Directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s) blijken bij het aangeven van hun belasting erg gevoelig voor fiscale prikkels. Zo betaalt het merendeel zichzelf het minimum gebruikelijk loon en wordt dividendinkomen weinig aangegeven. Een tijdelijke verlaging van het box 2-tarief in 2007 leidde wel tot hoge uitkeringen.
216Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
Gevoelige jongens die DGA’s
OPENBARE FINANCIËN
D
irecteur-grootaandeelhouders (DGA’s)
zijn werkzaam in een vennootschap, bv
of nv, waarvan zij vijf procent of meer
van de aandelen bezitten. Voordelen uit
dit aanmerkelijk belang worden belast
in een aparte box in de inkomstenbelasting (IB), box 2.
DGA’s zijn in beginsel niet persoonlijk aansprakelijk voor
de schulden van hun bedrijven. Daarnaast moeten de be –
drijven van DGA’s, anders dan die van IB-ondernemers,
vennootschapsbelasting (Vpb) afdragen. Uit de internationale literatuur is bekend dat het be –
lastbare inkomen van zelfstandigen en eigenaren van kleine
bedrijven vaak sterker reageert op veranderingen van belas-
tingtarieven dan het belastbare inkomen van werknemers.
Ze hebben meer mogelijkheden om te schuiven tussen
arbeids- en kapitaalinkomen en over de tijd (Chetty et
al. , 2011). Voor Nederland bestaat er weinig kwantita –
tieve informatie over het belastinggedrag van DGA’s. De
commissie-Van Dijkhuizen (2013) is daarop een uitzon –
dering. Op basis van vergelijkbaar datamateriaal kunnen
meer uitgebreide statistieken worden gegeven over het be -lastinggedrag van DGA’s rond tariefgrenzen verkend (Bet
–
tendorf et al., 2015). Deze belastingen zijn het onderwerp
van beleidsdiscussies, zoals de hoogte van het gebruikelijk
loon en het tarief van box 2; zie ook de voorstellen van de
commissie-Van Dijkhuizen.
D ATA
In samenwerking met het Ministerie van Financiën is hier
gebruikgemaakt van aangiftedata voor de IB van alle per –
sonen geïdentificeerd als aanmerkelijkbelanghouder (AB-
houder). Daarnaast zijn er gegevens beschikbaar uit de aan –
giftes voor de Vpb van die bedrijven (bv’s) die gedeeltelijk
of geheel in het bezit zijn van de geïdentificeerde AB-hou –
ders. Dit betekent dat er geen data beschikbaar zijn voor
bedrijven die voor honderd procent in bezit zijn van een
houdstermaatschappij (holding ). De gegevens betreffen de
jaren 2007 tot en met 2011. Waar patronen vergelijkbaar
blijken over de jaren worden de resultaten voor 2010 ge –
toond, omdat niet alle aangiften voor 2011 volledig defi-
nitief zijn. De twee gegevensbestanden – die voor de IB en de
Vpb – kunnen worden gekoppeld, en dat geeft de aantal –
len AB-houders per bv en de aantallen bv’s per AB-houder.
In 2010 heeft het overgrote deel van de bijna 320.000 AB-
houders, namelijk 93 procent, precies één bedrijf. En ook
omgekeerd geldt dat 87 procent van de bijna 300.000 bv’s
precies één eigenaar heeft. Die enkele eigenaar beschouwen
we als de DGA. Voor het gemak kan dus gesproken worden
van een een-op-een-relatie: de DGA en zijn of haar bv. De twee belangrijke belastingen waar de DGA mee
geconfronteerd wordt zijn de Vpb, geheven over de fiscale
winst van de bv, en de IB, namelijk de box 2-heffing wan –
neer de bv dividenden uitkeert aan de aandeelhouders en
de box 1-heffing over het arbeidsinkomen van de DGA.
DGA’S EN DE INKOMSTENBELASTING
De DGA kan tot op zekere hoogte schuiven tussen ar -LEON
BETTENDORF
Wetenschappelijk
medewerker bij het
Centraal Planbureau
ARJAN
LEJOUR
Programmaleider
bij het Centraal
Planbureau
MAARTEN
VAN ‘ T RIET
Wetenschappelijk
medewerker bij het
Centraal Planbureau
Directeur-grootaandeelhouders blijken gevoelig voor fiscale prik –
kels. Relatief veel directeur-grootaandeelhouders keren zichzelf
het minimum gebruikelijk loon uit of hebben een grondslag in
box 1 rond de hoogste schijfgrens. Daarnaast geeft de helft van
de aanmerkelijkbelanghouders geen inkomen in box 2 aan tussen
2007 en 2011. Bijzonder is hierbij de sterke reactie op de tijdelijke
tariefsverlaging van box 2 in 2007.
