Het vertrouwen in de economie is sinds afgelopen najaar in rap tempo aan het dalen. Meer en meer consumenten maken zich zorgen om de toekomst, en geven aan dat het geen goed moment is om grote uitgaven te doen. Deze daling gaat hand in hand met afzwakkende groeiverwachtingen. Waar de economie in 2017 en 2018 nog bovenpotentieel groeide, verwacht het Centraal Planbureau nu groeicijfers in de buurt van de potentiële groei.
Bij ESB verklaren we deze afvlakkende groei aan de hand van het ‘Ruben-effect’. Toen Ruben van Oosten in maart 2016 solliciteerde als redacteur bij ESB stond de consumentenvertrouwensindex op een laag niveau, zie figuur 1. Nadat we hem een aanbod deden, steeg het vertrouwen dat men in de economie had. Dit vertrouwen bleef doorstijgen totdat de indicator op een niveau uitkwam dat we voor het laatst in januari 2001 zagen.
Het ging goed met de economie. Maar de ambitie van Ruben gooide roet in het eten. Afgelopen najaar gaf hij aan een carrière als economisch onderzoeker na te streven en de redactie te zullen verlaten. Uw vertrouwen in de economie raakte daarop in een vrije val. De hoogconjunctuur loopt op zijn laatste benen – consumentenvertrouwen is immers een voorlopende indicator van de conjunctuur, zoals Bas Butler, Maikel Volkerink en Caroline Liqui Lung in deze ESB laten zien.
Ontwikkeling van vertrouwen
Maar correlatie is natuurlijk nog geen causaliteit. De relatie tussen hoeveel vertrouwen mensen in de economie hebben en de daadwerkelijke economische beslissingen die ze nemen is niet rechttoe rechtaan. Twee bijdrages uit dit themanummer gaan in op die relatie en de betekenis daarvan voor de economische ontwikkeling.
Bahar Öztürk en Ad Stokman laten zien dat consumentenvertrouwen op zich invloed heeft op de economie. Ze filteren de delen van het consumentenvertrouwen die met economische variabelen verklaard kunnen worden uit het consumentenvertrouwen, en schatten het effect van het residu op consumptieve bestedingen. Het deel van het consumentenvertrouwen dat geen economische basis kent, interpreteren zij als animal spirits (losjes te vertalen als ‘sentiment’ ofwel instinct). Animal spirits verbeteren substantieel de schattingen die de consumptieve bestedingen verklaren.
Terwijl de analyse van Öztürk en Stokman zich op de causaliteit tussen de consumentenvertrouwensindicator en de totale consumptie stort, diepen Frank van Es en Carlijn Prins de relatie verder uit tussen consumentenvertrouwen en consumptie. Het ene element van consumentenvertrouwen blijkt er meer toe te doen dan het andere. Het levert een schat aan soms intuïtieve en soms tegen-intuïtieve relaties op.
Niveau van vertrouwen
De relatie tussen veranderingen in het consumentenvertrouwen en de consumptie helpen bij het voorspellen en duiden van de conjunctuur, maar de niveaus van het consumentenvertrouwen doen er ook toe. Ze zijn relevant voor de conjunctuur, maar raken ook aan langjarige economische trends. De drie andere bijdragen aan dit themanummer gaan juist daar specifiek op in.
Een internationale vergelijking is interessant. Bart van Ark en Abdul Erumban demonstreren de wereldwijde consumentenvertrouwensindicator die The Conference Board recent heeft overgenomen. Europeanen blijken gemiddeld genomen pessimistischer te zijn dan Amerikanen en Aziaten. De implicaties hiervan: Van Ark en Erumban suggereren dat consumenten forser reageren op veranderingen in het vertrouwen bij een gemiddeld hoger niveau van consumentenvertrouwen. Het zou kunnen – de schattingsresultaten van Öztürk en Stokman spreken het in ieder geval niet tegen.
Maar het meest relevant voor Nederland is de analyse van Sam Peeperkorn en de uitsplitsing van Jeroen Nieuwenboer. Peeperkorn laat zien dat de consument de lagere groei van de afgelopen jaren verinnerlijkt heeft, en deze de verwachtingen over wat ‘normaal’ is neerwaarts heeft bijgesteld. Peeperkorn doet dat door te kijken naar het niveau van economische groei waarbij de consument een gemiddeld vertrouwen heeft in de economie. Bij neutrale verwachtingen daalt de groeivoet al jaren.
Nieuwenboer splitst consumentenvertrouwen niet uit naar type vertrouwen, zoals Van Es en Prins doen, maar naar het vertrouwen in de economie bij verschillende demografische en sociaal-economische groepen. Jonge, hoogopgeleide mannen blijken het positiefst, laagopgeleide oudere vrouwen het negatiefst. In een hoogconjunctuur nemen deze verschillen tussen groepen ook nog eens toe, terwijl ze in een laagconjunctuur afnemen.
Duiding
Sandra Phlippen plaatst in haar ESB-column een aantal kanttekeningen bij de resultaten van Peeperkorn en Nieuwenboer. Ze wijst erop dat we koopkrachtstijging de afgelopen jaren hebben ingeruild voor meer werkgelegenheid, en dat deze lagere groei dus niet noodzakelijkerwijs welvaartsverlagend is. Als de economie verder blijft groeien, maar de werkgelegenheid niet, volgt er een inhaalgroei en passen ook de groeiverwachtingen zich weer aan.
Ook wijst ze erop dat het vertrouwen voor een belangrijk deel stoelt op de mate waarin mensen het gevoel hebben dat ze hun leven zelf kunnen sturen. Jonge hoogopgeleide mannen hebben daartoe meer mogelijkheden, en overschatten zichzelf ook sneller.
Overigens verwachten we bij ESB dat het met die conjuncturele neergang wel mee zal vallen. Yrla van de Ven start op 20 mei als redacteur bij ESB, en neemt de taken van Ruben over. Komt dus helemaal goed!
Auteur
Categorieën