Het is een bar stookseizoen voor Nederlandse huishoudens. De energieprijzen zijn enorm gestegen, leveranciers bieden geen vaste contracten meer aan, en een aantal energieleveranciers zijn failliet gegaan waardoor sommige huishoudens hun vaste tarieven én hun betaalde voorschotten zijn verloren. Dat roept de vraag op hoe huishoudens op de energiemarkt beter beschermd kunnen worden. Een deel van het antwoord zit in flexibele opzegvergoedingen die huishoudens prikkelen om hun vaste contract aan te houden als de energieprijzen omlaag gaan.
Lage opzegvergoeding
Huishoudens kunnen vrij eenvoudig wisselen van energieleverancier, ook als hun vaste contract nog loopt. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft in het verleden de toegestane opzegvergoedingen gemaximeerd. Een contract met een resterende looptijd van 1 jaar, bijvoorbeeld, heeft een opzegvergoeding van 50 euro voor single fuel (elektriciteit of gas) en 100 euro voor dual fuel (elektriciteit en gas).
Deze bedragen staan echter niet meer in verhouding tot de huidige energieprijzen. Wie nu een dual fuel contract afsluit voor het gemiddelde verbruik van een driepersoons huishouden betaalt op jaarbasis ongeveer 5.000 euro. De opzegvergoeding van 100 euro is in dat perspectief een schijntje.
Vast contract loont niet voor leveranciers
Een lage opzegvergoeding lijkt voor huishoudens aantrekkelijk, maar maakt het minder aantrekkelijk voor energieleveranciers om vaste contracten te verkopen. Energieleveranciers moeten de energie die zij verkopen ook inkopen. Daarbij kunnen zij kiezen tussen inkoop op de termijn- en de dagmarkt. Door op de termijnmarkt in te kopen – dus voorafgaand aan levering – hebben leveranciers zekerheid over de in- en verkoopprijs. Dit beperkt het risico van vaste contracten. Tenminste, als huishoudens ook bij dalende prijzen trouw blijven aan hun vaste contract. Als huishoudens de vaste contracten opzeggen blijft de leverancier zitten met relatief duur ingekochte energie.
Momenteel loont het voor leveranciers niet om vaste contracten aan te bieden. Dat komt voor een deel omdat de energieprijzen momenteel zeer volatiel zijn waardoor het afdekken van de risico’s lastig is. De andere reden is dat de huidige energieprijzen zo hoog zijn dat er een grote kans is dat de prijzen over een paar maanden flink lager liggen. Klanten die nu vaste contracten tegen de huidige tarieven aangaan, kunnen hun contract dan weer opzeggen tegen de lage opzegvergoeding. Om dat risico te vermijden, bieden energieleveranciers enkel nog contracten aan met variabele tarieven. Huishoudens die graag zekerheid hebben – en dat betreft in normale tijden de helft – hebben daarmee geen keuze meer.
Minder risico’s met flexibele opzegvergoeding
Zodra de volatiliteit afneemt is het afdekken van risico’s gemakkelijker en zullen leveranciers weer vaste contracten aanbieden. Maar ook in rustigere tijden biedt een flexibele opzegvergoeding huishoudens voordeel, namelijk minder kans op faillissement van de energieleverancier. Als een huishouden zijn vaste contract opzegt bij een prijsdaling blijft de energieleverancier zitten met de dure energie. Dit betekent dat een termijncontract risico’s creëert in plaats van risico’s beheerst. Om dit nadeel te voorkomen kan de energieleverancier in de verleiding komen om meer in te kopen op de dagmarkt, maar daar loopt de leverancier inherent meer risico.
De ACM heeft recent aangekondigd extra eisen te zullen stellen aan energieleveranciers, onder meer om adequaat risicomanagement onder energieleveranciers te bevorderen en consumenten beter te beschermen tegen een faillissement. Een flexibele opzegvergoeding is complementair aan dit beleid. Door meer contracttrouw kunnen leveranciers risico’s beter beheersen, en hebben leveranciers een stevigere prikkel om op de termijnmarkt in te kopen.
Vormen
Er zijn verschillende formuleringen voor een flexibele opzegvergoeding te bedenken. Een eenvoudige mogelijkheid is om de opzegvergoeding te berekenen als percentage van de verwachte toekomstige omzet. Dit percentage daalt naarmate de einddatum van het contract dichterbij komt. Om al te hoge opzegvergoedingen te voorkomen kan het aanvangspercentage lager gezet worden bij contracten met een lange looptijd.
Een andere mogelijkheid sluit nauwer aan bij het daadwerkelijke verlies voor de leverancier. Dit is een opzegvergoeding die gelijk is aan de verwachte afzet, vermenigvuldigd met het verschil tussen de afgesproken prijs en de inkoopprijs op het moment van opzeggen. In theorie is dan een opzegbonus mogelijk, maar die kan desgewenst worden uitgesloten.
Wet geeft ruimte
De wet geeft gelukkig alle ruimte voor deze flexibiliteit. De Europese Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2019/944) – die in Nederland geïmplementeerd wordt in de nieuwe Energiewet – schrijft voor dat een opzegvergoeding niet hoger mag zijn dan het “rechtstreekse economische verlies” voor de leverancier. Onder dat rechtstreekse economische verlies valt ook een inkoopverlies bij vroege opzegging. Maar wachten op de nieuwe wet is niet raadzaam. Een snelle invoering van flexibele opzegvergoedingen geeft leveranciers én consumenten meer zekerheid.
Auteur
Categorieën