Geld- en kapitaalmarkt
&O
Â¥
Externe schuld van
Latijns-Amerika: vooruitzichten
voor Brazilie en Mexico
DRS. B. B. DE BAAT DOELMAN – DRS. L. G. THIRY*
Inleiding
Buitenlandse schuld van
Latijns-Amerika versus andere regie’s
Als regie staat Latijns-Amerika de
laatste jaren het meest in het krijt bij
commerciele banken. Medio 1981 bedroegen de bruto vorderingen van het
Internationale bankwezen op LatijnsAmerika $ 159 mrd., vergeleken met
$ 57 mrd. op Oost-Europa, $ 44 mrd. op
Zuidoost-Azie en $ 33 mrd. op Afrika 1).
De totale buitenlandse schuld van de
Latijnsamerikaanse regio bedroeg eind
1981 naar raming $ 240 mrd., waarvan
twee derde commercieel.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de buitenlandse schuldontwikkeling van Latijns-Amerika.versusandere regie’s. Aangezien 71% van de netto
commerciele buitenlandse schuld van
Latijns-Amerika wordt bepaald door de
leningsactiviteiten van slechts twee landen (Brazilie en Mexico), zal op de
schuldpositie en vooruitzichten van deze
twee landen afzonderlijk worden ingegaan.
In tegenstelling tot de publieke buitenlandse schuld bestaan er omtrent de omvang van de private buitenlandse schuld
niet voor alle landen gegevens 2). Een
vergelijking tussen de verschillende
regie’s zal zich daarom moeten beperken
tot de publieke buitenlandse schuld, en
wel met een looptijd van langer dan een
jaar. Voor de meeste ontwikkelingslanden geldt dat de binnenlandse besparingen onvoldoende zijn om de binnenlandse investeringen te financieren. Hoe groter dit binnenlands spaartekort, des te
groter de tekorten op de lopende rekening. Deze tekorten kunnen onder meer
worden gefinancierd met de beschikbare
deviezenreserves, ontwikkelingshulp, directe buitenlandse investeringen, leningen van overheden en via een beroep op
de internationale kapitaalmarkt. Bij gebrek aan voldoende deviezenreserves
en/of directe buitenlandse investeringen
Tabel 1. Investeringsquote en aandeel van de binnenlandse besparingen in de bruto
investeringen naar regio, alsmede het aandeel van elke regio in de publieke buitenlandse schuld van deze regio’s langer dan I jaar (uitsluitend opgenomen schuld)
in procenten
Investeringsquote
Regio
Binnenlandse besparingen in
procenten van de bruto
investeringen
Aandeel per regio
in buitenlandse schuld
1966-1973
1966-1973
1974-1979
1973
1980
17,1
22,7
16,7
23,3
27.3
19,1
73.7
84,1
85.6
86.0
92.5
89.7
14,2
19.1
24,2
15,5
20.6
13,2
21,9
Afrika . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1974-1979
25,1
92,2
89,0
43,3
42,5
33,8
50,7
Bron: World bank annual report. 1978, biz. 118-119, en 1981, biz. 132-133; World ilehl tables, december 1981.
Tabel 2. Schuldratio ‘s naar regio op basis van publieke buitenlandse schuld langer
dan I jaar (uitsluitend opgenomen schuld) in procenten
Regio
Buitenlandse schuld
in procenten van het BNP
Buitenlandse schuld in
procenten van de export
goederen en diensten
Schuldendienst in
procenten van de export
goederen en diensten
1973
1980
1973
1980
1973
1980
17,1
16,3
11,4
19.1
16.2
18.8
67,9
73,6
87,5
91,0
63.2
104,3
8.5
6,2
13,7
9,7
6,9
22,2
Bron: World ilehl tables, december 1981.
ESB 31-3-1982
zal het beroep op buitenlandse financieringsmiddelen daardoor groter zijn.
In de jaren voor de eerste oliecrisis
was Latijns-Amerika beter dan Azie of
Afrika in staat zijn ontwikkeling zelf te
financieren 3). Na 1973 wijzigde de situatie zich, in die zin dat weliswaar voor
alle regie’s de investeringsquote op een
hoger niveau kwam te liggen, maar dat
daarbij in Latijns-Amerika relatief minder interne besparingen voor investeringen beschikbaar kwamen en iji Aziejuist
meer. Een en ander heeft geleid tot een
sterkereaccumulatie van de buitenlandse
schuld in Latijns-Amerika dan in Azie,
waarmee Latijns-Amerika Azie in de
periode 1974-1980 als grootste debiteur
voorbij stevende (tabel 1).
Belangrijker dan de absolute omvang
van de buitenlandse schuld is de relatieve
omvang van de buitenlandse schuld. Dat
wil zeggen gerelateerd aan grootheden
als het bruto nationaal produkt (BNP)
en de export van goederen en diensten,
omdat dit een indicatie geeft van de terugbetalingscapaciteit. Berekening van
deze ratio’s 4) toont aan dat de schuld/
BNP-ratio voor Latijns-Amerika in de
periode 1974-1980 weliswaar het snelst
* Drs. B. B. de Baat Doelman is medewerker,
drs. L. G. Thiry voormalig medewerker van
het Economise!! Bureau van de Amrp Bank.
Het artikel is geschreven op persoonlijke titel.
1) Netto, d.w.z. na aftrek van de door deze
regie’s bij het internationale bankwezen aangehouden deposito’s, zijn de vorderingen
medio 1981 op Latijns-Amerika $ 106 mrd.,
op Oost-Europa $ 48 mrd., op Afrika $ 13
mrd., en op Zuidoost-Azie $ 12 mrd. Bij Zuidoost-Azie zijn de vorderingen en tegoeden van
Singapore en Hong Kongbuitenbeschouwing
gelaten gezien hun status van,,off-shore “-centrum voor het internationale bankwezen. Hetzelfde geldt voor Panama.
2) Onder publieke buitenlandse schuld wordt
verstaan de schuld aan niet-ingezetenen van
de nationale overheid, autonome overheidslichamen en van particuliere instellingen, voor
zover de schuld van deze laatste groep door
de overheid wordt gegarandeerd. Onder private buitenlandse schuld wordt verstaan de
schuld aan niet-ingezetenen van particuliere
instellingen zonder overheidsgarantie. De
door de Wereldbank verstrekte schuldcijfers
hebben veelal betrekking op de publieke externe schuld met een oorspronkelijke looptijd
langer dan een jaar. Bij de presentatie van de
schuldcijfers wordt onderscheid gemaakt
tussen opgenomen en niet-opgenomen buitenlandse schuld. Een kredietfaciliteit die een
land heeft, hoeft namelijk niet geheel te worden gebruikt.
3) In de bij dit gedeelte behorende tabellen
11/ m 4 wordt met Latijns-Amerika steeds bedoeld Latijns-Amerika inclusief het Cara’ibisch gebied; met Azie Zuidoost-Azie inclusief
Oceanic’, maar exclusief China, Laos, Cambodja en Vietnam (en uiteraard exclusief de
ontwikkelde landen). Met Afrika worden de
Afrikaanse landen beneden de Sahara bedoeld
exclusief Zuid-Afrika.
4) De volgende schuldratio’s zijn hier berekend: buitenlandse schuld/BNP, buitenlandse
schuld/export van goederen en diensten, en
rente en aflossing op buitenlandse schuld/
export van goederen en diensten. De schuldratio’s voor de regie’s zijn berekend door het
totaal van de buitenlandse schuld per regio
of het totaal van rente en aflossing per regio
te delen door het totale BNP of de totale
export van goederen en diensten van de betrokken regio.
343
steeg van alle regie’s, doch dat er eind
middeld hoger en zijn de looplijden kor-
1980 tussen de regie’s wat betreft deze
ler.
uil dat oogpunt ,,self-liquidaling” is,
wordl hier toch de korte schuld tol de
ratio weinig verschil bestond (label 2).
lolale schuld gerekend. De reden hiervan
De ratio buitenlandse schuld/export
is dal .op hel moment dat een land we-
van goederen en diensten verslechterde
Schuldpositie van de grootste
debiteurenlanden in Latijns-Amerika
daarentegen voor Latijns-Amerika en
Afrika, terwijl voor Azie een verbele-
gens gebrek aan deviezen niet aan zijn
verplichtingen kan voldoen, ook de aflossing van de korte schuld in het geding
Op grond van hel voorgaande kan
worden geconcludeerd dal LalijnsAmerika, gemeten aan de export van
ring optrad omdat de buitenlandse
schuldaccumulatie in Azie achterbleef
bij de groei van de exportopbrengsten
(label 2 en 3).
goederen en diensten, de grootsle builenlandse schuld en schuldendiensl heefl.
