Ga direct naar de content

Financieel bericht nr. 16, september 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 29 1990

nr. 16, September 1990
FvanLanschot
Bankiersnv

Financieel bericht

Internationale conjunctuur
Opwaartse druk op inflatie
Internationaal buigen economen zich over de vraag
welke invloed de stijging van de olieprijs heeft op de
economische ontwikkeling. Er wordt verwacht dat de olieprijsstijging vooral voor de VS erg ongelegen komt. De
vrees voor een recessie in de VS is duidelijk groter geworden. Inmiddels gaan er aldaar steeds meer stemmen op
om de economie te stimuleren door middel van overheidsmaatregelen. Zo heeft de Fed ook al aangegeven bezorgd
te zijn, maar alvorens te verruimen wacht men de ontwikkelingen in de oliecrisis af. Dergelijke initiatieven staan
lijnrecht tegenover de eis om het begrotingstekort ingrijpend te reduceren. Voor het per 1 oktober startende begrotingsjaar gaat het Witte Huis nu uit van een tekort van bijna
$ 150 miljard. Inclusief de perikelen van de in zware problemen geraakte spaarbanken zou dit zelfs tot boven $ 230
dollar kunnen oplopen. Dit moet worden vergeleken met de
eis van een maximaal begroot tekort van $ 64 miljard
volgens de Gramm-Rudmanwetgeving. Uit de gepubliceerde cijfers blijkt eens te meer de zwakte van de Amerikaanse
economie. De groei van het bnp bleef met 1,2% in het
tweede kwartaal achter bij de verwachtingen, terwijl de
werkloosheid in juli een sterke stijging Net zien van 5,2%
tot 5,5%, het hoogste punt in twee jaar. Ook de index van
Leading Indicators, een graadmeter die geacht wordt vooruit te lopen op de economische ontwikkeling, bleef stabiel
in juli, hetgeen aangeeft dat de problemen ook al voordat
de oliecrisis begon bestonden.
In Japan blijft de groei nog goed op peil. De detailhandelsverkopen over juli stegen met 9%. Weliswaar ligt dit
onder het niveau van de afgelopen maanden, maar de
groei is nog steeds aanzienlijk. Lang verwacht, maar toch
verrassend voor de markt vanwege het tijdstip, was de
aankondiging van een discontoverhoging van 5,25% tot
6%. Volgens de Japanse centrale bank was de discontoverhoging noodzakelijk geworden als gevolg van enerzijds
de sterk groeiende economie die nu ook in inflatiecijfers tot
uitdrukking komt en anderzijds de gestegen olieprijzen.
Omdat Japan zijn totale oliebehoefte importeert kan dit snel
doorwerken in de inflatiecijfers. Ook in Duitsland is men
nog niet over de inflatie-angst heen. In de maand tot
midden augustus is het consumptieprijspeil met 0,4% gestegen zodat de inflatie op jaarbasis nu 2,9% bedraagt,
duidelijk boven het niveau van de laatste maanden.
Hoop op lagere Engelse rente
Het perspectief voor de Engelse economie biedt positieve aanknopingspunten, hoewel na de olieprijsstijging de
kans op een daling van de inflatie, nog juist onder 10%, is
afgenomen. Ook de OESO adviseerde de Britse regering
haar beleid nog meer op de inflatiebestrijding te richten.
Anderzijds is de periode van oververhitting volgens de
officiele statistieken wel afgesloten. De werkloosheid stijgt,
de investeringen dalen, terwijl de kredietverlening op een
dieptepunt sedert drie jaar is beland. De stijging van de
geldhoeveelheid ligt inmiddels ook binnen de nagestreefde

