Het succes van de
Aziatische draken
M. Smeets*
D
e economische ‘draken’ van Azie, Hong Kong, Korea, Maleisie, Singapore,
Taiwan en Thailand, hebben de afgelopen tienjaar dank zij bun op export
gerichte beleid een opmerkelijke groei doorgemaakt. Aanvankelijk boden deze
landen een ideaal vestigingsklimaat voor eenvoudige, arbeidsintensieve produktieprocessen, thans vindt echter een verschuivingplaats naar vervaardiging van meer
hoogwaardigeprodukten. De draken zijn daardoor geduchte concurrenten
geworden op de wereldmarkt en zijn gebaat bij verdere opening van markten.
Gezien de groeiende economische en politieke betekenis van de dynamische Aziatische economieen
(DAE’s), ofwel de ‘dragons’ Hong Kong, Korea, Maleisie, Singapore, Taiwan en Thailand nam de OESO
zo’n twee jaar geleden het initiatief om de mogelijkheden nader te onderzoeken voor een nauwere samenwerking op de werkgebieden van deze organisatie. Daartoe werden voor handel, investeringen,
financiele markten en macro-economische politick
werkgroepen opgezet om de raakvlakken te analyseren tussen de DAE’s en de OESO. Dit artikel behandelt in vogelvlucht de structurele ontwikkelingen
die zich bij de DAE’s voordeden en belicht de relaties tussen de DAE’s en de OESO.
De DAE’s hebben in de jaren tachtig een snelle economische groei kunnen realiseren. Deze groei is
voornamelijk gebaseerd op een op export gericht
beleid. Aanvankelijk ontleenden de DAE’s nun concurrentiekracht aan de arbeidsintensieve traditionele sectoren, maar geleidelijk verschoof het accent
naar meer kapitaalintensieve produktie. Aan deze
ontwikkeling liggen structuurveranderingen ten
grondslag, die deels betrekking hebben op de interne economische beleidsvoering en deels afgeleid
kunnen worden van externe factoren zoals de zich
wijzigende mondiale produktieverhoudingen en de
wereldhandel. Op grond van de nauwere mondiale
economische interdependentie op het gebied van
de handel, investeringen en technologic is de plaats
van de DAE’s in de wereldeconomie geleidelijk veranderd. Wat zijn nu de essentiele structuurveranderingen, die de toenadering van de DAE’s tot de
OESO-landen mede kunnen verklaren?
gic1. In de jaren zestig groeiden de directe buitenlandse investeringen tweemaal zo snel als het bnp,
in de jaren tachtig zelfs viermaal zo snel. Tussen
1983 en 1988 namen de directe investeringen jaarlijks toe met 20%, ongeveer viermaal sneller dan de
internationale handel.
De stijgende investeringen in het buitenland passen
bij het fenomeen globalisering. Globalisering is
hoofdzakelijk een micro-economisch verschijnsel,
waarin het handelen van ondernemingen centraal
staat. Ondernemingen zijn steeds meer wereldwijd
gaan opereren, hetgeen de exponentiele groei van
de investeringen verklaart. Handel en investeringen
zijn nauwer verbonden dan voorheen en ondernemingen werken steeds meer samen op wereldniveau in de vorm van joint ventures, produktie- of
marketingafspraken, via licensies, uitwisseling van
kennis en kunde op het gebied van R&D. Kortom,
er heeft zich een mondiaal netwerk van strategischesamenwerkingsverbanden ontwikkeld.
Voorts kenmerkt de wereldhandel zich door toenemende specialisatie en differentiatie waarbij produktieprocessen opgesplitst worden. In steeds mindere
mate wordt een eindprodukt op een en dezelfde
plaats tot stand gebracht, maar worden componenten ingevoerd en geassembleerd tot een finaal produkt. In feite wordt de leer van de comparatieve
kosten in ieder stadium van de produktie toegepast,
hetgeen heeft bijgedragen tot een snelle toename
van de wereldhandel. Deze wordt steeds meer gekenmerkt door intra-industriehandel2. De produktcy* De auteur is werkzaam bij de OESO. Het artikel is op per-
soonlijke titel geschreven.
Mondiale structuurveranderingen
Een belangrijk kenmerk van de wereldeconomie is
de toenemende onderlinge samenhang van economische activiteiten. Er is sprake van een toenemende handel in goederen en diensten, een grote vlucht
van de directe buitenlandse investeringen, integratie
van financiele markten en overdracht van technolo-
1. M. Smeets, Globalisation and the trade policy response,
Journal of World Trade, jg. 24, nr. 5, Geneve, oktober
1990; S. Ostry, Governments & corporations in a shrinking
world, A Council on Foreign Economic Relations Book,
New York, 1990.
2. H. Grubel en P. Lloyd, Intra-industry trade: the theory
and measurement of international trade in differentiated
products, J. Wiley and Sons, 1975.
clus van goederen is korter geworden en ondernemingen wensen snel in te kunnen springen op zich
wijzigende preferences van de consument alsmede
E23 1986
63.1987
op nieuwe marktontwikkelingen, hetgeen hen noodzaakt dicht bij de markt te staan. De DAE’s, met hun
flexibele produktiestructuren, zijn in deze ontwikkeling niet achtergebleven.
Voorts is de integratie van de financiele markten en
de geleidelijke liberalisering van kapitaalstromen
niet alleen belangrijk voor de OESO-landen, maar
heeft zij ook een enorme uitstraling naar de DAE’s
gehad. De zich steeds verbeterende (tele)communicatie en infrastructuren hebben de handel vergemakkelijkt en geografische afstanden verkleind en aldus
bijgedragen tot de verlegging van de handelsstromen en de economische groei. Deze ontwikkelingen zijn in hoge mate bepalend geweest voor de
huidige plaats van de DAE’s, aangezien zij belangrijke ontvangers van buitenlandse investeringen zijn
geworden.
Enkele cijfers illustreren de omvang van de buitenlandse investeringen. Korea ontving in 1988 $ 872
mln. in vergelijking tot ruim $ 100 mln. in 1981; in
Singapore namen de buitenlandse FDI (Foreign direct investments) af van $ 1.660 mln. tot $ 1.300
Structuuraanpassingen in de DAE’s
Aan de hand van enkele economische indicatoren,
weergegeven in de figuren, kan het economische
succes van de DAE’s eenvoudig worden toegelicht.
De toename van het bruto nationaal produkt in de
zes DAE’s in het begin van de jaren tachtig is vooral
te danken aan een op export gericht beleid. Dit
vindt zijn oorsprong eind jaren zeventig en begin jaren tachtig toen de meeste van de DAE’s hun politick van importsubstitutie hebben ingeruild voor
Figuur 1.
Groei van bet
reele bnp, %
perjaar
meer op export gerichte strategieen, hetgeen ge-
het IMF (1989) stegen de FDI van Korea naar de rest
van de wereld van $ 42 mln. in 1981 tot $ 152 mln.
in 1988; de FDI van Singapore namen toe van $ 14
in 1981 tot $ 235 mln. in 1988.
De integratie van markten, de specialisering en vooral de toename van de directe buitenlandse investeringen zijn dus belangrijke factoren geweest in de
expansie van economische groei en bedrijvigheid in
de Aziatische landen. Medio jaren zeventig waren
de investeringen vooral nog gericht op relatief eenvoudige produktieprocessen en bestond de export
paard ging met een actieve diversificatie van het produktieproces en een herstructurering van de economische bedrijvigheid. De DAE’s kennen opmerkelijk
hoge binnenlandse besparingen, waarmee de investeringen gefinancierd worden. Daarnaast hebben de
meeste DAE’s een gezonde monetaire en fiscale politick gevoerd die heeft bijgedragen tot een stabiel
macro-economisch klimaat en een efficiente allocatie van middelen. De groei heeft zich versneld sinds
het midden van het decennium tot 1989, maar is
niet hetzelfde geweest voor alle DAE’s en ook de
vooruitzichten verschillen.
