Ga direct naar de content

Financieel toezicht en de consument

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 19 2008

Het is belangrijk om bij financieel toezicht een
realis­isch beeld te hebben van de gevolgen van dat
t
toezicht op consumenten. Veel beleidsmaatregelen
leiden niet tot het beoogde doel door het ontbreken
van zo’n realistisch beeld. Consumenten hebben in
het algemeen geringe ­ ennis van en betrokkenheid
k
bij financiële producten.

A

ls deze producten dan ook nog
complex en weinig transparant
zijn, is een probleem geboren.
Consumenten kunnen worden gezien
als rationeel, zwak en/of overladen. Afhankelijk
van het beeld van de consument wordt
het financieel toezicht ingericht en worden
e
­ ffecten beoogd. Met libertair paternalisme als
voorbeeld wordt aangegeven hoe consumenten
beschermd kunnen worden ondanks hun lage
kennis en betrokkenheid. Uiteindelijk blijkt
financieel toezicht een vorm van consumentenbescherming te zijn.

Consument en financieel toezicht

W. Fred van Raaij
Hoogleraar Economische Psychologie aan de
­Universiteit van Tilburg

In vele markten wordt de consument gezien
als een zwakke partij die beschermd moet
worden in het handelsverkeer, vooral ook in
financiële markten. Consumenten zijn vaak
nauwelijks betrokken bij financiële producten.
Dat wil zeggen dat zij weinig interesse hebben
voor deze producten, de informatie erover vaak
moeilijk te begrijpen vinden en er zich niet
graag in verdiepen. Voor consumenten zijn
financiële producten doorgaans een noodzaak
om bepaalde aankopen te kunnen doen, zoals
een hypotheek bij de aankoop van een huis of
de financiering van een auto. De meeste aandacht van consumenten gaat dan uit naar het
huis of de auto, en heel weinig aandacht naar
de financiering ervan (Antonides et al., 2008).
Financiële producten zijn vaak complex en

ESB

intransparant (vergelijk de beleggingsverzekering of ‘woekerpolis’). Dit, gekoppeld aan
de lage betrokkenheid van consumenten, kan
leiden tot problemen waarbij consumenten
grote verliezen lijden of grote opbrengsten mislopen. Het is daarom gewenst consumenten
goed voor te lichten en, in een aantal gevallen,
te beschermen tegen eigen onkunde en onbezonnenheid. Onbezonnenheid of impulsiviteit
ontstaat door de aantrekkelijkheid van het
product of de verwachte opbrengst, waarbij
men de kosten en risico’s op de lange termijn
over het hoofd ziet.
Een consument die een huis voor eigen bewoning heeft gekocht, kan binnen drie dagen de
koop ontbinden zonder opgaaf van redenen
(Artikel 7:2, BW). Als er een afkoelingsperiode wordt ingesteld bij de aankoop van een
eigen woning om het consumenten mogelijk
te maken het contract zonder opgaaf van
redenen op te zeggen, kan dit consumenten
behoeden voor de gevolgen van een impulsieve beslissing. Overigens zou met empirisch
onderzoek moeten worden vastgesteld in
welke mate gebruik wordt gemaakt van deze
opzeggingsmogelijkheid en of deze regeling
de impulsiviteit van consumenten vergroot of
verkleint. Er bestaat een wisselwerking tussen
het gedrag van consumenten en het toezichtbeleid. Hoe beïnvloedt het gedrag van consumenten het toezichtbeleid? Beleidsmakers
hebben een bepaald beeld van de typische
consument of juist van de atypische consument in gedachten als ze regels opstellen of
aanpassen. Een beeld van de consument als
een zwak slachtoffer van handelspraktijken
levert een totaal ander beleid op dan een
beeld van de consument als een slimme misbruiker van de mogelijkheden. Een voorbeeld
van misbruik is het kopen van aandelen met
voorkennis of onterecht schade claimen bij

93(4543S) 19 september 2008

29

binnenland

Financieel toezicht en de
consument

een verzekering. In het eerste geval is het toezicht er vooral op gericht
de consument te beschermen. In het tweede geval zou het toezicht er
vooral op gericht zijn de aanbieders van financiële diensten te beschermen. Dit laatste zien we overigens nauwelijks bij het financieel toezicht
in Nederland. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) wil met name de
consumenten beschermen, en daarnaast ook de bonafide aanbieders
door niet-bonafide aanbieders sancties op te leggen.
Onder een bonafide aanbieder wordt een financieel dienstverlener die
zich aan wetten en regels (Wft, MiFId) houdt en goede voorlichting
geeft aan consumenten verstaan. Niet-bonafide aanbieders kunnen dit
ten eigen voordele nalaten en hiermee de consument benadelen. De
AFM streeft naar een hoger niveau van informatie en voorlichting aan
consumenten en kan niet-bonafide aanbieders sancties opleggen.

De rationele consument
De rationele markthypothese (Fama en French, 1993) stelt dat in
marktcondities en marktprijzen alle informatie is verwerkt en dat geen
enkele marktpartij gebruik kan maken van de onvolledige kennis van
economische actoren, of van te hoge of te lage prijzen. Mocht dit tijdelijk toch voorkomen, dan corrigeert de markt zichzelf en passen prijzen
en informatieachterstand zich snel aan. De rationele consument is
een persoon die volledig geïnformeerd is over de keuzealternatieven
en deze informatie optimaal gebruikt om het alternatief te kiezen met
het hoogste nut. Het lijkt een persiflage, want er zijn omstandigheden
te vinden waar nutsmaximalisatie onmogelijk is. Een voorbeeld is de
aandelenmarkt. Een belegger kan zijn nut niet maximaliseren, omdat
hij het totale aanbod van aandelen en hun koersen niet kan overzien.
De keuze van vandaag kan morgen al onjuist blijken te zijn doordat er
betere aandelen op de markt komen. Uiteraard kan een rationele consument deze onzekerheid opnemen in zijn nutsfunctie en dan toch zijn nut
maximaliseren. Simon (1955) introduceerde het begrip satisficing. Dit
betekent: voldoend aan bepaalde eisen. Dit wil zeggen dat een belegger
voor zichzelf bepaalt aan welke eisen een aandeel of ander financieel
product moet voldoen (prijs, opbrengst en risico) en dan een product
kiest dat aan deze eisen voldoet. Dit is niet noodzakelijk het product
met het hoogste nut. De keuze van een aandeel of een portefeuille van
aandelen blijft een keuze met een grote mate van onzekerheid, maar
met satisficing is in ieder geval voldaan aan een criterium of ondergrens
van nut. De rationele consument is in de meeste situaties een econo­
mische fictie, maar nutsmaximalisatie kan in sommige gevallen een
referentiepunt zijn om het werkelijke gedrag van consumenten mee te
vergelijken. Het werkelijke gedrag van consumenten kan zijn gebaseerd
op het vergelijken en overwegen van te weinig alternatieven of op gebrek
aan aandacht voor de langetermijneffecten van financiële producten.
Voor financieel toezicht betekent dit dat aanbieders in het kader van de
zorgplicht hun klanten dienen te wijzen op de langetermijneffecten en
risico’s, als bijvoorbeeld de rente stijgt of het inkomen van de consument daalt. Bovendien moeten aanbieders hun klanten die weinig kennis
en inzicht hebben van financiële producten, uitgebreider informeren en
uitleggen wat een financieel product specifiek voor hen inhoudt.

30

ESB

93(4543S) 19 september 2008

De zwakke consument
In veel markttransacties is de consument de
zwakke partij, omdat consumenten minder
informatie hebben over financiële producten dan de banken en verzekeraars, en ze
ook minder goed op de hoogte zijn van de
contractuele verplichtingen die ze aangaan.
Consumenten kopen misschien maar één of
twee keer in hun leven een huis en een hypotheek en kunnen zo minder ervaring opdoen
dan een professionele projectontwikkelaar,
makelaar of financiële adviseur.
Een bank is ten opzichte van een niet in
de optiehandel ingevoerde klant tot een
grotere zorg verplicht dan ten opzichte van
iemand die deskundig is op dit terrein (Wet
op het ­inancieel toezicht). Als zich duidef
lijke patronen aftekenen in de casuïstiek,
kan compen­ atie en tegemoetkoming van de
s
zwakke partij op zijn plaats zijn. Zo kan een
c
­ ompensatie worden gegeven aan consumenten die, onwetend, ondoordacht of zelfs in
de volle overtuiging een goede aanvullende
pensioenvoorziening te hebben gekocht, een
beleggings­ erzekering woekerpolis hebben
v
afgesloten zonder zich te verdiepen in de
finesses van dit product. Ook hier is een keerzijde. Het kan ertoe leiden dat consumenten
minder informatie zoeken, minder alternatieven vergelijken en meer impulsief kopen,
omdat ze verwachten dat de overheid hen
beschermt en compenseert bij een miskoop.
Bij informatieachterstand van een marktpartij
functioneert de markt minder goed. Het overheidsbeleid is er dan op gericht de informatieachterstand van consumenten te verminderen
of op te heffen. Aanbieders krijgen allerlei
informatieplichten op grond waarvan verkopers
van goederen en diensten consumenten dienen
in te lichten. Het zou kunnen betekenen dat
consumenten minder aangespoord worden om
zelf goede informatie te verzamelen om een
goede beslissing te kunnen nemen (’t Hart en
Du Perron, 2006; Van Boom et al., 2007). In
2006 heeft het Ministerie van Financiën het
initiatief genomen voor het Platform CentiQ,
een samenwerking van overheid, bedrijfsleven
(banken en verzekeraars) en consumentenvoorlichting (Consumentenbond, Nibud). De
doelstelling van CentiQ is het versterken van

de consument als marktparwordt deze taak steeds moeilijker dan wel onmogelijk.
Consumenten zien
tij van goed geïnformeerde
Enerzijds is keuzevrijheid voordelig. Immers, bij een
en opgeleide consumenten,
groot aantal keuzealternatieven is de kans een alternadoor de bomen het
die geïnteresseerd zijn in en
tief te vinden dat goed spoort met de voorkeur, groter
bos niet meer en raken dan bij een klein aantal alternatieven. Anderzijds is
zelfvertrouwen hebben bij
het nemen van financiële
deze keuzevrijheid nadelig, omdat het betekent dat
soms in keuzestress
beslissingen, waardoor zij
consumenten veel informatie moeten verzamelen,
een actieve rol innemen op
begrijpen en verwerken. Hier hebben veel consumende financiële markten en tot
ten moeite mee en dit kan hun keuze bemoeilijken.
weloverwogen financiële beslissingen komen.
Ze zien door de bomen het bos niet meer en raken soms zelfs in keuDoor voorlichtingscampagnes, markttranspazestress (Schwartz, 2004).
rantie en door lespakketten in het reguliere
Veel keuze heeft voordelen en is volgens economen gewenst, omdat de
onderwijs hoopt CentiQ zijn doelstelling te
kwaliteit van een keuzeoptie niet afzonderlijk, maar wel tegelijkertijd
bereiken. CentiQ heeft een onderzoek laten
met andere opties kan worden geëvalueerd. Een ander voordeel is dat
uitvoeren naar de kennis, het inzicht en de
mensen verschillen in hun voorkeuren en behoeften. Met een groter
betrokkenheid van consumenten bij financiële
aanbod kan aan de behoefte van meer consumenten voldaan worden.
producten (Antonides et al., 2008).
Een derde voordeel is dat veel keuze de concurrentie bevordert, met als
De algemene gedachte achter deze beschergevolg lagere prijzen en betere kwaliteit.
ming van consumenten is dat de zwakke
Naast voordelen heeft veel keuze ook nadelen (Van Raaij en De Groot,
deelnemers aan het handelsverkeer versterkt
2007). Zo zijn daar de kosten van te veel keuze. Ten eerste de kosten
dienen te worden door hun informatieachtervan tijd. De tijd die we nodig hebben om informatie te verwerken en
stand weg te nemen en ook beschermd dienen een beslissing te nemen, hadden we ook kunnen besteden aan iets
te worden tegen de professionele marktparanders. Ten tweede de kosten van een foute beslissing. Mensen maken
tijen. Als marktpartijen qua deskundigheid aan fouten als zij beslissingen nemen, vooral als veel informatie beschikelkaar gewaagd zijn, functioneert de markt
baar is en de beslissing gecompliceerd is. Als het aantal alternatieven
beter. In de Verenigde Staten is de politieke
toeneemt, wordt bijvoorbeeld slechts een klein aantal alternatieven
keuze duidelijk in de richting van een proacin beschouwing genomen. Wordt de beslissing te moeilijk, dan vallen
tieve consument. Daar wordt van consumenten mensen terug op eenvoudige beslissingsregels of heuristieken. Is de
een proactievere houding verwacht: zij dienen
beslissing te moeilijk, of zijn er te veel alternatieven, dan wordt de
zich goed te informeren, door te vragen, zelf
beslissing uitgesteld of wordt zelfs vermeden een beslissing te nemen.
onderzoek te doen of te laten doen. Laten
Een verkeerde keuze wordt niet alleen gemaakt als men weinig inforconsumenten dit na, dan is een miskoop hun
matie of kennis bezit, maar ook als men overladen wordt met informaeigen schuld en kunnen ze de schade niet
tie. Bij een overdaad is het moeilijk om belangrijke en onbelangrijke
v
­ erhalen op de verkoper of de overheid.
informatie van elkaar te scheiden en kan daardoor belangrijke informatie over het hoofd gezien worden. Ook het combineren van informatie
De overladen consument
om tot een totaaloordeel te komen is moeilijker bij zo’n overdaad. Ten
Consumenten krijgen de laatste jaren door
slotte zijn er de psychologische kosten van een verkeerde beslissing. Te
markt­iberalisatie en marktwerking meer
l
denken valt aan angst, onzekerheid, (geanticipeerde) spijt en teleurstelv
­ rijheid om te kiezen wat zij willen uit een
ling. In het algemeen blijken emoties, zoals geanticipeerde spijt, indersteeds groter aanbod van goederen en
daad een beslissing te kunnen belemmeren. Schwartz (2004) geeft in
d
­ iensten. Zo kunnen ze kiezen via welke telezijn boek een goed leesbaar overzicht van de literatuur over de problefoonmaatschappij ze bellen, waar ze hun
men die ontstaan bij een overdaad aan keuze.
ziektekostenverzekering afsluiten, bij welke
Voor consumentenbeleid betekent dit dat bij een groter keuzeaanbod
leverancier ze energie afnemen, en bij welke
consumenten meer problemen hebben en meer fouten maken. De
dienstverlener ze internetten. Het rationele
informatie zou dan zo gestructureerd moeten worden dat er een duidekeuzemodel gaat ervan uit dat consumenten
lijk onderscheid gemaakt wordt tussen relevante en minder relevante
nauwkeurig alle opties onderzoeken, ­nformatie
i
eigenschappen van financiële producten. Via wettelijke voorschriften en
verwerken en de alternatieven tegen elkaar
zelftoezicht kunnen verplichtingen worden opgelegd aan leveranciers
afwegen. Bij een klein aantal alternatieven is
(zorgplicht) om bepaalde relevante informatie aan consumenten te verdit nog wel te doen, maar bij een groot aantal
strekken, zoals de werkelijke rente van persoonlijke leningen.

ESB

93(4543S) 19 september 2008

31

De bedoeling hiervan is dat met deze informatie consumenten de alternatieven beter kunnen vergelijken en gemakkelijker het voor hen beste
alternatief kunnen kiezen. Er is een analogie met autorijden te maken.
Consumenten moeten beschikken over een dashboard met relevante
informatie op grond waarvan ze kunnen kiezen en sturen. Consumenten
behoeven niet te weten wat er onder de motorkap gebeurt. Ze moeten
er uiteraard wel op kunnen vertrouwen dat er een betrouwbare motor
onder de kap zit.
Bij een grote informatieoverdaad kunnen consumenten niet alles meer
controleren en bijhouden. Ze vertrouwen op instanties (overheid, toezichthouders, gedragscodes van leveranciers en garantieregelingen)
voor het geval er iets misgaat. Dit zou ertoe kunnen leiden dat consumenten minder zelf informatie verzamelen en minder goed opletten bij een aankoop, maar erop vertrouwen dat ‘het wel goed zit’.
Markttoezicht zou dus kunnen leiden tot minder eigen voorzorg van
consumenten en hierdoor tot meer schadeclaims bij de aanbieders van
financiële diensten.

komt het libertaire paternalisme vaak voor.
In welke volgorde plaatst een winkelier de
producten in een supermarkt? In welke volgorde treffen we voedingsmiddelen aan bij een
buffet? In beide gevallen wordt het gedrag van
de consument door de situatie beïnvloed. Als
de gezonde producten aan het begin van het
buffet staan, zullen consumenten gezonder
eten dan wanneer de gezonde producten aan
het einde van het buffet te vinden zijn. De
volgorde en wijze van presentatie van de alternatieven bepalen dus in sterke mate wat consumenten kiezen. De presentatie kan gebruikt
worden als een marketingtruc om de meest
winstgevende producten te verkopen en als
een manier om consumenten te helpen goede
producten te kiezen.

Libertair paternalisme

Conclusies

Consumenten verschillen in de mate van kennis van, inzicht in en
betrokkenheid bij financiële producten. In het CentiQ-onderzoek
(Antonides et al., 2008) worden zeven segmenten onderscheiden die
verschillen in kennis, inzicht, betrokkenheid en gedrag in financiële
zaken. Twee segmenten kunnen goed rondkomen en sparen zonder
problemen. Twee segmenten zijn zeer problematisch, hebben weinig
financiële kennis en hebben voortdurend schulden. De drie middensegmenten kunnen vaak met moeite rondkomen en hebben in veel gevallen gebrek aan kennis en motivatie om zich in geldzaken te verdiepen.
Dit betekent dat er verschillend beleid gevoerd moet worden om deze
segmenten (in ieder geval de midden- en problematische segmenten) te
helpen niet verder in financiële problemen te komen.
Een manier om zwakke consumenten te beschermen staat bekend als
het libertair paternalisme (Sunstein en Thaler, 2003). In deze benadering wordt een bepaald keuzealternatief aan consumenten zodanig
(als standaard of als gunstigste alternatief) voorgesteld dat de meeste
consu­ enten dit alternatief zullen kiezen, hoewel consumenten in
m
p
­ rincipe vrij zijn om een ander alternatief te kiezen.
In het systeem van libertair paternalisme is de normatief of politiek
gewenste optie als een default-optie voor iedereen geldig, tenzij iemand
er uitdrukkelijk bezwaar tegen maakt. Er wordt vanuit gegaan dat een
grote groep consumenten bestaat die vergeet een zorgverzekering te
kiezen. In het systeem van libertair paternalisme krijgen de vergeters
en de consumenten die het moeilijk vinden een beslissing te nemen,
automatisch de normatief of politiek gewenste optie. In het geval van
de zorgverzekeringen stelden de aanbieders hun klanten een verzekering voor die overeenkwam met hun huidige verzekering van de klant.
De meeste klanten accepteerden deze default-optie zonder verder na
te denken over andere mogelijkheden. Libertair paternalisme lijkt een
beperking van de vrijheid te zijn, maar is het niet vanwege de opt-outoptie, de mogelijkheid om een ander alternatief te kiezen. In de praktijk

De conclusies kunnen dan langs de lijnen van
vier algemeen aanvaarde, maar onjuiste, aannamen worden samengevat (Van Raaij, 2008).
De eerste aanname is dat consumenten rationele koopbeslissingen nemen. Consumenten
proberen in veel gevallen rationele beslissingen te nemen, maar slagen daar niet in
vanwege de moeilijkheid of onmogelijkheid
om alle relevante informatie te verzamelen en
te verwerken. In gevallen dat de markt snel
fluctueert, zoals de aandelenmarkt, is het best
mogelijke dan ook om een beslissing te nemen
waarbij waarschijnlijkheden in de beslissing
worden opgenomen. De meeste beslissingen
van consumenten zijn niet honderd procent
rationeel, omdat niet alle relevante informatie
gebruikt wordt en er fouten gemaakt worden in
de afwegingen en onderlinge vergelijking van
alternatieven. Als er meer informatie gegeven
wordt aan consumenten, betekent dit nog niet
dat deze informatie ook daadwerkelijk gebruikt
wordt bij koopbeslissingen, hoewel dan wel is
voldaan aan de zorgplicht en de beschikbaarheid van informatie.
De tweede aanname is dat meer informatie
leidt tot betere aankoopbeslissingen van consumenten. Meer informatie kan echter leiden
tot informatieoverdaad en minder goede
keuzes (Jacoby, 1977). Het kost consumenten
dan te veel moeite en tijd om alle informatie te
verwerken en de keuzealternatieven te vergelij-

32

ESB

93(4543S) 19 september 2008

ken. Consumenten verdrinken in de relevante
en minder relevante informatie. Bij veel informatie worden hierdoor soms slechtere keuzen
gemaakt dan bij weinig, maar relevante informatie. In het beleid zou meer gelet moeten
worden op de optimale hoeveelheid informatie,
op de dosering ervan en op hulpmiddelen om
deze informatie te verwerken, zoals keuze­
wijzers en andere vormen van keuzeondersteuning zoals de Pensioenwijzer.
De derde aanname is dat keuze uit veel
alternatieven leidt tot tevreden en gelukkige
consumenten. Marktwerking leidt doorgaans
tot een groter aanbod van keuzealternatieven. Consumenten zijn vooraf tevreden
met een groot aanbod van alternatieven. Ze
denken dat er dan een grotere kans bestaat
dat er een voor hen geschikt alternatief bij
zit. Maar tijdens en na de keuze worden ze
minder tevreden, zelfs ontevreden over het
grote aanbod door de moeite die ze moeten
doen om uit de alternatieven te kiezen. Ook
v
­ erwachten ze spijt te krijgen van hun keuze,
omdat mogelijk een ander alternatief achteraf
beter zal blijken te zijn. Bovendien zijn ze
nu zelf verantwoordelijk voor een verkeerde
keuze zoals het gekozen beltarief, terwijl ze
vroeger gewoon hun telefoontikken betaalden.
Consumenten moeten nu bij zichzelf nagaan
of ze veel overdag, ’s avonds of in het weekend
bellen om het beste tarief te kunnen kiezen.
Per saldo zijn consumenten nu minder tevreden en gelukkig met de vele mogelijkheden
dan vroeger met de beperkte mogelijkheden.
Aanbieders van financiële producten zouden
hun aanbod zo moeten structureren dat consumenten niet geconfronteerd worden met te
veel alternatieven. Dit verschilt overigens per
markt. Uit het Volterra-model (Zijlstra, 2008)
blijkt dat het voor aandelen en andere investeringsproducten loont om meerdere producten
te vergelijken, de opbrengsten ervan kunnen
namelijk dramatisch verschillen. Voor andere
financiële producten zoals hypotheken, zorgverzekeringen en salarisrekeningen, zijn de
onderlinge verschillen geringer en is het nut
van een groot aanbod om uit te kiezen veel
minder groot.
De vierde aanname is dat consumenten graag
zelf een keuze willen maken en deze keuze

niet uit handen willen geven. Consumenten zeggen dat ze keuzevrijheid
een goede zaak vinden, maar ze vergeten hun keuzestress als het erop
aankomt. Als consumenten een keuzeprobleem ervaren, zoals bij het
kiezen van een zorgverzekering, worden ze geholpen met een defaultoptie. Dit is een alternatief dat voor de meeste consumenten goed is,
en automatisch de optie wordt voor consumenten die niet willen of
kunnen kiezen. Als consumenten in een dergelijke situatie niets doen,
wordt er voor hen gekozen en wordt hun probleem op deze wijze opgelost. De keuze kan zelfs nog verder uit handen genomen worden door
de keuze over te laten aan een expertsysteem dat op basis van veel
alternatieven en referentiepersonen/huishoudens een keuzevoorstel of
een daadwerkelijke keuze kan maken voor consumenten, dat rekening
houdt met hun eerdere keuzes, de onderlinge afstemming ervan en de
toekomstige consequenties van de keuze (Poiesz en Van Raaij, 2007).
Consumenten kunnen dan hun doelen formuleren en hun financiële
keuzes overlaten aan het expertsysteem, de virtual guardian angel. Ze
kunnen dan hun tijd en aandacht richten op zaken die ze leuker en
belangrijker vinden.
Literatuur
Antonides, G., I.M. de Groot en W.F. van Raaij (2008)
Financieel inzicht van Nederlanders. Den Haag: CentiQ,
Ministerie van Financiën.
Boom, W.H. van, C.J.M. van Doorn, S.B. Pape, B.
Sujecki en M.L. Tuil (2007) Informatie en financiële
dienstverlening aan consumenten. Tijdschrift voor
Consumentenrecht en Handelspraktijken, 2007(3), 75–82.
Fama, E. en K. French (1993) Common risk factors
in returns on stocks and bonds. Journal of Financial
Economics, 33(1), 3–56.
Hart, F.M.A. ’t en C.E. du Perron (2006) De geïnformeerde
consument – Is informatieverstrekking een effectief middel om consumenten afgewogen financiële beslissingen
te laten nemen? Preadvies voor de Vereniging voor
Effectenrecht.
Jacoby, J. (1977) Information load and decision quality:
Some contested issues. Journal of Marketing Research,
14(4), 569–573.
Poiesz, Th.B.C. en W.F. van Raaij (2007) Stratetegic marketing and the future of consumer behaviour. Introducing the
virtual guardian angel. Cheltenham, U.K.: Edward Elgar.
Raaij, W.F. van (2008) Het beeld van de consument in
het privaatrecht empirisch getoetst. In: Boom, W.H.
van, I. Giesen en A.J. Verheij (red.), Gedrag en privaatrecht. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 51–64.
Raaij, F. van en M. de Groot (2007) Nadelige gevolgen
van te veel keuze. ESB Dossier, 92(4508S), april, 4–9.
Schwartz, B. (2004) The paradox of choice. Why more is less.
New York: Harper.
Simon, H.A. (1955) A behavioral model of rational
choice. Quarterly Journal of Economics, 69(1), 99–118.
Sunstein, C.R. en R.H. Thaler (2003) Libertarian paternalism is not an oxymoron. University of Chicago Law
Review, 70, 1159–1202.
Zijlstra, W. (2008) Keuzeproces van consumenten voor
financiële producten. ESB, 93(4939), 433.

ESB

93(4543S) 19 september 2008

33

Auteurs