Ga direct naar de content

Sociaal-economische ongelijkheid in Nederland voor en tijdens de pandemie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 28 2021

Ongelijkheid is een belangrijk thema in het maatschappelijke en politieke debat. Door de coronapandemie zijn reeds bestaande verschillen in de Nederlandse samenleving onder een vergrootglas terechtgekomen, en zijn deze verschillen soms verder vergroot. Hoe groot is de ongelijkheid in Nederland en wat zijn hierbij de beleidsuitdagingen?

In het kort

– Feiten en empirische analyses over de termijn waarop integratie plaatsvindt zijn cruciaal voor immigratiebeleid.
– Kansengelijkheid in het onderwijs heeft op de lange termijn consequenties voor kinderen en het optimaal benutten van talent.
– De coronapandemie heeft de sociaal-­economische ongelijkheid in Nederland vergroot, waarbij vooral kwetsbare burgers hun kansen hebben zien dalen.

Sociaal-economische ongelijkheid is in het afgelopen decennium een belangrijk thema geworden, en de relatie tussen maatschappelijke ongelijkheid en factoren uit het verleden maakt momenteel veel los. De in de Verenigde Staten opgekomen Black-Lives-Matter-beweging heeft wereldwijd geleid tot een grotere aandacht voor verschillen in kansen tussen etnische groeperingen, ook in Nederland. Ons koloniale verleden, de doorwerking daarvan naar het heden en de toestroom van nieuwe migranten zijn, in het maatschappelijke debat over ongelijkheid in Nederland, belangrijk. Dit wordt nog versterkt door de toestroom van vluchtelingen. In de Burgerperspectieven van het SCP staat immigratie dan ook hoog op de agenda (SCP, 2019). De relatie tussen sociaal-economische ongelijkheid en kansenongelijkheid in het onderwijs staat eveneens hoog op de politieke agenda, en is vooral onder de aandacht gebracht door de publicaties van de Inspectie van het Onderwijs over de toename van kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Ongelijke kansen tussen kinderen met een verschillende sociaal-economische of etnische achtergrond is niet alleen belangrijk vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid, maar ook vanuit dat van het benutten van talent. Zeker wanneer blijkt dat deze ongelijkheid toeneemt is dit zorgelijk, omdat onderwijs juist vaak wordt gezien als een mogelijkheid om ongelijkheid te verminderen. Ten slotte zijn er door de coronapandemie reeds bestaande verschillen in de Nederlandse samenleving onder een vergrootglas terechtgekomen, en zijn de verschillen in sommige gevallen zelfs verder vergroot. Dit leidt tot onvrede over de sociaal-economische ongelijkheid die zich onder meer uit in protesten en de polarisatie van het maatschappelijke en politieke debat.

Preadviezen 2021

Dit artikel maakt onderdeel uit van de Preadviezen 2021 van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. De redactie is gedaan door Anne Gielen, Dinand Webbink en Bas ter Weel. Op 29 november worden de Preadviezen gepresenteerd bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag, aanmelden kan via de website van de KVS.

Deze bundel met preadviezen belicht de sociaal-economische ongelijkheid zowel binnen als tussen de generaties. Op basis van grote microbestanden en literatuurstudie wordt de ongelijkheid in Nederland in beeld gebracht en geduid. Het debat wordt vaak op hoge toon en aan de hand van enkele voorbeelden gevoerd, wat maatschappelijk en politiek gezien misschien logisch is, maar voor beleidsmakers weinig behulpzaam. De eerste stap die in deze bundel wordt gezet, is om de omvang van de verschillende vormen van ongelijkheid, zoals die in Nederland bestaan te meten en in kaart te brengen. Om de omvang te bepalen is het belangrijk om oorzaak en gevolg helder in beeld te hebben. Door gebruik te maken van gedetailleerde data en valide technieken gaan de bijdragen in deze bundel hier zorgvuldig mee om. Met deze feiten in de hand wordt het duidelijk waar er mogelijk een beleidsinspanning gewenst is, en waar dit waarschijnlijk minder effectief zal zijn. Deze preadviezen geven ook een beeld van recent onderzoek geïnspireerd op actuele zaken zoals de coronapandemie, en vertalen hierbij de bevindingen richting beleid. Met trots presenteren wij dan ook onze preadviseurs: het zijn allemaal economen of sociale wetenschappers werkzaam aan universiteiten, in het beleid of in de onderzoekswereld daar tussenin. De analyses die zij hebben uitgevoerd, kunnen een belangrijke input vormen voor sociaal-economisch beleid.

