925
Zal de voorgestelde vermindering aan de minst-
draagkrachtigen ten goede komen? Ik geloof het niet.
Groote gezinnen met verdienende kinderen staan
veel sterker
–
aan de. kleine gezinnen. De inkomsten-
belasting houdt met wat de kinderen inbrengen geen
rekening, omdat die wet alleen den individueelen
aanslag kent; alleen voor man en vrouw wordt een
combinatie gemaakt. Alleen bij het heffen van een
gezinsbelasting
zou er een waarborg bestaan, dat van
de vermindering zal worden geprofiteerd door hen,
die inderdaad daarvoor in aanmerki’ng komen.
Verdedigingsbelasting II.
Behalve de verlaging van
het tarief, wordt voorgesteld de bepalingen der wet
op de inkomstenbelasting toepasselijk te verklaren
op de verdedigingsbelasting II. Daardoor wordt een
einde gemaakt aân een aantal onbillijkheden, o.a.
daarin bestaande, dat ontheffingen, die voor de in-
komstenbelasting mogelijk
zijn,
voor de verdedigings-
belasting II niet kunnen worden verleend. Diezelfde
onbillijkheden doen zich ook voor ten aanzien van
de Ver4edigingsbelasting IB. Indertijd heeftMinister
De Geer in antwoord op de vragen van den heer
V i s s c h e r
wetswijziging
in het uitzicht gesteld. Zou
thans het oogenblik niet gekomen
zijn-
aan deze be-
lofte te voldoen?
Aan het eind mijner beschouwingen heb ik mij
ernstig afgevraagd, wat ik nu moet wenschen. Be-
hooren deze wetsontwerpen te worden aangenomen
of verworpen? Ik aarzel niet en antwoord: ik hoop,
dat deze wetsontwerpen het Staatsbiad nimmer zullen
bereiken. Zeker, de verlaging van het auccessierecht
is noodzakelijk en een poging om -daartoe te komen,
kan niet anders dan worden toegejuicht. Maar daar-
tegenover staat een zoodanige verslechtering van de grondslagen onzer belastingheffing, dat daaivan niet
te overziene moeilijkheden het gevolg zullen zijn. De
herziening van ons belastingstelsel moet m.i. daarop
gericht
zijn,
dat het billijkheidsbesef der belasting-,
plichtigen wordt versterkt. Uit het bo’enstaande is
gebleken, dat van deze ontwerpen, eenmaal wet ge-
worden, juist het tegendeel is te verwachten; de
moeilijkheden, waarmede, de belastingheffing thans
reeds gepaard gaat, zullen daardoor nog worden
vergroot. P. J. A.
ADRIANL
Erraturn.
In het vorig nummer is gezegd, dat in
Frankrijk aanvankelijk 1.5 pOt. van den prijs bij
aankoop in het klein was geheven; dit moet zijn * pOt.
DE SOCIALE KANT VAN DE ONTWIKKELING
ONZER MIJN1NDUSTRJE.
Ii.
De sociale positie der mijnwerkers.
De arbeidsvoorwaarden der mijnwerkers waren tot
voor korten tijd, ook voor wat de bonen betreft, Vrij
gunstig en zijn overigens gunstiger dan die van hunne
collega’s in bijna alle andere landen.
De bonen
zijn, zooals uit het staatje in het vorig’no.
blijken kan, in de laatste jaren aanzienlijk verlaagd en
werden onlangs, wegens de oogenblikkelijke slechte
economische positie van het bedrijf, opnieuw vermin-
derd. Volgt nu niet spoedig eene prijsdaling voor
huishuren en levensmiddelen, dan is het welvaarts-
peil van deze arbeiders werkelijk te laag.
De arbeidsduur is
bepaald in het Mijnreglement
(vastgesteld bij Kon. Besluit van 22 Sept. 1906) en
bedraagt thans, zoowel voor ondergrondschen als bo-
vengrondschen arbeid 8 uur per dag- of nachtdienst.
Het Mijnreglement bepaalt nog 8’/2 uur, maar sinds
1919 is hierin wijziging gebracht.
Veiligheidsmaatregelen
zijn eveneens in het Mijn-
reglement . voorgeschreven. Met lbetrekking tot deze
maatregelen is men echter bezig met eene herziening
van dit Reglement. De contrôle is opgedragen aan
het Staatstoezicht op de Mijnen en aan-twee.arbei-
derscontroleurs,
die de Minister, ip voordracht van
-de hierna genoemde arbeiderscommissies benoemt,
telkens voor den tijd van vijf jaren.
Arbeidersconrmissies,
welker taak is: wenschen, be-
z’.varen en klachten betreffende de veiligheid, de ge-
zondheid en den arbeid, voor zoover die haar gegrond
voorkomen, ter kennis te brengen van de bestuurders
der mijn, worden ingesteld voor elke mijn, waarbij in
den regel meer dan honderd arbeiders in dienst zijn.
Zij bestaan ieder uit zes leden, ‘die door de meerder-
jarige Noderlandsche mijnwerkers worden gekozen,
telkens voor den tijd van zes jaren.
Naast cle wettelijke voorschriften betreffende de
arbeidsvoorwaarden bestaan in vrije overeenkomst ge-
troffen regelingen van belangrijken aard. Wij noe-
men eerst de
Contactcommissie,
op verzoek van den Christeiij-
ken Mijn werkerbond ingesteld na het bekende con-
.flict van 1911. Deze commissie is samengesteld uit
een gelijk aantal vertegenwoordigers van -de mijn-
directies en de arbeidersorganisaties en komt op oti-
geregelde
tijden
samen ter bespreking van de arbeids-
voorwaarden. Tot dusver is deze commissie er nog
steeds in geslaagd, om geschillen tot oplossing te
brengen. Voor het eerst in 1920 bracht zij tot stand
eene
Collectieve arbeidsovereenkomst,
belangrijk gewij-
zi.gd en verbeterd in 1921. In deze overeenkomst wei’-
den aanvankelijk ook de bonen vastgesteld. Dit is nu
veranderd in deren zin, dat het gemiddelde loon der
houwers, dat maatstaf is voor ‘de bonen der overige
groepen, wordt vastgesteld bij afzonderlijke over-
eenkomst en dat in het collectief arbeidscontract nog
alleen de verhoudingen tusschen ‘die bonen alsmede
de vergoedingen voor overwerk worden geregeld. Van
groot belang zijn ver-der -de ‘in de collectieve arbeids-
overeenkomst voorgeschreven
Geschstlencoimissies,
-die tot taak hebben: klach-
ten en geschillen betreffende de toepassing dej col-
lectieve arbeidsovereenkomst, voor zoover niet behoo-
rende tot de competentie van het scheidsgerecht, te
onderzoeken, maar die ook ibevoegd zijn
tot het doen
van voorstellen omtrent het aanbrengen van techni-
s?he verbeteringen in het bedrijf,
tot het controlee-
ren van den kostprijs van ontplofbare stoffen en ma-
terialen (die de arbeiders moeten bekostigen) en tot
het uitoefenen van toezicht op onvoldoend gevulde
wagens en onzuive.i’e kolen, ingeval hierover klachten
bij haar zijn ingekomen. De commissies kunnen kla-
ger en getuigen hooren en de bedrijfsleider verstrekt
op hare aanvraag alle gegevens, welke voor de be-
oordeeling van de klacht of het geschil noodig zijn.
Een scheids gerecht,
bestaande uit een voorzitter
en een gelijk aantal leden-werkgevers en leden-werk-
lieden doet uitspraak in elk aan -zijn oordeel onder-
worpen geschil betrekkelijk eene arbeidsovereenkomst.
Al deze resultaten van het werk der Contactcom-
missie gaven ,,Der Bergknappe”, orgaan van de Duit-
sche Gewerkverein, op het einde van 1924 aanleiding
om te schrijven: ,,Het zou werkelijk niet kwaad zijn,
wanneer zekere heeren in het (Duitsche) Rijksarbei-
dersministerie, in het ministerie voor Handel en Nij-
verheid in Pruisen en voor het Mijnbouwbeheer iif
Pruisen, zich èens voor de Nederlandsche oncierhan-
cl.eli n gsmethode gingen interesseeren.”
Inderdaad, -deze methode, al is zij nog voor verbe-
tering vatbaar, mag in andere landen wel tot voor-
beeld worden gesteld.
Zeer merkwaardig is ook de regeling van het
Verzekeringswezen
voor de mijnwerkers. Het Alge-
ineen Mijnwerkersfonds behoort tot het beste, wat
er op dit gebied bestaat. Het trad, na voorbereiding
•door eene van Regeeringswege ingestelde commissie,
met Mgr. Dr. Nolens als voorzitter, in werking op
1 Augustus 1919.
V66r zijne totstandkoming bestonden bij elke mijn-
onderneming qnderling zeer verschillende regelingen
ten aanzien der sociale verzekering van de arbeiders.
22′
April
1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
343
Het AlSemeen Mijnwerkersfonds beataa uit ver-
schillende kassen, die, zoowel ten aanzien van het
lidmaatschap als van de geldmiddelen van elkander
gescheiden zijn: a. het ziekenfonds, b. de ziekenkas-
sen en c. de pensioenkas.
Het ziekenfonds wordt centraal beheerd en omvat
alle werklieden, d.w.z. alle personen, die hier te lande
bij een der mijnondernemingen werkzaam zijn krach-
tens een arbeidsovereenkomst met een halfmaande-
lijkschen opzegginstermijn.
Het lidmaatschap verzekert den leden zoowel voor
zichzelf als voor hun inwonend gezin het recht op
geneeskndige behandeling en geneesmiddelen.
Deze bepaling wordt ruim toegepast.
Behandeling door specialisten, opname in zieken-
huizen, sanatoria en krankzinnigengestichten worden
in gevallen, waarin zij uit medisch oogpunt noodza-
kelijk geacht moeten worden en binnen de perken
van het reglement, bijna zonder uitzondering toege-
staan.
Het ziekenfonds voorziet mede in de verloskundige
hulp ibij bevalling der inwonende echtgenoote.
De werklieden van elke mijn, waar gewoonlijk 300
of moer werklieden in dienst zijn, vormen te zamen
een afdeeling van het fonds. Voor elke afdeeling bestaat ook een afzonderlijke
ziekenkas.
Deze kassen worden beheerd door auto-
nome organen, de fondscommissiën, samengesteld uit
zeven personen, twee benoemd door den betrokken
werkgever, de overige door de tot de afdeeling behoo-
rende arbeiders.
De ziekenkas kent vier soorten uitkeeringen, ni.
a. ziekengeld, b. buitengewone ondersteuning, c. tijde-
lijke ondersteuning en d. begrafenisgeld.
Ziekengeld
wordt uitgekeerd gedurende de eerste
zes maanden, nadat de ongeschiktheid tot werken is
ingetreden. Het bedraagt per werkdag 70 pOt. van
het gemiddelde .dagloon der categorie, waartoe de be-
trokken werkman behoort, en wordt mede uitgekeerd
op feestdagen, die niet op een Zondag vallen.
is de werkman na zes maanden niet hersteld, dan
wordt hem voor den verderen duur
zijner
ongeschikt-
heid tot werken eene buitengewone ondersteuning
toe-
gekend. Deze bedraagt per werkdag 60 pOt. van het
gemiddelde dagloon. De duur dezer uitkeering be-
draagt drie maanden, benevens één maand voor elk
vol jaa.r, dat de werkman bij het begin der ziekte
onafgebroken lid van een der ziekenkassen is ge-
veest, doch ten hoogste twaalf maanden.
Bij overlijden van een lid, dat een gezin nalaat,
wordt aan dat gezin een tijdelijke ondersteuning
ver-
leend; deze bedraagt 60 pOt. van het gemiddelde dag-
loon en duurt drie maanden, benevens één maand
voor elk vol jaar, dat de overledene onafgebroken lid
van een der ziekenkassen is geweest, doch ten hoogste
twaalf maanden.
Voorts wordt bij overlijden van een lid of van zijne inwonende echtgenoote uit de ziekenkas een
begrafe-
nis geld
uitgekeerd van
f
50.
De
pensioenkas
– evenals het ziekenfonds centraal
beheerd – omvat: a. alle werklieden, ongeacht hun
leeftijd, welke’op 1 Augustus 1919 bij een der mijn-
ondernemingen hier te lande in dienst waren; b. de
werklieden, die na 1 Aug. 1919 bij een dier mijn-
ondernemingen in dienst traden, voor zoover zij –
behoudens enkele uitzonderingen – op den dag hun-
ner indiensttreding nog geen 40 jaar oud waren.
Het recht op uitkeering is gebonden aan een wacht-
tijd van drie jaren. Het lidmaatschap verzekert den
leden niet alleen recht op pensioen ten behoeve van
henzelf, doch mede ten behoeve hunner nagelaten
weduwen en kinderen.
Het jaarlijksch bedrag van het pensioen is grooter
naarmate de betrokkene gedurende langer tijd lid van
de pensioenkasis geweest. Het beloopt zooveel maal
f
0,95 als maandelijksche bedragen zijn betaald, of
f
11,40 voor elk jaar lidmaatschap. De minimum-uit-
keering is vastgesteld op
f
102,60, d.i. naar een lid-
maatschap van negen jaar.
Recht op pensioen komt toe: a. aan hen, die door
ouderdom, ziekte of gebreken niet meer geschikt zijn
voor den laatstelijk door hen in dienst van een mijn
–
onderneming verrichten arbeid, noch voor zoodani-
gen anderen voqr hun geschikten arbeid in dienst
dier onderneming, als hun, naar het oordeel van he
bestuur van het fonds, in billijkheid zou kunnen wor
den opgedragen (invaliditeitspensioen); b. aan hen,
die den
leeftijd
van 60 jaar hebben bereikt (ouder-
domspeusioen).
Het weduwenpensioen bedraagt de helft van het
pensioen, den overledene toegekend of waarop deze
in geval van pensionneering recht zou hebben gehad.
Het wordt toegekend voor levenslang, doch vervalt
bij hertrouwen.
Het bedrag van het weezenpensioen is afhankelijk
van den duur van het lidmaatschap. Het beloopt per
jaar
f
36 voor vaderlooze en
f
72 voor ouderlooze kin-
deren; het wdrdt toegekend aan elk wettig kind, be-
neden 16 jaar en uitgekeerd tot aan de voleindiging
van dat levensjaar.
(Jumulatie van invaliditeits-, weduwen- of weezen-
pensioen met eene rente ingevolge de Ongevallenwet
wordt gedeeltelijk toegelaten.
De
bijdragen
tot de onderscheidene kassen worden
voor de helft door de betrokken mijnondernemingen
en voor de helft door de betrokken werklieden op-
gebracht.
De bijdragen tot het ziekenfonds en de ziekenkas-
sen worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
De bijdrage van de arbeiders tot de pensioenkas be-
draagt
f
3,0 per lid en per maand.
1)
T-let Fonds wordt beheerd door een Bestuur en eene
Algemeene Vergadering.
hike fondscommissie benoemt één bestuurslid en
iedere werkgever benoemt zooveel bestuursleden als er
bij zijne onderneming afdeelingen van het fonds
bestaan.
De door de werklieden gekozen leden van alle
fondscommissiën vormen samen de algemeene ver-
gadering.
De taak van het Bestuur omvat ongeveer alle zaken,
welke het beheer van het fonds betreffen. Het benoemt
ook den directeur en zijn personeel.
De algemeene vergadering is het wetgevende
lichaam, dat ook bevoegd is tot wijziging van het
Reglement, waarop echter de goedkeuring moet wor-
den verkregen van den Minister van Waterstaat.
Met deze korte uiteenzetting kan worden volstaan,
om duidelijk te maken, dat wij hier te doen hebben
met een voortreffelijke regeling. Deze werd dan ook
meermalen in de Staten-Generaal tot voorbeeld ge-
– steld.
og enkele cijfers, die de belangrijkheid van het
Algemeen Mijnwerkersfonds doen uitkomen. In 1923
werd uitgekeerd aan a. ziekengeld f836.782,54, b. bui-
tengewone ondersteuning
f
36.987,13, c. tijdelijke on-
dersteuning
f
49.656,16, d. begrafenisgeld
f
43.562,10,
e. versterkende middelen
f
13.157,40, f. ziekengeld,
buitengewone ondersteuning en versterkende.midde-
len uit het ziekenfonds
f
153.091,37, g.
bijdragen
tot
dg pensioenkas uit de ziekenkas
f
6.095,20, h. zieken-
huisverpleging
f
32.617,57, i. sanatoriumverpleging
f
10.192,75, j. invaliditeitspensioen
f
28.086,95, k.
ouderdomspensiôen
f
2.218,98, 1. weduwenpensioen
f
6706, m. weezenpensioen
f
31.267,58.
* *
*
Ten slotte moet nog de aandacht worden gevestigd
op de bijzondere zorgen, welke in de mijnstreek zijn
besteed aan de
• Volkshuisvesting.
Arbeiders- en beambtenwoningen
.1)
Deze bijzonderheden zijn ontleend aan het Jaarver-
slag van het Algem. Mijnwerkersfonds over het
le
en 2e
boekjar. –
Jan. t/m. Maart
1924
f 325.300,-
1.668.400,-
7.212.100,-
17.216.100,—
Jan. t/m. Maart
1925
1
–
1.302.500,-
4.934.100,-
20.026.700,—
1920121….
1921/22..
1922/23. 1923/24.
1924/25..
344
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 April 1925
werden gebouwd vanwege enkele gemeenten en van-
wege de mijndirecties. Zoo b.v. lieten de Staatsmij-
nen bouwen 319 beambtenwoningen en ruim 2500
arbeiderswoningen (waaronder 112 noodwoningen).
