Ga direct naar de content

Het dreigende faillissement van justitie en politie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 23 1989

Het dreigende faillissement
van justitie en politie
Het strafrecht is langzamerhand een vuilnisvat van de sociale ordening geworden. De
politiele en justitiele organisaties kunnen door gebrek aan financiele middelen
onvoldoende reageren op de behoefte. Hoewel een groot aantal activiteiten gaande is om
verbeteringen aan te brengen, blijft tot dusverre in Den Haag de conclusie achterwege
dat aantal en aard van de taken voor politie en justitie inmiddels vele malen te groot en
te zwaar zijn. Naast organisatorische maatregelen zijn taakvermindering en zeer
aanzienlijke budgetverhogingen dringend noodzakelijk.

PROF. DR. A. HEERTJE – MR. J.W. WABEKE*
Inleiding

Beschouwing van misdaad en overtrading

Blijkens het jaarverslag van het Openbaar Ministerie
over 1988 werden in het verslagjaar door de politie
1.113.511 misdrijven geregistreerd. Dit is 100.000 meer
dan in 1987. Het aantal opgehelderde misdrijven daalde
van 253.637 in 1987 tot 252.232 in 1988, dat is ongeveer
20%. Bij de arrondissementsparketten werden in 1988 ruim
210.000 gewone misdrijfzaken ingeschreven. Voor overtredingen geldt een veelvoud van deze getallen. De pakkans daarvan is minder dan 1 %. Door de politie worden
jaarlijks ongeveer 3.000.000 processen-verbaal ter zake
van overtredingen opgemaakt.
De gemiddelde duur van de door de rechtbanken afgehandelde zaken is opgelopen van 261 dagen in 1986 tot
277 dagen in 1988. Uit gegevens van het CBS blijkt dat het
patroon van stijging van normschendingen zich versterkt
voortzet. Het aantal slachtoffers neemt toe. De indruk is dat
het aanbod van misdrijven en overtredingen uit de samenleving toeneemt, terwijl het apparaat dat de plegers ervan
moet opsporen, bestrijden en berechten niet wordt uitgebreid en diepte-investeringen in onvoldoende mate worden
gepleegd. Er ontstaat een steeds grotere werkdruk en
maatschappelijk is van een steeds minder effectieve bestrijding van de normschendingen sprake. Voor de totale
interne veiligheidszorg reserveert de overheid / 4,4 miljard
per jaar. Daarvan is voor politie en justitie per jaar blijkens
de recente Miljoenennota / 3,5 mrd. in de begroting opgenomen, ook in de komende jaren. De in geld uit te drukken
schade van de misdaad wordt beraamd op circa / 35 mrd.
gulden1.
De economische analyse van de misdaad levert een
inzicht op in de niet-morele aspecten van de beslissing om
de wet te overtreden. Daaraan kan ook worden ontleend
welke nieuwe velden straks door de georganiseerde misdaad zullen worden aangeboord. Als er niets of te weinig
gebeurt, zullen de maatschappelijke nadelen en derhalve
de welvaartsverliezen een veelvoud worden van wat we
gewend zijn. Wil men deze nadelen afwenden, dan moet
de overheid het getij keren en grootscheeps investeren in
het interne veiligheidsbeleid.

Sociologen omschrijven criminaliteit ook wel als ongewenst afwijkend gedrag, dat middels een verbodsbepaling
met straf wordt bedreigd. Niet elk ongewenst gedrag is
strafbaar. Het omgekeerde geldt soms ook: niet ieder strafbaar gedrag wordt door de bevolking unaniem als ongewenst deviant gedrag gezien.
De legale middelen voor het bereiken van comfort,
macht, aanzien en bezit zijn schaars. Van nature hebben
mensen derhalve de neiging ook van illegale middelen
gebruik te maken, ten einde de behoeftebevrediging te
verhogen. Soms is de grens tussen legaal en illegaal vaag
of wordt als vaag ervaren, zodat de overgang gemakkelijk
plaats heeft. Dit proces staat ook onder invloed van de
keuze van de samenleving omtrent de legitimiteit van oogmerken en middelen. Strafwetgeving kan ook wetschendingen voortbrengen. De drugswetgeving schept bij voorbeeld een extra schaarste door het bestrijden van het
aanbod van drugs, waardoor feitelijk een zeer hoge prijs
ontstaat en de illegale handel uiterst lucratief wordt.
In economische termen kan het maatschappelijke aanbod
van ongewenst deviant gedrag in beginsel worden herleid tot
individuele beslissingen omtrent het verdelen van de beschikbare tijd over legale en niet-legale of strafbare activiteiten. Voor- en nadelen worden afgewogen, waarbij de min of
meer zekere beloningen voor niet-verboden handelingen en
werkzaamheden worden vergeleken met de onzekere uitkomsten van onwettig gedrag. In het beslissingsmodel speelt
de pakkans een belangrijke rol, alsmede de te verwachten
straf indien men wordt betrapt. Het risico van verlies van
maatschappelijk aanzien door openbaarmaking speelt in de
afweging ook een rol, hoewel recente processen de indruk
wekken dat sommige betrokkenen aan deze factor ex ante

1152

* Prof. dr. A. Heertje is hoogleraar Staathuishoudkunde, Universiteit van Amsterdam. Mr. J.W. Wabeke is arrondissements-officier
van justitie eersteklas (Rotterdam) en kantonrechter (Dordrecht).
1. Zie verslag symposium Financiering van de veiligheidszorg, mei
1989 en verslag onderzoek Naareen economische benadering
van criminaliteit en veiligheidszorg, NEI, Rotterdam, oktober 1988.

een laag gewicht toekennen. Volgens de gebruikelijke economische analyse maximeert het individu een nutsfunctie
onder randvoorwaarden, waarbij zowel in de doetfunctie als
de nevenvoorwaarden naast financiele aspecten niet-materiele gezichtspunten kunnen worden verwerkt2.
Door het subjectiveren van de oogmerken en de kosten
van strafbaar gedrag sluit de economische analyse in
termen van kosten en baten geenszins psychologische en
sociologische verklaringen voor deviant optreden uit. Zo
Het Opp onlangs zien dat de sociologische theorie, volgens
welke individuen misdadigers worden door contacten met
criminele patronen en isolement van niet-criminele sferen,
heel goed verenigbaar is met de economische analyse van
de misdaad3. Strafbaar gedrag in sociologische en economische zin beschouwd is een algemeen en permanent
maatschappelijk verschijnsel. Het maakt zelfs deel uit van
de samenleving. Strafbaar gedrag is niet volledig te voorkomen, doch hooguit terug te dringen. Volledige preventie
zou in theorie mogelijk zijn na het opgeven van elke vrijheid
en door de verhouding burgers versus wetshandhavers te
brengen op bij voorbeeld een op een. Tussen dit onaanvaardbare uiterste enerzijds en het volledig achterwege
laten van correctiemechanismen anderzijds, moet een
maatschappelijk optimum worden gevonden.
In beginsel wordt dit maatschappelijke optimum gekenmerkt door de gelijkheid van marginale voor- en nadelen
van het verder terugdringen van het niveau van criminaliteit
en andere normschendingen. Zolang de inzet van extra
middelen ter bestrijding van strafbaar gedrag een grotere
opbrengst met zich brengt dan de daaraan verbonden
kosten bedragen, is het maatschappelijk voordelig die bestrijding voor te zetten.
Zowel aan de opbrengsten- als aan de kostenkant kan
men naast financiele ook niet-materie’le aspecten in de calculate opnemen. Men schiet door het optimum heen als de
extra kosten van verdere bestrijding de extra opbrengsten
overtreffen. Naaronze mening zitde samenleving echteraan
de andere kant van het optimum, zoals wij verder op economisch-analytische en juridische gezichtspunten toelichten.
Het maatschappelijk optimum kan worden herleid tot de
individuele welvaartsposities van de economische subjecten in de samenleving. Het zijn burgers die door de criminaliteit worden getroffen en het zijn de burgers, die de
kosten van de bestrijding opbrengen. Velen betalen belasting en enkelen zetten hun persoonlijke veiligheid in de
waagschaal. Daar staat voor alien tegenover het gevoel
van grotere veiligheid, het onbekommerd kunnen genieten
van de natuur en hetgeen de maatschappij te bieden heeft,
naast de geringere materiele schade.
Gaat men ervan uit dat het maatschappelijke optimum
Pareto-optimaal is, zodat de welvaart van individu A alleen
maar groter wordt ten koste van de welvaart van een ander
individu B, dan kan de vraag opkomen of de spelers in de
samenleving door individueel gedrag dit optimum bereiken.
Deze vraag moet in het algemeen ontkennend worden
beantwoord, daar niet-cooperatief optredende subjecten
zich voor het ‘dilemma van de gevangenen’ geplaatst zien
(‘prisoners dilemma’). Zij kiezen zonder coordinate niet
Pareto-optimale individuele posities, door hun bijdrage aan
het bestrijden van criminaliteit zo klein mogelijk en hun nut
ervan zo groot mogelijk te maken4. Het dilemma kan worden doorbroken door het mobiliseren van de publieke
opinie en het optreden van de overheid, omdat dan de
noodzakelijke communicatie tot stand wordt gebracht.

strafrecht zijn verschillende, met elkaar moeilijk te verenigen functies verenigd. Doelstellingen zijn het bieden van
veiligheid, normbevestiging en onderdrukking van ongewenst gedrag. De middelen om die doelen te bereiken
dienen vooral effectief te zijn. Functie van het strafrecht is
verder het voorkomen van eigenrichting en het bieden van
– ook processuele – rechtszekerheid. Hier spelen vooral
bescherming en rechtmatigheid een rol.
Er speelt een permanent conflict tussen rechtsgehalte
en effectiviteit bij het bestrijden van normschendingen. De
samenleving vraagt enerzijds om het handhaven en bevestigen van normen, om veiligheid en onderdrukking van
verboden gedrag, doch bepleit anderzijds respect voor de
privacy en de democratische rechten van de burgers. Het
vinden van de balans is moeilijk. Een strakke handhaving
van de verkeersregels bij voorbeeld, onder gelijktijdige
hantering van een complete formele procesgang is nauwelijks mogelijk. Evenmin is een harde bestrijding van de
fraude, milieudelicten, en drugshandel goed te combineren
met een even harde garantie voor de privacy van de woning
en de middelen van communicatie. In de optimale situatie
is er een evenwicht tussen doeltreffendheid en rechtsgehalte, tussen bestrijding en bescherming. In de actuele
Nederlandse situatie is naar onze indruk dat evenwicht niet
aanwezig.
Politie en justitie moeten nog steeds werken met in het
begin van deze eeuw toegekende dwangmiddelen en formuleringen van de norm. Zo kan bij voorbeeld met rechterlijke machtiging en onder justitiele controle inbreuk worden
gemaakt op de privacy van brief- en telefoonverkeer, doch
dit is onmogelijk met andere vormen van communicatie.
Ook de drastische handhaving van het bankgeheim is
thans veeleer een waarborg voor het plegen van fraude-delicten en witwassen dan een waarborg tegen ongewenste
inbreuk op de privacy. De regels van opsporing en vervolging
zijn aanmerkelijk zwaarder en formeler geworden. Al deze
ontwikkelingen brengen hogere kosten met zich mee.
Er is ook een wanverhouding tussen enerzijds de taken
van het justitiele apparaat en de uitbreiding daarvan en
anderzijds de beschikbare middelen.
Het strafrechtelijke bedrijf kreeg in de laatste decennia
een stroom van nieuwe opdrachten. Het werd onder meer
belast met rechtspleging en rechtshandhaving op nieuwe
gebieden van verkeer, milieu, fraude, computers, EG-regelgeving, drugs en slachtofferhulp, terwijl daarnaast werd
bezuinigd op personeel en materiaal. Wetgever en overheid belastten justitie voortdurend met het handhaven van
nieuwe wetten en regels en het afdwingen van niet zelden,
juist strafrechtelijk, onvoldoende doordachte besluiten. Er
zijn dramatische voorbeelden bekend inzake de handhaafbaarheid van strafbepalingen en overheidsbeleid (tarieven
gezondheidszorg, binnenvaartschippers, euthanasie,
graasverbod, afvalstoffen, vis- en melkquota, maximumsnelheid, arbeidsomstandigheden, discriminatie, enzovoort). Ook langs deze weg werd het justitiele bedrijf met
hogere kosten opgezadeld.
Regering noch volksvertegenwoordiging zijn bereid gebleken de groei van de middelen voor justitie af te stemmen

Dilemma’s voor opsporing en berechting____

3. K.D. Opp, The economics of crime and sociology of deviant

2. Zie G.S. Becker, Crime and punishment: an economic approach, The Journal of Political Economy, 1968, biz. 169-217; onlangs

herdrukt in Chicago studies in political economy, onder redactie
van G.J. Stigler, Chicago, 1988, biz. 537-592. Verder I. Ehrlich,
Participation in illegitimate activities: a theoretical and empirical
investigation, The Journal of Political Economy, 1973, biz. 521561. Een goed overzicht geeft R.W. Anderson, The economics of
crime, Londen, 1976.

Ook in juridische zin is bij de bestrijding van strafbaar
gedrag sprake van het zoeken naar een optimum. In het

ESB 22-11-1989

behaviour, Kyklos, 1989, biz. 405-430.

4. Er kan een Nash-evenwicht worden afgeleid, waarbij niemand
zijn gedrag verandert zolang de anderen hun gedrag handhaven.
Zie E. Rasmussen, Games and information, Oxford, 1989, biz.
29-37.

1153

op de groei van het takenpakket en de verzwaring van de
procedures. Aldus is de situatie ontstaan waarin aan de ene
kant jaarlijks meerdan 1,1 miljoen misdrijven worden geregistreerd, waarvan er gemiddeld 250.000 worden opgehelderd, het aantal overtredingen nietmeerteschatten is.doch,
gelet op de uiterst geringe pakkans, boven het miljard moet
liggen (bij voorbeeld 3 miljoen kleine overtredingen worden
jaarlijks doorde politie waargenomen en geverbaliseerd), het
aantal strafbepalingen van wetten en besluiten zelfs door
vakjuristen niet meer wordt overzien doch in de honderdtallen beloopt, terwijl aan de andere kant 35.000 politiemensen
en enkele honderden bijzondere opsporingsambtenaren zijn
ingezet, overuren sterk gelimiteerd zijn, budgetten gekort, en
de rechterlijke macht voor strafrechtelijke afdoening slechts
bestaat uit enkele honderden personen.
De voorzieningen van politie en justitie zijn minimaal.
Secretariele ondersteuning en modeme kantoorapparatuur
komen nauwelijks voor, huisvesting is vaak dermate ontoereikend, dat strikt formeel gesproken op sommige plaatsen
de goedkeuring van de arbeidsinspectie niet zou worden
verkregen. Er is een permanent tekort aan werkruimte, vervoer, celcapaciteit, ondersteunend personeel en opleidingsmogelijkheden. Het budget van de Nederlandse overheid
voor interne veiligheid is thans ongeveer / 4,4 miljard. Een
vergelijking: voor de defensie bedraagt het / 14 miljard, voor
WVC / 11 miljard en voor onderwijs / 27 miljard.
Zo er aanvankelijk al sprake was van een maatschappelijk optimale bestrijding van de criminaliteit, dan heeft de
samenleving zich daarvan inmiddels duidelijk verwijderd.
Deze niet-optimale situatie doet zich voor in een omgeving van ook anderszins uithollen van wet en wetshandhaving. Het draagvlak voor justitie is sterk afgebrokkeld.
Terwijl in de samenleving het opsporen en berechten van
mishandeling, levensberoving, diefstal en oplichting in het
algemeen nog veel steun ondervindt, is dit niet of veel
minder het geval met minder primaire delicten zoals drugsen wapenwetgeving, alcohol- en verkeersdelicten of kraken. Maar ook de traditioneel primaire normen zijn aan
erosie onderhevig. Onderzoeken geven een verbijsterend
beeld van de normbeleving van grote groepen in de samenleving van diefstal (fiets, winkels) of fraude (verzekering,
belasting). Grote groepen in de maatschappij aanvaarden
de strafbaarheid van het verboden gedrag niet meer. Daarnaast zijn er talloze strafbepalingen die weliswaar op een
parlementaire meerderheid steunen, maar die in de samenleving nauwelijks daadwerkelijke instemming en naleving ontmoeten. In deze categorie vallen bij voorbeeld
fiscale strafbepalingen, milieuwetten en de maximumsnelheid. Het handhaven van deze regels stuit op algemene
tegenwerking bij de opsporing en berechting en legt derhalve een onevenredig beslag op mensen en materiaal.
Door de sterke verschuiving in de maatschappelijke
beleving van de uiteenlopende misdrijven, is het strafrechtelijk bedrijf onder een zeer hoge druk komen te staan. Men
vecht bij wijze van spreken vaak niet alleen tegen de
normschending, maar ook tegen de samenleving waarvan
men juist de opdracht tot bestrijding heeft ontvangen, een
opdracht die ook bij een neutrale attitude van de maatschappij zonder extra middelen al de beschikbare menskracnt te boven gaat.
Ook is een enorme verharding opgetreden en het verzet
tegen politieel en justitieel optreden is algemener en groter
geworden. Zelfs gezagsdragers uiten hun ambivalente gevoelens. Tekenend is in dit verband dat de f iscus niet alleen
belastingaanslagen oplegt aan drugshandelaren, maar
ook overwoog btw te gaan heffen. Het gezag van de wet
en de wetshandhaving is verder sterk aangetast door de
vloedgolf van vaak niet-effectieve regelgeving, waaraan de
overheid de samenleving heeft onderworpen.
Het gevolg van al deze ontwikkelingen is, dat in brede
kring is ontdekt dat de pakkans bij normoverschrijding zeer

1154

laag is en dat vervolging en berechting zeer moeizaam
verlopen en erg tijdrovend zijn. Voorts wordt alom waargenomen dat de uitvoering van rechterlijke beslissingen uitermate onzeker is. Bovendien realiseert men zich in steeds
bredere kring, datde normopvattingen en normcodificaties
niet noodzakelijkerwijs synoniem zijn. De ontdekking dat
misdaad in deze zin loont, be’fnvloedt sterk de beslissing
van potentiele normschenders in een maatschappelijk ongunstige richting.
Een andere ontwikkeling waarmee in deze situatie rekening moet worden gehouden, is de niet meer terug te
dringen rol van maffiagroepen. De drugsmaffia is inmiddels
voldoende bekend, maar ook op andere illegale maar
economisch aantrekkelijke terreinen doet zich georganiseerde misdaad voor. Op het gebied van grensoverschrijdende handel valt dit verschijnsel al waar te nemen: EGfraude is het bekendste voorbeeld. Maar ook elders waar
door verbodsbepalingen een extra schaarste voorkomt,
treedt de georganiseerde normschending naar voren: koppelbazen, chemisch afval dumpen, wapenhandel, plutoniumsmokkel en boycot-ontduiking.
Misdaad loont daar alleen al omdat juist door het verbod
een grotere spanning op de markt ontstaat en in versterkte
mate omdat opsporing en vervolging vrijwel machteloos
zijn geworden.

Maatschappelijke schade
De maatschappelijke schade door de voortschrijdende
criminalisering van de samenleving kan nauwelijks te
breed worden uitgemeten. De burgers hebben een toenemende kans het slachtoffer te worden van meer of minder
zware misdrijven, waarvan de financiele en niet-materiele
gevolgen vaak zeer ingrijpend zijn.
Onder de burgers is de schade voor de kwetsbaren in de
samenleving het grootst; ouden van dagen, jongeren en zij
die leven in de grote steden en een beneden-modaal inkomen genieten. Hun kwetsbaarheid is groot en bescherming
gering. Niet zelden wordt onherstelbaar leed toegebracht.
Jongeren komen daamaast gemakkelijker en eerder in aanraking met criminele patronen en hebben daardoor een
grotere kans ook zelf te participeren in het criminele circuit.
De reguliere afloop van het economische proces in de
ondernemingen wordt steeds vaker en steeds ernstiger
verstoord. Misdrijven zoals diefstal, verduistering en oplichting betekenen een inbreuk op het normale consumptiepatroon. Bekende voorbeelden vormen de talloze bedrijfsinbraken, winkeldiefstallen en gevallen van verzekeringsfraude (verzekeringspremies bij voorbeeld stegen
daardoor enorm). De feitelijke inkomensverdeling in de
samenleving wordt sterk in een scheve richting getrokken
door de excessieve winsten die met sommige misdrijven
kunnen worden behaald. Hetzelfde geldt voor de vermogensverdeling. Misdaadanalyses geven al enige tijd aan,
dat ook in Nederland fraudemaffia’s en drugsmaffia’s zijn
ontstaan.
In de samenleving neemt daardoor de frustratie toe; de
maatschappij wordt instabieler. Een volgende generatie
krijgt een verziekte maatschappelijke infrastructuur aangereikt. De burgers doen steeds meer een beroep op private
instellingen ter beveiliging en het gevaar van eigenrichting
is levensgroot aanwezig.
Dit proces van maatschappelijke ontreddering wordt
verder versterkt door het demoraliseren van de opsporingsambtenaren, de steeds geringere slagvaardigheid
van het openbaar ministerie, de machteloosheid van rechterlijke beslissingen, de onverschilligheid van de burgers,
de steeds krachtelozer overheid en de ontmoediging van
de wetshandhaving.

Hoe langer dit proces voortwoekert hoe groter de inspanning, nodig om de ontwikkeling ten goede te keren.
Ook in deze zin neemt de schade onevenredig toe. In dit
opzicht is het vraagstuk van de criminaliteit vergelijkbaar
met het milieuprobleem5. Te lange verwaarlozing, te gering
draagvlak voor noodzakelijke beslissingen, te weinig preventie, te weinig correctiemiddelen en langzaam maar
zeker onherstelbare schade.

Beleid______________________
De oplossing van de geschetste problematiek schuilt
niet alleen in het vergroten van het aantal politieagenten
en het opleggen van strengere straffen. Er is meer nodig.
Het gaat erom de kans te vergroten dat op ongewenst
deviant gedrag strafrechtelijk wordt gereageerd. Allereerst
dienen politie en justitie door reorganisatie en modernisering de bedrijfsvoering aanzienlijk te verbeteren. Hoewel
intern veel op dit gebied gebeurt dienen ook van buiten
oplossingen te worden aangedragen.
Op twee fronten kan verbetering worden bereikt. In de
eerste plaats dienen de vraag naar en de taak voor het
straf rechtelijke apparaat te worden beperkt en in de tweede
plaats dienen de ‘tools’ meer geschikt te worden gemaakt
voor de ‘job’.
Het eerste aspect is een kwestie van beperken van de
‘input’. Veel kan worden gedaan aan technische, sociale en
bestuurlijke preventie van normschendingen. Op dit punt
dienen grote investeringen te worden gedaan. Voorbeelden
zijn: betere verlichting, beter beheer en bewaking, vandalisme-bestendige materialen, inbraakpreventie en fraude-bestendige bescheiden. Dit zou al zeer snel effect sorteren. Aan
bewaking en beveiliging wordt jaarlijks / 1 -1,5 miljard uitgegeven door bedrijfsleven en particulieren, een bedrag dat
aanzienlijk zal moeten worden verhoogd. Ook de overheidsurtgaven op dit gebied dienen te worden vergroot. Het aanbod voor het strafrechtelijke bedrijf kan ook worden verkleind
door decriminalisering en depenalisering. Er kan hier worden
gedacht aan het overdragen van correctie-mechanismen.
Vooral op de terreinen van economische delicten, algemene
politieverordeningen en fraude is veel te bereiken. In plaats
van strafbaarstelling van bepaalde normschendingen kan
men administratieve maatregelen in het vooruitzicht stellen
(denk aan fiscaliseren en administratief afdoen van (verkeers)overtredingen) en daarnaastcivielrechtelijke mogelijkheden, voor herstel van de gewenste toestand en schadevergoedingen, vereenvoudigen.
Naast strafrechtelijke sancties in negatieve zin kan gedacht worden aan positieve ‘sancties’. Een beloningsstelsel
voor gewenst gedrag is in het algemeen effectiever en
goedkoper dan een stelsel van bestraffing voor ongewenst
gedrag. Voorbeelden hiervan zijn gemakkelijkte vinden in de
milieubescherming: geen verbod van loodhoudende benzine
en katalisatorloze auto’s, maar goedkoper maken van loodvrije benzine en auto’s met katalisator. Fiscale voordelen en
subsidies kunnen minstens even corrigerend werken als
verbodsbepalingen.
Ten slotte kan het strafrechtelijke apparaat zich op een
aantal terreinen gewoon terugtrekken. Te denken valt aan
gebieden waar, naar het oordeel van de samenleving, de
kosten voor de rechtshandhaving niet meer opwegen tegen
het nut ervan. Bij voetbal doemt die vraag bij voorbeeld op.
Het tweede aspect is een kwestie van afstemmen van
doel en middelen. De onevenwichtigheid van rechtmatigheid en doelmatigheid zoals hiervoor aangeduid, moet
enigszins worden gecorrigeerd.
Bevoegdheden en rechten van politie en justitie dienen
in een redelijke verhouding te worden gebracht tot de
middelen en mogelijkheden van de wetsovertreders.

ESB 22-11-1989

Onontkoombaar is ook, dat voor een voldoende snelle en
kwalitatief hoogwaardige uitvoering van het afgeslankte takenpakket meerfinanciele middelen en menskracht beschikbaar moeten komen. Ook op dit gebied zijn al veel fouten
gemaakt. Toen bij voorbeeld de hulp en de voorlichting aan
het slachtoffer en de schadeloosstelling onderdeel van de
taak van politie, justitie en rechtspraak werd gemaakt, werden slechts een of twee medewerkers per arrondissementsparket toegevoegd aan het bestaande personeelsbestand.
Daar er minstens zoveel slachtoffers als daders zijn,
brengt de toevoeging van de verantwoordelijkheid voor de
slachtoffers aan het takenpakket een enorme toeneming van
de belasting van het strafrechtelijke bedrijf met zich. De
toevoeging van personeel om die taak uit te voeren stond
daarmee in geen verhouding. Dezelfde fout dreigt te worden
gemaakt bij het concretiseren van het Nationaal milieubeleidsplan, dat wederom een enorme taakverbreding van het
strafrechtelijke apparaat met zich mee zal brengen. Ondersteunend personeel voor de rechter en de officier dient
drastisch te worden uitgebreid. Het personeelsbestand van
ondersteuning van het Openbaar Ministerie nam landelijk af;
vanaf 1986 met 116 arbeidsplaatsen. Thans resteert het
landelijke cijfer van 1.235 voor de 24 parketten bij rechtbanken en hoven! Ook is het geen botte ‘law and order’-opvatting
om meer politie gewenst te achten. Thans is gemiddeld een
politiefunctionaris per 400 burgers beschikbaar voor hulp,
ordehandhaving en opsporing.
Ten slotte kan de wetgeving worden gesaneerd met het
oog op een snellere en effectievere procesgang. Een herijking gericht op het wegnemen van nauwelijks nuttige
regels is dringend noodzakelijk. Een en ander dient hand
in hand te gaan met investeringen in opleidingen en materiele voorzieningen, daar anders de potentiele verbetering
niet in een daadwerkelijke wordt omgezet.

Conclusie ____
Wij hebben aannemelijk gemaakt dat omvang en compositie van het justitiele apparaat sterk afwijken van een
maatschappelijk optimum, waarvoor geldt dat extra voordelen van een verdere reductie van onwettig gedrag niet
langer opwegen tegen de extra nadelen van het teweegbrengen van deze reductie.
Wanneer de Nederlandse samenleving deze situatie wil
bereiken, moet de effectiviteit van de justitiele bedrijfsvoering worden opgevoerd en moeten daarnaast extra middelen worden ingezet. Deze middelen kunnen worden ontleend aan beperkingen elders – bij voorbeeld op de voorzieningen voor de externe veiligheid – of aan extra lasten
voor de burgers. Ook de burgers zelf zullen een groter
aandeel moeten nemen in de preventie.
Een vermindering van het aanbod is ook noodzakelijk,
hetwelk kan worden bereikt door conversie van strafrecht
naar tuchtrecht, administratief recht en civiel recht, positieve ‘sancties’ en technische, sociale en bestuurlijke preventie. Ook kan het strafrecht terugtreden.
Op grand van al het voorgaande menen wij dat daarbij
gedaoht moet worden aan een verhoging van het overheidsbudget voor interne veiligheid met / 1 miljard.
Tegen de achtergrond van de door ons aangeduide schade en Vergeleken met de uitgaven voor andere maatschappelijke problemen, een relatief bescheiden bedrag, met een
aanzienlijk en voorspelbaar maatschappelijk rendement.

A. Heertje
J.W. Wabeke
5. A. Heertje, Voor niets gaat de zon op, ESB, 3 mei 1989, biz.
428-432.

1155

Auteurs