We hebben de preadviezen in deze bundel geordend aan de hand van drie thema’s die belangrijk zijn in het debat: ongelijkheid langs etnische lijnen (immigratie), binnen het onderwijs en als gevolg van de coronapandemie. De eerste set preadviezen betreft immigratie. Deze preadviezen gaan in op verschillen in sociaal-economische uitkomsten tussen Nederlanders en immigranten, en hoe deze verschillen zich ontwikkelen over de tijd. Het bijzondere is dat de analyses gebruikmaken van administratieve gegevens van het CBS, waarmee er een compleet beeld gegeven kan worden van de economische integratie van migranten over meerdere generaties. De tweede set preadviezen richt zich op onderwijs, en behandelt ongelijke kansen bij leerlingen met een verschillende sociaal-economische of etnische achtergrond in het onderwijs tijdens recente jaren. Ook deze preadviezen zijn gebaseerd op analyses van grote micro-datasets. De derde set van preadviezen richt zich op de pandemie, en op de tijdelijke of blijvende gevolgen aangaande ongelijkheid op verschillende terreinen.

Immigratie

Immigratie is een beleidsthema waarover felle en emotionele discussies gevoerd zijn en nog steeds gevoerd worden. Het debat over integratie is ook direct verweven met de vragen omtrent ongelijkheid. Hoe groot zijn de economische verschillen tussen migranten en Nederlanders, en zijn deze verschillen blijvend of nemen ze af over de tijd en over de generaties? Feiten en empirische analyses kunnen helpen om het maatschappelijk debat te verhelderen door te laten zien wat er is gebeurd met de verschillende groepen migranten die in Nederland na de Tweede Wereldoorlog zijn aangekomen, en door hieruit lessen te trekken. Dat biedt ook de mogelijkheid om de Nederlandse ervaringen te vergelijken met die van migranten in het buitenland, met name in de Verenigde Staten, waar er veel empirisch onderzoek is gedaan. Recent onderzoek kijkt ook daar naar de economische integratie over diverse generaties, en laat zien dat de beroemde Amerikaanse ‘melting pot’ in feite veel minder ‘hot’ is dan vaak wordt aangenomen. Hoewel het verschil tussen etnische groeperingen van generatie op generatie kleiner wordt (Abramitzky et al., 2021), verloopt dit proces toch langzaam (Ward, 2020).

Deze preadviezen bevatten drie bijdragen over immigratie en ongelijkheid in Nederland. In het eerste preadvies analyseren Roel van Elk, Egbert Jongen, Patrick Koot en Alice Zulkarnain, allen werkzaam bij het Centraal Planbureau (CPB), de zogenoemde intergenerationele mobiliteit van de vier grootste groepen personen met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland: Surinamers, Antillianen, Turken en Marokkanen. Zij vergelijken de sociale mobiliteit van deze vier groepen immigranten met die van Nederlanders. Daarvoor wordt er gekeken naar de positie in de inkomensverdeling, en wordt deze afgezet tegen de positie die door kinderen wordt bereikt in de inkomensverdeling van hun ouders. Bijvoorbeeld, van de ouders in het 25e percentiel van de inkomensverdeling wordt er gekeken welk inkomenspercentiel er gemiddeld wordt bereikt door enerzijds Nederlandse kinderen, en anderzijds de kinderen van immigranten. Daarmee kan er worden vastgesteld in hoeverre verschillen in inkomen tussen Nederlanders en immigranten kleiner worden over de generaties. De twee andere preadviezen behandelen ook de economische integratie van immigranten, maar zijn direct gerelateerd aan bijzondere perioden in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Het preadvies van Anne Gielen en Dinand Webbink, beiden werkzaam bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam, onderzoekt de economische integratie van migranten vanuit Suriname die vlak voor de Surinaamse onafhankelijkheid in november 1975 in Nederland aankwamen. Na de onverwachte aankondiging van de onafhankelijkheid door de Surinaamse minister-president Henck Arron, in februari 1974, ontstond er een massale migratie van Surinamers waarbij bijna een op de drie Surinamers besloot om naar Nederland te vertrekken. De economische integratie van drie generaties Surinamers wordt in dit preadvies onderzocht. Daarbij wordt er ook een vergelijking gemaakt tussen de ervaringen van de ‘onafhankelijksheidsmigranten’ en de ervaringen van vrijwillige migranten die in eerdere jaren vanuit Suriname arriveerden. Cécile Magnée (CPB) en Bas ter Weel (SEO Economisch Onderzoek en Universiteit van Amsterdam) onderzoeken de economische integratie van Molukse migranten over drie generaties. In de periode maart–juni 1951 kwamen er ongeveer 12.500 jonge Molukse militairen en hun gezinsleden met twaalf boten naar Nederland, waarbij het aanvankelijk de bedoeling was dat de gezinnen na verloop van tijd zouden terugkeren naar Ambon, waar in 1950 de Republiek der Zuid-Molukken werd gesticht. In dit preadvies wordt er gekeken in hoeverre de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van de Molukse migranten erin slagen om economisch te integreren in Nederland.

Onderwijs en gezondheid

Onderwijs is een bepalende – en wellicht de meest bepalende – factor voor verschillen in inkomen. Ongelijke kansen in het onderwijs kunnen verschillen tussen groepen verder vergroten. De Onderwijsraad (2021) en de Inspectie van het Onderwijs (2016) hebben nadrukkelijk hun zorgen geuit over de ongelijke kansen in het Nederlandse onderwijs, en over de toename van verschillen tussen kinderen met uiteenlopende sociaal-economische achtergronden. Tegelijkertijd monden verschillen in onderwijs uit in verschillen in gezondheid, en zelfs ook in (gezonde) levensverwachting. Divergerende kansen in het onderwijs vertalen zich dus in verschillen qua kansen op een gezond leven, kosten van zorg en het latere inkomen (Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, 2021). In deze preadviezen besteden we daarom uitdrukkelijk aandacht aan onderwijs en gezondheid.

De bijdrage van Lex Borghans en Ron Diris, werkzaam aan de Universiteit Maastricht en de Universiteit Leiden, analyseert de ongelijkheid in het Nederlands onderwijs sinds 2010. Zij documenteren de verschillen tussen kinderen met een lage versus een hoge sociaal-economische achtergrond bij de eindtoets van het primair onderwijs en bij het schooladvies. Zij kijken niet alleen naar de veranderingen in de afgelopen tien jaar, maar ook berekenen ze het verschil tussen de beide leerlingengroepen in termen van onderwijstijd. Anders gezegd, hoeveel extra tijd zou een kind met een lage sociaal-economische achtergrond gemiddeld in het onderwijs moeten doorbrengen om dezelfde uitkomsten te hebben als een kind met een hoge sociaal-economische achtergrond. Daarmee verschaffen zij concrete handvatten voor beleid. Het preadvies van Trudie Schils, werkzaam aan de Universiteit Maastricht, gaat verder in op de invloed van de sociaal-economische achtergrond van leerlingen, en bestudeert de impact ervan op hun prestaties in het voortgezet onderwijs en op de doorstroom naar het hoger onderwijs. Hierbij wordt bovendien aandacht besteed aan de rol van de verwachtingen van ouders en de rol van de sociale relaties met klasgenoten. Paul Verstraten, Derk Visser en Maria Zumbuehl, allen werkzaam bij het CPB, beginnen hun preadvies met een analyse van de ontwikkeling van kinderen met een verschillende sociaal-economische of migratieachtergrond gedurende het primair en voortgezet onderwijs. Anders gezegd, ze bekijken in hoeverre verschillen tussen leerlingen met een uiteenlopende achtergrond gedurende hun onderwijsloopbaan groter of kleiner worden. Daarbij gaat dit preadvies ook in op de mogelijke gevolgen van de coronacrisis voor de doorstroom binnen het voortgezet onderwijs, en schetst het een beeld van de mogelijkheden van het beleid om verschillen te verkleinen. Het preadvies van Bart Golsteyn en Annelore Verhage, beiden werkzaam aan de Universiteit Maastricht, analyseert de impact van een interventie gericht op het stimuleren van bewegen op de ongelijkheid in onderwijsresultaten. Dit preadvies bespreekt belangrijke aandachtspunten die moeten worden meegenomen indien beleid in de vorm van beweegstimulering wordt ingezet als middel om schoolresultaten te kunnen verbeteren. Het preadvies van Jim Been (Universiteit Leiden), Anne Gielen (Erasmus Universiteit Rotterdam), Marike Knoef (Universiteit Leiden) en Gloria Moroni (Erasmus Universiteit Rotterdam) richt zich op de intergenerationele aspecten van het beleid voor onderwijsuitkomsten. Zij analyseren de doorwerking van het beleid gericht op de activering van ouderen op de arbeidsmarkt naar de schoolresultaten van de kleinkinderen, en bespreken het belang van het meewegen van intergenerationele spillover-effecten bij beleidshervorming in het streven naar meer kansengelijkheid voor iedereen in de samenleving.