Kloek gedacht en breed van opzet is hetgeen van
particuliere zijde op dit gebied is tot stand gebracht.
Naast een Bouwgrondmaatschappij, genaamd ,,Tij-
dig”, die het .opdrijven van grondprijzen ten nadeele
der volkshuisvesting moet voorkomen, bestaat onder
den naam ,,Ons Limburg” eene centrale bouwvereeni-
ging en de instelling ,,Het goede Kosthuis”, die Ge-
zellenhuizen, gaarkeukens en een soort doorgangshuis
exploiteert. Al deze lichamen staan met elkaar in ver-band. De winsten van ,,Tijdig” komen aan ,,Ons Lim-
burg” en mede met financieele hulp van de laatste
vereeniging worden de andere instellingen beheerd.
Dit sociale werk is, voor zoover mij bekend, in ons
land nog zonder voorbeeld.
,,Tijdig” werkt met een maatschappelijk kapitaal
vah
f
500.000 en heeft door geheel het mijngebied
uitgestrekte gronden aangekocht.
Bij ,,Ons Liniburg” zijn 40 bouwvereenigingen aan-
gesloten, die leiding ontvangen van een goed inge-
richt technisch bureau. Deze vereenigirigen hebben
tot heden ruim 5000 woningen laten bouwen.
Door ,,Het goede Kosthuis” wordt een 6-tal Ge-zellenhuizen met gaarkeukens geëxploiteerd.. Het
Iaatstgebouwde Gezeflenliuis te Nuth – gebouwd met
hulp van de Staatsmijnen – biedt logiesruimte voor
150 gezellen of arbeiders. In 1922 bedroeg het aantal
beschikbare bedden 512.
Het doorgangshuis, dat de naam der vereeniging
‘(,,Het goede Koathuis.”) draagt, verleent onderdak
aan menschen, die naar de mij nstreek komen om werk
te zoeken. In 1922 bezorgde het in 45.060 gevallen
logies en verschafte ruim 153.000 kleine maaltijden.
Door al deze instellingen wordt dus het geheele ge-
bied ‘der volkshuisvesting bestreken en naar verschil-
lende richti’nen voortreffelijk werk gedaan.
Dit onvolledig overzicht, dat te uitgebreid zou
ge-
worden
zijn,
indien ook nog bijzonderheden waren ge-
geven omtrent de arbeidersbeweging en de uitgebreide
verbruikscoöperatie, geeft wel een denkbeeld van de
sociale positie der mijnwerkers.
Hierbij verlieze men niet uit ‘t oog, dat ‘dit alles in
betrekkelijk korten tijd moest worden tot stand ge-
bracht. Dan is duidelijk, welke krachtsinspanning het
heeft gekost, om de sociale en economische omwente-
lingen, welke daar in het Zuiden des lands plaats
grepen, in goede banen te leiden.
Toch bleven er groote zorgen en kan de toekomst
nog bijzondere moeilijkheden opleveren. Dit gaan wij
in een slotartikel onder de oogen zien.
(Slot volgt).
H. G. .M. HERMANS.
DE .RIJ’KSMIDDELEN.
In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst •der Rijksmiddelen over
de maand Maart 1925, vergeleken met .de overeenkom-
stige
cijfers van Maai-v 1924.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f
35.859.700 op tegen
f
31.234.100 in Maart
1924 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van
f4.625.600. Van laatstgemeld bedrag komt evenwel
f384.200 op rekening van de rjwielbelasting. 1)e
totale opbrengst ‘in de afgeloopen maand overtrof
de raming met een bedrag kTan
f
1.031.200.
De opbrengst over de eerste drie maanden van dit
jaar bedroeg
f
8.947.100 meer dan de opbrengst in
de overeenkomstige maanden van 1924, terwijl de
raming met een bedrag van
f
5.539.000 werd over-
schreden. Laat men echter de rijwielbelasting, die in dat tijdvak in totaal f 4.069.700 opbracht, buiten be-
schouwing, dan blijkt, dat de opbrengst in het vorige
jaar en de ra,ming slechts met respectievelijk
f
3.977.300 en f 1.819.300 werden overtroffen.
In vergelijking met de overeenkomstige maand van
“het vorig jar vertoonden de grondbelasting, •de per-
soneele belasting, de inkomstenbelasting, de vermo-
gensbela.sting, de suiker-, de wijn- en de gedistilleerd-,
de zout-, de bier- en de geslachtaccijns, de zegelrech-
ten, de successierechten, de belasting op gouden en
zilveren werken, het statistiekrecht, de ‘domeinen, de
loodsgelden en het recht op de mijnen een honger op-
brengstcijfer. Daarentegen brachten minder op de
dividend- en tantièmebelasting, de tabaksaccijus, de
registratierechten en de invoerrechten.
Evenals de vorige maanden dezes jaars ]everde
de grondbelasting een hoogere. opbrengst; het voor-deelig verschil bedroeg ditmaal
f
239.100 én is ge-
deeltelijk toe te schrijven aan vluggere invordering.
Ook de personeele belasting gaf ditmaal weer een
surplus te boeken boven de opbrengst in de maand
Maart van het vorige jaar
(f
104.700), waarvoor even-
wel geen bepaalde odrzaak aanwijsbaar is. De op-
brengst van de beide laatstgenoemde belastingen in
het eerste kwartaal van ‘dit jaar overtrof de opbrengst
van hetzelfde tijdvak van 1924 met bedragen ‘onder-
scheidenlijk van
,f
969.000 en
f
362.500. De raming
werd echter bij geen van beide belastingen bereikt; de
opbrengst over het le kwartaal bleef ni. resp.
f
730.800 en
f
1.478.100 bij de raming ten achter.
De inkomstenbelasting gaf in Maart 1925, in tegen-
stelling met de daaraan voorafgaande maand, een
hoogere opbrengst (van
f
1.331.700) te zien ‘dan in
de gelijknamige maand van het jaar 1924. Het accres
is vermoedelijk een gevolg van het vroeger gereed
zijn van de aanslagregeling 1924/1925. Bij vergelijking
van de ontvangs’t.en uit deze belasting over de eerste
drie maanden van 1024 en 1925 blijkt, dat de bedra-
gen. zich als volgt over ‘de verschillende dienstjaren
splitsen:
–
Totaal.
f 26.421.900,—
f 26.263.300,-
Op het eerste gezicht maken de hier gegeven cijfers
geen slechten indruk. Niet genoeg kan er evenwel
op worden gewezen, dat men met het ‘trekken van be-
paalde conclusies uiterst voorzichtig behoort te zijn.
Immers uit de
cijfers
blijkt evenzeer, dat de krach-tige drang tot ‘tijdige aanzuivering een belangrijke
factor blijft vormen. Terwijl toch de totaal-opbrengst
in de eerste kwartalen van 1924 en 1925 ongeveer
gelijk was, bedroeg het verschil tusschen de loopende
dienstjaren (1923/24 voor 1924; 1924/25 voor 1925)
f
2.810.600 ‘ten voordeele van 1925. En ten slotte wij-
ze.n de cijfers er op, dat op eene meerdere in’komst
door het inhalen van achterstand op de oude dienst-
jaren niet te rekenen valt. Eene vergelijking van de
beide laatstverloopen dienstjaren (1922/23 in 1924; 1 923/24 in 1025) stelt dit boven twijfel. Bij het be-
schouwen van deze
cijfers
moet intusschen mede wor
den. bedacht, dat do
raming
in de eerste 3 maanden
dezes jaars met
f
5.013,300 is overschreden.
Voor het vrij onbeteekenende verschil in de op-
brengst der dividend- en tantièmebelasting
(f
44.300
minder) en ‘de toeneming der vermogensbelasting
(met
f
147.600) kan geen bepaalde reden worden op-
gcgeven. Vergelijking van de opbrengsten over de
eerste kwartalen van 1924 en 1925 doet zien, dat .dit
jaar onderscheidenlijk
f
181.800 en
f
112.100 mr
werd ontvangen. Bij beide middelen bleef de opbrengst
evenwel bij de raming ten achter
(bij
de ‘dividend-
en tantièmebelasting met
f
1.566.600; bij de vermo-
gensbelasting -met
f
574.600).
Met uitzondering van den tabaksaccijns ‘bewogen
alle accijnzen zich in stijgende lijn. De suikeraccijns
steeg van
f
2.604.600 tot
f
3.364.800. Het tekort in
do voorraden, dat de teruggang in de opbrengst van dit middel in het laatst van het vorige jaar deed ver-
moeden, schijnt thans te worden aangevuld. Blijkbaar
II
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
345
vérwac’htte men eene daling der prijzen en heeft men
zich
zoo lang mogelijk van koopen onthouden; het-
geen thans evenwel langzamerhand moet plaats heb-
ben, om de afnemers te bevredigen, en waardoor de
hoogere opbrengst wordt verklaard. De wijnaccijns
vertoonde een accres van
f 51.800.
Hiervoor is geen
bepaalde oorzaak aan te wijzen, evenmin als voor dé
n.iet noemenswaardige stijging van den gedistilleerd-
accijns (f 3.300).
De zoutaccijns bleef een hooger op-
brengstcijfer vertoo’oen; ditmaal bedroeg het voor-
cleelig verschil
f64.300.
Zooals reeds eerder werd
opgemerkt, is deze toeneming toe te schrijyen aan
den minderen invoer van vreemd geraffineerd zout,
dat aan invoerreeht is onderworpen, ten gevolge waar-
van het gebruik van binnenlandsch zout (accijnsgoed)
toeneemt. Uit •de stijging van den bieraccijns, die
thans van
f 291.000 op f 721.100
kwam èn derhalve
eene meerdere opbrengst van niet minder dan
f 429.200
te boeken gaf, blijkt, dat de met ingang van
12
Mei
1924
in werking getreden sterke accijnsver-
hoogiog flink doorzet. De geslach’tacci.ins bracht
f 64.000
meer op; de reden hiervoor is niet bekend.
Ten slotte moge worden gewezen op den tabaksaccijns,
die
f 86.800
terugliep; de pas tot stand gekomen
accijnsverhooging zal cerst merkbaren invloed hebben
over
6
maanden, wanneer de crediettermijn vervalt
voor de aangevraagde zegels.
Van de middelen, die meer in direct verband staan
met het zakenleven, brachten de zegelrechten
f 189.200
meer op, waarvan
f 190.800 op
rekening van de beurs-
belasting komt, waarschijnlijk ten gevolge van de uit-
gifte van veel nieuwe leeningen tegen een lager rente-
type. De registratierechten daalden daarentegen met
f 111.900,
waarschijnlijk gedeeltelijk te wijten aan
mindere aankoopen van onroerend goed, nu de vrees
voor inflatie, die in voorgaande jaren velen deze be-legging boven het aankoopen van effecten deed pre-
fereeren, vrijwel geheel is verdwenen. De invoerrech-
ten liepen terug met
f 104.900.
De statistiekrechten
brachten
f.11.300
en de loodsgelden
f 39.900
méér
in. Vooral laatstgemeld middel maakt den laatsten
tijd geen slecht figuur; de obrengst over het ie
kwartaal
1925
overtrof die van het ie kwartaal
1924
met
f 184.000,
terwijl de raming in genoemd tijdvak
met
f 248.400
werd overschreden.
Ten slotte moge worden gewezen op de successie-
rechten, die met
f 371.200
toenamen, op de domeinen,
die met
f 107.600
opliepen; op de belasting op gou-
den en zilveren werken, die
f 21.900
accresseerde,
waarin de opleving van den handel in die artikelen
tot uiting komt; op de belasting op speelkaarten, die
een toevallig voordeelig verschil van
f 1900
te boe-
ken gaf; en op het recht op de mijnen, dat thans
f106.100
(het vorige jaar ‘niets) opleverde.
De inktmsten van het ,,Lee’ningfonds
1914″
be-
droegen in de afgeloopen maand
f 8.342.200
(raming
rond
f 7.783.000);.
in het afgeloopen kwartaal
“f 22.421.100
(vorig jaar
f 22.910.300).
Ten slotte
moge er nogmaals de aandacht op worden gevestigd,
dat de oorlogswinstbelasting wegens haar geringe op-
brengst niet meer in de middelenstaten vermeld
wordt; deze bate behoort dus tot het verleden.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE FINANCIEELE TOESTAND EN DE REGEERINGS-
CRISIS IN FRANKRIJK.
Prof. Bertrand Nogaro te Parijs schrijft ons:
De behandeling der .begrooting door de beide Ka-
mers was nog niet afgeloopen, toen plotseling een
nieuwe gebeurtenis voorviel, althans nieuw voor de
niet-ingewijden: de Fransche regeering moest ertoe
overgaan, een spoedeischend wetsontwerp in te die-nen met een dubbel doel: in de eerste plaats verhoo-
ging van de grens der fiduciaire circulatie en ver-
volgens het invoeren van een regeling, welke het
midden houdt tusschen een kapitaalheffing en een
gedwongen leening.
Overeenkomstig de politiek, door de vorige regee-
ring gevolgd, en opgelegd ‘door de Banque de France,
had het ministerie Herriot gemeend, zich te moeten
verplichten, het aan de biljetten-uitgifte gestelde
maximum, nl.
41
milliard frank, niet te overschrij-
den. Voorts meende het oök, aan de Banque de
‘France een deel der door dit instituut aan den Staat
verleende voorschotten te moeten terugbetalen en
aldus het cijfer dezer credieten tot
22
milliard te
verlagen. De voorzitter van den ministerraad had
onder van zekere zijde op hem uitgeoefenden druk
bevestigd, dat de Regeering iedere inflatie zou ver-mijden, waarbij hij aan dit woord een beperkte – en
naar mijn mèening onjuiste -. beteekenis gaf, d.w.z.
door te verklaren, .dat de fiduciaire circulatie onver-
anderd zou blijven en dat er ,,geen enkel biljet moer”
zou worden uitgegeven. Alen zal moeten toegeven, dat,
indien v66r •den oorlog een financier verklaard had, dat de bestaande fiduciaire circulatie nooit zou wor-
den ‘overschreden, een dergelijke voorstelling onge-
rijmd zou hebben geschenen. Frankrijk was, als ik
mij niet bedrieg, ‘het eenige land ter wereld, waar de
circulatie i.p.v. geregeld te zijn op grond van een
zeker verband tuschen de posten op de balans, naar
.boven aan een vaste,
bij
de wet ingestelde grens was
gebonden. Zoodra echter de voor het zakenleven be-
noodigcle omloop zich vermeerderde, zoodat deze grens
werd genaderd, verkreeg de bank zoider moeilijkhe-
den vergunning, het biljetten-maximum te verhoo-
gen. Nu is op het oogenblik, gezien het prijsniveau,
ieen circulatie van
41 –
milliard eerder beneden dan
boven den totalen omloop (biljetten en munten) van
v66r den oorlog en de aan de bank opgelegde ver-
.plichting, een verscheidene jaren geleden vastgesteld
‘cijfer niet te overschrijden, moest noodlottigerwijze
uitloop’en op de situatie, waarvöor wij ons op het
oogenblik gesteld ‘zien. Inderdaad kan de Banque de
‘Franc& aan handel en industrie niet meer de nor-
male voorschotten verleenen, waaraan deze behoefte hebben. Derhalve ‘hebben bepaalde industrieelen, uit
vrees het noodzakelijke crediet niet te kunnen ‘ver-krijgen, de gewoonte aangenomen,, biljetten onder zich te houden. Anderen hebben zich tot de andere
banken gewend, die om aan deze nieuwe credietbe-hoeften te kunnen voldoen, langzamerhand een deel
van het vervallende schatkistpapier, dat zij in porte-
feuille hadden, niet hebben vernieuwd.
Derhalve schuilt het kwaad, wel bezien, niet in de
crisis, welke zich op het oogenblik manifesteert; en
die onvermijdelijk was,’ doch in de te voren gevolgde politiek. Deze politiek heeft overigens nog het kwade
gevolg gehad, dat zij het thans aan de circulatie toe-
gevoegde bediag het resultaat van voorschotten van
de bank aan den Staat doet schijnen,
terwijl
deze
.voorschotten in werkelijkheid slechts noodzakelijk zijn
geweest, omdat de geld- en de daaruit voortvloeiende
credietschaarschte, •de Regeering hebben verhinderd, vernieuwing van een deel van het vervallen schatkist-
papier te verkrijgen.
Het eerste deel van het door de regeering inge-
diende wetsontwerp bedoelde dus noodzakelijkerwijs,
hoewel in Vrij onhandigen vorm, aan het crediet
jn Frankrijk de onmisbare elasticiteit te hergeven en
de noodiottige concurrentie tusschen het crediet aan
den Staat en dat aan het bedrijfsleven te •doen ver-
ciwijnen. Overigens had •het ontwerp duidelijk de
strekking, het gevaar af te wenden, dat de Staat bij
een ev. onvoldoende vernieuwing van schatkistpapier
zou loopen.
Het tweede deel van het ontwerp bevatte in de
eerste plaats een oproep tot vrijwillige inschrijving
op een 2 pOt. rente dragende leening; ,,vrijwillig”,
doch met den stok van een kapitaalheffing achter de deur voor hen, die niet zouden inschrijven; hetgeen,
juister omschreven, wil zeggen gedwongen leening of
346
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 April” 1925
althans gedwongen voor hen, wier kapitaalbezit min
of meer kan worden geraamd en gecontroleerd.
