Mensen die menen dat ze grip op hun leven hebben, zijn gemiddeld genomen gelukkiger. Grip blijkt zelfs meer aan het levensgeluk bij te dragen dan inkomen. Dat zou politieke implicaties kunnen hebben.
In het kort
– Mensen die aangeven veel grip te hebben op hun leven, staan minder vaak achter populistische sentimenten.
– De politiek kan zich wellicht beter richten op het verminderen van gevoelens van onmacht en onzekerheid dan op koopkracht.
– Een betere balans tussen werkzekerheid en de eigen regie over werktijden en scholing kan aan het ervaren van grip bijdragen.
Na de zomervakantie is het altijd vaste prik. Zowel in de politieke arena, de beleidsstukken als de krantenkoppen staan de ‘koopkrachtplaatjes’ centraal. De vraag wat verschillende typen huishoudens met hun inkomens zouden kunnen kopen, is allesoverheersend. Minutieus wordt er aan ettelijke fiscale knoppen gedraaid, zodat de achterbannen van alle partijen met Prinsjesdag goed nieuws kunnen vernemen. Maar dergelijke plaatjes bieden slechts schijnzekerheid, en leiden alleen tot een al te complex belastingstelsel (Baarsma, 2020).
De vraag die je echter zou moeten stellen is of Nederlanders nou werkelijk zo veel gelukkiger worden van het goede Prinsjesdagnieuws. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laat al jaren zien dat andere factoren dan geld of koopkracht stukken belangrijker zijn voor iemands tevredenheid met het leven.
Een van die factoren is de mate waarin mensen menen dat ze de regie over of grip op hun leven hebben. De impact hiervan is fors. Gemiddeld geven Nederlanders hun ‘levenstevredenheid’ al jarenlang een 7,8. Maar mensen die voelen dat ze een ferme grip op hun bestaan hebben, zijn structureel tevredener met hun leven dan zij die dat gevoel niet hebben. En het verschil daartussen is aanzienlijk: een 8,4 voor hen die veel grip zeggen te hebben, en een 6,2 voor degenen die menen dat ze dit niet of nauwelijks hebben.
Kader 1
Grip op het leven wordt gemeten aan de hand van de mate waarin de respondent het eens is met de volgende uitspraak: “Ik heb het gevoel dat ik weinig grip heb op mijn eigen toekomst” (1 zeer oneens, tot en met 5 zeer eens).
Geluk wordt gemeten aan de hand van de vraag: “Alles bij elkaar genomen, in hoeverre vindt u zichzelf een gelukkig mens?” (van 1 zeer gelukkig tot en met 5 zeer ongelukkig; en deze schaal hebben we vervolgens omgedraaid van 1 zeer ongelukkig tot en met 5 zeer gelukkig).
De populistische attitude is de optelsom van de scores op zes stellingen wat betreft de rol van politici (1 zeer oneens tot en met 5 zeer eens), gedeeld door 6. Cronbachs alfa is 0,85.
De zes stellingen zijn:
1. Politici in de Tweede Kamer moeten zich laten leiden door de mening van het volk.
2. De belangrijkste politieke beslissingen zouden genomen moeten worden door het volk en niet door politici.
3. De politieke tegenstellingen zijn groter tussen de elite en de gewone burgers dan tussen burgers onderling.
4. Ik word liever vertegenwoordigd door een gewone burger dan door een beroepspoliticus.
5. Politici praten te veel en doen te weinig.
6. In de politiek is compromissen sluiten vaak een ander woord voor het verraden van je principes.
Een belangrijke les is dat het effect van ‘regie over het leven’ meer dan zeveneneenhalf keer groter is dan dat van inkomen, zo blijkt uit onderzoek van het SCP naar de sociale staat van Nederland (SCP, 2019). Dat gegeven ondergraaft het belang dat de politiek hecht aan koopkracht. In dit artikel laten we verder zien dat grip niet alleen een link heeft met levensgeluk, maar ook met populistisch sentiment.
Enquête
Grip en geluk hangen uiteraard ook samen met allerlei andere factoren, dus voor een goed begrip is er een multivariate analyse nodig. Bij het onderzoek is er gebruikgemaakt van een enquête die in december 2019 door 2.358 respondenten van de DNB Household Survey (DHS) werd beantwoord (zie Teppa en Vis (2012) voor meer informatie over DHS). Kader 1 toont de exacte bewoordingen van de in de enquête gebruikte variabelen. Tabel 1 laat de correlaties zien tussen een gebrek aan grip, geluk en populisme.