Binnen de Latijnsamerikaanse regio zijn
het vooral Brazilie en Mexico die het
Tot slol vail op dat de debl-serviceralio
(schuldendienst ofle wel renle en aflossing in procenlen van de export van goederen en dienslen) voor Azie en Afrika
in 1980 nauwelijks afweek van die in
1973, lerwijl de ratio voor Latijns-Amerika bijna verdubbelde (label 2). In Azie
en Afrika hielden de exportopbrengsten
min of meer gelijke tred mel de renle- en
aflossingsverplichlingen; in Lalijns-
schuldprofiel van de regio bepalen. De
kan komen. Bovendien kan men het argument naar voren brengen dal hel herhaaldelijk doorschuiven van de korte
schuld naar een volgend jaar de faclo gelijk is aan lange of middellange schuld.
De door ons berekende ratio’s voor deze
twee landen zijn daardoor hoger dan
men gewoonlijk in publikaties aantreft.
buitenlandse schuld van deze twee lan-
den bedraagt namelijk nagenoeg twee
derde van de totale buitenlandse schuld
van de regio. De schuldratio’s van deze
twee landen liggen ruim boven hel gemiddelde van de regio.
Brazilie
De huidige hoge builenlandse schuld
van Brazilie (label 5) is in zeer belang-
Amerika sleeg de schuldendiensl bijna
Kon bij de schuldvergelijking lussen
iwee maal zo snel als de exporlopbrengslen (label 3). Dil laalsle wordt niet alleen verklaard uit een snellere schuldaccumulatie, maar ook uit het groter
aandeel van commercieel krediel in de
builenlandse schuld van Lalijns-Ame-
de regie’s de particuliere schuld niel worden meegenomen worden, van Brazilie
en Mexico is wel de schuld van de particuliere seclor bekend, evenals de schuld
mel een looplijd korter dan een jaar.
Hoewel een deel van de korte schuld sa-
ging eind 1973. Aangezien het land 85%
van zijn oliebehoefte door import dekt,
leidde de verdrievoudiging van de olieprijs lol aanzienlijke lekorten op de lo-
rika (label 4). Hierdoor ligl de renle ge-
menhangl mel handelsfinanciering en
voortzelling van de snelle economische
rijke male een gevolg van de olieprijsslij-
pende rekening van de betalingsbalans.
Aangezien na 1973 werd geopteerd voor
expansie bleven de lekorten opde lopen-
de rekening aanzienlijk (cumulalief $ 56
Tabel 3. Ontwikkeling BMP, export van goederen en diensten, buitenlandse schuld
en schuldendienst (nominaal, gemeten in dollars) in 1980 (1973 = 100)
Regio
BNPa)
Export
goederen en diensten
Buitenlandse
schuld
Afrika
Azie
Schuldendienst
kon worden gedekl mel behulp van direcle builenlandse invesleringen diende
het restant met buitenlandse leningen te
297
387
385
279
mrd. in de periode 1974-1980).
Hoewel 20% van hel cumulalief lekorl
worden gefinancierd. Hierdoor steeg de
builenlandse schuld (langer dan 1 jaar)
van $ 12,6 mrd. eind 1973 tot $53,8 mrd.
eind 1980 volgens gegevens van de cen-
Bron: World i/ehl lah/ex. december 1981.
a) De BNP-cijfers kunnen 7-ijn beinvloed door niet-realistische wisselkoersen.
trale bank van Brazilie, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse stijging van de
buitenlandse schuld met ruim 21%.
Tabel 4. Aandeel commercieel krediet in publieke buitenlandse schuld longer dan
I jaar (uitsluitend opgenomen schuld), in procenten
Aandecl commercieel krediet in publieke buitenlandse schuld
1973
17,6
58,4
Afrika
Azie’
1980
32 8
76.9
Hoewel de Brazilianen na de eersle
oliecrisis overgingen op een agressief
energiebeleid om ‘s lands energie-afhankelijkheid van hel buitenland terug te
dringen — zeer bekend is het alcoholprojecl ler gedeellelijke vervanging van het
benzineverbruik — leidden de olieprijsverhogingen van 1979 en 1980 opnieuw
tot omvangrijke betalingsbalanstekorten aangezien de energieprojecten pas op
langere termijn effect zullen sorteren. De
Bron: World deb! lahks, december 1981.
noodzaak om het economisch beleid aan
Tabel 5. Opgenomen buitenlandse schuld en schuldendienst van Brazilie in miljarden dollars
1973
1979
1980
1981
1982 (naming)
0,8
terne omstandigheden werd evidenl.
