In april 2022 is de benzineaccijns tijdelijk fors verlaagd vanwege de sterk opgelopen benzineprijs. De maatregel is inmiddels echter meerdere keren verlengd, recentelijk ook weer voor 2025. Gecorrigeerd voor de inflatie is de huidige benzineprijs echter zeer laag.
In het kort
- Bij invoering van de accijnskorting in april 2022 stonden de nominale en reële benzineprijs op recordhoogte.
- In plaats van prijspieken te dempen, draagt de accijnskorting er inmiddels aan bij dat de reële benzineprijs zeer laag is.
In 2021 en 2022 werd benzine in rap tempo duurder. De nominale benzineprijs liep op van 1,55 euro per liter (inclusief btw en accijns) in december 2020 naar een recordhoogte van 2,29 in maart 2022. Oorzaak van de prijsstijging was een sterk toegenomen krapte op de wereldmarkten voor olie en brandstoffen. Deze krapte was onder meer het gevolg van een sterk toegenomen vraag die volgde op het opheffen van de coronamaatregelen, evenals oplopende zorgen over aanbodbeperkingen vanwege de geopolitieke spanningen die culmineerden in de inval van Rusland in Oekraïne in februari 2022 (EIA, 2023).
Om de brandstof voor burgers betaalbaar te houden, werd per april 2022 een accijnskorting van 21 procent ingevoerd (Rijksoverheid, 2022). De benzineaccijns daalde daarmee van 0,82 euro per liter naar 0,65 euro. In de veronderstelling dat de marktkrapte van tijdelijke aard was en prijzen op termijn weer zouden normaliseren, was de accijnsverlaging uitdrukkelijk een tijdelijke maatregel voor het resterende kalenderjaar 2022.
Maar ondanks een forse daling in de benzineprijs in de tweede helft van 2022 werd de accijnskorting per januari 2023 toch verlengd. Ook werd de jaarlijkse inflatiecorrectie op accijns uitgesteld, wat de facto neerkomt op een hogere accijnskorting. Per juli 2023 werd de helft van de accijnskorting afgeschaft en de inflatiecorrectie voor dat jaar alsnog toegepast, maar voor 2024 werd de resterende accijnskorting toch weer verlengd en de jaarlijkse inflatiecorrectie niet toegepast. In september jongstleden werd rondom het presenteren van de Rijksbegroting bekend dat ook voor 2025 de accijnskorting gehandhaafd wordt en de inflatiecorrectie uitblijft.
De accijnskorting kost de overheid veel geld. Een bierviltjesberekening van het benzineverbruik (die gedragsveranderingen als gevolg van de accijnskorting negeert) maal de accijnskorting suggereert dat de overheid tussen april 2022 en september 2024 grofweg 2,5 miljard euro is misgelopen aan accijns. Voor 2025 schat de regering zelf dat het voor benzine, diesel en lpg tezamen gaat om 1,5 miljard (Tweede Kamer, 2024).
Ondertussen wordt er voor vergelijkbare bedragen bezuinigd op onderwijs en wetenschap en de stimulering van elektrische auto’s “om de overheidsfinanciën gezond te houden” (Rijksoverheid, 2024). Daarnaast vermindert de accijnskorting ook de prikkel om het benzinegebruik te beperken.
Deze nadelen aan de accijnskorting trekken de rechtvaardigheid ervan in twijfel. Hoe hoog is de benzineprijs eigenlijk vandaag? En is de accijnskorting nog gerechtvaardigd op basis van het argument dat de benzineprijs uitzonderlijk hoog is? Om dit te beantwoorden vergelijkt dit artikel de benzineprijs sinds de invoering van de accijnskorting met de prijzen in de afgelopen twee decennia.
Accijnsverlaging vanwege recordprijzen
Figuur 1 toont de gemiddelde maandelijkse nominale en reële (basisperiode november 2024) benzineprijs aan de pomp voor de periode waarvoor gegevens beschikbaar zijn bij het Centraal Bureau voor de Statistiek: januari 2006 – november 2024. Bij een historische prijsvergelijking is het belangrijk om rekening te houden met inflatie. Daarom zijn de voor inflatie gecorrigeerde, oftewel reële, benzineprijzen hier het uitgangspunt. Immers, als alle salarissen en overige prijzen stijgen moet de nominale brandstofprijs ook meestijgen om relatief niet goedkoper te worden.
