Ga direct naar de content

Het belang van de industrie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 2001

Het belang van de industrie
Aute ur(s ):
DNB (auteur)
Deze rub riek is samengesteld door Bouke Buitenkamp en Maarten van Rooij van de Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4318, pagina 587, 13 juli 2001 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuur

Hoewel de Nederlandse economie grotendeels is omgevormd tot een diensteneconomie, blijft het belang van de industrie voor
conjunctuurcycli groot.
De referentiereeks voor de DNB-conjunctuurindicator is de productie van de verwerkende industrie. Van oudsher is dit een
belangrijke maatstaf voor de conjuncturele ontwikkeling. De afgelopen decennia is het aandeel van de industrie in de economie wel
geleidelijk afgenomen. De Nederlandse economie kent meer en meer het karakter van een diensteneconomie, waar nu ongeveer
zeventig procent van het Nederlandse inkomen wordt verdiend. Het aandeel van de industrie bedraagt nog ‘slechts’ vijftien procent. De
dienstensectoren bepalen derhalve voor een belangrijk deel de economische groei in Nederland. Voor de conjunctuurbewegingen
spelen deze sectoren echter een minder grote rol. De schommelingen in de industriële productie zijn namelijk doorgaans heviger en
treden eerder op, waardoor ze een duidelijk en vroegtijdig signaal afgeven. Het vroegtijdige signaal hangt samen met het feit dat
fluctuaties in de industrie veelal een ‘trigger’ zijn voor die in de dienstensectoren, met name omdat enkele dienstensectoren (zoals de
transportsector) sterk afhankelijk zijn van de vraag van de industrie. Er is een aantal redenen aan te dragen voor de sterkere
conjunctuurschommelingen van de goederenproducenten.
Voorraden
Allereerst zijn er aanwijzingen dat voorraadaanpassingen een rol spelen in de vorming en voortplanting van economische fluctuaties.
Deze vinden echter vrijwel uitsluitend plaats in goederenproducerende sectoren, omdat het daar mogelijk is om op voorraad te
produceren. In dienstensectoren vallen het productie- en consumptiemoment doorgaans samen, zoals bij een taxirit. Conjuncturele
schommelingen die verband houden met voorraadcycli spelen dan ook geen directe rol in de dienstensectoren.
Internationale conjunctuur
Nederland is als kleine, open economie relatief gevoelig voor internationale conjunctuurbewegingen. De doorwerking hiervan op
verschillende sectoren in de Nederlandse economie is echter divers. Via het vertrouwenskanaal worden zowel diensten- als
goederensectoren geraakt, maar de doorwerking via het handelskanaal is meer eenzijdig op goederenproducenten gericht. Om een
uitsplitsing te kunnen maken van de handelseffecten kunnen met behulp van input- outputtabellen ‘gecumuleerde’ exportquoten worden
berekend. Deze quoten geven het aandeel van de sectorafzet dat wordt geëxporteerd en bevatten naast de directe exporten ook de afzet
die na bewerkingen in andere sectoren alsnog wordt geëxporteerd. Zo wordt ongeveer veertig procent van de agrarische productie direct
geëxporteerd, maar vindt daar bovenop nog dertig procent zijn weg naar het buitenland via andere sectoren, hoofdzakelijk de
levensmiddelenindustrie. In totaal wordt zo bijna driekwart van de Nederlandse agrarische afzet geëxporteerd.
Uit de gecumuleerde exportquoten blijkt dat de afhankelijkheid van de industrie van het buitenland groot is: gemiddeld wordt de helft
van de productie geëxporteerd. De uitschieters naar boven zijn de elektrotechnische industrie en de chemische industrie. De commerciële
dienstverlening laat daarentegen een veel lagere exportafhankelijkheid zien. Het totale aandeel van diensten in de Nederlandse exporten
bedraagt slechts twintig procent.
Vooruitzichten
Al met al zijn de conjuncturele uitslagen in de dienstensector gemiddeld kleiner dan in de industrie. De grote dienstensector biedt zo
voor de Nederlandse economie als geheel gedeeltelijke bescherming tegen scherpe conjuncturele schommelingen zoals die in de
industrie kunnen optreden. Mede hierdoor heeft de neergang van de industrieconjunctuur die eind 1998, begin 1999 plaatshad, de bbpgroei niet tot onder de trendmatige groei gebracht 1 .
In het eerste kwartaal van dit jaar is de exportgroei, gemeten in volumetermen, vrijwel stilgevallen, nadat deze vorig jaar nog meer dan
negen procent bedroeg. De afzwakkende consumentenbestedingen en teruglopende koopbereidheid maken het twijfelachtig of de
dienstensectoren ook ditmaal voldoende bescherming kunnen bieden voor de scherpe conjuncturele neergang die de DNBconjunctuurindicator voor de industriële productie laat zien en die blijkens de jongste informatie verder doorzet (zie figuur 1 )

Figuur 1. DNB-conjunctuur-indicator

1 Zie Dienstensector legt bodem in de groei, DNB-conjunctuurindicator, ESB, 13 augustus 1999, blz. 587.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur