Europa-bladwijzer
J
Esprit: maakt de informatietechnologie Europese geesten
los?
DRS. J.G. VAN DER LINDE
Inleiding
Op 28 februari 1984 heeft de Raad van
de Europese Gemeenschappen het, .European strategic programme for research and
development in information technologies”
(Esprit) goedgekeurd 1). Een maand later
werd ook het Esprit-werkprogramma
goedgekeurd, zoals het was voorgelegd
door de Commissie aan de Raad, en kon
begonnen worden met de opening van de
inschrijving op deelterreinen van het programma 2). In dit artikel zal worden ingegaan op de voorgeschiedenis van het programma en de betekenis van het
programma.
De aanloop
De bemoeienissen van de Commissie van
de Europese Gemeenschappen met de informatietechnologie (IT) en -industrie
stammen uit het begin van de jaren zeventig. Voor (maar ook na) die tijd waren het
vooral de nationale overheden van de
lidstaten die initiatieven ontplooiden op dit
terrein. Al in de jaren zestig startten Engeland, West-Duitsland en Frankrijk nationale programma’s om hun computerindustrie te versterken. De nadruk lag in deze
programma’s op het stimuleren van innovaties door middel van het subsidieren van
onderzoek en ontwikkeling van de bedrijven met publieke middelen. Bovendien
werd geijverd voor het samengaan en het
afsluiten van rationalisatie-overeenkomsten tussen de nationale bedrijven 3).
De nationale markten waren echter te
klein en de vraag vanuit de overheid naar
hun produkten te gering om voordelen te
behalen van hun aanzienlijke onderzoeken ontwikkelingsinspanningen. Drie Europese bedrijven ondernamen in 1972 een initiatief om de krachten op Europees niveau
te bundelen. CII (Frankrijk), Siemens
(West-Duitsland) en Philips (Nederland)
richtten in 1972 Unidata op. De verschillen
tussen de bedrijven in activiteiten en concernbeleid leidden in 1975 echter alweer tot
de opheffing van de samenwerkingsover1130
eenkomst. CII was in tegenstelling tot Siemens en Philips geheel gericht op computers en werd gestimuleerd door de Franse
overheid samenwerkingsverbanden af te
sluiten of zich in te kopen in buitenlandse,
met name Amerikaanse, bedrijven om een
achterstand in technologie weg te werken.
De fusie van CII met Honeywell Bull betekende het einde van Unidata. De Raad van
de Europese Gemeenschappen onderkende
het belang van de informatietechnologie
voor de Europese Gemeenschap en nam al
in juli 1974 een resolutie aan over informatica 4).
De verontrusting van de Europese bedrijven en de nationale overheden over de
concurrentiekracht van de Europese industrie groeide. In 1975 had de Europese
Gemeenschap nog een handelsoverschot in
IT-produkten. Dit overschot was binnen
vier jaar omgeslagen in een tekort van circa
$ 5 mrd. 5). Gedurende negen maanden in
1976/1977 kwamen vertegenwoordigers
van Europese IT-bedrijven en vertegenwoordigers van nationale overheden bijeen
om te discussieren over de toekomst van de
Europese micro-elektronica 6). Tijdens deze bijeenkomsten stond het formuleren
van een gezamenlijk programma centraal
om tegenwicht te kunnen bieden aan de
Amerikaanse dominantie in deze belangrijke ,,sleutel-technologie” 7). De toenmalige Westduitse minister van Technologie,
Hans Matthoefer, oordeelde dat de microelektronica van vitaal belang was voor de
industriele effidentic van een land 8).
De stimulering van de informatietechnologie in Europa werd niet alleen van belang
geacht voor het voortbestaan van de concurrentiekracht van de Europese bedrijven
in die sector, maar, zoals een verklaring
van de staatshoofden en regeringsleiders in
juli 1979 stelde, was ook van groot belang
voor het verzekeren van de economische
groei en de sociale ontwikkeling in de Gemeenschap 9). Vanaf 1979, als de gevolgen
van de economische recessie (werkgelegenheid, produktiviteitsstagnatie, enz.) nopen
tot actie, worden de problemen in de ITsector in een breder kader geplaatst.
Het meerjarenplan (1979-1983) op het
gebied van de elektronische data-verwerking voorzag in een aantal algemene maatregelen op het gebied van standaardisatie,
aankoopbeleid enz. en de stimulering van
programmatuur en toepassingen ervan.