ESB Openbare financiën
Openbare financiën ESB
217Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
0
1
.0 00
2.0
00
3
.0 00
4
.0 00
5
.0 00
0 20.000 40.0 00 60 .0 00 80 .0 00 10 0.0 00
A an ta l DGA’s
In e u ro
0
1
.0 00
2.0
00
3
.0 00
4
.0 00
5
.0 00
0 20.000 40.0 00 60 .0 00 80 .0 00 10 0.0 00
A an ta l DGA’s
In e u ro
beidsinkomen en kapitaalinkomen; het eerste wordt pro –
gressief belast in box 1, en het tweede vrijwel proportioneel
in de Vpb en box 2. Het gecombineerde marginale tarief
van Vpb en box 2 was in 2010 zo’n 44 procent; lager dus
dan het hoogste tarief in box 1. Daarnaast kan het uitke –
ren van dividenden uitgesteld worden om middelen in de
onderneming te houden. De fiscale wetgeving beperkt de
mogelijkheid om al het inkomen als kapitaalinkomen voor
te stellen. Dit gebeurt met de ‘gebruikelijkloonregeling’ die
vereist dat de DGA zich ten minste zeventig procent (in
2010) van het loon uitkeert dat gebruikelijk is voor het ni-
veau en de duur van de verrichte arbeid. Daarbij geldt een
minimum dat in 2010 op 41.000 euro gesteld was. Bij een
lager bedrag moet de DGA aantonen dat hij een lager sala –
ris heeft genoten (bijvoorbeeld als parttime-DGA), bij een
hoger bedrag ligt de bewijslast bij de belastingdienst. Figuur 1 laat de verdeling van het looninkomen uit
de IB-aangifte zien, voor DGA’s met één looninkomen.
Een groot aantal DGA’s blijkt een inkomen aan te geven
onder de 41.000 euro. Opvallend is de piek rond dit be –
drag. Deze concentratie (bunching ) van DGA’s bij het ge –
bruikelijke minimumloon wordt gevonden voor alle jaren
(2007–2011). Dit hoeft overigens niet enkel te duiden op
belastingplanning , het kan bijvoorbeeld ook het gevolg zijn
van lage bedrijfswinsten. Gevoeligheid voor belastingparameters wordt ook ge –
vonden in de analyse van de grondslag van box 1. Figuur 2
toont pieken in de verdeling rond de grenzen van de ver –
schillende tariefschijven, maar vooral bij de overgang van 42
procent naar 52 procent waarvoor de tariefgrens bij 54.367
euro ligt. Een groot aantal DGA’s kiest een grondslag vlak
onder deze grens zodat ze het hoogste tarief ontwijken. Na afdracht van de Vpb kan er besloten worden winst
uit te keren, die in box 2 van de IB belast wordt met een
tarief van 25 procent. De andere optie is om de winsten
binnen het bedrijf te houden, waarmee de belastingheffing
in box 2 uitgesteld wordt. Er zijn verschillende motieven
voor het inhouden van winst. Het kan bijvoorbeeld zijn dat
het vermogen in het bedrijf zelf nodig is. Daarnaast kan de
DGA de waarde van zijn bedrijf als pensioenreserve zien.
Tabel 1 geeft de frequentieverdeling voor de grondslag
van box 2 en laat zien dat veel bv’s geen winst uitkeren; in 2010 is dat 83 procent van de bedrijven. Hierbij moet be
–
dacht worden dat veel bedrijven sowieso geen of alleen een
kleine (fiscale) winst rapporteren. Voor de selectie van AB-
houders die elk jaar in de dataset voorkomen, geldt dat 51
procent in geen enkel van de vijf jaren dividend aangeeft en
21 procent dat maar in één van de vijf jaar doet. Slechts vier
procent van deze eigenaren heeft in elk jaar dividend geno –
ten. Tegelijkertijd vinden we, voor het mediane bedrijf, dat
het fiscale vermogen met bijna 60 procent stijgt over de vijf
jaar in de steekproef. Dit is een indicatie dat een deel van de
DGA’s wel oppot, maar niet uitkeert. De verdeling van de grondslag van box 2 in 2010 kent
ook duidelijke pieken. Deze worden niet verklaard door
fiscale prikkels, maar zijn een voorbeeld van round-number
bunching: AB-houders geven vooral ronde bedragen aan in
box 2, zoals 10.000, 50.000 of 100.000 euro.
Bron: eigen berekeningen op basis van belastingaangiftegegevens
Verdeling grondslag box 1, 2010FIGUUR 2
Bron: eigen berekeningen op basis van belastingaangiftegegevens
Verdeling gebruikelijk loon, 2010FIGUUR 1
Bron: eigen berekeningen op basis van belastingaangiftegegevens
Frequentie grondslag box 2 TABEL 1
2007 2010
Aantal Aandeel in
procenten AantalAandeel in
procenten
< 1 6.7047 65,5124.246 82,8
1–100 17.585 17,318.321 12,1
101–250 15.301 15,04.126 2,8
>250 2.402 2,33.300 2,2
Totaal 102.335 100149.993 100
ESB Openbare financiën
218Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
0
1
0 0
20
0
3
0 0
4
00
5
0 0
0
5
.0 00
1
0 .0 00
1
5 .0 00
20
.000
25
.00023 0.0 00 240.0 00 250.0 00 260.0 00 270.0 00
A an ta l DGA’s
A an ta l DGA’s
In e u ro
20 07 ( lin keras )2008 ( re ch teras )
In 2007 wijkt de verdeling van de grondslag van box
2 sterk af van de andere jaren. De oorzaak hiervoor is een
tijdelijke tariefsverlaging (tax holiday) van 25 procent naar
22 procent voor winstuitkeringen tot 250.000 euro. Tabel
1 laat het verschil duidelijk zien: een lager percentage in
2007 in het segment zonder winstuitkering , en een veel
hoger percentage dan in 2010 in het segment van 100.000
tot 250.000 euro. De sterke reactie van de eigenaren blijkt
nog duidelijker uit figuur 3, die de verdeling geeft rond de
tariefgrens van 250.000 euro. De figuur heeft een dubbele
verticale as: links staan de aantallen voor de verdeling van
de grondslag in 2007, en rechts die voor 2008. In 2007 zijn
haast alle AB-houders te vinden in het kleine interval vóór
of op de grens. Het zijn er bijna 22.000 die precies op de
grens zitten. Dit staat in scherp contrast tot de verdeling
in 2008 waarin geen tariefgrens van toepassing was. De AB-houders zijn nu meer verspreid, hoewel er nog steeds
een piek is op 250.000 euro; tenslotte is dit een mooi rond
bedrag. Maar het aantal eigenaren in 2008 dat precies dit
bedrag heeft aangegeven is veel lager, namelijk 365.
Het effect van de tijdelijke tariefsverlaging op de totale
opbrengsten van box 2 was groot: in 2007 kwam er 3,5 mil –
jard euro binnen, terwijl dat in 2006 één miljard was en in
de jaren 2008 tot en met 2011 de opbrengsten van ander –
half tot bijna 2 miljard liepen (Ministerie van Financiën,
2014). Gegeven dit effect wordt het interessant om te zien
wat de opbrengsten in box 2 zullen zijn over 2014, waar –
voor dezelfde tarief verlaging gold als die in 2007.
MATE VAN GEVOELIGHEID ONBEKEND
Op basis van data uit belastingaangiftes zijn statistieken
over DGA’s en hun bv’s gepresenteerd. Het algemene beeld
is dat DGA’s gevoelig zijn voor fiscale prikkels; bij hun
loonverdeling worden duidelijke pieken bij het minimum
gebruikelijk minimumloon en bij de hoogste schijfgrens
van box 1 gevonden. De helft van de DGA’s geeft geen di-
videndinkomen aan in box 2 voor de periode 2007–2011,
en 21 procent doet dat maar in één van de vijf jaar. De tijde –
lijke verlaging van het box 2-tarief met drie procentpunten
in 2007 leidt wel tot veel hogere winst uitkeringen. Con-
clusies over belastingplanning over de tijd zijn nog moeilijk
te trekken, maar wel is duidelijk dat relatief weinig winst
wordt uitgekeerd in box 2. De steekproef is te kort om te
onderzoeken of belastingen op termijn ontweken kunnen
worden door vervreemding , schenking of emigratie. Verder
laat internationaal onderzoek zien dat de schatting van de
gevoeligheid van belastbaar inkomen voor belastingtarie –
ven afhangt van de mogelijkheid tot uitstel. De gevoelig –
heid is aanmerkelijk lager als er rekening gehouden wordt
met belastingopbrengsten op inkomen dat pas later uitge –
keerd wordt (Le Maire en Schjerning , 2013). Zij vinden dat
minder dan de helft van de gevoeligheid van Deense on –
dernemers een reële gedragsreactie is, terwijl de rest schui-
ven met inkomen is. Kortom, hoe gevoelig de Nederlandse
DGA’s precies zijn weten we nog niet.
LITERATUUR
Bettendorf, L., A. Lejour en M. van ’t Riet (2015) Beschrijvende statistiek DGA’s. Den Haag:
Centraal Planbureau.
Chetty, R., J. Friedmann, T. Olsen en L. Pistaferri (2011) Adjustment costs, firm responses,
and micro vs. macro labor supply elasticities: evidence from Danish tax records. The Quar-
terly Journal of Economics, 126(2), 749–804.
Commissie-Van Dijkhuizen (2013) Naar een activerender belastingstelsel . Den Haag: Commis-
sie inkomstenbelasting en toeslagen.
Le Maire, D. en B. Schjerning (2013) Tax bunching, income shifting and self-employment.
Journal of Public Economics, 107, 1–18.
Ministerie van Financiën (2014) Antwoorden op Kamervragen Miljoenennota 2015. Document
op www.rijksoverheid.nl.
Bron: eigen berekeningen op basis van belastingaangiftegegevens
Verdeling grondslag box 2 rond 250.000
euro, 2007 en 2008FIGUUR 3