Ondernemerschap is cruciaal om Europa op het pad van inclusieve, duurzame en innovatieve groei te krijgen. De vraag is op welke institutionele fundamenten Europa zijn ondernemende samenleving kan bouwen en welke institutionele hervormingen hiervoor nodig zijn.
312Jaargang 100 (4710) 21 mei 2015
Naar een
Europese ondernemende samenleving
GRENSNUT
D
e ondernemende samenleving (Aud –
retsch, 2007) is een samenleving waarin
innova tieve, experimentele en klein –
schalige bedrijvigheid de motor is van
groei en ontwikkeling. Audretsch be –
schrijft hoe de Verenigde Staten in de afgelopen eeuw, ge –
dwongen door concurrentie vanuit Europa en Japan, zijn
vaak grootschalige, industriële managed economy verruilde
voor een ondernemende samenleving. Er is veel te zeggen
voor het idee dat ook Europa de transitie naar zo’n on –
dernemende samenleving in de komende decennia moet
maken. Dit alles omdat Europa aan de wereld-technolo –
giegrens meedraait, concurrentie uit opkomende landen
ons aanjaagt en omdat de grote transitie naar ecologische
en sociale duurzaamheid ons voor uitdagingen stelt waar
de oude managed economy niet voor is toegerust. Maar
Audretsch (2007) beschrijft ook vooral de Amerikaanse
entrepreneurial society. Die laat zich, zo leren ons vele mis-
lukte en half gelukte experimenten, niet een-op-een kopi-
e ren in Europa (Rosenberg , 2002; Hospers et al. , 2009). Daarnaast zouden andere vormen van ondernemerschap,
zoals
intrapreneurship, in het Europese innovatiesysteem
wel eens belangrijker kunnen worden dan in Amerika
(Bosma et al., 2011).
INSTITUTIES EN ONDERNEMERSCHAP
Startpunt bij onze analyse van het Europese ondernemer –
schap is Baumol (1990). Baumol stelde dat het de institu –
tionele kaders in een samenleving zijn die bepalen of en op
welke manier dat talent wordt gemobiliseerd en ingezet, en
met welke resultaten. Want succesvol ondernemerschap
met een economische impact vereist niet alleen dat ta –
lentvolle ondernemers zich op het ondernemen toeleggen,
maar ook dat zij de benodigde middelen – geld, kennis en
menskracht – voor hun onderneming kunnen mobiliseren.
En daar zitten de oude instituties van de managed economy
Europa wellicht nog in de weg. De arbeidsmarkt, kennis-
ontwikkeling en financiële markten zijn, zo luidt de con –
clusie in veel van het reeds gedane onderzoek (Henrekson,
2005; Acs en Sanders, 2012), nog onvoldoende ingericht
op het beschikbaar maken van die schaarse middelen voor
juist het kleinschalige, experimentele en innovatieve onder –
nemerschap. Doel van het project is het formuleren van
een institutionele hervormingsstrategie voor Europa. Dit
maakt dat ons project activistischer van aard is dan je wel –
licht van wetenschappers gewend zou zijn. Maar het gaat,
met het oog op de ons gestelde uitdaging , in dit project om
het vertalen van ons onderzoek naar de praktijk. Omdat we
zo het vuur onder de ondernemende samenleving kunnen
opstoken, is er gekozen voor het acroniem FIRES: Finan –
cial and Institutional Reform for Entrepreneurial Society.
GESCHIEDENIS VIA ECONOMIE NAAR RECHT
Het project is geworteld in de institutionele economie.
De institutionele economie (Williamson, 2000) leert dat
instituties op verschillende niveaus de economische ont –
wikkeling bepalen. Dat gaat van diep ingebedde culturele MARK SANDERS
Universitair hoofddocent
aan de Universiteit Utrecht
Ondernemerschap geldt als essentieel onderdeel om Europa op het
pad naar inclusieve, duurzame en innovatieve groei krijgen. In het pro –
ject FIRES wordt in beeld gebracht op welke institutionele fundamen –
ten Europa zijn ondernemende samenleving kan bouwen, waarom dat
nuttig en nodig is, hoe het op dit moment met die ondernemende sa –
menleving staat, en met welke institutionele hervormingen er een tran –
sitie te maken is. Meer nog dan de nieuwe wetenschappelijke inzichten
die hopelijk via dit project verkregen worden, is het een experiment in
het anders bedrijven van wetenschap.
ESB Grensnut
De Europese Commis-
sie heeft aan FIRES een
financiering van 2,5
miljoen euro toegekend
voor de periode juni
2015–2018. Het project
wordt door 9 instituten
en 26 wetenschappers
uitgevoerd, onder leiding
van Mark Sanders.
Grensnut ESB
313Jaargang 100 (4710) 21 mei 2015
instituties die op een tijdschaal van honderd tot duizend
jaar evolueren tot marktinstituties die het gedrag van dag
tot dag of zelfs van uur tot uur sturen. Daaraan koppelen
we het inzicht uit de Varieties of capitalism-literatuur (Hall
en Soskice, 2001), die stelt dat de instituties in een samen –
leving een coherent en complementair geheel vormen. Zo
zou bijvoorbeeld het financieringsmodel rond investerin –
gen met durfkapitaal minder goed kunnen passen in de
continentale Europese context, waar verplichte pensioen –
besparingen dan wel genereuze pensioenvoorzieningen
van overheidswege de vrij besteedbare private besparingen
drukken (Westerhuis en De Jong , te verschijnen). Een insti-
tutionele hervormingsstrategie dient zich van die gelaagd –
heid en interacties rekenschap te geven. Het eerste blok in ons project gaat dan ook op zoek
naar de dieper verankerde instituties: de historische funda –
menten waarop de Europese ondernemende samenleving
gebouwd zou kunnen en moeten worden. Uiteraard moet
hierbij aan de rijke diversiteit aan institutionele tradities
recht worden gedaan. We gaan vooral ook op zoek naar de
tradities die Europa deelt wat betreft de arbeidsmarkt, de
kennisontwikkeling en het financiële stelsel. Europa deelt,
met alle nuances en nationale diversiteit, een traditie van
bancaire kredietverlening (Westerhuis, 2015) (kader 1),
van universitaire kennisontwikkeling en van collectieve so –
ciale zekerheden. Om die gedeelde fundamenten bloot te
leggen, is gedegen historisch onderzoek nodig. Daarbij is het nodig de urgentie en wenselijkheid van de
transitie naar een ondernemender Europa helder te onder –
bouwen. Wat zijn nu de redenen dat we deze transitie zouden
moeten inzetten? Daartoe onderzoeken we aan de hand van
handelsgegevens de veranderende specialisatiepatronen in de
internationale handel en de positie die Europa in de wereld
inneemt. Opkomende economieën manifesteren zich vooral
in de traditionele bedrijfstakken met grootschalige, industri-
ele productie, en doen Europa nu eenzelfde concurrentie aan
als de Verenigde Staten in de afgelopen eeuw ondervonden
heeft vanuit Europa en Japan. Daarnaast kijken we naar de
rol van het ondernemerschap bij het creëren van nieuwe ba –
nen, ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt, en zoomen
we in op het inclusieve karakter van het ondernemerschap
zelf. Succesvol ondernemen kan op heel veel manieren en
biedt brede lagen van de bevolking de gelegenheid om een
bijdrage te leveren. We kijken dan naar het ondernemerschap
van migranten, ouderen en jongeren, van laaggeschoolden,
vrouwen en andere zogeheten ‘kwetsbare groepen’ op de re –
guliere arbeidsmarkt. Daarnaar is al veel onderzoek gedaan
(Constant en Zimmerman, 2006), maar door dat bij elkaar
te brengen zullen we de wenselijkheid en noodzaak om de
transitie in te zetten duidelijk kunnen schetsen. Ondernemerschap betekent ook afhankelijkheid van
kansen die nationaal of regionaal gecreëerd kunnen worden (Bosma, 2009). Om te kunnen verklaren waarom landen
en regio’s verschillen in de mate van innovatief, inclusief en
duurzaam ondernemerschap, zullen we in het project aan
–
sluiten bij de evolutionaire economische geografie (Frenken
et al ., 2007; Boschma et al., 2013). Kansen liggen immers
vooral in nieuwe technologieën of activiteiten die gerela –
teerd zijn aan de bestaande competenties in een land of re –
gio (pad-afhankelijkheid). Om die reden is de ontwikkeling
van nieuwe activiteiten en industrieën sterk afhankelijk van
wat er lokaal aan kennis opgebouwd is in het verleden dan
wel van wat er aan kennis geabsorbeerd kan worden in de
mondiale waardeketens waarin bedrijven opereren.
Na nut en noodzaak van de transitie onderzoeken we de
kwaliteit van de ondernemende ecosystemen in de Europese
regio’s en lidstaten (Stam, 2014). Daartoe gebruiken we de
methode van de Global Entrepreneurship and Development
Index (thegedi.org ) die informatie uit verschillende bronnen
over de relevante institutionele kaders en het ondernemend
handelen bijeen brengt. We zullen de hoofdindicator uit –
breiden met indicatoren voor met name de financiering van
ondernemerschap en vervolgens analyseren hoe Europese lan –
den zich op deze indicator hebben ontwikkeld over de afgelo –
pen jaren en hoe Europese regio’s er nu voor staan. Dan zoomen we in op drie specifieke landen: het Ver –
enigd Koninkrijk, Duitsland en Italië, als de meest typische
In de rubriek ‘Grensnut’ beschrijven economen die een onderzoeksbeurs
hebben ontvangen hun grensverleggende onder zoek. De rubriek beoogt
te laten zien hoe economen met nieuwe benaderingen hiaten in de
bestaande economische kennis invullen. De rubriek is een aanvulling op
de rubriek ‘Canon’, waarin economen beschrijven wat we door de jaren
heen geleerd hebben over een bepaald onderwerp.
Bij het bouwen van de Europese
ondernemende samenleving moet recht worden gedaan aan de rijke diversiteit aan institutionele tradities
Stagnerende kredietverleningKADER 1
In Europa heeft de bankencrisis een discussie losgemaakt over de rol van
ban-
ken. Een veelgehoorde klacht is dat banken sinds de crisis de kredietkra
an heb-
ben dichtgedraaid en dat vooral het kansrijke en innovatieve mkb daardoo
r wordt
getroffen. Het is opvallend dat aan de andere kant van de Atlantische Oc
eaan,
waar de crisis begon, deze discussie helemaal niet speelt. In de Verenigde Staten
zijn innovatieve ondernemers niet, of veel minder aangewezen op bankkred
iet. En
dus raken de strengere regels voor het bankwezen daar de stroom van financie-
ring naar dergelijke activiteiten veel minder. Dat zou je kunnen interpreteren als
een pleidooi voor het overnemen van de Amerikaanse wet- en regelgeving.
Maar
dat is te gemakkelijk. Immers, het Europese systeem van bankfinanciering is op
veel manieren vervlochten met de Europese geschiedenis, wetgeving en die
p ver-
ankerde culturele instituties. Europeanen vertrouw(d)en hun bankiers m
eer dan
Amerikanen die van hen. Dat had grote voordelen wat betreft bijvoorbeeld
het
elektronisch bankieren. Maar dus ook nadelen als je de zekerheid dat je
over je
geld kunt beschikken wilt verbinden met het investeren in risicovolle, kleinscha-
lige experimentele ondernemingen. Het financieren van innovatief ondernemer-
schap hoeft niet via durfkapitaal, maar als het via bankleningen of uit
pensioen-
potten moet, hoort daar wel een passend institutioneel kader bij.
ESB Grensnut
314Jaargang 100 (4710) 21 mei 2015
liberale, gecoördineerde en gemengde markteconomieën
volgens de Varieties of capitalism-benadering (Hall en
Soskice , 2001) in Europa. We onderzoeken hoe hier het
start-up-proces in de tijd eruitziet, waar de belangrijkste
bottlenecks en belemmeringen zijn en waar in het proces
deze optreden, dus: Wat zijn de land-specifieke manie –
ren om een bedrijf te starten? Welke instituties bepalen
hoe die eruitzien? Dit onderzoeken we met de zogeheten
‘ sequencing- methode’ die ontwikkeld is in de biologie, maar
toepasbaar is op processen in de tijd in bredere zin (Herr –
mann en Van der Putten, 2014). De eerste resultaten uit een
vergelijkende studie over Duitsland en de Verenigde Staten
laten zien dat in Duitsland de succesvolle opstartprocessen
niet alleen korter duren, maar ook een ander verloop ken –
nen dan in de Verenigde Staten. In dit project zullen we on –
derzoeken of en in hoeverre dit ook binnen Europa tussen
de onderscheiden institutionele complexen zo is. Aangevuld met casestudies naar land-specifieke, typi-
sche fenomenen, zoals crowdfunding in Londen, zzp’ers in
Nederland en de Mittelstand in Duitsland, schetst dit laat –
ste blok de diversiteit van de Europese ondernemende eco –
systemen. Aan de hand hiervan hopen we lessen te trekken
voor de toekomst, in de vorm van een goed onderbouwde
hervormingsagenda. Deze laatste wordt ten slotte ook
omgezet in een concrete beleidsagenda voor de Europese
Commissie, de lidstaten en regionale autoriteiten, waar –
bij economische kennis expliciet wordt verbonden met de
politiek-juridische werkelijkheid van de Europese besluit –
vorming.
VALORISATIE VIA STAKEHOLDERPARTICIPATIE
Gedurende het hele project, beginnend bij de kick-off, zul –
len stakeholders in de ondernemende samenleving wor –
den betrokken bij het onderzoek. Voor de kick-off van het
project, die in september 2015 in Berlijn zal plaatsvinden,
zoeken we expliciet naar de mensen die een positief belang
hebben bij de ondernemende samenleving. Op langere ter –
mijn zijn we dat natuurlijk allemaal, maar in eerste aanleg
zijn dat vooral jonge ondernemers, investeerders en mensen
met ideeën die iets willen bereiken (behoort u tot die doel –
groep, laat uw gegevens achter op www.projectfires.eu). La –
ter in het traject komen ook de meer traditionele stakehol –
ders in beeld: de werkgevers- en werknemersorganisaties,
consumenten en financiële instellingen. Het project wordt
dan in juni 2018 afgesloten in Brussel met de beleidsmakers
van wie we actie vragen.
GRENZEN VERLEGGEN
Het baanbrekende en grensverleggende in dit project zit
niet alleen in de institutioneel-economische analyse van
ondernemerschap en innovatie. We verzamelen nieuwe
data en analyseren bestaande data op nieuwe manieren,
maar richten ons vooral op een nieuwe synthese. Het on –
derzoek naar ondernemerschap is van nature multidisci-
plinair, en dit project combineert inzichten uit de institu –
tionele economie met die uit de internationale economie,
bedrijfseconomie, financiële economie, economische geo –
grafie en industriële organisatie. En we leggen verbindin –
gen naar de geschiedenis en het Europese recht. Daarnaast
is het betrekken van stakeholders uit de praktijk bij weten -schappelijk onderzoek een belangrijke innovatie die in de
toekomst aan gewicht zal winnen. De uitdaging zal zijn om
via een gedegen wetenschappelijk verantwoorde analyse tot
een bruikbare, overtuigende en uitvoerbare beleidsagenda
te komen. Het is onze overtuiging dat een focus op maat
–
schappelijke uitdagingen ook de economische wetenschap
zal helpen over haar disciplinaire grenzen heen te kijken en
de verbinding met het werkveld te leggen.
LITERATUUR
Acs, Z.J. en M. Sanders (2012) Patents, knowledge spillovers, and
entrepreneurship. Small Business Economics, 39(4), 801–817.
Audretsch, D.B. (2007) The entrepreneurial society. Oxford: Oxford
University Press.
Baumol, W.J. (1990) Entrepreneurship: productive, unproductive,
and destructive. Journal of Political Economy , 98(5), 893–921.
Boschma, R., A. Minondo en M. Navarro (2013) The emergence of
new industries at the regional level in Spain. A proximity approach
based on product-relatedness. Economic Geography, 89(1), 29–51.
Bosma, N.S. (2009) The geography of entrepreneurial activity and re-
gional economic development. Multilevel analyses for Dutch and Euro-
pean regions. Proefschrift. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Bosma, N.S., E. Stam en S. Wennekers (2011) Ondernemende
werknemers in internationaal perspectief. ESB, 96(4616) 474-477.
Constant, A. en K.F. Zimmermann (2006) The making of entre-
preneurs in Germany: are native men and immigrants alike? Small
Business Economics, 26(3), 279–300.
Frenken, K., F.G. van Oort en T. Verburg (2007) Related variety,
unrelated variety and regional economic growth. Regional Studies,
41(5), 685–697.
Hall, P.A. en D.W. Soskice (2001) Varieties of capitalism: the institutio-
nal foundations of comparative advantage. Oxford: Oxford University
Press.
Henrekson, M. (2005) Entrepreneurship: a weak link in the welfare
state? Industrial and Corporate Change , 14(3), 437–467.
Herrmann, A.M. en K. van der Putten (2014) Unravelling start-up
processes with the help of sequence analyses. ISU Working Paper,
14(02).
Hospers, G.-J., P. Desrochers en F. Sautet (2009) The next Silicon
Valley? On the relationship between geographical clustering and
public policy. International Entrepreneurship and Management Jour-
nal, 5(3), 285–299.
Rosenberg, D. (2002) Cloning Silicon Valley: the next generation high-
tech hotspots. Harlow: Pearson Education.
Stam, E. (2014) Ecosystemen voor ambitieus ondernemerschap.
ESB, 99(4698S), 6–12.
Westerhuis, G. (2015) Commercial banking: changing interactions
between banks, markets, industry and state. In: Y. Cassis en C.
Schenk (red.), The Oxford handbook of financial history. Oxford: Ox-
ford University Press.
Westerhuis, G. en A. de Jong (te verschijnen) Over macht en geld. De
financiering en corporate governance van het Nederlands bedrijfsleven .
Amsterdam: Boom Uitgeverij.
Williamson, O.E. (2000) The new institutional economics: taking
stock, looking ahead. Journal of Economic Literature , 38(3), 595–613.