Globaal kenmerken de economieen van de DAE’s
zich door een efficiente en flexibele produktiestructuur leidend tot een grotere diversificatie in produktie en samenstelling van het exportpakket. Zoals eerder besproken bestond de concurrentiekracht van
de DAE’s aanvankelijk uit de voortbrenging van relatief arbeidsintensieve goederen, maar geleidelijk
heeft er een veredeling in het produktieproces
plaatsgevonden, gericht op hogere R&D en kapitaalintensieve produktie. Vanzelfsprekend heeft dit
weer geleid tot een opwaardering van de factor ar-
uit de DAE’s voornamelijk uit textiel- en kledingpro-
beid en een toenemende behoefte aan hoger gekwa-
dukten, lederwaren en schoeisel. Sindsdien neemt
lificeerde arbeid. Dit vindt zijn weerspiegeling in de
stijging van de loonkosten. De bijna systematische
overschotten op de betalingsbalans hebben tot een
sterke opwaartse druk op het binnenlandse prijspeil
geleid, met als gevolg een snel toegenomen inflatie.
Enkele van de DAE’s bevinden zich nu in een situatie van een algemene vertraging van de economische groei, inflatie, stijgende loonkosten en span-
mln., terwijl Thailand zijn FDI zag toenemen van
$ 294 mln. in 1981 tot $ 1.117 mln. in 1988. De belangrijkste directe investeerders waren de Verenigde
Staten en Japan. In 1989 was het totaal van uitstaande Amerikaanse directe investeringen in de zes
DAE’s te zamen zo’n $ 14 mrd., terwijl Japan zo’n
$ 6,8 mrd. had geinvesteerd. Investeringsstromen
zijn niet alleen toegenomen in de richting van de
DAE’s, maar tevens vanuit deze landen naar het
OESO-gebied alsmede binnen hun eigen Aziatische
regio. Volgens de Balance of payments statistics van
de arbeidsintensiteit in de exportgoederen af en
stijgt de kapitaalintensiteit. Enkele DAE’s, met name
Zuid-Korea en Taiwan, hebben zich ontwikkeld tot
producenten van produkten met een hoog technologiegehalte. Dit wil niet zeggen dat de DAE’s geen
comparatieve voordelen meer hebben in arbeidsin-
tensieve produkten, maar dat deze zich geleidelijk
verleggen van processen met een relatief eenvoudige technologic, naar hoogwaardiger produktieprocessen, zoals consumentenelektronica. Hiertoe
heeft bijgedragen dat de laatste jaren de beschik-
baarheid van technologic, kennis en kunde steeds
meer onafhankelijk van de finale produkten is geworden, terwijl voorheen de R&D in sterke mate
ge’incorporeerd was in en dus inherent verbonden
aan de goederen. De DAE’s zijn in staat gebleken
om zich te specialiseren in een hoger stadium in het
produktieproces.
ESB 31-7-1991
Besparingen
Hong Kong
Korea
.* •
Singapore
Taiwan
Maleisig
Thailand
Bruto binnenlandse besparingen en investeringen,
1989, in % bnp
Investeringen
33,5
. • – – • — 34,1 ••• -• • . • , • -.41,6
27,1
,-.,-.•.•
34,6
38,3
• • ‘ . 51,2 • : • , . . v •-•- .,- :• • • –
23,4
. . , – . . . . : . 33,5 ‘•’••- -i,—^
: • • – , ; . – . . . . ! : –ZBil >.,:•
-.’
Bran: Asean Development Outlook 1990.
^^
;
27,9
29,4
-1 s
Hong K. Korea Sngai)Ott?Tai-wan Maleisie Thailand
nog steeds aan betekenis en de groeiverwachtingen
zijn gebaseerd op een toename van zowel de binnenlandse als de buitenlandse vraag. Daarbij is Maleisie in toenemende mate een aantrekkelijke haven
geworden voor directe buitenlandse investeringen,
met name uit Japan en Taiwan. In Thailand zijn de
economische groeiverwachtingen bijzonder gunstig,
mede ten gevolge van grondige herstructureringsprogramma’s die in de jaren tachtig zijn doorgevoerd. Het bnp nam in 1989 nog met 11% toe, ten
gevolge van een sterke toename van zowel de binnenlandse als de buitenlandse vraag. Thailand kan
als een van de snelst groeiende DAE’s worden aangemerkt, en de dynamiek weerspiegelt zich in de
toenemende buitenlandse directe investeringen.
