‘Eerlijk delen.’Dat was het antwoord van Diederik Samsom toen hem tijdens de campagne werd gevraagd om één ononderhandelbaar punt te noemen. Real-politiker Samsom wilde blokkades vermijden, maar trok hier een streep. Het latere regeerakkoord draagt hiervan de sporen. De VVD kreeg de ombuigingen om de drieprocentnorm van Brussel te halen, Samsom kreeg zijn kleinere inkomensverschillen. Laat de rijke de crisis betalen! Vanuit verontwaardiging over topsalarissen begrijpelijk. Vanuit economisch oogpunt precies het verkeerde compromis.
Binnen de meeste rijke landen neemt de inkomensongelijkheid toe. De Verenigde Staten zijn koploper. De middenklasse heeft daar de afgelopen drie decennia koopkracht verloren. De groei is volledig terecht gekomen bij een kleine groep veelverdieners. De cijfers zijn angstaanjagend. Sinds 1980, het jaar met de kleinste inkomensverschillen, is het inkomensaandeel van de top 1 procent meestverdieners verdubbeld naar 16 procent van het totaal. Het aandeel van de top 0,1 procent, één op de duizend huishoudens, is zelfs 8 procent!
Ook in Engeland is het aandeel van de top gestegen. Aan Duitsland is deze trend tot 2000 voorbij gegaan. Echter, tussen 2002 en 2006 is de arbeidsmarkt daar drastisch hervormd (de Hartz-hervormingen). Die hervormingen liggen aan de basis van de voorspoed van de Duitse economie, maar hebben ook geleid tot grotere inkomensverschillen. Samsoms zorgen zijn dus begrijpelijk. Waarom is dit akkoord dan toch het verkeerde compromis?
In een studie voor het CPB laten Bas Jacobs en Floris Zoutman zien dat Nederland in twee opzichten afwijkt. Anders dan je zou verwachten is de inkomensongelijkheid in de top nauwelijks toegenomen. Het inkomensaandeel van de top 0,1 procent is bovendien ‘slechts’ 1 procent (tegen de eerdergenoemde 8 procent in de VS). Bovendien zijn er maar weinig mensen die nog weer meer verdienen. Zoals Jacobs en Zoutman schrijven: it is lonely at top. Nederland heeft internationaal gezien de kleinste top. Vaak wordt Zweden genoemd als een land met een nog plattere verdeling, maar dat is onjuist. Alleen Denemarken gaat ons voor.
Nu kun je denken: wat hebben wij daarmee te maken? Dat de verschillen in de VS absurd zijn, wil niet zeggen dat wij hier de verschillen moeten accepteren. Jacobs en Zoutman laten echter zien dat hogere toptarieven in Nederland niet leiden tot meer maar juist tot minder (!) belastinginkomsten. Steeds weer blijkt dat als de tarieven worden verhoogd, dat dan het opgegeven belastbare inkomen omlaag gaat, door ontwijking, minder inspanning en vanwege allerlei andere bekende en onbekende redenen. Als de daling van het belastbare inkomen groter is dan de stijging van de tarieven, dan leiden hogere tarieven tot lagere belastinginkomsten.
Nederland had al één van de hoogste toptarieven in de wereld. Sinds 2000 was dat tarief incl. btw 57 procent. Zoals hiervoor besproken is het aantal veelverdieners bovendien erg klein. Bij hen valt weinig te halen. Met deze twee gegevens kan worden uitgerekend welk toptarief de hoogste opbrengst genereert. Een hoger tarief leidt slechts tot lagere belastinginkomsten. Hier ligt dat maximale tarief rond 54 procent. Het oude toptarief van 57 procent was dus al te hoog. Sinds het lenteakkoord uit voorjaar 2011 zijn de toptarieven in Nederland op allerlei manieren verder verhoogd: de btw is 2 punten gestegen, pensioenpremies zijn boven een ton niet meer aftrekbaar, en de inkomens tussen 75 en 125 duizend hebben te lijden van de inkomensafhankelijkheid van de heffingskortingen.
Alles bijeen zijn de toptarieven daarmee 2 tot 4 punten gestegen. Ze waren al te hoog, nu zijn ze veel te hoog. Nivellering verergert dus de budgettaire problemen. Nederland heeft zich een trouw navolger van Colijn betoont: voor alles het huishoudboekje op orde! Het was beter geweest om het devies van Reagan in gedachten te houden: dat huishoudboekje komt wel goed, mits mensen maar de prikkel hebben om te verdienen.
Deze blog is eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Auteur
Categorieën