• De wet gaat ni. uit van het beginsel, dat de belas-
tingplichtigen moeten inschrijven voor een bedrag,
gelijk aan
1/10
van hun vel-mogen, hetgeen zou worden
geschat door op de belastbare inkomsten van het jaar
1925 de volgende coëfficiënten toe te passen:
Gebouwde en ongebouwde eigendommen en
onroereiide goederen ………………coëff. 12
Winst uit het landbouwbedrijf, de industrie
en den handel …………………..
8
Inkomen uit ambten en betrekkingen ….
,,
6
Opbrengst van mijnen ………………
6
Wie de geheel uiteenloopende wijze kent, waarop
de ramingen voor de verschillende inkomenscatego-
rieën in Frankrijk geschieden, moet het toeschijnen,
dat een dergelijke aanslagregeling geheel onaanvaard-
baar is voor een kapitaalheffing. De inkomsten uit
het landbouwbedrijf worden ni. geraamd volgens een
schattingswijze van v66r den oorlog, welker resultaten
reeds toen beneden de werkelijkheid bleven, terwijl
de handelswinsten daarentegen voor het grootste ge-
t
deelte worden vastgesteld op grond van balansen.
Aldus zou de toepassing van coëfficiënten op zoo onjuiste aanslagen ten aanzien der kapitaalheffing
zijn uitgeloopen •op een ergerlijke vermenigvuldiging
van de ongelijkheden en onrechtvaardigheden, welke,
de inkomstenbelasting bevat.
Erkend moet- overigens worden, dat het ontwerp,
alles bijeengenomen, een stelsel met zich bracht, dat
het midden hield tusschen een gedwongen leening en’
een heffing, weliswaar niet van het kapitaal, doch
van de daaruit getrokken inkomsten, omdat de belas-
tingplichtige feitelijk een verlies zou hebben moeten
lijden ter hoogte van het verschil tusschen de gel-
dende rente en die, welke de Staat hem zou hebben
vergoed. De onrechtvaardigheid zou aldus zijn ver-
zacht, doordat het niet om een kapitaalheffing ging,
doch
zij
zou niettemin zijn blijven bestaan, omdat de;
inschrijvingen krachtens het ontwerp voornamelijk
zouden zijn geëisèht van handel en industrie, terwijl
het
vrijmaken
van dakrin werkzame kapitalen buiten-. gewoon moeilijk is, inplaats van te worden .geëischt
van den landbodw, welke op het oogenblik yeel ge-
makkelijker zou kunnen, inschrijven op staatsleenin-
gen. –
Het Regeeringsontwerp is gevolgd door indiening
van initiatief-voorstellen, met name van een socialis-
tisch tegenontwerp, dat een heffing van 10 pOt. van
alle kapitalen inhoudt. Aldus is de kapitaalheffing
de laatste dagen, als gevolg van de financieele moei-
lijkheden van- het oogenblik, aan de Fransche Open-
bare meening verschenen als een onmisbare maatregel
voor de gezondmaking der openbare financiën. Dit
denkbeeld is vrij algemeen door de socialistische partij
aanvaard en heeft eenige vorderingen in de rijen der
radicalen gemaakt. Daarentegen zou het slechts een
zeer kleine minderheid in den Senaat hebben gevon-
den en op grond hiervan kon men een conflict tus-
schen deze twee vergaderingen voorzien. Evenwel is
als gevolg van besprekingen in de Commissie voor
de Financiën uit de Kamer en de radicale groep ge-
bleken, dat de kapitaalheffing in de mate, waarin zij
zou kunnen worden toegepast, uiteen zou vallen in
een serie van belastingen van reeds bekenden aard,
die een verschillend karakter vertoonen, in het bij-
zonder wat de plaats aangaat, waar ten slotte hun
druk wordt gevoeld. Voorts is gebleken, dat indien
men aan de kapitaalheffing den omvang wilde geven,
welke de socialisten werischen, het noodzakélijk zou
zijn, ten einde onroerende kapitalen vlottend te m-
ken, kun stmatige credietmogelijkheden te schèppen
en aldus juist af te sturen op hetgeen de socialisti-
sche financiers willen vermijden, ni. inflatie. ‘
Overigens zijn deze debatten van aard veranderd
met de ministerieele crisis. Terwijl Herriot zich door
de kapitaalheffingsleus had laten meeslepen, is
de nieuwe Minister van Financiën, Caillaux, welke
een hooge mate van financieele ontwikkeling bezit,
zeker in staat op het eerste gezicht de beteekenis van
een dergelijke leus te doorgronden. Hij zal zeker
enkele politieke voorzorgsmaatregelen moeten nemen,
ten einde den steun van de socialisten in de Kamer
te behouden, terwijl hij hen ertoe brengt een van hun
geliefkoosde stellingen te laten vallen, maar van nu
af aan schijnt het, dat de huidige Fransche Regee-
ring, in den persoon van .den Minister van Financiën
tot een veel juister begrip van de financieele werke-
lijkheid is gekomen.
Het vraagstuk, dat zich voordoet, is er nl. in wezen
een van kaspositie en vlottende schuld. Een zekere
elasticiteit in de circulatie zal ongetwijfeld voldoende
zijn, eerstgenoemd punt zonder ernstige inconveniën-
ten op te lossen, gegeven de middelen, waarosfer
Frankrijk thans beschikt, om den wisselkoers op peil
te houden. De eenige moeilijkheid is een deel der
vlottende schuld te consolideeren juist op het oogen-
blik, waarop een belangrijk 1edrag aan papier ver-
valt.
1)
Welke midde]en zal de nieuwe Minister te
baat nemen, om dit delicate financieele vraagstuk op
te lossen? Het zal zeker niet lang duren, véér wij
dit weten.
–
BERTRAND NOGARO.
DE BALANSEN DER GROOTE DUITSCHE BANKEN.
II (Slot).
Dr. E. Stem te Berlijn schrijft ons:
Dat het meer op de kwaliteit dan op de .kwantiteit
der transacties aankomt zal men in het bijzonder in
het oog moeten houden, wanneer men pogingen doet,
de liquiditeit der afzonderlijke instituten uit de
balans af te lezen. Hieronder worden enkele cijfers
gegeven, waaruit de contante liquiditeit en voorts de
z.g. liquiditeit van den eesten en ten slotte die van
den eersten en den tweeden rang blijkt. Als contante
liquiditeit beschouwen wij de verhouding van de kas-
middelen (met inbegrip van de tegoeden
bij
circula-
tiebanken en clearing-instituten) tot het totaal van
crediteuren en accepten, als liquiditeit van den eer-
sten rang de verhouding van de som van kasmiddelen,
nostro-tegoeden bij banken en bankiers, wissels en
schatkistbiljetten, alsmede van gelden op prolongatie
en voorschotten tegen onderpand van courante effec-
ten, tot het totaal van crediteuren en accepten. Als
liquiditeit van den eersten en tweeden rang beschou-
wen wij de verhouding van evengenoemde middelen,
vermeerderd met voorschotten op goederen en rem-
bourscrdieten, alsmede de eigen effecten, in verhou-ding tot het totaal van crediteuren en accepten. Deze
methode wordt op het oogenblik in Duitschland het
meest gevolgd, hoewel •het juister zou zijn, tot de
vreemde gelden ook de uit te keeren winst en derge-
lijke verplichtingen te rekenen. Niet in alle gevallen
is het mogelijk geweest, de liquiditeit precies volgens
deze beginselen te berekenen, omdat de balansopstel-
ling
bij
de verschillende banken niet geheel dezelfde
is. Zoo voert een deel onder de tegoeden bij banken
en bankiers ook andere dan nostrotegoeden op. D,ien-tengevolge schijnt bij deze banken de liquiditeit groo-
ter dan bij de andere, aangezien de debiteuren in het
algemeen piet tot de bijzonder liquide middelen wor-
den gerekend. Een deel der banken heeft voorschot-
ten op goederen en göederenverschepingen afzonder-
lijk opgevoerd, zoodat het mogelijk is geweest, deze
1)
[In dan ioop van het jaar vervallen: Fr.
3.290
millioen
Obligations du Crédit National van
.1922 (op 1 Juli)
; Fr.
8.237 millioen 3- en 5-jarige Bons’du Trésor
(op
25 Septem-
ber) Fr.
10.090
millioen
3-,
6- en lO-jarige Bons du Trésor,
le Serie
(op
8 Dec.).
Voorts vervallen gedurig bedragen der ,,dette flottante”
(looptijd
1
rnnd.-1 jaar). Van deze biljetten stonden op
1 Juli 1924
61.5 milliard uit. – Red.J
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
347
bedragen tot de liquiditeit van den tweeden rang te
rekenen, terwijl een ander deel deze voorschotten tot
de overige debiteuren heeft gerekend. Redenen ge-
noeg derhalve, om aan de verschillen in liquiditeit
van den eersten en den eersten en tweeden rang,
welke bij de verschillende instituten worden aange-
troffen, geen al te groote beteekenis toe te kennen.
Als algemeen resultaat zij derhalve slechts vastge-
steld, dat de liquiditeit zich slechts onbeteekenend
van die van v66r den oorlog onderscheidt. De vlot-
tende middelen van den eersten rang bedragen ge-
middeld 56,4 püt. van de vreemde middelen, terwijl zij
in 1913 51,5 pOt. bedroegen en de liquiditeiten van
den eersten en den tweeden rang te zamen beliepen
einde 1024 64,5 pOt., tegenover 65 pOt. einde 1913.
Ook de contante liquiditeit onderscheidt zich nauwe-
lijks van die van v66r den oorlog. Zij is bij een aan-
tal instituten lager, bij andere hooger dan in 1913.
Toen bedroeg zij bij de zeven groote banken gemid-
deld 5,6 pOt., thans gemiddeld 5,9 pOt. en bij de
acht groote banken gemiddeld 6,2 pOt. In Engeland
is de contante liquiditeit in het algemeen grooter.
Het is echter onmogelijk, den Duitschen toestand
naar Engelschen maatstaf te beoordeelen. Reeds in
vredestijd bestonden groote verschilleii in liquiditeit,
zonder dat de Duitsche banken in werkelijkheid min-
der liquide waren dan de Engelsche. In ieder geval
doet de omvang der kasmiddelen vermoeden, dat de
groote banken op het einde van het jaar den econo-
mischen toestand van Duitschiand met vertrouwen
hebben beoordeeld. Een kwartaal is sindsdien voorbij
gegaan, zonder dat de contante liquiditeit gebleken is,
practisch te gering te zijn.
De overige posten der activa geven tot bijzondere
opmerkingen geen aanleiding. Het syndicaatsbedrjf
is, gelijk reedsvermeld, minimaal. Het bezit aan eigen
effecten geeft overal zoo geringe bedragen te zien,
dat het vermoeden gerechtvaardigd is, dat hierin niet
onaanzienlijke stille reserves zijn verborgen. Deze en
gene bank
wijst
er ook uitdrukkelijk op, dat
zij
haar
effecten tot den laagsten koers van het jaar heeft
opgevoerd, terwijl de algemeene koersstand op het
einde van het jaar, en ook thans nog, ongeveer dubbel
zoo hoog is als de laagste in het afgeloopen jaar. Ook
de bedragen, die voor bankgebouwen en grondbezit
zijn opgevoerd, kan men niet te hoog noemen. Zij zijn
in het algemeen niet hooger dan v66r den oorlog en
men mag, gegeven de voorzichtige waardeeringspoli-
tiek van dien tijd, gerust aannemen, dat zij toen zeer
aanzienlijk waren onderschat. In samenhang met de
personeeluitbreiding, die bijna ieder instituut ver-
toond heeft, heeft zich ook het gebouwenbezit aan-
zienlijk vergroot. Het bezit van goede eigen gebou-
wen is voor een volledig in bedrijf zijnde bank een
winstgevende belegging.
Het bezit aan andere gebouwen is gering. In zoo-
verre het om huizen gaat, welke in den inflatietijd
met het oog op ,,Substanzerhaltung” -werden aange-
kocht, moet worden gewenscht, dat deze zeer spoedig
in belegging van meer liquiden vorm zullen worden
omgezet. Speculatie in grondstukken behoort niet tot
de taak eener groote bank. Bijzondere aandacht verdient de winst- en verlies-
rekening der banken. Neemt men in aanmerking, in
welk een grooten omvang de contante middelen zijn
uitgeleend, hoe groot verder het aandeel der vreemde
middelen aan de totale middelen is, en overweegt men
ten slotte, welk een buitengewoon groot verschil tus-
schen credit- en debetrente (de laatste met inbegrip
van provisie) bestond, dan zou men eigenlijk een
bijzonder gunstige verhouding van brutowinst tot
nettowinst verwachten. Het tegendeel is helaas het
geval. Uit de volgende tabel blijkt de verhouding van
brutowinst tot administratiekosten, belastingen, open
afschrijvingen en nettowinst per einde 1924 resp.
1913. (Voor 1913 zijn bij deze opstelling de sindsdien
in de genoemde banken opgenomen instellingen niet
in aanmerking genomen. De onderlinge verhouding
der posten wordt hierdoor niet wezenlijk beïnvloed).
1924
1913
Brutowinst
. . .
.1
514.4
10,1
9,2
206,30
15,32
waarvan:
0)
Administr.kosten
.9
327,6
5,5 4,6
78,25 4,29
Belastingen
..
F
30,3
2,0 0,0
10,27
1,00
Open afschrijv.
7,6
0,0 0,0
6,64
0,0
Nettowinst
……..
53,5
2,6 4,6
111,16 10,04
Administr.kosten
.
.
03,7 oj,
54,5
0/,
50
0/
37,9 o
2,1
0
/0
Belastingen
. .
..
5,9
°Io
19 8
0
10
0,0
0
/0
5,0
0
/0
6,6
0/
Open afsehrijv.
–
..
Ç
1,1
0
/0
0,0
0
/0
0,0
0
/0
3,2
0
/0
0,0
0/
Nettowinst ……
…n
10,4
0
/0
25,7
0
/0 50
o,
53,9 o65,3
0
/0
Volgens deze tabel bedroegen de administratie-
kosten zonder belastingen bij de 6 banken, welke
filialen bezitten, 63,7 pOt. van de brutowinst, tegenover
37,9 pOt. in 1913, bij de Berliner Handelsgesellschaft
54,5 pOt. tegen 28 pOt. en bij de Reichs-Kredit-
Geseilschaft 50 pOt. De belastingen bedragen
bij
de
7 oude banken 6,1 pCt. tegen 5,1 pOt. in 1913. De
Reichs-Kredit-Gesellschaft genoot in 1924 nog vrij-
dom van belasting, doch is in 1925 ook in dit opzicht
met de andere banken gelijkgesteld. Het is verre van
ons, te zeggen, dat het Rijk te weinig belasting heft,
doch de winst- en verliesrekening laat duidelijk zien,
dat aan de vermindering der nettowinst de belastingen
-geen schuld hebben. Over den omzet berekend be-droegen de belastingen (bij de 5 instellingen, welke
omzetcijfers mededeelen) 0,01
O/
in 1924 en 0,003
0
/
00
in 1913. Het zou niet juist zijn, de te betalen belas-
tingen uitsluitend met de brutowinst te vergelijken.
Bij de 7 oude, belastingplichtige banken bedragen de
belastingen gemiddeld 31,1 pOt. van de zuivere winst,
waarvan de te betalen belastingen en de bekend ge-
maakte afschrijvingen nog niet zijn afgetrokken, ter-
wijl in de toekomst de Körperschaftsteuer maximaal
20 pOt. zal bedragen.
Aangezien de belastingen, gelijk wij hebbez gezien,
bij de onkosten niet den doorslag geven, en men even-
min kan beweren, dat de salarissen der bankbeambten
te hoog zouden zijn – het tegendeel is veeleer het
geval – blijven slechts drie gronden over voor de
verklaring van de buitengewoon hooge onkosten. Of
.het aantal beambten staat in een ongunstige ver-
houding tot den omzet, hetgeen de opvatting is, die
een zoo gezaghebbend instituut als de Deutsche Bank
in haar jaarverslag heeft uitgesproken, ôf, gelijk thans
in Duitschland algemeen de gewoonte is,
zijn
kapitaal-
uitgaven, zoowel roerende als onroerende, als onkosten
geboekt en dus reeds in het eerste jaar afgeschreven – hierop wijst de Dresdner Bank -, ôf wel de brûto-
winst is door het vormen van stille reserves naar
verhouding lager opgevoerd dan in 1913. Waarschijnlijk
werken alle drie oorzaken te zamen. De banken hebben
weliswaar hun personeel in dit eene jaar in een mate
verminderd,
gelijk
men zulks in normale
tijden nimmer
voor mogelijk zou hebben gehouden, doch de omvang
van het personeel is nog steeds grooter dan vr deii
•oorlog. Hierop dient des te meer gelet te worden,
daar de banken in het afgeloopen jaar hun bedrijf
in grooten omvang gemechaniseerd hebben. l)e totale omzet is echter geringer dan in 1913. De individueele
omzetten moeten diensvolgens belangrijk kleiner ge-
worden
zijn.
Bovendien zijn in het afgeloopen jaar
hierdoor groote kosten ontstaan, dat de personeel-
vermindering niet geheel
bij
het begin van het jaar,
doch zoowel in den loop daarvan als ten deele tegen
het einde werd doorgevoerd, terwijl verder aan de
ontslagen beambten vergoedingen werden uitgekeerd.
