Ga direct naar de content

Illegaal gokken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 28 1984

Illegaal gokken
DRS. H. KAMPS»
Over de omvang van het illegale gokwezen is weinig bekend. Slechts sporadisch zijn schattingen
gedaan en die zijn met grote onzekerheidsmarges omgeven. Toch zijn er aanwijzingen dat de illegale
sector in vergelijking met de legate sector omvangrijk is. In dit artikel komt de vraag aan de orde of de
overheid in staat is door vergaande legalisering het illegale gokken te bestrijden. De conclusie is, dat
af hankelijk van de kruiselingse elasticiteit tussen verwante spelsoorten in de legate en illegale sector,
niet met legalisatie kan worden volstaan. De overheid zal tevens moeten zorgen voor een
concurrerende legale sector. Ten slotte wordt een korte inventarisatie gegeven van de illegale markt
voor enkele spelsoorten, waaruit naar voren komt dat het overheidsbeleid soms averechts heeft
gewerkt.
Inleiding
De vrijheid van de consument speelt een belangrijke rol in de
theorie van het consumentengedrag. Juist door een vrije keuze
uit de veelheid aan goederen en diensten maximaliseert de consument – gegeven zijn budget, zijn nutsfunctie en de prijzenstructuur — zijn nut. De overheid heeft zich in principe niet met de
keuze van de consument te bemoeien, omdat het individu rationed te werk gaat en de uitkomst van zijn handelen optimaal is.
Toch stuurt de overheid het consumentengedrag: indirect door
via belastingheffing en subsidising de prijzenstructuur te veranderen, en direct door het keuzegedrag te onderwerpen aan ge- en
verboden. Voor deze beinvloeding kunnen goede gronden aanwezig zijn. De overheid beroept zich op het ,,(de)merit-good”motief als de consument, naar haar inzicht, het belang van een
bepaald goed over- of onderschat, en op externe effecten als er
sprake is van voor- of nadelen van produktie of consumptie aan
derden die niet in de prijs tot uitdrukking komen.
Het ,,demerit-good”-motief is de belangrijkste overweging
van de overheid om de gokmarkt aan voorschriften te onderwerpen: het ongebreideld overgeven aan ,,speel- en spilzucht”
wordt geacht slecht voor de mens te zijn. Hoewel er uitzonderingen zijn – gokken op de beurs wordt juist aangemoedigd omdat
het prettige externe effect van het vergroten van de beschikbaarheid van risicodragend kapitaal hier blijkbaar zwaarder weegt heeft dit geleid tot een strakke regulering van de gokmarkt. In
het geval van de loterijen is er sprake van een staatsmonopolie
(Staatsloterijen). Bij de lotto, toto en het roulettespel is er een
wettelijk monopolie in de particuliere sector dat aan overheidstoezicht is onderworpen (de Stichting de Nationale Sporttotalisator, die de lotto en toto organiseert, en de Nationale Stichting
Casinospelen). Soms wordt zelfs van een algemeen verbod gebruik gemaakt, zoals, voorlopig althans, bij gelduitbetalende
speelautomaten.
Marktkrachten, in dit geval consumentenvoorkeuren, laten
zich echter niet gemakkelijk doorkruisen. Als de behoefte aan
gokken groter is dan het aanbod van de legale markt, worden
vluchtwegen gezocht. Het gevolg is dat ieder legaal segment van
de gokmarkt zijn illegale tegenhanger kent. Er zijn illegale casino’s, ,,golden-ten”-gelegenheden en uitbetalende speelautomaten en er worden bingo’s en illegale loterijen met grote geldprijzen georganiseerd. Dit illegale circuit ondermijnt niet alleen het
schone voornemen van de overheid om de goklust in te dammen,
maar, erger nog, leidt ook tot externe effecten die in het legale
circuit niet of in mindere mate aanwezig zijn: er zijn relaties met
de misdaad, zwart geld, belastingontduiking, prostitutie en verslaving, terwijl iedere rechtsbescherming voor de speler
ontbreekt.
Over de omvang van de Nederlandse illegale gokmarkt is weinig bekend – daar is zij illegaal voor – maar globale schattingen wijzen erop dat van het jaarlijkse totaalbedrag aan gokinzetten van f. 1 a 1,5 mrd., ongeveer f. 500 mln. in het illegale circuit
wordt omgezet. De verhouding tussen het legale en illegale gokken zou daarmee aanzienlijk boven die in bij voorbeeld de VS
ESB 19/26-12-1984

liggen. Een uit 1974 daterend onderzoek heeft aangetoond dat
de illegale markt in verhouding tot de legale markt daar gering
is: van de totale jaarlijke gokinzetten van $22,4 mrd. was $5,1
mrd. illegaal. De schattingsfouten bij dit soort onderzoeken
moeten serieus worden genomen, maar niettemin menen de onderzoekers te mogen concluderen: ,,By calculating the standard
error of the estimate in order to allow for sampling variability,
we conclude that it is highly unlikely that the 1974 illegal handle
was greater than $ 8 billion and virtually impossible that it was
greater than $ 10 billion” 1).
Pleit dit nu voor een verdere legalisering van de gokmarkt, onder het motto ,,if you can’t beat them, join them”, zoals in de
VS is gedaan? De speel- en gokzucht kan immers toch niet worden beteugeld en door legalisering en reglementering van de gokmarkt kunnen de externe effecten van het illegale circuit worden
beperkt, en wordt de illegale ondernemer de wind uit de zeilen
genomen. Dat hoeft niet. Het veronderstelt dat, om het in economische termen uit te drukken, de kruiselingse elasticiteit tussen het legale en illegale marktsegment positief is: de vraag naar
het illegale gokken neemt af na een, .prijsverlaging” (of legalisering van het spel) in het legale segment. De twee segmenten moeten dus concurrerend zijn. Is er sprake van ,,complementariteit”, dan neemt het illegale gokken juist toe als reactie op een
prijsverlaging of introductie van het spel in de legale sector. Deze
laatste situatie is niet ondenkbaar: de overheid stimuleert de
goklust waardoor de totale gokmarkt (legaal en illegaal) wordt
uitgebreid en er geen verschuiving optreedt in de verhouding tussen de marktsegmenten.
Twee deelmarkten
Het is niet goed mogelijk uitspraken over ,,de” gokmarkt te
doen; daarvoor is deze markt te heterogeen. Misschien kan een
grove onderscheiding naar het hoofdmotief van deelname wat
lijn in de veelheid van spelen brengen waaruit de gokmarkt
bestaat. We komen dan tot een tweedeling van de markt.
Bij de eerste soort spelen is het belangrijkste motief van deelname de amusementswaarde van het spel. Het verlies komt voor
de speler niet onverwacht, maar is ingecalculeerd: het wordt gezien als de prijs voor de amusementswaarde van het spelen in de
vorm van spanning, sensatie, risico en de kans op winst. De aard
van deze soort,,goederen” verschilt weinig van die van andere
(luxe) goederen: de prijs van het goed (het ingecalculeerde verlies) wordt afgewogen tegen het gebodene. Schattingen van de
elasticiteit van deze gokspelen leveren een elasticiteit op van
-1,59 2). Deze spelen zijn in meerderheid in de legale sfeer te

1) M. Kallick-Kaufmann, The micro and macro dimensions of gambling
in the United States, Journal of Social Issues, jg. 35, nr. 3,1979, biz. 19.

2) D. Suits, Gambling: a social problem? Journal of Social Issues, jg.
35, nr. 3, 1979, biz. 48 e.v.

1203

vinden, maar er zijn uitzonderingen zoals het ,,sociale” bingo
dat met een commercieel doel wordt georganiseerd en wellicht de
uitbetalende speelautomaten en het, .golden ten”-spel.
Het paternalistische ,,demerit-good”-motief voor overheids-

ingrijpen gaat voor spelen met een amusementswaarde niet op.
Door een verbod of limitering van de spelmogelijkheden werpt
de overheid de ,,illegale” sector juist de mogelijkheid van een

winstgevende exploitatie van de niet-bevredigde vraag in de
school.

len veel sterker is dan tussen de verwante amusementsspelen.
Dit duidt erop dat de mogelijkheden voor het beleid om door
middel van legalisering de illegale sector te bestrijden, gering
zijn. Vooral op de gokmarkt is de kruiselingse elasticiteit tussen

het legale en illegale circuit, zoals gezegd, sterk negatief: een
prijsverlaging in het legale circuit leidt tot een vergroting van de
gevraagde hoeveelheid in het (legale en) illegale circuit. De totale
markt wordt verruimd en er vindt geen belangrijke verschuiving
plaats van het illegale naar het legale circuit.