De meting van ‘grip’ in de DHS wijkt wat af van die van het SCP, dat gebruik maakt van een schaal op basis van vijf stellingen (SCP, 2019). Ondanks deze andere constructie denken we dat beide indicatoren in de basis hetzelfde meten: daar waar 16 procent van de mensen volgens het SCP veel regie ervaren, 8 procent geen regie ervaart en 76 procent enige tot iets meer dan gemiddelde regie ervaart (SCP, 2019), geven de uitkomsten van de DHS-enquête aan dat een derde van ondervraagden het (zeer) eens is met de stelling ‘weinig grip op de toekomst te voelen’, terwijl meer dan vier op de tien het juist (zeer) oneens is met die stelling (figuur 1).
Grip en geluk
Net als in het SCP-onderzoek blijkt de ‘ervaren grip’ ook in ons onderzoek een significante verklarende factor te zijn voor ‘levenstevredenheid’ (tabel 2). De tabel geeft de resultaten van een ordered logit-regressie van geluk, gemeten op een schaal van 1 (zeer ongelukkig) tot en met 5 (zeer gelukkig). Als er tevens rekening wordt gehouden met risicoaversie, met de mate waarin iemand de oorzaken van wat hem of haar overkomt bij zichzelf of juist buiten zichzelf zoekt (beheersoriëntatie) en met de zogenoemde ‘grote vijf’ persoonlijkheidskenmerken (openheid, consciëntieusheid, extraversie, altruïsme en emotionele stabiliteit) dan wordt het effect van de variabele grip kleiner, omdat de andere variabelen dat effect ook deels oppakken (schatting 3 en 4, in tabel 2). In ons model nemen persoonlijkheidskenmerken maar liefst zeventig procent van de verklaring (\(R^2\)) voor hun rekening, ‘geen grip’ volgt met twintig procent, en daarna volgt op een flinke afstand inkomen (vier procent).
Grip en populisme
Niet alleen blijken mensen die ervaren weinig grip op hun leven te hebben minder tevreden met hun eigen leven, maar ook vertonen ze vaker ‘populistische attitudes’. Tabel 3 geeft de resultaten van een OLS-regressie van populistische attitude op een reeks variabelen die volgens de bestaande literatuur een rol blijken te spelen, zoals opleidingsniveau, rechts-linksoriëntatie en bepaalde persoonlijkheidskenmerken (Bakker et al., 2016; Spruyt et al., 2016). Populistische attitudes meten we daarbij aan de hand van een aantal stellingen over ‘volk’ en ‘politici’ (Akkerman et al., 2014), een onder politicologen veelgebruikte aanpak. In schatting 6 voegen we ‘geen grip op de toekomst’ toe. Die variabele is hoog significant, en dit blijft zo als we corrigeren voor persoonlijkheidskenmerken (schatting 7).
Merk op dat de \(R^2\) door toevoeging van ‘geen grip op de toekomst’ een flinke sprong maakt – de verklaarde variatie stijgt immers van 20 naar 28 procent. Uit een decompositie van de \(R^2\) van schatting 7 (niet getoond) blijkt dat ‘grip op de toekomst’ met ruim dertig procent evenveel aan de verklaarde variatie bijdraagt als opleidingsniveau, en daarmee de invloed van inkomen (tien procent) en rechts-linksoriëntatie (elf procent) ver achter zich laat. Deze bevinding is nog niet eerder in de literatuur beschreven. Schatting 8 in tabel 3 toont aan dat ‘geluk’ ook een significante verklarende variabele blijkt te zijn voor populistische attitude, zij het met een zeer kleine bijdrage aan de \(R^2\).
Beleidslessen
Koopkrachtreparatie is relatief eenvoudig, maar voor het versterken van grip op het leven bestaat er geen eenvoudig recept. Grip op het leven hangt samen met persoonlijkheidskenmerken, die maar in beperkte mate beïnvloedbaar zijn door de politiek, vooral later in het leven. Desalniettemin zijn er aanknopingspunten voor politici om gebrek aan grip, dus gevoelens van onmacht en onzekerheid, te verminderen. De WRR maakt daarbij een onderscheid tussen grip op werk, grip op tijd en grip op geld (WRR, 2020).
