MVO-inspanningen van bedrijven verminderen de CO2- uitstoot van de landen waarin ze opereren. De effecten zijn echter bescheiden en een actief aanvullend overheidsbeleid blijft geboden.
326Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
Het CO
2
-effect van
maatschappelijk verantwoord ondernemen op macroniveau
ENERGIE & MILIEU
S
teeds meer bedrijven voeren een MVO-beleid
(maatschappelijk verantwoord ondernemen).
Ook zijn er steeds meer studies die een positief
milieu-effect van MVO-beleid op het niveau
van bedrijven vinden. Er zijn weinig bedrij –
ven die aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij het
terugdringen van de CO
2-uitstoot (Lash en Wellington,
2007; Okereke en Russel, 2010; Furrer et al. , 2012). Maar
er zijn diverse studies die positieve effecten van MVO aan –
tonen. Friedman en Miles (2001) en Ammenberg en Hjelm
(2003) vinden bijvoorbeeld met behulp van casestudies,
dat toepassing van milieubeheersystemen in Groot-Brit –
tannië en Zweden hebben geleid tot verbetering van het
milieu. En Graafland en Smid (2016) presenteren in ESB
4733 onderzoek waaruit blijkt dat bedrijven die MVO-be –
leid afkondigen en implementeren daadwerkelijk tot betere
duurzaamheidsprestaties komen. Maar uiteindelijk zijn beleidsmakers geïnteresseerd
in de macro-economische effecten. Men kan niet zonder meer aannemen dat geïsoleerde succesvolle MVO-maat
–
regelen op het micro-economisch niveau ook op macroni-
veau een positieve invloed hebben (Korhonen, 2003). Als
in een sector verschillende bedrijven proactief met MVO
bezig zijn, kan het tegelijk zo zijn dat andere bedrijven in
de industrie proberen te concurreren via prijsverlagingen,
kostenbesparingen en afwenteling van externe effecten
op anderen (Graafland et al. , 2016). Onderzoek naar de
macro-economische effecten van MVO ontbreekt even –
wel. Hierdoor blijft het onzeker wat MVO bijdraagt aan
de maatschappelijke welvaart. Dit is een groot mankement,
want als MVO geen sociale en milieueffecten heeft op de
samenleving als geheel, is het concept in zijn huidige vorm
ongeschikt. Deze studie stelt zich daarom ten doel de effecten van
MVO op macroniveau te onderzoeken. De focus ligt op
één dimensie van MVO, namelijk het terugdringen van de
CO
2-emissies. Hoewel dit slechts één aspect is van de vele
dimensies die onder MVO vallen, is het wel een cruciaal
en zeer uitdagend aspect (Okereke et al. , 2012). De onder-
zoeksvraag luidt daarom: leidt meer MVO tot verminde –
ring van CO
2-uitstoot op macroniveau? Ter beantwoording
hiervan is het verband geanalyseerd tussen MVO-scores en
CO
2-uitstoot op het niveau van landen.
D ATA
Om inzicht te krijgen in het MVO-beleid van bedrijven is
gebruikgemaakt van gegevens van ASSET4. ASSET4 is een
ratingbureau, opgericht in 2003 en in 2009 overgenomen
door Thomson, dat ESG-scores ontwikkelt voor bedrijven,
waarmee de milieuprestaties (E van Environment), sociale
prestaties (S van Social) en de kwaliteit van het bestuur
(G van Governance) worden beoordeeld. Het ASSET4-
universum omvat meer dan 3000 bedrijven ter wereld die
opgenomen zijn in verschillende aandelenindices: S & P
500 Nasdaq, FTSE350 en MSCI World Index. De data –
base van ASSET4 die is gebruikt omvat de volgende lan –
JOHAN
GRAAFLAND
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg
Beleidsmakers hechten sterk aan maatschappelijk verantwoord
ondernemen (MVO). MVO heeft positieve milieu-effecten op
het niveau van bedrijven, maar daarmee is nog niet gezegd dat
dit ook op landenniveau het geval is, omdat productie misschien
verschuift naar concurrerende bedrijven zonder MVO-beleid.
Onderzoek op basis van MVO-scores en CO
2-uitstoot op landen-
niveau laat zien dat MVO-inspanningen van bedrijven ten aan –
zien van CO
2-emissie ook op het niveau van landen het gewenste
positieve effect hebben. De effecten blijken echter bescheiden en
een actief aanvullend overheidsbeleid blijft geboden.
ESB Energie & Milieu
Energie & Milieu ESB
327Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
den: Australië, Oostenrijk, België, Canada, Denemarken,
Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië,
Japan, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Portugal,
Singapore, Spanje, Zweden, Zwitserland, het VK en de VS.
Voor het onderzoek zijn bedrijven geselecteerd waarvoor
gegevens beschikbaar zijn voor alle jaren, dat is de periode
2004–2011 (1576 bedrijven).Van de MVO-data voor de 1576 bedrijven op bedrijfs-
niveau is per land een index gemaakt op landenniveau.
Voor het samenwegen van de data van de individuele be –
drijven bij de constructie van MVO op landelijk niveau is
de omzet van de individuele bedrijven als gewicht gebruik.
Het aantal bedrijven waarop de macro-MVO-indices ge –
baseerd zijn, varieert van 12 grote bedrijven voor Portugal
tot 422 grote ondernemingen voor de VS. Om de betrouw –
baarheid van de aldus samengestelde macro-MVO-indices
te toetsen, is deze vergeleken met de macro-MVO-scores
ontwikkeld door Gjølberg (2009), die deze gebruikt om de
institutionele oorzaken van MVO te achterhalen (en dus
niet de effecten van MVO op bijvoorbeeld CO
2-uitstoot).
Een bivariate correlatieanalyse toonde aan dat de correla –
tiecoëfficiënt tussen de macroscores van Gjølberg (2009)
en onze MVO-scores 0,25 was (p < 0,001). Deze controle
biedt enig vertrouwen in de betrouwbaarheid van onze ge –
gevens. Maar omdat Gjølberg alleen voor één jaar macro-
MVO-scores heeft, zijn deze ongeschikt voor het doel van
onze analyse. Vo o r C O
2-emissies op macroniveau is gebruikgemaakt
van gegevens van de Verenigde Naties voor directe broei-
kasgassen zoals kooldioxide en methaan, met uitzondering
van landgebruik, verandering van landgebruik en bosbouw.
Door matching met de MVO-scores per land is uiteinde –
lijk een sample van 176 observaties verkregen voor de pe –
riode 2004–2011, waarvoor zowel landelijke MVO-scores
als CO
2-emissies bekend zijn. Tabel 1 geeft een overzicht
van de statistische kenmerken van de macrovariabelen voor
2010. Voor de inspanningen van bedrijven met het oog op
vermindering van CO
2-uitstoot op bedrijfsniveau gebrui-
ken wij het gemiddelde van de scores van vijf variabelen uit
de ASSET4-dataset. De definities van deze variabelen zijn
gegeven in tabel 2.
METHODE
Om het effect van MVO op CO2-uitstoot op macroniveau
te bepalen, is een panelmodel geschat. Omdat de effecten
van MVO-maatregelen langzaam doorwerken, is rekening
gehouden met vertragingen, zowel voor de verklarende
als voor te verklaren variabelen. Het bbp is meegenomen
om te corrigeren voor endogene veranderingen in CO
2-
emissies die samenhangen met het verloop van de produc-
tie (Tucker, 1995; Roca et al., 2001; He en Richard, 2010;
Merlevede et al., 2006; Menyah en Wolde-Rufael, 2010).
Verder is gecontroleerd voor fixed effects voor landen om
rekening te houden met landen-specifieke factoren (zoals
institutionele verschillen) en tijdseffecten (zoals het effect
van wisselende energieprijzen). Daarnaast zijn kapitaal –
intensiteit (Managi et al. , 2009; Soytas en Sari, 2009; Mer –
levede et al., 2006; Antweiler et al. , 2001) en het aandeel
van de verwerkende industrie (He en Richard, 2010; Mer -levede
et al., 2006; Cole, 2004; Chapman en Suri, 1998) als
controlevariabelen meegenomen. Een belangrijke kwestie is de mogelijkheid van endoge –
niteit. Het is denkbaar dat de niveaus van CO
2-emissies op
macroniveau aanleiding geven tot grotere maatschappelijke
druk op de bedrijven om hun uitstoot te verminderen en
het causale verband daarom omgekeerd is. In empirische
studies naar CO
2-emissies en energie wordt daarom vaak
getest op Granger-causaliteit (Soytas en Sari, 2009). Het
uitgangspunt van deze test is dat de toekomst niet kan lei-
den tot het verleden of het heden, terwijl het verleden wel
het heden of de toekomst kan veroorzaken. Om die rede –
nen worden verschillende vertragingen meegenomen. Een belangrijke vraag bij de Granger-causaliteit be –
MVO-maatregelen ter reductie van
CO2-uitstoot in 2010TABEL 2
Statistische gegevens van macrovariabelen in 2010TABEL 1
VariabeleBeschrijving Gemiddelde
(standaardfout tussen haken)
MVO-score Samengewogen index op landenniveau
voor implementatie van maatregelen ter
vermindering van CO2-uitstoot 0,65 (0,11)
CO2-emissies
per land CO2-emissies van een land (in
teragrammen) 600 (1.424)
Bbp per land Bbp (in miljarden euro’s in 2005 ppp) 1.482 (2.886)
Bevolking Aantal inwoners per land (in miljoenen) 41,5 (68,0)
Kapitaal-
intensiteit Bruto vaste investeringen / bbp
0,21 (0,03)
Aandeel ver-
werkende
industrie Aandeel toegevoegde waarde van
verwerkende industrie in bbp
0,15 (0,05)
Variabele
Beschrijving Gemiddelde
(standaardfout tussen haken)
Policy Heeft het bedrijf een beleid voor de
terugdringing van de uitstoot van CO2 of het
handhaven van een milieuzorgsysteem? 0,60 (0,30)
Milieuzorg-
systeem Geeft het bedrijf een beschrijving van de wijze
waarop het zijn beleid voor vermindering van
CO2-uitstoot toepast? 0,57 (0,28)
Monitoring Controleert het bedrijf de vermindering van
de uitstoot? 0,54 (0,34)
Targets Stelt het bedrijf concrete targets op die het
wil bereiken voor vermindering van CO2-
uitstoot? 0,57 (0,34)
Initiatieven Toont het bedrijf initiatieven om CO2-
equivalenten te verminderen, hergebruiken,
recyclen of te compenseren in het
productieproces? 0,52 (0,32)
Gemiddelde 0,56 (0,32)
ESB Energie & Milieu
328Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
treft de lengte van de vertraging. In plaats van willekeurig
vertragingen te selecteren wordt vaak het Akaike-informa –
tiecriterium (AIC) gebruikt ( Justesen, 2008). De vertra –
gingsstructuur is optimaal waar het AIC minimaal is. Dit
is bepaald in tabel 3. In de eerste kolom zijn de volledige
resultaten gepresenteerd met inbegrip van alle vertragin –
gen. Omdat ook vertragingen in de te verklaren variabelen
worden meegeschat en omdat de sample met 170 observa –
ties beperkt is, is een maximum van twee jaar vertraging ge –
bruikt. In de tweede en derde kolom zijn de insignificante
variabelen weggelaten. Op basis van deze resultaten is een
vertraging van één jaar geselecteerd voor alle variabelen,
met uitzondering van MVO waar, gelet op het AIC, twee
jaar optimaal is.
SCHATTINGSRESULTATEN
Tabel 4 presenteert de schattingsresultaten van het uitein –
delijke panelmodel, waarbij ook de dynamiek is meegeschat
door niet alleen naar niveaus maar ook naar veranderingen
te kijken. De schattingsresultaten tonen aan dat de groei
van CO
2-uitstoot per hoofd van de bevolking op de korte
termijn afhankelijk is van de groei van het reële bbp per
hoofd van de bevolking , de veranderingen in MVO en het
aandeel van de verwerkende industrie in het totale bbp. De
sterk significante invloed van het vertraagde (logaritme-)
niveau van CO
2-uitstoot van –1,08 geeft aan dat MVO het
niveau van CO
2-uitstoot afremt, niet de groei ervan. Het
langetermijneffect van MVO op de logaritme van de CO
2- emissies per hoofd van de bevolking is gelijk aan –0,20
(–0,09 – 0,13) / 1,08).
CONCLUSIES
In deze studie onderzoeken we de invloed van MVO op
macroniveau. Empirisch onderzoek met behulp van ma
–
crogemiddelden op basis van MVO-scores van grote on –
dernemingen voor 22 landen geeft ondersteuning voor de
hypothese dat MVO bijdraagt aan een duurzamere samen –
leving , omdat MVO tot een vermindering van CO
2-uit –
stoot leidt. Dit betekent dat als bedrijven meer maatregelen
nemen om hun CO
2-uitstoot te verminderen, deze uitstoot
op macroniveau daalt. Dit bevestigt de noodzaak van be –
leid dat MVO door bedrijven stimuleert. Toch zijn de effecten in absolute zin bescheiden. Vol –
gens de schattingsresultaten leidt een stijging van de ge –
middelde MVO-score met 0,10 punten (van de huidige
gemiddelde waarde 0,65 naar 0,75 op een schaal van 0 tot
1,00; zie tabel 1) tot een verminderde CO
2-uitstoot van
ongeveer 2,0 procent op macroniveau. Dit betekent dat
de beleidsmakers in hun streven naar de vermindering van
CO
2-uitstoot niet al hun kaarten op MVO moeten zetten.
Tot slot laat dit onderzoek nog verschillende vragen
open. Allereerst is niet onderzocht in welke mate de effec-
ten van MVO op macroniveau veroorzaakt worden door
de effecten van MVO op bedrijfsniveau, dan wel door sa –
menstellingseffecten. Het onderzoek toont wel aan dat de
positieve effecten van MVO op bedrijfsniveau, zoals eerder
ook gevonden door Graafland en Smid (2016), niet geheel
teniet worden gedaan door verschuivingen tussen bedrij –
Bepaling van optimale vertragingsstructuur
Schattingsresultaten¹TABEL 3
TABEL 4
12 34
Ln CO2
t
Ln CO2 t–10,07 0,070,070,10
Ln CO2
t–20,04 0,02
Ln BBP
t–10,16 0,200,220,19
Ln BBP
t–20,08 0,02
MVO
t–1 –0,01 –0,01–0,01–0,04
MVO
t–2–0,11** –0,11**–0,11**
Kapitaalintensiteit
t–10,87*** 0,80***0,80***0,92****
Kapitaalintensiteit
t–2–0,17
Aandeel verwerkende industrie
t–1–0,60 –0,67–0,67–0,55
Aandeel verwerkende industrie
t–2–0,20
R
2 (within) 0,790,790,790,79
R
2 (between) 0,890,810,710,88
F-waarde van toets op fixed effects 2,54***3,23****4,92**** 4,70****
F-waarde van toets op tijdseffecten 7,94****8,6****12,55**** 14,69****
AIC –496,8–511,3–515,2 –513,4
N 120120120120
**/***/**** Significant op respectievelijk vijf-, een- en 0,1-procentsniveau
d ln CO2t
Verandering ln BBP t0,42**
Verandering MVO
t–0,12**
Verandering Kapitaalintensiteit
t0,37
Verandering aandeel verwerkende industrie
t1,22**
Ln CO2
t–1–1,08****
Ln BBP
t–10,35
MVO
t–1 –0,09
MVO
t–2–0,13**
Kapitaalintensiteit
t–10,78**
Aandeel verwerkende industrie
t–10,71
R2 (within) 0,75
R2 (between) 0,23
F-waarde van toets op fixed effects 6,11****
F-waarde van toets op tijdseffecten 5,42****
N 120
¹ niet-gestandaardiseerde coëfficiënten
**/**** Significant op respectievelijk vijf- en 0,1-procentsniveau
Energie & MilieuESB
329Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
LITERATUUR
Ammenberg, J. en O. Hjelm (2003) Tracing business and environmental effects of environmen-
tal management systems – a study of networking small and medium-sized enterprises using a
joint environmental management system. Business Strategy and the Environment, 12(3), 163–174.
Antweiler, W., B. Copeland en S. Taylor (2001) Is free trade good for the environment? Ame-
rican Economic Review, 91(4), 877–908.
Chapman, D. en V. Suri (1998) Economic growth, trade and energy: implications for the envi-
ronmental Kuznets curve. Ecological Economics, 25(2), 195–208.
Cole, M. (2004) Trade, the pollution haven hypothesis and the environmental Kuznets cur-
ve: examining the linkages. Ecological Economics, 48(1), 71–78.
Friedman, A.L. en S. Miles (2001) SMEs and the environment: two case s
tudies. Eco-Manage-
ment and Auditing, 8(4), 200–209.
Furrer, B., J. Hamprecht en V.H. Hoffmann (2012) Much ado about nothing? How banks re-
spond to climate change. Business & Society, 51(1), 62–88.
Gjølberg, M. (2009) Measuring the immeasurable? Constructing an index of CSR practices
and performance in 20 countries. Scandinavian Journal of Management, 1, 10–22.
Graafland, J.J. en H. Smid (2016) De retoriek en realiteit van maatschappelijk verantwoord
ondernemen. ESB, 101(4733), 299–302.
Graafland, J.J., P. Hudson en J. Werner (2016) Does corporate social performance reduce
greenhouse gas emissions at the macro level? Journal of Environmental Planning and Manage-
ment, 59(2), 203–221.
He, J. en P. Richard (2010) Environmental Kuznets curve for CO
2 in Canada. Ecological Econo-
mics, 69(5), 1083–1093.
Justesen, M.K. (2008) The effect of economic freedom on growth revisit
ed: new evidence on
causality from a panel of countries 1970–1999. European Journal of Political Economy, 24, 642–660.
Korhonen, J. (2003) Should we measure corporate social responsibility?
Corporate Social Re-
sponsibility and Environmental Management, 10(1), 25–39.
Lash, J. en F. Wellington (2007) Competitive advantage on a warming planet. Harvard Busi-
ness Review, 85(3), 94–102.
Managi, S., A. Hibiki en T. Tsurumi (2009) Does trade openness improve environmental qua-
lity. Journal of Environmental Economics and Management, 58(3), 346–363.
Menyah, K. en Y. Wolde-Rufael (2010) CO
2 emissions, nuclear energy, renewable energy and
economic growth in the US. Energy Policy, 38(6), 2911–2915.
Merlevede, B., T. Verbeke en M. De Clerq (2006) The EKC for SO
2: does firm size matter?
Ecological Economics, 56(4), 451–461.
Okereke, C. en D. Russel (2010) Competitive dynamics and regulatory pressure: impacts on
the carbon management strategies of UK energy intensive companies. California Manage-
ment Review, 52(4), 100–124.
Okereke, C., B. Wittneben en F. Bowen (2012) Climate change: challenging business, trans-
forming politics. Business & Society, 51(1), 7–30.
Roca, J., E. Padilla, M. Farre en V. Galletto (2001) Economic growth and atmospheric pollution in
Spain: discussing the environmental Kuznets curve hypothesis. Ecological Economics, 39(1), 85–99.
Soytas, U. en R. Sari (2009) Energy consumption, economic growth and carbon em
issions:
challenges faced by an EU member. Ecological Economics, 68(6), 1667–1675.
Tucker, M. (1995) Carbon dioxide emissions and global GDP. Ecological Economics, 15(3), 215–223.
ven op macroniveau. In de tweede plaats is niet onderzocht
in hoeverre de positieve effecten van MVO op landenni-
veau alsnog teniet gedaan worden door verschuivingen op
internationaal niveau. Het is niet ondenkbaar dat de ver –
mindering aan CO
2-uitstoot, die geïnitieerd wordt door
MVO, gecompenseerd wordt op wereldniveau doordat
bedrijven hun meest vervuilende activiteiten afstoten en
dat deze vervolgens uitgevoerd worden door bedrijven uit
andere landen zoals China. Verder onderzoek is nodig om
na te gaan of MVO ook op globaal niveau de CO
2-uitstoot
vermindert. Een derde onderwerp van toekomstig onder –
zoek betreft de vraag of de macro-effecten van MVO ook
gelden voor andere aspecten van MVO dan CO
2-uitstoot.
Tot slot dient in de toekomst verder gewerkt te worden aan
een betrouwbare index van MVO op macroniveau. Onze
data zijn gebaseerd op een beperkt aantal bedrijven per land
(in Portugal zelfs maar op twaalf grote bedrijven). In een
robuustheidsanalyse waarbij alleen landen in de sample zijn
opgenomen waarvoor data van dertig of meer grote bedrij –
ven voor de periode 2004–2011 beschikbaar zijn, vinden
wij dat het effect van MVO op CO
2-uitstoot op macroni-
veau twee keer zo groot wordt. Maar wel daalt het aantal
observaties waarop deze schatting is gebaseerd met vijftig
procent.
Schattingsresultaten¹
▶ Een positief milieueffect van MVO
op bedrijfs niveau wil niet zeggen dat
er ook op macroniveau een positief
effect is
▶ MVO-inspanningen van bedrijven
ten aanzien van CO2-emissie blijken
echter ook op het niveau van landen
het gewenste positieve effect hebben
▶ De effecten zijn wel bescheiden en
een actief aanvullend overheids beleid
blijft geboden
In het kort