SO
De handel als motor voor groei
Op het vlak van de internationale handel hebben
zich aanzienlijke verschuivingen voorgedaan, waar-
van de effecten direct terug te vinden zijn in de ont-
Hong K. Korea ; Singapore TarWari Msjfcisie Thailand
Boven:Jlguur
ning op de arbeidsmarkt, evenals een toenemende
2. Groei van
druk op de wisselkoers, in veel gevallende resulterend in valuta-appreciatie en verslechtering van de
concurrentiepositie en dus een verlies aan afzetmarkten. De stijging van het rentepeil leidt tot teruglopende investeringen en daarmee tot afname van
Daaronder:
figuurS. Groei de economische activiteit.
van de (goede- Een opmerkelijke stagnatie van de economische
ren)invoer,
groei valt te constateren voor Hong Kong, Korea en
% per jaar
Taiwan. Hong Kong is traditioneel een zeer open
economic en daarmee uiteraard gevoelig voor interde (goederen)
uitvoer, %per
jaar
Hi
nationale ontwikkelingen. De economische groei
wikkeling van het economische potentieel in de
DAE’s. De export blijft de motor achter de economische expansie: de internationale handel groeit sinds
enkele jaren aanzienlijk harder dan de toename van
de wereldproduktie.
De betekenis van de DAE’s in de wereldhandel is
snel toegenomen. Tussen 1975 en 1989 groeide het
gecombineerde wereldaandeel in goederenhandel
van DAE’s met bijna 7% van minder dan 4% tot 10%
heden. Tussen 1980 en 1989 groeide het aandeel
van de DAE’s in de importen van de OESO uit derde
landen van 12% tot 30%. Tevens ontwikkelden de
DAE’s zich tot een belangrijk afzetgebied van de’
OESO en namen deze landen zo’n 30% van de totale
OESO-afzet naar de rest van de wereld voor hun rekening. Het OESO-gebied neemt tevens 70% van de
totale export van de DAE’s voor zijn rekening, waarbij de Verenigde Staten alleen al een derde van de
totale DAE-export afnemen.
Uit GATT-statistieken over de ontwikkelingen van
de internationale handel blijkt dat de zes DAE’s, zowel voor goederen als diensten, in de top zijn beland van de wereld in- en uitvoer . Deze ontwikke-
Hep terug van bijna 14% tot zo’n 2,5% in 1989, terwijl de inflatie verder opliep tot ruim tien procent.
In Korea kwam in 1989 een nogal abrupt einde aan
de snelle economische groei; deze was in 1990 ongeveer de helft van het jaar ervoor, hetgeen overigens nog een toename van zo’n 6,3% betekent. In
1990 had Korea zelfs voor het eerst in vijf jaar een tekort op de lopende rekening, terwijl het overschot
in 1988 nog $14 miljard bedroeg. In Taiwan lijkt
eveneens een einde gekomen aan de exponentieel
groei en het succes van hun exportstrategieen alsmede hun toenemende concurrentiekracht en integratie in de wereldeconomie. Daar waar in 1979 Taiwan als enige figureerde in de lijst van 25 leidende
exporteurs van goederen, kwamen daarin in 1989
reeds vier DAE’s voor. Het is zeker zo opmerkelijk
dat in dat zelfde jaar alle DAE’s met uitzondering
van Maleisie in de lijst van 25 belangrijkste impor-
snelle expansie; daar daalde de groei van het bnp
teurs stonden, hetgeen de eerder aangeduide wijzi-
van 12,3% in 1987 tot 7,2% in 1990.
Deze tegenvallende economische ontwikkelingen
noodzaken tot nieuwe macro-economische herstructureringen. Zowel in Korea als in Taiwan is het accent in de economische hervormingen komen te liggen op verschuiving van de op export gerichte
economic naar stimulering van de binnenlandse
vraag als middel voor herstel van het evenwicht op
ging van economisch beleid, gericht op stimulering
van de import, bevestigt.
De toenemende betekenis van de internationale
dienstverlening als groeifactor voor de wereldeconomie is direct van belang voor de DAE’s, gezien hun
sterke concurrentiepositie in een aantal dienstensectoren. De internationale handel in commerciele
dienstverlening is, wereldwijd, het laatste jaar met
9% gegroeid tot een totaal van $ 680 miljard. Daarbij
de betalingsbalans.
ling bevestigt de dynamiek van hun economische
Voor Singapore, een uiterst open economic, zijn de
vooruitzichten minder somber gesteld met een groei
van zo’n 10%. Maleisie en Thailand zien de toekomst nog rooskleuriger tegemoet: de groei blijft
naar verwachting stabiel. De goederensector wint
3. GATT International Trade 89-90, deel I, Geneve, 1990,
Tabellen 11 en 12; Zie tevens OESO, Economic Outlook,
nr. 48, OESO Secretariaat, Parijs, december 1990, met name
label 94.
moet gedacht worden aan telecommunicatie, financiele dienstverlening, scheepsvaart, transport, bouwactiveiten en uiteraard toerisme. Hong Kong en Singapore profilereren zich met name als actieve
financiele centra, terwijl toerisme in de meeste
DAE’s een belangrijke groeifactor is geweest. De toenemende betekenis van de internationale dienstverlening heeft verschillende oorzaken. Met name de
band tussen goederen en diensten is steeds nauwer
geworden en beide stimuleren in wisselwerking met
elkaar de wereldhandel. Niet alleen is de dienstencomponent in goederen geleidelijk gestegen, maar
door de verbetering van de infrastructuur alsmede
de opkomst van nieuwe communicatie- en telecommunicatietechnieken zijn afstanden verkleind. Deze
ontwikkelingen hebben tevens een betere integratie
van de DAE’s in de wereldeconomie vereenvoudigd.
de hebben om als Europees te kunnen worden aangemerkt5. Nauw hiermee samen hangt het gebruik van
‘origine-regels’, die tot doel hebben de herkomst van
een produkt te kunnen vaststellen en tevens worden
De plaats die de DAE’s nu in de wereldeconomie innemen, is in belangrijke mate te danken aan de betrekkelijke openheid van de wereldhandel sinds de
tweede wereldoorlog. Handelsliberalisatie is voorna-
aangewend om verlegging van handel, bij voorbeeld
ter omzeiling van dumpingmaatregelen, te constateren . Origineregels kunnen relevant zijn voor de
DAE’s, aangezien deze landen aantrekkelijke havens
zijn voor buitenlandse investeerders voor de produktie van intermediaire, dan wel finale goederen en aangezien hun flexibele produktiestructuren hen in staat
stellen hun produktie snel te verleggen.
De waarde die de DAE’s hechten aan voortdurende
markttoegang tot het OESO-gebied als afnemer van
hun verwerkte produkten, verklaart dan ook de
steeds actievere opstelling op handelspolitiek vlak,
en met name in de Uruguay Ronde van de GATT. De
DAE’s zijn dus direct gediend met een versterking van
de multilaterale handelsafspraken, een grotere doorzichtigheid en een betere naleving van de disciplines.
Dit geldt zowel voor de meer traditionele onderwerpen alsmede de zogenaamde nieuwe onderwerpen
betrekking hebbend op regels en disciplines voor de
melijk het resultaat geweest van diverse onderhan-
handel in diensten, intellectuele eigendomsrechten,
delingsronden in de GATT; daarnaast heeft de
OESO aanzienlijk bijgedragen tot de vrijmaking van
het kapitaalverkeer, die als belangrijke motor heeft
gefunctioneerd voor de bevordering van de internationale handel en directe investeringen. Een vrije
markttoegang is ook nu een essentiele voorwaarde
voor verdere groei, maar deze is niet zonder meer
verzekerd. Op grond van macro-economische ontwikkelingen en met name een vertraging van de
economische groei lijkt de rek uit de OESO-markten
en investeringsmaatregelen voor zover die beogen de
handel te bei’nvloeden. De posities van de DAE’s ten
aanzien van deze nieuwe onderwerpen zijn uiteraard
verschillend en genuanceerd per onderwerp, maar
sporen toch redelijk met die van de OESO-landen.
Het uitblijven van concrete resultaten in de Uruguayronde heeft inmiddels geleid tot verschillende initiatieven om de economische samenwerking in de
Aziatische regio verder te verdiepen. Maleisie heeft
het meest verregaande initiatief ontwikkeld voor onderlinge integratie. Een dergelijk initiatief kan tevens als reactie worden gezien op de twee andere
Handelspolitiek en regionale integratie
verdwenen. De concurrentie op de wereldmarkt
voor sommige geavanceerde goederen, met name in
de consumentenelektronica, wordt ondertussen
steeds heviger. Overheden voelen zich soms genoodzaakt hun nationale industrieen te beschermen. De discussie over invoerbelemmeringen heeft
zich dan ook geleidelijk verlegd van traditioneel gevoelige sectoren zoals textiel en kleding – denk aan
het multi-vezelakkoord bestaande uit een min of
meer geaccepteerd netwerk van bilaterale akkoorden ter beperking van de invoer – naar meer geavanceerde kapitaalintensieve produkten. Ook het instrumentarium heeft zich verbijzonderd en lijkt in
regionale blokken, namelijk de EG wellicht uitgebreid met de EFTA-landen in een ‘European economic area’, en het Noordamerikaanse continent, bestaande uit de Verenigde Staten en Canada onder
hun Vrijhandelsovereenkomst, wellicht uitgebreid
met Mexico en andere Latijnsamerikaanse landen.
Vervolg op biz. 772
4. Onder art. XIX Gatt (vrijwaring) kan de invoer die schade berokkent of dreigt te veroorzaken tijdelijk geremd wor-
veel gevallen doeltreffender dan voorheen om speci-
den, maar de toepassing van deze bepaling vereist dat com-
fieke verstoringen tegen te gaan.
Een gangbaar instrument om onvoorziene import af
te remmen is via zogenaamde ‘grijze-zonemaatregelen’, dat wil zeggen maatregelen die weliswaar niet direct in overeenstemming zijn met het multilaterale
handelssysteem, maar gedoogd worden, zoals vrijwillige exportbeperkingen . Korea kent dergelijke afspraken met de EG voor bij voorbeeld videorecorders.
pensatie verleend wordt voor de niet gerealiseerde invoer,
door tariefverlagingen in andere sectoren. VER’s daarentegen komen snel tot stand en kosten de overheid niets. Het
‘vrijwillige’ karakter van deze regeling is zeer twijfelachtig:
indien de exporteur zich niet matigt, volgen hardere maatregelen, die verdere markttoegang verhinderen.
5. EG Raadsverordening, nr. 1761/87, 22 juni 1987, later
gei’ncorporeerd in een nieuwe Raadsverordening, nr.
2423/88. Deze herziene wetgeving beoogt om simpele
‘schroevedraaier’-operaties uit te sluiten. De wetgeving
heeft sinds de invoering ervan tot ruim dertig onderzoeken
geleid, met name voor elektronische typemachines, fotokopieermachines en videorecorders en in ruim de helft van
de gevallen geleid tot een voorlopige heffing, dan wel tot
prijsafspraken.
6. Een nu klassiek voorbeeld betreft de fotokopieermachines van Ricoh uit Japan, die getroffen werden door antidumpingmaatregelen, waarna de produktie verlegd werd
naar California. Op grond van onvoldoende lokale toegevoegde waarde besloot de EG-commissie om de antidumping-maatregelen ook toe te passen op de uit de VS gei’mporteerde kopieermachines.
Daarnaast is in de loop van de tijd het aantal dumpingklachten aanzienlijk toegenomen, leidend tot een
groot aantal onderzoeken, die ook zonder dat dumping wordt vastgesteld een remmende werking kunnen hebben op de handelsstroom. De onderzoeken
monden vaak uit in anti-dumpingmaatregelen. Verschillende DAE’s zijn herhaaldelijk in deze onderzoeken betrokken. De EG heeft tevens haar anti-dumpingwetgeving in 1987 herzien om dumping tegen te
gaan van produkten die binnen de EG zijn voortgebracht, maar onvoldoende lokale toegevoegde waar-
ESB 31-7-1991
Vervolg van biz. 767
De Aziatische regionale integratie lijkt echter nauwelijks een alternatief te kunnen bieden voor verdere
mische activiteiten, verdere specialisatie en produkt-
economische integratie met de wereld.
differentiatie hebben bijgedragen tot een actievere
deelname van de Aziatische landen in de wereldhan-
In dit verband kan worden gewezen op een nieuwe
benadering van de ontwikkeling van het handelspa-
del en bieden ook voor de toekomst gunstige perspectieven. De directe buitenlandse investeringen in
troon binnen het Aziatische gebied, waarbij de parallel wordt gemaakt met het vliegpatroon (in V-vorm)
van ganzen, en de handelsstromen zich ontwikkelen volgens een aaneenschakeling van inhaalproces-
de DAE’s zijn steeds meer gericht op kapitaalinten-
sen overeenkomstig de voortdurende verschuiving
van comparatieve voordelen . Een economic die
dreigt ingehaald te worden, reageert hierop door
zich verder toe te leggen op produkten met een ho-
gere R&D-input en meer hoogwaardige technologic,
daarmee tevens ruimte creerend voor de invoer van
sieve produktieprocessen met een hoge toegevoeg-
de waarde, die hen in staat stellen efficient op de
wereldmarkt te concurreren in geavanceerde produkten en een nauwere aansluiting te vinden bij de
economieen van de OESO-landen. Het expansieve
economische beleid in de DAE’s is in belangrijke
mate ondersteund door een gezonde macro-economische politick en hoge binnenlandse besparingen,
maar de groeiende overschotten op de betalingsba-
goederen met geringere toegevoegde waarde. De
lans hebben tevens geleid tot enkele fundamentele
vlucht wordt als het ware getrokken door Japan, dat
problemen in de economie, zoals inflatie en een
immers de meest hoogwaardige produkten voort-
druk op de wisselkoers, die de concurrentiepositie
brengt. In deze visie is het vliegpatroon evenwel
niet vol te houden zonder de koopkrachtige afzet-
bedreigen. De DAE’s hebben echter bewezen een
betrekkelijk snel aanpassingsvermogen te bezitten
markten buiten de regio, te meer daar de Japanse
markt een te gering absorptievermogen heeft, naast
en daar zal nu een beroep op moeten worden gedaan om weerstand te bieden aan de bedreigingen
voor verdere economische groei. Structuuraanpassingen, gericht op verdere stimulering van de binnenlandse vraag en beheersing van de loonkosten
en het prijspeil dienen voor een herstel van het
evenwicht zorg te dragen. Tevens is de vrije markt-
wellicht andere moeilijkheden om de markt van buiten af te bedienen.
Gezien de hoge mate van afhankelijkheid van de
Aziatische landen van OESO-markten voor de afzet
van goederen, alsmede voor het verkrijgen van tech-
nologische kennis en kunde, al dan niet via directe
investeringen, kan nauwere regionale samenwerking tussen de Aziatische landen slechts complementair zijn aan multilateral handelsliberalisatie.
De toenemende onderlinge samenhang van economische activiteiten, met name ten gevolge van inter-
toegang tot het OESO-gebied voor de afzet van goederen een essentiele voorwaarde, maar de OESOlanden staan die toegang niet onbeperkt toe. Een
nauwere samenwerking tussen de DAE’s en de
OESO biedt mogelijkheden tot een betere beleids-
nationale directe investeringen, de vrijmaking van
coordinatie en meer greep op beslissingen over de
wereldeconomie die direct de perspectieven van
het kapitaalverkeer en de globalisering van onderne-
deze landen beinvloeden.
mingen, duidt eerder op een verdere opening van
markten dan op een fragmentatie van het wereldhandelssysteem.
Maarten Smeets
Conclusies
De voortgaande integratie van de wereldeconomie,
772
7. Zie ookj. Groenewegen. Japan en de regio. ESB. 19 juni
de toenemende onderlinge samenhang van econo-
1991. biz. 620 e.v.