Daarnaast nam de Raad een resolutie aan
om in communautair verband actie te ondernemen op het gebied van de ontwikkeling van micro-elektronicatechnologie 10).
De Commissie werd verzocht na te gaan in
hoeverre en op welke manier de nationale
projecten op dit gebied konden worden gecoordineerd. Nog in 1979 werd door de
Commissie aan de Raad verslag uitgebracht over de stand van zaken in de Europese IT-industrie tegen de achtergrond van
de concurrentie met de Verenigde Staten en
Japan 11).
Het voorgestelde beleid van de Commissie, waarin de informatietechnologie een
van de prioriteiten vormt binnen de algemene technologische ontwikkeling en het
industriele herstel van de Europese industrie, omvat ook het sociaal beleid, het
regionaal beleid, de ontwikkeling van de
interne markt en de mededinging 12).
Als voorbeelden van projecten die dienen om de Europese bedrijven een Europese referentie te verschaffen en bij te dragen
tot de vaststelling van Europese standaarden en normen, zijn te noemen Euronet,
Caddia en Insis 13).
Naast de informatietechnologie worden
ook andere gebieden van onderzoek en
ontwikkeling met prioriteit behandeld.
Biotechnologie en energie omvatten enkele
belangrijke gebieden van communautair
onderzoek en ontwikkeling. De uitvoering
van een aantal onderzoeksprogramma’s is
1) Publikatieblad, nr. L. 67, 9 maart 1984.
2) Publikatieblad, nr. C. 47, 20 februari 1984;
Publikatieblad, nr. L. 81, 24 maart 1984.
3) European Trade Union Institute, European
industrial policy for the electronics and information technology sector, September 1984, biz. 65.
4) Publikatieblad, nr. C. 86, 20 juli 1974.
5) Publikatieblad, nr. C. 321, 26 november
1983, biz. 9.
6)
7)
8)
9)
The Financial Times, 22 maart 1977.
Idem.
Idem.
Publikatieblad, nr. C. 321, 26 november
1983.
10) ETUI, op.cit., 1984, biz. 67.
11) Com (79) 650 final, European society faced
with the challenge of new information technology, a Community response.
12) Com (80) final, Employment and the new
micro-electronic technology; Com (81) 578 def.,
Nieuwe informatie technologieen in sociale verandering; Com (81) 639 def, Communautaire
strategie voor de ontwikkeling van de industrie
in Europa; Het concurrentievermogen van de industrie in de Gemeenschap, Luxemburg, 1982.
13) Euronet: in samenwerking met de nationale
PTT’s opgezet netwerk van informatiebanken
voor bedrijven en regeringen; Caddia: gei’ntegreerd computersysteem voor vastlegging en verwerking van landbouwgegevens in samenwerking met de douanediensten van de lidstaten;
Insis: (nog in voorbereiding) een toekomstig Europees telecommunicatienetwerk. Het zal mogelijkheden bieden administratieve informatie
rond te zenden door koppeling van computers,
videofonen met name voor teleconferenties,
telexen en telefoons.
echter door de begrotingsproblemen onder
druk komen te staan 14). Frankrijk, WestDuitsland en Engeland hebben aangedron-
De informatie-industrie in de Europese
Gemeenschap
gen op strikte budgettering. Het starten
De Europese Gemeenschap vertegen-
van meerjarige onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s wordt daardoor bemoeilijkt omdat geen financiele verplich-
woordigt in omvang ongeveer 30% van de
IT-wereldmarkt 21). Het aandeel van de
Europese industrie is klein te noemen met
slechts 10% van de wereldproduktie in ITprodukten en gemiddeld minder dan 40%
van hun eigen nationale markten 22). De
Europese bedrijven missen dus niet alleen
de aansluiting op de wereldmarkt maar
tingen kunnen worden aangegaan voor
langere tijd. De uitvoering van het biotechnologieprogramma is nu onzeker geworden. Gevreesd wordt voor uitstel en wellicht uitvoering (in een later stadium) van
een afgeslankt voorstel. In december 1984
moet hiervoor een oplossing worden gezocht.
Dit staat in tegenstelling tot het Espritprogramma dat vanaf de oprichting van
het Esprit ..steering committee” in 1982
tot snelle uitvoering leidde, met instandhouding van het voorgestelde budget van
750 mln. ecu 15). De stuurgroep bestond
uit vertegenwoordigers van de Commissie,
de nationale overheden en 12 Europese bedrijven 16). Bind 1982 diende de stuurgroep een voorstel in bij de Raad ter voorbereiding van Esprit. In december 1982
keurde de Raad dit voorstel goed 17). De
proeffase van Esprit ving in 1983 aan met
16 projecten op een zestal gebieden 18).
Het betrof: geavanceerde micro-elektronica; programmatuurtechnologie (software); geavanceerde informatieverwerking;
kantoorautomatisering;
computer-gestuurde produktie en de ontwikkeling van
een systeem voor de uitwisseling van informatie. De proeffase van Esprit betrof projecten in een pre-concurrentie’le fase van
onderzoek en ontwikkeling 19). Voor de
proeffase werd een bedrag op de Gemeenschapsbegroting uitgetrokken van 11,5
mln. ecu. Ondanks de tevredenheid van de
Europese ondernemingen over de inhoud
en omvang van het Esprit-programma zij namen immers zelf het initiatief – for-
muleerde een aantal topindustrielen van
Siemens, Bull, Philips, Olivetti en ICL op
het Nationale Informatica Congres in oktober j.l. (ter opening van de Efficiency
moeten ook toezien hoe voornamelijk
Amerikaanse en Japanse bedrijven de
markt(en) van de Europese Gemeenschap
in toenemende mate gaan overheersen. Het
handelstekort in IT-produkten wordt veroorzaakt door de invoer van geavanceerde
produkten terwijl daar een uitvoer van oudere (en minder geavanceerde) produkten
tegenover staat. Veel geavanceerde produkten in Europa worden in licentie geproduceerd of door dochterondernemingen
van buitenlandse bedrijven.
• De kwaliteit en betrouwbaarheid van
industriele produkten zal door toepassing van geavanceerde elektronica
sterk kunnen worden verhoogd;
• het gebruik van elektronische kapitaalgoederen zal kostenverlagingen met
zich mee brengen in de arbeidsintensieve assemblage van het produktieproces;
• de produktiviteit in vele industrietakken (zelfs in de voorheen stagnerende
industrietakken, zoals textiel en che-
mie) kan wederom stijgen. Zo bevat
een programma gericht op de conventi-
onelere industrietakken, Brite (basic
research in industrial technologies for
Europe), onderdelen welke in het kader
van het Esprit-programma worden uitgevoerd. Het betreft de onderzoeksterreinen op het gebied van ,,Computer
De vestiging van buitenlandse bedrijven
Aided Design” (CAE) en ..Computer
• het belang van de IT-industrie voor de
Aided Manufacturing” (CAM) 27);
ontwikkelingen op defensiegebied. In
van 17,5%. De Verenigde Staten en Japan
hanteren daarentegen een onderling tarief
van 4,2% en onderhandelen momenteel
over het opheffen van het tarief voor ge’integreerde schakelingen 23). Voor Japanse
ondernemingen bestond er een bijkomende reden zich te vestigen in Europa. Door
in Europa zelf ge’integreerde schakelingen
te produceren werd de druk verminderd in
de handelsrelatie tussen Japan en de Europese Gemeenschap. Ook met het oog op
komende ontwikkelingen in de nieuwe
generaties IT-goederen (van geavanceerde
chips tot robots en volledig ge’integreerde
fabricagesystemen) die steeds gevoeliger
worden voor programmatuur wordt een
vestiging dicht bij de nationale gebruikers
met de opbouw van een service-apparaat
steeds belangrijker 24).
Beurs 1984 te Amsterdam) een aantal be-
De groei van de IT-industrie als fabrica-
gesector is indrukwekkend geweest, zelfs
gedurende de recessie in de jaren zeventig.
De jaaromzet van de verkopen bereikte in
1980 $ 237 mrd. De groeiverwachtingen tot
• de discriminerende aankooppolitiek
1990 zijn 8 — 10% per jaar. Naar verwach-
van vele Europese overheden;
• het gebrek aan standaardisatie;
• het gebrek
aan risicodragend
vermogen;
• de starheid van de Europese kapitaalen arbeidsmarkt.
ting zal de jaaromzet in 1990 $ 500 mrd.
zijn geworden (prijsniveau 1980), waardoor de IT-industrie de belangrijkste fabricagesector in de wereld wordt 25).
De IT-industrie ontleent haar belang
niet alleen aan de grote omzetverwachtingen maar ook aan haar invloed op andere
sectoren. De toepassingsmogelijkheden
zijn legio. Tot de belangrijkste afnemers
van IT-produkten behoren de telecommu-
nicatie, kantoorautomatisering, bedrijfsautomatisering, consumptieartikelen, financiele en verzekeringsdiensten en de mi-
14) The Financial Times, 1 november 1984.
15) Ecu is ongeveer f. 2,50.
16) Philips uit Nederland, Siemens, Nixdorf en
AEG-Telefunken uit West-Duitsland, GEC,
Plessey en ICL uit Engeland, Thomson, CGE,
CII-Honeywell Bull uit Frankrijk en Olivetti en
STET uit Italic.
17) Publikatieblad, nr. L. 369, 29 december
1982, biz. 37; Com (82) 287, Naar een Europees
strategisch programma van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de informatietechnologie; Com (82) 486, Het leggen van grondslagen voor een Europees strategisch programma
voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied
van de informatietechnologie: proeffase; Com
(82) 737, Voorstel voor een besluit van de Raad
inzake een voorbereidende fase voor een
onderzoek- en ontwikkelingsprogramma van de
Gemeenschap op het gebied van de informatietechnologie.
18) Kees Mulder, Europees innovatiebeleid: het
communautaire beleid, gezien in het kader van
de herstructurering van de Europese industrie,
Universiteit van Amsterdam, 1983, biz. 59.
19) Pre-concurrentieel onderzoek is onderzoek
dat plaatsvindt voor de produktfase. Dat wil
zeggen dat nog geen commerciele toepassing
plaats kan vinden.
20) HetfinancieelDagblad, 9oktober 1984.
21) M. Godet en 0. Ruyssen, De oude wereld en
nieuwe technologieen, serie Europese Perspektieven, Luxemburg, 1982, biz. 133.
22) NRC Handelsblad, 1 maart 1984.
23) R. van Tulder en E. van Empel, European
multinationals in the semiconductor industry,
Universiteit van Amsterdam, 1984, biz. 6.
24) R. van Tulder en E. van Empel, op.cit., biz.
26.
25) Publikatieblad, nr. C. 321, 26 november
1983, biz. 7.
litaire sector. Deze wijd verspreide toepassingsmogelijkheden zullen grote invloed
uitoefenen op de organisatie van de produktie en de arbeidsomstandigheden van
mensen. In feite kan men spreken van een
26) R. Ballance en S. Sinclair, Collapse and survival; industry strategies in a changing world,
World Industry Studies 1, Alien and Unwin,
Boston/Sydney, 1983, biz. 144.
op handen zijnde wijziging van de econo-
band met de budgettaire moeilijkheden van de
mische infrastructuur. Het wekt dan ook
geen bevreemding dat overheden een groot
ESB 28-11-1984
op de volgende argumenten 26):
werd ingegeven door onder andere het hoge invoertarief voor bij voorbeeld ge’integreerde schakelingen. De Europese Gemeenschap hanteerde hiervoor een tarief
lemmeringen voor de ontwikkeling van de
Europese IT-industrie 20):
• het ontbreken van een homogene
thuismarkt op Europese schaal;
Het ontbreken van een ge’integreerde
markt maar ook het discriminerend aankoopbeleid van overheden vereisen meer
algemene beleidsmaatregelen van de Europese Gemeenschap, waarvoor het Verdrag
de Commissie voorziet van bevoegdheden.
Maatregelen die zouden moeten passen in
een industriebeleid van de Europese Gemeenschap dat verder strekt dan het tot nu
toe gevoerde beleid ten aanzien van de
noodlijdende sectoren zoals textiel, staal
en chemie.
belang hechten aan deelname in dit vernieuwingsproces middels hun eigen bedrijfsleven. Zij baseren hun verwachtingen
27) Technieuws, EG Brussel, juli 1984, biz. 13.
Brite is een programma in voorbereiding. In ver-
Europese Gemeenschap heeft de goedkeuring
van het programma enige vertraging opgelopen.
1131
de Verenigde Staten gaat van defensie
zelfs een belangrijke stimulerende invloed uit op de ontwikkelingen in de
IT-sector. Defensie is niet alieen een belangrijke afnemer van de produkten
maar levert ook een belangrijke bijdra-
West-Duitsland is het aankoopbeleid van
de regering zo gewijzigd dat niet alieen Siemens telefooncentrales levert maar ook de
Duitse dochter van ITT, Standard Electric
Lorenz 33).
De nationale PTT’s in Europa zullen in
doeld om de voorwaarden te scheppen
voor een succesvol verloop van het gezamenlijk onderzoek binnen het Espritprogramma. De infrastructurele maatre-
gelen omvatten onder meer:
– de coordinatie van het onderzoeks- en
ontwikkelingsprogramma van de Europese Gemeenschap en de programma’s van de nationale overheden, de
verwerking van deze informatie en de
verspreiding ervan;
– de coordinatie en documentatie van
ge aan onderzoek en ontwikkeling op
het gebied van computers, componenten en programmatuur. De Amerikaanse overheid financiert ongeveer
55% van het totale onderzoek en ontwikkeling in de Verenigde Staten waar-
toenemende mate worden geconfronteerd
met concurrentie. Het belang van een Europees initiatief op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in de informatietechnologie is zeer groot. De Industrie in de
Verenigde Staten heeft voordeel bij de gro-
van het grootste deel voor rekening
te markt en de omvangrijke overheidsop-
standaarden binnen Esprit en de relatie
komt van het Pentagon 28). ,,De Euro-
drachten (defensie), terwijl in Japan de
met de nationale en internationale
pese Gemeenschap verwijst in verscheidene publikaties met een zekere jaloe-
strategic van de grote concerns gebaseerd
is op de consensus in de planning van regering en industrie.
Van het Esprit-programma, waarvoor
zie naar deze rol van het Pentagon.
Door deze standaardisatie, die b.v. op
het gebied van de informatietechnologie vaak voor de civiele produkten
normen;
– het opzetten van een informatie-uitwisselingssysteem (IES) dat zorgt voor een
vlotte communicatie ten behoeve van
pen, zodat de potentiele afzetmarkt
voor Europese produkten vaak tot de
eigen nationale markt beperkt blijft (of
kostbare veranderingen noodzakelijk
de Gemeenschap een fonds van 750 miljoen ecu beschikbaar heeft gesteld en waarvoor van de bedrijven en/of onderzoeksinstellingen (universiteiten en onafhankelijke onderzoeksinstellingen) een zelfde
bijdrage wordt gevraagd, wordt verwacht
dat het een belangrijke bijdrage levert aan
de Europese IT-sector. Uit de toelichting
op het voorstel van Esprit aan de Raad
blijkt het grote belang dat de Europese Gemeenschap hecht aan de informatietechno-
als ze zijn voorgesteld in het werkprogramma in de vijf categorieen, zijn verder on-
zijn om de produkten aan de eisen van
logie 34): ,,De nieuwe informatie-tech-
derverdeeld in twee categorieen A en B 35).
andere markten aan te passen, waardoor de concurrentiepositie eveneens
nadelig wordt bei’nvloed).” 29).
Van de gereserveerde middelen voor de uit-
mende versmelting van voorheen geschei-
nologie (IT) zal een van de dominante
bronnen vormen van technische vooruitgang voor de resterende jaren van deze
eeuw. Zij biedt een oplossing voor talrijke
dringende hedendaagse vraagstukken en
tevens de mogelijkheid tot een Europese
industriele wedergeboorte door in een fase
van kwalitatieve groei nieuwe produkten,
den sectoren als de computerindustrie, de
processen en diensten te creeren, gepaard
telecommunicatie en de componentenindustrie. Vooral in deze sectoren vinden
gaande met nieuwe exportmogelijkheden
en werkgelegenheid” (cursivering, CvdL).
wordt overgenomen, is er in de Verenigde Staten een geintegreerde markt
voor hoogtechnologische produkten.
In Europa daarentegen heeft men met
verschillende nationale normen te kam-
Des te belangrijker wordt het nastreven
door de Europese Gemeenschap van een
geintegreerde markt. Mede door de toene-
technologische vindingen zoals miniatura-
lisering en digitalisering toepassing op een
breder terrein. Het gevolg is dat bedrijven
met een zeer uiteenlopende herkomst zich
op elkaars terrein gaan begeven. Een tweevoudig integratieproces begint zich af te tekenen 30). Bedrijven geconcentreerd op
Het Esprit-werkprogramma kent vijf
werkterreinen in het pre-concurrentiele
stadium van onderzoek en ontwikkeling
het ontwerpen en produceren van elektro-
aangevuld met een infrastructuurprogram-
nische componenten intensiveren hun inproducenten van mechanische en elektronische kapitaalgoederen zich ,.upstream”
ma. De vijf werkterreinen omvatten:
– geavanceerde
micro-elektronica
bestaande uit het ontwerpen, vervaardigen en testen van ,,Very Large Scale
begeven in de produktie van geautomati-
,,Very High Speed Integrated” (VHSI)
schakelingen;
– geavanceerde informatieverwerking
(Advanced Information Processing =
AIP) waarbij de ontwikkeling van kennisverwerkingssystemen voorop staat;
Het Esprit-programma is verdeeld in
twee fasen van elk vijf jaar. Tussentijds,
na 30 maanden, of als 60 % van de middelen is vastgelegd, zal echter een evaluatie
plaatsvinden. De eerste vijfjarenperiode
loopt van 1984 tot 1989. De projecten, zo-
voering van Esprit is 75% bestemd voor
projecten in de A-categorie en 25% voor
projecten in de B-categorie. In juli 1984
heeft de Commissie een lijst van 90 goedge-
keurde voorstellen gemaakt uit een totaal
van 441 binnengekomen voorstellen 36).
De tweede ronde, werkplan 1985, zal binnenkort starten, waardoor ongeveer 90%
van de middelen zal zijn toegewezen 37).
Toekenning van de projecten geschiedde
aan de hand van een aantal vastgelegde
criteria.
Integrated” (VLSI) schakelingen en
seerd gereedschap (tools) en elektronische
componenten. De voordelen van deze toenemende verticale integratie zijn het behalen van meer schaalvoordelen en het feit
dat de ondernemingen beter in staat zijn de
kosten van onderzoek en ontwikkeling
een goede technische afwikkeling, beheer en verspreiding van de resultaten.
spanningen ..downstream”, terwijl de
Het Esprit-werkprogramma
De projecten moeten in de eerste plaats
voor geavanceerde elektronica te bekosti-
– de ontwikkeling van programmatuur;
gen. Deze hoge kosten hangen met name
– kantoorautomatisering welke alieen al
samen met de steeds kortere levensduur
de
grootste
potentiele
afzetmarkt
van IT-produkten, die wordt geraamd op
drie jaar 31).
vormt van IT-produkten;
– Computer Geintegreerde Produktie
Juist de telecommunicatiesector onder-
(Computer Integrated Manufacturing
gaat sterke veranderingen, vooral door de
vele toepassingen van digitalisering van
computers en de mogelijkheid om analoge
matie 32). Dit heeft ook politieke consequenties, omdat de voorheen vrij gesloten
= CIM) waarvoor vooral gezocht
moet worden naar aansluitingen van
,,Computer Aided Design”, .Engineering” en ,,Manufacturing” (CAD,
CAE en CAM) om volledig geautomatiseerde produktie tot de mogelijkhe-
markten onder druk komen te staan. In
den te maken.
informatie om te zetten in digitale infor-
Engeland wordt binnenkort overgegaan
tot privatisering van British Telecom en in
1132
De infrastructurele maatregelen zijn be-
worden voorgedragen door bedrijven, universiteiten en/of onafhankelijke onderzoeksinstellingen gevestigd in de Europese
Gemeenschap. Belangrijker is de voorwaarde dat het onderzoek zelf ook in de
Europese Gemeenschap moet plaatsvinden. Dit, omdat ook dochterondernemingen van buitenlandse bedrijven kunnen
28) J.L. Heldring, Een nieuw soort protectio-
nisme, NRC Handelsblad, 13 november 1984.
29) Gerd Junne, Het Amerikaanse defensiebeleid: een substituut voor industriepolitiek?, Internationale Spectator, juli 1984, biz. 434.
30) R. Ballance en S. Sinclair, op.cit., biz. 155.
31) Publikatieblad, nr. C. 47, 20 februari 1984,
biz. 4.
32) R. van Tulder en G. Junne, European multi-
nationals in the telecommunications industries,
Universiteit van Amsterdam, 1984, biz. 23.
33) R. van Tulder en G. Junne, op. cit., biz. 45
en 55.
34) Publikatieblad, nr. C. 321, 26 november
1983, biz. 6.
35) A-projecten zijn omvangrijke ingewikkelde
systeemgeorienteerde activiteiten. B-projecten
zijn kleiner en gericht op het uitwerken van specifieke ideee’n.
36) Bulletin van de Europese Gemeenschappen,
7/8, 1984, biz. 24.
37) Technieuws, EG Brussel, 84/10, biz. 13.
meedingen naar deelname in Esprit. Dit
Esprit kan dus wel eens uitsluitend Philips
criterium waarborgt dat het onderzoek
zijn 42).
Het klein- en middenbedrijf profiteert
werkelijk plaatsvindt in een onderzoeksafdeling van een Europese vestiging. Tevens
dus voor een deel afhangen van andere
onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s. De budgettaire problematiek zou ini-
pan. Deze samenwerking is door een aantal
lidstaten, met name Frankrijk, sterk gestimuleerd om te kunnen profiteren van de
kennisvoorsprong van deze bedrijven die
nog het minst van programma’s zoals Esprit. Zelfs regelingen op nationaal niveau
genieten weinig belangstelling vanuit het
klein- en middenbedrijf. Hoewel de meeste
regelingen wel openstaan voor het middenen kleinbedrijf zijn deze vaak te ondoorzichtig of, zoals de Nederlandse Innovatie
Stimuleringsregeling (Instir), een subsidie
tiatieven in deze richting kunnen frustreren.
Daarnaast vormt de nog steeds gefragmenteerde markt van de Europese Gemeenschap, het discriminerende aankoopbeleid van nationale overheden en het
bestaan van nationale normen een belemmering. Programma’s als Esprit, die een
zij op een aantal terreinen hebben ontwik-
voor de loonkosten van research. Het
grote (financiele) inspanning vergen, moe-
keld. In dit verband is de ,,oplossing” van
de IBM-zaak deze zomer zeer opmerkelijk
te meer daar deze zaak al vanaf 1973 speel-
klein- en middenbedrijf houdt er over het
algemeen geen grote onderzoeksafdelingen
op na om researchprojecten te kunnen uitvoeren zodat een dergelijke regeling voor
hen niet geschikt is 43). Dat er gerede vermoedens bestaan dat grote bedrijven meer
ten ingepast worden binnen een breder
industrie- en sociaal beleid om de juiste effecten te behalen. Het uitblijven van dergelijke aanvullende maatregelen zou de industriele ,,wedergeboorte” van de Europese Gemeenschap op zijn minst discutabel
wordt zo de mogelijkheid geopend voor sa-
menwerking tussen Europese bedrijven en
bedrijven uit de Verenigde Staten en Ja-
de 38). IBM werd in 1980 beschuldigd door
de Commissie van misbruik van de
machtspositie; zij constateerde dat IBMartikel 86 van het EG-verdrag op viervoudige wijze had geschonden. IBM is nu een
verbintenis aangegaan met de Commissie
voor onbepaalde tijd. IBM heeft het recht
de verbintenis op te zeggen na een opzeggingstermijn van 1 jaar maar niet voor 1 januari 1990. De oplossing van deze al lang
lopende zaak – in 1980 startle de Commissie deprocedure na een langdurig onderzoek – viel samen met het toekennen
van de contracten in het kader van Esprit
39).
Een tweede voorwaarde voor deelname
aan het Esprit-programma vormt de waarde van de bijdrage voor het gehele onderzoeksprogramma. Vooral wordt nadruk
gelegd op de ontwikkeling van Computer
Aided Design en Engineering (CAD en
CAE) en Computer Aided Manufacturing
(CAM). Aan de verbinding van deze syste-
men wordt veel waarde gehecht om te komen tot volledig computergestuurde fabri-
cagesystemen.
Een andere, derde, voorwaarde betreft
de communautaire dimensie van de projecten. Daarmee wordt bedoeld dat een project moet worden voorgesteld door
minstens twee bedrijven of instellingen die
geen dochters zijn van dezelfde moedermaatschappij en in verschillende lidstaten
maken.
Coby van der Linde
Deze rubriek wordt verzorgd
door het Europa Instituut
van de Rijksuniversiteit Leiden
38) The Economist, 30juni 1984.
39) Bulletin van de Europese Gemeenschappen,
profiteren van Esprit dan andere bedrijven
blijkt uit een antwoord van Davignon op
een vraag in het Europese Parlement hoe
het geld was verdeeld tussen bedrijven
deelnemend in het Steering Committee en
andere bedrijven tijdens de proeffase van
Esprit 44). ,,Normaliter maakt de Commissie het aantal aan individuele of specifieke groepen ondernemingen verstrekte
contracten niet bekend. Men kan volstaan
met te zeggen dat het bedrag overeenkwam
met het relatieve belang van de betrokken
firma’s in de in de Gemeenschap gevestigde industrie in deze sector” 45). En dat relatieve belang is groot! Zeker groter dan
het belang van het klein- en middenbedrijf,
7/8, 1984, biz. 7/8 en 24.
40) Voor B-projecten geldt deze eis niet hoewel
wel de voorkeur wordt gegeven aan projecten in-
gediend door bedrijven en instellingen uit meer
dan twee lidstaten.
41) Publikatieblad, nr. C. 321, 26 november
1983, biz. 33.
42) Hetfinancieel Dagblad, 1 maart 1984.
43) NRC Handeisblad, 20 September 1984.
44) Publikatieblad, nr. C. 256, 24 September
1984, biz. 5.
45) Publikatieblad, nr. C. 256, 24 September
1984, biz. 5.
46) R. Rothwell en W. Zegveld, Innovation and
the small and medium sized firm, Frances Pin-
ter, Londen, 1982, hfst. 5.
47) Publikatieblad, nr. C. 321, 26 november
1983, biz. 35.
hoewel binnen de IT-sector het bestaan van
kleine bedrijven van belang wordt geacht.
Vooral nieuwe kleine bedrijven hebben de
aandacht getrokken binnen de informatietechnologie door hun dynamisch ondernemerschap 46). Een belangrijke factor voor
het welslagen van het Esprit-programma is
gevestigd zijn 40). De vorm van samenwerking tussen de partners in de vorm van
joint ventures of contractant/subcontrac-
de onderlinge informatie-uitwisseling. Met
tant wordt vrij gelaten tenzij deze in strijd
zou zijn met de mededingingsregels van de
projecten die van belang zijn voor andere
projecten. Het eigendomsrecht en recht
Europese Gemeenschap. Het vierde criteri-
van exploitatie berust echter bij de uitvoer-
um doet uitspraak over de technische en
ders van een project daar zij immers zelf
wetenschappelijke
beheerscompetentie
van het voorgestelde project en de honorering daarvan met een contract. ,,Bij overigens gelijkblijvende onstandigheden vormen de totale technische inhoud van het
voorstel en de competentie van de aanvra-
50% van de kosten dragen. Bij het verspreiden van informatie over vorderingen
in projecten zal daarmee rekening worden
gehouden 47).
ger om tot resultaten te komen de factoren
Conclusie
name daar waar het gaat om vindingen uit
die bepalend zijn voor de toewijzing van financiele steun en de keuze van de projec-
De informatietechnologie in de Europe-
ten: bij een groot aantal goed concurrerende projecten wordt van het principe uitgegaan dat beter passende steun kan worden verleend aan de allerbeste dan dat de
steun wordt versnipperd onder alle goede
projecten” 41). Het is dus niet ondenkbaar
dat de iets sterkere Europese bedrijven of
combinaties van buitenlandse bedrijven
met Europese, gezien hun competentie, in
se Gemeenschap heeft ontegenzeglijk een
achterstand op de Amerikaanse en Japan$e
industrie. Het Esprit-programma is een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van
een Europees onderzoeks- en ontwikkelingspotentieel. Het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling leidt echter alleen tot
het gewenste resultaat als er voldoende
aandacht wordt besteed aan industriele
toepassingen met name in andere industriele sectoren. Het succes van Esprit zal
het voordeel zijn ten opzichte van andere
bedrijven. Het Nederlandse belang bij
ESB 28-11-1984
1133