Eind 1979 en in de loop van 1980 werd
een aantal drastische wijzigingen doorgevoerd, gericht op het afremmen vande
e-i o
12.6
te passen aan de opnieuw gewijzigde ex-
7,5
8,5
economische groei om daarmee de externe positie le ontlasten. De staatsbedrij-
7.9
Aflossing op middellange en lange schuld .
Rente op totale schuld . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.7
0.8
52,5
6,5
5,4
6.7
7,5
69,4
7,8
10,2
7,2
10.3
14,2
23.2
201
228
35
a) Opgenomen buitenlandse schuld minus goud- en deviezenreserves.
344
17.5
32,0
256
226
ven kregen een importbeperking opgelegd, prijssubsidies werden afgebouwd
en het rentebeleid werd gewijzigd in die
zin dat de rentevorming voor een belangrijk deel werd overgelaten aan hel markt-
mechanisme. Een periode van negatieve
ree’le rente vond hiermee haar einde, de
besparingen namen toe en de economische groei stagneerde. Een forse devaluatie van de cruzeiro eind 1979 en gro-
koersbeleid, dat heeft geleid tot een forse
tere en veelvuldiger minidevaluaties van
de cruzeiro daarna, dienden de exportsectoren een steuntje in de rug te geven.
schappij Pemex een tweede investeringsboom na de oliecrisis van 1973-1974,
eveneens resulterend in een forse import-
Brazilie weigerde een beroep te doen op
groei. Ten slotte bleken, mede door de
de conditionele kredietverlening van het
Internationale Monetaire Fonds(IMF),
relatief lage binnenlandse rente, de binnenlandse besparingen te gering om deze
maar via de doorvoering van de facto
IMF-aanbevelingen is Brazilie er in de
een toename van de directe buitenlandse
overwaardering van de peso leidde tevens tot speculatieve (korte) kapitaalvlucht.
De overheid kon er dan ook niet aan
ontkomen, naast de recente ingevoerde
minidevaluaties, een eenmalige forsere
loop van 1981 in geslaagd het tanende
investeringen in Mexico, was het land
devaluatie toe te passen en een op beper-
vertrouwen van het Internationale bank-
meer en meer aangewezen op extern kapitaal.
In de loop van 1981 is het land in acute
financiele problemen gekomen. Als gevolg van een te geringe daling van de
olie-exportprijzen van Mexico bij de
toen geldende marktverhoudingen verloor het land een groot gedeelte van haar
buitenlandse afnemers, waardoor de
olie-exportopbrengsten in juni-augustus
zeer sterk daalden. Mede als gevolg
daarvan moest een groot beroep worden
gedaan op de toch al niet omvangrijke
wezen in ‘s lands kredietwaardigheid
weer te herstellen.
De handelsbalans vertoonde in 1981
na jarenlange tekorten weer een positief
saldo ($ 1,2 mrd.). Hoewel het overschot
in 1981 vooraldoorderecessieisbepaald,
zullen toch de overschotten op de handelsbalans de komende jaren toenemen,
waarbij ruimte zal zijn voor een econo-
mische groei van rond de 5%. De handelsbalans vertoonde namelijk al een
trendmatige verbetering in de afgelopen
jaren. Bij een economische groei van
6,6% in de periode 1975-1980 daalde het
invoervolume met 1%, terwijl het uitvoervolume met 9,5% steeg. Deze gunstige volume-ontwikkeling (als uitvloeisel van het beleid van importsubstitutie
en exportstimulering) werd echter overschaduwd door het ruilvoeteffect van
met namede gestegen olieprijzen. Gezien
de huidige en de te verwachten olieprijsontwikkeling zal dit ruilvoeteffect de komende jaren lang niet zo’n grote rol spelen
als in de afgelopen jaren 5). Daarbij zullen de geentameerde energieprojecten in
Brazilie het olie-invoervolume doen dalen. Brazilie lijkt daarmee een tweede
fase van zijn ontwikkeling in te gaan. De
binnenlandse besparingen waren steeds
ontoereikend om degewenste investeringen te financieren. De komende jaren zal
er een afnemend binnenlands spaartekort ontstaan (tot uitdrukking komend
in de dalende tekorten op de lopende
rekening). Dit impliceert dat een steeds
groter deel van de renteverplichting op
de buitenlandse schuld niet extern behoeft te worden gefinancierd. Wellicht
dat Brazilie over niet al te lange tijd in
een derde fase terechtkomt, waarin per
saldo netto schuldaflossing plaatsvindt.
Voortzetting van het huidige realistische
rentebeleid en het uitblijven van een olieprijsschok zijn daarbij echter voorwaarden.
bestedingen te financieren en, ondanks
ESB3I-3-1982
kiezingen plaats, waarbij ex-Pemex topman en ex-minister van Planning Miguel
de la Madrid vrijwel zeker zal worden ge-
kozen. Hoewel hij een pragmatisch beleid
en obligaties bereikte in 1981 een record
aangezien dit de niet-olie-exportsector
van $ 10,4 mrd.: 60% meer dan in 19806).
Daarnaast heeft de overheid alle semi-
ontlast van de overgewaarde munt.
overheidsinstanties en private onderne-
wijzigingen (daling financieringstekort)
van de overheid, hoog rentebeleid, loon-
mingen opgedragen zoveel mogelijk korte kredieten en/of nog niet opgenomen
leningen op te nemen. Officie’le cijfers
hieromtrent zijn niet bekend, doch blijkens enquetes ging het om enkele miljarden dollars.
In de nazomer heeft Mexico voor langere termijn contracten voor de levering
De intentie van de overige beleidsen prijsbeleid) draagt eveneens bij tot een
grotere kans op herstel van intern en extern evenwicht. Niettemin biedt de ontwikkeling van de olieprijzen weinig perspectief: in 1982 zullen de nominale olieprijzen dalen, terwijl voor de jaren daar-
van olie afgesloten met de VS en een aantal Europese landen, ten einde zich te wa-
penen tegen een mogelijke stagnatie van
de olie-export in de toekomst. Niettemin
5) Een nieuwe forse olieprijsstijging is niet
blijft de afhankelijkheid van de oliesec-
waarschijnlijk, ook niet bij aantrekkende
groei in de industriele landen. Verschilllende
tor een van de grootste problemen voor
de Mexicaanse economie. De niet-olie-
sector kampt namelijk met een trage ontwikkeling, waardoor met name exportgerichte bedrijven worden getroffen. Dit
laatste werd (tot voor kort althans) nog
versterkt door het onrealistische wissel-
olie-uitvoerende landen zullen hun volume-
afzet trachten te vergroten om hun ontwikkeling te kunnen financieren. Tevens is een additioneel aanbod uit Iran en Irak te verwachten
na beeindiging van hun wederzijdse oorlog
ter herstel van de geleden oorlogsschade.
6) Morgan Guaranty Trust, World financial
markets, december 1981.
Tabel 6. Opgenomen buitenlandse schuld en schuldenlast van Mexico in miljarden dollars a)
Totale schuld (brutu inclusief korl) …….
8.4
1979
1980
29.2
I5£
1973
33.5
44.4
49.3
1981
1982 (fiimingl
68.9
81.0
75.0
Aflosing op middcllungc en lunge schuld ..
0.9
0.2
7.3
4.8
3.7
4.9
89
9.6
6.3
13.8
24.6
175
276
11
72
185
gaven van de overheid 9% en die van
Daarnaast beleefde de staatsoliemaat-
waarde van de peso met nog ongeveer
10% gedaald.
Medio dit jaar vinden presidentsver-
lijkt te gaan voeren, zal alleen op langere
termijn verbetering optreden indien
structurele wijzigingen in de niet-oliesector tot stand worden gebracht. De
recente waardedaling van de peso is in
deze een eerste stap in de goede richting
hiervoor was de expansieve groei van de
overheidsuitgaven in de afgelopen jaren.