Dientengevolge kan men er tamelijk zeker van zijn, dat de personeelonkosten in het afgeloopen jaar be-
langrijk grooter
zijn
geweest dan zij in het loopende
343
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 April ‘1925
1
jaar en in de naaste toekomst zijn zullen, zelfs wan-
neer men rekening houdt met de verhooging der
salarisnormen. Dit is des te waarschijnli.jker, daar
verdere ontslagen ook in dit jaar voor de deur staan. In zooverre in het loopende jaar geen buitengewoon
groote afschrijvingen noodzakelijk worden, kan men
wel aannemen, dat de administratiekosten geringer
zullen zijn dan in 1924. En aangezien men verder
aannemen kan, dat bij normale ontwikkeling de omzet zal stijgen, in het
bijzonder
het syndicaats- en emissie-
bedrijf zich weer wat meer zullen uitbreiden, kan
men er evenzeer op rekenen, dat de brutowinst zal
toenemen of bij vërmindering van den afstand tus-
schen debet- en creditrente niet zal dalen. De mo-
gelijkheid van een gezonde ontwikkeling der rente-
marge schijnt onsderhalve gegeven.
Bij de uitkeeringen aan aandeelhouders onder-
scheiden zich de groote banken door een groote mate
van voorzichtigheid. Bijna alle hebben groote bedragen
tot versterking der reserves of op nieuwe rekening
geboekt, hoewel de meeste bij overgang naar de goud-
rekening aanzienlijke reserves hebben gevormd. Slechts
twee banken hebben geen of geen noemenswaarde
som gereserveerd, nl. de Berliner Hand elsgesell schaft
en de Mitteldeutsche Kreditbank. Wij zien hierin
geenszins een teeken van ondoordachte wiostverdeeling,
doch zouden eerder de conclusie willen trekken, dat
men
bij
de reorganisatie of
bij
de stille reserveeringen
in den loop van het jaar van hetgoede iets te veel
heeft gekregen. De volgende tabel geeft de verdeeling
van de zuivere winst over reserves, resp. overdracht
op nieuwe rekening en aandeelhouders te zien.
S
,0
–
‘0
,
S
0).
2
tS
z
-u
Millioenen G.M.
Deutsche Bank
18,8
5,8
11
100/0
1)
Dir. der Disconto-Ges
10,8
1,2
9,2
10
0/0 2)
Dresdner Bank
8,3
1,6
6,2
8
0
/0
Darmst. ,u. Nationaib
9.1
2,3
c
6,0
10
0
/0
Commerz- u. Privatb..
5,1
1,5
3,4
8
/0
Reichs-Kredit-Ges
4,6
2,7
1,8
6
0
10
Brliner Handelsges
2,5
0,2
2,2 . 10
0/
Mitteld. Creditbank
. .
1,3
0,05
1,3
8
0/0 3)
1)
Op 73
0
/0
kapitaal.
2)
Op 92 o/
kapitaal.
3)
Op
7°/0
kapitaal.
Alles bijeengenomen moet worden vastgesteld, dat.
het Duitsche bankwezen in het eerste stabilisatiejaar een zeer bevredigende ontwikkeling heeft vertoond.
Vergeten mag niet worden, dat het afgeloopen jaar
te
lijden
had van zeer levendige conjunctuursehomme-
lingen en vol van tal van gevaren was. De groote
banken hebben hét verstaan, deze gevaren te ontwijken.
Dit geeft moéd tot de veronderstelling, dat zij ook
aan de gevaren, waarvan het loopende jaar naar het
zich laat aanzien niet vrij zal zijn, het hoofd zullen
weten te bieden. Dr. E.
STaaN.
AANTEEKENINGEN.
Volksinkomen en belastingdruk in
D u i t s c It 1 a n d.
– Het Steuerarchiv van de In-
dustrie- und Handelskamm•er te Berlijn heeft de tal-
rijke en ten deele zeer sterk van elkander afwijkende
schattin gen van het Duitsche volksinkomen en -ver-mogen voor en na den oorlog aan een critisch onder-
zoek onderworpen. Het is daarbij tot resultaten
gekomen, welke in het algemeen den toestand iets
gunstiger doen schijnen, dan uit publicaties •der laat-
ste jaren gewoonlijk bleek. Voor de beoordeeling van
de.belastbare capaciteit der volkshuishouding was de
zooveel mogelijk nauwkeurige vaststelling van het
volksinkomen belangrijker dan de hoogte van het
volksvermogen. Volgens drie verschillende bereke-
ningsmethoden komt de Handelskammer tot een
volksinkomen van rond 35 milliard R.M., of onge-
veer 24 milliard vredesgoudmarken, tegenover rond
40 tot 43 milliard v66r den oorlog. Hierbij moet wor-
den opgemerkt, dat de hoogste schatting van na den
oorlog tot dusverre rond 30 milliard R.M. bedroeg
(Bankers’ Trust Company), de laagste ‘rond 18 mii-
hard R.M. (Heifferich). De sterke verschillen vinden
hun verklaring hoofdzakelijk in de onmogelijkheid,
in den inflatie- en overgangstijd tot eenigermate be-
trouwbare cijfers te komen. De eischen van Rijk, lan-
den en gemeenten bedragen volgens de laatste Staats-
begrootingen en wetsontwerpen, onder inachtneming
van de feitelijke opbrengst der belastingen, rond
29 pOt. van het volksinkomen (tegenover 10-11 pOt.
v66r den oorlog). Dit cijfer is aanzienlijk gunstiger
dan vroegere ramingen, die tot 40 pOt. en Uaarboven
gingen, doch ligt nog bijna een derde hooger dan de
door Olémentel ‘ aangenomen totale belasting van het
Fransche volksinkomen. Vergelijkt men de resultaten
met ‘de cijfers van véér den oorlog, dan zouden in
Duitschland de belastingen dus van 11 tot ca. 30 pOt.
van het voiksinkomen zijn gestegen, in Frankrijk van 1434 tot ca. 24 pOt.
Deensche schulden aan en vorderin-
g e n o p It e t b u i t e n lan d. –
In aansluiting aan
de beschouwingen, door den heer Estrup in de Nos.
van 11 en 18 Maart 11. aan de Deensche valutapohitiek
gewijd, volgt hier een aan de ,,Frkf. Ztg.” ontleend
overzicht van de Deensche schulden aan en vorderin-
gen op het buitenland, zooals die per 31 Dec. 1924
worden geraamd.
1
–
let schuld-saldo bedroeg 1215 miii. kr
. (vorig jaar
1225 mii).), hetgeen tegen den dollarkoers omgere-
kend 835 millioen goudkronen uitmaakt, tegen 871
in 1912. Schulden en tegoeden zijn als ‘olgt verdeeld:
Einde
Einde
1924
1923
n3ill. Kr. milI. Kr.
Deensche Staatsschuld ……………..
660
560
Gemeentelijke schulden …………..
.335
325
Schul4 der Hypotheekbank ………..
.25
25
Andere Deensche effecten, in buiten-
landsch bezit
………………..230
215
Schuld van het koers-egalisatiefonds
110
55
Vlottende schulden …………….
745
620
Totale schuld……………1
2045
1
1800
Vreemde effecten e.d. in Deeusch bezit
135
125
Vlottende tegoeden ……………..
635
450
Totaal tegoed …………
1
770
1
575
Schuld-saldo ……………
1275
1
1225
De waarde der Deensche staatsobligatiën in buiten-
landsche handen moet 40 mill. hooger worden gesteld
dan het vorig jaar, in de eerste plaats op grond van
den gestegen sterlingkoers. Voorts wegens een bij de
Zweecische Rijksbank opgenomen leening van 10 mili.
ter betaling vhn teruggezonden Deensche pasmunt,
ten slotte wegens verhoogden uitvoer dezer papieren.
Van de vlottende tegoeden der zakenwereld komen
de grootste posten voor rekening der banker en han-
delsondernemingen, die resp. kr. 164,2 en 136,1 miii.
(vorig jaar resp. kr. 132,9 en 46,6 miii.) tegoed had-
den. Daarop volgen de reederijen. Ook met betrekking
tot de vlottende schulden staan deze ondernemings-
groepen bovenaan.
ONTVANGEN•
De Teugels gevierd.
Een proeve om langs evolution-
nairen weg met de Arbeidersbescherming uit de
impasse te geraken, door Mr. A. N. Molenaar.
Rotterdam; Nijgh en van Ditmar’s Uitgevers-Mij.
Verslag van de Commissie voor de financieele ver-
houding tusschen Land en Gemeenten.
Ingesteld
bij Gouvernementsbesluit van 19 Januari 1923
No. 7. (No. 58 van Locale Belangen. Orgaan van
,.0
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
349
de Vereeniging voor Locale Be’angen). Sema-
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
rang.
N.B. **
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
Het ailerjongse gericht
door R. Kuyper. Overdruk
GELDKOERSEN.
uit ,,De Socialistische Gids” Jaargang
X.
Am-
sterdam 1925
;
N.V.
,,Ontwikkeling”.
BANKDISCONTOS.
Disc. Wissels.
4 15 Jan. ’25
Zwits. Nat. Bk.
4 16Juli ’28
Ned.I
MAANDCIJFERS.
Bk.
Bel.Binn.Eff.
415Jan.
‘
25
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan.
Vrsch. in R.C. 5
L5 Jan. ’25
Zweedsche Rbk 5
8Nov.’28
OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN.
Javasche Bank
. . .
420 Oct. ’24
Bank v.Noorw. 6 26
Nov.
‘
28
-.
(In Ga1dens. Bankvan Engeland 5
5Mrt.’25
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbk.
9
26 Feb.
’25
slowakijë.
.
7 25
Mrt.
‘
25
_
Maart
__
Sedert
Januari
_________
Overeen-komstige
1925 1925
periodel924
Bank v. Frankrijk 7
11 Dec. ’24
N. Bk.v.O’rijk. 13 6Nov. ‘2.
Belgische Nat. Bnk. 5j
22 Jan.
‘
23
N. Bk. v. Hong. 1127
Mrt. ’25
Directe
bela.tingen
1.O47.98
4.050.683
3.08L661
Fed.Rea.BankN.Y.
326Feb.’25
Bank v.
Ita1ië.511Juli ’22
Personeele belasting
.
1.045.094
4.809.428
4446.895
Inkomstenbelasting
.
9.371.191
26.263.308
26.421.911
Bank van Spanje.. 5
23Mrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 5
Dividend- en tanti6me-
belasting ……….
417.709
1.433.418
1.25L616
______
OPEN MARKT.
Amsterdam
Londen
New
Vork
Vermogensbelasting ..
1.099.656
2.050.386
1.938.240
Accijnzen.
3.364.838
11.103.786
9.27;1.465
Dato
Part.
disconto
Berlijn
Part,
disc.2)
Part.
Prolon-
Part.
disc.
Cail-
money’)
519.737
612.931
581.555
dtsconto
gatie
(3 mnd.)
t3mnd)
3.560.206 10.740.370
11.500.785
181.461
578.882 358.050
18Apr.
’25 3%
2%
4v,
_’,,, 8
3%
13%_%
Wijn ………………
721.100
2.240.278
1.264 794
13-18 A. ’25 3
2% -3
4% –
5
/je 8
31
,,_* 13%
–
774.888 2.251.180 2.238.942
6-11 ,, ’25
3’/8%
3
4%
8
3%
4-%
Grondbelasting ……..
Tabak ……………
1.269.875 3.601.441
3.840.600
30M..4A.’25 2
7
/8-3
3
/8 2%_3
4% _%
8
“-I
3,
-5%
Bier
………………
Belast, op speelkaarten
12.153
35.717
39.178
14-17 A. ’24 4i,..5
4%_S
I1
–
–
4-4%
Rijwielbelasting ………
384.174
4.969.731
–
16-21 A.’233% _%
3
1}2
1
Is
–
–
45%
Suiker
…………….
indirecte
belastingen
..
20-24.Jli’14
‘f8-‘/,,
2% -3
2%
_
2′,s…%
–
14
_2%
Gedistilleerd ………..
1
2.379.884
2
6.107.9898
5.241.654
‘
K’ers
v. 17
Ap,iI en daaraan voorafgaande weken
tlm.
Vrijdag..
Zout ………………
Registratierechten
1.622.051
5.247.291
6.004.576
2)
Voor wissels met 30-55 dagen en met 56-90 dagen looptijd.
Geslacht
…………..
3.625.445 11.457.126
11.556.961
Invoerrechten
3.300.589 9.137.705 9.089.866
VISSELKOERSEN.
Zegelrechten ……….
Gouden en zilver. werken
.
KOERSEN IN NEDERLAND.
7.163
268.040
214.222
Essaailoon
64
212
274
Data
New
‘Londen
t
Berlijn
Parijs
BrussellBatavial)
Belasting …………..
York’)
)
)
)
‘)
1
Successierechten ……..
353.855 1.027.095 1.030.916
14 Apr. 1925
2.505/
8
11.98e
59.64
12.88*
12.62
99%
106.076
197.342
182.376
………….
261.812 642.355
506 633
15
,,
1925
2.507/,,
11
.981
59.60
12.86
12.60
99%
Statistiekrecht ………..
10.215
195.581
196.725
16
1925
2.50sj,
1).1i81
59.62
12.96*
12.61
99%
Mijnen
………………
Jacht
en
visscherj …..
35li
3.852
1.159
17
,,
1925
2.501/,,
11.9si
59.62*
13.25
12.70
99%
Domeinen ……………
Staatsloterj ………….
Loodsgelden
………..
342.1761
998.4181
814.427
18
»
1925
–
1
1
.991
59.64
13.11
12.66
99%
Totaal-Generaal ..
20
,,
1925
2.503.(
1
2
.0
0
1
59.67
13.11
12.65
35.859.706
..
110.024.545
101.077.481
Laagsted.w.l)
2.50%
11.98
59.55
12.82
12.58
99%
1)
Hieronder begrepen
f
482.741
wegens zegelrecht
van
Hoogste d.w’)
2.50%
1
9
.
0
0*
59.70
13.27
12.72
100
nota’s van makelaars en
commissionnairs
in effecten,
enz.
13 Apr. 1925
–
–
–
–
–
(Beursbelasting).
2
Idem
f
1.413.627
3)
Idem
f
1.175.598.
6
,,
1925
2.507/
1
,
11.98e
59.60
12.86* 1
2
.6
2
* 99%
Muntpariteit.
2.48%
12.10
59.26
48.-
48.- 1100
HEFFINGEN VOOR HET LEENINOFONDS
1914.
S)
Noteering
1)
ParticulIere te Amsterdam.
opgave.
*5)
Noteering te Rotterdam.
Maart
Sedert
_________
Overeen-
1925
1
Januari
1925
1
t
komstige
periode
1924
Dato
Zwit-
serland
Weenen
Praag
)
ii
Boe/ca-I
rest’)
Milaan
*S
Madrid
Verdedigingsbelast. la
329.888
615.103 548.296
Verdedigingsbelast. Ib
949.836
1.903.616 1.682.407
Verdedigingsbelast. II
2.408.651
6.614.332
7.329.425
14 Apr. 1925
48.40
35.30
7.43
1.15
10.28
35.
6
6*
Opcenten:
15
,,
1925
48.40 35.30
7.43
1.14
10.28
35.68
212.076 815.440
619.563
16
1925
48.40 35.30
7.43
1.13
10.27*
35.72
Grondbelasting ………
Personeele belasting
204.443
915.217
881 .642
17
,,
1925
48.40
3
5.
32
* 7.42*
1.12
10.31
35.8
2
*
Inkomstenbelasting
2.646.768
7.048.831 7.745.783
18
1925
20
1925
48.5
48.47%
35.35
35.35
7.43
7.43 1.12
1.12
–
10.29
–
35.86
Vermogensbelasting
274.914
512.605
459.560
Laagted.w.’)
48.35 35.15
7.40
1.10
10.25
35.6
2
*
•
Dividend- en tantième-
Hoogste d.wl)
48.55
35.40
7.45
1.2
2
*
1
0.3
2
*
35.9
2
* 137.844
473.028
413.033
13 Apr. 1925
–
–
–
–
–
–
672.968
2220.757
1.854.693
6
,,
1925
48.32% 35.28 7.43
1.17 10.29
35.63
belasting …………
103.947
122.586
116.311
Muntpariteit
48.-
35.-
50.41
48.-
48.- 48.-
Suiker …………….
Gedist.(binn.-enbuitl.)
356.021
1.074.037 1.150.079 5)
Noteering
te Ameteraam.
5*)
Noteering
te Rotterdam.
•
_Wijn ………………
Zegelrechtvan buiti. efi
44.814
105.556
109.547
)
Particuliere
opgave.
•
Totaal….
8.342.170
23.421.108
22.910.339
Data
Stock-
IKopen_l
Os1o)
_l
sing-
1
uenos-
-_
Mon-
SPLITSING VAN DE OPBRENGST
DER GROND-,
PERSO-
holm
5
)
Ihagen)
1
ires
1)
treal
1)
_________
14 Apr. 1925
67.55
46.05
40.15
6.31 95%
2.50
NEELE-, INKOMSTEN-
EN VERMOGENSBELASTING
SEDERT
1 JANuARI
1924.
15
,,
1925
67.52*
46.20
40.45
6.31
952%
2.501,,
16
1925
67.52*46.30
40.50 6.30
9/8
2.50
Dienstjaren
Grond-
Personeele
Inkomsten-
Vermogens-
17
1925 67.5
2
*
46.40
40.80 6.30
96
2.50
belasting
belasting
belasting
belasting
18
,,
1925
20
,,
1925
67.57*
67.55
46.40
41._..
4
6
.07*
40
.
9
7*
6.31
6.31
96
955
2.50′
8
2.50%
1920121
–
–
–
42
1921122
-.