Voor grip op werk is het van belang dat mensen toegang hebben tot een baan met voldoende zekerheid. Die zekerheid staat volgens de WRR onder druk door technologisering, flexibilisering en intensivering van het werk. De commissie-Borstlap heeft onlangs op een rij gezet wat hiervoor nodig is (Commissie-Borstlap, 2020). De grote flexibele schil is gebaat bij minder onzekerheid, terwijl het aantal vaste contracten zal toenemen als die minder risicovol en duur voor werkgevers zijn. Dit vraagt bijvoorbeeld om een versoepeling van het ontslagrecht en een minder lange doorbetalingsperiode bij verzuim, en tegelijk ook een beperking van de kunstmatige fiscale prikkels voor zzp’ers en een basisverzekering tegen arbeidsongeschiktheid voor alle werkenden.
Daarnaast wordt grip op werk bevorderd door leerrekeningen in te stellen, en door voor alle werkenden een leercultuur te bevorderen. Ook het beperken van de marginale belastingdruk kan werken, omdat daarmee het werken aan de onderkant en het midden van de arbeidsmarkt lonender is.
Het tweede aanknopingspunt is grip op tijd. Van huishoudens die een betaalde baan combineren met zorg, vragen we nogal wat jongleerwerk. Door schooltijden beter te laten aansluiten op de moderne arbeidsmarkt – door goede en betaalbare kinderopvang en ouderenzorg, en door meer zeggenschap over werktijden – zal ook de grip op het leven kunnen toenemen.
Ook ten aanzien van grip op geld bestaat er ruimte voor verbetering, naast het verbeteren van grip op werk en op tijd. Het is goed dat het Nederlandse pensioenstelsel een brede dekking heeft. Tegelijkertijd raken sommige huishoudens wel erg bekneld in hun vermogensopbouw (Parlevliet en Kooiman, 2015). Werknemers die een huis willen kopen of bouwen, worden verplicht om elke maand veel pensioenpremie opzij te leggen én om hun woning geheel af te lossen – terwijl zzp’ers die geen verplicht pensioen opbouwen en die huren, geen enkele verplichting kennen. Door de schotten tussen de domeinen te verlagen, wat mogelijk wordt na afschaffing van de doorsneepremie, kunnen huishoudens ook ervaren meer grip te hebben in hun vermogensopbouw.
Ook het SCP geeft aan dat de overheid kan bijdragen aan het gevoel van grip op het leven door onzekerheid bij burgers weg te nemen (SCP, 2019). Het gaat dan naast de hierboven al genoemde onzekerheden ook om het toegankelijk houden van de zorg en de woningmarkt. Krapte op de woningmarkt en wachtlijsten in de zorg gaan naar verwachting ten koste van het gevoel van grip op het leven te hebben. Juist in een complexer wordende samenleving die meer vaardigheden, zelfredzaamheid en een eigen regie van mensen vergt, is het essentieel dat de overheid zich sterker realiseert dan nu het geval is dat het bevorderen van grip een beleidsdoel is.
Conclusie
Onze analyse toont aan dat grip niet alleen belangrijk is voor levensgeluk, maar ook een belangrijke factor is achter populistische sentimenten. Mensen die zich een speelbal voelen, zijn eerder geneigd om op een populistische partij te stemmen. Door te investeren in grip op het eigen leven, wordt er dus ook geïnvesteerd in een stabieler politiek klimaat. Dat het bevorderen van grip veel complexer is dan sleutelen aan koopkracht is duidelijk, maar dat maakt de opgave voor de politiek nog niet minder urgent.
Literatuur
Akkerman, A., C. Mudde en A. Zaslove (2014) How populist are the people? Measuring populist attitudes in voters. Comparative Political Studies, 47(9), 1324–1353.
Baarsma, B. (2020) Liever grip op het leven dan iets meer koopkracht. NRC Next, 10 januari.
Bakker, B.N., M. Rooduijn en G. Schumacher (2016) The psychological roots of populist voting: evidence from the United States, the Netherlands and Germany. European Journal of Political Research, 55(2), 302–320.
Commissie-Borstlap (2020) In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk. Eindrapport van de Commissie Regulering van Werk, 23 januari. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Parlevliet, J. en T. Kooiman (2015) De vermogensopbouw van huishoudens: is het beleid in balans? DNB Occasional Study, 13-1.
SCP (2019) De sociale staat van Nederland. SCP-publicatie 2019-14.
Spruyt, B., G. Keppens en F. Van Droogenbroeck (2016) Who supports populism and what attracts people to it? Political Research Quarterly, 69(2), 335–346.
Teppa, F. en C. Vis (2012) The CentERpanel and the DNB Household Survey: methodological aspects. DNB Occasional Study, 10-4.
WRR (2020) Het betere werk; de nieuwe maatschappelijke opdracht. Rapport Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 102.
Auteurs
Categorieën