Zo bedroeg de groei van het ree’le BNP in
de periode 1975-1980 gemiddeld 5,4%,
doch de groei van de consumptieve uit-
haar investeringen gemiddeld 11,5%.
ciatie met 30%. In de weken daarna is de
deviezenreserves voldoende voor slechts
zes weken import), moesten de overheidsuitgaven worden teruggeschroefd
en werd fors op de internationale kapitaalmarkt geleend. De omvang van de
gepubliceerde internationale kredieten
Mexico heeft in de afgelopen jaren in
toenemende mate een beroep moeten
een oplopend tekort op de lopende rekening (label 6). De voornaamste oorzaak
king van de kapitaalvlucht gericht hoog
rentebeleid te voeren. Op 18 februari
jongstleden besloten de monetaire autoriteiten de peso te laten zweven ten op’zichte van de dollar, hetgeen vrijwel direct resulteerde in een effectieve depre-
deviezenreserves (in april 1981 waren de
Mexico
doen op extern kapitaal als gevolg van
overwaardering van de peso. De ree’le
t-»T
a) Gedeeltelijk geraamd.
h) Opgenomen buiienlandse schuld minus goud- en deic/enrcserics.
345
na gezien de verwachte mondiale vraagen aanbodverhoudingen hooguit een
reeel constante olieprijs mag worden
verwacht. Wel kan een opvoering van
het exportvolume van olie van ruim 1
mln. vaten per dag in 1981, tot 1,8 mln.
vaten per dag in 1986 bijdragen tot een
stijging van de exportinkomsten. Een
naar verwachting realistischer wissel-
koersbeleid zal in de komende jaren bijdragen tot een licht herstel van de nietolie-export en een geringere importstijging dan in de afgelopen jaren, doch een
oplopend tekort op de handelsbalans
lijkt onontkoombaar. Het tekort op de
dienstenbalans zal zich naar verwachting
stabiliseren daar de oplopende rentebetalingen min of meer worden gecompenseerd door hogere toeristeninkomsten en
een grotere eigen bijdrage in het internationale dienstenverkeer. Als gevolg van
deze ontwikkelingen zal de lopende rekening ook na 1981 verder verslechteren.
Mexico zal dan ook in de komende jaren
een groot beroep op de internationale
kapitaalmarkt moeten blijven doen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande blijken
er duidelijk verschillen tussen Brazilie
en Mexico wat schuldpositie betreft. De
druk van de buitenlandse schuld, voor
zover gemeten aan de export van goederen en diensten, is voor Brazilie groter
dan voor Mexico. De schuldvooruitzich-
ten voor Brazilie zijn echter gunstiger,
aangezien Brazilie in zijn ontwikkeling
verder is dan Mexico en de ontwikkeling
een evenwichtiger beeld te zien geeft.
De energiepositie van Mexico lijkt gunstig doch kan zodanige effecten teweegbrengen dat het uiteindelij ke resultaat ne-
gatief is. De exportinkomsten zijn immers grotendeels afhankelijk van een
produkt — in het geval van Mexico 70%
olie — wat bij prijsval tot sterke daling
van de inkomsten en derhalve tot acute
liquiditeitsproblemen leidt. Tevens is de
oliesector een kapitaalintensieve be-
drijfstak — de sector genereert weinig arbeidsplaatsen — waardoor de voordelen
van de op olie gebaseerde economische
groei voorbij gaan aan het merendeel
van de bevolking. Dit kan sociale implicaties hebben.
De economische ontwikkeling in
Brazilie spreidt zich nagenoeg over alle
sectoren uit. Aan de landbouw wordt
recent meer prioriteit toegekend uit
hoofde vanarbeidsplaatsencreatieen om
de trek naar de industriele centra wat in
te tomen. De evenwichtiger groei in Brazilie maakt de kans op sociale conflicten
kleiner. Het brede palet van economische activiteiten uit zich tevens in een
sterk gedifferentieerd exportpakket.
Aangezien thans zo’n 61% uit industriele
produkten bestaat (een ongelooflijke
toename, vergelekenmetde32%in 1973),
is het land wat zijn exportinkomsten betreft minder kwetsbaar.
346
Van belang is de vraag of het internationale bankwezen bereid blijft kredieten in een dergelijke omvang te verstrekken. Immers, de door de commer-
dat beide landen bij verschillende ban-^
ken him kredietlimiet naderen of reeds!
hebben bereikt. Dit laatsteblijktbij voor—
be’eld in het geval van Brazilie. Ondanks
cie’le banken vastgestelde landenlimieten
de gunstige ontwikkeling van de externe
vormen min of meer een bovengrens aan
het totale uitstaande kredietvolume in
een land. Gezien de forse kredietbehoefte van beide landen in de afgelopen jaren
moet het niet uitgesloten worden geacht
positie, geven de leningscondities geen
verbetering te zien.
B. B. de Baat Doelman
L. G. Thiry