–
–
3’1
Laagsted.w.i)
67.45 45.90
39.95 6.29
95%
2.491,
1922/23
–
–
.
1.303.527
5.562
Hoogste d.w’)
67.65
46.45
41.15 6.34
961,,
2.50%
1923124
59.277
540.145e
4.934.064 26.288
13 Apr. 1925
–
–
–
–
–
–
1924/25
3.125.368 4.027.026 20.026.717
2.018.173
6
,,
1925
67.55 46.05
39.90
6.32
943%
2.49%
1925/26
866.038
242.257
–
–
Muntpariteit
86.67 66.67 66.67
48.-
1
105
2.483%
Totalen
..
S)
Noteering
‘)
Particuliere
te Amsterdam.
opgave.
*5)
Noteering
te Rotterdam.
4.050.683
4.809.428 26.263.308 2.050.386
350
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22April
1925
1
KOERSEN
TE NEW YORK. (Cable).
a a
1) t
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterda
($ per £)
($ p.lOOfr.)
($p. IOOMk.)
($p.
100 g
14 April
1925
4,78
8
/8
5,13
23,80
39,93
15
,,
1925
4,785/
8
5,20
23,80
39,94
16
,,
1925
4,784
5,21
23,80
39,92
17.
,,
1925
4,788
5,25
23,80
39,91
18
1925
4,78i.i
5,22
23,80
39.90
20
1925
4,783%
5,22
23,80
39,90
7 April
1925 4,786/,
5,14
23,80
39,94
1untpariteit …
4,8867
19,30
23,813%
403i
TE LONDEN.
KOERSEN
Plaatsen en
Landen
INoteerings-I
eenhe
den
4Apr.
1925
11
Apr.
1925
13118
April’25
i
LaagstelHoogste
l
18Apr.
1925
Alexandrië
.
Piast.
1782
82
715
979
66
9715/
Bangkok
..
.
Sh. p. tical
ii0’i
1/10′,
1i1(l6,
111011
8
1/106/
$
8
B. Aires’)
d. p.
$
43tI,,
43
433%
43
Calcutta
_.
–
8h. p. rup.
1/5
29
/
32
115
15
/
16
1/5l3/
1 5l1
527
1
/,
122
Constantin.
.
Piast. p.,f
922
‘925
915
935
921
Hongkong ..
8h. p.
$
213
3
/16
2 31/
2 3
2
2
Lissabon 1)
d. per Mii.
2
15
/
32
27/
16
2131
32
2
”32
2
7
/
16
1
1
Mexico
. .
…
d. per
$
26
26 25 27
1
26
Montevideo’)
d. per
$
473
47
47
473.4
471.4
Montreal …
per
£
4.78j
4.7811
8
4.788j
8
4.791/
8
4.78
1
,4
R.d.Janeiro’)
d. per Mil.
53/
5111
132
59132
513!
32
55/
16
Shanghai :…
Sh. p. taei
31
1
013!
is
310
7
/
8
3/0
3/1
310/I6
Singapore….
id. p.
$
2/4
1
/
33
2141j
II
2
/
4″33
1
214
9
1
32
2141/,
2
Valparais0
2
).
peso p.
£
42 00 42.40 41.70 42.10
41 90
Yokohama ..
Sh. p. yen
11829
1
t 87!
1 8
7
/
8
19′,
1 931
8
132
–
l’,oersen oer vooratgaanae aagen.
1)
lelegralisch transtert.
3)
913
cig.
•
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Loncleni)N.Yorka)
Londen
13 April1925..
.-
–
13 April1925..
–
14
,,
1925..
31
1
i1
16
678/
s
14
1925..
86/5
15
,,
1925..
31
9
/
6711
8
15
1925..
86/7
16
,,
1925..
31
7
p,
667/
8
16
1925.. 867
17
1925..
317/
667/
8
17
,,
1925..
86/7
18
1925..
3111,
667/
8
18
1925..
–
17 April 1924..
3351
1
643/
8
4
)
19 April 1924..
94111
20Juli
1914..
241j
1
54
6
/8
20 Juli
1914…
84/10
1
)
161
pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign silver
in $c.
p.
oz.fine.
8)
in sli.
p. oz.fine.
4)
Noteering van IS April 1924.
STAND VAN
‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:
Saldo bij Nederi. Bank..
f
–
(
–
Saldo bij betaalmeesters..
,,
6.246.566,01
5.672.396,14
Voorschotop uit. Mrt. 1925
aan de gemeenten op
voor haar door Rijk tel
heffen gem. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bei. ,, 68.531.311,56 ,, 68 531.311.56
Voorsch. aan de koloniën ,, 17.125.502.91 ,, 18.581.842,65 Voorsch. a. h. buitenland ,,214.331.626,56 .213.890.968,19
Daggeldleeningen tegen
onderp. v. schatk.papier
Voorsch. door deNed.Bank
f
14.860.341,05
Schatkistbilj. in omloop’) ,,154 368.000,-
Schatkistprom. in omloop ,,143 290.lIl6uI,_
Waarv. direct bij Ned. Bk. ,, 7.000.000,.-
Zilverbons(net inbegripv.
de bedragen bij de betaal.
meesters in kas) …….
..,, 19.922.776,50
Door den Postch.- en Giro.
dienst in ‘s Rijks Schat.
kist gestort ………..,, 37.778.619,64
1)
Waarvan / 37.056.000 verval en op
of
na
1
Apri
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
1
4
April
1925
1
II
April
1925
Voorschot uit
‘s
Rijks
kas aan
N.-I. .. .-. .. .
f
4.929.000,-
f
9.IOGMOO,-
md.
Schatk.prom. in
orni.
72.5011.000,
72.500.00,_
Voorsch. Jav.Bk. aan N.-I.
12.333.000,- 11.927.000,-
Muntbiljetten in
omloop.
33.715.000,-
33989.000,-
Ten voordeele
v. N.-I.
ge.
boekt beleggingsgeld
v. •,
h.
N.-1.
muutfonds….
»
4.907.000.-
4.907.000,-
Totaal
…………
1
f128.384.UlJ0,_
1
fl32.489.000,_..
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 20 April 1925.
Activa.
Binnenl.Wis.Bfdhk.
f
39691.262,10
sels,Prom.,J Bijrnk.
20.13024,88
enz.in
disc.I Ag.sch.
36.336.974,69
f
96.158.961,67
Papiero.h. Buiten!, in disconto
.. .-. … ..
–
Idem eigen portef.
.
f
125.632.899,-
Af
:Verkochtmaar voor
de bk. nog niet af gel.
125.632.899,-
Beleeningen
Hfdbk.
f
73.034.460.15
mcl.
vrsch.
–
Bijbnk.
9.404.381 i9
in rek.-crt.
”
–
–
Ag.sch.
,,
70.49.928,é7
op
onderp.
f
152.918.770,71
Op
Effecten.
.. .-. …
f
151.775.720,71
OpGôederenenSpec. ,,
1.143.050,_
152 918 770,71
Voorschotten
a.
h. Rijk
11.848.766,09
Munten Muntinateriaal
Munt, Goud
.. … …
f
56.284.295,-
Muntmat., Goud
.
,, 435.698.076,50
–
f
491.982.371,50
Munt, Zilver, enz..
20.659.237,39
Muntmat, Zilver
Effecten
512.641.608,89
BeleggingRes.fonds.
f
5.637.583,67
Id. van
‘,
v. h.
kapit.
»
3.992.108,63
9.629.692,30
Gebouwen en Meub. der Bank
.
.. …
.,
5.2 12.500,-
Diverse
rekeningen
_……….
85.021.401,44
f
999.064.600,10
Passiva.
Kapitaal
—————
f
20.000.000,-
Reservefonds
,,
5.655.237,53
Bijzondere reserve
,,
8.235.000,-
Bankbiljetten in omloop
,,
892.831.650,-
Bankassignatiën in
omloop.. … .-….. ..
,,.
1.318.075,01
Rek.-Cour.
Het Rijk
f
–
saldo’s:
1.
Anderen,,
48.789.132.50 48.789.132,50
Diverse rekeningen
———
22.235.505,06
f
999.064.600,10
Beschikbaar metaaisaldo
. – – – – – –
f
323.696
Op de basis van
3/
metaaldekking..
.. ,, ,
135.105.197,03
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is. ,,
1.618.464.840,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Zilver
Circulatle
Andere
opeischb. I Beschikb.
Metaal-
Dek-
king,
schulden
saldo
oerc.
20 Apr. ‘25491.982 20.659
892.832 323.693 50.107 54
14 ,,
1
25 491.982 20.246
906.316 34.363 323.732
54
6 ,,
1
25 504.487 20.341
909.871 29.656 336.554 56
30 Mrt. ’25 504.492 20.768
898.424 44.486 336.309 56
23
’25 504-.492 20.811
880.013 58.386 337.254 56
16
’25 504.488 20.661
895.528 .51.295 335.416 55
22 Apr. ’24 543.992 9.575 1.000.044 29.581 347.123 54
25 Juli ’14 62.114 8.228 1 310.437 1 6.198 43.521
1
) 54
I
1
–
hervan
1
/
Papier
Totaal Schatkist-
1
Belee-
1
ophet
Diverse
reke-
Data
bedrag promessen
1
ningen
t
buiten- nlngenl)
l’t5c0b0IrechtstreeksI
1
land
20 Apr. 1925 96.159
4.000 152.919 125.633 85.021
14
1925 101.481
7.000
152.541 119.414 83.412
6
1925 98.550
3.000
160.789 125.183 58376
30 Mrt. 1925 93.496
–
161.961 131.644 55.531
23
1925 94.777
–
150.927 128.565 67.437
16
1925 98.451
2.000
154.592 127.111
72.408
22 Apr. 1924 255.845
91.000
146.741 21.398 77.021
25 Juli 19141 67.947
14.300
61.686 20.188
509
1) Op de basis van
2/5
metaaldekkine.
1)
Sluitpost activa.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circu
latie
Andere
opeischb.
schulden
1
1
Discont.
14 1,Irt.
1925.
1.052
1.527
872
1.025 316
7
,.
1925.
1.065 1.628
872
1.018 310
28 Febr.
1925..
1.070 1.618
592 1.023
375
21
1925..
1.071
1.471
790
1.031
366
14
1925..
1.071
1.506 685
1.034 372
15 Mrt.
1924..
1.175 1.416
767
1.112
482
5 Juli
1914..
645
1.100
560
735 396
otuitpuan UCI antva.
f
1:053.360,32
,,
1
54.325.i 11)0,-
,,142 2911.000,_
,, 4.000.000,-
19.332.858,50
35.490.205,09 –
1927.
ON
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
35
1
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opelschb.
I metaal-
schulden
–
saldo
11Apr.1925
18.000
279.000
51.500
118.900
4
,,
1925
185.500
273.000
54.000
120.100
28Mrt. 1925
180.000
271.000
56.000
120.600
14Mrt.1925
‘133.1132
50.724′
277.175
54.430
118.852
7
,
1925
133.736
51.385
277.377
60.805
118.356
28Feb. 1925
133.646
51.285
279.598
70.235
117.232
21
,,
1925
133.634
51.302
274.047
72.146
116.576
12Apr.1924
147.141 64.641
263.372
79.224
153.454
14Apr. 1923
160.605
60.980
266.431
105.903
147.804
25 Juli1914
22.057
31.907 110.172
12.634
4.842
2
Wi
,
bu
ss
ite
els
n
verse
Dek-
a a
Dis-
Belee-
kings-
conto’s
N.-Ind.
ningen
g
percen-
bef aalb.
fage
11Apr.1925
110_
”
56
4
1925
111.590
‘.
57
28Mrt.1925
105.500
‘
57
l4Mrt.1925
20.063
_-
17.382
51.399
62.078
56
7
,,
1925
19.887
17.775
52.832 67.399
55
2Feb. 1925
19.557
17.670
54.596 73.316
54
21
,,
1925
19.064 17.905
53.998
79824
53
12Apr.1924
35.168
16663
59.059
15.909
62
14Apr.1923
36.603
30.113 61.511
38.616
60
25 Juli1914
7.259
6.395 47.934
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
)
Basis
‘It
metaaidekking.
BANK VAN ENGELAND.
‘oornaamste posten,
onder bijvoeging
der Currency Notes,
in duizenden ponden
sterling.
Data
Metaal
II
Clrculatie Currency Notes
Bedrag
I
Goudd.
I
Gov. Sec.
15 April 1925
128.721
121.363 297.591
27.000
248.640
8
,,
1925
128.708 122.485
296.145 27.000
247.119
1
1925
128.721
121.310
288.635
27.000
239.913
25 Mrt. 1925
128.620
124.378
284.256
27.000 235.076
18
1925
128.619
124.074
283.883 27.000 234.557
11
1925
128.609 124.200
284.685
27.000
235.379
16 April 1924
128.112
125.477
292.153
27.000
247.868
22 Juli
1914
40.164 29.317
–
–
–
Data
1
00v.
1
Other
1
Public
Other
Reservel
1
Dek-
kings-
Sec. Sec.
Depos.
Depos
1
perc.
1)
15Apr.’25
39.292
76.416
14.780
110.333
27.108
21′,
S
,,
1
25
39.878
74.496
13.126
109.505
25.473
211,
1
’25
42.448
84.982
17.762
118.546
27.160
19
7
1
8
25 Mrt.’25
38.798
76.900
15.488
105.916
23.992
19
18
’25
39.892
76.349
13.752
108.508
24.295
19
7
/
8
11
’25
40.097
78.160
13.688
110.460
24.159
1934
16Apr.’24
40.917
74.843
18.403
102.066
22.385
18,57
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.2(7
52a/
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.
Waarv.
Te
goed Buit. gew.
Schat-
Wis-
Data
Goud
in het
Zilver I. hef
voorsch.
kistoil-
1
buitenl.
buiteni.
ajd. Staaijetten
1)
se
S
16Apr.’25
5.546
1.864
316
582
22.350
4.978
5.512
9
,,
’25
5.546
1.864
315
582
22.000
4.973
6.179
2
)5
5.546
1.864
311
571
21.900
4.964
6.560
26Mrt.’25
5.546
1.864
309
570
21.800
4.959
5.545
19
,,
’25
5.546
1.864
307
570
21.800
4.958
5.756
17Apr.’24
5.542
1.864
298
571
22.700
4.666
4.695
23Juli’14 4.104
–
639
–
–
–
1.541
Waarvan
Uitge-
B 1
Rekg.
Courant
Data
op
het
stelde
e ee-
Circulatie
Parti
buitenl.
Wissels
ningen
culiern1 Staat
16Apr.’25
22
7
3.074
42.960
1.925
34
9
’25
25
7
3.139
43.005
1.952
13
2
,,
’25
20
7
2.992
40.904
2.137
16
26Mrt.’25
17
8
3.026
40.892
2.039
14
19
,,
’25
23
8
3.053
40.880
2.041
13
17Apr.’24
34
10
2.604
39.943
2.481
19
23 Juli’14
24
13
2.445
38.895
2.229
24
1)
In disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staata. buiteni. regeeringen.
–
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
Daarvan
ijeviezenAndere
teni. circ.
dekking
en
ningen
banken
1)
geldende
c.
–
15April1925 11.003,7
149,9
334,6
1.422,5
17,0
7
,,
1925
1.001,4
160,1
334,5
1.487,0
7,4
31 Mrt.
1925
1
l.I’03,4
205,3
334,5
1.578,2
27,1
21
1925
1
996,1
229,2
332,0
1.438,4
5,6
14
1925
1
985,2
264,4
328,4
1.582,9
8,5
7
,,
1925
1
985,2
269,1
328,4
1.633,1
8
2
3
23 Juli
1914
1.356,9
–
750,9
50,2
D
Effec-
Diverse
–
Circu.
Rekg.-
Diverse
aan
a a
ten
Activaz)
laUc
Crt.
Passiva
IR
enten-
bank
15April1925
199,8
1.322,3 2.187,7
854,6
988,2
36,4
7
,,
1925
205,5
1.267,2 2.293,3
732,9
977,6
67,7
31 Mrt.
1925
205,3
1.217,4 2.314,6
742,9
984,9
86,7
21
1925
205,1
1.304,7
1.865,4
1.018,3
1.042,8
137,9
14
,,
1925
111,8
1.375,2
1.947,7
992,0
1.220,3
190,8
7
,,
1925
112,1
1.373,4
2.035,5
925,2
1.216,9
216,2
23 Juli
1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
–
1)
Onbelast
2)
W.o. Rentenbankscheine 15, 7 Apr., 31, 21, 14, 7 Mrt.,
resp.
*; 354,1:300; 406,6; 335,I;313 miii.
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Vooi’ua:umste posten iu miilioeuen frauts.
Data
–
16Apr.’25
378
85
480
1.298
324
5.200
7.569
219
9
25
378
85
480
1.334
295
5.200
7.585
210
2
’25
378
85
480
1.335
354
5.200
7.550
193
26 llrt.’25
378
85
481)
1.318
276
5.2110
7.458
276
19
’25
378
85
480
1.311
286
5.200
7.473
259
12
,,
’25
378
85
480
1.326
318
5.200
7.568
250
17Apr.’24
358
85
480
1.349
425
5.275
7.656
211
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL 1IESEI1VE BANKS.
Voornaamste posten in miii benen dollars.
Goudvoorraad
Wettig
Wissels
Data
Dekking
middel,
In her-
In de
betaal-
Totaal
F. R.
Zileer
disc. v. d.
open
bedrag
Notes
C.
member
markt
banks
g kocht
1 Apr.’25
2.845,9
1.640,3
136,7
399,9
316,4
25 Mrt.’25
2.867,3
1.654,9
140,8
377,6
3()6,9
18
,,
’25
2.873,8
1.672,0
136,7
339,5
276,7
11
’25
2.874,7
1.669,4
136,0
410,4
301,4
4
’25
2.8611,9
1.649,1
135,1
4110,9
303,6
25 Feb.’25
2.893,6
1.647,9
– 136,0
433,8
317,2
2Apr.’24
3.091,8
1
2.025
2
2
99,6
1
529,7
213,8
Belegd
J’
Totaal
(Juua-
–
Algem.
Gestort
Dek-
Dek-
Data
in U. S’
in circu-
Kapitaal
kings-
kings-
Gov.Sec.
lutie
perc.l)
perc.’)
1 Apr.’25
357,8
1.709,7
2.195,7
114,5
72,8
76,4
25 ktrt.’25
343,8
1.709,1
2.184,3
114,5
73,6
77,3
18
’25
428,3
1.720,4
2.211,0
114,5
73,1
76,6
11
’25
388,3
1.730,7
2.255,5
114,3
72,1
75,5
4
,,
1
25
382,7
1.727
2
4
2.237,7
113,7
72,1
75,6
25Feb.
1
25
365,0
1.798,8
2.269,6
113,6
72,3
75,8
2 Apr.’241 264,9
1.987,3
2.062
2
4
110,9
76,3
78.8
1)
Verhouding totaien goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Nôtes en netto deposito.
2)
Verhouding toiaien voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL. Voornaamste posten in millioenen dollars.
Dis-
.
l
Data
Aantal
conto’s
t
Beleg-
bij de
Totaal
1
Waarvan
1
banken
en
1
gingen
F.R.
t
depo-
1
time
beleen.
banks
sito’s
1
deposits
25Mrt.’25
737
13.140
5.478
1.588
17.940
5.034
18
’25
737
13.211
5.518
1.638
18.170
4.973
11
,,
’25
738
13.246
5474
1.666
18.125
4.954
4
,,
’25
739
13.243
5.336
1.627
17.983
4.945
25Feb.’25
739
13.143
5.396
1.682
17.996
4.951
26Mrt.’24
756
12.065
4515
1.414
15.644
4.235
tan net erna van ieuer KwarLaai
WUFUL
een uvereieiit
gegeven van enkele niet wekelijks opgénomen’ bnnkstaten.
S
352
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22» April 1925
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 20 April 1025;
•
Op de internationale markten is vrijwel overal een zekere
matheid te constateeren geweest, welke in sommige ge-vallen overheerschenci w’erd. Met nante is dit het geval
geweest voor de fondsenmarkt van P ar ii s. Met groote
spanning verwacht men in Fransche bê’leggerski-ingen de
nieuwe voorstellen van CaiI]aux tot herstel van het even-
wicht in de Fransche financiën; zoolang men te dezen
aanzien geen zekerheid heeft, lijkt het twijfelachtig, dat
de beurs een opleving van
–
eenige beteekenis zal ondergaan.
Zelfs in de arbitragefoncisen, welke anders een ,geliefkoosd
object voor de speculatie vormen, is gedurende de achter
ons liggeude dagen nagenoeg geen handel oiitstaan. In
aancleelen Koninklijke Petroleum Maatschappij konden als
regel slechts enkele stuks tegelijk geplaatst resp. opgeno-
men worden; de verhoudingen voor de overige
–
buitenland-
sche soorten is vrijwel geheel in overeenstemming hiermede
geweest.
Ook te L o n den is de tendens mat geweest, hoewel.
hier een betere grondtoon viel te onderscheiden, hetgeen
bewezen wordt door de houding op cle af deeling voor beleg-
gingsvaarden, waar cle meeste fondsen hun koerspeil goed
hebben kunnen handhaven.
– Te B e r 1 ii n was de stemming over het algemeen onge-
animeercl. Het koersniveau voor Duitsche aandeelen heeft’
een vrij gevoelige verlaging moeten ondergaan. De verkoo-
pen, welke deze koersverminderiugen in het leven hebben
geroepen, zijn niet alleen van Duitsche bezitters, doch
eerder nog van ‘buitenlandsche zijde uitgegaan
.» Zij scheneni
hun oorsprong te vinden in het feit Can de candidaatstel-,
ling-Hindenburg voor het presidentschap van de Duitsche
republiek. Blijkens .de
vragen, met betrekking hiertoe ge-
richt tot den president van de Rijksbauk, schijnt er boven-
dien eenige aarzeling ten aanaleii van het afsluiten van
nieuwe, resp. het verlengen van oude credieten te zijn
opgetreden. Aan den anderen kant bestond er weinig
animo het aangeboden materiaal op te nemen, zoodat dit
slechts tegen dalende koersen kon geschieden. De gebeur-
tenissen in Frankrijk hebben er zijdelings ook toe bijge-
dragen de mfnder opgewekte stemming te accentueeren.
Te New York is cle tendens medegevallen. Ondanks,
de daling op cle producteamarkten en de verlaging van
»
den prijs voor ruwe Pennsylvauia petroleum hebben de koer- –
sen in Walistreet vrij goed weerstand geboden. Ook d
berichten omtrent een geringere bedrijvigheid in tal van
ihdustrieele ondernemingen schenen reeds in de» meeste1
koersen te zijn verdisconteerd. De achteruitgang van het »aantal onuitgevoerde bestellingen van cle Steeltrust per
einde Maart heeft evenmin een ongunstige uitwerking
van beteekenis uitgeoefend. In financieele kringen in de
1
Unie beschouwt men de ,egenwoordige reactie dan ook
eerder als een gezonde rustpauze, temeer,
»
waar de verhou-
dingen op cle geldmarkt hierdoor gelegenheid hebben zich
eenigermate te ontspannen.
0 n ze b e u r s kou daarentegen niet ontkomen aan de
algemeene depressie, welke de fondsenmarkten van Europa
heeft gekenmerkt. Karakteristiek is het bijna-absolute ge-‘
brek aan zaken geweest; in de meeste afdeeliugen zijn ge-
durende de achter ons liggende berichtsweek de omzetten
vrij spoedig na den aanvang v.an den beurstijd practisch tot een einde gekomen. Dit gold ook voor de
beleggings.
markt,
hoewel het koerspeil in deze afdeeling hiervan geen
nadeelige’ gevolgen heeft ondervonden. 6 pCt. Ned. Werk.
Schuld 1922: 1.04
9
1ie,
10434,
1048/s;
434 pCt. Ned. Werk.
Schuld 1917: 93%, 93%, 94; 7 pCt. Ned. Indië: 1027/
s
,
103; 5 pOt. Mexico Dep. Rec. £ 100-1000: 8, 83/, 81116;
5 pOt. Brazilië 1913 £ 20-100: 5234, 53, ‘s; 8 pCt. Sao
Paulo: 98%, 9834, 98
7
/16.
De overige afdeelingen hebben» bijna ‘geen bijzondere
moenteu opgeleverd. De stemming was niet voor de ge-
heele beurs gelijkmatig, doch, •behoudens een enkele uit-.,,
,
zondering, hebben zich nergens koersverschillen van groote
beteekenid voorgedaan.
PetrolewircaancZeelen
waren over het
,,,
;
algerneeri lusteloos, hoewel de nieuwe verlaging van den
Pennsylan.ia-prijs toch geen groote uitwerking op het
koerspeil van nandeelen Koninklijke Petroleum heeft uit-
geoefend. Dit fonds heeft ich grooteucleels door de aan-
wijzingen vn het buitenland laten leiden en waar deze
schaarsch zijn geweest, zijn voor het aandeel bijna geen veranderingen ingetreden. Tegen het einde der berichts-
periode waren speciaal aancieelen Geconsolideerde gedrukt
in verband met revolutionnaire woelingen in den Balkan.
Dordtsche Petroleum md.: 352, 340%, 339; Geconsolideer-‘
de Petr. Cy.: 146%, 147%, 142
3
14; Koninklijke Petroleum
Mij.: 37734, 366%, 365%. – »
Ta7jaksaandeelen
hebben de berichtsweek in nagenoeg
– onverandercie houding verlaten. Alleen voor sommige Java-
soorten en voor aandeelen Areudsburg bestond eenige be-
langstelling, voor laatstgenoemde in verband met het juist
gedeclareerde dividend, dat in beurskringen een goeden
indruk heeft gemaakt. Arendsburg: 399, 40534, 407%;
Deli Batavia .iIij.: 343, 341, 340%; Deli Maatschappij:
372%, 369, Senembah Mij.: 381
5
/
s
,
–
380, 382. Rubbera.andeelen
hebben hun peil niet geheel en al kun-
nen handhaven. De lichte reactie van den rubberprijs, te
zamen met de apathie, welke onze geheele markt heeft
gekenmerkt, heeft een ige verkooporders te voorschijn ge-
roepen, waardoor een lichte daling onvermijdelijk is ge-worden. Amsterdam Rubber Cultuur Mij.:
21
5%, 214%,
2
12%; Gogo Niti: 217, 227, 224; Indische Rubber Comp.:
285 (ex div.), 270%,
2
63%; Java Caoutchouc: 147, 145, 142; Oost-Java Rubber: 293%, 29634, 287, 283; Serbad-
jadi: 228%,
226,
223%.
Suikeraandeelen
daarentegen hebben van een, vasteren
grondtoon doen blijken. Weliswaar zijn hier enkele zig-
zag-bewegingen
»
op te merken geweest, doch per saldo was
de tendens niet ongunstig. De dividenddeclaraties van ver-
schilleude suikerondernemingen hebben tot de betere op-
vatting in deze afdeeling sterk medegewerkt. Cultuur Mij.
der Vorstenlanden: 1697%, 168%, 169%; Handels Verg.
Amsterdam: 497%, 495, 496%; Javasche Cultuur Mij.:
37434, 370, 360%; Moorman: 388, 380, 382%; Poerwo-
redjo: 130, 1287%, 135; Suiker Cultuur Mij.: 266%, 261, 262; Tjepper Cultuur Mij.: 720
2
708. – Daarentegen was de
scheepvaartmarkt
verdeeld. Tegen-
over verbeteringen in enkele fondsen – al waren deze in geen enkel ‘geval van grooten omvang .- stonden koers-
verliezen in andere papieren. Naarmate de jaarverslagen
van de scheepvaai
–
tondernemingen bekend worden gemaakt,
verkrijgt men ter beurze een beter overzicht over de resul-
taten, welke door iedere maatschappij afzonderlijk zijn be-
haald. Als geheel genomen, is men-geneigd de naate toe-
komst van het reederijbedrjf iets optimistischer te beoor
–
deelen. Holland Amerika Lijn: 6234, 6034, 61%; Java
China Japan Lijn: 102
2
103%; Kon. Ned. Stoomboot Mij.:
66, .65%; Ned. Scheepvaart Unie: 133, 135%,
1
37%;
Stoomvaart Mij. Nederland: 156, 152, 155%. –
Industrieele ondernemin gen
hebben voor sommige soor-
ten slferk de aandacht getrokken. In de eerste.plaats was
dit het geval voor aandeelen Philips Gloeilampenfabrieken,
welke, in verband met – onjuist gebleken – geruchten
omtrent. het uitkeeren van een ,,bonus”, hun koerspeil
aanmerkelijk konden opdrijven. Daarnaast is de aandacht
gevallen op aa.ndeelen Nederlandsche Kunstzijdefabrieken,
welke ook een verbetering konden ondergaan, als gevolg
van een gunstige.,beschouwing omtrent cle uitb»reicIingspoli-
tiek dezer onderneming, o.a. door het’ oprichten van de
Maatschappij tot Exploitatie van Kunstzijdefabrieken in
het Buitenland (Maekubee). Centrale Suiker Mij.: 107%,
107%; Gero Fabriek: 90; ,,Hollandia” Melkproducten en
Voed.: 129,
126%,
127; Hollandsche Kunstzijde Industrie:
153%,
.150%,
151%; Hollandsche Mij. t/h., maken van
Werk. in Gew. Beton: 127, 122, 123%; Jurgens: 8434,
837%, 82%; Leerdam Glasfabriek: 33, 32; Ned. Gist- en
Spiritusfabriek:
3743/4,
363, 350; Ned. Kunstzij.def.abriek:
369%, 375, 379; Philips’ Gloeilampenfabriek: 34534,358%,
37334; R’dam Droogdok Mij.: 174
3
14
, 17434, 170%. Bankanndeelen
waren zeer stil, doch vast. De tot nu toe verschenen jaarverslagen hebben in het licht gesteld, dat
.
cle betrokken instellingen over 1924 bevredigende resul-taten hebben behaald. Amsterdamsche Bank:
14034,
141,
141%; Incasso Ba.nk: 106%; Koloniale Bank: 19034,
188%, 190; Ned. Ind. Handels Bank:
143%,
142, 144
8
/4;
Ned. Handel Mij. :,..1277%, 12615/, 126%; R’damsche Bank-
vereeniging: 6934, 71, 74.
Mijnwaardeav
waren gedurende het grootste deel van de
berichtsweek verlaten, doch trokken tegen het slot iets
meer belangstelling, waarvan voornamelijk aandeelen Red-
jang Jieboug hebben kunneh profiteeren. Ned. Surin. Goud
Mij.: 2634
3
2534, 23%; Redjang Lebong Mijnbouw Mij.:
236%, 233, 245; Siloengkang: 106, 108, 104.
Aandeelen in
handelsonderrcemingen
waren stil, doch’
vast. In aandeelen Reiss viel iets meer handel op te mer-
ken iii verband met geruchten omtrent goede resultaten
over het afgeloopen boekjaar. Int. Crediet en Handels Verg.
Rotterdam: 207, 210, 215; Linde Teves: 90, 91%; Nederl.
Wol Mij. 132, 13134.
De
.é.tmerikaansclve markt
was zeer kal, doch over hét
algemeen iets beter, in aansluiting aan de beurs van New
York» Anaconda Copper: 78, 797%, 7734; Studebaker: 1100,
1126, ‘1122%; United States Steel: 115
6
/
8
, 116
5
/, 117%;
A.tchison Topeca: 122
5
/8,
122, 121%; Ene: 29%, 30%,
29%.
Prolongatie noteerde 2%
3 pCt.
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
353
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
21 April 1925.
Toen ons laatste bericht geschreven werd, was juist op
een sterke prijsverhooging in Noord-Amerika voor alle
graansoorten, clie het gevolg is geweest van een ongunstig
maandrapport van het Ministerie van Landbouw te Wash-
ington over de Noorcl-Arnerikaansche wintertarwe, weder
een inzinking gevolgd, omdat na 1 April, voor ve1ken
datum het rapport gold, geregeld regen was gevallen in
Kansas en het overige Zuid-Westen der Vereenigde Staten.
De daar gernimen tijd geheerscht hebbende droogte was cle
voornaamste oorzaak geweest van de lage raming der op-
brengst van de wintertarwe, die volgens het maandrapport
werd verwacht. Op cle inzinking van 13 April volgde echter
den volgenden dag weder een zeer vaste markt, die den
prijs weder bijna geheel deed stijgen tot het peil van den
llcleu, toen tengevolge van het Washingtonsche maandbe-
richt de bovengenoemde sterke verhooging te Winnipeg en
te Chicago had plaats gevonden. Bij clie groote prijsfluctna-
ties van het begin der week bleef het echter niet, want de
markten hebben ook verder haar onzekere karakter behou-
den. Na zeer flauwe markten en aanzienlijke prijsverla-
gingen op 15 en 16 April volgde weder een vaste dag,
doch op den 18den waren de prijzen voor tarwe en rogge
aanzienlijk lager, om den 20sten weder ongeveer evenveel
te stijgen. Het slot was te Winnipeg 3 A 4 en te Chicago
per Mei 6 dollarcent per 60 lbs. lager dan op den 13den
Juli is te Chicago per saldo slechts 2 ce]at gedaald en
September zelfs 1 cent gestegen.
Ook in Argentinië gaf de markt van een nerveuze stem-
ming blijk. De schommelingen vareu daar echter niet zoo
groot als in Noord-Amerika, en evenmin kwam op som-
mige dagen der week de stemming aan de Argentijnsehe
markten overeen met die in Noord-Amerika. In vergelij-king met den 13den sloot op 20 April de termijnmarkt te
]3uenos Aires voor Mei 10 centavos per 100 KG. lager en
voor Juni onveranderd, terwijl ook in Rosario de markt
per saldo weinig verandering heeft ondergaan.
