Ga direct naar de content

Een stem op de eerste vrouw helpt niet

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 22 2019

Voor zijn scriptie informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam (een combinatie tussen bedrijfseconomie en informatica) onderzocht Michaël Amir afgelopen jaar met behulp van speltheorie wat strategisch stemmen op kandidaten bij verkiezingen oplevert. Voor de verkiezingen bracht hij zijn kennis in de praktijk voor stemopeenvrouw.com.

Michaël Amir

Hoe slecht is het eigenlijk gesteld met het aantal vrouwen in de kamer?

“Het aantal mannen en vrouwen is ongeveer fifty-fifty in de bevolking, maar tweederde-eenderde in de Tweede Kamer. Niet alleen het aantal vrouwen is een probleem: het gemiddelde Kamerlid is een blanke hoogopgeleide man tussen de dertig en de vijftig jaar oud uit de Randstad. Onze volksvertegenwoordiging kent te weinig mensen met een migratieachtergrond, te weinig ouderen en te weinig mensen uit de provincie.”

Waarom is het geringe aantal vrouwen een probleem?

“Blijkbaar vinden we geslacht erg belangrijk als het om politieke ­vertegenwoordiging gaat. Het staat, in tegenstelling tot migratie­achtergrond en leeftijd, zelfs op het stembiljet. Ik denk dat het hierbij niet zozeer gaat over vrouwspecifieke rechten als abortus en anti­conceptie, als wel om betrokkenheid en herkenbaarheid van de ­politiek onder vrouwen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat het vertrouwen en betrokkenheid onder vrouwen groter is als er ook meer vrouwen in de politiek zitten.”

Dit lijkt me een aandachtspunt voor politieke partijen bij de lijst­samenstelling, niet iets voor in het stemhokje.

“Dat is ook zo, maar we hebben in Nederland ook een voorkeursdrempel en die kun je gebruiken. Je kunt met een aantal mensen afspreken om op iemand laag op de kieslijst te stemmen. Kandidaat-Kamerleden die meer dan een kwart van het aantal stemmen halen dat nodig is voor een hele zetel – meer dan de voorkeursdrempel dus – komen op de kieslijst terecht ­boven hun collega’s die niet de voorkeursdrempel hebben gehaald.”

Stemgedrag coördineren dus?

“Ja, dat is wel verstandig. Het is in ­ieder ­geval verstandiger dan stemmen op de ­eerste vrouw op de lijst. Die eerste vrouw was ­namelijk toch wel in de Kamer ­gekomen.

Tijdens mijn scriptie heb ik gekeken naar strategieën om met voorkeurstemmen de samenstelling van de Kamer te beïnvloeden. Als alle vrouwen bijvoorbeeld op zich nemen om op een willekeurige vrouw bij de partij van hun voorkeur te stemmen, ­zouden er 113 in plaats van de huidige 54 vrouwen gekozen zijn.

Mannen kunnen daar natuurlijk weer wat aan doen. Als zij ook strategisch gaan stemmen, worden er ook mannen met voorkeurstemmen gekozen. Dan vormt de samenstelling van de Tweede Kamer een evenredige vertegenwoordiging van het electoraat. Dit blijkt ook het Nash-evenwicht te zijn. In het Nash-evenwicht is geen betere strategie denkbaar, omdat de andere groep zijn strategie aan kan passen aan jouw strategie.”

Deze mate van coördinatie lijkt me luchtfietserij.

“Een paar procent van het electoraat dat gecoördineerd op een vrouw laag op de lijst stemt kan al een verschil maken. Voor stemopeenvrouw.com is hiervoor een heel simpele webapplicatie gebouwd, waarbij je je voor 15 maart kon aanmelden met de partij waar je op wilde stemmen. Op de verkiezingsochtend kreeg je een berichtje met de naam van degene van die partij op wie je dan zou moeten stemmen om meer vrouwen in de Kamer te krijgen.”

Heeft het gewerkt?

“Bewijs van een causaal verband ontbreekt natuurlijk – Nederland kent immers stemgeheim. Maar vooral voor GroenLinks lijkt het ­uitgemaakt te hebben. Mensen die mij op dit initiatief aanspraken, bleken steevast op die partij te willen stemmen en Isabelle Diks en Lisa Westerveld zijn met voorkeurstemmen in de Kamer gekomen. Dat was nooit gebeurd als die GroenLinks-stemmers op de eerste vrouw op de lijst hadden gestemd.”

Auteur