Bij de tweede soort spelen is het hoofdmotief van spelen het

Toch is de overheid niet machteloos. De achtergrond van de

winst maken. Het amusementskarakter in de vorm van spanning
enz. speelt wel een rol doch is van ondergeschikt belang. De
overheidsreglementering uit hoofde van het ,,demerit-good”motief is met name op dit segment gericht. De gokker moet tegen

negatieve waarde van de kruiselingse elasticiteit, die roet in het
eten gooit, is dat de legale spelen niet concurrerend zijn met hun
illegale varianten. Dit leidt ertoe dat legalisatie alleen nieuwe
spelers aantrekt die nu wel een gokje willen wagen doch dat in
het verleden nalieten omdat zij een afkeer van de illegale sector
hadden. De,,illegale” spelers blijven echter in hun sector omdat
de winstgevendheid, service enz. hoger is en de uitbetaling sneller. Bovendien is er een overloop van de legale naar de illegale
sector, omdat gokken van de overheid blijkbaar nu mag en het

zich zelf in bescherming worden genomen omdat hij in de illusie
verkeert op lange termijn een voordelig saldo tussen inleggelden
en uitbetalingen te kunnen behalen. Hij speelt echter tegen de
wet van de grote getallen en de logica van de kansrekening. Er is
sprake van ,,de goedgelovigheid van de mens die mogelijkheid

en waarschijnlijkheid met elkaar verwart” 3). Zijn deelname
aan het spel is niet uit rationele gronden te verklaren, maar moet
in het psychologische vlak worden gezocht 4):
• het individu gelooft in de ,,wet der kleine getallen”. Hij

meent dat de wet van de grote getallen ook opgaat voor kleine
trekkingen. Na twee keer zwart zou b.v. twee keer rood moeten volgen;
• het mathematisch te verwachten verlies geldt voor de gemiddelde speler, en niet voor de individuele speler die het geluk
aan zijn zijde heeft. Het geval van de individuele, incidentele
geluksvogel wordt door de speler ten onrechte gegeneraliseerd.

spelen in de illegale sector lucratiever is. Niet bij machte om met
de illegale sector te concurreren, heeft de overheid door legalisatie juist de gokmarkt vergroot.
Misschien is daarom een beter alternatief om het ..demeritgood”-motief voor interventie te laten vervallen: de vraag laat
zich niet controleren, vindt een uitweg in de illegaliteit en wordt
juist gestimuleerd door de introductie van een niet- concurrerende overheidsvariant van een gokspel. Bovendien heeft dit motief

in de loop der tijd iets tweeslachtigs gekregen: gokken mag niet
en is slecht voor de mens, maar is een stuk beter als het bij de
overheid gebeurt. De aandacht van de overheid kan beter gericht
zijn op de bestrijding van de externe effecten van het illegale circuit, door in concurrentie te treden met de illegale sector: de

staat dus als ,,godfather”. Legaliseren moet, in deze visie, wor-

Limiteren of legaliseren?

den verbonden met concurreren. Zoals uit de volgende para-

Zo kan, uitgaande van de tweedeling van de markt, een simpel
schemaatje worden opgesteld dat als leidraad dient bij de discus-

graaf blijkt, ontbreekt het de legale gokspelen doorgaans aan
concurrentiekracht ten opzichte van hun illegale tegenhangers.
De mogelijkheden om de illegale ,,amusements”- sector te

sie over legalisering en reglementering bij de bestrijding van het

bestrijden, zijn groter. De (absolute) waarde van de kruiselingse

illegale circuit. De invulling van het matrixje is overigens voor
discussie vatbaar.

elasticiteit tussen het legale en illegale circuit is immers kleiner,
zodat de markt niet sterk zal worden vergroot als de overheid in
concurrentie treedt met de illegale sector. Bovendien is een vergroting van de markt minder bezwaarlijk omdat hier sprake is

1. Legaal
1 . Amusementsspelen

2. Illegaal

Casino

,,Golden ten”

Speelautomaten

Uitbetalende

speelautomaten
Gokken op paar-

,,Sociaal” bingo

den, op de baan

van een ..gewoon” luxegoed: het ,,demerit-good”-motief om
het aanbod en de vraag te limiteren, is hier niet op zijn plaats. Limitering van het aanbod werkt zelfs averechts, omdat het de illegale sector de mogelijkheid biedt monopoliewinsten te maken.
Dit pleit voor een legalisatie van de spelen waarbij het gokken

zelf een ondergeschikte rol speelt. Wel is reglementering in deze
sector geboden omdat de ,,sjoemelruimte” in deze sector groot
is: een draaitafel of een speelautomaat kan, althans voor de speler, verkeerd worden afgesteld.