Over het geheel schijnt het, dat de Argentijnsehe niarkt
meer weerstandsvermogen heeft tegen prijsverlagingen, dan
die te Chicago en Winnipeg. Dit zal dan wel het gevolg
zijn van de lage raming van het in Argentinië nog aanwe-
zige uitvoeroverschot, dat ten gevolge der groote versche-
pingen in het begin van het seizoen en de omstandigheid,
.dat in Argentinië minder tarwe is geoogst dan in het
vorige seizoen, het voor uitvoer nog aanwezige surplus op
1 April ongeveer 5 millioeu quarters kleiner was dan een
jaar geleden. De verschepingeu waren ook deze week van Argentinië niet groot en aanzienlijk kleiner dan de vorige,
terwijl ook het Australische cijfer tegenover de vorige week geen vermeerdering, doch zelfs eenige vermindering onder-
ging. De wereldverschepingen van tarve waren dan ook
deze week klein. Op den loop der prijzen heeft deze om-
standigheid geen merkbaren invloed geoefend, doch zij ver-
leende aan cle Europeesche markt wel in zooverre steun, dat ondanks de per saldo Vrij aanzienlijke prijsverlaging,
welke in Noord-Amerika plaats vond, steeds wel eenige
kooplust voor tarwe bleef bestaan. Ook werkten daartoe
mede de ongunstige berichten uit Britsch-Indië, waar vooral
ten gevolge van de droogte in Pundsjaab de opbrengst op
ongeveer 5 millioen quarters minder wordt geraamd dan
in het vorige jaar. Daar deze vermindering ongeveer over-
eenkomt met den jaarlijkschen uitvoer van een bevredi-
genden oogst, valt dus voorloopig op een aanzienlijken
uitvoer van Britsch-Indië niet te rekenen. In Europa is
de stand van het wintergraan algemeen goed, en cle olf i-
cieele cijfers van 1 April, die omtrent den Duitschen oogst
zijn gepubliceerd, geven voor tarwe, rogge en gerst een
zeer veel beteren stand aan dan in het vorige jaar. De
berichten uit Rusland zijn dèn laatsten tijd talrijk, doch
zij brengen niet veel nieuws en wijzen nog steeds op groote
verschillen in den stand van het wintergraan in verschil-
laude gedeelten van het land en op Vrij groote onzeker-
heid omtrent het resultaat van den voorjaarsuitzaai, die
hier en daar vertraging ondervindt. Al zijn dus bijna
overal in Europa de vooruitzichten voor den nieuwen oogst
gunstig, gedurende het restant van het oude seizoen zal
nog heel wat broodgraan dienen te worden ingevoerd. In,
de meeste invoerlanden zijn de voorraden gering. Op het
oogenblik maakt daarop vooral Italië een uitzondering en
in sommige Italiaansche havens is reeds eenigen tijd zoo-
veel tarwe aangekomen, dat bezwaren ondervonden wor-
den bij de lossing der booten. Het schijnt echter, dat deze
overvloed slechts van korten duur zal zijn, en dat ook
Italië nog behoefte heeft aan flinken invoer vdôr de nieuwe
tarwe beschikbaar is. Ook in Engeland zijn de voorraden
vrij aanzienlijk, wat echter niet wegneemt, dat de zaken
in tarwe daar op sommige dagen, vooral in het begin der
week, omvangrijk waren. In Spanje is de invoer voor 60
100.000 ton tarwe opengesteld, en reeds is met de inkoo-pen een aanvang gemaakt, terwijl ook Portugal kooper is
van buitenlandsche tarwe. Zelfs Roemenië heeft stoomencle
Platatarwe gekocht, terwijl eveneens een lading buiten-
landsche tarwe via een Donauhaven naar Polen is ver-
kocht. Nederland, Duitschiand en België hadden in het be-
gin der w’eek vrij aanzienlijke zaken in tarwe, doch Frank-
rijk deed ten gevolge van de daar bestaande financieele
moeilijkheden weinig inkoopen. Eerst de allerlaatste dagen
hoort men van zaken naar Bordeaux, waar een lading
Platatarwe werd verkocht. De uit deze opsomming blij-
kende vermeerdering der Europeesche vraag was oorzaak
van de vaste markten in het begin der week en van de
ook later nu en dan nog weder optredende prijsverbete-
ring. Toen echter tea slotte de prijsdaling, ook na nu en
dan optredend herstel, steeds weder opnieuw inzette, ver-
minderde de vraag in de invoerlanclen, en vooral in Enge-land was de laatste dagen der week de belangstelling voor
tarwe gering. Ook in Duïtschland was dat het geval, waar
bovendien cle verzwakte financieele positie van enkele
Duitsche handelaren de markt drukte, zoodat op 20 April
de Duitsche markt door wederverkoopers werd beheerscht
en. de prijzen zich aanzienlijk beneden de pariteit der uit-
voerlanden bevonden. In Nederland werd echter ook op
dien dag een vrij aanzienlijke omzet bereikt en Hard-
winter zoowel als Manitobas en spoedige Australische
tarwe werden gekocht. Nog altijd wijzen de beschikbare
gegevens erop, dat voor het restant van het seizoen nauwe-
lijks meer tarwe beschikbaar zal zijn dan de invoerlanden behoeven. Van Canadeesche tarwe kunnen bij de opening
der scheepvaart van Montreal binnenkort grootere ver-
schepingen worden verwacht, doch het voor uitvoer be-
schikbare overschot wordt niet hooger geschat dan onge-
veer 75 millioen bushels, terwijl in het vorige jaar na her-
opening der scheepvaart nog 112 millioen zijn verscheept,
en 28 millioen in het nieuwe seizoen overgingen.
Voor r o g ge is in den loop der week de prijs in Noord-Amerika vrij sterk gedaald en op enkele dagen was rogge
te Chicago zelfs zeer flauw. Vooral in Duitschland werd
tot den dalenden prijs vrij geregeld rogge uit Amerika
gekocht, en ook in Nederland waren de zaken grooter dan
in •de voorafgaande week. Op 17 April was dan ook rogge
te Chicago zeer vast en aanmerkelijk hooger, doch toen
Europa de verhoogde prijzen niet betaalde, volgde weder
eene inzinking. De zaken in rogge waren echter op 20
April in Duitschland zeer moeilijk met lagere prijzen dan
in de eerste hand. De Noord-Anierikaansche roggeversche-
pingen zijn de laatste weken groot, doch de beschikbare
voorraad vertoont nauwelijks eenige vermindering.
M
al s is in den loop der week allengs vester gewor-den, vooral ten gevolge van een lage raming van dien
Argentijnschen oogst. De .opbrengst wordt daar geschat op
slechts 22 millioen quarters, of 10 millioen quarters minder
dan in het vorige jaar. Voor uitvoer zouden daardoor, te
zameu met het op 1 April aanwezige overschot aan oude
mals, slechts 14 millioen quarters beschikbaar zijn, terwijl
in •dit seizoen tot nog toe reeds
2134
millioen quarters zijn
verscheept. Verschepingen van Argentinië waren dan ook
deze week zeer klein, en ook uit Zuid-Afrika werd slechts
weinig mais afgeladen. Uit Roemenië echter waren de ver-
schepingen vrij aan zienlijk, doch deze hebben, nu andere landen zoo weinig af laden, in een zeer groot gedeelte der
behoefte te voorzidn. Denemarken zet geregeld zijn inkoo-
pen van ladingen Roemeensche maIs voort, doch ook naar
Engeland werden de laatste dagen eenige ladingen ver-
kocht, nu Platamais nog slechts in zulke geringe hoeveel-
heden wordt afgeladen. De lage raming van den Argen-tijnsehen maïsoogst heeft aan de Argentijnsche termijn-
markten een aanzienlijke prijsstijging teweeg gebracht en
het slot was daar op 20 April 40 & 50 centavos hooger
clan een week tevoren, nadat sedert de flauwe dagen van
het begin der maand reeds een verhooging van 50 D, 75
centavos had plaats gevonden.
De Argentijnsche prijsverhooging .werd in Europa ge-
volgd en ofschoon in Duitschland nog altijd weinig vraag voor mais bestaat, was de kooplust in Nederland zeer be-
vrecigendl, terwijl ook in België de afzet flink toenam.
Zoowel te Antwerpen als te Rotterdam zijn de voorraden
van Platamaïs sterk geslonken, wat te» gevolge had, dat
twee spoedige ladingen Platamaîs in den loop der week in
Nederland zijn gekocht en het geringe aanbod van Roe-
meensche soorten tot prijzen, die in de laatste dagen der
week sterk zijn gestegen, gemakkelijk koopers vond en
354
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 April 925
–
11
Noteeringen.
L000prijzen te Rotterdam/Amsterdam.
18Apr.’25
1478/
6
106%
41-
l5,35’j
9,75
22,20
11
’25
162 311%
41%
15,25
1
)
9,15
1
)
21,85
1
)
16Apr.’24
1023/
8
78%
7/8
10.80
7,99
1,9,35
18Apr.’23
1258/
8
79
45t,,
12,15
2
)
8,502)
22,25
2
)
18Apr.’22
139%
’59
367/6
13,50 8,40
21,-
20 Juli’14
82
56
8
f
36%
9,40 5,38
13,70
1)
Per
.
13 April.
2)
Per
Juni’
AANVOEREN
ml
Swirten
1
20April
1 14
April
22April
1
1925
1925
1.
1924
Tarwe’
._.
.
………….
1
17,-
1
17,_
12,-
Rogge (No. 2 Western)
1
13,50
14
9,70
Mais (La
Plata) ………..
2
235,-
223,-
230,-
Gerst (48 ib. maltfllg)
.
…
2
248,-
240,- 202,-
Haver (38 ib. white clipp.)l
11,90
4
)
11,75
4
)
9,70
4
)
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1
12,60 12,50
12,40
Lijnzaad (La Plata)
. . .
.3
485,-
465,_
395,-
1)
per.100 KG.
2)
per 2000
KG.
3)
per
1960 KG.
‘No 2 Hard/Red Winter Wheat.
4)
Canada No. 3.
ons van 1000 KG.
Chicago
I
Buenos
Alras
Data
Tarive
Maïs
Haver
Tarwe
Maïs –
L(fnzaad
Mei
Mei
Mei
Mei
Mei
I
Mei
Rotterdam
Artikelen
12118
April
1
Sedert
Ovreenk.
1925
1
Jan.
1925
tijdvak
1924
Tarwe ……. .. .. .,. .
15.907
230.774
262.486
Rogge …
………… ‘
3.894
30.586
172.269
Boekweit . .. … .
166
9.454
6.615
Mais
7.766
227.293
191.006
Gerst. –
– …………2.420
42.287
105.883
Haver
567
30.117
72.823
Lijnzaad
…
3.332
53.330
79.873
Lijnkoek
…
6.660
79.822
54.458
Tarwemeel
.. ._
. 195
29.709
76.651
Andere meelsoorten ..
15
2.923
3.256
vooral voor loco Platamais sterk verhoogde prijzen wor-
den betaald.
In Noord-Amerika was de maïsmarkt vooral in het be-
gin der week niet vast en een vrij aanzienlijke prijsdaling
trad toen te Chicago iii, clie echter later slechts weder is
ingehaald. Nu de kans op uitvoer van mais uit Noord-
Amerika echter sedert het begin der maand weder zeer is
verminderd, trekt de,loop der maïsmarkt te Chicago mii,-
der de aandacht dan eenigen tijd geleden. Het slot op 20
April was 1 9. 2 dollarcent per 56 /bs. hooger dan een week
tevoren en 17 cent hooger dan op het laagste punt viui
3 April.
Ook voor g er
5
t is de markt in den loop der week zeer
verbeterd, in overeenstemming met de vaste stemming in
Noord-Amerika. De vraag naar gerst is in de verschillende
uitvoerlanden toegenomen ed de te Antwerpen aanwezige
voorraden Donaugerst zijn de laatste dagen zeer sterk ,’er-
minderd, door verkoop in België, naar Nederland en ecu
enkelen keer naar Duitschiand.
Ook voor h a v e r is de stemming verbeterd, en bestond
nu en (lan goede be]angsteîling in Duitschiand, terwijl ook
in Nederland de verkoop, van haver is toegenomen. In
Eiugelancl was de kooplust niet groot, doch voor Noord-
Amerikaansclie soorten werden geleidelijk hoogere prijzen’
betaald.
SIJIKER.
Sedert de Paaschdagea verkeerde de suikermarkt in een
flauwe stemming.
De noteeringen in Amerika brokkelden langzuaui ,tf zoo-
als hieronder b1jkt
Sp. C. Mei Juli Sept. Dec.
Slot voorafgaande week …….4.52 2.86 3.04 3.19 3.26
Opening verslagweek ……..4.52 2.84 3.02 3.17 3.25
Slot verslagweek ………..: 4.40 2.72 2.91 3.09 3.15
De weekontvangsten in de Atlantische havens der V. S.
bedroegen 67.000 tons, de versmeltingen 86.000 tans tegen
65.000 tons verleden jaar, terwijl de voorraden thans
155.000 tos zijn.
Telegrafische berichten uit Cuba melden toenemende
regens.
Engelsche Raffinadeurs kochten ee,ne lading Cuba-suiker
tot 13/3% cif Engeland, waarna verkoopers op hoogere
prijzen, hielden en geen verdere zaken tot stand kwamen.
De ladtste 0
dl
h n-statistiek. is als volgt:
1925
1924
1923
Tans
Tons
Tons
Weekontvangsten 11April’25 .. 195.150 181.894 157.696
Tot. sedert 1Dec. ’24-11 April’25 2.782.889 2.503.703 2.402.087
Aantal werkende fabrieken 183 162 137 i
.
Weèkexport 1-1 April1925 …..
.138.526
91.880 108.318
Totaal 1jan.-11 April ’25 ….. 1.865.924 1.663.237 1.675.813
Totale voorraad op 11April’25.. – 916.965 840.466 727.174
Amsterdam
1
1
‘
Totaal
1
12118
April
Sedert
Overeenk.
1925
1924
1925 ,
1Jan.
1925
tijdvak
1924
1.076
6.731
12.128
243.505
274.614
–
–
3.325
30.586
175.594
– –
–
9.454
6.615 1.810
29.204
28.731
256.497
219.737
260
2.215
20.473
44.502
126.356
–
150
–
30.267
72.823
1.610
14.087
30.84367.417
.110.716
–
–
700
79.822
55.158
46
5.801
6.046
35.510
82.697
–
–
2.923
3.256
De zichtbare voorraden volgens Czarnikow zijn als volgt:
1925
11124
11123
Tons
Tons
Tons
Duitschiand 1 Mrt. ’25 …….725.000 829.000 866.000
Tsjechoslowakije 1 Apr. ’25 ..
494.000 378.000 261.000
Frankrijk 1 Mrt.’25 ……..453.000
196.000
164.000
Nederland 1 Mrt. ’25 ……..160.000
106.000
163.000
België 1 Mrt.
1
25 ………..204.000
84.000
79000
Engeland 1 Apr. ’25 ……..194.000 264.000 286.000
Totaal (Europa). . 2.230.000 1.857.000 1.819.000
V.S. Atlant. havens 15April’25 155.000′ 160.000 200.000
Cuba alle havens ii Apr. ’25. 917.000 840.000 727.000
11
binneul. 28 Mrt. ’25….
277.000 420.000 290.000
Totaal .. 3.579.000 3.277.000 3.036.000
0 p J a v a ondervonden de prijzen een gevoeligeui ach-
teruitgang. De noteeringen voor ready Suiker uit, den
ouden oogst liepefl
f
1 terug en luiden f.14,50 voor Supe-
rieur en f 10,25 ‘voor No. 16 &./hooger, terwijl Juni in de
twee hand afgedaan werd tot f 11%
9.
f
11% en Augus-
tusfSeptember f 10/.
i er te 1 all d e daalden de prijzen nog niet in de-
zeifde verhouding tot cle Amenikaansche. Mei en Augustus
openden op
f
20% en sloten op resp.
f
20% en f 20¼,
terwijl de noteering voor December van
f
20% op f20
terugliep. De omzet in de afgelobpen week bedroeg slechts
1850 tns.
NOTEER1NGEN.
Londen
New
York
Amster-.
1
WhiteJava’sT Cuba’s
1
96pCt.
Data
domper
i
Tates
1
f.o.b.
p
er
I
Y
96 pCt.
c..
Centri-
Aug.
fugais
Mei/Juni
April
kristalsuiker
lSh.
bh.
‘
Sh.
$
ets.
basis 990
20 Apr. ’25
f
207/-
IG
35/9
16143,
1
1314%
4,40
14
,,
1
25
20
11
,
361_
16,6
1316
4,49
20Apr. ’24
2718/
62/6 22/9
24/-
6,15
20Apr.
1
23
,,
388/
16
68/9
29/-
.
29/9
8,03
ruws uiker
–
basis
90
4Juli ’14
f
1113/
33
18/_
–
–
3,26
basis 99°
1)
Het verschil
tusschen
ruwsuiker 88°
en
kristalsuiker
990
is
aan
te nemen
op
f
3,- per
100
KG.
KATOEN.
Markt,bericbt van de Heeren Sir Jacob’ Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 15 April 1925.
Toen de Amerikaansche katoenmarkten verleden Maan-dag na Paschen openden, daalden prijzen eenigszins, doch
herstelden zich later weer, terwijl noteeringen voor ouden
oogst hij het slot slechts weinig verandering toonden. Tu
–
–
22 April 1925
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
355
Liverpool stegen prijzen gisteren eenigszins en oude oogst-
maanden sloten 7 punten hooger. Vanmorgen opende de
markt 7-8 punten lager. Prijzen van Egyptisehe katoen
daalden plotseliiig meer dan 100 punten, zoodat F.G.F.
Sakel Spot 30,15 noteerde, welke prijs ook de derde week
van Januari van kracht was. Mayfuture openden vanmor-
gen 20 punten lager.
De Amerikaansche garenniarkt was gisteieu bepaald rus-
tig. Er werden enkele posten in ringgarcils gerapporteerd, doch over het algemeen bestond er slechts weinig belang
–
stelling, terwijl ook in Eg. garens weinig gedaan werd.
Zooals wij de vorige week reeds schreven neemt men een afwachtende houding aan en staat de markt nog onder den invloed van de Paaschvacantie. Indien er echter zaken ge-
daan werden, bleken prijzen over het algemeen vel iets
flauwer te zijn. Volgens den Board of Trade bedroeg de
totaaluitvoer gedurende de maand Maart 17.853.400 lbs.
tegen 13.172.000 lbs. over dezelfde maand verleden jaar en
13.030.200 lbs. in 1923. De grootste vermeerdering komt
voor rekening van Duitschland en Holland, die tezamen
10.002.700 lbs. afnamen tegen 5.854.500 lbs. over dezelfde
maand van 1924 en 6.017.700 lbs. in 1923.