ESB 5-9-1990

doelstellingen. De koers van het pond bevindt zich ten
opzichte van de Amerikaanse dollar op een hoogtepunt
sedert vijf jaar. De stijging van de olieprijs vormde daarvoor
een nieuwe stimulans, naast de toekomstige deelname
aan het EMS. De hoop op een rentedaling vanuit het niveau
van 15% voor de base rate is toegenomen. De autoriteiten
blijven gezien het nog altijd hoge inflatieniveau echter
vooralsnog terughoudend met stappen om de teugels te
laten vieren. De stijging van het pond vormt voor de exporterende Industrie een handicap, maar desalniettemin wordt
verwacht dat het tekort op de lopende rekeningen dit jaar
ruim £ 3 miljard lager zal uitkomen tot rond £ 16 miljard.
Voortzetting economische groei in Nederland
Mocht de olieprijs volgend jaar rond de $ 30 per vat
liggen, dan zal dat volgens het CPB leiden tot een aantal
aanpassingen ten opzichte van de vorige ramingen die nog
uitgingen van $ 22 en waarmee het kabinet tot nu toe
rekent. Het volume van de particuliere consumptie (1,1%
minder groei) maar ook van dewereldhandel (1,5% minder
groei) en daarmee van de export (1,4% minder) zullen dan
minder sterk stijgen dan in de centrale projectie is voorzien.
De investeringen zouden zelfs met 5,6% dalen. Ook voor
de overheid zou dit negatieve gevolgen hebben. De inflatie
zou toenemen (3% in plaats van 2,2%), terwijl ook de rente
en het financieringstekort van het Rijk zouden stijgen. In dit
‘rampen’-scenario zou de produktie van de bedrijven overigens altijd nog met 2% groeien, zodat niet van een
recessie gesproken zou kunnen worden. Dat de economie
zich echter vooralsnog op een hoog groeipad bevindt bevestigen de cijfers die het CBS bekend maakte. Het
produktievolume van de bedrijven was in juni 1 % groter dan
in mei, hetgeen op jaarbasis overeenkomt met een stijging
van 5%. Daarbij bleef de bezettingsgraad in de Industrie
gehandhaafd op het hoge niveau van 86%. De grote motor
achter de economische groei was de particuliere consumptie, die in het tweede kwartaal is toegenomen met 4%, een
groei gelijk aan het eerste kwartaal. In de sector duurzame
goederen (8%), textiel (8%) en woninginrichting (9%) werd
het meest geprofiteerd van deze gunstige ontwikkeling.
Echter het vertrouwen van de consument in de economische ontwikkeling is in augustus afgenomen, hetgeen in
het licht van de golfcrisis niet verwonderlijk is. In augustus
overtrof het aantal negatieve antwoorden de positieve met
20%, terwijl dit in januari nog andersom lag.

Valuta’s en rente
Dollar laat verstek gaan
Op de valutamarkten bleek de Amerikaanse dollar zijn
rol als vluchthaven in tijden van politieke spanning te
hebben verloren. De koers van de dollar stond onder druk
en bereikte zelfs nieuwe dieptepunten. Nadat de Fed echFinancieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.

te ‘s-Hertogenbosch.

825

Valutakoersen
1990

Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanse yen (10.000)

1990

hoogste
koers

laagste
koers

1,94
3,41
112,95
138,32
133,35

1,74
3,06
112,41

122.90
117,49

Koers
per
20/8

Koers
per
3/9

1,75

1,79

3,37
112,67
136,05
119,93

3,34
112,68

135,51
124,27

ter bekend had gemaakt het monetaire beleid niet te verruimen zolang de golfcrisis voortduurt ondervond de dollar
weer enige steun. Vast bleven het pond, mede dank zij de
erkenning als olie-valuta, en de Zwitserse frank. De Zwitserse centrale bank maakte bekend dat het strakke monetaire beleid voorlopig voortgezet zal worden. Daarmee
versterkte de frank zijn positie als alternatief voor belegging
in dollars. Ook de yen kon zich licht herstellen. Binnen het
EMS was het roerig. De ene keer werd de peseta gesteund,
de andere keer worden door centrale banken weer peseta’s verkocht. De Belgische frank klom binnen de EMS
band. Voor de Nationale Bank van Belgie vormde dit aanleiding om de rente op kortlopend schatkistpapier te verlagen. Vanaf een dieptepunt van 6% in 1988 was de rente
gestegen tot 9,25% aan het begin van dit jaar, maar inmiddels is hier een kwart procent vanaf.