Staatsloterij

Stadsloterij

Toto en lotto

2. Gokspelen

Commercieel bingo
Gokken op paarden,
buiten de baan

De segmenten van de matrix onderscheiden zich van elkaar

door hun elasticiteiten. Zo blijkt uit onderzoek dat spelen met
dezelfde psychologische kenmerken in het legate en illegale circuit (dus op de twee rijen van de matrix) vooral complementair

zijn. Hybels concludeert: ..People with an interest in one particular form of gambling, whether it be horses, sports, or numbers, tend to participate in any game, legal or illegal, that is related to that form” 5). Dit betekent dat b.v. introductie van een
spel door de overheid in het legale segment, ook de vraag naar de

illegale varianten ervan doet toenemen.
Er zijn echter verschillen in de (absolute) hoogte van de kruiselingse elasticiteit tussen de goederen die aan elkaar zijn verwant.

Op de eerste rij van de matrix (de verwante amusementsspelen)

De stand van zaken

Hoe is nu de stand van zaken met betrekking tot het illegale
spelen in Nederland? Zoals geconstateerd, lijkt de verhouding
tussen het legale en illegale gokken ongunstig te zijn (naar schatting 50% van de totale gokmarkt is illegaal), maar de varieteit
per spelsoort is groot.

Bingo
De Wet op de kansspelen onderwerpt het bingo aan strikte

voorschriften. Zo stelt de wet dat de maximumprijs niet meer
dan f. 1.500 mag bedragen, en dat spelen slechts door verenigingen met een charitatief doel mogen worden georganiseerd. In de
praktijk wordt hiermee de hand gelicht. De prijsbepaling wordt
ontdoken door b.v. aan het inleveren van een gewonnen fles wijn

wel een erg hoog statiegeld te verbinden en zogenaamde,,bingomasters” weten zonder problemen verenigingen te vinden die,

tegen een financiele vergoeding, hun naam willen lenen aan een

zal deze elasticiteit klein zijn. leder spel heeft immers zijn eigen

kenmerken: het spelen met een speelautomaat in een gokhal
geeft een ander soort bevrediging dan een bezoek aan het casino
of aan de paardenrennen. De gokspelen daarentegen lijken wel

meer op elkaar: het invullen van een lotto- of totoformulier of de
aankoop van een staatslot zijn nauw verwante activiteiten. Voor
de waarde van de kruiselingse elasticiteit betekent dit dat het ver-

band tussen prijs- en hoeveelheidsveranderingen tussen gokspe1204

3) De uitspraak is van Pierre Coste, aangehaald door L. Rozijn en J.H.
Weeda, De Nederlandse Staatsloterij, ESB, 22/29 december 1982, biz.
1352.

4) W.A. Wagenaar en G. Keren, Gokken, de lol van het verliezen,
Psychologic, november 1983.
5) J.H. Hybels, The import of legalisation on illegal gambling participation, Journal of Social Issues, jg. 35, nr. 3, 1979, biz. 35.

bingo-bijeenkomst.
Schattingen van de omvang van het,,bingo-circuit” zijn uiter-

aard met grote onzekerheden omgeven, maar het lijkt erop dat
rond 1981-1982 het commerciele bingo zijn hoogtepunt heeft be-

reikt. Een schatting van de omvang van de Rotterdamse bingomarkt in 1981, gebaseerd op de verkoopcijfers van een handelaar in bingo-attributen, bedraagt f. 15 mln. 6).
Een onderzoek naar het Engelse bingo heeft uitgewezen dat de
meerderheid van de deelnemers aan het bingo overwegend uit sociale motieven speelt 7). In Nederland dreigt het bingo echter uit
te groeien tot, zoals een politiefunctionaris het uitdrukte, een
,, keihard milj oenenbedrij f”. Het is de vraag of de limi tering van

het aanbod door de overheid daar niet debet aan is geweest; de te
strikte reglementering heeft monopoliepraktijken van de illegale
sector in de hand gewerkt. Misschien kan de Engelse ervaring
model staan. Legalisering, gecombineerd met strikte controle
van overheidswege, heeft er daar toe geleid dat de deelnemerskosten laag zijn. Al zijn er uitwassen, het zijn vooral de horecaopbrengsten die tot het (geringe) positieve resultaat van de
bingo-instellingen hebben bijgedragen.