Tot slot laat het preadvies van Jochen Mierau zien dat de sociaal-economische achtergrond ook van invloed kan zijn op gezondheid, en daarmee van belang is voor het debat over ongelijkheid. Een belangrijk aandachtspunt is dat sociaal-economische ongelijkheid zich vertaalt in gezondheidsverschillen, zowel binnen als tussen de verschillende groepen. Het bestaan van deze verschillen ligt maatschappelijk gevoelig, en het terugdringen van deze gezondheidsverschillen heeft daarom hoge prioriteit bij beleidsmakers. Er wordt vaak bekeken in hoeverre verschillen tussen groepen kunnen worden teruggedrongen, wat een forse investering zou vergen, en ook vraagt om substantiële veranderingen in gedrag. Op de kortere termijn is het wellicht effectiever om binnen groepen met hetzelfde inkomen te bezien wat de oorzaak is van de gezondheidsverschillen en daarop een beleidsinspanning te doen.

De invloed van corona op ongelijkheid

Sinds maart 2020 is de wereld in de ban van de coronapandemie. De Nederlandse arbeidsmarkt en het onderwijs zijn gedwongen tot ongekende veranderingen. Hoewel de economische klap voor velen relatief beperkt is gebleven, dankzij de ruimhartige en integrale steunmaatregelen van de regering, hebben sommige kwetsbare groepen (bijvoorbeeld jongeren op de arbeidsmarkt, jonge kinderen met een lage sociaal-economische status) toch behoorlijke klappen moeten incasseren, met mogelijk ongelijke gevolgen en toenemende maatschappelijke spanningen, ondanks het door de overheid nieuw ingezette beleid (SCP, 2021). Daarmee legt corona het vergrootglas op de sociaal-economische ongelijkheid in Nederland, en laat het zien waar de ongelijkheid het meeste wringt. Tegelijkertijd biedt het een beeld van welke problemen het meest urgent zijn.

De overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt is voor schoolverlaters altijd een spannende transitie, maar het recente cohort had de pech om deze overgang te moeten maken tijdens de pandemie. Het preadvies van Henri Bussink, Bas ter Weel en Jelle Zwetsloot, allen werkzaam bij SEO Economisch Onderzoek, analyseert hoe het deze schoolverlaters is vergaan en vergelijkt hen met eerdere cohorten. Ondanks dat de dip in werkgelegenheid op macro-economisch niveau alweer achter de rug lijkt te zijn, is de indruk dat kwetsbare groepen jongeren minder vaak een baan hebben gevonden. Langdurige monitoring van hun situatie en hun succes op de arbeidsmarkt is van belang om de negatieve arbeidsmarkteffecten van de pandemie te meten, en ze waar mogelijk te verminderen. De pandemie en de lockdown hadden directe consequenties voor de situatie thuis, bijvoorbeeld als gevolg van het thuiswerken en de sluitingen van scholen, hetgeen vragen oproept over de verdeling van taken tussen mannen en vrouwen in de nieuwe situatie – en ook in hoeverre de veranderingen na de lockdown blijvend zijn. Het preadvies van Chantal Remery (Universiteit Utrecht), Stéfanie André (Radboud Universiteit), Janna Besamusca (Universiteit Utrecht), Bryn Hummel (Amsterdam UMC), Mara Yerkes (Universiteit Utrecht) en Roos van der Zwan (NIDI) analyseert deze vraag door te kijken naar de verdeling van huishoudelijke en zorgtaken binnen de Nederlandse huishoudens voor en tijdens de coronapandemie.

De coronapandemie heeft ook een directe impact op het aantal uren dat er wordt gewerkt (zowel thuis als op het werk) en wat betreft het inkomen. Twee preadviezen onderzoeken deze veranderingen. Het preadvies van Bettina Siflinger (Tilburg University), Hans-Martin von Gaudecker, Radost Holler, Lena Janys en Christian Zimpelmann (allen Universität Bonn) onderzoekt de dynamiek in het aantal gewerkte uren en het inkomen in het eerste jaar van de pandemie. Tevens analyseren zij de impact van het gevoerde beleid. Het preadvies van Sandra Phlippen, Nora Neuteboom, Jeannine van Reeken, Philip Bokeloh, Jan Paul van de Kerke en Piet Rietman – allen werkzaam bij ABN-Amro – behandelt de gevolgen van corona voor het inkomen en de wijze waarop er een terugval in het inkomen is opgevangen door Nederlandse werkenden. Ook in deze bijdragen ontstaat het beeld dat veel Nederlanders de pandemie qua inkomen goed hebben kunnen absorberen, maar dat de reeds kwetsbare groepen een economisch zware periode ondergaan.