Rentestijging afgetopt
De scherpe rentestijging waarvan aanvankelijk in augustus ook in eigen land sprake was zette in de laatste
week niet door. Hier en daar liepen de tarieven zelfs
enigszins terug. In eerste instantie gold de rentedaiing de
korte tarieven, later ook de kapitaalmarktrente. Vooral de
reactie van de olieprijs na de eerdere stijging boven $ 31
per vat, nadat in het weekeinde van 26 augustus de kansen
op een militaire escalatie in de Golf lager werden ingeschat,
droeg bij tot een ontspanning op de Internationale rentemarkten.
Daaraan ging echter een periode van stijging vooraf. De
onrust in de Golf vormde hiervoor natuurlijk een verklaring,
maar ook de inflatiecijfers in de VS, een stijging van de
consumentenprijzen met 0,4% in juli waar 0,3% verwacht
was, deed de markt geen goed. Ook in Duitsland verslechterde het klimaat toen de SPD uit de regering van de DDR
stapte. Nadat buitenlandse investeerders vorig jaar voor
DM 22,5 miljard aan Duitse obligaties kochten werd er in
de eerste helft van dit jaar weer fors verkocht. Dit weerspiegelt een duidelijk meer gereserveerde houding van international beleggers, die inmiddels tot een relatieve rentestijging in Duitsland heeft geleid. In Frankrijk, waar de kapitaalmarktrente maandenlang rond 9,5% schommelde, is
inmiddels sprake van een tarief dat bijna een vol punt is
gestegen. Het zal niet verwonderen dat verschillende Internationale beleggers op dergelijke tarieven gemteresseerd
zijn in Franse overheidsobligaties. In Japan is de lange
rente inmiddels op 8,25% beland.
De kapitaalmarktrente was in Nederland in enkele weken tijds met 0,5% gestegen tot boven 9,1%. Echter van
de Internationale ontspanning op de rentemarkten kon ook
in Nederland geprofiteerd worden, waarbij opvallend was
dat het verschil van de Nederlandse met de Duitse rente,
dat eerder al was gedaald tot circa 0,2%, tijdelijk geheel
weg viel. Het rendement op de vijf langstlopende staatsleningen kon als gevolg van de Internationale ontwikkelingen
dalen van 9,13% tot 9,07%, rond welk niveau de markt zich
stabiliseerde. Ookde stijging van de Duitse consumentenprijzen over augustus met 0,4%, waarin de invloed van de

826

hogere olieprijzen duidelijk tot uitdrukking kwam, was geen
factor die tot hogere rentes aanleiding gaf. Later richtte de
aandacht van de markt zich op een mogelijke nieuwe
staatslening, die op vrijdag werd aangekondigd. Met betreft
wederom een 9,0%, tienjaars bullet, waarbij het Ministerie
van Financien voor de tweede maal de nieuwe techniek
van de doorlopende uitgifte hanteert. Echter, in tegenstelling tot de vorige toonbankuitgifte, tast de Agent niet eerst
de markt af met een tender waarop op de inschrijvingskoers wordt toegewezen. De eerste afgifteprijs die het
agentschap Net zien was 99.40, hetgeen overeenkomt met
een effectief rendement van 9,08%.

Internationale beurzen
Tokio zwaar getroffen
De Internationale beurzen stonden gedurende het grootste deel van augustus onder zeer zware druk ten gevolge
van de golfcrisis. Vooral vrijdag 24 augustus was een
zwarte dag. De Dow Jones Index verloor in een klap 77
punten, een daling van 3%. Een percentage dat overigens
ook op veel andere beurzen meetbaar was en hier en daar
zelfs werd overtroffen. De beurs van Tokio bereikte op die
dag een dieptepunt van 23.737. Een daling van maar liefst
39% ten opzichte van het hoogtepunt van dit jaar. Het
koersverloop in Tokio werd gekenmerkt doorforse uitschieters. Zo daalde de Nikkei Index in twee dagen bijna 10%,
waarna binnen enkele dagen weer een herstel van ruim 8%
volgde. Naast de golfcrisis was de terugkerende vrees voor
een verhoging van het disconto van invloed op het zwakke
beursklimaat in Tokio. Na de daadwerkelijke aankondiging
van de discontoverhoging gaf de beurs echter een opmerkelijk herstel te zien. Blijkbaar heeft de markt er vertrouwen
in dat het ernst is met de inflatiebestrijding. Bezien wij het
grootste fonds van de Japanse beurs, Nippon Telegraph
and Telephone (NTT), dan laat het dieptepunt van augustus, ad 849.000 yen zich vergelijken met een uitgiftekoers
van 2,12 miljoen yen in januari 1988 en een hoogtepunt
van bijna 3,2 miljoen yen in april. De aandelen hebben dus
bijna driekwart van hun waarde verloren, ook al wordt het
fonds nog steeds gewaardeerd op zestig maal de winst die
voor dit jaar wordt verwacht. Onder zeer grote omzetten
heeft de koers zich inmiddels een stukje hersteld vanuit het
dieptepunt. Deze omzetten waren zelfs dermate groot dat
de handel enkele keren moest worden onderbroken. In het
algemeen zijn de omzetten op de Japanse beurs echter
duidelijk lager dan de afgelopen jaren. De Amerikaanse
beurs moest ook flink terrein prijsgeven en dook onder het
niveau van 2500 voor de Dow Jones alvorens te herstellen
tot ongeveer 2600 aan het eind van de maand. Niet al het
nieuws was overigens slecht. Vliegtuigbouwer Boeing
meldde te blijven geloven in haar voorspelling dat het
luchtverkeer in de wereld de komende vijftien jaren met

Beursindices
1990
hoogste
koers
VS (Dow Jones)
3000
Engeland(FT-IOO)
2464
Duitsland (Dax)
1969
Nederland (CBS-koersindex)
206
Japan (Nikkei)
38.713
Australie (All Ord)
1714

1990
laagste
koers
2483
2075
1520
176
23.738
1435

Koers •
per
17/8
2681
2177
1666
185
26.787
1543

Koers
per
31/8
2614
2163
1630
180
25.978
1506

gemiddeld 5% per jaar zal toenemen. Dat betekent een
vliegtuigmarkt die goed is voor $ 625 miljard ofwel 10.000
jets. De bestellingen die bij Boeing uitstaan belopen een
record van 1.730 straalvliegtuigen die samen een waarde
van $ 90 miljard vertegenwoordigen. De onderneming, die
in juni haar produktie verhoogde tot gemiddeld 34 vliegtuigen per maand, is nu van plan om tegen half 1991 dat
tempo verder op te voeren tot 38 eenheden per maand.
Ook in Duitsland waren de koersbewegingen op de
aandelenmarkten heftig. Dit werd niet alleen veroorzaakt
door de Internationale spanningen, maar ook door de binnenlandse ontwikkelingen met betrekking tot de eenwording van de twee Duitslanden. Later wisten de koersen
zich, in lijn met de andere internationale beurzen, enigszins
te herstellen. De aandelenmarkt van Londen hield zich
relatief goed. Het grote belang van de oliesector in de index
speelde hierbij een rol, evenals het feit dat de eigen olieen gasproduktie het Verenigd Koninkrijk compensatie kan
bieden tegen de negatieve gevolgen van een oliecrisis.

De Amsterdamse beurs
Schade valt mee
Vanzelfsprekend was ook voor de Amsterdamse beurs
augustus geen goede maand. Toch steekt Amsterdam niet
slecht af bij de meeste andere internationale beurzen. Tot
het dieptepunt rond 24 augustus was een verlies van 12%
geleden, hetgeen ongeveer de helft is van de klap die Tokio
moest incasseren. Voor een deel is de meevallende ontwikkeling te danken aan de matigende invloed van Koninklijke Olie. Wordt deze geelimineerd dan was er sprake van
een terugval met 15%, maar ook daarmee behoorde Amsterdam tot de beurzen die het relatief minder slecht deden.

De verzekeraars
Bij de verzekeraars stelde Nationale Nederlanden zwaar
teleur. Deze grootste Nederlandse verzekeraar laat de
hoop varen op een evenaring van de / 973 miljoen winst
over 1989. Forse tegenvallers in het schadebedrijf hebben
de verzekeraar genoopt tot een bijstelling van de verwachte jaarwinst. Deze zal waarschijnlijk uitkomen rond / 900
miljoen. De nettowinst over het eerste halfjaar daalde met
22,3% van / 390 miljoen in 1989 naar / 303 miljoen over
het afgelopen halfjaar hetgeen ruim beneden de verwachtingen was. Aegon wist de stijgende lijn in de resultaten
vast te houden. Over het eerste halfjaar steeg de winst met
15% tot / 249 miljoen. Als gevolg van de toename van het
aantal aandelen was de stijging in de winst per aandeel
beperkt tot 5%. De positieve vooruitzichten voor het gehele
jaar worden onverminderd gehandhaafd. Op de beurs werden de goede resultaten beloond met een koersstijging.
Ook AMEV kon een hogere winst over het eerste halfjaar
melden (+3,7%). De verzekeraar blijft bij de uitspraak dat
de winst per aandeel dit jaar zal toenemen.
De uitgevers
Bij de uitgevers viel de stijging van de halfjaarwinst van
Wolters Kluwer met 34% tot / 60,5 miljoen op. Voor het
gehele jaar wordt 20% meer winst voorzien. Na publikatie
van deze gunstige cijfers steeg de koers van het aandeel
enkele guldens. Minder goed verging het Elsevier waar de
halfjaarwinst ad / 178,5 miljoen 11% hoger was dan vorig
jaar. Wanneer bijzondere baten buiten het beeld worden
gelaten dan bedroeg de winststijging 16%. Een percentage
dat ook als winststijging voor het hele jaar wordt verwacht.
Na de bekendmaking van deze resultaten, waaruit wederom een behoorlijke winstgroei blijkt, stond de koers licht
onder druk. De gelijke winst bij VNU in het eerste halfjaar
en naar verwachting ook voor heel 1990, was al groten-1QQO

deels in de koers verdisconteerd. Deze stond na publikatie
slechts licht onder druk.
In de financiele sector kwamen de aandelen ABN Amro
Holding in de notering op / 34.-. De nieuwe combinatie
behaalde over de eerste zes maanden van dit jaar een
nettowinst van / 703 miljoen, een stijging van 1,9% ten
opzichte van het pro forma resultaat van 1989. Als gevolg
van de onzekere situatie in het Midden-Oosten is de ABN
Amro Holding niet in staat een uitspraak te doen omtrent
het resultaat voor het gehele lopende boekjaar. Het dividend op de preferente aandelen is voor de komende tien
jaarvastgesteldop9,5%. Na koersen tot/ 5,35indegrijze
handel, kwamen deze preferente aandelen op / 5,16 in de
notering. In de papierbranche maakte Buhrmann Tetterode
melding van 20% meer winst. De golfcrisis bemoeilijkt een
winstvoorspelling voor het gehele jaar, maar wel wordt in
ieder geval van een hogere winst per aandeel uitgegaan.
Dit viel de beurs toch wat tegen en de koers van het
aandeel stond dan ook onder druk. KNP moest met 10%
minder winst genoegen nemen. Gezien de uitzonderlijk
goede resultaten over de eerste helft van 1989 geen slechte prestatie. Voor het gehele jaar wordt een daling van de
nettowinst van maximaal 10% voorzien. Volmac moest
ondanks bijzondere baten een lagere halfjaarwinst melden.
Voor het gehele jaar wordt ook op een lagere winst gerekend, hetgeen een neerwaartse bijstelling van de eerdere
verwachting is. De koers is inmiddels teruggevallen tot
onder de / 30, een halvering sedert het hoogtepunt van
oktober vorig jaar.
Op de lokale markt kwamen een aantal fondsen met
goede halfjaarcijfers. Polynorm meldde een maar liefst
59% hogere winst van / 11 miljoen. Voor de tweede helft
van het jaar zijn de vooruitzichten eveneens gunstig. Ook
Reesink rapporteerde beter dan verwachte halfjaarcijfers.
De nettowinst steeg met 20% tot / 4,7 miljoen. Nutricia
imponeerde met een winststijging van ruim 55% tot / 38,4
miljoen. Per aandeel werd / 3,85 verdiend. Voor het tweede halfjaar wordt een ontwikkeling in de lijn van het eerste
halfjaar voorzien; een veelbelovend perspectief. Al met al
viel het bedrijfsnieuws in de verslagperiode niet tegen.
Voorlopig lijkt de beweeglijkheid van de markt echter vooral
te worden bemvloed door de internationale politieke situatie.