In contrast met dit ,,sociale” bingo staat de recente opbloei
van bingospelen in de Engelse boulevardbladen, die elkaar met
dit spel proberen de loef af te steken. Het amusementskarakter
van deelname is bij deze vorm geheel verdwenen. De kranten
worden gekocht als een goedkoop lot, met op de achterkant wat

actuele informatie. Het blad The Sun heeft b.v. in korte tijd
meer dan £7 mln. aan prijzengeld uitbetaald. De oplage steeg
hierdoor aanvankelijk met 200.000 exemplaren. Erg duurzaam
bleek de stijging van de oplage niet te zijn: na korte tijd volgden
100.000 opzeggingen 8).

dat het spel in de ogen van de wetgever een gokspel en dus illegaal
is.
,,Golden ten” mag zich in een grote belangstelling verheugen.
Naar schatting bedraagt het aantal illegale clubs meer dan 100.
Vooral in Noord-Limburg en Brabant is de interesse groot.
Wordt daarbij bedacht dat de investeringen in deze sector omvangrijk zijn (een installatie kost f. 10.000 a f. 15.000 en er moet
met minimaal vijf man personeel worden gewerkt), en riskant
(i.v.m. inbeslagneming), dan wijst het niettemin grote aantal
clubs erop dat het aantal bezoeken aan deze illegale gelegenheden aanzienlijk moet zijn.

Speelautomaten
Illegaal zijn op dit moment speelautomaten die direct of indirect geld uitbetalen. De wettekst is hier een dode letter: in veel cafes en speelhallen wordt met de voorschriften de hand gelicht.
Van belang is dat er een wijziging van de wet op komst is die
enerzijds aansluit bij de realiteit van de dag en uitbetaling legaliseert en anderzijds strikte voorschriften invoert waaraan speelautomaten moeten voldoen. Zo is keuring van de machines door
de Dienst voor het Ukwezen een voorwaarde, moet een spelletje
minimaal 3 seconden duren, mag een spel niet meer dan f. 0,25
kosten en moet de machine zo zijn afgesteld dat minimaal 60%
van de inzet wordt uitbetaald en de speler niet meer dan f. 50 per

uur kan verliezen of winnen. In het geval van speelautomaten
heeft de wetgever dus gekozen voor legalisatie en reglementering
en niet voor nog strakkere verbodsbepalingen op speelautomaten (voor 1970 bestond er b.v. ook een verbod op z.g. ,,vrije spelen”). Daarmee wordt de ,,sjoemelruimte” van de exploitant

verkleind en neemt de rechtsbescherming van de consument toe.
Casino’sen ,,Golden ten”
Loterijen en toto
De overheid heeft onder strenge voorwaarden de exploitatie
van casino’s aan de particuliere sector overgelaten. Er is sprake

van een wettelijk monopolie dat aan de Nationale Stichting Casinospelen (NSC) is gegund. Het blijkt dat er een grote belangstelling voor het roulettespel bestaat, waarin de NSC slechts vertraagd kan voorzien. Wel is na langdurig onderhandelen inmiddels toestemming verleend_pm het aantal vestigingen van drie
(Zandvoort, Scheveningerfen Valkenburg) tot acht uit te breiden
(met Breda, Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Nijmegen).
De eerste nieuwe vestiging wordt volgens planning echter pas in
1987 geopend (Breda).
De achtergrond van het uitbreiden van het aantal vestigingen

is de aanwezigheid van illegale casino’s, vooral in de grote steden. Het aanbinden van de concurrentie lijkt een betere methode
dan het plegen van invallen in illegale vestigingen. De praktijk

leert dat de inbeslagneming van de speelapparatuur doorgaans
meer tijd vergt dan het heropenen van een vestiging. Daarbij
speelt het probleem van de bewijslast (Wordt inderdaad om geld
gespeeld? Is de bijeenkomst besloten?), en het arbeidsintensieve
karakter van politie-invallen. Door de trage reactie van het legale aanbod op de vraag, blijven de illegale vestigingen echter floreren. Deze tendens wordt nog versterkt doordat de voorwaarden waaronder wordt gespeeld in de illegale sector aantrekkelijk
lijken. Bij aankoop van de eerste f. 100 aan fiches worden extra
fiches ter waarde van f. 50 uitgekeerd; na verlies van de inzet

wordt 10% in de vorm van fiches geretourneerd om daarmee alsnog te proberen de kansen ten goede te laten keren (de ,,speelkat”); na (waarschijnlijk) verlies van de ,,speelkat” wordt nogmaals 10% van de inzet teruggegeven ( de ,,thuiskat”) en het
eten en drinken is gratis 9). Daar staat tegenover dat de uitkering
bij winst op een vol nummer 34 en op twee nummers 16 maal de
inzet bedraagt in plaats van respectievelijk 35 en 17. Als de overheid de illegale sector wil bestrijden, dan zal zij zich van deze afwijkende speelvoorwaarden van ,,de illegalen” bewust moeten
zijn. Zoals is geconstateerd in het vorige hoofdstuk, is de legali-

De Stichting de Nationale Sporttotalisator, die de lotto en de
toto organiseert, heeft, vooral in de grote steden, met een geduchte illegale concurrent te maken. De illegale lotto gebruikt de
getallen die’s zondags op het scherm verschijnen. De getrokken
get alien zijn de basis voor de uitbetaling van de illegale lotto. De
uitkering in het illegale circuit is echter vele malen hoger dan in
het legale circuit. Met drie goed voorspelde getallen bedraagt de
uitkering 250 maal de inzet, met vier goed 800 maal de inzet. Bovendien wordt de prijs direct uitbetaald.
De schattingen van de omzet van de illegale lotto lopen in de
miljoenen. Een onlangs in Den Haag opgerolde illegale lotto
bleek b.v. een weekomzet van f. 50.000 te hebben 10).
Bestrijding van dit illegale circuit zal geen eenvoudige zaak
zijn. Het lijkt erop dat hier het in het vorige hoofdstuk gestelde
opgaat: een legalisatie van het gokspel die niet gecombineerd
gaat met een concurrerende legale sector vergroot juist de markt
waarvan het illegale circuit het meest profiteert.
Conclusie

De Wet op de kansspelen is bedoeld om de speelzucht te beteugelen, maar slaagt daarin maar ten dele. De illegale sector is en
blijft in verhouding tot de legale sector omvangrijk. Dat komt
misschien deels doordat de wet alleen een juridisch onderscheid

maakt tussen behendigheidsspelen die niet onder de reglementering vallen en kansspelen die daar wel onder vallen. Beter zou het
zijn een wat economischer invalshoek te kiezen en per spel schattingen te doen naar de elasticiteit tussen het legale en illegale circuit. Misschien wordt dan voorkomen dat de overheid de illegale

gokmarkt juist stimuleert in plaats van afroomt. Het beleid zou
aan effectiviteit winnen als werd ingezien dat alleen een concurrerende legale sector, in handen van de overheid of de particuliere sector, in staat is de illegale sector en daarmee de nadelige externe effecten van deze sector, afdoende te bestrijden.

satie niet voldoende maar dient de legale sector ook concurrerend te zijn, anders werkt legalisatie averechts.
Een aan roulette verwant spel is ,,golden ten”. In plaats van
een draaiende cilinder is sprake van een schijf waarin het balletje
met de hand wordt geworpen. Dit verschil biedt de mogelijkheid

om de voorschriften van de Wet op de kansspelen te ontwijken.
Een speler zou namelijk op grond van zijn ervaring met redelijke
nauwkeurigheid kunnen vaststellen waar het balletje terecht-

komt. Is dit het geval, dan is ,,golden ten” een behendigheidsspel dat niet onder de reglementering van de Wet op de
kansspelen valt. Daar ziet het echter niet naar uit. Het lijkt erop
ESB 19/26-12-1984

Hans Kamps
6) H. Wanders, Bingo, van onschuldig volksvermaak naar keihard miljoenenbedrijf, Algemeen Politieblad, nr. 13, 26 juni 1982.
7) R. Dixey en M. Talbot, Women, leisure and bingo, Trinity and All
Saints’ College, Leeds, 1982.

8) Trouw, 23 augustus 1984 en de Volkskrant, 23 augustus 1984.
9) F.Y.M. van Strien, Mogelijkheden te over voor het illegale gokje, Algemeen Politieblad, nr. 20, 2 oktober 1982.
10) de Volkskrant, 17 april 1984.

1205

Auteur