Tot slot

Anderhalf jaar na de uitbraak van de coronapandemie blijkt de ongelijkheid in de Nederlandse samenleving een belangrijker thema dan ooit tevoren te zijn in het maatschappelijk en politieke debat. De crisis raakt de samenleving en alle individuen daarbinnen op het gebied van gezondheid, de blik op de toekomst en het economisch welzijn. Hoewel er gepoogd is om middels de verschillende steunpakketten de schade van deze crisis voor veel mensen te beperken, kon niet worden voorkomen dat sommige groepen harder zijn geraakt door de pandemie dan andere, met een toenemende ongelijkheid en maatschappelijke spanningen als gevolg. Daarbij is het tevens belangrijk om op te merken dat veel effecten van de crisis, en ook van het beleid, pas op langere termijn zichtbaar zijn.

Deze bundel met preadviezen biedt verschillende handvatten om de mogelijke spanningen die er ontstaan als gevolg van de (toenemende) ongelijkheid het hoofd te bieden. De bijdragen laten zien dat beleid gericht op vermindering van sociaal-economische ongelijkheid een zaak van de lange adem is. Sociaal-economische verschillen tussen etnische groepen nemen slechts langzaam af, en zijn over meerdere generaties nog zichtbaar. Verbetering van onderwijsuitkomsten is van groot belang voor vermindering van de sociaal-economische verschillen. Ook hier is het resultaat van verbeteringen in het onderwijs echter pas zichtbaar als jongeren het onderwijs verlaten en de arbeidsmarkt betreden. Dit neemt niet weg dat het onderwijs een cruciale rol heeft om sociaal-economische ongelijkheden te verminderen. Hetzelfde geldt voor vroegtijdige verschillen in de gezondheid die kansen op een gezond leven in de weg kunnen staan. Hier liggen vooral de beleidsuitdagingen. Bij de start van het leven, gedurende de periode in het onderwijs, en ten tijde van (economische) schokken of ander onheil, moet ervoor gezorgd worden dat ieder kind zijn of haar talent ten volle kan blijven ontplooien. De sociaal-economische achtergrond van de leerling is op dit moment deels bepalend of dat ook zo is, maar zou daar in de welvarende Nederlandse samenleving geen rol mogen spelen. De beleidsuitdaging bestaat eruit om de vroege zorg, het onderwijs en de mate waarin individuen en de maatschappij als geheel schokken kunnen opvangen, zodanig te faciliteren en organiseren dat dit ideaalbeeld gerealiseerd kan worden. Daarbij vormen de achterstanden als gevolg van de coronapandemie de eerste belangrijke uitdaging. Zonder stevige beleidsinspanningen kunnen deze verschillen op de korte termijn leiden tot onoplosbare verschillen op de lange termijn. Het voorkomen daarvan is economisch efficiënt. Repareren is duurder dan voorkomen, en het is maatschappelijk urgent om de sociaal-economische ongelijkheid niet verder te laten oplopen.

Wij wensen u veel leesplezier!

Literatuur

Abramitzky, R., L. Boustan, E. Jacome en S. Perez (2021) Intergenerational mobility of immigrants in the United States over two centuries. The American Economic Review, 111(2), 580–608.

Inspectie van het Onderwijs (2016) De Staat van het Onderwijs. Onderwijsverslag 2014/2015. Te vinden op www.onderwijsinspectie.nl.

Onderwijsraad (2021) Later selecteren, beter differentiëren. Onderwijsraad.

Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (2021) Een eerlijke kans op gezond leven. Advies Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, 2021-04.

SCP (2019) Burgerperspectieven 2019/4. Sociaal en Cultureel Planbureau.

SCP (2021) Een jaar met corona: ontwikkelingen in de maatschappelijke gevolgen van corona. SCP-publicatie, 2021-13.

Ward, Z. (2020) The not-so-hot melting pot: the persistence of outcomes for descendants of the age of mass migration. The American Economic Journal: Applied Economics, 12(4), 73–102.

Auteurs

Categorieën