Ga direct naar de content

Hörnigk: protectionist pur sang

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 17 2005

Hörnigk: protectionist pur sang
Aute ur(s ):
A.R. Leen (auteur)
De auteur is als universitair docent verbonden aan het fiscaal-economisch departement van de Rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden. Met
dank aan C. Hamoen voor commentaar op een eerdere versie van dit artikel. A.R.Leen@law.leidenuniv.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4463, pagina 280, 17 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
erflater
Tre fw oord(e n):

Het zijn niet langer alleen eindproducten, maar ook productiefactoren die de wereld over gaan. In de geglobaliseerde wereld van
vandaag wordt dit gezien als een argument tegen vrijhandel. Philipp von Hörnigk stelde dat al in 1684.
In een geruchtmakend artikel in The New York Times van vorig jaar stelden Roberts en Schumer (2004) dat het moderne verschijnsel van
outsourcing maakt dat vrijhandel niet langer voor alle partijen voordelig is. In het verleden gingen slechts goederen de wereld over.
Tegenwoordig gaan ook productiefactoren (arbeid, kapitaal, technologie en ideeën) de grens over. Productiefactoren die landen een
comparatief voordeel gaven, kunnen nu vrijelijk stromen naar een ander land. Omscholing zal niet langer helpen als het andere land
dezelfde kenniswerkers voor een lagere prijs kan bieden. Voordelen worden niet langer gedeeld, waardoor sommige landen winnen en
andere verliezen.
De relatieve mobiliteit van productiefactoren is echter geen weerlegging van de leer van de comparatieve voordelen. Als
productiefactoren vrijelijk kunnen stromen, is een theorie van internationale handel in onderscheid met een van nationale handel zelfs
geheel overbodig (Mises, 1963: 163-164). De logica van Roberts en Schumer laat ze een situatie accepteren die gelijk is aan een situatie
die ze veroordelen (Richman, 2004).
De denkfout van Roberts en Schumer is terug te voeren op de kameralisten, tijdgenoten van de mercantilisten. Hun denkwijze verschilt
niet fundamenteel van die van de mercantilisten. Wel verschilde de wereld waarin zij die toepasten. Mercantilisten waren werkzaam in
sterk gecentraliseerde, grote machtige landen, terwijl kameralisten hun beleid uitvoerden in vaak kleine, economisch slecht ontwikkelde
staatjes met vrij verkeer van arbeid en kapitaal.
Hörnigk is als de meest bekende aanvoerder van het kameralisme een onwaarschijnlijke erflater. Geen econoom beschouwt zijn
protectionistische denkwijze als een toevoeging aan het economische denken. Het tegendeel is het geval (Ferguson, 2004: noot 1). Wat
is Hörnigks bijdrage aan de economische theorie en waarom kan de econoom de fout in zijn ijzeren logica, behalve aan zijn vakgenoten,
niet uitleggen?
Leven en werken
Philipp Wilhelm von Hörnigk wordt in 1640 in Frankfurt geboren. Hij was een echte ambtenaar en geleerde. Na een rechtenstudie is hij als
secretaris achtereenvolgens werkzaam bij twee kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Voor zijn eerste werkgever beheert hij enige tijd de
kerkelijke bezitting in Oostenrijk. Zijn beide werkgevers waren in Duitsland werkzaam als diplomaten in dienst van de Oostenrijkse keizer
en in hun dienst zet Hörnigk zich in voor een verzoening van het protestantse en katholieke geloof en voor het samen optrekken van
Oostenrijk en Duitsland tegen Turken en Fransen. 1 Hiertoe reist hij langs de Duitse hoven. Ook brengt hij een tijd als keizerlijk secretaris
in Wenen door en maakt een geheime reis door Oostenrijk om een belastinggrondslag vast te stellen op basis van het aantal
handwerkslieden in de nijverheid. Halverwege de reis wordt hij als ‘spion’ ontdekt en moet naar Wenen terugkeren. Het wil niet echt
vlotten met zijn carrière. Leibniz, met wie hij bijna zijn hele leven correspondeerde, zet zich vergeefs in om voor hem een betere functie
aan het Oostenrijkse hof te verkrijgen.
In de zomer van 1684 verschijnt zijn hoofdwerk: Österreich über alles, wenn es nur will. Een boek waarin het protectionisme haar meest
pregnante en invloedrijkste uitdrukking vindt en dat in zijn en de daarop volgende generatie een bestseller wordt. Het boek verschijnt als
Oostenrijk in een diep dal zit. De Turken hadden een jaar daarvoor voor Wenen gestaan en Frankrijk overvleugelde Oostenrijk in bijna
alles. Hörnigk wilde met het boek een hoopgevend geluid laten horen: alle ingrediënten voor economische bloei zijn in Oostenrijk
aanwezig, alleen de wil ontbreekt nog. Tijdens zijn leven is zijn naam nooit op de titelpagina van het boek verschenen. Na ruim twintig
jaar verschijnen bij een van de vele herdrukken aarzelend zijn initialen. Pas vele jaren na zijn dood kwam zijn naam voluit op de
titelpagina. Mede daardoor is pas in de jaren dertig van de vorige eeuw zijn auteurschap definitief vastgesteld (Hörnigk, [1684] 1964: 28).
In 1714 sterft Hörnigk, hoewel Duitser van geboorte, vol van Oostenrijkse vaderlandsliefde en haat tegen de Fransen.
Het alfabet van de kameralist
Vanaf Smith worden de denkers die van de zestiende tot en met de achttiende eeuw over economische vraagstukken schreven aangeduid

als mercantilisten. De Duitse en Oostenrijkse schrijvers uit die tijd noemden zichzelf kameralisten. De kameralist had toegang tot de
raadskamer van de vorst om deze in het beleid te raden. Daar stamt de term vanaf. Gezien de dreiging van Turken en Fransen had het
vullen van de schatkamer van de vorst in de tijd van Hörnigk hoogste prioriteit. Goud en zilver waren nodig om soldaten te betalen.
Waar de mercantilistiche schrijvers uit Engeland, Spanje en Frankrijk uitgingen van grote gecentraliseerde landen met een absolute vorst
en met een sterke exportpositie, dachten de Duitse en Oostenrijkse schrijvers vanuit een situatie waarin vele vorstendommen elkaar
beconcurreerden. Het gemak waarmee arbeid en kapitaal de grens over konden, leidde tot belastingconcurrentie (Backhaus & Wagner,
1987: 5). Het grootste deel van de staatsinkomsten bestond uit inkomsten verkregen uit eigen staatsondernemingen en de heersers van
de vele kleine vorstendommen handelden in feite als ondernemers. Oostenrijk beschikte niet over export-industrie die gestimuleerd moest
worden. Hörnigk zag Oostenrijk als groot genoeg om autarkisch te zijn.
Het doel van de kameralist is duidelijk: volledig gebruikmaken van het productiepotentieel van zowel fysiek als menselijk kapitaal om
zoveel mogelijk goud en zilver te vergaren voor de vorst. Hörnigk vatte dit samen in zijn kameralistische alfabet ([1684] 1964: 70-73):

1. Geen stuk land mag onbenut blijven voor landbouw, mijnbouw of industrie.
2. Iedere grondstof die in het eigen land wordt gevonden, dient aldaar ook te worden verwerkt tot eindproduct.
3. Een grote goedgeschoolde beroepsbevolking is nodig om de zojuist genoemde taken uit te voeren.
4. Edele metalen moeten in het land blijven en ook zoveel mogelijk in circulatie.
5. Men moet zoveel mogelijk tevreden zijn met binnenlandse goederen ter bevrediging van eerste levensbehoeften en luxe
wensen.
6. Als goederen moeten worden ingevoerd, dan dient niet te worden betaald met edele metalen, maar met binnenlandse
producten.
7. Import moet zoveel mogelijk bestaan uit grondstoffen die in eigen land kunnen worden bewerkt.
8. Er moet zoveel mogelijk worden geprobeerd overtollige binnenlandse producten in de vorm van eindproducten tegen goud of
zilver in het buitenland te verkopen.
9. Import moet worden verboden voor goederen die binnenlands in voldoende mate en in voldoende kwaliteit voorhanden zijn.
Het maakt daarbij niet uit of vriendschappelijke banden met een land worden onderhouden. Alle vriendschap verdwijnt als dat
eigen zwakte en ondergang betekent