Om de reële prijzen in historisch perspectief te plaatsen onderscheiden de grijze stippellijnen in de figuur de kwintielen van de reeks reële prijzen: prijzen onder de laagste stippellijn horen bij de 20 procent laagste reële prijzen in de afgelopen twee decennia, reële prijzen tussen de onderste en een na onderste stippellijn horen bij de groep van 20-40 procent, et cetera. Ook laat de figuur zien wat de reële benzineprijs geweest zou zijn zonder accijnskorting vanaf april 2022.
De benzineprijs lag op het moment van invoering van de accijnskorting in 2022 vanuit historisch oogpunt op een recordniveau, niet alleen in nominale maar ook in reële termen. De figuur toont dat de reële benzineprijs in het halve jaar voorafgaand aan de invoering van de accijnskorting vrijwel continu boven de bovenste grijze stippellijn lag en dus hoorde bij de 20 procent hoogste prijzen die de afgelopen twee decennia zijn voorgekomen.
In juli 2022, vlak na de invoering van de accijnskorting, steeg de reële benzineprijs naar een nieuw recordniveau. Zonder accijnskorting was deze prijspiek dus nog hoger geweest. Deze observaties rechtvaardigen de lezing dat brandstofkosten rondom de periode van invoering van de accijnskorting waren gestegen naar buitengewone hoogte (wat overigens niet suggereert dat de doelmatigheid en noodzaak van de korting buiten kijf staan).
In de tweede helft van 2022 daalde de benzineprijs vervolgens fors, maar de accijnskorting werd toch verlengd naar 2023. Hierdoor was de benzineprijs in de eerste helft van 2023 zeer laag. In de afgelopen twee decennia was benzine bijna nooit goedkoper dan in die periode. In juli 2023 is met het terugdraaien van de helft van de korting de huidige status quo wat betreft accijnshoogte bereikt.
Sinds de gedeeltelijke terugdraaiing in juli 2023 liggen de reële benzineprijzen op relatief lage niveaus, met het gros van de tijd prijzen in het tweede of derde kwintiel. Oftewel, in de laatste twee decennia was de benzineprijs veertig procent van de tijd vergelijkbaar, twintig procent van de tijd goedkoper en veertig procent van de tijd duurder dan in de afgelopen periode. In de laatste maanden is de reële prijs zelfs gedaald tot (ruim in) het eerste kwintiel. In plaats van prijspieken te dempen, draagt de accijnskorting inmiddels dus bij aan zeer lage benzineprijzen.
Zonder accijnskorting zou de reële benzineprijs uiteraard hoger zijn geweest. Het gaat dan echter bepaald niet om uitzonderlijke prijsniveaus. Behalve in september 2023 (vijfde kwintiel) en september en oktober 2024 (tweede kwintiel) behoorden de reële prijzen zonder korting sinds juli 2023 tot het derde of vierde kwintiel. Oftewel, de benzineprijs was in de laatste twee decennia veertig procent van de tijd goedkoper en twintig procent van de tijd duurder dan in de periode sinds juli 2023.
Conclusie
Toen de accijnskorting in april 2022 werd ingevoerd, lag de brandstofprijs op een recordhoogte. Omdat de grote krapte op de olie- en brandstoffenmarkten is verdwenen, zoals expliciet verwacht bij invoering van de accijnskorting, is de benzineprijs inmiddels al langere tijd niet hoog meer. Ook zonder accijnskorting staat de reële prijs vanuit historisch perspectief op gebruikelijke niveaus. De rechtvaardiging die gebruikt werd voor invoering van de accijnskorting is dus niet meer geldig. Tegelijkertijd kost de korting de overheid veel geld en stimuleert het mensen om benzine te gebruiken. De accijnskorting kan dus afgeschaft worden, zoals oorspronkelijk ook de bedoeling was.
Literatuur
EIA (2023) Crude oil prices increased in first-half 2022 and declined in second-half 2022. EIA Statistiek, 4 januari.
Rijksoverheid (2022) Maatregelenpakket om gevolgen stijgende energieprijzen en aanhoudende inflatie te verzachten. Nieuwsbericht te vinden op rijksoverheid.nl.
Rijksoverheid (2024) OCW-begroting 2025: basis op orde, kwaliteit omhoog. Nieuwsbericht, 17 september.
Tweede Kamer (2024) Budgettaire bijlage Hoofdlijnenakkoord 15 mei 2024, 2024D19454, 16 mei.
Auteur
Categorieën