Olieprijsstijging drukt sentiment op de markt
Een van de gevolgen van de oliecrisis is dat de financiele
markten de neiging hebben de ‘normale’ berichtgeving te
negeren, danwel in een extra negatief daglicht te plaatsen
indien er sprake is van tegenvallers. Dat gold bij voorbeeld
in Duitsland toen de SPD uit de Oostduitse regering stapte.
De beurs moest daarop enkele procenten inleveren. Ook
ten aanzien van de eenwording is, na de initiele positieve
belichting, het sentiment volledig gedraaid en lijkt er nu
vooral gelet te worden op de hoger dan in eerste instantie
ingeschatte kosten voor de Duitse overheid. Hetzelfde
geldt voor de Nederlandse beurs, waar de stroom van
halfjaarcijfers voor bedrijven met een goede winstontwikkeling nauwelijks invloed op de koersontwikkeling uitoefenen, terwijl de mindere berichten zwaar afgestraft worden.
Het lijkt er op of de gehele economie een draai van 180
graden heeft gemaakt. We willen daarbij een aantal kanttekeningen plaatsen.
Van de felle Olieprijsstijging tot even richting $ 32 voor
een vat ruwe olie is een deel al weer teniet gedaan nadat
de Opec eind augustus besloot om de weggevallen produktie in Koeweit en Irak te compenseren door extra produktie, vooral in Saoedi-Arabie, Venezuela en de Verenigde Arabische Emiraten. Het ziet er overigens niet naar uit

827

dat de olieprijs zal terugvallen tot de niveau’s die tot voor
enkele maanden golden. Vorig jaar was van een gemiddelde prijs van $ 18 per vat sprake. Voorlopig moet van circa
$ 24 worden uitgegaan zo is onze inschatting. Zolang de
leveranties uit Irak en Koeweit achterwege of belangrijk
beperkt blijven en de produktie elders verhoogd wordt stijgt
de bezettingsgraad van de beschikbare OPEC capaciteit.
De ervaring heeft uitgewezen dat de reele prijzen voor ruwe
olie de neiging hebben te stijgen in perioden van een hoge
benutting (boven 80%) van de OPEC capaciteit. Wordt de
capaciteit van Irak en Koeweit geelimineerd, dan is na de
produktieverhoging elders sprake van een zeer hoge bezettingsgraad, hetgeen een “hoge” olieprijs doet verwachten.

Prijsstijging drukt de winstontwikkeling
De hogere olieprijs betekent voor de meeste bedrijven
hogere energiekosten. Hiermee zijn wij direct beland bij de
transportsector die relatief zwaar te lijden heeft van een
hogere olieprijs. Ten aanzien van de beursfondsen moet in
dit verband worden gedacht aan Nedlloyd en KLM. Ook
andere energie-intensieve ondernemingen zullen met afgrijzen de olieprijsstijging waarnemen. In dit verband wordt
dan meteen gedacht aan de papierproducenten (KNP) en
staalsector (Hoogovens), maar ook aan een onderneming
als Sphinx. Verder vormt de chemie ook een slechte sector
in tijden van olieprijsstijging. Voor verschillende sectoren
werkt de hogere olieprijs bovendien door in de grondstofkosten. Daarnaast zijn er veel indirecte effecten. Zo geeft
het hogere prijsniveau een opwaartse druk op de rente,
hetgeen kan doorwerken in de rentekosten voor veel ondernemingen. Onzekerheid en kostenstijgingen kunnen
inderdaad op termijn ook doorwerken op de reele vraag in
de economie, hetgeen merkbaar is in de omzetten van het
bedrijfsleven over een breed front. Landen die een reeds
zwakke economische ontwikkeling tonen, zouden bij een
langdurig aanhouden van de olieprijsstijging in een recessie kunnen belanden. Dit geldt voor veel ontwikkelingslanden, maar dit dreigt ook voor de VS. Nederlandse ondernemingen die voor nun activiteiten in hoge mate zijn aangewezen op afzet in die landen zouden ook via dit traject
de gevolgen van de olieprijsstijging kunnen ervaren. Het
lijkt er dan ook op dat de wereldwijd opererende, en met
name de dollar genererende, bedrijven sterker getroffen
worden dan de bedrijven die voor nun afzet gericht zijn op
Europa.
Halfjaarcijfers
Hoewel bovenstaande voor de winstontwikkeling een
negatieve factor is, moet wel bedacht worden dat de financiele positie van het Nederlandse bedrijfsleven nu veel
beter is dan in het begin van de jaren tachtig. Op een enkele
uitzondering na is er geen sprake van verlieslijdende situaties in het eerste half jaar. Een belangrijker verklaring voor
de negatieve winstcijfers die met grote koppen in de krant
komen wordt dan ook gevonden in het uitzonderlijk hoge
winstniveau in de eerste helft van 1989. Dit geldt met name
voor de basisindustrieen, waar sprake was van een hoog
niveau van zowel prijzen als afzet. Omdat het prijsniveau
in bij voorbeeld de chemie halverwege vorig jaar is gaan
dalen naar meer normale niveaus daalt ook de winst. Dat
wil echter niet zeggen dat het absolute winstniveau van een
bedrijf als DSM nu echter een tegenvaller betekent. Ook
het a’fzetvolume vertoont nog steeds een stijging. Verder
werden een aantal tegenvallers verklaard vanuit valutaire
ontwikkelingen en de relatief zware vertegenwoordiging in
een zwakke economie als de Engelse.

Ook positieve effecten
Weliswaar dus negatieve factoren voor het bedrijfsleven
op korte termijn, maar sommige sectoren ervaren ook

828

voordelen van de hogere olieprijs die de negatieve effecten
hier en daar zelfs overtreffen. Een branche die direct de
invloed van de olie-perikelen ervaart is uiteraard de olieen gassector. Aan de produktiekant werken hogere olie- en
gasprijzen direct door in de opbrengsten. De kosten worden daarentegen nauwelijks be’invloed, zodat de bruto
winst uit de produktie van ruwe olie en gas scherp stijgt. In
de raffinage en verkoop kost het gewoonlijk enige tijd
alvorens de hogere grondstofkosten kunnen worden doorberekend in de verkoopprijzen. De marges op basis van
actuele prijzen staan dan tijdelijk onder druk. Het valt nu
echter op dat de prijzen voor geraffineerde produkten dit
jaar veelal sneller zijn gestegen dan de prijs van ruwe olie.
De kans dat het met de marge-erosie bij de raffinage deze
keer meevalt lijkt dus zeer wel aanwezig.
Een tweede sector die direct de effecten van de wijzigingen op de oliemarkt ondervinden zijn de olie-opslagbedrijven zoals Pakhoed en VOC. De gestegen vraag naar
opslagcapaciteit en de toegenomen activiteiten in de oliehandel zijn uiteraard positief voor deze sector, die overwegend met vaste kosten te maken heeft zodat extra inkomsten direct doorwerken in de resultaten. De transportactiviteiten die vooral bij Van Ommeren een flinke omvang
hebben worden uiteraard met hogere energiekosten geconfronteerd. Na de overname van Furness heeft de transporttak bij Pakhoed ook weer aan belang gewonnen.
Lange-termijneffecten niet overdrijven
Al met al heeft de golfcrisis weliswaar op korte termijn
een negatief effect voor de resultaten van de Nederlandse,
ter beurze genoteerde ondernemingen, maar hier staan
nog steeds de in het huidige klimaat onderbelichte langetermijnimpulsen tegenover. Het proces van Europese eenwording is nog steeds in voile gang en zal ongetwijfeld
kansen aan het bedrijfsleven bieden. Een jaar geleden
betekende dit nog dat vanuit de beleggerswereld de aandacht voor bij voorbeeld de transportsector groot was
hetgeen met forse koersstijgingen gepaard ging. Ondanks
het feit dat aan deze lange-termijnkansen niets veranderd
is legt de markt nu echter de nadruk op de hogere kosten
en korte-termijnwinstontwikkeling. Ook ten aanzien van
Oost-Duitsland (en overig Oost-Europa) is het sentiment
omgeslagen. Hoewel de gestegen olieprijs het proces van
de hervormingen enigszins kan vertragen blijft overeind dat
in vergelijking met voorheen er een enorme potentiele
afzetmarkt voor het Europese bedrijfsleven bijkomt. Hiervan moeten ook het Nederlandse bedrijfsleven, met een
nog steeds gematigde ontwikkeling van de loonkosten en
sterke internationale orientatie, kunnen gaan profiteren. De
internationals zullen relatief meer hinder ondervinden van
de lage groei in de VS en de lage dollar. Voor de Europees
gerichte bedrijven blijven de vooruitzichten echter vooralsnog goed.