Jaar na jaar worden naar zijn regels maatregelen genomen. Zijn boek is het meest precieze en helderste werk van het Duitse Kameralisme.
De vijfde regel is de belangrijkste. Als men tevreden is met binnenlandse goederen volgt de rest vanzelf. De kern van zijn protectionisme
vat hij als volgt samen. Beter is het, hoe slecht het een leek ook lijkt, voor een goed twee taler neer te tellen die in het land blijven, dan
één taler die het land uitgaat. Dit adagium weerklinkt in het moderne “Buy American, the job you save may be your own.”
Waardering
Na zijn tijd heeft Hörnigk nooit meer de status van een groot econoom bereikt. Honderd jaar later weerlegt Smith ([1776], 1970: Boek IV)
zijn theorie door te stellen dat geld geen doel is, maar dat het gaat om de onderliggende reële verschijnselen.
Tweehonderd jaar later plakte de Duitse Historische school het predikaat ‘Oostenrijkse school’ op het werk uit die tijd. Dit predikaat was
bedoeld als denigrerende term. Uit Oostenrijk kwam slechts domme economische politiek, een bekrompen keizerhuis en onderling
gekonkel (Mises, 1969: 11-14).
De enige erkenning die Hörnigk in latere tijd als econoom ontving, was van Keynes (1936: 333) en Robinson. Voor hen was niet het
aanbod van reële productiefactoren, maar de effectieve vraag het probleem. Import is aanbod dat in het binnenland geen vraag genereert.
Binnenlands inkomen wordt eraan uitgegeven, maar bij de productie van de import wordt geen binnenlands inkomen gegenereerd. Het
omgekeerde geldt voor de export. Bij een tekort op de handelsbalans lekt er geld weg. Niet veel anders dan het bekende spaarlek: mensen
sparen, maar ondernemers investeren niet.
Conclusie
De nieuwste argumenten van de professionele econoom tegen vrijhandel die zijn gebaseerd op het, in tegenstelling tot vroeger, vrijelijk
stromen van kapitaal en arbeid, zijn niet nieuw. Voor Hörnigk was dat 320 jaar geleden ook al reden om protectionistisch beleid te
propageren. Kameralistisch beleid is hardnekkig, omdat het op korte termijn duidelijk zichtbare vruchten afwerpt. Ook tegenwoordig zien
populistische politici goedkope import als bedreiging voor binnenlandse banen. Robinson (1966: 10-13) duidt dergelijke politici aan als
moderne mercantilisten. Bovendien klopt de eerste stap in de redenering. Door geld aan een binnenlands product te besteden, blijft
werkgelegenheid in die sector behouden. De politicus komt echter niet verder. Sowell (2004: 4) noemt dat one-stage thinking. Probleem is
dat de prikkels die van het beleid uitgaan op lange termijn desastreus zijn.
Maar zolang comparatieve kosten verschillen, is er de mogelijkheid van handel en valt er voordeel te behalen. Er is geen economisch

verschil tussen de situatie waarin een Nederlandse producent onderdelen van zijn product als dienst (outsourcing) in het buitenland laat
produceren: een call center, een accountantscontrole of een radiologisch onderzoek van een medische foto en de situatie waarin een
bedrijf uit het betreffende land zelf locale mensen in dienst neemt en vervolgens het product exporteert.
De wereld wordt gekenmerkt door toegenomen politieke stabiliteit en goedkope goedgeschoolde werkers. Een wereld waar ook Hörnigk
destijds al na de dertigjarige oorlog en strijd tegen de Turken mee te maken kreeg. De concurrentie is toegenomen, niet doordat de
protectie in de westerse wereld is afgenomen, maar doordat de dictatuur in de rest van de wereld is verdwenen. De ‘bescherming’ die de
werkers in het westen daardoor genoten, is verdwenen (Richman, 2004). Maar een reactie in de zin van Hörnigks protectievoorstellen is
niet nodig. De toegenomen concurrentie heeft de stimulans tot het zoeken naar comparatieve voordelen alleen maar vergroot.
Auke Leen
Literatuur
Backhaus, J.G. & R.E. Wagner (1987) The cameralists: A public choice perspective. Public Choice 53: 3-20.
Gerstenberg, H. (1930) Philipp Wilhelm v. Hörnigk, Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik. 133 Band, III Folge 78, Band: 813865.
Ferguson, R.W. (2004) Free Trade: What Do Economists Really Know? www.federalreserve.gov/boarddocs/speeches/2004/.
Hörnigk, P.W. ([1648] 1964) met een inleiding van G. Otruba) Österreich über alles,wenn es nur will. Wenen: Bergland.
Keynes, J.M. (1936) General Theory of Employment, Interest and Money, New York: Harcourt.
Mises, L. von ([1948] 1963) Human Action. Chicago: Contemporary Books.
Mises, L. von ([1969] 1984) The Historical Setting of the Austrian School of
Economics. Auburn: Ludwig von Mises Institute.
Richman, S. (2004) Is Free Trade Obsolete? Part 2, mei. Freedom Daily.
www.fff.org.
Robinson, J. (1966) The New Mercantilism. Cambridge: Cambridge University Press.
Schumer C. & P. C. Roberts (2004) Second Thoughts on Free Trade. New York Times, 6 januari, A27.
Smith, A. ([1776] 1970) The Wealth of Nations. Indianapolis: Liberty Classics.
Sowell, T. (2004) (Applied Economics Thinking Beyond Stage One). New York: Basic Books.

1 Zijn droom was ongetwijfeld de uiteindelijke vereniging van Duitsland en Oostenrijk (Gerstenberg, 1930: 830).

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur