Ga direct naar de content

Welke politici stappen over naar het bedrijfsleven?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 15 2017
HH/Peter Hilz

Politici die overstappen naar het bedrijfsleven komen vaak ­negatief in het nieuws. Hierdoor ontstaat er een beeld van ‘draaideurpolitici’, zonder dat het duidelijk is of dit terecht is. Dit artikel legt uit wat voor soort Nederlandse ex-politici de afgelopen tien jaar een grote kans hadden om in het bedrijfsleven terecht te komen.

Begin 2016 besloot VVD-Kamerlid Bart de Liefde zijn carrière te vervolgen als lobbyist bij het vervoerbemiddelingsbedrijf Uber. Een saillant detail is dat hij als Kamerlid twee jaar eerder, als woordvoerder Mededinging, een pleidooi hield voor Uber. Het is niet de eerste keer dat een politicus een opmerkelijke overstap maakt naar de private sector. Het bekendste voorbeeld in Nederland is wel Camiel Eurlings die, kort na zijn vertrek als minister van Verkeer en Waterstaat, CEO werd van de KLM.  Het meest in het oog springende voorbeeld in 2016 op internationaal niveau was José Manuel Barroso. De voormalige voorzitter van de Europese ­Commissie vond een baan bij Goldman Sachs in Londen.

REDENEN OM OVER TE STAPPEN

Of overstappen van de politiek naar het bedrijfsleven maatschappelijk gewenst is, staat ter discussie. Zo is het ongewenst als een politicus gunsten verleent aan een bedrijf in de hoop daar later een lucratieve baan voor terug te krijgen. Daarentegen is het ook ongewenst als een ex-politicus niet de mogelijkheid heeft zijn kennis en ervaring daar in te zetten waar deze het best tot zijn recht komt.

Mattozzi en Merlo (2008) stellen dat er twee soorten politieke carrières zijn: er zijn mensen die primair politicus zijn – zij blijven tot  hun pensionering in de politiek actief – en er zijn mensen die een tijdje in de politiek actief zijn – zij maken na enige tijd weer de overstap naar de private sector. Volgens de auteurs kiezen de meest bekwame politici ervoor om signalen over hun vaardigheden af te geven aan de arbeidsmarkt, terwijl de minst bekwame politici – door hun slechte prestaties – gedwongen worden om de politieke sector te verlaten. Hierdoor komen zowel de beste als de slechtste politici terecht in de private sector, terwijl de middenmoter in de politieke sector achterblijft.

De tweede reden die een rol kan spelen is de politieke ideologie. De gedachte daarbij is dat rechts-denkende ­Kamerleden er vaker op uit zijn om hun politieke carrière te gelde te maken. Dat het innemen van rechtse standpunten vaak gepaard gaat met meer focus op eigenbelang is bevestigd door bijvoorbeeld Powdthavee en Oswald (2014).

DATASET EN SCHATTING

De Nederlandse ex-politici in dit onderzoek zijn allen Tweede Kamerleden en naar het kabinet doorgeschoven ministers en staatssecretarissen die, tussen 2006 en medio 2016, de Kamer of hun post verlieten of niet meer terugkwamen op de kieslijst van hun partij. De ex-politici zijn in drie groepen ingedeeld, al naar gelang de plek waar ze medio 2016 werkzaam waren: in de private sector (bijvoorbeeld lobbyist, ondernemer of consultant), in de lokale politieke sector (bijvoorbeeld gemeenteraadslid, burgermeester of wethouder) of overige (bijvoorbeeld ngo-medewerker, leraar, gepensioneerde). Als een ex-politicus meerdere banen heeft, waaronder een in de private sector, telt hij in deze analyse als zijnde werkzaam in de private sector. Zo werkt voormalig minister-president Jan Peter Balkenende als hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en als adviseur bij Ernst & Young, dus wordt hij bij de private sector ingedeeld. In dit onderzoek is hij ingedeeld bij private sector. De informatie ten behoeve van dit onderzoek is verkregen via de website van het Parlementaire Documentatie Centrum, de LinkedIn-site van de ex-politici en via verschillende nieuwsbronnen.

Als verklarende variabelen zijn meegenomen: de lijstpositie (1 voor de lijsttrekker, 2 voor de nummer twee, etc.) de (partij-)ideologie op het links-rechts-spectrum van Kieskompas (tussen –6,5 voor een SP’er en 7 voor een VVD’er) en of een ex-politicus een baanverleden in de private sector heeft. Ook is in alle regressies gecontroleerd voor leeftijd, leeftijd kwadraat, geslacht, politieke ervaring en het opleidingsniveau. Er is geschat met een probit-model.

De dataset telt in totaal 150 vertrekkende politici in die periode. Medio 2016 waren er 48 van hen werkzaam in de private sector, 61 in de politieke sector, en 41 overigen.

LIJST-EFFECT

De positie op de partijlijst blijkt een significante rol te ­spelen, zoals voorspeld door Mattozzi en Merlo (2008). Het kwadratische verband in tabel 1 geeft aan dat vooral politici hoog of laag op de lijst een grote kans hebben om hun loopbaan in de private sector te vervolgen na het verlaten van de landelijke politiek. Het minimum ligt rond lijstpositie 24 – deze politici hebben de kleinste kans om in het bedrijfsleven aan de slag te gaan.

Het verschil is substantieel: een vertrekkende lijsttrekker heeft, ceteris paribus, 14,7 procentpunt meer kans om in de private sector terecht te komen dan een politicus op ­positie 10. Een middenmoter op positie 20 heeft juist een 11,1 procentpunt kleinere kans op een baan in het bedrijfsleven dan een politicus op lijstpositie 40. Deze resultaten houden stand als er gekeken wordt naar de ratio lijstpositie–partijgrootte in plaats van naar lijstpositie alleen, en als er gecontroleerd wordt voor een verleden in de private sector.

IDEOLOGIE-EFFECT

Figuur 1 suggereert dat de partij-ideologie een significante rol speelt bij de kans dat politici naar de private sector gaan. Dit verband verdwijnt echter zodra een verleden in de private sector als verklarende variabele wordt toegevoegd, zie tabel 2. Het is dus niet vanwege hun standpunten dat rechtse politici vaker in de private sector terechtkomen, maar door het feit dat ze, voorafgaand aan hun politieke carrière, al vaker een baan in die sector hadden en daarin dus ervaring en connecties hebben.

IMPLICATIES EN CONCLUSIES

Of overstappen van politiek naar bedrijfsleven maatschappelijk gewenst is, staat ter discussie. Er is in ieder geval veel ophef over. De cijfers leren dat het vooral de politici zijn die óf hoog, óf laag op de lijst staan die naar het bedrijfsleven gaan. Dit resultaat is in overeenstemming met de gedachte dat bekwame politici hun politieke carrière gebruiken om hun vaardigheden te tonen aan de private sector, terwijl onbekwame politici zich genoodzaakt zien om een carrière-overstap te maken. De realiteit is dan dat vooral de middenmoter overblijft in de politieke sector. Rechtse Kamerleden vinden weliswaar ook vaker een baan in de private sector, maar dit verband komt voort uit hun baanverleden, waardoor er van een significante relatie geen sprake is. Ten slotte blijkt dat Kamerleden met een verleden in de private sector er ook eerder naar terugkeren.

LITERATUUR

Mattozzi, M. en A. Merlo (2008) Political careers or career politicians? Journal of Public ­Economics, 92(3–4), 597–608.

Powdthavee, N. en A. Oswald (2014) Does money make people right-wing and inegalitarian? A longitudinal study of lottery winners. IZA Discussion Paper, 7934.

Auteur

Categorieën