De doekmarkt opende na de Pnaschdagen zeer kalrii. Er
bestaat een goede vraag, doch de geboden prijzen zijn over
het algemeen te laag om tot zaken te komen en dienen
waarschijnlijk slechts om de markt te beproeven- China toont nog geen interesse, terwijl de biedingen van Indië
over het algemeen ook wat aan den lagen kant zijn. Prijzen
blijven vast en van verschillende kanten hoort men, dat
het nu de goede tijd is om te koopen. Overzeesche koopers
blijven zich echter afzijdig houden, zoodat zaken over het
algemeen nog onvoldoende zijn. Elke verbetering van de vraag zou waarschijnlijk den geheelen toon van de markt
veranderen.
8Apr. 15Apr. Oost. koersen. 7Apr. 14Apr.
Liverpoolnoteeringen. T.T. op Br. Indië 1/57/
8
115
7
/
8
F.G.F.Sakellaridis 31,65 30,15 T.T.opllongkong2/3 213
G.F. No. 1 Oomra 10,10 9,90 T.T.op Shanghai 31034 3/034
Noteering voor Loco-Katoen.
–
(Middling Uplands.)
17
April
1925
13
April
l95
1
3
April
1925
1
16
April
1
1924
16
April
1923
New York voor
Middling
.
24,95e
24,40e 24,55e
30,80e
28,25 c
New Orleans
voor Middling
25,05 c 24,35 c 24,40 e
30,75e
28,- c
Liverpool voor
Middling
.
..
13,39 d
–
d
13,72 d
18,69 ds
15,46d*)
*) Voor fully middling ouden Standaard.
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).
1
1 Aug.
’24
Overeen komst/ge periode
1
tot
–
10
April’25
1923-24
1
1922-23
Ontvangsten
Gulf-Havens.
1
8195 5395
,,
A tlant.Havens
UitvoernaarGr.Brittannië
f
2289
1486
1220
‘tVasteland ete.
3385
2750
2365
It
Japan
…
827
–
538
Voorraden.
(In duizendtallen balen).
Overeenkomstig tijdstip 10April’25
1924
1923
Amerik. havens
881 595 545
Binnenland ………..
691 546
658
139
58
New York…………185
New Orleans
235
141 148
Liverpool
–
744
355
417
KOFFIE.
Het kleine herstel van de prijzen in het begin van de
afgeloopen week giiig spoedig wederom verloren onder tien
invloed van de houding der productielanden en van de
voortduring van het gebrek aan voidoenden afzet aan iie
verschillende markten. Wat Brazilië betreft, zoo zijn iie
aanbiedingen van goed beschreven Superior, die kort vÖSr de feestdagen nog ongeveer 109/-
A
111/. kost en vracht
per cwt. waren, thans gedaald op ongeveer 104/-
A
107/-
en van dito Prime van 112/. k 114/- op 1071- . 110/-, doch
zaken kw-nmen slechts zelden tot stand. Indië, dat aan het
eind van de vorige week met Robusta Koffie op aflading
wat vaster was, zond in den loop dezer week ook weder iets
verlaagde offerten en de prijzen kwamen ten slotte op:
Palembang Robusta, teiquel, Mei/Juni verschepiffg 51 ct
Sept./Nov.
47t
Mandheling
April/Mei
,,
5434
alles cif, uitgeleverd gewicht, netto contant. Enkele zaken
kwamen in den loop der week tot nfsluiting.
Van gevasschen Centraal-Ameriknansche Koffies is het
aanbod in de eerste hand niet groot meer. Zooals reeds
vroeger vermeld, is in de meeste gevallen het grootste ge-
deelte van den oogst reeds verkocht en verscheept, en zijn
alleen in Nicaragua en in Venezuela nog belangrijke hoe-veelheden ten verkoop beschikbaar. De eigenaars hiervan
schijnen echter niet meer geneigd tot groote concessies en
waar de vraagprijzen uit de beide laatstbedoelde lnnden
na de daling der vorige maanden in de laatste weken
wederom zelfs iets zijn gestegen, is het begrijpelijk, dat
onder de tegenwoordige omstandigheden zaken zoo goed als
in het geheel niettot stand kunnen komen.
In loco w’ordt nog altijd niet meer dan het hoog noo-
dige gekocht. De officieele noteering van Superior Santos,
die feitelijk te lang onveranderd was gelaten, werd deze
w’eek van 75 et. teruggebracht op 73 et. pel Y2 KG.; die
van Robusta bleef onveranderd 62 et.
De noteeringen aan de termijnmarkt liepen ook wederom
iets terug en bedroegen aan de ochtend-eau te:
Rotterdam (Santos-contract)
Amsterd. (Gemengd con-
basis Good
tract) basie Santos Good
Mei
I
Sept. Dec. Mrt. Mei Sept. Dec. Mrt.
21 Apr. 53
493% 4784 457
51
3
,4 47i
4534 443,
14 ,, 531j 50
3
4 487/
8
47% 52K 485/
8
461, 45
7
53K
503/
487/
8
47
52
481j
468/
8
45
31 Mrt. 5534 51
4934 481
537
4934 4734 4634
De slot-noteeringen te New York van het aldaar gel-
dende gemengd contract (bnsis Rio No. 7) waren:
Mei
I
Sept.
I
Dec.
I
Mrt.
20 April …… .$18,22
$ 16,01
$ 15,50
$ 14,92
13 ,,
,, 18,63
16,87
,, 16,35
,, 15,79
6 ,,
,, 18,-
,, 16,34
,, 15,81
,, 15,25
30 Maart …….,, 18,55
,, 16,82
,, 16,07
Rotterdam, 21 April 1925.
(ivIededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhande)
te Rotterdnm.)
Noteeringen en voorraden in Brazilië.
1
te Rio
1
te Santos
1
Wisselkoers
Data
1
1
1
te Rio
1
Voorraad
1
Prijs I,,Voorraad
1
Prijs op Londen
1
(In Balen)
1
No. 71)1 (In Balen) No.
4
1)
20 April 1925
122.000
37.450 2.087.000
39.500
521/
13
,,
1925
160.000
37.100 2.125.000
39.500
5
29
/84
6
,,
1925
164.000
37.450 2.050.000
39.500
5
7
/
16
20 April 1024
237.000
25.600
954.000
26.000
6
8
/
82
i)
In Reis.
Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.
te Rio
te Santos
Data
Afgeloopen
Sedert
—
Afgeloo pen
Sedert
week
1Juli
week
I
1Juli
18 April 1925 – ..
1
22.000 2.835.000
1
165.000
1
8.128.000
18 April 1924….
49.000
1
3.031.000
141.000 8.242.000
THEE.
Ook in de afgeloopen week bleef de theemarkt zeer stil en ging er zeer weinig om.
De statistische cijfers over de maand Maart voor het
Vereenigd Koninkrijk wijzen de volgende cijfers aan, waar-
bij ter vergelijking gevoegd zijn die van de overeen-
komstige maand van verleden jaar.
In 1000 lbs.:
Aanvoer
Invoer tot verbruik
I
Uitvoer
1925
1924
1925
1924
1925
1924
32.830
29.643
1
30.323
18.646
5.671
6.378
Voorraad in Entrepot:
1925
1924
tilt. Februari.
..
.
234.557
188.923
Uit. Maart ……..231.516
191.943
Amsterdam, 20 April 1925.
356
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
22
April 1925
RUBBER.
De stemming op de rubbermarkt was vast gedurende
de afgeloopen week. Prijzen noteeren iets hoöger dan bij
het sluiten van de markt voor de feestdagen en wel:
einde voorafgaande week
Prima Crepe
April
120
ct……….. ….
117
1
et.
Mei/Juni 120
,, ….. … !. … . ..
116
Juli/Sept.
1151I
,, .. ………..
110h
21 April 1925.
STEENKOLEN.
De loop der gebeurtenissen heeft aangetoond, dat onze
veronderstelling, dat het nieuwe Rijnsch-Westfaalsche Ko-
lensyndikaat tot stand zou zijn gekomen, voorbarig is
geweest. Nog steeds wordt aan de vernieuwing gearbeid
en het schijnt, dat de moeilijkheden nog grooter zijn dan
zelfs de meest ingevijden vermoed hebben. Van overwe-,
gende beteekenis op cle wereldmarktprijzen zal de nieuwe
geboorte vermoedelijk niet zijn, aangezin het aanbod nu
eenmaal grooter is dan de vraag en daaraan zal het feit,
dat cle mijnen in Westfalen vereenigd zijn, wel niet veel
veranderen. De invloed van de syndikaatsvorming, bepaal-
delijk op de l)rjzeu in ons land, is een andere qctaestie.
De prijzen zijn als volgt:
Northumberland Ongèzeéfde ……..
f
11,50
Durham Ongezeef cle …………….,, 12,50
Carcliff Ongezeef de
…………….., 15,25
Schotsche C7ezeef cle
……………. ..11,10
Yorkshire Gewasschen Doubles ……,, 12,50
Westfaalsche Vetförder
………… ,, 13,-
Vetstukken ……….,, 15,25
Smeenootjes ……….,, 14,75
Gasvlamförder …… ..,, 12,90 ,
Gietcokes
…………,, 17,—
alles per
,
tn van 1000 KG., franco station Rotterciam/Am-
sterdain.
Westfaalsche bunkerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterdam
f
11,15. Markt flauw.
21 April 1925.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Koper
Koper
Data
Stan-
Electro-
Tin
Lood
Zink
daard
lyfisch
20April 1925..
59.17/6 . 63.5/-
232.17/6
31.5/_
34.5/_
14
,,
1925..
61.-/7
6415/_ 229.7/6
32.1716
34J7/6
6
,,
1925..
60.5/_!
64.5/-
231.7/633.7/6′
34.7/6,
30 Mrt. 1925..
60.2/6
64.10/_ 240.7/6
35._/_
34.17/6
22April 1924…
64.1216
70.12/6 247.17/6
32.171-
32.12/6
20 Juli 1914..
61.-/-
145.15/-
19.__
21.10/-
VERKEERS WEZEN.
VRACHTENMARKT.
De afgeloopen feestdagen hebben helaas geen verbetering
in de vrachtenmarkt gebracht, hetgeen trouwens ook niet
verwacht werd.
De graanmarkten van Noord.merika bleven laag, met
uiterst weinig vraag naar ruimte. Van Montreal werd be-
vracht naar Antwerpen/Rotterdam/Hamburg tegen 1434 cents
voor Mei belading, terwijl van de Range een paar ladingen
werden gedaan voor April naar Hamburg tegen 134 cents en naar deMiddel1andsche. Zee tegen 16M cents. Van de
Gulf werd een boot van middelmatige grootte naar de
Bordeaux/Hamburg range gedaan tegen de zeer lage vracht
van 15 cents per 5-20 MeL
Verschillende kolenladingen werden van de States afge-
sloten, maar in de meeste richtingen waren de vrachten
flauwer. Wat Europa betreft werd tonnage naar West-Italië
bevracht tegen $ 3.0734 terwijl een groote boot $ 2.85 accep-
teerde. Zuid-Amerika sloot af tegen $ 4.— begin’ Mei.
Wat suiker van Cuba betreft werden booten van circa
5000 tons gesloten naar” U. K./Continent per April/Mei
belading tegen 18/6, terwijl een kleine boot .van San Do-
mingo werd gedaan per Mei tegen 20/6.
Alhoewel van de North-Pacific ‘geen verbetering is te
vermelden, werd een boot gesloten voor gerst per Juli
j
Aug.
tegen 33/9; verdere zaken’ voor !volle ladingen zijn echter
op het oogenblikonmogeljk. Wat parcehspace betreft werd niets afgesloten en is het vrachtcij Ier nominaal 32/6.
De La Plata vrachtenmarkt blijft zeer teleurstellend en
wel een 100 booten liggen ledig te wachten. Vele hiervan
zijn uitgegaan tegen vrachten van slechts 11/_ of zelfs 10/9,
zoodat het accepteeren van een thuisreis tegen de thans
geldende vracht, die nominaal 1516 is, aan reeders een zwaar
verlies zou copleveren. – In. ballast naar’een andere haven
vertrekken zou bij de tegenwoordige slechte toestanden van
de andere markten een even slecht resultaat opleveren. Verbetering is in de naaste toekomst niet te.bespeuren,
daar nog vele ladingen onverkocht stoomende zijn, terwijl
het koopen tot ee’n minimum is gereducéerd.
De Chili-vrachtenmarkt is eveneens lusteloos en wat
afgesloten wordtiis tegen lagere vracht. 25/.. is geaccep-
teerd voor 15 Juni/15 Juli voor parcels naar Antwerpen/
Hamburg range. Ook voor volle ladingen wordt dit vracht-
cijfer door bevrachters in uitzicht gesteld, maar is het hen
tot nu toe niet gelukt hiervoor af te sluiten. Alleen booten,
die in de River Plate het wachten moede zijn, zouden hier-
voor in aanmerking komen, maar reeders zien niet veel
heil erin, om, reeds thans voor Juni/Juli belading af te
sluiten tegen een dergelijk vrachtcijfer. Naar de States
worden bevrachters overstroomd met offertes van tonnage,
zelfs tegen $ 4.25, maar er zijn geen ladingen aan de markt.
Ook in de markten van het Verre Oosten, is bijna geen
leven te bespeuren. Wat Wiadiwostock betreft heeft de
bonnen markt een iets beteren toon en is een aantal parcels
voor Mei/September naar Rotterdam of Hamburg tegen 2319
gesloten. Ook de vraag naar ruimte voor olie is verbeterd en er is voor Mei en Juni tegen 85/- Continent, 92/6 Huli
gesloten.
Y .
Geen opleving is te vermelden van Australië en vrachten
zijn opnieuw gedaald.’ De eenige afsluiting is een April/Mei-
boot van Sydney naar de Middellandsche Zee/1J.K./Continent
tegen 36/3.
De rjstrharkt van Burmah is zonder vraag naar ruimte
voor volle ladingen en de vracht is nominaal in de buurt
van 25/_
a
26/_ naar het Continent. Britsch-Indië vroeg
op zeer beperkte schaal ruimte en er werd afgesloten op
d.w. basis van Bombay/Karachi per April/Mei tegen 22/6
naar de Middellandsche Zee/U. K./Continent en per Mei/Juni
tegen 22/. –
Van’ Zuid-Afrika is en weinig vraag voor booten van
middelbare grootte voor mais per Augustus/September/Oc.
tober tegen circa 27/_ naar U. K./Continent, maar geen
afsluitingen zijn te rapporteeren. De eenige kolenafsluiting
is geweest van Durban naar Java tegen 10/9 per Mei.
Van den Donau zijn geen afsluitingen te vermelden. Graan
van de Zwarte Zeehavens is niet te krijgen.. Erts van Poti
is afgesloten tegen 10/_ naar Rotterdam.
In de Middellandsche Zee heeft een verdere val der
vrachten plaats gehad en het is zeer moeilijk tonnage te
plaatsen. Volgende ertsafsluitingen worden gerapporteerd:
Bona/Rotterdam 419, Garston 6/6, HornillaBay/Newport 6/6,
Ijmuiden 5/3, Almeria Pier/Port Talbot 6/_, Barrow 616
en
Algiers/philadelphia
7/_. In phosphaat is zeer weinig
te doen behalve voor kleine booten en de vrachten van
Tunis naar U. K. zijn circa 8/ 8/3, Sfax,Stettin 7/9 en
Frs. 24… naar de.Fransche havens. Er is hoegenaamd geen
vraag voor fruit van Zuid-Spanje en Alexandrië is ook
zeer rustig. –
Van de Golf van Biscaye zijn de vrachten ook flauwer
door het groots aanbod van tonnage. Van Bilbao naar
Rotterdam werd 5/9 betaald, Stettin 7/.., Cardiff 6/_
De uitgaande kolenvrachtenmarkt van Engeland bleef
prijshoudend, behalve naar Zuid-Amerika, waar de markt
van een iets vastere tendens blijk gaf; naar Buenos-Aires
werd namelijk tegen 161_ k 16/6 afgesloten. Van Zuid-Wales
werd gedaan Rouen 3/73, Genua
8/10K
Alexandrië 11/0,
Karachi 14/6, en van de Oostkust: Antwerpen 2/9, Oran 8/9,
Genua 9/3.
Wat de tirne-chartermarkt betreft geeft natuurlijk de
tegenwoordige marktpositie aan kooplieden weinig aan-
leiding om tonnage op time-charter op te nemen. States/ West-Indië charters worden voor handige tonnage afge-
sloten tegen $ 1.35.
RIJN
VAART.
Week van 14 t/m. 19 April 1925.
Iii de aanvoeren van zeezijde kwam geen verandering.
Ook bleef bij tamelijke aanbieding de beschikbare scheeps-
riiimt voldoende.. -,.
–
])e ertsvrachtenT naar .cle Ruhrhavens bedroegen gemid-
clelcI
f
0,40 met.
en f0,50 met /
a
lostijd.
Het sleeploon werd genoteerd volgens het 37Y
2
cts. tarief..
De waterstand was in het laatst der week• sterk was-
send, zoodat op het oogeablik ook naar den Bovenrijn op
volleii diepgang afgeladen kan worden.
Voor. ruwe producten naar tien Bovenrijn bedroeg de
vrachtmet verkorten lostijcl pI.m.
f1.
in de .Rulirhavens bleef de toestand ongewijzigd slecht..